Nationaal Park De Loonse en Drunense Duinen
Stuifduin met oerbank 2
Levendbarende hagedis
Waar de natuur zijn oerkracht toont Nationaal Park De Loonse en Drunense Duinen in Midden-Brabant omvat het grootste levende stuifzandgebied van West-Europa. Rond de beroemde stuifzandvlakten en hoge zandduinen met prachtige vergezichten bevinden zich waardevolle landschappen die karakteristiek zijn voor de Brabantse zandgronden, zoals zompige moerassen, natuurrijke weilandjes, bossen en heide. Ontdek de vele gezichten van Nationaal Park De Loonse en Drunense Duinen.
Inhoud In vogelvlucht Nationale Parken Ontstaan van de duinen Rijkdom aan planten en dieren Cultuurhistorische sporen De natuur beleven Informatie over het gebied
Vogel voorpagina: Roodborsttapuit ♂
5 9 11 15 19 21 23
Heidespurrie 3
N261
Drunen
WAALWIJK
’ afwateringskanaal ‘s-Hertogenbosch - Drongelen
Plantloon
Margriet
Klinkaert
Duinoord De Roestelberg
Efteling
De Drie Linden
Giersbergen
Nationaal Park Loonse- en Drunense Duinen
Distelberg
Hengstven De Rustende Jager Zand
Bosch en Duin
A261
Helvoirt De Brand
Hotel Manege Van Loon
4
Ley
(Stichting Brabants Landschap)
Biezenmortel
Loon op Zand N65
Udenhout
In vogelvlucht Ruim 3500 hectare afwisselend natuurschoon in de driehoek Tilburg, Waalwijk en ’s-Hertogenbosch. Dat is Nationaal Park De Loonse en Drunense Duinen. Naast de duinen omvat het park ook Landgoed Plantloon, De Brand, Hengstven en omliggende bossen en cultuurgronden. Samen vormen zij één Nationaal Park. Juist de veelzijdigheid zorgt voor een buitengewoon rijke natuur. Het grootste deel van het park is van Natuurmonumenten. De Brand is eigendom van Brabants Landschap. De overige gronden zijn in handen van particulieren en gemeenten. Al deze eigenaren zetten zich dagelijks in om de natuur te onderhouden en te verbeteren. Een snelle vogelvlucht over de verschillende gebieden …
De Loonse en Drunense Duinen beslaan een groot deel van het Nationaal Park. In het midden van het gebied ligt – omzoomd door bossen – een van de grootste actieve stuifzandvlaktes in Europa. Zover het oog reikt, vind je hier zand, zand en nog eens zand. In deze woestijn kan het ’s zomers zinderend heet worden. Alleen taaie planten als buntgras en zandzegge kunnen hier overleven. Bij deze planten groeien ook korstmossen. Ondanks de extreme weersomstandigheden leven in de ‘Brabantse Sahara’ krekels, graafwespen, aardhom-
mels en zeldzame zandloopkevers. Zij vormen op hun beurt weer voedsel voor de roodborsttapuit, boomleeuwerik en levendbarende hagedis. Plantloon is totaal anders van karakter. Dit fraaie landgoed in Engelse landschapsstijl heeft statige eiken- en beukenlanen, middeleeuwse hoeves en weilanden met houtwallen. Het heeft een afwisseling van bos en landbouwgronden. In de bossen broeden uilen en roofvogels als buizerd en havik. Ook komen er zeldzame planten
Plantloon voor, zoals moerashertshooi. Bijzonder is ook de turfvaart die rond 1400 is gegraven. De Brand is een van de laatste resten Brabants broeklandschap met vochtige graslanden en moeras. Het is een gevarieerd natuurgebied met boscomplexen, 5
moerasgebieden en verspreid liggende natte graslanden. Het beekje de Zandley stroomt er dwars doorheen. De naam De Brand verwijst naar het veen dat hier in het verleden gewonnen en gedroogd werd. De zo ontstane turf werd verhandeld als
Korenbloemen op akker in Hengstven 6
‘brand’. Brandstof dus. Op veel plaatsen in De Brand borrelt schoon en mineraalrijk grondwater uit de bodem omhoog. In het voorjaar en de zomer staan ontelbare planten uitbundig te bloeien in de bossen en weiden. Het gebied is ook een eldorado
voor zeldzame vogels, amfibieën en reptielen. Hengstven is een voormalig landbouwgebied dat samen met de Duinboeren natuurvriendelijk wordt beheerd. Zonder bestrijdingsmiddelen of kunstmest. Ook letten de boeren op het fosfaatgehalte van de bodem. Daardoor zijn de graslanden en graanakkers rijk aan akkerkruiden, vlinders en vogels. Vroeger lag hier een vennengebied dat door de landbouwontginningen is ontwaterd. Natuurmonumenten wil de drassige situatie weer herstellen en de vennen en heide laten terugkeren in het landschap.
