ONTWERP BESTEMMINGSPLAN
DWL-de ESCH
Opgesteld door dS+V Ruimtelijke Ordening, bureau Bestemmingsplannen Galvanistraat 15 Postbus 6699 3002 AR ROTTERDAM
juni 2010
Vastgesteld d.d.
Onherroepelijk d.d.
Inhoudsopgave
Toelichting
5
Hoofdstuk 1 Inleiding
5
1.1 Aanleiding
5
1.2 Ligging en begrenzing
6
1.3 Vigerend bestemmingsplan
7
Hoofdstuk 2 Beleid
8
2.1 Rijksbeleid
8
2.2 Provinciaal en regionaal beleid
10
2.3 Gemeentelijk beleid
12
2.4 Beleid deelgemeente Kralingen-Crooswijk
17
Hoofdstuk 3 Beschrijving plangebied en ruimtelijke analyse
19
3.1 Archeologie
19
3.2 Cultuurhistorie
21
3.3 Monumenten
22
3.4 Ruimtelijke structuur
24
3.5 Infrastructuur
26
3.6 Groen en water
27
3.7 Wonen
29
3.8 Werken
29
3.9 Voorzieningen
30
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
31
4.1 Inleiding
31
4.2 Ontwikkelingen plangebied
31
4.3 Mogelijk toekomstige ontwikkelingen
34
4.4 Juridische planbeschrijving
35
Hoofdstuk 5 Water
37
5.1 Beleidskader
37
5.2 Samenwerking met de waterbeheerder
38
5.3 Huidige watersysteem
39
5.4 De wateropgave
41
Hoofdstuk 6 Milieu
43
6.1 Beleid
43
6.2 Milieueffectrapportage
43
6.3 Milieuzonering
44
6.4 Geluid
45
6.5 Luchtkwaliteit
49
2
6.6 Bodem
49
6.7 Externe veiligheid
51
6.8 Flora en Fauna
52
6.9 Duurzaamheid en energie
55
Hoofdstuk 7 Sociale veiligheid en leefbaarheid
57
Hoofdstuk 8 Handhaving
58
Hoofdstuk 9 Financiële uitvoerbaarheid
59
9.1 Realisatie helikopterplatform aan Schaardijk
59
9.2 Ontwikkeling woningbouwlocatie op vrijkomende sportvelden Leonidas
59
9.3 Nieuwbouw kantoor voor Military SDDC
59
9.4 Kantoor en logiesgebouw Van Ghentkazerne
59
9.5 Maatschappelijke voorziening Plantagelaan
59
9.6 Faciliteren programmagroei in wijkwinkelcentrum
59
Hoofdstuk 10 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
60
10.1 Vooroverleg
60
10.2 Inspraak
71
10.3 Overige inspraakreacties
75
10.4 Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond
77
Bijlagen
78
Bijlage 1 Verslag inspraakavond
79
Bijlage 2 Reactie Provinciale Planologische Commissie
87
Regels
88
Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS
89
Artikel 1 Begrippen
89
Artikel 2 wijze van meten
95
Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS
96
Artikel 3 Agrarisch met waarden - Agrarisch met landschapswaarden
96
Artikel 4 Bedrijf
97
Artikel 5 Bedrijf - Nutsbedrijf
98
Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening
99
Artikel 7 Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen
100
Artikel 8 Gemengd - 1
101
Artikel 9 Gemengd - 2
102
Artikel 10 Gemengd - 3
103
Artikel 11 Gemengd - 4
104
Artikel 12 Groen
105
Artikel 13 Maatschappelijk - 1
106
Artikel 14 Maatschappelijk - 2
107
Artikel 15 Maatschappelijk - Begraafplaats
108
Artikel 16 Maatschappelijk - Kazerne
109
3
Artikel 17 Natuur - Natuurgebied
110
Artikel 18 Recreatie - Volkstuin
111
Artikel 19 Sport - Sport- en speelterrein
112
Artikel 20 Sport - Zwembad
113
Artikel 21 Tuin - 1
114
Artikel 22 Tuin - 2
115
Artikel 23 Verkeer - Verblijfsgebied
116
Artikel 24 Verkeer - Wegverkeer
117
Artikel 25 Water - 1
118
Artikel 26 Water - 2
119
Artikel 27 Wonen
120
Artikel 28 Wonen - Berging
121
Artikel 29 Wonen - Bijzonder woongebouw
122
Artikel 30 Woongebied
123
Artikel 31 Leiding - Riool
125
Artikel 32 Waarde - Archeologie - 1
127
Artikel 33 Waarde - Archeologie - 2
129
Artikel 34 Waarde - Archeologie - 3
131
Artikel 35 Waarde - Archeologie - 4
133
Artikel 36 Waarde - Archeologie - 5
135
Artikel 37 Waterstaat - Waterkering
137
Artikel 38 Waterstaat - Waterstaatkundige functie
138
Artikel 39 Veiligheidszone - lpg
139
Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS
140
Artikel 40 Antidubbeltelbepaling
140
Artikel 41 Algemene bouwregels
141
Artikel 42 Algemene ontheffingsregels
142
Artikel 43 Algemene procedureregels
143
Artikel 44 Overige regels
144
Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS
145
Artikel 45 Overgangsrecht
145
Artikel 46 Slotregel
146
Bijlagen Bijlage 1 Bedrijvenlijst -4.2 DWL-de Esch
147 148
4
Toelichting Hoofdstuk 1 1.1
Inleiding
Aanleiding
De gemeente Rotterdam heeft zich de opgave gesteld alle bestemmingsplannen voor het gehele grondgebied te actualiseren. De aanleiding hiervoor is gelegen in de inmiddels in werking getreden nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) die vereist dat bestemmingsplannen een maximale looptijd hebben van tien jaar en na die tijd dienen te worden herzien. Eén van de gebieden waarvoor het vigerend bestemmingsplan herzien dient te worden is het gebied Drinkwaterleiding De Esch (kortweg DWL-de Esch). Het bestemmingsplan uit 1985 is inmiddels dusdanig verouderd dat het niet meer als basis kan dienen voor beleidsontwikkelingen en voor het handhaven van het beoogde gebruik van de betreffende locatie. Sinds 1985 is op het gebied van de ruimtelijke ordening zoveel veranderd dat het bestemmingsplan ook juridisch min of meer verouderd is. Het accent in het nieuwe bestemmingsplan ligt daarbij op een heldere beheersregeling voor het gebied. Hierbij wordt uitgegaan van een planologisch - juridisch systeem dat in principe voor de gehele gemeente gaat gelden. Bovendien hebben grote delen van het plangebied in het oude bestemmingsplan een uit te werken bestemming. Met de onderhavige herziening wordt feitelijk alsnog voldaan aan de uitwerkingsplicht uit het oude bestemmingsplan door de bestaande situatie te bestemmen. In het nieuwe bestemmingsplan wordt ook een aantal nieuwe ontwikkelingen meegenomen. Deze ontwikkelingen zijn het helikopterplatform aan de Schaardijk, de woningbouwlocatie op het voormalig terrein van Leonidas, een kantoorgebouw voor het Surface Deployment and Distribution Command (SDDC), de nieuwbouw van een logiesgebouw op het terrein van de Van Ghentkazerne en de nieuwbouw van maatschappelijke doeleinden met woonfunctie aan de Plantagelaan. Voorts is de programmatische uitbreiding van het wijkcentrum en de aanpassingen op het sportcomplex aan het Toepad in het bestemmingsplan geregeld. In 2007 heeft een eerder ontwerp van dit bestemmingsplan ter inzage gelegen. Dat plan is echter eind 2008 vanwege onzekere ontwikkelingen stilgelegd. In de tussentijd is verder gestudeerd op enkele locaties. Het nieuwe ontwerp wijkt op meerdere punten sterk af van het eerdere ontwerp. Vanwege dat verschil en de verstreken tijd is besloten het aangepaste ontwerp ter inzage te leggen, zodat aan een ieder gelegenheid wordt gegeven hier een zienswijze op in te dienen.
5
1.2
Ligging en begrenzing
luchtfoto van een deel van het plangebied
Het plangebied ligt ten zuidoosten van de wijk Kralingen en heeft een oppervlakte van ruim 235 hectare. Het gebied wordt begrensd door de Abram van Rijckevorselweg aan de noordzijde, de rijksweg A16 (met de Van Brienenoordbrug) aan de oostzijde en de Nieuwe Maas aan de west- en zuidzijde.
6
1.3
Vigerend bestemmingsplan
Voor het onderhavige plangebied is één bestemmingsplan van kracht. Het geldende bestemmingsplan DWL / De Esch is op 18 april 1985 door de gemeenteraad vastgesteld, op 7 januari 1986 gedeeltelijk goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de Provincie Zuid-Holland en op 12 oktober 1987 onherroepelijk geworden. Het betreffende bestemmingsplan had tot doel om de geplande woningbouw met bijbehorende voorzieningen op het terrein van het voormalige drinkwaterleidingbedrijf mogelijk te maken. De betreffende gronden hebben daartoe in het nog vigerende bestemmingsplan uit te werken bestemmingen ("Woondoeleinden I t/m IV" en "Centrumvoorzieningen Woondoeleinden") gekregen. Tegelijkertijd is de verplaatsing van het drinkwaterleidingbedrijf geregeld. De resterende gronden zijn overeenkomstig de toenmalige functies bestemd.
7
Hoofdstuk 2 2.1
Beleid
Rijksbeleid
Algemeen Met de komst van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in 2008 zijn de juridische mogelijkheden van het rijk gewijzigd. Structuurvisies zullen voortaan de hoofdlijnen van het nationale ruimtelijk beleid aangeven. De nationale belangen die met dat beleid worden behartigd zullen door structuurvisies veilig gesteld moeten worden. Ter verwezenlijking daarvan heeft het rijk de beschikking over nieuwe juridische mogelijkheden. Het rijk kan een bestemmingsplan opstellen, een zogenaamd rijksinpassingsplan. Daarnaast zijn er instrumenten die uitvoering van het rijksbeleid kunnen verzekeren zoals de bevoegdheid tot het stellen van algemene regels in een algemene maatregel van bestuur (amvb) en het opleggen van aanwijzigingen. De rijksoverheid heeft naar aanleiding van de Wro het document 'realisatie nationaal ruimtelijk beleid' opgesteld, waarmee zij voldoet aan de verplichting inzichtelijk te maken hoe de rijksbelangen zullen worden gerealiseerd. De rijksoverheid werkt daarnaast aan het opstellen van de Amvb ruimte. 2.1.1
Nota Ruimte
(vastgesteld door de Eerste Kamer op 17 januari 2006) De Nota Ruimte omvat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland in de komende decennia. Hiermee is het ruimtelijke beleid tot 2020 vastgelegd met een doorkijk tot 2030. De Nota heeft een strategisch karakter en richt zich op de hoofdlijnen van het beleid. Het hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid kan worden samengevat als: ruimte scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Meer specifiek richt het kabinet zich hierbij op vier algemene doelen: versterken van de concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden, en borging van de veiligheid. Het kabinet heeft gekozen voor een dynamisch en op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid, met als uitgangspunt 'decentraal waar dat kan, centraal waar dit moet'. In de Nota Ruimte wordt duidelijk welke waarden overal ten minste gegarandeerd worden, "de basiskwaliteit" en voor welke ruimtelijke structuren het Rijk een grotere verantwoordelijkheid heeft: de nationale "Ruimtelijke Hoofdstructuur". In de Nota Ruimte geeft het rijk aan welke de daarbij te betrekken kwaliteiten zijn. Het kan daarbij gaan om gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Gebruikswaarde heeft betrekking op de mate waarin ruimte op een zodanige wijze voor verschillende functies kan worden benut, waardoor zij elkaar versterken. Belevingswaarde betreft vooral de leefomgeving en heeft betrekking op cultureel besef en diversiteit, de menselijke maat, de aanwezigheid van karakteristieke kenmerken en schoonheid. Bij toekomstwaarde gaat het om kenmerken als duurzaamheid, biodiversiteit, robuustheid, aanpasbaarheid en flexibiliteit in de tijd. Bij de Ruimtelijke Hoofdstructuur, waar het rijk een hogere ambitie heeft, gaat het op het gebied van economie, infrastructuur en verstedelijking vooral om de economische kerngebieden, mainports, brainports en greenports, nieuwe sleutelprojecten, hoofdverbindingsassen en de nationale stedelijke netwerken. Met betrekking tot water, natuur en landschap bestaat de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur uit de grote rivieren, het IJsselmeergebied, de Kust, de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden en natuurbeschermingsgebieden, de Ecologische Hoofdstructuur en robuuste ecologische verbindingen, werelderfgoedgebieden en nationale landschappen. Krachtige voorbeelden waarin de hogere ambitie van het rijk voor Rotterdam (deeluitmakend van de Ruimtelijke Hoofdstructuur) tot uitdrukking komt, zijn bijvoorbeeld de rijksinzet voor de Rotterdamse haven en Rotterdam Centraal. 2.1.2
Nota Mobiliteit
(vastgesteld door de Eerste Kamer op 14 februari 2006) De Nota Mobiliteit is het nationale verkeers- en vervoersplan op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer (1998) en is de opvolger van het Structuurschema Verkeer en Vervoer (SVV-2). De hoofdlijnen van het verkeers- en vervoersbeleid voor de komende vijftien jaar zijn in de Nota Mobiliteit vastgelegd.
8
De Nota Mobiliteit werkt het ruimtelijk beleid, zoals beschreven in de Nota Ruimte, verder uit. Uitgangspunt daarbij is dat mobiliteit een noodzakelijke voorwaarde is voor economische en sociale ontwikkeling. Een goed functionerend systeem voor personen- en goederenvervoer en een betrouwbare bereikbaarheid van deur tot deur, zijn essentieel om de internationale concurrentiepositie van Nederland te versterken. Het kabinet wil daarom de groei van mobiliteit, binnen de wettelijke kaders van onder meer veiligheid en leefomgeving, de bereikbaarheid verbeteren en geen beperkingen opleggen. De betrouwbaarheid, snelheid en veiligheid van een reis moeten toenemen. Deze kwaliteitssprong moet in ieder geval binnen de (inter)nationale wettelijke en beleidsmatige kaders van veiligheid en kwaliteit leefomgeving plaatsvinden. 2.1.3
Nota Belvedere
(vastgesteld door de Eerste Kamer in 1999) Het beleid in de Nota Belverdere (Ministeries van OCW, VROM, LNV, V&W) is gericht op het scheppen van goede voorwaarden om de cultuurhistorische identiteit meer van invloed te laten zijn op de inrichting van de ruimte en expliciet te betrekken bij ruimtelijke ontwikkelingen en planvormingsprocessen. Het doel is tweeledig, enerzijds verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en anderzijds behoud van het cultureel erfgoed. Dit wordt onder andere bereikt door het herkenbaar houden van de cultuurhistorische identiteit van zowel het stedelijk als het landelijk gebied, en het erkennen van deze kwaliteit als uitgangspunt voor verdere ontwikkelingen.Het centrale thema is 'behoud door ontwikkeling'. In de Nota zijn zogeheten Belvederegebieden aangewezen. Dit zijn in cultuurhistorisch opzicht de meest waardevolle gebieden van Nederland, waarbij wordt gestreefd om te komen tot een consistente inbreng vanuit het cultuurbeleid in het ruimtelijk beleid. Het Actieprogramma Ruimte en Cultuur, Architectuur- en Belvederebeleid 2005-2008 geeft een vervolg aan de Architectuurnota Ontwerpen aan Nederland en actualiseert het Belvederebeleid, dat doorloopt tot en met 2009. Er is in deze nota niet ingezet op nieuwe ambities en beleidsdoelen, maar doorgepakt op basis van de successen en lessen uit de afgelopen jaren. Het accent in de acties ligt op de uitvoering van beleid en de aansluiting bij concrete ruimtelijke opgaven. Het belangrijkste doel van het Actieprogramma Ruimte en Cultuur is de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van gebouwen, dorpen, steden en landschappen. De nota Cultuur van Ontwerpen is voor wat betreft het architectuurbeleid de opvolger van het Actieprogramma Ruimte en Cultuur, Architectuur- en Belvederebeleid 2005-2008. Aan het Belvederebeleid als zodanig wordt in de nota kort aandacht besteed. Nadere concretisering ten aanzien van de toekomst van het Belvederebeleid zal plaatsvinden mede op basis van een evaluatie die momenteel wordt uitgevoerd. 2.1.4
Programma Randstad Urgent
(vastgesteld in de Ministerraad van 25 juni 2007) Het programma Randstad Urgent bouwt voort op het beleid dat het vorige kabinet in de grote nota's heeft vastgelegd. In de Nota Ruimte is een nieuwe aanpak geïntroduceerd voor het ruimtelijke beleid in bepaalde gebieden. In de Randstad heeft die aanpak vorm gekregen in de programma's Noordvleugel, Zuidvleugel en Groene Hart. Het programma Randstad Urgent versterkt de aanpak van de drie ruimtelijke programma's in de Randstad door deze op te schalen tot één programma op het niveau van de Randstad. Uit een analyse van de ontwikkelingen volgen drie hoofdopgaven voor de lange termijn. De drie hoofdopgaven staan centraal in de visie Randstad 2040 en het programma Randstad Urgent. De aanpak die in deze kabinetsperiode wordt gevolgd, sluit op die manier aan bij het wensbeeld voor de lange termijn. 1. Klimaatbestendige delta (veiligheid) De basisrandvoorwaarde voor de toekomstige ontwikkeling van de Randstad is een klimaatbestendige delta. Dat betekent adequate bescherming tegen overstromingen vanuit zee en de rivieren. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten bovendien klimaatbestendig worden vormgegeven.
9
2. Bereikbaarheid en economische dynamiek Op termijn zijn op internationaal, Randstedelijk en metname stadsregionaal niveau structurele verbeteringen nodig om de groei in mobiliteit van zowel personen als goederen op te kunnen vangen. Ruimtelijke voorwaarden voor een gezonde economie bestaan onder meer uit het ontwikkelen van aantrekkelijke woon- en werkmilieus (voor kenniswerkers, maatschappelijke organisaties), internationale toplocaties en het versterken van het logistieke netwerk (clustervorming rond zeehavens, Schiphol en greenports). 3. Kwaliteit van leven door een aantrekkelijk woon-, werk- en leefklimaat Centrale elementen daarin zijn voldoende woningen, diversiteit van woningen, een aantrekkelijke en veilige leefomgeving, bereikbare werklocaties, toegankelijke groene gebieden nabij de steden, schone lucht en schoon water. Het kabinet geeft in aansluiting op de drie hoofdopgaven zeven onderwerpen aan die een beeld geven van de langetermijnagenda en de daarbij spelende dilemma's. Deze zeven onderwerpen en de daarover te maken keuzen, markeren het speelveld voor de lange termijn en sluiten aan op de langetermijnopgaven. In de startnotitie is verwoord welke dilemma's er zijn, en ook aan welke aanpak het kabinet denkt om daarmee om te gaan. Het gaat om: 1. Klimaatbestendigheid van de laaggelegen delta, 2. Ruimtelijke investeringsstrategie, 3. Groenblauwe structuur als raamwerk voor verstedelijking, 4. Verstedelijkingsstrategie, 5. Bereikbaarheid in relatie met ruimtelijke ontwikkeling, 6. Ruimtelijk-economische typering en structuur, 7. Toekomst van Schiphol 2.1.5
Randstad 2040
(vastgesteld in de Ministerraad van 5 september 2008) Met de start van het Programma Randstad Urgent in 2007 heeft het kabinet de toekomst van de Randstad al op de agenda gezet. Met deze integrale langetermijnvisie op de Randstad kijkt het kabinet vooruit naar 2040 en presenteert het een vervolgaanpak om lange en korte termijn met elkaar te verbinden. Deze integrale langetermijnvisie is een structuurvisie in het licht van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), inclusief de daarbij horende realisatieparagraaf, en is gericht op de periode tot 2040. Het is een rijksvisie die in samenwerking met de regio is opgesteld. Met deze visie geeft het kabinet in hoofdlijnen richting aan de ruimtelijke ontwikkeling van de Randstad. De focus in deze visie ligt op de opgaven met een rijksrol. Het kabinet wil daarmee zichzelf binden en gelijktijdig ook anderen verleiden en committeren om aan de visie uitvoering te geven. De kabinetskeuzen in deze structuurvisie zijn een aanvulling op de Nota Ruimte. Het kabinet wil keuzes maken vanuit vier leidende principes voor de lange termijn: 1. Leven in een veilige, klimaatbestendige en groenblauwe delta, 2. Kwaliteit maken door een sterkere wisselwerking groen, blauw en rood, 3. Wat internationaal sterk is, sterker maken, 4. Krachtige, duurzame steden en regionale bereikbaarheid.
2.2
Provinciaal en regionaal beleid
Algemeen Met de komst van de Wet ruimtelijke ordening in 2008 zijn de juridische mogelijkheden van de provincie gewijzigd. Structuurvisies zullen voortaan de hoofdlijnen van het provinciale ruimtelijk beleid aangeven en de provinciale belangen die met dat beleid worden behartigd veilig stellen. Ter verwezenlijking daarvan heeft de provincie de beschikking over nieuwe juridisch mogelijkheden, te weten het provinciale bestemmingsplan ofwel inpassingsplan, de verordening en het opleggen van aanwijzingen. Met de inwerkingtreding van de Wro is de goedkeuringstaak van Gedeputeerde Staten ten aanzien van ruimtelijke plannen komen te vervallen. Dit betekent dat de provincie dient te handelen vanuit het provinciaal belang. Enkel op die basis kan de provincie gebruik maken van het instrumentarium dat op grond van de Wro beschikbaar is. De provincie Zuid-Holland zal in 2010 een Provinciale Structuurvisie vaststellen. Voor de periode tussen 1 juli 2008 en de vaststelling van de structuurvisie is interimbeleid geformuleerd. Het interimbeleid geldt enkel voor ruimtelijke plannen die onder de werking van de wet (Wro) vallen en niet voor plannen die conform het overgangsrecht nog onder de oude wet (WRO) vallen. In het zogenoemde Interimbeleid (vastgesteld door GS op 13 mei 2008) is het bestaande beleid zoals neergelegd in het Ruimtelijke Plan Regio Rotterdam 2020 en Nota Regels voor Ruimte bestendigd.
10
De WGR+ regio's hebben in de Wro geen eigen bevoegdheden ten aanzien van de ruimtelijke ordening gekregen. Sinds 2005 werken de provincie en stadsregio gezamenlijk aan de uitvoering van het RR2020. De provincie en stadsregio ervaren die samenwerking als zeer positief en zullen deze voortzetten onder de Wro. Ook na 1 juli 2008 blijft de stadsregio zodoende voor de provincie aanspreekpunt en adviseur namens de regiogemeenten. De stadsregio blijft daardoor bij de ontwikkeling van bestemmingsplannen een belangrijke adviseur voor de gemeenten. 2.2.1
RR2020
(vastgesteld als streekplan op 12 oktober 2005 door Provinciale Staten) Het Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020 (RR 2020) bestrijkt het grondgebied van alle bij de Stadsregio Rotterdam aangesloten gemeenten. Het betreft een strategisch ruimtelijk ontwikkelingsprogramma voor de regio Rotterdam voor de periode van 2005 tot 2020. Het RR2020 is opgesteld door provincie en stadsregio en is in oktober 2005 vastgesteld. Het behelst een herziening van het Streekplan Rijnmond van de provincie Zuid-Holland en een uitvoeringsgericht Regionaal Structuurplan voor de stadsregio Rotterdam. De kern van het RR2020 bestaat uit een tienpuntenplan voor de regio, bestaande uit vijf gebiedsgerichte en vijf thematische opgaven. In het RR2020 zijn al deze punten uitgewerkt in strategische programma's en projecten. Het plangebied DWL-de Esch heeft op de plankaart van het RR 2020 de aanduidingen 'stads- en dorpsgebied', 'water' en 'natuurgebied' gekregen. 2.2.2
Nota Regels voor ruimte
(vastgesteld op 8 maart 2005 door Gedeputeerde Staten) De Nota Regels voor Ruimte vormt samen met het RR2020 het beoordelingskader van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland (GS) voor de Rotterdamse ruimtelijke plannen. Daarmee is de nota samen met het RR2020 het belangrijkste instrument om de provinciale ruimtelijke belangen te beschermen. Hierbij wordt er ruimte gegeven aan lokale overheden om de belangen van lokaal niveau op eigen wijze te beschermen en te ontwikkelen. In het RR2020 zijn de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid en de bijbehorende opgave opgenomen. In deze nota is verwoord waaraan vanuit provinciale optiek gemeentelijke en regionale ruimtelijke plannen moeten voldoen om die opgave te kunnen verwezenlijken. De Nota Regels voor Ruimte bevat beleidsregels als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht. Met deze regels wordt enerzijds een doelmatige vertaling van het algemene ruimtelijke beleid in gemeentelijke ruimtelijke plannen beoogd, anderzijds wordt aangegeven hoe GS met planbeoordeling willen omgaan. In deze nota zijn de regels aangegeven die voor GS van wezenlijk provinciaal belang zijn. 2.2.3
Nota Provinciaal belang, ten behoeve van de provinciale structuurvisie
(vastgesteld op 30 september 2008 door Gedeputeerde Staten) De Wet ruimtelijke ordening stelt dat de provincie zelf bepaalt wat van provinciaal belang is, en dat de structuurvisie zelfbindend is. De gehele Provinciale Structuurvisie geeft het provinciaal belang weer. Het provinciaal belang is daarmee een politieke keuze van Provinciale Staten. Het provinciaal belang is daarmee geen statisch pakket van doelstellingen. Het verandert mee met maatschappelijke en politieke wisselingen. Dit stelt eisen aan de grondslagen en de formulering van het provinciaal belang. De wettelijke en bestuurlijke context met het bestaande ruimtelijk beleid geven samen met de trends en ontwikkelingen richting aan het provinciaal belang. Voor dit moment is gekozen het ruimtelijk beleid, en daarmee het provinciaal belang te ordenen volgens vijf integrale hoofdopgaven: 1. Concurrerend en aantrekkelijk internationaal profiel Het is van provinciaal belang dat Zuid-Holland zich ontwikkeld tot een essentieel onderdeel van de Randstad als internationaal concurrerende topregio en in relatie tot andere internationale steden en regio's. Inzet is om breed en onderscheidend profiel te bieden. 2. Duurzame en klimaatbestendige Deltaprovincie Het is van provinciaal belang dat Zuid-Holland zich richt op duurzaamheid en klimaatbestendigheid om hiermee de toekomstwaarde van de provincie te versterken. Werken aan duurzaamheid houdt in dat de basis milieukwaliteit een uitgangspunt is bij ruimtelijke ordening.
11
3. Samenhangend stedelijk netwerk Het is van provinciaal belang dat het stedelijk netwerk in Zuid-Holland zich ontwikkelt tot een gedifferentieerd, compleet en samenhangend geheel. Differentiatie betekent dat steden in ZuidHolland een eigen onderscheidend profiel ontwikkelen en hun (historische) identiteit versterken. 4. Stad en land verbonden Het is van provinciaal belang dat stad en land beter met elkaar in verband worden gebracht om de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van zowel stad als landelijk gebied te vergroten. 5. Vitaal, divers en aantrekkelijk landschap Het is van provinciaal belang dat de groene, niet verstedelijkte ruimte vitaal, divers en aantrekkelijk is. 2.2.4 Handreiking Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (CHS) (vastgesteld op basis van de Nota regels voor Ruimte op 13 februari 2007 door Gedeputeerde Staten) De CHS (provincie Zuid-Holland, 2002) biedt een overzicht in hoofdlijnen van het cultureel erfgoed van de provincie. Daartoe zijn de belangrijkste archeologische, historisch-landschappelijke en historisch-stedenbouwkundige structuren, patronen en terreinen op kaart gezet en gewaardeerd. De provincie heeft met de CHS een onderlegger willen verschaffen voor een integraal - in samenhang met overige beleidsvoornemens - en gebiedsgericht monumentenbeleid. Op deze kaart zijn de historisch waardevolle structuren en gebieden in drie kwaliteitsniveaus aangegeven; zeer hoog, hoog en redelijk hoog waardevol. De kaart heeft een signaalfunctie bij het ontwerpen aan de stad.
2.3
Gemeentelijk beleid
Algemeen Met de komst van de Wet ruimtelijke ordening in 2008 kunnen ook gemeenten hun gemeentelijk beleid vastleggen in structuurvisies. In Rotterdam zijn er een viertal structuurvisies in ontwikkeling: structuurvisie "Stadshavens", "Central District Rotterdam", "Hart van Zuid" en "Stadionpark". Ter verwezenlijking van de doelen in het ruimtelijk beleid stelt de gemeente bestemmingsplannen op. In Rotterdam zijn er twee typen bestemmingsplannen te onderscheiden het zogenoemde gebiedsbestemmingsplannen en projectbestemmingsplannen. Gebiedsbestemmingsplannen worden opgesteld door de dienst Stedenbouw en Volkshuisvesting naar aanleiding van een meerjarenplanning. Wanneer een bepaalde ontwikkeling buiten het opstellen van een gebiedbestemmingsplan valt, kan daar een projectbestemmingsplan voor opgesteld worden, door een initiatiefnemer. 2.3.1
Stadsvisie Rotterdam: Ruimtelijke ontwikkelingsstrategie 2030
(vastgesteld op 29 november 2007 door de Rotterdamse gemeenteraad) De Stadsvisie vormt het ruimtelijk kader voor alle investeringen, projecten en plannen die in de stad worden gerealiseerd. De Stadsvisie is een ontwikkelingsstrategie voor de stad Rotterdam, voor de periode tot 2030. De Stadsvisie heeft als missie een sterke economie en een aantrekkelijke woonstad. Deze missie is uitgewerkt in een aantal kernbeslissingen op de onderwerpen wonen en economie en deze bepalen wat er de komende jaren op deze gebieden gebeurt in de stad. Veel van de kernbeslissingen zullen de komende vijftien jaar worden omgezet in de uitvoering van een aantal (bouw) projecten in de stad, waardoor Rotterdam over pakweg vijftien jaar inderdaad een sterke economie heeft en aantrekkelijke woongebieden kent, ook voor haar hoogopgeleide bewoners. Op basis van effectmeting zijn dertien gebiedsontwikkelingen aangewezen die het belangrijkst zijn voor de realisatie van de doelen 'sterke economie' en 'aantrekkelijke woonstad', zogenoemde VIPgebieden. Deze dertien grote gebiedsontwikkelingen krijgen prioriteit in de nabije toekomst (de komende 10 jaar).
12
2.3.2
Woonvisie Wonen in Rotterdam
(vastgesteld op 19 juni 2003 door de Rotterdamse gemeenteraad) De gemeentelijke woonvisie beschrijft de aanpak van de huisvesting tot 2006 en de koers naar 2017. Het verwoordt de ambities om van Rotterdam een aantrekkelijke woonstad te maken voor iedereen. Om het woningaanbod substantieel om te vormen, is de eerste voorwaarde dat het bouwtempo omhoog gaat. Ook wil de gemeente het eigen woningbezit in de stad stimuleren. Verder wordt het verbeteren van woningen, woonomgeving, buitenruimte en voorzieningen nagestreefd, waarvoor herstructurering de meeste aangewezen oplossing is. Tevens is de wenselijkheid aangegeven om in beperkte mate en onder strikte randvoorwaarden nieuwe woningen te realiseren in een hoogwaardige woonmilieu om mensen met hogere inkomens voor de stad te behouden. De woonvisie doet geen gebiedsgerichte uitspraken. Op 11 oktober 2007 is de geactualiseerde visie "Wonen in Rotterdam, geactualiseerde woonvisie 2007-2010" vastgesteld. Het betreft een instrumentele uitwerking van de Stadsvisie op het onderwerp wonen op de korte termijn. De geactualiseerde woonvisie richt zich op acties in de huidige woningmarkt, binnen de kaders van het collegeprogramma, om zo de ambitie van de Stadsvisie te helpen realiseren. 2.3.3
Beleidskader helikopters gemeente Rotterdam
(vastgesteld d.d. 2 september 2008) Door de toenemende internationale concurrentie tussen stedelijke regio's waarbij internationale maar ook interregionale bereikbaarheid een grote rol speelt, wordt verwacht dat meer helikopterbedrijven hun diensten zullen aanbieden op de zakelijke markt. Met de toenemende congestie op de autosnelwegen en de relatief lage investeringen in uitbreiding van de capaciteit hiervan zal gezocht worden naar alternatieve vervoersmodaliteiten. Dit zal in het bijzonder het geval zijn bij het zakelijk verkeer. Hierbij worden afwegingen gemaakt naar snelheid, comfort, betrouwbaarheid en kosten van het transport. Met name snelheid en comfort is voor zakelijk verkeer van groot belang. Helikopterverkeer kan naar verwachting voor deze doelgroep een comparatief voordeel bieden op deze criteria ten opzichte van weg- en railverkeer. Binnen Nederland zijn geen officiële prognoses voor helikopterverkeer. De belangrijkste variabelen voor de groeiverwachting zijn: y regelgeving rond helikopterverkeer; y ruimtelijk/economische ontwikkeling van Nederland; y congestie op de autosnelwegen. y beschikbaarheid helihaven Mede in lijn met het provinciale helikopterbeleid (Beleidsplan Regionale Luchtvaart 2008-2020, vastgesteld 10 december 2008) staat het volgende Rotterdamse beleid ten aanzien van de aanleg van helikopterluchthavens beschreven in het "beleidskader Helikopters gemeente Rotterdam". y het verbieden van de aanleg van een helikopterluchthaven in kwetsbare gebieden, te weten woongebieden en grootschalige rustgebieden; y met het oog op aanvlieg- en opstijgroutes wordt ook de aanleg van een helikopterluchthaven binnen een afstand van 500 meter van kwetsbare gebieden verboden: y het faciliteren van een openbare helikopterluchthaven, waarop meerdere helikopterbedrijven hun standplaats kunnen hebben en welke is uitgerust voor het uitvoeren van nachtvluchten; y de aanleg van andere permanente helikopterluchthavens (openbare en voor beperkt gebruik) niet toe te staan; y het uitvoeren van nachtvluchten wordt alleen voor maatschappelijk noodzakelijk verkeer (trauma, politie e.d.) toegestaan. Op grond van bovenstaande criteria ligt het faciliteren/realiseren van een centrale, openbare helikopterluchthaven op een locatie in het zuidwestelijke havengebied (Waal-/Eemhaven) het meest voor de hand. Deze locatie zal de standplaats worden van al het helikopterverkeer (maatschappelijk en zakelijk) van een naar Rotterdam. Bovenstaande criteria leiden ertoe dat, vooruitlopend op de realisering van een centrale openbare helikopterluchthaven, het helikopterplatform aan de Schaardijk op tijdelijke basis voor maximaal 10 jaar mag worden geëxploiteerd voor vluchten met uitsluitend zakelijk helikopterverkeer.
13
Het maatschappelijke helikopterverkeer (traumahelikopter), dat ook 's nachts vluchten mag uitvoeren blijft tot die tijd op Rotterdam Airport gestationeerd. Bij de indiensttreding van de openbare centrale helikopterluchthaven zal vrijwel al het helikopterverkeer van en naar Rotterdam vanaf deze helikopterluchthaven dienen te worden afgewikkeld. 2.3.4
Visie Werklocaties 2030
(vastgesteld op 2 april 2009 door de Rotterdamse gemeenteraad) Deze visie is de ruimtelijk-economische uitwerking van de Stadsvisie Rotterdam 2030 en tevens een vertaling naar de werklocaties in de regio Rotterdam. Werklocaties zijn gebieden waarin de economische functie(s) dominant aanwezig zijn. Het doel van de Visie Werklocaties 2030 is de bijdrage van de verschillende deelgebieden aan de gewenste economische ontwikkeling van Rotterdam en regio in kaart te brengen. De visie Werklocaties 2030 geeft inzicht in de vraag naar welke ontwikkelingen waar mogelijk zijn en in de match tussen publieke en private belangen. Het gaat hier om het vaststellen van de hoofdlijnen voor de ruimtelijk - economische ontwikkeling. Hierdoor ontstaat een kader voor de toetsing van projecten op hun bijdrage aan de doelen van de Stadsvisie Rotterdam 2030. Vanuit dit perspectief wordt Rotterdam gekenmerkt door drie ontwikkelingszones met belangrijke werklocaties: de haven- en industriële zone (Maasvlakte 2, Stadshavens en Ridderster), de kennisen dienstenzone (Rotterdam Airpark/Schieveen, Alexander en Spaanse Polder/Noordwest) en het kerngebied (Binnenstad, Hart van Zuid, Stadionpark en Kralingse Zoom).
Noord binnen de ring Het kerngebied is gelegen in de overlap van 2 zones, namelijk de "kennis- en dienstenzone" en de "haven en industriële zone". De belangrijkste opgave in dit gebied is het verder uitbouwen van de binnenstad als een top voorzieningencentrum in de Zuidvleugel van de Randstad. Tot 2030 is het aanbod aan kantorenlocaties in de binnenstad voldoende om aan de vraag te kunnen voldoen. Door middel van transformatie van de Kralingse Zoom naar een campusformule in aansluiting op de Erasmus Universiteit kan het overaanbod aan kantorenlocaties buiten het centrum worden bestreden.
14
Het bestemmingsplangebied DWL-de Esch valt voor een groot deel in een gebied waar geen groot economisch groeipotentieel meer aanwezig is. Daarmee is het doel van ingrijpen in dit gebied vooral gericht op het (opnieuw laten) functioneren van de werklocaties. Voor het beheersbaar houden van bepaalde ontwikelingen kan herstructurering of herprofilering noodzakkelijk zijn. Voor zover nog niet aanwezig, behoort hiertoe ook het opzetten van een goede beheersorganisatie en beheersstrategie. Onderdelen van deze strategie zijn: technisch beheer, functioneel beheer en handhaving. 2.3.5
RPR 2010
(vastgesteld op 22 maart 2001 door de Rotterdamse gemeenteraad) Het gemeentelijk structuurplan Ruimtelijk Plan Rotterdam 2010 (RPR 2010) geeft de gemeente Rotterdam tot 2010 het kader om gericht aan de stad te werken. Het RPR 2010 is een plan voor het bestaand stedelijk gebied van Rotterdam. In het RPR 2010 zijn drie centrale ambities geformuleerd. Ze komen voort uit de beleidsdoelstellingen van de gemeente en uit wensen van bewoners, organisaties en bedrijven die zich hebben uitgesproken over ontwikkeling van de stad. Daarnaast berusten de ambities op een historisch-ruimtelijke schets van Rotterdam en op prognoses omtrent economie, de bevolking, de mobiliteit en de recreatie. De ambities zijn als volgt: 'Rotterdam als gevarieerde en aantrekkelijke stad', 'Rotterdam als centrum in de zuidvleugel', 'Rotterdam als Europese stad met een wereldhaven'. De drie ambities zijn de toetsstenen voor vijf sectorale wensbeelden: de woonstad, 'de ondernemende stad', 'de recreatieve stad', 'de mobiele stad' en 'de blauwe stad'. Voor deze vijf sectoren is vastgesteld wat voor 2010 de gewenste hoofdstructuur is, wat de belangrijkste projecten zijn en welke ruimteclaims daarmee gemoeid zijn. 2.3.6
Verkeer- en vervoersplan Rotterdam 2003-2020
(vastgesteld op 18 februari 2003 door de Rotterdamse gemeenteraad) Het verkeer- en vervoersbeleid voor de stad Rotterdam is vastgelegd in het Verkeer- en Vervoersplan Rotterdam 2003- 2020 (VVPR). Het plan beschrijft de noodzakelijke ontwikkelingen in Rotterdam op het gebied van verkeer en vervoer voor de komende 15 a 20 jaar. Rotterdam is onderdeel van de stedelijke regio die grofweg wordt gevormd door het gebied tussen het stadsgewest Haaglanden, Gouda en de Drechtsteden. Deze Zuidvleugel van de Randstad functioneert steeds meer als een samenhangend gebied van wonen, werken, winkelen en recreëren. Rotterdam heeft de ambitie en potentie om zich te ontwikkelen tot centrum van deze Zuidvleugel. Als wereldhaven heeft Rotterdam Europese uitstraling en is de stad een belangrijke kern in de Randstad. In Europees perspectief is het voor de economische concurrentiepositie van levensbelang dat de Randstad zich de komende jaren ontwikkelt tot een samenhangende Europese deltametropool. De mate van bereikbaarheid bepaalt of deze deltametropool levensvatbaar is. Verkeer en vervoer zijn succesfactoren in het realiseren van onze ambities. Een paar uitgangspunten: y We plaatsen haven en stad in het grotere verband van de regio en Europa. y Mobiliteit mag: burgers moeten kunnen kiezen binnen de grenzen die schaarste aan geld en ruimte stellen. y We baseren de vervoersstructuur op de ontwikkeling van stadsleefgebieden. y De vervoersstructuur versterkt de stad als geheel en de economische centra. y De gewenste economische ontwikkeling leidt tot groei van het autoverkeer; dit accommoderen en concentreren we op een beperkt aantal hoofdroutes. y We investeren in verkorting van de reistijden en garanderen de gewenste rijsnelheden. y We verleiden mensen gebruik te maken van de fiets en het openbaar vervoer als ze op meerdere plekken in de stad moeten zijn. y De parkeervoorzieningen en de parkeertarieven vergroten zowel de bereikbaarheid als de leefbaarheid. Het RVVP sluit nauw aan op het in 2003 vastgestelde Regionale Verkeer- en vervoersplan 20022020. Rotterdam legt het accent op een stapsgewijze invulling van het streefbeeld voor de langere termijn. In uitvoeringsprogramma's zullen projecten op een rij worden gezet voor de huidige en de collegeperiodes die volgen. Stadsleefgebieden zijn aaneengesloten gebieden met een herkenbare stedenbouwkundige structuur, welke goed bereikbaar zijn per openbaar vervoer, maar waar doorgaand autoverkeer zo veel mogelijk omheen wordt geleid.
15
Om stadsleefgebieden te creëren, wordt ingezet op de volgende maatregelen: bundelen, ordenen en inpassen van het verkeer op een beperkt aantal hoofdaders, het verbeteren van de verkeersveiligheid en het tegengaan van de parkeerproblematiek in woonwijken. De Maasboulevard is één van de zeven aangewezen vervoerscorridors in de stad. De Abram van Rijckevorselweg aan de noordzijde van het plangebied maakt hiervan onderdeel uit. Deze bundel heeft en houdt een belangrijke verkeersfunctie. Op het Kralingseplein worden maatregelen genomen om de doorstroming op deze bundel te verbeteren. Op de rest van de bundel zijn naar verwachting gerichte en relatief beperkte maatregelen voldoende om de doorstroming op niveau te houden. De woonwijk De Esch kan worden beschouwd als één stadsleefgebied. De derde stadsbrug, met - indicatief - als aanvoerroute de Kralingse Zoom en de Nesserdijk, maakt onderdeel uit van het streefbeeld van het stedelijk hoofdwegennet. Rotterdam Zuid met Zuidplein en Kralingse Zoom/Erasmus worden door deze verbinding veel sterker in elkaars invloedssfeer gebracht. Deze nieuwe schakel past ook goed in de structuur van het toekomstige openbaar vervoer en fietsroutenet. De verkeers- en milieuconsequenties rond onder andere De Esch worden als belangrijke aandachtspunten genoemd. 2.3.7
Rotterdams beleid t.a.v. zendmasten mobiele telecommunicatie
(vastgesteld op 16 mei 2002 door de Rotterdamse gemeenteraad) Binnen de stad zijn gebieden onderscheiden met verschillende wensen en oplossingsrichtingen voor plaatsing van antennes, masten en apparatuurkasten. 2.3.8
Besluit aanwijzing ligplaatsen woonschepen 2005
In de Watertorenhaven worden volgens de "Verordening woon- en bedrijfsschepen 2005" en het op deze verordening gebaseerde besluit ligplaatsen voor varende woonschepen aangewezen. Deze ligplaatsen voor varende woonschepen worden planologisch mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan door middel van een aanduiding op de plankaart. Er wordt niet beoogd het vergunningenstelsel van de Verordening woon- en bedrijfsschepen 2005 en de daaraan verbonden voorwaarden te vervangen. Het opnemen in dit bestemmingsplan heeft tot doel een regeling te geven omtrent het gebruik van het gebied. Een varend woonschip mag niet langer zijn dan 50 meter en heeft minimaal 30 vaardagen per jaar. 2.3.9
Horecanota Rotterdam 2007-2011
(vastgesteld op 15 maart 2007 door de Rotterdamse gemeenteraad) In de Horecanota is beleid opgenomen over de vestiging van nieuwe bedrijven, openingstijden, terrassen, partycentra en het vergunningverleningtraject. Met betrekking tot de gewenste ontwikkeling van de horeca hanteert de gemeente drie uitgangspunten: 1) minder regels en strakker toezicht; 2) de markt bepaalt en de gemeente schept de condities; 3) concentratie en versterking van de horeca in de binnenstad. Om de gemeentelijke visie vorm te geven, worden in deze Horecanota vier concrete doelstellingen geformuleerd: 1. stimuleren van de groei van de horecasector 2. verlichten van de lasten van de ondernemers 3. beschermen van het woon- en leefklimaat en handhaven van de openbare orde 4. creëren van een gevarieerd horeca-aanbod van goede kwaliteit 2.3.10 Archeologie Beleidsnota Archeologie 2008-2011, Archeologische Waarden- en Beleidskaart (AWK) & lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP's) (vastgesteld op 17 juli 2008 door de Rotterdamse Gemeenteraad) In 1992 hebben de Ministers van Cultuur van de bij de Raad van Europa aangesloten landen te Valletta (Malta) het Europese Verdrag inzake de bescherming van het Archeologisch Erfgoed ondertekend. Met het Verdrag van Malta is het streven vastgelegd naar onder meer: y het behoud van het archeologisch bodemarchief ter plaatse (in situ). y het documenteren van het archeologisch bodemarchief, indien behoud niet mogelijk blijkt. y het vroegtijdig en volwaardig betrekken van de archeologie bij ontwikkelingen op het gebied van de ruimtelijke ordening.
16
y het verbreden van het draagvlak voor de archeologie. y het toepassen van het beginsel 'de verstoorder betaalt'. De afspraken van Malta zijn verwerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg, die op 1 september 2007 in werking is getreden. Het zwaartepunt van het archeologiebeleid is bij gemeenten komen te liggen. In bestemmingsplannen, alsmede ten behoeve van aanlegvergunningen en bouwvergunningen, moeten gemeenten aangeven welke archeologische waarden in het geding zijn en daarmee rekening houden bij de ruimtelijke ordeningsprocessen. Rotterdam draagt sinds 1960 zorg voor het eigen archeologisch erfgoed en is in het bezit van een door het rijk verleende opgravingsbevoegdheid. Het doel van het Rotterdamse archeologiebeleid is: (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden. De vastgestelde Archeologische Waarden- en Beleidskaart (AWK), vastgestelde Beleidsnota Archeologie 2008-2011 en voorlopig vastgestelde lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP's), zullen opgenomen worden in de gemeentelijke monumentenverordening en op termijn in de gemeentelijke archeologieverordening (vaststelling najaar 2009). Genoemde beleidsinstrumenten moeten een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen waarborgen. 2.3.11 Monumentenbeleid Beleidsnota 'Collectie Rotterdam, Monumentenbeleid 2005-2008' en de Monumentenverordening Rotterdam 2003 (vastgesteld op 3 februari 2005 en vastgesteld op 30 januari 2003 door de Rotterdamse gemeenteraad) In de beleidsnota Collectie Rotterdam, Monumentenbeleid 2005-2008 en de Monumentenverordening worden de bakens voor de toekomst van het Rotterdamse erfgoed uitgezet. Rode draad is de opvatting dat cultuurhistorie onlosmakelijk verbonden is met ruimtelijke kwaliteit en identiteit. De monumenten en beschermde stadsgezichten zijn de bewezen kwaliteiten van de stad en vertellen het verhaal van Rotterdam. Het monumentenbeleid van de gemeente Rotterdam is erop gericht de historische gelaagdheid van de stad te behouden voor toekomstige generaties en de kennis over de historische bebouwde omgeving te vergroten. 2.3.12 Visie Voetbal Vitaal 2010 In de periode 2005 - 2010 vindt een revitalisering en herstructurering plaats van het amateurvoetbal in Rotterdam. Herplaatsing van verenigingen maakt efficiënter gebruik van voetbalvelden mogelijk. Daarnaast kan er intensiever gebruik worden gemaakt van voetbalvelden door een groot deel te vervangen door kunstgrasvelden. Hiermee komt, verspreid over heel Rotterdam, ruimte vrij voor stedelijke ontwikkelingen, bijvoorbeeld woningbouw.
