vmbo-t / h Godsdienst voor de onderbouw BIJBEL ALS BASIS
Marius van Biert Gerrit Hagens José Korsaan Hans Meerveld (eindredactie) Dave Plantinga Jet Roodnat-Kievit Willem van Rumpt Jan David Warta
1
avo / vwo
1 vmbo-t / havo / vwo
vmbo-t / h
deel 1 vm
1
avo / vwo
bo-t / hav
o / vwo G odsdienst v
oor de on
Marius van Biert Gerrit Hag ens José Korsa an Hans Mee rveld (eind redactie) Dave Planti nga Jet Roodna t-Kievit Willem van Rumpt Jan David Warta
derbouw
Colofon Met bijdragen van Henk Bakhuis, Hoogeveen Illustraties D&DJ communicatie, Montfoort Beeldresearch ELF beeldredactie en -research, Geldermalsen Ontwerp en opmaak Ontwerpbureau NEO, Velp Proforma, Rotterdam Redactie Machteld Siegmann, Amstelveen Tekst- en fotoverantwoording Bijbelcitaten zijn ontleend aan De Nieuwe Bijbelvertaling, © Nederlands Bijbelgenootschap 2004/2007. Lavinia Marin: cover Catchlight Visual Services, Huizen: p. 8 (foto 1 en 3), p. 19, p. 31, p. 117 Dijkstra/Sunshine, Almere: p. 8 (foto 2) Rick Maiman/Sygma/Corbis, Amsterdam: p. 9 (links) Twan Wiermans, Cadier en Keer: p. 9 (rechts), p. 48, p. 61, p. 104, p. 109, p. 121 Richard T. Nowitz/Corbis, Amsterdam: p. 11 Galleria degli Uffizi, Florence, Italy/The Bridgeman Art Library, London: p. 15 Reni van Maren/Sunshine, Almere: p. 24 Sarah & Chayim Alevsky, New York: p. 26 Willem van Rumpt, Wieringerwerf: p. 27 Robert Llewellyn/Corbis, Amsterdam: p. 28 ANP/Robin van Lonckhuijsen, Rijswijk: p. 37 Stedelijk Museum, Amsterdam: p. 38 Jean du Boisberranger/Hemis/Corbis, Amsterdam: p. 40 Jason Todd/Getty Images, Amsterdam: p. 42 Bernard Bisson/Sygma/Corbis, Amsterdam: p. 46 www.visje.nl: p. 54 Taeke Henstra/Hollandse Hoogte, Amsterdam: p. 56 www.kankerverziektjetaal.nl: p. 59 Francoise Demulder/Corbis, Amsterdam: p. 60 Ralph A. Clevenger/Corbis, Amsterdam: p. 72 Musee Conde, Chantilly, France/Giraudon/The Bridgeman Art Library, London: p. 73 Jon Arnold/JAI/Corbis, Amsterdam: p. 77 Bob Thomas/Corbis, Amsterdam: p. 81 Jan Griffioen, Zutphen: p. 83 NBG, Heerenveen: p. 85, p. 124 Nathan Benn/Corbis, Amsterdam: p. 89 Deze uitgave kwam tot stand in samenwerking met de Gereformeerde Hogeschool Zwolle.
Deze uitgave is voorzien van het FSC-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw voor het gebruikte papier op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.
Luis Marden/National Geographic/Getty Images, Amsterdam: p. 87 ANP/Cynthia Boll, Rijswijk: p. 93 Fitzwilliam Museum, University of Cambridge, UK/ The Bridgeman Art Library, London: p. 101 Bettmann/Corbis, Amsterdam: p. 107 ds. C.G. Kant, Katwijk: p. 111 The Gallery Collection/Corbis, Amsterdam: p. 115
ThiemeMeulenhoff ontwikkelt leermiddelen voor Primair Onderwijs, Algemeen Voortgezet Onderwijs, Beroepsonderwijs en Volwasseneducatie en Hoger Beroepsonderwijs. Meer informatie over ThiemeMeulenhoff en een overzicht van onze leermiddelen: www.thiememeulenhoff.nl of via onze klantenservice (088) 8002015 of
[email protected] ISBN 9789006484540 / NUR 132 Eerste druk, eerste oplage © 2010 ThiemeMeulenhoff, Baarn/Utrecht/Zutphen, 2010 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, St.bl.471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijke verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Publicatie- en Reproductierechten (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp. Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
Inhoud Intro 1: Wat doe je bij het vak Godsdienst? Intro 2: De Bijbel
1
De komst van Jezus
1.1 1.2 1.3 1.4
De geboorte van Jezus Herders op kraamvisite Wijzen begroeten het kind Jezus Toen Jezus net zo oud was als jij
2
Vrienden en leerlingen van Jezus
2.1 2.2 2.3 2.4
Vriendschap Familie van Jezus De leerlingen van Jezus Kun je zelf leerling van Jezus zijn?
3
Woorden van Jezus
3.1 3.2 3.3 3.4
Woorden hebben kracht De woorden van Jezus op de berg Jezus over de wet en het gebed Jij en de woorden van Jezus
4
Gelijkenissen
4.1 4.2 4.3 4.4
Verhalen met een betekenis Verloren en weer teruggevonden De terugkomst van de verloren zoon De barmhartige Samaritaan: een voorbeeld voor je?
5
Wonderen van Jezus
5.1 5.2 5.3 5.4
De wonderen zijn de wereld niet uit Jezus geneest Jezus bevrijdt Jezus maakt doden weer levend
6
Ontmoetingen met Jezus
6.1 6.2 6.3 6.4
Je leven op zijn kop Jezus ontmoet een vrouw uit Samaria Jezus ontmoet de tollenaar Zacheüs Jezus ontmoeten: het gebeurt nog steeds
7
Jezus in Jeruzalem: de lijdensweek
7.1 7.2 7.3 7.4
Jezus’ aankomst in Jeruzalem Jezus wordt onterecht veroordeeld Goede vrijdag Redding door het kruis
8
Jezus is opgestaan!
