JAARGANG 15 • MAART 2015 • NUMMER 1
inhOuD
KORT Jeugdbescherming ‘Beste Overheids organisatie 2014’ Jeugdbescherming Regio Amsterdam won 27 januari de titel ‘Beste Overheidsorganisatie 2014’. Medefinalisten waren het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, Rijkswaterstaat en gemeente Zaanstad. De jury was unaniem: “Jeugdbescherming Regio Amsterdam heeft met veel lef en gedrevenheid een diepgaande verandering van haar werkwijze en cultuur doorgevoerd. Passie, trots en professionaliteit zijn in deze organisatie mooi verbonden. Dit heeft geleid tot een spectaculaire prestatieverbetering en een grote stijging in het welbevinden en de beroepstrots van de staf. En dat in een taakomgeving die grimmig, aangrijpend en taai is. Het succes is geboekt door eigentijdse mobilisatie van ‘bottom-up’ leervermogen vanuit de professionals. Deze verandering heeft ervoor gezorgd dat de organisatie substantieel goedkoper is geworden en de kwaliteit van haar functioneren enorm is verbeterd.”
Jeugdhulpzoeker Amsterdam-Amstelland/ Zaanstreek-Waterland Hulpverleners in wijkteams kunnen het specialistische jeugdhulpaanbod in Amsterdam/ Amstelland en Zaanstreek/Waterland doorzoeken via de website www.ikzoekjeugdhulp.nl. Er zijn onder andere filters voor gemeenten en categorieën. Meer informatie: www.ikzoekjeugdhulp.nl
Positief oordeel van de onderwijsinspectie De teams van Altra College Bleichrodt en Altra College Bascule kregen in februari weer een positief oordeel van de onderwijsinspectie. Een kleine greep uit hun bevindingen: goede lessen, empathische en betrokken teamleden, opbrengstgericht werken is goed in ontwikkeling. Meer informatie: www.altra.nl
Altra Werkt: ‘Je maakt een leuke sfeer en krijgt ook waardering’ ‘Tijd en aandacht leidt tot minder ondertoezichtstellingen’ Sexting? Kijk niet weg
THEMA: VRIJWILLIGERS
3 3 4
Medewerkers van de kindertelefoon, pleegouders of ervaringsdeskundigen. Binnen de jeugdzorg en de jeugd-ggz werken al jaren vrijwilligers. Maar met de overheveling van de jeugdzorg naar de gemeenten, gaan vrijwilligers een grotere rol spelen. Cliënten moeten immers meer gebruikmaken van de eigen kracht, hun netwerk en dus van vrijwilligers. Maar wat kun je nog wel en wat niet meer van een vrijwilliger verwachten? In hoeverre geef je vrijwilligers verantwoordelijkheid? Hoe verloopt de samenwerking tussen gezin, professional en vrijwilliger? En hoe moet een vrijwilliger omgaan met geweld of seksueel misbruik in het gezin? Jong aan de Amstel gaat in dit nummer op onderzoek.
Lees verder op blz. 5
INTERVIEW
DOO R : MA RT I N G E RRIT SEN
Minder specialistische jeugdzorg na transitie
‘Waar zijn ineens de gezinnen?’ Het aantal gezinnen dat wordt aangemeld bij de specialistische jeugdzorg is fors afgenomen. Wat is er aan de hand? Leveren de wijkteams fantastisch werk, blijven de gezinnen bij de wijkteams ‘hangen’ of heeft de jeugd geen problemen meer? We vroegen het aan de Amsterdamse wethouder Jeugd Simone Kukenheim, Claire Vlug, directeur bij Jeugdbescherming Regio Amsterdam (JBRA) en Mariënne Verhoef, bestuurder van Spirit en voorzitter van de organisatie die verantwoordelijk is voor de Ouder- en Kind-teams in Amsterdam. Hoe groot is het risico dat wijkteams te enthousiast aan de gang zijn en teveel zelf willen doen?
“V
anuit de hele stadsregio Amsterdam worden minder gezinnen aangemeld bij de gespecialiseerde zorg”, zegt Mariënne Verhoef. Claire Vlug beaamt dit: “We onderzoeken op dit moment hoeveel gezinnen we minder krijgen en wat de oorzaken zijn, maar het lijkt erop dat we een derde minder gezinnen binnenkrijgen dan normaal. De instroom vanuit Veilig Thuis loopt wel. Het is vooral de instroom vanuit de wijkteams die achterblijft.” Simone Kukenheim: “We zien dat er minder verwijzingen zijn dan normaal. Dat beeld krijgen we ook uit de andere steden. De precieze oorzaken hebben we nog
niet vastgesteld. Daarvoor is het nog te vroeg.”
Niet op stoom
Sinds 1 januari van dit jaar is de gemeente verantwoordelijk voor de jeugdzorg. Een van de belangrijkste veranderingen is dat gezinnen eerst worden geholpen door een wijkteam. Bij ernstige problematiek verwijst het team door naar de gespecialiseerde jeugdzorg. De eerste zes weken van dit jaar verwezen ze dus minder gezinnen door. Verhoef: “Wellicht zijn de teams nog niet overal op stoom. Ze moeten de processen, onder andere voor het afgeven van beschikkingen,
nog opzetten.” Weliswaar waren er veel pilots en proeftuinen, maar de praktijk is weerbarstig. De teams hebben deels nieuwe medewerkers die de werkwijze nog eigen moeten maken. De meeste teams moeten nog leren omgaan met het afgeven van beschikkingen, omdat de politieke besluitvorming hierover vrij laat was. En soms gaat er gewoon iets simpels mis, zoals het team dat tot haar verrassing merkte dat er geen computers waren. Vlug: “Wij horen dat de teams nog veel tijd kwijt zijn met inregelen.” Kukenheim: “Natuurlijk zal nog niet alles volgens plan verlopen. Het is een grote transitie en vraagt veel van de professionals om alles verder te ontwikkelen, maar ook de acute hulp goed te blijven verlenen. Wat ik zie is dat iedereen met volle overtuiging hiermee aan het werk is gegaan. Belangrijk uitgangspunt daarbij is dat we ook voortdurend alert zijn dat acute hulpvragen direct hun weg vinden naar de juiste hulp. De cliënt en zorgcontinuïteit staan voorop.”
Lees verder op blz. 2
Minisymposium wilsbekwaamheid kinderen
FOTO : D R EAM STI ME
Op vrijdag 17 april houden de Bascule en het AMC een symposium over wilsbekwaamheid bij kinderen. Deskundigen uit de forensische psychologie, kindergeneeskunde, kinderpsychiatrie en gezondheidsrecht belichten de betekenis van wilsbekwaamheid bij kinderen vanuit hun perspectief. Accreditatie is aangevraagd bij het NVvP, NVK en het NIP. Het symposium richt zich op professionals in de kindergeneeskunde, kinder- en jeugdpsychologie en -psychiatrie, of zij die betrokken zijn bij pediatrisch onderzoek, gezondheidsrecht, medische ethiek en beleidsvoering. Aanleiding voor het symposium is de promotie van Irma Hein op empirisch onderzoek naar wilsbekwaamheid bij kinderen. Na afloop van het symposium kunt u de ceremonie bijwonen waarin Irma Hein haar onderzoek verdedigt. Meer informatie: www.debascule.com
De vampier zwerver De negenjarige Dawy mocht 3 februari, tijdens de ‘Week van het Vergeten Kind’ een boek overhandigen aan koningin Maxima. In dat boek stond haar verhaal ‘De vampier zwerver’. Dawy woont in een pleeggezin van Spirit. Ze deed mee aan de workshop ‘Spannende verhalen vertellen’, georganiseerd vanuit ‘Het Vergeten Kind’. Die verhalen zijn gebundeld in het boek en worden wellicht nu voorgelezen aan de prinsesjes. Meer informatie: www.spirit.nl/nc/nieuw
Het aantal gezinnen dat wordt aangemeld bij de specialistische jeugdzorg is fors afgenomen. Wat is er aan de hand?
