Waar staat het PO-veld? Toegevoegde waarde van Vensters PO
Waar staat het PO-veld? Toegevoegde waarde van Vensters PO
Opdrachtgever: Stichting Schoolinfo Utrecht, september 2012 Margot Oomens, Eelco van Aarsen, Madeleine Hulsen, Debbie Kooij en Susanne Rijken (Oberon) Yolande Emmelot, Pjotr Koopman en Guuske Ledoux (Kohnstamm Instituut) © Oberon Postbus 1423 3500 BK Utrecht tel. 030-2306090 fax 030-2306080 e-mailadres:
[email protected]
Waar staat het PO-veld?
3
Inhoudsopgave Samenvatting ......................................................................................................................................... 5 1 Onderzoeksvragen en achtergrond ............................................................................................. 9 1.1 Onderzoeksvragen ................................................................................................................... 9 1.2 Achtergrond ............................................................................................................................ 10 1.3 Belang van informatie over het onderwijs .............................................................................. 11 1.3.1 Managementinformatie .............................................................................................. 12 1.3.2 Horizontale verantwoording ....................................................................................... 14 1.3.3 Schoolkeuze-informatie ............................................................................................. 15 1.4 Leeswijzer .............................................................................................................................. 17 2 Opzet van het onderzoek ............................................................................................................ 19 2.1 Voorbereiding: deskresearch en instrumentontwikkeling ...................................................... 19 2.2 Interviews leveranciers managementinformatiesystemen ..................................................... 19 2.3 Informatie van DUO en Inspectie ........................................................................................... 20 2.4 Internetenquête onder schoolbesturen en scholen ................................................................ 20 2.4.1 Schoolbesturen .......................................................................................................... 20 2.4.2 Scholen ...................................................................................................................... 21 2.5 Interviews besturen, schoolleiders en lokale/regionale initiatieven ....................................... 22 3 Leveranciers: Waar staat het PO-veld? ..................................................................................... 25 3.1 Gegevensregistratie ............................................................................................................... 25 3.1.1 Centraal verzamelde gegevens ................................................................................. 27 3.2 Analyse en rapportage ........................................................................................................... 32 3.3 Delen informatie met belanghebbenden ................................................................................ 33 4 Scholen en besturen: Waar staat het PO-veld?........................................................................ 35 4.1 Gegevensregistratie ............................................................................................................... 35 4.1.1 Welke systemen worden gebruikt?............................................................................ 35 4.1.2 Hoe hebben besturen toegang tot schoolgegevens? ................................................ 37 4.1.3 Praktijkervaringen ...................................................................................................... 39 4.2 Huidig gebruik van gegevens door scholen en besturen ....................................................... 40 4.2.1 Managementinformatie .............................................................................................. 41 4.2.2 Horizontale verantwoording ....................................................................................... 43 4.2.3 Schoolkeuze-informatie ............................................................................................. 44 5 Wat wil het PO-veld? ................................................................................................................... 47 5.1 Behoefte aan Vensters PO .................................................................................................... 47 5.2 Indicatoren en benchmarks .................................................................................................... 49 5.2.1 Indicatoren ................................................................................................................. 49 5.2.2 Benchmarks ............................................................................................................... 52 5.3 Overige wensen voor de uitwerking van Vensters PO .......................................................... 53 5.4 Inspanningsbereidheid ........................................................................................................... 54 6 Toegevoegde waarde van Vensters PO? .................................................................................. 57 6.1 Drie vensters? ........................................................................................................................ 57 6.1.1 Managementvenster .................................................................................................. 58 6.1.2 Schoolvenster ............................................................................................................ 59 6.1.3 Schoolkeuzevenster .................................................................................................. 59 6.2 Aandachtspunten en randvoorwaarden ................................................................................. 60 Literatuur .............................................................................................................................................. 63 Bijlage 1 Vragenlijsten internetenquête ............................................................................................ 66 Bijlage 2 Respondenten ...................................................................................................................... 78
Waar staat het PO-veld?
5
Samenvatting De PO-Raad en de Stichting Schoolinfo zijn, in navolging van het project Vensters voor Verantwoording voor het voortgezet onderwijs, gestart met het project Vensters PO. Dit is een project waarbij cijfermatige informatie over scholen voor primair onderwijs verzameld wordt in één systeem. Het gaat dan bijvoorbeeld om gegevens op het gebied van onderwijsopbrengsten, leerlingpopulatie, financiën en personeel. Vensters PO biedt schoolbesturen en scholen hiermee een betrouwbare basis voor het professioneel besturen van hun eigen organisatie (mede met het oog op opbrengstgericht werken) en voor de dialoog over hun onderwijs met verschillende belanghebbenden. De gegevens die opgenomen worden in Vensters PO zijn van scholen en schoolbesturen en worden opgevraagd bij DUO (Dienst Uitvoering Onderwijs), de Inspectie van het Onderwijs en de scholen en besturen zelf (meervoudig gebruik van gegevens). Via drie Vensters worden ze, afhankelijk van de behoefte in het veld, op een toegankelijke manier teruggegeven aan scholen en schoolbesturen: 1. Managementvenster (managementinformatie): informatie eenvoudiger en effectiever gebruiken om de eigen organisatie professioneler te maken. Hiermee levert Vensters PO een bijdrage aan het stimuleren van opbrengstgericht werken. 2. Schoolvenster (horizontale verantwoording): verantwoording afleggen aan belanghebbenden van de school. De informatie uit dit venster kan gebruikt worden als startpunt voor een horizontale dialoog met bijvoorbeeld ouders. 3. Schoolkeuzevenster (schoolkeuze): verschaffen van informatie die voor ouders relevant is bij de keuze van een school voor hun kind. Onderzoeksvragen en -opzet Bij de ontwikkeling van Vensters PO willen de PO-Raad en de Stichting Schoolinfo graag samenwerken met scholen en schoolbesturen. Op die manier kunnen zij aansluiten bij de bestaande situatie in het veld en rekening houden met de wensen en behoeften van het veld. In dit verband hebben zij Oberon en het Kohnstamm Instituut gevraagd een onderzoek uit te voeren. Dit onderzoek dient inzicht te geven in de mogelijke meerwaarde van Vensters PO. In het onderzoek stonden drie onderzoeksvragen centraal: 1. Waar staat het PO-veld? 2. Wat wil het PO-veld? 3. Wat kan de toegevoegde waarde zijn van Vensters PO? Om deze vragen te beantwoorden is een deskresearch uitgevoerd, is een enquête gehouden onder scholen en schoolbesturen en zijn interviews gehouden met aanbieders van managementinformatiesystemen, met schoolleiders, schoolbesturen en vertegenwoordigers van lokale/regionale initiatieven die raakvlakken vertonen met Vensters PO en met betrokkenen van DUO en de Inspectie van het Onderwijs. Bij de beantwoording van de eerste vraag (Waar staat het PO-veld?) hebben we een onderscheid gemaakt tussen het perspectief van aanbieders van systemen en het perspectief van scholen en besturen. De onderzoeksbevindingen hebben betrekking op de mogelijkheden voor registratie, analyse, rapportage en het delen van informatie die verschillende systemen bieden en op de wijze waarop scholen en besturen gebruik maken van deze mogelijkheden. Bij de tweede onderzoeksvraag (Wat wil het PO-veld?) gaan we in op de wensen van scholen en besturen ten aanzien van Vensters PO en op de inspanningsbereidheid van enerzijds scholen en besturen en anderzijds aanbieders van systemen. Door combinatie van de antwoorden op de eerste twee onderzoeksvragen geven we antwoord op de laatste onderzoeksvraag: Wat kan de toegevoegde waarde zijn van Vensters PO? Deze toegevoegde waarde wordt namelijk niet alleen bepaald door de behoefte van scholen en besturen, maar ook door het verschil tussen deze behoefte en de huidige situatie. In deze samenvatting presenteren we het antwoord op de vraag naar de toegevoegde waarde voor elk van de
6
Oberon & Kohnstamm Instituut
drie vensters die mogelijk opgenomen worden in Vensters PO. We sluiten af met enkele aandachtspunten en randvoorwaarden voor de verdere ontwikkeling van Vensters PO. Toegevoegde waarde managementvenster? Besturen en scholen hebben de meeste behoefte aan een managementvenster. Deze behoefte bestaat uit twee onderdelen: benchmarkgegevens en managementinformatiesysteem. De toegevoegde waarde van een managementvenster voor benchmarking lijkt onomstreden. De behoefte hieraan is groot en in de huidige praktijk zijn de mogelijkheden ertoe beperkt. De toegevoegde waarde van een managementvenster als managementinformatiesysteem voor scholen en besturen is minder eenduidig dan die van benchmarking. In de eerste plaats omdat scholen en besturen er minder behoefte aan hebben dan aan benchmarking. Dat hangt waarschijnlijk samen met de tweede reden: er gebeurt op dit gebied al veel in het PO-veld. Ten derde maakt de ervaring met Vensters VO duidelijk dat het enige tijd duurt voor de data van alle scholen in Vensters staan. Volgens leveranciers en een deel van de scholen en besturen is dat tijdpad te lang voor wie up-to-date wil kunnen sturen en kan het managementvenster daarom nooit een vervanging zijn van het eigen managementinformatiesysteem van scholen en besturen. Toegevoegde waarde schoolvenster? De behoefte van scholen en besturen aan een schoolvenster voor het verstrekken van informatie aan belanghebbenden in het kader van horizontale verantwoording is kleiner dan de behoefte aan een managementvenster. Daar staat tegenover dat ook de huidige praktijk minder vergevorderd is. Scholen en besturen zijn verplicht om verantwoording af te leggen en een deel van de geïnterviewden vindt het niet meer dan logisch dat zij zich als publieke organisaties verantwoorden. We zijn dan ook van mening dat ook een schoolvenster toegevoegde waarde kan bieden. Een dergelijk venster maakt het mogelijk informatie op een transparante en eenduidige manier te presenteren en kan dienen als aanknopingspunt voor een dialoog met belanghebbenden. Verder zou in het schoolvenster een optie ingebouwd kunnen worden om automatisch een aanzet voor een jaarverslag te genereren waarin gegevens uit Vensters zijn verwerkt in de vorm van tabellen of grafieken (vergelijkbaar met de optie ‘basis jaarverslag’ in Vensters VO). Toegevoegde waarde schoolkeuzevenster? De toegevoegde waarde van een schoolkeuzevenster voor het PO achten we op dit moment nog niet groot. Scholen en schoolbesturen hebben er iets minder behoefte aan dan aan een venster voor horizontale verantwoording en een deel van de scholen en besturen heeft twijfels bij het nut van een dergelijk venster. Hun argument dat ouders bij schoolkeuze zeer beperkt gebruik maken van objectieve informatie, komt grotendeels overeen met bevindingen uit eerder onderzoek naar schoolkeuzemotieven van ouders. Veel informatie die opgenomen wordt in het schoolvenster, is vermoedelijk ook bruikbaar voor een schoolkeuzevenster. Een optie is dan ook te starten met de uitwerking van het schoolvenster en vervolgens te bezien of en op welke manier informatie daaruit bruikbaar is voor het schoolkeuzevenster. Aandachtspunten en randvoorwaarden Uit het onderzoek zijn een aantal aandachtspunten en randvoorwaarden voor de verdere ontwikkeling van Vensters PO naar voren gekomen. De belangrijkste daarvan zijn: Verschil tussen onderwijstypen: op een aantal punten zijn grote verschillen tussen basisonderwijs, sbo en so, met name wat betreft geschikte systemen, relevante indicatoren en beschikbare (landelijke) benchmarkinformatie. Het is raadzaam om met deze verschillen rekening te houden bij de ontwikkeling van Vensters PO. Mogelijk moeten voor de drie onderwijstypen aparte vensters worden ontwikkeld, waarmee per onderwijstype relevante indicatoren kunnen worden vastgesteld
Waar staat het PO-veld?
7
en gedefinieerd, zinvolle vergelijkingsmogelijkheden worden geboden en procedures worden vastgesteld die aansluiten bij de huidige praktijk. Draagvlak: scholen, besturen en leveranciers zijn in principe bereid om mee te werken aan de verdere ontwikkeling van Vensters PO en om gegevens te leveren om de vensters te vullen. De bereidheid om dit te doen is wel afhankelijk van de hoeveelheid administratief werk die dit met zich meebrengt en van toekomstige kosten. Dit kan deels worden opgelost door het eenmalig centraal laten aanleveren van gegevens en zoveel mogelijk gebruik te maken van al bestaande informatie. Bij een deel van de scholen en besturen bestaat verder ‘koudwatervrees’ voor het (binnen het bestuur) op naam vergelijken van scholen, zeker als deze openbaar toegankelijk is. Gegevenslevering: veel scholen en besturen werken niet met een volledig geïntegreerd managementinformatiesysteem, maar met verschillende systemen (bijvoorbeeld een systeem voor personele en financiële gegevens en een leerlingvolg- of -administratiesysteem), waaruit de gegevens voor de vensters moeten worden aangeleverd. Met name wat betreft het aanleveren van toetsgegevens is er een gevaar dat de gegevens niet volledig vergelijkbaar zullen zijn. Het is aan te bevelen om eerst op beperkte schaal ervaring op te doen met de aanlevering van de gegevens en pas later over te gaan tot een brede invoering. Alternatief kunnen de vensters eerst worden gevuld met indicatoren die minder lastig zijn. In een later stadium kan dan worden bezien of en welke uitbreidingen wenselijk zijn.
Waar staat het PO-veld?
1
9
Onderzoeksvragen en achtergrond
De PO-Raad en de Stichting Schoolinfo zijn, in navolging van het project Vensters voor Verantwoording voor het voortgezet onderwijs, gestart met het project Vensters PO. Dit is een project waarbij cijfermatige informatie over scholen voor primair onderwijs verzameld wordt in één systeem. Het gaat dan bijvoorbeeld om gegevens op het gebied van onderwijsopbrengsten, leerlingpopulatie, financiën en personeel. Vensters PO biedt schoolbesturen en scholen hiermee een betrouwbare basis voor het professioneel besturen van hun eigen organisatie (mede met het oog op opbrengstgericht werken) en voor de dialoog over hun onderwijs met verschillende belanghebbenden. De gegevens die opgenomen worden in Vensters PO zijn van scholen en schoolbesturen en worden opgevraagd bij DUO (Dienst Uitvoering Onderwijs), de Inspectie van het Onderwijs en de scholen en besturen zelf (meervoudig gebruik van gegevens). Via drie Vensters worden ze, afhankelijk van de behoefte in het veld, op een toegankelijke manier teruggegeven aan scholen en schoolbesturen: 1. Managementvenster (managementinformatie): informatie eenvoudiger en effectiever gebruiken om de eigen organisatie professioneler te maken. Hiermee levert Vensters PO een bijdrage aan het stimuleren van opbrengstgericht werken. 2. Schoolvenster (horizontale verantwoording): verantwoording afleggen aan belanghebbenden van de school. De informatie uit dit venster kan gebruikt worden als startpunt voor een horizontale dialoog met bijvoorbeeld ouders. 3. Schoolkeuzevenster (schoolkeuze): verschaffen van informatie die voor ouders relevant is bij de keuze van een school voor hun kind.
1.1
Onderzoeksvragen
Bij de ontwikkeling van Vensters PO willen de PO-Raad en de Stichting Schoolinfo graag samenwerken met scholen en schoolbesturen. Op die manier kunnen zij aansluiten bij de bestaande situatie in het veld en rekening houden met de wensen en behoeften van het veld. In dit verband hebben zij Oberon en het Kohnstamm Instituut gevraagd een onderzoek uit te voeren. Dit onderzoek dient inzicht te geven in de mogelijke meerwaarde van Vensters PO. Om dit inzicht te verkrijgen is een aantal onderzoeksvragen geformuleerd: 1. Waar staat het PO-veld? Welke gegevens worden in het primair onderwijs geregistreerd? Welke managementinformatiesystemen (MIS) gebruiken scholen en schoolbesturen? Welke regionale/lokale initiatieven bestaan er die raakvlakken vertonen met Vensters PO? 2. Wat wil het PO-veld? Aan welke informatie hebben scholen en schoolbesturen behoefte als het gaat om de drie vensters uit Vensters PO? Welke inspanning zijn zij bereid daarvoor te leveren? 3. Wat kan de toegevoegde waarde zijn van Vensters PO? Op welke wijze kan ieder venster een zinvolle aanvulling leveren op bestaande managementinformatiesystemen en op regionale/lokale initiatieven?
10
Oberon & Kohnstamm Instituut
Onderstaand geven we een schematisch overzicht van de onderzoeksvragen. Figuur 1.1 Schematische weergave onderzoeksvragen
In voorliggende rapportage doen wij verslag van het onderzoek dat is uitgevoerd ter beantwoording van de onderzoeksvragen. We starten daarbij in dit eerste hoofdstuk met een korte beschrijving van de achtergrond van het onderzoek. Vervolgens gaan we nader in op het belang van informatie over het onderwijs en op de drie onderscheiden vensters. We sluiten het hoofdstuk af met een leeswijzer voor de rest van de rapportage.
1.2
Achtergrond
Openbaarheid van onderwijsgegevens Met de ontwikkeling van Vensters voor Verantwoording is gestart in het voortgezet onderwijs (vo). Vensters is in eerste instantie opgezet als openbare verantwoording, onder eigen regie van scholen. Dit als antwoord op het naar buiten brengen van schoolresultaten en ‘ranken’ van scholen in de publieke pers. Daarover ontstond in de jaren negentig van de vorige eeuw een verhit debat, toen het dagblad Trouw de eerste ‘hitlijsten’ van scholen voor voortgezet onderwijs publiceerde. Dat gebeurde op basis van inspectiedata, die tot dan toe vertrouwelijk waren maar door een journalist van Trouw via een beroep op de Wet Openbaarheid van Bestuur in de openbaarheid werden gebracht (Dijkstra e.a.,
Waar staat het PO-veld?
11
2001). Vanuit het scholenveld kwam er in eerste instantie veel kritiek op de publicaties, zowel op de gebruikte berekeningswijze als op de beperktheid van de gebruikte data, namelijk alleen schoolloopbaangegevens van leerlingen en examencijfers (Dronkers & Veenstra, 2001). Hoewel de kritiek in de jaren daarna wat is afgenomen, doordat inspectiegegevens definitief openbaar werden en er gewenning optrad aan die openbaarheid van gegevens over schoolkwaliteit, bleven de bezwaren vanuit het scholenveld bestaan, vooral wat betreft de beperktheid van de gebruikte gegevens. Die bezwaren waren dat er een onvolledig beeld van onderwijskwaliteit werd geschetst en er onvoldoende inzicht werd gegeven in de specifieke omstandigheden waarmee scholen te maken kunnen hebben. Vensters voor Verantwoording VO Omdat openbaarheid van inspectiedata inmiddels een feit was, werd besloten om voor en vanuit het voortgezet onderwijs ook zelf, aanvullend, een informatiebron te creëren voor maatschappelijke verantwoording. Dit werd Vensters voor Verantwoording, tegenwoordig kortweg aangeduid als Vensters VO. Het belangrijkste doel daarvan was om vanuit eigen regie aan de buitenwereld feitelijke informatie te geven over beleid en kwaliteit van vo-scholen, op een breder gebied dan alleen de oordelen van de inspectie over de leerrendementen en met meer achtergrondinformatie bij die leerrendementen. Om dat op gestructureerde wijze te kunnen doen is een datasysteem opgezet waarin informatie van en over scholen wordt gebundeld en op gestandaardiseerde wijze toegankelijk wordt gemaakt. Vensters VO is ontwikkeld door de VO-Raad en inmiddels in de wereld van het voortgezet onderwijs een begrip geworden. Gaandeweg is het aanvankelijke doel ‘verantwoording afleggen’ verbreed. Het systeem bleek namelijk ook geschikt voor zelfevaluatie van scholen, omdat het mogelijkheden bood om de eigen gegevens op diverse onderwerpen en op diverse manieren te vergelijken met die van andere (groepen) scholen. Hiermee kon het ook een rol spelen in de kwaliteitszorg van scholen zelf en in processen van schoolverbetering. Ook bleek het systeem bruikbaar voor het op gestructureerde en vergelijkbare manier informatie verstrekken aan ouders, niet alleen aan de ouders van al op de school aanwezige leerlingen (in het kader van verantwoording), maar ook voor ouders die zich aan het oriënteren zijn op de scholenmarkt in verband met schoolkeuzes die zij voor hun kinderen moeten maken. Er zijn dus inmiddels meerdere functies te onderscheiden aan Vensters VO. De verantwoordingsfunctie is daarbij naar buiten toe wel centraal blijven staan, zoals blijkt uit de omschrijving die op de website van de VO-Raad wordt gegeven van Vensters VO (www.voraad.nl): “Vensters voor Verantwoording is een project van de VO-Raad, waarbij alle cijfermatige informatie over scholen voor voortgezet onderwijs wordt verzameld in één systeem. De informatie wordt bewerkt en gevisualiseerd. Scholen kunnen vervolgens de gegevens over hun eigen school, via een link publiceren op hun website. Resultaten kunnen worden vergeleken met landelijke gemiddelden. Scholen kunnen ook een toelichting geven op de cijfers en feiten die gepubliceerd worden. Op deze manier kunnen scholen, op basis van een genuanceerder en completer beeld de dialoog aangaan met belanghebbenden van de school.”
1.3
Belang van informatie over het onderwijs
Uit bovenstaande blijkt dat Vensters voor Verantwoording een instrument is om horizontale verantwoording vorm te geven. Daarnaast kan het gebruikt worden als managementinformatie voor schoolbesturen en scholen, en voor leerlingen en ouders die een schoolkeuze moeten gaan maken. Diverse partijen hebben belang bij informatie over het onderwijs. Schoolleiders en bestuurders in hun rol als (onderwijskundig) leider. Ouders en andere belanghebbenden als ‘kritische vriend’ en ouders die zich oriënteren op een school voor hun kind. Hieronder gaan we op ieder venster dieper in.
12
1.3.1
Oberon & Kohnstamm Instituut
Managementinformatie
Zoals vermeld bleek Vensters VO gaandeweg ook nuttig voor een ander doel dan verantwoording, namelijk voor kwaliteitszorg en zelfevaluatie. De aandacht voor kwaliteitszorg en zelfevaluatie in het onderwijsveld is al enige tijd gaande. Systemen en procedures hiervoor zijn onder meer ontwikkeld en verspreid door projecten als Q5 (vo) en Q*Primair (po) in de loop van de jaren negentig van de vorige eeuw. Die systemen en procedures waren er op gericht de eigen kwaliteit van onderwijsinstellingen in kaart te brengen, enerzijds met het oog op verantwoording naar de buitenwereld, anderzijds als instrument voor schoolontwikkeling en schoolverbetering (Sontag e.a., 2006; Van Eck & Boogaard, 2007). Nieuwe impulsen aan dit laatste zijn gegeven door het recente overheidbeleid gericht op kwaliteitsverbetering, eerst onder de noemer van de Kwaliteitsagenda (po en vo) en tegenwoordig onder de noemer Actieplan Basis voor Presteren (po) en Actieplan Beter Presteren (vo). In de Actieplannen is het stimuleren van opbrengstgericht werken één van de speerpunten. Opbrengstgericht werken is, volgens een definitie van de inspectie van het onderwijs, het systematisch en doelgericht werken aan het maximaliseren van leerlingenprestaties. Het gaat dan met name om het doorlopen van alle stappen van de evaluatieve cyclus: doelen stellen, informatie verzamelen, gegevens registreren, analyseren, conclusies trekken, acties uitvoeren en weer terugkoppelen naar de gestelde doelen (Inspectie van het onderwijs, 2010; Ledoux, Blok & Boogaard, 2009). Doelen stellen, zicht hebben op leerresultaten, planmatig en resultaatgericht werken zijn volgens de inspectie essentieel voor het bereiken van zo hoog mogelijke opbrengsten voor alle leerlingen. Het verzamelen en analyseren van gegevens die inzicht kunnen bieden in de eigen onderwijskwaliteit is hierin een centraal element. De meeste scholen, vooral in het basisonderwijs, hebben veel gegevens in huis die ze daarvoor kunnen benutten, omdat ze gebruik maken van leerlingvolgsystemen met periodieke gestandaardiseerde toetsen. Daarmee is het goed mogelijk om leerprestaties van kinderen op school in de tijd te volgen en analyses te maken op leerling- en groepsniveau. Voor analyses op schoolniveau zijn die gegevens echter maar in beperkte mate geschikt, omdat de resultaten van de school alleen vergeleken kunnen worden met een landelijk gemiddelde. Vergelijking met andere (groepen) scholen (benchmarking) is iets dat scholen in het po nog weinig doen (Ledoux e.a., 2009) en waarvoor ze ook nog weinig instrumenten hebben. Dat is nog een gemis, want juist die vergelijking kan scholen meer inzicht geven in de eigen prestaties en daarmee een bron van leren vormen. Dergelijke voor zelfevaluatie nuttige vergelijkingen kunnen ook worden uitgevoerd voor andere onderwerpen dan leeropbrengsten. Zo is het mogelijk om op basis van gegevens uit de jaarverslagen van schoolbesturen analyses te maken van de financiële positie van schoolbesturen, op basis van standaardnormen voor bijvoorbeeld rentabiliteit, weerstandsvermogen, kapitalisatiefactor, liquiditeit (zie Deloitte, 2011, 2012 en www.infinite.nl). Tot nu toe worden dergelijke analyses alleen verricht door gespecialiseerde bureaus, maar het is denkbaar dat besturen hierover zelf vergelijkbare data gaan opleveren wanneer ze daarvoor geëigende gestandaardiseerde rekenregels gaan hanteren. Op het gebied van personeelsbeleid zijn er ook ontwikkelingen gaande. In het kader van de CAOtafels PO en VO is recent een Quickscan PO/VO ontwikkeld. Dit is een instrument waarmee besturen of scholen een snelle peiling kunnen doen bij hun personeel en daarmee informatie krijgen over de mening van personeelsleden over arbeidsomstandigheden, collega’s, leidinggevende, organisatie, ontwikkelingsmogelijkheden en beloning. Het gaat om digitale dataverzameling, uitgevoerd door de bureaus Effectory en Kwaliteitscholen en het is de bedoeling om daarmee een centraal databestand op te bouwen dat zich leent voor het opstellen van indexcijfers/benchmarks (zie www.kwaliteitsscholen.nl en www.voraad.nl). Dit geldt voor zowel po als vo. Benchmarking met behulp van Vensters VO In het voortgezet onderwijs heeft Vensters VO zich ontwikkeld tot een bron van data voor benchmarking. Omdat inmiddels bijna alle vo-scholen hieraan meedoen en circa 75 procent van alle scholen ook daadwerkelijk alle informatie aanlevert (www.voraad.nl) is er een databestand ontstaan
Waar staat het PO-veld?
