WAAROM DOET HIJ ZO? Van Epens “Algebra van de behoefte”. 1.
Els Noorlander
Ineiding.
Het gedrag van verslaafden is een onuitputtelijke bron van zorg, verbijstering, onbegrip en wanhoop. Iedereen die om wat voor reden dan ook langdurig met verslaafden omgaat loopt ertegenaan. De beschrijvingen zijn legio: onbetrouwbaar, gepsychopathiseerd antisociaal, manipulatief, junkiesyndroom. Verslaafden zijn beschuldigd van zo ongeveer iedere persoonlijkheidsstoornis, van het slachtoffer zijn van ernstige emotionele verwaarlozing, etc. Van Epen heeft het echter geschreven als een vorm van reactief gedrag; Dat wil zeggen gedrag dat ontstaat in de specifieke situatie van een verslaafde (1). Overigens niet alleen van verslaafden, hij beschrijft het in meerdere situaties waarbij groepen mensen afgesneden worden van hun eerste levensbehoeften. Hij gebruikt er een term van de verslaafde auteur William Burroughs (2) voor: de algebra van de behoefte. Kort samengevat: Verslaving wil zeggen de greep op het gebruik kwijt zijn; dat is waar. Maar wat het ook wil zeggen: voor een verslaafde heeft het kunnen gebruiken van de stof waaraan hij verslaafd is een hoge prioriteit in het leven, en voor een ernstig verslaafde krijgt het op een gegeven moment de allerhoogste prioriteit. Vanaf dat moment hangt alles er van af of hij de stof gemakkelijk kan krijgen. Is dat zo, dan ontstaat er geen typisch verslavingsgedrag. In onze cultuur geldt dat typisch voor tabak. De behoefte eraan is enorm, en vele mensen hebben het voor over om jaren te vroeg op een onaangename manier dood te gaan, maar behalve hun naaste vallen ze daar niemand mee lastig. Maar in situaties waarin tabaksverslaafden afgesneden werden van hun toevoer zag men het ook gebeuren: mensen die stelen, roven, bedelen, huisraad of voedsel verkopen en zich prostitueren voor tabak. Ook alcohol volgt interessante patronen: Meestal kan de Nederlander zijn alcoholverslaving wel betalen, al wil het zeggen andere belangrijke dingen laten liggen. De alcoholist komt echter in de problemen als zijn omgeving hem probeert van drinken af te houden. Hij wordt dan van zijn toevoer afgesneden, niet om financiële maar om psychologische en sociale redenen. En vervolgens steekt het gedrag de kop op: liegen, alcohol verstoppen, contacten afbreken die niet met alcohol samengaan, stiekeme schulden maken, belangrijke zaken verwaarlozen en soms zelfs agressie tegenover mensen die tussen hem en de alcohol dreigen te komen. Alcohollisten hebben mij wel verteld, jaren later, dat de echtscheiding, hoe afschuwelijk ook, ook een zeker opluchting bracht: eindelijk ongestoord kunnen drinken. Eenmaal langdurig nuchter gaat dit besef met veel schaamte gepaard, men kan zich haast niet meer voorstellen dat men zo asociaal met de omgeving is omgegaan. Bij druggebruikers ziet met het probleem zich veel sneller ontwikkelen: eenmaal verslaafd aan heroïne of cocaïne zit men namelijk binnen enkele maanden al diep in de problemen. De algebrasom is simpel: die stoffen zijn duur en werken kort, dus is er al snel meer geld nodig dan men kan opbrengen, en de jacht op geld en drugs neemt een aanvang.
