W ARTIKELEN?» D E H E R L E V IN G D E R S O C IA L E W E T E N S C H A P P E N IN D U IT S L A N D DOOR
Dr W . V E R K A D E De sociale wetenschappen, waaronder wij in dit verband vooral de sociologie, sociografie, sociale psychologie en wetenschap der politiek willen verstaan, hebben in Duitsland ten tijde der Republiek van W eim ar een eerste periode van bloei gekend: „Doordat een maatschappelijke en staatkundige orde geschokt werd en in verval was geraakt, doch de wetenschap als institutie bijna volledig intact gelaten was, werden juist de maatschappij-wetenschappen in het middelpunt der belangstelling getrokken. Het sociaal-politieke denken, vooral dat der jeugd, dat zijn tehuis verloren had en radeloos dreigde te worden, trachtte in de weten schap der maatschappij en het inzicht in sociale processen opnieuw grond onder de voeten te krijgen.” 1) In het bijzonder de periode 1920— 1930 is creatief en productief geweest op dit gebied. Voortbouwend op de geniale theoretici en systematici der jaren voor de eerste wereldoorlog als M ax W eb er, E rnst Troeltsch, Franz Oppenheim en Leopold von W iese, — alle vertegenwoordigers van de door Karl Mannheim geka rakteriseerde „freischwebende Intelligenz” — ging de jongere academische generatie als Hugo Sinzheimer, Karl Mannheim, Eugen Rosenstock, Theodor Geiger, W ern er Sombart, M ax Scheler, O ttm ar Spann elk op hun wijze meer en meer op de concrete problematiek van dit tijdsgewricht in. D aarnaast vormden zich kernen van sociale vernieuwingswil, waar de practische sociologie in het centrum der belangstelling stond en waar men als basis voor practische activiteit of als bezinning op de eigen situatie in maatschappelijke fundering zijn steun zocht: zo ontstond de bedrijfssociologie uit de sociale politiek (G eck, M ichel, Rosenstock, Windschuh) en gehele nieuwe arbeidsvelden der sociale wetenschap uit de sociale paedagogie (Rosenstock, Raupach, Bondy). H et onthullende karakter dezer moderne richtingen en de scherpe onderscheiding die deze hervormings-gezinde practici tussen sociale werkelijkheid en politieke leuze plachten te maken (men denke ook aan het boek over „Arbeidsvreugde” 1) H . Schelsky, „L ag e und Aufgaben der angew anten Soziologie in D eutsch land" in „Soziale W e l t ” , jrg. II, no. 1 (O ct. 1 9 5 0 ), blz. 3.
66
Dr W . VERKADE
van Hendrik de M an, die in deze tijd in Frankfort doceerde), was natuur lijk voor het nationaal-socialistische régime onaanvaardbaar, zodat het bloeiende centrum in Frankfort-am -M ain volkomen vernietigd werd en van de drie ordinarii' in sociologie aan de universiteiten te Leipzig, Frank fort en Keulen slechts de laatste, von W iese, zonder de knie te buigen voor het dwangrégime, is kunnen blijven doceren. Hij is daarbij een voor beeld van de éne uitweg die voor de Duitse sociologen overbleef, die van een terugtocht in de speculatieve en historische achtergronden en een afstand-nemen van de concrete problemen van de dag; daarbij heeft hem wellicht ook de sterk locaal-patriottische traditie der Keulse universiteit helpen beschermen. H et is in ieder geval tekenend, dat zelfs zeer anti democratische sociologen als Sombart en Spann evenals cultuur-historid als 0$w ald Spengler op een of ander ogenblik in conflict met het nationaalsocialistisch régime kwamen. V o o r zover de jongere krachten niet Sinzheimer, Mannheim, Geiger en Grabowsky in de emigratie volgden, doken zij onder in statistische bureaux en centra voor „Raumplanung”, voor „H eim at-” of Volkskunde” en bedrijfseconomie en deden onder deze dekmantel heel wat sociologisch „fieldwork”. V a n 1939 af waren de mannen veelal in militaire dienst. N a de capitulatie van 1945 moest dus wel een ernstig vacuum aan de dag treden tussen de zeer abstracte en speculatieve maatschappij-wetenschappen, zoals zij hier en daar aan de universiteiten hadden kunnen voort vegeteren en de door politieke behoeften gestimuleerde verwerking van de enorme sociale problematiek der millioenen verdrevenen en vluchtelingen, der evenzovele „Ausgebombte” of der renteniers en neringdoenden, wien door de geldzuivering hun bestaansgrond werd ontnomen. Alle vier bezettingsmachten hebben, op hun wijze, dit vacuum trachten op te vullen: in de Sow jetzöne doctrinair-marxistisch, tot een soort vergelijkende godsdienstsociologie — als tegenwicht tegen het kerkelijke godsdienst onderwijs — op de lagere .scholen toe; in 'het W esten door het zenden van literatuur en gastprofessoren, en het uitnodigen van waardevolle oude en veelbelovende jongere geleerden naar het buitenland. Dit alles leidde vooral in de eerste na-oorlogse jareri tot een grote belangstelling; ook bij de overheid, mede omdat de moderne empirische methoden onverwachte mogelijkheden boden om de dreigende spanningen althans met enig inzicht tegemoet te treden.2 ) U it deze periode stamt dan ook het optimistische geluid van het „Gutachten zur Hochschulreform” dat in 1948 dank zij het stimulerende enthousiasme van de Britse „Educational adviser” Robert Birley, ontwor 2)
Z ie hiervoor uitgebreider het o n d e r1) genoemde artikel van 'Schelsky, blz. 6-14.
DE HERLEVING DER SOCIALE WETENSCHAPPEN IN DUITSLAND
67
pen is door een commissie van een min of meer revolutionaire samenstel ling^) „An allen Hochschulen sollen soweit sie nicht schon vorhanden sind, Lehrstühle für Sozialwissenschaften in ausreichender Z ah l errichtet werden. Die Gründung sozialwissenschaftlicher Fakultäten wird in manchen Fällen ratsam sein”.4 )
Daarnaast werd nog in het hoofdstuk over het „studium generale” gezegd, dat het bijna voor elk academisch beroep noodzakelijk is, dat men de maatschappij waarin men leeft, begrijpt en dus sociaal, staatsburgerlijk en psychologisch bewust is: sociologie wordt daarbij als gelijkwaardig naast geschiedenis en economie onder de grondslagen gerekend, die ieder ingenieur, arts, rechter of predikant nodig heeft voor de uitoefening van zijn beroep: „Die Grundwissenschaften humanistisch-philosophischer und sozialwissenschaftlich historischer Richtung sollen sowohl unter dem Gesichtspunkt der Einheit der W issen schaft und der Einheit der Bildung als auch unter dem Gesichtspunkt des sozialen Bewusstseins
und
des
staatsbürgerlichen
Bewusstseins
für
H örer
aller
Fakultäten
vorgetrageri w erden." 5 )
Voor de „Technische Hochschulen” werd zelfs de instelling van een „Geistes- und Gesellschaftw issenschaftliche Fakultät” aanbevolen.6) In lijnrechte tegenstelling tot de aanbeveling voor de „Hochschul reform” Staat de wanhoopskreet van prof. Alois Dempf, die als ordinarius voor ethiek aan de Münchener Universiteit vergeefs getracht heeft een betere plaats voor de sociale wetenschappen te verkrijgen: „dass Soziologie in Deutschland nur in Einzelköpfen existiert, dass sie praktisch eine ver botene W issenschaft ist dank ihrer negatieven Priviligierungen mit fehlen den Lehrplän.en und Prüfungsordnungen und der Schwierigkeit eine neue Disziplin zwischen den Fakultäten zu plazieren.” 7) Inderdaad heeft men na de nazi-periode bijna overal weer als in de jaren twintig voor een plaats der „nieuwe wetenschappen” moeten strijden. O ok Potthoff karakteriseert in zijn artikel in „Soziale W e lt” de uitwerking van het „H ochschul-Gutachten” als „deutet sich.............erst ganz schüchtern an.”8) Slechts Keulen en Frankfort zijn er met werkelijke geestdrift in geslaagd snel belangrijke leerstoelen op te bouwen, gevolgd door Hamburg en de eerst in 1949 ge 3) Voorzitter w as een coöperatie-m anager; naast de Duitse universitaire wereld waren de kerken, vakbeweging, vrouwenwereld en het buitenland (Lord Lindsay en Prof. von Salis) vertegenwoordigd. 4) Gutachten zur Hochschulreform (Ham burg 1 9 4 8 ), H fdst. I, $ 5. 5) Aldaar, Hfdst. V , $ 2, blz. 77/78. T) Geciteerd uit een brief door D r. Dolf Sternberger in „D er Stand der sozial wissenschaftlichen Forschung und Lehre in der Bundesrepublik Deutschland”, rapport voor de „Library of C ongress” (M aart 1 9 5 0 ). 8) Adolf Potthof, „D ie Sozialwissenschaften in den deutschen Upiversitäten und Technischen Hochschulen" in „Soziale W e lt”, jrg. I no. 4, blz. 74.
