Protocol toetsing en niveaubepaling Heer Bokel College Schooljaar 2013/2014
1. Inleiding Voor u ligt het protocol toetsing en niveaubepaling van het Heer Bokel College. Wanneer een leerling een toets maakt, willen we de vakkennis en de aan dat vakonderdeel gekoppelde vaardigheden toetsen. Dat betekent, dat er geen onrust moet zijn over de regels en afspraken daar omheen. Daarom zijn de rechten en plichten van leerlingen en docenten in het toetsprotocol HBC omschreven. Het doel van dit protocol toetsing en niveaubepaling is: - duidelijkheid te geven wat er van de leerlingen wordt verwacht bij het maken van toetsen; - duidelijkheid geven wat er van de docenten wordt verwacht bij het opgeven en samenstellen, nabespreken en evalueren van toetsen; - duidelijkheid te geven over wanneer een leerling in aanmerking komt voor de HAVO of het VWO. Het protocol toetsing en niveaubepaling is gedurende het schooljaar 2013-2014 geldig. Het protocol toetsing en niveaubepaling is een werkdocument, aan het eind van het schooljaar wordt dit protocol geëvalueerd en waar nodig, bijgesteld. Ieder die opmerkingen of aanvulling heeft over dit protocol kan zich wenden tot Tamara dos Reis, coördinator. 2. Toetsen De leerling maakt de toets op het opgegeven moment, tenzij er omstandigheden zijn die dat de leerling verhinderen. In het geval van bijzondere omstandigheden dient een ouder/verzorger van de leerling de school voorafgaand aan het toetsmoment telefonisch of per mail/briefje op de hoogte te stellen van deze bijzondere omstandigheid. Onder toetsen wordt verstaan: A: voortgangstoetsen: proefwerken en luistertoetsen; B: overhoringen: schriftelijke overhoring of mondelinge overhoring; C: werkstukken: praktische opdrachten, boekverslagen, sector/profielwerkstukken, enzovoorts. 2.1 Materiaal De leerling zorgt ervoor dat hij/zij het materiaal dat voor het maken van een toets nodig is bij zich heeft. (pen, potlood, geodriehoek, grafische rekenmachine, en dergelijke). Toetsopgaven maakt de leerling met een blauwe of zwarte pen. Tekeningen/schetsen worden met potlood gemaakt. De school levert toetspapier aan voor voortgangstoetsen en overhoringen. We streven ernaar dat alle leerlingen zo regulier mogelijk toetsen doen. Wanneer er dringende aanpassingen nodig zijn zoals bij dyslexie, is het gebruik van laptop of aanpassingen zoals tijdverlenging mogelijk. De afwijkende afspraken dienen op voorhand bekend te zijn bij het team en moeten beschreven zijn in het IP. 2.2 Tijd De leerling maakt de toets binnen de gestelde tijd. Er is geen uitloop tenzij beschreven in het IP. De docent zorgt ervoor dat de toets geschikt is voor 1 lesuur, tenzij anders afgesproken. Voor tentamen en examen zijn het Programma van Toetsing en Afsluiting en examenreglement bindend. Voor onze leerlingen wordt standaard verlenging aangevraagd bij de examens. 2.3 HAVO/VWO In de onderbouw, leerjaar 1 tot en met 3, wordt onderscheid gemaakt tussen havo-en vwo-niveau. Dit wordt ook apart becijferd. Meer hierover vindt u onder beoordeling niveau. 2.4 Herkansingen In klas 2 en 3 zijn toetsen/overhoringen niet herkansbaar. In leerjaar 1 is dit uitsluitend toegestaan tot de herfstvakantie. Het cijfer dat meetelt is het gemiddelde van de oorspronkelijke toets en herkansing. Voor het vak wiskunde heeft de sectie besloten dat er per rapportperiode één cijfer herkansbaar is. Ook hier is het gemiddelde van beide cijfers het uiteindelijke cijfer. In klas 4 tot en met 6 is het Programma van Toetsing en Afsluiting/examenreglement bindend bij het bieden van herkansingen.