Nat grasland in De Brand (Brabants Landschap) 7
Peter Groenestein: “Knokken voor de natuur” Als voormalig wethouder van de gemeente Heusden had hij het Nationaal Park in zijn portefeuille. Hij zet zich in voor de stichting Samenwerkingsverband Nationale Parken en adviseert NP De Loonse en Drunense Duinen. Wat voor voordelen levert de titel Nationaal Park op? “De Loonse en Drunense Duinen staan dankzij de status van Nationaal Park stevig op de kaart bij de gemeenten, de provincie en bij het Rijk. Met het Samenwerkingsverband Nationale Parken kunnen we een vuist maken richting de overheid. Want je moet echt voor het behoud en de bescherming van de natuur knokken. Zowel richting overheid als particulieren. Tegen de hectiek van alledag. In het verleden was het gebied militair terrein en werd het kapot gereden. Vervolgens kwamen de crossers die het gebied verstoorden en vernielden. Nu is het een Nationaal Park en kunnen we er iedere dag van genieten. Wat een rust. Het is fijn als de bezoekers hier komen voor de rust en de natuur. Alleen hoop ik dat ze net zo zuinig zijn op dit gebied als op hun eigen achtertuin.” 8
Nationale Parken De Loonse en Drunense Duinen, samen met Plantloon, De Brand en Hengstven, heeft sinds 2002 de officiële status van Nationaal Park. Dat is een internationaal erkend begrip. Overal ter wereld krijgen waardevolle natuurgebieden en ecosystemen deze extra bescherming als Nationaal Park. Naast natuurbescherming richten Nationale Parken zich op onderzoek, natuureducatie, natuurgerichte recreatie en voorlichting. De twintig Nationale Parken in ons land vormen samen een kleurig mozaïek van natuurgebieden. De eerste twee – de Hoge Veluwe en Veluwezoom – zijn in de jaren dertig ontstaan uit particulier initiatief. De andere achttien parken zijn sinds de jaren tachtig officieel ingesteld door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Het ministerie betaalt een groot deel van de kosten voor beheer en onderhoud, en voor educatie en voorlichting. Voor het Nederlandse natuurbeleid vormen
deze twintig parken één geheel: het Stelsel van Nationale Parken in Nederland. De eigenaren, beheerders en andere betrokkenen zijn samen verantwoordelijk voor de bescherming en ontwikkeling van de kwaliteit van de natuur. In ons land zijn Nationale Parken aaneengesloten natuurgebieden van ten minste duizend hectare. De Nederlandse natuurgebieden mogen dan relatief klein zijn, ze omvatten wel waardevolle en schaarse ecosystemen, zoals duingebieden, veenmoerassen en heidegebieden, die ook internationaal van belang zijn. Nationale Parken zijn dus de moeite waard om te bezoeken. Nationaal Park De Loonse en Drunense Duinen wordt bestuurd door een overlegorgaan. Daarin zitten vertegenwoordigers van de natuurbeherende instanties Natuurmonumenten en Brabants Landschap, de gemeenten Tilburg, Waalwijk, Loon op Zand, Haaren en
Havik schermt prooi af Heusden, de waterschappen De Dommel en Brabantse Delta, de Duinboeren, de provincie Noord-Brabant en het ministerie van lnv. Het secretariaat is gevestigd bij de provincie. In 2002 heeft dit overlegorgaan een Beheer- en Inrichtingsplan voor de periode van tien jaar vastgesteld.
