Ruimte voor de jeugd Toelichting Gemeenten werken op verschillende manieren aan een goed leef- en ontwikkelingsklimaat voor kinderen en jongeren. De openbare ruimte is daarin een belangrijk aspect. Bij het realiseren van een kindvriendelijke leefomgeving valt nog veel winst te behalen. Zowel in de stad als op het platteland sluit de leefomgeving vaak niet aan bij de wensen en behoeften van de jeugd. In ruimtelijk beleid is weinig aandacht voor jeugd, ontmoetingsplekken en veiligheid. En in jeugdbeleid is weinig aandacht voor kindvriendelijke buitenruimtes en routes. Het sociale en fysieke domein staan voor de uitdaging om beter te gaan samenwerken. Een kindvriendelijke buitenruimte is zaak van het hele college en de provincie. Om een bestuurlijke uitwisseling hierover mogelijk te maken heeft het netwerk Child Friendly Cities van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, in samenwerking met de provincie Noord-Holland een bijeenkomst georganiseerd op 25 februari j.l. Inspirerende plaats van handeling: het provinciehuis te Haarlem. Na prikkelende bijdragen van onder meer professor Lia Karsten (over trends op het gebied van gezinsleven en ruimtelijke ontwikkeling in Noord-Holland) en wethouder Corrie Noomen (kindvriendelijke omgeving en duurzaamheidprojecten) gingen bestuurders uit zowel het sociale als fysieke domein met elkaar in gesprek. Hieronder een impressieverslag van deze bijeenkomst en de geleverde bijdragen.
“Waarom de overheid zich met buiten spelen moet bezig houden.” Sascha Baggerman, gedeputeerde provincie Noord Holland Waarom moet de overheid zich eigenlijk bezighouden met het thema als jeugd en buitenruimte, en spelen in het bijzonder? Het antwoord is volgens gedeputeerde Sascha Baggerman van de provincie Noord Holland tweeledig. Allereerst bestaat er een wettelijke verplichting. In het VN Verdrag inzake de Rechten van het Kind is onder meer vastgelegd dat kinderen recht hebben om te spelen. De overheid dient er voor te zorgen dat het kind zijn speelbehoefte kan realiseren. Daarnaast blijkt het ook noodzakelijk. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid geeft in haar verkenning ‘Bouwstenen voor betrokken jeugdbeleid’ uit 2007 aan dat in Nederland vele wijken als opvoed- en opgroeisituatie ernstig tekortschieten. Voor een goede ontwikkeling van de jeugd en voor het sociaal functioneren van buurten en dorpen is een uitnodigende buitenruimte belangrijk. Ook anno 2011 blijkt het nog steeds niet makkelijk om een buitenruimte te creëren die zowel voor kinderen als ook ouders uitnodigend is en waar zij elkaar kunnen ontmoeten. Vaak geldt dat de druk op de buitenruimte groot is. Ook hebben afdelingen van gemeenten verschillende belangen met de bestemming van de ruimte. Daarnaast zitten ook bewoners vaak helemaal niet te wachten op een speelruimte ‘voor hun deur’. Ook legt het spelende kind het nog al te vaak af tegen de auto voor de
1
deur en is de angst voor overlast groot. Bij een mooi Amsterdams stedelijk renovatieproject hangt zelfs een bordje: “verboden te spelen”. Dat mag niet. Veel jeugdbeleid is overwegend gericht op de jeugd waar het niet goed mee gaat. De jeugd waar het wel goed mee gaat, verdient ook/meer aandacht. Zij hebben recht op een goede en uitdagende buitenruimte. Relatie tussen gemeenten en provincie De eerstverantwoordelijke bestuurslaag voor woningbouw, de inrichting van de omgeving en voorzieningen in de buurt, is de gemeente. Welke rol wil de provincie op het terrein van jeugd en ruimte vervullen en waarom wil zij dat? In Noord-Holland hebben de Staten gekozen voor het Lodders Plus profiel. Dit betekent dat de provincie zich primair richt op het ruimtelijk-economisch domein, maar daarnaast ook een bijdrage blijft leveren aan de sociale kwaliteit van de Noord-Hollandse samenleving. Jeugd en ruimte is binnen deze focus een belangrijk onderwerp. Noord-Holland blijft ondanks de bezuinigingen dan ook investeren in de ondersteuning van gemeenten bij de bevordering van een goede buitenruimte. Sociale duurzaamheid en segregatie in de stad en op het platteland Bij de ontwikkeling van wijken en buurten streeft de provincie naar duurzaamheid. In Noord-Holland is gekozen voor duurzaamheid in brede zin. Aan de ene kant gaat het over toekomstbestendig bouwen met aandacht voor de omgeving en met gebruik van minder belastende materialen en de inzet van bijvoorbeeld duurzame energiebronnen. Aan de andere kant wordt ingezet op sociale duurzaamheid in wijken. Groepen mensen moeten met elkaar kunnen samenleven in een wijk waarbij segregatie moet worden voorkomen. Segregatie dreigt overigens zowel in de stad als op het platteland. In de stad loopt segregatie overwegend langs etnische lijnen. Op het platteland ziet men tegenstellingen tussen de dorpsbewoners die er al generaties wonen en autochtone nieuwkomers. Ruimte voor de jeugd komt niet vanzelf Het belang van Ruimte voor de jeugd en sociale duurzaamheid is groot maar een omslag in denken gaat niet vanzelf. Naast gemeenten moet ook de Provincie er alert op blijven dat in ruimtelijke plannen, zoals de Structuurvisie en de uitwerkingen daarvan, aandacht blijven hebben voor de gebruikers van die ruimte en voor kinderen in het bijzonder. Dit is niet altijd een gemakkelijke opgave, maar we moeten ons er voor blijven inzetten. Een gezamenlijke opgave voor provincie en gemeenten. De provincie Noord-Holland zal zich de komende periode hiervoor blijven inzetten.