8.1 8.2 8.3 8.4
De begrafenis van Jezus Getuigen van de opstanding Verschijningen Betekenis van de opstanding
9
Het werk van Jezus gaat door
9.1 9.2
Hemelvaart en Pinksteren Na Pinksteren
4 9
15 19 22 25
31 34 37 42
45 48 51 54
59 63 66 68
71 74 76 78
81 84 88 91
95 99 103 106
109 111 114 117
121 124
3
Intro 1 Wat doe je bij het vak Godsdienst?
1 Godsdienst Daar zit je dan! In een klas die vast heel anders is dan je oude groep 8. Je zit nu in een klas met leerlingen die ongeveer hetzelfde denkniveau hebben als jij. Dat was vast anders op de basisschool. Je leert veel nieuwe kinderen kennen en ook de leraren zullen heel verschillend zijn. Misschien heb jij al gemerkt dat er kinderen van verschillende kerken of religies in jouw klas zitten. Je zit op een christelijke school, maar dat wil niet automatisch zeggen dat iedereen even veel weet over het christelijk geloof. Het maakt ook uit in welk gezin je opgroeit. Hoe wordt er bij jou thuis over geloven, God en de kerk gepraat? Bij dit vak, godsdienst, zul je ook gaan nadenken over verschillen. Iedereen is verschillend, dat weet je. Maar er zijn ook verschillen in de manieren waarop mensen over godsdienst nadenken. Bij het vak godsdienst ga je leren wat het christelijk geloof betekent. Godsdienst gaat over vragen als: Wie is God? Waarom leef ik? Wat gebeurt er als ik sterf? En hoe weet je wat goed is, en wat fout? Het zijn vragen waar je niet snel over uitgepraat bent. In deze godsdienstlessen leer je vooral wat de Bijbel er over zegt.
4
opdracht
1
Voordat we over al die verschillen nadenken, is het goed om te weten wie jij zelf bent. A
Plak een pasfoto in de cirkel.
B
Vul op de schrijflijnen je gegevens in.
Welk beroep wil je later uitoefenen?
Religie: Geboortejaar:
Hobby:
Woonplaats:
Sport:
Naam:
Intro
5
opdracht
2 A
Hoe sta je zelf tegenover godsdienst? Zet een kruisje bij jouw antwoord. ja
nee
weet ik niet
Bij ons thuis vinden ze godsdienst belangrijk. Ik ga vaak naar een godsdienstige bijeenkomst. Ik heb op de basisschool veel over godsdienst geleerd. Godsdienst is belangrijk voor mij.
B
Vergelijk de antwoorden met degene naast wie jij zit.
C
Probeer in één zin tegen elkaar te zeggen waarom godsdienst wel of niet belangrijk voor jou is. Schrijf deze zin op:
D
Omcirkel drie woorden die volgens jou het belangrijkste zijn voor gelovigen. Je mag ook zelf een woord invullen. • God
• kerk
• doel in je leven
• duidelijke regels
• vertrouwen
• het is goed voor je
• Bijbel
• liefde
• vriendelijk zijn
• Koran
• vergeving
• bidden
• Jezus
•
• ergens bij horen
E
Schrijf de drie gekozen woorden op. Schrijf naast het woord de reden waaróm jij denkt dat dit belangrijk is voor gelovigen. Bespreek de verschillen met de klas. Woord
6
Waarom belangrijk?
2 Bijbel als basis Dit boek heet Bijbel als Basis. Uit de naam blijkt al dat er in de lessen veel aandacht aan de Bijbel wordt gegeven. De Bijbel is belangrijk voor christenen. In de Bijbel kun je lezen hoe deze wereld is ontstaan, hoe het is misgegaan en hoe God een nieuwe toekomst belooft. Speciaal voor ieder mens. Je gaat het komende jaar veel leren over Jezus. Jezus wordt in de Bijbel ‘de Zoon van God’ genoemd. Hij was dus mens én God tegelijk. Je zult misschien niet alles direct kunnen begrijpen. Dat is niet zo gek. Want, ook al begrijpen christenen niet alles, zij geloven dat wat er in de Bijbel staat wáár is. Ze nemen de ‘Bijbel als basis’.
Jezus wordt gedoopt
3
opdracht De Here Jezus is heel belangrijk in het christelijk geloof. Wat weet jij over Jezus? Je krijgt drie minuten om zoveel mogelijk over Hem op te schrijven.
Intro
7
foto 1
foto 2
foto 3
opdracht
4
Het christelijk geloof is niet de enige godsdienst in Nederland. A
Op de foto’s zie je drie gebouwen waar gelovigen bijeenkomen. Vul de tabel in. foto 1
foto 2
foto 3
Bij welk geloof hoort dit gebouw? Welke persoon is het belangrijkst in dit geloof? Hoe heet het heilige boek dat in die godsdienst gebruikt wordt? Geef een voorbeeld van een feest dat bij die godsdienst hoort. Hoe heet het gebouw waar deze gelovigen samenkomen?
B
5
Behalve de drie godsdiensten van de foto’s, bestaan er nog meer godsdiensten. Schrijf er nog minstens drie op.
opdracht Deze vraag is een doordenkertje. Er is een boek geschreven met de titel: Ik heb te weinig geloof om een atheïst te zijn. Bespreek met elkaar wat hiermee bedoeld kan zijn.