13
dat zich leent voor het maken van allerlei soorten vergelijkingen. Om scholen de kans te bieden de data te gebruiken voor benchmarking en daarmee voor zelfevaluatie, is het ManagementVenster ontwikkeld. Dit is een online te gebruiken systeem waarmee scholen en besturen eigen profielen kunnen maken. Scholen kunnen de eigen resultaten (op negen standaard indicatoren) vergelijken met verschillende benchmarkgroepen. Naast het landelijk gemiddelde gaat het om scholen met een vergelijkbare leerlingsamenstelling, schoolgrootte, denominatie, gemeentegrootte en regio. Hierbij wordt gebruik gemaakt van percentielscores, zodat scholen steeds met vrij grote nauwkeurigheid kunnen zien waar ze staan in de rangorde van scholen binnen een bepaalde vergelijkingsgroep. Ook trends over meerdere jaren kunnen getoond worden en er kan voor een aantal indicatoren ook worden ingezoomd op het niveau van afzonderlijke vakken. Besturen kunnen ook rapportages genereren waarin leerrendementen van de verschillende scholen binnen het bestuur bij elkaar staan of waarin de eigen financiële resultaten worden afgezet tegen benchmarkgegevens. Deze gegevens kunnen ook allemaal worden gedownload voor vermelding in jaarverslagen (www.venstersvoorverantwoording.nl). Het ManagementVenster biedt dus uitgebreide mogelijkheden om eigen resultaten af te zetten tegen resultaten van andere scholen en besturen en is daarmee een bron voor zelfevaluatie. Voor het PO is een vergelijkbare functie denkbaar, die dan ontwikkeld zou moeten worden in Vensters PO. Eerlijk vergelijken Een belangrijk punt in het debat dat ontbrandde na de publicatie van Trouw over resultaten van voscholen was de vraag in hoeverre de leerresultaten van scholen van hetzelfde type voortgezet onderwijs zonder meer met elkaar vergeleken kunnen worden. Hoewel er door onderzoeker Jaap Dronkers een correctiemethode werd ontwikkeld die zo goed als met de beschikbare data mogelijk was rekening hield met verschillen in leerlingenpopulatie tussen scholen (Dronkers & Veenstra, 2001), bleef er discussie over de juistheid van die methoden en over het nut en belang van ‘ruwe’ en ‘gecorrigeerde’ vergelijkingen. Ruwe vergelijkingen gaan puur uit van behaalde scores en gaan dus uit van de aanname dat alle scholen gelijke kwaliteit kunnen leveren. Bij gecorrigeerde vergelijkingen worden de scores ‘gewogen’, dat wil zeggen dat er gecorrigeerd wordt voor bepaalde schoolkenmerken waarvan uit onderzoek bekend is dat die een eigen invloed hebben op resultaten van leerlingen. De kenmerken die er wat dit betreft het meest toe doen zijn de sociale en etnische herkomst van de leerlingen. Leerlingen met laag opgeleide ouders presteren gemiddeld lager dan leerlingen van hoger opgeleide ouders en allochtone leerlingen presteren gemiddeld lager dan autochtone leerlingen (zie voor actuele gegevens hierover Roeleveld e.a., 2011a). Gecorrigeerde vergelijkingen worden beschouwd als eerlijker vergelijkingen, die beter dan ruwe vergelijkingen laten zien wat de bijdrage van de school is aan de resultaten. Voor het po past de inspectie bij het beoordelen van de leeropbrengsten van scholen een correctie toe, met gebruikmaking van gegevens over het leerlinggewicht van leerlingen (een indicator voor laagopgeleide ouders versus niet laag opgeleide ouders). Deze correctie is eigenlijk nog niet nauwkeurig genoeg, omdat etnische herkomst er niet in wordt meegenomen en er nog te weinig gedifferentieerd wordt naar opleidingsniveau (zie Roeleveld e.a., 2011b). Voor een ‘eerlijke’ vergelijking zijn eigenlijk betere data nodig, waarover de inspectie tot nu toe niet beschikt. Een ander probleem is dat scholen en besturen de bewuste correctie (die de inspectie door het Cito laat uitvoeren) niet zelf kunnen uitvoeren en de gehanteerde werkwijze voor scholen en besturen nogal ondoorzichtelijk is. In de komende tijd gaat de inspectie bij het beoordelen van de eindopbrengsten weer over op een andere methode, die uitgaat van het percentage leerlingen met een leerlinggewicht op de school (Inspectie van het onderwijs, 2012a). Bij elk percentage hoort een verwachte score op de Eindtoets Basisonderwijs van het Cito. De inspectie kijkt dan of de gemiddelde score van een school op deze toets in een bepaald jaar past binnen gestelde marges (door de inspectie gedefinieerde onder- en bovengrenzen) voor scholen met een vergelijkbaar aandeel gewichtenleerlingen. Dit is voor scholen een transparantere methode, die echter nog steeds de genoemde nadelen heeft wat betreft nauwkeurigheid.
14
Oberon & Kohnstamm Instituut
Omdat de samenstelling van de leerlingenpopulatie naar sociale en etnische herkomst de belangrijkste factor is die resultaten van scholen beïnvloedt (belangrijker dan bijvoorbeeld grootte, denominatie, regio, gemeente) is het voor het instrument dat scholen moet ondersteunen bij zelfevaluatie essentieel dat de mogelijkheid wordt geboden om de eigen resultaten te vergelijken met qua leerlingenpubliek vergelijkbare scholen. Hier ligt dus een belangrijk aandachtspunt voor Vensters PO.
1.3.2
Horizontale verantwoording
Horizontale verantwoording en horizontale dialoog in het onderwijsbeleid In het onderwijsbeleid heeft het idee van horizontale verantwoording en horizontale dialoog al geruime tijd de aandacht. Vooral de gedachte dat een school over haar beleidskeuzen en prestaties met ouders moet communiceren, ligt hieraan ten grondslag. In de jaren 2004 en 2005 heeft het nieuwe bestuurlijke denken waar horizontale verantwoording en dialoog onderdelen van zijn in het onderwijs een stevige impuls gekregen. Eind 2004 verscheen het advies van de Onderwijsraad Degelijk onderwijsbestuur. In dit advies formuleert de Onderwijsraad twee principes voor degelijk bestuur. Eén daarvan is evenwicht tussen verticale en horizontale verantwoording. Wanneer verschillende partijen een aantal indicatoren afspreken waarover in ieder geval verantwoording wordt afgelegd, wordt het mogelijk om scholen met elkaar te vergelijken op die indicatoren (De Vijlder, 2011). Dat is informatief voor de leerlingen en de ouders, maar het is vooral ook leerzaam voor de scholen zelf. In 2010 is de wet Goed onderwijs, goed bestuur in werking getreden. Hiermee wordt een wettelijke basis gegeven aan de sectorcodes voor goed bestuur in het po, het vo en de expertisecentra (PO-Raad, 2010 en VO-Raad, 2011). Een code voor goed bestuur is een instrument van en voor het onderwijsveld om via zelfregulering de kwaliteit van het bestuur te verbeteren. De nieuwe wet verplicht schoolbesturen om in hun jaarverslag te melden aan welke code goed bestuur zij zich houden. Ook moeten zij in hun jaarverslag verantwoording afleggen wanneer, hoe en waarom is afgeweken van de code. Ook het ministerie van OCW heeft horizontale verantwoording en horizontale dialoog in diverse beleidsstukken aan de orde gesteld, onder andere in de Governance-brief (2005). Daarin wordt vrij uitvoerig ingegaan op het belang van het voeren van een horizontale dialoog door onderwijsinstellingen. Gesteld wordt dat de omgeving van deze instellingen directer moet worden betrokken bij (prestaties van de) instellingen. Er dient sprake te zijn van een dynamiek van ‘checks and balances’, waarbij de instelling niet alleen verantwoording aflegt, maar ook betekenisvol overleg voert met stakeholders uit haar omgeving. De omgeving van de school zal reële invloed moeten hebben op de strategie en het beleid van de instelling. Dit vereist een dynamisch stelsel, dat tot stand komt door informatierechten te geven aan sommige belanghebbenden (bijvoorbeeld ouders en leerlingen) en door informatie te ontsluiten en terug te geven aan betrokkenen. Voorgaande laat zien dat horizontale verantwoording in veel gevallen meer betekent dan het afleggen van verantwoording. Het gaat met name om het aangaan van een dialoog met belanghebbenden. Het startpunt van deze dialoog kan tweeledig zijn: De input van de maatschappelijke omgeving richting de school. Deze omgeving bestaat uit externe partijen zoals: leerlingen, ouders, instellingen voor toeleverend en vervolgonderwijs, andere scholen in de omgeving, de gemeente, bedrijven en andere maatschappelijke instellingen of organisaties zoals de politie, de jeugdzorg, instellingen voor sport en cultuur. De maatschappelijke omgeving levert input of terugkoppeling richting de school. De verantwoording van de school aan haar omgeving. Hoe wil de school aan haar diverse belanghebbenden laten zien of zij haar doelen heeft bereikt, of zij voldoet aan de verwachtingen van deze belanghebbenden, wat zij in de afgelopen tijd heeft gedaan en waar zij in de toekomst mee aan de slag wil.
Waar staat het PO-veld?
15
Horizontale verantwoording en horizontale dialoog in de praktijk Niet alleen in beleidsnota’s en adviezen kreeg horizontale verantwoording en horizontale dialoog de afgelopen jaren aandacht. Ook in de praktijk is ervaring opgedaan. Zo heeft het ministerie van OCW na het verschijnen van de Governance-brief een pilotproject in het vo uit laten voeren om ervaring op te doen met de feitelijke werking van horizontale dialoog. Doel van het project was het opsporen van goede voorbeelden op het terrein van horizontale dialoog. Tevens diende de pilot een toolkit op te leveren die door andere vo-scholen gebruikt kan worden bij het voeren van een horizontale dialoog. Op basis van reacties uit het veld is deze toolkit in 2007 herzien. In samenwerking met de VO-Raad is de toolkit breed verspreid. Inmiddels is de toolkit te vinden op de website van Vensters voor Verantwoording.1 Ook de sector zelf is inmiddels aan de slag met horizontale verantwoording en horizontale dialoog. Een voorbeeld is het project Meervoudig publieke verantwoording en geïntegreerd toezicht in het primair onderwijs dat in 2006 en 2007 is uitgevoerd in opdracht van Q*Primair en de Inspectie van het onderwijs (De Vijlder e.a., 2007). Een van de conclusies van dit project is dat voor het genereren, uitwisselen en verspreiden van (verantwoordings)informatie meer gebruik gemaakt moet gaan worden van digitale middelen. Het project Vensters voor Verantwoording waarmee de VO-Raad eind 2007 is gestart, kan beschouwd worden als een uitwerking van deze conclusie. De informatie die is opgenomen in Vensters kan door de scholen gebruikt worden als startpunt voor een dialoog met hun belanghebbenden. In het Werkboek horizontale verantwoording VO (Curre & Visser, 2011) is daarover meer te lezen. Vormen van horizontale verantwoording en horizontale dialoog De horizontale dialoog kan op meerdere manieren vorm krijgen (Oomens & Kooij, 2010). Daarbij kan onderscheid gemaakt worden tussen formele en informele vormen van horizontale dialoog. De formele dialoog heeft betrekking op verantwoording die wettelijk verplicht is. Het gaat daarbij in ieder geval om de volgende vormen van dialoog: medezeggenschap, schoolgids, schoolplan en jaarverslag. Naast de formele betrokkenheid is een bredere betrokkenheid van docenten, ouders en leerlingen van belang. Bij deze informele horizontale dialoog kan het gaan om diverse vormen, zoals klankbordgroep, periodieke tevredenheidspeiling, adviesraad, leerlingconferentie en ouderkringen. Volgens De Vijlder (zj) bestaan er geen kant-en-klare recepten voor horizontale verantwoording. Scholen moeten deze zelf opbouwen en doorleven met hun organisatie en met de partners aan wie zijn zich gaan verantwoorden. Een van de richtlijnen die hij geeft is dat de informatie die scholen en besturen verstrekken laagdrempelig beschikbaar, toetsbaar, getrouw en bruikbaar is. In dit kader kan Vensters PO in de toekomst een rol vervullen.
1.3.3
Schoolkeuze-informatie
De derde functie van Vensters is het geven van gestandaardiseerde informatie over scholen die ouders kunnen benutten op het moment dat ze voor een schoolkeuze staan. In Vensters VO staan niet alleen gegevens over leerresultaten, maar wordt bijvoorbeeld ook informatie geboden over de grootte van de school, het schoolplan, het zorgplan, samenwerking van de school met andere instellingen, uitslagen van tevredenheidsmetingen bij ouders en leerlingen, schoolklimaat en veiligheid, realisatie van de wettelijk verplichte onderwijstijd, kenmerken van het personeel en financiële kenmerken van de school. Verder is onlangs Schoolkompas ontwikkeld, een website die ouders (en toekomstige leerlingen) in staat stelt om specifiek geselecteerde scholen te vergelijken op een of meer van deze kenmerken. De veronderstelling hierbij is dat ouders deze informatie willen en kunnen gebruiken bij hun schoolkeuze. 1
Zie www.venstersvoorverantwoording.nl.
16
Oberon & Kohnstamm Instituut
Keuzecriteria in de praktijk Over het gebruik van Vensters VO en Schoolkompas door ouders is voor zover ons bekend nog geen informatie beschikbaar. Uit onderzoek naar de wijze waarop ouders in het algemeen een school kiezen (po of vo) kunnen we tot nu toe echter afleiden dat ze zich niet of maar zeer ten dele laten leiden door dit type openbare informatie. Ouders hebben wel behoefte aan vergelijkbare en onafhankelijke informatie en hechten daar naar eigen zeggen ook aan. Niettemin gebruiken zij deze informatie (bijvoorbeeld informatie over scholen op de website van de inspectie) maar weinig bij hun feitelijke keuze (Herweijer & Vogels, 2004; Bekkers, Kool & Straten, 2012). Meer dan naar de objectieve kwaliteit van de school kijken ze naar de sfeer en de overeenstemming tussen de opvattingen over opvoeding en onderwijs tussen school en gezin. Ook de ‘kleur’ (een ‘witte’ of een ‘zwarte’ school) en het leerlingenpubliek van de school spelen een rol bij de keuze (Karsten e.a., 2001, 2002; Manna, 2002; Waslander, Pater & Van der Weide, 2010). Het imago van de school speelt in het schoolkeuzeproces een belangrijkere rol dan (gegevens over) kwaliteit. Ouders zeggen zelf wel dat ze de kwaliteit van een school het belangrijkste keuzecriterium vinden, maar ze baseren hun oordeel over de kwaliteit vooral op kenmerken van de leerlingen die de school bezoeken en niet op feitelijke gegevens over leerresultaten of specifieke beleidskenmerken van de school. We citeren hierover Waslander (2012, p. 94), die samen met collega’s een internationale verkenning van onderzoek over dit onderwerp heeft verricht: “Uit onderzoek in binnen- en buitenland is inmiddels ruimschoots bekend dat schoolkeuze van ouders in combinatie met het sterker afrekenen van scholen op resultaten van leerlingen op lokaal niveau een specifieke dynamiek tot stand brengt, dan wel versterkt. In die dynamiek vervult de positie van een school in de lokale hiërarchie van scholen een spilfunctie tussen kiezende ouders en met elkaar concurrerende scholen. Hoewel ouders desgevraagd consequent aangeven de kwaliteit van een school het zwaarst te laten wegen in hun keuze, blijken daadwerkelijke keuzes van ouders het best te voorspellen op basis van de positie van een school in de lokale hiërarchie. Die positie wordt niet zozeer bepaald door scores op geobjectiveerde en gecorrigeerde indicatoren voor onderwijskwaliteit, maar door kenmerken van leerlingen die de school bezoeken. Kort gezegd: hoe hoger de begaafdheid van leerlingen, hoe hoger het opleidingsniveau van ouders, hoe groter het aandeel blanke leerlingen, en hoe kleiner het aandeel leerlingen met leer- en met name gedragsproblemen, hoe hoger de positie van de school in de lokale hiërarchie van scholen. Hoe hoger die positie, hoe vaker ouders die school kiezen en hoe meer mogelijkheden de school heeft om de lokale scholenladder te beklimmen. Scholen hebben een groot belang om hun positie in de lokale hiërarchie te behouden en te verbeteren. Afhankelijk van de startpositie van de school, richten de acties zich (van onder naar boven) op het verminderen van het aandeel leerlingen met gedrags- en leerproblemen, het vergroten van het aandeel (blanke) leerlingen met hoogopgeleide ouders en het vergroten van het aandeel (zeer) begaafde leerlingen”. Kanttekeningen voor Vensters Er kunnen dus wel kanttekeningen worden geplaatst bij de schoolkeuzefunctie van Vensters. Ouders willen de informatie die daarop geboden wordt vermoedelijk wel, maar feitelijk is die informatie vrij onbelangrijk in hun keuze. En de informatie die voor ouders wel doorslaggevend is (percentages zorgleerlingen, witte leerlingen, begaafde leerlingen) zullen scholen wellicht niet graag in openbare informatie opgenomen willen zien. Daar komt nog bij dat de toegang tot dit type openbare informatie ongelijk verdeeld is over groepen ouders. Vooral hoogopgeleide autochtone ouders weten van het bestaan ervan en maken er gebruik van. Ook kunnen zij beter dan lager opgeleide ouders en allochtone ouders de geboden informatie begrijpen en op waarde schatten (Karsten & Visscher, 2001; Karsten e.a., 2002, 2006).
Waar staat het PO-veld?
1.4
17
Leeswijzer
In deze rapportage beschrijven we de opzet en uitkomsten van het onderzoek dat wij hebben uitgevoerd in opdracht van de Stichting Schoolinfo. In hoofdstuk 2 besteden we aandacht aan de opzet van het onderzoek. In de hoofdstukken 3 tot en met 6 beantwoorden we de hoofdvragen van het onderzoek: Waar staat het PO-veld? In hoofdstuk 3 beschrijven we het antwoord op deze vraag vanuit het perspectief van aanbieders van systemen en in hoofdstuk 4 vanuit het perspectief van scholen en besturen. We besteden daarbij aandacht aan mogelijkheden voor registratie, analyse, rapportage en het delen van informatie die verschillende systemen bieden en aan de wijze waarop scholen en besturen gebruik maken van deze mogelijkheden. Wat wil het PO-veld? Het antwoord op deze vraag is te lezen in het vijfde hoofdstuk. We gaan in op de wensen van scholen en besturen ten aanzien van Vensters PO en op de inspanningsbereidheid van enerzijds scholen en besturen en anderzijds aanbieders van systemen. Wat kan de toegevoegde waarde zijn van Vensters PO? Het uiteindelijke doel van het onderzoek is om te bepalen hoe Vensters PO een aanvullende rol kan spelen op bestaande systemen en praktijken. Door combinatie van de antwoorden op de vragen ‘Waar staat het PO-veld?’ en ‘Wat wil het PO-Veld?’ trekken we in het slothoofdstuk (6) conclusies over de mogelijke toegevoegde waarde van Vensters PO.
Waar staat het PO-veld?
2
19
Opzet van het onderzoek
In dit hoofdstuk beschrijven we de opzet van het onderzoek, dat bestond een combinatie van kwantitatief (‘verbreding’) en kwalitatief onderzoek (‘verdieping’). Voor het onderzoek hebben we de volgende activiteiten uitgevoerd: 1. voorbereiding (deskresearch en instrumentontwikkeling); 2. interviews met leveranciers van managementinformatiesystemen; 3. interviews met DUO en Inspectie; 4. internetenquête onder schoolbesturen en scholen; 5. interviews met besturen/schoolleiders en vertegenwoordigers van lokale/regionale initiatieven. We beschrijven hieronder per onderdeel waar de activiteiten uit bestonden en wat de relatie met de onderzoeksvragen is.
2.1
Voorbereiding: deskresearch en instrumentontwikkeling
We zijn het onderzoek gestart met een korte voorbereidingsfase die bestond uit een deskresearch en instrumentontwikkeling. De deskresearch bestond uit een analyse van reeds uitgevoerde onderzoeken naar managementinformatiesystemen, waarbij gebruik is gemaakt de onderzoeken van Oberon (2003), het Kohnstamm Instituut (2008) en de publicatie Vroegsignalering van de PO-Raad. Ook hebben we documentatiemateriaal en demoversies van de systemen geanalyseerd. Voor de beschrijving van de systemen hebben we een beschrijvingskader ontwikkeld, dat voor akkoord is voorgelegd aan de opdrachtgever. Op basis van dit onderdeel van de deskresearch hebben we de beschrijvingskaders zo volledig mogelijk gevuld met informatie. Ontbrekende informatie is aan bod gekomen in de interviews met de leveranciers (zie 2.2). Verder hebben we tijdens de deskresearch voor elk van de drie vensters (managementvenster, schoolvenster en schoolkeuzevenster) een beknopte literatuurstudie uitgevoerd. De uitkomsten daarvan hebben we beschreven in hoofdstuk 1. Mede op basis van de uitkomsten van de deskresearch zijn op gestructureerde wijze de vragenlijsten voor de internetenquêtes en gespreksleidraden voor de interviews ontwikkeld voor de volgende delen van het onderzoek. We beschrijven deze instrumenten in de volgende paragrafen.
2.2
Interviews leveranciers managementinformatiesystemen
We hebben aan de hand van het eerder genoemde beschrijvingskader interviews gehouden met in totaal negen2 leveranciers van managementinformatiesystemen voor het primair onderwijs. Bij de systemen is grofweg een onderscheid te maken in systemen die vooral op scholen gericht zijn (in deze rapportage: “schoolgerichte systemen”) en systemen die de insteek leggen bij schoolbesturen (in deze rapportage: “bovenschoolse systemen”). De keuze voor de leveranciers is in overleg met de opdrachtgever gemaakt.
2
Een beoogde leverancier was tijdens de looptijd van het onderzoek vanwege omstandigheden bij de twee oorspronkelijke partners niet beschikbaar voor een interview.
20
Oberon & Kohnstamm Instituut
Wat betreft de schoolgerichte systemen is gesproken met de leveranciers van de volgende systemen: Volgsysteem primair onderwijs (LOVS) van Cito; 3 ESIS van Rovict; ParnasSys van Topicus; SchoolOAS van Dotcomschool; LVS2000 van Datacare. Daarnaast is met leveranciers van de volgende bovenschoolse systemen gesproken: Early Warning System (EWS) van de Besturenraad;4 Iknow van Mediaan; Meta Management Systeem van Dotcomschool;5 Onderwijs Management Dashboards van Infotopics. In de gesprekken met de leveranciers lag de nadruk op de registratiemogelijkheden en functionaliteiten voor analyse, rapportage en uitwisselen van gegevens. De gesprekken geven daarmee een antwoord op de vraag ‘Waar staat het PO-veld?’ vanuit het perspectief van de leveranciers van systemen. Tevens hebben we in de gesprekken gevraagd hoe de leveranciers de meerwaarde van Vensters PO inschatten voor hun gebruikers en naar de bereidheid en mogelijkheden die leveranciers hebben om bij te dragen aan (het vullen van) Vensters PO. Deze informatie gebruiken we bij het de beantwoording van de vragen ‘Wat wil het PO-veld?’ en ‘Wat kan de toegevoegde waarde zijn van Vensters PO?’.
2.3
Informatie van DUO en Inspectie
Om een beeld te krijgen van de mogelijkheden voor het vullen van (centrale) indicatoren in Vensters PO waarvoor op landelijk niveau gegevens beschikbaar zijn, zijn (telefonische) gesprekken gevoerd met en is via e-mail informatie opgevraagd bij DUO en de inspectie.
2.4
Internetenquête onder schoolbesturen en scholen
De stand van zaken, behoeften, mogelijkheden en inspanningsbereidheid ten aanzien van de drie vensters is onderzocht door middel van internetenquêtes bij scholen en schoolbesturen in het basisonderwijs, speciaal basisonderwijs en speciaal onderwijs.