68
Dr W . VERKADE
stichte V rije Universiteit in Berlijn, in symbiose met de herboren „H och schule für Politik”. Beginnen wij een wat meer gedetailleerd overzicht dus met de bespreking van deze Universiteiten. Keulen In Keulen hebben de sociale wetenschappen dit voor, dat deze uit de X lV d e eeuw stammende, maar in 1798 opgeheven universiteit in het begin dezer eeuw herleefd is op de basis van een Handelshogeschool; en dat een „W irtsch afts- und Sozialwissenschaftliche Fakultät” er dus niet alleen als zodanig bestaat maar er zelfs een bijzondere plaats heeft. E r bestaan zelfs strevingen om van deze universiteit een soort continentale „London School of Econom ics” te maken. N iet alleen telt deze faculteit acht ordinariaten voor economie, statistiek en verzekeringswetenschap. maar ook één voor de wetenschap der politiek, voor sociologie en twee voor „Sozialpolitik”. Het ordinariaat voor de wetenschap der politiek is sedert het najaar 1951 door de oud-kanselier H. Brüning bezet; onze landgenoot Prof. mr J. J. Schokking, die in begin 1948 het gastprofessoraat voor dit leervak van Sir Ernest Barker overnam, blijft als „H onorarprofessor” eveneens zijn colleges voortzetten; zij mochten zich in een toenemende belangstelling verheugen en sommige seminaries wekten bepaald geestdrift bij de studen ten, zoals dat over „pressure groups” en dat met de volkenrechtshoogleraar Jahrreis samen (het laatste jaar als schijnparlement van een fictief land voor de behandeling van een tractaat tot garantie der mensenrechten georganiseerd). D e sociologie wofdt gedoceerd door René König, die als emigrant in Zwitserland volledig in de gelegenheid is geweest de inter nationale ontwikkeling van zijn vak te volgen; door deze opvolging van een V o n W ie se als „spoor-professoraat” uit Zürich op te vatten heeft hij echter veel van zijn aanvankelijke „goodwill” verspeeld. D e leerstoelen voor sociale politiek zijn in handen van G. W eisser en L. Heyde. D aar naast is prof. M üller-A rm ack actief op de grensgebieden van sociale politiek, sociale geschiedenis en sociale ethiek en docfeert de germanist Alewyn de sociologie van het Duitse drama. V oorts zijn er onder de economen (W eSsels, Schmölders) en de docenten der moderne geschiedenis (Schieder, Rissow, Erdmann) verscheidenen, die in de ontwikkeling der sociale wetenschappen zeer geïnteresseerd zijn en van hun vakterreinen uit deze nieuwe gebieden van tijd tot tijd betreden. N aast de gebruikelijke „Sem inare” en éénmans-instituten, verbonden aan de leerstoelen voor sociale wetenschappen, verdient nog bijzondere aandacht V o n W ie se ’s schepping: het „Forschungs-Institut für Sozial-
DE HERLEVING DER SOCIALE -W ETEN SCH A PPEN IN DUITSLAND
69
und V erw altu n g sw issen sch aft” met zijn drie afdelingen, resp. voor socio logie, voor sociale politiek en voor ad m inistratief en gem eenterecht onder leiding van V o n W ie s e zelf, P ro f. H . C . N ipperdey en P ro f. O . Bühler, resp. specialisten op het gebied van arbeid s- en adm inistratief recht. L os' van de universiteit, maar uiteraard wel in contact met een aantal geest verwante hoogleraren functioneert het „W irtschaftswissenschaftliche Institut” der vakbeweging, dat met recht de „braintrust” der „Deutsche Gewerkschaftbund” mag heten en onder leiding, van V iktor A gartz en Erich Pothoff 9) de sociaal-economische problematiek van het na-oorlogse Duitsland en de moderne wereld volkomen beheerst. Tot de wetenschappelijke staf hiervan trad onlangs D r, R. Nimptsch toe, die tot voor kort een eigen „institut der Zentralgemeinschaft für produktive Flüchtlingshilfe” gehad heeft, dat niet slechts de grondslag gelegd heeft voor belangrijke coöperatieve woning bouwprojecten in Sleeswijk-Holstein en het Ruhrgebied, maar wa,ar ook goede publi caties over de demografische problematiek van het vlcuhtelingen-vraagstuk zijn ontstaan; zijn atlas der structurele werkloosheid en tekorten aan arbeidskrachten naar bedrijfs takken is uniek.
Frankfort In Frankfort doen universiteit en stadsbestuur ongetwijfeld hun uiterste best, om de traditie van Oppenheim, Sinzheimer, Mannheim en Heimann in ere te herstellen, maar na de volledige afbraak van dit „judäomarxistische” centrum tijdens het ,,Derde R ijk” is het geen wonder, dat de opbouw nog wat fragmentarisch aandoet. Los van elkaar zijn hier niet minder dan vier instellingen op sociaal-wetenschappelijk gebied om de Johann W olfgan g Goethe-U niversiteit gegroepeerd, wier bijzondere relatie m et'de universiteit van Chicago reeds op een interesse vóor de sociale wetenschappen duidt. Ongetwijfeld het belangrijkste en het best geequipeerde is het „Institut für Sozialforschung” onder leiding van Prof. M . Horkheimer en Prof. T h . W . Adorno, met een internationale staf van medewerkers. H et is in M ei 1950 heropgericht, hetgeen mogelijk gemaakt is door een royale gift van de Amerikaanse Hoge Commissaris en door subsidies van de „G esellschaft für Sozialforschung an der Universität Frankfort” en van de stad zelf. D e namen van de directeuren duiden reeds aan, dat het zwaartepunt van de onderzoekingen van dit instituut naar de sociaal-psychologische zijde ligt en iets van de overbewuste, verfijnde sfeer van het Frankfort van vóór 1933 is hier behouden gebleven. H et Instituut bestudeert de belangrijkste ontwikkelingen in de hedendaagse samen leving, tracht bij te dragen tot verdraagzaamheid van individuele en groeps-„attitudes” en geeft training in de moderne angelsaksische tech nieken van sociaal onderzoek; dit empirisch onderzoek zoekt men in nauwe verbinding te brengen met de traditionele filosofische aanpak in Duitsland. 9) T o t voor kort ook Rolf W agenführ, die echter wegens ernstig meningsverschil met zijn collega's over het Schuman-plan afgetreden is.
70
Als de drie gekondigd10) :
Dr W . VERKADE
voornaamste
studie-objecten
heeft
de
directie
aan-
le ) de houding van de Duitse bevolking tegenover andere volken, de Duitse vormen van democratie en andere verschijnselen in het Duitse openbare leven (religieus en rassen-antagonisme, moderne massa-cultuur); met behulp van diepte-psy.chologie, algemene analyse en discussie-groepen (135 over Duitsland verspreid, elk met 10 a 15 deelnemers) wordt de dynamiek van het ontstaan van de openbare mening op deze punten onderzocht. 2) een verkorte Duitse bewerking van de Amerikaanse serie „Studies on prejudice” van beide genoemde leiders is door competente krachten onder hun eigen leiding gereed gemaakt. 3e) een studie over het oordeel van de Duitsers over buitenlandse radio-uitzèndingen.