1
COLOFON ‘Jong aan de Amstel’ is een gezamenlijke uitgave van vijftien instellingen voor de jeugdzorg, de kinder- en jeugdpsychiatrie, speciaal onderwijs en hulp voor licht verstandelijk beperkten in de Stadsregio Amsterdam: Altra, Arkin, Cordaan Jeugd, De Bascule, GGZ inGeest, HVO-Querido, Jeugdbescherming Regio Amsterdam, Leger des Heils, Lijn5, MOC ’t Kabouterhuis, Ons Tweede Thuis, Opvoedpoli, Spirit, De Waag en de William Schrikker Groep. ‘Jong aan de Amstel’ verschijnt vier keer per jaar. De digitale nieuwsbrief ‘Jong Digitaal’ verschijnt elf keer per jaar. De artikelen in dit blad vertegenwoordigen niet noodzakelijkerwijs het standpunt van de organisaties. Evenmin kunnen aan de inhoud van dit blad rechten worden ontleend. Overname artikelen Overname van artikelen uit ‘Jong aan de Amstel’ is alleen toegestaan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie. Hoofdredactie Martin Gerritsen/TekstBeeld.Eu, Florence Tonk Kernredactie Martine van den Horn (Jeugdbescherming Regio Amsterdam), Bertie van der Linden (Altra), Clara Vollaard (De Bascule), Sarah Zagt (Spirit) Redactie Vacant (Ons Tweede Thuis), Hiske Dibbets (De Waag), Elvira Draijer (William Schrikker Groep), Evelyn Krikke (Leger des Heils), Leontien Kuip (HVO Querido), Nel Pols (Cordaan Jeugd), Suzan van Dijk (Opvoedpoli), Eveline Wiebes (Arkin), Daphne Wolthuis (Lijn5), Marit Blom (MOC ’t Kabouterhuis) Vaste medewerkers Marja Fafiani, Tamara Franke, Anja Geldermans, Maartje Hagar Treep, Brigitte den Hartog, Suzan Hilhorst, Evelien Hoekstra, Arjan Post, Sake Rijpkema, Adelheid van Rossum en Wim Stevenhagen. Redactieadres Jong aan de Amstel Postbus 38, 1540 AA Koog aan de Zaan. e-mail:
[email protected] website: www.jongaandeamstel.nl Ontwerp en DTP Marjolein Lensink Productie Heijnis & Schipper Drukkerij bv, Zaandijk
CONTACTGEGEVENS Altra Rode Kruisstraat 32, 1025 KN Amsterdam 020 - 555 83 33 •
[email protected] • www.altra.nl
De Bascule Academisch centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie Postbus 303, 1115 ZG Duivendrecht • 020 - 890 19 00
[email protected] • www.debascule.com
Cordaan Jeugd De Ruyterstraat 7, 1013 AA Amsterdam 020-630 62 62 •
[email protected], • www.cordaan.nl
GGZ inGeest - Jeugd en Jongerenpsychiatrie Overschiestraat 57, 1062 HN Amsterdam 020 - 788 56 00 • www.ggzingeest.nl
HVO-Querido Eerste Ringdijkstraat 5, 1097 BC Amsterdam 020 - 561 90 90 •
[email protected] • www.hvoquerido.nl
Vervolg van pag. 1
Waar blijven de gezinnen? Verhoef en Vlug maken zich net als Kukenheim niet zo veel zorgen over de opstartproblemen. Verhoef: “Bestaat nu het risico dat er tussentijds iets vreselijks misgaat? Ik denk het niet. Er werken voldoende mensen in de teams die een achtergrond hebben in de jeugdzorg. Je hoort nu wel verhalen van gemeenten waar het aantal gezinnen in een crisissituatie fors is toegenomen, maar dat zijn geen gemeenten in onze stads regio. Als je de situatie hier vergelijkt met de rest van het land, dan is hier bij de transitie goed gepuzzeld.” Vlug: “Als de teams op stoom raken, komen er vanzelf meer gezinnen.”
de Ouder- en Kind-teams en de Samen Doenteams. En daar is geen verwijzing meer voor nodig. En dat is precies wat we wilden: kortere lijnen, sneller eropaf, gerichte ondersteuning en hulp zonder bureaucratisch gedoe. Zo hoorde ik laatst de casus van een jeugdarts met veel zorgen over een kind. In één middag werd direct hulp georganiseerd. De ouder- en kindadviseur van de school bracht een huisbezoek, koppelde direct terug naar de jeugdarts en binnen één dagdeel was een plan van aanpak opgesteld. De jeugdarts zei dat dit in december 2014 misschien wel twee maanden had geduurd.”
Complexe zaken
Toch vreest de gespecialiseerde jeugdzorg dat de wijkteams zich wellicht overschatten, waardoor problemen escaleren en gezinnen direct in de zwaardere zorg terechtkomen. Vlug: “We kregen twee gezinnen doorverwezen met ernstige schuldenproblematiek. Eén week voor hun huisuitzetting. Die gezinnen hadden we graag wat eerder gehad. Dan hadden we dit wellicht kunnen voorkomen.” Verhoef: “Als gezinnen te lang worden vastgehouden door de wijkteams, kan
Zorgen zijn er wel over de vraag of teams niet te lang bezig zijn met een gezin, waarvan de problematiek zodanig is dat deze eigenlijk geholpen moeten worden door de gespecialiseerde jeugdzorg. Moddert men niet te lang aan met complexe zaken? Kukenheim: “Mogelijk zien we de eerste resultaten van het nieuwe stelsel. Een deel van de zorg waar vroeger een verwijzing voor nodig was, is nu geïntegreerd in
Zowel Kukenheim, Vlug als Verhoef benadrukken dat er volgens hen goede en kundige professionals in de teams zitten die weten wat ze doen. De conclusie of ze te enthousiast aan de gang zijn en teveel zelf willen doen, vinden ze daarom te voorbarig. “Maar,” zegt Kukenheim, “het is wel een serieus risico. We hebben het er ook over met de leiding van de teams. Dus we doen wat we hebben gezegd: vinger aan de pols houden maar ons niet gek laten maken. En we hebben een deskundig stedelijk verwijsteam die de Ouder- en Kind-teams en de Samen Doen-teams ondersteunt bij ingewikkelde gevallen. En ook bij de afdeling Jeugd komen ingewikkelde gevallen binnen die we naar bevind van zaken oplossen. Er zijn al meerdere ingewikkelde plaatsingen gerealiseerd. Dat geeft mij vertrouwen dat we met elkaar, gemeente en uitvoering, deze fase goed doorkomen door een praktische, ‘hands on’-aanpak. Zo krijgen de teams de tijd om zich te ontwikkelen.”
DOO R : TA MA R A F R AN KE
Veilig Thuis: nieuw meldpunt kindermishandeling en huiselijk geweld Veilig Thuis Amsterdam-Amstelland is het nieuwe advies-, meld- en steunpunt voor huiselijk geweld en kindermishandeling. Hierin zijn het Steunpunt Huiselijk Geweld Amsterdam, Steunpunt Huiselijk Geweld Amstelland, Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en Vangnet Jeugd opgegaan. Melden kan via het gratis landelijke nummer 0800– 2000, waarna je wordt doorgeschakeld naar je eigen regio. Maar voor wie is dit meldpunt nu bedoeld?
omgeving te maken heeft met huiselijk geweld of kindermishandeling.” Dat zegt Tom Segers, verantwoordelijk voor het realiseren van de nieuwe organisatie in Amsterdam-Amstelland. “In de oude situatie hadden medewerkers huiselijk geweld te weinig oog voor kinderen. Omgekeerd focusten de medewerkers kindermishandeling zich op de kinderen en keken te weinig naar wat er met de ouders aan de hand was. Bij Veilig Thuis zit dit nu in één werkproces. We pakken de problematiek in een gezin integraal aan.”
Segers: “De hulpverlener bespreekt de melding in zijn of haar team en leidt het vervolgens naar de juiste specialistische hulp. Zo komen we altijd tot de beste aanpak. We hebben drie teamleiders die ieder leiding geven aan twee of drie basisteams. Een basisteam bestaat hoofdzakelijk uit maatschappelijk werkenden. Zij kunnen een beroep doen op vertrouwensartsen, een gezondheidspsycholoog en sociaal-psychiatrisch verpleegkundigen. Zo beschikken de teams over alle noodzakelijke specialisaties.”
Psychiater
Samenwerking
Hoe ziet dat werkproces eruit? De hulpverlener kijkt direct in het eerste gesprek wat de melding is, waarom deze wordt gedaan en wat de feiten zijn. Degene die het gesprek aanneemt, handelt ook zelf de casus af en gaat zelf op huisbezoek. Als de situatie ernstig is, gaat het interventieteam ernaartoe. Dat gebeurt zo snel mogelijk en in elk geval binnen vijf dagen.
“B
ij dit nieuwe steunpunt kan iedereen terecht, volwassenen, kinderen en professionals. Van vertrouwenspersonen op scholen tot fysiotherapeuten. Van verloskundigen tot artsen. Maar ook mensen die denken dat iemand in hun
Jellinek Jeugd / Punt P 2e Constantijn Huygensstraat 39, 1054 CP Amsterdam 020 - 590 55 55 • www.jellinek.nl • www.puntp.nl
“Ik kan nog weinig zeggen over de samenwerking met de wijkteams”, gaat Segers verder. “Die teams zijn namelijk nog maar net begonnen. Maar ik ben positief gestemd. Ook die teams zullen onveilige situaties signaleren. Waar mogelijk zullen zij het zelf oppakken. Wil een medewerker van het wijkteam feedback of overleg, dan kan deze ons bellen. Ook dat is nadrukkelijk een taak voor de Veilig Thuis-teams.” Meer informatie: www.020veiligthuis.nl
Jeugdbescherming Regio Amsterdam
LANDELIJK TRIAGE-INSTRUMENT VEILIG THUIS
Overschiestraat 57, 1062 HN Amsterdam 020 - 3059 359 •
[email protected] • www.jbra.nl
Onlangs is het landelijke triage-instrument Veilig Thuis gepubliceerd. Triage is een werkwijze waarmee de urgentie voor de hulp van slachtoffers wordt beoordeeld. Het instrument is ontwikkeld door medewerkers van De Waag samen met een onderzoeker van het Verwey-Joker Instituut. Doel was een instrument waarmee een bureaumedewerker van Veilig Thuis bij een melding van huiselijk geweld, kindermishandeling of seksueel misbruik de urgentie en de ernst van een onveilige situatie kan beoordelen.