3. Voortgangstoetsen en overhoringen 3.1 Plannen van voortgangstoetsen en overhoringen De datum, inhoud en toegestane hulpmiddelen van schriftelijke voortgangstoetsen of overhoringen moeten minimaal 1 week van te voren worden opgegeven en worden opgeschreven in het klassenboek/ de studieplanner. Er mogen in klas 1 tot en met 3 niet meer dan 2 klassikale voortgangstoetsen of overhoringen per dag worden afgenomen. In klas vier tot en met zes is deze planning afhankelijk van de samenwerkingsscholen. De datum, inhoud en toegestane hulpmiddelen van schriftelijke voortgangstoetsen moeten minimaal 1 week van te voren worden opgegeven. De leerlingen ontvangen een tentamenrooster. 3.2 Voorbereiding en vraagstelling van voortgangstoetsen en overhoringen De stof van de toetsen wordt in de lessen voorafgaand aan de toets voorbereid. De docent mag toetsvragen maken die betrekking hebben op leerstof die al eerder behandeld en getoetst is, maar moet dit de leerlingen bij het opgeven van de toets wel duidelijk maken. Er mag geen leerstof getoetst worden die nog niet behandeld is. 3.3 Nakijken van toetsen. De docent zorgt ervoor de gemaakte toetsen/overhoringen doorgaans binnen één week nagekeken te hebben. Voor tentamens via het Wolfert Dalton is er per tentamenperiode een uiterste datum om cijfers aan te leveren. Voor tentamens via het Kellebeek College zijn wij afhankelijk van de corrector van het Kellebeek College. 3.4 Inhalen van toetsen De leerling maakt de eerstvolgende dag dat hij of zij op school is, een afspraak met de docent om de gemiste toets in te halen. 3.5 PTA-toetsen Het toetsprotocol geldt ook voor alle PTA-toetsen, tenzij dit afwijkt van het examenreglement. Het examenreglement is bindend. 4. Werkstukken 4.1 Het opgeven van werkstukken Als een werkstuk wordt opgegeven moet het voor de leerling duidelijk zijn: - Wat de eisen zijn voor het werkstuk; - Waarop wordt beoordeeld bij het nakijken; - Wanneer het werkstuk moet worden ingeleverd; - Wat er gebeurt bij niet of te laat inleveren; - Welke begeleiding er is; - Welke stappen gevolgd moeten worden. 4.2 Voorbereiding en vraagstelling van werkstukken De docent bepaalt of een werkstuk al dan niet tijdens de les gemaakt moet worden. 4.3 Nakijken van werkstukken De docent zorgt ervoor dat de gemaakte werkstukken binnen een van te voren afgesproken periode nagekeken worden. 4.4 Inhalen van werkstukken Indien de leerling door ziekte afwezig is geweest, levert de leerling de eerstvolgende les dat de leerling weer op school is het werkstuk in. Als een leerling afwezig is tijdens lessen waarin een werkstuk wordt gemaakt, maakt de leerling de eerstvolgende les een afspraak met de docent over het vervolg. 4.5 PTA-werkstukken Dit toetsprotocol geldt ook voor alle PTA-werkstukken, tenzij dit afwijkt van het examenreglement. Het examenreglement is bindend.