2.4
Beleid deelgemeente Kralingen-Crooswijk
Algemeen Deelgemeenten hebben een adviesrol bij het tot stand komen van Rotterdamse gebiedsbestemmingsplannen en Projectbestemmingsplannen, zodat zij hun beleidsdoelen ook kunnen realiseren. Gebiedsbestemmingsplannen worden door de Rotterdamse gemeenteraad vastgesteld. De raad van een deelgemeente is bevoegd om wijzigingsplannen vast te stellen. 2.4.1
Ruimtelijke Visie DWL-De Esch
(vastgesteld op 18 april 2009 door de deelgemeenteraad) De Ruimtelijke Visie DWL - De Esch gaat uit van de kwaliteiten van De Esch, zoals ruimte, groen, de ligging aan de rivier de Nieuwe Maas en de cultuurhistorische monumenten. Daarnaast worden er oplossingen voorgesteld voor de knelpunten als de eenzijdige woningvoorraad, de kwaliteit en het gebruik van de openbare ruimte, wandel- en fietsroutes en de verkeersontsluiting.
17
De verplaatsing van hockeyvereniging Leonidas naar Sportpark Toepad maakt het mogelijk om een voorstel te doen voor woningbouw op de huidige locatie van Leonidas. Tevens wordt een aantal voorstellen gedaan voor aanvullende woningbouw en een beter gebruik van de centrale ruimte rond de waterbakken van De Esch. De Ruimtelijke Visie noemt ook de bestaande zandstort aan de Nesserdijk als zoeklocatie voor woningbouw op langere termijn. In de visie is ruimte gereserveerd voor een mogelijk tijdelijk helikopterplatform aan de Schaardijk. 2.4.2
Horecanota 2008-2011
(vastgesteld op 25 september 2008 door de deelgemeenteraad) De horecanota c.q. het horecabeleid van Kralingen - Crooswijk is vastgesteld door de deelgemeenteraad en op hoofdlijnen door de gemeenteraad. Na behandeling en vaststelling van deze horecanota, behoeft de nota de goedkeuring van de Burgemeester van Rotterdam. Doelstellingen: y Stimuleren van een gevarieerd en attractief aanbod Een beperkte ontwikkeling van het horeca-aanbod in bepaalde delen van de deelgemeente wordt als wenselijk gezien om mede op die manier te komen tot een breder en gevarieerder aanbod aan voorzieningen voor de eigen bewoners en de bezoekers van de deelgemeente. Naast uitbreiding van het aantal inrichtingen is ook de kwaliteit van het bestaande aanbod van belang. Horeca kan bijdragen aan de attractiviteit en aan de (sociale) veiligheid van de omgeving. In de gemeentelijke horecanota worden de volgende targets genoemd ten aanzien van dit onderdeel. -indien de gemeente zelf pandeigenaar is, gebruik maken van de mogelijkheid om te verhuren aan kwalitatief goede horeca; -zo veel mogelijk stimuleren van andere pandeigenaren om ook voor kwaliteit te kiezen; -waar mogelijk realiseren van horecabranchering in bestemmingsplannen van een aantal gebieden; -op orde houden van de buitenruimte, samen met exploitanten. Het collegeprogramma geeft aan dat het gemiddelde schoonniveau in Rotterdam naar 4 of hoger moet (op een schaal van 1 t/m 5). y Horecamix en spreiding dient in overeenstemming te zijn met het karakter van de straat. Dit betekent een behoud van het uitgaansgebied; er komt geen nieuwe horeca in woongebieden; een beperkte uitbreiding; ontwikkelen is slechts mogelijk op een beperkt aantal plekken die in alle gevallen wordt ingegeven door versterking van andere functies. y Voorkomen en tegengaan van overlast in en rond de horeca y Uitvoering van het beleid versterken Voor het bestemmingsplan betekent dit het volgende: y De horeca aan de Watertorenweg, Rijnwaterstraat bestemmen volgens de huidige situatie. y In het Autostradagebied de huidige horeca bestemmen en verder consolideren. y Op Oude Plantage, Buitenbassinweg, Nesserdijk-Schaardijk zou volgens de deelgemeente meer horeca mogen komen; er zijn echter nog geen concrete ideeën of locaties afgewogen, zodat deze niet zijn opgenomen in het bestemmingsplan.
18
Hoofdstuk 3 3.1
Archeologie
3.1.1
Beleidskader
Beschrijving plangebied en ruimtelijke analyse
Rotterdam draagt sinds 1960 zorg voor het eigen archeologisch erfgoed en is in het bezit van een door het rijk verleende opgravingsbevoegdheid. Het doel van de Rotterdamse archeologie is: (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden. De gemeente Rotterdam bezit een Archeologische Waardenkaart (AWK) en een vastgestelde lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP's), die opgenomen zijn in de gemeentelijke archeologieverordening. Genoemde beleidsinstrumenten moeten een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen waarborgen. Dit instrumentarium sluit aan op en komt mede voort uit het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het "Verdrag van Malta" is ontwikkeld. Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureau-onderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.
19
3.1.2
Bewoningsgeschiedenis
Het bestemmingsplangebied (Afb. 1) maakt deel uit van een veengebied waarop klei is afgezet (Afzettingen van Tiel). Het gebied werd in de Nieuwe Steentijd doorsneden door een rivierarm, waarvan de oevers mogelijk werden bewoond. Voor een deel van de fossiele rivierarm is de aanwezigheid van bewoningssporen uit die tijd recentelijk aangetoond door middel van grondboringen (Afb. 2;6). Vanaf de IJzertijd (800 voor Christus-begin jaartelling) werd ook het veengebied bewoond, zoals blijkt uit vondsten uit de omgeving afkomstig uit gebieden met een vergelijkbare bodemkundige gesteldheid. De Nieuwe Maas heeft dan al haar huidige verloop. Twee vindplaatsen met Romeins aardewerk en munten tonen aan dat binnen het bestemmingsplangebied op de oevers van de rivier bewoning in de Romeinse tijd (begin jaartelling-350 na Christus) plaatsvond (Afb. 2;1 en 2;2). In de 10de/11de eeuw werd het veengebied ontgonnen, waardoor ook uit deze periode vondsten uit het gebied te verwachten zijn. De maaivelddaling tengevolge van de ontginning maakte het gebied kwetsbaar voor overstromingen. De aanleg van een rivierdijk was noodzakelijk, de Schielands Hoge Zeedijk, aangelegd rond het midden van de 13de eeuw (Afb. 2;3). De huidige Nesserdijk (aan de westzijde van De Esch) en Schaardijk (aan de oostzijde van De Esch) maken deel uit van deze dijk. Op en aan de dijk werd in de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd gewoond. De bewoning bestond uit boerderijen, huizen van (zalm)vissers en vanaf de 18de eeuw verschenen er ook buitenhuizen langs de dijk. Een opmerkelijk middeleeuws gebouw op of aan de dijk, waarvan de ligging niet exact bekend is, betreft de Sint- Elbrechtskapel (Afb. 2;4). Het bouwwerk was een bescheiden bedevaartsplaats voor zeelieden en vissers uit Rotterdam en omgeving. De kapel wordt voor het eerst in het begin van de 15de eeuw vermeld. De kapel is in de 16de eeuw vernield, maar de resten ervan waren in de 17de eeuw nog zichtbaar. Tot het midden van de 19de eeuw stond op of nabij de plaats van de voormalige kapel een monumentaal buitenhuis met de naam 'Het Huis St. Ellebrecht'.
20
3.1.3
Archeologische verwachting
In het hele bestemmingsplangebied kunnen, mede vanwege de bodemkundige gesteldheid, relicten uit de Prehistorie, de Romeinse tijd, de Middeleeuwen en de Nieuwe tijd voorkomen. Op de Archeologische Waardenkaart van Rotterdam is dan ook het gebied gekarakteriseerd als een gebied met een redelijk tot hoge verwachting op het aantreffen van archeologische relicten en kent de dijk en een zone aan de binnenzijde daarvan een zeer hoge archeologische verwachting. In de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd werden de Nesserdijk en de Schaardijk voor bewoning benut. Sporen daarvan zijn te verwachten in of in de nabijheid van het huidige dijklichaam. 3.1.4
Aanbevelingen
Gelet op het voorgaande geldt voor het dijktracé (Waarde Archeologie - 1, zie plankaart) een bouwregeling en aanlegvergunning voor bouwwerkzaamheden respectievelijk graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 3,0 meter beneden de kruin van de dijk en een oppervlak beslaan groter dan 100 m² . Voor een strook grond aan de binnenzijde van de dijk en voor het gebied met de geul (Waarde Archeologie - 2, zie plankaart) geldt een bouwregeling en een aanlegvergunning voor bouwwerkzaamheden respectievelijk graafwerkzaamheden die dieper reiken dan een 0,5 meter beneden maaiveld en een oppervlak beslaan groter dan 100 m² . Voor het terrein met bewoningssporen uit de steentijd (Waarde Archeologie - 3, zie plankaart) geldt een bouwregeling en aanlegvergunning voor bouwwerkzaamheden respectievelijk graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 3,0 meter beneden maaiveld ongeacht de oppervlakte van de werkzaamheden. Voor het gebied met Waarde Archeologie - 3 geldt daarnaast ook een bouwregeling en aanlegvergunning voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan een 0,5 meter beneden maaiveld en een oppervlak beslaan groter dan 200 m² Voor het binnendijks gelegen deel van de rest van het plangebied (Waarde Archeologie - 4, zie plankaart) geldt een bouwregeling en een aanlegvergunning voor bouwwerkzaamheden respectievelijk graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 0,5 meter beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlak groter dan 200 vierkante meter beslaan. Voor het buitendijks gelegen deel van de rest van het plangebied (Waarde Archeologie - 5, zie plankaart) geldt een bouwregeling en een aanlegvergunning voor bouwwerkzaamheden respectievelijk graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 0 meter NAP en die tevens een terreinoppervlak groter dan 200 vierkante meter beslaan.
3.2
Cultuurhistorie
De geschiedenis van het plangebied wordt grotendeels bepaald door de oorspronkelijke ligging van het gebied aan de rand van de stad. Eind 19e eeuw werd buitendijks het Rotterdamse Drinkwaterleidingbedrijf gevestigd; de polder De Esch was nog boerenland. Geleidelijk aan vonden de Joodse begraafplaats, meerdere volkstuincomplexen, een zwembad, enkele sportvelden en de marinierskazerne in de polder hun plek. Medio 1970 is door de gemeenteraad besloten om een nieuw drinkwaterbedrijf te realiseren op het terrein tussen de marinierskazerne (Van Ghentkazerne) en de Van Brienenoordbrug. Het verouderde bedrijf kon niet meer voldoen aan de toegenomen vraag naar goed drinkwater. In 1977 wordt het nieuwe bedrijf in gebruik genomen. Het vrijkomende DWL-terrein en de bijbehorende bebouwing van het oude drinkwaterleidingbedrijf kwamen daarmee vrij voor een nieuwe invulling. Voor het betreffende gebied hebben verschillende plannen de revue gepasseerd. In eerste instantie werd het gebied aangewezen voor recreatie. Particulieren kwamen met een plan voor de realisatie van een pretpark in het gebied. Dat stuitte echter op grote bezwaren.
21
Het drinkwaterleidingbedrijf medio 1960
Situatie medio jaren '90
Mede in verband met de grote woningbehoefte als gevolg van de stadsvernieuwing in de nabij gelegen wijken, is uiteindelijk de keuze gevallen op woningbouw als hoofdbestemming, aangevuld met bijzondere voorzieningen. In 1980 werd op het voormalige DWL-terrein een begin gemaakt met de bouw van ruim 2.500 woningen. Uitgangspunt was het behoud van de structuur van het terrein, waarin nieuwe elementen als woningen en de verkeersstructuur op een natuurlijke wijze werden ingepast. Bestaande gebouwen, zoals de watertoren, het voormalige pompstation, de directeurswoning en de snelfiltergebouwen, werden voor een nieuwe functie geschikt gemaakt. Ook de ondergrondse elementen als kanalen, kokers en kelders waren van invloed op het ontwerp. Zo werden op de voormalige reinwaterkelders energiezuinige woningen gebouwd en werden de woningen op de lage filters precies tussen de waterbakken geplaatst. In de parkzone in het centrum van de wijk zijn de verschillende waterbakken nog duidelijk herkenbaar.
3.3
Monumenten
Algemeen De gemeente Rotterdam kent een groot aantal panden en gebieden die vanwege cultuurhistorische waarden worden beschermd. Voor de bescherming wordt gebruik gemaakt van bestaand instrumentarium. In het bestemmingsplan zijn geen nadere planologische regelingen opgenomen behoudens (indien aan de orde) de planologische bescherming die overeenkomstig de Monumentenwet (1988) die dient te rusten op een beschermd dorps- of stadsgezicht. Gemeente Rotterdam maakt onderscheid tussen de volgende gebieden en gebouwen:
22
Beschermde stadsgezichten (BS) Rotterdam kent door haar stedelijke omgeving alleen beschermde stadsgezichten. Een beschermd stadsgezicht is een groep van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens schoonheid, onderlinge ruimtelijke structurele samenhang of wetenschappelijke waarde. De bescherming richt zich op de stedenbouwkundige karakteristiek en op een samenhangend geheel van straten en bebouwing. Het gaat om gebieden die ouder zijn dan vijftig jaar (Monumentenwet). Na aanwijzing van een beschermd stadsgezicht dient er binnen twee jaar een bestemmingsplan beschikbaar te zijn waarin de historische kwaliteiten en de relatie tot eventuele toekomstige ontwikkelingen vastliggen (WRO). Wederopbouwaandachtsgebieden Naast de van rijkswege beschermde stadsgezichten kent Rotterdam in de binnenstad een aantal wederopbouwaandachtsgebieden met een waardevolle samenhang tussen het stratenplan, de invulling van de bouwblokken en de architectuur. Bij nieuwe ontwikkelingen dient bekeken te worden hoe deze historische kwaliteiten kunnen worden behouden. Betreffende gebieden hebben geen juridische of formele status. Rijksmonumenten (RM) en Gemeentelijke monumenten (GM) Een rijks- of gemeentelijk monument kan zijn een gebouw, water, terrein of een ander object dat van nationaal belang is, of van algemeen belang voor Rotterdam is (gemeentelijk monument), vanwege de schoonheid, betekenis voor de wetenschap of de cultuurhistorische waarde. Dit is vastgelegd in respectievelijk de Monumentenwet 1988 en de monumentenverordening Rotterdam 2003. Bij een monument gaat het om één gebouw of complex, zowel buiten als van binnen. Voor een Rijksmonument geldt dat het object tenminste vijftig jaar oud moet zijn. Als vanzelfsprekend is het verboden om wijzigingen aan te brengen aan een beschermd monument zonder vergunning. Beeldbepalende objecten (BO) en Beeldbepalende gevelwanden (BG) In Rotterdam is een groot aantal gebouwen te vinden die geen status hebben als gemeentelijk monument, maar wel van monumentale waarde zijn, zogenaamde beeldbepalende objecten. Voor deze panden geldt geen wettelijke bescherming, maar de gemeente zet zich wel in om de waarden van deze panden te behouden. Ook kent Rotterdam monumentale gevelwanden. Deze komen zelden in aanmerking voor een monumentstatus, maar zij bepalen voor een belangrijk deel wel het karakter van de stad. Deze wanden versterken de ruimtelijke kwaliteit en instandhouding wordt dan ook gestimuleerd. Het plangebied Vanwege de ontstaansgeschiedenis van het gebied is het aantal waardevolle en karakteristieke panden relatief groot. Het gaat niet alleen om panden, maar om de gehele voormalige structuur van waterbekkens met gebouwen. In het plangebied zijn enkele rijksmonumenten en panden van grote cultuurhistorische waarde gelegen. Zoals uit het volgende overzicht blijkt concentreert het merendeel van de monumenten zich in het DWL-gebied. Het betreft de gehandhaafde bebouwing van het voormalige drinkwaterleidingbedrijf. Verder is een aantal van de voormalige boerderijen in het polderpark De Esch als monument aangemerkt, evenals de begraafplaats en het zwembad. Overzicht monumentale bebouwing Naam + adres
Functie
Type Bouwjaar
Kralinger Esch 10
Zwembad
GM
Watertorenweg 160164 /Lage Filterweg
Pompstationsgebou RM w en filterbakken
Rijnwaterstraat 10
Gezondheidscentrum
RM
1887
Watertorenweg 160
Laboratorium
RM
1870; 1893 Eclecticisme
Watertorenweg 180
Watertoren
RM
1871-1873 Eclecticisme
Plantagelaan 3
Verenigingsgebouw GM
1924
Watertorenweg 232-
3 voormalige
1929;1941 Expressionisme
BO
Bouwstijl
Neorenaissance
Kubistisch Expressionisme
23
536
snelfiltergebouwen
Toepad 65
Joodse begraafplaats
RM
Ca 1890
Neorenaissance
Nesserdijk 256 t/m 262 Boerderijcomplex
RM
18e-19e eeuw
Niet benoemd
Nesserdijk 274
Woonhuis
BO
1886
Traditionele bouwen
Nesserdijk 346-348
Dubbel woonhuis
BO
1898
Neorenaissance
RM
e
Nesserdijk 368-370
3.4
Kantoor
18 eeuw
Niet benoemd
Ruimtelijke structuur
Het plangebied maakt deel uit van de deelgemeente Kralingen - Crooswijk. Het plangebied wordt begrensd door de Abram van Rijckevorselweg (Maasboulevard), de rijksweg A16 en de Nieuwe Maas. In de omgeving van het plangebied liggen verder de Erasmus Universiteit en de Hogere Economische School, het Brainpark en het bedrijfsterrein Rivium. Het plangebied is nogal geïsoleerd gelegen ten opzichte van de rest van de (deel)gemeente, door de barrièrewerking van de genoemde grootschalige infrastructuur en bedrijfs- en schoolfuncties. Deze geïsoleerde ligging heeft echter tevens bijgedragen aan het behoud van het nu door de wijkbewoners zo gewaardeerde "dorpse karakter" van De Esch. Op het DWL terrein is zowel qua architectuur van de bebouwing als qua inrichting van de buitenruimte rekening gehouden met de aanwezige oude elementen. De lichte materialen en de moderne nieuwe gevels van de nieuwere bebouwing contrasteren met de donkerrode bakstenen van de monumentale gebouwen. Het materiaal voor de inrichting van de buitenruimte is afgestemd op de oude bedrijfsgebouwen; gebakken klinkers en speciaal ontworpen hekken.
24
voormalig dwl-gebied
Binnen het woongebied zijn zes woonbuurten te onderscheiden: Honingerdijk Dit is de meest noordelijk gelegen woonbuurt van De Esch, die grenst aan de Abram van Rijckevorselweg. De woonbuurt wordt afgeschermd van het wegverkeerslawaai door een lang, zeven verdiepingen tellend gebouw. Verder bestaat de bebouwing uit uit meergezinswoningen in vier of vijf bouwlagen. Deze buurt bestaat grotendeels uit sociale woningbouw, die aanvankelijk was bedoeld voor de overloop uit stadsvernieuwingswijken. Centrumgebied Het karakteristieke centrumgebied wordt gekenmerkt door de (veelal monumentale) bedrijfsbebouwing die bewaard is gebleven. In het gebied zijn de belangrijkste centrumfuncties geconcentreerd: bedrijven, kantoorruimten, het winkelcentrum en horeca, gecombineerd met woningen. In het watertorencomplex en snelfiltergebouw zijn woningen in de bestaande bebouwing gerealiseerd. Op de reinwaterkelders zijn 66 eengezinswoningen gerealiseerd in houtskeletbouw. Aan de Watertorenweg, bij het winkelcentrum, is een seniorenflat gerealiseerd die in hoogte varieert van zeven tot tien bouwlagen. Buitenbassin Op het buitenbassin van het voormalige drinkwaterleidingbedrijf staan pal aan de oever van de Nieuwe Maas drie markante woontorens van 22 bouwlagen. Ten zuiden hiervan staan in dwarsrichting ten opzichte van de Nieuwe Maas drie lagere torens in twaalf bouwlagen en aan het uiteinde van de reserve-inlaat van het drinkwaterleidingbedrijf één hogere woontoren van 17 bouwlagen. De ruimte tussen de rivier en de woonbebouwing is benut voor openbaar groen. Hierdoor is het uitzicht op de Nieuwe Maas zoveel mogelijk in tact gebleven. Ter bescherming is de buitendijks gelegen woonbuurt flink opgehoogd en is een tweede waterkering aangelegd.
25
Binnenbassin Het binnenbassin is vooral bebouwd met woningen voor gezinnen met kinderen. De buurt wordt gedomineerd door één superblok, bestaande uit twee geknikte stroken woningen in vier tot acht bouwlagen. Dit superblok wordt vanwege zijn vorm ook wel de hockeystick genoemd. Op het binnenterrein kunnen kinderen beschermd spelen. Enkele oude drinkwaterbassins in deze buurt hebben een groene invulling gekregen. Deze reeks van 'groene bakken' doet dienst als centraal buurtpark. Gedeeltelijk in het water staat een vijftal stadsvilla's (vijf bouwlagen). Lage filters De huidige verkaveling van deze buurt is gebaseerd op de ligging van de voormalige filterbassins en de koker die deze onderling verbindt. De oude filterbakken zijn met grond gevuld en doen dienst als tuin en parkeerterrein. In de tussenliggende ruimten zijn de woningen gerealiseerd, afwisselend in drie en zes bouwlagen. Haaks op de bebouwing is een pad aangelegd op het dak van de oude koker. Aan de zijde van de Nesserdijk ligt een studentenflat van tien bouwlagen. Hoge filters Deze buurt ligt enigszins geïsoleerd ten opzichte van de rest van de woonwijk aan de overzijde van de Nesserdijk. De buurt bestaat uit acht woongebouwen, waarvan zeven lagere en één hoge (respectievelijk 8 en 24 bouwlagen). De woongebouwen zijn gesitueerd rondom een deel van de oude drinkwaterbassins die, aansluitend op de woonbuurt Binnenbassin, als groenvoorziening zijn ingericht. In het resterende gebied komt op diverse locaties bebouwing voor die samenhangt met de aanwezige verspreid in het gebied voorkomende functies, zoals de bebouwing van de Van Ghentkazerne, het huidige drinkwaterleidingbedrijf, de beide bedrijfsterreinen Autostrada en Schaardijk en de voormalige agrarische bebouwing langs de Nesserdijk. De gemeente heeft gestudeerd op mogelijke nieuwe woningbouwlocaties in De Esch. Het resultaat van deze studie is de Ruimtelijke Visie Kralingen - De Esch. Deze visie is in april 2009 bekrachtigd door de raad van de deelgemeente.
3.5
Infrastructuur
De Abram van Rijckevorselweg en de rijksweg A16 maken deel uit van het hoofdwegennet van Rotterdam. Het plangebied kent twee aansluitingen op de Abram van Rijckevorselweg, waarvan de aansluiting Kralingse Zoom en in het verlengde daarvan het Toepad en de Nesserdijk het belangrijkste zijn. Deze wegen zijn 50 km/uur wegen. De andere aansluiting van het plangebied is de Oude Plantagedreef en in het verlengde daarvan de Honingerdijk en de Watertorenweg. Op lange termijn spreekt de Stadsvisie over een gewenste oververbinding tussen de Noord- en de Zuidoever. De deelgemeente deelt deze wenselijkheid niet. Deze oeververbinding zal ruimtelijke gevolgen hebben voor het DWL-de Esch gebied. De precieze landing/aansluiting van een brug of een tunnel is op dit moment nog niet besloten. De realisatie van deze oeververbinding is voorlopig nog niet aan de orde en valt buiten de geldigheidsperiode van dit bestemmingsplan. Congestieproblemen op Abram van Rijckevorselweg en rijksweg A16, mede als gevolg van Brainpark 1 en 2, zorgen echter tijdens de spitsuren voor extra belasting op de uitvalswegen. Voor een deel is hier sprake van sluipverkeer van en naar het Rivium. Voor de overige wegen, vooral in het woongebied en de Nesserdijk geldt een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur. Het parkeren vindt nagenoeg overal plaats op de openbare weg, veelal geclusterd. Bij de woningen in de woonwijk is geen sprake van parkeren op eigen terrein. Met betrekking tot het langzaam verkeer zijn in het gebied vier belangrijke fietsverbindingen te onderscheiden: y het fiets- en voetpad tussen het huidige drinkwaterleidingbedrijf en De Esch; y het fiets- en voetpad over de Honingerdijk; y het fietspad langs Abram van Rijckevorselweg/A16;
26
y
het vrijliggende fietspad langs de Kralingse Zoom, een gedeelte van de Nesserdijk en het Toepad. Voor het overige maken de fietsers gebruik van dezelfde verkeersruimte als de automobilisten. Het gebied is met het openbaar vervoer uitsluitend met de tram te bereiken. Deze tramverbinding gaat via de Honingerdijk, met een begin- en eindpunt bij de Nesserdijk. Het plangebied zelf kent geen busverbindingen. Net buiten het plangebied bevinden zich enkele halteplaatsen voor buslijnen, die langs het gebied gaan.
3.6
Groen en water
De Esch wordt tevens gekenmerkt door de aanwezigheid van grote(re) aaneengesloten groengebieden. Aan de noordzijde van het plangebied ligt het park de Oude Plantage. De Oude Plantage is een stadspark met een schitterend uitzicht op de rivier en de binnenstad. Het park is zowel een schakel in de route langs de rivier als in een route van het universiteitscomplex naar de rivier. De Oude Plantage vormt ten slotte ook een schakel in de groene ecologische zone van het Kralingse Bos naar Polder de Esch; de "groene corridor" (zie afbeelding). Deze groene ecologische zone gaat via de Honingerdijk, Oude Plantage, de "landgoederenzone van Kralingen" (Trompenburg en Ypenhof) en de Burgemeester Oudlaan. Aan de noord- en oostkant van het plangebied liggen drie volkstuincomplexen, twee sportveldencomplexen en een Joodse begraafplaats, die een belangrijke bijdrage leveren aan het groene karakter van dit gedeelte van het plangebied. In de woonwijk wordt de groenstructuur voornamelijk bepaald door het openbare groen in de voormalige hoge en lage drinkwaterbassins, de Honingerdijk en het groen langs de randen van het buitenbassin. Het natuurpark Polder de Esch ligt aan de Nesserdijk aan de zuidkant van het plangebied. Polder de Esch is een bijzonder natuurgebied aan de oostzijde van Rotterdam en is een onderdeel van het landschap aan de Nieuwe Maas. Het gebied ligt buitendijks; de hoofdwaterkering ligt ten noorden van de polder. Het gebied herbergt één van de laatste stukjes "oorspronkelijk" landschap in de stad. De polder werd aanvankelijk benut voor de berging van havenslib. De natuurwaarde is hoog en vormt een stapsteen in de ecologische structuur. Het is een ruig en wild gebied en dient onder andere als thuisbasis voor de stadsschaapskudde. De polder maakt deel uit van de ecologische hoofdstructuur en heeft daardoor een meer dan regionale betekenis. Polder de Esch is in 1990 aangewezen als natuurpark. De dijken in het gebied dragen nadrukkelijk bij aan de identiteit en het groene karakter van het gebied.
Groene corridor
27
groen en water
Watergangen De aanwezigheid van de Nieuwe Maas is in grote delen van het plangebied nadrukkelijk merkbaar. Verder is in Polder de Esch een grote waterpartij aanwezig en bevindt zich ook in het woongebied op diverse plekken oppervlaktewater, zoals in de filterbakken van de voormalige waterzuivering. Op diverse plaatsen in het plangebied heeft het aanwezige water niet alleen een bergende functie, maar dient het ook als erfafscheiding tussen de verschillende functies, bijvoorbeeld tussen de volkstuinen en de Joodse begraafplaats.
28
Waterkering Oorspronkelijk werd de hoofdwaterkering langs de Nieuwe Maas vanaf de Oude Plantage gevormd door opeenvolgend de Honingerdijk, de (oude) Nesserdijk, de Schaardijk en verder richting Kralingse Veer. Na de stormramp van 1953 is besloten om de hoofdwaterkering op deltahoogte te brengen. Vanwege de slechte grondslag en de destijds geplande bochtafsnijding van de Nieuwe Maas is voor het gedeelte vanaf de Honingerdijk tot Kralingse Veer besloten tot de aanleg van een geheel nieuwe dijk. Momenteel loopt de hoofdwaterkering vanaf de Oude Plantage, via de Honingerdijk en de nieuwe Nesserdijk naar Kralingse Veer. Ter verdere beveiliging van het woongebied in het laag gelegen Prins Alexanderpolder is voorzien in een secundaire waterkering; deze loopt vanaf de Oude Plantage, buiten het plangebied om, aan de noordzijde van de Abram van Rijckevorselweg. In het kader van de werkzaamheden zijn grote delen van het plangebied in het verleden opgehoogd met baggerspecie uit de havens en grond en puin dat vrij is gekomen met werkzaamheden in de stad. Het betreft met name het terrein tussen de Honingerdijk en de Abram van Rijckevorselweg en het terrein aan het eind van het Toepad en de rijksweg A16. De buitendijks gelegen gebieden en de sportaccommodaties, de volkstuinen, de Joodse begraafplaats en de Van Ghentkazerne zijn buiten deze ophoging gebleven.
3.7
Wonen
Het inwonertal van het plangebied bedraagt circa 4.600. Begin jaren '80 was de woonfunctie nog marginaal in het gebied aanwezig en bedroeg het aantal inwoners slechts 110 personen. De gemiddelde woningbezetting in het plangebied is met 1,92 inwoners per woning momenteel lager dan het gemiddelde in de rest van de deelgemeente en Rotterdam (respectievelijk 2,00 en 2,09). In het plangebied liggen circa 2.700 woningen. Van deze woningvoorraad is 65% sociale huur, 25% particuliere huur en 10% eigenaar-bewoner. De sociale huur bevindt zich vooral in het middelste gedeelte van de wijk. Daaromheen liggen de koopwoningen en duurdere huurwoningen. Het woongebied kan worden getypeerd als een ruime groene jaren '80 woonwijk. De technische kwaliteit van de woningen is over het algemeen redelijk. Het grootste deel van de woningvoorraad bestaat uit gestapelde bouw (middelhoogbouw en enkele hoge woontorens aan de randen). Er komen in het gebied weinig grondgebonden woningen voor (7%); het zijn uitsluitend de energiezuinige woningen die zijn gebouwd op voormalige reinwaterbassins en de verspreid gelegen woonboerderijen. De woningen in het gebied zijn relatief klein. 14% van de woningen heeft 1 of 2 kamers, 57% heeft 3 kamers, 20% heeft 4 kamers en 9% heeft 5 kamers of meer.
3.8
Werken
In het plangebied zijn circa 160 bedrijven gevestigd, met in totaal ongeveer 840 werkzame personen. De meeste bedrijvigheid is gelokaliseerd aan de oostzijde van het plangebied. Het betreft voornamelijk de Van Ghentkazerne, het Drinkwaterleidingbedrijf en de beide bedrijfsterreinen Autostrada en Schaardijk. De Van Ghentkazerne bevindt zich al geruime tijd in het gebied. De nabijheid van de Rotterdamse havens speelt hierbij van oudsher een belangrijke rol. De kazerne vervult de rol van opleidingskazerne waar de mariniers in opleiding ook gelegerd zijn. Daartoe zijn er diverse opleidingsfaciliteiten op het terrein aanwezig. Bovendien is de commandant "Maritieme middelen" met de bijbehorende staf gevestigd in de kazerne. Het huidige drinkwaterleidingbedrijf neemt een groot oppervlak in beslag. In het betreffende bedrijf wordt ingewonnen rivierwater gezuiverd en geschikt gemaakt voor menselijke consumptie. Het bedrijf ligt centraal in het leveringsgebied. Het water wordt ingewonnen in de Brabantse Biesbosch. In het plangebied is een noodinlaat in de Nieuwe Maas aanwezig.
29
De Autostrada is een concentratie van autoshowrooms, die optimaal gebruik maken van de zichtlocatie langs de rijksweg A16. Daarnaast zijn er veel autogerelateerde bedrijven op het terrein aanwezig. Vanwege deze bedrijven heeft het gebied een regionale functie. Het bedrijfsterrein Schaardijk is een buitendijks gelegen bedrijfsterrein waar zwaardere bedrijvigheid is toegestaan. Hier is een variëteit aan op- en overslagbedrijven en productiebedrijven met bijbehorende kantoren gevestigd. Veel van de bedrijven hebben een zekere relatie met de scheepvaart. Langs de Nesserdijk is direct aan de Nieuwe Maas een zandoverslagbedrijf gevestigd. De terreinen van de NAM worden momenteel niet meer gebruikt. Ook in de woonwijk is een aantal bedrijven aanwezig. Deze zijn voornamelijk gehuisvest in de monumentale bebouwing van het voormalige drinkwaterleidingbedrijf, zoals het watertorencomplex, de laboratoria en een deel van het filtergebouw.
3.9
Voorzieningen
Aan de Watertorenweg is het winkelcentrum gevestigd voor de dagelijks benodigde artikelen en diensten. Het centrum omvat onder andere een supermarkt, een slager, een bakkerij, een tabak- en tijdschriftenhandel (met een postagentschap), een kapper, een snackbar annex afhaalchinees en een apotheek. In aansluiting op het winkelcentrum is in het voormalige pompgebouw het wijkcentrum gevestigd in combinatie met een sporthal en een trouwzaal. Vanuit dit wijkcentrum worden tal van activiteiten georganiseerd en heeft een aantal organisaties een eigen ruimte. In de voormalige directeurswoning is het gezondheidscentrum gevestigd. Ten slotte is in het watertorencomplex, aan het water van de voormalige filterbakken, onder andere een restaurant, een café en een theater gevestigd. Nagenoeg alle wijkvoorzieningen zijn geconcentreerd in het centrumgebied dat aan de noordrand van de woonwijk is gesitueerd. In het plangebied zijn twee basisscholen aanwezig: de openbare school "De Esch" en de protestantschristelijke school "De Watertoren". In het gebied zijn geen voorzieningen voor naschoolse kinderopvang aanwezig. In het gebouw van "De Watertoren" is een kinderdagverblijf annex crèche ondergebracht. Voor het voortgezet onderwijs zijn scholieren aangewezen op de voorzieningen buiten de wijk. In het plangebied zijn meerdere sportverenigingen gevestigd, waaronder roei-, hockey- en voetbalverenigingen. De sportvelden en ook het zwembad zijn in beheer en/of in bezit van de betreffende verenigingen. De roeivereniging Nautilus is gehuisvest in het pand aan de Plantagelaan, nabij de Watertorenhaven. De sportcomplexen van de hockeyvereniging Leonidas en de voetbalverenigingen zijn gevestigd aan de noordoostzijde van het plangebied aan de Kralingse Zoom en het Toepad. Aan het Toepad zijn ook twee volkstuincomplexen aanwezig. Een derde volkstuincomplex ligt ingeklemd tussen het zwembad en de woonbuurt Honingerdijk. Ten slotte is in het plangebied de Joodse begraafplaats Toepad gevestigd. Van alle Joodse begraafplaatsen in Rotterdam is dit de enige die nog in gebruik is. De begraafplaats geldt als een van de mooiste Joodse begraafplaatsen van Nederland. Het hele voorterrein staat als 'de poort' op de lijst van rijksmonumenten (zie ook paragraaf 3.3).
30
Hoofdstuk 4 4.1
Planbeschrijving
Inleiding
Op lange termijn worden in het plangebied enkele veranderingen in functionele en ruimtelijke structuur verwacht. De Stadsvisie spreekt zich uit over de wenselijkheid van een 3e oeververbinding tussen Noord en Zuid die gebieden zoals Kralingse Zoom en Stadionpark aan elkaar verbindt. Ook het openbaarvervoersysteem van de stad verbetert dan met de komst van de brug, in aansluiting op een nieuw intercitystation nabij Stadionpark. Door in De Esch verbeteringen aan te brengen in openbare ruimte en infrastructuur kan heel Kralingen-Oost weer beter aangesloten worden op de rivier. De deelgemeentelijke wens is om op termijn de rivierlocaties (bestaande zandstort locatie) te benutten voor woningbouw. De ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt zijn de realisatie van een helikopterplatform aan de Schaardijk, de ontwikkeling van de woningbouw op de vrijkomende sportvelden van Hockeyclub Leonidas, de nieuwbouw van een kantoor voor het Military Surface Deployment and Distribution Command (SDDC) van het Amerikaanse leger, realisatie van een 24 uur opvangcentrum voor ex- thuis en daklozen, en faciliteren van de programmagroei in het wijkcentrum. Ook vindt een concentratie van de sportvelden plaats op Sportpark Toepad met de daarbijhorende voorzieningen zoals clubgebouwen en een parkeervoorziening. Het uitgangspunt bij deze ontwikkelingen is dat ze binnen de bestemmingsplanperiode van 10 jaar in uitvoering komen.
4.2
Ontwikkelingen plangebied
4.2.1
Helikopterplatform Schaardijk
In 2006 heeft Helinet B.V. bij de gemeente Rotterdam een verzoek om vrijstelling voor het realiseren van een helikopterplatform aan de Schaardijk ingediend. Het voornemen van Helinet B.V. is om een netwerk van helikopterhavens in West-Europa te realiseren, waarbij zij aan een brede groep klanten een laagdrempelige vervoersservice per helikopter wil aanbieden. De helikopterluchthaven die Helinet aan de Schaardijk wil realiseren betreft een eigen, zogenoemde 'dedicated' helikopterluchthaven voor beperkt gebruik, die niet toegankelijk is voor helikopters van andere bedrijven. Dit gebruik is volgens de normering van Bignal, Besluit inrichting en gebruik niet aangewezen luchtvaartterreinen / Luchthavenwet. De planologische inpasbaarheid van het helikopterplatform is met een ruimtelijke onderbouwing in het kader van de vrijstellingsprocedure aangetoond en door de betrokken instanties, waaronder DCMR Milieudienst Rijnmond, Provincie Zuid-Holland, de Veiligheidsregio Rotterdam en de Divisie Havenmeester van het Havenbedrijf Rotterdam (tevens Rijkshavenmeester regio RotterdamRijnmond) onderschreven. Gezien het in de Beleidskader Helikopters Rotterdam neergelegde beleid (zie paragraaf 2.3.4 Helikopternota gemeente Rotterdam) wordt door de gemeente op termijn gestreefd naar één centrale, openbare helikopterluchthaven, elders in Rotterdam. Het helikopterplatform aan de Schaardijk is dan ook bedoeld als tijdelijke voorziening, voor de duur van max. 10 jaar, voor uitsluitend eigen gebruik (zakelijk helikopterverkeer) waarvoor een huurovereenkomst wordt gesloten met Helinet. Het maatschappelijke helikopterverkeer (traumahelikopter), dat ook 's nachts vluchten mag uitvoeren, blijft tot de realisatie van een centrale openbare helikopterluchthaven op Rotterdam Airport gestationeerd. De periode van gebruik van het onderhavige helikopterplatform beloopt ten hoogste 10 jaar, tenzij binnen die termijn de centrale openbare helikopterhaven nog niet is gerealiseerd. Dit wordt onder meer ook neergelegd in een met Helinet B.V. te sluiten huurovereenkomst voor gebruik van het water. Vanwege deze mogelijke duur, die overeenkomt met de planperiode, is het gebruik in dit bestemmingsplan opgenomen. Daarbij is als uitgangspunt genomen dat de activiteiten worden verplaatst naar de openbare helikopterluchthaven indien deze zal zijn gerealiseerd.
31
Aan de Schaardijk, tegenover nummer 150 en nabij de Van Brienenoordbrug, is de mogelijkheid om een helikopterplatform te situeren. In de nabijheid bevinden zich de bedrijventerreinen De Esch, Brainpark en Rivium. Helinet B.V. wil een netwerk van helikopterhavens realiseren bij grote industrieen kantoorparken in West-Europa. Het helikopterplatform, in de vorm van een drijvende steiger in de Nieuwe Maas met een oppervlakte van 900 m2 (30x30 meter) met start- en landingsplaats, betreft een aansluiting op dit Europese netwerk. Een helikopterplatform is volgens de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" (2007) een 5.1inrichting. Dit betekent dat de afstand tot een rustige woonwijk indicatief minimaal 500 meter dient te bedragen. De minimale afstand vanaf het helikopterplatform tot de dichtstbijgelegen woongebieden bedraagt circa 600 meter. Voor het helikopterplatform aan de Schaardijk wordt uitgegaan van jaarlijks 6.000 (en op langere termijn tot 10.000) vliegbewegingen, e.e.a. afhankelijk van de exacte risico's ten aanzien van externe veiligheid (bron: Afsprakenkader Helinet-Rotterdam, mei 2008). 4.2.2
Woningbouw Leonidaslocatie
Door alle sportvelden te concentreren op sportpark Toepad kan daar één hoogwaardige, multifunctionele sportfaciliteit ontstaan. De Leonidaslocatie komt dan vrij. De Ruimtelijke Visie Kralingen De Esch gaat uit van woningbouw op deze locatie. Er kan een woonmilieu worden gecreëerd dat het bestaande woongebied versterkt en zittende bewoners kansen biedt om door te stromen. In het programma wordt uitgegaan van maximaal 100 grondgebonden woningen, in een ruime verkaveling. Net als de Bavinckbuurt sluit de nieuwe buurt aan bij het oude noord-zuid verkavelingspatroon van het gebied. De woonbuurt wordt voor autoverkeer ontsloten vanaf de Kralingse Zoom via de bestaande toegang bij de Kralinger Esch. Voor langzaam verkeer zal een extra verbinding gemaakt moeten worden met de Honingerdijk en het wijkcentrum, om er voor te zorgen dat de buurt goed verbonden is met de wijk. Deze route kan tevens als extra ontsluiting dienen voor hulpdiensten bij calamiteiten. In het gebied zullen voldoende parkeerplaatsen moeten worden aangelegd voor zowel de huidige gebruikers en bewoners als voor de nieuwe woningen. Daarbij is het uitgangspunt dat de parkeerplaatsen voor de nieuwe woningen grotendeels op eigen terrein gesitueerd moeten worden. Conform de ''Rotterdamse norm voor buitenspeelruimte''' zal binnen de bestemmingen "woongebied" 2 en de aangrenzende bestemming "groen" speelruimte gerealiseerd worden van minimaal 1000 m . Deze hoeft niet precies gekoppeld te worden aan de groenstrook, het kan namelijk ook deels buiten deze strook aangelegd worden, of verdeeld worden over twee speelplekken in de buurt. De wateropgave voor het gebied wordt - mits de bodemkwaliteit dit toelaat - ingezet om een waterrijk woonmilieu te maken. De lage ligging van het gebied biedt hiervoor een goede gelegenheid. Het zwembad van de Vereniging Kralings Zwembad wordt behouden en als monumentaal, karakteristiek element ingepast in de nieuwe buurt. De huidige enscenering van het zwembad als besloten gebied, omringd door een groene wand van beplanting, zal behouden blijven en waar mogelijk worden versterkt, zodat het geen negatieve invloed ondervindt van de omliggende bebouwing. De groene rand tussen de nieuwe buurt en de Abram van Rijckevoorselweg/ Kralingse Zoom blijft bestemd als groen. Deze strook met hoge bomen vormt een natuurlijke buffer tussen het rustige woonmilieu en de drukke verkeerswegen. 4.2.3
Kantoor voor SDDC
Het programma voor deze ontwikkeling is een kantoorgebouw, opslagruimte en een parkeervoorziening. De locatie voor deze ontwikkeling is een driehoekig kavel aan Toepad 64 en 66 in de Eschpolder te Rotterdam. De gebouwen zullen voorzien in huisvesting van een departement van het Amerikaanse leger: Military Surface Deployment and Distribution Command 598th U.S. Army Transportation Terminal Group. Dit departement houdt zich voornamelijk bezig met de transportcoördinatie binnen het Amerikaanse leger, die door commerciële bedrijven worden verricht. Op dit moment bevinden zich op de locatie een oude boerderij en een viertal kleine schuurtjes. Deze zullen geheel worden gesloopt. Alleen het voorhuis van de oude boerderij met de bijzondere gevel zal worden gerestaureerd. Het nieuwe complex zal bestaan uit vier gebouwen.
32
1. 2. 3. 4.
Een hoofdgebouw van drie bouwlagen dat voornamelijk als kantoor gebouw gaat dienen. Een halfverdiepte parkeergarage voor 98 parkeerplaatsen. Een loods (schuur) voor de opslag van goederen Een bestaande boerderij die gedeeltelijk wordt gesloopt en aan de achterzijde wordt uitgebreid. Deze wordt gebruikt voor de huisvesting van bijzondere doeleinden zoals een postkamer, een bibliotheek en een handwerkruimte. Kantoor, boerderij en opslagloods bevinden zich binnen een zwaar beveiligde zone die omheind is door een hekwerk. Het terrein kent zeer beperkte toegang alleen voor bevoegden. 4.2.4
Logiesgebouw en kantoorgebouw op terrein Van Ghentkazerne
Op het terrein van de Van Ghentkazerne (Toepad 120) wordt nieuwbouw gerealiseerd van logiesgebouwen en een kantoorvoorziening. Deze ontwikkeling vindt plaats conform regels uit het vingerende bestemmingsplan uit 1985. De maximale bouwhoogte uit het vigerend bestemmingsplan bedraagt 23 meter. Ook de maximale bebouwingsdichtheid van 35 % uit het vigerend bestemmingsplan blijft ongewijzigd. Aan de westzijde van het kazerneterrein is een hoogteaccent toegestaan met een maximale bouwhoogte van 35 meter. Dit sluit aan bij het karakter van het naastgelegen woongebied Hoge Filters. 4.2.5
Maatschappelijke voorziening
Dit plan aan Plantagelaan 2 voorziet in uitbreidingsmogelijkheden voor de bestaande maatschappelijke voorziening aan de Plantagelaan. De bestemming 'maatschappelijk' laat geluidsgevoelige functies, zoals maatschappelijke doeleinden met woonfunctie toe. De Gemeente Rotterdam werkt samen met deelgemeenten aan de stedelijke aanpak om de situatie voor dak- en thuislozen te verbeteren. Daarvoor komen er binnen Rotterdam 19 nieuwe (woon)voorzieningen voor dak- en thuislozen, verdeeld over alle deelgemeenten. Onder meer op basis van het aantal inwoners en het aantal zogenoemde Maatschappelijke Opvang voorzieningen is een verdeling over de deelgemeenten gemaakt. Deelgemeente Kralingen-Crooswijk zal twee voorzieningen realiseren. De eerste voorziening aan Bosland is in de zomer van 2009 geopend. Het is een Intensief Beschermde Woonvoorziening (IBW), d.w.z. een kleinschalige woonvorm, waar 20 personen verblijven en waar gedurende 24 uur per dag en 7 dagen per week professionele begeleiding aanwezig is. Er is door de hele stad en de deelgemeente gekeken naar beschikbare panden. Het dagactiveringscentrum van Bouman GGZ verhuist binnenkort naar een meer geschikt gebouw. Het pand aan de Plantagelaan 2 is bouwkundig in een slechte staat. De plek is echter geschikt voor de nieuwbouw van een intensief beschermde woonvoorziening. Het ligt er rustig en onopvallend en de ervaringen van het bestaande activeringscentrum met bewoners uit dezelfde doelgroep waren qua locatie uitstekend. Bij het ontwerp zal terdege rekening gehouden worden met de zichtlijnen van omwonenden. Het gaat overigens om een relatief kleinschalig project. De nieuwe bebouwing zal de huidige rooilijn aan de voorzijde niet overschrijden en aan de achterzide is de bebouwingsgrens gelegd op de achtergevelrooilijn van de botenloods. Het terrein tussen de botenloods en de woningen aan het Waterwerk zal onbebouwd blijven. In het toetsingsvlak in verband met transport van gevaarlijke stoffen over water, zijnde het gebied tussen de 25 en 40 meter gemeten van de kade, zal de vervangende nieuwbouw zo veel mogelijk de bestaande bebouwingslijn en -hoogte handhaven. Hierdoor zal binnen het toetsingsvlak het aantal aanwezige personen niet toenemen. Op de plankaart wordt deze voorziening opgenomen binnen de bestemming "Gemengd - 4" met 2 2 toelating van 1400m bvo voor maatschappelijke doeleinden met woonfunctie en 1400m bvo voor sport dat in deze betrekking heeft op de roeivereniging Nautilus.