1
Van Epen wijst erop dat iemand die verslaafd is aan een stof deze stof voor geen goud wil missen. Wat men wél wil missen is alle ellende er om heen, en de afhankelijkheid ervan: kortom, men wil van de verslaving maar niet van het gebruik af. Dat is echter in de meeste gevallen een onmogelijkheid, die controle heeft men niet meer. Verslaafden blijven het echter jaren proberen, het niet-verslaafde gebruiken. Nicotineverslaafden proberen steeds weer het bij een of twee sigaretten te houden, alcoholisten willen die paar glazen wijn of pilsjes blijven houden en de druggebruiker zijn lijntje coke of zijn geeltje bruin. Meestal tevergeefs, echt stoppen is dan het enige wat er op zit, en dat is voor verslaafden in hun eigen beleving een onhaalbare optie. Zij ervaren zichzelf vaak als iemand die absoluut niet zonder kan, en de fantasieën zijn legio: zonder die stof wordt het helemaal niets met mij. Nu kan een drugsverslaafde dat zelf wel vinden, maar daar overtuigt hij zijn omgeving niet zo gauw van. De nadelen zijn te groot en de niet-verslaafde kan niet begrijpen dat de verslaafde die stof zo allesoverheersend belangrijk vindt: belangrijker dan je gezondheid, je toekomst, je relaties, soms zelfs je leven. 2.
Maslow’s behoeftenpyramide.
De psycholoog Maslow (3) heeft een theorie uitgewerkt over menselijke behoeften, zijn z.g. Pyramide, een systeem waarin behoeften een zekere volgorde kennen, waarbij eerst aan de meest belangrijke moet worden voldaan, voordat een persoon aan de volgende kan toekomen. De meest basaal zijn biologische behoeften: voedsel, warmte, onderdak. Daarna volgt de behoefte aan een veilige plek waar men niet bang hoeft t zijn. Daarop volgt de behoefte aan liefde, aan ergens bijhoren en daarna volgt de behoefte aan respect, aan gewaardeerd worden. Pas als aan deze vier basisbehoeften is voldaan komt er ruimte voor de volgende: de behoefte dingen te leren kennen en te begrijpen, en de behoefte aan schoonheid. Nog later komt de behoefte de eigen mogelijkheden te benutten, een roeping te volgen, zichzelf te leren kennen. En uiteindelijk wat Maslow de transcendentie noemt: de mens overstijgt zichzelf. Voor het betoog over verslaving zijn de eerste vier niveaus het meest interessant. We kennen deze niveaus allemaal, en op deze niveaus worden we door de verslaafde al voldoende gekwetst al voldoende gekwetst en beschadigd. Want de verslaafde heeft onder deze vier niveaus nog een ander niveau: de behoefte aan de stof: belangrijker dan de meest basale behoeften die andere mensen kennen. Die moet bevredigd zijn, anders kan hij aan de andere niet toekomen, en de algebra van de behoefte leert ons dat hij die behoefte nooit kan bevredigen langer dan voor een paar uur. Voor de mensen om de verslaafde heen is dit een drama. Immers, zij, u, ik, wij hebben ook behoeften en voor iedere behoefte boven niveau 1 hebben wij per definitie andere mensen nodig, waaronder ook degene die verslaafd is. Mensen bevredigen over het algemeen elkaars behoeften aan veiligheid, liefde en respect, men bevindt zich met belangrijke anderen op ongeveer hetzelfde niveau van behoeftebevrediging. Maar niet in contact met de verslaafde. Men is niet met de verslaafde in contact, men zit op té verschillende golflengte. En wat het zo pijnlijk maakt is dat men elkaar ook niet meer herkent. Want behoeften zijn wat we in elkaar herkennen, en wat ons tot begrip en communicatie brengt. Als
2