Leger des Heils - Goodwillcentra Amsterdam Rode Kruisstraat 24, 1025 KN Amsterdam 020 - 630 11 11 •
[email protected] www.legerdesheils-goodwillcentra.nl
Lijn5 Postbus 43, 1970 AA IJmuiden 088 - 513 13 13 •
[email protected] • www.ln5.nl
MOC ’t Kabouterhuis
“Sinds de transitie en het werken van generalisten in de sociale wijkteams rond de gezinnen, is het belangrijk om aan de voordeur te kunnen bepalen welke problematiek licht van aard is en doorgezet kan worden naar het lokale veld en welke problematiek complex is, zodat de regie bij Veilig Thuis komt te liggen en er zwaardere zorg ingezet moet worden”, zegt Linda Vogtländer, kinder- en jeugdpsychiater van De Waag, een van de ontwikkelaars van het instrument.
Amsteldijk 196, 1079 LK Amsterdam • 020 – 644 53 51
[email protected] • www.kabouterhuis.nl
Ons Tweede Thuis Vuurdoornstraat 11, 1431 RM Aalsmeer • 0297 – 353 800
[email protected] • www.onstweedethuis.nl
Opvoedpoli Houtmankade 332, 1013 RR Amsterdam, 020 – 463 43 82
[email protected] • www.opvoedpoli.nl
Spirit Fred. Roeskestraat 73, 1076 EC Amsterdam 020 - 5400 500 •
[email protected] • www.spirit.nl
De Waag - Amsterdam Zeeburgerpad 12-b, 1018 AJ Amsterdam 020 - 462 63 33 •
[email protected] www.dewaagnederland.nl
IL L UST RAT IE : WIM STEVENHAGEN
William Schrikker Groep Postbus 12685, 1100 AR Amsterdam 088 - 526 00 00 •
[email protected] • www.wsg.nu
dat inderdaad betekenen dat we op termijn meer crisisgevallen binnen krijgen.”
2
Linda Vogtländer vervolgt: “Er bestaat ook internationaal geen instrument dat kan worden ingezet bij alle vormen van huiselijk geweld, kindermishandeling en seksueel misbruik, waaronder ook ouderenmishandeling en eergerelateerd geweld. Het ontwikkelen hiervan gaf ons de kans om een goede basis te leggen voor het hele traject van veiligstelling en zorg dat wordt ingezet vanaf het moment dat er een melding wordt gedaan bij Veilig Thuis. Daarom heb ik hier ook zo graag aan meegewerkt.”
DOO R : MA RT I N G E R R IT S E N
KORT
Altra Werkt: ‘Je maakt een leuke sfeer en krijgt ook waardering’ “Kijk”, zegt Johan van Overbeek. “Je legt wat risotto op de courgette, rolt hem netjes op en dipt hem aan de ene kant in de sesam en aan de andere kant in de bieslook. Zo heb je een vegetarische snack. Morgen hebben we een buffet voor honderd mensen onder wie altijd wel wat vegetariërs. Daarom zorgen we ook altijd voor een vegetarische snack.” Giovanni Schot (18) en Don Helt (16) luisteren aandachtig. De leerlingen van Altra Werkt hebben zichtbaar plezier in het werk. iervoor zat ik thuis”, vertelt Giovanni. “Ik moest wel naar school, maar daar had ik helemaal geen zin in. Boeken zijn niets voor mij. En ik maakte ook geen kans meer op een diploma. Mijn motivatie was helemaal weg. Maar toen kwam Carla langs. Ze vroeg me of ik wilde werken. Dat wilde ik wel. Koken vind ik leuk en dat thuiszitten ging ook vervelen. Zo kwam ik hier. En dit is echt leuk werk. Je moet hier koken en op recepties met een dienblad serveren.”
Handen
Carla is Carla van Sonsbeek, een van de coaches van Altra Werkt. Altra Werkt biedt veertig jongeren die in het reguliere schoolsysteem niet aarden een kans op werkervaring. Het gaat om jongeren die graag met hun handen werken. Altra Werkt coacht en begeleidt hen naar een stage en uiteindelijk naar een volwaardige plek op de arbeidsmarkt. Stages zijn er in de horeca, detailhandel, veiling- en marktwezen, techniek en zorg en welzijn. Johan van Overbeek, eigenaar van cateringbedrijf ‘Absolute Delicious’: “We zijn nu bezig met menu’s voor Theater ‘De Krakeling’ en met hapjes voor een receptie morgen. Ik doe wel eens wat voor Altra en op een gegeven moment vroegen ze of ik enkele leerlingen wilde plaatsen. Dat vond ik een leuk idee. Voor de leerlingen is het belangrijk. Ze doen ervaring op, komen op locaties en ik merk dat ze met plezier werken. Maar er zijn natuurlijk regels, want ik heb wel een bedrijf. Neem een jongen als Don. Hij kwam vaak te laat op de les. Dat stelde ik direct aan de orde in het kennismakingsgesprek. Je kunt hier niet te laat komen. Maar het blijkt dat je met deze jongens goed kan werken. En ik begrijp ze ook wel. Tussen mij en school klikte het ook niet echt.
“Ik ben graag onder de mensen en het is leuk om eten uit te serveren. Je maakt een leuke sfeer en krijgt ook waardering. Iedereen vindt het eten lekker. Wie weet kan ik hier blijven als ik goed mijn best doe.” De ambitie van Giovanni ligt elders: “Ik wil in een restaurant werken. Of in de keuken van een verzorgingshuis. Daar heb ik eerder wel eens stage gelopen. Maar toch het liefst een restaurant.”
Wekker
Don: “Ik ging wel naar school, maar deed daar eigenlijk niets. Ja, de hele dag spelletjes op de pc. School was niets voor mij. Alleen het koken vond ik leuk. Daar had ik dan ook een tien voor. Zo kwam mijn mentor op het idee van deze opleiding. Ze zeiden wel direct dat ik op tijd moest komen. Dat lukt nu ook. Ik heb namelijk een wekker gekocht. Zo’n ouderwetse met een hamertje en twee bellen. Hiervoor moest ik wakker worden van bosgeluidjes op mijn mobiele telefoon. Nou, daar sliep ik gewoon doorheen.” “Het liefst werk ik in de catering”, gaat hij verder.
Meer informatie: www.altra.nl/scholen/altrawerkt/ en www.absolute-delicious.nl Leerlingen worden toegelaten op basis van een toelaatbaarheidsverklaring van het Onderwijsschakelloket (www.swvadam.nl/ diensten/bovenschoolse-voorzieningen).
Johan van Overbeek (links) laat Giovanni Schot (midden) en Don Helt (rechts) zien hoe ze courgetterolletjes moeten maken. “School is niks, maar dit is leuk.”
‘Tijd en aandacht leiden tot minder ondertoezichtstellingen’
Hoe komt het dat het aan tal ondertoezichtstellingen is gedaald?
Van de Poel: “Vanaf het moment dat we bij JBRA op een andere manier zijn gaan werken is het aantal ondertoezichtstellingen in onze regio 50 procent gedaald. Ook zagen we 60 procent minder gedwongen uithuisplaatsingen. Er is dus een duidelijk verband tussen onze methodiek en de daling. Daarbij hebben wij ons niet laten leiden door de perverse prikkels van het systeem
Cliënten tevreden over Jeugdbescherming Regio Amsterdam
Jongeren naar Alexander kade
DOO R : F L O R E N C E TO N K
Het aantal ondertoezichtstellingen daalde de afgelopen vier jaar met 20 procent, juichten de staatssecretarissen Fred Teeven en Martin van Rijn begin dit jaar in een persbericht. Die daling is vooral te danken aan de Stadsregio Amsterdam, waar het aantal ondertoezichtstellingen met maar liefst 50 procent daalde. Wat is het geheim? We vroegen het aan Sigrid van de Poel, directeur van Jeugdbescherming Regio Amsterdam (JBRA) en Jeroen Olthof, wethouder Jeugd en Zorg in Zaanstad.
In geval van problemen, kunnen mensen terugvallen op hun netwerk. Maar helpt het nou werkelijk om je netwerk bij zo’n situatie te betrekken? Laura den Boer, student aan de Vrije Universiteit Amsterdam, zocht dit voor Altra uit. Zij onderzocht de werkzame elementen bij ‘Signs of Safety’. In de ‘Factsheet onderzoek Signs of Safety Altra’ is het onderzoek van Laura samengevat. Het gehele onderzoek is op te vragen bij
[email protected].
Cliënten geven gemiddeld een 7,5 als rapportcijfer aan Jeugdbescherming Regio Amsterdam (JBRA). In 2011, toen JBRA begon met het Generiek Gezinsgericht Werken, gaven de cliënten nog een 5,8. De cliënt waardeert het ingezette beleid van een gezin, een plan, een gezinsmanager. Ook waarderen zij de betrokkenheid en de aandacht van de gezinsmanager, evenals het doorzettingsvermogen en de heldere communicatie. Jongeren en hun ouders voelen zich daarnaast serieus genomen en vinden dat er voldoende uitleg wordt gegeven bij iedere stap. De bereikbaarheid van Jeugdbescherming wordt over de gehele linie ook als een groot pluspunt beschouwd. Gezinsmanagers bleken ook buiten kantooruren bereikbaar en enkele gezinsmanagers waren ook via een app bereikbaar.