2
‘Een bouwvergunning moeten aanvragen voor een boomhut, dat gaat te ver.’ Jaap Verkroost, voorzitter bestuurderscollectief Child Friendly Cities en wethouder Stichtse Vecht Child Friendly Cities is een internationale beweging die zich inzet voor een kindvriendelijke leefomgeving. De VNG coördineert het Nederlands Child Friendly Cities netwerk. O.a. door middel van bijeenkomsten als deze worden informatie, goede voorbeelden en ervaringen uitgewisseld tussen bestuurders ter bevordering van een positief jeugdbeleid dat uitgaat van kansen en mogelijkheden voor alle kinderen. Jongeren moeten zich vrij kunnen bewegen in een kindvriendelijke stad. En in alle landen lopen bestuurders tegen dezelfde problemen aan. Met voorbeelden uit zijn eigen dagelijkse praktijk laat voorzitter Jaap Verkroost zien dat het realiseren van de kindvriendelijke buitenruimte vooral een zaak van lange adem is. In zijn gemeente Stichtse Vecht viel het spelen in de buitenruimte aanvankelijk onder de portefeuillehouder accommodatiebeleid. Vanuit deze portefeuille was er voornamelijk veel aandacht voor beheer en veiligheid (o.a. Attractiebesluit) voor de veel aanwezige wipkippen. De wethouder heeft het avontuurlijk spelen op de politieke agenda gezet. Toen de politieke wil er was, en men steeds minder gechoqueerd was als hij zei: “een kind moet weer vuil mogen worden en heeft het recht om een arm te kunnen breken”, kwam het avontuurlijk spelen op de beleidsagenda en kon hij aan de slag met de uitvoering. Vervolgens loop je opnieuw tegen allerlei zaken aan: bestemmingsplannen, bouwvergunningen voor boomhutten, veiligheidseisen, verontruste bewoners die overlast vrezen, vraagstukken over geld en beheer. Echter, door vooraf goed te investeren in politieke wil en draagvlak is het avontuurlijk spelen onderdeel van de beleidsagenda geworden. Bij de uitvoering is doorgepakt dwars door alle beleidsafdelingen heen. Een resultaat is onder meer ‘het Superspeelspoor’ een avontuurlijke en natuurlijke speelplek met touwbruggen, kabelbanen, omgevallen bomen, water, modder en zand in Maarssen. Een kwestie van een lange adem maar uiteindelijk een zaak van het hele college. Met een mooi en veel gebruikt resultaat.