2.4.1
Schoolbesturen
De enquête voor de schoolbesturen bestond overwegend uit gesloten vragen. De opzet van de vragenlijst volgde de indeling in enerzijds de drie doelen van de Vensters en anderzijds het onderscheid tussen de drie onderzoeksvragen: ‘Waar staat het PO-veld?’ en ‘Wat wil het PO-veld?’ en ‘Wat kan de toegevoegde waarde zijn van Vensters PO?’. Ook is gevraagd naar eventuele lokale/regionale initiatieven met raakvlakken met Vensters PO waar het bestuur mee te maken heeft. Onderwerpen die in de vragenlijst aan bod kwamen waren (zie bijlage 1 voor de volledige vragenlijst): wijze waarop bestuur zicht houdt op de kwaliteit van haar scholen; gebruikte systemen;
3 4 5
Het gaat hier om het computerprogramma en niet om de methode-onafhankelijke toetsen van het Cito. De scores op deze toetsen kunnen ook opgenomen worden in andere systemen dan dat van het Cito. Het EWS wordt in de toekomst vermoedelijk opgenomen in ParnasSys. Bij de ontwikkeling van het Meta Management Systeem werkt Dotcomschool samen met Van Beekveld & Terpstra.
Waar staat het PO-veld?
21
wijze waarop bestuur beschikbare informatie gebruikt als managementinformatie, voor het informeren van belanghebbenden en voor het verstrekken van schoolkeuze-informatie; lokale/regionale initiatieven met raakvlakken met Vensters PO waar het bestuur bij betrokken is; gewenste inhoud van het managementvenster en het schoolvenster; mogelijke meerwaarde van Vensters PO.
Respons In Nederland zijn in totaal 1.177 besturen voor primair onderwijs. Voor het onderzoek zijn 1.016 van deze schoolbesturen per e-mail aangeschreven.6 De internetenquête is ingevuld door 319 schoolbesturen. De respons bedraagt daarmee 31 procent van de onderzoeksgroep. Uit een analyse van de respons onder besturen blijkt dat eenpitters uit het reguliere basisonderwijs en uit het speciaal (basis)onderwijs verhoudingsgewijs minder vaak hebben deelgenomen aan het onderzoek en dat de grotere schoolbesturen juist relatief vaak hebben gerespondeerd. Tevens blijkt uit analyses dat in de responsgroep in verhouding minder besturen van uitsluitend basisscholen zitten en meer besturen van zowel basisscholen als scholen voor speciaal (basis)onderwijs. Om te corrigeren voor deze verschillen tussen de responsgroep en de populatie is een weegfactor berekend. Hiermee worden schoolbesturen die zijn ondervertegenwoordigd in de responsgroep ten opzichte van de totale populatie zwaarder ‘meegewogen’ in de analyses en schoolbesturen die zijn oververtegenwoordigd minder zwaar. Tabel 2.1
Respons naar type bestuur en bestuursgrootte
Alleen regulier basisonderwijs 1 school 2 t/m 9 scholen 10 of meer scholen Alleen Speciaal (basis)onderwijs 1 school 2 t/m 9 scholen 10 of meer scholen Zowel regulier als speciaal (basis)onderwijs 2 t/m 9 scholen 10 of meer scholen totaal
2.4.2
Responsgroep
Populatie
Weegfactor
25% 25% 17%
40% 23% 11%
1,56 0,94 0,67
3% 5% 1%
6% 5% 0%
1,87 0,92 0,45
3% 20% 100%
2% 13% 100%
0,57 0,63
Scholen
De vragenlijst voor de scholen was grotendeels vergelijkbaar aan die voor de schoolbesturen. Ook de vragenlijst voor scholen volgde de indeling in enerzijds de drie doelen van de Vensters en anderzijds het onderscheid tussen de drie onderzoeksvragen: ‘Waar staat het PO-veld?’ en ‘Wat wil het POveld?’ en ‘Wat kan de toegevoegde waarde zijn van Vensters PO?’. Het belangrijkste verschil tussen beide vragenlijsten was dat de vragenlijst voor de scholen korter was doordat in de vragenlijst voor besturen zowel vragen opgenomen waren over het bestuur als over de scholen onder het bestuur, terwijl in de vragenlijst voor scholen alleen over de school bevatte. Voor meer informatie over de vragenlijst verwijzen wij u naar bijlage 1. Respons Voor de enquête onder scholen zijn aselect 4.061 scholen van de in totaal bijna 7.500 scholen per email benaderd. De internetenquête is ingevuld door in totaal 601 scholen. De respons bedraagt daarmee 15% van de steekproef (zie tabel 2.2).
6
Van de overige schoolbesturen was geen e-mailadres bekend.
22
Oberon & Kohnstamm Instituut
Tabel 2.2
Respons scholen
Type school
Responsgroep
basisschool speciaal basisonderwijs speciaal onderwijs totaal
Respons t.o.v. steekproef (n=4.061) 14% 20% 20% 15%
485 57 59 601
Ten opzichte van de totale populatie zitten er relatief minder reguliere basisscholen en meer scholen voor speciaal (basis)onderwijs in de responsgroep. Om hiervoor te corrigeren is een weegfactor berekend. Daarbij worden in de analyses scholen die in vergelijking met de totale populatie zijn ondervertegenwoordigd in de steekproef zwaarder ‘meegewogen’ en scholen die zijn oververtegenwoordigd minder zwaar. Tabel 2.3
Respons scholen naar schooltype
Type school basisschool speciaal basisonderwijs speciaal onderwijs totaal
Responsgroep 81% 9% 10% 100%
Populatie 91% 4% 4% 100%
Weegfactor 1,13 0,43 0,45
Uit tabel 2.5 blijkt dat er weinig verschillen zijn tussen de responsgroep en de totale populatie wat betreft schoolgrootte. Tabel 2.4
Respons scholen naar schoolgrootte
Aantal leerlingen 0-149 150-249 250 of meer totaal
Responsgroep 36% 31% 34% 100%
Populatie 34% 32% 33% 100%
2.5 Interviews besturen, schoolleiders en lokale/regionale initiatieven Naast de gesprekken met de leveranciers en internetenquête voor besturen en scholen zijn in totaal 27 verdiepende interviews7 gevoerd met vertegenwoordigers van schoolbesturen, schoolleiders en vertegenwoordigers van lokale/regionale initiatieven (zie bijlage 2 voor een overzicht van de respondenten van de interviews). Voor de interviews zijn besturen en scholen geselecteerd die vergevorderd zijn met het gebruik van een (zelfontwikkeld) managementinformatiesysteem. Daarbij hebben we gestreefd naar spreiding naar schooltype en gebruikt systeem. Bij de lokale/regionale initiatieven zijn initiatieven geselecteerd die raakvlakken hebben met een of meer van de drie vensters uit Vensters PO, waarbij is gestreefd naar spreiding over de drie vensters. De werving van de besturen/schoolleiders en initiatieven is langs drie kanalen verlopen: ons eigen netwerk; netwerk van de Stichting Schoolinfo en de PO-Raad; de resultaten van de internetenquêtes. Het doel van de interviews was het verdiepend en aanvullen van de informatie die verkregen was met de internetenquêtes en met de interviews met leveranciers. Tijdens de interviews zijn de drie vensters van Vensters po systematisch aan de orde gekomen, met accentverschillen afhankelijk van wat in een 7
Vanwege organisatorische redenen zijn vijf interviews niet face-to-face, maar telefonisch afgenomen.
Waar staat het PO-veld?
23
bepaalde school, bepaald bestuur of in een bepaalde regio goed uitgewerkt was. Onderwerpen die bij elk van de vensters aan de orde kwamen waren redenen voor gemaakte keuzes, successen en knelpunten en pro’s en contra’s bij bepaalde aanpakken. Hiermee geven de interviews verdiepende informatie bij de onderzoeksvragen ‘Waar staat het PO-veld?’ en ‘Wat wil het PO-veld?’. Ook de derde onderzoeksvraag ‘Wat kan de toegevoegde waarde zijn van Vensters PO?’ is aan bod gekomen in de interviews. Daartoe hebben we gevraagd naar de mogelijke meerwaarde van de drie vensters van Vensters PO in vergelijking met de huidige praktijk. Daarbij hebben we ook aandacht besteed aan voorwaarden en suggesties voor Vensters PO.
Waar staat het PO-veld?
3
25
Leveranciers: Waar staat het PO-veld?
In dit hoofdstuk beschrijven we achtereenvolgens de mogelijkheden die de door ons onderzochte systemen bieden voor registratie, analyse en rapportage van managementinformatie en voor informatievoorziening aan derden. Bij de beschrijving van de systemen is het goed om te realiseren dat sommige systemen zeer ruime mogelijkheden bieden voor maatwerk, zeker daar waar het de integratie van gegevens betreft die in andere systemen worden bijgehouden. Onderstaande beschrijving geeft een beeld van de mogelijkheden die de aanbieders nu voor één of meerdere besturen/scholen hebben gerealiseerd, en geeft geen uitputtende beschrijving van de technische mogelijkheden.8 Ook is het niet zo dat één schoolbestuur alle beschreven mogelijkheden benut; elk bestuur maakt op basis van hun prioriteiten (en financiële mogelijkheden) keuzes voor op te nemen informatie. Zoals in hoofdstuk 2 is aangegeven, is bij de systemen grofweg een onderscheid te maken in twee typen: systemen die vooral op scholen gericht zijn (“schoolgerichte systemen”) en systemen die de insteek leggen bij schoolbesturen (“bovenschoolse systemen”). In zekere zin zijn deze grenzen aan het vervagen; aanbieders van schoolgerichte systemen hebben de afgelopen jaren bovenschoolse modules ontwikkeld of zijn hier mee bezig, en bij sommige bovenschoolse systemen is het mogelijk om in te zoomen op het niveau van individuele leerlingen. Uiteraard verschillen de systemen ook binnen deze typologie van elkaar. Zo kiezen sommige aanbieders voor een breed pakket waarin een groot aantal typen gegevens kunnen worden geregistreerd en gepresenteerd, terwijl andere aanbieders zich meer specialiseren in bijvoorbeeld toetsregistratie en -analyse. In onderstaande beschrijving gaan we in op de mogelijkheden die de verschillende systemen bieden. In de beschrijving gaan we niet in op zaken als gebruiksgemak en kosten. We hebben dan ook niet tot doel om een oordeel te geven over de kwaliteit van de systemen.
3.1
Gegevensregistratie
In deze paragraaf beschrijven we welke gegevens in de systemen kunnen worden ingevoerd of ingelezen. We doen dit aan de hand van verschillende gegevenscategorieën. Administratieve gegevens Alle onderzochte schoolgerichte systemen bieden mogelijkheden om achtergrondgegevens van leerlingen te registreren. Het gaat hierbij vaak om adresgegevens, gewichtindicatie, gezinssamenstelling, nationaliteit, herkomst van ouders of verzorgers, en praktische gegevens die samenhangen met de zorg voor de leerling (naam en telefoonnummer van de huisarts, noodadressen). Het Volgsysteem PO van Cito neemt hierin echter een afwijkende positie in; hoewel het ook in dit systeem (beperkt) mogelijk is om achtergrondgegevens van leerlingen op te nemen, gebeurt dit in het systeem alleen met als direct doel om toetsprestaties eraan te kunnen relateren. De meeste scholen die met het Volgsysteem PO werken, gebruiken daarom daarnaast nog een apart systeem voor de leerlingadministratie. Op één systeem na bieden de schoolgerichte systemen allemaal de mogelijkheid om leerlinggegevens uit te wisselen met DUO. Vaak gaat dit via een geïntegreerde “DUO-module”. In sommige bovenschoolse systemen worden de gegevens van individuele leerlingen ingelezen door een digitale koppeling met het schoolgerichte systeem, terwijl andere aanbieders er juist voor kiezen 8
Technisch gezien kan vrijwel elke gegevensbron worden ingelezen/ingevoerd.
26
Oberon & Kohnstamm Instituut
om geen gegevens van individuele leerlingen op te nemen, maar uitsluitend geaggregeerde gegevens zoals het aantal leerlingen, of het aantal gewichtenleerlingen. Schoolvorderingen / toetsprestaties Alle onderzochte schoolgerichte systemen bieden mogelijkheden om resultaten van methodeonafhankelijke toetsen te registreren. Alle systemen bieden deze mogelijkheid voor de toetsen die ontwikkeld zijn door Cito, terwijl bij sommige systemen ook de toetsresultaten van andere aanbieders kunnen worden ingelezen of ingevoerd. Inmiddels werken alle systemen voor de uitwisseling met het Cito-Volgsysteem met een DULT-Koppeling9 zodat de scores die ingevoerd zijn het Volgsysteem PO van Cito automatisch worden overgenomen in het andere systeem.10 Daarnaast bieden alle schoolgerichte systemen ook de mogelijkheid om de scores op toetsen die horen bij de lesmethode, of door de leerkracht zelf opgestelde toetsen in te voeren (al dan niet via maatwerk in het systeem). In de praktijk wordt hier volgens de aanbieders maar weinig gebruik van gemaakt. In alle onderzochte schoolgerichte systemen kunnen daarnaast gegevens over schoolloopbanen (doublures e.d.) worden bijgehouden. Ook gegevens over de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen en hun ondersteuningsbehoefte kunnen in de systemen worden geregistreerd, waarbij het instrument in sommige systemen geïntegreerd wordt aangeboden. In tegenstelling tot de schoolgerichte systemen richten de bovenschoolse systemen zich niet op het volgen van de ontwikkeling en prestaties van individuele leerlingen of groepen leerlingen, maar richten zij zich vooral op het bewaken van bepaalde kwaliteitsnormen van het onderwijs. Daarbij worden doorgaans de normen van de Inspectie als ondergrens gehanteerd, met de mogelijkheid om als school of bestuur eigen (hogere) normen te stellen. De systemen verschillen onderling in de reikwijdte van hun registratie. Twee systemen kunnen, als daar behoefte aan bestaat, alle schoolvorderingen en toetsprestaties van individuele leerlingen ook opnemen in het bovenschoolse systeem. De twee andere onderzochte systemen registreren op het niveau van leerjaren of groepen (bijvoorbeeld groep 4a) alleen geaggregeerde scores op toetsen, zoals het percentage leerlingen dat een bepaald niveau heeft behaald, of de gemiddelde score. Tevredenheid Van de schoolgerichte systemen, biedt er één de mogelijkheid om tevredenheidsonderzoeken uit te zetten bij leerlingen, ouders en personeel en de resultaten te registreren. Bij drie van de vier onderzochte bovenschoolse systemen is het mogelijk om de resultaten van tevredenheidsonderzoek op te nemen. Personele gegevens Drie van de vijf onderzochte schoolgerichte systemen bieden (al dan niet via een speciale module) de mogelijkheid voor personeelsadministratie. Hiermee is het mogelijk om zaken als werkervaring, opleidingen, benoemingen, salariëring, correspondentie, absenties en vervangingen, bekwaamheid, functioneringsgesprekken en beoordelingen bij te houden. In een ander systeem reikt de personeelsinformatie niet verder dan een adressenlijst. In een laatste systeem worden alleen de namen van personeelsleden geregistreerd als zijnde leerkracht van een bepaalde groep ten behoeve van analyses op toetsprestaties. In alle bovenstaande gevallen moeten gegevens over het personeel door betrokkenen op de school (of vanuit het bestuur) zelf worden ingevoerd; er is geen automatische koppeling met andere systemen. In de praktijk kiezen scholen en besturen er daarom vaak voor om de personele administratie buiten het systeem te houden en afzonderlijk te raadplegen via een apart 9 10
Digitale Uitwisseling Leerlinggegevens en Toetsresultaten. De praktijk heeft uitgewezen dat deze koppeling met name kort na de implementatie bij verschillende systemen de nodige kinderziektes heeft gehad. En ook nu nog werkt de koppeling niet altijd naar behoren. In de meeste gevallen kan dit worden teruggevoerd op een ‘vervuilde’ administratie (bijvoorbeeld leerlingen die meerdere keren of met een verschillende spelling in de systemen staan).
Waar staat het PO-veld?
27
systeem voor de personele administratie, vaak bijgehouden door een administratiekantoor. Voor de informatievoorziening richting DUO is het geen bezwaar als scholen niet zelf de personeelszaken registreren in het managementinformatiesysteem, aangezien de uitwisseling met DUO niet via de managementinformatiesystemen verloopt, maar (direct) door de administratiekantoren. In tegenstelling tot de handmatige invoer bij de schoolspecifieke systemen, kunnen twee van de vier onderzochte bovenschoolse systemen (na de nodige stappen om de gegevens koppelbaar te maken) wel worden gevuld met gegevens van de personele administratie van het administratiekantoor en/of de salarisadministratie en de daar gehanteerde verzuimmodules. Voor de klanten van een andere aanbieder speelt personeelsadministratie slechts een kleine rol. 11 Bij de laatste aanbieder vallen personeelsgegevens expliciet buiten het aandachtsgebied van het systeem. Financiële gegevens Vier van de vijf onderzochte schoolgerichte systemen bieden alleen zeer beperkte mogelijkheden voor het bijhouden van financiële gegevens of bieden deze helemaal niet. In één systeem is het wel mogelijk onder meer budgetten en kostensoorten te registreren. Van de bovenschoolse systemen steken er twee sterk in op het financieel management. Een ander systeem biedt weliswaar mogelijkheden voor het opnemen van financiële informatie, maar deze worden vaak beperkt gebruikt of sluiten niet volledig aan bij wat klanten willen. Het laatste systeem biedt geen mogelijkheden voor het opnemen van financiële informatie. Overig Twee bovenschoolse systemen worden door sommige besturen ook gebruikt om gegevens over 2 huisvesting (bijvoorbeeld het aantal m of de staat van onderhoud) te registreren. Vaak worden deze gegevens gekoppeld aan het aantal leerlingen of de financiële kengetallen. Eén aanbieder meldt tenslotte dat zij op verzoek van een schoolbestuur ook per school laten vastleggen in hoeverre de school uiting geeft aan bepaalde aspecten van de identiteit van het schoolbestuur.
3.1.1
Centraal verzamelde gegevens
Hiervoor hebben we beschreven welke registratiemogelijkheden de verschillende systemen bieden. Deze systemen worden gebruikt door scholen en/of besturen. Een deel van de gegevens wordt daarnaast op landelijk niveau geregistreerd door DUO of de inspectie. Deze landelijke organisaties gebruiken de systemen van de scholen en besturen als bron. Met andere woorden scholen en besturen leveren gegevens aan de landelijke organisaties. Voor Vensters PO heeft een dergelijke landelijke registratie als voordeel dat gegevens van het gehele PO-veld eenmalig bij een centrale organisatie opgevraagd kunnen worden. Daarmee wordt voorkomen dat scholen en besturen onnodig belast worden. DUO en de inspectie zijn partners van de Stichting Schoolinfo. Bij de ontwikkeling van Vensters PO werkt de Stichting Schoolinfo dan ook nauw samen met deze partners. In ons onderzoek zijn we iets dieper ingegaan op de op basis van deze samenwerking reeds beschikbare informatie bij de Stichting Schoolinfo. Als vertrekpunt voor onze contacten hebben we gebruik gemaakt van een voorlopig voorstel voor in Vensters op te nemen indicatoren waarin op hoofdlijnen is aangegeven van welke indicatoren gegevens bij DUO beschikbaar zijn. Voor deze indicatoren hebben we in beeld gebracht welke gegevens beschikbaar zijn en wat de gebruiksmogelijkheden voor Vensters PO zijn. Aan de inspectie hebben we eerst gevraagd voor welke indicatoren gegevens beschikbaar zijn en vervolgens om welke gegevens het gaat en wat de gebruiksmogelijkheden zijn voor Vensters PO. 11
Besturen die voor dit systeem kiezen, hebben volgens de aanbieder vooral een onderwijskundige insteek en gebruiken het systeem van het administratiekantoor voor personele zaken.
28
Oberon & Kohnstamm Instituut
DUO Voor het bekostigen van scholen en voor het maken en evalueren van beleid zijn gegevens nodig van scholen en het bevoegd gezag van scholen. Deze gegevens worden verzameld en beheerd door DUO. In de Regeling structurele gegevenslevering WPO/WEC12 is exact beschreven welke gegevens geleverd dienen te worden door scholen en besturen en hoe het proces van gegevenslevering verloopt. Op hoofdlijnen gaat het om vier soorten gegevens: leerlinggegevens; organisatiegegevens; financiële gegevens; personele gegevens. DUO benadrukt dat het van groot belang is om binnen Vensters met eenduidige definities te werken, zowel voor indicatoren als voor referentiegroepen. Daar waar het gaat om definities van indicatoren waarvan de gegevens door DUO worden geregistreerd, ziet DUO graag dat de definities die gebruikt worden voor de bekostigingsinformatie leidend zijn.13 De leerlinggegevens en de personele gegevens worden door DUO geregistreerd op persoonsniveau. Ze kunnen vaak eenvoudig geaggregeerd worden naar een hoger niveau, bijvoorbeeld school of bestuur, waardoor ze prima bruikbaar zijn voor indicatoren binnen Vensters. In onderstaande tabel geven we een overzicht van mogelijke indicatoren van Vensters PO waarvoor bij DUO gegevens beschikbaar zijn. Per indicator geven we tevens kort een aantal aandachtspunten weer. Tabel 3.1
Overzicht door DUO te leveren gegevens
Indicator algemene gegevens school
aantal leerlingen
gemiddelde groepsgrootte
marktaandeel en voedingsgebied prognoses
leerlingstromen en tussentijdse in- en uitstroom
personeelskenmerken
12 13
Opmerkingen het betreft hier algemene gegevens zoals naam, adres, brinen vestigingsnummer het duurt soms enige tijd voor mutaties door de scholen worden doorgegeven het betreft hier bekostigde leerlingen peildatum van de gegevens is 1 oktober voorlopige gegevens zijn na ongeveer drie tot vier maanden beschikbaar (in januari van jaar t+1) en definitieve gegevens na ongeveer een jaar en twee maanden (in november van jaar t+1) van elke leerling is de groep bekend scholen hebben niet allemaal dezelfde definitie van groep/klas (soms zitten leerlingen van verschillende groepen bijvoorbeeld bij elkaar in een klas) kan in beeld gebracht worden op 4-cijferig postcodeniveau wordt binnenkort gepubliceerd door CBS op 4-cijferig postcodeniveau DUO kan helpen bij het genereren van prognosecijfers door Stichting Schoolinfo leerlingstromen binnen een school tussen schooljaren zijn beschikbaar dit kan bepaald worden op basis van voorlopige gegevens (drie tot vier maanden na teldatum van 1 oktober) tussentijdse in- en uitstroom kan ook bepaald worden op basis van deze gegevens, dit geeft inzicht in veranderingen gedurende een geheel schooljaar er zijn verschillende personeelskenmerken beschikbaar zoals
Zie: http://wetten.overheid.nl/BWBR0022542/Opschrift/geldigheidsdatum_23-08-2012. Deze definities zijn opgenomen in Regeling structurele gegevenslevering WPO/WEC (voor vindplaats zie vorige voetnoot).
Waar staat het PO-veld?
Indicator
ziekteverzuim
financiële kengetallen bestuur
eindresultaten
advies voor voortgezet onderwijs
uitstroom naar voortgezet onderwijs
plaatsing in vo na drie jaar
29
Opmerkingen leeftijd, schaal, functie en gewogen gemiddelde leeftijd een deel van deze gegevens is beschikbaar via Open 14 Onderwijsdata kort- en langdurend verzuim zijn beschikbaar en kunnen uitgesplitst worden naar personeelskenmerken doorlooptijd voor beschikbaar krijgen gegevens is minimaal DUO beschikt over de jaarrekeningen van besturen met daarin veel relevante financiële kengetallen het duurt ongeveer elf maanden voor de gegevens beschikbaar zijn, DUO streeft ernaar dit terug te brengen naar negen maanden benchmarking van deze gegevens wordt momenteel al veel gedaan door het veld, de gegevens zijn beschikbaar via Open 15 Onderwijsdata Cito-eindtoetsscores worden aangeleverd op leerlingniveau er zijn afwijkingen van aantallen leerlingen waarvan een score bekend is en daardoor andere gemiddelden dan bijvoorbeeld die van Cito, inspectie of gemeentelijke monitoren is beschikbaar op leerlingniveau gaat om een zeer uitgebreide codering van adviezen, waarvan een aantal weinig zeggend is (bijvoorbeeld advies vmbo/havo/vwo) alternatief is de codering aanpassen technisch is dit mogelijk de schooltypen in leerjaar 1 van het vo zijn nog niet altijd bekend (bijvoorbeeld vanwege zogenaamde dakpanconstructies) het gebruik van het onderwijsnummer in het po is pas sinds 2009 betrouwbaar, daardoor zijn nu voor het eerst gegevens beschikbaar van leerlingen in het derde jaar vo voorstel van DUO is om dit eerst als pilot uit te proberen voordat de indicator wordt vastgesteld voor Vensters
Inspectie De informatie die de inspectie verzamelt bij/over scholen is in principe openbaar en dus leverbaar. Het gaat om een uitgebreide set indicatoren, alle informatie hierover is te vinden op www.onderwijsinspectie.nl. Een belangrijk aandachtspunt is dat de inspectie risicogericht toezicht houdt. Dat betekent dat er pas uitgebreide informatieverzameling op scholen plaatsvindt als er sprake is van aanwijzingen dat de school risicovol is wat betreft kwaliteit of als de school valt in de steekproef die wordt onderzocht ten behoeve van het jaarlijkse onderwijsverslag van de inspectie. Niet alle scholen worden dus bezocht met hetzelfde onderzoekskader en in dezelfde periode. Daardoor zijn inspectiedata ten opzichte van de populatie vaak incompleet of selectief. Dat maakt ze beperkt geschikt voor benchmarking zoals gewenst voor Vensters PO. Als het gaat om gegevens over leerlingen, personeel en dergelijke zal DUO in het algemeen een betere databron zijn, want de data van DUO zijn altijd populatiebreed en worden op standaard tijdstippen verzameld. Dat geldt in ieder geval voor data over: algemene gegevens; aantal leerlingen; groepsgrootte; marktaandeel en voedingsgebied; tussentijdse in- en uitstroom; personeelskenmerken; ziekteverzuim; financiële kengetallen; 14 15
Zie: http://data.duo.nl/organisatie/open_onderwijsdata/default.asp. Idem vorige voetnoot.