33
4.2.6
Programmatische uitbreiding wijkcentrum
In de Ruimtelijke Visie wordt onderkend dat het huidige winkelcentrum meer oriëntatie naar buiten behoeft. Het winkelcentrum is nu een in zichzelf gekeerd gebouw. Bij een toekomstige renovatie of herontwikkeling moet de inzet zijn het gebouw meer op de omgeving te richten. Het toegestane programma is gelijk aan het toegestane programma van het vingerend bestemmingsplan van 1987. Dit betekent dat er nog enige uitbreiding mogelijk is, omdat het geprojecteerde programma niet volledig ontwikkeld is. In het nieuwe bestemmingsplan wordt er uitgegaan van het vingerend bestemmingsplan uit het jaar 1987 met enige aanpassingen naar aanleiding van de bestaande situatie. Voor de bestemmingen betekent het volgende: A. detailhandel (voorheen winkels) mag groeien maar de totale bvo mag niet meer dan 3000 m2 bedragen. In de huidige situatie bedraagt de ongebruikte ruimte nog 1062 m2 voor detailhandel. Vanuit de economische rendabiliteit is behoefte aan vergroting van de maximaal toegestane oppervlaktes van 700 m2 naar 1500m2 per vestiging; B. voor maatschappelijke voorzieningen zijn in de vergunde situatie 2889 m2 bvo in gebruik. Afgerond is nu 3000 m2 toegestaan. Het vigerend plan voorzag in een kleiner oppervlak; C. de ruimte voor sportvoorzieningen van 600 m2 wordt conform het vigerend bestemmingsplan uit 1987 aangehouden. Men moet hier denken aan sportvorziening zoals sportzaal, sportschool, fitness, ed; D. ten hoogste 50 gestapelde woningen in maximaal 4 bouwlagen; E. de maximaal toegestane bouwhoogte is 15 meter.
4.3
Mogelijk toekomstige ontwikkelingen
Zandstortlocatie Het dagelijks bestuur van de deelgemeente Kralingen-Crooswijk vindt woningbouw op de locatie van de zandstort aan de Nesserdijk een interessante optie. Deze ontwikkeling kan zorgen voor een vergroting van het woonvolume en differentiatie van de woningvoorraad in De Esch. Deze ontwikkeling is in de Ruimtelijke Visie opgenomen als een zoeklocatie voor woningbouw. Omdat studies naar de woningbouwmogelijkheden nog plaats moeten vinden, is deze locatie niet als woningbouw opgenomen in dit bestemmingsplan. Verdichting van het centrumgebied In de Ruimtelijke visie wordt de wens uitgesproken voor verdere verdichting van het centrumgebied. De aanwezige sfeer en het aanzicht van de historische bebouwing met de watertoren, het haventje plus de nu al aanwezige voorzieningen (café, theater, creatieve bedrijven, supermarkt, gezondheidscentrum, scholen, sportzaal en wijkcentrum) bieden een uitstekende basis. De waterbakken en het gebied eromheen zijn mooi, maar stil en leeg. Er zijn in de visie eerste ideeën geformuleerd over de toekomstige ontwikkelingen: ' (...)Het wordt belangrijk gevonden om de gebouwen rondom de waterbakken te verdichten. Op maaiveldniveau moet een mix van levendige functies het centrumkarakter versterken: kleinschalige bedrijvigheid, horeca, cultuur en zeker ook wonen en werken-aan-huis. De menging van functies dient zorgvuldig te worden gekozen om het bestaande voorzieningenniveau te versterken. Een goede inpassing in de omringende monumentale bebouwing en waterbakken is vereist. Uitgangspunt is dat de cultuurhistorische waarde behouden blijft. Als er verdicht wordt rondom de waterbakken, zal de vraag naar parkeerplaatsen toenemen, terwijl de beschikbare ruimte in het openbaar gebied kleiner wordt. Een mogelijkheid is dan om een of meerdere bassins te gebruiken voor ondergronds parkeren (...).' De uitwerkingen van deze ideeën moeten nog plaats gaan vinden. Er is op dit moment te weinig concrete informatie beschikbaar (incl. informatie over financiële haalbaarheid) om deze ontwikkeling op te nemen in dit bestemmingsplan.'
34
4.4
Juridische planbeschrijving
4.4.1
Werken aan huis
In de voorschriften is een regeling voor werken aan huis opgenomen. Deze regeling gaat uit van een zo groot mogelijke flexibiliteit in toegestane bedrijfsactiviteiten, mits de omgeving geen gevaar loopt en geen onevenredige hinder ondervindt van de activiteit. De bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in alle woningen, ongeacht het type woning of het gebied waar de woning staat. De belangrijkste voorwaarden zijn dat maximaal 30% van de woning voor beroeps-/bedrijfsactiviteiten mag worden gebruikt en dat de woning er aan de buitenkant als woning uit blijft zien. Reclame-uitingen aan de buitenzijde van de woning zijn niet toegestaan. Verder worden detailhandelsactiviteiten en bedrijfsmatige reparatie en onderhoud aan motorvoertuigen nadrukkelijk uitgesloten. 4.4.2
Uitbreiding/bebouwing op tuin of erf
In de Woningwet is vastgelegd welke bouwwerken bouwvergunningvrij zijn of slechts een lichte bouwvergunningsprocedure doorlopen. Aan de achterkant mag doorgaans sneller worden gebouwd zonder bouwvergunning. Voor de voor- en zijkant van de woning gelden meer beperkingen en moet meestal een bouwvergunning worden aangevraagd. Een bouwvergunningvrij bouwwerk is zonder meer toegestaan, hiervoor hoeft niet naar het bestemmingsplan te worden gekeken. Een bouwvergunningplichtig bouwwerk moet getoetst worden aan het bestemmingsplan, er kan in beginsel geen bouwvergunning verkregen worden voor bouwwerken die het bestemmingsplan niet toestaat. Voor een opsomming van bouwvergunningvrije bouwwerken wordt hier volstaan met een verwijzing naar het "Besluit bouwvergunningvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken" van de gewijzigde Woningwet. 4.4.3
Horeca
In de Horecanota 2008 - 2011 van deelgemeente Kralingen-Crooswijk worden de hoofdlijnen van het horecabeleid in de deelgemeente beschreven. Dit beleid is, voor zover ruimtelijk relevant, vastgelegd in dit bestemmingsplan. De horeca is in de huidige panden bestemd met een aanduiding "Horeca toegestaan" op de plankaart. In de voorschriften zijn de adressen vastgelegd waarvoor deze aanduiding geldt. In de deelgemeente wordt ernaar gestreefd de overlastarme situatie zo veel mogelijk te handhaven. Inrichtingen worden uit woonstraten geweerd. Horecaondernemingen dienen te passen bij het karakter van vestigingsgebieden en de reeds gevestigde horeca. In de meeste straten in Kralingen Crooswijk is de bestaande horecamix en spreiding al in overeenstemming met het karakter van de straat. De algemeen gewenste ontwikkeling luidt dan ook: handhaving van het bestaande aantal en soort inrichtingen. De deelgemeente ziet af van de in het voorontwerp voorgenomen ontwikkeling van een horecapaviljoen in de Oude Plantage. 4.4.4
Belhuizen (bij winkels)
De aanwezigheid van belhuizen wordt in Rotterdam in menig deelgemeente in toenemende mate als problematisch ervaren. Weliswaar moeten belhuizen die tevens goederen te koop aanbieden zich net als winkels houden aan de Winkeltijdenwet, maar voor uitsluitend het bieden van de mogelijkheid om goedkoop te telefoneren geldt de Winkeltijdenwet niet en dat betekent dat die dienst 24 uur per dag, 7 dagen in de week mag worden aangeboden. Dit kan leiden tot overlast door het komen en gaan van klanten op late uren in straten waar wonen en detailhandel van oudsher worden gecombineerd. Het voorkomen van overlast in verband met de bescherming van de leefbaarheid van een gebied, wordt in dit bestemmingsplan vertaald in direct werkende beperkende gebruiksregels. Overeenkomstig Rotterdams beleid in de 'leefmilieuverordening belhuizen' (van kracht geworden op 22 december 2006) legt dit bestemmingsplan de realisatie van belhuizen aan banden. Het beleid is gericht op het beperken van het aantal belhuizen in Rotterdam tot het aantal dat aanwezig was ten tijde van het van kracht worden van de genoemde leefmilieuverordening.
35
In het plangebied van dit bestemmingsplan komen dergelijke bestaande belhuizen niet voor. Belhuizen zijn doorgaans toelaatbaar in bestemmingen die een winkel mogelijk maken. Omdat de bestemmingsplanvoorschriften expliciet bepalen dat een belhuis niet onder een winkelfunctie valt, is in het plangebied geen belhuis toegestaan. Het opnemen van de regeling in de 'leefmilieuverordening belhuizen' in dit bestemmingsplan is overigens ook noodzakelijk omdat een leefmilieuverordening slechts voorrang heeft op een bestemmingsplan dat in werking is getreden voorafgaand aan de inwerkingtreding van een leefmilieuverordening. 4.4.5
Verkoop voor motorbrandstoffen
Het bestaande verkooppunt is als zodanig bestemd. Enige detailhandel in andere goederen of artikelen dan brandstof e.d. is hier toegestaan. De hoogte- en oppervlaktematen van de bij deze bestemming behorende bouwwerken zijn in de voorschriften van deze bestemmingen aangegeven. Het bijbehorende LPG-vulpunt is, tezamen met de bijbehorende veiligheidszone, op de plankaart aangeduid binnen de groenbestemming. De aanduiding 'LPG tank' ligt tevens binnen de groenbestemming en kent eveneens een veiligheidszone. 4.4.6
Detailhandel
Op de bedrijventerreinen zijn zelfstandige detailhandelsbedrijven uitgesloten; deze horen thuis in een 'normaal winkelgebied'. Het voorzieningenniveau in het centrum en de concurrentieverhoudingen zouden ernstig kunnen worden aangetast, indien zich her en der grotere winkels (bijv. super- of bouwmarkten) zouden kunnen vestigen in relatief grote en goedkope ruimten, op plaatsen die daarvoor met name ruimtelijk niet geschikt zijn. In het algemeen is op bedrijventerreinen in een aantal gevallen wel detailhandel toegestaan, mits het volumineuze detailhandel is, die wat betreft schaal, omvang van de goederen en mogelijke gevaar-/ hinderaspecten niet passen in een "normaal" winkelgebied. Het gaat bij de bedoelde vormen van detailhandel met name om detailhandel in zeer volumineuze goederen, zoals auto's, motoren, boten en caravans. Op het bedrijventerrein Autostrada wordt zo de detailhandel in auto's toegestaan. De vestiging van andere perifere detailhandel of grootschalige detailhandel is niet mogelijk binnen dit gebied. Hiervoor zijn in Rotterdam enkele vaste plekken aangewezen. 4.4.7
Water
Binnen de bestemming 'Water' wordt een onderscheid gemaakt naar '"Water -1 en - 2" Alle in het gebied aanwezige watergangen met een structurele functie voor waterberging en waterhuishouding zijn als "Water - 1" bestemd. De hoofdwatergangen zijn als zodanig op de plankaart aangegeven middels aanduiding van de keurstrook. Het gedeelte van de Nieuwe Maas dat binnen het plangebied valt is bestemd als "Water - 2". Binnen deze bestemming wordt het gebruik van de 'gronden' als ligplaats voor woonboten, varende woonschepen en partyschepen (horeca) niet toegestaan, met uitzondering van de zuidelijke walkant van de Watertorenhaven, waar varende woonschepen zijn toegestaan. Het bunkerponton nabij de Schaardijk is als specifieke vorm van detailhandel bestemd door middel van een aanduiding op de plankaart. Ter plaatse van de aanduiding "H" is een helikopterplatform van 30x30 meter in de bestemming "Water - 2" toegestaan. Op deze locatie aan de Schaardijk kan een drijvend platform in het water worden gelegd, waarop een landings- en startplaats voor helikopters (helihaven) mogelijk is. Op het moment dat elders in Rotterdam een openbare helikopterluchthaven wordt geopend, zijn burgemeester en wethouders bevoegd om de in dit plan geboden mogelijkheid van een helikopterplatform te schrappen. In de concept Provinciale Structuurvisie (PSV) is aangegeven dat er slechts één commerciele helikopterluchthaven is toegestaan in de regio.
36
Hoofdstuk 5
Water
5.1
Beleidskader
5.1.1
Rijksbeleid
Het rijksbeleid op het gebied van water is vastgelegd in de Nota Ruimte (2004). De doelstellingen voor het ruimtelijk beleid die hieruit voortkomen omvatten: borging van veiligheid tegen overstromingen, voorkoming van wateroverlast en watertekorten en verbetering van water- en bodemkwaliteit. Daarnaast hecht het rijk bij de uitvoering van het ruimtelijk beleid grote betekenis aan de borging en ontwikkeling van natuurwaarden, de ontwikkeling van landschappelijke kwaliteit en van bijzondere, ook internationaal erkende, landschappelijke cultuurhistorische waarden. In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) van 2 juli 2003 zijn de taken en verantwoordelijkheden van gemeenten, waterschappen, zowel qua inhoud als qua financiering, beschreven en is een werknorm voor de kans dat het oppervlaktewater het niveau van het maaiveld overschrijdt (o.a. in bebouwd gebied) vastgelegd. Daarnaast is sinds 1 november 2003 de watertoets wettelijk verplicht voor streekplannen, streekplanuitwerkingen, regionale en gemeentelijke structuurplannen, bestemmingsplannen en projectbesluiten. De wijziging op het Besluit Ruimtelijke Ordening (Bro) per 1 november 2003 regelt vooral een verplichte waterparagraaf in de toelichting bij de genoemde ruimtelijke plannen en een uitbreiding van het wettelijk vooroverleg. Sinds eind 2000 is ook de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht. Die richtlijn moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in Europa in 2015 op orde is. Het relevante Rijksbeleid voor buitendijkse gebieden is de "Beleidslijn grote Rivieren". Deze beleidslijn maakt een onderscheid tussen twee afwegingsregimes, namelijk stroomvoerend regime en bergend regime en de Artikel 2a Wbr-gebieden die een uitzonderingssituatie hebben. Waar het 'bergend' regime geldt, worden (bouw)activiteiten toegestaan, mits deze voldoen aan de algemene rivierkundige voorwaarden: y er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit, dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk wordt gewaarborgd; y er is geen sprake van een feitelijke belemmering van toekomstige vergroting van de afvoercapaciteit; y er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit, dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is; y de waterstandsverhoging die een activiteit veroorzaakt moet duurzaam gecompenseerd worden, waarbij de financiering en de tijdige realisatie van de maatregelen gezekerd zijn; y voor de activiteiten die per saldo meer ruimte voor de rivier moeten opleveren geldt dat alle overeengekomen rivierverruimende maatregelen gegarandeerd moeten zijn. Stroomvoerend regime: In delen van het rivierbed waar het 'stroomvoerend' regime geldt, worden alleen riviergebonden activiteiten onder de algemene rivierkundige voorwaarden toegestaan en worden niet-riviergebonden activiteiten alleen onder specifieke voorwaarden toegestaan. Voor niet-riviergebonden activiteiten geldt een 'nee-tenzij' afweging. Dat wil zeggen dat uitbreiding of nieuwvestiging van niet-riviergebonden activiteiten in principe niet mogelijk is, tenzij op basis van voorafgaand onderzoek kan worden aangetoond dat specifieke omstandigheden van toepassing zijn. Voor riviergebonden activiteiten geldt een 'ja-mits' afweging. Dat wil zeggen dat deze activiteiten zijn toegelaten, mits aan de gestelde algemene rivierkundige voorwaarden wordt voldaan (zie ook bergend regime). De activiteiten die onder de noemer 'riviergebonden' vallen zijn specifiek omschreven. Het gaat in ieder geval om activiteiten waarvan op voorhand duidelijk is dat situering ervan buiten het rivierbed niet mogelijk en wenselijk wordt geacht. Artikel 2a Wbr-gebieden: De zogenaamde artikel 2a-gebieden zijn gedeelten van het rivierbed waar op basis van rivierkundige gronden en via een algemene maatregel van bestuur het vergunningenregime van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken niet van toepassing is. Deze aanduiding betekent dat de betreffende gebieden vanuit rivierkundig oogpunt (vanuit het rivier- en stroombelang) minder van belang worden geacht. Bescherming van dat belang door middel van een vergunningstelsel is daarmee niet noodzakelijk. De overwegingen die hebben geleid tot het aanwijzen
37
van de artikel 2a-gebieden maken duidelijk dat deze gebieden voor het realiseren van de doelstellingen van deze beleidslijn feitelijk geen rol spelen. Daarom vallen de gebieden waar artikel 2a van toepassing is - ondanks de ligging in het rivierbed - niet onder het toepassingsgebied van de Beleidslijn grote rivieren. De artikel 2a-gebieden blijven wel deel uit maken van het rivierbed. Dit betekent dat sommige van deze gebieden bij hoogwatersituaties onder water kunnen staan. Bouwen in deze, in het rivierbed gelegen artikel 2a-gebieden, geschiedt net als elders in het rivierbed op eigen risico. Ook hier is het Rijk niet aansprakelijk voor eventuele schade. 5.1.2
Provinciaal beleid
Het Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015 (11 november 2009 vastgesteld door Provinciale Staten van Zuid-Holland) bevat de hoofdlijnen van het provinciaal waterbeleid voor deze periode. Het plan komt in plaats van het waterbeleid zoals is vastgelegd in het beleidsplan Groen, Water en Milieu (2006). Het provinciaal waterplan vervangt tevens het Grondwaterplan 2007-2013 en beschrijft dus ook het strategische grondwaterbeleid voor Zuid-Holland. De provinciale rol in het waterveld spitst zich toe op kaderstelling en toezicht. Voorts stelt de Provincie Zuid-Holland in haar nota 'Regels voor Ruimte' het opnemen van een waterparagraaf in een bestemmingsplan verplicht en heeft zij als richtlijn 10% oppervlaktewater in bebouwd gebied geformuleerd, mits er geen overeenstemming met de waterbeheerder wordt bereikt. Is er wel overeenstemming tussen de gemeente en de waterbeheerder over het percentage te realiseren oppervlaktewater, dan gaat de provincie hiermee akkoord. Dit betekent dat zowel percentages beneden als boven de 10% kunnen worden afgesproken. In het RR2020, het ruimtelijk plan voor de regio Rotterdam, staat deze vuistregel ook beschreven. Als nuancering wordt hier genoemd dat al naar gelang de stedenbouwkundige en waterhuishoudkundige toestand op de locatie het percentage kan wijzigen. Daarnaast wordt in het RR2020 aangehaakt bij de trits vasthouden bergen - afvoeren. Om een goede waterkwaliteit te bevorderen dient volgens het RR2020 aangesloten te worden bij een andere trits uit het nationaal beleid, te weten de trits schoonhouden scheiden - zuiveren. In de deelstroomgebiedsvisies is voor Rotterdam de opgave het ontwikkelen van een duurzaam stedelijk waterbeheer. 5.1.3
Regionaal beleid
De gemeenteraad van Rotterdam heeft op 18 september 2007 het Waterplan 2 Rotterdam vastgesteld. Het Waterplan 2 is een gezamenlijk en integraal product van alle waterbeheerders in de regio. In het Waterplan 2 staat in hoofdlijnen beschreven hoe de gemeente Rotterdam en de waterschappen de komende tijd willen omgaan met het water in de stad. Hierbij wordt met name gekeken naar drie cruciale ontwikkelingen: y Een hogere waterstand door de stijging van de zeespiegel. In buitendijkse gebieden ontstaan risico's op overstromingen. Versterking van waterkeringen is onvermijdelijk; y Wateroverlast door toenemende neerslag. Door klimaatsverandering kan er in korte tijd veel neerslag vallen. Om dat water te verwerken is opvang en berging nodig; y Strengere eisen aan de kwaliteit van het water. Rotterdam wil een aantrekkelijke waterstad zijn, met schoon, helder en plantrijk water. De stad moet bovendien voldoen aan de eisen uit de Europese Kaderrichtlijn Water. Er worden voor alle wateren in de stad kwaliteitsbeelden opgesteld volgens die eisen. Een onderdeel van het Waterplan 2 Rotterdam is het uitvoeringsprogramma 2007-2012. Hierin staat welke projecten in de komende 5 jaar worden uitgevoerd en welke projecten worden voorbereid voor uitvoering na 2012. Het Waterplan 2 biedt tevens een perspectief voor Rotterdam als waterstad in 2030.
5.2
Samenwerking met de waterbeheerder
De gemeente Rotterdam werkt in overleg met alle betrokken waterbeheerders tot een gemeenschappelijke procedurele en inhoudelijke invulling van de Watertoets en de waterparagraaf. De waterbeheerders in het plangebied zijn het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (HHSK) voor het binnendijks gebied en Rijkswaterstaat directie Zuid-Holland voor het buitendijks gebied. Op basis van de Keur verlenen de waterschappen vergunningen voor werken op, in en rond watergangen en waterkeringen en voor werken die de waterhuishouding beïnvloeden.
38
Het HHSK en Rijkswaterstaat hebben in het kader van het wettelijk vooroverleg enkele opmerkingen gemaakt ten behoeve van de waterparagraaf. Deze zijn verwerkt in dit hoofdstuk, in de regels en /of op de plankaart.
5.3
Huidige watersysteem
5.3.1
Oppervlaktewater
Het oppervlaktewater in het plangebied heeft de bestemming "Water" gekregen. De hoofdwatergangen in het plangebied hebben daarnaast de aanduiding "waterstaat waterstaatkundige functie" gekregen (een strook van vijf meter uit de insteek van het talud van een watergang), waarop het bepaalde in de Keur van het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard mede van toepassing is. Hierdoor worden de waterhuishoudkundige belangen beschermd in het bestemmingsplan. Het plangebied wordt doorsneden door de Nesserdijk en bevindt zich daardoor deels binnendijks en deels buitendijks en grenst aan de Nieuwe Maas. Voor het binnendijkse gebied is het HHSK de kwaliteits- en kwantiteitsbeheerder van het oppervlaktewater. Rijkswaterstaat is de beheerder van het buitendijks gebied. Het wateroppervlak bedraagt 1,2 ha in het buitendijkse zuidelijke natuurgebied, 5,6 ha binnendijks en 1,7 ha in het westelijke buitendijkse gebied. De verschillende peilgebieden worden apart bemalen waarbij het water wordt afgevoerd naar de Nieuwe Maas. In 2007 in met een peilbesluit van het HHSK besloten om twee peilgebieden(GPG -187 en 197) samen te voegen op een peil van NAP -2,35 meter. In juni 2009 is dit doorgevoerd. Het bemalingdistrict is het oude DWL-terrein. Het water in de voormalige filterbakken wordt bemalen op 1,30 meter boven NAP. Het uitgiftepeil varieert van 3,25 tot 4,75 meter boven NAP aan de westzijde van de Lage Filterweg en van 2,50 tot 2,80 meter boven NAP aan de oostzijde van deze weg. Het grote hoogteverschil met de rest van het plangebied komt omdat de woningen op het oude DWLterrein buitendijks liggen. Rondom park de Oude Plantage varieert het uitgiftepeil van 2,85 tot 7,25 meter boven NAP. 5.3.2
Grondwater
Uit het grondwateronderzoek (IGWR, 2005) dat uitgevoerd is in het kader van waterplan KralingenCrooswijk blijkt dat binnen het binnendijkse ontwikkelingsgebied 1 tot 0,10 mm/dag kwel optreedt. In de database van IGWR zijn onvoldoende peilbuisgegevens aanwezig om een uitspraak te kunnen doen over de grondwaterstand. Het HHSK heeft op basis van het algemeen hoogtebestand en het waterpeil van 2,40 meter NAP de drooglegging bepaald. Zij geeft een maatgevende drooglegging op van 0,40 meter. De drooglegging is het verschil tussen de maaiveldhoogte en het peil van het oppervlaktewater. Deze maatgevende drooglegging is bepaald aan de hand van de laagste drempelhoogte, waardoor het niet representatief is voor het gehele gebied. Echter dient wel rekening te worden gehouden met deze geringe drooglegging om zo wateroverlast in de toekomst te voorkomen. 5.3.3
Waterkering
Het gebied van het bestemmingsplan wordt doorsneden door de primaire waterkering en ligt daardoor deels buitendijks (westzijde en zuidpunt). De primaire waterkering loopt via de Nesserdijk zuidwaarts en vervolgens tussen het natuurgebied aan de zuidzijde en waterbedrijf Evides naar het westen. De Nieuwe Maas wordt begrensd door een voorliggende kade. Deze waterkeringen zijn inclusief de bijbehorende beschermingszone op de plankaart aangegeven met een dubbelbestemming "Waterkering", hier gelden bouwbeperkingen. De vijfjaarlijkse toetsing van de primaire waterkeringen door het Hoogheemraadschap is in 2008 afgerond. De primaire waterkering is hierbij goed door de toetsing gekomen en voldoet daarmee aan alle punten. De "Beleidslijn grote rivieren" beschrijft het westelijke buitendijkse gebied als artikel 2a gebied van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr), wat inhoudt dat geen Wbr vergunning aangevraagd hoeft te worden bij Rijkswaterstaat voor dit deel van het buitendijks gebied (zie figuur 5.1). Voor het resterende buitendijkse gebied moet deze vergunning wel aangevraagd worden.
39
Het natuurgebied aan de zuidzijde van De Esch is in de "Beleidslijn Grote Rivieren" gekenmerkt als bergend regime (zie figuur 5.1). Waar het 'bergend' regime geldt worden (bouw)activiteiten toegestaan mits deze voldoen aan de algemene rivierkundige voorwaarden.
Figuur 5.1
Primaire waterkeringen en beschermingszones DWL-de Esch
Het plangebied is relatief veilig voor overstroming vanuit de Nieuwe Maas. De ontwikkelingen leiden niet tot veranderingen in de kans op overstromening, de potentiële schade neemt echter wel toe. Het overstromingsrisico zal in totaal niet significant toenemen. Ter plaatse van de Plantagelaan wordt geadviseerd 0,5 meter hoger dan huidig maatgevende hoogwaterstand te bouwen. (3,4 + 0,5 = 3,9 +NAP) 5.3.4
Riolering
Het gehele plangebied wordt bemalen door hoofdrioolgemaal de Groene Wetering, waarna het rioolwater afgevoerd wordt via een persleiding naar RWZI Kralingseveer. Voor piekafvoeren treedt in eerste instantie een overstortbemaling in werking die overstort op de Nieuwe Maas afvoert (IGWR, 2006) om overstorten op het binnenwater te voorkomen. Er ligt een rioolwaterpersleiding aan de zuidoostkant van de Oude Plantage. Langs de Van Ghentkazerne ligt een absoluut stelsel, waar alleen vuilwater op mag worden afgevoerd. Doordat in de huidige situatie problemen zijn met de rioolberging, zal het gemaal bij toekomstige ontwikkelingen verdiept moeten worden (IGWR, 2006). Verder is een regenwaterriool aanwezig. Bij de aanleg van het kantoor voor het SDDC met 200 tot 300 medewerkers wordt verwacht dat de belasting op het vuilwaterriool zal toenemen met 1,20 m³ per uur (uitgaande van 6 liter per uur per werknemer). Tevens worden er in totaal max 200 woningen extra in het bestemmingsplan toegevoegd. Hierdoor zal de rioolbelasting omhoog gaan. Uitgaande van een piek van 30 liter huishoudelijk afvalwater per woning per uur, wordt de extra toename door de extra woningen geschat op 6m3 per uur.
40
Uitgangspunt van Afdeling Watermanagement van Gemeentewerken is dat de ontwikkelaar de kosten draagt die het gevolg zijn van eventueel benodigde uitbreiding van het rioolstelsel. In overleg met Afdeling Watermanagement van Gemeentewerken moet besloten worden of uitbreiding van het gemaal Toepad noodzakelijk is. Hemelwater afkomstig van het dakoppervlak kan worden afgevoerd naar het bestaande regenwaterriool. Het huidige regenwaterstelsel is niet gedimensioneerd op een toename van 0,70 hectare verhard oppervlak. Bij planontwikkeling moet dan ook worden rekening gehouden met de mogelijkheid water vast te houden en te bergen op eigen terrein en dit vervolgens vertraagd af te kunnen voeren. Hemelwater afkomstig van schone oppervlakken, zoals daken en voetpaden kan rechtstreeks afgevoerd worden naar het oppervlaktewater.
5.4
De wateropgave
Wateropgave in relatie tot de plankaart en regels De in het plangebied aanwezige watergangen en -partijen hebben de bestemming Water gekregen. De onderhoudstroken langs de hoofdwatergangen, waarop de Keur van het Hoogheemraadschap van toepassing is, zijn met een aanduiding op de plankaart aangegeven. De beschermingszone is op de plankaart aangegeven met een dubbelbestemming Waterkering. Op grond van de Keur van het HHSK (artikel 67 lid 11) is het verboden (behoudens ontheffing) bouwwerken op te richten of houtgewassen te planten binnen een strook van 5 meter (gemeten vanuit de insteek van het talud) langs hoofdwatergangen respectievelijk boezemwatergangen, ten behoeve van het onderhoud van genoemde watergangen. Een belanghebbende met bouwvoornemens in een keurstrook (zoals aangegeven op de plankaart als waterstaatkundige functie) wordt geadviseerd om contact op te nemen met HHSK over antwoord op de vraag of voor het bouwproject in kwestie ontheffing verleend kan worden van het bouwverbod in de Keur. Voor de uitvoering van werken binnen de voor "waterkering" bestemde zone zoals aangegeven op de plankaart, is onverminderd de bepalingen van het bestemmingsplan terzake, vergunning vereist van het HHSK. Plangebied De geplande toename van verhard oppervlak van de SDDC is berekend op 7.768 m². Het hoogheemraadschap hanteert een norm van 875 m³ per nieuw aan te leggen hectare verhard oppervlak. De wateropgave vanuit deze ontwikkeling bedraagt daardoor 680 m³. Het HHSK hanteert een maatgevende drooglegging in dit gebied van 0,40 meter (= laagste drempelniveau van de aanwezige bebouwing) waardoor het wenselijk te realiseren totale wateroppervlak op 1.700 m² komt. De wateropgave wordt door middel van water te creëren op het terrein van de SDDC gecompenseerd. Voor de Leonidas locatie is de totale verharding ongeveer 2,6 hectare van het plangebied. Hierbij is als uitgangspunt gebruikt dat de sportvelden als verharde ondergrond gezien kan worden, aangezien het regenwater dat erop valt, vrijwel direct in de sloot terecht komt. Dit uitgangspunt is door het HHSK bevestigd. In de nieuwe situatie komt de totale verharding op ongeveer 2,5 hectare, waarbij de tuinen als 50% verhard en 50% onverhard zijn meegenomen. Dit betekent dat het gebied in totaal wordt onthardt en er in principe geen compensatie plaats hoeft te vinden. Ook wordt er vanuit het ontwerp 2 1546 m aan openwater toegevoegd. Voor de Leonidas locatie is er dus geen kwantitatieve wateropgave. Op basis van de definitieve verhardingscijfers wordt de exacte watercompensatie berekend en in de vergunning bij het HHSK vastgelegd. Het nieuw aan te leggen water kan als compensatie dienen voor andere ontwikkelingen in hetzelfde peilgebied. Omdat binnen de De Esch meerdere deelwatersystemen aanwezig zijn en het mogelijk consequenties heeft op welk gebied de afwatering van het nieuwe verhard oppervlak zal plaatsvinden, verzoekt het HHSK om tijdig contact tijdens de inrichtingsplan fase met hun op te nemen om te bespreken op welke locaties welke hoeveelheden aanvullende waterberging zullen worden gerealiseerd.
41
Verder heeft het HHSK in september 2005 de wateropgaven voor de verschillende polders binnen zijn beheersgebied vastgesteld. Dit zijn de opgaven die, uitgaande van het huidige grondgebruik, moeten worden gerealiseerd om het systeem in 2015 aan de werknormen uit het Nationaal Bestuursakkoord Water te laten voldoen. Voor de De Esch is op basis van de beschikbare gegevens een wateropgave bepaald van 3,0 hectare voor de bestaande situatie. Dat moet er dus nog extra bijkomen. Deze relatief hoge waarde wordt vooral veroorzaakt door de kleine maatgevende drooglegging in dit gebied. Zij zullen nog een verfijningslag op basis van actuele gegevens maken om de definitieve wateropgave te kunnen vaststellen. Dit zal vast gelegd moeten worden in het uitvoeringsplan.
42
Hoofdstuk 6 6.1
Milieu
Beleid
Rotterdam is een compacte stad. Compact bouwen biedt aan de ene kant grote voordelen voor milieu en duurzaamheid op een hoger schaalniveau (minder mobiliteit, minder aantasting van natuurlijk en landelijk gebied). Aan de andere kant kan door compact bouwen de milieubelasting in de stad toenemen; dit wordt de paradox van de compacte stad genoemd. Rotterdam moet bovenal een leefbare stad zijn. Een woonomgeving met weinig milieuhinder is één van de aspecten die de leefbaarheid bepalen naast bijvoorbeeld bereikbaarheid en sociale veiligheid. Het milieubeleid in Rotterdam is erop gericht om ondanks de verdichting en intensivering van de stad toch de milieubelasting terug te dringen. De hoofdlijnen van het Rotterdamse milieubeleid zijn vastgelegd in het Rotterdams Milieuperspectief 2002 - 2007. Dit derde Rotterdamse Milieubeleidsplan (RMP3) ligt in het verlengde van het in 1995 vastgestelde RMP2. De nadruk ligt nu echter meer op de methodes en instrumenten om de geformuleerde beleidsdoelstellingen te bereiken. Om die redenen is de RMP3 gekoppeld aan het Uitvoeringsprogramma Milieu Rotterdam. De collegeprioriteiten zijn daarbij vertaald naar een zevental Speerpunten Milieu, te weten: y beperking van eventueel ongemak dat bedrijven ondervinden van milieuregelgeving; y richten van overheidsinspanningen op het gebied van leefbaarheid op wijkniveau; y veiligstellen van ruimte voor stedelijke ontwikkeling in combinatie met verantwoorde leefkwaliteit; y waarborgen van het veiligheidsniveau in de stad en de haven door met een consequente vergunningvergeving en handhaving het bedrijvenbestand bij te houden; y het aantrekken en inzetten van rijksmiddelen voor bodemsanering, gericht op maximale voortgang van stedelijke bouwplannen; y veiligstellen van de commerciële waarden van de grond (uitgeefbaarheid) van het verzelfstandigd Havenbedrijf op lange termijn; y de eerstvolgende rapportage luchtkwaliteit wordt van een strategie voorzien, waarbij realistische normen worden gecombineerd met realistische maatregelen. In maart 2001 is het Ruimtelijk Plan Rotterdam 2010 (het structuurplan voor de gemeente Rotterdam) vastgesteld. In het RPR 2010 worden met betrekking tot milieu en gezondheid aandachtsgebieden en kwaliteitsgebieden aangegeven. In de aandachtsgebieden is de milieubelasting zo hoog dat de kans op gezondheidsklachten van de bevolking niet acceptabel is. Kwaliteitsgebieden zijn gebieden waar de milieukwaliteit met betrekking tot geluid, luchtverontreiniging en externe veiligheid juist uitzonderlijk goed is. Deze gebieden zijn in Rotterdam zelf nauwelijks aanwezig. De in het RPR 2010 gestelde ambitie is om de kwaliteitsgebieden te handhaven en uit te breiden en om de aandachtsgebieden in aantal en omvang te verminderen.
6.2
Milieueffectrapportage
6.2.1
Algemeen
De centrale doelstelling van het instrument milieueffectrapportage is het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijk belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De basis van de milieueffectrapportage wordt gevormd door de EU Richtlijn m.e.r. De richtlijn is van toepassing op de milieueffectbeoordeling van openbare en particuliere projecten die aanzienlijke gevolgen voor het milieu kunnen hebben. De Europese regelgeving is in de Nederlandse wetgeving onder andere geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (verder Wm) en in het Besluit milieueffectrapportage 1994. In de bijlagen behorende bij het Besluit m.e.r. zijn de m.e.r.-plichtige activiteiten (de C-lijst) en de m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten (de D-lijst) beschreven.
43
6.2.2
Plan/besluit
Het bestemmingsplan maakt de in paragraaf 4.2 genoemde ontwikkelingen mogelijk. Om te bepalen of het bestemmingsplan m.e.r.-(beoordelings)plichtig is, is het programma getoetst aan de Nederlandse en Europese wetgeving. In het bestemmingsplan zijn geen activiteiten opgenomen die voorkomen op de C/D-lijst. De ontwikkelingen liggen niet in of nabij een gevoelig gebied, zoals de ecologische hoofdstructuur of een Natura 2000 gebied. Bovendien hebben de ontwikkelingen vanwege de beperkte omvang geen grote negatieve effecten op het milieu. Dit blijkt uit de milieuonderzoeken waarvan de resultaten beschreven zijn in dit hoofdstuk van het bestemmingsplan. Op grond van het bovenstaande is bestemmingsplan DWL-de Esch niet m.e.r.-beoordelingsplichtig en daarmee ook niet m.e.r.-plichtig.
6.3
Milieuzonering
De gemeente Rotterdam stuurt al sinds de jaren '50 de inpasbaarheid van inrichtingen binnen de gemeentegrens door middel van de Hinderwetverordening. Vanaf de jaren '70 werkt de gemeente met de Rotterdamse 'Staat van Inrichtingen'. Deze is afgeleid van de inrichtingen vernoemd in het Hinderbesluit en uitgebreid met een indeling in milieucategorieën. Vanaf het begin van de jaren '90 wordt gebruikt gemaakt van de bedrijvenlijst die is opgesteld door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (de zogenaamde VNG-lijst Bedrijven en milieuzonering). De VNG-lijst geeft informatie over milieuhinder van vrijwel alle bedrijfstypen en andere activiteiten. Hierin zijn voor de milieuaspecten geur, stof (luchtkwaliteit), geluid en gevaar 'afstandswaarden' gegeven. De hinderaspecten zijn bepalend voor de vraag in hoeverre tussen een belastende en een gevoelige functie verweving mogelijk is, dan wel ruimtelijke scheiding noodzakelijk is. Er wordt uitgegaan van de milieugevoelige functie wonen. Deze informatie over milieukenmerken is indicatief en is niet als norm of richtlijn bedoeld. De lijst van bedrijfsactiviteiten bij het bestemmingsplan heeft geen betrekking op activiteiten zoals agrarische doeleinden, kantoren, detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen, sport of recreatie. In de Rotterdamse praktijk krijgen dergelijke activiteiten een andere bestemming. De indicatieve afstanden uit de VNG-lijst Bedrijven en milieuzonering worden gebruikt bij het ontbreken van nadere informatie over milieuhinder. De VNG-lijst is vertaald naar de Rotterdamse situatie. Hiervoor is de gemeente Rotterdam verdeeld in vijf gebiedstypen, te weten: y 'rustige woonwijk'; de woonvlekken zijn gescheiden van de werk-, winkel- en verkeersgebieden. In deze gebiedstypering zijn activiteiten toegestaan tot en met milieucategorie 2; y 'gemengd woongebied'; het gaat hier om een bepaalde mate van functiemenging. Er is geen strikte scheiding tussen woon-, werk-, winkel- en verkeersgebieden. In deze gebiedstypering zijn activiteiten toegestaan tot en met milieucategorie 3; y 'industriegebied I'; dit zijn gebieden met overwegend lichte en middelzware bedrijven. In deze gebiedstypering zijn activiteiten toegestaan tot en met milieucategorie 4; y 'industriegebied II'; gebieden met overwegend middelzware tot zware bedrijven. In deze gebiedstypering zijn activiteiten toegestaan tot en met milieucategorie 5; y 'industriegebied III'; overwegend zware bedrijven voeren binnen deze gebieden de boventoon. In deze gebiedstypering zijn activiteiten toegestaan tot en met milieucategorie 6. Naast de gebiedstypen die bepaald worden door de mate van menging van bedrijfsactiviteiten en wonen, zijn er ook gebieden waarin géén dan wel nagenoeg geen bedrijfs- en woonfuncties voorkomen. Deze gebieden worden aangeduid als overgangsgebieden en worden gelijk gesteld met 'gemengd woongebied'. Dit houdt in dat ook hier activiteiten toegestaan zijn tot en met milieucategorie 3. Het plangebied van dit bestemmingsplan is, met uitzondering van het buitendijks gebied, volgens de Rotterdamse systematiek aangeduid als overgangsgebied. Dit houdt in dat binnen het plangebied bedrijven in de milieucategorieën 1 t/m 3 zijn toegestaan. Het buitendijks gebied ten westen van de Honingerdijk is aangeduid als woongebied en daar zijn bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 toegestaan. Op de bedrijventerreinen Autostrada en Schaardijk zijn bedrijven toegestaan tot en met milieucategorie 4.2 op basis van het vorige bestemmingsplan, waarin dit al mogelijk was. Het helikopterplatform (helihaven) valt onder categorie 5.1.
44
Ten opzichte van het vorige bestemmingsplan is het helikopterplatform met categorie 5.1 een nieuwe activiteit. In de ruimtelijke onderbouwing van de (oude) artikel 19.1 procedure voor de aanleg van de helihaven is de ruimtelijke en stedenbouwkundige inpassing onderzocht. De afstand tot gevoelige objecten in het plangebied is groter dan de indicatieve afstanden uit de VNG-lijst. Uit het onderzoek blijkt dat de realisatie van de helihaven aanvaardbaar is, want er zijn geen ruimtelijke en stedenbouwkundige bezwaren ten aanzien ruimtelijke effecten, Rijks- en regionaal beleid, geluid, geur en stofhinder, fijnstof en Flora en faunawet.
6.4
Geluid
Geluidhinder kan ontstaan door verschillende activiteiten. In de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer zijn geluidsnormen opgenomen voor wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai. Deze normen geven de hoogst acceptabele geluidsbelasting bij geluidsgevoelige functies zoals woningen. Bij het bepalen van de maximaal toegestane geluidsbelasting maakt de Wet onderscheid tussen bestaande situaties en nieuwe situaties. Nieuwe situaties zijn nieuw te bouwen geluidsgevoelige functies of nieuwe geluidhinder veroorzakende functies. Gemeentelijk ontheffingsbeleid In het gemeentelijk ontheffingsbeleid Wet geluidhinder geldt een stelsel van voorkeurswaarden en grenswaarden voor geluid. In dit Rotterdamse beleid staat een goede leefomgevingskwaliteit voor bewoners voorop. Bij beperking van geluidhinder hanteert de gemeente een volgorde in prioriteit: eerst bronmaatregelen, daarna overdrachtsmaatregelen en dan ontvangersmaatregelen. Bij het beoordelen van ontheffingsaanvragen besteedt het gemeentebestuur aandacht aan de mate waarin het stedenbouwkundig ontwerp bijdraagt aan de beperking van geluidsoverlast. Zo wordt in ieder geval verplicht dat elke woning minimaal één geluidluwe gevel en geluidluwe buitenruimte heeft. In een compacte stad blijven ontheffingen van de voorkeurswaarde geregeld nodig om nieuwbouw te kunnen realiseren. Door beperking van geluidsoverlast vanaf het begin mee te nemen bij gewenste stedelijke ontwikkelingen, gaat de gemeente ervan uit dat de aantrekkelijkheid van de stad gewaarborgd blijft.
6.4.1
Wegverkeer
Als in een zone langs een weg nieuwe situaties mogelijk worden gemaakt, dan moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken, het stedelijk gebied en de maximum snelheid. In het akoestisch onderzoek kunnen wegen waar een snelheid van maximaal 30 km/u geldt buiten beschouwing blijven. In de onderstaande tabel is de zonebreedte aangegeven. Tabel 1 Breedte geluidszones langs wegen Soort gebied Aantal rijstroken Zonebreedte
Stedelijk gebied
Buitenstedelijk gebied
1 of 2
3 of meer
1 of 2
3 of 4
5 of meer
200 meter
350 meter
250 meter
400 meter
600 meter
In nieuwe situaties is de voorkeursgrenswaarde aan de gevel 48 dB. Het college van Burgemeester en Wethouders hebben volgens artikel 83 van de Wet geluidhinder de bevoegdheid om een hogere waarde vast te leggen. De onderbouwing van dit voornemen, het ontwerpbesluit, wordt tegelijkertijd met het ontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegd. Om na te gaan in hoeverre aan de normen van de Wet geluidhinder kan worden voldaan zijn geluidsberekeningen uitgevoerd. De Abram van Rijckevorselweg en de Kralingse Zoom zijn stedelijke wegen. Voor de Abram van Rijckeverselweg geldt een geluidzone van 350 meter aan weerszijden van de weg. Voor de Kralingse Zoom geldt een geluidzone van 200 meter. Ten aanzien van de geluidsinvloed van omliggende wegen op eventuele 'nieuwe' situaties in het bestemmingsplan DWL-de Esch dient akoestisch onderzoek plaats te vinden.