wij elkaars behoeften niet herkennen vinden we elkaar niet aardig, ergeren ons of wantrouwen elkaar. Een kind dat zijn moeder zoekt herkennen we allemaal, dwars door iedere cultuur en tijd heen; we herkennen de behoefte. Filmmakers en schrijvers weten dat: je kunt nog zo’n gedrochtelijk buitenaards wezen opvoeren in een film, zo gauw de toeschouwer E.T. ziet wijzen en smeken: “Home?” smelt de toeschouwer weg. Die behoefte kennen we, ET hoort erbij. Ik denk dat de film anders was gelopen als E.T. begonnen was met: “hapje mensenvlees?”, hoe aardig hij ook verder was gebleken. Het is lastig voor een schrijver om een boek te schrijven over een vrouw wier ambitie het is zich levenslang in een harem te begraven. Zo’n boek wordt in Nederland geen succes. Als je een harem wilt beschrijven moet je een uitzonderingsgeval opvoeren, een vrouw met ónze behoeften aan zelfstandigheid en vrijheid. Haar behoeften herken je, dus met haar kun je meeleven, dus het boek wordt verkocht. Het is geen wonder dat ik ouders heb horen vertellen dat ze hun verslaafde kind niet meer kennen, dat er een vreemde in huis rondloopt. Als je elkaars behoeften niet herkent ben je vreemden voor elkaar. Een niet-verslaafde kan niet aanvoelen wat de drang naar drugs betekent, gelukkig niet. Het omgekeerde geldt ook: Een jonge verslaafde vrouw had haar ouders vele tienduizenden guldens afhandig gemaakt. Toen zij daarop werd aangesproken bleek ze er niet zo mee te zitten. Ze begreep rationeel wel dat het niet zo aardig van haar geweest was, maar bleef vriendelijk uitleggen dat haar ouders goed verdienden, dus dat het niet erg was. “Ze hebben er echt hun huis niet voor hoeven te verkopen,” zei ze letterlijk. De behoeften van haar ouders op het laagste niveau, onderdak, herkende ze wel, maar dat ze op alle hogere niveaus al hun rechten en behoeften met voeten getreden had, daar herkende ze niets van. Als wij mensen graag met een ander iets willen opbouwen, gaan we snel op zoek naar de behoeften van die ander. Als we die kennen weten we wat voor vlees we in de kuip hebben. En als we die niet tijdig vinden, dan bedenken we ze desnoods om de relatie vorm te kunnen geven. Verliefde mensen zoeken er hard naar bij elkaar, en soms blijken ze later zichzelf heel wat te hebben wijs gemaakt. Mishandelde kinderen zoeken goede motieven bij hun ouders om van ze te kunnen blijven houden. Heel aardig zie je het bij huisdieren. Je wilt wat hebben aan je kat of hond, en een van de handigste manieren is het dier behoeften toe te kennen die je herkent. Liefde, aandacht, et cetera. Heel aardig hoorde ik laatst iemand vol medelijden over haar konijn praten dat ik zes weken tijd twee keer zwanger was geworden. Het leek haar heel erg voor het dier. Persoonlijk had ik nou niet het idee dat konijnen daar zo mee zaten. Maar ik maak mezelf graag wijs dat mijn kat op schoot komt omdat ze zoveel van me houdt. Vermoedelijk is mijn schoot alleen maar zachter en warmer dan haar eigen mandje, maar als ik mijn behoefte in de hare lijk te herkennen hebben wij het voor mijn gevoel goed samen. Zo werkt dat met behoeften. Ik merk steeds in de omgeving van druggebruikers, ouders, partners en ook hulpverleners dat men wanhopig probeert met de verslaafde weer op één golflengte te komen, zodat je elkaar weer begrijpt. Vaak tevergeefs. En in de omgang met verslaafden verschijnt er dan een lastige adder in het gras. De verleiding is groot de verslaafde behoeften toe te kennen die hij niet heeft, maar waarvan jij graag gelooft dat hij ze heeft, en de meest verraderlijke is: de behoefte te stoppen met gebruik.
3
3.
Het verschijnsel “ALS ER MAAR”.
