Kinderopvang en peuterspeelzaalwerk in beweging
Waar, met wie, hoe en wie zal dat betalen?! Kinderen van 0 tot 12 spelen, leren en ontwikkelen gewoon door. Ouders, beroepskrachten en politiek discussiëren over de vraag ‘waar’, ‘met wie’, ‘hoe’ en ‘wie zal dat betalen’. Zij nemen stelling en verdedigen hun visie en belangen. Wat is de stand van zaken? Met deze uitgave biedt Spectrum een overzicht van de over elkaar heen buitelende berichten. Elke dag verschijnen berichten over ‘speelplicht’, gratis kinderopvang, integratie peuterspeelzalen en kinderdagverblijven, scholen die opvang moeten bieden en een sluitend netwerk aan voorzieningen voor opgroeiende kinderen. Waar moet het in 2007 toe leiden? Bevordering van de arbeidsparticipatie van met name vrouwen en stimulering van de ontwikkeling van alle kinderen. Voorzieningen als kinderopvang, voor- en vroegschoolse educatie (VVE) en peuterspeelzaalwerk moeten beter toegankelijk worden voor alle kinderen. De doelstellingen van deze voorzieningen moeten worden gekoppeld, denk aan pedagogische ondersteuning van kinderen en ouders door peuterspeelzaalwerk, ontwikkelingsstimulering via VVE en bevordering van het combineren van arbeid en zorg voor werkende ouders van kinderopvang.
Kind centraal?! Als groot verschil tussen peuterspeelzalen en kinderdagverblijven gold lang: in de peuterspeelzaal staat het kind centraal, op het kinderdagverblijf de (werkende) ouder. Kinderopvang is belangrijk voor de ouders om te kunnen werken en studeren. Peuterspeelzalen zijn belangrijk voor de peuters om te kunnen spelen, om andere kinderen te ontmoeten en om zich te ontwikkelen. Maar dat laatste kunnen zij ook op een kinderdagverblijf. Mariëtte Hamer heeft het in haar initiatiefwetsvoorstel over een cultuuromslag in het denken over kinderopvang. Zij bedoelt hier twee dingen mee. Ten eerste wil zij de scheiding tussen de twee werksoorten opheffen en de VVE voor alle kinderen bereikbaar maken. Ten tweede wil zij bereiken dat ouders het net zo vanzelfsprekend vinden hun kind naar een kinderdagverblijf te brengen als naar een peuterspeelzaal. Ouders moeten ervan overtuigd raken dat kinderopvang goed is voor hen én hun kind.
Spectrum acht de verschillen in visie, doelstelling en werkwijze van kinderopvangorganisaties en peuterspeelzalen vandaag de dag minimaal. De scheiding tussen beide werksoorten is een kunstmatige. De pedagogische beleidsplannen bewijzen het. Bovendien hebben de leidsters dezelfde opleiding genoten en staan zij voor dezelfde uitdagingen: hoe maak je een leuk, afwisselend dagschema, hoe kun je de ontwikkeling van kinderen (extra) stimuleren, hoe organiseer je een interessante, drukbezochte ouderavond, en dergelijke. En voor- en vroegschoolse educatie dan? Hierin verschillen de peuterspeelzalen en kinderopvangvoorzieningen. De praktijk wijst echter uit dat kinderdagverblijven in toenemende mate met VVE programma’s werken. Wat Spectrum betreft kan de scheiding tussen kinderdagverblijf en peuterspeelzaal worden geslecht. Het kind en de ouders profiteren ervan.