45
De verwachte etmaalintensiteiten van de binnenstedelijke wegen voor het jaar 2020 zijn verstrekt door dS+V, afdeling Verkeer en Vervoer. In de volgende tabel is een overzicht opgenomen van de gehanteerde etmaalintensiteiten. Tabel 6.2 Etmaalintensiteiten binnenstedelijke wegen 2020 Tussen
En
Honingerdijk
Bg. Oudln/Oude Plantagedreef
62.025 DAB*
Abr v Rijckevorselweg
Bg. Oudln/Oude Plantagedreef
op-afrit WZ viaduct Kral Zoom
66.750 DAB
Abr v Rijckevorselweg (onderlangs nz)
oprit OZ viaduct Kral Zoom
afrit WZ viaduct Kral Zoom
Abr v Rijckevorselweg (onderlangs zz)
oprit WZ viaduct Kral Zoom
afrit OZ viaduct Kral Zoom
Abr v Rijckevorselweg
Kralingse Plein
oprit OZ viaduct Kral Zoom
Abr v Rijckevorselweg
afrit OZ viaduct Kral Zoom
Kralingse Plein
Straatnaam Abr v Rijckevorselweg
Etmaal- Wegdek intensiteit type
27.925 DAB 24.600 DAB 39.500 DAB 33.350 DAB
viaduct Kralingse Zoom Kralingse Zoom ZZ
Kralingse Zoom NZ
15.825 DAB
Kralingsezoom
's-Gravenweg
K.P. van der Mandeleln nz
15.575 DAB
Kralingsezoom
K.P. van der Mandelelaan nz
Thomas Moorelaan
Thomas Moorelaan
Abram van Rijckevorselweg
Rivium Promenade
Nesserdijk/Kralingse Zoom
8.875 DAB
Burgemeester Oudlaan A van Rijckevorselweg
Groene Wetering
2.275 DAB
Oude Plantagedreef
Herman Bavinckstraat
A van Rijckevorselweg
3.475 DAB
Maasboulevard
Honingerdijk
Willem Ruyslaan
48.775 DAB
Kralingse Zoom ZZ
A van Rijckevorselweg
Toepad
13.375 DAB
Nesserdijk
Toepad
Lage Filterweg
4.925 DAB
Watertorenweg
Oude Plantagedreef
Rijnwaterstraat
1.575 Klinkers**
A16- vrachtstrook
Feijenoord
centrum
6.200 1l ZOAB
A16 - hoofdrijbaan
Feijenoord
centrum
62.700 1l ZOAB
A16 - parallelbaan
Feijenoord
centrum
60.600 1l ZOAB
A16 - hoofdrijbaan
centrum
Feijenoord
70.800 1l ZOAB
A16 - parallelbaan
centrum
Feijenoord
52.700 1l ZOAB
A16- vrachtstrook
centrum
Kralingen
6.200 1l ZOAB
A16 - hoofdrijbaan
centrum
Kralingen
62.700 1l ZOAB
A16 - parallelbaan
centrum
Kralingen
50.000 1l ZOAB
A16 - hoofdrijbaan
Kralingen
centrum
70.800 1l ZOAB
A16 - parallelbaan
Kralingen
centrum
44.000 1l ZOAB
Kralingsezoom Toepad
15.025 DAB 18.625 DAB
*) DAB=Dicht Asfalt Beton **) Klinkers in keperverband
46
In het akoestisch rapport is een overzicht gegeven van het gehanteerde rekenmodel. Het model is gemaakt met behulp van het programma WinHavik (versie 7.79) van DirActivity software. Het programma maakt bij de berekeningen gebruik van het Royal Haskoning rekenhart voor wegverkeerslawaai (versie 12) en railverkeerslawaai (versie 18). De rekenharten rekenen volgens SRMII conform het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2006. Tabel 6.3 Resultaten akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Locatie
Wegvak, zoneplichtige weg
Rekenpunt
Hoogte (meter)
Lden (incl aftrek art 110 Wgh)
locatie B
Abram van Rijckevorselweg
B.2
10.5
48
locatie C1
Abram van Rijckevorselweg Kralingse Zoom
C1.2 C1.6
7.5 4.5
60 55
locatie C2
Abram van Rijckevorselweg Kralingse Zoom
C2.4 C2.10
1.5 7.5
49 55
Conclusie wegverkeerslawaai De geluidsbelasting op de gevel van de afzonderlijke locaties is berekend. De Watertorenweg heeft een toegestane maximumsnelheid van 30 km/u. Conform de Wgh is deze weg niet getoetst, maar wel inzichtelijk gemaakt. De geluidsbelasting bij de zoneplichtige wegen is getoetst aan de voorkeursgrenswaarde zoals in de Wgh is vastgelegd. Bij de locatie C wordt de voorkeursgrenswaarde overschreden. De Wet geluidhinder draagt de gemeente op om het vaststellen van een hogere waarde met argumenten te motiveren. Hiertoe heeft de gemeente Rotterdam de nota "ontheffingsbeleid Wet geluidhinder voor bouw- en bestemmingsplannen in de gemeente Rotterdam " vastgesteld. Het ontheffingsbeleid is alleen van toepassing op nieuwe woningen waarvoor hogere waarden moet worden vastgesteld. Eén van de belangrijkste criteria van het gemeentelijk ontheffingsbeleid is het creëren van minimaal één geluidsluwe gevel en indien van toepassing minimaal één geluidluwe buitenruimte. Dit betekent dat hieraan bij de verdere uitwerking van de ontwikkellocaties aandacht moet worden besteed. In de regels bij dit bestemmingsplan zijn deze voorwaarden opgenomen. Het bestemmingsplan voldoet daarmee aan het ontheffingenbeleid. De nieuwbouw op de Leonidaslocatie valt net buiten de geluidzone van de A16. De geluidsbelasting afkomstig van deze rijksweg hoeft om die reden niet te worden getoetst aan de norm van de Wet geluidhinder. Echter in het belang van goede ruimtelijke ordening ter plaatse is de geluidsbelasting wel inzichtelijk gemaakt. Hieruit blijkt dat de geluidsbelasting van de rijksweg de maximaal toegestane waarde van 53 dB(A) voor nieuwbouw overschrijdt. Omdat de Kralingse Zoom aan dezelfde zijde is gesitueerd als de rijksweg en het ontheffingenbeleid hier wel van toepassing is wordt dit knelpunt vanzelf opgelost. De maximale geluidbelasting van de Kralingse Zoom is in dit geval is maatgevend. De bouwlocatie dient ten opzichte van het verkeer op zowel de Abram van Rijckevoorselweg als de Kralingse Zoom van een geluidluwe gevel en buitenruimte te worden voorzien. Hier kan in de praktijk relatief eenvoudig aan voldaan worden omdat de locatie aan de zuid- en westzijde geen geluidsbelasting van wegverkeer kent. Het gemotiveerd aanvragen van een hogere waarde bij Burgemeester en Wethouders is mogelijk. Bij de stedenbouwkundige verkaveling wordt bij de oriëntatie rekening gehouden met de afschermende werking die de nieuwe bebouwing levert ten opzichte van de bestaande bebouwing. Alle woningen hebben een geluidluwe gevel. In de onderstaande tabel wordt per wegvak de aan te vragen hogere waarde gegeven.
47
Tabel 6.4 Overzicht aan te vragen hogere waarde Zoneplichtige weg
Lden (dB)
locatie C1
Abram van Rijckevorselweg Kralingse Zoom
60 55
locatie C2
Abram van Rijckevorselweg Kralingse Zoom
49 55
Locatie
6.4.2
Railverkeer
Overeenkomstig de systematiek van verkeerswegen hebben ook spoorwegen een toetsingzone voor geluidhinder. De omvang van deze zone is per traject opgenomen in het 'Besluit geluidhinder spoorwegen'. Voor de spoorverbinding 'Rotterdam - Breda' (traject 607-609) ter hoogte van het plangebied bedraagt de geluidszone 800 meter. Deze zone valt net over de zuidwestelijke punt van het plangebied (Polder De Esch), maar aangezien er binnen deze zone geen geluidsgevoelige ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt vormt dit geen belemmering. 6.4.3
Luchtvaart
Het plan ligt niet binnen de 35 Ke-zone, zoals vastgesteld door middel van het besluit "Aanwijzing luchtvaartterrein Rotterdam Airport" op 17 oktober 2001, zodat voor dit aspect geen toetsing aan de Luchtvaartwet en de bij de Wet geluidhinder behorende besluiten nodig is. Parallel aan de ontwikkeling van het onderhavige bestemmingsplan is een artikel 19-procedure doorlopen voor de realisatie van een helihaven in de Nieuwe Maas. Ten behoeve van de ruimtelijke onderbouwing in het kader van de artikel 19-procedure is een berekening uitgevoerd naar de verwachte geluidbelasting van de helihaven en het aan- en uitvliegen van de helikopters. De verwachte 20 starts en 20 landingen per dag hebben een geluidsbelasting van (etmaalwaarde) 50 dB(A). Zie de contouren op de plankaart. Er zijn geen gevoelige bestemmingen in deze zones aanwezig en gepland. De meest dichtbij gelegen geluidsgevoelige bestemming is op ongeveer 600 meter in zuidelijke richting gelegen (buiten de berekende geluidscontour). Daarom vindt de gemeente Rotterdam de situatie met helihaven met het oog op de geluidbelasting zonder meer acceptabel. 6.4.4
Industrielawaai
Als bijlage bij de regels is een bedrijvenlijst opgenomen. Hierin zijn afstandsnormen voor de milieuaspecten geur, stof (luchtkwaliteit), geluid en gevaar gegeven. Dit zijn indicatieve afstanden, die betrokken moeten worden bij nieuwe ontwikkelingen. Bij de meeste typen bedrijvigheid zijn de afstanden voor geluid het grootst. Op het bedrijventerrein voor de overslag van bouwstoffen aan de Nesserdijk en op het bedrijventerrein Schaardijk zijn inrichtingen toegestaan die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken (zoals bedoeld in artikel 41 Wet geluidhinder). Dit geldt eveneens voor twee bedrijventerreinen aan de overkant van de rivier, het bedrijventerrein aan de Piekstraat in Feijenoord en het bedrijventerrein Stadionweg. Rond deze industrieterreinen gezamenlijk is een 50 dB(A) toetsingszone vastgesteld. Bij elke nieuwe geluidsgevoelige functie (bijvoorbeeld wonen) binnen deze toetsingszone dient een geluidsonderzoek te worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op de gevel veroorzaakt door industrielawaai. De zuidelijke helft van het plangebied van De Esch valt binnen deze zone. De ligging van de toetsingszone is aangegeven op de plankaart. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt binnen deze zone.
48
6.5
Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen), hierna de Wet luchtkwaliteit genoemd, in werking getreden. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. De Wet luchtkwaliteit geeft invulling aan een dubbele opgave. Er is sprake van negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Tegelijkertijd heeft het feit dat er sprake is van overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor de luchtkwaliteit tot gevolg dat de realisatie van grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen onder druk staat. Hierom is er haast geboden met het zo snel mogelijk verbeteren van de luchtkwaliteit en het zo veel mogelijk wegnemen van belemmeringen van gewenste ontwikkelingen. In de Wet luchtkwaliteit zijn grenswaarden opgenomen voor de volgende stoffen; zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes (fijnstof), lood, koolmonoxide en benzeen. De grenswaarden voor stikstofdioxide en fijnstof worden in Nederland in bepaalde gevallen overschreden, vooral langs drukke wegen in stedelijk gebied. Aan de andere grenswaarden wordt voldaan. De kern van de Wet luchtkwaliteit is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). In de gebieden waar de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald, gaan de betrokken overheden met gebiedsgerichte programma's de luchtkwaliteit verbeteren. Het NSL bevat zowel ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit verslechteren als maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren. Het NSL moet ervoor zorgen dat overal de grenswaarden worden gehaald. Een groot deel van de maatregelen uit het NSL wordt nu al uitgevoerd. Op 31 juli 2009 is het NSL vastgesteld en op 1 augustus 2009 in werking getreden. Tegelijk met de Wet luchtkwaliteit is het Besluit niet in betekenende mate bijdragen in werking getreden. De wet maakt onderscheid tussen ruimtelijke projecten die in betekenende mate bijdragen aan de luchtvervuiling en projecten die daaraan niet in betekenende mate bijdragen. Het besluit regelt de grens daartussen. Ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit bij de vaststelling van een ruimtelijk plan. Ontwikkelingen die niet in betekenende mate bijdragen hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden. De gemeenteraad kan een bestemmingsplan vaststellen als: 1. er door (de ontwikkelingen in) het plan geen grenswaarden worden overschreden; 2. de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof door het plan verbetert of ten minste gelijk blijft; 3. er sprake is van een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof en deze toename wordt gecompenseerd door een met het plan samenhangende maatregel of effect; 4. het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtvervuiling; 5. de in het plan opgenomen ontwikkelingen passen binnen het NSL, of een programma voor het verbeteren van de luchtkwaliteit dat door een ander bestuursorgaan dan het Rijk is opgesteld. In november 2009 is er voor de luchtkwaliteit onderzoek uitgevoerd. Conclusie In het luchtonderzoek is aannemelijk gemaakt dat dit bestemmingsplan een niet in betekenende mate bijdrage geeft aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Voldaan wordt aan het gemeentelijke beleid. Dit plan voldoet daarmee aan de Wet luchtkwaliteit.
6.6
Bodem
Het wettelijk kader bij de bepaling van de mate en ernst van bodemverontreiniging wordt gevormd door de Wet bodembescherming (Wbb). Op grond van de mate en omvang van een verontreiniging in grond en/of grondwater wordt bepaald of, conform de Wbb, sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Hierop is de principiële noodzaak tot sanering gebaseerd. In de Wbb wordt op basis van risico's voor mens en ecosystemen vervolgens onderscheid gemaakt tussen spoedeisende en niet spoedeisende sanering. Als een sanering spoedeisend is, dient binnen vier jaar aangevangen te worden met de sanering. Als geen sprake is van een spoedeisende sanering, kan sanering worden uitgesteld totdat op de locatie een herinrichting en/of bestemmingswijziging aan de orde is.
49
Voor het verkrijgen van een bouwvergunning, moet worden aangetoond dat de bodemkwaliteit goed genoeg is om te bebouwen ten behoeve van de toegekende bestemming (bodemgeschiktheidsverklaring): er mag pas worden gebouwd als de bodem schoon genoeg is bevonden. In het kader van de bouwplannen zal de bodem ter plaatse nader worden onderzocht. Indien nodig zal de bodem voorafgaand of tijdens de bouw geschikt gemaakt worden op basis van de nota "Naar een gezamenlijk Bodemsaneringsbeleid in provincie en stad". Plangebied In 2000 is de indicatieve Bodemkwaliteitkaart Rotterdam opgesteld. Dit document geeft een indicatie van de mate waarin de bodem in een bepaald gebied is verontreinigd. Op basis van globaal historisch onderzoek naar de ontwikkelings- en gebruiksgeschiedenis, en de vervuilende bronnen en processen, is een verdeling in "ruimtelijke eenheden" (RE) gemaakt. Deze ruimtelijke eenheden hebben bij benadering hetzelfde vervuilingsniveau. In het plangebied vallen de ruimtelijke eenheden: y 45a (Oude Plantage en De Esch); y 45a1 (Waterbedrijf Europoort, H. Bavinckstraat en Buitenbassinweg); y 45b en 45b1 (Sportcomplexen en kazerne); y 45c (Voormalig DWL-terrein). Tabel 6.5
Verwachte bodemkwaliteit < streefwaarde
< tussenwaarde
45a
> interventiewaarde contactzone, ondergrond
45a1
contactzone
45b
ondergrond
45b1
ondergrond
45c
contactzone, ondergrond
ondergrond contactzone contactzone
In tabel 6.5 is de verwachte bodemkwaliteit weergegeven. Verwacht wordt dat er verontreinigingen boven de interventiewaarde voorkomen in zowel de contactzone als de ondergrond van het park de Oude Plantage en natuurgebied De Esch, in de ondergrond van Waterbedrijf Europoort, Autostrada, H. Bavinckstraat en Buitenbassinweg en in de contactzone van een strook grond tussen Sportcomplex Leonidas en de Herman Bavinckstraat. Vanaf de jaren '50 tot in de jaren '80 werden grote delen van polder De Esch opgespoten met onderhoudsbagger uit de Rotterdamse haven. Het gaat om de volgende loswallen (op tijdsvolgorde): De Oude Plantage, Schaardijk/De Esch (het natuurgebied, het huidige DWL-terrein en het bedrijventerrein Schaardijk), het bedrijventerrein aan het Toepad en het buitenbassin van de voormalige DWL. In al deze gebieden is de ondergrond sterk vervuild (door de baggerspecie). De meeste loswallen zijn gesaneerd, hier bestaat de contactzone (de bovenste 1 meter) uit schone grond. Dit geldt niet voor de Oude Plantage en het natuurgebied, hier is de hele bodem sterk vervuild. In het deel van de polder waar de sportcomplexen en de kazerne liggen is het terrein niet opgespoten met bagger en is de ondergrond schoon. Er zijn koolassen benut voor ophoging/verharding van de volkstuinen, kazerne en oud zwembad. In de strook met volkstuintjes is de bovengrond sterk vervuild. Op het aangrenzende terrein heeft tot 1959 een loodwitfabriek gestaan en de bagger uit de sloot werd op de kant van de volkstuinenstrook gezet. Er is hier een matige kans op puntbronnen. In het woongebied op het voormalige DWL-terrein is de hele bodem schoon. Voor de ontwikkellocaties binnen het plangebied (Woningbouw op het Leodinasterrein, logiesgebouw en kantoorgebouw kazerne) zijn geen bodemonderzoeken uitgevoerd. Hier dient derhalve nog bodemonderzoek te worden uitgevoerd om een geschiktheidsverklaring te verkrijgen voor de bouwvergunning. Indien hieraan wordt voldaan leidt de bodemkwaliteit volgens de gemeente dan ook niet tot een belemmering voor de bouwplannen in het plangebied.
50
6.7
Externe veiligheid
Binnen het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico zegt iets over de theoretische kans op overlijden op een bepaalde plaats voor een persoon die een jaar lang op die plaats zou staan. Hiervoor geldt dat een kans groter dan 1 op de miljoen per jaar (10-6/jaar) onacceptabel wordt geacht. De norm voor het plaatsgebonden risico is bij kwetsbare objecten een grenswaarde die niet mag worden overschreden. Bij beperkt kwetsbare objecten is de 10-6/jaar-norm een richtwaarde die alleen mag worden overschreden als daar gewichtige redenen voor zijn. Het is aan het lokale bevoegd gezag (de gemeente) om een invulling te geven aan het begrip "gewichtige reden". Hierbij kan worden gedacht aan het toestaan van een extensief gebruikt terrein, zoals een sportveld, binnen de 10-6plaatsgebonden risicocontour. Ook kan worden gedacht aan het opvullen van een open plek in bestaand stedelijk gebied. In artikel 1 van de regels is aangegeven wat kwetsbare objecten en wat beperkt kwetsbare objecten zijn. In tegenstelling tot het plaatsgeboden risico, dat in één getal kan worden uitgedrukt, wordt het groepsrisico door een (grafiek)lijn weergegeven. Naarmate de groep mogelijke slachtoffers groter wordt, moet de kans op zo'n ongeval kleiner zijn. Bij stationaire bronnen ligt de lijn op 10-5/jaar voor tien slachtoffers en 10-7/jaar voor 100 slachtoffers. Voor de transportmodaliteiten weg, rail, water en buisleiding ligt de lijn op 10-4/jaar voor 10 slachtoffers en 10-6/jaar voor 100 slachtoffers. Het invloedsgebied van het groepsrisico bedraagt het 1% letaliteitsgebied; dit komt meestal overeen met de 10-8 plaatsgebonden risicocontour. De normen voor het groepsrisico weerspiegelen geen grenswaarde maar een oriënterende waarde. Dit houdt in dat bij de beoordeling van het groepsrisico het lokaal en regionaal bevoegd gezag de mogelijkheid geboden wordt om gemotiveerd van de oriënterende waarde af te wijken. Een afwijking moet in een openbare en goed inzichtelijke belangenafweging door het bevoegd gezag worden gemotiveerd. 6.7.1
Transport gevaarlijke stoffen over weg
Over de A16 vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. In de Risicoatlas wegtransport gevaarlijke stoffen, die in opdracht van het ministerie van Verkeer en Waterstaat is opgesteld door Adviesgroep AVIV b.v., zijn indicatieve berekeningen gedaan met betrekking tot externe veiligheid langs Rijkswegen en provinciale wegen waarover gevaarlijke stoffen worden getransporteerd (de Risicoatlas is van maart 2003). De ontwikkelingen vallen buiten de plasbrandaandachtsgebied en veiligheidszone. Het plaatsgebonden risico levert zowel in de huidige als in de toekomstige transportsituatie geen belemmering op voor dit bestemmingsplan. De oriënterende waarde van het groepsrisico wordt in de huidige situatie niet overschreden, dit geldt zowel voor de huidige als voor de toekomstige transportsituatie, de berekende waarde blijft onder de oriënterende waarde. Door realisatie van de nieuwe bestemmingen uit dit plan neemt het groepsrisico niet toe. Bij het vervoer van LPG over Maasboulevard en A. van Rijckevorselweg oftewel het binnenstedelijk transport van LPG is het plaatsgebonden risico 0 meter en levert daardoor geen belemmering op voor dit bestemmingsplan. De oriënterende waarde van het groepsrisico wordt in de huidige situatie niet overschreden, de berekende waarde blijft met ruim een factor 10 onder de oriënterende waarde. Na realisatie van de nieuwe bestemmingen uit dit bestemmingsplan neemt het groepsrisico minimaal toe. 6.7.2
Transport gevaarlijke stoffen over water
De provincie Zuid-Holland heeft op 7 januari 2003 het beleidskader "Gedifferentieerde veiligheidszonering oevers Nieuwe Waterweg en de Nieuw Maas" vastgesteld. Over deze waterwegen vindt transport van gevaarlijke stoffen met zeeschepen en binnenvaartschepen plaats. Om bebouwing langs de oever te beschermen tegen de risico's van ongevallen met giftige of brandbare stoffen en om te garanderen dat de oever bereikbaar is voor hulpdiensten dienen veiligheidsafstanden aan te worden gehouden.
51
Het bestemmingsplan DWL-de Esch ligt aan de Nieuwe Maas. Langs het gebied varen zeeschepen en binnenvaartschepen. Eventuele nieuwe bebouwing dient daarom ten minste 25 meter van de kade gesitueerd te worden. Voor nieuwbouw binnen 40 meter van de oever geldt een motivatieplicht. De maatschappelijke opvang aan de Plantagelaan wordt op de bestaande rooilijn terug gebouwd. En komt daarmee niet dichterbij de rivier te liggen. De vluchtwegen zullen van de rivier af zijn gelegen, dit om bij eventuele calamiteiten op de rivier een betere vluchtweg mogelijk te maken. Het transport van gevaarlijke stoffen over de Nieuwe Maas geeft geen belemmeringen voor het bestemmingsplan DWL-de Esch. De maatgevende plaatsgebonden risico contour blijft op de rivier. In het toetsingsvlak in verband met transport van gevaarlijke stoffen over water, zijnde het gebied tussen de 25 en 40 meter gemeten van de kade, zal de vervangende nieuwbouw zo veel mogelijk de bestaande bebouwingslijn en -hoogte handhaven. Hierdoor zal binnen het toetsingsvlak het aantal aanwezige personen niet toenemen. De oriënterende waarde van het groepsrisico blijft ruim (factor 10) onder de oriënterende waarde. Door realisatie van de nieuwe ontwikkelingen uit dit plan neemt het groepsrisico niet toe. 6.7.3
LPG-tankstations
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) van kracht geworden. Tegelijk met dit besluit is een ministeriële regeling van kracht geworden waarin afstandsnormen voor onder andere LPG-tankstations zijn vastgelegd. Welke afstandsnorm er geldt rond een vulpunt is afhankelijk van de doorzet (verkoop) van LPG in m3 per jaar. In de Wijziging Regeling externe veiligheid inrichtingen zijn de afstanden voor bestaande installaties aangepast rekening houdend met het effect van verbeterde vulslangen en hittewerende coating op LPG-tankauto's. Bij het tankstation A. van Rijckevorselweg (max. doorzet 1000 m3 per jaar) is de maatgevende plaatsgebonden risico contour van 35 meter rondom het vulpunt levert geen belemmering op voor dit bestemmingsplan. De oriënterende waarde van het groepsrisico wordt niet overschreden. Door realisatie van de nieuwe ontwikkelingen uit dit plan neemt het groepsrisico niet toe. Bij het tankstation Maasboulevard (max. doorzet 1500m3 per jaar) is de maatgevende plaatsgebonden risicocontour van 40 meter rondom het vulpunt levert geen belemmering op voor dit bestemmingsplan. De oriënterende waarde van het groepsrisico wordt niet overschreden. Door realisatie van de nieuwe ontwikkelingen uit dit plan neemt het groepsrisico niet toe. 6.7.4
Conclusie
Externe veiligheid is geen belemmering voor de nieuwe bestemmingen die dit plan mogelijk maakt.De groepsrisico's als gevolg van de autosnelweg, de LPG tankstations en de Nieuwe Maas nemen door dit bestemmingsplan niet toe. Voor het binnenstedelijk transport geldt dat het groepsrisico minimaal toeneemt. Alle groepsrisico's blijven onder de oriënterende waarde.
6.8
Flora en Fauna
De Flora- en faunawet (Ffwet) is sinds 1 april 2002 van kracht. De wet regelt de bescherming van de in het wild levende planten en dieren in Nederland met het oog op de instandhouding van soorten. Dit betreft soorten die zijn aangemerkt als beschermd op basis van de Flora- en faunawet. Om de instandhouding van de beschermde soorten te waarborgen moeten negatieve effecten op de instandhouding worden voorkomen. Hiertoe zijn in de wet verschillende verbodsbepalingen geformuleerd. Overtreding van een verbodsbepaling is alleen toegestaan met een ontheffing op basis van de Flora- en faunawet (art. 75). Op 10 september 2004 is het 'Besluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen' in werking getreden. In dit besluit zijn de volgende drie categorieën opgenomen: y categorie 1: bij activiteiten die te kwalificeren zijn als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen, geldt voor de soorten in deze categorie een vrijstelling voor artikel 8 t/m 12 van de Ffwet. Er hoeft voor deze activiteiten geen ontheffing te worden aangevraagd;
52
y
categorie 2: bij activiteiten die te kwalificeren zijn als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen, geldt voor de soorten in deze categorie een vrijstelling voor artikel 8 t/m 12 van de Ffwet, mits activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Deze gedragscode moet door een sector of ondernemer zelf worden opgesteld en ingediend voor goedkeuring. Is er geen goedgekeurde gedragscode aanwezig, dan dient ontheffing aangevraagd te worden; y categorie 3: bij activiteiten die te kwalificeren zijn als ruimtelijke ontwikkelingen, geldt voor soorten in deze categorie geen vrijstelling. Ook niet op basis van een gedragscode. Hiervoor is een ontheffing nodig. Ontheffingaanvragen op basis van categorie 1 en 2 worden getoetst aan het criterium 'doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort' (de zogenaamde lichte toets). Ontheffingaanvragen op basis van categorie 3 krijgen te maken met de 'uitgebreide toets'. Dit houdt in dat wordt getoetst op drie criteria, te weten 1) er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang, 2) er is geen alternatief en 3) doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort. Aan alle criteria moet worden voldaan. Plangebied Het plangebied ligt niet in een als Natura 2000 of natuurbeschermingswet aangeduid natuurgebied. Wel ligt in het plangebied een gebied dat valt onder de Ecologische Hoofdstructuur, met de hoofdfunctie natuur. Dit gebied heet De Esch. Ruimtelijke ingrepen kunnen mogelijk invloed hebben op de in het natuurgebied voorkomende soorten. Ten behoeve van de ontwikkelingen in het plangebied is een ecologisch onderzoek gedaan, te weten: y Quickscan DWL-De Esch, Implementatie Flora- en faunawet, Verkenning ecologische waarden van 17 augustus 2006 door Gemeentewerken Rotterdam. 6.8.1 Vleermuizen In het plangebied is ter plaatse van de boerderij (oostzijde Van Ghentkazerne) bosplantsoen aanwezig met soorten zoals wilg, populier, els en es. De aanwezige bosopstand bestaat uit dikkere bomen (o.a. diameter 50 cm) waarin holten aanwezig kunnen zijn. De ontwikkelingslocatie aan de oostzijde van de Van Ghentkazerne ligt in de directe omgeving van de Polder De Esch waar verschillende vleermuizen foerageren en hun paarverblijf en of winterverblijfplaats hebben. Vleermuizen gebruiken een netwerk van gebieden. De aanwezige houtopstanden binnen deze ontwikkelingslocatie hebben een natuurlijk karakter. Daardoor is de verwachting dat in de bosopstand vleermuizen aanwezig zijn en dat in de aanwezige bebouwing en ook in de bosopstand winterverblijfplaatsen of paarverblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. De uitvoering van de werkzaamheden kan leiden tot het verlies van (winter)verblijfplaatsen van vleermuizen, indien gebouwen (boerderij) worden gesloopt en/of bosplantsoen wordt gekapt. Ook kan door de uitvoering van de werkzaamheden een deel van het foerageergebied van vleermuizen verdwijnen. Ruimtelijke ingrepen die leiden tot aantasting van verblijfplaatsen of foerageer/migratieroutes van vleermuizen moeten worden vermeden. Aantasting is slechts toegestaan indien hiervoor dwingende redenen van groot openbaar belang gelden en er geen alternatieven en alternatieve locaties zijn. Vleermuizen maken onderdeel uit van de soortenlijst behorende bij categorie 3 van het hierboven genoemde besluit. In het kader van de aanvraag van de bouwvergunning voor het kantoorgebouw dient aanvullend onderzoek te worden uitgevoerd naar het voorkomen van en het gebruik van vleermuizen in het plangebied. Hiermee kan worden vastgesteld welke effecten de voorgenomen ingreep op vleermuizen kan hebben en hoe hiermee om te gaan. Indien nodig dient vervolgens een ontheffing van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd. Een voorwaarde hierbij is dat, voor de gunstige staat van instandhouding van de soort, negatieve effecten moeten worden gecompenseerd. 6.8.2
Kleine zoogdieren
Naar aanleiding van het veldbezoek is geconstateerd dat het biotoop geschikt is voor verschillende soorten kleine zoogdieren zoals de muis, woelrat, egel, konijn, en mol. Daardoor kan worden gesteld dat deze soorten in het gebied aanwezig zijn. Kleine zoogdieren, zoals bovengenoemde dieren behoren tot de algemene soorten (categorie 1) waarvoor in het kader van de Ffwet de zorgplicht geldt. Het aanvragen van een ontheffing is niet noodzakelijk.
53
Bij het uitvoeren van (bijvoorbeeld rooi- en graaf-)werkzaamheden op plekken waar kleine zoogdieren (zoals: verschillende soorten muizen, woelrat, mol, egel of konijn) voorkomen is de kans groot dat deze dieren zullen worden verstoord. In het kader van zorgplicht dient met kleine zoogdieren zorgvuldig worden omgegaan door bijvoorbeeld in bepaalde periode niet te werken of dieren de gelegenheid te geven voor de start van de werkzaamheden te vluchten. 6.8.3
Vogels
Wat broedvogels betreft mag ervan uit worden gegaan dat in het broedseizoen verschillende soorten vogels de houtopstanden en bomen aan de oostzijde van de Van Ghentkazerne gebruiken om hun nest in te maken. Tijdens het veldbezoek zijn nesten aangetroffen (ekster, koolmees). Gezien het karakter en de ouderdom van het bosplantsoen is de kans aanwezig dat soorten met een vast nest zoals de bonte specht en groene specht in het gebied aanwezig zijn. Tijdens het veldbezoek zijn vaste nesten echter niet aangetroffen. In de aanwezige boerderij zijn bij de dakrand op diverse plekken uitwerpselen van vermoedelijk de huiszwaluw aangetroffen. Een nest van een huiszwaluw wordt niet gezien als een vast nest en is ook niet als zodanig beschermd. Alleen als er vogels broeden, zijn de nesten beschermd. Volgens de APV (Algemene Plaatselijke Verordening) heeft het de voorkeur om rooiwerkzaamheden buiten het broedseizoen plaats te laten vinden. Hierdoor ondervinden broedvogels geen hinder tijdens het broeden. Bij rooiwerkzaamheden buiten het broedseizoen moet echter wel rekening worden gehouden met de aanwezigheid van de zogenaamde vaste nesten, die in het projectgebied aanwezig kunnen zijn. Dit zijn nesten die jaarlijks worden gebruikt door bepaalde vogelsoorten (zoals de Grote bonte specht) en wettelijk beschermd zijn. Het kan voorkomen dat een vogel buiten het reguliere broedseizoen een nest heeft in het plangebied; ook een dergelijk nest is beschermd. In het kader van de aanvraag van de bouwvergunning voor het kantoorgebouw dient aanvullend onderzoek te worden uitgevoerd naar het voorkomen van nesten van vogels met vaste nesten, zoals de groene specht en de bosuil. Indien deze aanwezig zijn dient hiervoor ontheffing te worden aangevraagd. Wanneer vervolgens bij het uitvoeren van de werkzaamheden rekening wordt gehouden met broedende vogels door niet te rooien wanneer deze aanwezig zijn, zullen vogels geen nadelige gevolgen ondervinden van de uitvoering. Wanneer dit niet gedaan wordt, zullen nesten en legsels worden vernietigd wat de kans op voortplanten verkleint. 6.8.4
Amfibieën
Amfibieën zijn tijdens het veldbezoek niet aangetroffen. In het gebied is een geïsoleerde waterpartij aanwezig. Deze waterpartij heeft een natuurlijk karakter en wordt volledig omzoomd door een rietkraag. In deze watergang en langs de oever zullen naar verwachting de bruine pad, groene kikker en watersalamander aanwezig zijn. Dit zijn algemeen voorkomende soorten, waarvoor de zorgplicht van toepassing is. Als de waterpartij wordt gedempt of in een bepaalde periode wordt gebaggerd, kunnen de aanwezige amfibieën (padden, kikkers en salamanders) hiervan hinder ondervinden. In het kader van zorgplicht dient met amfibieën zorgvuldig te worden omgegaan door bijvoorbeeld in bepaalde periode niet te werken (overwinterings-, voortplantingsperiode) of dieren de gelegenheid te geven voor de start van de werkzaamheden te vluchten. 6.8.5
Overige fauna
Vanwege het gebrek aan een geschikte habitat komen de zandhagedis, beschermde libellen en de volgens de Rode lijst beschermde vlinder Bruin Blauwtje niet voor in het plangebied. In de aanwezige waterpartij zullen diverse vissen voorkomen. De kans is aanwezig dat in de waterpartij de kleine modderkruiper en de bittervoorn voorkomt. Dit zijn strikt beschermde soorten, waarvoor bij het dempen of baggeren van de watergang of delen ervan in het kader van de Flora- en Faunawet ontheffing dient te worden aangevraagd. Er zijn geen plannen om aanwezige watergangen de dempen of te baggeren in het kader van dit bestemmingsplan.
54
6.8.6
Flora
Op 11 mei 2006 is een veldonderzoek uitgevoerd, waarbij o.a. de volgende soorten zijn aangetroffen: fluitenkruid, kraailook, teunisbloem, koolzaad, smalle weegbree, gewone reigersbek en gewone brandnetel. Het gebied heeft een overwegend kleiige bodem met enkele zandige plekken. Vanwege de kleiige bodem en het voedselrijke karakter is de kans gering dat zich beschermde planten in het gebied bevinden, beschermd volgens de Flora- en faunawet of de Rode Lijst waardoor het compensatiebeginsel Natuur en Landschap van de provincie van toepassing is. 6.8.7
Conclusie
De ontwikkelingslocatie Kantorengebouw aan de oostzijde van de Van Ghentkazerne ligt in de directe omgeving van de Polder De Esch, waar verschillende vleermuizen foerageren en hun paarverblijf en of winterverblijfplaats hebben. De hier aanwezige houtopstanden hebben een natuurlijk karakter. Daardoor is de verwachting dat in de bosopstand vleermuizen aanwezig zijn en dat in de aanwezige bebouwing en ook in de bosopstand interverblijfplaatsen of paarverblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. In het kader van de bouwvergunning dient aanvullend onderzoek te worden gedaan naar het voorkomen en het gebruik van vleermuizen in het plangebied, zodat kan worden vastgesteld welke effecten de voorgenomen ingreep kan hebben en hoe hiermee dient te worden omgegaan. Naar aanleiding van de bevindingen van dit onderzoek zou mogelijk een ontheffing moeten worden aangevraagd. Gezien het karakter en de ouderdom van het bosplantsoen is de kans aanwezig dat soorten met een vast nest, zoals de bonte specht en de groene specht in het gebied van ontwikkellocatie kantoor voor SDDC aanwezig zijn. In het kader van de bouwvergunning dient aanvullend onderzoek te worden gedaan naar het voorkomen van vaste nesten. Naar aanleiding van de bevindingen van dit onderzoek zou mogelijk een ontheffing moeten worden aangevraagd. Tot slot dient bij de uitvoering van de werkzaamheden zorgvuldig te worden omgegaan met aanwezige kleine zoogdieren en amfibieën.
6.9
Duurzaamheid en energie
Duurzaamheid is onder andere zodanig bouwen, renoveren en beheren dat, gedurende de hele kringloop van het bouwwerk en de gebouwde omgeving, het milieu en de menselijke gezondheid zo min mogelijk negatieve effecten ondervinden. Het begrip duurzaamheid speelt op verschillende schaalniveaus een rol, zowel op het niveau van de stad, de wijk als het gebouw. Rotterdam heeft een ambitieus klimaatprogramma vastgesteld. Om een bijdrage te kunnen leveren aan het klimaatprogramma van Rotterdam moet bij het ontwerp van gebouwen rekening worden gehouden met duurzaam bouwenprincipes en de energieprestatie eisen. 6.9.1
Duurzaam bouwen
Het Bouwbesluit vormt het minimaal te realiseren kwaliteitsniveau in Nederland. De gemeente Rotterdam heeft daar boven op het document 'De Rotterdamse Woningkwaliteit' (RWK) opgesteld (meest recente versie maart 2005). Het RWK is een eenvoudig systeem van aanvullende kwaliteiten op het Bouwbesluit en bestaat uit zes thema's: oppervlakte, veiligheid, toegankelijkheid, duurzaamheid, flexibiliteit en comfort. Het RWK is vrijblijvend te gebruiken. Hieronder staan een aantal duurzaam bouwen maatregelen, die toegepast kunnen worden bij nieuwe ontwikkelingen in DWL-de Esch: y Afkoppeling van hemelwater, zodat regen en afvalwater niet in hetzelfde riool terecht komen. Het schone regenwater kan in het gebied zelf worden vastgehouden. Zie hoofdstuk 5. y Geen zink gebruiken voor bijvoorbeeld dakgoten. Zink heeft de eigenschap uit te logen waarbij neerslag zink oplost in het regenwater. Een alternatief zijn stalen dakgoten.
55
y y y y
Gebruik hout met een milieukeur, bijvoorbeeld FSC. Het keurmerk FSC geeft aan dat het hout uit een goed beheerd bos afkomstig is. Pas waterbesparende maatregelen toe, bijvoorbeeld een waterbesparende douchekop of een waterbesparend toilet. Maak gebruik van zonne-energie zoals een zonneboiler of zonnecellen. Bekijk of nieuwe gebouwen uitgevoerd kunnen worden met een groen dak.
6.9.2
Energie
Het Rotterdam Climate Initiative is het nieuwe, ambitieuze klimaatprogramma waarbij de gemeente tracht de CO2-uitstoot van Rotterdam fors terug te brengen. Om een belangrijke bijdrage aan deze doelstelling te leveren en energie te besparen, is het beleid van de gemeente Rotterdam erop gericht zo veel mogelijk woningen, bedrijven en voorzieningen aan te sluiten op een collectief warmtenet. Een warmtenet omvat een stelsel van leidingen waardoor warm water wordt gepompt voor verwarming en warm tapwater. Door het toepassen van industriële restwarmte als warmtebron voor het collectieve warmtenet wordt een bijdrage geleverd aan het behalen van de doelstellingen van de gemeente Rotterdam. Bij grootschalige toepassing, op gemeentelijk niveau, wordt een grote milieuwinst behaald op het gebied van het broeikaseffect (CO2) en de lokale luchtkwaliteit (NOx). Met de aanpassing van de bouwverordening op 12 juli 2007 stimuleert de gemeenteraad de aansluiting op het warmtedistributienet. Indien in een deel van de gemeente een warmtedistributienet aanwezig is, dan moet een aldaar te bouwen bouwwerk zijn aangesloten op die publieke voorziening. Dit geldt indien het bouwwerk niet verder dan 40 meter van de dichtstbijzijnde leiding is gelegen, of als de kosten van de aansluiting niet hoger zijn dan bij een afstand van 40 meter. Sinds 1995 is het verplicht een EPC-berekening (EnergiePrestatieCoëfficiënt in te dienen in het kader van het aanvragen van de bouwvergunning).
56
Hoofdstuk 7
Sociale veiligheid en leefbaarheid
Het Rotterdams beleid is erop gericht om bij nieuwbouwplannen de aandacht voor sociale veiligheid en leefbaarheid een integraal onderdeel te laten zijn van de planvorming. Bij het aspect leefbaarheid gaat het om fysiekruimtelijke voorzieningen voor de toegankelijkheid van gebouwen en openbare ruimten, het parkeren en stallen van auto's en fietsen, ruimte voor spelen en groen, bezonnings- en uitzichtconsequenties voor omwonenden, afvalmanagement en consequenties voor het beheer van de openbare ruimte. Voor het bestemmingsplan DWL-de Esch, dat grotendeels conserverend van aard is en waarin dus geen grote functionele wijzigingen worden voorgesteld bestaan er weinig mogelijkheden om bovenstaande aspecten door middel van fysiekruimtelijke ingrepen te verbeteren. Het zonodig verbeteren van de sociale veiligheid en leefbaarheid in het plangebied zal daarom vooral uitgevoerd moeten worden via beheermaatregelen. Het bestemmingsplan maakt het wel mogelijk om kleine fysieke ingrepen in de buitenruimte te plegen, zoals bijvoorbeeld het ondergronds aanbrengen van afvalcontainers.
57
Hoofdstuk 8
Handhaving
Met betrekking tot handhaving is er een groot verschil tussen een stedelijk gebied en een buitengebied. In tegenstelling tot in een buitengebied is het in een omvangrijk en dichtbebouwd stedelijk plangebied ondoenlijk alle bestaande illegale bebouwing en gebruik te inventariseren. In de praktijk is het lang niet altijd mogelijk om van buitenaf waar te nemen wat zich in een pand of op een besloten binnenterrein afspeelt en het ontbreekt aan capaciteit om hier in het kader van de opstelling van een bestemmingsplan een stelselmatig onderzoek naar in te stellen. Bovendien zou een dergelijke inventarisatie altijd een momentopname zijn. Het zou te ver voeren om uit de jurisprudentie, die leert dat er in beginsel een handhavingsplicht bestaat, af te leiden dat er ook in alle gevallen een opsporingsplicht bestaat. Uiteraard zal altijd worden gereageerd op klachten van omwonenden. Doordat illegale situaties, die reeds in strijd waren met het voorgaande bestemmingsplan, worden uitgezonderd van het overgangsrecht, bestaat, op grond van de jurisprudentie, ook na langere tijd in beginsel nog de mogelijkheid om handhavend op te treden, indien een situatie aan het licht komt die redelijkerwijze niet eerder bekend kon zijn. Juridisch zijn deze situaties immers wegbestemd. Per geval zal door het bevoegde bestuursorgaan een zorgvuldige belangenafweging worden gemaakt. Op 16 april 2002 hebben burgemeester en wethouders de "Kadernota handhaving dS+V" vastgesteld, waarin de beleidsuitgangspunten voor de handhaving op het gebied van de dS+V zijn vastgelegd. Deze nota wordt door de dagelijks besturen van de meeste Rotterdamse deelgemeenten formeel onderschreven. In de nota wordt de wijze waarop het handhavingsbeleid wordt georganiseerd vastgelegd. Zo is onder andere een Handhavingscommissie ingesteld, die advies uitbrengt. Voorts heeft het college een beleid ingezet dat is gericht op programmatisch handhaven (bijvoorbeeld horeca, kinderdagverblijven, verblijfsinrichtingen). Hierbij ligt de prioriteit bij veiligheid.
58
Hoofdstuk 9
Financiële uitvoerbaarheid
Deze financiële paragraaf is gebaseerd op ontwikkelingen voor het ontwerpbestemmingsplan DWLde Esch. Het bestemmingsplan DWL-de Esch heeft een relatief conserverend karakter. Het handhaven van de bestaande delen van het plangebied heeft geen financiële consequenties. Voor een aantal locaties in het plangebied zijn wel nieuwe ontwikkelen voorzien. Het merendeel van de grond waar deze nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden, is in gemeentelijk bezit. De ontwikkelingen mogen voor de gemeente niet financieel nadelig zijn en dienen minimaal budgettair neutraal te verlopen.
9.1
Realisatie helikopterplatform aan Schaardijk
Dit is een ontwikkeling op particulier initiatief. De realisatie van het helikopterplatform moet plaats gaan vinden in de Nieuwe Maas aan de Schaardijk. Helinet B.V. wil een drijvende steiger plaatsen van 30*30 meter (= 900 m2). Deze ontwikkeling voor het uitgeven van gronden in bruikleen is sluitend en achten we zodoende financieel uitvoerbaar.
9.2
Ontwikkeling woningbouwlocatie op vrijkomende sportvelden Leonidas
Het betreft hier een ontwikkeling op gemeentelijke grond. De vrijgekomen locatie (na verplaatsing van Leonidas naar sportpark Toepad) zal ingevuld worden door woningbouw. Op basis van een globale inschatting van de kosten en opbrengsten wordt deze ontwikkeling financieel haalbaar geacht. De gemeente loopt hier geen financieel risico.
9.3
Nieuwbouw kantoor voor Military SDDC
Deze locatie is bestemd als "Maatschappelijk - Kazerne". De gemeente is eigenaar van de grond in consortium. Door middel van een anterieure overeenkomst is de ontwikkeling gewaarborgd. Op basis van de anterieure overeenkomst wordt deze ontwikkeling financieel uitvoerbaar geacht.
9.4
Kantoor en logiesgebouw Van Ghentkazerne
Het betreft een kleine uitbreiding van de bouwmogelijkheden die op basis van globale kosten en opbrengsten analyse haalbaar wordt geacht
9.5
Maatschappelijke voorziening Plantagelaan
Het betreft hier een ontwikkeling op initiatief van de gemeente Rotterdam. Het nieuw te realiseren opvangcentrum is een uitbreiding van een maatschappelijke voorziening op een bestaande locatie. De gemeente is verantwoordelijk voor de realisatie van de voorziening. De financiële uitvoerbaarheid is door middel van een globale kosten-baten analyse geborgd.
9.6
Faciliteren programmagroei in wijkwinkelcentrum
Het betreft hier een uitwerking van een bestaande bestemming ''Gemengd - 3" (voorheen genoemd ''Centrumvoorziening-Woondoeleinden"). Op de locatie kan uitbreiding van de bestaande bestemming plaatsvinden. De gemeente is eigenaar van de grond. Momenteel zijn er nog geen concrete initiatieven voor de ontwikkeling van deze locatie. Bij het indienen van een nieuw initiatief dient de financiële haalbaarheid aangetoond te worden.
59
Hoofdstuk 10 10.1
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Vooroverleg
In het kader van het overleg ex artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) is het voorontwerp bestemmingsplan "DWL-de Esch" toegezonden aan: 1. Provinciale Planologische Commissie 2. DCMR Milieudienst Rotterdam 3. VROM-Inspectie 4. Hoogheemraadschap van Schieland 5. Rijkswaterstaat 6. Kamer van Koophandel 7. Zuid-Hollandse Milieufederatie 8. BOOR 9. Stadsregio Rotterdam 10. Dagelijks bestuur van de deelgemeente Kralingen Crooswijk 11. Rijksdienst Oudheidkundig Bodemonderzoek 12. Ministerie van Economisch Zaken 13. Rijksdienst voor de Monumentenzorg 14. Tennet 15. NV Rotterdam-Rijn Pijpleiding Maatschappij 16. Ministerie van Defensie 17. PTT Telecommunicatie 18. Ministerie van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit 19. KPN Telecom 20. Gastransport Services 21. Rijksluchtvaartdienst 22. De Directeur-Generaal van de Energievoorziening 23. Regionaal Economische Overlegorgaan 24. GGD 25. Rotterdamse Vrouwenraad Door de partijen vermeld onder nummer 1 tot en met 15 (vetgedrukt) is schriftelijk gereageerd. Daarvan hadden de partijen 11 t/m 15 geen inhoudelijke opmerkingen. Van de overige partijen is e geen reactie ontvangen. De reactie van een 26 partij, de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond, is opgenomen in paragraaf 10.4 van het bestemmingsplan, omdat het abusievelijk niet gelijktijdig met de overige reacties in behandeling was genomen. Hieronder volgt een samenvatting van de ontvangen reacties en het commentaar hierop. . 10.1.1 Provinciale Planologische Commissie (PPC) Compensatie verharding Het plan is overwegend conserverend van aard. Voorzover er ontwikkelingen plaatsvinden die verharding tot gevolg hebben, dient overeenkomstig het nieuwe waterbeleid de toenemende verharding gecompenseerd te worden. Een en ander dient in het plan te worden verwerkt (G2). Reactie Er zijn 6 ontwikkelingen mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplangebied, waarvan er twee het traject van artikel 19 WRO doorlopen. Voor beide is de vereiste verklaring van geen bezwaar van Gedeputeerde Staten reeds verleend. In hoofdstuk Water is ingegaan op compensatie als gevolg van toename van de verharding.