D it Instituut onderhoudt goede betrekkingen met het ,,Institut für wirtschaftliche Raumforschung” onder prof. H. Sauermann. Volkom en los van beide voorgaande staat echter het sociografisch instituut der Universiteit onder leiding van Neundorfer: zijn arbeid is veel meer op de directe noden gericht, m.n. die, welke ontstaan zijn door de vluchtelingenstroom en de bombardementen op vele grote steden. U it dit Instituut werd het bekende „Schlüchtern-plan” geboren, dat aan de hand van een zeer concreet sociografisch onderzoek in één ,,K reis” aantóonde, dat de wetenschap in staat is, richtlijnen voor een succesvolle „Ansiedlung” te geven.11) Nog sterker op de directe praktijk gericht is het instituut van Professor Scherpner, de ordinarius voor sociale en paedagogie en sociale verzorging, dat de a.s. sociale werkers voor hun taak bekwaamt en daarbij naast een eigen.instituut ook een kliniek voor practische psychiatrie tot zijn beschikking heeft. Een rustig op oude tradities voortbouwend centrum is het Frobenius-instituut onder leiding van Prof. A. E . Jensen, dat de wetenschappelijke ethnologie voorzet, vrij van de rassentheoriëen der voorgaande periode, in de lijn van de grote Afrika-kenner, waaraan het zijn naam dankt. Minder academisch, en helaas ook beneden'het peil van haar grote voorgangers, is de Akademie der Arbeit, die in tegenstelling tot de dagen dat zij het Mekka der vernieuwers van het socialisme was, thans niet veel meer is, dan een vakschool voor vakverenigingsfunctionarissen, die zelfs nauwelijks het peil van de hierna te noemen instellingen te Dortmund, Hamburg en W ilhelmshafen haalt. V an groot belang is weer het evenmin nauw met de universiteit verbonden „Instltut für offentliche Angelegenheiten”. Terw ijl het oorspronkelijk vrijwel een verlengstuk was van het „office" der Amerikaanse bezettingsautoriteiten voor culturele zaken, (onder de voortreffelijke leiding van de emigrante Hertha K raus), en hoofdzakelijk werkzaam 10) V g l. U N E S C O ’s „International Social Science Bulletin”, (Aug. 1951) blz. 609. 1J-) Neundorfer ontdekte ook de weerstanden tegen het oorspronkelijk van de stad Keulen: de Keulenaar accepteert geen plan, waarbij de parochie-indeling van zijn stad zou verdwijnen, die hem meer zegt, dan geheel. N ’s eigen plan, dat met deze factor wel rekening houdt, zonder moderne verkeerseisen te verwaarlozen, ondervond deze weerstanden niet.
V ol.
III,
no. 3
herbouwplan eeuwenoude zijn stad als daarnaast de
DE HERLEVING DER SOCIALE W ETEN SC H A PPEN IN DUITSLAND
71
op het gebied van eenvoudige scholing tot staatsburger, is het nu onder volledig Duitse leiding (dr. Heimerich, de burgemeester van Mannheim als voorzitter van het bestuur en Th. Steltzer, oud-premier van Sleeswijk-Holstein, een der voortreffelijkste figuren uit het Duitse verzet, als directeur) vooral geworden tot hèt wetenschappelijk instituut der besturen van steden- en „Landkreise”-, gemeenten- en ambtenarenorganisaties, van organisaties voor sociaal werk en sociografie. In deze nieuwe opzet wordt de oude brochurereeks natuurlijk nog wel voortgezet maar daarnaast verschijnt tevens een uit stekende serie wetenschappelijke publicaties over brandende problemen, als de territo riale indeling van de Bondsstaat, de verhouding tussen pers en ambtelijke instanties, de woningbouw, de opleiding tot ambtenaar, de raadgevende regeringsorganen, enz. Deze publicaties worden verzorgd door W ilhelm Cornides, tevens uitgever van het voortreffelijke ,,Europa-Archiv”, een 14-daags orgaan met alle denkbare documentatie over de Europese samenwerkingsvraagstukken maar ook een zeer volledige kroniek en uitstekende, fundamentele artikelen. Dit Europa-Archiv met zijn uitgebreide bibliotheek (3500 banden) en knipselverzameling (800.000 stuks) is eveneens in Frankfcjrt ge vestigd. Met de in verband met deze instituten reeds genoemde hoogleraren van de Frankforter Universiteit — Horkheimer, Naundorfer, Scherpner en Jensen — is het getal der professoren, die zich op het terrein der sociale wetenschappen bewegen, geenszins uitgeput: er is een leerstoel voor de wetenschap der politiek, tot voor kort bezet door de uit Amerika gerepatrieerde E . W . M eyer, die onlangs echter benoemd werd tot ambassadeur in Pakistan X1a ) ; daarnaast geeft ook prof. Bergstrasser nog colleges over hedendaagse 'politieke problemen als honorair professor. E r zijn twee R.K . sociologen, naast Neundorfer, van uiteenlopende richting; de meer traditionele van Nell-Breuning in de philosophische faculteit voor sociale ethiek en de radicale E . M ichel in de eco nomische, en sociale faculteit voor sociale bedrijfspolitiek en arbeidswetenschap. V e r volgens telt de universiteit nog onder, haar staf Prof. H. Drost, honorair hoogleraar in het volkenrecht, Prof. W . Sturmfels, honorair hoogleraar in filosofie, sociologie en volksontwikkeling, Prof. E . W ehrle, hoogleraar in de sociale en economische politiek die ook het instituut voor coöperatiewezen leidt. Tenslotte is er nog een groot econo misch instituut met vele onderafdelingen onder leiding van Dr. Herzog.
H am burg In Hamburg blijkt zowel van de kant van het staats- en strafrecht uit, als van de economie, als van de paedagogie (H . is het enige „Land" in Duitsland dat voor het onderwijzerschap universitaire opleiding eist), een groeiende belangstelling voor de sociale wetenschappen, hoewel het na de oorlog ook hier enige tijd geduurd heeft voor zij weer geheel als volwaardig zijn erkend. Dit geldt uiteraard niet voor de zware bezetting van de universiteit voor de vakken: volkenrecht, internationaal privaat recht, sociale hygiëne, sociaal gerichte economie en economische aardrijks kunde; maar wel voor de leerstoelen voor sociale psychologie (B on d y), politieke wetenschap (Landshut) en sociologie (vacature?). V oor een belangrijk deel mag deze gestadige uitbreiding toegeschreven worden aan de beleidvolle activiteit van de hoogleraar voor strafrecht en criminologie. lxa) Prof. Carlo Schmid neemt althans de college sover politieke geschiedenis waar.
72
Dr W . VERKADE
Rudolf Sieverts, die als specialist voor jeugd-criminaliteit zelf in de richting der sociale wetenschappen geëvolueerd is. N aast de gebruikelijke semina ries zijn er nog twee volledige instituten op het terrein der sociale weten schappen aan de Hamburgse universiteit verbonden: de „Forschungsstelle für Ausländisches Recht, öffentliches Recht und V ölkerrecht” onder leiding van de hoogleraren Laun (die met V on M angoldt uit Kiel ook het „Jahrbuch für internationales und ausländisch öffentliches R echt” uitgeeft) en Schack; en het „W irtschaftgeographisches Institut”, onder directie van prof. Pfister. Opmerkelijk is het ook, dat aan deze universiteit sterke aandrang is uitgegaan van de juridische en medische faculteit om de ontbrekende theologische faculteit aan de bestaande toe te voegen, aangezien zij be hoefte hadden aan resp. diepere fundering van resp. het wezen van het recht en dat van de mens; bij de uitwerking dezer plannen wordt als centrale figuur herhaaldelijk de in 1934/1935 naar de U .S.A . geëmigeerde Paul Tillich genoemd. Berlijn In Berlijn bestaan behalve de gelijkeschakelde Humboldt-Universiteit in de O ost-sector, nog tenminste drie academische centra, waar sociale wetenschappen gedoceerd worden: de met Amerikaanse hulp nieuw gestichte V rije Universiteit, de Technische Hogeschool en de Hogeschool voor Politiek met zijn oude traditie en zijn nieuwe progressieve oriëntering. Aan dit drietal zijn nogal wat gemeenschappelijke hoogleraren verbonden en aangezien in de opbouwjaren der nieuwe universiteit de rangen nogal aan wisseling onderhevig waren, volstaan wij met de opsomming van een aantal namen met bijbehorende vakken: W . David (sociale verzekering), E . D ovifat (publiciteits-vraagstukken), M . D raht (publiek rech t), G. von Eynem (econom ie), O . von der Gablentz (sociologie), O . Stammer (sociologie), J. Tibirtius (economische en sociale politiek), R. Thurnwald (ethnologie, sociologie en volkenpsychologie)12), V on T ro th a (politieke w etenschappen). D e hoogbejaarde historicus F r. Meinecke, speelt in adviserende capaciteit ook nog een rol in de V rije Universiteit. V o o r de Technische Hogeschool is de faculteit voor humanistische en sociale wetenschappen nog in opbouw. D e „Hochschule für Politik” staat onder leiding van de bekwame D r O tto Suhr en telt zeven afdelingen: 1. Geschiedenis en aardrijkskunde. 2. Filosofie en sociologie. 12) Zijn echtgenote, dr. Hilde' Thurnwald, die ook een geschoolde sociologe'is, publiceerde in 1948 een studie over de toenmalige problemen van Berlijnse gezinnen, gebaseerd op enquête-materiaal van 500 dezer gezinnen.