Belangrijkste punten wetsvoorstel Hamer Mariëtte Hamer introduceerde begin maart 2006 het ‘Initiatiefwetsvoorstel Basisvoorziening Kinderopvang en Ontwikkelingsstimulering’. Op 24 oktober 2006 is besloten om het wetsvoorstel na de verkiezingen op 22 november 2006 te behandelen. De belangrijkste punten uit het initiatiefwetsvoorstel: 1. Alle ouders hebben het recht op een aantal uur opvang per week. Voor kinderen van 0-2 jaar 8 uur en voor kinderen van 2-4 jaar 16 uur. Er is geen verplichting meer dat beide ouders moeten werken. 2. Ouders betalen de instelling een vergoe-
ding en ontvangen een kinderopvangtoeslag van de overheid. Niet-werkende ouders ontvangen een kinderopvangtoeslag van maximaal 25 uur per week voor kinderen tussen 0 en 4 jaar, werkende ouders voor alle uren dat zij hun kinderen tussen 0 en 12 jaar laten opvangen. De toeslag van de overheid is inkomensafhankelijk. 3. De huidige vrijwillige werkgeversbijdrage wordt overgenomen door de overheid. 4. De huidige kinderopvanginstellingen, peuterspeelzalen en voorscholen worden geïntegreerd in kindercentra. 5. Kindercentra moeten deel uitmaken van het gemeentelijke overleg jeugdbeleid (aansluiting bij Operatie Jong en het onderwijsachterstandenbeleid). 6. De kinderopvang blijft in private handen. 7. Er vindt geen stelselwijziging plaats. Er blijft sprake van vraagfinanciering. Uit-betaling van de bijdrage door de overheid vindt in het vervolg plaats via de belastingdienst. Hierdoor verminderen de bureaucratische lasten voor ouders. 8. Er wordt één landelijke inspectie voor de gehele kinderopvang ingesteld.
Betekenis motie Van Aartsen/Bos
De motie Van Aartsen/Bos houdt in dat het schoolbestuur verantwoordelijk is voor het regelen van de aansluiting tussen onderwijs en opvang per 1 augustus 2007. Als ouders daarom vragen moeten de scholen opvang regelen tussen 7.30 en 18.30 uur. De scholen kunnen de opvang zelf uitvoeren, maar zij mogen ook faciliteiten bieden waarbinnen andere partijen dit kunnen doen.
De Motie in praktijk Prof.dr. Janneke Plantenga, bijzonder hoogleraar sociaal economische aspecten van kinderopvang, schetst drie modellen (zie schema) waarmee de motie Van Aartsen/Bos
in praktijk vorm kan krijgen. Plantenga: “De motie wordt geacht een belangrijke bijdrage te leveren aan een geïntegreerd aanbod van dagvoorzieningen voor schoolgaande kinderen. Sleutelwoorden zijn kind centraal, kwaliteit en professionaliteit. Een belangrijke verantwoordelijkheid voor de inkleuring van deze modellen is bij de scholen gelegd, omdat zij per 1 augustus 2007 een resultaatverplichting hebben. De winst van deze hele operatie moet terecht komen waar het hoort, namelijk bij het kind (en ook nog een beetje bij de ouder).”
Model/
Model 1:
Model 2:
Model 3:
Toelichting
De school als makelaar
Alles-onder-één-dak-formule 0-12 jaar
Knip tussen 0-4 en 4-12 jaar
De schoolbesturen worden omgevormd tot besturen van educatieve voorzieningen voor nul tot twaalfjarigen. Een brede en lange school.
Kinderen tot 4 jaar hebben te maken met een kinderopvanginstelling. Kinderen van vier tot twaalf jaar volgen onderwijs met dien verstande dat onderwijs ook opvang verzorgt.
De school gaat een relatie aan met één of meerdere geregistreerde aanbieders voor kinderopvang.
Gevolgen voor wie ten opzichte van de huidige praktijk
Kinderen
Het kind blijft te maken hebben met drie verschillende regimes, school, tussenschoolse opvang en naschoolse opvang. Elk regime heeft eigen wetten en gebruiken en eigen kinderen.
Er is sprake van één doorlopende ontwikkelingslijn en één kindvolgsysteem. Het centrum biedt een scala aan voorzieningen waar kinderen tot 12 jaar gebruik van kunnen maken.
Er is een duidelijker eindverantwoordelijkheid voor de dagindeling van het kind. Er kan geëxperimenteerd worden met andere dagindelingen. Integratie van kinderen wordt bevorderd als kinderopvang een basisvoorziening wordt.
Ouders
Kinderopvang blijft verantwoordelijk voor opvang, school blijft verantwoordelijk voor onderwijs. De aansluiting onderwijs/opvang is naar verwachting beter.
Ouders hebben nog maar met één partij te maken en sluiten een contract met die partij. Het is waarschijnlijk dat de toegankelijkheid van voorzieningen verbetert en het gebruik dus toeneemt. De opvang weet van onderwijs en andersom.