8
Intro 2 De Bijbel
Een van de oudste gedrukte Bijbels en een digitale Bijbel
1 Oude en Nieuwe Testament De Bijbel bestaat uit twee delen: a. het Oude Testament (OT); b. het Nieuwe Testament (NT). Het Oude Testament begint met het begin. Dat is natuurlijk logisch, maar het gaat letterlijk om het begin van álles. In het eerste Bijbelboek wordt het begin beschreven van:
Wist je dat … • D e Bijbel uit 66 boeken bestaat? Het OT heeft
• de aarde • de mens • de zonde • de volken • het volk Israël
(de schepping, hoe God een mooie aarde maakt in zes dagen); (Adam en Eva); (hoe de mens de relatie met God kwijtraakt); (hoe de volken zijn ontstaan). (door het verbond met Abraham werd het Gods volk)
39 boeken en het NT 27 boeken. • D ie boeken zijn weer verdeeld in soorten boeken: Het OT bestaat uit geschiedenisboeken, wetboeken, profeten en wijsheidsboeken. Het NT
In het Oude Testament gaat het vaak over het volk Israël. De Israëlieten maken van alles mee: mooie tijden in de dagen van koning David, maar ook heel vervelende tijden toen ze in een ander land gevangen werden gehouden. Kenmerkend voor het Oude Testament is dat er steeds wordt gesproken over een betere tijd: eens zal er een echte redder komen, nog beter dan koning David. Niet iemand die het volk zal bevrijden van een vijand, maar iemand die dieper gaat: hij zal de mensen redden van de zonde.
bestaat uit de evangeliën, Handelingen, de brieven en Openbaring. • D e Bijbel is door meer dan veertig verschillende mensen geschreven.
Intro
In het Nieuwe Testament, het tweede deel van de Bijbel, staat dat die redder is gekomen. Hij maakt de relatie met God weer goed. En die redder is de zoon van God: Jezus Christus. Maar daar stopt het Nieuwe Testament niet mee. Paulus, die op een spectaculaire manier in Jezus ging geloven, heeft ook veel boeken in het Nieuwe Testament geschreven. Want het nieuws dat Jezus de redder is, moet de wereld in. Paulus is zelfs naar Europa gereisd.
9
opdracht
6
Neem je Bijbel voor je. A
Er zijn verschillende uitgaven van de Bijbel. Welke Bijbel heb jij?
B
Van welke boeken bestaan er twee delen?
C
Hoe heten de vier evangeliën in je Bijbel?
D
De Bijbel is een dik boek. Als je het boek in het midden openslaat, dan beland je waarschijnlijk in het boek van de Psalmen. En als je van de rechterhelft nog een keer het midden openslaat, zit je aan het begin van:
E
Wat is het hoofdthema van het Oude Testament?
F
Waar gaat het Nieuwe Testament over?
Het boek van God De Bijbel is het boek van God. Het boek is niet vanzelf ontstaan, het is geschreven door mensen die daarvoor door God geleid werden. Mozes was een van die schrijvers. Na Mozes (die ongeveer 1500 jaar voor Christus leefde) heeft God ook andere mensen laten opschrijven wat er is gebeurd en wat Gods bedoeling is met de mensen. De schrijvers hebben opgeschreven wat hun verteld is en wat zij zelf gezien en gehoord hebben. De Heilige Geest, de Geest van God, heeft de schrijvers geïnspireerd. Hij heeft hen geholpen, zodat ze alles heel juist hebben opgeschreven. De schrijvers van het Nieuwe Testament zijn door de Heilige Geest geïnspireerd. Matteüs en Johannes hebben opgeschreven wat zij gezien en gehoord hebben toen zij met Jezus optrokken. En Lucas schreef een evangelie en een boek (Handelingen) over hoe het verder ging toen Jezus niet meer op aarde was. Verder staan er veel brieven in die geschreven zijn aan gelovigen ver buiten het land Israël. Het laatste boek van de Bijbel, Openbaring, gaat over waar het met de wereld naar toe gaat; over de nieuwe hemel en aarde. Het werd ongeveer 100 jaar Hebreeuws na de geboorte van Christus geschreven. Het Oude Testament is op een De Bijbelboeken zijn dus ontstaan in een periode van ongeveer 1600 jaar (van klein gedeelte na geschreven 1500 voor tot 100 jaar na Christus). Meer dan veertig verschillende schrijvers in oud-Hebreeuws. Anders hebben eraan gewerkt. Samen vormen ze het ene boek van God. dan in onze taal lees je het van rechts naar links en zonder klinkers. Dus als je het woord Bijbel in het oud-Hebreeuws zou willen schrijven, staat er ‘lbb’.
10
In de tijd van Oude Testament schreef men niet op papier, maar op perkament of papyrus. Perkament werd gemaakt van de huid van een schaap of geit. Het leer werd zo bewerkt dat men er goed op kon schrijven. Papyrus werd gemaakt van riet. De rietstengels werden aan elkaar vastgelijmd tot een rol. Die boekrollen werden altijd zorgvuldig bewaard door de priesters want ze waren heel kostbaar. Later zijn die boekrollen vele malen nauwkeurig overgeschreven. Zo komt het dat wij de inhoud ervan kennen.
Grieks Het Nieuwe Testament is geschreven in oud-Grieks. In de tijd van het Romeinse wereldrijk was deze taal net zo belangrijk als het Engels nu voor ons is. Veel (ontwikkelde) mensen konden Grieks spreken en schrijven. Hierdoor raakte het Nieuwe Testament in korte tijd internationaal bekend. Grieks lees je wel gewoon van links naar rechts en het heeft ook klinkers. Maar de letters zien er heel anders uit dan de onze. Zoals bij het Griekse woord voor Bijbel, biblia (= ‘boeken’); dat schrijf je als βιβλια.
Restauratie van een boekrol
Toegankelijkheid De Bijbel is in veel talen vertaald, ook in het
opdracht
7
Nederlands. Toch is het niet altijd gemakkelijk te begrijpen
A
Hoe is de Bijbel ontstaan?
B
In Petrus 1:21 (in het NT) staat het volgende: ‘Want nooit is een profetie voortgekomen uit menselijk initiatief: mensen die names God spraken werden daartoe altijd gedreven door de Heilige Geest.’ Zeg in je eigen woorden wat daar staat.
wat er in de Nederlandse Bijbel staat. Er zijn daarom ook Bijbels die met eenvoudiger woorden zijn vertaald. In 2006 is een nieuwe Bijbelvertaling gekomen (NBV). Op internet vind je op www.biblija.net digitale versies. En mensen die niet kunnen lezen of dat moeilijk vinden, kunnen via internet naar de Bijbel luisteren (www.voorleesbijbel.nl). Ook is er een stripbijbel (www.stripbijbel.nl). Voor kinderen zijn er veel kinderbijbels te koop.
