5348
Tijdelijke eenkamerpacemaker (AAI/VVI)
Technische handleiding
0123
MEDTRONIC MODEL 5348 Technische handleiding
Tijdelijke eenkamerpacemaker
0
0
Verklaring van de symbolen Zie gebruiksaanwijzing
Toegepast onderdeel voldoet aan veiligheidsnorm klasse CF
0123
Conformité Européenne (Europese Conformiteit).Dit symbool betekent dat het apparaat volledig voldoet aan de Europese Richtlijn 93/42/EEG.
Niet met het gewone huisvuil weggooien. Houd u aan de plaatselijk geldende milieuvoorschriften voor afvalverwerking. Raadpleeg http://recycling.medtronic.com voor instructies over de juiste verwerking van dit product. Alleen van toepassing voor de VS
Inhoud van de verpakking
Tijdelijke pacemaker
Productdocumentatie
Toebehoren
Bereik opslagtemperatuur
0
5
Vochtigheidsbereik
Batterij
Bestelnummer
Geautoriseerde vertegenwoordiger in de Europese Gemeenschap
EC REP Fabrikant
Productiedatum
Serienummer
5348 Technische handleiding
Inhoud 1
Algemene beschrijving 11 Inhoud van de verpakking 12 Veiligheidsfuncties 12 Registratiekaart 13 Garantie van Medtronic 13
2
Toepassing
3
Contra-indicaties 17 Atriale stimulatie 17 Asynchrone stimulatie 17 Burst-therapie met een hoge frequentie
15
17
4
Waarschuwingen 19 Modificatie van het apparaat 19 Lichtnetgevoede apparatuur 19 Elektrochirurgie 19 Elektromagnetische interferentie (EMI) 19 Defibrillatie/Cardioversie 20 Burst-therapie met een hoge frequentie 20 Aansluiten van het geleidingsdraadsysteem 21 Hanteren van de geleidingsdraad 21 Apparaat aanzetten 21
5
Voorzorgsmaatregelen 23 Algemene storingen 23 Stimulatiegeleidingsdraden en kabels 23 Instellingen van het stimulatiesysteem 23 Unipolaire geleidingsdraadsystemen 24 Gevoeligheidsinstellingen 24 Elektrostatische ontlading (ESD) 24 Beëindiging van de stimulatie 24 Batterij 25 Veranderingen in de pacemakerinstellingen zonder toestemming 25
6
Voorzorgsmaatregelen betreffende omgevingsfactoren
7
Mogelijke bijwerkingen Pacemakers 29
27
29
5348 Technische handleiding
8
Inhoud
Stimulatie met een hoge frequentie 29 Geleidingsdraadsystemen 30 8
Bedieningsknoppen, indicatielampjes en andere functies 31 Bediening standaardstimulatie 31 RATE (Frequentie) 31 OUTPUT (Uitgang) 31 SENSITIVITY (Gevoeligheid) 31 AAN/UIT 33 Rapid Atrial Pacing (RAP)-bedieningsknoppen 33 INSCHAKELEN/UITSCHAKELEN 33 INDRUKKEN EN VASTHOUDEN 34 OUTPUT 35 Indicatielampjes 35 STIMULATIE 35 WAARNEMING 35 BATTERIJ BIJNA LEEG 36 Uiterlijke kenmerken van Model 5348 36 Afscherming bedieningsknoppen 36 Batterij 36 Connectorblok 37 Bevestigingsring en -beugels 38 Functies van Model 5348 38 Zelftest 38 RAP actief 38 Runaway-beveiliging 39 Pulsduur 39 Synchrone (demand-) modi (AAI/VVI) 39 Asynchrone modi (AOO/VOO) 39 Blankingperiode 40 Refractaire periode 40 Terugval naar asynchrone stimulatie 40 Kabels 41 Patiëntenkabels Model 5433A en 5433V van Medtronic 41 Chirurgische kabels Model 5832 en 5832S van Medtronic 42 Wegwerpbeschermhoes Model 5409 43 Beschrijving 43 Gebruik 43
9