Ouders hebben steeds te maken met één partij. Geïntegreerde voorziening voor nul tot vier jarigen impliceert een toegankelijke kinderopvang waarbij de arbeidssituatie van de ouders niet langer bepaalt of het kind terecht kan bij het kinderdagverblijf of de peuterspeelzaal.
Organisatie
Het schoolbestuur moet informatie verstrekken aan ouders en in overleg treden met de oudergeleding.
Of het ‘dak’ nu virtueel is of fysiek, er moeten convenanten worden gesloten, contracten worden uitgewerkt, extra stichtingen opgericht, etc.
Er moeten veel afspraken worden gemaakt tussen de betrokken partijen. De knip tussen nul tot vier en vier tot twaalf jaar maakt het geheel iets hanteerbaarder.
Financiën
Er hoeft niets in de bekostigingsstructuur te worden gewijzigd. Kosten van de overheid nemen toe als de vraag toeneemt. Huisvesting kinderopvang zit verdisconteerd in de uurprijs.
Afhankelijk van het volume-effect vergt het model investeringen in infrastructuur, extra personeel, etc. Zeker als kinderopvang een basisvoorziening wordt of een publiek goed wordt, toegankelijk voor alle kinderen.
Afhankelijk van het volume-effect vergt het model investeringen in infrastructuur, extra personeel, etc. Zeker als kinderopvang een basisvoorziening wordt of een publiek goed wordt, toegankelijk voor alle kinderen.
Meningen uit Gelderland Wat vinden kinderopvangorganisaties, peuterspeelzaalorganisaties en gemeenten? Enkele meningen.
“Vandaag breng ik mijn kind maar even niet” en daarom niet gratis Over het algemeen zijn kinderopvangorganisaties en peuterspeelzalen geen voorstander van ‘gratis kinderopvang’. Hier worden de volgende redenen voor genoemd: ‘Gratis’ wordt geassocieerd met mindere kwaliteit. De vrees is dat ‘gratis’ in praktijk toch neerkomt op het inleveren van kwaliteit, continuïteit, leidster-kind ratio, of pedagogisch beleid. De vraag is tot welk niveau de overheid de opvang gaat vergoeden. En er is zo hard gevochten voor meer kwaliteit, dit moet behouden blijven.
Onderwijzers staan niet bijzonder bekend om hun flexibiliteit Dit blijkt uit opmerkingen als: “Er moeten wel enige cultuurverschillen worden beslecht als school en kinderopvang nauwer gaan samenwerken.” “Ik denk dat leidsters flexibeler zijn dan onderwijzers en
dat kan verandering wel in de weg zitten.” “Voor zover wij weten komt het contact tussen scholen en kinderopvang over opvang altijd tot stand op initiatief van de kinderopvang.”
Nieuwbouw zorgt voor spreiding doelgroepouders Dit blijkt uit opmerkingen als: “In Arnhem wordt veel nieuwbouw gepleegd. Een gevolg is dat doelgroepouders zich verspreiden over de stad en dat er meer gemêleerde wijken ontstaan. Met evenzo gemêleerde groepen kinderen op de peuterspeelzaal. Dit is een gunstige ontwikkeling.”
Wetsvoorstel basisvoorziening biedt kansen… Instellingen in Gelderland (kinderdagverblijven/peuterspeelzalen). zijn veelal te spreken over het initiatiefwetsvoorstel van
Hamer. Dit blijkt uit opmerkingen als: “Voor leidsters en management betekent dit dat er makkelijker gebruik kan worden gemaakt van elkaars expertise, zoals VVE, oudercontacten, kindvolgsysteem, pedagogisch beleid, opvoedingsondersteuning, kwaliteitssysteem, kijken naar kinderen, omgaan met doelgroepkinderen.” “Verschillende vormen – peuterspeelzaal, kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang – in één organisatie blijkt nu al heel positief te werken.” “Er wordt nu al gewerkt met flexbureaus met breed inzetbare leidsters.” “In tegenstelling tot de motie Van Aartsen/Bos staat de ontwikkeling van het kind centraal, dat is goed.”