Intro
11
8
opdracht Bespreek met elkaar de volgende stelling: ‘Heel boeiend allemaal, die Bijbelboeken, schrijvers en vertalingen. Maar ik vind de Bijbel niet echt interessant voor mijn leven.’
2 Boeken, hoofdstukken en verzen Alle Bijbelboeken zijn verdeeld in hoofdstukken en verzen. Maar hoe vind je nu een bepaalde tekst in de Bijbel? Hoe vind je bijvoorbeeld Johannes 10:28? Of anders gezegd: hoe kom je bij het boek Johannes, hoofdstuk 10, vers 28? Als je deze stappen maakt moet het lukken: 1. Ga naar de inhoudsopgave van je Bijbel. 2. Kijk of Johannes bij het OT of NT staat. 3. Ga naar de bladzijde (in het OT of NT) waar Johannes begint. 4. Blader naar hoofdstuk 10 (de vette of grote 10). 5. Zoek bij de kleine cijfertjes naar de 28, dat is vers 28.
9
opdracht Je gaat deze stappen oefenen. Zoek de volgende Bijbelverzen op en schrijf de naam op van óf een persoon óf een gebouw. De gezochte naam begint met de letter die er al staat.
12
Genesis 4:4
A
Ruth 2:4
B
Handelingen 10:1
C
Genesis 35:8
D
1 Koningen 19:2
E
Handelingen 23:24
F
Rechters (Richteren) 6:11
G
Matteüs 2:1
H
Genesis 16:11
I
Lucas 1:60
J
1 Samuël 9:1
K
Johannes 11:1
L
Exodus 19:14
M
Genesis 5:29
N
9
opdracht vervolg 1 Koningen 16:16
O
Marcus 14:33
P
Lucas 2:2
Q
Openbaring 7:5
R
1 Samuël 14:47
S
2 Korintiërs 1:1
T
2 Samuël 11:3
U
Nehemia 3:3
V
Nehemia 8:3
W
Ezra 4:6
X
Handelingen 16:14
Y
Lucas 19:1
Z
(hier de tweede letter gebruiken!)
Intro
13
Samenvatting • In het lesmateriaal van Bijbel als Basis is veel aandacht voor de Bijbel. • De Bijbel is een bijzondere verzameling van boeken: het is ‘het woord’ van God. De Bijbelschrijvers hebben onder leiding van de Heilige Geest precies opgeschreven wat Gods bedoeling was. Dit wordt inspiratie genoemd. De Bijbel is een geïnspireerd boek. • De Bijbel bestaat uit twee delen: het Oude en het Nieuwe Testament. In totaal 66 boeken, geschreven door meer dan 40 schrijvers. Het Oude Testament gaat over het begin, hoe het allemaal begonnen is, en over het volk Israël. In het Oude Testament wordt de komst van een redder beloofd. • In het Nieuwe Testament staat veel over die redder, Jezus Christus. Het gaat over zijn leven en zijn sterven. Maar het gaat ook over zijn leerlingen, die de boodschap van redding hebben doorverteld, zodat de hele wereld het kan weten.
De belangrijkste begrippen:
Bijbel Oude Testament (OT) Nieuwe Testament (NT) Woord van God inspiratie Bijbelboeken Bijbelhoofdstukken Bijbelverzen
14
2
Vrienden en leerlingen van Jezus
2.1 Vriendschap Je zit nu een tijdje in jouw nieuwe klas en je hebt misschien al een paar nieuwe vrienden gekregen. Het kan zijn dat je je afvraagt wannéér je nu iemand je vriend mag noemen. Bij vriendschap vertrouw je de ander en je merkt dat je dezelfde interesses hebt. Of dat je dezelfde soort humor hebt. Met de ene vriend kun je goed samenwerken, met een ander kun je goed voetballen. En, dat zal je ook zijn opgevallen: als je eerlijk bent heeft iedereen ook wel iets wat je minder leuk vindt. Vrienden kunnen heel verschillend zijn. Dat maakt het ook zo bijzonder.
opdracht
1
Als je leuke vrienden hebt, weet je vast wel waaróm je hen zo leuk vindt. Bijvoorbeeld omdat je zo lekker met hen kan sporten, winkelen of gamen. Maar het is ook belangrijk hoe je vriend in elkaar steekt. A
Geef aan welke eigenschappen een vriend volgens jou moet hebben:
trouw
lief
stoer
christelijk
eerlijk
knap
brutaal tegen leraren
Hoofdstuk 2 Vrienden en leerlingen van Jezus
31
opdracht vervolg
1 B
Stel dat je beste vrienden jou moeten omschrijven. Welke drie goede eigenschappen en welke twee minder goede eigenschappen noemen ze dan, denk je?
Goede eigenschappen 1 2 3
Minder goede eigenschappen 1 2
C
Lees de volgende bewering aandachtig: Goede vrienden accepteren elkaar zoals ze zijn: met hun goede en hun slechte eigenschappen. Ben je het daarmee eens of niet? Noteer twee redenen waarom je het wel of niet eens bent met deze bewering:
Allerlei soorten vriendschap Over vriendschap valt best veel te zeggen. En dan hebben we het nog niet eens gehad over de soorten vriendschap die je kunt hebben. Meestal zijn je vrienden van jouw eigen leeftijd, maar je kunt ook bevriend zijn met ouderen, of met kinderen die jonger zijn dan jij. Of met mensen die jou leiding geven, zoals een voetbaltrainer of een muziekleraar. Een vriend hebben wil niet zeggen dat je overal hetzelfde over denkt. En zelfs ruzie kan helpen om een sterkere band met elkaar te krijgen. Achmed: ‘Ik kom uit een familie die heel streng islamitisch is. Ik doe ook mee aan Ramadan. Een vriend van de voetbalclub, Stephan, kan dat niet begrijpen. Hij is christen. We hebben er best vaak onenigheid over. Toch zijn we vrienden. Dat komt omdat we heel goed kunnen samenspelen. We mogen elkaar gewoon.’