“Het meest aantrekkelijke van buiten zijn voor kinderen is dat daar andere kinderen zijn.” Lia Karsten, onderzoeker UVA Lia Karsten ging in haar presentatie in op het belang van buitenruimte voor de jeugd, de stand van zaken in Noord-Holland en aandachtspunten voor beleid en uitvoering. Belang van buitenruimte voor de jeugd In Nederland voldoet meer dan de helft van de jeugd niet aan de beweegnorm. Buiten spelen is gezond en goed voor het welzijn van kinderen. Ze bewegen, spelen en ontmoeten andere kinderen. Het is niet alleen goed voor kinderen maar ook voor de ouders. Zij kunnen hun kinderen vrij naar 3
buiten laten gaan en er ontstaan sociale netwerken. Een kindvriendelijke buitenruimte draagt bij aan de sociale cohesie en leefbaarheid van wijken. Ook vanuit economisch oogpunt heeft het een toegevoegde waarde. Mensen wonen graag in leefbare wijken met goede buitenruimtes en bedrijven vestigen zich graag daar waar hun mensen wonen. Het ontbreken van integraal beleid Hoe is het op dit moment gesteld met het beleid in Noord-Holland ten aanzien van jeugd en ruimte? Analyse van beleid geeft het volgende beeld: In het ruimtelijke beleid is er nauwelijks aandacht voor jeugd. Dit resulteert er vaak in dat achteraf overgebleven plekjes ingevuld gaan worden. Exemplarisch zijn de wipkippen in verloren hoekjes waar eigenlijk niemand komt. Bij het jeugdbeleid gaat de aandacht vooral naar probleemgroepen. Er werden geen verwijzingen naar ruimtelijke plannen gevonden Gemeenten kennen wel speelruimteplannen. Maar dit is op zichzelf staand beleid. Deze plannen gaan vooral over formele speelplekken en normen. Het risico dat we daarmee lopen is dat er eigenlijk misschien wel teveel speelplekjes ontstaan maar met te weinig waarde voor kinderen. Teveel van iets en daardoor eigenlijk niets. Het aantal kinderen neemt af en ze willen elkaar ontmoeten. Uitdagingen voor beleid Bij de formele speelruimtes bestaat er een spanning tussen spreiding, grootte en aantrekkelijkheid. Verder is het opmerkelijk dat het bij het beleid over jeugd en ruimte eigenlijk alleen over formele speelruimtes gaat. De volgende ruimtelijke voorwaarden voor een kindvriendelijke buurt verdienen meer beleidsaandacht: • • •
Informele speelruimte Buitenruimte bij kindvoorzieningen zoals scholen en kinderopvang Veilige routes
Een integrale aanpak is noodzakelijk. De lokale context dient leidend te zijn. Welke ontwikkelingen zijn er in een buurt? Waar is op het gebied van jeugd en ruimte behoefte aan? Stad en platteland Karsten geeft een uitgebreide en interessante analyse van de ontwikkelingen in de stedelijke en plattelandsgebieden in Noord-Holland. De stad heeft te maken met een toename van het aantal kinderen en stedelijke verdichting. De plattelandsgebieden hebben te maken met een afname van het aantal kinderen en het verminderen van voorzieningen. Ondanks de verschillende ontwikkelingen geldt voor beide gebieden hetzelfde: “Een kind overleeft niet alleen in de straat. Dat geldt in de stad en in een dorp.” Een andere overeenkomst is dat het jeugd en ruimtebeleid in beide gebieden tekort schiet en dat er sprake is van
4
segregatie. In de stad bestaat er segregatie tussen middeninkomen en migranten gezinnen en op het platteland tussen de inwoners die er van oudsher wonen en de nieuwkomers. Kansen voor de toekomst Sociale samenhang is voor beide regio’s belangrijk. De verschillende groepen gezinnen hebben een gezamenlijk belang waarbij goed aangehaakt kan worden. Alle ouders staan voor dezelfde vraag: “Hoe zorg ik dat mijn kinderen een leuke kindertijd hebben?”. De specifieke vragen kunnen van plek tot plek verschillen. Maar de kansen liggen allemaal bij nieuwe initiatieven en verbanden. Gemeenten staan voor de uitdaging breder naar het thema kind en ruimte gaan kijken en tegelijkertijd nooit de lokale context uit het oog verliezen. Een kindvriendelijk gebied blijft maatwerk. De provincie kan ondersteunen en verbinden.