DE HERLEVING DER SOCIALE W ETEN SC H A PPEN IN DUITSLAND 3. 4. 5. 6. 7.
73
Rechts- en staatsleer. Economie en economische politiek. Sociale ordening en sociale politiek. Binnenlandse politiek en publiciteit. Internationale politiek en betrekkingen.
Miitichen Dit is de enige volledige hogeschool voor politieke wetenschappen in Duitsland. D e „Hochschule für Politik” in M iinchen is niet meer dan een serie van uitgebreide avondcursussen in vier semesters voor studenten en niet-studenten naast hun normale werk of studie. Door het initiatief van de volkenrechts-jurist prof. Erich Kaufmann, prof. W alth er Gerlach en de oud-Rijkskanselier D r H ans Luther is deze Hogeschool in 1950 opgericht. Directeur is dr. Franz Fendt, onderdirecteur dr. Fritz Hesse; naast deze twee vaste docenten treden regelmatig zowel professoren der Münchener Universiteit en andere richtingen van hoger onderwijs als vooraanstaande personen uit het practische leven voor de hoorders op. De vereiste wetenschappelijke neutraliteit wordt mede gewaar borgd door in controverse vraagstukken steeds de beste vertegenwoordigers der tegen gestelde standpunten uit te nodigen. Een getuigschrift van deze Hogeschool kan men ontvangen op grond vaq het regelmatig volgen der colleges, het vervullen van schrif telijke opgaven en een mondeling examen voor drie professoren in de h oofdvakken : principiële vragen (politieke ideeën, staatsleer, kerk en staat), staat en grondwet, administratief recht, met naar keuze als bijvakken economische en sociale politiek; buitenlandse betrekkingen en volkenrecht, diplomatie en bovennationale organen; of publiciteit; facultatief kunnen dan nog aardrijkskunde en geschiedenis worden toegevoegd.
Ondanks de hierboven geciteerde klacht van de Münchener hoog leraar Alois Dempf, ontbreekt het in M ünchen niet aan vooraanstaande figuren op sociaal-wetenschappelijk gebied. De klacht slaat dan ook hoofdzakelijk op het feit dat er voor deze mensen geen volwaardige leer stoelen ter beschikking staan en er niet het verband van een erkende inter faculteit is. Z o is er geen leerstoel voor politieke wetenschappen, naast die van de staatsrecht-hoogleraar W . Apelt. V oo r sociologie is er in de econo mische faculteit een buitengewoon hoogleraar A. von M artin, die in de lijn van Alfred W eb er en Rüstow vooral cultuursociologie doceert en wiens specialiteit de sociologie der Renaissance is. V oorts beweegt de ordinarius voor bedrijfseconomie, Guido Fischer, zich op het terrein van de problematiek van mens en arbeid, en is er de voor geheel Duitsland unieke demograaf Prof. Burgdorfer. E r is overigens ook nog een lector voor sociale en economische ethiek en één over coöperatieve bewegingen in deze faculteit. In de filosofische faculteit is er naast Dempf zelf, die zich binnen zijn leeropdracht voor filosofie en ethiek vooral voor de sociolo gische achtergrond der verschillende stelsels en scholen interesseert, de hoogleraar in de Christelijke filosofie Romano Guardini, die zich thans
74
Dr W . VERKADE
vooral ook op de plaats van de mens in de moderne wereld en techniek en machtspolitiek bezint. Op de Technische Hogeschool in M ünchen heeft voorts de socioloog Fr. Seiffert een volwaardige leerstoel naast die voor arbeidsrecht (Prof. M einzolt) en een honoraire voor publiek recht; voorts zijn er lectoraten voor economie, moderne geschiedenis en voor de geschiedenis van het socialisme (D r W u h r). V oo r Universiteit en T . H. samen zijn er een „W irtschaftw issenschaftliches” en een „Industrie-wirtschaftliches Institut” . D aarnaast telt M ünchen nog twee niet onbelangrijke centra van sociaal-wetenschappelijke activiteit: het „Institut zur Erforschung der öffentlichen M einung” en vooral het Beierse „Statistische Landesamt”, dat niet alleen uitstekende handboeken over statistiek (als b.v. D r Josef N othaas’ ,,Einführung is die Spzialstatistik” ) , maar ook uitstekende publicaties uit het vluchtelingenvraagstuk (van de hand van W . Swoboda, D r Kornrumpf en dr Elisabeth P fe il), deed verschijnen. H eidelberg In het voor zware luchtaanvallen gespaard gebleven Heidelberg leeft nog iets van de sfeer, die gekarakteriseerd wordt door de naam van M ax W eb er. Z ijn aanmerkelijk jongere broeder, Alfred W eb er, is er als 85 -ja rige nog steeds werkzaam. E n al zijn er, de traditie getrouw, geen volledige ordinariaten voor sociologie en politieke wetenschappen, de oriëntering van de verwante leervakken, benevens bijzonderê leerstoelen en leerop drachten, bewerken toch wel, dat het terrein daarvan vrij volledig beheerst wordt: zo hebben A. Rüstow en E . Preiser ordinariaten voor economie en sociale wetenschappen; voor sociologie en sociale wetenschappen zijn daarnaast nog resp. H. von Eckhardt en H. Sultan als buitengewoon hoogleraren werkzaam; vervolgens zijn er in de philosophische faculteit lectoren voor sociale vraagstukken (M aria B aum ), politieke economie (A rth. Sommer) en pblitieke wetenschap (D o lf Sternberger). D e juridi sche faculteit heeft bovendien naast de ordinarii voor internationaal recht (K . Geiler) en staatsrecht ( W . Jellinek) een buitengewone leerstoel voor staats- en volkenrecht samen (H . Schube) en een lectoraat voor staats leer (G . Q uabbe). Verrew eg het belangrijkste instituut is uiteraard het „Alfred W eb er Institut für Sozial- und Staatsw issenschaften” onder leiding van Alfred W eb er en Erich Preiser en met medewerking van prof. Rüstow, de medische sociaal-psycholoog V ik tor von W eiszacker13) en D r Stern13) Hij is een van de vooraanstaande psychosomatici, die met name op het element van samenwerking in arbeid en therapie de nadruk legt; zijn leerlingen Paul Christian en Renate H aas hebben zijn theorieën als grondslag genomen voor hun „Weserii und Charakter der Bipertonalitat".
DE HERLEVING DER SOCIALE W ETEN SC H A PPEN IN DUITSLAND
75
berger; het doel van dit instituut is; het contact met het geheel der weten schappen, en m.n. met filosofie en geschiedenis, niet te verliezen; de cultuur-sociologie staat dus in het middelpunt met als hedendaags studie object de „vierde mens”, de massamens, in' tegenstelling tot de „derde”, de humanistische mens. In dit kader vallen zowel de bestudering van het moderne partijwezen, als die van de industrieconcentratie als gevaar voor onze samenleving. Deze laatste problematiek staat ook in de „Arbeitsgemeinschaft für soziale Betriebsgestaltung" in het centrum der belangstelling; haar bureau onder leiding van Dr. Albrecht W eiss is eveneens in Heidelberg gevestigd. N aast deze instelling is met de universiteit nog verbonden: het instituut voor buitenlands- en volkenrecht onder leiding van de hoogleraar voor internationaal privaatrecht D r. E . W ah l, een tolkeninstituut, en het instituut voor „Zeitungswissenschaft" onder leiding van Prof. von Eckhardt. De laatste was promotor voor een aantal belangrijke dissertaties op het gebied der politieke sociologie: over moderne politieke terreur, over de K .P.D . van 1919 tot 1933, over de structuurwijzigingen der S.P .D . sedert 1918. D e leerlingen van Prof. Sultan zijn op wat meer historische onderwerpen werkzaam: de staatsmystiek der Duitse burgerij, het Pruissische- en Duitse militarisme e.d. De uit Turkije teruggekeerde Alexander Rustow zoekt m.n. een uitweg uit het noodlottige Europese alternatief van individualisme en collec tivisme.