De vrienden van Jezus Jezus had ook vrienden. Dat waren zijn twaalf leerlingen, met wie Hij het land doortrok. Jezus leerde hun veel. Hij leerde hun wie God is en wie Hij zelf is. Hij leerde hoe ze met elkaar om moesten gaan en hoe ze het beste konden leven. Jezus bereidde hen voor op de toekomst, wanneer Hij naar de hemel zou gaan. Hij wilde dat zij dan zijn taak overnamen. Daarom was Jezus bijna elk moment van de dag bij zijn leerlingen. Hij was een perfect voorbeeld voor hen. En in de drie jaar dat ze met elkaar reisden leerden zij elkaar heel goed kennen. Het belangrijkste wat de vrienden met elkaar deelden, was hun geloof in Jezus. De vrienden die Jezus uitkoos, waren hele gewone mensen. Ze waren heel verschillend van karakter en hun achtergrond was verschillend. Deze mannen hadden niet vanaf het eerste moment een groot geloof. Dat moest bij hen groeien. Natanaël bijvoorbeeld, was eerst argwanend. Hij vroeg zich af of er wel iets goeds uit Nazaret kon komen.
32
opdracht
2
Zoek in de Bijbel op wat de achtergronden van een paar van de vrienden van Jezus waren. ,
A
waren
3
en
2
(Matteüs 4:18-20) was
B
1
(Marcus: 2:14)
Natanaël was argwanend; lees Johannes 1:44-52. Hoe sloeg de argwaan bij Natanaël om in geloof?
opdracht Jezus had twaalf leerlingen. Zoek uit wat de namen van de leerlingen zijn. Je kunt die namen op internet vinden, maar ook in je Bijbel, bijvoorbeeld in Matteüs 10:2-4. Schrijf de namen onder of boven de tekening.
Een vriend met gezag Waarom heeft Jezus ons geen slaven genoemd? Hij maakt Zich immers bekend als Heer en Meester. Je zou verwachten dat zijn leerlingen Hem blindelings moeten gehoorzamen. Maar Jezus wil juist dat zijn leerlingen doen wat Hij zegt omdat ze van Hem houden. In Johannes 14:24 staat: ‘Wanneer iemand Mij liefheeft zal hij doen wat Ik zeg.’ En in vers 25 staat: ‘Maar wie Mij niet liefheeft houdt zich niet aan wat Ik zeg.’
Hoofdstuk 2 Vrienden en leerlingen van Jezus
33
opdracht
4
Pak je Bijbel er nog een keer bij. Zoek Johannes 14:14-15 op. A
Wat is volgens jou het verschil tussen een vriend en een slaaf?
B
Wat vind je ervan dat Jezus jou ook als vriend wil aanspreken?
C
Een doordenker. Denk eens aan een paar leraren van jouw school. Sommigen hebben van nature gezag. Je doet graag iets voor hem of haar. Je vindt het fijn als de sfeer dan goed is. Andere leraren hebben strenge regels of kunnen juist moeilijk de regels handhaven. Welke stijl van leiding geven spreekt jou het meest aan? En waarom?
2.2 Familie van Jezus Voor veel mensen is familie erg belangrijk. Soms op een positieve manier, dan zijn je familieleden een soort vrienden voor je. Soms ook op een negatieve manier, wanneer je het niet goed met hen kunt vinden. En soms is familie verwarrend voor je, als je ouders zijn gescheiden en je halfbroers en -zussen krijgt. Je hebt je familie niet zelf uitgekozen, je hoort er gewoon bij. Dat geldt eigenlijk ook wel wanneer je geadopteerd bent. Je hebt niet zelf kunnen kiezen in welk adoptiegezin je zou opgroeien. Maar je nieuwe familie heeft wel voor jou gekozen; je adoptieouders hebben veel moeite gedaan om jou in hun gezin te krijgen. Je bent waardevol voor hen.
Een bijzonder kind Omdat Jozef niet de biologische vader van de Here Jezus was, was de gezinssituatie ook afwijkend van de andere gezinnen in Nazaret. Maar eigenlijk dacht niemand daar meer aan. Toen Jezus jong was woonde Hij gewoon thuis, samen met zijn broertjes en zusjes. Zijn vader Jozef was timmerman en leerde Hem het timmermansvak zodat Jezus, toen Hij wat ouder was, bij hem in dienst kwam. Maar behalve van timmeren had Jezus ook veel verstand van de joodse godsdienst. Zo wist Hij heel wat af van de Tora, de godsdienstige joodse boeken. Jezus was totaal anders dan de anderen: Hij deed nooit iets dat verkeerd was.
34
opdracht
5 A
In Matteüs 13:55 staat iets over de familie van Jezus. Het gezin bestond uit vader en moeder en ten minste zeven kinderen. Lees die tekst en noteer de namen van de broers van Jezus.
1 2
B
Zijn broers geloofden eerst niet in Jezus, maar later zijn zij belangrijke leiders geworden in de kerk. Twee daarvan hebben een brief geschreven die in de Bijbel staat. Zoek uit welke brieven dit zijn en noteer die:
C
Hoe weet je dat Jezus veel van de Tora wist?
D
Zou Hij een leuke broer geweest zijn? Waarom wel/niet?
Van familie houden
De andere Vader van Jezus
Jezus heeft gelukkig nooit
In hoofdstuk 1 van dit boek heb je gelezen dat Jezus al als twaalfjarige in de tempel kwam. Niet gewoon om die te bezoeken, maar om te discussiëren met de schriftgeleerden, de joodse wijze mannen. Toen Maria en Jozef later vroegen wat Hij daar deed, legde Hij hun uit dat Hij wilde praten met zijn hemelse Vader in de tempel. Toen Jezus ongeveer dertig jaar oud was, maakte Hij Zich in het openbaar bekend als de zoon van God. Hij liet Zich ook dopen door Johannes de Doper. Vanaf dat moment begon Hij de leer van God, zijn hemelse Vader, aan iedereen uit te leggen. Jezus onderhield altijd de band met zijn hemelse Vader. Heel vaak ging Jezus alleen naar een stille plaats om met Hem te praten. Dan bad Hij.
gezegd dat je niet van je eigen familie mag houden. Hij zei wel: ‘Zorg ervoor dat je altijd méér van Mij houdt.’ Het zal Hem wel verdriet hebben gedaan dat Hij thuis en in zijn eigen stad niet werd geloofd. Maar dat kwam later gelukkig weer goed.
opdracht
6 A
Is God wel de andere vader van Jezus? Of had Hij maar één vader? Noteer je mening en schrijf ook op waaróm je dat vindt.