De verslaafde die openlijk aan iedereen loopt te vertellen dat het enige wat hij wil is zoveel en zo gemakkelijk mogelijk gebruiken is natuurlijk knettergek. Hij kan die behoefte wel voelen, maar hij zou deksels snel merken dat die behoefte niet herkend wordt en dus niet geaccepteerd door niet-verslaafden, ook niet door ouders, broers en zussen of partners. Gaat het om nicotine, dan is dat niet zo erg, want hij heeft anderen niet nodig om het gebruik te kunnen realiseren, maar bij alcohol of drugs zit dat anders. Zeker bij drugs heb je anderen altijd heel hard nodig om je gebruik mogelijk t maken, het kost nu eenmaal altijd meer dan je zelf kunt bekostigen. En al lukt het je genoeg voor je gebruik op te brengen, dan heb je anderen weer nodig voor behoeften één niveau hoger: voedsel en onderdak. Maar als de verslaafde sympathie en dus hulp wil hebben, dan zal hij moeten zorgen dat wat hij wil door de ander geaccepteerd wordt. Hij zal zijn behoeften dus zo moeten neerzetten dat de ander die herkent. Kortom hij zal duidelijk moeten maken dat hij erg graag wil stoppen met gebruik, echter…….. En dan zal hij met hele goede redenen moeten komen waarom het toch steeds maar niet lukt. Dan ontstaat het “ALS-ER-MAAR” verschijnsel (4). Erg interessant eraan is dat het besmettelijk is; hulpverleners, beleidsmakers, ouders, politici, nemen allemaal weleens een “ALSER-MAAR” redenering over; ik heb er zelf al heel wat gehad, van de laagdrempelige methadonverstrekking, naar de laagdrempelige detox en nog veel verder. Ik heb in een ander artikel al eens een heleboel voorbeelden aangehaald: “Als ik maar ergens acuut terecht kon om af te kicken”. Als je die mogelijkheid creëert komt er geen kip meer. “Als er maar geen wachtlijsten waren”. Toen we bereid waren 16 mensen op een wachtlijst acuut op te nemen verscheen er niet één. En het verschijnsel gaat vrolijk verder: heb ik al jarenlang moeten aanhoren dat we mensen niet konden helpen omdat we veel te afkickgericht bezig waren: lees ik van de week opeens in de laatste PSY dat mensen naar Schotland moeten om te gaan afkicken omdat in Nederland alleen maar op “stabiliseren en harm-reduction” wordt gewerkt en niet op totale onthouding (5). De cirkel is weer rond, als wij afkickgerichte hulpverleners maar rustig doorgaan met ons werk komen we blijkbaar vanzelf weer in de mode. Momenteel zit de samenleving ten gevolge van het “ALS-ER-MAAR” fenomeen met experimenten rond heroïneverstrekking, gedwongen behandeling [SOV] en afkicken onder narcose. Plus, niet te vergeten, de Dubbel Diagnose initiatieven. Let wel, ik heb daar uiteraard geen bezwaar tegen: ieder van die mogelijkheden zal allicht weer net een paar mensen over de drempel helpen en dat is natuurlijk prima. En dank zij het “ALS-ER-MAAR” verschijnsel hebben we in Delta sinds een jaar de Dubbel Diagnose afdeling De LooDDs, en daar hebben we ondanks alle beginnerperikelen al een aantal mensen goed mee kunnen helpen, dus daar ben ik ook blij mee.
4
4.
Een casus.
Ik zal u illustreren hoe het “ALS-ER-MAAR” fenomeen werkt aan de hand van een recente patiënt. Naar de LooDDs werd verwezen een man van 38 jaar, langdurig verslaafd, die ontzettend graag wilde afkicken. Maar hij had veel problemen, dus het kon alleen maar: 1) ALS hij direct na detentie kon worden opgenomen; 2) ALS hij zeker een maand methadon kon houden om tot rust te komen; 3) ALS hij heel langzaam kon afbouwen. 4) ALS hij medicamenteus behandeld kon worden voor zijn angststoornissen en zijn depressie; 5) ALS hij individuele gesprekken kon krijgen vanwege zijn Bordelineproblematiek. 