FOTO: SAKE RIJPKEMA
“H
Helpt het netwerk?
waarbij je veel geld kreeg voor een ondertoezichtstelling en een lump sum voor zaken in het vrijwillig kader. Dat heeft ons financieel soms op het randje van het faillissement gebracht, maar onze maatschappelijke opdracht staat voorop: kinderen veilig stellen met zo min mogelijk dwang. Tijd en aandacht, dat is wat gezinnen en kinderen nodig hebben. En het werkt.” Olthof: “Ik ben blij met de afname van het aantal ondertoezichtstellingen en hoop dat dit het resultaat is van een andere werkwijze. Zoals JBRA dat al doet met het Generiek Gezinsgericht Werken (GGW). Die werkwijze willen we met de transitie en transformatie veel breder inzetten in jeugdhulpverlening maar ook binnen de WMO. De essentie van wat er fout ging in de zorg is dat we duurdere zorg beloonden. We zijn onvoldoende bereid geweest te investeren in preventie aan de voorkant.”
ondertoezichtstellingen krijgen. Met onze manier van werken hadden we ook die groep enorm teruggedrongen. Wij houden de expertise van onze professionals heel erg hoog, onze methodiek vergt wekelijkse supervisie en dat is duur. Maar wel met maximaal rendement.” Olthof: “Meer doen aan de voorkant met drang en onderhandeling in plaats van dwang. In de transformatie moeten we dichter en eerder in een traject gaan zitten om problemen in gezinnen op te lossen.”
Minder ondertoezichtstellingen is toch geen doel, hooguit een mid del om kinderen blijvend veilig te houden?
Van de Poel: “Minder ondertoezichtstellingen nastreven zou verkeerd zijn. Je moet er alles aan doen om een kind veilig te stellen en als dat een ondertoezichtstelling is, dan is dat een ondertoezichtstelling.”
Hoe houden we het aantal onder toezichtstellingen laag?
Van de Poel: “Met de transitie denken sommige gemeenten: drang kan mijn lokale team wel aan, alleen dwang doen we naar de gecertificeerde instelling. Terwijl het slim zou zijn om onze expertise met deze doelgroep te benutten om het aantal ondertoezichtstellingen laag te houden. Het gevaar bestaat dat jeugdteams tegen hun grenzen aanlopen en we straks meer voorlopige
Olthof: “Minder ondertoezichtstellingen moet geen doel op zich zijn maar het resultaat van een andere werkwijze. Datzelfde geldt voor een streven naar minder specialistische zorg. Kinderen moeten krijgen wat nodig is.”
3
HVO-Querido tekende met woonstichting De Key een contract voor de huisvesting van jongeren in het pand aan de Alexanderkade, waar eerder jonge moeders waren gehuisvest. In de loop van 2015 zullen de jongeren die nu nog in Amerbos in Amsterdam-Noord wonen hier naartoe verhuizen. Tegelijk tekende HVO-Querido en De Key een contract voor tien plaatsen in studentenhuisvestingen verspreid over Amsterdam voor de uitstroom van jongeren die klaar zijn met hun begeleidingstraject. Meer informatie: www.hvoquerido.nl
Nieuwe website HVO-Querido HVO-Querido heeft een nieuwe website www.hvoquerido.nl. Deze site richt zich op alle doelgroepen: gezinnen, jongeren, prostituees, vrijwilligers en professionals. Als verwijzers vind je op de website de informatie over HVO-Querido die je moet weten als je iemand wilt aanmelden. Daarnaast staat er kort wat vermeld over hun werkwijze. Op de website kun je je ook aanmelden voor de kwartaalnieuwsbrief.
De Bascule in de regio De Bascule heeft een aantal kleinere behandellocaties: de regio- en stadpoliklinieken. Hier biedt de Bascule in de Amsterdamse wijken en in de regio’s rondom Amsterdam (Hilversum, Purmerend, Zaandam en Hoofddorp) poliklinische hulp aan kinderen en jongeren met psychische problemen. De Bascule werkt in kleine kinderpsychiatrische teams en biedt diagnostiek en behandeling van veel voorkomende kinder- en jeugdpsychiatrische aandoeningen. Op de locatie in Hilversum biedt de Bascule naast poliklinische behandeling ook dagbehandeling voor kinderen van 6 tot 12 jaar. Voor behandeling bij de Bascule is een verwijzing nodig van een huisarts, jeugdarts, medisch specialist, medewerker van een wijk- of jeugdteam. Meer informatie: www.debascule.com
Congres ‘Koersen binnen de veranderde jeugdzorg’ Tijdens het congres ‘Kompas kinder- en jeugdpsychiatrie’ op 22 april worden de verschillende aspecten van het nieuwe jeugdzorgstelsel belicht en richting gegeven aan de afweging zelf behandelen en begeleiden, of doorverwijzen naar de kinder- en jeugdpsychiatrie. Het congres richt zich op professionals die inhoudelijk of beleidsmatig werkzaam zijn in de nulde of eerste lijn van de gemeentelijke jeugdhulp. Het congres vindt plaats in De Reehorst in Ede. Meer informatie: www.debascule.com
KORT Spirit op een rijtje ...
DOO R : E LS W I E GA N T
Sexting? Kijk niet weg
Welke soorten jeugdhulp biedt Spirit aan wie? En in welke gemeenten is die hulp ingekocht? Hoe kan je kinderen, jongeren of gezinnen aanmelden? Op www.spirit.nl/aanmelden staat een nieuw, eenvoudig overzicht van alle hulp en aanmeldwijze. Sinds 1 januari 2015 leveren wijkteams in de gemeenten jeugdhulp. Deze teams, maar ook huisartsen, gecertificeerde instellingen en Veilig Thuis, kunnen doorverwijzen naar specialistische hulp van Spirit.
DE TIPS VAN RAOUL
Schietzo
* Signaleer je sexting, ga dan niet alleen met het slachtoffer, maar ook met de dader in gesprek.
* Raad jongeren af seksueel getinte foto’s of films van zichzelf te maken. * Als ze het toch doen, adviseer ze dan om ervoor te zorgen dat ze onherkenbaar zijn en dat de achtergrond hun identiteit niet verraadt.
‘Schietzo’ is een film gemaakt door jongens die hulp krijgen vanuit Resocialisatie en Begeleiding (R&B). De film laat zien hoe de jongeren in aanraking komen met criminaliteit, omgaan met groepsdruk en wat vriendschap voor hun betekent. R&B is een programma voor jongens van twaalf tot achttien jaar uit Amsterdam. Ze hebben zware problemen thuis, op school en hebben dikwijls de politie en justitie in de ogen gekeken. Ze veroorzaken vaak overlast in de buurt en belanden, of zijn beland, in het criminele circuit. R&B wil het gedrag van deze jongens veranderen, zodat van een criminele carrière geen sprake is, ze thuis kunnen blijven wonen, hun diploma halen en werk vinden. De jongens leren basisvaardigheden, zoals op tijd komen, iets voor een ander doen, de juiste keuzes maken, problemen bespreken en zelfredzaam zijn. Ze volgen trainingen en ondernemen maatschappelijk gerichte activiteiten. Meer informatie: www.spirit.nl/nc/nieuws
dat het bezit ervan strafbaar is als degene die op de foto of video staat jonger dan achttien is.” Niet alleen onder jongeren is er onwetendheid over sexting, ook onder ouders en docenten. “Veel volwassenen weten niet wat er allemaal kan met sociale media. Het is een vrij nieuw en onbekend fenomeen voor ze. In de training laten we zien wat er mogelijk is en hoe je het gesprek erover kunt aangaan.”