9
Gewoon haarmos 10
Mostapijt legt stuifzand vast
Ontstaan van de duinen Het ontstaan van De Loonse en Drunense Duinen is een samenspel van natuurlijke processen én menselijk handelen. In de barre winters van de ijstijden blies de westenwind dekzand uit het Maasdal en het Noordzeebekken, en deponeerde het als hoge zandruggen in Brabant. Een zacht glooiend landschap, met afwisselend hoge zandbulten en laaggelegen leemhoudende bodems, vormde het beeld van het toenmalige landschap. De bestaande beekjes moesten om de zandruggen heen een nieuwe loop zoeken naar de Maas. De Loonse en Drunense Duinen ligt op zo’n hoge zandrug. Toen de laatste ijstijd voorbij was en de bodem tot rust kwam, begonnen er planten en mos te groeien. Later ontstond op de dekzandrug een loofbos met eik, iep, beuk en linde. Aan de rand vormde zich veen en kwamen bomen als els, populier en es.
Van bos naar heide In de brons- en ijzertijd kwamen de eerste boeren in het gebied van de Loonse Duinen. Deze boeren brandden grote stukken bos plat om graan te verbouwen. Als de grond was uitgeput, verplaatsten zij hun akker door weer een stuk bos plat te branden Zo verdween op den duur het oerbos. Waar bos verdween, kwam heide. De
Loonse en Drunense Duinen werd één uitgestrekt heideveld. Woeste gronden, waar niemand woonde. Van heide naar zandverstuiving In de late middeleeuwen begon de landbouw zich op grote schaal te ontwikkelen. De boeren uit de omgeving mochten van de hertog van Brabant de heidegronden 11
gebruiken. Daar lieten ze hun schapen grazen. Om hun voedselarme akkers vruchtbaar te maken, bemestten ze deze met een mengsel van heideplaggen en stalmest. Door te veel plaggen en te intensieve begrazing kreeg de heide echter geen kans om zich te herstellen. Tegelijkertijd droogde de bodem uit door ontwatering bij de ontginningen en de turfwinning in de omgeving. Op veel plaatsen verdween daardoor de zogenaamde podzollaag en kwam het zand
aan de oppervlakte. De wind kreeg vat op het zand en het zand ging stuiven. Er was geen houden meer aan. De akkers en graslanden van de nederzettingen Venloon, Westloon en Efteling verdwenen onder het zand. De bewoners van die dorpen moesten op zoek naar nieuwe nederzettingen waar hun woningen en gronden niet werden bedreigd. Uit oorkonden in de periode 1391 tot 1448 blijkt dat het stuifzandgebied in deze relatief korte tijd is ontstaan.
Stuifzandbeheer Zodra er een beetje wind is, gaat het zand stuiven. Dan is er een fijn laagje stuivend zand te zien boven de grond. Het stuivende zand vormt prachtige patronen, die steeds veranderen. Ook op grotere schaal verandert het landschap doordat de zandheuvels zich al stuivend geleidelijk verplaatsen. Toch zou deze karakteristieke open zandvlakte zonder bemoeienis van de mens op den duur helemaal verdwijnen. Daarom neemt Natuurmonumenten allerlei maatregelen zodat de wind weer vat krijgt op het zand. Soms zijn dat forse maatregelen, zoals het kappen van een stuk bos om windtunnels te creëren. Met behulp van hoogtemetingen houdt Natuurmonumenten precies bij hoe de wind en het landschap zich ontwikkelen, zodat ze de juiste maatregelen kan nemen. 12
De strijd tegen het stuifzand Met houtsingels slaagden de grondbeheerders erin om de opmars van het stuifzand te keren. Ook plantten ze helmgras. Dat is een plant die met zijn uitgebreide wortels het stuifzand vasthoudt. De pachters mochten geen hei meer plaggen en geen vee hoeden. Zo slaagde men er uiteindelijk in om de verstuiving de baas te worden.