Ingebruikname 45 Plaatsen van de batterij
5348 Technische handleiding
45
Inhoud
Aansluiten van de patiëntenkabel Model 5433A of 5433V op Model 5348 46 Aansluiten van het stimulatiegeleidingsdraadsysteem op de patiëntenkabel Model 5433A of 5433V 47 Direct aansluiten van het stimulatiegeleidingsdraadsysteem op de pacemaker Model 5348 49 10 Gebruiksinstructies 51 Aan- en uitzetten van Model 5348 51 Zelftest bij inschakeling 51 Procedures voor standaardstimulatie 52 Bepalen van de stimulatiemodus 52 Wijzigen van de stimulatieparameters 53 Bepalen van de waarnemingspotentialen 53 Bepalen van de stimulatiedrempels 54 Procedure voor Rapid Atrial Pacing (RAP) 55 Controleren van de aansluitingen 55 Activeren van RAP 55 Wijzigen van de RAP-frequentie 56 Toedienen van een RAP-Burst 56 Instellen van parameters tijdens RAP-stimulatie 56 Terug naar standaardstimulatie (deactiveren van RAP) 56 11 Onderhoud 57 Reiniging en desinfectie 57 Tijdelijke pacemaker Model 5348 57 Patiëntenkabels Model 5433A en 5433V 57 Veiligheids- en technische inspectie 58 Visuele inspectie 58 Functionele inspectie 59 Praktische metingen 59 Service 60 12 Specificaties 61
5348 Technische handleiding
9
Algemene beschrijving
1
1
Het Model 5348 van Medtronic® is een batterijgevoede, tijdelijke eenkamerpacemaker die met name is bedoeld voor tijdelijke hartstimulatie bij bradycardie in een asynchrone modus of een demand-modus (=synchrone modus). Burst-stimulatie met een hoge frequentie van maximaal 800 min-1 (per minuut) voor tachyaritmieën is beschikbaar in de asynchrone modus.1 Het apparaat wordt gewoonlijk aangesloten op tijdelijke, transveneuze, epicardiale of myocardiale bipolaire stimulatiegeleidingsdraden met behulp van een patiëntenkabel (Model 5433A of 5433V van Medtronic) of een chirurgische kabel (Model 5832 of 5832S van Medtronic).
Afbeelding 1-1. Tijdelijke eenkamerpacemaker Model 5348 van Medtronic en patiëntenkabel Model 5433A of 5433V
Het apparaat werkt op een 9 volt alkaline- of lithiumbatterij, die zich bevindt in het batterijvak aan de onderkant van de pacemaker. Opmerking: Het Model 5348 is een apparaat op basis van constante stroom. Het geeft pulsen waarbij de stroom op een constante waarde wordt gehouden. Deze waarde wordt geregeld door de uitgangscontrole en varieert niet in impedantie van de geleidingsdraad/myocard (indien de impedantie van de geleidingsdraad/myocard tussen 200 Ω en 1000 Ω blijft).
1
Alleen voor atriaal gebruik.
12
Hoofdstuk 1 Inhoud van de verpakking
Inhoud van de verpakking Het Model 5348 wordt geleverd met een 9 volt alkalinebatterij, technische documentatie, één wegwerpbeschermhoes Model 5409, één atriale patiëntenkabel Model 5433A, één ventriculaire patiëntenkabel Model 5433V, een set beschermplugjes voor de aansluitpunten van de hartdraden, en een draagtas. Inspecteer de verpakking voordat u deze opent. Als de verpakking beschadigd is, moet deze geretourneerd worden aan Medtronic (zie de achterkant van de handleiding voor het adres).