O verige universiteiten Aan de overige universiteiten zijn de sociale wetenschappen, in tegen stelling tot de juridische en economische, zwâk vertegenwoordigd. W e r kelijke sociologen met volwaardige leerstoelen zijn er slechts te Göttingeri (de ons Nederlanders goed bekende Helmuth Plessnèr), in Kiel (de demograaf O. M ackenrodt), in M ainz (de ethnoloog W . Mühlmann en de rechtssocioloog J. E sser), in Tübingen (C . Brinkmann, tevens voor economie); voorts aan de T .H . te Darmstadt de bekende publicist-socioloog Eugen Kogon, wiens analyse der concentratie-kampen „S.S . S taat" terecht beroemd geworden is. Voor de politieke wetenschap is uitsluitend als ordinarius nog te vermelden W . Abendroth in M arburg. Bijzondere leerstoelen, lectoraten e.d. in de sociologie en verwante vakken zijn er wat meer: in Bonn treedt Von W iese op als gastprofessor; en de directeur van het Katholiek instituut voor sociale wetenschappen L. H. Ad. Geeck is lector in sociologie en sociale politiek. In Erlangen is Prof. F . Fendt honorair professor voor sociale wetenschappen en voor de geschiedenis der coöperatieve beweging; tevens is daar een gastprofessor voor sociale geschiedenis H. Roesler. In Freiburg behandelt de bedrijfseconoom Lehmann ook sociale vragen en doceert de bijzonder hoogleraar W elken zowel sociologie als economie; terwijl de staats- en volkenrechts-ordinarius W . Grewe grote belangstelling voor de politieke wetenschappen heeft. E . Baumgarten is gastprofessor voor sociologie en Fr. Falkenburger (Parijs) gastprofessor voor anthropologie. In Göttingen verwacht, men veel van historicus W . Treue, die met zijn sociale en cultuur-geschiedenis, de sociale wetenschappen nadert. Voorts zijn hier een aantal zeer behoedzame ethnologen werk-
76
Dr W . VERKADE
zaam in het kader van de instituten, die op de oude relaties tussen Groot-Brittanië en het Hannoveraanse vorstenhuis steunen. De universiteit te K iel mag op een lector in de wetenschap der politiek (M . Freund) bogen, terwijl ook de ordinarius voor publiek recht (H. von Mangoldt) een grote belangstelling voor diplomatieke en constitutionele geschiedenis heeft. De bijzondere hoogleraar Gertrud Savelsberg doceert internationale sociale politiek. In Mainz doceert Prof. L. Berg sociale ethiek in de R.K. theologische faculteit, er is een bijzondere hoogleraar voor ethnologie (A. W . Friederich). V on W iese is er gastprofessor voor sociologie, de Luxemburger A. Mergen voor criminologie. In Marburg kan men de lector voor economie H. Schachschabel ook als socioloog beschouwen, in de filosofische faculteit heeft M. G raf zu Solms een bijzondere leerstoel voor sociologie terwijl H. L. 'Stoltenberg als lector da geschiedenis der socio logie doceert. In Münster heeft de theologische faculteit zowel een ordinarius voor „caritaswetenschap” en kerkgeschiedenis (G. Schreiber) als een gastprofessor voor Christelijke 'sociologie (J. H öffner). V an de vijf ordinarii voor economie interesseren er zich minstens vier voor maatschappij-wetenschappen. Prof. W . Hoffmann is directeur de? Sozialforschungstelle in Dortmund (zie blz. 4-6f i T f Prof. H. Seraphim is specialist voor het coöperatiewezen, Prof. A. Schmitt voor verkeerswezen, Prof. Müller voor volkshuisvesting. Voorts is er in de juridische faculteit nog een buitengewoon hoogleraar voor arbeidspsychologie (O . Graf) eni een lector in de geschiedenis der industrie (W . Brehpohl). De filosofische faculteit heeft een bijzondere leerstoel voor publiciteit (W . Hagem ann), een in de arbeidspsychologie (Goldschmidt) en een gastprofessoraat voor sociale ethiek en sociale paedagogie (F. W . Sigmund-Schulze), en een honorairprofessoraat voor economie en sociologie (J. Plenge). Tiibingen heeft in de Protestants theologische faculteit een bijzondere leerstoel voor sociale ethiek (E . Steinbeck), in de R.K. een ordinarius voor ethiek; in de _filosofische faculteit is een lector voor politieke weten schap (Prof. K. T h . Esdenbach) en in de juridische faculteit hebben de professoren W . Erbe en Carlo Schmid grote belangstelling voor sociologie en politieke wetenschap. De universiteit in W ürzburg telt twee volwaardige leerstoelen voor Christelijke sociale ethiek (L. Ruland en M ichael Müller) in de theologische faculteit; in de juridische is de rechtsfilosoof en volkenrechtsjurist F . T . Hollös zeer geïnteresseerd in de politieke wetenschap. Behalve de leerstoel van Kogon in Darmstadt, die van de historicus W . Treue in Hannover en enkele half-technische vakken als bedrijfshygiëne, bedrijfs economie en arbeidsrecht zijn de sociale wetenschappen aan de Technische Hochschulen nog volkomen braakliggend terrein.
D e centra voor onderzoek en scholing D e academische senaten mogen dan al niet voldoende begrepen hebben, dat de juridische, medische, theologische en economische oplei dingen zonder een behoorlijke portie sociale wetenschappen aan de eisen der praktijk niet meer voldoen, de vakverenigingen, de bedrijfsleidingen, de gemeentebesturen, de dagbladdirecteuren en de V luchtelingen- en Volkhuisvestingsministerieën weten maar al te goed, dat zij dagelijks voor problemen staan, waarop de sociale wetenschappen weliswaar niet steeds een concreet antwoord kunnen geven, maar waarvoor zij toch een methode aan de hand kunnen doen, die de beste kansen op een juiste benadering van de problematiek biedt. Z ij zijn het dan ook, die met kracht een aantal
DE HERLEVING DER SOCIALE WETENSCHAPPEN IN DUITSLAND
77
instituten steunen, die de jonge mensen opleiden voor de journalistiek, de vakverenigingsleiding, de bedrijfsleiding, de „Vertriebenen-Um siedlung", en „Raum und Stadt Planung”, en vele Landesregierungen voegen er hun morele en financiële steun aan toe. Als belangrijkste mag wel de Sozialforschungsstelle in Dortmund genoemd worden, die onder leiding van prof. W . Hoffmann van de universiteit Münster een academisch stempel met een der door een afstand van 60 km gewaarborgde onafhankelijkheid verenigt; zo kan zij zich concentreren op de problematiek van het grootste industrie-gebied van Europa: het Ruhrgebied. Zowel 'de emigratie-geschiedenis van zijn groei ende bevolking (W . Brepohl) als de economische atlas van het land Noordrijn-Westfalen, de arbeidsvoorwaarden (R oh lfin g), de voedsel schaarste vóór 1948 en haar invloed op de gezondheid (G ra f en O livier), de arbeidsmarkt, het arbeidsrecht (D uvernell), de arbeidspsychologie (Paul) en het vluchtelingenvraagstuk vinden er de volle aandacht. Het belang van dit centrum vond o.a. zijn erkenning door de stationnering aldaar met steun van de Rockefeller-Foundation van de socioloog der Columbia-university, Conrad Arensberg, en door de keuze van dit instituut door het „Unesco-team", dat onder leiding van de Fin, Dr. Knut Pipping het onderzoek deed naar de houding van de jeugd tegenover de autoriteiten (ouders, onderwijzers, jeugdleiders, superieuren in het beroepsleven, locale en nationale machthebbers). Tenslotte is dit instituut, dat onlangs een passende behuizing voor 50 medewerkers met de nodige machinale outillage kreeg, de zetel van de, twaalf leden tellende „Arbeitsgemeinschaft sozial wissenschaftlicher Institute” met haar maandelijkse uitgave „Soziale W e lt”. Vele weten schappelijke medewerkers van de „Sozial Forschungstelle” zijn tegelijk docenten aan de „Sozialakademie", die jonge mensen opleidt voor de sociale afdelingen in de industrie, voor „Betriebsrat” en vakverenigingsfunctionaris en ambtelijke sociale functies.