60
Overleg met waterbeheerder Gevraagd wordt aan te geven in hoeverre de watereisen en -wensen van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Rijkswaterstaat zijn verwerkt in het bestemmingsplan. Duidelijk moet zijn in hoeverre aspecten zijn overgenomen en of er sprake is van afwijking van het wateradvies. De toelichting dient hier op te worden aangepast. Hierbij is nader vooroverleg met de Rijkswaterstaat, de beheerder van de Nieuwe Maas, noodzakelijk (G1). Reactie Conform de watertoets heeft overleg plaatsgevonden met de waterbeheerders en de resultaten daarvan zijn opgenomen in de waterparagraaf. Streefbeelden waterkwaliteit In paragraaf "huidig watersysteem" wordt over streefbeelden gesproken. Echter het is niet duidelijk wat de huidige stand van zaken is met betrekking tot bijvoorbeeld waterkwaliteit (A). Reactie De waterkwaliteit komt aan bod in het deelgemeentelijk waterplan Kralingen-Crooswijk. De inventariserende fase hiervan is afgerond. Reactie op RR2020 In het RR2020 is Polder De Esch op de concept plankaart opgenomen als natuurgebied. Het Hoogheemraadschap van Schieland heeft hierop gereageerd omdat er sprake zou zijn van vervuiling van de grond met DRINS. In het bestemmingsplan staat op pagina 53 dat de waterkwaliteit voldoet aan de streefwaarde en dat ook het wateroppervlakte de bestemming natuurgebied heeft gekregen. Verzocht wordt aan te geven in hoeverre dit zich verhoudt tot de reactie van Schieland op het RR2020 (G2) Reactie De waterparagraaf is aangepast. Waterkwaliteitsdoelstellingen behorende bij (aquatische) natuurgebieden zijn voor dit gebied onhaalbaar volgens het Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard vanwege de aanwezigheid van DRINS in het oppervlaktewater. Het hoogheemraadschap stemt in met de genoemde functiewijziging mits de huidige waterkwaliteitsdoelstellingen ongewijzigd blijven, danwel pas gewijzigd worden na overleg met de waterkwaliteitsbeheerder, om te voorkomen dat er knelpunten ontstaan in relatie tot o.a. de Europese Kaderrichtlijn Water. Bouwen binnen invloedssfeer waterkering Het plan voorziet in de bouw van woningen én kantoren binnen de invloedssfeer van de primaire waterkering. Het risico en de waarborging van de veiligheid dient door het Hoogheemraadschap van Schieland te worden getoetst. Het resultaat dient in de toelichting te worden opgenomen (G2). Reactie Er staan woningen en kantoren binnen de invloedsfeer van de waterkering, maar dit betreft de bestaande situatie. Thans is wel een nieuwe ontwikkeling aan het plangebied toegevoegd die voor een klein deel valt binnen de invloedssfeer van de waterkering. Dit betreft de vestiging van de bestemming "woongebied" op het voormalige Leonidasterrein. Tevens wordt nieuwbouw van maatschappelijke doeleinden met woonfunctie aan de Plantagelaan gevestigd. In het bestemmingsplan zijn regels opgenomen (Waterstaat - Waterkering) die de veiligheid bij het bouwen binnen de waterkering moeten garanderen Luchtkwaliteit a. In het plan ontbreekt inzicht in de luchtkwaliteit van relevante lokale wegen in het plangebied of lokale wegen gelegen in de invloedssfeer van het plangebied voor de periode 2010 en het einde van de planperiode. Verzocht wordt dit inzicht alsnog te geven (G1).
61
Reactie Tegelijk met de Wet luchtkwaliteit is het Besluit niet in betekende mate bijdragen in werking getreden. Ontwikkelingen die niet in betekende mate bijdrage hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden. In het geactualiseerde luchtonderzoek voor het bestemmingsplan DWL-de Esch is aannemelijk gemaakt dat het bestemmingsplan een niet in betekende mate bijdrage heeft op de luchtkwaliteit. b. Gelet op de recente jurisprudentie inzake luchtkwaliteit worden ook lagere overheden aangesproken om een bijdrage te leveren aan het terug dringen van de lokale overschrijdingen van fijn stof tengevolge van een plan of project. In het plan dient dan ook inzicht te worden gegeven in de mate van concentratie van fijn stof en de invloed van het plan ( lokale bijdrage) op de huidige en toekomstige luchtkwaliteit (G1). Reactie Tegelijk met de Wet luchtkwaliteit is het Besluit niet in betekende mate bijdragen in werking getreden. Ontwikkelingen die niet in betekende mate bijdrage hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden. In het geactualiseerde luchtonderzoek voor het bestemmingsplan DWL-de Esch is aannemelijk gemaakt dat het bestemmingsplan een niet in betekende mate bijdrage heeft op de luchtkwaliteit. c. Veder blijkt uit de plantoelichting dat is uitgegaan van de Global Competitionmodel. Dit model is niet meer actueel. Inmiddels wordt getoetst aan de geactualiseerde zonekaart met het scenario Referentie Raming (NEC-scenario). De toelichting dient hierop te worden aangepast (G1). Reactie Het luchtonderzoek is geactualiseerd en de resultaten zijn verwerkt in de milieuparagraaf. Risicocontour externe veiligheid Op de plankaart is de risicocontour externe veiligheid aangegeven voor het LPG-station aan de Maasboulevard. Hierbij is rekening gehouden met een afstand van 80 meter vanaf het vulpunt. Onlangs zijn het Besluit externe veiligheid en de daarop gebaseerde Regeling externe veiligheid in werking getreden. Hierdoor dient nu de veiligheidsafstand te worden gebaseerd op de vergunde m3/ jaar doorzet. Met betrekking tot al dan niet geprojecteerde beperkt kwetsbare objecten gelden de in de regeling genoemde veiligheidsafstanden als richtwaarden (motiveringsplicht), voor geprojecteerde kwetsbare objecten als grenswaarden. De vergunde doorzet van het LPG-station aan de Maasboulevard is niet vermeld in de plantoelichting. Vooralsnog dient overeenkomstig de regeling rekening te worden gehouden met een veiligheidscontour van 110 meter vanaf het ondergrondse vulpunt (G1). Reactie De vergunde doorzet van de LPG-tankstations is in de toelichting opgenomen. In de Wijziging Regeling externe veiligheid inrichtingen zijn de afstanden voor bestaande installaties aangepast rekening houdend met het effect van verbeterde vulslangen en hittewerende coating op LPGtankauto's. Met deze afstanden is rekening gehouden. Doorzet LPG en groepsrisico Als in de milieuvergunning is vastgelegd dat de doorzet van LPG minder is dan 1.000 m3 per jaar, dan geldt op grond van deze regeling een afstand van 45 meter vanaf het ondergrondse vulpunt. Verder geldt er binnen het invloedsgebied voor nieuwe situaties een verantwoordingsplicht ten aanzien van het groepsrisico. Ook hieraan dient aandacht besteed te worden. Verzocht wordt om de plantoelichting en de plankaart te actualiseren (G1). Reactie De toelichting en de plankaart zijn geactualiseerd. Bodemkwaliteit Voorafgaande aan de vaststelling van het bestemmingsplan dient inzicht te zijn verkregen in de bodemkwaliteit of in de wijze waarop gegevens over de bodemkwaliteit verkregen zullen worden (G1).
62
Reactie Hiervan is kennis genomen. De milieuparagraaf is aangepast. Verklaring schone grond In de plantekst wordt gesproken over een "verklaring van schone grond". Deze term wordt weliswaar veel gebruikt, maar is niet in het Rotterdamse bodembeleid als zodanig geformuleerd. Naar alle waarschijnlijkheid wordt bedoeld een verklaring dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. Geadviseerd wordt dit te verduidelijken (A). Reactie De tekst van de milieuparagraaf is aangepast. Grondslag bodembeleid Geadviseerd wordt te vermelden wat de grondslag is van het Rotterdams bodembeleid. Informatie ten aanzien van de kosten van bodemsanering, voor die delen van het plangebied waar nog geen bodemsanering heeft plaatsgevonden, ontbreekt. Gezien dat er op delen van het plangebied sprake is van een sterk verontreinigde bodem, is het noodzakelijk aan te geven hoe hiermee in de toekomst en eventueel in relatie met planontwikkeling wordt omgegaan (G1). Reactie Er is een aantal bodemonderzoeken gedaan, waarvan de conclusies zijn meegenomen in de milieuparagraaf. Het betreft hier bodemonderzoeken ter plaatste van de nieuwe ontwikkelingen in het bestemmingsplan. Bij toekomstige ontwikkelingen in het plangebied worden voor eventuele saneringssituaties afspraken gemaakt met de betrokkenen. Dienstwoningen In de toelichting staat dat maximaal twee dienstwoningen zijn toegestaan op het drinkwaterleidingbedrijf. Omdat deze woningen niet op de plankaart staan vermeld, valt niet af te leiden of de dienstwoningen binnen de geluidzone en de contour µgr NO, vanwege de A16, vallen. Verzocht wordt dit te verduidelijken (G2). Reactie In de huidige situatie bevinden zich op het terrein geen dienstwoningen, daarom is deze passage in de voorschriften geschrapt. Het is in het onderhavige bestemmingsplan niet meer mogelijk om op deze locatie dienstwoningen te realiseren. Toelichting In paragraaf "Overheidsbeleid" van de toelichting ontbreekt het rijksbeleid. Aanbevolen wordt in te gaan op onder andere de Nota Ruimte (A). Reactie De toelichting is uitgebreid. In de toelichting wordt een korte samenvatting van de Nota Ruimte opgenomen. Voorschriften In artikel 1 "Begripsbepaling" wordt het onderscheid gemaakt tussen "Beperkt kwetsbare objecten" en "Kwetsbare objecten". In de toelichting dient nader op dit onderscheid te worden ingegaan en dient aangegeven te worden waartoe dit onderscheid dient (G2). Reactie In paragraaf 6.7 van het bestemmingsplan wordt nader ingegaan op het onderscheid tussen "Beperkt kwetsbare objecten" en "Kwetsbare objecten". Deze begrippen komen uit het externe veiligheidsbeleid van het Rijk (BEVI). Door dit onderscheid te maken, kan worden uiteengezet welke functies wel en niet zijn toegestaan binnen bepaalde veiligheidscontouren. Overlegreactie ex artikel 10 BRO Verzocht wordt rekening te houden met de overlegreacties ex artikel 10 BRO van de VROM-Inspectie en van de Rijkswaterstaat (G2).
63
Reactie Hiermee is rekening gehouden. 10.1.2 DCMR Milieudienst Rotterdam Ontwikkelingen In paragraaf 3.4. staat aangegeven dat ter hoogte van het bedrijfsterrein Schaardijk in de Nieuwe Maas een bunkerponton voor de binnenvaart wordt gerealiseerd, echter het bunkerponton is al op de betreffende locatie gelegen. Reactie De toelichting is hierop aangepast. Bodem Op basis van de Nota Planbeoordeling 2002 dient voorafgaande aan de vaststelling van het bestemmingsplan ook inzicht te zijn verkregen in de bodemkwaliteit of in de wijze waarop gegevens over de bodemkwaliteit verkregen zullen worden. Dit moet worden gezien in het licht van de status van het plan (voorontwerp) en het feit dat het in dat geval gaat om een conserverend bestemmingsplan. Reactie Hiervan is kennis genomen. Informatie over de bodem is meegenomen in de milieuparagraaf. Verklaring schone grond In paragraaf over Bodem wordt gesproken over een "verklaring van schone grond". Dit is een veel gebruikte term, maar is niet in het Rotterdams bodembeleid als zodanig geformuleerd. Naar alle waarschijnlijkheid wordt bedoeld een verklaring waaruit blijkt dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. Reactie Dit is aangepast in de milieuparagraaf. Grondslag bodembeleid Hiernaast zou het goed zijn te vermelden wat de grondslag van het Rotterdamse bodembeleid is. Zoals bekend, mag worden verondersteld, is het bodemsaneringsbeleid voor Zuid-Holland vormgegeven in de nota "Gezamenlijk Bodemsaneringsbeleid" uit 2003, waarvan de gemeente Rotterdam medeopsteller is. Informatie ten aanzien van de kosten van bodemsanering voor die delen van het plangebied waar nog geen bodemsanering heeft plaatsgevonden, ontbreekt. Gezien dat er op delen van het plangebied sprake is van een sterk verontreinigde bodem, is het noodzakelijk aan te geven hoe hiermee (in de (nabije) toekomst en eventueel in relatie met planontwikkeling) wordt omgegaan. Reactie Er is een aantal bodemonderzoeken gedaan, waarvan de conclusies zijn meegenomen in de milieuparagraaf. Het betreft hier bodemonderzoeken ter plaatse van de nieuwe ontwikkelingen in het bestemmingsplan. Bij toekomstige ontwikkelingen in het plangebied worden voor eventuele saneringssituaties afspraken gemaakt met de betrokkenen. Saneringsmaatregelen In de definitieve plantekst dienen de hierboven genoemde punten op correcte wijze te worden geformuleerd. Het is gezien de omvang van de bodemproblematiek in het gehele plangebied wellicht verstandig om zicht te hebben op de te nemen saneringsmaatregelen, de termijn van uitvoering en de hiermee gemoeid gaande kosten voor sanering, dit ondanks het feit dat het voorliggende plan een overwegend consoliderend karakter bezit. Reactie In paragraaf 6.6 van het bestemmingsplan wordt hier nader op in gegaan. Zie ook bovenstaande reactie.
64
Luchtkwaliteit fijnstof In paragraaf Luchtkwaliteit wordt niet ingegaan op de fijnstof-concentraties. Voor fijnstof geldt een grenswaarde van 40 µg/m3 als jaargemiddelde concentratie per 2005. De plandrempel bedraagt 42 µg/m3 in 2004. Reactie Zie reactie op vraag 1.2.b van de Provinciale Planologische Commissie. Besluit Luchtkwaliteit Als de plandrempel wordt overschreden, moeten er conform het Besluit luchtkwaliteit plannen worden gemaakt hoe de concentratie NO2 en fijnstof onder de plandrempel gebracht gaat worden. Er wordt in het bestemmingsplan niet aangegeven of ter plaatse van gevoelige bestemmingen de grenswaarde of plandrempel op dit moment worden overschreden. Aangeraden wordt om de huidige concentraties expliciet te melden. Het is wellicht nuttig om aan te geven wat de mogelijkheden zijn om de concentraties NO2 en fijnstof ter plaatse van gevoelige bestemmingen onder de plandrempels en grenswaarde te krijgen bij gelijk blijvende concentraties en een strenger wordende plandrempel. Tevens kan dan worden aangegeven wat de consequenties daarvan zijn voor het bestemmingsplan. Vooral de woningen langs de Abram van Rijckevorselweg verdienen aandacht. Reactie Tegelijk met de Wet luchtkwaliteit is het Besluit niet in betekende mate bijdragen in werking getreden. Ontwikkelingen die niet in betekende mate bijdrage hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden. In het geactualiseerde luchtonderzoek voor het bestemmingsplan DWL-de Esch is aannemelijk gemaakt dat het bestemmingsplan een niet in betekende mate bijdrage heeft op de luchtkwaliteit. Externe veiligheid In paragraaf Externe veiligheid worden twee LPG-stations genoemd, die invloed hebben op dit plangebied, deze vormen een potentieel knelpunt, omdat de LPG-doorzet van deze tankstations nog niet is vastgelegd in de Wet milieubeheer vergunning. In de Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen zijn risicoafstanden opgenomen voor LPG-stations met verschillende doorzetten. Reactie Ondertussen zijn de milieuvergunningen aangepast. Het LPG-tankstation aan de Maasboulevard 10 heeft een milieuvergunning met een doorzet van maximaal 1500 m3 /jaar. Het LPG-tankstation aan de Abram van Rijckvorselweg 75 heeft een milieuvergunning met maximaal 1000 m3 /jaar. Potentiële knelpunten Bij een doorzet 1000 m3 LPG per jaar geldt een 10-6 plaatsgebonden risico, wat inhoudt een afstand van 45 meter vanaf het vulpunt. Bij een doorzet tussen 1000 m3 en 1500 m3 geldt een 10-6 plaatsgebonden risico, wat inhoudt een afstand van 110 meter vanaf het vulpunt. Bij een doorzet boven de 1500 m3 dient een risicoberekening uitgevoerd te worden. Om deze potentiële knelpunten op te lossen, dient in de vergunning van het tankstation de LPG-doorzet gemaximaliseerd te worden. Reactie Ondertussen zijn de milieuvergunningen door de DCMR aangepast. Het LPG-tankstation aan de Maasboulevard 10 heeft een milieuvergunning met maximaal 1500 m3 /jaar. Het LPG-tankstation aan de Abram van Rijckvorselweg 75 heeft een milieuvergunning met maximaal 1000 m3 /jaar. In de Wijziging Regeling externe veiligheid inrichtingen zijn de afstanden voor bestaande installaties aangepast rekening houdend met het effect van verbeterde vulslangen en hittewerende coating op LPG-tankauto's. Met deze afstanden is rekening gehouden. Groepsrisico Voor het groepsrisico geldt voor LPG-tankstations met een doorzet tot 1500 m3 een invloedsgebied van 150 meter. Aan beide aspecten dient in het bestemmingsplan aandacht te worden besteed. Reactie Er is een onderzoek naar externe veiligheid gedaan. De resultaten zijn opgenomen in de milieuparagraaf.
65
Vuurwerk In de bedrijvenlijst zijn activiteiten opgenomen voor groothandels met een opslag van respectievelijk 2000 kg, 5000 kg onverpakt consumentenvuurwerk en 50.000 kg verpakt consumentenvuurwerk. Overeenkomstig de VNG-publicatie gelden voor deze inrichtingen respectievelijke een categorie 2 en categorie 3 aanduiding. Aangegeven is dat het hier de opslag en verkoop uitsluitend consumentenvuurwerk betreft. Detailhandels voor de opslag en verkoop van vuurwerk worden overeenkomstig de VNG-publicatie als categorie 1 aangeduid. Er dient in het plan te worden vermeld hoeveel verkooppunten van consumentenvuurwerk zijn toegestaan en welke hoeveelheden vuurwerk ter plaatse mag worden opgeslagen. Op dit moment zijn er geen verkoop- en/of opslagplaatsen in het plangebied aanwezig. De deelgemeente Kralingen-Crooswijk heeft voor de vuurwerkverkooppunten een verkoopbeleid vastgesteld. Geadviseerd wordt om in overeenstemming met dit verkoopbeleid en in samenspraak met de deelgemeente het plangebied op dit punt in te delen. Reactie Het verkoopbeleid van vuurwerk wordt geregeld in de Wet Milieubeheer en niet in het bestemmingsplan. 10.1.3 VROM-Inspectie Luchtkwaliteit Voor het bepalen van de luchtkwaliteitscontour 2010 langs de rijksweg A16 is gebruik gemaakt van de provinciale zonekaart, waarbij het Global Competition-model is gebruikt. Voor het in kaart brengen van de luchtverontreinigingssituatie langs rijksverkeerswegen is het echter gebruikelijk om het TNOmodel toe te passen. Met dit model is de berekeningswijdte voor een lijnbron 1000 meter, waardoor een groter deel van het plangebied bestreken wordt. Daarnaast is dit model geschikt om met verscheidene inputvariabelen (zoals verkeerssnelheid en geluidsschermen) de situatie door te rekenen. Reactie Tegelijk met de Wet luchtkwaliteit is het Besluit niet in betekende mate bijdragen in werking getreden. Ontwikkelingen die niet in betekende mate bijdrage hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden. In het geactualiseerde luchtonderzoek voor het bestemmingsplan DWL-de Esch is aannemelijk gemaakt dat het bestemmingsplan een niet in betekende mate bijdrage heeft op de luchtkwaliteit. Externe veiligheid In het plangebied zijn 2 LPG-verkooppunten voor wegverkeer aanwezig. De aangehouden straal van 80 meter om het vulpunt is niet conform de hiervoor vigerende regelingen, zoals het besluit externe veiligheid inrichting. Reactie In de Wijziging Regeling externe veiligheid inrichtingen zijn de afstanden voor bestaande installaties aangepast rekening houdend met het effect van verbeterde vulslangen en hittewerende coating op LPG-tankauto's. Met deze afstanden is rekening gehouden. 10.1.4 Hoogheemraadschap van Schieland Kleine bouwwerken In de voorschriften ontbreekt een algemene vrijstellingsregeling voor kleine bouwwerken van openbaar nut. In het plangebied bevinden zich drie oppervlaktewatergemaaltjes. Belang wordt gehecht dat voor deze gemaaltjes een vrijstellingsregeling wordt opgenomen en verzoeken u dit op te nemen. Reactie In Artikel 12 Groen van de regels is de mogelijkheid opgenomen voor het oprichten van gemaaltjes met een maximale inhoud van 80 m3 binnen de bestemming groen.
66
Havenslib Polderpark De Esch krijgt grotendeels een bestemming "Natuurgebied". In het gebied is in het verleden verontreinigd havenslib gestort. Onlangs is geconstateerd dat er verhoogde concentraties DRINS in het oppervlaktewater ter plekke aanwezig zijn. Waterkwaliteitsdoelstellingen behorende bij (aquatische) natuurgebieden zijn voor dit gebied dan ook onhaalbaar. Ingestemd wordt met de genoemde functiewijziging mits de huidige waterkwaliteitsdoelstellingen ongewijzigd blijven dan wel pas gewijzigd worden na overleg met de waterkwaliteitsbeheerder, om te voorkomen dat er knelpunten ontstaan in relatie tot o.a. de Europese Kaderrichtlijn Water. Reactie De wijze van bestemmen staat los van waterkwaliteitsdoelstellingen. Waterkwaliteitsdoelstellingen worden vastgelegd in het waterplan en niet in het bestemmingsplan. Overleg In paragraaf 5.2 Samenwerking met de waterbeheerder van de toelichting staat vermeld dat de gemeente en het hoogheemraadschap het plan op 16 oktober 2003 hebben besproken. Op bedoelde datum heeft weliswaar een overleg over een aantal bestemmingsplannen plaatsgevonden, maar het onderhavige plan is daarbij niet aan de orde gekomen. Verzocht wordt de betreffende zin te verwijderen. Reactie De bewuste zin is verwijderd. Keurstrook In paragraaf Huidige watersysteem van de toelichting wordt gesproken van een "een strook van vijf meter vanuit de rand van het water". Deze zogenaamde keurstroken liggen echter vijf meter uit de insteek van het talud van een watergang. Verzocht wordt de aangehaalde zin te corrigeren. Reactie De bewuste zin is gecorrigeerd. 10.1.5 Rijkswaterstaat Geluid Op pagina 45 onder "Dienstwoningen" wordt vermeld dat op het drinkwaterleidingbedrijf maximaal twee dienstwoningen zijn toegestaan. Deze dienstwoningen staan echter niet op de plankaart. Derhalve kan er niet beoordeeld worden of deze dienstwoningen binnen de geluidszone en de 40 µg NO2 contour van de A16 vallen. Reactie In de huidige situatie bevinden zich op het terrein geen dienstwoningen, daarom is deze passage in de regels geschrapt. Het is in het onderhavige bestemmingsplan niet meer mogelijk om op deze locatie dienstwoningen te realiseren. Verblijfsgebouwen militair terrein Op pagina 46 onder "Militair terrein" wordt opgemerkt dat de gronden bestemd zijn voor een militair complex met de daarbij bijbehorende terreinen en voorzieningen. Dit militair terrein ligt binnen de geluidszone van de A16. Met het oog hierop is het aan te bevelen om de verblijfsgebouwen zo veel mogelijk buiten de geluidszone te plaatsen. Reactie De logiesgebouwen komen zo ver mogelijk buiten de geluidszone aan de westkant van het terrein. Externe Veiligheid Het is van belang dat voor wat betreft de beoordeling van de externe veiligheidseffecten van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Rijksweg A16 niet wordt volstaan met verwijzing naar het sectordocument externe veiligheid, maar dat deze wordt gebaseerd op specifieke berekeningen. In dit verband is relevant dat recent een nieuwe, nauwkeuriger rekeningsmethode is geïntroduceerd (RBMII).
67
Reactie Er is een nieuw onderzoek uitgevoerd met rekenprogramma RBM-II. Dit onderzoek is verwerkt in de milieuparagraaf. Water Vanaf februari 2001 geldt voor ruimtelijke plannen de verplichting om een watertoets uit te voeren en in een bestemmingsplan een waterparagraaf op te nemen. Rijkswaterstaat toetst of het proces van betrekken van waterhuishoudkundige aspecten in het buitendijks gebied in het plan voldoende heeft plaatsgehad. Dit wordt gedaan aan de hand van een aantal criteria, zoals opgenomen in de "Bestuurlijke notitie watertoets in buitendijks gebied", tevens wordt verwezen naar onze brief "Toepassing van de watertoets in buitendijks gebied" (briefnummer RXS/2003.13461). Als beheerder van de Nieuwe Maas moet helaas geconstateerd worden dat Rijkswaterstaat niet vroegtijdig betrokken is bij het opstellen van de structuurvisie. Voor vragen omtrent de watertoets kan contact gezocht worden met desbetreffende contactpersoon. Reactie Er heeft aanvullend overleg plaatsgevonden met Rijkswaterstaat, waarmee aan de watertoets is voldaan. 10.1.6 Kamer van Koophandel Woninggebonden bedrijfsuitoefening Met instemming is kennis genomen van het voornemen in woningen zogenaamde woninggebonden bedrijfsactiviteiten toe te staan. Reactie: Hiervan is kennis genomen. Detailhandel Op bladzijde 44 staat onder het kopje "Detailhandel" vermeld dat "zelfstandige detailhandelsbedrijven zijn uitgesloten". Deze zin kan verwarring oproepen, omdat in wezen hiermee "afzonderlijk gelegen" individuele detailhandelsvestigingen worden bedoeld. Geadviseerd wordt deze passage aan te passen. Reactie De passage is zodanig aangepast dat het de lezer duidelijk is dat het gaat om detailhandelsvestigingen op bedrijventerreinen. Autostrada Er wordt terecht geconstateerd dat aan de overzijde van de Autolettestraat nog beperkte uitbreidingsruimte aanwezig is. De randvoorwaarden voor bebouwing zijn echter dusdanig beperkend dat bouw van bedrijfsruimte op dit oppervlak niet voor de hand ligt. Tevens is vastgesteld dat de ondernemers behoefte hebben aan uitbreiding van de (openbare) parkeergelegenheid. Creatie van extra parkeerruimte op particulier terrein is niet op economische verantwoorde wijze te realiseren: het bedrijventerrein is volledig bezet. Geadviseerd wordt de strook aan de overzijde van de Autolettestraat in overleg met de daar ter plaatse gevestigde ondernemers te benutten als parkeerterrein. Reactie Het Autostradaterrein kent de bestemming "Bedrijf - 4". Dit is een globale bestemming waarbinnen naast bedrijfsbebouwing ook ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen en dergelijke mogelijk zijn. Het bestemmingsplan spreekt zich verder niet uit over parkeeroplossingen. Hiervoor moet contact opgenomen worden met de eigenaar en beheerder van het terrein. Aan de overzijde van de Autolettestraat ligt een rioolpersleiding. Op de leiding mag niet gebouwd worden, maar een open bestrating aanleggen mag wel.
68
DWL-terrein Het terrein dat nu nog door het drinkwaterleidingbedrijf wordt gebruikt, is in het voorontwerp specifiek voor het drinkwaterleidingbedrijf bestemd (artikel 15). Geadviseerd wordt om dit terrein onder de bestemmingscategorie "bedrijven" (artikel 9) te scharen. Het drinkwaterleidingbedrijf is een openbaar nutsbedrijf waarvoor een rechtsvorm is gekozen die aansluit bij reguliere bedrijfsvoering, waarbij in dit geval de aandelen in eigendom van de overheid zijn. Een dergelijke beperking, waarbij bedrijventerrein nu en in de toekomst wordt uitgesloten voor andere bedrijfsuitoefening dan het drinkwaterleidingsbedrijf, is dan ook strijdig met het streven om in bestemmingsplannen overbodige beperkingen voor ondernemers te minimaliseren. Reactie Rotterdam hanteert de concrete bestemming "Bedrijf - Nutsbedrijf". Net als in het vigerend bestemmingsplan uit 1986 wordt deze bestemming in het onderhavige plan toegepast. Mocht het drinkwaterleidingbedrijf hier ooit weggaan, dan kan bekeken worden wat voor deze plek de beste bestemming is. Het is op voorhand niet gezegd dat dit bedrijvigheid moet zijn. 10.1.7 Zuid-Hollandse Milieufederatie Luchtkwaliteit In het Besluit Luchtkwaliteit zijn behalve voor NO2 ook normen opgenomen voor fijnstof. Gevoelige bestemmingen moeten ook voldoen aan de grenswaarden voor fijnstof. Ook hiervoor moeten berekeningen en contouren worden opgenomen in het bestemmingsplan. Reactie In het geactualieerde luchtonderzoek is aannemelijk gemaakt dat dit bestemmingsplan een niet in betekenende mate bijdrage geeft aan de luchtkwaliteit. Dit plan voldoet daarmee aan de Wet luchtkwaliteit. Water Het wordt door de Zuid-Hollandse Milieufederatie vreemd gevonden dat er geen overleg is geweest met Rijkswaterstaat. Een toets van het buitendijksgebied is noodzakelijk, zeker op basis van het project Ruimte voor de Rivier. Er is mondeling overleg geweest met Hoogheemraadschap van Schieland. Het wateradvies wordt niet weergegeven en wat daarvan is overgenomen of niet, ontbreekt nog in het voorontwerp. Dit wordt in het komende ontwerp bestemmingsplan verwacht. Reactie Er heeft aanvullend overleg plaatsgevonden met Rijkswaterstaat, waarmee aan de watertoets is voldaan. Functiegeschiktheid a. Uiterwaarden zijn niet geschikt voor bebouwing, gezien de noodzakelijke ruimte voor de rivier. Dat er in het verleden gebouwd is, betekent nog niet dat er in de toekomst ook gebouwd kan worden. Uit de plankaart wordt gelezen dat er ook geen nieuwe bouwlocaties worden aangewezen, is deze conclusie juist? Reactie Het gebied wordt gekenmerkt als artikel 2a gebied van de Wbr. Deze aanduiding betekent dat de betreffende gebieden vanuit rivierkundig oogpunt (vanuit het rivier- en stroombelang) minder van belang worden geacht. Bescherming van dat belang door middel van een vergunningstelsel is daarmee niet noodzakelijk. Bouwen in deze, in het rivierbed gelegen artikel 2a-gebieden, geschiedt net als elders in het rivierbed op eigen risico. b. Er is wel sprake van nieuwe ondergrondse parkeergarages (ingang boven 3,5 NAP). Dat lijkt in dit gebied zeer onwenselijk. De toekomstige scenario's over regenval, zeespiegelstijging en rivierafvoer worden eerder dreigender, dan minder dreigend.
69
Reactie De algemene wijzigingsbevoegdheid die ondergronds parkeren mogelijk maakte is uit het voorliggende ontwerp geschrapt. Thans is het niet langer mogelijk om ondergrondse parkeergarages aan te leggen in buitendijks gelegen gebied. Ruimte voor water In de omschrijving staat aangegeven dat het plangebied gedeeltelijk is aangewezen met streefbeeld Blauwe Ringen en gedeeltelijk als Groene Wiggen met de daarbij behorende eisen. In het voorontwerp staat echter niet aangegeven welke maatregelen worden overwogen om die streefbeelden te realiseren. Worden er nog nieuwe watergangen en retentiebekkens mogelijk? Reactie De mogelijkheid om de waterhuishouding te verbeteren is wel ruimtelijk en juridisch mogelijk gemaakt, mochten er binnen de planperiode van dit bestemmingsplan financiële middelen beschikbaar komen. Dit is in het plan mogelijk gemaakt doordat in de regels binnen de bestemmingen "Groen", "Bedrijven", "Verkeer - Verkeersweg" en "Verkeer - Verblijfsgebied" de gronden mede bestemd zijn voor water. Het bestemmingsplan staat de verbetering van de waterhuishouding niet in de weg. Waterkwaliteit De Kaderrichtlijnen water gaat uit van biologisch gezond water in 2015. Hoogheemraad van Schieland streeft bij inrichtingsplannen naar maatregelen die de waterkwaliteit kunnen verbeteren. De streefbeelden van dit plangebied vereisen ook een goede waterkwaliteit. De streefbeelden worden weergegeven, echter de uitvoeringsmaatregelen die de streefbeelden kunnen realiseren, worden niet weergegeven. Of is die omschrijving conform de huidige situatie? Gehoopt wordt in het ontwerp beschreven te zien wat er gedaan wordt t.b.v. de waterkwaliteit op de volgende punten: y gewenste diepgang en circulatie van de watergangen; y ruimte voor waterzuivering door natuurvriendelijke oevers bij andere dan hoofdwatergangen; y is de bodem die regelmatig onderloopt verontreinigd zodat stoffen vrijkomen? Reactie Dit is een onderwerp dat in het waterplan aan de orde dient te komen. Het bestemmingsplan regelt dit soort zaken niet. Het deelgemeentelijk waterplan Kralingen-Crooswijk is momenteel in ontwikkeling. De inventariserende fase hiervan is praktisch afgerond. Water en Natuur De ontwikkelingsvisie van Zuid-Hollands Landschap voor polder De Esch wordt onderschreven. Het is niet helemaal duidelijk dat dit plan binnen het voorliggend ontwerp ook gerealiseerd kan worden. Reactie Het beleid in de Ontwikkelingsvisie is reeds uitgevoerd binnen de condities van het vigerend bestemmingsplan. 10.1.8 BOOR Is het niet beter om in het voorontwerp een apart hoofdstuk "Archeologie" op te nemen, zoals tegenwoordig gebruikelijk is? Reactie Het ontwerp bestemmingsplan is aangepast en kent een eigen paragraaf Archeologie. Actualisatie De tekst en voorschriften moeten geactualiseerd worden. Reactie Tekst en voorschriften zijn geactualiseerd.
70
Afbeelding Onderschrift van het in het voorontwerp opgenomen plaatje dient aangepast te worden. Voorgesteld wordt: Plangebied DWL-de Esch, met aangegeven de locaties 1, 2 en 4 (zie tekst) en het tracé van Schielands Hoge Zeedijk (3). Reactie Het onderschrift is aangepast. 10.1.9 Stadsregio Rotterdam Ingestemd wordt met het voorgelegde voorontwerp bestemmingsplan. Geadviseerd wordt, gezien de afspraken die gemaakt zijn in het kader van de verstedelijking, om de woningcapaciteit en de woningdifferentiatie op te nemen in het ontwerp bestemmingsplan. Reactie In het voorliggende ontwerp is op het voormalige Leonidasterrrein de bouw van maximaal 100 woningen mogelijk gemaakt. Bovendien is aan de Plantagelaan 2 de mogelijkheid geschapen voor de realisatie van 1400m2 bvo voor maatschappelijke doeleinden met woonfunctie. 10.1.10
Dagelijks bestuur van de deelgemeente Kralingen-Crooswijk
Het dagelijks bestuur van de deelgemeente Kralingen-Crooswijk adviseert positief over het voorontwerpbestemmingsplan DWL-de Esch, met als kanttekening dat de maximale oppervlakte van het horecapaviljoen in het park de Oude Plantage 250 m² bedraagt, zoals ook door de directeur van Adboma tijdens de Commissie ROB-behandeling is medegedeeld. Reactie Het plan voor een horecapaviljoen binnen het plangebied is ingetrokken.
10.2
Inspraak
Eindverslag als bedoeld in artikel 12 (oud) van de Inspraakverordening Rotterdam met betrekking tot het voorontwerpbestemmingsplan "DWL-de Esch". Vanaf donderdag 25 november 2004 tot en met donderdag 23 december 2004 heeft het voorontwerp ter inzage gelegen op het deelgemeentehuis, Oostzeedijk 276, Rotterdam. Inspraakbijeenkomst Op 11 januari 2005 is in wijkcentrum De Esch, Rijnwaterstraat 7-23, een inspraakbijeenkomst gehouden. Het verslag van deze bijeenkomst is als bijlage bijgevoegd. Het verslag heeft van 10 februari 2005 tot en met 9 maart 2005 ter inzage gelegen en is toegezonden aan degenen die tijdens de inspraakbijeenkomst aanwezig waren. Gedurende de periode van 25 november 2004 tot en met 26 januari 2005 konden schriftelijke zienswijzen worden ingediend. Mondelinge zienswijzen Tijdens de inspraakbijeenkomst op 11 januari 2005 kwam, na een korte uitleg van het bestemmingsplan, onder andere het volgende aspect aan de orde: - Op de uitwerking van het waterplan zijn twee bouwlagen toegestaan, terwijl de meeste bebouwing uit drie lagen bestaat". De derde laag wordt gerekend tot de kap van de woningen. Deze wordt niet als bouwlaag gezien. Schriftelijke inspraakreacties Tijdens de periode van 25 november 2004 tot en met 26 januari 2005 zijn de volgende schriftelijke inspraakreacties ingediend. 1. Mevr. C.M. Muiser, Waterwerk 79, 3063 HB Rotterdam 2. Ilse Slotboom-Sjoerdsma, Waterwerk 48, 3063 HB Rotterdam 3. Mevr. L. van der Zee, Waterwerk, 89, 3063 HB Rotterdam
71
4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13.
G.A.G. Wassink, Waterwerk 81, 3063 HB Rotterdam Leo van Oosten, Waterwerk 43, 3063 HB Rotterdam Sjanet A.M. Benschop en G.A.F. van Baalen, Waterwerk 77, 3063 HB Rotterdam J.Meijer en M. Meijer-van der Kraan, Waterwerk 23, 3063 HB Rotterdam M.J.W. Nillesen en C.M. ten Doesschate, Waterwerk 25, 3063 HB Rotterdam Erik Venema, Waterwerk 85, 3063 HB Rotterdam H. van Veen, Waterwerk 65, 3063 HB Rotterdam P. Zuurbier, Hoge Filterweg 594, 3063 KL Rotterdam Drs. George van Olffen, Waterwerk 41, 3063 HB Rotterdam Het bestuur van Reinwaterkelders, Suzanne Dalman en Crispijn Simons Waterwerk 57, 3063 HB Rotterdam 14. H.H. Muller, Waterwerk 72, 3063 HB Rotterdam 15. Rob Bosboom, Waterwerk 60, 3063 HB Rotterdam 16. C. van der Zee, Waterwerk 89, 3063 HB Rotterdam 17. Fam. van der Wiel, Toepad 64, 3063 NJ Rotterdam 18. G. Lebbing, Nesserdijk 406, 3063 NE Rotterdam 19. Bernard Seldenrath en Tineke van der Kamp, Plantagelaan 3, 3063 NG Rotterdam 20. J.W. Grevink, Waterwerk 89 en N.F. den Oude, Waterwerk 91, 3063 HB Rotterdam 21. DWL/bewonersplatform, Rijnwaterstraat 23, 3063 HC Rotterdam 22. Adboma Projectontwikkelaars, Barbizonlaan 86, 2908 ME Capelle a/d IJssel Veel van de ingediende inspraakreacties hebben betrekking op dezelfde punten. Het betreft met name inspraakreacties tegen de mogelijkheid van een horecapaviljoen in het park "Oude Plantage" en tegen de uitbreiding van het militaire terrein, de Van Ghentkazerne. Deze inspraakreacties zijn samengevat en worden behandeld onder het kopje "Algemeen". De overige inspraakreacties worden apart behandeld, onder het kopje "Overige inspraakreacties". Algemeen 10.2.1 Informatieverstrekking Gevraagd wordt op de hoogte te worden gehouden van de verdere besluitvorming en planprocedure. Reactie Met betrekking tot de bekendmaking van verschillende fases in een bestemmingsplanprocedure wordt voldaan aan de in de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Algemene wet bestuursrecht gestelde publicatievereisten. Het is de eigen verantwoordelijkheid van belanghebbende om op de hoogte te blijven van het verloop van de bestemmingsplanprocedure. 10.2.2 Horecapaviljoen De komst van een horecapaviljoen gaat ten koste van het park. Verdwijning uniek openbaar groen langs de Maas. Forse bomenkap, die ook nog een schaduwplek opleveren. Verloren gaan van recreatieruimte en onbevangen recreëren is niet meer mogelijk.De bomen en de vierkante meters park zijn van vitaal belang voor de "groene long-functie" van de stad. Belemmering uitzicht. Reactie In het "voorontwerp bestemmingsplan DWL-de Esch" werd de mogelijkheid gecreëerd om een horecavoorziening te realiseren van maximaal 500 m². In het ontwerp bestemmingsplan "DWL-de Esch" is deze mogelijkheid geschrapt. 10.2.3 Van Ghentkazerne Volgens het OBR is de uitbreiding van het militair terrein bedoeld om het Europese hoofdkwartier van het "verhuisbedrijf" van het Amerikaanse leger te verplaatsen van Capelle aan den IJssel naar of naast het terrein van de Van Ghentkazerne. Na de aanslagen van 11 september 2001 is de beveiliging van het pand in Capelle aan den IJssel enorm opgevoerd. Vestiging van zo'n cruciaal legeronderdeel met daarbij behorende bewaking past niet in de landelijke omgeving van het Toepad en tast de veiligheid aan van de nabijgelegen sport-, volkstuin- en wooncomplexen. Dergelijke legereenheden horen niet thuis in of nabij een woonwijk.
72
Reactie De uitbreiding van het militaire terrein is inderdaad bedoeld voor de vestiging van een kantoor voor een Amerikaanse logistieke militaire eenheid. Het SDDC (Military Surface Deployment and Distribution Command) is een militaire logistieke eenheid die verantwoordelijk is voor transport en havenoverslag van militair materieel en goederen in Europa, Afrika en het Midden-Oosten. Het SDDC beheert en coördineert de transporten. De feitelijke transportwerkzaamheden worden door commerciële bedrijven verricht. Het SDDC-kantoor is momenteel gevestigd in Capelle aan den IJssel, echter het kantoor voldoet niet meer aan de aangescherpte veiligheidseisen ten aanzien van de afstand ten opzichte van aangrenzende gebouwen en het openbaar publiek terrein. Deze veiligheidsnormen zijn mondiaal afgekondigd door het Amerikaanse ministerie van defensie en zijn aldus niet het gevolg van specifieke activiteiten in het SDDC-kantoor. Dit is tevens een ontwikkeling in het kader van artikel 19 lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. De vereiste verklaring van geen bezwaar is door Gedeputeerde Staten van Zuid Holland, inmiddels verleend. Zoals uit bovenstaande blijkt, zullen ter plaatse van de uitbreiding van het militaire terrein geen gevaarlijke activiteiten plaatsvinden. De veiligheid komt hiermee niet in het geding. De bewaking op het terrein is conform de gestelde veiligheidseisen van het Amerikaanse ministerie van defensie. De uitbreiding van het militair terrein is ten noordoosten van het militaire terrein, langs het Toepad. De uitbreiding ligt naast het Drinkwaterleidingbedrijf, tegenover een volkstuincomplex en een begraafplaats, en nabij het bedrijvencomplex "Autostrada". Het sportcomplex is op circa 130 meter van de uitbreiding gelegen. De dichtsbijzijnde woning is op een afstand gelegen van ruim 300 meter.Het aanliggend gebied kent reeds de bestemming "Militair terrein". Het gaat hier om een geringe uitbreiding van deze functie in noordoostelijke richting. De voorziene uitbreiding is niet in strijd met het karakter van het gebied. 10.2.4 Monumentale panden en bestemming militair terrein Op het terrein staat onder meer een monumentale boerderij die al 31 jaar door het OBR verpacht wordt aan de familie Van der Wiel. Monumentale panden zijn een groot goed en behoren - ongeacht de bestemming - niet uit het zicht van het publiek te verdwijnen achter muren of beveiligingshekken. In het vigerend bestemmingsplan heeft de boerderij een recreatieve bestemming. Hier is sprake van gewoonterecht. De huidige woonbestemming dient in het huidige bestemmingsplan toegestaan te worden zolang de familie Van der Wiel nog in leven is. Daarna zou de recreatieve bestemming bekrachtigd kunnen worden, maar dan als een publieke recreatieve bestemming in plaats van een recreatieve bestemming voor alleen defensiepersoneel. Reactie Een monument is een object dat juridisch is beschermd vanwege de bijzondere cultuurhistorische en/of architectuurhistorische waarden. De boerderij op het militaire terrein is niet als zodanig aangewezen, en staat niet op de monumentenlijst van de gemeente Rotterdam. Een nadere bestemming of normering is in dit verband dus niet aan de orde. Er is met de familie Van der Wiel een overeenkomst gesloten betreffende vervangende woonruimte. Voor de bestemming militair terrein geldt dat de bebouwingsmogelijkheden volgens het huidige bestemmingsplan zijn gehandhaafd. Het wordt daarnaast mogelijk gemaakt om ter plaatse van de aanduiding "hoogteaccent" op de plankaart, in afwijking van de maximumbouwhoogte zoals aangegeven op de plankaart, een maximum bouwhoogte van 35 meter toe te staan. Het betreft hier de realisatie van een logiesgebouw en alleen voor deze plek wordt een uitzondering gemaakt voor wat betreft de bouwhoogte. Ter plaatse van de uitbreiding van het militaire terrein geldt eveneens de maximale bouwhoogte van 23 meter. Indien op het militaire terrein gebouwd gaat worden, dient te allen tijde een bouwvergunning aangevraagd te worden. Naast toetsing aan het bestemmingsplan, dient een bouwaanvraag getoetst te worden aan het bouwbesluit, aan de Bouwverordening Rotterdam, aan de redelijke eisen van welstand en eventueel (indien van toepassing) aan de Monumentenwet 1988. 10.2.5 Geluidoverlast De kazerne is reeds een hindergevende functie (met name geluidsoverlast) in de woonwijk. Een dergelijk militaire activiteit hoort alleen daarom al niet thuis in een dichtbevolkt stedelijk gebied. Uitbreiding is dan ook zeker niet gewenst. Bovendien wordt er veel af en aangevlogen op de Van Ghentkazerne, hetgeen niet ten goede komt van het plezierige woongenot.
73
Reactie Op het terrein komen circa 200 mensen te werken, hoofdzakelijk kantoorpersoneel. Van de kantoorfunctie zelf gaat geen hinder uit. De aanwezigheid van het kantoor zal wel enigszins merkbaar zijn aan het verkeer van en naar de wijk. Verkeerstechnisch levert dit geen problemen op. De milieueffecten zijn bekend en op basis hiervan kan gesteld worden dat zich geen problemen voordoen. De voorziene uitbreiding heeft geen effect op de vliegbewegingen van en naar de kazerne. 10.2.6 Wijkvisie De Esch Uitbreiding van militair terrein is niet in overeenstemming met de Wijkvisie. De Esch en wijkt qua intentie af van de ontwikkelingslijnen die daarin worden geschetst. Reactie Ten tijde van het opstellen van de wijkvisie kon geen rekening gehouden worden met de ontwikkelingen die nu voorzien zijn. De wijkvisie is binnen deze context niet het instrument om een dergelijke ontwikkeling tegen te houden. 10.2.7 Wijkbelangen De uitbreiding van het militaire terrein is strijdig met de belangen van de woonwijk en het naast de kazerne gelegen waterbedrijf (een object van levensbelang voor de Rotterdamse samenleving). Overlast en risico"s zullen hierdoor toenemen. De wens van het OBR om eigendom lucratief in te zetten als kantoorruimte voor een Amerikaans semi-overheidsbedrijf is een slechte reden om het bestemmingsplan te wijzigen. En kantoorruimte op deze locatie is in strijd met het huidige locatiebeleid. Zelfs bij het handhaven (en niet uitbreiden) van het militair terrein is een onderzoek naar de veiligheid sterk aan te raden. De kans is reëel dat onderzoek uitwijst dat een militair terrein naast een woonwijk en waterbedrijf planologisch ongewenst is. Ook is het aan te raden de hinderlijk militaire vliegbewegingen (helikopters) te verplaatsen naar luchthaven Zestienhoven. Daarnaast is het aan te raden de hoofdleidingen van het waterbedrijf binnen het bestemmingsplan extra te beschermen. Reactie Onder inspraakreactie nr. 10.2.3. is reeds beschreven dat de komst van het SDDC geen bedreiging vormt voor de veiligheid in de woonwijk. 10.2.8 Boerderij Voorhoeve van Muijden De boerderij "Voorhoeve van Muijden" is een gemeentelijk monument en vormt samen met het erf, de boomgaard en de weilanden een integraal onderdeel van de rustieke omgeving. De Joodse begraafplaats en de boerderij vormen samen een laatste groene zone in dit bestemmingsplan en straalt nog een landelijke rust uit. Door de gronden van deze boerderij te bestemmen als militair terrein wordt een van de laatste landelijk plekjes in deze omgeving en in Rotterdam verstoord. Het wijzigen van de bestemming en het overdragen van de gronden en de boerderij aan de Van Ghentkazerne betekent een impliciet toestemming voor de militairen voor het bebouwen van de omgeving van de boerderij. Hiermee verdwijnt het karakter van de omgeving en gaat de boerderij een onderdeel uitmaken van een militaire complex. Verzocht wordt de bestemming van de gronden te wijzigen zodat de boerderij en haar omgeving een onlosmakelijk geheel vormen en gezamenlijk in stand kunnen blijven. Reactie Alhoewel de boerderij karakteristiek genoemd kan worden betreft het geen gemeentelijk monument. Het gebouw stond te boek als zogenaamd m.i.p. (monument in procedure), maar is in een verdere selectieprocedure samen met andere m.i.p's van de lijst afgevallen. Om het kantoorgebouw voor het SDDC te kunnen realiseren wordt de bestemming "Militair terrein" uitgebreid met het terrein waarop de bewuste boerderij is gesitueerd. Dit ongeacht het feit of de boerderij nu wel of niet als monument aangemerkt is.