Veiligheidsfuncties Het Model 5348 van Medtronic is betrouwbaar, gebruiksvriendelijk en gemakkelijk vast te houden. De veiligheidsfuncties van het Model 5348 omvatten: ■ Zelftests ■ Lampje voor bijna lege batterij ■ Continue werking tijdens vervangen van batterij (bij 80 min-1, 10 mA) gedurende minimaal 15 seconden ■ Omkeerbare batterijpolariteit ■ Beschermhoesjes voor de bedieningsknoppen en een rubberen beschermplugje op de aansluitpunten van de hartdraden ■ Beveiligde uitschakeling (om het apparaat uit te zetten, moeten twee knoppen tegelijkertijd ingedrukt worden) ■ Waarschuwingssticker bij de Rapid Atrial Pacing-bedieningsknoppen ■ Veiligheidspal op de instelknoppen voor frequentie (Rate) en gevoeligheid (Sensitivity) (een mechanisch klikje waarschuwt voor extreme of mogelijk onveilige instellingen) ■ Veiligheidskabels (verzonken pinnen) ■ Runaway-beveiliging ■ Beveiliging van defibrillatieschokken van maximaal 360 watt/seconde ■ Elektrostatische beveiliging ■ Minimale gevoeligheid voor (elektro)magnetische interferentie
5348 Technische handleiding
Algemene beschrijving Registratiekaart
Registratiekaart Vul de registratiekaart in en retourneer deze aan Medtronic. Raadpleeg de achterkant van deze handleiding voor het adres.
Garantie van Medtronic Voor volledige garantie van het apparaat en uitsluiting van garantie van het toebehoren wordt verwezen naar de bijgesloten garantiedocumenten.
5348 Technische handleiding
13
Toepassing
2
2
De pacemaker Model 5348 van Medtronic is bedoeld voor gebruik in combinatie met een cardiaal stimulatiegeleidingsdraadsysteem voor tijdelijke atriale of ventriculaire stimulatie in een klinische omgeving. Het Model 5348 is geschikt voor tijdelijke demand-stimulatie (=synchrone stimulatie) of asynchrone stimulatie met therapeutische, profylactische of diagnostische doeleinden. Specifieke indicaties voor tijdelijke cardiale stimulatie omvatten onder andere de volgende: ■
Totaal hartblok
■
Sinusbradycardie
■
Sick sinus-syndroom
■
Bradycardie met congestief hartfalen
■
Atriale en/of ventriculaire aritmieën
■
Hartstilstand
■
Tijdelijke ondersteuning, behandeling en evaluatie van een patiënt voorafgaand aan de implantatie van een permanente pacemaker
■
Ondersteuning tijdens vervanging van een pacemaker
■
Cardiale complicaties tijdens invasieve of chirurgische ingrepen
■
Tijdelijke ondersteuning van een patiënt na een hartoperatie
■
Acuut myocardinfarct met hartblok
■
Burst-stimulatie met een hoge frequentie voor de behandeling van supraventriculaire tachyaritmieën
Het Model 5348 kan worden gebruikt voor het bepalen van de waarnemingspotentialen van tijdelijk en permanent geïmplanteerde geleidingsdraadsystemen. Medtronic adviseert bij de implantatie van een permanente pacemaker echter het gebruik van een Pacing System Analyzer van Medtronic.
Contra-indicaties
3
3
Er zijn geen contra-indicaties bekend voor het gebruik van tijdelijke stimulatie als middel om de hartfrequentie aan te sturen. De leeftijd en de medische conditie van de patiënt kunnen echter bepalend zijn voor het type tijdelijke pacemaker en geleidingsdraadsysteem dat de arts gebruikt.
Atriale stimulatie Atriale eenkamerstimulatie is gecontraïndiceerd in geval van een AV-geleidingsstoornis.
Asynchrone stimulatie Asynchrone stimulatie is gecontraïndiceerd in geval van een intrinsiek hartritme.
Burst-therapie met een hoge frequentie Burst-therapie met een hoge frequentie is uitsluitend bedoeld voor gebruik in het atrium. Burst-stimulatie van het ventrikel kan levensbedreigende aritmieën tot gevolg hebben.