30
Oberon & Kohnstamm Instituut
adviezen voortgezet onderwijs; loopbanen leerlingen in voortgezet onderwijs. Voor gegevens over de kwaliteit van het onderwijs is de inspectie de beste databron, maar daarbij gelden dus bovenstaande beperkingen. Indicatoren vanuit inspectie: leeropbrengsten De inspectie beoordeelt alle scholen op leeropbrengsten in groep 8. In de regel is dit gebaseerd op de resultaten van de Cito-eindtoets. De inspectie krijgt deze data van het Cito, op basis van een algemene toestemming van besturen. Als besturen geen toestemming geven, vraagt de inspectie de gegevens zelf op bij de school met behulp van een vragenlijst. Dat gebeurt ook als de school een andere eindtoets gebruikt dan die van het Cito. Deze gegevens worden in principe niet doorgeleverd. Voor ander gebruik dan voor beoordeling leeropbrengsten door de inspectie is opnieuw toestemming van de schoolbesturen nodig (individuele toestemming, per bestuur en per school). Voor de scholen die gebruik maken van de Cito-eindtoets kan het Cito de data leveren, als de toestemming is verkregen. Voor haar beoordeling weegt de inspectie de scores, dat wil zeggen er wordt rekening gehouden met de leerlingpopulatie. De maat die daarvoor gebruikt wordt is het percentage gewichtenleerlingen. Tot voor kort berekende het Cito voor de inspectie met behulp daarvan een gewogen score per school. Tegenwoordig werkt de inspectie met grafieken waarin een bandbreedte staat: bij elk percentage gewichtenleerlingen is daarin steeds aangegeven wat de verwachte gemiddelde Cito-eindtoetsscore is, met een boven- en een ondergrens. Scholen die buiten de boven- of ondergrens van hun eigen percentage gewichtenleerlingen vallen krijgen een oordeel ‘onvoldoende’ of ‘bovengemiddeld. 16 Daarbij past de inspectie zonodig correcties toe, zo worden bepaalde groepen leerlingen niet meegeteld en wordt aan leerlingen die wel getoetst hadden moeten worden, maar die de school niet getoetst heeft (gebeurt bijvoorbeeld soms bij leerlingen met een lwoo-indicatie) een fictieve minimumscore toegekend. Sinds kort worden deze gegevens ook teruggekoppeld naar de scholen en de besturen. Meer informatie over deze terugkoppeling is te vinden in de publicatie Bijlage bij de Terugkoppeling Leerresultaten PO in het Internet Schooldossier (Inspectie van het onderwijs, 2012b). Bij deze terugkoppeling worden alleen de gegevens gebruikt zoals door de school aangeleverd, dus zonder eventuele correcties door de inspectie. Uit een evaluatie door de inspectie van de terugkoppeling blijkt dat besturen over het algemeen tevreden zijn over de overzichtelijkheid en opmaak van de terugkoppeling. De mate van gebruik laat een wisselend beeld zien en is vooral afhankelijk van hoe ver besturen zelf zijn met het maken van overzichten en analyseren van eind- en tussentoetsen. Sommige besturen geven aan hun eigen systeem te gebruiken. Besturen die de terugkoppeling wel gebruiken geven aan dit met name voor benchmarking te doen. Ze gebruiken het dan in hun gesprekken met de scholen en kijken vooral naar ‘de rode cijfers’. De inspectie beoordeelt verder scholen die als risicovol worden beschouwd ook op tussenopbrengsten. Dit betreft gegevens over de resultaten op toetsen voor Technisch Lezen (leerjaar 3, 4 en 5), Begrijpend Lezen (leerjaar 5, 6 en 7) en Rekenen (leerjaar 4, 5, 6 en 7). Die gegevens vraagt de inspectie zelf bij de scholen op door middel van vragenlijsten. Scholen/besturen kunnen ook vrijwillig aan deze dataverzameling deelnemen (dus wanneer scholen niet risicovol zijn) en krijgen dan de resultaten ook teruggekoppeld. Hiervoor moeten scholen dus zelf een inspanning leveren. Ook voor de tussenopbrengsten hanteert de inspectie een weergave die uitgaat van onder/op/boven de inspectienorm. Deze normering is echter weer iets anders berekend dan die voor de eindopbrengsten. In de officiële beoordeling van de school bekijkt de inspectie alleen of een school onder de norm scoort. In de weergave van de teruggekoppelde resultaten kunnen scholen ook zien of ze op of boven de norm scoren (zie Inspectie van het Onderwijs, 2012b). 16
Het oordeel bovengemiddeld wordt tot nu toe niet aan scholen teruggekoppeld. Scholen kunnen dit wel zelf afleiden uit de gegevens die de inspectie terugkoppelt, maar hierin zijn niet de correcties de inspectie toepast verwerkt.
Waar staat het PO-veld?
31
Relevantie voor Vensters PO: De inspectie kan (via Cito) Cito-eindtoets gegevens leveren van alle scholen die aan deze toets deelnemen; maar hiervoor is aparte toestemming nodig van schoolbesturen. De normering van de inspectie kan desgewenst gehanteerd worden in Vensters PO. De inspectie kan ook gegevens over tussenopbrengsten leveren, maar niet voor een representatieve groep scholen. Naarmate er meer scholen vrijwillig deelnemen aan de dataverzameling tussenopbrengsten zal dit een beter databestand opleveren. Ook voor gebruik van deze gegevens is uiteraard toestemming van schoolbesturen nodig. Indicatoren vanuit inspectie: overig De inspectie beoordeelt naast de leeropbrengsten ook kenmerken van het onderwijsleerproces. Dit gebeurt ook weer op basis van risicogericht toezicht, dus niet frequent bij scholen waar geen risicosignalen zijn. Eens in de vier jaar wordt elke school hierop een keer beoordeeld. Verder wordt er jaarlijks bij een steekproef scholen gekeken naar kenmerken van het onderwijsleerproces ten behoeve van het Onderwijsverslag. Soms zijn hierover ook gegevens van extra scholen beschikbaar vanwege thematische onderzoeken. Het aantal indicatoren dat de inspectie hierbij gebruikt is groot. Er zijn echter wel enkele kern- of normindicatoren, die van belang zijn bij de beoordeling van het ‘arrangement’ dat de inspectie toekent. Die arrangementen zijn basisarrangement (voor scholen met een voldoende beoordeling), zwak en zeer zwak. De gegevens over de arrangementen zijn openbaar en voor alle scholen beschikbaar. Daarnaast kan de inspectie ook vaststellen of scholen ‘taalzwak’ dan wel ‘rekenzwak’ zijn. Deze gegevens zijn tot nu toe niet openbaar; er is bovendien momenteel sprake van een herberekening op basis van nieuwe normen. Voor de afzonderlijke indicatoren die de inspectie gebruikt voor het onderwijsleerproces kunnen wel redelijk betrouwbare gemiddelden worden berekend voor benchmarking (zie bijvoorbeeld de jaarlijkse onderwijsverslagen van de inspectie). Echter, niet alle scholen worden op deze indicatoren frequent beoordeeld, dus de inspectie kan niet voor alle scholen deze data up-to-date leveren. In het kader van de controle op naleving van wet- en regelgeving kijkt de inspectie onder meer of een school voldoet aan de wettelijke vereisten met betrekking tot onderwijstijd. Eens in de vier jaar wordt elke school hierop beoordeeld. De inspectie geeft aan of de school voldoet aan de wettelijke voorschriften (registratie in de vorm van ja of nee). Relevantie voor Vensters PO: Informatie over het toezichtsarrangement is voor alle scholen beschikbaar. Informatie over ‘zwak’ of ‘sterk’ op het gebied van rekenen of taal is nog niet voor alle scholen beschikbaar; dit valt wel voor vrijwel alle scholen te berekenen (namelijk voor alle scholen die de Cito-eindtoets gebruiken en daarvan gegevens hebben over drie opeenvolgende schooljaren). Over afzonderlijke indicatoren voor het onderwijsleerproces kan de inspectie up-to-date gemiddelden leveren en verder per school de gegevens uit het laatst verrichte onderzoek (dat kan echter maximaal vier jaar oud zijn). Per school kunnen natuurlijk ook de laatste inspectierapporten in hun geheel in Vensters worden opgenomen. Informatie over onderwijstijd is beschikbaar in de vorm van al dan niet voldoen aan de wettelijke voorschriften en is afkomstig uit het laatste verrichte onderzoek (dat kan echter maximaal vier jaar oud zijn).
32
Oberon & Kohnstamm Instituut
3.2
Analyse en rapportage
In deze paragraaf richten wij ons op de mogelijkheden die de systemen bieden voor het maken van beleidskeuzes op groeps-, school- of bovenschools niveau. Deze mogelijkheden zijn vergelijkbaar met mogelijke functies van het managementvenster. Dit venster is bestemd voor directies en besturen. Daarom valt een van de primaire functies van de schoolgerichte systemen, de registratie en analyse van de ontwikkeling van individuele leerlingen, buiten het aandachtsgebied van ons onderzoek. Grofweg kunnen we stellen dat schoolgerichte systemen met name bruikbaar zijn voor analyses en rapportages op het niveau van (jaar)groepen en van de school, terwijl bovenschoolse systemen vooral geschikt zijn voor het niveau van de school en het bestuur.17 Schoolgerichte systemen Bij alle onderzochte schoolgerichte systemen is het mogelijk om administratieve gegevens en gegevens over schoolvorderingen en toetsprestaties weer te geven op het niveau van groepen en/of leerjaren. Het systeem dat werkt met een geïntegreerde tevredenheidsmodule biedt ook de mogelijkheid om die resultaten weer te geven op groepsniveau. Dit geeft scholen onder meer informatie over de mate waarin ouders en leerlingen tevreden zijn over bepaalde leerkrachten. Hoewel meerdere systemen de mogelijkheid bieden om personeelsgegevens te registreren, dienen die in het systeem doorgaans uitsluitend als stamkaart of adressenboek. Het is in de systemen niet mogelijk om gegevens te aggregeren en bijvoorbeeld verzuimpercentages weer te geven of het aantal leerkrachten dat nog niet voldoet aan de wet BIO. Eén systeem is hierop een uitzondering, alhoewel scholen volgens de aanbieder nauwelijks gebruik maken van de mogelijkheden. Ook op het financiële vlak zijn de rapportagemogelijkheden zeer beperkt. Volgens de aanbieders bestaat er bij scholen ook weinig behoefte aan dergelijke personeels- en financiële informatie. De analysemogelijkheden van de schoolgerichte systemen richten zich vooral op de scores op methode-onafhankelijke toetsen. De systemen bieden allemaal de mogelijkheid om ontwikkelingen in de tijd weer te geven, alsook een vergelijking tussen toetsen/leergebieden. Vier van de vijf systemen bieden de mogelijkheid om te vergelijken met de Cito-normen. Eén aanbieder maakt het mogelijk ook zelf eigen normen in te stellen, terwijl een andere aanbieder deze functionaliteit momenteel ontwikkelt. In alle systemen zijn vergelijkingen tussen groepen direct ‘op het scherm’ te maken. Bij drie van de vijf onderzochte schoolgerichte systemen is het mogelijk om de (tussentijdse) opbrengsten van de school te vergelijken met de normen van de inspectie. Een andere aanbieder ontwikkelt dit momenteel nog. Bovenschoolse systemen De bovenschoolse systemen richten zich vooral op (de onderlinge vergelijking van) scholen en op gegevens op bestuurlijk niveau. De administratieve gegevens die worden geregistreerd, worden door besturen vooral gebruikt om leerlingprognoses (bij drie systemen is dit mogelijk), marktaandeel en voedingsgebied (beiden mogelijk bij twee systemen) in beeld te brengen. Eén systeem biedt hierbij ook de mogelijkheid om op basis van publieke gegevens de groei of krimp van concurrerende scholen te volgen.
17
In het kader van dit onderzoek hebben we ook gesproken over een voorbeeld van een bovenbestuurlijk systeem. In dit concrete geval hebben de besturen echter alleen zicht op hun eigen bestuur en scholen. Het hoogste niveau van informatie betreft dus nog het bestuur.
Waar staat het PO-veld?
33
Onderwijsprestaties worden in de bovenschoolse systemen vooral bezien vanuit het toezichtskader van de inspectie. Alle vier de onderzochte systemen helpen besturen om snel zicht te krijgen in scholen die risico lopen op een negatief inspectieoordeel. De scholen worden hiervoor onder of naast elkaar weergegeven. Eén systeem neemt doelbewust alleen de toetsen en domeinen op die meewegen in het inspectieoordeel, terwijl de drie andere systemen ook de mogelijkheid bieden om andere toetsen (zoals AVI of de Entreetoets) in beeld te brengen. Het onderling vergelijken van de prestaties van scholen, inclusief de vergelijking met de inspectienormen heeft vooral ten doel om schoolleiders te helpen bij (of soms aan te sporen in) hun rol van onderwijskundig leider en scholen van elkaar te laten leren. De drie bovenschoolse systemen waarin de resultaten van tevredenheidsonderzoeken kunnen worden geregistreerd, bieden alle drie de mogelijkheid om deze gegevens per groep, leerjaar of school weer te geven. Twee bovenschoolse systemen kunnen door een koppeling met systemen voor personele en financiële administratie uitgebreide analyses maken op dit vlak. Zo is het onder meer mogelijk om de kosten van verzuim (per school of op bestuursniveau) uit te drukken en wordt inzichtelijk wat het naar schatting financieel zou opleveren als de scholen een bepaalde verzuimreductie zouden behalen. Een aanbieder geeft aan dat het technisch mogelijk is om analyses te maken op het gebied van financiën en personeel, maar dat veel van hun klanten hier (nog) geen behoefte aan hebben.
3.3
Delen informatie met belanghebbenden
In de vorige paragraaf zijn we ingegaan op de mogelijkheden van de systemen voor functionaliteiten die horen bij het managementvenster. De andere twee vensters van Vensters PO betreffen het schoolvenster en het schoolkeuzevenster. Bij beide vensters staat het beschikbaar stellen van informatie aan derden centraal. Bij het schoolvenster gaat het om belanghebbenden van scholen en besturen in brede zin, terwijl het bij het schoolkeuzevenster gaat om ouders die een school voor kun kind kiezen. Geen van de systemen (zowel schoolgericht als bovenschools) biedt momenteel functionaliteiten voor het delen van informatie met derden in het kader van horizontale verantwoording of schoolkeuze. Twee systemen bieden de mogelijkheid om ouders via een ouderportaal inzicht te geven in de voortgang van hun kind, ook kunnen zorgaanbieders soms voor individuele leerlingen in het systeem kijken en wijzigingen doorvoeren. De systemen bieden echter niet de mogelijkheid om geaggregeerde gegevens direct online te publiceren. De systemen bieden wel de mogelijkheid om rapportages op maat te genereren, die in principe ook voor ouders en andere belanghebbenden geschikt zouden zijn, maar voor zover de aanbieders daar zicht op hebben, worden rapportages niet voor dit doel opgezet. Wel gebruiken scholen en besturen gegevens (tabellen of grafieken) uit hun systeem in de schoolgids, op de website of voor presentaties op ouderavonden.
Waar staat het PO-veld?
4
35
Scholen en besturen: Waar staat het PO-veld?
In het vorige hoofdstuk hebben we de vraag ‘Waar staat het PO-veld’ beantwoord vanuit het perspectief van leveranciers van managementinformatiesystemen. In dit hoofdstuk geven we antwoord vanuit het perspectief van scholen en besturen. We starten in paragraaf 1 met een beschrijving van de gegevenregistratie door scholen en besturen. In paragraaf 2 gaan we in op het gebruik van de gegevens door scholen en besturen. We maken daarbij een onderscheid in het gebruik van de gegevens als managementinformatie, voor horizontale verantwoording en voor het verstrekken van schoolkeuze-informatie. Voor de beschrijving in dit hoofdstuk maken we gebruik van informatie die afkomstig is uit de internetenquêtes voor besturen en scholen en uit de interviews met scholen, besturen en vertegenwoordigers van lokale/regionale initiatieven. We starten de beschrijving steeds met de bevindingen uit de enquêtes. Vervolgens gebruiken we de informatie uit de interviews om deze bevindingen toe te lichten of te nuanceren.
4.1
Gegevensregistratie
In deze paragraaf beschrijven wij welke systemen scholen en besturen gebruiken en hoe besturen toegang hebben tot verschillende soorten gegevens die hun scholen registreren. Hierbij spelen de mogelijkheden van het door hen gebruikte informatiesysteem, al dan niet geïntegreerd met of in combinatie met andere (personele, financiële) systemen een grote rol. Aangezien we in hoofdstuk 3 al uitgebreid hebben stilgestaan bij de mogelijkheden van de meeste van die systemen, gaan we hier in deze paragraaf niet meer uitvoerig op in, maar richten wij ons vooral op enkele bijzonderheden en op knelpunten die scholen en besturen ervaren.
4.1.1
Welke systemen worden gebruikt?
Leerlingvolg- en administratiesystemen Figuur 4.1 Gebruikt uw school een leerlingvolg- en administratiesysteem? (percentages)
ParnasSys
49
Cito LOVS
46
ESIS
25
SchoolOAS
10
Winsas
4
LVS 2000
3
OVM
2
IPSAS
1
Schoolfit
0 0
10
20
30
40
50
60
36
Oberon & Kohnstamm Instituut
Uit de enquête blijkt dat ParnasSys en het Cito volgsysteem primair onderwijs18 door scholen het meest worden gebruikt (figuur 4.1). Deze systemen worden door respectievelijk 49 procent en 46 procent van de scholen gebruikt. Verder gebruikt een kwart van de scholen ESIS. Uit het feit dat de percentages optellen tot meer dan 100% blijkt dat scholen dikwijls meerdere systemen naast elkaar gebruiken. Zoals we in paragraaf 3.1 beschreven, gebruiken scholen in die gevallen het Cito Volgsysteem voor toetsanalyse, terwijl zij een ander systeem gebruiken voor de registratie van onder meer leerlinggegevens. Aan de besturen waaronder twee of meer scholen vallen is vervolgens gevraagd of de scholen binnen hun bestuur allemaal hetzelfde leerlingvolg- en administratiesysteem gebruiken. Bij 89 procent van de besturen maken alle basisscholen gebruik van hetzelfde leerlingvolgsysteem en bij 93 procent van de besturen van hetzelfde administratiesysteem. Voor besturen met meerdere sbo-scholen zijn deze percentages respectievelijk 82 en 86 procent. Het meest gebruikte gezamenlijke leerlingvolg- én administratiesysteem is zowel voor het basisonderwijs als het sbo ParnasSys. De so-scholen (so) binnen een bestuur gebruiken tot slot bij 74 procent van de besturen hetzelfde leerlingvolgsysteem en bij 75 procent hetzelfde administratiesysteem. Het door hen meest gebruikte leerlingvolgsysteem is LVS2000 en het meest gebruikte administratiesysteem is ESIS. Personele en financiële administratie Aan de besturen hebben we tevens gevraagd welke systemen zij gebruiken voor hun personele en financiële administratie. Het systeem van RAET wordt het meest gebruikt. Daarnaast maakt een deel van de besturen gebruik van AFAS, Dyade en Educaat. Systemen die in mindere mate gebruikt worden zijn bijvoorbeeld ESIS, ParnasSys, Caso en Merces. Er zijn ook besturen die hun eigen systeem gebruiken. Veel besturen geven echter aan dat ze hun personele en financiële administratie uitbesteden aan een administratiekantoor (en niet altijd weten welk systeem dit administratiekantoor gebruikt). Managementinformatiesystemen In de enquête onder schoolbesturen hebben we gevraagd of zij een managementinformatiesysteem gebruiken. Uit de enquête blijkt dat dit bij 77 procent van de besturen het geval is. Het meest genoemde systeem is ParnasSys (figuur 4.2). Bijna de helft van de besturen maakt hier gebruik van. Naast de systemen die genoemd zijn in figuur 4.2 maken schoolbesturen gebruik van een eigen ontwikkeld systeem (10% van de besturen) of van een ander systeem (28% van de besturen). Het meest genoemde andere systeem is (de bovenschoolse module van) ESIS, ook kwaliteitszorgsystemen worden relatief vaak genoemd. Als reden om zelf een systeem te (laten) ontwikkelen geven scholen en besturen in de interviews aan dat de indicatoren in bestaande systemen niet optimaal overeenkomen met hun visie op onderwijs, dat bestaande systemen onvoldoende flexibel zijn of te duur zijn (of te duur om op maat te laten maken). Het voordeel van een zelfontworpen systeem is volgens betrokkenen dat alle gegevens in één systeem zitten, dat volledig op maat is gemaakt. Hierdoor merken zij dat de discussies met scholen steeds inhoudelijker worden; de gegevens zijn bekend, zodat de discussie kan gaan over de interpretatie, oorzaken en vervolgacties.
18
Het gaat hier om het computerprogramma en niet om de methode-onafhankelijke toetsen van het Cito. De scores op deze toetsen kunnen ook opgenomen worden in andere systemen dan dat van het Cito.
Waar staat het PO-veld?
37
Figuur 4.2 Gebruikt uw bestuur één of meer van de onderstaande managementinformatiesystemen? (percentages)
ParnasSys
49
EWS
4
Edutopics en Onderwijs Management dashboard
2
Meta Management Systeem
2
Iknow
2
Boven-Wijs
0
STiVOO
0
MMS-Onderwijs
0 0
4.1.2
10
20
30
40
50
60
Hoe hebben besturen toegang tot schoolgegevens?
Voorgaand hebben we beschreven welke systemen scholen en besturen gebruiken. De bron voor veel van de gegevens die zijn opgenomen in deze systemen is het schoolniveau. Er zijn voor besturen in theorie meerdere mogelijkheden om toegang te krijgen tot deze gegevens: automatisch inlezen: het managementinformatiesysteem van het bestuur wordt automatisch gevuld met gegevens uit de systemen van de scholen; inlog per school: het bestuur heeft digitaal inzicht in de systemen van de scholen; papieren uitdraai: het bestuur krijgt uitdraaien op papier van gegevensoverzichten uit het systeem van de scholen; mondeling: (uitsluitend) via gesprekken met de directies van de scholen. eigen registratie: het bestuur registreert de gegevens zelf. In de enquête hebben we aan de schoolbesturen gevraagd op welke van bovenstaande manieren zij toegang hebben tot de gegevens van hun scholen. We presenteren de antwoorden in de figuren 4.3 tot en met 4.6. Voor alle bevraagde indicatoren geldt dat drie kwart of meer van de besturen toegang heeft tot de gegevens van de scholen. De manier waarop verschilt aanzienlijk tussen besturen en tussen indicatoren. Gegevens over eindopbrengsten, uitstroom naar vo en tussenresultaten verkrijgen besturen in verhouding vaak met behulp van papieren overzichten van de scholen (zie figuur 4.3). Ook kan een relatief groot deel van de besturen digitaal bij deze gegevens, dan wel doordat de gegevens automatisch worden ingelezen in het systeem op bestuursniveau (of bovenschoolse module) dan wel doordat de besturen in kunnen loggen in de systemen van de scholen. De in verhouding meest voorkomende manier waarop besturen toegang hebben tot gegevens over tussentijdse leerlingstromen, de sociaal-emotionele ontwikkeling en versnelde en vertraagde leerlingen is een gesprek met de directies van de scholen. Verhoudingsgewijs veel besturen houden geen zicht op de mate waarin op de scholen leerlingen blijven zitten of juist een klas overslaan.
38
Oberon & Kohnstamm Instituut
Figuur 4.3 Hoe houdt uw bestuur zicht op onderstaande onderdelen van de kwaliteit van het onderwijs? (percentages)
Eindopbrengsten
19
Uitstroom naar vo
13
Tussenresultaten basisvaardigheden
9
Versnelde en vertraagde leerlingen
8 0
10
Inlog per school
5
36
22 30
4
32 40
50
Papieren uitdraai
4
30
24
20
4
21
25
14
5
26 31
20
14
15
38 22
13
Sociaal-emotionele ontwikkeling
35
17
17
Tussentijdse in- en uitstroom
Automatisch ingelezen
25
60
4 70
Mondeling
80
90
100
Eigen registratie
Gegevens over de tevredenheid van ouders, medewerkers en leerlingen verkrijgen scholen in verhouding het vaakst via papieren overzichten van de scholen (zie figuur 4.4). Om op de hoogte te blijven van klachten en incidenten en van ouder- en leerlingparticipatie voeren besturen relatief vaak een gesprek met de directies van hun scholen. Figuur 4.4 Hoe houdt uw bestuur zicht op onderstaande onderdelen van de kwaliteit van het onderwijs? (percentages)
Klachten en incidenten
5
7
22
49
Tevredenheid medewerkers
16
18
30
Tevredenheid ouders
16
17
35
Tevredenheid leerlingen
15
17
Ouder- en leerlingparticipatie
3 6 0
Automatisch ingelezen
10
20
Inlog per school
18
40
14
19
45 30
15
16
29
18
15
50
Papieren uitdraai
11 5
60
70
Mondeling
80
90
100
Eigen registratie
Financiële en personele gegevens zijn veelal geautomatiseerd toegankelijk voor besturen, hetzij via automatisch inlezen van gegevens uit de scholen of via een inlog in de systemen van de scholen, dan wel via een eigen registratie op bestuursniveau (zie figuur 4.5). Gegevens over huisvesting worden in verhouding veel door het bestuur zelf geregistreerd.