…maar ook bedreigingen “Een en ander staat of valt met de randvoorwaarden waaronder de basisvoorziening tot stand komt.” “Er lijkt sprake van een zekere ondoordachtheid bij de overheid.” “Krijgen scholen geld voor opvang, terwijl de expertise van opvang bij de kinderdagverblijven zit?!” “Als elke school zelf buitenschoolse opvang gaat aanbieden, dan ontstaan er kleine groepen kinderen met grote leeftijdsverschillen. Vanuit het oogpunt van het kind is dit niet bijzonder raadzaam.”
Brede school en Kulturhus Ruim tien jaar geleden ontstonden in Nederland de eerste brede scholen. In 2005 telt Nederland naar schatting ruim 600 brede scholen. Gemiddeld genomen zijn er de afgelopen jaren elk jaar zo’n vijftig nieuwe brede scholen bij gekomen. Deze ontwikkeling zet zich voort. In 2005 werkt 62% van de gemeenten aan de totstandkoming van brede scholen (in 2003 was dat 54%). Gemeenten hebben de ambitie om het aantal brede scholen in de toekomst te verdubbelen, tot ruim 1200 in 2010. (Bron: Ministerie OCW, december 2005) Brede scholen kennen verschillende formules en uiteenlopende samenwerking tussen instellingen. Daar waar de ene school aansluiting zoekt met opvanginstellingen, benadert de andere school juist welzijnsinstellingen. En dan zijn er natuurlijk nog instellingen op het gebied van sport, cultuur en bibliotheken, die hun plek vinden in de brede school. Afhankelijk van de lokale situatie vindt samenwerking plaats. Soms juist ook zonder de school. In Gelderland zijn vijftien kulturhusen opgericht. Behalve het delen van één dak
zijn gezamenlijk beheer, gezamenlijke programmering en samenwerking belangrijke elementen van het kulturhusconcept. Overijssel, Gelderland en Utrecht hebben budget beschikbaar gesteld voor de invoering van Kulturhusen in de eigen provincie. Overigens staat hier niet zozeer de ontwikkeling van het kind centraal, als wel het voorzieningenniveau van de gemeente. (Bron: www.kulturhus.nl)
Vraagfinanciering Bij kinderdagverblijven is vraagfinanciering al een feit. Als het initiatiefwetsvoorstel van Hamer doorgaat, geldt vraagfinanciering ook voor peuterspeelzalen. Wat betekent dit voor ouders en peuterspeelzalen? • De subsidierelatie tussen peuterspeelzaal en gemeente verdwijnt. • Peuterspeelzalen gaan werken met een uurprijs (kostprijs). • Ouders ontvangen een rekening voor het aantal uren opvang van hun kind. • Ouders moeten zelf de kindertoeslag aanvragen bij de belastingdienst. • Er komen landelijke eisen voor groepsgrootte, aantal leidsters op de groep, en dergelijke. (Bron: JSO, november 2006)
Visie op gratis kinderopvang PVDA, VVD, Groen Links en D66 pleiten voor gratis kinderopvang. De vier partijen willen werkende ouders het recht op kinderopvang geven. PVDA wil gratis kinderopvang voor werkende en ook niet-werkende ouders. Groen Links en D66 vinden dat de kinderbijslag voor hogere inkomens afgeschaft moet worden ter compensatie van de gratis kinderopvang. (Bron: Volkskrant, september 2006)
Visie Maatschappelijke Ondernemers Groep (MOgroep)
scholen en opvangorganisaties. In dit kader is MOgroep voorstander van zelfregulering.