Waarschuwingen
4
4
Modificatie van het apparaat Breng geen modificaties aan het apparaat aan. Modificaties kunnen invloed hebben op de werking van het apparaat en de patiëntveiligheid in gevaar brengen.
Lichtnetgevoede apparatuur Een geïmplanteerde geleidingsdraad of een geleidingsdraad met verlengkabel vormt een direct geleidingstraject met lage weerstand naar het myocard. Om fibrillatie als gevolg van het lekken van wisselstroom te voorkomen, dient alle lichtnetgevoede apparatuur in de buurt van of aangesloten op de patiënt te zijn geaard.
Elektrochirurgie Elektrochirurgie kan aanleiding geven tot ventriculaire fibrillatie en moet daarom niet binnen een straal van 15 cm van een geïmplanteerd geleidingsdraadsysteem worden gebruikt.
Elektromagnetische interferentie (EMI) Alle pacemakers die werken in de demand-modus reageren op intracardiale potentialen van slechts enkele millivolt. In deze modus zijn de pacemakers bovendien uitermate gevoelig voor bepaalde externe spanningsvelden. Bij buitengewoon veel interferentie, kan het Model 5348 volledig inhiberen of terugkeren naar asynchrone werking. In het laatste geval werkt de pacemaker op de stimulatiefrequentie die met behulp van de draaiknop Rate is ingesteld. Het wordt aanbevolen het apparaat in de buurt van sterke elektromagnetische velden in te stellen op een asynchrone modus.
20
Hoofdstuk 4 Defibrillatie/Cardioversie De werking van het Model 5348 kan tijdelijk gestoord worden door de volgende krachtige elektromagnetische bronnen: ■
Elektrochirurgische apparatuur
■
Diathermieapparatuur
■
Bepaalde medische telemetrieapparatuur (indien gebruikt binnen een straal van één meter van de pacemaker)
■
Communicatieapparatuur zoals mobiele telefoons en walkietalkies
■
Communicatieapparatuur in ambulances en dergelijke (in de buurt van een actieve pacemaker)
■
Magnetic Resonance Imaging (MRI)-apparatuur
Defibrillatie/Cardioversie Laboratoriumproeven hebben aangetoond dat Model 5348 niet nadelig beïnvloed wordt door defibrillatieontladingen van 360 watt/seconde. Omwille van de veiligheid wordt aanbevolen de defibrillatiepeddels echter niet in de buurt van Model 5348 of het geleidingsdraadsysteem te gebruiken. Koppel, indien mogelijk, ten behoeve van de veiligheid van de patiënt de pacemaker los van het geleidingsdraadsysteem voordat u defibrillatie of cardioversie gaat uitvoeren. Tussen de positieve (+) en negatieve (-) elektroden van het geïmplanteerde geleidingsdraadsysteem is sprake van een geleidingstraject met een relatief lage weerstand. Tijdens defibrillatie kunnen binnen dit geleidingstraject echter grote stroompieken optreden, die het myocard kunnen beschadigen.
Burst-therapie met een hoge frequentie Het gebruik van hoge frequenties in het atrium kan resulteren in geleiding met hoge frequentie naar het ventrikel. Houd defibrillatieapparatuur gereed voor onmiddellijk gebruik tijdens burst-stimulatie of stimulatie met een hoge frequentie.
5348 Technische handleiding
Waarschuwingen Aansluiten van het geleidingsdraadsysteem
Aansluiten van het geleidingsdraadsysteem Sluit eerst de patiëntenkabel aan op de tijdelijke pacemaker. Sluit pas daarna het geleidingsdraadsysteem aan op de patiëntenkabel.
Hanteren van de geleidingsdraad Zorg bij het hanteren van de geleidingsdraad dat de elektrodepin of blootliggende metalen delen niet aangeraakt worden en geen contact gemaakt wordt met elektrisch geleidende of natte oppervlakken.
Apparaat aanzetten Zet de pacemaker pas aan nadat alle aansluitingen zijn gemaakt (patiënt, geleidingsdraden, kabels en pacemaker).
