Waalwijk, 8 Februari 1949 Beste Broer, Zus, Bertie, Jan, Cobie en kinderen, Gisterenmiddag Uw brief ontvangen en daar uit een en ander vernomen. Ik ben er tot op heden niet toegekomen om u een brief te schrijven, ’t is steeds maar uitgesteld. Ik veronderstel dat ge toch wel nieuwsgierig bent hoe of het hier in Waalwijk allemaal verloopt. Ik zal proberen om alles de loep te laten passeren dan weet ge weer van ons allen hoe wij het maken. Ik zal maar met mijn eigen beginnen, temeer daar ik gisteren thuis gekomen ben uit Utrecht, het academisch ziekenhuis waar ik voor onderzoek ben geweest. Ge moet dan weten ik voel me al een paar maanden niet erg lekker. Griep, reumatiek, pijn aan oog, arm en benen enz. enz. Tot voor vier weken kreeg ik het in mijn keel, kon niet meer hard praten en ben me toen ongerust gaan maken of ik mogelijk niet dezelfde kwaal had als ons Vader. Ben toen eerst naar een specialist geweest in Tilburg, maar hielp ook helemaal niet. Toen ben ik naar een zeer bekende professor gegaan in Utrecht, en was daar vandaag acht dagen geleden, dus op Woensdag 2 Februari. Die heeft mijn keel toen onderzocht, maar kon dit aan huis bij hem niet goed doen en daarom moest ik maandag morgen om tien uur in het ziekenhuis zijn voor een groot en beter onderzoek. Ge begrijpt dat ik steeds ongeruster werd. Ik ben toch al als de dood voor spuitjes en wegmakerij van dokters enz. Nu kwam ik maandag om 10 uur in dat ziekenhuis en was er nog geen tien minuten of ik had al een spuit in mijn been. En een uur later moest ik naar de operatiezaal. Wat ze niet allemaal met mij uitgespookt hebben weet ik niet, maar ze hebben door een glazen buis in mijn keel alles en alles onderzocht en toen een stukje uit mijn keel genomen, en weer onderzocht. De professor was ook bang dat ik kanker in mijn keel had. Ik heb het bij dat onderzoek heel erg benauwd gehad. Doch toen dat voorbij was kwam de professor naar de vrouw toe en zei: “Mevrouwtje, ik kan U geluk wensen, er is niets van kanker te bespeuren.” Ge begrijpt dat dat voor ons een opluchting was. Ook voor de kinderen en familie en vrienden. Nu zit ik hier te pennen en voel me erg opgelucht, alleen zenuwen spelen me nog de baas. Ik kan niet zeggen hoeveel angst ik heb uitgestaan. Ik kan nog geen geluid geven.
1|Brief van Opa Pulles aan zijn broer Bert in Canada (8 februari 1949 )
Hierbij stuur ik u enkele foto’s en een reclameboekje welke ik heb uitgegeven met een middenstand tentoonstelling. Ik heb namelijk mijn hele bakkerij laten moderniseren. Ge zult er de oude bakkerij niet meer van terug kennen. De bakkerij is geheel betegeld, de oven staat geheel buiten de bakkerij. Ik heb daar een nieuw stuk voor laten aanbouwen. Het is nu zo’n mooi geheel: de machines zijn allemaal in kleur geverfd. De rest kunt ge op de foto’s zelf wel zien en U eigen voorstellen. We kunnen nu zeer veel koekjes en broden in korte tijd klaar maken. We staan op het ogenblik met acht man in de bakkerij. Sinds nieuwjaar is het niet zo heel druk, alles is zonder bon. We hebben een flinke sortering koekjes en een grote verscheidenheid aan gebakjes, bijna alles vooroorlogs. Met mijn vrouwtje gaat het nog steeds goed. Ze is natuurlijk mee naar Utrecht geweest en ik was wat blij dat ze erbij was. Als je daar zo hulpeloos ligt te kijken en alles je vreemd is, dan weet je pas wat een vrouw aan je zij betekend. Over haar kan ik echter niet veel schrijven. Alles gaat goed, we leven goed en gelukkig verder. Wat wil je meer. Met ons Ria en Piet van Dun is ook alles oke. Zij verwachten met September haar derde kindje. Ik geloof dat ze dan nog geen drie jaar getrouwd zijn, dus dat gaat wel als het zo door gaat. De zaak gaat bij hen ook goed er wordt goed verdiend en dan mag je niet mopperen. Nellie en Gerard van Hulten maken het ook zeer goed. Hun gezin bestaat uit twee kinderen, twee jongens. Voor al de oudste is een aardig ventje, die is veel hier en kan van alles praten en komt graag naar Opa en Oma om te eten. Nellie heeft een tijdje terug weer een miskraam gehad. Dat is al de tweede maal. Gerard doet niets liever dan zijn huis van binnen opknappen hij heeft het ook over zijn eigen ???? laat maar aantobben. Bertie en Francine maken het ook goed. Bertie is nog altijd hier in de bakkerij, moet van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat werken. Daar is nu eenmaal niets aan te doen. We zijn echter in onze nieuwe bakkerij veel vroeger klaar dan vroeger. Er kunnen om een voorbeeld te noemen 45 platen ineens in de oven, 125 bussen gekoppeld in iedere oven dus x 3. Bertie en Fran wonen nog altijd bij haar ouders boven, hebben een flinke stevige zoon, een aardig manneke. Ze verwachten over drie maanden hun tweede. Dus dat gaat ook weer goed. Het kan nog wat worden met de familie als dat zo doorgaat. Intussen wordt vader maar ouder en grijzer. 2|Brief van Opa Pulles aan zijn broer Bert in Canada (8 februari 1949 )