En nu… De zachtgele stuifduinen van nu bestaan uit langgerekte zandruggen en heuvels. Het gebied wordt omgeven door een gordel van wallen en bossen. Het duingebied heeft eerder de neiging tot dichtgroeien dan tot uitbreiding van de verstuivingen, daarom zijn maatregelen nodig. Op sommige plaatsen is de dekzandlaag zelfs verdwenen en is een roestbruine, humusrijke bodem te zien. Het restant van de vroegere bos- en heidebodems. Op andere plaatsen zijn door het wegstuiven van zand laagten ontstaan. Vaak met een leemhoudende bodem die weinig regenwater doorlaat. Daardoor ontstaan plassen die meestal weer van tijdelijke aard zijn. Vormen in de duinen In De Loonse en Drunense Duinen komen fortduinen, randwallen en paraboolduinen voor. Een fort is een langzaam opgestoven heuvel, waar zich steeds weer planten konden vestigen. Het resultaat is een volledig
Fortduin met zomereik begroeide heuvel met oude zomereiken, berken of grove dennen met ondergroei van bochtige smele en varens. Langs de rand van het stuifzandgebied liggen lange, hoge wallen waar het zand wordt vastgehouden door boomwortels van oude zomereiken en ruwe berken. Op de wallen groeien veel mossoorten en zelfs bloeiende planten, zoals salomonszegel en grote
muur. Door de grotere luchtverontreiniging rukken ook braamstruiken op. Paraboolduinen zijn op natuurlijke wijze ontstaan. Het zand werd door de overheersende zuidwestelijke wind over de kale vlakte verplaatst en kwam tot rust in de struiken en bomen die op de kam van deze hoefijzervormige duinen groeiden. 13
“Naar een natuurlijker bos” Boswachter Frans Kapteijns van Natuur monumenten: “De meeste bospercelen in het park zijn saaie, donkere naaldbossen die ooit als productiebos aangelegd zijn. In de middeleeuwen echter lag hier een oerbos dat vooral bestond uit loofbomen en veel struiken, varens en bosbessen. Wij vormen een aantal van deze bospercelen om tot natuurlijkere bossen, met inheemse boomsoorten zoals zomereik, berk en grove den. Er komt meer variatie in de structuur en leeftijdsopbouw van het bos. Jonge en oude bomen van verschillende soorten, naast dode staande en omgewaaide bomen. Op dood hout groeien mossen, varens en paddenstoelen, en krioelt het van de insecten. Deze insecten vormen weer een belangrijke voedselbron voor allerlei vogels en kleine zoogdieren. Ook de bosranden en open plekken in het bos worden gevarieerder met struiken en bosplanten. Dat levert een interessantere omgeving voor planten en dieren op.” Zwarte specht 14
Rijkdom aan planten en dieren Het landschap in het Nationaal Park is zeer afwisselend om te zien. De arme, droge en zanderige stuifzanden van De Loonse en Drunense Duinen staan in schril contrast met de voedselrijke, weelderig begroeide, zompige moerassen en weilanden van De Brand. Zo gevarieerd als het landschap is, zo gevarieerd is ook het dieren- en plantenleven.
Stuifzanden De omstandigheden in het stuifzand gebied zijn extreem. De temperatuur kan ’s zomers hoog oplopen, de bodem is op de meeste plaatsen droog en bevat nauwelijks voedingsstoffen. Geen geschikt leefmilieu dus voor veel planten en dieren. Op de open stuifzanden groeien pionierplanten, zoals zandzegge, buntgras en pijpenstrootje. Deze taaie soorten leggen met hun wortels het zand vast en maken de weg vrij voor mossen. Mooi is het bekermos, vooral in het voorjaar wanneer de roodbruine vruchtlichamen met sporen zich ontwikkelen. Tussen de mossen leeft de geelwitte heideknotszwam.
Overgang naar bos en hei Het meest interessante is de overgang van het kale zand naar bos of hei. Loopkevers scharrelen op zoek naar hun prooi. Karakteristiek zijn de krekels, sprinkhanen, roofvliegen en zweefvliegen. Ook komen er spinnendoders, hommels, graafwespen en sluipwespen voor en bijzondere vlindersoorten als de heivlinder, de nachtpauwoog en het klein groentje. De vele insecten vormen weer een voedselbron voor de levendbarende hagedis, de heidekikker en bijzondere vogelsoorten, zoals de boom- en de veldleeuwerik, de nachtzwaluw, de gekraagde roodstaart en de roodborsttapuit.