Waar staat het PO-veld?
39
Figuur 4.5 Hoe houdt uw bestuur zicht op onderstaande onderdelen van de kwaliteit van het onderwijs? (percentages)
Financiële gegevens van de school
30
Huisvesting
11
Personeelskenmerken
13
10
20
40
28
50
60
Papieren uitdraai
15
31
15
30
2
21
22
Inlog per school
18
21
22 0
Automatisch ingelezen
34
70
Mondeling
10 80
90
100
Eigen registratie
Het zicht houden op verzuim van leerlingen wordt door de besturen relatief vaak ‘aan de school’ overgelaten (zie figuur 4.6). Daar waar een bestuur hier wel gegevens over verkrijgt, gebeurt dat in verhouding vaak in gesprekken met directies van de scholen. Ook informatie over schoolklimaat en veiligheid wordt relatief vaak mondeling door directies verschaft aan het bestuur. Toegang tot gegevens over onderwijstijd en schooltijd hebben besturen vaak via papieren overzichten of gesprekken met directies. Met uitzondering van het zelf registreren gebruiken besturen de overige manieren om gegevens te verkrijgen over de leerlingpopulatie in vergelijkbare mate. Figuur 4.6 Hoe houdt uw bestuur zicht op onderstaande onderdelen van de kwaliteit van het onderwijs? (percentages)
Leerlingpopulatie
18
Schoolklimaat en veiligheid
8
Onderwijstijd/ schooltijd
9
Verzuim leerlingen
11
23
0
45
20
Inlog per school
28
18 30
27 40
50
Papieren uitdraai
60
6 7
35
17 10
25
25 16
10
Automatisch ingelezen
27
6
5 70
Mondeling
80
90
100
Eigen registratie
In het algemeen geldt dat eenpitters in vergelijking met besturen met twee of meer scholen iets vaker gebruik maken van papieren uitdraaien en gesprekken met de directie om op de hoogte te blijven van diverse onderdelen van de kwaliteit van hun school. Voor besturen met twee of meer scholen is de informatie iets vaker geautomatiseerd toegankelijk, hetzij via automatisch inlezen van gegevens uit de scholen of via een inlog in de systemen van de scholen, dan wel via een eigen registratie op bestuursniveau.
4.1.3
Praktijkervaringen
De interviews maken duidelijk dat er een aantal (zeer) vergevorderde praktijken zijn, waarbij gegevens van scholen (automatisch of gemakkelijk) worden ingelezen op bovenschools niveau, en waarin koppelingen zijn gemaakt met diverse bronnen. Zo heeft een schoolbestuur een systeem ontwikkeld waarin onder meer de prestaties in het basisonderwijs worden gerelateerd aan de doorstroom van de leerling in het vo en waarin een koppeling wordt gemaakt met gegevens uit de gemeentelijke basisadministratie zodat inzichtelijk wordt in hoeverre scholen een afspiegeling zijn van de wijk. De systemen van (zeer) vergevorderde scholen en besturen bieden hen snel inzicht in de prestaties van
40
Oberon & Kohnstamm Instituut
scholen ten opzichte van de inspectienormen, eigen normen, landelijke scores of een benchmark van andere scholen binnen het bestuur. Ook bieden de systemen soms (geïntegreerd) inzicht in de kwaliteit op verschillende scholen, de voortgang van functionerings- en ontwikkelgesprekken, personeelsopbouw, signalen van een ‘verzuimcultuur’ (bijvoorbeeld op basis van frequent kortdurend verzuim), groei en krimp en de bezetting van schoolgebouwen. Dit biedt de bestuurders aanknopingspunten voor verdere gesprekken met de schoolleiders. Enkele in het oogspringende (maar incidenteel genoemde) aspecten uit de systemen die bestuurders gebruiken bij de aansturing van en het toezicht op hun scholen zijn de mate waarin de scholen uiting geven aan hun (christelijke) identiteit en de energiekosten (al dan niet veroorzaakt door ‘verspillend gedrag’ of externe factoren). Naast de vergevorderde praktijken zien we ook dat sommige schoolbesturen veel tijd (en handwerk) investeren om zicht te houden op hun scholen. Zo ontbreekt in sommige gevallen een koppeling tussen het bovenschoolse systeem en het systeem van de school. In dergelijke gevallen worden scholen verzocht gegevens aan te leveren in een bepaald format. Behalve dat dit scholen extra tijd kost19, hebben ook besturen dan veel werk aan het bijeenbrengen en analyseren van gegevens en het maken van managementrapportages (vaak handmatig in Word of Excel). Zo ziet een bestuur bij nader inzien onvoldoende mogelijkheden in het door hun gekozen managementinformatiesysteem op het gebied van bedrijfsvoering, financiën en personeel. Het bestuur maakt daarom nu zelf een eigen managementrapportage in Excel en stelt eveneens handmatig per school kwaliteitskaarten op. Volgens het betreffende bestuur is het voordeel van deze werkwijze, dat in één oogopslag duidelijk is waar risico’s zitten en waar dus moet worden gekeken naar het verhaal achter de cijfers. Nadeel van deze werkwijze is dat de overzichten telkens handmatig moeten worden opgesteld op basis van informatie uit verschillende systemen. Een ander bestuur heeft – na veel tijd te hebben besteed om alles volledig geautomatiseerd te krijgen in een integraal managementinformatiesysteem – geconcludeerd dat een dergelijk systeem standaard niet beschikbaar is op de markt en dat het zelf ontwikkelen heel kostbaar is. Inmiddels is het bestuur van mening dat een volledig integraal systeem geen noodzaak is. Het bestuur heeft nu zelf een eigen dashboard ontwikkeld dat weliswaar niet volledig geautomatiseerd is, maar wel naar behoren werkt. Bijzondere positie van het s(b)o In meerdere interviews (met besturen en ook met aanbieders van systemen) en uit de enquête komt naar voren dat sbo- en so-scholen vaak andere leerlingvolg- of administratiesystemen gebruiken dan reguliere basisscholen. Voor besturen die werken met een bovenschools systeem is het daardoor soms moeilijk (en relatief kostbaar) om deze gegevens te integreren in hun systeem, zeker als zij niet alleen s(b)o-scholen besturen, maar ook reguliere basisscholen. In de praktijk heeft dit soms tot gevolg dat sbo- en so-scholen handmatig bepaalde gegevens op een rij moeten zetten, die bovenschools worden verzameld, terwijl hun collega’s uit het regulier basisonderwijs gebruik kunnen maken van een gebruiksvriendelijke exportmodule. Bovendien hanteert de inspectie voor sbo- en soscholen (deels) andere criteria dan voor het reguliere basisscholen. Daardoor zijn enkele managementinformatiesystemen ongeschikt of minder goed bruikbaar voor het s(b)o. Volgens een geïnterviewd bestuur is het daarom moeilijker om te sturen op onderwijskwaliteit is het so, terwijl daar wel grote behoefte aan is.
4.2
Huidig gebruik van gegevens door scholen en besturen
In de vorige paragraaf hebben we beschreven welke systemen scholen en besturen gebruiken en op welke wijze besturen toegang hebben tot gegevens die op schoolniveau geregistreerd worden. In deze paragraaf beschrijven we hoe de gegevens gebruikt worden. We maken daarbij onderscheid 19
Eén bestuur dat we hebben gesproken ontlast de scholen door zelf in de systemen van de afzonderlijke scholen in te loggen om daar de gegevens uit te halen. Dit betekent echter een evenredige tijdsinvestering voor het bestuur.
Waar staat het PO-veld?
41
tussen naar gebruik overeenkomstig de drie vensters uit Vensters PO, namelijk gebruik van gegevens als managementinformatie, voor horizontale verantwoording en voor het verstrekken van schoolkeuze-informatie aan ouders.
4.2.1
Managementinformatie
Uit de enquête onder scholen blijkt dat zij vrijwel allemaal de gegevens over leerlingresultaten, financiën en personeel binnen de school bespreken (tabel 4.1). De overgrote meerderheid zegt deze gegevens ook met hun bestuur te bespreken. Ongeveer 60 tot 65 procent van de scholen gebruikt de gegevens verder om zichzelf te vergelijken met andere scholen binnen hun bestuur. Vergelijking van de eigen school met andere scholen buiten het bestuur komt minder vaak voor. Ongeveer 41 procent van de scholen maakt een dergelijke vergelijking voor de leerlingresultaten, terwijl 13 tot 16 procent dat doet voor financiële en personele gegevens. Tabel 4.1
Op welke manier gebruikt uw school gegevens over leerlingresultaten, financiën en personeel als managementinformatie? (percentages)
Wij bespreken gegevens binnen de school Wij bespreken gegevens met ons bestuur Wij vergelijken onszelf met andere scholen binnen ons bestuur Wij vergelijken onszelf met andere scholen buiten ons bestuur
ja in ontwikkeling nee ja in ontwikkeling nee ja in ontwikkeling nee ja in ontwikkeling nee
leerlingresultaten 99 1 0 87 8 5 65 16 20 41 13 46
financiën 98 1 1 71 13 17 65 11 24 16 12 72
personeel 96 3 2 85 8 8 60 16 25 13 12 75
Volgens de enquête gebruikt een zeer ruime meerderheid van de besturen gegevens over leerlingresultaten, financiën en personeel voor de bespreking met individuele scholen (tabel 4.2). Besturen bespreken leerlingresultaten iets minder vaak met hun scholen dan financiële en personele gegevens. Deze laatste twee soorten gegevens worden door ongeveer de helft van de besturen ook gebruikt voor een onderlinge vergelijking van scholen waar acties aan verbonden worden en door een meerderheid van de besturen voor bestuursbrede overzichten waar bestuursbrede acties aan gekoppeld worden. In vergelijking met de financiële en personele gegevens blijft het gebruik van leerlingresultaten wat achter. Tabel 4.2
Op welke manier gebruikt uw bestuur gegevens over leerlingresultaten, financiën en personeel van de scholen voor het maken van beleid en het aansturen van scholen? (percentages)
Wij bespreken gegevens met individuele scholen Wij vergelijken scholen onderling en verbinden daar acties aan Wij maken een bestuursoverzicht en verbinden daar bestuursbrede acties aan
ja in ontwikkeling nee ja in ontwikkeling nee ja in ontwikkeling nee
leerlingresultaten 79 10 12 38 17 45 47 22 31
financiën 93 3 4 52 7 41 68 11 21
personeel 90 6 5 46 12 43 61 17 23
In de internetenquête hebben we tevens gevraagd of scholen en besturen betrokken zijn bij een initiatief in een groter dan bestuurlijk verband voor het vergelijken en monitoren van gegevens over de
42
Oberon & Kohnstamm Instituut
kwaliteit van scholen. Bij ongeveer een kwart van de scholen en besturen is dat het geval. Het gaat daarbij onder meer om initiatieven in gemeentelijk en regionaal verband. Praktijkervaringen Hiervoor zijn diverse manieren beschreven waarop scholen en besturen gegevens uit hun systemen kunnen gebruiken als managementinformatie. De analyse en rapportage van de gegevens dient vooraf te gaan aan deze manieren van gebruik. Voor de analyses en rapportages maken scholen en besturen gebruik van de functionaliteiten van de door hen gebruikte systemen. Een nadere toelichting hierop is reeds beschreven bij de praktijkervaringen aan het einde van paragraaf 4.1. We gaan hier nader in op praktijkervaringen met vergelijking van gegevens (benchmarking). Uit de interviews blijkt dat binnen enkele besturen alle scholen inzicht hebben in elkaars gegevens. Soms wordt daarbij de keuze gemaakt om alleen de leerlingresultaten te delen. Informatie over personeel (verzuim en dergelijke) is al snel herleidbaar tot enkele leerkrachten en ligt daardoor gevoelig. Binnen sommige besturen is in de loop der jaren een traditie ontstaan wat betreft het vergelijken van verschillende scholen, hoewel bij schoolleiders aanvankelijk nog wel ‘koudwatervrees’ heerste. Een ‘oplossing’ die door sommige besturen wordt toegepast is het tonen van de scores van de eigen school ten opzichte van het bestuursgemiddelde. Schooldirecteuren kunnen dan niet de resultaten van andere scholen inzien. Verder blijkt uit de interviews dat besturen het soms moeilijk vinden om scholen onderling te vergelijken, ook in gevallen waar ze wel over de benodigde gegevens beschikken. Belangrijkste reden waarom vergelijking als lastig wordt ervaren, is dat scholen eigenlijk onvergelijkbaar zijn, vooral doordat ze verschillende leerlingpopulatie hebben. De huidige systemen om opbrengsten te analyseren compenseren volgens de besturen onvoldoende voor een verschil in uitgangssituatie bij de leerlingen. Enkele besturen doen daarom mee in een project om een maat te ontwerpen voor de toegevoegde waarde van scholen. Verder geven de besturen aan dat het van belang is om verder te kijken dan de cijfers. Voor een goede interpretatie is het ‘het verhaal achter de cijfers’ van groot belang. Een deel van de geïnterviewde besturen heeft niet alleen de beschikking managementinformatie van de eigen scholen, maar is tevens betrokken bij een initiatief in groter verband. Ook vertegenwoordigers van dergelijke initiatieven hebben we gesproken. Bij de initiatieven die managementinformatie verschaffen aan besturen en scholen gaat het in veel gevallen om een stedelijke of regionale onderwijsmonitor. Dergelijke monitoren brengen de stedelijke of regionale stand van zaken op een aantal indicatoren, vaak leerlingresultaten, in beeld. Als voorbeeld noemen we een stichting die coördinerende en ondersteunende activiteiten biedt aan drie schoolbesturen. Als onderdeel van een stedelijke monitor vergelijkt deze stichting de leerlingresultaten van scholen en besturen met elkaar. Indicatoren zijn onder meer Cito-eindtoetsscores en tussenresultaten voor taal en rekenen. Besturen en scholen die participeren in een stedelijke of regionale monitor krijgen vaak een terugkoppeling waarin zij hun eigen scores kunnen vergelijken met bijvoorbeeld gemiddelden per wijk, gemeente en regio en met scholen met een vergelijkbare leerlingpopulatie. Besturen ervaren dergelijke benchmarkmogelijkheden als waardevol. Belangrijke voorwaarden voor succesvolle monitoring en benchmarking zijn volgens betrokkenen onder meer afspraken over af te nemen toetsen en toetsmomenten en efficiënte gegevensaanlevering door een digitale export uit de systemen van de scholen. Andere bovenbestuurlijke initiatieven die voor besturen en scholen bruikbare vergelijkingsgegevens op kunnen leveren zijn onderzoeken van universiteiten en onderzoeksinstituten. Als voorbeeld noemen we hier het onderzoek van de Universiteit van Maastricht naar opbrengsten van basisscholen, waarbij scholen via een ‘dashboardfunctie’ hun onderwijsopbrengsten in vergelijking met andere scholen kunnen volgen.20 20
Zie www.kaans.nl.
Waar staat het PO-veld?
43
Als laatste voorbeeld van bovenbestuurlijke initiatieven noemen we hier samenwerkingsverbanden. Deze verzamelen volgens besturen en scholen gegevens over het sbo, zoals uitstroomgegevens, positie en vormgeving van het sbo en financiële gegevens en bieden betrokken scholen en besturen op basis van de verzamelde gegevens vergelijkingsmogelijkheden.
4.2.2
Horizontale verantwoording
In de enquêtes onder scholen en besturen is gevraagd naar de manier waarop zij belanghebbenden informeren over leerlingresultaten, financiën en personeel. De antwoorden op de betreffende vragen staan in onderstaande tabellen. Tabel 4.3
Op welke manier gebruikt uw school gegevens over leerlingresultaten, financiën en personeel om belanghebbenden te informeren? (percentages)
Wij nemen gegevens op in een nieuwsbrief voor belanghebbenden Wij zetten gegevens op onze website Belanghebbenden kunnen inloggen zodat ze gegevens kunnen bekijken die voor hen van toepassing zijn Tabel 4.4
ja in ontwikkeling nee ja in ontwikkeling nee ja in ontwikkeling nee
leerlingresultaten 56 11 33 35 19 47 20 14 65
financiën 15 7 78 12 6 82 4 8 89
personeel 41 8 51 20 9 71 15 7 78
Op welke manier gebruikt uw bestuur gegevens over leerlingresultaten, financiën en personeel van de scholen om belanghebbenden te informeren? (percentages)
Wij nemen gegevens op in een nieuwsbrief voor belanghebbenden Wij zetten gegevens op onze website Belanghebbenden kunnen inloggen zodat ze gegevens kunnen bekijken die voor hen van toepassing zijn
ja in ontwikkeling nee ja in ontwikkeling nee ja in ontwikkeling nee
leerlingresultaten 47 10 43 28 22 50 15 17 68
financiën 27 8 66 24 13 63 15 12 72
personeel 36 8 56 15 15 70 12 13 75
Uit deze tabellen blijkt dat het verschaffen van informatie via een nieuwsbrief voor belanghebbenden in verhouding de meest gebruikte manier is waarop scholen en besturen belanghebbenden informeren. Scholen nemen met name leerlingresultaten en personele informatie op in een dergelijke nieuwsbrief. Ook besturen presenteren in hun nieuwsbrief in verhouding vaak informatie over leerlingresultaten, terwijl informatie over financiële en personele gegevens (iets) minder vaak wordt opgenomen. Het informeren van belanghebbenden over leerlingresultaten, financiële en personele gegevens via de website of door middel van een inlog in een portal of systeem gebeurt door een ruime minderheid van scholen en besturen. Ook voor het informeren van belanghebbenden hebben we gevraagd of scholen en besturen betrokken zijn bij een initiatief in een groter dan bestuurlijk verband. Voor een ruime meerderheid van de scholen en besturen (80%) is dat niet het geval. Bij de scholen en besturen die wel bij een dergelijk initiatief betrokken zijn, gaat het om initiatieven op verschillende niveaus, zoals de gemeente, de provincie, het samenwerkingsverband of landelijk.
44
Oberon & Kohnstamm Instituut
Praktijkervaringen In de interviews noemen de scholen en besturen meerdere belanghebbenden waaronder de inspectie, de gemeente, het bestuur, de raad van toezicht, de (gemeenschappelijke) medezeggenschapsraad ((g)mr), collega-besturen en ouders. Scholen verstrekken informatie in sommige gevallen rechtstreeks aan belanghebbenden en in andere gevallen indirect via het bestuur dat bijvoorbeeld gegevens over haar scholen levert aan de gemeente of inspectie. In aanvulling op de in de enquête genoemde manieren om belanghebbenden te informeren (nieuwsbrief, website en inlog in portal of systeem) noemen scholen en besturen in de interviews de schoolgids, het jaarverslag en managementrapportages. De informatie die scholen en besturen verstrekken aan belanghebbenden wordt in sommige gevallen afgestemd per soort belanghebbende. Ouders worden met name geïnformeerd over leerlingresultaten, vo-advisering, doorstroom naar het vo, inspectieoordeel en over de resultaten van tevredenheidsmetingen onder leerlingen, personeel en ouders zelf. Aan de gemeente wordt informatie verstrekt over financiën, leerlingenaantallen en stromen, leerlingpopulatie en personele gegevens. Het bestuur, (g)mr en de Raad van Toezicht krijgen informatie over financiën, personele zaken, leerlingresultaten, tevredenheidsmetingen en huisvesting. Een deel van de geïnterviewde scholen en besturen wijst op het gevaar van het verstrekken van te veel informatie, waardoor belanghebbenden “door de bomen het bos niet meer kunnen zien”. Dit risico doet zich bijvoorbeeld voor bij jaarverslagen. Als oplossing heeft een schoolbestuur daarom sinds 2011 gekozen voor een dun en publieksvriendelijk jaarverslag. Voor aanvullende informatie kunnen geïnteresseerden terecht op de website. Daar zijn onder het kopje ‘Publieke Verantwoording’ meerdere documenten opgenomen met een verdieping van de informatie uit het jaarverslag. Als voorbeeld van een bovenbestuurlijk initiatief voor het informeren van belanghebbenden noemen we de Kwaliteitswijzer Basisonderwijs Amsterdam.21 Dit is een product van de gezamenlijke Amsterdamse schoolbesturen, in samenwerking met de gemeente Amsterdam. Het is een boekwerk met resultaten van Amsterdamse basisscholen (circa 90% van de ruim 200 Amsterdamse scholen doet momenteel mee). Per basisschool is informatie te vinden over eindopbrengsten (Cito-eindtoets, gecorrigeerde en ongecorrigeerde score), tussenopbrengsten (lezen, rekenen, spelling, voor groepen 2, 3, 4 en 6), doorstroom naar het voortgezet onderwijs, achtergrondkenmerken van de leerlingen (aandeel gewichtenleerlingen), het percentage leerlingen dat tussentijds van school wisselt en het toezichtsarrangement van de inspectie (basisarrangement, zwakke school of zeer zwakke school). Tot nu toe gaat het om gegevens over drie schooljaren, er is gestart in schooljaar 2008-2009. De Kwaliteitswijzer is ontstaan uit een wens van de gezamenlijke schoolbesturen om zich te verantwoorden aan de buitenwereld. De data voor de Kwaliteitswijzer worden geleverd door de schoolbesturen en door de gemeente (onder meer over vve) aan een bureau dat zorgt voor koppeling, dataverwerking en productie van de Kwaliteitswijzer. Dat is een logistiek en technisch ingewikkeld karwei, waarvoor inmiddels een heel draaiboek is ontwikkeld met een eigen jaarcyclus.
4.2.3
Schoolkeuze-informatie
Het laatste gebruiksdoel van de gegevens uit de systemen van scholen en besturen betreft het verstrekken van schoolkeuze-informatie aan ouders die een school voor hun kind kiezen. Over het geheel genomen gebruikt een minderheid van de scholen gegevens in het kader van schoolkeuzeinformatie. Daar waar informatie verstrekt wordt gaat het in de meeste gevallen om gegevens over leerlingresultaten.
21
Zie www.amsterdam.nl/gemeente/organisatie-diensten/dmo/onderwijs-jeugd/kwaliteitsaanpak/documenten/ kwaliteitswijzer/
Waar staat het PO-veld?
Tabel 4.5
45
Op welke manier gebruikt uw school gegevens over leerlingresultaten, financiën en personeel om ouders te informeren bij de schoolkeuze van hun kind? (percentages)
Wij zetten gegevens op onze website Wij gebruiken deze gegevens in promotiemateriaal Ons bestuur gebruikt gegevens in een scholengids Ons bestuur zet gegevens op de website De gemeente gebruikt deze gegevens in het gemeentelijk overzicht van de scholen
ja in ontwikkeling nee ja in ontwikkeling nee ja in ontwikkeling nee ja in ontwikkeling nee ja in ontwikkeling nee
leerlingresultaten 42 19 39 41 12 48 37 8 55 16 1 72 15 5 80
financiën 16 6 78 10 10 80 5 3 92 3 3 94 3 6 91
personeel 21 8 71 19 9 72 18 9 73 12 10 78 4 4 93
Evenals bij scholen zien we ook bij besturen dat een minderheid de onderscheiden manieren gebruikt voor het verschaffen van schoolkeuze-informatie over de drie typen gegevens. Uitzondering is het opnemen van gegevens over de leerlingresultaten in een schoolgids; bijna vier vijfde van de besturen presenteert de leerlingresultaten in hun schoolgids ten behoeve van schoolkeuze. Tabel 4.6
Op welke manier gebruikt uw bestuur gegevens over leerlingresultaten, financiën en personeel om ouders te informeren bij de schoolkeuze van hun kind? (percentages)
Wij gebruiken deze gegevens in promotiemateriaal Wij zetten gegevens op onze website Wij gebruiken deze gegevens in een schoolgids De gemeente gebruikt deze gegevens in het gemeentelijk overzicht van de scholen
ja in ontwikkeling nee ja in ontwikkeling nee ja in ontwikkeling nee ja in ontwikkeling nee
leerlingresultaten 28 15 58 37 19 45 79 7 15 16 5 79
financiën 5 6 90 17 10 73 22 6 71 6 3 91
personeel 11 8 82 19 11 70 42 6 51 5 4 91
Tot slot hebben we gevraagd of scholen en besturen betrokken zijn bij een initiatief in een groter dan bestuurlijk verband voor het verstrekken van schoolkeuze-informatie. Bij ongeveer drie kwart van de scholen en besturen is dat niet het geval. Bij de scholen en besturen die wel bij een dergelijk initiatief betrokken zijn, gaat het om initiatieven op verschillende niveaus, zoals de gemeente, de provincie, het samenwerkingsverband of landelijk. Praktijkervaringen Uit de interviews blijkt dat scholen en besturen weinig onderscheid maken tussen het verschaffen van informatie aan belanghebbenden in het kader van horizontale verantwoording en aan het verstrekken van schoolkeuze-informatie aan (nieuwe) ouders. Zowel de manieren waarop de informatie verstrekt wordt als de inhoud van de informatie komt grotendeels overeen. Verder merken de geïnterviewden op dat ouders bij de schoolkeuze vaak geen objectieve informatie gebruiken, maar hun keuze veelal baseren op informele informatie van andere ouders en een bezoek aan de school. Ze letten daarbij vooral op zaken als nabijheid, sfeer en veiligheid.