5348 Technische handleiding
21
Voorzorgsmaatregelen
5
5
Algemene storingen Belangrijke informatie: Een storing in de werking van de tijdelijke pacemaker Model 5348 kan diverse oorzaken hebben, bijvoorbeeld een defect onderdeel, een bijna lege batterij of onjuist gebruik. Mogelijke storingen van het Model 5348 omvatten: ■ Geen uitgangssignaal ■ Geen waarneming ■ Verkeerde werking van de indicatielampjes ■ Verhoogde of verlaagde frequentie, uitgangspulsduur of uitgangsamplitude ■ Terugval naar asynchrone stimulatie ■ Verlies van controle over de frequentie, uitgang, gevoeligheid of spanning Als de pacemaker geen controle meer heeft over de frequentie, uitgang, gevoeligheid of spanning, en de situatie het toelaat om de stimulatie van de patiënt tijdelijk te onderbreken, zet dan de pacemaker uit en vervolgens weer aan. Wanneer dit geen effect heeft, verwijder de batterij dan gedurende 30 tot 60 seconden, plaats deze weer terug en zet het apparaat weer aan.
Stimulatiegeleidingsdraden en kabels Door slechte aansluitingen, verplaatsing of breuk van de geleidingsdraden of kabels kan de pacemaker stoppen met werken.
Instellingen van het stimulatiesysteem Tijdens het uitvoeren van stimulatie- en waarnemingsdrempelmetingen of tijdens het wijzigen van parameters, kan gedurende een vulnerabele periode van de hartcyclus onbedoeld worden gestimuleerd. Houd daarom het ECG van de patiënt nauwlettend in de gaten en zorg dat defibrillatieapparatuur gereed staat tijdens het aansluiten van de stimulatiegeleidingsdraden, het aansluiten en instellen van de pacemaker, het meten van de stimulatiedrempels of waarnemingspotentialen en het gebruik van Burst-stimulatietherapie.
24
Hoofdstuk 5 Unipolaire geleidingsdraadsystemen
Unipolaire geleidingsdraadsystemen Het gebruik van bipolaire geleidingsdraadsystemen is aan te raden, omdat deze minder gevoelig zijn voor elektromagnetische interferentie. Als een unipolair geleidingsdraadsysteem gebruikt wordt, dient de stimulatie-elektrode te worden aangesloten op de negatieve (-) pool van de pacemaker en de neutrale (subcutane) geleidingsdraad op de positieve (+) pool. Zorg er bij het aansluiten van het geleidingsdraadsysteem altijd voor dat de polariteit juist is.
Gevoeligheidsinstellingen De ingestelde gevoeligheid bepaalt het laagste signaal-niveau dat de pacemaker kan waarnemen. Stel de minimumwaarde van de gevoeligheid daarom altijd in op ten minste de helft van de gevoeligheidsdrempel van de patiënt (in mV). (Zie “Bepalen van de waarnemingspotentialen”.) Dit garandeert een adequate veiligheidsmarge voor waarneming. Houd er rekening mee dat een uiterst lage gevoeligheidsinstelling (maximale gevoeligheid) onjuiste waarneming van far-field-signalen tot gevolg kan hebben (bijv. detectie van R- of T-golven op de atriale geleidingsdraad of detectie van P-golven op de ventriculaire geleidingsdraad) en daarmee onjuiste inhibitie van stimulatiepulsen.
Elektrostatische ontlading (ESD) De geleidingsdraden vormen een pad met lage impedantie naar het hart. Het personeel wordt daarom aangeraden statische elektriciteit te ontladen voordat ze de patiënt, de kabel, de geleidingsdraden of de pacemaker aanraken.
Beëindiging van de stimulatie Plotselinge beëindiging van de stimulatie kan leiden tot perioden van asystolie voordat het intrinsieke ritme het weer overneemt. Het wordt daarom aanbevolen om de stimulatietherapie langzaam af te bouwen door de frequentie geleidelijk te verminderen en de demand-modus in te stellen.