Waalwijk, Nr 2 1949 Zoals je wel zult weten is Jeanny ook getrouwd sinds vier maanden met Gerrit Smit uit Kaatsheuvel. Die hebben daar een meubelwinkel en een schildersbedrijf, hij is de enige zoon en hebben een goede zaak, dus die zullen het wel stellen. Gerrit is 8 jaar ouder dan ons Jeanny en is een goede knul, ze hebben een flink huis en wonen ook bij zijn ouders in of misschien wel omgekeerd. Jeanny is dus de vierde al die geruimd is. We begonnen zelf winkeldames en keukenpersoneel te kort te komen en hebben voor een maand geleden een winkelmeisje moeten nemen. Ze staan regelmatig met z’n tweeën in de winkel op zaterdag. Josie is nog steeds dezelfde dikkerd. Ze lijkt sprekend op haar moeder, ook heeft ze dezelfde manieren overal in. Haar jongen is al 2½ jaar in Indië en zal vermoedelijk over een paar maanden thuiskomen. ’t Zal een hele vreugde geven dat weerzien. ’t Is ook erg voor de jeugd van tegenwoordig om zo lang in dienst en zo ver van huis te moeten. Afin bij haar is het ergste geleden. We hopen alleen nog maar dat Bertie gezond en wel thuis mag komen. Anneke haar jongen is ook in Indië. Ze zijn verleden jaar Kerstmis telefonisch verloofd, we hebben allemaal even met Huub gesproken. ’t Was zeer aandoenlijk en het ging bijzonder goed. Anneke staat meer voor het huishouden vooral in de winter. In de zomer staat ze achter de ijsco. We hebben vorig jaar een nieuwe ijsmachine gekocht en hoeven nu niet meer met ruw ijs te draaien. ’t Is veel gemakkelijker en voordeliger. We kunnen zo’n 700 liter per dag draaien, wat niet nodig is. ’t Zal er dit jaar wel niet zo om spannen, de mensen worden hoe langer hoe armer en daar komt nog bij dat er van alles en nog wat te krijgen is, suikerwerken zijn ook zonder bon. Joke is enkele weken ziek geweest, er heerst ontzaggelijk veel griep. Ze is nu weer zover dat ze in de rij is en doet enkel boodschappen en werkt verder mee in het huishouden, dat nog altijd druk werk geeft met 3 of 4 knechts in de kost. Haar jongen is ook in militaire dienst, maar hoeft niet naar Indië.
3|Brief van Opa Pulles aan zijn broer Bert in Canada (8 februari 1949 )
Bij dien jongen thuis hebben ze een autobedrijf. Hij is zo wij hoorden een harde werker. Of het iets wordt tussen die twee moeten wij maar afwachten. Het is dus alles bij elkaar een heel gevrij en een hele zorg om overal mee op de hoogte te blijven. Dat zult ge wel uit mijn schrijven merken. ’t Is alles maar het beste er van hopen en toezien dat er geen gekke dingen gebeuren. Dan is Tini aan de beurt. Hij is sinds September in de bakkerij. Hij wou met geen geweld doorleren. Hij kon het anders zo goed en wij vinden het eigenlijk jammer dat hij geen leraar of veearts of zo geworden is. In Augustus gaat hij waarschijnlijk naar Wageningen, om zijn diploma’s te halen en zal daarna als de toestand hier zo blijft wel in dienst moeten misschien dan nog wel naar Indië of zou hij eerder naar de Rus moeten. Ze vertrouwen het hier nog lang niet. Wat is het toch een onrustige wereld geworden, hè? ’t Is de ene narigheid na de andere. t’ Is voor jonge mensen allemaal zo onzeker. Ge hoeft eigenlijk geen toekomstplannen te maken, het komt heel anders uit als ge uw eigen had voorgesteld. Tini werkt goed en doet zijn best en ik geloof wel dat hij een goed zakenman en goede bakker zal worden. Ik laat van den Hoven uit Den Bosch alle weken hier in de bakkerij les komen geven in spuit en dragonwerk aan mijn drie jongens. Ook Herman Daelmans komt, t’ is zeer leerzaam en ze doen het allemaal graag. Ze werken tegen elkaar op om het beste en het mooiste te maken. Dan is onze Piet aan de beurt om de loep te passeren. Piet is veel ruwer in zijn werk, wil ook volop vooruit en heeft toch een lastig karakter, kan ook in de bakkerij niet zo goed met onze Tini opschieten, maar ze moeten maar leren samen te werken en zien maar om de zaak op peil te houden of groter te maken. Ik heb hem eigenlijk een paar jaar te vroeg van school moeten halen. Hij wou niet meer leren. Nu moet hij iedere avond naar de avondschool en kan op die manier zijn diploma voor de middenstand halen. Er is nu eenmaal niets aan te doen. Zonder vakdiploma’s komt ge niet meer aan de gang. Het is voor sommigen moeilijk om ze te halen. Dit is ook het geval met Piet.