74
10.3
Overige inspraakreacties
10.3.1 Pand Nesserdijk 406 Het pand Nesserdijk 406 wordt door de Stichting Kunstaccomodatie Rotterdam aan een aantal beeldende kunstenaars verhuurd. Hoewel er enkele kunstenaars wonen, is de feitelijke hoofdbestemming de productie van kunst. In het voorontwerp bestemmingsplan is het pand nu met een bestemming WI.2 aangegeven terwijl het erf beperkter is dan de bestaande situatie, en met de bestemming Tuinen 1. Verzocht wordt de bestemming beter aan te laten sluiten op het huidig gebruik, namelijk door: a. bestemming WI.2 te veranderen in Gemengde bebouwing I (artikel 7); b. erfoppervlak ruimer nemen, volgens bijgevoegde tekening, en de bestemming T1 te veranderen in T2 (artikel 14). Reactie De bestemming is gewijzigd in Gemengd - 1 " en Tuin - 2. De oppervlakte van de tuin blijft overeenkomstig de vigerende bestemming. 10.3.2 Plantagelaan 3 Door de omschrijving van de bestemming Maatschappelijke voorzieningen (artikel 8) is het onduidelijk of de thans door bezwaarmakers bewoonde woning ook in de toekomst zijn woonbestemming kan behouden. Ook de voorschriften over het mogelijke gebruik van de eigenaar van het pand (Roeivereniging Nautilus) zijn niet helder. Onduidelijk is of de thans in het bestemmingsplan (bestemming recreatieve doeleinden; dit biedt bijvoorbeeld beperkte horecamogelijkheden) aanwezige mogelijkheden gehandhaafd blijven. Reactie Plantagelaan 2 en 3 zijn opgegaan in de bestemming Gemengd - 4. Deze bestemming kent ook een woonfunctie. De functie sportcentrum impliceert ook een vorm van horeca die met deze functie samenhangt. 10.3.3 Industrielawaai Is de dB contour industrielawaai een contour volgens de Wet geluidhinder of de Wet milieubeheer? Reactie Op grond van artikel 41 Wet geluidhinder dient rond een bedrijventerrein waar de vestiging van inrichtingen mogelijk is, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, een zone te worden vastgesteld waarbuiten de geluidsbelasting vanwege het bedrijventerrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan. 10.3.4 Waterkering In het voorontwerp bestemmingsplan is de aanduiding "Waterkering Gemeentewerken" niet opgenomen. De woningen van het Waterwerk vallen daarmee buiten iedere waterkering, de gevolgen hiervan worden niet toegelicht; Reactie Het oude bestemmingsplan "DWL / de Esch 1985" kende op de plankaart de aanduiding "waterkering gemeentewerken". Deze aanduiding had destijds voornamelijk een informatieve of illustratieve functie, in de voorschriften was met betrekking tot deze waterkering verder niets vastgelegd. In het onderhavige bestemmingsplan wordt alleen de hoofdwaterkering bestemd, op de standaardwijze die in alle bestemmingsplannen in Rotterdam wordt toegepast. Dit heeft geen enkel effect op de waterkering die in het oude plan wordt aangeduid als 'Waterkering gemeentewerken". Het beheer van deze waterkering wordt gewoon gecontinueerd.
75
10.3.5 Waterwerk 89 en 91 Als eigenaren van de woningen Waterwerk 89 en 91 worden de gronden van Gemeentewerken Rotterdam gehuurd voor een gebruik als tuin. Dit gebruik is in overeenstemming met het vigerend bestemmingsplan. Conform deze feitelijke situatie dienen deze gronden binnen het nieuwe bestemmingsplan de bestemming "Tuin - 2" te krijgen. De gronden sluiten aan op de al aangegeven bestemming T2 (de bedoelde gronden zijn rood aangegeven op bijgaande kopie van de plankaart). Reactie De bedoelde gronden zijn bestemd als Tuin - 2. 10.3.6 Reinwaterkelders onder woningen Waterwerk Onder de woningen van het Waterwerk bevinden zich twee reinwaterkelders, welke toebehoren aan de VvE"s Reinwaterkelders. De kelders zijn bedoeld voor de opslag van water. Mogelijkheden worden onderzocht om hemelwater uit een van de kelders te benutten voor gebruik in en buiten de woningen. In overleg met de VvE Reinwaterkelders I en II dienen deze kelders een bestemming als waterberging te krijgen. Reactie De Reinwaterkelders worden niet afzonderlijk bestemd ten behoeve van waterberging. Het gebruik van deze kelders voor dit doel past binnen de bestemming woningen.
a. Zie de inspraakreactie onder 25 c. Deze werkwijze heeft geen gevolgen voor de bestaande woningen in het gebied . In geval van sloop en nieuwbouw dient in het stroomgebied van de Nieuwe Maas, buitendijks (dus in het gebied buiten de hoofdwaterkering) altijd een peilhoogte van 4.00 meter N.A.P.+ aangehouden te worden. 10.3.7 Adboma Adboma Projectontwikkelaars geeft een reactie op de inspraakreacties op het voorontwerp bestemmingsplan met betrekking tot de mogelijkheid van een horecavoorziening, ingediend door het bestuur van Bewonersplatform DWL, namens de heer F. Hokbergen (welke kort cursief is weergegeven): Bewonersplatform DWL: Horecavestiging van 500 m² ingegeven door een initiatief van een projectontwikkelaar die een grootschalige stedelijke horecagelegenheid beoogt.De grootschalige stedelijke horecagelegenheid past niet in het park. Zo"n voorziening leidt tot overlast, trekt veel passanten en autoverkeer aan en neemt veel ruimte in beslag. Adboma: In het rapport "Winkelen, bedrijvigheid en werkgelegenheid in de deelgemeente (1989)", dat in 1989 in opdracht van de deelgemeente Kralingen is opgesteld, komt horeca in de Oude Plantage al aan de orde: "Het realiseren van een horecagelegenheid in de Oude Plantage met als doel deze groenvoorziening een meer stedelijke betekenis te geven". Er is geen sprake van een initiatief van een projectontwikkelaar doch van een initiatief van de deelgemeente. Ook blijkt dat het park de Oude Plantage niet als wijkpark dient te worden benaderd doch als stadspark. Bij een stadspark hoort een horecavoorziening (met toiletten). In de rapportage van 14 januari 1997 van dS+V aan de commissie R.O.B. staat: "het ontwerp heeft een positieve uitstraling op de omgeving en het is de bedoeling hier een restaurant te exploiteren". Adboma: In "het oudste park van Rotterdam" staan bomen van zeer uiteenlopende kwaliteit. Op de geprojecteerde locatie voor het te ontwikkelen paviljoen, in goed overleg met de gemeente, staan bomen die gemakkelijk te herplanten zijn. Er staat geen enkele boom, gelet op leeftijd en kwaliteit, die als onvervangbaar kan worden aangemerkt. Of herplanten wenselijk is , is zeer de vraag. Bij de in de toekomst gewenst aanpak van het huidige park staan genoemde bomen ter discussie. Doch om een discussiepunt uit de wereld te helpen en een bijdrage te leveren aan toekomstige schaduwplekken in het park is Adboma bereid een aantal bomen te plaatsen. Reactie Aangezien het horecapaviljoen in het voorliggende ontwerpbestemmingsplan is geschrapt, is het hiervoor verhandelde ook niet meer relevant.
76
10.4
Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond
Op 16 januari 2007 is door de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond de volgende schriftelijke reactie gegeven op het voorontwerp bestemmingsplan. Shell Station Maasboulevard: Om de kans op een ongeval te verminderen dient de doorzet van het LPG-tankstation Shell Station Maasboulevard beperkt te worden in de milieuvergunning tot 1000m3/jaar. Om het effect van een mogelijk ongeval te verminderen dient een bebouwingsvrije afstand van 110 meter vanaf het vulpunt gehandhaafd blijven. Het aantal aanwezigen binnen de 100% letaliteitcontour van 90 meter dient beperkt te blijven door verdichting zo veel mogelijk te beperken. Reactie De verkoop van LPG is in de milieuvergunning gemaximaliseerd op 1500m3/jaar. In het invloedsgebied vinden geen nieuwe ontwikkelingen plaats. Lansingh Exploitatie: Om de oriënterende waarde van het groepsrisico niet verder te laten stijgen dient het aantal aanwezigen binnen het invloedsgebied van 150 meter, beperkt te worden door verdichting zo veel mogelijk te beperken. Reactie In het invloedsgebied vinden geen nieuwe ontwikkelingen plaats. Toetsingszone transport gevaarlijke stoffen over water Voor nieuwe RO-situaties is vanaf de kade tot 25 meter landinwaarts geen bebouwing toegestaan. Daarnaast mag tussen de 25 en 40 meter vanaf de kade alleen worden gebouwd, mits een afdoende motivering wordt overlegd voor de noodzaak tot bouwen. Reactie Binnen de 25 meter vinden geen nieuwe ontwikkelingen plaats. In het toetsingsvlak, tussen de 25 en 40 meter, gemeten van de kade, zal de vervangende nieuwbouw van de Plantagelaan 2 zo veel mogelijk de bestaande bebouwingslijn en -hoogte handhaven. Hierdoor zullen er geen extra aanwezige personen worden toegevoegd in het toetsingsvlak. Constructie-eisen nieuwbouw Nieuw te bouwen gebouwen binnen het invloedsgebied zodanig construeren dat de brandweer reddend kan optreden en dat de aanwezigen meer tijd en gelegenheid hebben te vluchten waarbij minimaal één (nood) uitgang vanaf de bron is gericht. Alle (nood) uitgangen dienen in voldoende mate aan te sluiten op de infrastructuur van de omgeving. Reactie In het invloedsgebied vinden geen nieuwe ontwikkelingen plaats.
77
Bijlagen
78
Bijlage 1
Verslag inspraakavond
INSPRAAKAVOND BESTEMMINGSPLAN DWL-DE ESCH 11 Januari 2005 y Henriëtte Tabbers Beleidsmedewerker Buitenruimte Deelgemeente Kralingen Crooswijk y Mariska Zegveld Juriste dS+V y Diederik Harteveld Stedenbouwkundige dS+V y Ivo Motshagen Beleidsmedewerker Ruimtelijke Ordening Deelgemeente Kralingen Crooswijk Heet iedereen welkom en geeft aan dat men bijeen is om het bestemmingsplan DWL-de Esch te bespreken. Mondeling kan men zienswijze kenbaar maken én men kan vragen stellen op de mondelinge toelichting die wordt gegeven. Er wordt begonnen met de toelichting op het juridische gedeelte m.b.t. het bestemmingplan. De bestemmingsplanprocedure door Mariska Zegveld (dS+V) Een bestemmingsplan procedure bestaat uit een aantal fasen. In elke fase kunnen onder bepaalde voorwaarden reacties op het bestemmingsplan worden ingediend. Fase: Voorontwerpbestemmingsplan Op dit moment bevindt het voorontwerpbestemmingsplan "DWL-de Esch" zich in de voorbereidende fase. In deze fase worden zoveel mogelijk relevante feiten en omstandigheden verzameld. Niet alleen worden hierbij onze overlegpartners betrokken (provincie, waterschap, leidingbeheerder, ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) maar ook de burger wordt hierbij betrokken. Nadat men het bestemmingsplan van 25/11/04 tot en met 23/12/04 heeft kunnen inzien, is er tijdens de inspraakavond gelegenheid tot het geven van mondelinge inspraakreacties. Tot en met 25 januari 2005 kunnen schriftelijke reacties worden ingediend t.a.v. het Dagelijks Bestuur van de Deelgemeente. Van de avond wordt er een verslag gemaakt én er wordt een eindverslag gemaakt. Dit eindverslag zal deel uitmaken van het ontwerpbestemmingsplan. Op basis van de reacties van de overlegpartners, de schriftelijke en mondelinge inspraakreacties en het advies van de Deelgemeente, stelt de gemeente een ontwerpbestemmingsplan op. Gedurende 4 weken kan men met ontwerpbestemmingsplan inzien. Binnen 4 weken is het mogelijk om een mening schriftelijk kenbaar te maken bij de gemeenteraad. Als men dit doet dan krijgt men ook een uitnodiging om deze mening mondeling toe te lichten. De raadscommissie Fysieke Infrastructuur en Verkeer brengt hierover een advies uit aan de gemeenteraad en het is vervolgens de gemeenteraad die het bestemmingsplan vaststelt. Het bestemmingsplan nadert in deze fase zijn voltooiing. Samen met het besluit van de provincie wordt het voor 6 weken ter inzage gelegd. Binnen 6 weken kan men in beroep gaan. Dat gebeurt bij de rechter, bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in Den Haag. Na afloop van de termijn van 6 weken treedt het bestemmingsplan in werking. Om te voorkomen dat het bestemmingsplan in werking treedt, kan men een verzoek om voorlopige voorziening indienen, bij de voorzitter van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het bestemmingsplan is onherroepelijk daags na afloop van de 6 weken als binnen de termijn geen beroep is ingesteld; dan wel op het moment dat de rechter op het beroep heeft beslist. De gemeente legt met een bestemmingplan de bestemming van een grondgebied vast. Een bestemmingsplan bestaat uit een toelichting (hierin zijn de kenmerken van het plangebied vastgelegd en wordt duidelijk gemaakt wat de bedoelingen van de gemeente zijn met het gebied), één of meer plankaarten (het gebied waarop het bestemmingplan betrekking heeft met daarop ingetekend de bestemmingen) en voorschriften (hierin staat wat de bestemmingen precies inhouden). Het bestemmingsplan is van belang voor het oprichten van bouwwerken en voor het gebruik van bouwwerken en grond. Met andere woorden: wat mag er gebouwd worden(zo kunnen bijvoorbeeld maximale hoogte en breedte worden genoemd) en welke functies zijn toegestaan (functies zoals woningbouw, industrie, recreatie, kantoren en horeca krijgen zo hun plek in de gemeente). Het geldende bestemmingsplan DWL / De Esch dient te worden herzien. Het plan uit 1985 is inmiddels zodanig verouderd dat het niet meer als basis kan dienen voor beleidsontwikkelingen en voor het handhaven van het boogde gebruik van de betreffende locatie. In het bestemmingsplan is in eerste instantie uitgegaan van het bestemmen van de bestaande situatie. Bovendien hebben grote delen van het plangebied in het oude bestemmingsplan een uit te werken bestemming.
79
Met de onderhavige herziening wordt feitelijk alsnog voldaan aan de uitwerkingsplicht uit het oude bestemmingsplan. Vaak denkt men dat er grote veranderingen in een nieuw bestemmingsplan staan echter in dit geval betreft het een aantal nieuwe ontwikkelingen. Diederik Harteveld laat het bestemmingsplan zien a.d.h.v. een kaart en neemt de belangrijkste nieuwe ontwikkelingen door: y Uitbreiding van het bestaande Van Ghent terrein. y Horecavestiging in park 'de Oude Plantage' van maximaal 500 vierkante meter groot en maximaal 5 meter hoog. y De realisatie van een 'groene' corridor tussen Polder de Esch / De Oude Plantage en het Kralingse Bos en Rottewiggebied. y 25 Meter veiligheidszone vanaf de Maas voor binnenvaartschepen. Nieuwe kwetsbare objecten mogen niet binnen deze zone liggen. y Archeologische zone Bewoner Sandra Uitbeijerse: Mevrouw heeft het bestemmingsplan gelezen op de Deelgemeente. Graag wil zij een toelichting op het volgende; Er staat in het plan dat er 'horeca' kan komen bij de roeivereniging. Wat verstaat men exact onder horeca? Kan dit ook een discotheek zijn? Mariska Zegveld (dS+V): Vertelt dat het woord 'horeca' in het bestemmingsplan als volgt wordt omschreven 'een ruimte bestemd voor het bedrijfsmatig ten behoeve van gebruik ter plaatse verstrekken van etenswaren en dranken'. M.a.w. men hoeft niet te denken aan een grote discotheek, in het uiterste geval betreft het een eetgelegenheid met een kleine dansgelegenheid. Bewoner Sandra Uitbeijerse: Vraagt zich af hoe lang het zal duren voordat deze horecagelegenheid er daadwerkelijk zal zijn. Ivo Motshagen (DG): Geeft aan dat een projectontwikkelaar reeds een aanvraag heeft ingediend. Deze projectontwikkelaar heeft bedacht dat er op die locatie een horecapaviljoen (soort Grand Café / restaurant met terras) gebouwd kan worden. De aanvraag wordt momenteel behandeld bij dS+V en ligt dus niet bij de Deelgemeente. Het is moeilijk in te schatten hoeveel tijd hierover heen gaat. De afmetingen van dit paviljoen moeten natuurlijk binnen de afmetingen liggen zoals deze vermeld staan in het bestemmingsplan. Bewoner Sandra Uitbeijerse: Heeft gelezen dat er een Amerikaans onderdeel gehuisvest gaat worden op de Van Ghentkazerne. Ze vraagt zich af of de Deelgemeente hier meer over weet te vertellen. Henriette Tabbers (DG): Legt uit dat het bestemmingsplan aangeeft dat het militaire terrein uitgebreid mag worden richting Noordoostelijke hoek. Tevens legt ze uit dat een bestemmingsplan niets zegt over de exacte bebouwing van dit gebied. De standaard procedure voor het aanvragen van een bouwvergunning geldt ook gewoon voor de Van Ghentkazerne. Bewoner Sandra Uitbeijerse: Vraagt of het bestaande natuurgebied beschermd blijft. Diederik Harteveld (dS+V): Antwoordt dat er hier zeer beperkt gebouwd worden ten behoeve van de natuur. Bewoner Sandra Uitbeijerse: Heeft gehoord dat er een reclamebord komt op een grote zuil. Ze wil weten of dit plannen zijn of dat de komst al definitief is.
80
Ivo Motshagen (DG): Vermeldt dat de procedure hiervoor bijna is afgerond, er wordt alleen gewacht op de handtekeningen m.b.t. de vergunningen en vrijstellingen. Er is nog wel bezwaar hier tegen mogelijk. Als de vergunningen getekend zijn worden deze gepubliceerd in de Maasstad, dan kan men tot 6 weken na de vergunningverlening hier bezwaar tegen maken. Bewoner Sandra Uitbeijerse: Vraagt of er plannen zijn voor een derde stadsbrug. Mariska Zegveld (dS+V): Antwoordt dat in de toelichting wordt gesproken over een studie naar een derde stadsbrug. De plannen hiervoor liggen stil. Bewoner Sandra Uitbeijerse: Vraagt of het niet mogelijk om het gebied in het bestemmingsplan te beveiligen tegen de komst van deze brug. Mariska Zegveld (dS+V): Geeft aan dat dit niet nodig is. Als men hier een brug had willen plaatsen dan zou er een concrete financiële onderbouwing in het plan moeten zijn meegenomen. Daarnaast moet een brug getoetst worden aan diverse milieuregelgevingen. Beiden zijn niet gebeurd, dus met een brug hoeft men geen rekening te houden. Bewoner Sandra Uitbeijerse: Vraagt wat er gebeurd met de sportvelden, blijven deze gewoon bestaan? Of kunnen deze velden nog bebouwd worden? Mariska Zegveld (dS+V): Antwoordt dat deze sportvelden bestemd zijn als speel- en sportvoorzieningen. Er mogen hier dus alleen clubgebouwen, kleedgelegenheden e.d. gebouwd worden.
Bewoner Liesbeth van der Zee: Zij leest een eigen stuk op. De plek In het nieuwe, nog voorlopige, bestemmingsplan is een wijziging aangebracht in de groenbestemming van de Oude Plantage. Door deze wijziging wordt het bouwen in het park mogelijk. De invulling van de bebouwing is al bekend: het wordt een horecavestiging die 5 jaar geleden ook al geprobeerd is neer te zetten. Net als 5 jaar geleden maak ik hier bezwaar tegen. De door u gekozen locatie is uitermate ongelukkig en ongewenst. De Oude Plantage wordt door het plaatsen van een horecagelegenheid onherstelbaar aangetast. Door dit bouwplan verdwijnen er bomen en een deel van de ligweide. Juist deze locatie, zo vlak aan de waterrand wordt vooral 's zomers intensief door dagrecreanten uit de hele stad bezocht. Door de Oude Plantage aan deze kant dicht te bouwen, wordt het openbare en open karkater van het park aangetast. De andere zijde van het park is inmiddels al bebouwd met een benzinestation. Hoeveel stukjes worden er nog afgesnoept van deze bijzondere plek. Het park De Oude Plantage is al sinds 1688 in bezit als buitendijks gebied gekocht door de stad Rotterdam. De dijk lag aan de rand van het park en bevond zich op de hoogte van nu de Honingerdijk. Vanouds liep het park vanaf de dijk naar het lager gelegen water. In 1769 nam het stadsbestuur een besluit om op het buitendijkse gebied een park aan te leggen voor de gewone burgers van de stad die zich geen tuin of landje konden veroorloven. Dit eerste openbare stadspark van Rotterdam werd voor de som van 1650 gulden beplant met iepenbomen, koningselzen, essen en esdoorns. De schrijver C. van Nievelt schreef in 1874 in zijn boek Phantasien het volgende over de Oude Plantage: Toen we zeer jong waren kon men elke zaterdagmiddag ons hier aantreffen. We waren bandieten: ons schel gefluit weergalmde door het kreupelpad en deed suffende kindermeisjes van schrik
81
verstijven. Toen we iets ouder waren, waren de avonden ons dierbaarder in dit bescheiden heiligdom van vrijende harten. De middagzon was ons een verschrikking. Och, wie heeft die dagen niet beleefd toen hij 't licht schuwde en de duisternis lief had. Beschuttend spreidde ge uw groene armen uit, de tortelduiven kirden in uw lover. In de tweede wereldoorlog zijn overigens alle bomen in het park omgehakt. En opgestookt. In 1964 werd het park voor 20 miljoen gulden opnieuw ingericht en sindsdien is er weinig aandacht vanuit het gemeente bestuur geweest voor dit parkje direct aan de Maas. Toch is dit park heel bijzonder. De directe ligging aan het water zou juist door de deelgemeente op zijn waarde geschat moeten worden. Hier komt de stadsbewoner dicht bij huis recreëren. En bijna niet te geloven eten en drinken moet je zelf meenemen. De plek is een zogenaamde 'low profile' plek voor de gebruiker. En dit is voor de deelgemeente een probleem. Deze openbare plek is voor de bewoners van de stad moet en zal geëxploiteerd worden. Vijf jaar geleden konden de plannen niet gerealiseerd worden, bij de herziening van het bestemmingsplan zijn er weer nieuwe kansen voor onze deelgemeentebestuurders. De noodzaak De noodzaak om een horecagelegenheid toe te voegen aan het park is er niet. Rond de Oude Plantage is een aardige hoeveelheid gelegenheden: café Tom Tom, restaurant de Watertoren, Chinese snackbar, 2 locaties op de kop van de Honingerdijk, In den Rustwat en op zomerse dagen rijdt een ijscokar met versnaperingen voorbij. Het horecabeleid van de gemeente Rotterdam laat nogal wat rotte plekken achter: Het Maastheater staat al enig jaren leeg. Het restaurant aan de Boompjes is al jaren gesloten. Om in de zomer aan de rivier te zitten wordt een strand opgespoten en moet je entree betalen voor een plaats in de zon. Het entrepot gebouw op Zuid is ten ondergegaan en alle horeca is daar verdwenen. Het café Rotterdam aan de Wilhelmina pier is dicht en ga zo maar door. Wie zit er te wachten op een gebouw waar exploitatie niet zal lukken? Wie de krant leest zal niet ontgaan zijn dat de horeca zieltogende business is geworden. Ik denk dat de deelgemeente beter kan besluiten het park goed te onderhouden en een goed openbaar groenplan te maken, dan de onbekwaamheid vorm te geven in een betonnen gebouw dat zeker 50 jaar moet blijven staan. Het gebouw. Een eventueel gebouw op deze plek staat buitendijks. Dat houdt in date r op het maaiveld in het gebouw geen bestemming mag zijn. Het gebouw moet dus een bepaalde hoogte hebben om bij eventuele hoogwaterstanden niet onder te lopen. Concreet houdt dat in dat bebouwing tot 5 meter hoog zal worden. De onderlaag mag niet benut worden. De afmetingen van de bebouwing zijn 20 bij 25 meter. De 15 bomen die er staan moeten worden omgekapt. De voortgang. Door bovenstaande nog eens goed te overdenken hoop ik dat het ebstuur een goed besluit neemt over het openbare groen van de Oude Plantage en dat men als gewone Rotterdammer kan blijven genieten van het schitterende uitzicht dat men daar heeft op de Maas en de stad Rotterdam. Bewoner Leo van Oosten: Hij begrijpt niet waarom de Deelgemeente van iets publiekelijks iets commercieels wil maken. Daarnaast merkt hij op dat er sfeerbeelden worden opgeroepen van een Grand Café echter in het bestemmingsplan staat; binnen de bestemming worden geen eisen gesteld t.a.v. de vorm horeca m.u.v hotel of pension. Moet men niet vrezen voor iets heel anders dan een Grand Café? Mariska Zegveld (dS+V): Legt uit dat bij horeca de nadruk ligt op het verstrekken van eten en drinken. Het is lastig te zeggen of het een café, restaurant of bar betreft, maar er mag op deze locatie zeker geen hotel of pension gebouwd worden. Bewoner Crispijn Simons: Is het niet eens met de horecabestemming in het park. Hij wil erop wijzen dat in het bestemmingsplan lovend gesproken wordt over de groene ' Oude Plantage' terwijl men er toch een horecagelegenheid van 500 vierkante meter wil plaatsen. Hij vraagt zich af van wie het initiatief komt voor de bouw van een horecagelegenheid.
82
Ivo Motshagen (DG): Antwoordt dat dit gebeurt op initiatief van de projectontwikkelaar en dat de Deelgemeente hiervoor open staat. Bewoner Dhr. van de Wiel: Wil weten waarom het militaire terrein uitgebreid wordt tot en met de boerderij van zijn ouders en hij vraagt of er dan mogelijk naast de boerderij een stormbaan komt. Ook wil hij weten of zijn ouders uit de boerderij moeten. Henriëtte Tabbers (DG): Maakt duidelijk dat de boerderij valt onder de monumentenwet en bescherming geniet. M.b.t. zijn ouders refereert ze naar het éénjarig huurcontract die zij hebben met het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam. Men weet dat als dit contract afloopt de mogelijkheid bestaat dat men eruit moet. Bewoner Dhr. Van de Wiel: Vermeldt dat hij graag de volgende zin in het verslag genotuleerd wil hebben 'dit éénjarig huurcontract, duurt al 31 jaar als eenjarig huurcontract'. Bewoner Dhr. Suurbier: Wil weten wat de reden is om dit gebied militair te benoemen. Mariska Zegveld (dS+V): Antwoordt dat men heeft kunnen lezen in de media dat de huidige Amerikaanse locatie in Capelle a/d IJssel beperkte mogelijkheden biedt i.v.m. de beveiliging. De mogelijk nieuwe locatie zal deze wel kunnen bieden. Bewoner Sandra Uitbeijerse: Wil weten of de Van Ghentkazerne op hun eigen grond zomaar bomen mag kappen. Henriëtte Tabbers (DG): Antwoordt dat het aanvragen van een kapvergunning afhankelijk is van de afmetingen van de boom. Bewoner Sandra Uitbeijerse: Wil weten of de Deelgemeente kijkt naar de mogelijke risico's voor de omgeving m.b.t. de militaire uitbreiding. Henriëtte Tabbers (DG): Antwoordt dat er altijd een bouwvergunning aangevraagd dient te worden. Op voorhand kan zij niet bepalen wat het bestuur van zo'n aanvraag vindt. Bewoner Sandra Uitbeijerse: Vraagt of de Van Ghentkazerne een vergunning heeft voor munitieopslag. Henriette Tabbers (DG): Legt uit dat dit een zeer gedetailleerde vraag is waar zij niet direct antwoord op kan geven. Natuurlijk kunnen zulke vragen wel schriftelijk ingediend worden. Bewoner Leo van Duyvendijk: Heeft een vraag over de uitbreiding van het militaire gebied, hij vreest dat het OBR deze grond wil verkopen en dat als deze in handen komt van defensie, de Stad hier weinig tot niets over te zeggen heeft. Hij vraagt aan de Deelgemeente of zij dit grondig willen onderzoeken voordat zij 'ja' zeggen op het voorontwerp. Zijn zienswijze is dus negatief m.b.t. militaire uitbreiding. Bewoner Marjolein Ponsen: Deelt mee dat ze fel tegen het kappen van bomen is in het park ' de Oude Plantage'. Zij hoopt dus ook dat er geen horecagelegenheid komt.
83
Bewoner George van Oeffen: Noemt de volgende feiten op; In 2003 zijn 57% meer horecagelegenheden failliet gegaan dan het jaar daarvoor. Er is berekend door het bedrijfschap van de horeca dat er een economische groei moet zijn van minimaal 2% om deze tendens te stoppen. Iedereen weet dat een economische groei van 1% waarschijnlijk geeneens gehaald wordt. Ook vreest hij voor leegstand in een toekomstige horecagelegenheid in de 'Oude Plantage'. En de wind kan zorgen voor stankoverlast van eten en drinken afkomstig van de horecagelegenheid. Meneer van Oeffen benadrukt nogmaals dat hij tegen de komst is van een horecagelegenheid. Bewoner Leo van Duyvendijk: Vertelt dat hij voorheen bezig is geweest met een wijkvisie. In deze visie staat dat de sportvelden mogelijk gebruikt kunnen worden voor bebouwing. Henriette Tabbers (DG): Antwoordt dat in een wijkvisie wensen van bewoners en gebruikers worden gebundeld tot een bepaalde visie. De realisatie van deze wensen is echter niet onderzocht. Bewoner Leo van Duyvendijk: Vindt het jammer dat men niet even wacht met het bestemmingsplan. Hij prefereert als voorloper op het plan een discussie inzake de vastgestelde wijkvisie. Mariska Zegveld (dS+V): Vermeldt dat voordat een bestemmingsplan af is er vaak jaren voorbij gaan. Tevens is op dit moment een nieuwe wet in de maak die waarschijnlijk in 2007 van kracht gaat. De Stad Rotterdam is daarom nu bezig alle bestemmingsplannen te vernieuwen. Hierdoor kan men niet wachten tot alle onderzoeken uitgekristalliseerd zijn. Bewoner Mevrouw Ouwerkerk: Maakt zich zorgen over de toekomst van de boerderij. Als Dhr. Van der Wiel eruit moet vreest ze dat de boerderij leeg zal staan. Vandalen zullen deze plek dan ook aantrekkelijk vinden en dan is een mooi stukje cultuur snel kapot. Zij kondigt aan actie te gaan voeren. Dhr. Van der Wiel: Vertelt dat het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam afgelopen vrijdag telefonisch heeft doorgegeven dat hij uit de boerderij moet. Henriette Tabbers (DG): Antwoordt dat het OBR normaliter geen beleid volgt welke resulteert in leegstand van monumenten. Bewoner Leo Duyvendijk: Spreekt namens het Bewonersplatform en geeft aan zeker werk ervan te maken zodat de boerderij niet verloren gaat. Zij zullen mogelijk het Dagelijks Bestuur aanschrijven of contact opnemen met het OBR. Vertegenwoordiger van de Volkstuinen: Hij verwijst naar een quickscan van 2003 waarop de polder volgebouwd is. Bewoner Dhr. Leo Duijvendijk: Neemt het woord en vertelt dat het volbouwen toentertijd een idee was. Het huidige college heeft bepaald dat de derde stadsbrug voorlopig in de ijskast staat waarbij dit idee komt te vervallen. Bewoner Bernard Seldenrath: Snapt niet dat het bestuur geen keuze kan maken tussen een militaire functie en een woonfunctie, daar een militaire functie veelal voor overlast zorgt. Hij geeft aan dat men de woonvisie bevriest en groei in de militaire functie realiseert hetgeen hij liever andersom ziet. Tevens vindt hij de horecafunctie in een woongebied niet gepast i.v.m. de mogelijke toename van het verkeer. Het bevreemdt hem ook dat de bestemming van zijn woning niet meer onder sport en recreatiegebied valt.
84
Mariska Zegveld (dS+V): Meldt dat we het nog steeds hebben over een voorontwerp. Zij begrijpt dat er veel bezwaar gemaakt wordt, welke natuurlijk mee worden genomen in de adviesprocedure. De bestemming van de woning van Dhr. Seldenrath valt nu onder maatschappelijke voorzieningen. Hieronder wordt verstaan; bouwwerken met daarin maatschappelijke voorzieningen en tuinen, ontsluitingswegen en -paden, parkeerplaatsen, groenvoorzieningen, waterpartijen en waterlopen, de bestemming ' waterkering' voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn bestemd. De roeivereniging valt hieronder. Bewoner Jan Grevink: Hij geeft aan dat hij alle sprekers die tegen de horecaonderneming zijn ondersteund. Hij laat tevens een aantal plaatjes zien van 'de Oude Plantage'. Als laatste vraagt hij zich af tegen wie er vanavond zienswijze kenbaar gemaakt wordt. Mariska Zegveld (dS+V): Vertelt dat de reacties gaan naar het Centraal Bestuur en naar de Deelgemeente. De Deelgemeente zal vervolgens advies uitbrengen aan het Centraal Bestuur en kan dus alle reacties die vanavond geuit zijn, meenemen. Het verslag van deze avond wordt ook aangeboden aan het College van B&W. De reacties die schriftelijk worden ingediend zullen als bijlagen meegestuurd worden. Bewoner Jan Grevink: Merkt op dat op de uitwerking van het waterplan er maar twee lagen toegestaan zijn. Dit bevreemdt hem aangezien de meeste bebouwing uit drie lagen bestaat. Mariska Zegveld (dS+V): Vermeldt dat deze opmerking zal worden meegenomen. Tevens benadrukt ze dat men bij het opstellen van het voorontwerp uit is gegaan van de huidige bebouwing. Henriëtte Tabbers (DG): Vraagt of een ieder die tegen de komst is van een horecagelegenheid in 'de Oude Plantage' zijn hand wil opsteken. 95% van de bewoners steekt zijn hand op en geeft dus aan tegen de horecaontwikkeling in ' de Oude Plantage' te zijn. Bewoner Marianne Ponsen: Deelt mee dat de geplande keuzes van de Deelgemeente vaak worden doorgedramd. Ze verwijst hierbij als voorbeeld naar het geschil met de zeilschool van Gent. Bewoner Henk van Veen: Leest een artikel voor waarin vermeld staat dat er een groeiende behoefte is aan recreatie in de omgeving van Rotterdam. In een ander artikel staat dat de Raad voor het Landelijk Gebied constateert dat er te weinig parken en plantsoenen zijn in de grote steden en dus ook in Rotterdam. Bewoner Crispijn Simons: Hij vindt het een gemiste kans dat de portefeuillehouder Dhr. Michel de Visser er vanavond niet bij aanwezig is. Henriëtte Tabbers (DG): Benadrukt dat men altijd op het spreekuur kan komen bij een portefeuillehouder of dat diverse bewoners het initiatief kunnen nemen voor een 'op de koffie gesprek' met een bestuurder. Bewoner Ineke Muiser: Vraagt zich af hoe het mogelijk is dat maar een projectontwikkelaar zoveel invloed heeft op de invulling van een bestemmingsplan?
85
Mariska Zegveld (dS+V): Antwoordt dat het bestemmingsplan niet alleen gemaakt wordt voor een projectontwikkelaar maar vooral voor de mensen die gebruik willen maken van een toekomstige horecaonderneming. Ze vertelt dat men in het eindverslag kan lezen dat er wel degelijk een afweging wordt gemaakt tussen de belangen van de projectontwikkelaar en de bewoners. En dat het bestuur de uiteindelijke beslissing zal maken. Bewoner Erik Venema: Vraagt aandacht voor het feit dat hij als politieman veel te maken heeft met overlastgevende horeca. Hij wil een appèl doen op de Deelgemeente 'bezin eer gij begint'. Als er immers eenmaal problemen zijn is het lastig om hier vanaf te komen. Bewoner Liesbeth van der Zee: Wil nogmaals benadrukken dat het gaat om een projectontwikkelaar en geen horecaondernemer die deze grond graag wil hebben. Ook geeft ze aan dat deze projectontwikkelaar alleen maar uit is op geld. Bewoner Peter Zuurbier: Hij benadrukt dat hij tegen de uitbreiding van het militaire terrein is en hij vindt een militaire functie in een woonwijk niet echt gunstig. Handhaven vindt hij prima, de kazerne zit er immers al, echter uitbreiden lijkt hem niet nodig. Deze ruimte een woonfunctie geven prefereert hij. Afsluiting door Henriëtte Tabbers (Deelgemeente) Bedankt iedereen voor de komst naar de Paleiszaal.
86
Bijlage 2
Reactie Provinciale Planologische Commissie
87
Regels
88
Hoofdstuk 1 Artikel 1 1.1
INLEIDENDE REGELS
Begrippen
Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0599.BP1003DWLdeEsch met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen). 1.2
Plan
het bestemmingsplan DWL-de Esch van de gemeente Rotterdam. 1.3
Aan huis gebonden beroep/bedrijf
Een beroep of bedrijf dat aan of bij de woning wordt uitgeoefend door de bewoner. 1.4
Aanbouw (uitbouw)
Een uitbreiding van het hoofdgebouw in één bouwlaag (hieronder wordt tevens een uitbouw begrepen). 1.5
Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.6
Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.7
Achtertuin
Tuingedeelte gelegen achter de achtergevel bouwgrens en de denkbeeldige lijn getrokken in het verlengde hiervan tot aan de zijerfgrens. 1.8
Archeologisch deskundige
Het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam of een andere deskundige op het gebied van archeologie. 1.9
Bebouwing
Een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde. 1.10
bebouwingsafstand transport te water
Een afstand van ten minste 25 meter gelegen tussen enerzijds een beperkt kwetsbaar object of een kwetsbaar object en anderzijds de kade van de Nieuwe Maas. 1.11
Bebouwingspercentage
Een percentage dat aangeeft hoeveel van het oppervlak van een bouwperceel door gebouwen mag worden ingenomen. 1.12
Belwinkel
Een inrichting waarvan de bedrijfsvoering onder welke benaming dan ook is gericht op het ter plaatse tegen betaling bieden van gelegenheid tot elektronische berichtenuitwisseling in de vorm van telefonie of door middel van toegang tot het internet. Een op de openbare weg geplaatste telefooncel wordt hier niet onder begrepen. 1.13
Beperkt kwetsbare objecten:
a. woningen, kantoorgebouwen, hotels, restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover deze objecten niet tot de categorie kwetsbare objecten behoren; b. sporthallen, zwembaden, speeltuinen;
89
c.
sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet tot de categorie kwetsbare objecten behoren; d. andere objecten die met de onder a en b genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten niet tot de categorie kwetsbare objecten behoren; e. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval. 1.14 Besluit externe veiligheid inrichtingen Het besluit externe veiligheid inrichtingen zoals dat luidt ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan. 1.15
Beperkt kwetsbare objecten:
a. woningen, kantoorgebouwen, hotels, restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover deze objecten niet tot de categorie kwetsbare objecten behoren; b. sporthallen, zwembaden, speeltuinen; c. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet tot de categorie kwetsbare objecten behoren; d. andere objecten die met de onder a en b genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten niet tot de categorie kwetsbare objecten behoren; e. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval. 1.16 Bestemmingsgrens De grens van een bestemmingsvlak. 1.17
Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO met de bijbehorende regels. 1.18
Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.19
Bouwaanduidingen
Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken. 1.20
Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. 1.21
Bouwgrens
De grens van een bouwvlak c.q. een lijn welke niet door gebouwen mag worden overschreden. 1.22
Bouwlaag
Het tussen twee opeenvolgende vloeren (of tussen een vloer en plat dak) gelegen, voor verblijf geschikt deel van een gebouw. Een kap, vliering, zolder, souterrain, alsmede een dakopbouw binnen het theoretisch profiel van een kap, worden niet als een afzonderlijke bouwlaag beschouwd. Alleen ingeval een dakopbouw breder is dan tweederde van de pandbreedte, wordt dit als een aparte bouwlaag geteld.
90
NB: onder het "theoretisch profiel van een kap" wordt verstaan de ruimte binnen een kap met schuine zijden waarvan de hellingshoek ten minste 20 en maximaal 60 graden bedraagt. 1.23
Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 1.24
Bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel. 1.25
Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten. 1.26
Bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 1.27
Bruto vloeroppervlak (b.v.o.)
Het vloeroppervlak van een bouwwerk, inclusief de niet direct voor het hoofddoel bruikbare ruimten (bijvoorbeeld bij een productiebedrijf of winkel, de magazijn-, expeditie-, kantoorruimten). Gebouwde parkeervoorzieningen worden niet tot het b.v.o. gerekend. 1.28
Bijgebouw
Vrijstaand gebouw dat door constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan een hoofdgebouw gelegen op hetzelfde perceel. 1.29
Buitendijks gelegen gebied
Het gebied gelegen ten westen en zuiden van de op de plankaart aangegeven buitenkruinlijn. 1.30
Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. 1.31
Geluidsgevoelige functies (in de zin van de Wet geluidhinder)
Hieronder worden verstaan: woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan de genoemde (t.w. verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken en medische kleuterdagverblijven), alsmede de terreinen die behoren bij de andere gezondheidszorggebouwen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg, alsmede woonwagenstandplaatsen. 1.32
Gevaarlijke stoffen
Stoffen of preparaten die krachtens het Besluit verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten zijn ingedeeld in een categorie als bedoeld in artikel 34, tweede lid van de Wet milieugevaarlijke stoffen, zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan. 1.33
Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
91
1.34
Geluidsgevoelige functies (in de zin van de Wet geluidhinder)
Hieronder worden verstaan: woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan de genoemde (t.w. verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken en medische kleuterdagverblijven), alsmede de terreinen die behoren bij de andere gezondheidszorggebouwen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg, alsmede woonwagenstandplaatsen. 1.35
Gestapelde woningen
Woningen, gestapeld met woningen (soms ook gestapeld met andere functies, welke dan in de bestemmingsomschrijving vermeld dienen te zijn). 1.36
Grondgebonden woningen
Woningen met een eigen tuin. 1.37
Helikopterplatform
Een platform, dat als landings- en vertrekplaats dient voor helikopters. 1.38
Hoofdgebouw
Gebouw dat door zijn constructie en/of afmeting als dominant is aan te merken ten opzichte van de bijbehorende bijgebouwen gelegen op hetzelfde perceel. 1.39
Horeca
Inrichtingen welke bedrijfsmatig logies verschaffen, dranken en spijzen voor gebruik ter plaatse verstrekken. 1.40
Kap
Een afdekking van een gebouw met schuine zijden waarbij de hellingshoek ten minste 20 en ten hoogste 60 graden bedraagt. 1.41
Kantoren
Gebouwen (c.q. deel van gebouwen) ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden van administratieve aard. 1.42
Kwetsbare objecten
a. woningen, met uitzondering van: 1. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare; 2. dienst- en bedrijfswoningen van derden; b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals: 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen; 2. scholen; 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen; c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals: 1. kantoorgebouwen en hotels met een b.v.o. van meer dan 1500 m² per object; 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk b.v.o. meer dan 1000 m² bedraagt en winkels met een totaal b.v.o. van meer dan 2000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd; d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen. 1.43 Ligplaats Plaats in het water, bestemd of geschikt om door een woonboot te worden ingenomen.
92
1.44
Maaiveld
De bovenkant van het aansluitende, afgewerkte terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein het gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden. 1.45
Maatschappelijk
Voorzieningen op het gebied van onderwijs, religie, cultuur, gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening en publieke dienstverlening. 1.46
Milieudeskundige
De DCMR Milieudienst Rijnmond of de daarvoor in de plaats tredende instantie. 1.47
NAP
Normaal Amsterdams Peil 1.48
Openbaar nutsvoorzieningen
Op het openbaar leidingen net aangesloten voorzieningen op het vlak van gas-, water-, elektriciteitsdistributie, blokverwarming, (riool)gemalen (een gasdrukregelstation wordt niet hieronder begrepen). 1.49
Parkeerplaatsen
Ongebouwde parkeervoorzieningen. 1.50
Parkeervoorzieningen
Parkeergelegenheid ter voorziening in de behoefte aan ruimte voor het parkeren en stallen van motorvoertuigen en (brom)fietsen, alsmede de daarbij behorende in- en uitritten en toegangen. 1.51
Peil (straat-)
a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de kruin van de weg; b. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang, na voltooiing van de aanleg van dat terrein. Indien een bouwwerk aan meer dan één weg wordt gebouwd, is het peil van de hoogstgelegen weg maatgevend. 1.52
Publieke dienstverlening
Bestuursorganen van de overheid en de daaraan gekoppelde ambtelijke diensten ten behoeve van de beleidsvoorbereiding en -uitvoering, alsmede politie, brandweer, reinigingsdiensten, gezondheidsdiensten. 1.53
Rijbaan
Elk voor rijdende voertuigen bestemd weggedeelte, met uitzondering van (brom)fietspaden. 1.54
Rijstrook
Gedeelte van de rijbaan van een weg (welke door middel van doorgetrokken of onderbroken strepen gemarkeerd is, ) van zodanige breedte dat bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen daarvan gebruik kunnen maken. 1.55
Seksinrichting
De voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of op een daarmee vergelijkbare wijze seksuele handelingen worden verricht. 1.56
Souterrain
Een gebruiksruimte in een gebouw dat zich gedeeltelijk ondergronds bevindt.
93
1.57
Straatmeubilair
Voorzieningen ten behoeve van de weggebruiker, zoals verkeersborden, straatverlichting, zitbanken, plantenbakken e.d. 1.58
toetsingsafstand transport te water
Een zone van 40 meter, gemeten vanaf de kade van de Nieuwe Maas, 1.59
Tuin
Terrein ten behoeve van de aanleg van groenvoorzieningen, met de daarbij behorende verharding (paden, terrassen) en vijvers en dat in overwegende mate niet voor bebouwing in aanmerking komt. 1.60
Uitstekende delen aan gebouwen
Erkers, luifels, balkons, galerijen e.d. 1.61
Varend woonschip (als bedoeld in de Verordening woon- en bedrijfsschepen 2005)
Een woonschip dat zich met behulp van een eigen krachtbron op eenvoudige en veilige wijze kan verplaatsen. 1.62
Water
Waterlopen (sloten, singels, vijvers e.d.) ten behoeve van de waterberging, alsmede de aan- en afvoer van oppervlaktewater. 1.63
Wet geluidhinder
De Wet geluidhinder zoals deze luidt op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan. 1.64
Wet ruimtelijke ordening
De wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan. 1.65
Winkel
Detailhandelsvestiging en/of daarmee vergelijkbare vestiging voor de verrichting van diensten aan of ten behoeve van particulier c.q. eindconsument. Een belwinkel wordt hier niet onder begrepen. 1.66
Woningwet
De Woningwet zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan. 1.67
Woonschip
Elk vaartuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot dag- en nachtverblijf van één of meerdere personen.
94
Artikel 2
wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1
de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. 2.2
de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het Peil (straat-) tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen conctructiedeel. 2.3
de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels ( en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.4
de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.5
de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een bouwwerk. Dakoverstekken, luifels, balkons en dergelijke worden hierbij niet meegeteld, mits zij niet verder uitsteken dan 0,5 meter. 2.6
de breedte van een gebouw
van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels verspringen of niet evenwijdig lopen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte. 2.7
de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens
vanaf het punt van de gevel van een gebouw welke het dichtst bij de perceelsgrens is gelegen, haaks op de perceelsgrens.