46
Oberon & Kohnstamm Instituut
We sluiten af met twee voorbeelden van bovenbestuurlijke initiatieven voor het verstrekken van schoolkeuze-informatie. Het eerste voorbeeld betreft een gemeente waarin volgens betrokkenen een schoolkeuzevenster ‘avant la lettre’ is ontwikkeld. Met dit systeem worden de volgende typen gegevens getoond aan ouders: administratieve gegevens (schoolpopulatie); gegevens uit het leerlingvolgsysteem en over de eindtoets basisonderwijs; personele gegevens (aantal fte, aantal fte voor interne begeleiding, en dergelijke). Er worden geen financiële gegevens verstrekt en ook geen gegevens over waardering door betrokkenen, aangezien uniforme metingen ontbreken. Het tweede voorbeeld betreft de al eerder genoemde Kwaliteitswijzer Basisonderwijs Amsterdam. Deze is mede bedoeld om ouders te informeren (immers een heel belangrijke groep belanghebbenden in het basisonderwijs), maar is niet bedoeld als schoolkeuzegids. Daarvoor is de gepresenteerde informatie te smal en bovendien is de gevolgde werkwijze voor ouders lastig te begrijpen, zeker voor lager opgeleide ouders. Voor het komend jaar is het wel de bedoeling een aparte versie voor de ouders te maken. Ouders kunnen die desgewenst wel gebruiken als een informatiebron voor hun schoolkeuze.
Waar staat het PO-veld?
5
47
Wat wil het PO-veld?
In dit hoofdstuk staat de tweede onderzoeksvraag centraal: Wat wil het PO-veld? We beantwoorden deze vraag vanuit het perspectief van zowel scholen en besturen als van leveranciers van systemen. We starten in paragraaf 1 met een algemene beschrijving van de behoefte van het veld aan de drie vensters van Vensters PO. In paragraaf 2 gaan we dieper in op twee van de vensters, namelijk het managementvenster en het schoolvenster. We beschrijven de indicatoren die het veld graag opgenomen zou zien in deze vensters en voor welke indicatoren zij een benchmark willen. In de derde paragraaf besteden we aandacht aan de overige wensen van het veld. We sluiten in paragraaf 4 af met de inspanningsbereidheid. De informatie die we in dit hoofdstuk presenteren is afkomstig uit meerdere bronnen: de internetenquêtes onder besturen en scholen en de interviews met scholen, besturen, vertegenwoordigers van lokale/regionale initiatieven en leveranciers van systemen.
5.1
Behoefte aan Vensters PO
Welke behoefte is er in het algemeen bij scholen en schoolbesturen aan de Vensters PO? Het merendeel van de scholen en schoolbesturen geeft in de verdiepende interviews aan dat de Vensters PO een nuttig en aantrekkelijk instrument kan zijn. Voordeel van Vensters PO is volgens hen dat informatie voor alle scholen vanuit een gestandaardiseerd kader op een vergelijkbare manier gepresenteerd wordt. De behoefte aan Vensters PO is groter bij scholen en besturen die minder vergevorderd zijn met dan wel minder tevreden zijn over hun eigen systeem (systemen) dan bij scholen en besturen die al een (nagenoeg) uitontwikkeld en goed functionerend systeem hebben. Mogelijke nadelen van Vensters PO noemen enkele scholen en besturen de extra informatielast, de beperkte meerwaarde ten opzichte van het eigen systeem en het gevaar dat de nadruk eenzijdig op cijfers komt te liggen. Managementvenster Uit de interviews blijkt dat scholen en besturen het meest behoefte hebben aan het managementvenster, met name wat betreft de mogelijkheden tot benchmarking op verschillende niveaus (landelijk, bestuur, school). Dit biedt volgens hen duidelijk meerwaarde ten opzichte van de huidige systemen die er op de markt zijn en waarin vaak geen vergelijkingsmogelijkheden zitten. De geïnterviewden verwachten dat de benchmarks relevante sturingsinformatie voor schoolbesturen en scholen opleveren, die aanleiding kunnen geven tot kwaliteitsverbetering, verdere professionalisering en meer opbrengstgericht werken. De mening van de leveranciers komt overeen met die van scholen en besturen. Ook zij zien de mogelijkheid om een benchmark te realiseren als de belangrijkste meerwaarde van Vensters PO. Omdat elke afzonderlijke leverancier een deel van de scholen en besturen bedient, kunnen zij zelf slechts een beperkte benchmark bieden; doorgaans worden alleen vergelijkingen gemaakt met andere scholen binnen het eigen bestuur. Bij sommige systemen (die systemen waar de gegevens worden opgeslagen op de servers van de aanbieders) is het technisch wel mogelijk om een benchmark te maken van alle scholen/besturen die met het systeem werken. Geen van de aanbieders maakt hier echter gebruik van; voornamelijk omdat vaak geen standaarddefinities worden gehanteerd. Verder hoopt een deel van de besturen dat het managementvenster het efficiënter en makkelijker maakt om relevante gegevens te vinden, zeker als er sprake is van een soort dashboardfunctie. Dit kan ook lasten verlagend werken. Soms kost het veel tijd om de benodigde informatie uit allerlei
48
Oberon & Kohnstamm Instituut
verschillende bronnen te verzamelen en gebeurt dit nog handmatig. Het managementvenster zou hier een faciliterende rol in kunnen spelen. Andere besturen brengen daar tegenin dat een managementvenster nooit de rol van het eigen systeem kan overnemen omdat de gegevens in een managementvenster volgens hen in een te laat stadium beschikbaar zullen zijn. Deze mening komt overeen met enige scepsis van de leveranciers over de mogelijkheden van Vensters PO als sturingsinstrument. De twee aanbieders van bovenschoolse systemen waarin ook personeels- en financiële gegevens worden geregistreerd, zijn hierin het stelligst. Zoals een van hen stelt, met Vensters VO in gedachten: “Voordat de gegevens in Vensters staan moeten ze eerst door DUO worden gecontroleerd. Voor personele gegevens betekent het dat gegevens pas anderhalf jaar later in Vensters staan. Voor financiële informatie is dit zelfs twee jaar. Als je als bestuur dan pas ingrijpt, ben je veel te laat.” Ook over de analysemogelijkheden op het gebied van toetsprestaties verwachten enkele aanbieders weinig meerwaarde ten opzichte van hun systeem. Zij verwachten dat de geaggregeerde gegevens onvoldoende handvatten bieden voor een goede diagnose. De aanbieders die zich hierover hebben uitgelaten22 zien Vensters PO dan ook niet als bedreiging voor hun marktaandeel. Sommige aanbieders verwachten zelfs dat Vensters PO de behoefte aan managementinformatiesystemen zal aanwakkeren, als scholen een ‘voorproefje’ zouden zien via Vensters PO. Schoolvenster Ook het schoolvenster wordt door de meeste geïnterviewden nuttig geacht, maar in mindere mate dan het managementvenster. Dit venster biedt volgens hen de mogelijkheid om meer informatie op een toegankelijke manier te ontsluiten naar belanghebbenden en te tonen hoe het gaat. Een aantal geïnterviewden ziet hierbij ook profileringsmogelijkheden, niet alleen in termen van opbrengsten, maar juist ook met betrekking tot bijvoorbeeld hoe men aandacht besteedt aan sociale vaardigheden, de opvoedkundige visie, het profiel van de school, de doelgroep en de identiteit. “Als je ervoor kiest om leerlingresultaten in een Venster op te nemen, zorg dan dat je het profiel van de school volledig weergeeft, dus ook datgene waar scholen naast resultaten goed op scoren.” Andere geïnterviewden vinden juist dat Vensters vooral objectieve informatie moet bevatten. De leveranciers zien de mogelijkheden die Vensters PO zou kunnen bieden voor het delen van informatie met belanghebbenden als meerwaarde. Tegelijkertijd geven zij bij het bespreken van de mogelijkheden van hun eigen systeem echter aan, dat dergelijke functionaliteiten voor hun klanten niet dusdanig belangrijk zijn, dat ze in hun systeem zijn geïmplementeerd. Schoolkeuzevenster Een deel van de geïnterviewden geeft in de interviews aan twijfels te hebben bij het nut en de meerwaarde van het schoolkeuzevenster in het PO. Ouders gebruiken volgens hen vaak geen objectieve informatie bij schoolkeuze, anders dan denominatie. Ze maken bij de keuze voor een basisschool meer gebruik van informele informatie van andere ouders en een bezoek aan de school. Ze letten daarbij vooral op zaken als nabijheid, sfeer en veiligheid. Voor het sbo en so zijn er überhaupt weinig of helemaal geen keuzemogelijkheden en ook in plattelandsgebieden is er vaak niet veel te kiezen voor ouders. Voor Passend onderwijs zullen sboscholen zich naar alle waarschijnlijkheid verder specialiseren en dan zal schoolkeuze bepaald worden door de problematiek en valt er niet zoveel te kiezen. Voor so is leerlingvervoer bepalend als er al een keuzemogelijkheid bestaat in de regio. Het gaat vaak om de keuze tussen een rugzak of een soschool. Ouders moeten wel weten welke ondersteuningsprofielen er op scholen zijn.
22
Doordat dit geen expliciete vraag in het onderzoek was, is dit onderwerp niet in alle gesprekken aan bod gekomen.
Waar staat het PO-veld?
49
5.2
Indicatoren en benchmarks
5.2.1
Indicatoren
In de enquêtes voor de besturen en scholen is gevraagd welke aspecten zij belangrijk vinden om te worden opgenomen in het managementvenster en het schoolvenster. Managementvenster De bevraagde indicatoren voor het managementvenster (figuur 5.1) worden door minstens drie kwart van de besturen en scholen belangrijk gevonden om op te nemen. De meeste behoefte is er aan indicatoren met betrekking tot de eindopbrengsten van het onderwijs, het inspectieoordeel en uitstroomgegevens naar het voortgezet onderwijs (ruim 90% van de scholen en besturen ziet deze graag opgenomen in het managementvenster). Voor scholen zijn de uitstroomgegevens naar het vo en het inspectieoordeel verhoudingsgewijs iets belangrijker dan de eindopbrengsten. Figuur 5.1 Behoefte aan indicatoren voor managementvenster van besturen en scholen (percentages)
Eindopbrengsten
Inspectieoordeel Uitstroom naar vo Tevredenheid ouders
Onderwijstijd/schooltijd Schoolklimaat en veiligheid
Tevredenheid medewerkers Leerlingaantal totaal en per groep Tevredenheid leerlingen
Financiën Klachten en incidenten
Tussentijdse in- en uitstroom Tussenresultaten basisvaardigheden Huisvesting (bv. grootte en bouwjaar)
Vrijwillige ouderbijdrage Sociaal-emotionele ontwikkeling
Personeelskenmerken Voedingsgebied en marktaandeel Verzuim leerlingen
Ouder- en leerlingparticipatie Versnelde en vertraagde leerlingen 50
55
60
65
70
Besturen (% ja)
75
80
85
90
95
100
Scholen (% ja)
In het algemeen is er zowel bij besturen als scholen wat minder behoefte aan gegevens over het verzuim van leerlingen, ouder- en leerlingparticipatie en versnelde en vertraagde leerlingen. Verder valt op dat de besturen meer behoefte hebben dan scholen aan financiële gegevens, gegevens over klachten en incidenten, de vrijwillige ouderbijdrage, sociaal-emotionele ontwikkeling en gegevens over
50
Oberon & Kohnstamm Instituut
leerlingverzuim. Scholen hebben vaker dan besturen behoefte aan gegevens over versnelde en vertraagde leerlingen. Schoolvenster Als we kijken naar de drie belangrijkste indicatoren voor het schoolvenster (figuur 5.2), zien we dat schoolbesturen het inspectieoordeel het belangrijkste aspect vinden om op te nemen in dit venster, gevolgd door onderwijstijd/schooltijd en uitstroom naar het voortgezet onderwijs. Scholen vinden dit ook de drie belangrijkste aspecten, maar hebben relatief wat meer behoefte aan indicatoren over de uitstroom naar het voortgezet onderwijs en onderwijstijd/schooltijd dan aan het inspectieoordeel. Ook zijn er bij een aantal aspecten grote verschillen te zien tussen schoolbesturen en scholen. Scholen hebben meer behoefte aan gegevens in het schoolvenster over huisvesting, leerlingaantal, versnelde en vertraagde leerlingen, ouder- en leerlingparticipatie, tussentijdse in- en uitstroom, tussenresultaten basisvaardigheden, tevredenheid leerlingen en uitstroom naar vo. Net als bij het managementvenster hebben besturen meer behoefte dan scholen aan financiële gegevens. Figuur 5.2 Behoefte aan indicatoren voor schoolvenster van besturen en scholen (percentages)
Inspectieoordeel Onderwijstijd/schooltijd Uitstroom naar vo Eindopbrengsten Vrijwillige ouderbijdrage
Tevredenheid ouders Schoolklimaat en veiligheid Tevredenheid leerlingen Ouder- en leerlingparticipatie
Tevredenheid medewerkers Leerlingaantal totaal en per groep Voedingsgebied en marktaandeel Sociaal-emotionele ontwikkeling Tussenresultaten basisvaardigheden
Huisvesting (bv. grootte en bouwjaar) Tussentijdse in- en uitstroom Klachten en incidenten Verzuim leerlingen Versnelde en vertraagde leerlingen
Financiën Personeelskenmerken 0
10
20
30
40
50
Besturen (% ja)
60
70
80
90
100
Scholen (% ja)
Verder zien we aan de overall wat lagere percentages in figuur 5.2 in vergelijking met die in figuur 5.1 dat de behoefte aan het schoolvenster in het algemeen wat minder groot is dan die aan het
Waar staat het PO-veld?
51
managementvenster. Deze conclusie komt overeen met de conclusie die we in paragraaf 5.1 hebben getrokken op basis van de interviews met de scholen en de besturen. In de interviews is verder ingegaan op de indicatoren die in de Vensters opgenomen zouden moeten worden en welke benchmarks daarbij belangrijk zijn. De informatie die in de interviews is verkregen, bevestigt de resultaten van de enquêtes. Voor het managementvenster is de meeste behoefte aan indicatoren met betrekking tot de (eind)opbrengsten van het onderwijs, het inspectieoordeel en uitstroomgegevens. Bij het schoolvenster is (daarnaast) ook relatief veel behoefte aan het geven van informatie over onderwijstijd en schooltijden. We geven hieronder, per onderwerp, voorbeelden van nog niet genoemde of meer uitgewerkte indicatoren die in de interviews zijn genoemd voor opname in Vensters PO. Personeelskenmerken Opleidingsniveau personeel; Leeftijd personeel; Deskundigheidsbevordering van personeel; Personeelsopbouw; Personeelskosten; Aantal fte en deeltijdfactor; Man-/vrouwverdeling; Functiemix en specialisaties personeel; Verzuimcijfers. Schoolkenmerken Denominatie; Leerlingen van 4-7 jaar en 8-12 jaar; Gewichten; Opleiding ouders; Leerlingenkrimp en groei; Leerlingaantallen/voedingsgebied; Marktaandeel; Plannen en doelen school; Aanwezige voorzieningen (bijvoorbeeld buitenschoolse opvang, brede school); Horizontale en verticale verwijzingen; Locatie. Algemene visie/beleid school Onderwijsconcept; Verwachtingen ten aanzien van ouders; Beleid/aanpak ten aanzien van sociale vaardigheden; Geloofsopvoeding; Rol van de school in de maatschappij; Beleid/aanpak ten aanzien van duurzaamheid. Kwaliteit/opbrengsten Naast opbrengsten ook de toegevoegde waarde van de school. Passend onderwijs/zorg Beleid/aanpak zorgleerlingen en getalenteerde leerlingen.
52
Oberon & Kohnstamm Instituut
Speciaal onderwijs en speciaal basisonderwijs Opbrengsten in termen van doorstroom naar verschillende varianten van het vo; Gemiddelde verblijfsduur van de leerling binnen het so; Verwijzingspercentages; Reden voor verwijzing; Doorstroom van so naar vo en vso; Terugstroom van speciaal onderwijs naar reguliere school; Verhouding speciaal onderwijs schoolinschrijving-rugzak (ambulante begeleiding); Info over doorstroom op verschillende niveaus (school-bestuur-samenwerkingsverband); Kans om door te stromen naar het regulier onderwijs; Termijnen voor het krijgen van toestemming (duur van de indicatieprocedure); Wachtlijsten; Totstandkoming van individuele handelingsplannen van het kind; Wijze waarop ouders worden betrokken bij het leerproces van hun kind. Over het nut van het opnemen van financiële gegevens zijn de meningen verdeeld. Sommige besturen vinden deze gegevens niet passen in de vensters vanwege betrouwbaarheid en vertrouwelijkheid. Zij lichten dit als volgt toe: “Ziekteverzuim en financiën zijn van een lagere orde. Die hoeven niet op de site te staan” en “Financiële gegevens zijn lastig eenduidig te interpreteren en boekhoudkundige trucs zijn mogelijk; benchmarken is hierbij vrijwel zinloos, tenzij er harde criteria zijn met betrekking tot de presentatie van cijfers.”
5.2.2
Benchmarks
Aan welke benchmarks hebben besturen en scholen behoefte? Uit de interviews blijkt dat er behoefte is aan landelijke benchmarks, maar ook aan benchmarks met vergelijkbare scholen. Wat betreft vergelijkbaarheid gaat het volgens scholen en besturen om kenmerken zoals bestuur, wijk, stad, gemeente, regio, schoolgrootte, gemeentegrootte, samenstelling leerlingpopulatie (percentage gewichtenleerlingen), onderwijsconcept, denominatie en leerling-leerkrachtratio. Leveranciers onderstrepen deze mening. Volgens hen kan de meerwaarde van benchmarking binnen Vensters PO vergroot worden als scholen en besturen zelf hun benchmark kunnen kiezen, bijvoorbeeld scholen in een bepaalde regio, scholen met een bepaald onderwijsconcept of met een bepaalde denominatie of scholen met een bepaalde leerlingpopulatie. Scholen en besturen lichten dit als volgt toe: “Het belangrijkst zijn de eigen benchmarks, met de eigen collega’s, binnen het eigen bestuur en de eigen regio, zodat je van elkaar kunt leren” en “Kengetallen zijn nuttig, maar de kengetallen voor Amsterdam hoef ik niet te weten. Daar zijn de omstandigheden zo anders dan op het platteland.” Aandachtspunten Geïnterviewde scholen en besturen plaatsen de volgende kanttekening bij benchmarking: “Vergelijkingen hebben alleen zin als ze gemaakt worden voor scholen of besturen die ook echt vergeleken kunnen worden.” Daarbij moet vooral ook rekening worden gehouden met de achtergrondkenmerken. Ook de leveranciers wijzen op het risico dat binnen Vensters PO ‘appels met peren’ worden vergeleken. De leerlingpopulaties van vo-scholen zijn, door de selectie in onderwijstypen, volgens hen veel beter met elkaar te vergelijken dan de leerlingpopulaties op basisscholen, waar alle leerlingen nog door elkaar heen zitten. Behalve dat de leerlingpopulaties niet altijd vergelijkbaar zijn, zijn soms ook de resultaten van vergelijkbare leerlingen niet met elkaar te vergelijken. Zo maakt het bij het benchmarken van resultaten veel uit welke toetsversie is gebruikt, of de toetsen correct zijn afgenomen, of toetsen volgens de toetskalender zijn uitgevoerd en of bepaalde leerlingen de toets bewust niet hebben gemaakt. Ook treden er verschillen op tussen scholen die de vaardigheidsscore door het leerlingadministratiesysteem ‘laten’ berekenen, en systemen die de door Cito berekende scores importeren
Waar staat het PO-veld?
53
(via de eerder genoemde DULT-koppeling). Enkele aanbieders pleiten er dan ook voor om niet zozeer de toetsscores van scholen weer te geven, maar de toegevoegde waarde (zie ook 1.1.3 onder het kopje ‘Eerlijk vergelijken’). Bij het so en sbo speelt dat er grote verschillen zijn tussen scholen vanwege de verschillende typen scholen en leerlingen. Hierdoor is het lastig te vergelijken op leerlingresultaten, wat benchmarken ook lastig maakt. In de interviews wordt verder benadrukt dat benchmarks geen doel op zich zijn; ze hebben alleen nut als het doel is ervan te leren en je te verbeteren. Een risico is dat benchmarks op de ‘verkeerde’ manier gebruikt worden of niet in de juiste context worden geplaatst. Daarom wordt benchmarking wordt door een aantal geïnterviewden meer relevant geacht voor het managementvenster dan voor de andere vensters (met name het schoolvenster). Zij lichten dit als volgt toe: “De benchmarkfunctie alleen toevoegen voor het managementvenster, niet in de openbare vensters (om het ontstaan van ‘ranglijsten’ te voorkomen)” en “Er moet geen norm komen die voor alle scholen gelijk is. Beter is nog om in de drie vensters helemaal geen norm op te nemen. Op basis van de informatie die is opgenomen in het managementvenster kunnen scholen en besturen bepalen of zij voldoen aan hun eigen normen. Wat die normen zijn wordt onder meer bepaald door hun visie.”
5.3
Overige wensen voor de uitwerking van Vensters PO
In de interviews met scholen, besturen en vertegenwoordigers van lokale/regionale initiatieven is ook geïnventariseerd wat aanvullende wensen zijn voor de uitwerking van Vensters PO. Hieronder geven we een overzicht van de wensen die zijn geuit, waarbij een onderverdeling is gemaakt naar randvoorwaarden, inhoudelijke en technische wensen ten aanzien van Vensters PO. Randvoorwaarden Brede medewerking van scholen en besturen is noodzakelijk in het kader van betrouwbare benchmarks en transparantie. Er moeten goede afspraken worden gemaakt over definities (bijvoorbeeld peildatum, welke leerlingen mogen worden weggelaten bij de scores op de Cito-toetsen?). Zorg voor juistheid van gegevens en voor controlemogelijkheden. Privacy van gegevens moet goed geregeld worden. Er zijn harde criteria nodig voor presentatie van cijfers, zodat ze eenduidig vergeleken kunnen worden. Bij sbo- en so-scholen is het moeilijk benchmarks te maken. Er zijn grote verschillen in leerlingpopulatie, waardoor er een risico is dat er appels met peren vergeleken worden. Inhoudelijk Mogelijkheid om eigen managementinformatie toe te voegen op bestuursniveau, die niet openbaar is (bijvoorbeeld aantal klassenbezoeken, subsidiestromen, doorgevoerde verbetertrajecten). Mogelijkheid om strategische beleidsdoelen of eigen normen toe te voegen. Voor informeren van belanghebbenden kan eventueel worden volstaan met een beschrijvende rapportage boven een venster met cijfers. Bij elke indicator helder omschrijven voor welk doel deze dient en waarvoor deze gebruikt mag worden. Vensters PO zou een soort ‘startpagina’ moeten worden; dé bron waar vanuit alle andere bronnen (bijvoorbeeld DUO) te bereiken zijn, zowel door links als door inlogmogelijkheden. Eenvoudig en begrijpelijk houden voor de doelgroep; niet teveel details.
54
Oberon & Kohnstamm Instituut
Kritisch kijken welke indicatoren worden opgenomen (geen triviale gegevens; niet alles hoeft in Vensters PO). Bij alle indicatoren risico op onjuiste interpretatie en misbruik van informatie inventariseren. Er moeten ook gegevens over Passend onderwijs in Vensters PO worden opgenomen (ondersteuningsprofiel van de school). Overleg met besturen die al veel nuttig voorwerk hebben verricht en een eigen managementinformatiesysteem hebben ontwikkeld (bij gebruik van een dergelijk systeem voor een grote groep scholen zien betrokkenen graag een financiële compensatie). Vensters PO moet ook geschikt zijn voor het so, waar geen ‘harde’ cijfers zijn van leerlingopbrengsten.
Technisch/vormgeving Flexibiliteit: het systeem moet eenvoudig aangepast kunnen worden aan nieuwe ontwikkelingen en behoeften. In Vensters PO een onderscheid maken tussen verplichte gegevens (voor benchmarking) en facultatieve gegevens. De mogelijkheid om in vrije tekst toelichtingen te geven op en uitleg bij kale cijfers (“het verhaal achter de cijfers”). Aggregatiemogelijkheden om scholen en besturen onderling te vergelijken. Downloadfunctie om extra analyses op bestuursniveau te kunnen maken in een rekenblad. Aparte vensters voor regulier basisonderwijs, speciaal basisonderwijs en speciaal onderwijs. Zo veel mogelijk gebruik maken van gegevens die al centraal beschikbaar zijn en die via een digitale export met één druk op de knop geleverd kunnen worden.
5.4
Inspanningsbereidheid
Scholen en besturen Welke inspanning zijn de scholen en besturen bereid te leveren voor Vensters PO? Uit de interviews blijkt dat zij in principe bereid zijn mee te denken over de verdere ontwikkeling van de vensters, om mee te werken aan een pilot en/of gegevens aan te leveren ten behoeve van de vensters.23 Besturen hebben vooral behoefte aan het managementvenster en dan met name voor intern gebruik. Scholen zien daarnaast ook het nut van het schoolvenster door de mogelijkheid zich als school te profileren en de mogelijkheid tot vergelijking met landelijke gemiddelden. De opbrengsten moeten echter wel opwegen tegen de ‘kosten’. Een aantal scholen en besturen is bezorgd over de mogelijke tijdsinvestering in relatie tot de opbrengsten van Vensters PO. Vooral scholen hebben al te maken met hoge administratieve lasten. De verwachting van veel respondenten is dat het aanleveren van gegevens extra administratief werk met zich mee zal brengen, dus dat Vensters PO er nog ‘bij’ zal komen. Dit heeft ook te maken met hoever men is met het eigen systeem. Scholen en besturen die verwachten dat Vensters PO voor hen veel zal opleveren (omdat ze bijvoorbeeld nog geen goed systeem hebben), willen het extra werk echter vaak wel voor lief nemen. Om de administratieve belasting toch zoveel mogelijk te beperken geeft een aantal scholen en besturen aan dat idealiter de gegevens maar één keer centraal aangeleverd zouden hoeven worden, dus niet een keer aan Vensters PO en ook aan DUO of de Inspectie. Ook wordt aangegeven er bij Vensters PO zoveel mogelijk gebruik zou moeten worden gemaakt van al bestaande informatie. Uit de interviews komt ook een aantal (kritische) kanttekeningen en vragen naar voren: Hoe kan een systeem dat voor alle besturen en scholen ontwikkeld is, informatiever zijn dan een eigen systeem dat volledig op maat is? 23
Voor het sbo kan hiervoor volgens een aantal respondenten het beste contact worden gelegd met het sbowerkverband.