Bijenwolf Voedselrijke heide In de heidegebieden is een rijke plantengroei. Op de droge heideterreinen groeit vooral struikhei, met kruipwilg, korstmossen en haarmos. De vochtiger terreinen zijn bedekt met gewone dophei, kruipwilg 15
Dasvriendelijk Regelmatig zijn in het park sporen te vinden van de das. Zichtbare sporen van graafactiviteiten en wissels (vaste looppaden), maar ook geursporen. De hoge zandheuvels zijn heel geschikt voor het bouwen van dassenburchten. In deze ondergrondse gangenstelsels leven ze samen met familieleden. De grootste burcht in het park heeft maar liefst 21 ingangen en beslaat zo’n 600 vierkante meter. ’s Nachts trekken ze naar de voedselrijke graslanden aan de rand van de duinen om daar hun belangrijkste voedsel te zoeken, de regenworm. Maar ook insecten, slakken en vruchten staan op het menu. Dankzij tunnels kunnen dassen zonder gevaar de wegen oversteken en in contact komen met de dassen op Landgoed Huis ter Heide. Ook zijn houtsingels aangeplant in de weiden. Deze bieden dekking aan de das als hij naar zijn voedselgronden gaat. Samen met de Duinboeren zorgt Natuurmonumenten ervoor dat de graslanden met ruige stalmest worden bemest. Zo neemt het aantal regenwormen toe en daar profiteert de das weer van. 16
Das
Pootafdruk Das
Heide en schapen en pijpenstrootje. Plaatselijk groeit veel trekrus en borstelgras. Op uitgestoven plaatsen waar zich tijdelijk vennetjes vormen, groeien vochtminnende planten zoals knolrus, moeraswolfsklauw en zonnedauw. Bossen In de bossen rond de duinen leven de planten en dieren die de zanderige grond prettig vinden, maar beschutting zoeken voor het stuifzand. De das, de vos en het ree komen hier voor. Ook de groene specht, de zwarte specht, de grote bonte specht en de boomklever hebben hier hun leefgebied. In dichter begroeide delen leven vossen en kleine marterachtigen, zoals bunzing, wezel en hermelijn. Broeklandschap De vochtige bodems van de bossen en weiden in De Brand vormen in het voorjaar één kleurig bloementapijt. Ontelbare bos anemonen, speenkruid, dotterbloemen en
andere kleurige planten zijn dan te zien. Op zonnige plekken in bossen en bosranden fladderen grote weerschijnvlinder en kleine ijsvogelvlinder. Zowel in het bos als boven het grasland is de oranjetip talrijk. Ook komen er tal van zweefvliegen, muggen en andere insectengroepen voor. De oude eikenbossen herbergen bijzondere vogels als de wielewaal en de wespendief. In de rietmoerassen wonen onder andere de blauwborst en de waterral. De vochtige weiden vormen weer een aantrekkelijk voedselgebied voor de blauwe reiger. De Brand is het rijkste amfibieëngebied van Brabant, met onder meer de heidekikker, de alpenwatersalamander en de kamsalamander. Naast deze grote variatie aan vogels, amfibieën en insecten, gaat ook de das vanuit zijn burcht in De Loonse en Drunense Duinen vrijwel elke nacht in de Brand op zoek naar voedsel. Een ongekend rijke variatie aan natuur.
Op een aantal plaatsen in het westen van het Nationaal Park liggen versnipperde heideveldjes. Als de natuur de vrije hand krijgt, zou de heide helemaal dichtgroeien met struiken en bomen. Dit vormt een bedreiging voor veel dieren, maar voor de levendbarende hagedis en de veldkrekel zou het zelfs funest zijn. Om deze diersoorten te behouden en een grotere variatie in het landschap te krijgen, kapt Natuurmonumenten soms bomen. Zo ontstaan open verbindingszones waarbinnen dieren zich gemakkelijk kunnen verplaatsen. Ook vlinders en andere insecten profiteren van de zonnige bosranden die ontstaan. Ze vinden er beschutting en voedsel. Een aantal weken per jaar laat Natuur monumenten een kudde heideschapen in het gebied grazen. Ook wordt de heide gemaaid of geplagd en worden jonge boompjes verwijderd. Daardoor blijft het heidegebied open en krijgt het meer structuur. 17
Waterbeheer in De Brand Veel zeldzame waterdieren en planten zijn afhankelijk van zuiver water. In De Brand is het beheer van water daarom erg belangrijk. In de toekomst zullen delen van het gebied natter worden. De kwaliteit van het water wordt verbeterd door meer te profiteren van het schone grondwater; het vervuilde water wordt om het gebied heen geleid. Veel aandacht is ook voor de aanleg en het schoon houden van poelen, zodat amfibieën zich kunnen voortplanten. Sommige oude poelen zijn omgevormd tot uitgestrekte, ondiepe poelen die in de lente snel opwarmen en tegen het einde van de zomer mogen droogvallen. Op de kale bodem ontkiemen zeldzame planten als moerasweegbree.