5. Toetsbespreking Toetsen worden door de docent met de klas besproken waarbij de normering helder is voor de leerlingen. Leerlingen krijgen hun werk en de bijbehorende opgaven ter inzage, nadat het werk is nagekeken. Ter beoordeling aan de docent worden de antwoorden van proefwerken en schriftelijke overhoringen al dan niet meegegeven aan de leerling. Het niet meegeven van de opgaven gebeurt om de volgende redenen: - Het streven om van jaar tot jaar goed vergelijkbare werken te geven waardoor kwaliteitsbewaking beter mogelijk is; - Sommige proefwerken behoren integraal bij de methode en worden ieder jaar opnieuw gegeven; - Het gevaar, dat er een "opgavencircuit ' ontstaat waardoor bepaalde toetsen hun waarde verliezen. 6. Kwaliteitscriteria voor toetsen 6.1 Doelstelling Een toets koppelt een beoordeling aan de prestatie van de leerling. De beoordeling van de toets geeft een goed beeld van de mate waarin een leerling zich de afgesproken leerdoelen eigen heeft gemaakt. 6.2 Uitgangspunten De uitgangspunten staan vermeld in de kwaliteitscriteria voor toetsen. De docent die de toets maakt is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de toets. 6.3 Klachten Klachten over een toets, van een leerling of surveillant, worden door de coördinator of locatiemanager getoetst aan het protocol en bij PTA toetsen tevens aan het examenreglement (al dan niet in overleg met Wolfert Dalton en in bijzondere gevallen met de Onderwijsinspectie). 6.4 Kwaliteitscriteria Validiteit Een valide toets - dekt de eindtermen voldoende en is daarmee representatief voor de toetsstof; - houdt rekening met de elementen: kennis, begrip,vaardigheid; - bevat vragen op het vereiste beheersingsniveau. Betrouwbaarheid / transparantie Een betrouwbare / transparante toets - heeft een heldere instructie, een vraag bevat alle relevante informatie nodig voor beantwoording; - heeft een overzichtelijke lay-out; (opeenvolgende nummering,duidelijke/leesbare bronnen - vragen en bronnen moeten gelijktijdig kunnen worden bekeken) - heeft een duidelijk lettertype en – grootte. Dit zorgt ervoor dat leerlingen met dyslexie geen extra vergroting nodig hebben; - bevat uitsluitend vragen gesteld in heldere taal; - bevat een voldoende aantal vragen voor de vastgestelde tijd (in de onderbouw 1 lesuur); - In de vraag wordt verwezen naar bijlagen en bronnen. Objectiviteit Een objectieve toets - heeft duidelijke en volledige beoordelingscriteria; - bevat een puntenwaardering die overeenkomt met de inhoud van de vraag en de verhouding tussen de vragen binnen de toets. 7.Niveaubepaling Voor leerlingen van het Heer Bokel College wordt per schooljaar een ontwikkelingsperspectief vastgesteld. Deze wordt op basis van didactische gegevens, sociale leerlijnen en de professionele inschatting van het onderwijzend personeel gemaakt.
De leerlingen ontvangen 3x per jaar een rapport om de didactische vorderingen aan te geven. Naar aanleiding van het rapport is er een rapportvergadering. Daarin wordt gekeken of het ontwikkelingsperspectief nog passend is en waar er bijgestuurd moet worden en hoe (IP/analyse). In leerjaar 2 staat op het tweede en derde rapport een advies voor het onderwijsniveau van de leerling in leerjaar 3. Dit is op het derde rapport een bindend advies. Op het rapport, de toetsen en werkstukken staan cijfers om aan te geven in hoeverre de leerling tijdens toetsen/opdrachten beschikt over kennis, begrip,vaardigheid. De cijfers geven het volgende weer: 1. Zeer zwak/geen tot weinig kennis begrip of vaardigheid. 2. Zeer zwak/geen tot weinig kennis begrip of vaardigheid. 3. Zeer zwak/geen tot weinig kennis begrip of vaardigheid. 4. Zwak/geen tot weinig kennis begrip of vaardigheid. 5. Onvoldoende/onvoldoende kennis begrip of vaardigheid. 5.5 Grens naar voldoende/men beheerst ongeveer 50% van kennis begrip of vaardigheid. 6. Voldoende/matige kennis begrip of vaardigheid. 7. Goed/voldoende kennis begrip of vaardigheid. 8. Goed/kennis begrip of vaardigheid aangetoond. 9. Uitstekend/kennis begrip of vaardigheid aangetoond. 10. Foutloos/kennis begrip of vaardigheid aangetoond. Voor een aantal vakken staan er letters in plaats van cijfers. Deze zijn gebaseerd op onder andere werkhouding en inzet. Voor de vakken Culturele en Kunstzinnige Vorming, Beeldende Vorming, verzorging, Rots & Water en gymnastiek vindt u de letters: g v o
goed; voldoende; onvoldoende.