Het wetsvoorstel sluit aan bij de visie van de branchegroep, namelijk dat ‘kinderopvang iets is wat ieder kind gegund moet worden, omdat het vooral leuk en heel goed is voor het kind zelf ’. Het wetsvoorstel brengt peuterspeelzalen en VVE onder hetzelfde wettelijke en financiële kader als de kinderopvang en de gastouderopvang. Peuterspeelzalen en VVE worden hierdoor minder afhankelijk van de gemeentelijke overheid, die over beperkte financiële middelen beschikt. Kinderopvangondernemers moeten niet onnodig belemmerd worden met eenzijdige Haagse wettelijke verplichtingen, zoals de verplichting tot samenwerking tussen jeugdgezondheidszorginstellingen, basis-
(Bron: MOgroep, september 2006)
Visie Landelijk Platform Peuterspeelzalen (LPP) LPP is blij met het initiatiefwetsvoorstel en geeft enkele kanttekeningen. De benadering vanuit de kinderopvangoptiek is te eenzijdig. Waarom staat de term ‘kinderopvang’ centraal, terwijl maar 15% gebruik maakt van formele kinderopvang. Daartegenover staat dat 62,5% van ouders met jonge kinderen gebruik maakt van een peuterspeelzaal. Het kind moet centraal en het volstaat niet om de term ‘ontwikkelingsstimulering’ toe te voegen aan de beladen term ‘kinderopvang’. Het LPP biedt zich aan om mee te denken in en te adviseren over de uitvoerbaarheid van de plannen. (Bron: LPP, augustus 2006)
Visie FNV FNV ontvouwt een eigen plan basisvoorziening kinderopvang, waarbij kinderdagverblijven, peuterspeelzalen, gastouderopvang (mits zij voldoen aan eisen) en de voorschoolse educatie op moeten gaan in een brede basisvoorziening voor kinderopvang. Deze moet openstaan voor alle kinderen tot 13 jaar, ongeacht of de ouders een betaalde baan hebben. Er geldt een inkomensafhankelijke ouderbijdrage vanaf een bepaald inkomen, met een maximum van 5% van het netto-inkomen. De gemeenten krijgen een belangrijke regierol in het afstemmen van vraag en aanbod en het toezien op de kwaliteit. Extra aandacht vraagt de opleiding van de leidsters en de functie-eisen van de verschillende specialismen. (Bron: FNV oktober 2006)
Visie Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) Gemeenten voelen zich belemmerd in het vormgeven van hun verantwoordelijkheid voor het realiseren van beleidsdoelen op het terrein van preventief jeugdbeleid. Dit komt door hun positie van ‘lokale overheid op afstand’ als gevolg van de Wet Kinderopvang. De VNG is van mening dat de rijksoverheid de geconstateerde tegenstrijdig-
heid in de beleidsverantwoordelijkheid op het terrein van preventief jeugdbeleid en de beperkte verantwoordelijkheid voor de sector kinderopvang serieus moet bezien. VNG is voorstander van vervanging van het huidige wettelijke kader door een alternatieve wetgeving, die gemeenten sturingsmogelijkheden geeft, die in de wet verankerd zijn. Gemeenten willen als regisseur ook kinderopvang inzetten als instrument voor het realiseren van doelstellingen op het brede terrein van preventief jeugdbeleid. (Bron: Position Paper VNG, juni 2006)
Visie ouders Moeders zien een bescheiden rol voor kinderopvang. De meeste hechten veel waarde aan betaalde arbeid en vinden het moederschap alleen te beperkt. Tegelijkertijd vindt de helft ook dat het voor een baby of peuter het beste is als die alleen door de eigen ouders wordt verzorgd. Bij basisschoolleerlingen vindt zelfs driekwart van de ouders dat het kind na schooltijd het beste door de ouders kan worden opgevangen. Vrouwen die na 2000 voor het eerst moeder zijn geworden, vinden minder vaak dat zij er altijd moeten zijn voor hun kinderen, en vaker dat altijd thuis zijn voor hun kinderen hun wereld erg beperkt. Het merendeel van de moeders ziet (schoon)ouders en andere familieleden of bekenden als betrouwbare opvangadressen. Het vertrouwen in de formele opvang is geringer; twee op de drie moeders zal hun kinderen daar liever niet aan toevertrouwen. Ongeacht het opvangadres vinden vrijwel alle moeders dat een kind slechts voor maximaal één of twee dagen door anderen kan worden opgevangen. (Bron: Hoe het werkt met kinderen, Sociaal en Cultureel Planbureau februari 2006)