Bruinrode heidelibel 18
Cultuurhistorische sporen De mens heeft eeuwenlang een belangrijke rol gespeeld in de vorming van het landschap. De stuifzanden in de buurt van nederzettingen veroorzaakten veel overlast. De nederzettingen Westloon en Efteling zijn zelfs helemaal onder het stuifzand verdwenen. De bewoners van het vroegere Venloon hebben een nieuw dorp gebouwd, Loon op Zand. Het pittoreske Giersbergen is een mooi voorbeeld van een gehucht dat al ruim 750 jaar het stuivende zand weet te trotseren. Deze nederzetting leverde landbouw producten aan de zusters van de abdij ter Kameren in Brussel. Veel van de historische landschappelijke structuren zijn bewaard gebleven. In de directe omgeving van Giersbergen zijn nog oude wegen, boer derijen en houtwallen te vinden. Een ander cultuurhistorisch waardevol gebied is het landgoed Plantloon in het noordoosten van het Nationaal Park. Het omvat het middeleeuwse gehucht
Achterste Hoeven en een landbouwontginning uit de negentiende en twintigste eeuw. Fraaie lanen, dijken en open velden geven het gebied de uitstraling van een landgoed in Engelse landschapsstijl. Bijzonder is ook de turfvaart die rond 1400 is gegraven om de turf te vervoeren van Kaatsheuvel naar ’s-Hertogenbosch. Aan de zuidkant van het Nationaal Park vormen de landerijen een prachtig geheel met het daarbij behorende kasteeltje de Strijdhoef, dat uitnodigt tot een wandeling. Het hele gebied laat sporen zien van intensief menselijk gebruik. Tot begin jaren negentig van de vorige eeuw waren de duinen in gebruik als militair oefenterrein. Naast granaatscherven en kogelhulzen uit het recente verleden, zijn soms zelfs werktuigen van jagers uit de steentijd te vinden. Door het stuivende zand kunnen deze voorwerpen zomaar van de ene op de andere dag vanuit het zand te voorschijn komen.
Giersbergen Bij het beheer van een cultuurhistorisch landschap als dit moet er een goede balans zijn tussen cultuurhistorische en natuurwaarden. Het landgoedkarakter blijft behouden door een fraaie afwisseling van akkers, weilanden en bossen. Door het behoud van oude gebouwen, lanen en bijzondere elementen zoals de turfvaart, blijft de menselijke invloed uit het verleden zichtbaar. Deze diversiteit aan landschappen en landschapselementen zorgt voor een rijke planten- en dierenwereld in het park. 19
Natuur en recreatie hand in hand Jaarlijks genieten zo’n 1,5 miljoen mensen van de rust en ruimte in dit Nationaal Park. Voor een gezond evenwicht tussen natuur en recreatie zijn er duidelijke regels nodig. Zo veroorzaken loslopende honden die zich buiten de paden in het bos begeven veel stress bij het wild. Vooral als het wild wordt opgejaagd. Met alle gevolgen van dien. Ook veel recreanten zijn er niet altijd blij mee. Honden moeten daarom worden aangelijnd, maar mogen los in speciaal daarvoor aangewezen losloopgebieden. Het donker is voor de dieren en daarom is het betreden van het natuurgebied na zonsondergang niet toegestaan. Mountainbikers en ruiters hebben een vergunning nodig om in het gebied te recreëren. Van de opbrengst van die vergunningen worden de routes onderhouden. Met het juiste beheer en goede voorlichting kan de kwetsbare natuur behouden blijven en kan iedereen van het gebied genieten. Zo gaan natuur en recreatie hand in hand. 20