Waar staat het PO-veld?
55
Hoe kunnen niet-cijfermatige gegevens goed in beeld worden gebracht? (“Kwaliteit is breder dan alleen opbrengsten; hoe krijgen we dat goed in beeld?”) Wie gaat gegevens verzamelen en invoeren? Het risico van gedateerdheid van gegevens (1-oktobertellingen zijn bijvoorbeeld vaak pas een half jaar later beschikbaar); hierdoor is Vensters PO minder geschikt om op managementniveau snel in te kunnen grijpen. Hoe wordt Vensters PO bekostigd na de ontwikkelfase? (Kan de Inspectie bijvoorbeeld een bijdrage leveren aan de kosten, als zij ook gebruik maken van Vensters PO?)
Leveranciers De leveranciers van schoolgerichte systemen zien mogelijkheden om hun systeem in te zetten voor de aanlevering van gegevens richting Vensters PO, uiteraard met toestemming van hun gebruikers. Zodra er een ‘standaard-gegevensset’ is afgesproken, kunnen de leveranciers hiervoor een exportmogelijkheid inbouwen. Op dit moment bieden de schoolgerichte systemen de meeste mogelijkheden voor export van gegevens, onder meer voor de digitale overdracht naar vervolgscholen. Volgens de meeste aanbieders is het dan ook het meest logisch om de export naar Vensters PO te laten verlopen via het schoolgerichte systeem en niet via een bovenschool systeem. Eén leverancier van een bovenschools systeem werkt momenteel echter aan een module om voor het hele bestuur de levering voor Vensters VO te verrichten. Volgens die aanbieder ligt een dergelijke module voor Vensters PO ook voor de hand als hier behoefte aan bestaat.
Waar staat het PO-veld?
6
57
Toegevoegde waarde van Vensters PO?
In voorgaande hoofdstukken hebben we de antwoorden beschreven op twee van de drie onderzoeksvragen: Waar staat het PO-veld? en Wat wil het PO-veld? Door combinatie van de antwoorden op deze twee vragen kunnen we antwoord geven op de laatste onderzoeksvraag: Wat kan de toegevoegde waarde zijn van Vensters PO? Deze toegevoegde waarde wordt namelijk niet alleen bepaald door de behoefte van scholen en besturen, maar ook door het verschil tussen deze behoefte en de huidige situatie. Zo kunnen scholen en besturen bijvoorbeeld behoefte hebben aan bepaalde analysemogelijkheden die al beschikbaar zijn in (een deel van) de huidige managementinformatiesystemen. In een dergelijk geval is het de vraag of Vensters PO in de behoefte van scholen en besturen dient te voorzien of dat een andere oplossing meer voor de hand ligt. In de eerste paragraaf beschrijven we aan de hand van de drie vensters wat de toegevoegde waarde van Vensters PO kan zijn. In de tweede paragraaf beschrijven we aandachtspunten en randvoorwaarden die van belang zijn om de mogelijke toegevoegde waarde in de praktijk ook daadwerkelijk te kunnen realiseren.
6.1
Drie vensters?
Binnen Vensters PO zal de informatie, afhankelijk van de behoefte in het veld, in drie vensters gepresenteerd worden: 1. Managementvenster (managementinformatie): informatie eenvoudiger en effectiever gebruiken om de eigen organisatie professioneler te maken. Hiermee levert Vensters PO een bijdrage aan het stimuleren van opbrengstgericht werken door scholen en besturen. 2. Schoolvenster (horizontale verantwoording): verantwoording afleggen aan belanghebbenden van de school. De informatie uit dit venster kan gebruikt worden als startpunt voor een horizontale dialoog met belanghebbenden. 3. Schoolkeuzevenster (schoolkeuze): verschaffen van informatie die voor ouders relevant is bij de keuze van een school voor hun kind. In de enquête hebben we aan scholen en besturen gevraagd of zij meerwaarde zien in het gebruik van deze drie vensters. Besturen en scholen zien de meeste meerwaarde in het managementvenster, zowel voor gebruik binnen de school als binnen het bestuur (zie figuur 6.1). De percentages besturen die meerwaarde zien voor deze twee gebruiksvormen zijn iets hoger dan de percentages scholen, respectievelijk ongeveer 80 en ongeveer 70 procent. Minder besturen zien meerwaarde in een venster voor horizontale verantwoording (67%) en nog iets minder in een venster voor schoolkeuze (51%). De percentages scholen die meerwaarde zien in een venster voor horizontale verantwoording en voor schoolkeuze zijn ongeveer gelijk (57% en 54%). Ondanks de verschillen tussen de vensters geldt voor alle vensters dat een (kleine) meerderheid van de besturen en scholen er meerwaarde in ziet.
58
Oberon & Kohnstamm Instituut
Figuur 6.1 In hoeverre bent u het eens met de stellingen: Ik zie meerwaarde om Vensters te gebruiken (percentages)
Als managementinformatie binnen de school
besturen scholen
Als managementinformatie binnen het bestuur
besturen scholen
Om belanghebbenden te informeren
besturen scholen
Om ouders te informeren bij hun schoolkeuze besturen scholen 0%
10%
20%
Helemaal oneens
30%
40% Oneens
50% Neutraal
60% Eens
70%
80%
90%
100%
Helemaal eens
In het resterende deel van deze paragraaf geven we per venster een nuancering en toelichting op de hiervoor beschreven inschatting van de meerwaarde van de drie vensters volgens besturen en scholen. We maken daarvoor gebruik van informatie over de huidige situatie in het PO-veld, de behoeften van scholen en besturen en de inspanningsbereidheid van scholen, besturen, leveranciers, DUO en inspectie om een bijdrage te leveren aan Vensters PO.
6.1.1
Managementvenster
Besturen en scholen hebben de meeste behoefte aan een managementvenster. Uit de interviews blijkt dat deze behoefte bestaat uit twee onderdelen: benchmarkgegevens: gegevens waarmee scholen en besturen zichzelf op diverse onderwerpen kunnen vergelijken met andere (groepen van) scholen en besturen. managementinformatiesysteem: een dashboard waarin beschikbare gegevens op een overzichtelijke en samenhangende manier gepresenteerd worden. De toegevoegde waarde van een managementvenster voor benchmarking lijkt onomstreden. De behoefte eraan is groot en in de huidige praktijk zijn de mogelijkheden ertoe voor veel indicatoren beperkt. Dat laatste komt met name omdat de leveranciers van managementinformatiesystemen veelal niet beschikken over een bestand met representatieve vergelijkingsgegevens. Uitzondering zijn financiële en personele gegevens waarvoor op Open Onderwijsdata gegevens beschikbaar zijn die gebruikt kunnen worden voor benchmarking.24 Bij de uitwerking van de benchmarkmogelijkheden is aan te raden nader onderzoek te doen naar benchmarks die zinvol en gewenst zijn. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan benchmark naar wijk, gemeente, regio, samenstelling leerlingpopulatie en onderwijsconcept. Ongeacht de benchmark is het van belang dat het om een eerlijke vergelijking gaat. Met name als het gaat om leerresultaten kunnen scholen niet zomaar met elkaar vergeleken worden. Zowel uit de interviews als uit eerder onderzoek volgt dat er behoefte is aan een vergelijking gebaseerd op toegevoegde waarde van scholen of een andere vorm van vergelijken die rekening houdt met de samenstelling van de leerlingpopulatie van scholen.
24
http://www.ib-groep.nl/organisatie/Jaarverslag/jaarverslag_2011/instellingen/open_onderwijsdata.asp.
Waar staat het PO-veld?
59
De toegevoegde waarde van een managementvenster als managementinformatiesysteem voor scholen en besturen is minder eenduidig dan die van benchmarking. Hiervoor zijn meerdere redenen. In de eerste plaats volgt uit de interviews dat de behoefte van scholen en besturen hieraan minder groot is dan aan benchmarking. Dat hangt waarschijnlijk samen met de tweede reden: er gebeurt op dit gebied al veel in het PO-veld. Er zijn meerdere managementinformatiesystemen op de markt die scholen en besturen kunnen gebruiken in het kader van opbrengstgericht werken. Aanvullend daarop hebben enkele scholen en bestuur een eigen systeem ontwikkeld. Ten derde maakt de ervaring met Vensters VO duidelijk dat het enige tijd duurt voor de data van alle scholen in Vensters staan. Volgens leveranciers en een deel van de scholen en besturen is dat tijdpad te lang voor wie up-to-date wil kunnen sturen en kan het managementvenster daarom nooit een vervanging zijn van het eigen managementinformatiesysteem van scholen en besturen. Op basis van ervaringen met Vensters VO denken we echter wel dat het managementvenster voor scholen en besturen die minder vergevorderd zijn met het gebruik van een managementinformatiesysteem een ‘vliegwielfunctie’ kan hebben. Zij kunnen door het managementvenster zicht krijgen op voordelen van het benutten van gegevens en ondersteuning krijgen bij hun werkzaamheden door handreikingen en bijeenkomsten.
6.1.2
Schoolvenster
De behoefte van scholen en besturen aan een schoolvenster voor het verstrekken van informatie aan belanghebbenden in het kader van horizontale verantwoording is kleiner dan de behoefte aan een managementvenster. Daar staat tegenover dat ook de huidige praktijk minder vergevorderd is. Scholen en besturen zijn verplicht om verantwoording af te leggen en een deel van de geïnterviewden vindt het niet meer dan logisch dat zij zich als publieke organisaties verantwoorden. We zijn dan ook van mening dat ook een schoolvenster toegevoegde waarde kan bieden. Een dergelijk venster maakt het mogelijk informatie op een transparante en eenduidige manier te presenteren, hetgeen voordelen heeft voor belanghebbenden. Verder weten we op basis van Vensters VO dat informatie uit het schoolvenster door scholen en besturen gewaardeerd wordt als startpunt voor een dialoog met belanghebbenden. Voor de uitwerking van de indicatoren van Vensters PO is het van belang dat de informatie die voor het schoolvenster relevant is niet volledig overeenkomt met die voor het managementvenster. Voor het managementvenster hebben scholen en besturen de meeste behoefte aan indicatoren met betrekking tot de (eind)opbrengsten van het onderwijs, het inspectieoordeel en uitstroomgegevens. Bij het schoolvenster is (daarnaast) ook relatief veel behoefte aan het geven van informatie over onderwijstijd en schooltijden. Verder kunnen financiële en personele gegevens volgens een deel van de geïnterviewden niet ontbreken in de verantwoording van een publieke organisatie. Niet alleen via het schoolvenster, maar ook in meer ondersteunende zin zou Venster PO een rol kunnen vervullen voor het afleggen van horizontale verantwoording. Een mogelijkheid hiervoor is een ‘basis jaarverslag’ zoals opgenomen in het ManagementVenster van Vensters VO. Deze optie maakt het mogelijk om automatisch een aanzet voor een jaarverslag te genereren waarin gegevens uit Vensters zijn verwerkt in de vorm van tabellen of grafieken.
6.1.3
Schoolkeuzevenster
De uitkomsten van de internetenquête onder scholen en besturen laten zien dat de behoefte aan een schoolkeuzevenster gemiddeld genomen iets kleiner is dan die aan een schoolvenster voor horizontale verantwoording. Een deel van de geïnterviewde scholen en besturen is minder positief over een schoolkeuzevenster en geeft aan twijfels te hebben bij het nut en de meerwaarde van het schoolkeuzevenster in het PO. Ouders gebruiken volgens hen vaak geen objectieve informatie bij schoolkeuze, anders dan denominatie. Ze maken bij de keuze voor een basisschool meer gebruik van informele informatie van andere ouders en een bezoek aan de school. Ze letten daarbij vooral op
60
Oberon & Kohnstamm Instituut
zaken als nabijheid, sfeer, veiligheid en leerlingpopulatie. Deze bevindingen komen grotendeels overeen met die uit eerder onderzoek naar schoolkeuzemotieven van ouders. Op basis hiervan concluderen we dat de toegevoegde waarde van een schoolkeuzevenster op dit moment nog niet groot geacht kan worden. Daar staat tegenover dat veel informatie die opgenomen wordt in het schoolvenster vermoedelijk ook bruikbaar is voor een schoolkeuzevenster. Een optie is dan ook te starten met de uitwerking van het schoolvenster en vervolgens te bezien of en op welke manier informatie daaruit bruikbaar is voor het schoolkeuzevenster. Een van de geïnterviewde bestuurders licht dit als volgt toe: “Laten we eerst onderzoeken of ouders behoefte hebben aan een dergelijk venster en zo ja, welke informatie zij van belang vinden om op te nemen.”
6.2
Aandachtspunten en randvoorwaarden
We sluiten onze rapportage af met aandachtspunten en randvoorwaarden die van belang zijn voor de verdere ontwikkeling en uitvoering van Vensters PO. We beperken ons hier tot een samenvatting, voor een uitgebreider overzicht verwijzen wij naar de paragrafen 5.3 en 5.4. Verschil tussen onderwijstypen Vensters PO richt zich op het gehele primair onderwijs en daarmee dus op het reguliere basisonderwijs, op het sbo en op het so. Het onderzoek maakt duidelijk dat er op een aantal punten grote verschillen zijn tussen enerzijds het basisonderwijs en anderzijds het s(b)o. In de eerste plaats zijn niet alle managementinformatiesystemen die geschikt zijn voor het basisonderwijs ook geschikt voor het s(b)o. Ten tweede zijn het gebruik van gegevens over leerlingresultaten en opbrengstgericht werken in het s(b)o minder ver ontwikkeld dan in het basisonderwijs. In de derde plaats zijn landelijke vergelijkingsgegevens voor het s(b)o tot op heden niet of nauwelijks beschikbaar.25 Tot slot is een schoolkeuzevenster voor het s(b)o niet relevant omdat ouders in veel gevallen geen of nauwelijks keuze hebben. Het is raadzaam om met deze verschillen rekening te houden bij de ontwikkeling van Vensters PO. Volgens een deel van de geïnterviewden kan dat het beste gedaan worden door voor de drie onderwijstypen aparte vensters te ontwikkelen. Op die manier kunnen per onderwijstype relevante indicatoren vastgesteld en gedefinieerd worden, zinvolle vergelijkingsmogelijkheden geboden worden en procedures vastgesteld worden die aansluiten bij de huidige praktijk. Draagvlak Uit de interviews komt naar voren dat scholen, besturen en leveranciers in principe bereid zijn om mee te werken aan de verdere ontwikkeling van Vensters PO en om gegevens te leveren om de vensters te vullen. Ondanks deze bereidheid is de verwachting van veel geïnterviewde scholen en besturen dat het aanleveren van gegevens extra administratief werk met zich mee zal brengen, dus dat Vensters PO er nog ‘bij’ zal komen. Oplossingen die zij noemen om de administratieve belasting toch zoveel mogelijk te beperken zijn het maar een keer centraal aanleveren van gegevens (dus niet een keer aan Vensters PO en ook aan DUO of de Inspectie) en zoveel mogelijk gebruik maken van al bestaande informatie. Verder vraagt een deel van de geïnterviewden zich af hoe Vensters PO bekostigd gaat worden na de ontwikkelfase. Het ligt in de lijn der verwachting dat hoge kosten voor scholen en besturen een nadelige invloed op het draagvlak hebben. Een ander aspect dat te maken heeft met het draagvlak is dat er bij een deel van de scholen en besturen ‘koudwatervrees’ bestaat voor het (binnen het bestuur) op naam vergelijken van scholen. Dit zal vermoedelijk nog sterker zijn als het gaat om voor iedereen openbare informatie.
25
Dit is momenteel aan het veranderen, zie COOLSpeciaal (www.cool5-18.nl/speciaalbasisonderwijs).
Waar staat het PO-veld?
61
Gegevenslevering Veel scholen en besturen werken niet met een volledig geïntegreerd managementinformatiesysteem, maar maken gebruik van meerdere systemen. Het gaat enerzijds om systemen voor leerlinggegevens en -resultaten (soms gecombineerd in een systeem) en anderzijds om systemen voor personele en financiële gegevens (soms gecombineerd in een systeem). Voor gegevens voor Vensters PO die opgevraagd gaan worden bij scholen of besturen betekent dit dat deze uit meerdere bronnen afkomstig zullen zijn. Technisch gezien is dit mogelijk via exportmogelijkheden die leveranciers in hun systemen inbouwen. Inhoudelijk brengt dit bij een aantal indicatoren bezwaren met zich mee. We denken daarbij met name aan het leveren van toetsscores. Het is namelijk de vraag of de verschillende systemen volledig vergelijkbare toetsscores leveren. Bijkomende vragen bij het gebruik van toetsscores zijn hoe om wordt gegaan met verschillen in toetsen, toetsversies en afnamedata en hoe gecontroleerd wordt voor leerlingen die wel en niet meedoen aan een toets. Het is aan te bevelen om eerst op beperkte schaal ervaring op te doen met het oplossen van deze kwesties en pas later over te gaan tot een brede invoering. Een andere optie is om te starten met indicatoren die minder lastig zijn en in een later stadium te bezien of en welke uitbreidingen wenselijk zijn.
Waar staat het PO-veld?
63
Literatuur Bekkers, V.J.J.M., De Kool. D. & Straten, G.F.M. (2012). Ouderbetrokkenheid bij schoolbeleid. Deelonderzoek van het programma Educational Governance: Strategie, ontwikkeling en effecten. Rotterdam: Erasmus Universiteit. Curre, C. & Visser, S. (red.) (2011). Werkboek Horizontale Verantwoording VO. In gesprek met de belanghebbenden van uw school. Utrecht: Vensters voor Verantwoording. Deloitte (2011). Benchmark 2011 Onderwijsinstellingen. Sector-rapportage Noord, Oost en Midden Nederland. www.deloitte.com. Deloitte (2012). Benchmark Onderwijs 2012. Meten is weten. www.deloitte.com. Dijkstra, A.B., Karsten, S., Veenstra , R. & Visscher, A.J. (2001). Het oog der natie. Scholen op rapport. Assen: Koninklijke Van Gorcum BV. Dronkers, J., & Veenstra, R. (2001). Schoolprestatie-indicatoren in het voortgezet onderwijs: start, reacties en vervolg. In: Dijkstra, A.B., Karsten, S., Veenstra, R. & Visscher, A.J. (2001). Het oog der natie. Scholen op rapport. Assen: Koninklijke Van Gorcum BV. Eck, E. van, & Boogaard, M. (Red.) (2007). Interne en externe kwaliteitszorg in het basisonderwijs en de rol van het bovenschools management. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut. Gerven, H. van (red.) (2010). Vroegsignalering voor schoolbesturen. Antwerpen en Apeldoorn: Garant. Herweijer, L., & Vogels, R. (2004). Ouders over opvoeding en onderwijs. Den Haag: SCP. Idsert, T. van der, & Jansen, W. (2010). Vensters. Hulpmiddel bij horizontale dialoog én instrument voor bewaking onderwijskwaliteit. MESO magazine, 30, 173, 19-24. Inspectie van het onderwijs (2010). Opbrengstgericht werken in het basisonderwijs. Utrecht: Inspectie van het onderwijs. Inspectie van het onderwijs (2012a). De beoordeling van opbrengsten in het basisonderwijs. Utrecht: Inspectie van het onderwijs. Inspectie van het onderwijs (2012b). Bijlage bij de Terugkoppeling Leerresultaten PI in het Internet Schooldossier. Utrecht: Inspectie van het onderwijs. Karsten, S., & Visscher, A.J. (2001). Ervaringen met het openbaar maken van schoolprestaties in Engeland en Frankrijk. In: Dijkstra, A.B., Karsten, S., Veenstra, R. & Visscher, A.J. (2001). Het oog der natie. Scholen op rapport. Assen: Koninklijke Van Gorcum BV. Karsten, S., Roeleveld, J., Ledoux, G., Felix, C., & Elshof, D. (2002). Schoolkeuze in een multietnische samenleving. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut. Karsten, S., De Jong, U., Ledoux, G., & Sligte, H. (2006). De positie van ouders en leerlingen in het governancebeleid. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut.
64
Oberon & Kohnstamm Instituut
Ledoux, G., Blok, H., & Boogaard, M.; m.m.v. Krüger, M. (2009). Opbrengstgericht werken. Over de waarde van meetgestuurd onderwijs. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut. Manna, P.F. (2002). The Signals Parents Send When They Choose Their Children’s Schools. Educational Policy, 16, 3, 425-447. Meijer, J. & Ledoux, G. m.m.v. Elshof, D. (2011). Gebruikersvriendelijke leerlingvolgsystemen in het primair onderwijs (2011). Amsterdam: Kohnstamm Instituut. Ministerie van OCW (2005). Governancebrief 7 juli 2005. Den Haag: Ministerie van OCW. Oberon (2003a). Inventarisatie schooladministratiesystemen primair onderwijs. Utrecht: Oberon. Oberon (2003b). Model leerlingenadministratie PO en VO. Utrecht: Oberon. Onderwijsraad (2004). Degelijk onderwijsbestuur. Den Haag: Onderwijsraad. Oomens, M. & Kooij, D. (2010). Pilot horizontale verantwoording kwalitatieve invulling onderwijs vo. Eindrapportage fase 1. Utrecht: Oberon. PO-Raad (2010). Code Goed Bestuur Primair Onderwijs. Utrecht: PO-Raad. Project Zeer Zwakke Scholen VO (2011). Werken aan opbrengsten. Kwaliteit verbeteren aan de hand van opbrengstindicatoren van de Onderwijsinspectie en de instrumenten van Vensters voor Verantwoording. Utrecht: VO-Raad. Roeleveld, J., Driessen, G., Ledoux, G., Cuppen, J. & Meijer, J. (2011a). Doelgroepleerlingen in het basisonderwijs. Historische ontwikkeling en actuele situatie. Amsterdam/Nijmegen: Kohnstamm Instituut/ITS. Roeleveld, J., Mooij, T., Fettelaar, D., & Ledoux, G. (2011b). Correctiefactoren bij opbrengstmaten in het primair onderwijs. Amsterdam/Nijmegen: Kohnstamm Instituut/ITS. Roeleveld, J., & Ledoux, G. (2011). Vergelijkingstabellen voor basisscholen met verschillende leerlingpopulaties. Amsterdam: Kohnstamm Instituut. Sontag, L., Neut, I. van der, Steensel, R., Wolput, B. van, Smeets, E., Vrieze, G., Marx, T., Ledoux, G., Jong, U. de, & Oud, W. (2006). Inventarisatie PO platform kwaliteit en innovatie. Tilburg/Nijmegen/ Amsterdam: IVA/ITS/SCO-Kohnstamm instituut. Vijlder, F. de (2011). Horizontale verantwoording in de praktijk. In: Curre, C. & Visser, S. (red.) (2011). Werkboek Horizontale Verantwoording VO. In gesprek met de belanghebbenden van uw school. Utrecht: Vensters voor Verantwoording. Vijlder, F. de (zj). Horizontale verantwoording in de praktijk. Arnhem en Nijmegen: Han. Vijlder, F. de, Bart, E., Gerven, A. van & Rozema, M. (2007). Meervoudig publieke verantwoording en geïntegreerd toezicht in het primair onderwijs. Utrecht: Capgemini N.V. VO-raad (2011). Code Goed Bestuur Voortgezet Onderwijs. Utrecht: VO-raad.
Waar staat het PO-veld?
65
Waslander, S., Pater, C. & Weide, M. van der (2010). Markets in education. An analytical review of empirical research on market mechanisms in education. OECD Education Working Papers, No. 52. Paris: OECD Publishing. Waslander, S. (2012). De geschiedenis herhaalt zich: Passend onderwijs en de onzichtbare leraar. In: ECPO (2012), Passend onderwijs – passend beleid? Drie visies op beleidsvorming rondom Passend onderwijs. Den Haag: ECPO.