7.1 Professionele inschatting: De docenten geven niveauadviezen. De didactische gegevens zijn hierbij de basis. Het advies VWO wordt gegeven wanneer aan onderstaande criteria is voldaan. 1. Wanneer de leerling een 8,0 gemiddeld scoort op VWO-niveau; 2. De leerling ruimschoots aan de vaardigheden van de kerndoelen voor het vak voldoet. (meer informatie hierover vindt u bij de kerndoelen vaardigheden). 7.2 Kerndoelen vaardigheden. De kerndoelen (SLO) zijn verdeeld in de secties Mens & Maatschappij, exacte vakken en talen. De docent geeft het advies voor zijn/haar vak aan de hand van de kerndoelen voor zijn/haar vakgroep, gebaseerd op didactische resultaten, inzicht van de leerling, gebaseerd op de professionele inschatting van de docent. De secties zijn als volgt verdeeld: Mens en Maatschappij: Geschiedenis Aardrijkskunde Economie Maatschappijleer Exacte vakken: Biologie Wiskunde Natuurkunde Scheikunde Talen: Nederlands Engels Frans Duits
7.3 Mens en Maatschappij-vakken De docent van een Mens en Maatschappij-vak geeft zijn/haar advies aan de hand van inschatting van het niveau en de voortgang van de leerling op de volgende kerndoelen: -
-
-
De leerling leert zich mondeling en schriftelijk begrijpelijk uit te drukken; De leerling leert betekenisvolle vragen te stellen over maatschappelijke kwesties en verschijnselen, daarover een beargumenteerd standpunt in te nemen en te verdedigen, en daarbij respectvol met kritiek om te gaan. De leerling leert in elk geval de relatie te leggen tussen gebeurtenissen en hedendaagse ontwikkelingen; De leerling leert een eigentijds beeld van de eigen omgeving, Nederland, Europa en de wereld te gebruiken om verschijnselen en ontwikkelingen in hun omgeving te plaatsen; De leerling leert een eenvoudig onderzoek uit te voeren naar een actueel maatschappelijk verschijnsel en de uitkomsten daarvan te presenteren; De leerling leert historische bronnen te gebruiken om zich een beeld van een tijdvak te vormen of antwoorden te vinden op vragen, en hij leert daarbij ook de eigen cultuurhistorische omgeving te betrekken; De leerling leert de atlas als informatiebron te gebruiken en kaarten te lezen en te analyseren om zich te oriënteren, zich een beeld van een gebied te vormen of antwoorden op vragen te vinden; De leerling leert in eigen ervaringen en in de eigen omgeving effecten te herkennen van keuzes op het gebied van werk en zorg, wonen en recreëren,consumeren en budgetteren, verkeer en milieu; De leerling leert over overeenkomsten, verschillen en veranderingen in cultuur en levensbeschouwing in Nederland, leert eigen en andermans leefwijze daarmee in verband te brengen, en leert de betekenis voor de samenleving te zien van respect voor elkaars opvattingen en leefwijzen; De leerling leert op hoofdlijnen hoe het Nederlandse politieke bestel als democratie functioneert en leert zien hoe mensen op verschillende manieren bij politieke processen betrokken kunnen zijn; De leerling maakt de toets binnen de afgesproken tijd (45 minuten). Uitzondering wordt gemaakt voor de brugklas in de eerste periode. Maximale verlenging is 10 minuten.