“De verbinding tussen sociaal en fysiek ligt in het wijkgericht werken en kinderparticipatie.” Corrie Noom wethouder Zaanstad Zaanstad is voortvarend aan de slag met het thema Jeugd en ruimte. In haar presentatie laat Noom aan de hand van verschillende voorbeelden zien hoe zij dit aanpakken. Allereerst zijn de uitgangspunten en kaders per wijk en gebied vastgesteld. Vervolgens is Zaanstad met de bewoners en vooral de kinderen per wijk aan de slag gegaan. Uitgangspunt in Zaanstad is dat er niet meer in het groen gebouwd wordt. Als er gebouwd wordt is dit binnenstedelijk. Daarbij wordt ingezet op goede verbindingen naar buiten. Voor het thema kinderen en ruimte betekent dit dat er aan de ene kant met stakeholders op ingezet wordt om zoveel mogelijk met kinderen uit het stedelijk gebied naar ‘het groen’ te gaan. Aanpassingen die daarvoor nodig zijn worden gedaan. Aan de andere kant is er geld gereserveerd om de tien stadsparken van Zaanstad met de kinderen samen opnieuw in te richten. De behoeften en inbreng van de kinderen zijn leidend. Bij de inrichting van ‘de groene oase’ is er bijvoorbeeld uitgekomen dat de kinderen graag een avontuurlijke speelboom willen. Een metalen boom met neerhangende takken waar men aan kan hangen. Dit stuitte op bezwaar van omwonenden. Zij vrezen drukte en overlast. Ze geven het eerlijk aan: “Wij willen groen en rust en geen piepende schommel”. Maar wij zetten door. Met elkaar hebben we vastgesteld dat dit een plek is waar wij een kindvriendelijke buitenruimte willen realiseren. Zaanstad betrekt de ervaring van kinderen ook bij de aanpassing van de niet-formele buitenruimtes en routes naar belangrijke voorzieningen. De uitkomst is duidelijk: maak de omgeving niet te mooi maar uitdagend voor kinderen. Maar ook heel belangrijk, maak ze ook veilig. In donkere groene gangen voelen kinderen zich niet op hun gemak. Kinderen nemen vaste routes. Houd daar rekening mee.
5
Een andere tip van Noom: doe veel met scholen. In de presentatie zijn verschillende voorbeelden van projecten met scholen te vinden die jongeren betrekken bij hun leefomgeving en de natuur. Het filmpje: “beschermingsplan voor de scharrelkinderen” Voordat de aanwezige bestuurders met elkaar en de sprekers in discussie gingen over de conclusies van de ochtend en de vraag: “Wat te doen?”, werd er eerst een filmpje vertoond met een duidelijke boodschap: “Help, de scharrelkinderen sterven uit!.” Een enthousiaste reporter volgt de laatste scharrelkinderen: “Ze bewegen nog en hebben geen adhd. Wat is er nou mooier dan zo buiten te kunnen spelen. Ik pleit voor een beschermingsplan voor de scharrelkinderen.” Bestuurlijke prioriteiten Child Friendly Cities: agendapunten voor een volgende keer De discussies en presentaties over het thema jeugd en ruimte en het streven naar kindvriendelijke buitenruimtes maken duidelijk dat bestuurders voor verschillende uitdagingen staan. Bestuurders geven aan onderstaande onderwerpen en vragen centraal te willen stellen op een volgende bijeenkomst. De inzichten en antwoorden kunnen hen ondersteunen bij de realisatie van kindvriendelijke buitenruimtes: •
•
•
•
•
Effecten van beleid. Welke best practices en effecten van beleid kennen we? Deze resultaten en voorbeelden ondersteunen bestuurders bij het organiseren van draagvlak. De gemeenteraad heeft vaak andere prioriteiten. Veel bewoners vrezen overlast. Versnelling. Hoe kan de realisatie van kindvriendelijke buitenruimtes versneld worden? De behoefte bestaat vaak nu. Door in te zetten op Kinderparticipatie wordt een plek gerealiseerd die aansluit bij de bestaande behoefte. Hoe voorkomen we dat de inrichting pas gerealiseerd is als zij alweer 10 jaar ouder zijn? Een vraag die hier bij aansluit is hoe organiseer je een levensloop bestendige inrichting. Een aangedragen mogelijkheid is om geld voor de inrichting aan de gemeenteraad te geven. En dit geld pas beschikbaar te laten komen als bewoners daadwerkelijk in de wijk wonen en met de inrichting begonnen kan worden. Welke mogelijkheden zijn er nog meer? Participatie. Hoe kunnen we bewoners, kinderen en stakeholders zoals scholen het best betrekken bij de realisatie, inrichting, gebruik en beheer van de kindvriendelijke buitenruimtes? Kinderparticipatie is goed. Maar we moeten niet vergeten ook de ouders en sociale omgeving erbij te betrekken. Zij spelen ook een belangrijke rol bij de beleving en het gebruik. Ontkokering. Jeugd en buitenruimte loopt door allerlei beleidsterreinen heen. Jeugd, openbare ruimte, verkeer, natuur, wonen. Hoe koppel je die terreinen beter aan elkaar? Hoe kom je tot ontkokering zowel op strategisch als ambtelijk niveau? Hoe zorg je bijvoorbeeld dat het thema speelruimte een volwaardige plaats krijgt binnen wijken in ontwikkeling en in aanbouw? Complementariteit. Hoe zorgen we voor complementariteit van kindvriendelijke buitenruimtes in de provincie? Zodat mensen op verschillende plekken verschillende ervaringen kunnen hebben. Hoe organiseren we maatwerk en houden we rekening met de verschillende behoeften in steden en platteland?
6