Bij Turkse en Marokkaanse ouders lijkt vertrouwen een sleutelbegrip bij de keuzes die worden gemaakt over kinderopvang. Eveneens lijken (veronderstelde) hoge kosten en samenstelling van de groepen kinderen van diverse afkomst bij kinderopvangcentra een belangrijke rol te spelen bij de keuzeprocessen van Turkse en Marokkaanse ouders. (Bron: ‘Een vertrouwd adres, Opvattingen van Turkse en Marokkaanse ouders over kinderopvang’, Sociaal en Cultureel Planbureau, november 2006)
Wat doet Spectrum? In 2007 start Spectrum een aantal pilots, waarbij vanuit verschillende invalshoeken wordt gewerkt aan integratie van kinderopvang, peuterspeelzaalwerk en VVE. Van minimale samenwerking tot volledige integratie van beide werksoorten. Er zijn verschillende startscenario’s denkbaar, bijvoorbeeld: • Gemeente neemt de regierol vanuit VVE/doorgaande lijn. • Het initiatief gaat uit van het werkveld. • Er start een traject van ‘nul af aan’. Spectrum zet haar expertise en ervaring op het gebied peuterspeelzaalwerk, kinderopvang en brede school in. Zij initieert en ondersteunt initiatieven van Gelderse instellingen en gemeenten om voorzieningen voor peuterspeelzaalwerk en kinderopvang te integreren en een duidelijke rol te laten spelen binnen het lokaal jeugdbeleid. Bijvoorbeeld door het ontwikkelen van een stappenplan, procesbegeleiding en het leveren van kennis en informatie in de pilots. Het informeren van het werkveld over actuele ontwikkelingen en ervaringen uit de pilots gebeurt onder meer in een uitgave als deze en via de Spectrum website. Daarnaast presenteren we actuele informatie in de diverse netwerkoverleggen, die wij organiseren voor leidinggevenden in het peuterspeelzaalwerk, kinderopvang, gastouderopvang, buitenschoolse opvang en coördinatoren van brede scholen. In deze bijeenkomsten kunnen deelnemers ook ervaringen uitwisselen en visies toetsen. In 2007 publiceert Spectrum de belangrijkste bevindingen en organiseert een werkconferentie. Ook bieden we aan leidsters van peuterspeelzalen en kinderdagopvangvoorzieningen de herziene training ‘pedagogische vernieuwing’. Deze is toegespitst op de vier pedagogische basisdoelen zoals die in de Wet Kinderopvang zijn vastgelegd.
Operatie Jong Operatie Jong houdt zich bezig met het versterken van samenhang in het jeugdbeleid. Doel is een sterk en resultaatgericht jeugdbeleid. Het hart van Operatie Jong vormt het aanstellen van de commissaris Jeugd- en Jongerenbeleid. Zijn opdracht is om departementen te helpen in het oplossen van de knelpunten in het jeugdbeleid en om ervoor te zorgen dat de departementen dit samen doen met het veld. Begin november 2006 heeft de commissaris aanbevelingen gedaan aan de minister-president. In de aanbevelingen zit een drastische bundeling van financieringsstromen naar drie domeinen. Daarnaast wordt voorgesteld het toezicht onder te brengen in één jeugdautoriteit, die rechtstreeks valt onder de minister van Jeugd. De ministeries SZW en OCW faciliteren de organisatie van dagarrangementen. Er is geld beschikbaar voor projecten die zorgen voor een doorlopend aanbod van opvang, onderwijs, overblijven en vrijetijdsactiviteiten voor kinderen van 0-16 jaar. Meer informatie www.dagarrangementenencombinatiefuncties.nl.