66
Oberon & Kohnstamm Instituut
Bijlage 1 Vragenlijsten internetenquête Besturen Hoeveel basisscholen behoren er tot uw bestuur? ( ) 1 school ( ) 2 tot en met 9 scholen ( ) 10 of meer scholen ( ) geen Hoeveel scholen voor speciaal basisonderwijs (sbo) behoren er tot uw bestuur? ( ) 1 school ( ) 2 tot en met 9 scholen ( ) 10 of meer scholen ( ) geen Hoeveel scholen voor speciaal onderwijs (so) behoren er tot uw bestuur? ( ) 1 school ( ) 2 tot en met 9 scholen ( ) 10 of meer scholen ( ) geen Hoe houdt uw bestuur zicht op onderstaande onderdelen van de kwaliteit van uw scholen? Via een Wij Wij krijgen Uitsluitend managementhebben uitdraaien via informatiesysteem als op papier gesprekken dat automatisch bestuur uit het met de wordt gevuld met digitaal systeem directies gegevens uit de inzicht in van de systemen van de de scholen scholen systemen van de scholen
Ons bestuur registreert deze gegevens zelf
Niet
Gegevens over de leerlingpopulatie van de school Financiële gegevens van de school
()
()
()
()
()
()
()
()
()
()
()
()
Personeelskenmerken
() () ()
() () ()
() () ()
() () ()
() () ()
() () ()
()
()
()
()
()
()
()
()
()
()
()
()
Uitstroom naar vo Versnelde en vertraagde leerlingen Tevredenheid leerlingen
() ()
() ()
() ()
() ()
() ()
() ()
()
()
()
()
()
()
Tevredenheid ouders Tevredenheid medewerkers
() ()
() ()
() ()
() ()
() ()
() ()
Onderwijstijd/schooltijd Ouder- en leerlingparticipatie
() ()
() ()
() ()
() ()
() ()
() ()
Verzuim leerlingen
() ()
() ()
() ()
() ()
() ()
() ()
Eindopbrengsten Tussenresultaten basisvaardigheden Sociaal-emotionele ontwikkeling Tussentijdse in- en uitstroom
Schoolklimaat en
Waar staat het PO-veld?
67
Via een managementinformatiesysteem dat automatisch wordt gevuld met gegevens uit de systemen van de scholen
Wij hebben als bestuur digitaal inzicht in de systemen van de scholen
Wij krijgen uitdraaien op papier uit het systeem van de scholen
Uitsluitend via gesprekken met de directies
Ons bestuur registreert deze gegevens zelf
Niet
() ()
() ()
() ()
() ()
() ()
() ()
veiligheid Klachten en incidenten Huisvesting (bv. grootte en bouwjaar)
Gebruikt uw bestuur een of meer van de onderstaande managementinformatiesystemen? (meerdere antwoorden mogelijk) [ ] Boven-wijs (Omix) [ ] Early Warning System (Besturenraad) [ ] Edutopics en Onderwijs Management Dashboard (Infotopics) [ ] Iknow (Mediaan/abs) [ ] MMS-Onderwijs (XQ Education) [ ] Meta Management Systeem (Van Beekveld & Terpstra) [ ] ParnasSys (Topicus bv) [ ] STiVOO (PST Business Solutions) [ ] Wij hebben als bestuur zelf een systeem laten ontwerpen. [ ] Anders, namelijk: _________________ [ ] Nee Als u mogelijkheden (bijvoorbeeld voor registratie, analyse of rapportage) mist in het door uw bestuur gebruikte managementinformatiesysteem: kunt u deze hieronder kort toelichten? _________________________________________________ _________________________________________________ _________________________________________________ Welke systeem gebruikt uw bestuur voor de personele administratie? ________________________________________________________ Welke systeem gebruikt uw bestuur voor de financiële administratie? ________________________________________________________ Gebruiken de basisscholen binnen uw bestuur een gezamenlijke toetskalender? ( ) Ja ( ) Nee Gebruiken de basisscholen binnen uw bestuur allemaal hetzelfde leerlingvolgsysteem (bestemd voor volgen van resultaten van leerlingen)? ( ) Ja, Cito Volgsysteem primair onderwijs ( ) Ja, Esis ( ) Ja, Ontwikkelingsvolgmodel ( ) Ja, ParnasSys ( ) Ja, SchoolOAS (Dotcomschool) ( ) Ja, namelijk ________ ( ) Nee Als u mogelijkheden (bijvoorbeeld voor registratie, analyse of rapportage) mist in het door uw basisscholen gebruikte leerlingvolgsysteem: kunt u deze hieronder kort toelichten? _________________________________________________ _________________________________________________ _________________________________________________
68
Oberon & Kohnstamm Instituut
Gebruiken de basisscholen binnen uw bestuur allemaal hetzelfde schooladministratiesysteem voor de registratie van leerlinggegevens, personele en/of financiële gegevens? (U kunt meerdere antwoorden geven als uw scholen bijvoorbeeld een ander systeem gebruiken voor leerlinggegevens dan voor financiële gegevens) [ ] Ja, Esis [ ] Ja, IPSAS [ ] Ja, ParnasSys [ ] Ja, Schoolfit [ ] Ja, SchoolOAS (Dotcomschool) [ ] Ja, Winsas [ ] Ja, namelijk ________ [ ] Nee Gebruiken de scholen voor speciaal basisonderwijs (sbo) binnen uw bestuur een gezamenlijke toetskalender? ( ) Ja ( ) Nee Gebruiken de scholen voor speciaal basisonderwijs (sbo) binnen uw bestuur allemaal hetzelfde leerlingvolgsysteem (bestemd voor volgen van resultaten van leerlingen)? ( ) Ja, Cito Volgsysteem primair onderwijs ( ) Ja, Esis ( ) Ja, LVS2000 ( ) Ja, Ontwikkelingsvolgmodel ( ) Ja, ParnasSys ( ) Ja, SchoolOAS (Dotcomschool) ( ) Ja, namelijk ________ ( ) Nee Als u mogelijkheden (bijvoorbeeld voor registratie, analyse of rapportage) mist in het door uw scholen voor speciaal basisonderwijs gebruikte leerlingvolgsysteem: kunt u deze hieronder kort toelichten? _________________________________________________ _________________________________________________ _________________________________________________ Gebruiken de scholen voor speciaal basisonderwijs (sbo) binnen uw bestuur allemaal hetzelfde schooladministratiesysteem voor de registratie van leerlinggegevens, personele en/of financiële gegevens? (U kunt meerdere antwoorden geven als uw scholen bijvoorbeeld een ander systeem gebruiken voor leerlinggegevens dan voor financiële gegevens) [ ] Ja, Esis [ ] Ja, IPSAS [ ] Ja, ParnasSys [ ] Ja, Schoolfit [ ] Ja, SchoolOAS (Dotcomschool) [ ] Ja, Winsas [ ] Ja, namelijk ________ [ ] Nee Gebruiken de scholen voor speciaal onderwijs (so) binnen uw bestuur allemaal hetzelfde leerlingvolgsysteem? ( ) Ja, Cito Volgsysteem primair onderwijs ( ) Ja, Esis ( ) Ja, LVS2000 ( ) Ja, Ontwikkelingsvolgmodel ( ) Ja, ParnasSys ( ) Ja, SchoolOAS (Dotcomschool) ( ) Ja, namelijk ________ ( ) Nee Als u mogelijkheden (bijvoorbeeld voor registratie, analyse of rapportage) mist in het door uw scholen voor speciaal onderwijs gebruikte leerlingvolgsysteem: kunt u deze hieronder kort toelichten? _________________________________________________ _________________________________________________ _________________________________________________
Waar staat het PO-veld?
69
Gebruiken de scholen voor speciaal onderwijs (so) binnen uw bestuur allemaal hetzelfde schooladministratiesysteem voor de registratie van leerlinggegevens, personele en/of financiële gegevens? (U kunt meerdere antwoorden geven als uw scholen bijvoorbeeld een ander systeem gebruiken voor leerlinggegevens dan voor financiële gegevens) [ ] Ja, Esis [ ] Ja, IPSAS [ ] Ja, ParnasSys [ ] Ja, Schoolfit [ ] Ja, SchoolOAS (Dotcomschool) [ ] Ja, Winsas [ ] Ja, namelijk ________ [ ] Nee Het idee is om binnen Vensters PO drie Vensters te maken: 1. een Venster dat alleen voor de directie en het bestuur van een school toegankelijk is voor het maken en evalueren van beleid en het aansturen van scholen (gebruik van managementinformatie voor opbrengstgericht werken); 2. een Venster voor het informeren van belanghebbenden (onder meer ouders, gemeente, inspectie) over verschillende onderdelen van de kwaliteit van scholen; 3. een Venster dat informatie biedt aan ouders die een school gaan kiezen voor hun kind. Op welke manier gebruikt uw bestuur gegevens over leerlingresultaten, financiën en personeel van de scholen voor het maken van beleid en het aansturen van scholen? leerlingresultaten financiën personeel ( ) ja ( ) ja ( ) ja Wij bespreken de gegevens met individuele ( ) in ontwikkeling ( ) in ontwikkeling ( ) in ontwikkeling scholen Wij vergelijken scholen onderling en verbinden daar acties aan Wij maken een bestuursoverzicht en verbinden daar bestuursbrede acties aan Wij maken een bestuursoverzicht en verbinden daar bestuursbrede acties aan Wij doen dat ook op een andere manier, namelijk ________________________
( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee
( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee
( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee
Op welke manier gebruikt uw bestuur gegevens over leerlingresultaten, financiën en personeel van de scholen om belanghebbenden te informeren? leerlingresultaten financiën personeel ( ) ja ( ) ja ( ) ja Wij zetten gegevens op onze website. Wij nemen gegevens op in een nieuwsbrief voor belanghebbenden. Belanghebbenden kunnen inloggen zodat ze direct gegevens kunnen bekijken die voor hen van toepassing zijn. Wij doen dat ook op een andere manier, namelijk ________________________
( ) in ontwikkeling ( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee
( ) in ontwikkeling ( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee
( ) in ontwikkeling ( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee
( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee
( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee
( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee
70
Oberon & Kohnstamm Instituut
Op welke manier gebruikt uw bestuur gegevens over leerlingresultaten, financiën en personeel van de scholen om ouders te informeren bij de schoolkeuze voor hun kind? leerlingresultaten financiën personeel ( ) ja ( ) ja ( ) ja Wij gebruiken deze gegevens in ( ) in ontwikkeling ( ) in ontwikkeling ( ) in ontwikkeling promotiemateriaal. Wij zetten gegevens op onze website. De gemeente gebruikt deze gegevens in het gemeentelijke overzicht van de scholen. Wij doen dat ook op een andere manier, namelijk ________________________
( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee
( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee
( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee
Is uw bestuur betrokken bij een initiatief in groter verband voor benchmarking/monitoring van gegevens over de kwaliteit van scholen? (meerdere antwoorden mogelijk) [ ] Ja, via de gemeente [ ] Ja, via de provincie [ ] Ja, anders namelijk ___________ [ ] Nee Als u betrokken bent bij een dergelijk initiatief, wilt u hier dan kort beschrijven wat dit initiatief inhoudt? _____________________________________________________ _____________________________________________________ _____________________________________________________ Is uw bestuur betrokken bij een initiatief in groter verband om belanghebbenden te informeren over de kwaliteit van scholen? (meerdere antwoorden mogelijk) [ ] Ja, via de gemeente [ ] Ja, via de provincie [ ] Ja, anders namelijk ___________ [ ] Nee Als u betrokken bent bij een dergelijk initiatief, wilt u hier dan kort beschrijven wat dit initiatief inhoudt? _____________________________________________________ _____________________________________________________ _____________________________________________________ Is uw bestuur betrokken bij een initiatief in groter verband voor het verstrekken van schoolkeuze-informatie aan ouders? (meerdere antwoorden mogelijk) [ ] Ja, via de gemeente [ ] Ja, via de provincie [ ] Ja, anders namelijk ___________ [ ] Nee Als u betrokken bent bij een dergelijk initiatief, wilt u hier dan kort beschrijven wat dit initiatief inhoudt? _____________________________________________________ _____________________________________________________ _____________________________________________________ In de vraag hieronder verwijzen wij naar twee van de drie Vensters die opgenomen kunnen worden binnen Vensters PO. De inhoud van deze Vensters wordt samen met het veld ontwikkeld. Voor de volledigheid lichten we deze twee Vensters hier opnieuw toe. 1. een Venster dat alleen voor de directie en het bestuur van een school toegankelijk is voor het maken en evalueren van beleid en het aansturen van scholen (gebruik van managementinformatie voor opbrengstgericht werken); 2. een Venster voor het informeren van belanghebbenden (onder meer ouders, gemeente, inspectie) over verschillende onderdelen van de kwaliteit van scholen.
Waar staat het PO-veld?
71
Kunt u voor onderstaande aspecten aangeven of u het belangrijk vindt dat ze worden opgenomen in de twee Vensters?
Leerlingaantal totaal en per groep
Voedingsgebied en marktaandeel
Financiën
Personeelskenmerken
Eindopbrengsten
Tussenresultaten basisvaardigheden
Sociaal-emotionele ontwikkeling
Tussentijdse in- en uitstroom
Uitstroom naar vo
Versnelde en vertraagde leerlingen
Tevredenheid leerlingen
Tevredenheid ouders
Tevredenheid medewerkers
Onderwijstijd/schooltijd
Ouder- en leerlingparticipatie
Verzuim leerlingen
Schoolklimaat en veiligheid
Venster 1 Managementinformatie
Venster 2 Informeren belanghebbenden
( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja
( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja
72
Klachten en incidenten
Huisvesting (bv. grootte en bouwjaar)
Vrijwillige ouderbijdrage
Inspectieoordeel
Oberon & Kohnstamm Instituut
Venster 1 Managementinformatie
Venster 2 Informeren belanghebbenden
( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet
( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet
Zijn er nog andere gegevens die u belangrijk vindt als managementinformatie? __________________________________________________________ Zijn er nog andere gegevens die u belangrijk vindt voor het informeren van belanghebbenden? __________________________________________________________
Kunt voor onderstaande stellingen aangeven in hoeverre u het er mee eens bent? helemaal oneens neutraal oneens Ik zie meerwaarde om Vensters (met landelijke () () () benchmark) te gebruiken als managementinformatie binnen het bestuur. Ik zie meerwaarde om Vensters (met landelijke () () () benchmark) te gebruiken als managementinformatie binnen scholen. Ik zie meerwaarde om Vensters te gebruiken om () () () belanghebbenden te informeren. Ik zie meerwaarde om Vensters te gebruiken om () () () ouders te informeren bij hun schoolkeuze. Ziet u nog een andere meerwaarde van Vensters? ________________________________________________ ________________________________________________ Kunt u antwoorden over de mogelijke meerwaarde van Vensters kort toelichten? ________________________________________________ ________________________________________________ ________________________________________________ Mogen wij u in een later stadium benaderen voor een verdiepend gesprek? [ ] Ja, via het volgende telefoonnummer: _____________________ [ ] Ja, via het volgende e-mailadres: ____________________ [ ] Nee Mocht u verder nog opmerkingen hebben, dan kunt u die hier kwijt. _________________________________________________ _________________________________________________ _________________________________________________
eens ()
helemaal eens ()
()
()
()
()
()
()
Waar staat het PO-veld?
73
Scholen Gebruikt uw school een leerlingvolg- en administratiesysteem? (meerdere antwoorden mogelijk) [ ] Cito Volgsysteem primair onderwijs [ ] Esis [ ] IPSAS [ ] LVS 2000 [ ] Ontwikkelingsvolgmodel [ ] ParnasSys [ ] Schoolfit [ ] SchoolOAS (Dotcomschool) [ ] Winsas [ ] namelijk ________ [ ] Nee Als u mogelijkheden (bijvoorbeeld voor registratie, analyse of rapportage) mist in het door de door uw school gebruikte leerlingvolg- en administratiesystemen: kunt u deze hieronder kort toelichten? _________________________________________________ _________________________________________________ _________________________________________________ Gebruikt uw school een managementinformatiesysteem? ( ) Ja, Boven-wijs (Omix) ( ) Ja, Early Warning System (Besturenraad) ( ) Ja, Edutopics en Onderwijs Management Dashboard (Infotopics) ( ) Ja, Iknow (Mediaan/abs) ( ) Ja, MMS-Onderwijs (XQ Education) ( ) Ja, Meta Management Systeem (Van Beekveld & Terpstra) ( ) Ja, STiVOO (PST Business Solutions) ( ) Ja, ons bestuur heeft zelf een systeem laten ontwerpen. ( ) Ja, anders, namelijk: _________________ ( ) Nee Als u mogelijkheden (bijvoorbeeld voor registratie, analyse of rapportage) mist in het door uw school gebruikte managementinformatiesysteem: kunt u deze hieronder kort toelichten? _________________________________________________ _________________________________________________ Het idee is om binnen Vensters PO drie Vensters te maken: 1. een Venster dat alleen voor de directie en het bestuur van een school toegankelijk is voor het maken en evalueren van beleid en het aansturen van scholen (gebruik van managementinformatie voor opbrengstgericht werken); 2. een Venster voor het informeren van belanghebbenden (onder meer ouders, gemeente, inspectie) over verschillende onderdelen van de kwaliteit van scholen; 3. een Venster dat informatie biedt aan ouders die een school gaan kiezen voor hun kind. Op welke manier gebruikt uw school gegevens over leerlingresultaten, financiën en personeel als managementinformatie? leerlingresultaten financiën personeel ( ) ja ( ) ja ( ) ja Wij bespreken gegevens binnen de school. Wij bespreken gegevens met ons bestuur Wij vergelijken onszelf met andere scholen binnen ons bestuur. Wij vergelijken onszelf met andere scholen buiten ons bestuur. Wij doen dat ook op een andere manier, namelijk ________________________
( ) in ontwikkeling ( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee
( ) in ontwikkeling ( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee
( ) in ontwikkeling ( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee
74
Oberon & Kohnstamm Instituut
Op welke manier gebruikt uw school gegevens over leerlingresultaten, financiën en personeel om belanghebbenden te informeren? leerlingresultaten financiën personeel ( ) ja ( ) ja ( ) ja Wij zetten gegevens op onze website. Wij nemen gegevens op in een nieuwsbrief voor belanghebbenden. Belanghebbenden kunnen inloggen zodat ze direct gegevens kunnen bekijken die voor hen van toepassing zijn. Wij doen dat ook op een andere manier, namelijk ________________________
( ) in ontwikkeling ( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee
( ) in ontwikkeling ( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee
( ) in ontwikkeling ( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee
( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee
( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee
( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee
Op welke manier gebruikt uw bestuur gegevens over leerlingresultaten, financiën en personeel om ouders te informeren bij de schoolkeuze voor hun kind? leerlingresultaten financiën personeel ( ) ja ( ) ja ( ) ja Wij gebruiken deze gegevens in ( ) in ontwikkeling ( ) in ontwikkeling ( ) in ontwikkeling promotiemateriaal. Wij zetten gegevens op onze website. Ons bestuur zet gegevens op de website. Ons bestuur gebruikt gegevens in een scholengids. De gemeente gebruikt deze gegevens in het gemeentelijke overzicht van de scholen. Wij doen dat ook op een andere manier, namelijk ________________________
( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee
( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee
( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee ( ) ja ( ) in ontwikkeling ( ) nee
Is uw school betrokken bij een initiatief in groter verband (buiten het eigen bestuur) voor benchmarking/monitoring van gegevens over de kwaliteit van scholen? (meerdere antwoorden mogelijk) [ ] Ja, via de gemeente [ ] Ja, via de provincie [ ] Ja, anders namelijk ___________ [ ] Nee Als u betrokken bent bij een dergelijk initiatief, wilt u hier dan kort beschrijven wat dit initiatief inhoudt? _____________________________________________________ _____________________________________________________ _____________________________________________________ Is uw school betrokken bij een initiatief in groter verband (buiten het eigen bestuur) om belanghebbenden te informeren over de kwaliteit van scholen? (meerdere antwoorden mogelijk) [ ] Ja, via de gemeente [ ] Ja, via de provincie [ ] Ja, anders namelijk ___________ [ ] Nee Als u betrokken bent bij een dergelijk initiatief, wilt u hier dan kort beschrijven wat dit initiatief inhoudt? _____________________________________________________ _____________________________________________________ _____________________________________________________
Waar staat het PO-veld?
75
Is uw school betrokken bij een initiatief in groter verband (buiten het eigen bestuur) voor het verstrekken van schoolkeuze-informatie aan ouders? (meerdere antwoorden mogelijk) [ ] Ja, via de gemeente [ ] Ja, via de provincie [ ] Ja, anders namelijk ___________ [ ] Nee Als u betrokken bent bij een dergelijk initiatief, wilt u hier dan kort beschrijven wat dit initiatief inhoudt? _____________________________________________________ _____________________________________________________ _____________________________________________________ In de vraag hieronder verwijzen wij naar twee van de drie Vensters die opgenomen kunnen worden binnen Vensters PO. De inhoud van deze Vensters wordt samen met het veld ontwikkeld. Voor de volledigheid lichten we deze twee Vensters hier opnieuw toe. 1. een Venster dat alleen voor de directie en het bestuur van een school toegankelijk is voor het maken en evalueren van beleid en het aansturen van scholen (gebruik van managementinformatie voor opbrengstgericht werken); 2. een Venster voor het informeren van belanghebbenden (onder meer ouders, gemeente, inspectie) over verschillende onderdelen van de kwaliteit van scholen. Kunt u voor onderstaande aspecten aangeven of u het belangrijk vindt dat ze worden opgenomen in de twee Vensters? Venster 1 Venster 2 Managementinformatie Informeren belanghebbenden Leerlingaantal totaal en per groep
Voedingsgebied en marktaandeel
Financiën
Personeelskenmerken
Eindopbrengsten
Tussenresultaten basisvaardigheden
Sociaal-emotionele ontwikkeling
Tussentijdse in- en uitstroom
Uitstroom naar vo
Versnelde en vertraagde leerlingen
Tevredenheid leerlingen
( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels
( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels
76
Tevredenheid ouders
Tevredenheid medewerkers
Onderwijstijd/schooltijd
Ouder- en leerlingparticipatie
Verzuim leerlingen
Schoolklimaat en veiligheid
Klachten en incidenten
Huisvesting (bv. grootte en bouwjaar)
Vrijwillige ouderbijdrage
Inspectieoordeel
Oberon & Kohnstamm Instituut
Venster 1 Managementinformatie
Venster 2 Informeren belanghebbenden
( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet
( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet ( ) Ja ( ) Deels ( ) Nee ( ) Weet ik niet
Zijn er nog andere gegevens die u belangrijk vindt als managementinformatie? __________________________________________________________ Zijn er nog andere gegevens die u belangrijk vindt voor het informeren van belanghebbenden? __________________________________________________________ Kunt voor onderstaande stellingen aangeven in hoeverre u het er mee eens bent? helemaal oneens neutraal oneens Ik zie meerwaarde om Vensters (met landelijke () () () benchmark) te gebruiken als managementinformatie binnen de school. Ik zie meerwaarde om Vensters (met landelijke () () () benchmark) te gebruiken als managementinformatie binnen het bestuur. Ik zie meerwaarde om Vensters te gebruiken om () () () belanghebbenden te informeren. Ik zie meerwaarde om Vensters te gebruiken om () () () ouders te informeren bij hun schoolkeuze.
eens ()
helemaal eens ()
()
()
()
()
()
()
Waar staat het PO-veld?
Ziet u nog een andere meerwaarde van Vensters? ________________________________________________ ________________________________________________ Kunt u antwoorden over de mogelijke meerwaarde van Vensters kort toelichten? ________________________________________________ ________________________________________________ ________________________________________________ Mogen wij u in een later stadium benaderen voor een verdiepend gesprek? [ ] Ja, via het volgende telefoonnummer: _____________________ [ ] Ja, via het volgende e-mailadres: ____________________ [ ] Nee Mocht u verder nog opmerkingen hebben, dan kunt u die hier kwijt. _________________________________________________ _________________________________________________ _________________________________________________
77
78
Oberon & Kohnstamm Instituut
Bijlage 2 Respondenten School/bestuur
soort
schooltype
Basisschool De Meridiaan, Simpelveld SBO De Watergeus, Lelystad Basisschool De Klimop, Megen Montessori Basisschool De Poort Koetsveldschool, Den Haag SBO Van Heuven Goedhart Christelijke Onderwijsgroep Drenthe, Assen Gereformeerd Primair Onderwijs West-Nederland, Alphen aan den Rijn Stichting De Tjongerwerven - Christelijk Primair Onderwijs, Donkerbroek Samenwerkingsstichting Kans en Kleur, Wijchen INOS - Stichting Katholiek Onderwijs Breda Stichting Speciaal Onderwijs Eindhoven Stichting Openbare Basisscholen Helmond Stichting Katholiek Onderwijs Mergelland, Eijsden Vereniging PCBO Smallingerland, Drachten Stichting Lucas Onderwijs, Den Haag
school school school school school school bestuur bestuur
bo sbo bo bo (v)so sbo bo, sbo bo, sbo
bestuur
bo
bestuur bestuur bestuur bestuur bestuur bestuur bestuur
Stichting PRIMO Opsterland, Beetsterzwaag Stichting Professor Dr. Leo Kanner Onderwijsgroep Vereniging tot Stichting en Instandhouding van Hervormde Scholen op Gereformeerde Grondslag, Rouveen Stichting Almeerse Scholengroep, Almere
bestuur bestuur
bo, sbo bo, sbo en so so bo bo bo en sbo bo, vo, sbo, (v)so bo so
bestuur
bo
bestuur, incl. stedelijke monitor en bovenschools initiatief bestuur, incl. stedelijke monitor
bo, sbo,vo
bestuur, incl. stedelijke monitor bestuur, incl. stedelijke monitor bestuur, incl. stedelijke monitor bestuur, incl. stedelijke monitor bovenbestuurlijk, incl. stedelijke monitor bovenbestuurlijk, incl. stedelijke monitor
bo, sbo bo, sbo bo, sbo en so bo bo
Stichting voor Katholiek en Protestant-Christelijk Primair Onderwijs Delta, Arnhem Stichting Katholiek Onderwijs Enschede Stichting Consent, Enschede Stichting Protestants Christelijk Onderwijs Utrecht Stichting Jan Ligthartgroep, Tilburg Stichting PAS, Arnhem Kwaliteitswijzer Basisonderwijs Amsterdam
bo
bo