5348 Technische handleiding
Voorzorgsmaatregelen Batterij
Batterij Vervang de batterij voor iedere nieuwe patiënt en als het lampje voor bijna lege batterij gaat branden tijdens pacemakerwerking. Controleer de batterijstatus minstens twee keer per dag. Als de tijdelijke pacemaker continu gebruikt wordt, vervang de alkalinebatterijen dan minstens elke zeven dagen. Het gebruik van batterijen met andere afmetingen dan de aanbevolen batterijen, kan leiden tot verkeerde of geen stimulatieuitgang. Controleer vóór gebruik visueel of de contactpunten van de batterij niet beschadigd zijn. Het gebruik van batterijen met beschadigde contactpunten kan leiden tot eenverkeerd of geen uitgangssignaal. Als het batterijvak niet goed gesloten is, kan er spanningsuitval optreden. Als het apparaat werkt, wil dat NIET automatisch zeggen dat het batterijvak goed gesloten is.
Veranderingen in de pacemakerinstellingen zonder toestemming Plaats het Model 5348 niet op een plek waar patiënten bij kunnen. De tijdelijke pacemaker moet zodanig geplaatst worden dat personen die geen toestemming hebben om instellingen te wijzigen (patiënten, bezoekers, etc.) niet bij het apparaat kunnen.
5348 Technische handleiding
25
Voorzorgsmaatregelen betreffende omgevingsfactoren 6
6
Het Model 5348 is met zorg ontworpen en getest en moet tijdens normaal gebruik betrouwbaar functioneren. Elektronische apparatuur kan echter als gevolg van veel oorzaken van buitenaf gevoelig zijn voor storingen. Neem voorzorgsmaatregelen ter voorkoming van schade aan het apparaat, met inbegrip van (maar niet beperkt tot) de voorbeelden in dit hoofdstuk. ■
Laat het apparaat niet vallen en behandel het niet zodanig dat het kan worden beschadigd. Na een val of ander ongeluk kan het erop lijken dat het apparaat goed functioneert terwijl wel degelijk operationele schade kan zijn opgetreden.
■
Mors geen vloeistof op het apparaat. Ook al is bij het ontwerp van het Model 5348 veel zorg besteed aan het beperken van de kans op lekkages, toch kan er vloeistof in het apparaat lekken. Medtronic adviseert daarom een plastic beschermhoes te gebruiken (bijv. Model 5409). Zelfs met een plastic beschermhoes kan er toch vloeistof in het apparaat lekken.
■
Voorkom dat de aansluitpunten van de veiligheidskabels en de hartdraden vervuild raken door bloed of andere lichaamsvloeistoffen.
■
Neem altijd de richtlijnen voor elektrostatische ontlading in acht. Dit apparaat kan negatief worden beïnvloed door elektrostatische ontladingen.
■
Het apparaat mag niet worden geopend. De naad is zodanig ontworpen dat het doordringen van vocht tot een minimum wordt beperkt, maar als het apparaat onjuist geopend en gesloten wordt, kan dit niet meer gegarandeerd worden. Bovendien verliest het apparaat met het verbreken van het label de werking met betrekking tot elektrostatische ontlading. De garantie vervalt wanneer het apparaat is geopend (zie Garantie van Medtronic in Hoofdstuk 1 voor meer informatie).
■
Steriliseer het Model 5348 niet met gammastraling of stoom (autoclaaf). Zie “Reiniging en desinfectie” in Hoofdstuk 11 voor meer informatie.
■
Snelle temperatuurwisselingen kunnen de juiste werking beïnvloeden. Laat het apparaat, vóór gebruik of voordat aansluiting wordt gemaakt, altijd aan de omgevingstemperatuur aanpassen (zie “Specificaties” voor de aanbevolen temperatuur voor opslag en functioneren).