B
Bespreek met elkaar het antwoord dat je hierboven genoteerd hebt.
Hoofdstuk 2 Vrienden en leerlingen van Jezus
35
opdracht
7
8
A
Verdeel de klas in vier groepen. Elke groep zoekt een Bijbeltekst op en maakt de vragen. Als dit klaar is leest uit iedere groep één leerling de gelezen tekst voor. • groep 1 leest: Lucas 5:16 • groep 2 leest: Marcus 6:46 • groep 3 leest: Matteüs 14:13 • groep 4 leest: Matteüs 26:36
B
Wat deed de Here Jezus?
C
Wat doe jij als je het heel erg druk hebt? Neem jij wel eens de tijd om alleen te zijn? Hoe vul jij je tijd dan in?
opdracht Doordenkertje: als Jezus God was, waarom ging Hij dan nog bidden?
9
opdracht Naast zijn leerlingen en familieleden had Jezus nog meer vrienden. Er waren verschillende mensen met wie Jezus een bijzondere band had. Lees de Bijbelteksten en vul hun namen in. Lucas 8:1-3 Johannes 11:5 Johannes 19:39 Lucas 19:5-6
Een hele grote familie Op een dag was Jezus in het dorpje Kafarnaüm. Er kwamen heel veel mensen op zijn verblijfplaats af om te luisteren naar wat Hij zei. Ook zijn moeder en zijn broers wilden Hem ontmoeten. Maar omdat er zo veel mensen om Jezus heen stonden, konden ze niet bij Hem komen en moesten buiten wachten. Toen iemand dat aan Jezus vertelde, zei Jezus iets merkwaardigs: “Wie zijn mijn moeder en mijn broers?’ Hij keek de mensen aan die in een kring om hem heen zaten en zei: ‘Jullie zijn mijn moeder en mijn broers. Want iedereen die de wil van God doet, die is mijn broer en zuster en moeder” (Marcus 3:33-35).
36
Wilde Hij soms het contact met zijn familieleden verbreken? Nee, uit andere verhalen in de Bijbel blijkt dat Hij echt wel om hen gaf. Met deze woorden wilde Hij vooral duidelijk maken hoe bijzonder de band is tussen Hem en de mensen die geloven. Hun band met elkaar is zo hecht, dat ze eigenlijk een soort familie vormen.
1
opdracht
10
2 A
In veel kerken en christelijke gemeenten spreken de mensen elkaar aan met broeder en zuster. Leg uit waarom dit wel past bij wat je net hebt gelezen.
B
Lees de beide stellingen: 1. Een familieband is sterker dan de band tussen gelovigen. 2. Zonder vriendschap kan er geen band tussen gelovigen bestaan. Ben je het met de stellingen eens? Waarom wel/niet? Bespreek je antwoord met elkaar.
C
Wat vind je van de volgende stelling? ‘Vroeger was familie veel belangrijker dan tegenwoordig. Iedereen moet in deze tijd veel meer voor zichzelf zorgen.’
2.3 De leerlingen van Jezus
De trainer en zijn spelers De trainer van het Nederlandse elftal heeft zorgvuldig de beste spelers van het land uitgezocht. Hij wil wínnen met zijn team, en dagelijks traint en coacht hij de jongens. Hij is zelf ook lange tijd profvoetballer geweest en weet dus uit eigen ervaring wat dit betekent voor de jongens. De spelers luisteren goed naar hun trainer en laten zich niet afleiden van het strakke trainingsschema.
Hoofdstuk 2 Vrienden en leerlingen van Jezus
37
opdracht
11 A
Misschien zit je zelf bij een sportvereniging, en anders kun je je er vast wel wat bij voorstellen. Noem drie dingen die sporters van hun trainer leren: 1 2 3
B
Wat mag je wel of niet doen als jij je voorbereidt op een belangrijke wedstrijd?
Jezus en zijn leerlingen Jezus was geen trainer van een sportclub, maar van een ‘school van geloof’. In de tijd van Jezus werd zo’n leraar een rabbi genoemd. Ook Jezus werd door zijn discipelen rabbi genoemd. Zij hadden veel respect voor hun leraar, die anders met zijn discipelen omging dan de andere rabbi’s in die tijd. De meeste rabbi’s behandelden hun leerlingen als onderdanige knechten, terwijl Jezus hen beschouwde als zijn vrienden.
Rabbi Een rabbi was een wijze man die veel afwist van de Profeten en de Tora (nu noemen we dat het ‘Oude Testament’). De gewone mensen keken erg op tegen zo iemand en groetten hem eerbiedig. Natuurlijk moest de rabbi in alles het goede voorbeeld geven aan de mensen. Hij kon natuurlijk niet het ene leren aan de mensen, en dan zelf lekker iets anders doen. Bij de rabbi waren altijd wel een paar leerlingen. Zij werden discipelen genoemd. De leerlingen letten goed op wat de meester leerde en deed, zodat ze zelf later ook rabbi konden worden.
Rabbi met Tora-rollen (schilderij van Marc Chagall, 1930)
38
opdracht
12 A
1
Lees Matteüs 23:1-10. Dit is een moeilijke tekst! De Here Jezus is hier heel kritisch over de schriftgeleerden, die zich ook rabbi noemen.
2
Wat zegt Jezus over de schriftgeleerden?