FOTO: HUGO F EL IX/DREAMST IME
Pronken
THEMANUMMERS ‘Jong aan de Amstel’ behandelt elk nummer een thema. Hierin belicht het blad een onderwerp vanuit verschillende hoeken en geeft daarbij een overzicht van het hulpaanbod van de jeugdzorg op dit terrein. Tot nu toe kwamen de volgende thema’s aan bod: 2003/4 Basisonderwijs december 2003 2004/1 Jeugdpsychiatrie* maart 2004 2004/2 Voortgezet onderwijs juni 2004 2004/3 Crisishulp* november 2004 2005/1 Huiselijk geweld maart 2005 2005/2 Jeugdgezondheidszorg juni 2005 2005/3 Lokaal jeugdbeleid oktober 2005 2005/4 Speciaal onderwijs (primair)* december 2005 2006/1 Armoede maart 2006 2006/2 Meidenhulpverlening juni 2006 2006/3 Licht verstandelijk gehandicapten oktober 2006 2006/4 Voortgezet speciaal onderwijs december 2006 2007/1 Hulp aan huis maart 2007 2007/2 Veiligheid juni 2007 2007/3 Autisme* oktober 2007 2007/4 Gezondheid en sport december 2007 2008/1 De harde kern* maart 2008 2008/2 Drang en dwang juni 2008 2008/3 Volwassenenpsychiatrie oktober 2008 2008/4 Preventie december 2008 2009/1 Multiprobleemgezinnen maart 2009 2009/2 Pleegzorg juni 2009 2009/3 Jonge moeders oktober 2009 2009/4 Vroegtijdige signalering* december 2009 2010/1 Licht verstandelijk beperkten maart 2010 2010/2 Passend basisonderwijs juni 2010 2010/3 Jeugdzorg in een strafrechtelijk kader oktober 2010 2010/4 Opvoedondersteuning december 2010 2011/1 Alcohol en drugs maart 2011 2011/2 Vrije tijd, sport en cultuur juni 2011 2011/3 Multiprobleemgezinnen oktober 2011 2011/4 Seksueel misbruik december 2011 2012/1 Samenwerken met ouders maart 2012 2012/2 Passend onderwijs juni 2012 2012/3 Netwerkondersteuning oktober 2012 2012/4 Transitie november 2012 2012/5 18-plus december 2012 2013/1 Digitale hulpverlening maart 2013 2013/2 Autisme juni 2013 2013/3 Voeding oktober 2013 2013/4 Jeugdzorg en volwassenen-ggz december 2013 2014/1 Vechtscheidingen maart 2014 2014/2 Top600 juni 2014 2014/3 E igen kracht en sociaal netwerk oktober 2014 2014/4 Passend Onderwijs december 2014 2015/1 Vrijwilligers maart 2015 Oude nummers van ‘Jong aan de Amstel’ zijn op te vragen via:
[email protected]. Alle nummers zijn als pdf te downloaden via www.jongaandeamstel.nl * = niet meer voorradig, alleen nog digitaal
88 procent van de foto’s en filmpjes die aan iemand worden verstuurd, worden ook verspreid.
S
Seks: een ongemakkelijk gespreks onderwerp, zeker met jongeren. Niet zo vreemd dus dat docenten een gesprek over sexting liever uit de weg gaan. “Maar verstandig is dat niet”, zegt Raoul Chocolaad, voorlichter bij Qpido, het Seksespecifiek Expertisecentrum van Spirit. “Als je wegkijkt kan een slachtoffer in een neerwaartse spiraal komen die zelfs tot zelfmoord kan leiden.”
exting is het digitaal delen of verspreiden van seksueel getinte foto’s, teksten en filmpjes. Met de overweldigende mogelijkheden van sociale media is sexting een groeiend probleem, ook op scholen. 88 procent van de foto’s en filmpjes die aan iemand worden verstuurd, worden ook verspreid. De zedenpolitie in Amsterdam krijgt dagelijks meldingen van sexting, weet Raoul. Samen met politiemensen geeft hij les en trainingen Sexting en Grooming (digitaal ‘kinderlokken’) aan leerlingen, ouders en docenten. Raoul verzorgt het inhoudelijke deel, de politie schetst het juridische kader. “Want,” zegt Raoul, “jongeren beseffen vaak niet dat het kinderporno is en
Naaktfoto’s en -filmpjes hebben een hoge amusementswaarde, merkt Raoul als hij er met jongeren over praat. “Jongens prónken ermee, ze zijn er trots op dat ze een foto of film van een meisje hebben en ze zijn zich er vaak helemaal niet van bewust dat ze een meisje ermee kunnen beschadigen.” Het is juist dát besef dat Raoul jongeren wil bijbrengen. “Ze veroordelen helpt niet. Je moet ze met empathie aanspreken, met ze in gesprek gaan en tegelijkertijd laten zien dat het strafbaar is.” In de training vertoont Raoul de film ‘Nienke’. Het meisje laat zich overhalen om in haar bh voor haar vriendje te poseren. Hij maakt hier misbruik van: hij verspreidt de foto’s. “Tijdens de voorlichtingslessen heb ik wel meegemaakt dat meisjes zich in die situatie herkennen en in tranen de klas uitlopen. Dan is het fijn dat de lessen door ons, hulpverleners én rechercheurs, worden gegeven, zodat we gelijk advies en eventueel hulp kunnen bieden.” Inzicht bieden in hun eigen gedrag en de schadelijke gevolgen die dat teweeg kan brengen, is wat Raoul nastreeft. “Laatst kwam een jongen aan het eind van de training naar me toe en zei: ‘Meester, kijk, ik verwijder die foto. Nu meteen.’ Dat vind ik een van de leukste momenten.” Meer informatie: www.qpido.nl
DOO R : TA MA R A F R AN KE
Crisiszorg oplossing bij acute psychiatrische problematiek Panama. Dat is de plek waar jongeren van 12 tot en met 18 jaar met acute psychiatrische problematiek terecht kunnen. Artsen, huisartsen, crisisdiensten en hoofdbehandelaren in de jeugd-ggz kunnen direct verwijzen. De gemiddelde opnameduur bedraagt drie weken. Tamara Franke nam een kijkje.
“P
anama is een klinische groep van de Bascule en biedt in eerste instantie crisiszorg bij acute problemen die we niet ambulant kunnen behandelen”, vertelt Jantina de Jong, kinder- en jeugdpsychiater bij Panama. “Panama is geen crisiswoonplek. Jongeren verblijven hier gemiddeld drie weken. In die periode observeren we de jongere, denken mee in de diagnostiek en geven advies over de meest wenselijke behandeling.” Panama biedt verder een vaste structuur, individuele begeleiding en eventueel medicatie. Na het korte verblijf, gaat de jongere naar een andere plek. De Jong: “Natuurlijk kan het gebeuren dat er bij vertrek nog geen plaats is op de gewenste behandelplek. Dat is vervelend, maar niet onoverkomelijk. De ervaring leert namelijk dat met ambulante hulp veel mogelijk is. Zeker omdat het verblijf op onze afdeling de
jongere al voldoende stabiliteit heeft gegeven. Maar uiteraard streven we ernaar alles op elkaar te laten aansluiten.”
Wijkteams
Opname bij Panama gebeurt via een verwijzing door de (huis)arts, een hoofdbehandelaar in de jeugd-ggz of via de crisisdienst. De Jong: “En hopelijk, op korte termijn, zullen we meer samenwerken met de wijkteams en Samen DOEN-teams. Vaak staan de problemen van de jongere namelijk niet op zichzelf en is er meer aan de hand.” “Als een jongere bij Panama wordt aangemeld, kijken we samen met de verwijzer wat Panama kan bieden om daarna weer ambulant verder te kunnen. Verder kunnen we samen kijken naar alternatieven voor een acute opname, zodat we soms een opname kunnen afwenden. Wij zien
4
Panama namelijk als onderdeel van de ambulante behandeling. Een verblijf biedt stabilisatie, waarna de hulp verder gaat.”
Acht plekken
Panama heeft acht plekken en kan jongeren in geval van een crisis snel opnemen. Een verwijzing door een crisisdienst kan zowel vrijwillig als gedwongen zijn. Daarnaast is er beperkte ruimte voor observatie en diagnostiek. De Jong: “Cliënten met acute psychiatrische stoornissen hebben uiteraard voorrang, maar we bieden ook observatie- en diagnostiekopnames. Stel dat men er in een ambulant traject niet uitkomt, dan kunnen wij meekijken en meedenken over mogelijke oplossingen. Ook een tijdelijke timeoutconstructie is mogelijk. Dat houdt in dat een jongere tijdelijk, twee weken, hier verblijft omdat het elders niet meer gaat. We zoeken samen met jongere, ouders en ambulant behandelaar naar aanpassingen of verbeteringen, zodat de jongere weer verder kan.”
Meer informatie: www.debascule.com
THEMA:
VRIJWILLIGERS: PARTICIPATIE
Waar ligt de grens?
F OTO: DREAMSTIME
Medewerkers van de kindertelefoon, pleegouders of ervaringsdeskundigen. Binnen de jeugdzorg en de jeugd-ggz werken al jaren vrijwilligers. Maar met de overheveling van de jeugdzorg naar de gemeenten, gaan vrijwilligers een grotere rol spelen. Cliënten moeten immers meer gebruikmaken van de eigen kracht, hun netwerk en dus van vrijwilligers. Dat past in het overheidsstreven om te komen tot een participatiesamenleving. Vrijwilligers kunnen aandacht en zorg bieden en professionals werk uit handen nemen. Dat is zeker het geval, maar waar ligt de grens van de inzet van de vrijwilliger en waar begint de verantwoordelijkheid van de professional? Slechts weinig gemeenten en instellingen hebben op dit gebied beleid ontwikkeld. Dat dit nodig is, bleek begin dit jaar toen het journaal berichtte dat een Rotterdams gezin waar een baby overleed door mishandeling, werd begeleid door vrijwilligers. Hoewel de betrokken instelling dit ontkende, geeft dit aan dat er dringend beleid noodzakelijk is. Want wat kun je nog wel en wat niet meer van een vrijwilliger verwachten? In hoeverre geef je vrijwilligers verantwoordelijkheid? Hoe verloopt de samenwerking tussen gezin, professional en vrijwilliger? En hoe moet een vrijwilliger omgaan met geweld of seksueel misbruik in het gezin? Jong aan de Amstel gaat in dit nummer op onderzoek. DOOR: FLORENCE TONK
Onderzoeker Marianne van Bochove
‘In vrijwilligers moet je ook investeren’ V
an Bochove is universitair docent en onderzoeker aan het instituut Beleid & Management Gezondheidszorg aan de Erasmus Universiteit. Haar onderzoeksrapport uit 2014 was met name gericht op de rol van vrijwilligers binnen ouderenzorg en welzijnswerk. In deze sectoren bleek zeker een waardevolle rol te zijn weggelegd voor vrijwilligers. “Zij kunnen op een nieuwe manier kijken naar bepaalde problemen; een innovatieve aanpak of ervaringsdeskundigheid. Ze zijn ook minder gebonden aan strakke tijdschema’s en staan daarmee vaak dichter bij de cliënt. Ook voor vrijwilligers zelf is het vaak een fijne en nuttige ervaring”, zegt Van Bochove. “Wij zagen dat het vooral voor gepensioneerden en langdurig werkelozen een goede daginvulling kan zijn. Mensen ontwikkelen zich en voelen zich nuttig. Vrijwilligerswerk kan een opstapje zijn naar een betaalde functie, maar dat staat wel onder druk. Er wordt namelijk veel bezuinigd in sectoren waar vrijwilligers worden ingezet. Ook zagen we dat vrijwilligers bepaalde taken uit handen nemen van de professionals. Bij een goede samenwerking tussen vrijwilligers en professionals kan dit ertoe leiden dat cliënten meer aandacht krijgen en de kwaliteit van zorg verbetert.”