28
Hoofdstuk 6
■
De werking van het apparaat kan worden beïnvloed als gevolg van langdurige opslag of gebruik in een omgeving met een hoge luchtvochtigheidsgraad. Laat de pacemaker na verblijf in een vochtige ruimte goed drogen.
Andere omgevingsfactoren kunnen eveneens het juist functioneren van het apparaat in de ziekenhuisomgeving beïnvloeden. Schade aan het apparaat kan worden voorkomen door het normaal, als elk ander elektronisch apparaat, te behandelen.
5348 Technische handleiding
Mogelijke bijwerkingen
7
7
Pacemakers De mogelijke bijwerkingen die gerelateerd zijn aan het gebruik van een tijdelijke externe pacemaker, zoals Model 5348, omvatten, maar zijn niet beperkt tot, de volgende: ■
Asystolie na abrupte beëindiging van de stimulatie
■
Uitval van de pacemaker of omschakeling op een andere modus door sterke elektromagnetische interferentie
■
Ontstaan van een tachyaritmie of het versnellen van een bestaande tachyaritmie
Stimulatie met een hoge frequentie Stimulatie met een hoge frequentie kan resulteren in een tachycardie, het versnellen van een bestaande tachycardie of fibrillatie. Het toedienen van tijdelijke stimulatie met een hoge frequentie mag alleen plaatsvinden als de patiënt nauwlettend in de gaten wordt gehouden. Houd het ECG van de patiënt voortdurend in de gaten en houd voor noodgevallen defibrillatieapparatuur gereed tijdens stimulatie met een hoge frequentie.
30
Hoofdstuk 7 Geleidingsdraadsystemen
Geleidingsdraadsystemen De mogelijke bijwerkingen die gerelateerd zijn aan het gebruik van een geleidingsdraadsysteem samen met de pacemaker Model 5348, omvatten, maar zijn niet beperkt tot, de volgende: ■
Onjuiste geleidingsdraadaansluitingen
■
Onbedoeld losraken van het geleidingsdraadsysteem
■
Breuk of verplaatsing van de geleidingsdraad, met als gevolg intermitterend of volledig verlies van capture en/of verlies van detectie
■
Myocardiale prikkelbaarheid, met als gevolg fibrillatie
■
Perforatie en tamponade
■
Infarct
■
Pericarditis
Andere mogelijke bijwerkingen die gerelateerd zijn aan het gebruik van een geïmplanteerd geleidingsdraadsysteem, omvatten, maar zijn niet beperkt tot, de volgende: ■
Afstotingsverschijnselen (lokale weefselreactie)
■
Spier- en zenuwstimulatie
■
Infectie
Spier- of zenuwstimulatie is onder andere het gevolg van contact tussen de stimulatiegeleidingsdraad en het spier- of zenuwweefsel en/of van therapie met een hoge uitgangsspanning. De stimulatie kan aangepast worden door de elektrode te verplaatsen of te vervangen of door de uitgangspulsamplitude te verlagen.
5348 Technische handleiding
Bedieningsknoppen, indicatielampjes en andere functies
8
8
Dit hoofdstuk beschrijft de functie van de draaiknoppen, bedieningsknoppen en indicatielampjes van de pacemaker. Zie de afbeelding van het apparaat met alle bedieningsknoppen, indicatielampjes en andere functies. Aan het einde van dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de diverse functies en toebehoren van de pacemaker.
Bediening standaardstimulatie Hieronder worden de draai- en bedieningsknoppen voor standaardstimulatie beschreven, evenals een korte beschrijving van elke bedieningsknop.
RATE (Frequentie) Met de draaiknop Rate kan de frequentie ingesteld worden (min-1, pulsen per minuut) waarmee de stimulatiepulsen afgegeven worden. Het instelbereik ligt tussen 30 en 180 min-1. Het hogere frequentiebereik wordt op een andere kleur achtergrond weergegeven dan het lagere bereik en is beveiligd met een veiligheidspalletje (een mechanisch klikje weerklinkt bij het bereiken van de hogere waarden).