B
Wat bedoelt Jezus als Hij in Matteüs 23:8-10 zegt: ‘Jullie hebben maar één meester’?
Vissers van mensen Jezus had nogal bijzondere leerlingen, maar niet omdat ze zo slim waren en zoveel wisten. Zijn eerste leerlingen waren vissers: Simon, zijn broer Andreas en zijn helpers Jakobus en Johannes (Lucas 5:1-10). Lees maar hoe ze elkaar hebben ontmoet.
verteller
Jacobus en Johannes varen met hun vissersscheepje op het meer. Ze varen vlak bij Simon.
Jacobus en Johannes
‘Wat gevangen?’
Simon
‘Nee, niets. En jullie?’
Jacobus
‘Wij ook niet.’
Johannes
‘Laten we maar naar de haven varen.’
Simon
‘Is goed.’
verteller
Jezus was op het land in gesprek met een heleboel mensen. Het was geweldig om naar Jezus te luisteren. Simon, Jacobus en Johannes luisterden ook mee. Ze waren tegelijkertijd hun netten aan het schoonmaken.
Jezus
‘Kan Ik misschien jullie schip gebruiken? Ik wil de mensen graag vanaf het schip toespreken. Nu kan niet iedereen Mij horen.’
Simon
‘Dat is goed, komt U maar aan boord.’
verteller
Jezus vertelde prachtig. Heel veel mensen luisterden naar Hem. Na een poos was Hij klaar.
Jezus
‘Simon, vaar naar diep water en gooi jullie netten uit om vis te vangen.’
Simon
‘Meester, we hebben de hele nacht gewerkt en niets gevangen … Maar als U het zegt zal ik de netten uitgooien.’
verteller
Er kwam zo veel vis in de netten, dat Simon er van schrok.
Jezus
‘Wees niet bang, van nu aan zul je mensen vangen.’
Hoofdstuk 2 Vrienden en leerlingen van Jezus
39
opdracht
13 A
Wat bedoelde Jezus met de uitspraak dat de discipelen ‘vissers van mensen’ zouden worden?
Evangelie Evangelie betekent ‘de goede boodschap’ of ‘het goede nieuws’. Dit nieuws houdt in dat God zijn Zoon, Jezus, naar de wereld gestuurd heeft om de mensen te redden van de ondergang en om eeuwig leven te geven.
B
Bedenk een eigentijdse vergelijking voor ‘vissers van mensen’.
Discipel en apostel In de Bijbel worden twee C
Hoe heten tegenwoordig mensen die het evangelie vertellen?
namen voor de leerlingen van Jezus gebruikt: • discipel: dat betekent leerling; • apostel: dat is iemand die gezonden is. Toen Jezus op aarde was, werden zijn leerlingen
Opgeleid om het evangelie te verkondigen Jezus wilde dat zijn leerlingen Hem gingen helpen om het evangelie te vertellen, de boodschap dat God van alle mensen houdt. Eerst moest het volk Israël dat te weten komen, en daarna de rest van de wereld (zie Matteüs 28:16-20). Jezus coachte en trainde zijn discipelen om met dat nieuws de wereld in te gaan.
40
discipelen genoemd. Nadat Jezus naar de hemel gegaan was en de leerlingen als leraren de wereld in trokken, noemde men hen apostelen.
opdracht
14
1
In de volgende puzzel staat over elke discipel iets bijzonders. A
Vul eerst bij elke vraag de naam in van een discipel.
B
Schrijf daarna alle letters op die in een gekleurd vakje staan. Er ontstaan drie woorden:
2
1. Welke discipel geloofde dat gewapend verzet tegen de Romeinen Gods wil was? (Lucas 6:15) 2. Wie zei: ‘U bent de Messias, de Zoon van de levende God’? (Matteüs 16:16) 3. Aan wie vroeg Jezus: ‘Waar kunnen we brood kopen om deze mensen te eten te geven?’ (Johannes 6:5) 4. Hoe worden de twaalf discipelen ook wel genoemd? (Lucas 6:12) 5. De naam van de broer van Jacobus. Hij had de bijnaam ‘zoon van de donder’. (Marcus 3:17) 6. Aan wie vroeg Jezus: ‘Lever je de Mensenzoon uit met een kus?’ (Lucas 22:48) 7. Wat is de naam van de broer van Simon Petrus? (Johannes 1:40) 8. Tegen wie zei Jezus: ‘Dat is nu een echte Israëliet, een mens zonder bedrog’? (Johannes 2:47) 9. Paulus moest als apostel van Jezus het … van God verkondigen. (Romeinen 1:1) 10. Tegen wie zei Jezus na zijn opstanding: ‘Leg je vinger hier en kijk naar mijn handen en leg je hand in mijn zij’? (Johannes 20:27) 11. Je hebt het Oude Testament en het … 12. De naam van de zoon van Jacobus. (Lucas 6:16) 13. Jezus zag hem bij een tolhuis zitten. Daar inde hij belastinggeld van de joden voor de Romeinen. (Matteüs 9:9) 14. Jacobus was de … van Alfeüs. (Lucas 6:15) 15. De naam van de eerste martelaar onder de apostelen. (Handelingen 12:2) 16. Wie nam de plaats in van Judas en werd aan de elf apostelen toegevoegd? (Handelingen 1:26)
m
1.
ij P
2. P
3. o
4.
7.
N
8.
A
iedereen die het horen wilde wie Jezus was en wat Hij
g
kwam doen. Die mensen vertelden dat weer aan
o
11.
w
12.
s
13.
anderen, enzovoort. Op die manier is het evangelie ook bij ons gekomen. Wat met twaalf
u
14.
o
15.
C
16.
alles los wilden laten om Hem te volgen. Ze vertelden
9. 10.
indruk van Jezus. Toen ze zijn waren ze er zo vol van, dat ze
s
6.
De discipelen waren onder de boodschap eenmaal begrepen
A
5.
Steeds meer mensen horen het nieuws
a
Hoofdstuk 2 Vrienden en leerlingen van Jezus
discipelen begon, is nu uitgegroeid tot een groep volgelingen van zo’n twee miljard mensen.