Een gelijksoortige functie als de beide instellingen in Dortmund vervult de „Akademie für Gemeinwirtschaft” 'te H am burg, die door de stad, de vakverenigingen en de coöperaties gefinancierd wordt en ook hoofdzakelijk voor beroepen in coöperaties, vakverenigingen en publieke administratie opleidt. De studie duurt vier semesters en staat open voor 60 a 70 studenten per jaar, waarvoor allereerst diegenen in aanmerking komen, die, reeds een langere praktijk in vakbeweging of coöperatie achter zich hebben. De hoofdvakken van het studieplan zijn: algemene economie, bedrijfseconomie, rechtswetenschap en sociologie. D e docent voor dit laatste vak is Prof. Schelsky, die belangrijke onderzoekingen op het gebied der gezinssociologie publiceert. Alle studefiten hebben de taak volgens een bepaald schema twee gezinnen te beschrijven. D aarnaast vinden onder zoekingen over loopbaan en groeps- en gezagsbetrekkingen in de onder neming plaats. D e beste leerlingen krijgen, ook zonder eindexamen,
78
Dr W . VERKADE
gelegenheid tot verdere studie in de sociologie aan de Hamburgse uni versiteit. In het land Niedersachsen vervult de „H ochschule fiit Arbeit, Politik und W irtschaft” in W ilhelm shafen-Rüstersiel een soortgelijke rol. V olle leerstoelen zijn hier algemene rechtswetenschap (G . Paulus), publiek recht en politieke wetenschap (H . E . Seupin), arbeidsrecht en sociale wetgeving (C . W . Bogt, tevens wnd. rpctor), economie en sociologie (M . E . G raf zu Solm s). D e splitsing naar vakken verhindert geenszins een synthetische gerichtheid dezer faculteit der maatschappijwetenschappen, noch een voortdurende discussie van de verschillende aspecten van een zelfde onderwerp. D e regelmatige colloquia der docenten onderling en der docenten met hun studenten, dragen hiertoe sterk bij evenals het ver plichte „studium generale” en de samenwoning in collegeverband, welke dank zij de ongebruikte marinegebouwen hier mogelijk is. Oorspronkelijk heeft Prof. Abendroth sterk zijn stempel op deze Hogeschool gezet. E r is wel geen hogeschool in Duitsland waar economie en rechtswetenschap met een zo uitgesproken sociologische inslag worden gedoceerd. Jammer is het, dat deze instelling zo uitmiddelpuntig gelegen is, dat het zeer moeilijk is buiten de vaste kern goede docenten en sprekers te krijgen. Dit belemmert deels ook de wens, de opleiding vanj twee op drie jaar te brengen. W e l worden de semesters te Wilhelmshafen voor verdere studie in de sociologie in Göttingen en aan de vrije Universiteit te Berlijn volledig meegerekend, voor studenten in het bezit van een eindexamen (thans 4 5 ,3 % ) en voor de helft voor'hen die geen voorbereidend hoger onderwijs genoten. In de afgelopen drie studiejaren verkregen aldus 98 leerlingen de „Hochschulreife”. D eze instelling bepaalt zich niet uitsluitend tot onderwijs: samen met de studenten worden ook eenvoudige sociologische onder zoekingen als opdracht aanvaard en uitgevoerd.
Een zuiver aan wetenschappelijk onderzoek gewijde inrichting is daarentegen het „Institut für W eltwirtschaft” te Kiel onder leiding van prof. Fr. Baade. Overeenkomstig zijn naam ligt het zwaartepunt der onder zoekingen van het instituut op economisch, statistisch en geografisch ge bied, maar daarnaast wordt het gebied der sociale wetenschappen toch ook herhaaldelijk betreden; hieronder zijn met name de adviezen aan de S.P.D .-leiding over de economische gevolgen van geallieerde maatregelen bekend (om niet te zeggen berucht, vanwege hun bijtende formulering) en daarnaast de waardevolle ortderzoekingen over de gevolgen van de vluchtelingenstroom naar W est-D uitgland: naast de demograaf M acken rodt zijn bekende medewerkers op dit terrein, dr. Edding, dr. Irmgard Schulze— W esten , dr. Hornschuh en dr. Hilde W ander,
DE HERLEVING DER SOCIALE WETENSCHAPPEN IN DUITSLAND
79
Naast deze belangrijke instituten en hogescholen zijn er nog een aantal centra van geringer betekenis, waarvan echter to ch ' enkele elementen niet onvermeld mogen blijven: zo heeft b.v. de hogere handelsschool in "Neurenberg („H ochschule für W irt schaft- und Sozialwissenschaften" ) niet alleen een leerstoel en een lectoraat voor socio logie (resp. H. Proesler en Pauline Schwiekert), maar ook een goed functionerend instituut voor bedrijfseconomie met onderafdelingen voor handel en marktonderzoek, voor export-economie, voor geld- en bankwezen en voor beheer en belastingwetenschap; daarnaast zijn daar nog instituten voor consumptieonderzoek, voor „Zeitungs wissenschaft” (onder prof. E . Meier) en voor „England- und Amerika-kunde”. In de over veel waardevol materiaal beschikkende, maar niet bijzonder produc tieve „Akademie für Raumforschung und Raumordnung" te Hannover, onder leiding van de geograaf prof. K. Brüning (wiens „Institut für Landesplanung und für nieder sächsische Landeskunde” in Göttingen daarentegen meerdere voortreffelijke kaart werken, ook van sociografische aard, over Neder-Saksen heeft uitgegeven) zijn twee kleine instituten ondergebracht van de vroegere hoogleraar in de sociologie te Praag, K. V. Müller: een voor empirische sociologie, dat met nauwkeurige statistische en demografische methoden arbeidt en één voor „Begabtenforschung”, dat met een behoor lijke sociaal-psychologische inslag interessante resultaten bij een vergelijkend onderzoek naar begaafdheid bij vluchtelingen- en inheemse kinderen wist te bereiken. In Darmstadt heeft op aandrang van de Amerikaanse socioloog Nels Anderson, verbonden aan de „labor division” der U .S.A.-bezetting, een gemengd „team” van Amerikanen en Duitsers (o.a. prof. Schachtschabel) een instituut voor sociaal-wetenschappelijk onderzoek gedreven voor het doen van „community studies”, d at in Hessen veel interessant materiaal over agrarische en industriële samenlevingen vergaard heeft, en thans zonder subsidie nog een aantal jongere krachten aan het werk houdt. Bij het overzicht der universiteiten vermeldden wij reeds enkele instituten voor opinie-onderzoek; het belangrijkste, het „Instituut für Demoskopie” in Allensbach is echter niet aan een universiteit verbonden: het onderzoekt naast meer commerciële punten, de openbare mening in volle omvang, zowel op politiek terrein als dat van de meer persoonlijke moraal: de leidster van dit instituut, Dr Elisabeth Noelle-Neumann, publiceerde onder de titel „Gesellschafts-analyse” interessante uitkomsten op het gebied van liefde, huwelijk en sexuele moraal. De leider van het instituut in Bielefeld, E M N ID , dat zich in het bijzonder aan marktanalyse wijdt, heeft een scherpzinnige studie over de grondslagen van het opinie-onderzoek gepubliceerd. Ten slotte vergunne men ons nog enkele sociaal-paedagogische centra van belang te noemen: op de Evangelische A kadem ieen in Hermannsburg en B ad B oll zijn belang rijke cursussen voor bedrijfsleiders, journalisten en tal van anderen, die in de moderne wereld grote verantwoordelijkheden dragen. Theoretisch probeert men nog verder te komen ia een derde Evangelische Akademie te Hemer, het Christoforus-Stift, waar men een oplossing zoekt voor schijnbare tegenstellingen van wetenschap en geloof, waarbij zowel dierbare kerkelijke tradities, als een verouderd positivisme aan de critiek ten offer vallen. Speciaal op het gebied van de arbeidsverhoudingen vindt men een dergelijke combinatie van de krachten van geloof en sociale wetenschap in de resp. evangelische en katholieke centra „Haus Villigst” bij Schwerte en de „Kommende” bij Dortmund, waar onder leiding van Klaus von Bismarck en rector Hengstbach regelmatig .werk nemers uit de mijn- en andere industrieën van het Ruhrgebied, die op een of andere wijze verantwoordelijkheid dragen voor de arbeidsverhoudingen („Steiger", „Betriebs-
80
Dr W . VERKADE
rate”), voorlichting krijgen over de sociaal-paedagogische en -psychologische ver houdingen in hun beroep. Op intensiever schaal — in langere cursussen met grondiger wetenschappelijke aanpak — is dit’ op initiatief van de Britten C. S . Hudson en mrs. Grennan als „consulants” in Amerikaanse dienst ook begonnen in „Haus Ahlenberg" (eveneens bij Dortmund). In het Neckargebied hebben zij tevens het ontstaan van een „Arbeitsgemeinschaft” für W irtschafts- und Arbeitsbeziehungen” gestimuleerd, die in gelijke richting werkt.