4|Brief van Opa Pulles aan zijn broer Bert in Canada (8 februari 1949 )
Waalwijk, Nr 3 1949 Dan is Hennie aan de beurt. Ze is altijd nog in Oisterwijk op kostschool en is flink en groot. Ze lijkt op ons Jeanny, is ook even groot. Denkelijk komt ze volgend jaar met Mulo examen in haar zak naar huis en hebben we vanzelf weer een winkelmeisje meer in huis. Ze winkelt graag en dat is voor ons alles waard. Dan krijgen we onze Harrie, die is ook nog steeds in Oudenbosch op school. Hij zal er nog wel enkele jaren moeten blijven alvorens hij klaar is. Hij kan ook niet zo erg goed leren, maar zal er toch wel komen. ’t Is anders een hele rits, zo’n 8 of 9 jaar naar kostschool te moeten. Hij vervreemd bijna van huis. ’t Is anders nog altijd de grappenmaker van de familie, vooral als er een feestje is. Waar hij die komiekigheid vandaan heeft weet ik niet. Het is in ieder geval geen familie kwaal. Harrie wil ook altijd bakker worden. Hij werkt in de vacantie altijd mee, dan staat vader met zijn 4 zonen aan de bank en dan kunnen we nogal aardig werk verzetten. Cileke is nog altijd de lieveling in huis. Ze is intussen 10 jaar geworden, gaat hier in Waalwijk naar school. ’t Is een flinke dikke meid, zeer groot voor haar jaren, kan buitengewoon goed leren. Ze heeft veel vriendinnen die iedere dag hier over de vloer liggen. Ze is erg trots op haar tante zijn. t’ Is de hele dag tante Cili hier en tante Cil daar. Van haar mag ik echter weinig schrijven. Ik raak zo zachtjes aan uitgeschreven. Alleen wou ik U nog schrijven dat er bij mij nog altijd plannen bestaan om eens naar Canada te gaan. Maar dan moet ik een goede gelegenheid hebben en niet te veel last met het geld hebben. Als je dus maanden met vacantie gaat moet je het in elk opzicht goed hebben. Afijn, als het zover is dan hoort ge het wel. Er komt misschien wel nooit iets van.
5|Brief van Opa Pulles aan zijn broer Bert in Canada (8 februari 1949 )
Ik geloof dat ik zowat van alles geschreven heb. Ge zult in ieder geval zo’n lange brief van mij niet verwacht hebben. ’t Duurt wel wat lang eer ik schrijf, maar ge ziet wel als ik me er toe zet dan doe ik het goed. Mogelijk dat mij vanmiddag nog iets te binnen schiet. Toch zal ik maar eindigen met de beste wensen voor U allen en hartelijke groeten van ons allemaal tot jullie allemaal. Blijf ik je broer en ome Martien
Het origineel van deze brief is destijds door Bert Pulles uit Canada aan Bertie Pulles, zoon van Tinus/Martien Pulles toegestuurd en door Bertie uitgetypt.Bij het omzetten naar een digitaal bestand heb ik hier en daar de punten en komma’s anders geïnterpreteerd dan Bertie deed. De brief van Bert Pulles aan Tinus, waarop deze brief een antwoord is, is destijds door Bertie naar de Canadese familie gestuurd. Tinus Pulles, 15 december 2014 6|Brief van Opa Pulles aan zijn broer Bert in Canada (8 februari 1949 )
7|Brief van Opa Pulles aan zijn broer Bert in Canada (8 februari 1949 )