6) ALS hij niet aan groepstherapie hoefde meedoen; 7) ALS maar heel duidelijk was dat hij niet mee kon doen met sporten; 8) ALS ook zijn schulden en zijn huisvesting konden worden geregeld. Drie instanties waren er druk mee (De LooDDs, reclassering en ambulante hulpverlening) in drie verschillende regio’s, plus zijn ouders in een vierde regio. Iedereen heeft zich suf geregeld. Alles was precies zo afgesproken als hij het wilde hebben. Hij werd dor zijn ouders gebracht. Ik deed toevallig het opnamegesprek, en heb dus uitgebreid aangehoord waarom al die eerdere behandelingen steeds mislukt waren. Overigens: een van de betere argumenten: naar een kliniek kon ik nooit want daar draaien ze muziek waar ik niet tegen kan. Tja. Zijn ouders vertrokken en drie uur later ging hij ook. Reden: hij vond de atmosfeer in de LooDDs te psychiatrisch, dus hij voelde zich niet thuis. U kunt zich waarschijnlijk de frustratie van iedereen wel voorstellen. Terugkijkend had ik wel enigszins sympathie voor de man:hij had echt zijn uiterste best gedaan het niet zover te laten komen; hij had ieder mogelijk bezwaar geopperd, en overal was in meegegaan. Hij kon met geen mogelijkheid meer zeggen dat hij gewoon helemaal niet wilde, dus had hij zich maar laten brengen om te kijken of hij ter plekke nog een argument kon bedenken om het allemaal niet door te laten gaan. Dat was hem in elk geval in drie uur gelukt. Ik had erg met zijn ouders en verwijzers te doen; ik hoop dat zij de juiste conclusie getrokken hebben: dat deze man in deze fase van zijn bestaan helemaal niet wil afkicken, en dat ze noch zichzelf, noch hem een dienst bewijzen door achter de volgende “ALS-ER-MAAR” aan te gaan. 5.
Besluit.
Ik heb u dit niet verteld om u de indruk te geven dat alle inzet voor een verslaafde altijd hopeloos is. Dat is natuurlijk niet zo. Zo’n algemeen verhaal zoals dit is altijd enigszins ongenuanceerd, dat is onvermijdelijk, en over een individueel geval zou ik nooit in het algemeen uitspraken willen doen. Maar ik denk dat het goed is om in de omgang met een verslaafde zich ervan bewust te zijn dat men als omgeving waarschijnlijk hele andere ideeën heeft over wat er zou moeten gebeuren dan de verslaafde zélf heeft, en dat hij zijn ideeën heel moeilijk openlijk kan vertellen omdat hij heel goed weet dat deze niet zullen worden geaccepteerd. Oudere verslaafden, die heel lang meelopen lukt het nog wel eens om met het argument: “Ik ben al zolang
5
verslaafd, en zo beschadigd, en zo ziek, dat ik echt niet meer kan afkicken,” hulpverlening los te krijgen, maar jongeren zullen daar voorlopig nog niet mee aan kunnen komen. Helaas is het erg contraproductief om iemand die eigenlijk helemaal niet wil van de ene naar de andere behandeling te duwen, zij zullen meestal mislukken, en het spookbeeld van het hopeloze geval wordt er alleen maar dreigender door. Het blijft helaas een spookachtige gewaarwording, iemand die je denkt te kennen, en die opeens gestuurd lijkt te worden door motieven en behoeften die je zelf totaal vreemd zijn. Geen wonder dat je gaat proberen te begrijpen om bij te sturen. Willen begrijpen is ook een erkende behoefte. Maar begrijpen zul je het nooit. Een van mijn opleiders in de relatietherapie heeft mij iets belangrijks geleerd toen ze tegen een echtpaar met grote meningsverschillen zei: “Schei nou toch uit met te proberen elkaar te begrijpen, accepteer dat er verschillen zijn”. [6] Die houding zou ik ook willen adviseren in de omgang met verslaafden. Literatuur: (1) J.H. van Epen. Drugsverslaving en alcoholisme. Bohn Stafleu Van Loghum, 1997. (2) William Baroughs. Naakte Lunch, Meulenhoff 1972. (3) A. Maslow. Motivation and Personality. New York , Harper 1954. (4) E.A. Noorlander. “Als er maar……. “ In: overlast, een zorg van Justitie en Zorg. Min. Van VWS, juli 1999. (5) PSY: Schotse afkickkliniek wil plaats op Nederlandse verslavingsmarkt. GGZ Nederland, 7-9-2000, pag 4. (6) A. Mattheeuws, Interactie Academie Antwerpen.
INFO 75 dec 2000
6