H et U .N .E .S .C .O .-instituut in Keulen H et is begrijpelijk dat na het 15-jarig wetenschappelijk isolement of eenzijdige beïnvloeding van Duitsland op het gebied der sociale weten schappen en bij de wankele positie die deze wetenschappen nog aan de meeste universiteiten aldaar hebben, de algemene vergadering der U N E S C O in Florence (1 9 5 0 ) dit als een der drie terreinen gekozen heeft, waarop de algemene U N E SC O -activ iteit, ook nadat de Bondsrepubliek tot deze organisatie zou zijn toegetreden (1 9 5 1 ), nog hulp moest bieden. Deze activiteiten zijn gegoten in de vorm van onafhankelijke instituten, onder toezicht van internationale curatoria: een internationaal jeugd centrum bij München, een paedagogisch instituut te Hamburg en een voor sociale wetenschappen in Keulen. Geldmiddelen zijn voor 80 % gedurende de eerste drie jaar verzekerd door een inzameling van Unesco onder de regeringen van de bij haar aangesloten staten (waarbij geen hunner meer dan 4 0 % van het totale budget zal mogen storten); 2 0 % zal bijgedragen worden door de Duitse bondsregering, terwijl daarenboven toezeggingen van de resp. ,,Lander”-regeringen’verkregen zijn voor de gebouwen en inrichtingen van de drie instituten. De samenstelling der curatoria is aldus, dat elk 6 Duitse en 7 nietDuitse leden telt benevens een (geïnternationaliseerde) vertegenwoordiger van de Directeur-Generaal van Unesco. V oor het instituut voor sociale wetenschappen is de samenstelling aldus: de 6 Duitsers: Dr. V . Agartz (Keulen), Prof. C. Brinkmann (Tübingen), Prof. W . Hoffmann (Münster), Prof. A. Rüstow (H eidelberg), Prof. R. Sieverts (H am burg), Dr. D . Stern berger (Heidelberg), die alle in dit overzicht reeds vermeld zijn; de overigen zijn Mevrouw Dr. Karin Koek, directrice van het Zweedse Centraal Bureau van de Sta tistiek en de hoogleraren P. J. Bouman (Groningen), F ; Dehousse (Luik), G. Friedmann » (P a rijs), W . H. C. Laves (M ichigan), T . Marshall (Londen), F . V ito (M ilaan). Vertegenwoordigster van de Directeur-Generaal was tot nu toe steeds mevrouw Alva Myrdal, directrice van het Departement van Sociale W etenschappen in het Unescosecretariaat. T o t voorzitter van het bestuur werd prof. R. Sieverts gekozen.
Op zijn eerste bijeenkomst 16— 19 Juni 1951 koos het curatorium prof. Schokking tot directeur; op een latere bijeenkomst,als research director, prof. Conrad Arensberg van de Columbia Universiteit13a ) . Als doel van het instituut werd statutair vastgelegd: 13a) Prof. Arensberg heeft zich genoopt gevoeld het instituut door een verleidelijk aanbod zijner universiteit weer te verlaten; D r W urzbacher uit Hamburg is hem op gevolgd.
DE HERLEVING DER SOCIALE W ETEN SC H A PPEN IN DUITSLAND
81
a. het zonder’ aanzien van nationale, rassen- of culturele onderscheiden bevorderen der samenwerking van dragers der sociale wetenschappen door middel van een centrum voor internationale uitwisseling van meningen, methoden en ervaringen; b. bevordering van modern sociaal-wetenschappelijk onderzoek, m.n. in zake sociale problemen van practisch belang voor de jeugd; c. vorming in D uitsland van een blijvende schakel tussen de theoretici, en practici der sociale problem atiek in verschillende landen; d. het verw erven van de volle steun van sociaal-w etenschap pelijke w er kers voor U N E S C O ’s pogingen om internationaal begrip te w ekken en de jeugd op te voeden in een geest van vrede en internationale sam enw erking.
Op de eerste curatorium-vergadering werd besloten de meeste nadruk voorlopig te leggen op punt b. Dit punt werd door Directeur en Research Director nader uitgewerkt en op de curatoriumsvergadering in M aart j.1. als volgt vastgesteld: een onderzoek naar de verschuivingen in de sociale structuur in Duitsland en zijn buurlanden door een analyse van het ver enigingsleven in zijn functie van schakel tussen individuen en politieke vormgeving. Hiervoor zijn 14 studie-objecten uitgekozen, waarvan telkens één in Duitsland met één buiten Duitsland in een gelijksoortig centrum zou dienen te worden uitgevoerd. V a n de 7 in Duitsland werd een deel door het Instituut ter hand genomen en een deel aan andere organisaties aan bevolen; voor de 7 buiten Duitsland geldt uitsluitend de tweede werkwijze. Onderzocht worden het netwerk van verenigingen én de groepen, klassen en belangen, die zij wel of niet vertegenwoordigen, in resp. 1) 2) 3)
4)
een kleine agrarische gemeenschap, beïnvloed door wijzigingen in de agrarische techniek en toenemende invloed van naburige industrialisatie; in een middengroot provinciaal administratief centrum, dat na een bombardement weer opgebouwd werd; in een industriële voorstad, waarvan de voornaamste bedrijven technische ver nieuwingen ondergaan en waarvan het geheel of sommige lagen profiteren van een industriële welvaartshausse; in een handels- en scheepvaartscentrum onder di4 nieuwe economische situatie van economische overheidscontrole;
daarnaast 5)
nationale en regionale organisaties zonder plaatselijke vertakkingen als instituties om het regeringscentrum; 6) a het aandeel van vrouwen in het bovengenoemde (1— 5) verenigingswezen; b ev. verscheidenheid naar ras- of ethnische herkomst in het bovengenoemde ver enigingswezen;
82
Dr W . VERKADE c de rol van het verenigingswezen als positieve of negatieve factor in de sociale mobiliteit;
7)
de positieve of negatieve werking van verenigingswezen bij de voortzetting van tradities en werkgelegenheid van ambachtslieden.
Bij al deze onderzoekingen zou speciale aandacht geschonken moeten worden aan de leeftijdsopbouw in de verenigingen. V oor Nederlandse onderzoekingen zouden in aanmerking komen de no’s 5, 6a en b, en vooral 4.
D e ontwerpers zijn van oordeel, dat men hierdoor niet alleen een terrein heeft, waar symptomen van maatschappelijke structuurwijzigingen het eerste dóórwerken, waar andere sociografische gegevens doelgericht verwerkt kunnen worden en waar de verschillende takken der sociale wetenschap gelijkelijk geïnteresseerd kunnen zijn, maar bovendien een uitgangspunt vanwaar in samenwerking met het paedagogische instituut en jeugdcentrum aan de jongere generatie- een gids meegegeven kan worden voor juiste beroepskeuze en positieve vormgeving aan hun maat schappelijke geldingsdrang in de ingewikkeldheid van het moderne leven en dus een middel tot sociale integratie van ontwortelde (jeugd)groepen. H et onderzoek dient te omvatten: 1. 2. 3. 4. 5.