7.4 Exacte vakken De docent van een exact vak geeft zijn/haar advies aan de hand van inschatting van het niveau en de voortgang van de leerling op de volgende kerndoelen: -
De leerling leert passende wiskundetaal te gebruiken voor het ordenen van het eigen denken en voor uitleg aan anderen en leert de wiskundetaal van anderen te begrijpen; De leerling leert alleen en in samenwerking met anderen in praktische situaties wiskunde te herkennen en te gebruiken om problemen op te lossen; De leerling leert een wiskundige argumentatie op te zetten en te onderscheiden van meningen en beweringen en leert daarbij met respect voor ieders denkwijze wiskundige kritiek te geven en te krijgen; De leerling leert de structuur en de samenhang te doorzien van positieve en negatieve getallen, decimale getallen, breuken, procenten en verhoudingen en leert ermee te werken in zinvolle en praktische situaties; De leerling leert exact en schattend rekenen en redeneren op basis van inzicht in nauwkeurigheid, orde van grootte, en marges die in een gegeven situatie passend zijn; De leerling leert meten, leert structuur en samenhang doorzien van het metriek stelsel en leert rekenen met maten voor grootheden die gangbaar zijn in relevante toepassingen; De leerling leert informele notaties, schematische voorstellingen, tabellen, grafieken en formules te gebruiken om greep te krijgen op verbanden tussen grootheden en variabelen; De leerling leert te werken met platte en ruimtelijke vormen en structuren, leert daarvan afbeeldingen te maken en deze te interpreteren en leert met hun eigenschappen en afmetingen te rekenen en redeneren; De leerling leert gegevens systematisch te beschrijven, ordenen en visualiseren en leert gegevens, representaties en conclusies kritisch te beoordelen; De leerling leert vragen over natuurwetenschappelijke, technologische en zorggerelateerde onderwerpen om te zetten in onderzoeksvragen, een dergelijk onderzoek over een natuurwetenschappelijk onderwerp uit te voeren en de uitkomsten daarvan te presenteren;
-
De leerling leert kennis te verwerven over en inzicht te verkrijgen in sleutelbegrippen uit het gebied van de levende en niet-levende natuur, en leert deze sleutelbegrippen te verbinden met situaties in het dagelijks leven; De leerling leert dat mensen, dieren en planten in wisselwerking staan met elkaar en hun omgeving (milieu), en dat technologische en natuurwetenschappelijke toepassingen de duurzame kwaliteit daarvan zowel positief als negatief kunnen beïnvloeden; De leerling leert onder andere door praktisch werk kennis te verwerven over en inzicht te verkrijgen in processen uit de levende en niet-levende natuur en hun relatie met omgeving en milieu; De leerling leert te werken met theorieën en modellen door onderzoek te doen naar natuurkundige en scheikundige verschijnselen als elektriciteit, geluid, licht, beweging, energie en materie; De leerling leert door onderzoek kennis te verwerven over voor hem relevante technische producten en systemen, leert deze kennis naar waarde te schatten en op planmatige wijze een technisch product te ontwerpen en te maken; De leerling leert hoofdzaken te begrijpen van bouw en functie van het menselijk lichaam, verbanden te leggen met het bevorderen van lichamelijke en psychische gezondheid, en daarin een eigen verantwoordelijkheid te nemen; De leerling leert over zorg en leert zorgen voor zichzelf, anderen en zijn omgeving, en hoe hij de veiligheid van zichzelf en anderen in verschillende leefsituaties (wonen, leren, werken, uitgaan, verkeer) positief kan beïnvloeden.