Selectie en training
Van Bochove denkt dat vrijwilligerswerk in de jeugdzorg ingewikkelder kan zijn dan in een verpleeghuis of buurthuis. Komen vrijwilligers bijvoorbeeld bij gezinnen
thuis? Hoe nabij is de professional? Dat maakt volgens de onderzoekster veel uit. Hoe nauwer professionals en vrijwilligers samenwerken, hoe kleiner de risico’s. “Vrijwilligers in de jeugdzorg kunnen veel betekenen door een luisterend oor te bieden. Maar als iemand teveel op de stoel van de hulpverlener gaat zitten, kan het problematisch worden. Hoe meer vrijheid en verantwoordelijkheid je vrijwilligers geeft, hoe belangrijker selectie en training worden.” In een training leren vrijwilligers bijvoorbeeld hun grenzen bewaken, waarmee onder meer overbelasting en te grote betrokkenheid bij cliënten kan worden tegengegaan. Volgens Van Bochove moeten instellingen niet onderschatten hoeveel organisatie nodig is als men vrijwilligers op verantwoorde wijze wil inzetten. Voorselectie, training en de juiste begeleiding zijn erg belangrijk voor een geslaagde en effectieve inzet van vrijwilligers. “Veel vrijwilligers beginnen uit bevlogenheid als wereldverbeteraar, of als nuttige dagbesteding na het pensioen, of als opstap naar een baan. Gaandeweg zie je vaak dat het enthousiasme minder wordt omdat het werk best zwaar is. Daarom is het goed als mensen vooraf weten wat er van hen wordt verwacht en ook wat ze van de instelling kunnen verwachten.” Ervaringsdeskundigen zijn weer een aparte categorie met eigen kwaliteiten en valkuilen. Van Bochove: “Wat vooral nodig is, is aandacht en begeleiding: wie zet je in op welke plek? Laat vrijwilligers ook onderling
ervaringen uitwisselen, maak dat mogelijk.” Die match van vrijwilligers met organisaties is essentieel. De ene vrijwilliger wil liever een bescheiden, vast omschreven taak, de ander wil juist meer uitdaging en verantwoordelijkheid. “Goed vrij willigersbeleid begint al bij het werven. Organisaties moeten goed nadenken: waarom gaan we met vrijwilligers werken? Wat verwachten we van hen? Alleen kosten besparen is geen goed motief want in vrijwilligers moet ook geïnvesteerd worden.”
Leuke dingen
Vrijwilligerswerk ligt volgens Van Bochove vaak goed in de top van een organisatie en bij een aantal enthousiaste mensen in het middenkader. Die worden dan bijvoorbeeld vrijwilligerscoördinator. Toch kan er nog wel eens een kloof liggen tussen de enthousiastelingen en de mensen op de werkvloer die bang zijn voor arbeidsverdringing, of voor vrijwilligers die alle ‘leuke dingen’ mogen doen, zoals knutselen of sociale activiteiten met cliënten. “Dat zagen we zowel in de zorg als bij het
welzijnswerk: sommige medewerkers zien dat vrijwilligers hen ontlasten, andere zien hen eerder als bedreiging want ‘het leuke gaat van het werk af’. Vrijwilligers worden op de werkvloer niet altijd even warm ontvangen.” Het onderzoeksrapport van Marianne van Bochove is hier te downloaden: www.platform31.nl/publicaties/kunnenwe-dat-niet-aan-vrijwilligers-overlaten
FOTO : SAK E R I JPK EM A
In 2014 verscheen het onderzoeksrapport ‘Kunnen we dat (niet) aan vrijwilligers overlaten?’ Een van de auteurs, Marianne van Bochove, vertelt over haar bevindingen en denkt mee over de inzet van vrijwilligers in de jeugdzorg.
Marianne van Bochove: “Vrijwilligers kunnen op een nieuwe manier kijken naar problemen.”
5
THEMA:
VRIJWILLIGERS: MOTIEVEN
DOOR: MARTIN GERRITSEN
Jos Petit: ‘Ik ben vrijwilliger. Punt’ HBO. Eerst als docent en later in het management. Ik was toen zo met mijn werk bezig dat ik in mijn hoofd geen ruimte had voor iets anders. Ik heb ook enorme waardering voor mensen die dat wel hebben, zoals de dames die hier zondagochtend komen helpen en dat naast hun studie doen.”
Hij zit geknield bij de rolstoel. Met een tangetje probeert Jos Petit (66) het wiel te repareren. Het is onbegonnen werk. Het probleem zit namelijk niet bij het ventiel, maar in de band. Die lijkt gescheurd. Jos meldt het bij de verpleegkundigen en gaat verder met zijn vrijwilligerswerk voor kinderhospice ‘Het Lindenhofje’.
“A
nderhalf jaar werk ik hier. Toen ik met pensioen ging, had ik snel in de gaten dat mijn wereld kleiner werd. Ik wilde daarom iets doen, maar wel iets dat ergens over gaat. Ik dacht aan het AMC, maar
hoorde op een gegeven moment over het kinderhospice. Dat was nota bene bij mij om de hoek.” “Een andere reden om vrijwillig te werken is mijn AOW en pensioen. Dat is niet niks. Ik weet dat ik daar mijn
hele leven hard voor heb gewerkt, maar ik vond dat ik voor dat geld iets terug moest doen voor de maatschappij. Ook al omdat ik tijdens mijn werk nooit vrijwilligerswerk heb gedaan. Ik werkte 38 jaar in het
wel bezig. Daar staat tegenover dat kinderen het leuk hebben met mij. Je ziet dat sommige blij zijn als ze me zien. Dan weten ze dat het lachen wordt. ”
Taakverdeling
De taakverdeling tussen verpleegkundigen en vrijwilligers Leuke dingen is duidelijk. Ik heb daar geen enkel “Ik werk hier minimaal een dagdeel. In probleem mee. Soms vraag ik me het begin deed ik vooral huishoudelijk vanuit mijn achtergrond in het werk, zoals de afwasmachine, management wel eens af of iets anders wasmachine en wasdroger. Maar ik geregeld kan worden, maar dat leg ik ging meer en meer met de kinderen snel naast mij neer. Dat is mijn taak doen. Er werken hier verder twee niet. Ik ben vrijwilliger. Punt. Ik heb verpleegkundigen per dienst en geen moeite met die rol. Evenmin heb een SPH-er. Daarnaast zijn er met ik moeite met de wil van de ouders. enige regelmaat stagiaires. Zij zijn Zij blijven hier geregeld logeren en ’s ochtends zo intensief bezig met het gebeurt wel eens dat ik met een wassen en verzorgen dat ze geen tijd kind naar de zandbak wil, maar dat de hebben voor leuke dingen. Dat doe moeder dat niet wil. Omdat de kleren ik dan. Ik lees verhalen voor, maak dan vies worden. Dat gebeurt dan ook een puzzeltje. Zo krijgen ze meer niet.” aandacht. Met sommige kinderen “Mijn werk wordt gewaardeerd. Je bouw je een band op. Er was hier een ziet de kinderen opleven en ook de baby die ik uit bed haalde, waste en de verpleegkundigen bedanken me als fles gaf. Een andere jongen gaf ik een ik naar huis ga en dat is echt geen tijdje bijles omdat er geen plek was praatje voor de vaak. Ik kan hier ook op een speciale school. Nu zorg ik dat gewoon mezelf zijn. Gewoon grappen hij klaar is als hij voor school wordt maken en over de grond rollen. En opgehaald.” straks ga ik weer voetballen met de “Ik ben moe na vijf uur werken, want kinderen. Hopelijk regent het dan niet je loopt hier wat af. Psychisch vind ik meer.” het minder moeilijk. Misschien ben ik wel een harde. Maar natuurlijk neem ik het wel eens mee naar huis. Ik weet Meer informatie: dat ik moet zeggen dat dat niet zo is, www.kinderhospice.nl/Leger.htm maar soms houdt het me thuis echt
DOOR: ARJAN POST
Pleegmoeder Shaba: ‘Dit is geen hobby’ “Het was en is soms zwaar, zeker met mijn werk erbij”, zegt Shaba Ghauri. Toen tien jaar geleden de gezinssituatie van haar kleinzoons verslechterde, nam zij de zorg op zich – vrijwillig en zonder steun. Inmiddels is ze fulltime pleegmoeder, zijn de kinderen bij haar ingetrokken en krijgt ze ondersteuning van Spirit. “Begeleiding is wel makkelijker. Je hoeft niet meer alleen bij te springen.” erst was Shaba Ghauri nog weekendpleegmoeder. Dan kwamen haar kleinzoons (nu 8 en 11 jaar) na een onrustige week ‘even bijtanken’ bij opa en oma. Nou ja, de kinderen zagen haar niet als grootmoeder, en zij zichzelf ook niet. “Ik ben altijd al heel dicht in de buurt van de kinderen geweest”, zegt ze. “Al vanaf de geboorte.” Sinds december vorig jaar is ze fulltime pleegmoeder. Ze werkt in Amsterdam, maar verhuisde voor de kleinkinderen naar Zaandam. Daar groeien ze op en gaan ze ook naar school.