95
Hoofdstuk 2 Artikel 3 3.1
BESTEMMINGSREGELS
Agrarisch met waarden - Agrarisch met landschapswaarden
Bestemmingsomschrijving
1. De voor 'Agrarisch met waarden - Agrarisch met landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. uitoefening van het agrarisch bedrijf; b. behoud en herstel van de ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke waarden, in de vorm van slagenlandschap met daarbij behorende beplanting en slotenpatroon, en open weiland; c. ontsluitingswegen en -paden, waterpartijen en waterlopen; d. voorzieningen ten dienste van waterhuishouding, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen; e. de bestemmingen 'Waarde - Archeologie - 2', Waarde - Archeologie - 4' en 'Waterstaat Waterkering', voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen. 3.2 Bouwregels 3.2.1
Algemeen
Op de voor 'Agrarisch met waarden - Agrarisch met landschapswaarden' bestemde gronden mogen uitsluitend in deze bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; met dien verstande dat de bouw van kassen niet is toegestaan. 3.2.2
Medebestemming
Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 2', Waarde - Archeologie - 4' en 'Waterstaat - Waterkering' is voor het bouwen het bepaalde ter zake in genoemde bestemming mede van toepassing. 3.3
Aanlegvergunning
3.3.1
Verbod
Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: dempen, graven, afdammen, vergroten of herprofileren van aanwezige waterlopen; 3.3.2
Vergunning
Een aanlegvergunning wordt verleend, indien daardoor de landschapswaarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast. Alvorens de aanlegvergunning te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de aanlegvergunning aan burgemeester en wethouders hieromtrent een schriftelijk advies van de natuur- en landschapsdeskundige te overleggen. 3.3.3
Uitgezonderde werkzaamheden
Het verbod als bedoeld in lid 3.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden: a. voor normaal onderhoud en beheer; b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; c. die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende aanlegvergunning.
96
Artikel 4 4.1
Bedrijf
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bouwwerken, opslag- en werkterreinen ten behoeve van bedrijven, welke zijn vermeld in de categorieën 1 t/m 4.2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten, behorende bij deze regels, met dien verstande dat inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken als bedoeld in het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer zijn uitgesloten, met de daarbij behorende ontsluitingswegen en -paden, parkeerplaatsen, groenvoorzieningen; b. de bestemmingen 'Waarde - Archeologie - 2', 'Waarde - Archeologie - 4', 'Waarde - Archeologie 5', 'Leiding - Riool' en 'Waterstaat - Waterkering', voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen. 4.2 Bouwregels 4.2.1
Algemeen
Op de voor 'Bedrijf' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 4.2.2
Medebestemming
Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 2', 'Waarde - Archeologie - 4' "Leiding - Riool" en 'Waterstaat - Waterkering', is voor het bouwen het bepaalde ter zake in genoemde bestemmingen mede van toepassing. 4.2.3
Horeca toegestaan
In aanvulling op het bepaalde in de bestemmingsomschrijving, is ter plaatse van de op de plankaart aangegeven functieaanduiding "horeca", tevens een horecabedrijf toegestaan met een b.v.o. van maximaal 500 m2. Dit betreft het adres Landaulettestraat 2 b. 4.2.4
Detailhandel in auto's toegestaan
In aanvulling op het bepaalde in de bestemmingsomschrijving, is ter plaatse van de op de plankaartaangegeven functieaanduiding "specifieke vorm van detailhandel - auto", tevens een detailhandel in auto's toegestaan. 4.3
Specifieke gebruiksregels
4.3.1
Toegestane bedrijven
Bedrijven t/m categorie 4.2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels zijn toegestaan met uitsluiting van inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken als bedoeld in het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer. 4.3.2
Bedrijfsgebonden kantoren
Bedrijfsgebonden kantoren mogen per bedrijf niet meer dan 50 % van het b.v.o. innemen, met een maximum van 3000 m2. 4.3.3
Locatie Schaardijk
Ter plaatse van de bestemmingslocatie Schaardijk - daar waar de maximale bouwhoogte 15 meter bedraagt - is per bedrijf een bedrijfsgebonden kantoor van maximaal 70 % van het beschikbare b.v.o toegestaan. 4.4
Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 4.3.1 ter zake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
97
Artikel 5 5.1
Bedrijf - Nutsbedrijf
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. de productie van drinkwater met daarbij behorende bouwwerken, terreinen en voorzieningen, waaronder begrepen waterbekkens, technische installaties, laboratoria, werkplaatsen en opslag-, kantoor- en kantineruimten; b. ontsluitingswegen en -paden, parkeerplaatsen, groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen; c. de bestemmingen 'Waarde - Archeologie - 2',Waarde - Archeologie - 3' Waarde - Archeologie - 4' 'Waarde - Archeologie - 5' , en Waterstaat - Waterkering, voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen. 5.2 Bouwregels 5.2.1
Algemeen
Op de voor 'Bedrijf - Nutsbedrijf' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 5.2.2
Medebestemming
Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 2', Waarde - Archeologie 3', Waarde - Archeologie - 4' 'Waarde - Archeologie - 5' , en Waterstaat - Waterkering, is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing.
98
Artikel 6 6.1
Bedrijf - Nutsvoorziening
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor; a. voorzieningen van openbaar nut; b. Waarde - Archeologie - 4', 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' en Waterstaat - Waterkering voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 6.2 Bouwregels 6.2.1
Algemeen
Op de voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 6.2.2
Medebestemming
Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor Waarde - Archeologie - 4', 'Waterstaat Waterstaatkundige functie' en Waterstaat - Waterkering, is voor het bouwen het bepaalde ter zake in genoemde bestemming mede van toepassing. 6.2.3
Bebouwingsnormen
Bouwwerken mogen niet groter zijn dan 80 m3.
99
Artikel 7 7.1
Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. een inrichting voor de verkoop van motorbrandstoffen - met LPG - met de daarbij behorende boven- en ondergrondse voorzieningen, erf, alsmede, uitsluitend in combinatie hiermee, voor detailhandel; b. een LPG afleverzuil ter plaatse van de "specifieke vorm van verkeer afleverzuil'; c. 'Waarde - Archeologie - 5' en Waterstaat - Waterkering, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 7.2 Bouwregels 7.2.1
Algemeen
Op de voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 7.2.2
Medebestemming
Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 5' en Waterstaat Waterkering is voor het bouwen het bepaalde ter zake in genoemde bestemming mede van toepassing. 7.2.3 Bebouwingsnormen a. het maximum grondoppervlak van gebouwen mag niet meer bedragen dan 140 m² b.v.o., terwijl de maximumhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 4 meter; b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen niet hoger zijn dan 8 meter; c. de hoogte van een luifel mag niet meer dan 5,5 meter bedragen; d. detailhandel mag niet meer dan 100 m2 verkoop b.v.o innemen. 7.2.4 specifieke bouwregels De maximale bouwhoogte genoemd in het vorige lid, sub b is niet van toepassing op ontluchtingsschachten.
100
Artikel 8 8.1
Gemengd - 1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bouwwerken met daarin: uitsluitend op de begane grond bedrijven, welke zijn vermeld in de categorieën 1 t/m 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels, 'Maatschappelijk - 2', waaronder begrepen culturele voorzieningen in de vorm van een theater, berg- en stallingsruimten, op de begane grond en op de verdiepingen woningen en kantoren; b. verkeers- en verblijfsvoorzieningen; c. parkeer- en groenvoorzieningen, tuinen, waterpartijen en waterlopen; d. 'Waarde - Archeologie - 4', 'Waarde - Archeologie - 5 en "Waterstaat - Waterkering" voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 8.2 Bouwregels 8.2.1
Algemeen
Op de voor 'Gemengd - 1' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 8.2.2
Medebestemming
Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor Waarde - Archeologie - 4', 'Waarde - Archeologie - 5 ' en "Waterstaat - Waterkering" is voor het bouwen het bepaalde ter zake in genoemde bestemming mede van toepassing. 8.3
Specifieke gebruiksregels
8.3.1
Algemeen
Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits: a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30 % wordt gebruikt voor werkactiviteiten; b. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen; c. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen; d. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van de werkactiviteiten. 8.3.2 Toegestane bedrijven Uitsluitend bedrijven t/m categorie 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels zijn toegestaan. 8.3.3
Verbod op geluidgevoelige functies
Geluidgevoelige functies als bedoeld in artikel 1 van de regels zijn binnen de functie, 'Maatschappelijk - 2', niet toegestaan. Tevens geldt dat waar ten tijde van het in werking treden van dit bestemmingsplan nog geen geluidgevoelige functies gevestigd zijn c.q. daarvoor geen bouwvergunning is verleend, geen nieuwe geluidgevoelige functies zijn toegestaan. 8.4
Horeca toegestaan
In afwijking met vorenstaande artikelleden is ter plaatse van de op de plankaart aangegeven functieaanduiding "horeca", tevens één horecabedrijf toegestaan. Dit betreft: Watertorenweg 180; Watertorenweg 180 III. Watertorenweg 200
101
Artikel 9 9.1
Gemengd - 2
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. 'Maatschappelijk - 2'; b. bedrijven, welke zijn vermeld in de categorieën 1 t/m 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels; voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies; c. 'Waarde - Archeologie - 5' en 'Waterstaat - Waterkering', voorzover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 9.2 Bouwregels 9.2.1
Algemeen
Op de voor 'Gemengd - 2' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 9.2.2
Medebestemming
Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 5' en Waterstaat Waterkering', is voor het bouwen het bepaalde ter zake in genoemde bestemming mede van toepassing. 9.3
Specifieke gebruiksregels
9.3.1
Verbod op geluidgevoelige functies
Geluidgevoelige functies als bedoeld in artikel 1 van de regels zijn binnen de functie, 'Maatschappelijk - 2', niet toegestaan. Tevens geldt dat waar ten tijde van het in werking treden van dit bestemmingsplan nog geen geluidgevoelige functies gevestigd zijn c.q. daarvoor geen bouwvergunning is verleend, geen nieuwe geluidgevoelige functies zijn toegestaan.
102
Artikel 10 10.1
Gemengd - 3
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. detailhandel, uitsluitend op de begane grond; b. sport op de begane grond; c. 'Maatschappelijk - 1 en Maatschappelijk - 2' op alle verdiepingen; d. woningen, uitsluitend op de verdiepingen; e. dienstverlening op de begane grond en op de verdiepingen; f. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals groen, ontsluitingswegen en -paden; g. 'Waarde - Archeologie - 5' en "Waterstaat - Waterkering", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 10.2 Bouwregels 10.2.1 Algemeen Op de voor 'Gemengd - 3' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 10.2.2 Bebouwingsnormen a. Detailhandel tot een maximum van 3000 m2 b.v.o; b. Sport tot een maximum van 600 m2 b.v.o; c. Maatschappelijk - 1 en Maatschappelijk - 2 tot een maximum van 3000 m2 b.v.o. 10.2.3 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 5' en 'Waterstaat Waterkering is voor het bouwen het bepaalde ter zake in genoemde bestemming mede van toepassing. 10.3
Specifieke gebruiksregels
10.3.1 Algemeen Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits: a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30 % wordt gebruikt voor werkactiviteiten; b. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen; c. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen; d. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van de werkactiviteiten.
103
Artikel 11 11.1
Gemengd - 4
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. Maatschappelijk - 1 b. sportcentrum;. c. tuinen, ontsluitingswegen en -paden, parkeerplaatsen, groenvoorzieningen, waterpartijen en waterlopen; d. 'Waarde - Archeologie - 5' en "Waterstaat - Waterkering", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 11.2 Bouwregels 11.2.1 Algemeen Op de voor 'Gemengd - 4' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies, met dien verstande dat maximaal 1400 m2 b.v.o mag worden gerealiseerd ten behoeve van maatschappelijke doeleinden met een woonfunctie en 1400 m2 b.v.o. ten behoeve van sportcentrum. 11.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 5' en "Waterstaat Waterkering", is voor het bouwen het bepaalde ter zake in genoemde bestemming mede van toepassing. nieuw op te richten kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten
104
Artikel 12 12.1
Groen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groenvoorzieningen, met bijbehorende voet- en fietspaden en watergangen; b. binnen het gebied dat wordt omsloten door de sloot langs de Kralingse Zoom, de Abram van Rijckevoorselweg, de Honingerdijk, de volkstuinen en het zwembad is het realiseren van een ontsluitingsweg toegestaan ten behoeve van de aangrenzende bestemmingen, woongebied, Sport - en Recreatie - volkstuin. c. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming; d. kleinschalige voorzieningen voor openbaar nut en verkeer en vervoer; e. 'Waarde - Archeologie - 1', Waarde - Archeologie - 2', 'Waarde - Archeologie - 3', 'Waarde Archeologie - 4', 'Waarde - Archeologie - 5' Leiding - Riool, 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' en Waterstaat - Waterkering', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 12.2 Bouwregels 12.2.1 Algemeen Op de voor 'Groen' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens: a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke in de bestemming passen, zoals straatmeubilair, huisvuilcontainers, niet groter dan 10 m3 (al dan niet ondergronds), bovenleidingsmasten c.q. portalen ten behoeve van trambanen, bruggen, duikers; b. uitstekende delen aan gebouwen, niet dieper dan 2 meter uit de gevel en ten minste 2,2 meter boven maaiveld; c. kleine gebouwen voor openbaar nut, verkeer en vervoer, zoals gemaalgebouwtjes, telefooncellen, gasdrukregel- en meetstations, wachthuisjes e.d., niet groter dan 80 m3. 12.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor Waarde - Archeologie - 1', Waarde - Archeologie - 2', 'Waarde - Archeologie - 3' 'Waarde - Archeologie - 4', 'Waarde - Archeologie - 5' Leiding - Riool, 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' en Waterstaat - Waterkering', is voor het bouwen het bepaalde ter zake in genoemde bestemming mede van toepassing. 12.2.3 Reclamezuil toegestaan In aanvulling op het bepaalde in de bestemmingsomschrijving, is ter plaatse van de op de plankaart aangegeven functieaanduiding "specifieke vorm van dienstverlening - reclamezuil", één bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van reclamedoeleinden met een maximale bouwhoogte van 30 meter, toegestaan. Dit betreft het bouwwerk op de locatie langs de Abram van Rijckevorselweg ter hoogte van het Kralingseplein. 12.2.4 LPG vulpunt toegestaan In aanvulling op het bepaalde in de bestemmingsomschrijving, is ter plaatse van de op de plankaart aangegeven functieaanduiding "vulpunt LPG", tevens een "vulpunt LPG" toegestaan. 12.2.5 LPG tank toegestaan In aanvulling op het bepaalde in de bestemmingsomschrijving, is ter plaatse van de op de plankaart aangegeven functieaanduiding "specifieke vorm van verkeer tank LPG", tevens een "tank LPG" toegestaan.
105
Artikel 13 13.1
Maatschappelijk - 1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. voorzieningen op het gebied van onderwijs, religie, cultuur, gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening en publieke dienstverlening, met het daarbij behorende erf; b. 'Waarde - Archeologie - 5' en'Waterstaat - Waterkering' voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 13.2 Bouwregels 13.2.1 Algemeen Op de voor 'Maatschappelijk - 1' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 13.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 5' en 'Waterstaat Waterkering', is voor het bouwen het bepaalde ter zake in genoemde bestemming mede van toepassing.
106
Artikel 14 14.1
Maatschappelijk - 2
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. voorzieningen op het gebied van onderwijs, religie, cultuur, gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening en publieke dienstverlening, met het daarbij behorende erf. b. gebouwde parkeervoorzieningen, al dan niet geheel of ten dele ondergronds; c. 'Waarde - Archeologie - 5' en 'Waterstaat - Waterkering', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 14.2 Bouwregels 14.2.1 Algemeen Op de voor 'Maatschappelijk - 2' bestemde gronden mag uitsluitende worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 14.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 5' en 'Waterstaat Waterkering', is voor het bouwen het bepaalde ter zake in genoemde bestemming mede van toepassing. 14.2.3 Verbod op geluidgevoelige functies Geluidgevoelige functies als bedoeld in artikel 1 van de regels zijn binnen deze bestemming, 'Maatschappelijk - 2', niet toegestaan.
107
Artikel 15 15.1
Maatschappelijk - Begraafplaats
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. begraafplaats, met de daarbij behorende bouwwerken, paden, groen en water; b. Waarde - Archeologie - 2', Waarde - Archeologie - 4', 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' en Waterstaat - Waterkering' voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 15.2 Bouwregels 15.2.1 Algemeen Op de voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens in de bestemming passende bouwwerken, zoals een kapel, grafkelders, tombes, een aula, niet voor bewoning bestemde gebouwtjes ten behoeve van onderhoud en beheer, zomede bouwwerken -geen gebouwen zijnde- van waterbouwkundige aard zoals een brug, een duiker, een steiger, een vlonder. . 15.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor Waarde - Archeologie - 2', Waarde - Archeologie - 4', 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' en Waterstaat - Waterkering' is voor het bouwen het bepaalde ter zake in genoemde bestemming mede van toepassing.
108
Artikel 16 16.1
Maatschappelijk - Kazerne
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Kazerne' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. een militair complex met de daarbij behorende terreinen en voorzieningen, zoals exercitieterreinen, schietbanen, sportvelden, logiesgebouwen, kantoor en opslagruimte en dergelijke. b. parkeergarage, al dan niet ondergronds; c. ontsluitingswegen en -paden, parkeerplaatsen, groenvoorzieningen, waterpartijen en waterlopen; d. voorzieningen ten dienste van waterhuishouding, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen; e. erf, behorende bij bovengenoemde functies; f. de bestemmingen 'Waterstaat - Waterkering', 'Waarde - Archeologie - 2', 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie - 4' voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen. 16.2 Bouwregels 16.2.1 Algemeen Op de voor 'Maatschappelijk - Kazerne' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 16.2.2 Specifieke bouwregels Ter plaatse van de bouwaanduiding specifieke bouwaanduiding - hoogteaccent is een hoogteaccent toegestaan met een maximale bouwhoogte van 35 meter en een maximale oppervlakte van 400 m2. 16.2.3 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waterstaat - Waterkering', 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie - 3' en 'Waarde - Archeologie - 4', is voor het bouwen het bepaalde ter zake in genoemde bestemming mede van toepassing.
109
Artikel 17 17.1
Natuur - Natuurgebied
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur - Natuurgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. het behoud, het herstel van de ontwikkeling van de aanwezige landschappelijke en natuurlijke waarden in de vorm van bos, struweel, plassen en poelen met daarbij behorende fauna en flora; b. extensieve dagrecreatie; c. ontsluitingswegen en paden; d. Waarde - Archeologie - 2', Waarde - Archeologie - 4' en Waterstaat - Waterkering' voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 17.2 Bouwregels 17.2.1 Algemeen Op de voor 'Natuur - Natuurgebied' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd: bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- of perceelafscheidingen, tot een hoogte van 2 meter. 17.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor Waarde - Archeologie - 2', Waarde - Archeologie - 4' en Waterstaat - Waterkering', is voor het bouwen het bepaalde ter zake in genoemde bestemming mede van toepassing.
110
Artikel 18 18.1
Recreatie - Volkstuin
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. volkstuinen met bijbehorende voorzieningen, zoals erf, parkeerterrein en waterlopen b. Waarde - Archeologie - 2', Waarde - Archeologie - 4', Waterstaat - Waterkering, 'Waterstaat Waterstaatkundige functie' en Leiding - Riool voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 18.2 Bouwregels 18.2.1 Algemeen Op de voor 'Recreatie - Volkstuin' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens in de bestemming passende bouwwerken, zoals tuinhuisjes met bijbehorende voorzieningen/bergingen, kweekkassen, een verenigingsgebouw, sanitaire gebouwtjes, niet voor bewoning bestemde gebouwtjes ten behoeve van onderhoud en beheer, speelvoorzieningen, zomede bouwwerken - geen gebouwen zijnde - van waterbouwkundige aard, zoals een brug, duiker, steiger, vlonder, keerwanden, beschoeiingen, gemalen. 18.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor Waarde - Archeologie - 2', Waarde - Archeologie 4', 'Waterstaat - Waterkering, 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' en Leiding - Riool, is voor het bouwen het bepaalde ter zake in genoemde bestemming mede van toepassing. 18.2.3 Bebouwingsnormen a. het maximum bebouwingspercentage bedraagt 15; b. een volkstuinperceel mag voor ten hoogste 20% worden bebouwd, met dien verstande dat per perceel: 1. één tuinhuisje met een bruto oppervlak van maximaal 25 m2 mag worden gebouwd; 2. in afwijking van het bepaalde in artikel 2.5 mag een tuinhuisje worden voorzien van een (vaste) luifel met een maximale diepte van 2,4 meter; 3. een berging met een bruto oppervlak van maximaal 5 m2 mag worden gebouwd; 4. een kweekkas met een bruto oppervlak van maximaal 20 m2 mag worden gebouwd, met dien verstande dat indien er op een volkstuinperceel zowel een tuinhuisje als een kweekkas aanwezig is, de oppervlak van een kweekkas niet meer dan 12 m2 mag bedragen; 5. de goothoogte van een verenigingsgebouw niet meer dan 4,5 meter mag bedragen; 6. de hoogte van de overige gebouwen niet meer dan 3,5 meter mag bedragen; 7. de afstand van een gebouw - met uitzondering van een berging of kweekkas - tot de erfscheiding c.q. de weg tenminste 2,5 meter dient te bedragen; 8. de afstand tussen de gebouwen onderling - voor zover niet aaneengebouwd en met uitzondering van bergingen en kweekkassen - tenminste 5 meter dient te bedragen.
111
Artikel 19 19.1
Sport - Sport- en speelterrein
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport - Sport- en speelterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. sportvelden en speelterreinen, met bijbehorende bebouwing en erf; b. Waarde - Archeologie - 2', Waarde - Archeologie - 4' en 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 19.2 Bouwregels 19.2.1 Algemeen Op de voor 'Sport - Sport- en speelterrein' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens in de bestemming passende bouwwerken, zoals kleedgebouwtjes/bergingen, een clubgebouw/kantine, lichtmasten, vlaggenmasten en tribunes; met dien verstande dat deze bouwwerken uitsluitend binnen het bouwvlak van deze bestemming mogen worden opgericht. 19.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 2' en 'Waarde - Archeologie 4' en 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' is het bepaalde ter zake in genoemde bestemming mede van toepassing. 19.2.3 Bebouwingsnormen a. de maximum bouwhoogte voor gebouwen en tribunes bedraagt 8 meter; b. lichtmasten, vlaggenmasten en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen niet hoger zijn dan 15 meter. 19.3 specifieke gebruiksregels a. In aanvulling op lid 20.1 en lid 20.2 is tevens toegestaan een medegebruik van ruimten ten behoeve van kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang, met de daarbij behorende speelvoorzieningen. b. Tevens mag het bijbehorende erf als bedoeld in de bestemmingsomschrijving mede worden gebruikt als parkeerruimte ten behoeve van derden.
112
Artikel 20 20.1
Sport - Zwembad
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport - Zwembad' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. een overdekt zwembad/openlucht zwembad, met bijbehorende bebouwing en erf; b. Waarde - Archeologie - 4', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 20.2 Bouwregels 20.2.1 Algemeen Op de voor 'Sport - Zwembad' bestemde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd. 20.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voorWaarde - Archeologie - 4' is voor het bouwen het bepaalde ter zake in genoemde bestemming mede van toepassing.
113
Artikel 21 21.1
Tuin - 1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. tuin, met de daarbij behorende paden en waterpartijen; b. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming; c. Waarde - Archeologie - 2', Waarde - Archeologie - 4' en Waterstaat - Waterkering' voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 21.2 Bouwregels 21.2.1 Algemeen Op de voor 'Tuin - 1' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens: a. in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals pergola's, erfafscheidingen, keermuren en gebouwde terrassen, alsmede hellingbanen en brandtrappen; b. uitstekende delen aan gebouwen. 21.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 2', 'Waarde - Archeologie - 4' en 'Waterstaat - Waterkering' s voor het bouwen het bepaalde ter zake in genoemde bestemming mede van toepassing.
114
Artikel 22 22.1
Tuin - 2
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. tuin en erf, met daarbij behorende paden en waterpartijen; b. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming; c. 'Waarde - Archeologie - 2', 'Waarde - Archeologie - 4', 'Waarde - Archeologie - 5' en 'Waterstaat Waterkering', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 22.2 Bouwregels 22.2.1 Algemeen Op de voor 'Tuin - 2' bestemde gronden mogen uitsluitend achter de voorgevelrooilijn van grondgebonden woningen worden gebouwd: 1. In een tuin passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals een pergola's, erfafscheidingen, keermuren en gebouwde terrassen, alsmede hellingbanen en brandtrappen; 2. Aanbouwen uitsluitend in de zij- en achtertuin. 3. Bijgebouwen. 22.2.2 Maximale oppervlakte bijgebouwen maximaal 6 m², bij een tuin van maximaal 67 m², maximaal 8 m², bij een tuin van 67-120 m²; maximaal 12 m², bij een tuin van 120-240 m²; maximaal 20 m² bij een tuin boven 240 m².
.
22.2.3 Maximale bouwhoogte aan- en bijgebouwen 1. De maximale bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt 2,7 meter. 2. Aanbouwen dienen te worden uitgevoerd in maximaal 1 bouwlaag. 22.2.4 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 2', 'Waarde - Archeologie 4', 'Waarde - Archeologie - 5' en 'Waterstaat - Waterkering', is voor het bouwen het bepaalde ter zake in genoemde bestemming mede van toepassing. 22.3
Ontheffing
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 23.2 voor het bouwen van brandtrappen en stallingruimten voor fietsen en bromfietsen bij een gebouw, voor zover de noodzaak daarvan dan wel de behoefte daaraan wordt aangetoond, met dien verstande, dat de hoogte van stallingruimten niet meer dan 2,7 meter mag bedragen.
115
Artikel 23 23.1
Verkeer - Verblijfsgebied
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. voorzieningen ten behoeve van wandelen, verblijven en spelen, zoals trottoirs, voetpaden en trappen; b. voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, trambanen, fietspaden, parkeerplaatsen; c. groenvoorzieningen, waterpartijen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen; d. bouwwerken voor kleinschalige openbaar nutsvoorzieningen, verkeer en vervoersvoorzieningen; e. geluidswerende voorzieningen; f. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming; g. 'Waarde - Archeologie - 1', 'Waarde - Archeologie - 2', 'Waarde - Archeologie - 3', 'Waarde Archeologie - 4', 'Waarde - Archeologie - 5', 'Leiding - Riool' en 'Waterstaat - Waterkering', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 23.2 Bouwregels 23.2.1 Algemeen Op de voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens: a. in de bestemming passende bouwwerken (geen gebouwen zijnde), zoals straatmeubilair, huisvuilcontainers (al dan niet ondergronds) niet groter dan 10 m3, abri's, bovenleidingmasten c.q. portalen ten behoeve van trambanen, alsmede niet voor bewoning bestemde kleine gebouwen voor openbaar nut, verkeer en vervoer, welke gebouwen niet groter mogen zijn 80 m3; b. uitstekende delen aan gebouwen als bedoeld in lid 23.1 onder b., niet dieper dan 2 meter uit de gevel en tenminste 2,2 meter boven maaiveld. 23.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 1', 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie - 3', 'Waarde - Archeologie - 4', 'Waarde - Archeologie - 5', 'Leiding - Riool' en 'Waterstaat - Waterkering', is voor het bouwen het bepaalde ter zake in genoemde bestemming mede van toepassing.
116
Artikel 24 24.1
Verkeer - Wegverkeer
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, trambanen, fietspaden, parkeerplaatsen, met de daarbij behorende kunstwerken zoals viaducten, bruggen, duikers; b. voorzieningen ten behoeve van wandelen en verblijven, zoals trottoirs, paden en trappen; c. groenvoorzieningen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen; d. bouwwerken ten behoeve van kleinschalige openbaar nutsvoorzieningen, verkeer en vervoersvoorzieningen; e. geluidswerende voorzieningen; f. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming; g. 'Waarde - Archeologie - 1', Waarde - Archeologie - 2', 'Waarde - Archeologie - 4', 'Waarde Archeologie - 5', 'Leiding - Riool' en 'Waterstaat - Waterkering', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 24.2 Bouwregels 24.2.1 Algemeen Op de voor 'Verkeer - Wegverkeer' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens: a. in de bestemming passende bouwwerken (geen gebouwen zijnde), zoals straatmeubilair, 3 huisvuilcontainers (al dan niet ondergronds) niet groter dan 10 m , abri's, bovenleidingmasten c.q. portalen ten behoeve van trambanen, alsmede niet voor bewoning bestemde kleine gebouwen voor openbaar nut, verkeer en vervoer, welke gebouwen niet groter mogen zijn 80 m3; b. uitstekende delen aan gebouwen als bedoeld in het eerste lid onder b., niet dieper dan 2 meter uit de gevel en tenminste 2,2 meter boven maaiveld. 24.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 1', 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie - 4', 'Waarde - Archeologie - 5', 'Leiding - Riool' en 'Waterstaat Waterkering', is voor het bouwen het bepaalde ter zake in genoemde bestemming mede van toepassing.
117
Artikel 25 25.1
Water - 1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. waterlopen en waterberging, de aan- en afvoer van oppervlaktewater, met bijbehorende voorzieningen; b. 'Waarde - Archeologie - 2' en 'Waarde - Archeologie - 4', 'Waarde - Archeologie - 5', 'Waterstaat Waterkering', 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' en 'Leiding - Riool', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 25.2 Bouwregels 25.2.1 Algemeen Op de voor 'Water - 1' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van waterbouwkundige aard, zoals keerwanden, beschoeiingen, duikers, bruggen, gemalen e.d. 25.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 2', 'Waarde - Archeologie 4', 'Waarde - Archeologie - 5', 'Waterstaat - Waterkering', 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' en 'Leiding - Riool', is voor het bouwen het bepaalde ter zake in genoemde bestemming mede van toepassing.
118
Artikel 26 26.1
Water - 2
Bestemmingsomschrijving
De voor "Water - 2" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. waterlopen en waterberging, de aan- en afvoer van oppervlaktewater, alsmede voor verkeer te water met bijbehorende voorzieningen; b. een drijvend helikopterplatform, ter plaatse van de op de plankaart aangegeven functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer - helikopterplatform; c. 'Waterstaat - Waterkering' voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 26.2 Bouwregels 26.2.1 Algemeen Op de voor "Water - 2" bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van waterbouwkundige aard, zoals keerwanden, beschoeiingen, duikers, bruggen, gemalen e.d., met dien verstande dat bruggen uitsluitend toegestaan zijn ter plaatse van de aanduiding "brug", alsmede één helikopterplaform als bedoeld in lid 27.1. 26.2.2 Helikopterplatform De maximale grootte van het drijvende helikopterplatform bedraagt 30x30 meter. 26.2.3 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor "Waterstaat - Waterkering" is voor het bouwen het bepaalde ter zake in genoemde bestemming mede van toepassing. 26.2.4 Bunkerponton In aanvulling op het bepaalde in het eerste lid geldt, dat ter plaatse van de op de plankaart aangegeven "specifieke vorm van detailhandel - Bunkerponton", de gronden tevens zijn bestemd voor een bunkerponton. 26.2.5 Woonschepenligplaats In aanvulling op het bepaalde in het eerste lid, geldt dat ter plaatse van functieaanduiding 'woonschepenligplaats', de gronden tevens zijn bestemd voor het innemen van ligplaatsen voor varende woonschepen als bedoeld in artikel 1 van deze voorschriften.
119
Artikel 27 27.1
Wonen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. woningen, met de daarbij behorende voorzieningen zoals (inpandige) bergingen en garageboxen, aanbouwen, bijgebouwen, alsmede tuinen, groen, water en ontsluitingswegen en -paden; b. 'Waarde - Archeologie - 2', 'Waarde - Archeologie - 4', 'Waarde - Archeologie - 5' en 'Waterstaat Waterkering', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 27.2 Bouwregels 27.2.1 Algemeen Op de voor ''Wonen' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 27.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 2', 'Waarde - Archeologie - 4' 'Waarde - Archeologie - 5' en 'Waterstaat - Waterkering', is voor het bouwen het bepaalde ter zake in genoemde bestemming mede van toepassing. 27.2.3 Bebouwingsnormen Erfafscheidingen mogen niet hoger worden dan 2 meter. 27.2.4 Onderdoorgang Ter plaatse van de bouwaanduiding onderdoorgang mag een onderdoorgang worden gebouwd, waarvan de breedte en hoogte niet minder dan 2,5 meter mag bedragen, met dien verstande dat ingeval de onderdoorgang tevens voor autoverkeer bestemd is deze niet minder dan 3,5 meter breed resp. 4,2 meter hoog mag zijn. 27.2.5 Overkraging Ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding overkraging mag een overkraging worden gebouwd. 27.3
Specifieke gebruiksregels
Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits: a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30 % wordt gebruikt voor werkactiviteiten; b. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen; c. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen; d. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van de werkactiviteiten.
120
Artikel 28 28.1
Wonen - Berging
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Berging' aangewezen gronden zijn bestemd voor a. bergingen voor huishoudelijke doeleinden; b. Waarde - Archeologie - 5' en "Waterstaat - Waterkering" voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 28.2 Bouwregels 28.2.1 Algemeen Op de voor 'Wonen - Berging' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 28.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor Waarde - Archeologie - 5' en "Waterstaat Waterkering", is voor het bouwen het bepaalde ter zake in genoemde bestemming mede van toepassing. 28.2.3 Bebouwingsnormen De maximum bouwhoogte van gebouwen bedraagt 3 meter.
121
Artikel 29 29.1
Wonen - Bijzonder woongebouw
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Bijzonder woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. gebouw(en) ten behoeve van bewoning en zorgverlening, met gemeenschappelijke voorzieningen voor de bewoners zoals keuken- en horecafaciliteiten, recreatie- en verpleegruimten, dagverblijven, een kleine winkelruimte en inpandige bergingen, alsmede een dienstencentrum ten behoeve van sociale en/of medische doeleinden; b. parkeergarages, bovengronds, uitsluitend ten behoeve van de functie genoemd onder a.; c. erf, behorende bij bovengenoemde functies; d. 'Waarde - Archeologie - 5' en "Waterstaat - Waterkering", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 29.2 Bouwregels 29.2.1 Algemeen Op de voor 'Wonen - Bijzonder woongebouw' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 29.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 5' en "Waterstaat Waterkering", is voor het bouwen het bepaalde ter zake in genoemde bestemming mede van toepassing. 29.2.3 Bebouwingsnormen Een winkelruimte mag niet groter zijn dan 75 m² (verkoop vloeroppervlak) per gebouw. 29.3
Specifieke gebruiksregels
Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits: a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30% wordt gebruikt voor werkactiviteiten; b. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen; c. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen; d. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van de werkactiviteiten.
122
Artikel 30 30.1
Woongebied
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. woningen, met de daarbij behorende aanbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde; b. nutsbedrijf (voorzieningen van openbaar nut); c. groen, water, tuin, parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en -paden; d. 'Waarde - Archeologie - 4', 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' en "Waterstaat Waterkering", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 30.2 Bouwregels 30.2.1 Algemeen Op de voor 'Woongebied' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 30.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 4', 'Waterstaat Waterstaatkundige functie' en 'Waterstaat - Waterkering', is voor het bouwen het bepaalde ter zake in genoemde bestemming mede van toepassing. 30.2.3 Bebouwingsnormen a. niet meer dan 100 woningen zijn toegestaan; b. De maximale bouwhoogte en goothoogte van laagbouwwoningen bedragen respectievelijkt 11 meter en 9 meter; c. parkeergarages mogen niet meer dan één bouwlaag tellen (bovengronds); d. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat: 1. erfafscheidingen niet hoger mogen zijn dan 2 meter; 2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet hoger mogen zijn dan 3 meter; e. nutsbedrijf - al dan niet inpandig - mag niet meer dan 60 m3 innemen; f. voor gronden welke zullen fungeren als tuin behorende bij grondgebonden woningen, is ten aanzien van de toegestane bebouwing het bepaalde in artikel 22Tuin - 2 van overeenkomstige toepassing voor zover het tuingedeelte is gelegen naast of achter de woning; g. voor gronden welke zullen fungeren als tuin behorende bij grondgebonden woningen, is ten aanzien van de toegestane bebouwing het bepaalde in artikel 21Tuin - 1 van overeenkomstige toepassing voor zover het tuingedeelte is gelegen voor de voorgevelrooilijn van de woning; h. voor gronden welke zullen fungeren als ontsluitingswegen en -paden, groen of water, is ten aanzien van de toegestane bebouwing het bepaalde in respectievelijk de artikelen voor Verkeer Verblijfsgebied', Groen' en Water - 1' van overeenkomstige toepassing. 30.3 Specifieke gebruiksregels 30.3.1 Algemeen Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits: a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30 % wordt gebruikt voor werkactiviteiten; b. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen; c. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen; d. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van de werkactiviteiten. 30.3.2 Verbod functieverandering Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening wordt tenminste verstaan een functieverandering van het gebruik van gebouwen.
123
30.3.3 Ontheffing van de gebruiksregels Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 30.3.2 ingeval gebruik ten behoeve van de oorspronkelijke functie geheel of ten dele is beëindigd, in die zin dat verandering is toegestaan in een (of meerdere) van de andere toegelaten functies, mits de maxima voor deze functies zoals vastgelegd in artikel 30.2.3 niet worden overschreden.
124
Artikel 31 31.1
Leiding - Riool
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse rioolwaterpersleiding, met een diameter van 18 inch alsmede twee ondergrondse rioolwaterpersleidingen, met een diameter van respectievelijk 41 en 49 inch. 31.2
Bouwregels
31.2.1 Verbod Op de voor Leiding - Riool bestemde gronden, mag in afwijking van de bouwregels voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) dan 'Leiding - Riool', op bedoelde gronden niet worden gebouwd. 31.2.2 Uitzondering op verbod Het bouwverbod bedoeld inartikel 31.2.1 geldt niet voor bebouwing welke is toegestaan ingevolge de bestemming "Leiding - Riool" en (vervangende nieuwbouw van) bebouwing welke aanwezig is op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan. 31.2.3 Toegestane bouwwerken Ten behoeve van de functie "Leiding - Riool" mogen worden gebouwd in de bestemming passende bouwwerken zoals pomp-, regel-, meetstations e.d., elk niet groter dan 80 m3. 31.3
Ontheffing van de bouwregels
31.3.1 Ontheffing Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 31.2.1 ten behoeve van bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de andere bestemmingen dan "Leiding - Riool", mits het belang van de leiding hierdoor niet wordt geschaad. Geen ontheffing kan worden verleend voor bebouwing binnen 5 meter gemeten aan weerszijden uit de hartlijn "leiding - riool". 31.3.2 Advies Alvorens ontheffing te verlenen winnen zij het schriftelijk advies in van de beheerder van de leiding aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan het ontheffingsbesluit, ter bescherming van het leidingbelang. 31.4
Aanlegvergunning
31.4.1 Verbod Op de voor Leiding - Riool bestemde gronden is het verboden zonder schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders de onderstaande werken (geen bouwwerken zijnde) en/of werkzaamheden uit te voeren: a. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; b. Het indrijven van voorwerpen in de bodem (incl. heiwerkzaamheden); c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven alsmede door ophogen; d. het aanbrengen van gesloten verhardingen; e. het verrichten van grondroer werkzaamheden, anders dan ten behoeve van leidingen; f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen; g. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair. 31.4.2 Uitgezonderde werkzaamheden Zulks geldt niet voor werken en werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en evenmin voor werken en werkzaamheden welke ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren.
125
31.4.3 Vergunning Aanlegvergunning wordt verleend, indien de uitvoering van de werken c.q. werkzaamheden zoals vermeld in lid 31.4.1 geen gevaar oplevert voor de ondergrondse leiding of het goed functioneren ervan. 31.4.4 Advies Alvorens vergunning te verlenen winnen burgemeester en wethouders het schriftelijk advies in van de beheerder van de leiding, aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan de vergunning, ter bescherming van het belang van de leiding.
126
Artikel 32 32.1
Waarde - Archeologie - 1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 1', aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden. 32.2
Bouwregels
32.2.1 Rapport archeologisch deskundige In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een reguliere bouwvergunning als bedoeld in de Woningwet een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om bouwvergunning voor bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en dieptemaat welke genoemd is in 32.3.1. 32.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan bouwvergunning Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een reguliere bouwvergunning als bedoeld in de Woningwet de volgende regels verbinden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige. 32.3 Aanlegvergunning 32.3.1 Verbod In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders de hierna onder 32.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 3.0 meter beneden de kruin van de dijk en die tevens een terreinoppervlak groter dan 100 m2 beslaan. 32.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook); b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; c. het indrijven van voorwerpen in de bodem; d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven; e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.; f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen. 32.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden Het aanlegvergunningvereiste geldt niet voor bedoelde activiteiten gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten. 32.3.4 Vergunning Aanlegvergunning wordt verleend, indien daardoor de aanwezige archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
127
32.3.5 Rapport archeologisch deskundige Alvorens de aanlegvergunning te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de aanlegvergunning aan burgemeester en wethouders hieromtrent een rapport van een archeologisch deskundige te overleggen. 32.3.6 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan aanlegvergunning Aan een aanlegvergunning kunnen de volgende regels worden verbonden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
128
Artikel 33 33.1
Waarde - Archeologie - 2
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden. 33.2
Bouwregels
33.2.1 Rapport archeologisch deskundige In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een reguliere bouwvergunning als bedoeld in de Woningwet een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om bouwvergunning voor bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en dieptemaat welke genoemd is in 33.3.1. 33.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan bouwvergunning Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een reguliere bouwvergunning als bedoeld in de Woningwet de volgende regels verbinden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige. 33.3 Aanlegvergunning 33.3.1 Verbod In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders de hierna onder 33.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 0,5 meter beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlak groter dan 100 m2 beslaan. 33.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook); b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; c. het indrijven van voorwerpen in de bodem; d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven; e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.; f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen. 33.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden Het aanlegvergunningvereiste geldt niet voor bedoelde activiteiten gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten. 33.3.4 Vergunning Aanlegvergunning wordt verleend, indien daardoor de aanwezige archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
129
33.3.5 Rapport archeologisch deskundige Alvorens de aanlegvergunning te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de aanlegvergunning aan burgemeester en wethouders hieromtrent een rapport van een archeologisch deskundige te overleggen. 33.3.6 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan aanlegvergunning Aan een aanlegvergunning kunnen de volgende regels worden verbonden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
130
Artikel 34 34.1
Waarde - Archeologie - 3
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden. 34.2
Bouwregels
34.2.1 Rapport archeologisch deskundige In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een reguliere bouwvergunning als bedoeld in de Woningwet een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om bouwvergunning voor bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en/of dieptemaat welke genoemd is in 34.3.1. 34.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan bouwvergunning Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een reguliere bouwvergunning als bedoeld in de Woningwet de volgende regels verbinden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige. 34.3 Aanlegvergunning 34.3.1 Verbod In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders de hierna onder 34.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die: a. dieper reiken dan 3 meter beneden maaiveld; b. dieper reiken dan 0,5 meter beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlak groter dan 100 m2 beslaan. 34.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook); b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; c. het indrijven van voorwerpen in de bodem; d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven; e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.; f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen. 34.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden Het aanlegvergunningvereiste geldt niet voor bedoelde activiteiten gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten. 34.3.4 Vergunning Aanlegvergunning wordt verleend, indien daardoor de aanwezige archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
131
34.3.5 Rapport archeologisch deskundige Alvorens de aanlegvergunning te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de aanlegvergunning aan burgemeester en wethouders hieromtrent een rapport van een archeologisch deskundige te overleggen. 34.3.6 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan aanlegvergunning Aan een aanlegvergunning kunnen de volgende regels worden verbonden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
132
Artikel 35 35.1
Waarde - Archeologie - 4
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden. 35.2
Bouwregels
35.2.1 Rapport archeologisch deskundige In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een reguliere bouwvergunning als bedoeld in de Woningwet een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om bouwvergunning voor bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en dieptemaat welke genoemd zijn in 35.3.1. 35.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan bouwvergunning Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een reguliere bouwvergunning als bedoeld in de Woningwet de volgende regels verbinden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige. 35.3 Aanlegvergunning 35.3.1 Verbod In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders de hierna onder 35.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 0,5 meter beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlak groter dan 200 m2 beslaan. 35.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook); b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; c. het indrijven van voorwerpen in de bodem; d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven; e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.; f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen. 35.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden Het aanlegvergunningvereiste geldt niet voor bedoelde activiteiten gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten. 35.3.4 Vergunning Aanlegvergunning wordt verleend, indien daardoor de aanwezige archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
133
35.3.5 Rapport archeologisch deskundige Alvorens de aanlegvergunning te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de aanlegvergunning aan burgemeester en wethouders hieromtrent een rapport van een archeologisch deskundige te overleggen. 35.3.6 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan aanlegvergunning Aan een aanlegvergunning kunnen de volgende regels worden verbonden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
134
Artikel 36 36.1
Waarde - Archeologie - 5
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden. 36.2
Bouwregels
36.2.1 Rapport archeologisch deskundige In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een reguliere bouwvergunning als bedoeld in de Woningwet een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om bouwvergunning voor bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en/of dieptematen welke genoemd zijn in 36.3.1. 36.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan bouwvergunning Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een reguliere bouwvergunning als bedoeld in de Woningwet de volgende regels verbinden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige. 36.3 Aanlegvergunning 36.3.1 Verbod In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders de hierna onder 36.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die:dieper reiken dan 0 meter NAP en die tevens een terreinoppervlak groter dan 200 m2 beslaan. 36.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook); b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; c. het indrijven van voorwerpen in de bodem; d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven; e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.; f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen. 36.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden Het aanlegvergunningvereiste geldt niet voor bedoelde activiteiten gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten. 36.3.4 Vergunning Aanlegvergunning wordt verleend, indien daardoor de aanwezige archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
135
36.3.5 Rapport archeologisch deskundige Alvorens de aanlegvergunning te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de aanlegvergunning aan burgemeester en wethouders hieromtrent een rapport van een archeologisch deskundige te overleggen. 36.3.6 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan aanlegvergunning Aan een aanlegvergunning kunnen de volgende regels worden verbonden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
136
Artikel 37 37.1
Waterstaat - Waterkering
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor waterkering. 37.2
Bouwregels
37.2.1 Verbod Ter plaatse van de bestemming 'Waterstaat - Waterkering', mag in afwijking van de bouwregeling voor de andere voorkomende bestemming(en) dan 'Waterstaat - Waterkering', niet binnen bedoelde zone worden gebouwd. 37.2.2 Uitzondering op verbod Het bouwverbod bedoeld in 37.2.1 geldt niet voor bebouwing welke is toegestaan ingevolge de bestemming "Waterstaat - Waterkering" en (vervangende nieuwbouw van) bebouwing welke aanwezig is op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan. 37.2.3 Toegestane bouwwerken Ten behoeve van de functie waterstaat - waterkering mogen worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van waterbouwkundige aard, zoals kademuren, duikers, keerwanden, beschoeiingen e.d. 37.3
Ontheffing van de bouwregels
37.3.1 Ontheffing Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 37.2.1 ten behoeve van bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de andere toegelaten bestemming(en) dan "Waterstaat - Waterkering", mits het belang van de waterkering hierdoor niet wordt geschaad. 37.3.2 Advies Alvorens ontheffing te verlenen winnen burgemeester en wethouders het schriftelijk advies in van de dijkbeheerder, aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan het ontheffingsbesluit, ter bescherming van genoemd belang.
137
Artikel 38 38.1
Waterstaat - Waterstaatkundige functie
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de instandhouding van een hoofdwatergang. 38.2
Bouwregels
Op de voor ''Waterstaat - Waterstaatkundige functie' bestemde gronden, mag in afwijking van de bouwregeling voor de andere voorkomende bestemming(en) dan 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' niet worden gebouwd. 38.3
Ontheffing van de bouwregels
38.3.1 Ontheffing Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 38.2 ten behoeve van bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de andere toegelaten bestemming(en) dan 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie', mits het belang van de hoofdwatergang hierdoor niet wordt geschaad. 38.3.2 Advies Alvorens ontheffing te verlenen winnen burgemeester en wethouders het schriftelijk advies in van het waterschap, aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan het ontheffingsbesluit, ter bescherming van genoemd belang.
138
Artikel 39 39.1
Veiligheidszone - lpg
Verbod
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding Veiligheidszone - lpg, mogen in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen op en gebruik van de betreffende gronden, binnen bedoelde zone geen 'beperkt kwetsbare objecten' en 'kwetsbare objecten' gerealiseerd worden. 39.2
Ontheffing
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 38.1 indien uit nader onderzoek is gebleken dat door het nemen van maatregelen of anderszins voldaan kan worden aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen en de daarop gebaseerde regelingen ter zake van lpg.