7.5 Talen De taaldocent geeft zijn/haar advies aan de hand van inschatting van het niveau en de voortgang van de leerling op de volgende kerndoelen: -
-
De leerling leert zich mondeling en schriftelijk begrijpelijk uit te drukken; De leerling leert zich te houden aan conventies (spelling, grammaticaal correcte zinnen, woordgebruik)en leert het belang van die conventies te zien; De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn woordenschat; De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit gesproken en geschreven teksten;
De leerling leert in schriftelijke en digitale bronneninformatie te zoeken, te ordenen en te beoordelen op waarde voor hemzelf en anderen; De leerling leert deel te nemen aan overleg, planning, discussie in een groep; De leerling leert een mondelinge presentatie te geven; De leerling leert verhalen, gedichten en informatieve teksten te lezen die aan zijn belangstelling tegemoet komen en zijn belevingswereld uitbreiden; De leerling leert taalactiviteiten (spreken, luisteren, schrijven en lezen) planmatig voor te bereiden en uit te voeren; De leerling leert te reflecteren op de manier waarop hij zijn taalactiviteiten uitvoert en leert, op grond daarvan en van reacties van anderen, conclusies te trekken voor het uitvoeren van nieuwe taalactiviteiten; De leerling leert verder vertrouwd te raken met de klank van het Engels/Frans/Duits door veel te luisteren naar gesproken en gezongen teksten; De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn Engelse,Franse of Duitse woordenschat; De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit gesproken en geschreven Engelstalige, Franstalige of Duitse teksten; De leerling leert in Engelstalige, Franstalige en Duitse schriftelijke en digitale bronnen informatie te zoeken, te ordenen en te beoordelen op waarde voor hemzelf en anderen; De leerling leert in spreektaal anderen een beeld te geven van zijn dagelijks leven; De leerling leert standaardgesprekken te voeren om iets te kopen, inlichtingen te vragen en om hulp te vragen; De leerling leert informeel contact in het Engels,Frans of Duits te onderhouden via e-mail, brief en chatten; De leerling leert welke rol het Engels, Frans of Duits speelt in verschillende soorten internationale contacten.
Ten slotte geldt voor alle vakken dat wij de methode RTTI toetsen kunnen toepassen en analyseren. Dit kan worden toegepast wanneer er na afweging van de andere criteria twijfels bestaan bij de docent over het te geven advies. Wanneer een leerling 70% of hoger scoort op de T2-en I-vragen in een toets komt deze in aanmerking voor VWO. RTTI staat voor: R = Reproductie, leerwerk, feitelijke informatie T1 = Reproductiestof zelfstandig kunnen toepassen in een voor de leerling bekende situatie. T2 = De leerling moet in staat zijn om in een gegeven situatie zelf te bepalen welke methode het meest geschikt is om te gebruiken. (leerstof toepassen in nieuwe situaties) I = Verbanden leggen in nieuwe situaties. Leerlingen kiezen zelf de methode en toepassing om vraag op te lossen. 8. Leerroute Op het Heer Bokel College zijn de volgende leerroutes mogelijk: -
Leerjaar 1 : HAVO en VWO. Zowel de lessen, methoden, toetsing en rapporten zijn op beide niveaus. Leerjaar 2 : HAVO en VWO. Zowel de lessen, methoden, toetsing en rapporten zijn op beide niveaus. Leerjaar 3 : HAVO of VWO. Zowel de lessen, methoden, toetsing en rapporten zijn op een van de niveaus. Leerlingen van verschillende niveaus kunnen bij elkaar in de klas zitten. Leerjaar 4 : HAVO. Zowel de lessen, methoden, toetsing en rapporten zijn op HAVO niveau. Leerjaar 5 : HAVO. Zowel de lessen, methoden, toetsing en rapporten zijn op HAVO niveau. Leerjaar 5/6 (na afronding van HAVO): VWO bij geschiktheid voor het VWO, bepaald door de didactische gegevens, sociale leerlijnen en de professionele inschatting van het onderwijzend personeel kan een leerling naar 5 en 6 VWO. Dit is een traject aangeboden door het Kellebeek College in Breda. De leerling zal ook op vaste momenten in Breda bepaalde examenonderdelen moeten afleggen. Wij zullen leerlingen echter altijd adviseren om VWO in het regulier onderwijs af te ronden.
Tot en met het schooljaar 2013-2014 is het mogelijk voor leerlingen om een diploma op VMBO-T niveau te behalen. In 2013-2014 biedt het HBC alleen nog leerjaar VMBO 4 aan. Vanaf 2014 is het behalen van een VMBO-T diploma op het HBC geen mogelijkheid meer.