Negatief regime
Haar dochter werd te jong zwanger, kampte met psychische problemen en de opvoeding liet te wensen over. En voordat er werd ingegrepen, had zich al een negatief regime opgebouwd. Shaba: “Het ging mis. Er was geen structuur, geen veiligheid. Ze gingen te laat naar bed, kwamen te laat op school. Daar waren ze agressief. Ik probeerde er zoveel mogelijk te zijn, maar daardoor kwamen de kinderen tussen mij en mijn dochter in te
staan.” Ze nam de kinderen vrijwillig op, maar na een kleine tien jaar vrijwillig ‘pleegmoederen’, besloot ze de officiële weg via Spirit te bewandelen. Had ze niet eerder ondersteuning willen hebben? Shaba: “Ik heb er nooit over nagedacht. Het was en is soms zwaar, zeker met mijn werk erbij. Dit is geen hobby, de kinderen komen altijd op de eerste plaats. Begeleiding is dan wel makkelijker. Je hoeft niet meer overal alleen bij te springen, zoals in het begin. Nu weet iedereen waar hij of zij aan toe is.”
FOTO: SA KE RIJPKE MA
E
Steun
Shaba is niet de enige pleegouder die een kind in het netwerk opvangt en vervolgens besluit dit officieel te regelen. Ze krijgt dan niet alleen begeleiding door een pleegzorgwerker, maar ook een vergoeding. Deze kan pleegouders onder andere ondersteunen bij uiteenlopende zaken, variërend van het contact met officiële instanties tot het omgaan met familieleden. Hulp bij het opvoeden heeft Shaba niet nodig. “Ik heb al 27 jaar ervaring met kinderen”, lacht ze. Ze heeft er
Shaba Ghauri: “Als je voor pleegouderschap kiest, is begeleiding eigenlijk makkelijker dan voortdurend te moeten bijspringen.” niet uit liefde voor gekozen, benadrukt ze. “Een grootmoeder heeft sowieso al een groot hart. Nee, ik deed het omdat het niet anders kon. Ik zag dat het slechter ging, en deze leeftijd krijgen de jongens nooit meer terug.” Ze is
6
trots op wat ze heeft gedaan. Spirit houdt ondertussen een oogje in het zeil. Als er iets is, dan kan ze met haar pleegzorgwerker bellen. “Dat zie ik niet als bemoeien. Het is een steuntje in de rug.” Ze heeft de smaak
te pakken, zegt ze. “Ik zou er nog wel twee bij willen!”
Meer informatie: www.spirit.nl/pleegzorg
THEMA:
VRIJWILLIGERS: VOORBEELDEN EN GRENZEN
DOOR: MARTIN GERRITSEN
Ervaringsdeskundige Olleven Nelom: ‘Ze nemen sneller wat van mij aan’ Ervaringsdeskundigen spelen een belangrijke rol bij het preventieproject ‘Een Nieuwe Start’. Dit project van Humanitas helpt ex-gedetineerden, onder andere van Amsterbaken, na hun detentie met het opbouwen van een nieuw leven. De dertigjarige Olleven Nelom is een van die deskundigen. Hij ondersteunt de coaches van het project, geeft voorlichting op scholen en binnenkort ook in Amsterbaken.
O
lleven: “Het eerste wat iedereen wil weten is waarvoor ik heb gezeten, maar dat vertel ik niet. Dat is een bewuste keuze. Als ik dat vertel, willen ze ook weten hoe ik ben gepakt. En het is natuurlijk niet de bedoeling dat ik een cursus criminaliteit geef.”
Inge Muelink van Humanitas: “Wij ondersteunen cliënten bij het zoeken naar woonruimte en werk of met het regelen van een uitkering. Daarbij is het is belangrijk dat ze ook een nieuwe start willen maken. Dat kunnen wij hen natuurlijk wel vertellen, maar het heeft veel meer impact als een van de jongeren dat zelf vertelt. Daarnaast geven we workshops, onder andere in instellingen en op scholen.” Olleven: “Ik heb in hetzelfde schuitje gezeten. Ik heb bovendien de ‘looks’ en kan op hun niveau ‘levellen’. Ik weet hoe het is op straat en hoe moeilijk het is om groepsdruk te weerstaan. Juist doordat ik er middenin heb gezeten, nemen ze sneller wat van me aan.”
1 januari-gevoel
Olleven heeft twee keer gezeten. De eerste keer was in 2002 in het JOC, zoals Amsterbaken toen nog heette. De tweede keer was in 2004 in Almere. “Toen ik vrij kwam had ik het 1 januari-gevoel. Ik nam me voor om alles nu goed te doen. Maar dat lukte
FOTO: SAKE RIJPKEMA
Nieuwe start
Olleven Nelom: “Ik heb de ‘looks’ en kan op hun niveau ‘levellen’. Ik weet hoe het is op straat en hoe moeilijk het is om groepsdruk te weerstaan.” niet. Ik zat zo weer op straat. Ik dacht daar makkelijk geld te verdienen. Dat is een natuurlijk een ‘stupid’ gedachte, maar ik was jong.” “Drie jaar terug ging het helemaal fout. Ik raakte mijn werk kwijt, mijn vrouw, mijn huis, alles. Ik zat in een diep dal. Toen ben ik na gaan denken en zo kwam ik bij Humanitas. Samen met een coach ging ik aan de slag. Met succes. Ik heb nu een huis, zie mijn kinderen weer regelmatig en doe vrijwilligerswerk voor Humanitas.
Daarnaast doe ik nog aan zaalvoetbal, theater, zwemmen. Ik heb het druk, maar dat is wat ik wil. In mijn vorige leven had ik juist tijd te veel en liep ik maar over straat.”
Voelen
Bij Olleven ging het eerst twee keer fout. Omdat hij jong was, zegt hij zelf. Toch weet hij de jongeren nu vaak wel te bereiken. “Ik kan ze niet dwingen. Het is aan hen wat ze met mijn verhaal doen. Ik laat ze voelen wat
ik heb meegemaakt. Als je zeventien, achttien bent, denk je vooral aan de korte termijn. Lekker op straat met je vrienden geld verdienen. Ik probeer ze te laten zien dat er ook een lange termijn is. Bij sommigen zie je dat ze het begrijpen. Die gaan het wel redden. Anderen moeten nog honderd keer op hun bek gaan.” Zelf heeft hij ook wat aan zijn verhalen. “Het is een therapie voor mij om te vertellen wat ik heb meegemaakt. En ik vind het leuk om
die jongens te helpen. Dat is ook de richting waar ik uiteindelijk naar toe wil.”
Mensen die interesse hebben, kunnen zich aanmelden voor het coachingstraject via ens.amsterdam@ humanitas.nl of 020 – 523 11 78. Meer informatie: www.humanitas.nl/project/301B30
DOOR: FLORENCE TONK
Het vermogen grenzen te bewaken Wat is je rol? Die vraag staat centraal in de training voor de vrijwilligers van Home-Start. De vrijwilligers van HomeStart bieden ondersteuning, praktische hulp en vriendschap aan gezinnen met minstens één kind onder de zeven jaar. Maar hoe gaat de samenwerking met professionals? Een gesprek met Mirjam Smit en Sharifa Dia, coördinatoren bij Humanitas.
S
mit en Dia trainen en begeleiden circa veertig vrijwilligers en screenen gezinnen voor Home-Start in Amsterdam-Oost. Smit: “Gezinnen worden vaak aangemeld via Ouder Kind Centra, schoolmaatschappelijk werk maar ook wel eens via de kraamafdeling van het OLVG.” De coördinatoren zien het aantal aanmeldingen stijgen. Via Home-Start krijgen gezinnen drie uur per week een vrijwilliger aan huis. Gemiddeld duurt de ondersteuning een jaar. De toestroom van vrijwilligers gaat goed, vertellen de coördinatoren. Door werkeloosheid zijn er mensen met tijd die iets nuttigs willen doen. Ook de wijkgerichte aanpak van Home-Start maakt het populair onder mensen die graag iets in hun eigen
buurt willen betekenen.