Verantwoordelijke ministeries per 2007 OCW (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) SZW (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) VWS (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) Samenwerking VWS, OCW, Justitie, SZW en BZK
Wet primair onderwijs (ook tussenschoolse opvang) Wet Kinderopvang (per 1 januari 2005) Wet Maatschappelijke Ondersteuning (per 1 januari 2007), peuterspeelzaalwerk, VVE Operatie Jong (per 1 januari 2004)
Nog meer opvallende uitspraken uit Gelderland “Ik ben een grote voorstander van een nieuwe basisvoorziening ontwikkelingsstimulering voor kinderen van 0 tot zelfs 6 jaar.” Ton Biesta, Stichting Peuterspeelzalen Arnhem “Ik ben niet automatisch gerust op het samenvoegen van de bedrijfsmatige kinderopvang en de gesubsidieerde peuterspeelzaal/VVE.” Annette Mullink, KION Nijmegen “Buitenschoolse opvang moet wat mij betreft niet in scholen zelf aangeboden worden. Deze opvang moet plaatsvinden in een huiskamersfeer en niet in een schoolse sfeer, het gaat hier om de vrije tijd van kinderen.” Annette Kolkman, OOK Apeldoorn “Als de overheid de belangrijkste blokkade voor integratie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk weghaalt, namelijk het beslechten van twee financieringsstromen, dan kan het snel gaan. Wat ons betreft hoe eerder hoe beter.” Paulien van der Goor, gemeente Rheden
Cijfers en feiten kinderopvang • 60% van de huishoudens zorgt zelf voor de kinderen. 20% schakelt voor opvang voornamelijk familie en vrienden in. 15% kiest voor formele opvang als een kinderdagverblijf en 5% kiest voor andere betaalde opvang als oppas aan huis. Vooral formele kinderopvang wordt vanaf de basisschoolleeftijd minder ingezet. In huishoudens met een jongste kind van 3 jaar heeft bijna een kwart formele opvang. Is het jongste kind 4 jaar, dan maakt nog maar 10 procent van de huishoudens gebruik van formele kinderopvang. (Bron: CBS, gegevens 2005) • 62,5% van ouders met jonge kinderen maakt gebruik van een peuterspeelzaal. (Bron: LPP, augustus 2006) • Gemiddeld gaan kinderen 2,5 dag per week naar de opvang. De totale kosten bedragen 2 miljard euro, waarvan 47% door de overheid wordt betaald, 25% door werkgevers en 28% door de ouders. (Bron: Volkskrant, september 2006) • Bij de introductie van de Wet Kinderopvang ging het kabinet ervan uit
% 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9 10 11 12 leeftijd jongste kind
Kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang of gastouder Betaalde oppas of peuterspeelzaal Onbetaalde opvang door familie/vrienden Geen kinderopvang
•
•
•
•
dat 90% van de werkgevers zou meebetalen aan kinderopvang. In praktijk blijkt dat 65%, de overige 35% verstrekt geen of slechts een gedeeltelijke bijdrage. (Bron: Volkskrant, september 2006) Invoering van de Wet Kinderopvang in 2005 had vier maanden na invoering geen invloed op het gebruik van formele kinderopvang of op de arbeidsparticipatie van moeders. In 2007 komt er 125 miljoen euro extra voor kinderopvang. De totale bijdrage van het kabinet komt hiermee op meer dan 1 miljard euro. Voor 80% van de gezinnen die gebruikmaken van kinderopvang betekent dit een flinke kostenbesparing. Vooral de midden- en hogere inkomens gaan erop vooruit. (Bron: Ministerie SZW, oktober 2006) Een basisvoorziening voor drie dagen per week, waar alle kinderen van 0 tot 12 jaar gebruik van maken, kost op termijn 5 miljard euro per jaar. Een investering van 1 miljard euro extra is in eerste instantie voldoende om te komen tot een basisvoorziening, omdat niet alle ouders hun kind meteen zullen onderbrengen bij een kinderdagverblijf of peuterspeelzaal. (Bron: FNV, juni 2006) De omzet van kinderdagverblijven bedraagt 2 miljard euro per jaar. Er zijn drie grote kinderopvangorganisaties (Humanitas, Catalpa, SKON) met elk ongeveer 150 vestigingen, er zijn ongeveer 40 regionale opvangorganisaties met elk 25 tot 100 vestigingen en dan zijn er nog 1300 aanbieders met elk één of een paar vestigingen. (Bron: De Telegraaf, september 2006)
Meer informatie Voor vragen, ideeën en aanvullende informatie kunt u contact opnemen met: Greet Tuczek, telefoon (026) 384 62 76, e-mail
[email protected] Annelies Cozijnsen, telefoon (026) 384 62 66, e-mail
[email protected]
Een uitgave van Spectrum Centrum Maatschappelijke Ontwikkeling Gelderland Postbus 8007, 6880 CA Velp Tel. (026) 384 62 00 Fax. (026) 384 63 00
[email protected] www.spectrum-gelderland.nl Tekst: Heidi Touw Eindredactie: Paul van Dijk Foto’s: Marijke Schellekens, Wijchen Vormgeving: Gerard Wagemans, Velp Drukwerk: Advadi, Westervoort November 2006