De natuur beleven De Loonse en Drunense Duinen zijn het hele jaar vrij toegankelijk van zonsopgang tot zons ondergang. Er zijn gevarieerde routes langs fraaie panoramapunten uitgestippeld voor wandelaars, fietsers, mountainbikers en ruiters. Informatie over het gebied is onder andere te vinden op informatiezuilen, wandel- en fietskaarten, folders en natuurrecreatiekranten. Verder biedt het Nationaal Park educatieve programma’s, excursies en andere groepsactiviteiten aan. Op deze manier kan iedereen – op zijn eigen wijze – genieten van de natuur en krijgen mensen meer oog en waardering voor hun omgeving. Wandelen, fietsen en paardrijden Wandelaars kunnen vrij door het open stuifzandgebied struinen. Daarbuiten leiden uitgestippelde paden de wandelaars langs de mooiste plekjes. Voor fietsers ligt er een prachtige, brede fietsroute dwars door het natuurgebied. De duinen zijn ook erg geliefd bij mountainbikers. Rond het stuifzandgebied is een aantrekkelijke route uitgezet van 26 kilometer lang. Een route met veel singletracks, korte klimmetjes, losse zandige delen en heel weinig verharde stukken. Ook te paard is het Nationaal Park een ware sensatie. Ruiters en menners hebben
een parcours van bijna honderd kilometer tot hun beschikking. Een deel van de tocht gaat over het open stuifzand. Educatieve programma’s en groepsexcursies Om kinderen al vroeg kennis te laten maken met de natuur zijn er vier educatieve programma’s voor het basisonderwijs. Speciale duingidsen maken een excursie in het Nationaal Park tot een leuke en leerzame belevenis. De excursies zijn ook goed te combineren met een bezoek aan een boerderij.
Naast het scholenprogramma biedt het Nationaal Park zo’n twintig publieksexcursies per jaar. Ook zijn er excursies op maat mogelijk, bijvoorbeeld voor een familiereünie of personeelsfeest. Van een themaexcursie, seizoensexcursie of natuurbelevingstocht tot een excursie bij de boer. Deze programma’s en excursies worden verzorgd door ervaren duingidsen van het ivn, boswachters van Natuurmonumenten en boeren met hart voor hun bedrijf.
21
22
Informatie over het gebied Kijk voor meer actuele informatie over Nationaal Park De Loonse en Drunense Duinen op de website www.nationaalpark.nl/ldd Secretariaat Nationaal Park De Loonse en Drunense Duinen Postbus 90151 5200 MC ’s-Hertogenbosch E
[email protected] Natuurmonumenten Beheerkantoor Midden-Brabant De Logt 5a Oisterwijk T (0411) 68 91 76 of 06-54295330 E
[email protected] www.natuurmonumenten.nl Brabants Landschap Kasteellaan 4 Haaren T (0411) 622 775 www.brabantslandschap.nl
IVN Consulentschap Noord-Brabant Postbus 883 5280 AW Boxtel T (0411) 614 111 E
[email protected] www.ivn.nl VVV Waalwijk Vredesplein 14 Waalwijk T (0416) 33 22 28 VVV Kaatsheuvel Nieuwe Markt 1a Kaatsheuvel T (0416) 27 77 19 E
[email protected]
VVV / Herberg De Gouden Laars Kerkstraat 64 Loon op Zand T (0416) 365 040 VVV / Boekhandel Nogmaals Kreitenmolenstraat 35 Udenhout T (013) 511 09 37 VVV Heusden e.o. Pelsestraat 17 Heusden T (0416) 662 100 E
[email protected] Duinboeren T (0411) 643 639 E
[email protected] www.duinboeren.nl 23
Colofon Uitgave Nationaal Park De Loonse en Drunense Duinen Tekst Nicoline van Tiggelen Redactie Irma de Potter, Frans Kapteijns, Rob Vereijken Fotografie M. De Clerck/C. Castelijns p. 2, 3, 9, 10, 13-16, 22 D. Klees/Brabants Landschap p. 7 Kina/Stoelwinder p. 8 Kina/Natuurmonumenten p. 1, 2, 6 F. Kapteijns p. 5, 11 Consulentschap IVN p. 20, 21 Istockphoto p. 16, 18 Concept Studio Dumbar Vormgeving Sander Neijnens Druk Drukkerij Groels, Tilburg Mei 2008
Deze brochure is tot stand gekomen met financiële steun van Leader+, het Europese Fonds voor Regionale Ontwikkeling, en van het Ministerie van LNV.