Onderzoek
Gezinnen die in aanmerking willen komen voor ondersteuning worden eerst bezocht en gescreend. Veel voorkomende problemen zijn eenzaamheid, sociaal isolement, schulden, depressie, taalachterstanden, opvoedproblemen. Soms werkt een vrijwilliger aanvullend op professionele hulpverlening. En als blijkt dat alleen ondersteuning van Home-Start onvoldoende is, wordt er door de coördinator samen met het gezin gekeken naar aanvullende hulp. Smit: “Onze vrijwilligers zijn maatjes voor ouders. Zij werken op basis van gelijkwaardigheid en vertrouwen. Door ouders weer in hun eigen kracht te
7
zetten, door te luisteren, begrip te tonen en er te zijn.” Dia: “Dat kan goed aansluiten bij gezinnen waar al professionele hulp aanwezig is.”
Training
Home-Start kent een intensieve training en begeleiding. Vanaf het eerste kennismakingsgesprek, tot in de training en later in tweemaandelijkse intervisiebijeenkomsten, horen vrijwilligers dat ze ‘op hun handen moeten blijven zitten.’ Hun aanwezigheid is voldoende, terwijl veel mensen meer willen doen. Dia: “We besteden veel aandacht aan de vraag ‘Wat is je rol?’. Goed luisteren, niet oordelen, geen adviezen willen geven. De ouder blijft zelf verantwoordelijk. Ga naast iemand staan en erken dat je
het probleem niet weg kunt nemen.” Smit: “Dit vrijwilligerswerk staat of valt met het vermogen grenzen te bewaken. Een jaar lang drie uur per week in een gezin zijn, dat is intensief. Daarom moeten ze ook goed voor zichzelf zorgen, anders houden ze het niet vol.” Uitval door overbelasting is weinig aan de orde bij Home-Start. Ze zien dat gezinnen na een jaar minder geïsoleerd zijn en het beter doen. Ook komt het voor dat vrijwilligers na een jaar ondersteuning contact houden met de ouder als vriendin.
Meer informatie: www.home-start.nl of
[email protected]
THEMA:
VRIJWILLIGERS: PARTICIPATIE DOOR: MARTIN GERRITSEN
Magda van Rossum, jeugdzorgwerker William Schrikker Groep
Gezellig samen op de bank. Dat kan een professional niet bieden. Als jeugdzorgwerker coördineert Magda van Rossum de hulp rond kinderen die onder toezicht zijn gesteld of een voogdijmaatregel hebben. Bij de William Schrikker Groep gaat het veelal om jongeren met een licht verstandelijke beperking. Ze stemt de hulp af met iedereen die bij het kind is betrokken; ouders, hulpverleners, school, gemeente en natuurlijk vrijwilligers.
P
leegouders hebben zeker een meerwaarde, stelt Magda. Ze geeft een voorbeeld. “Een van mijn cliënten draaide helemaal door op school. Hij werd onderzocht en er werd ADHD bij hem vastgesteld. De instelling wilde hem hiervoor medicatie geven, maar de moeder wilde dat niet. Toen hij uiteindelijk in een pleeggezin kwam, bleek hij oververmoeid te zijn door alle gebeurtenissen. In het gezin kwam hij weer tot rust. Hij kon bijvoorbeeld gewoon eens met zijn pleegmoeder op de bank zitten en televisie kijken.”
FOTO: SAKE RIJPKE MA
Eigen leven
DE CLIENT
R.L. Brandon, moeder van een volwassen zoon, twee tienerdochters en drie pleegkinderen
Loyaliteit
DOOR: MARTIN GERRITSEN
‘Wat je zaait, zal je oogsten’ “Op zich had ik geen speciale band met Patricia. Ik kende haar vanuit onze kerkgemeenschap. Ik wist ook dat de kinderen niet bij haar in huis woonden, omdat ze ernstig ziek was. Ze had daarover veel verdriet en miste ze erg. Als kerkgemeenschap steunden we haar door te bidden. God is liefde en die liefde delen we met elkaar. Op een gegeven moment vroeg Patricia me of ik met haar mee wilde gaan naar de Bascule, die haar zoons van tien en veertien jaar begeleidde. Natuurlijk deed ik dat. Je hoort er voor iemand te zijn die hulp nodig heeft. Drie dagen later werd ik gebeld. Ze zat met een probleem. De twee jongens moesten per direct weg uit het pleeggezin bij wie ze op dat moment zaten. Of ik ze wilde opvangen? Ik zei dat het goed was. Ik wilde de kinderen niet teleurstellen. Dan zouden ze zich opnieuw afgewezen voelen. Nog diezelfde avond waren ze hier en ze waren enorm ‘happy’ dat ze mochten blijven. Na twee maanden mochten ze weer terug naar hun moeder, maar daarmee was het voor mij niet afgelopen, want daarna kwam even plotseling hun achtjarig zusje bij me wonen. Ze zou met haar pleegmoeder mee op vakantie naar Suriname gaan, maar dat ging op het laatste moment niet door. De pleegmoe-
Als Magda een nieuwe cliënt krijgt, leest ze eerst de rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming, maar ze is voorzichtig met andere rapporten. “Je moet namelijk uitkijken dat stukken uit het verleden geen eigen leven gaan leiden. Als een gezin tien jaar terug in een rapport niet-coöperatief wordt genoemd, wil dat niet zeggen dat dat nu nog is. Maar het blijft wel in die rapporten staan.” Vervolgens organiseert ze een overleg met iedereen die bij het kind is betrokken. “Zo probeer ik alle hulp bij elkaar te brengen. Dat is nodig, want niet iedereen werkt vanuit hetzelfde perspectief. De een werk vanuit het kind, de ander vanuit het gezin en een derde vanuit de pleegouders. Samen proberen we dan tot een plan te komen, waarin de veiligheid van het kind centraal staat.” Zo nodig organiseert Magda ook een Eigen Kracht Conferentie, waarbij iedereen uit het netwerk van het gezin is betrokken. Daarbij kijkt iedereen samen op welke manier ze het gezin kunnen steunen. Soms gebeurt dat heel snel. In het geval van Patricia regelde ze binnen enkele uren een telefonische Eigen Kracht Conferentie.
der vertrok naar Suriname en het zusje had op dat moment geen onderdak. Zo kwam ook zij bij mij terecht. Dat is nu twee maanden geleden en ze woont nog steeds bij me. Ik wil deze kinderen dezelfde liefde geven als mijn eigen kinderen. Ze moeten zich geaccepteerd voelen. Anders beschadig je ze alleen maar. Zeker omdat ze al zoveel achter de rug hebben. Tegelijk probeer ik ze wat bij te brengen, bijvoorbeeld wat beschaafdheid. Ik vind dat niet moeilijk. Ik voel dat ik mijn plicht doe. Maar ik vind het wel belangrijk dat ik ondersteuning krijg van de gezinsvoogd en de pleegzorgwerker. Het is belangrijk dat ze me kunnen helpen als er iets is op school of met geld. En ik heb met de pleegzorgwerker ook gesproken over het gedrag van het zusje. Ik heb er nooit over getwijfeld of ik de kinderen moest opvangen. Ik doe dit in de liefde voor God. En als je iets voor je broeder doet, dan krijg je Zijn dank. Wat je zaait, zal je oogsten. Nu zaai ik dit en misschien komen mijn kinderen ooit in nood en komt het hen dan ten goede. Als je liefde zaait, zal je Zijn liefde oogsten.” Om redenen van privacy is de naam van Patricia gefingeerd.
8
Magda hecht daarbij aan de mening van pleegouders. “Ik nodig ze ook uit voor de zitting van de rechter, zodat ze hun zegje kunnen doen. Ik zie ze wat dat betreft gelijk aan andere hulpverleners.” Pleegouders zijn weliswaar vrijwilliger – hoewel ze wel een pleegoudervergoeding krijgen – maar Magda benadert ze niet anders dan professionals. “Ik kijk naar de veiligheid van het kind. Is dat gegarandeerd in het pleeggezin?” Dat vraagt van Magda wel een andere insteek dan in de samenwerking met professionals. “Bij pleegouders uit het netwerk van het gezin speelt vaak ook de kwestie van loyaliteit. Ze voelen zich ook loyaal aan de moeder en zijn daarom niet altijd eerlijk tegenover de hulpverlener. Ze verzwijgen bijvoorbeeld dat de moeder weer problemen had of dat het kind af en toe toch naar de ouders gaat. Dat bespreek ik ook met andere hulpverleners, zodat zij alert zijn op signalen. Maar gelukkig speelt dit lang niet overal.” Daar staat tegenover dat pleegouders enorm veel te bieden hebben. “Pleegouders bieden liefde, geborgenheid en acceptatie. Dat is enorm belangrijk. Zij kunnen vaak ook meer dan hulpverleners, omdat ze heel dicht bij het kind staan. Gezellig samen op de bank naar de televisie kijken, dat is iets wat een hulpverlener niet kan bieden. Ze kunnen het kind ook duidelijkheid en structuur bieden, omdat ze het veel vaker zien. Daar hebben ze natuurlijk soms ondersteuning bij nodig en daar let ik dan ook op.”