139
Hoofdstuk 3 Artikel 40
ALGEMENE REGELS
Antidubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
140
Artikel 41 41.1
Algemene bouwregels
Maximum bebouwingspercentage
Ingeval voor gronden welke voor bebouwing in aanmerking komen noch in de regels, noch op de plankaart een maximum bebouwingspercentage is vermeld, mogen deze gronden volledig worden bebouwd. 41.2
Maximum bouwhoogte
Voor zover in de regels geen bepalingen zijn opgenomen ter zake van de maximum toegestane bouwhoogte, gelden de maatvoeringsaanduidingen ter zake op de plankaart; 41.3
Souterrain
Een souterrain mag niet hoger reiken dan 2 meter boven peil. 41.4
Afdekking van gebouwen
Ingeval noch de regels, noch de plankaart duidelijkheid verschaffen over de wijze van afdekking van gebouwen, mogen gebouwen zowel met een kap als plat worden afgedekt. 41.5
Dakkapellen
Dakkapellen op schuine dakvlakken zijn toegestaan, onder de volgende voorwaarden: a. ingeval zij geplaatst worden op het voordakvlak of een naar de weg of het openbaar groen gekeerd dakvlak, mogen zij niet breder zijn dan 2/3 deel van bedoeld dakvlak, waarbij tenminste 0,5 meter afstand tot de zijkant van het dakvlak aangehouden dient te worden. Niet meer dan één dakkapel mag in het voordakvlak worden gerealiseerd; b. ingeval zij geplaatst worden op een ander dakvlak dan de genoemde, geldt dat zij tenminste 0,5 meter afstand tot de zijkant van het dakvlak dienen aan te houden; c. op een aanbouw aan een niet-gestapelde woning is een dakkapel alleen toegestaan op het achterdakvlak; d. in alle gevallen geldt dat de bovenzijde tenminste 0,5 meter onder de nok van het pand dient te blijven en de voorzijde tenminste 1 meter dient terug te liggen ten opzichte van de gevel.
141
Artikel 42 42.1
Algemene ontheffingsregels
Ontheffing van de maximaal toegestane bouwhoogte
burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regels ten aanzien van de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,5 meter, uitsluitend toe te passen ingeval extra bouwhoogte nodig is voor een architectonisch verantwoorde afronding van de bovenste bouwlaag c.q. kap/schuin dakvlak;
142
Artikel 43 43.1
Algemene procedureregels
Procedure ontheffing van bouw- en/of gebruiksregels
Alvorens ontheffing te verlenen van de bouw- en/of gebruiksregels van dit bestemmingsplan, stellen burgemeester en wethouders belanghebbenden in de gelegenheid hun zienswijzen schriftelijk kenbaar te maken. De stukken welke betrekking hebben op het voornemen om ontheffing te verlenen, worden gedurende 2 weken ter inzage gelegd, na voorafgaande bekendmaking.
143
Artikel 44 44.1
Overige regels
Geluidhinder
Bij nieuwe situaties in de zin van de Wet geluidhinder is de realisatie van geluidsgevoelige objecten voorzover gelegen binnen een geluidzone, alleen mogelijk indien voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarden van de Wet geluidhinder, dan wel aan het besluit hogere grenswaarden dat aan dit bestemmingsplan is toegevoegd.
144
Hoofdstuk 4 Artikel 45 45.1
OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
45.1.1 Aanwezige bouwwerken Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 45.1.2 Ontheffing Eenmalig kan ontheffing worden verleend van lid 45.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 45.1.1 met maximaal 10%. 45.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken Lid 45.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 45.2
Overgangsrecht gebruik
45.2.1 Bestaand gebruik Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 45.2.2 Strijdig gebruik Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 45.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. 45.2.3 Verboden gebruik Indien het gebruik, bedoeld in het lid 45.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 45.2.4 Uitzonderingen op het overgangsrecht gebruik Lid 45.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. 45.3
Hardheidsclausule
Voor zover van toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.
145
Artikel 46
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "DWL-de Esch", gemeente Rotterdam
146
Bijlagen Toelichting De Lijst van Bedrijfsactiviteiten in Bedrijvenlijst -4.2 DWL-de Esch geeft aan welke bedrijven binnen het plangebied in beginsel zijn toegestaan. Alle bedrijfsactiviteiten zijn ingedeeld in milieucategorieën, waarbij milieucategorie 1 betekent dat een bedrijfstype weinig potentiële milieuhinder veroorzaakt en milieucategorie 5 of 6 veel milieuhinder veroorzaakt. De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft de lijst van bedrijfstypen ingedeeld aan de hand van de Standaard Bedrijfsindeling uit 1993 (SBI'93) van het CBS. Voor de zonering en de bij de zones behorende bedrijfscategorieën is uitgegaan van de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering 2007". Per type bedrijf zijn afstanden gegeven met betrekking tot de milieuhinderaspecten geur, stof, geluid en gevaar. Voor geluid is aangegeven of sprake is van continu geluid en van activiteiten die op een gezoneerd terrein thuishoren. Voor wat betreft verkeersaantrekkende werking en visuele hinder zijn indices gegeven. De lijst van bedrijfsactiviteiten volgt de publicatie van de VNG, maar met een algemeen verschil. De lijst gaat alleen over activiteiten die in een bedrijfsbestemming zijn toegestaan. Zo zijn bijvoorbeeld sport- en recreatieve voorzieningen niet opgenomen, omdat die in Rotterdam een aparte bestemming zijn. Voor een uitsplitsing naar afstanden per categorie wordt verwezen naar de VNG-publicatie. In de tabel behorend bij het bestemmingsplan bepaalt de grootste indicatieve afstand de milieucategorie. De aanbevolen indicatieve afstand tussen een bedrijf en woningen: categorie 1: categorie 2: categorie 3.1: categorie 3.2: categorie 4.1: categorie 4.2: categorie 5.1: categorie 5.2: categorie 5.3: categorie 6:
afstand tot woningen 0 of 10 meter afstand tot woningen 30 meter afstand tot woningen 50 meter afstand tot woningen 100 meter afstand tot woningen 200 meter afstand tot woningen 300 meter afstand tot woningen 500 meter afstand tot woningen 700 meter afstand tot woningen 1000 meter afstand tot woningen 1500 meter
Plangebied Uitgezonderd de Helihaven zijn voor dit plangebied geen bedrijven toegelaten uit een categorie hoger dan categorie 4.2, deze zijn dan ook niet in de lijst opgenomen. Strategische milieubeoordeling Wanneer de bedrijvenlijst behorend bij het bestemmingsplan mogelijkheden biedt om MER(beoordelings)plichtige bedrijven te vestigen geeft het bestemmingsplan daarmee het kader, zoals bedoeld in de Europese richtlijn (2001/42EG) en zal in dat geval voor het bestemmingsplan een planm.e.r. gevoerd moeten worden. De richtlijn voor de planm.e.r. is bedoeld om milieu-effecten van plannen en programma's tijdens de voorbereiding daarvan in beeld te brengen in een milieurapport (een PlanMER). Voor de zwaardere milieucategorieën is in de meeste gevallen een planm.e.r. nodig. Door het toestaan van enkele activiteiten uit de oorspronkelijke VNG-lijst categorie 4.2 is in die gevallen voor het plan een planm.e.r. nodig. De lijst van categorie 4.2 is voor dit plan geschoond van activiteiten die MER-(beoordelings)plichtig zijn. Daarnaast is van een aantal activiteiten uit de standaard VNG-lijst de hoeveelheid of productiecapaciteit beperkt, deze aanpassing is aangegeven met een "a" in de derde kolom. Het gebruik van een aangepaste lijst voorkomt dat dit plan onbedoeld toch het kader biedt en een planm.e.r. noodzakelijk is om de milieu-effecten in beeld te brengen.
147
Bijlage 1
Bedrijvenlijst -4.2 DWL-de Esch
148
Bedrijven 1tm4.2afgeslankt
1 / 12
Lijst van bedrijfsactiviteiten BP DWL - De Esch
3.2 3.2 3.1 3.1 3.1 3.1
2 2 1 1 1 2
G G G G G G
1 2 1 1 1 1
200 300 100 50
0 0 10 10
100 C 50 C 50 30
30 0 30 10
200 300 100 50
4.1 4.2 3.2 3.1
2 1 1 1
G G G G
2 2 1 1
300 50
30 10
200 C 50
50 R 50 R
300 50
4.2 3.1
2 G 1 G
2 1
50 50 100 300 300
10 10 10 10 10
100 100 100 200 100
10 10 10 30 10
100 100 100 300 300
3.2 3.2 3.2 4.2 4.2
1 2 2 2 2
G G G G G
1 2 2 2 2
200
30
100 C
30 R
200
4.1
3 G
2
B
200
10
100 C
100 R
200
4.1
3 G
2
B
50 50 10
0 50 0
100 C 300 C 30
50 R 50 R 0
100 300 30
3.2 4.2 2
2 G 3 G 1 G
1 2 1
200
50
200 C
30 R
200
4.1
1 G
2
C C C C C
LUCHT
100 D 100 50 50 50 50
BODEM
50 R 50 R 30 10 10 10
VISUEEL
a a
VERKEER
a
CATEGORIE
a
100 C 100 C 50 C 50 50 50
GROOTSTE AFSTAND
a
0 0 0 0 0 0
GEVAAR
a
INDICES
100 100 50 30 50 50
GELUID
a
VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN Slachterijen en overige vleesverwerking: - slachterijen en pluimveeslachterijen, productiecapaciteit < 20.000 ton/jaar - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, productieoppervlak > 1.000 m² - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, productieoppervlak <= 1.000 m² - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, productieoppervlak <= 200 m² - loonslachterijen, productiecapaciteit < 20.000 ton/jaar - vervaardiging snacks en vervaardiging kant-en-klaar-maaltijden, productieoppervlak < 2.000 m² Visverwerkingsbedrijven: - conserveren, productiecapaciteit < 8.000 ton/jaar - roken, productiecapaciteit < 8.000 ton/jaar - verwerken anderszins, productieoppervlak <= 1.000 m² - verwerken anderszins, productieoppervlak <= 300 m² Aardappelproducten fabrieken: - vervaardiging van aardappelproducten - vervaardiging van snacks, productieoppervlak < 2.000 m² Groente- en fruitconservenfabrieken: - jam - groente algemeen - met koolsoorten - met drogerijen - met uienconservering (zoutinleggerij) Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten: - productiecapaciteit < 32.000 ton/jaar Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten: - productiecapaciteit < 32.000 ton/jaar Margarinefabrieken: Zuivelproducten fabrieken: - melkproducten fabrieken, verwerkingscapaciteit < 25.000 ton/jaar - overige zuivelproducten fabrieken, verwerkingscapaciteit < 25.000 ton/jaar - consumptie-ijsfabrieken, productieoppervlak <= 200 m² Meelfabrieken: Zetmeelfabrieken: - productiecapaciteit < 10 ton/uur
AFSTANDEN IN METERS
STOF
0 1 4 5 6 7 8 0 2 3 5 6 0 1 2 0 1 2 3 4 5 0 1 0 1 0 0 3 5 2 0 0 1
OMSCHRIJVING
GEUR
nummer
15 151 151 151 151 151 151 151 152 152 152 152 152 1531 1531 1531 1532, 1533 1532, 1533 1532, 1533 1532, 1533 1532, 1533 1532, 1533 1541 1541 1542 1542 1543 1551 1551 1551 1552 1561 1562 1562
aangepast planmer
SBI-CODE
Bedrijven 1tm4.2afgeslankt
3
30 C 100 C 100 C
10 30 30
30 100 100
2 3.2 3.2
1 G 2 G 2 G
1 2 2
30 50 30 10
10 30 R 10 10
30 300 30 50
2 4.2 2 3.1
1 2 1 2
G G G G
1 2 1 2
10 30 30 50
30 50 50 50
10 10 30 50 R
100 200 200 D 200
3.2 4.1 4.1 4.1
2 2 2 2
G G G G
1 1 2 2
100 300 200
10 50 50
50 50 50
10 50 R 30
100 300 200
3.2 4.2 4.1
2 G 2 G 2 G
2 2 2
10 300 300 10
0 30 50 0
30 C 100 C 100 C 100
0 50 R 30 50 R
30 300 300 100
2 4.2 4.2 3.2
1 2 2 3
G G G G
1 2 2 2
200
30
50 C
30
200
4.1
2 G
1
10
50
100
30
100
3.2
2 G
1
10 10 50 10 100 0
10 30 0 0 30 10
100 300 50 50 200 50
0 50 10 10 10 10
100 300 50 50 200 50
3.2 4.2 3.1 3.1 4.1 3.1
2 3 2 1 2 1
1 2 2 1 2 2
30 100 100
10 30 10
30 300 30 50
10 30 10 30
100 200 200 200
Z
G G G G G G
LUCHT
2 G
BODEM
0 1 2
4.2
VISUEEL
-
300
VERKEER
-
CATEGORIE
0
GROOTSTE AFSTAND
0 1 2
50 R
100
GEVAAR
0 2
INDICES
300 C Z
300
GELUID
0 0 3 4 6
a - productiecapaciteit >= 10 ton/uur en < 20 ton/uur Veevoerfabrieken: Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: - verwerkingscapaciteit < 2.500 kg meel/week - verwerkingscapaciteit >= 2.500 kg meel/week Banket, biscuit- en koekfabrieken Suikerfabrieken: Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken, productieoppervlak <= 200 m² a - Suikerwerkfabrieken met suiker branden, productiecapaciteit < 8.000 ton/jaar - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, productieoppervlak <= 200 m² Deegwarenfabrieken Koffiebranderijen en theepakkerijen: - theepakkerijen a Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden, productiecapaciteit < 8.000 ton/jaar a Vervaardiging van overige voedingsmiddelen, productiecapaciteit < 8.000 ton/jaar a Bakkerijgrondstoffenfabrieken, productiecapaciteit < 8.000 ton/jaar Soep- en soeparomafabrieken: a - zonder poederdrogen, productiecapaciteit < 8.000 ton/jaar a - met poederdrogen, productiecapaciteit < 8.000 ton/jaar a Bakmeel- en puddingpoederfabrieken, productiecapaciteit < 8.000 ton/jaar Vervaardiging van ethylalcohol door gisting: Vervaardiging van wijn, cider e.d. a Bierbrouwerijen, productiecapaciteit < 60 miljoen liter/jaar a Mouterijen, productiecapaciteit < 32.000 ton/jaar a Mineraalwater- en frisdrankfabrieken, productiecapaciteit < 16 miljoen liter/jaar VERWERKING VAN TABAK Tabakverwerkende industrie VERVAARDIGING VAN TEXTIEL Bewerken en spinnen van textielvezels Weven van textiel: - aantal weefgetouwen < 50 - aantal weefgetouwen >= 50 Textielveredelingsbedrijven Vervaardiging van textielwaren Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen
AFSTANDEN IN METERS
STOF
2 0 0 1 2
2 / 12
OMSCHRIJVING
GEUR
nummer
1562 1571 1581 1581 1581 1582 1583 1584 1584 1584 1584 1585 1586 1586 1587 1589 1589.1 1589.2 1589.2 1589.2 1589.2 1592 1593 t/m 1595 1596 1597 1598 16 160 17 171 172 172 172 173 174, 175 1751 176, 177
aangepast planmer
SBI-CODE
B B
L
Bedrijven 1tm4.2afgeslankt
A B
A 0 A0
0 10 10
50 30 50
3.1 2 3.1
1 G 2 G 1 G
50 50
10 10
30 50
10 10
50 D 50
3.1 3.1
2 G 2 G
2 1
0
50
100
50 R
100
3.2
2 G
2
200 10 100 0 0 10
30 30 30 30 30 10
50 50 100 100 50 30
10 10 10 0 0 0
200 50 100 100 50 30
4.1 3.1 3.2 3.2 3.1 2
2 2 3 2 1 1
G G G G G G
2 1 2 2 1 1
200
100
200 C
50 R
200
4.1
3 G
2
50 30
30 30
50 C 100 C
30 R 30 R
50 100
3.1 3.2
1 G 2 G
2 2
30
30
100 C
30 R
100
3.2
2 G
2
30 30 10 0 30 30 30 0
0 0 0 0 0 0 0 0
100 C 100 30 10 30 10 30 10
10 10 0 0 0 10 10 0
100 100 30 10 30 30 30 D 10
3.2 3.2 2 1 2 2 2 1
3 3 1 1 2 2 2 1
G G P G G G G G
50
0
100
30 R
100
3.2
2 G
LUCHT
0 1 -
50 30 10
BODEM
a 0 1
0 10 10
VISUEEL
-
30 10 50
VERKEER
a
CATEGORIE
0 1
a a
GROOTSTE AFSTAND
a 0 1 2
GEVAAR
-
INDICES
GELUID
-
VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT Vervaardiging kleding van leer Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING) Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) Schoenenfabrieken HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. Houtzagerijen, productiecapaciteit < 120.000 m³/jaar Houtconserveringsbedrijven: - met creosootolie, productiecapaciteit < 120.000 m³/jaar - met zoutoplossingen, productiecapaciteit < 120.000 m³/jaar Fineer- en plaatmaterialenfabrieken Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, prod.capaciteit < 120.000 m³/jaar Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, productieoppervlak < 200 m² Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN Vervaardiging van pulp: productiecapaciteit < 80 ton/dag Papier- en kartonfabrieken: - productiecapaciteit < 3 ton/uur Papier- en kartonwarenfabrieken Golfkartonfabrieken: - productiecapaciteit < 3 ton/uur UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA Drukkerijen van dagbladen Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen Grafische afwerking Binderijen Grafische reproductie en zetten Overige grafische activiteiten Reproductiebedrijven opgenomen media AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERKENDE INDUSTRIE; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN Smeeroliën- en vettenfabrieken VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN Anorganische chemische grondstoffenfabrieken: Organische chemische grondstoffenfabrieken:
AFSTANDEN IN METERS
STOF
-
3 / 12
OMSCHRIJVING
GEUR
nummer
18 181 182 183 19 192 193 20 2010.1 2010.2 2010.2 2010.2 202 203, 204, 205 203, 204, 205 205 21 2111 2112 2112 212 2121.2 2121.2 22 2221 2222 2222.6 2223 2223 2224 2225 223 23 2320.2 24 2413 2414.1
aangepast planmer
SBI-CODE
1 2 1
B
L
B B B
L
2 2 1 1 1 1 1 1
B B B
L
2
B
B B
L
Bedrijven 1tm4.2afgeslankt
a a a a
LUCHT
a 0 1 2 A B 0 1 0 1
BODEM
0 3 0 1 3
VISUEEL
0 1 2
VERKEER
-
CATEGORIE
a a
GROOTSTE AFSTAND
A B
a a
0 30
200 C 200 C
100 R 300 R
300 300 D
4.2 4.2
2 G 3 G
2 2
B B
L L
200
10
200 C
300 R
300
4.2
1 G
2
B
L
50 10
10 10
50 R 10
50 30
3.1 2
2 G 2 G
1 1
B
L
100 50 50 200 300
10 10 10 30 30
100 100 50 100 C 300 C
50 50 50 200 200
100 100 50 200 D 300
3.2 3.2 3.1 4.1 4.2
3 3 3 2 3
G G G G G
2 2 2 2 3
B B B B B
L L
300
50
300 C
100 R
300
4.2
2 G
2
B
50 200 100
10 50 10
30 100 50
50 200 100 D
3.1 4.1 3.2
1 G 2 G 1 G
1 2 2
B
50
30
50
30
50
3.1
2 G
1
30 300 10
30 100 30
100 100 50
30 30 10
100 300 50
3.2 4.2 3.1
1 G 1 G 1 G
1 1 1
L L
10 30 30 50
10 50 200 200
30 100 200 200
10 30 30 100 R
30 100 200 200
2 3.2 4.1 4.1
1 2 2 2
G G G G
1 2 2 2
L L L
30
200
200
30 R
200
4.1
2 G
2
30
200
200
30 R
200
4.1
2 G
2
50 30
GEVAAR
0 1 0 1 2 0 1
INDICES
300 300
GELUID
a
Methanolfabrieken: Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synthetisch): - productiecapaciteit < 50.000 ton/jaar Verf-, lak- en vernisfabrieken, productiecapaciteit < 80.000 ton/jaar Farmaceutische grondstoffenfabrieken: - productiecapaciteit < 1.000 ton/jaar Farmaceutische productenfabrieken: - formulering en afvullen geneesmiddelen - verbandmiddelenfabrieken Lijm- en plakmiddelenfabrieken: - zonder dierlijke grondstoffen, productiecapaciteit < 40.000 ton/jaar Fotochemische productenfabrieken, productiecapaciteit < 40.000 ton/jaar Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken Overige chemische productenfabrieken niet elders genoemd, productiecapaciteit < 40.000 ton/jaar Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken, productiecapaciteit < 40.000 ton/jaar VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF Rubberbandenfabrieken Loopvlakvernieuwingsbedrijven: - vloeroppervlak < 100 m² - vloeroppervlak >= 100 m² Rubber-artikelenfabrieken Kunststofverwerkende bedrijven: - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN Glasfabrieken: - glas en glasproducten, productiecapaciteit < 5.000 ton/jaar - glaswol en glasvezels, productiecapaciteit< 5.000 ton/jaar Glasbewerkingsbedrijven, productiecapaciteit < 8.000 ton/jaar Aardewerkfabrieken: - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW Baksteen en baksteenelementenfabrieken, productiecapaciteit < 80 ton/dag Dakpannenfabrieken, productiecapaciteit < 80 ton/dag Kalkfabrieken: - productiecapaciteit < 80.000 ton/jaar Gipsfabrieken: - productiecapaciteit < 80.000 ton/jaar
AFSTANDEN IN METERS
STOF
B0 0 1
4 / 12
OMSCHRIJVING
GEUR
nummer
2414.1 2414.2 2414.2 243 2441 2441 2442 2442 2442 2462 2462 2464 2466 2466 247 25 2511 2512 2512 2512 2513 252 252 26 261 261 261 2615 262, 263 262, 263 262, 263 264 264 2652 2652 2653 2653
aangepast planmer
SBI-CODE
R R R R
30 50 R 50 R
L L
Bedrijven 1tm4.2afgeslankt
VISUEEL
BODEM
100 100
200 300
30 30
200 300
4.1 4.2
2 G 2 G
2 2
B B
10 50
50 50
100 100
30 30
100 100
3.2 3.2
2 G 2 G
2 2
10
50
100
100 R
100
3.2
3 G
2
10 30
50 200
100 300
50 R 200 R
100 300
3.2 4.2
2 G 3 G
2 2
10 10 10 10
30 30 100 30
100 50 300 50
0 0 10 10
100 D 50 300 50 D
3.2 3.1 4.2 3.1
1 1 1 1
G G G G
2 1 2 2
100 200 50
200 100 50
300 C Z 100 C 100
30 50 50
300 200 100 D
4.2 4.1 3.2
2 G 2 G 2 G
2 2 2
30
30
300
30
300
4.2
2 G
2
30 30 30 50
30 30 50 200
100 50 200 300
30 10 30 30
100 50 200 300
3.2 3.1 4.1 4.2
2 1 2 3
G G G G
2 1 2 3
B
30 30 10
50 30 30
300 200 200
30 R 30 30
300 200 200
4.2 4.1 4.1
2 G 2 G 1 G
2 2 2
B B B
Z
Z
B
B B
LUCHT
CATEGORIE
10 10
VERKEER
GROOTSTE AFSTAND
A
GEVAAR
A0 B0 B1 B2 C 0 1 A0 0 0 0 1 1a 2 3 0 1
INDICES
GELUID
0 1 0 1 2 0 1 2 3
Betonwarenfabrieken: a - zonder persen, triltafels en bekistingtrillers, productiecapaciteit < 80.000 ton/jaar - met persen, triltafels of bekistingtrillers, productiecapaciteit < 100 ton/dag Kalkzandsteenfabrieken: a - productiecapaciteit < 80.000 ton/jaar Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken Betonmortelcentrales: - productiecapaciteit < 100 ton/uur Vervaardiging van producten van beton, (vezel)cement en gips: - productiecapaciteit < 100 ton/dag a - productiecapaciteit >= 100 ton/dag en < 400 ton/dag Natuursteenbewerkingsbedrijven: - zonder breken, zeven en drogen, productieoppervlak > 2.000 m² - zonder breken, zeven en drogen, productieoppervlak <= 2.000 m² - met breken, zeven of drogen, verwerkingscapaciteit < 100.000 ton/jaar Slijp- en polijstmiddelen fabrieken Bitumineuze materialenfabrieken: Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol): a - steenwol, productiecapaciteit >= 5.000 ton/jaar en < 20.000 ton/jaar a - overige isolatiematerialen, productiecapaciteit < 80 ton/dag a Minerale productenfabrieken niet elders genoemd, productiecapaciteit < 80 ton/dag VERVAARDIGING VAN METALEN Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen: a - productieoppervlak < 2.000 m² en productiecapaciteit < 12.000 ton/jaar Non-ferro-metaalfabrieken: IJzer- en staalgieterijen/ -smelterijen: Non-ferro-metaalgieterijen/ -smelterijen: VERVAARDIGEN VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCL. MACHINES/TRANSPORTMIDDELEN) Constructiewerkplaatsen: - gesloten gebouw - gesloten gebouw, productieoppervlak < 200 m² - in open lucht, productieoppervlak < 2.000 m² - in open lucht, productieoppervlak >= 2.000 m² Tank- en reservoirbouwbedrijven: - productieoppervlak < 2.000 m² a Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels, productieoppervlak < 8.000 m² a Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven, productieoppervlak < 8.000 m²
AFSTANDEN IN METERS
STOF
0 1 2 0 1
5 / 12
OMSCHRIJVING
GEUR
nummer
2661.1 2661.1 2661.1 2661.2 2661.2 2662 2663, 2664 2663, 2664 2665, 2666 2665, 2666 2665, 2666 267 267 267 267 2681 2682 2682 2682 2682 2682 27 273 273 274 2751, 2752 2753, 2754 28 281 281 281 281 281 2821 2821 2822, 2830 284
aangepast planmer
SBI-CODE
Bedrijven 1tm4.2afgeslankt
INDICES
BODEM
50 30
30 30
100 50
30 10
100 D 50 D
3.2 3.1
2 G 1 G
2 2
B B
50 30 30 100 50 100 100 30 50 50 100 30 10 10
50 200 50 30 50 50 50 50 10 10 50 30 30 30
100 200 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 50
50 30 50 50 R 30 R 50 50 30 30 30 50 R 50 30 10
100 200 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 50
3.2 4.1 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.1
2 2 1 2 2 2 2 2 2 2 1 2 1 1
G G G G G G G G G G G G G G
2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 1 2 2 2
B B B B B B B B B B B B B B
30 30 30
50 30 30
200 100 50
30 30 10
200 100 50
4.1 3.2 3.1
2 G 2 G 1 G
2 2 2
B B B
30 50 50
30 30 30
100 200 300
30 30 30
100 D 200 D 300 D
3.2 4.1 4.2
2 G 3 G 3 G
1 2 2
B B B
30
10
30
2
1 G
1
200 200 100 100 200 30
30 10 10 30 30 10
30 30 200 100 30 30
30
0
50
Z
10 50 50 100 R 50 300 R 10 30
D D D D
D D
30 200 200 200 D 100 300 30
4.1 4.1 4.1 3.2 4.2 2
1 1 2 2 2 1
G G G G G G
2 2 2 2 2 1
B B
50 D
3.1
2 G
1
B
B B
LUCHT
VISUEEL
VERKEER
CATEGORIE
GEVAAR
GROOTSTE AFSTAND
GELUID
-
a Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., productieoppervlak < 8.000 m² Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., productieoppervlak < 200 m² Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven: a - algemeen, productieoppervlak < 4.000 m² a - stralen, productieoppervlak < 4.000 m² a - metaalharden, productieoppervlak < 4.000 m² a - lakspuiten en moffelen, productieoppervlak < 4.000 m² a - scoperen (opspuiten van zink), productieoppervlak < 4.000 m² a - thermisch verzinken, productieoppervlak < 4.000 m² a - thermisch vertinnen, productieoppervlak < 4.000 m² a - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten), productieoppervlak < 4.000 m² a - anodiseren, eloxeren, productieoppervlak < 4.000 m² a - chemische oppervlaktebehandeling, productieoppervlak < 4.000 m² a - emailleren, productieoppervlak < 4.000 m² a - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed), productieoppervlak < 4.000 m² Overige metaalbewerkende industrie Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, productieoppervlak < 200 m² Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken: - productieoppervlak < 2.000 m² a Overige metaalwarenfabrieken niet elders genoemd, productieoppervlak < 4.000 m² Overige metaalwarenfabrieken niet elders genoemd; inpandig, productieoppervlak < 200 m² VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN Machine- en apparatenfabrieken: - productieoppervlak < 2.000 m² - productieoppervlak >= 2.000 m² - met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS Kantoormachines- en computerfabrieken VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTRISCHE MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDHEDEN Elektromotoren- en generatorenfabrieken Schakel- en installatiemateriaalfabrieken Elektrische draad- en kabelfabrieken Accumulatoren- en batterijenfabrieken Lampenfabrieken Elektrotechnische industrie niet elders genoemd VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDHEDEN Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d.
AFSTANDEN IN METERS
STOF
B B1 0 1 10 11 12 2 3 4 5 6 7 8 9 1 2 A0 A1 B B 0 1 2 3 A -
6 / 12
OMSCHRIJVING
GEUR
nummer
284 284 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2852 2852 287 287 287 287 29 29 29 29 29 30 30 31 311 312 313 314 315 316 32 321 t/m 323
aangepast planmer
SBI-CODE
L L L L L L
L
L L L L L
Bedrijven 1tm4.2afgeslankt
BODEM
10
50
30
50
3.1
1 G
2
B
30
0
30
0
30
2
1 G
1
100 200 100 30 30
10 30 10 10 10
30 100 50
200 C 300 Z 200 200 100
30 50 30 30 30
30 50 100
50 100 200
50 50
30 30
100 300
200 D 300 200 200 100
4.1 4.2 4.1 4.1 3.2
3 3 2 2 2
G G G G G
2 2 2 2 2
B B B B
10 50 R 30
50 100 200
3.1 3.2 4.1
2 G 2 G 2 G
1 1 2
B B B
30 30 R
100 300
3.2 4.2
2 G 2 G
2 2
B B
50 30 30
30 10 30
200 100 100
30 30 R 30
200 100 100 D
4.1 3.2 3.2
2 G 2 G 2 G
2 2 2
B B B
50 0 30 30 30 30 0 30
50 10 10 10 10 10 30 10
100 10 10 30 50 50 30 50
30 0 10 10 30 30 0 30
100 D 10 30 30 50 50 30 50 D
3.2 1 2 2 3.1 3.1 2 3.1
2 1 1 2 2 2 1 2
G P G G G G P G
2 1 1 2 2 2 1 2
B
30 300 200
100 50 200
300 100 300 C
10 50 R 50
300 300 300
4.2 4.2 4.2
2 G 2 G 3 G
2 2 2
Z
R R R R
B
B
LUCHT
VISUEEL
50
VERKEER
A0 A1 B C -
a a a
CATEGORIE
1 2
a a
GROOTSTE AFSTAND
0 1 2 3 0 1 2 0 1
GEVAAR
a a a
INDICES
GELUID
0 1 2
Fabrieken voor gedrukte bedrading VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS Autofabrieken en assemblagebedrijven - productieoppervlak < 10.000 m² - productieoppervlak >= 10.000 m² Carrosseriefabrieken, productieoppervlak < 8.000 m² Aanhangwagen- en opleggerfabrieken, productieoppervlak < 8.000 m² Auto-onderdelenfabrieken, productieoppervlak < 8.000 m² VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS) Scheepsbouw- en reparatiebedrijven: - houten schepen - kunststof schepen - metalen schepen < 25 m Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen: - algemeen, productieoppervlak < 8.000 m² - met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW, productieoppervlak < 8.000 m² Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven: - zonder proefdraaien motoren, productieoppervlak < 200.000 m² Rijwiel- en motorrijwielfabrieken, productieoppervlak < 8.000 m² Transportmiddelenindustrie niet elders genoemd, productieoppervlak < 8.000 m² VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN NIET ELDERS GENOEMD Meubelfabrieken Meubelstoffeerderijen bedrijfsoppervlak < 200 m² Fabricage van munten, sieraden e.d. Muziekinstrumentenfabrieken Sportartikelenfabrieken Speelgoedartikelenfabrieken Sociale werkvoorziening Vervaardiging van overige goederen niet elders genoemd VOORBEREIDING TOT RECYCLING Puinbrekerijen en -malerijen: - verwerkingscapaciteit < 100.000 ton/jaar Rubberregeneratiebedrijven Afvalscheidingsinstallaties PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
AFSTANDEN IN METERS
STOF
A
7 / 12
OMSCHRIJVING
GEUR
nummer
3210 33 33 34 341 341 341 3420.1 3420.2 343 35 351 351 351 351 352 352 352 353 353 354 355 36 361 361 362 363 364 365 3661.1 3661.2 37 372 372 372 372 40
aangepast planmer
SBI-CODE
L
Bedrijven 1tm4.2afgeslankt
8 / 12
OMSCHRIJVING
INDICES
1 1
10 30 50 50
30 50 100 300
2 3.1 3.2 4.2
1 1 1 1
P P P P
1 1 2 2
300 10 30 50
4.2 1 2 3.1
1 1 1 1
P P P P
1 1 1 1
50 10
100 30
3.2 2
1 P 1 P
2 1
100 C 200 C 300 C
30 50 50
100 200 300
3.2 4.1 4.2
1 P 1 P 1 P
2 2 3
0
50 C
30
50
3.1
1 G
2
0 0 0
0 0 0
30 C 100 C 300 C
10 10 10
30 100 300
2 3.2 4.2
1 P 1 P 1 P
1 1 2
10 10 10 0
30 30 30 10
100 50 50 30
10 10 10 10
100 50 50 30
3.2 3.1 3.1 2
2 2 2 1
G G G G
2 1 1 1
B B B B
10 10 10 0
0 10 30 0
30 100 100 10
10 10 10 10
30 100 100 10
2 3.2 3.2 1
2 2 1 1
P G G G
1 1 1 1
B
0 0 0 0
0 0 0 0
30 50 100 300
C C C C Z
0 0 0 0
0 0 0 0
300 10 30 50
C C C C
30 10
10 0
100 C 30 C
0 0 0
0 0 0
10
100 10 10 50 R
VISUEEL
GELUID 100 100
LUCHT
2 G 2 G
50 50
BODEM
CATEGORIE 3.2 3.2
100 50
VERKEER
GROOTSTE AFSTAND 100 100
GEVAAR 30 R 30 R
STOF
bio-energieinstallaties elektrisch vermogen < 50 MWe: B0 - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie B1 - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa B2 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: C0 - < 10 MVA C1 - 10 - 100 MVA C2 - 100 - 200 MVA C3 - 200 - 1000 MVA C4 Gasdistributiebedrijven: D0 - gascompressorstations vermogen < 100 MW D1 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties cat. A D3 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C D4 - gasontvang- en -verdeelstations, cat. D D5 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: E0 E1 a - stadsverwarming, thermisch vermogen < 160 MW - blokverwarming E2 windmolens: F0 - wiekdiameter 20 m F1 - wiekdiameter 30 m F2 - wiekdiameter 50 m F3 WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER Waterwinning-/ bereiding- bedrijven: A0 A2 a - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling, capaciteit < 1,2 miljoen m³/jaar Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: B0 - < 1 MW B1 - 1 - 15 MW B2 - >= 15 MW B3 BOUWNIJVERHEID Bouwbedrijven algemeen: bedrijfsoppervlak > 2.000 m² 0 - bouwbedrijven algemeen: bedrijfsoppervlak <= 2.000 m² 1 Aannemersbedrijven met werkplaats: bedrijfsoppervlak > 1.000 m² 2 - aannemersbedrijven met werkplaats: bedrijfsoppervlak < 1.000 m² 3 HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven Groothandel in vrachtauto's (incl. import) Autoplaatwerkerijen A Autobeklederijen B
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 41 41 41 41 41 41 41 45 45 45 45 45 50 501, 502, 504 502 5020.4 5020.4
aangepast planmer
SBI-CODE
L L B B B B
Bedrijven 1tm4.2afgeslankt
50 300 30 100 50 50 50 30 30 30 30 30 30
3.1 4.2 2 3.2 3.1 3.1 3.1 2 2 2 2 2 2
2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2
G G G G G G G G G G G G G
2 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
50
3.1
2 P
2
200 D 300 D 100
4.1 4.2 3.2
2 G 2 G 2 G
2 2 2
10 10
300 100
4.2 3.2
3 G 2 G
3 2
50 30
10 10
50 30
3.1 2
2 G 1 G
2 1
30 10
100 30
0 0
100 30
3.2 2
2 G 1 G
2 1
0 0 10 30
50 30 30 30
10 0 100 R 30 R
50 30 100 D 30
3.1 2 3.2 2
2 1 2 1
2 1 2 1
30 R 0 10
30 100 10 50 50 30 10 0 10 10 30 10 10
30 100 10 10 0 10 0 0 0 10 10 10 10
10
50
50
50 50 100
0 0 0
50 50 30
30 0
300 10
300 100
0 0
10 10
0 0 0 0 50 30
50 300 Z 30 100 C 30 30 30 30 30 30 30 30 30
30 50 0 0 0 50 50 0 0 0 0 10 10
R R
R R
30 200 R 300 R 50
VISUEEL
30 30 30
G G G G
LUCHT
1 1 1
30 0 0
BODEM
1 G 3 P 1 P
50 10 0
VERKEER
CATEGORIE
0 1 2 4 5 6 0 1 2
GROOTSTE AFSTAND
0 1
3.1 2 2
GEVAAR
0 1 0 1 3
INDICES
50 30 30
GELUID
0 1
Autospuitinrichtingen Autowasserijen Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders: verwerkingscapaciteit => 500 ton/uur Groothandel in bloemen en planten Groothandel in levende dieren Groothandel in huiden, vellen en leder Groothandel in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen Groothandel in vlees, vleeswaren, zuivelproducten, eieren, spijsoliën Groothandel in dranken Groothandel in tabaksproducten Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen Groothandel in overige voedings- en genotmiddelen Groothandel in overige consumentenartikelen Groothandel in vaste brandstoffen: - klein, lokaal verzorgingsgebied Groothandel in vloeibare en gasvormige brandstoffen: a - vloeistoffen, opslagcapaciteit < 80.000 m³ a - tot vloeistof verdichte gassen, opslagcapaciteit < 80.000 m³ Groothandel minerale olieproducten (excl. brandstoffen) Groothandel in metaalertsen: - opslagoppervlak < 2.000 m² Groothandel in metalen en -halffabrikaten Groothandel in hout en bouwmaterialen: - algemeen, bedrijfsoppervlak > 2.000 m² - algemeen, bedrijfsoppervlak <= 2.000 m² zand en grind: - algemeen, bedrijfsoppervlak > 200 m² - algemeen, bedrijfsoppervlak <= 200 m² Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: - algemeen: bedrijfsoppervlak > 2.000 m² - algemeen: bedrijfsoppervlak < = 2.000 m² Groothandel in chemische producten Groothandel in kunstmeststoffen
AFSTANDEN IN METERS
STOF
C
9 / 12
OMSCHRIJVING
GEUR
nummer
5020.4 5020.5 503, 504 51 5121 5121 5122 5123 5124 5125, 5131 5132, 5133 5134 5135 5136 5137 5138, 5139 514 5151.1 5151.1 5151.2 5151.2 5151.2 5151.3 5152.1 5152.1 5152.2 /.3 5153 5153 5153 5153.4 5153.4 5153.4 5154 5154 5154 5155.1 5155.2
aangepast planmer
SBI-CODE
B
L
B
L
B B
B
Bedrijven 1tm4.2afgeslankt
10 30 10 30 10
30 100 50 100 50
10 30 10 10 10
30 100 50 100 D 50
2 3.2 3.1 3.2 3.1
2 2 2 2 2
G G G G G
2 2 2 2 2
B B B B
0 0 0
10 10 0
100 50 30
10 0 0
100 50 30
3.2 3.1 2
2 G 2 G 2 G
2 1 1
0 0
0 0
50 10
0 10
50 10
3.1 1
2 G 1 P
1 1
10 10
0 0
10 C 30 C
10 10
10 D 30
1 2
30 0 0 10 0 0 0
30 10 0 0 0 0 0
300 100 30 100 100 50 30
C C C C C C C
300 R 0 0 0 30 30 10
300 D 100 D 30 100 100 50 30 D
4.2 3.2 2 3.2 3.2 3.1 2
3 2 2 2 3 2 1
G P P G G G P
2 2 1 1 1 1 1
B
0 300
30 10
300 C 100 C
100 R 200 R
300 D 300
4.2 4.2
3 G 1 G
3 2
B B
0 300 0 30 50 50 30 10
10 10 10 200 300 300 10 0
300 100 100 300 200 300 50 C 30 C
50 200 50 30 50 50 50 0
300 300 100 D 300 300 300 50 D 30
4.2 4.2 3.2 4.2 4.2 4.2 3.1 2
2 1 2 2 2 2 2 3
2 2 2 2 2 2 2 1
R R R R R
LUCHT
BODEM
a a a
VISUEEL
1
a a
VERKEER
0 2 7 0 1 10 2 3 5 7
CATEGORIE
0 1
10 10 10 10 10
GROOTSTE AFSTAND
0 2
GEVAAR
-
INDICES
GELUID
-
Groothandel in overige intermediaire goederen Autosloperijen: bedrijfsoppervlak > 1.000 m² - autosloperijen: bedrijfsoppervlak <= 1.000 m² Overige groothandel in afval en schroot: bedrijfsoppervlak > 1.000 m² - overige groothandel in afval en schroot: bedrijfsoppervlak <= 1.000 m² Groothandel in machines en apparaten: - machines voor de bouwnijverheid - overige Overige Groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN Postorderbedrijven Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING Kantines Cateringbedrijven VERVOER OVER LAND Spoorwegen: - rangeerterreinen, overslagstations (zonder rangeerheuvel) Bus-, tram- en metrostations en -remises Taxibedrijven Touringcarbedrijven Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): bedrijfsoppervlak > 1.000 m² - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) bedrijfsoppervlak <= 1.000 m² Pomp- en compressorstations van pijpleidingen DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. zeeschepen: - stukgoederen, oppervlakte bedrijf < 20 hectare - tankercleaning, oppervlakte bedrijf < 20 hectare Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart: - containers, oppervlakte bedrijf < 20 hectare - tankercleaning, oppervlakte bedrijf < 20 hectare - stukgoederen, oppervlakte bedrijf < 20 hectare - ertsen, mineralen, e.d., opslagoppervlak < 2.000 m² - granen of meelsoorten, verwerkingscapaciteit < 500 ton/uur - steenkool, opslagoppervlak < 2.000 m² Veem- en pakhuisbedrijven, koelhuizen Autoparkeerterreinen, parkeergarages
AFSTANDEN IN METERS
STOF
0 1 0 1 0 1 2
10 / 12
OMSCHRIJVING
GEUR
nummer
5156 5157 5157 5157.2/3 5157.2/3 5162 5162 5162 517 52 5261 527 55 5551 5552 60 601 601 6021.1 6022 6023 6024 6024 603 63 6311.1 6311.1 6311.1 6311.2 6311.2 6311.2 6311.2 6311.2 6311.2 6311.2 6312 6321
aangepast planmer
SBI-CODE
1 P 1 1 G/P 1
G G G G G G G P
B B B B L
Bedrijven 1tm4.2afgeslankt AFSTANDEN IN METERS
INDICES
30 50
100 500
3.2 5.1
2 G 1 P
1 2
0 0
0 0
30 C 10 C
0 0
30 10
2 1
2 P 1 P
1 1
0 0 0
0 0 0
0 C 0 C 0 C
100 10 10
100 10 10
3.2 1 1
1 P 1 P 1 P
2 2 2
0
0
10
0
10
1
1 P
1
10 10 10 10
0 0 0 10
30 50 50 30
10 10 10 10
2 2 2 2
P G G G
1 1 1 2
0 0
0 0
30
10
50 10 50 0
10 0 30 0
30 30 C 200 C 10
30 10 50 R 0
50 D 30 200 10
200 30 50 30 200
10 0 30 30 200
100 C 10 C 50 50 300
10 0 10 30 R 30
50 100 300
10 0 200
30 10 300 C Z
10 30 R 50
30
0 0 30 R
2 3.1 3.1 2
VISUEEL
10 30 C
30 50 D 50 D 30 D
LUCHT
CATEGORIE
100 C 500
BODEM
GROOTSTE AFSTAND
0 50
VERKEER
GEVAAR
10 0
GELUID
STOF
Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) Helikopterlandplaatsen POST EN TELECOMMUNICATIE Post- en koeriersdiensten Telecommunicatiebedrijven A zendinstallaties: B0 - LG en MG, zendervermogen < 100 kW (bij groter vermogen: onderzoek!) B1 - FM en TV B2 - GSM- en UMTS-steunzenders B3 VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED Verhuur van en handel in onroerend goed A VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN Personenautoverhuurbedrijven Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen Verhuurbedrijven voor roerende goederen niet elders genoemd COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE Computerservice- en informatietechnologie-bureaus e.d. A Switchhouses B SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING Reinigingsbedrijven voor gebouwen Foto- en filmontwikkelcentrales Veilingen voor landbouw- en visserijproducten Veilingen voor huisraad, kunst e.d. MILIEUDIENSTVERLENING RWZI's en gierverwerkingsinrichtingen, met afdekking voorbezinktanks: A0 A1 a - < 40.000 inwonersequivalent rioolgemalen B Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. A Gemeentewerven (afval-inzameldepots) B Vuiloverslagstations C Afvalverwerkingsbedrijven: A0 - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) A4 A5 a - oplosmiddelterugwinning, verwerkingscapaciteit< 40 ton/dag - afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW A6 2 B -
11 / 12
OMSCHRIJVING
GEUR
nummer
6321 6323 64 641 642 642 642 642 642 70 70 71 711 712 713 714 72 72 72 73 731 74 747 7481.3 7484.3 7484.4 90 9001 9001 9001 9002.1 9002.1 9002.1 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2
aangepast planmer
SBI-CODE
B
10 30
1 2
1 P 1 P
1 1
30
2
1 P
1
3.1 2 4.1 1
1 2 3 2
P G G P
1 1 2 1
200 30 50 50 300
4.1 2 3.1 3.1 4.2
2 1 2 2 3
G P G G G
1 1 1 1 3
B B
50 100 D 300 D
3.1 3.2 4.2
1 G 1 G 3 G
2 2 3
B B
B B
L L L
Bedrijven 1tm4.2afgeslankt
INDICES CATEGORIE
VISUEEL
BODEM
LUCHT
10 200
30 300
30 R 10
30 300
2 4.2
1 G 3 G
1 3
B B
L
300 100 200 200
100 100 200 50
50 100 100 100
10 10 30 100 R
300 100 200 200
4.2 3.2 4.1 4.1
2 2 3 3
G G G G
2 2 2 1
B B B B
L
30 30 30 0 0
0 0 0 0 0
3.1 3.1 2 2 1
2 2 2 1 1
G G G G P
1 1 1 1 1
B
L L
50 C 50 30 30 10 C
30 30 30 R 0 0
50 50 30 30 10 D
VERKEER
GROOTSTE AFSTAND
10 300
GEVAAR
GELUID
A B
- verwerking fotochemisch en galvano-afval Vuilstortplaatsen Composteerbedrijven: - niet-belucht verwerkingscapaciteit < 5.000 ton/jaar - belucht verwerkingscapaciteit < 20.000 ton/jaar - belucht verwerkingscapaciteit > 20.000 ton/jaar - GFT in gesloten gebouw OVERIGE DIENSTVERLENING Wasserijen en strijkinrichtingen Tapijtreinigingsbedrijven Chemische wasserijen en ververijen Wasverzendinrichtingen Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd
AFSTANDEN IN METERS
STOF
A7 B C0 C1 C3 C4 C5 A B
12 / 12
OMSCHRIJVING
GEUR
nummer
9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 93 9301.1 9301.1 9301.2 9301.3 9305
aangepast planmer
SBI-CODE