41
2.4 Kun je zelf leerling van Jezus zijn? In tv-programma’s zie je wel eens mensen die alles verkopen wat ze hebben, hun familie en vrienden gedag zeggen en vertrekken naar een ander land. Ze willen hun eigen droom waarmaken. Zo’n stap verandert natuurlijk veel in je leven, en voor de meeste mensen gaat dit dan ook echt te ver. Je vrienden opgeven, je sport, je kamer en je familie achterlaten en dan een totaal nieuwe weg inslaan, dat doe je niet zomaar.
opdracht
15
Stel je voor dat je gaat emigreren naar een ander land om daar een nieuw bestaan op te bouwen. Wat zou er allemaal veranderen in je leven? A
Doe een brainstormrondje met de klas. Schrijf de veranderingen op het bord.
B
Wat zou je denken en voelen?
Een ander leven voor de discipelen Zoals je ziet heeft de beslissing om iets heel anders te gaan doen, grote gevolgen voor je leven. Dat geldt ook voor de keuze van de discipelen van Jezus om Hem te volgen. Ze gaven hun baan op en hadden daardoor geen inkomen meer. Jezus gaf de discipelen op drie momenten een opdracht. Eerder las je dat de discipelen hun vissersboten verlieten en Jezus gingen volgen. Dat was de eerste opdracht.
opdracht
16
42
A
Maak groepjes. Lees hardop Matteüs 10:5-15. Waarom stuurde Jezus zijn discipelen niet naar de heidenen of Samaritanen?
B
De discipelen mochten niets meenemen voor onderweg. Geen geld, geen rugzak. Het lijkt wel een soort survival. Waarom moest dat zo?
C
Lees Matteüs 28:16-20. De discipelen krijgen de opdracht om het goede nieuws ook aan andere volken te vertellen. Waarom nu wel?
D
Mensen die tegenwoordig emigreren bereiden zich meestal goed voor op hun reis. Ze weten niet wat hun te wachten staat. De discipelen nemen niets mee voor onderweg. Bespreek met elkaar wat in dit verband betekent: • leven in vertrouwen; • onverantwoord leven.
opdracht
17 A
Stel je voor dat je een dag mee zou kunnen lopen met Jezus en zijn leerlingen. Welke drie vragen zou je willen stellen aan Jezus?
1
1
2
2 3 B
Aan jongeren werd de vraag gesteld of ze in deze tijd ook een vriend of vriendin van Jezus zouden kunnen zijn. Ze schreven daarover het volgende: ‘Ikzelf ben er nu erg mee bezig. ’s Avonds voor het slapen gaan bid ik altijd tot God. Dat geeft me een goed gevoel. Mijn zus is ook erg bij het geloof betrokken. Door haar ben ik me er meer in gaan interesseren. Soms heb ik een slechte dag en dan weet ik dat ik te weinig gedacht heb aan God. En dat vertel ik dan ’s avonds aan Hem. Ik hoop dat ik een vriend van Jezus kan worden. Ik zou er in ieder geval wel mijn best voor doen. Want ik vind het geloof heel belangrijk!’
Nicole, 12 jaar Richard, 13 jaar ‘Zeker, want ik vind alle dingen die Jezus heeft gedaan heel interessant en daar zou ik ook bij willen zijn. Ik zou het ook wel leuk vinden om verhalen over Jezus te vertellen aan allerlei mensen.’
Frank, 13 jaar
‘Ik denk het wel. Het is vast een aardige man. Alleen als ik een vriend van Hem zou zijn, zou ik niet weten wat ik met Hem zou gaan doen. Want je kunt natuurlijk niet zo maar even een balletje trappen met Jezus!’
In welke uitspraak herken jij jezelf het meest? Die van Nicole, Frank of Richard?
C
Op welke manieren zou je tegenwoordig mensen op een vriendschappelijke manier over het evangelie kunnen vertellen? Noem minstens drie voorbeelden: 1 2 3
18
opdracht Maak met drie anderen een poster. Maak hierop duidelijk wat vriendschap voor je betekent. Verdeel de poster in drie vakken en gebruik daarbij de centrale eigenschappen van vriendschap die in opdracht 1 van dit hoofdstuk aan de orde gekomen zijn. Verwerk ook de drie christelijke symbolen voor geloof, hoop en liefde (zoek zo nodig eerst op internet naar voorbeelden van deze symbolen).
Hoofdstuk 2 Vrienden en leerlingen van Jezus
43
Samenvatting • Paragraaf 2.1 ging over vriendschap. Bij vriendschap gaat het erom dat je het fijn vindt om met elkaar op te trekken. Vrienden kunnen je kameraden zijn, maar je kunt ook vriendschap voelen voor je ouders of zelfs voor leraren. Vriendschap ontstaat als je veel met elkaar te maken hebt of samen dingen beleeft. De Here Jezus noemde zijn leerlingen zijn vrienden. • De Here Jezus kwam uit een groot gezin. Met gezinsleden heb je meestal een intensieve band die heel sterk is. Opvallend is dat Jezus het woord ‘familie’ veel ruimer opvat. Naast zijn vader Jozef heeft Hij namelijk nog een hemelse Vader, God zelf. En Hij noemt iedereen die in Hem gelooft ‘broeder’ of ‘zuster’ (paragraaf 2.2). • Jezus heeft twaalf discipelen. Deze leerlingen hebben gezien hoe Jezus tijdens zijn leven het evangelie in Israël verkondigde. Hij heeft ze opgeleid tot apostel om later het evangelie door te geven aan andere mensen. Niet alleen in Israël, maar in heel de wereld (paragraaf 2.3). • Om Jezus te volgen, moet je bereid zijn alles aan de kant te zetten. De discipelen deden dat. Aan alle mensen wordt gevraagd om de Here Jezus te volgen (paragraaf 2.4).
De belangrijkste begrippen:
vriendschap rabbi leerling discipel apostel evangelie God als Vader van Jezus
broeders en zusters
vissers van mensen Jezus volgen
44