6. 7. 8. 9.
welke groeperingen en verenigingen er bestaan; leeftijd sexe, beroep, klasse enz. van de leden; de officiële en onofficiële doeleinden; hun betekenis voor het levensideaal, de verlangens of belangen van hun leden (reëel en symbolisch); de symbolen, w aar zij hun leden om verenigen, waarmede zij hen werven en aan de gevoelens van hen uitdrukking geven en de effec tiviteit ervan; de interne structuur, het bestuursmechanisme en ev. tegenstellingen tussen de belangen van bestuur en leden; de vormen van contact met andere organisaties, instellingen en over heidsorganen; hoe en met welke mate van succes hun doeleinden en wensen de overheidsbeslissingen beïnvloeden; stijgings- en beïnvloedingsmogelijkheden voor de jeugd in resp. op de leiding in oudere en nieuwe verenigingen op locale en nationale basis.
M en hoopt deze studie in het voorjaar van 1954 met een samenvattend rapport af te kunnen sluiten. N aast dit research-project brengt het Instituut dat voorlopig in het gebouw der oude universiteit aan de Rijnoever is ondergebracht, maar binnenkort een nieuw gebouw in de nabijheid van de nieuwe universiteit
DE HERLEVING DER SOCIALE W ETEN SC H A PPEN IN DUITSLAND
83
krijgt, een handboekerij van moderne litteratuur bijeen en dient als infor matie- en recommendatie-centrum voor internationale contacten. In November j.1. is tevens een professoren-seminarie onder leiding van prof. Schokking over de filosofische en methodologische vooronderstel lingen van een reeks moderne sociologische technieken begonnen. Hij hoopt hiermede op een vruchtbare synthese van de Duitse' filosofische tradities en de Angelsaksische empirie.14) Conclusie Als men dit gehele veld — waarbij vaak met aanduidingen moest worden volstaan, die de enorme hoeveelheid die gepraesteerd wordt, geenszins recht doet — zo in vogelvlucht overziet, moet erkend worden, dat bij alle zwakke plekken, die in Duitsland bij traditie of door een vijftienjarige onderbreking van openlijke activiteit nog aanwezig zijn,15) de beoefening van de sociale wetenschappen aldaar toch onmiskenbaar in de stijgende lijn is. E n dit zowel door eigen initiatief van Duitse wetenschapsbeoefenaren, sociale organisaties en overheidslichamen, als door een intensief contact met en stimulering door buitenlandse invloeden * m.n. die der W estelijke bezettingslanden. De wat eenzijdige, naar „reeducation” riekende relaties met de leden der afzonderlijke bezettings mogendheden, die begrijpelijkerwijs wel eens tot geprikkelde reacties leidden, zijn allengs aan het verdwijnen en het proces van wetenschappe lijke beïnvloeding krijgt meer en meer een werkelijk internationaal karakter, waarbij het gebaar van de U nesco en de royale geldgevers, die zij voor dit project gevonden heeft, een belangrijk symptoom is. H et kan aldus door de keuze van zijn studie-object bij een adequate uitwerking ook een wetenschappelijk culminatiepunt in het internationale herstel der samenwerking worden op sociaal wetenschappelijk gebied tussen Duits land en de landen der W esterse cultuurkring. 14) W elke problemen hier speciaal in Duitsland nog liggen, komt duidelijk tot uiting in het uiterst interessante artikel van T h . W . Adorno in de „Frankfurter Hefte”, jrg. V II (1952) no. 8(A ug.) „Die Soziologen und W irklichkeit; über den Stand der Sozialforschung in Deutschland” (blz. 585-595). 15) „Immer noch zeigt sich in Deutschland die Neigung, Erscheinungen, die der grobmateriellen Praxis angehören, mit prätentiösen und pompösen Kategorien zu ver kleiden. Unter den aufklärerischen Aufgaben der empirischen' Sozialforschung ist nicht die letzte, dem abzuhelfen. In der Tradition der westlichen Länder ist die gesellschaft liche Erkenntnis untrennbar von dem W illen, das Aufgespreizte auf sein menschliches Mass zu bringen. Aber solcher W ille war bis vor kurzem verdächtigt in einem Land, in dem Gebildete ungern von Aufklärung sprachen, ohne das W o rt „platt” hinzu zufügen. W ir alle sollten die Gefahr uns vergegenwärtigen die ein selbst aus der philosophischen Tradition hervorgegangener Gesellschaftsdenker einmal „Verflachung durch T iefe” genannt hat.” (Adorno in bovengenoemd artikel, blz. 589.).
84
<
Dr W . VERKADE L IT E R A T U U R .
1. Jaarcijfers van Nederland 1947-1950. C .B .S. pag. 3. Maandschrift van het C .B .S . Juli 1952 pag. 595. 2. Jaarcijfers van Nederland 1947-1950 C .B .S. pag. 14. 3. Prof. -Dr S j. Groenman artikel „De Sociograaf en zijn O b ject" in Mens en Maatschappij van 15 M aart 1951. pag. 87. 4. Prof. D r M. J. Langeveld „Op weg naar wijsgerig denken”. Haarlem 1948. 5. Cooley „Social O rgansation" New. Y ork 1909. pag. 23. 6. F. Tönnies „Gemeinschaft und Gesellschaft" Berlijn 1923. 7. A. Vierkandt „Gesellschaftslehre" Stuttgart 1923. 8. A. Stolk, proefschrift V rije Universiteit Amsterdam „Enkele beschouwingen over het gezinsloon". Rotterdam 1921. pag. 28. 9. „Het vraagstuk van de kinderbijslag" rapport der commissie ter bestudering van het vraagstuk van de kindertoeslag, ingesteld bij het besluit van het Bestuur der Rooms Katholieke Staatspartij van 24 October 1931, den Bosch 1933. 10. A. Stolk, idem pag. 41. 11. „De Kinderbijslagwet" D r W . F . de G aay Fortman en M r A. C. M. van de Ven. Alphen aan de Rijn 1941 pag. 8. 12. Jaarverslag Kinderbijslagvereveningsfonds 1950. 13. Jaarcijfers voor Nederland C .B .S. 1947-1950 pag. 10. 14. Prof. D r J. P. Kruijt hoofdstuk „Sociografie” uit E N S IE . 15. A. C. de V ooys „De geboortedaling in Noord Brabant” tijdschrift van het Ko ninklijk Ned. Aardrijkskundig Genootschap 1936 pag. 173. 16. Prof. D r S j. Groenman „Methode der Sociografie". Assen 1950. pag. 47. 17. P. Sorokin „Contemporary sociological theories” New Y ork 1928. pag. 554. 18. D r T h . van der W aerden „Gezinsloon en kindertoeslag” Rotterdam 1912, pag. 28. 19. „W ettelijke regelen i.z. Kinderbijslag verzekering” door de Ned.' Eugenetische Federatie, aangeboden aan de Minister van Sociale Zaken 28 Juni 1938. 20. L. M . Term an „Genetic Studies of Genius" Stanford University 1930. 21. Prof. D r W . H. Methorst „Differential Fertility in the Netherlands Population” 1935. 22. Prof. S. R. Steinmetz „Der Nachwuchs der Begabten” Zeitschrift für Sozialwissen schaft 1904. 23. Prof. D r Fred. L. Polak „Om het behoud van ons bestaan” Leiden 1951 pag. 18 en pag. 63. 24. D r. M . A. van Herwerden „Erfelijkheid bij de mensen en eugenetiek” 1929. 25. Zie 9, pag. 108. 26. „De Statistiek van de sociale omstandigheden der studenten, studiejaar 1947-1948” C .B .S. 1949 pag. 10. 27. Sir Cyril Burt „Intelligence and Fertility” Londen 1946. 28. W arren 'S. Thompson „Plenty of People" New Y o rk 1948. pag. 235 e.v. 29. Alain Girard „Le problème démographique et 1’evolution du sentiment public” in „Population", avril/juin 1950, no. 2. 30. Prof. G. Jacquemyns „Pour ou contre la Iimitation des naissances” Bruxelles 1952. (I.N .S .O .C .).