OUTPUT (Uitgang) Met deze draaiknop kan de amplitude (in mA) van de stimulatiepuls worden ingesteld. Het instelbereik ligt tussen 0,1 en 20 mA.
SENSITIVITY (Gevoeligheid) Met deze draaiknop kan de gevoeligheid (in mV) van de waarneming worden aangezet en aangepast. Het instelbereik ligt tussen 0,5 en 20 mV (indien ingeschakeld).
32
Hoofdstuk 8 Bediening standaardstimulatie
7
8
1 9 2 3 4
10
5 11
6 12 1 PACE (pulse)-indicatielampje 2 RATE (frequentie)-draaiknop
7 Klapdeksel (bedekt RAP-bedieningsknoppen)
3 LOW BATT (batterij bijna leeg)-indicatielampje
8 Rapid Atrial Pacing (RAP)-bedieningsknoppen
4 OUTPUT (uitgang)-draaiknop
9 SENSE (waarneming)-indicatielampje
5 SENSITIVITY (gevoeligheid)-draaiknop
10 Afscherming bedieningsknoppen
6 Knopje voor ontgrendeling van het batterijvak
11 ON/OFF (Aan/Uit)-knoppen 12 Batterijvak
Afbeelding 8-1. Bedieningsknoppen, indicatielampjes en andere functies van Model 5348
5348 Technische handleiding
Bedieningsknoppen, indicatielampjes en andere functies Rapid Atrial Pacing (RAP)-bedieningsknoppen Door de SENSITIVITY-draaiknop helemaal tegen de klok in op ASYNC. te draaien, wordt de waarneming uitgeschakeld, waardoor asynchrone stimulatie mogelijk is. De stand ASYNC. is beschermd van de gevoeligheidsinstellingen door middel van een veiligheidspalletje. De instellingen lager dan 1 mV verschijnen op een achtergrond met een andere kleur en zijn beschermd door een veiligheidspalletje.
AAN/UIT U kunt de pacemaker aanzetten door op de knop ON te drukken. Om het apparaat uit te schakelen dient u de knoppen ON en OFF tegelijk in te drukken.
Rapid Atrial Pacing (RAP)-bedieningsknoppen INSCHAKELEN/UITSCHAKELEN Met deze knop kunt u de RAP-knoppen activeren. Nu kunt u de knoppen voor snelle atriale stimulatie (Rapid Atrial Pacing) gebruiken en wordt de RAP-frequentie-instelling weergegeven. De pacemaker blijft stimuleren zoals ingesteld met de bedieningsknoppen voor standaardstimulatie. Wanneer de RAP-knoppen geactiveerd worden, controleert de pacemaker of alle RAP-knoppen werken en wordt het RAP-display weergegeven.
5348 Technische handleiding
33
34
Hoofdstuk 8 Rapid Atrial Pacing (RAP)-bedieningsknoppen
Afbeelding 8-2. De RAP-knoppen en het display bevinden zich onder de klapdeksel
Als RAP actief is en er op de knop ENABLE/DISABLE gedrukt wordt, wordt de RAP-functie weer uitgeschakeld. Als snelle atriale stimulatie afgegeven werd, zal deze stoppen. Door Model 5348 uit te zetten wordt snelle atriale stimulatie stopgezet en gedeactiveerd. Opmerking: RAP wordt automatisch gedeactiveerd als de RAP-knoppen gedurende 5 minuten niet gebruikt worden.
INDRUKKEN EN VASTHOUDEN Door de knop HOLD TO DELIVER (Indrukken en vasthouden) ingedrukt te houden (als RAP geactiveerd is) worden stimulatiepulsen afgegeven op de ingestelde RAP-frequentie. ∧ (omhoog) en ∨ (omlaag) Druk deze toetsen in, en houd ze ingedrukt, om de RAP-frequentie in te stellen vóór of tijdens het afgeven van een RAP-Burst. Door op de knop ∧ te drukken, wordt de RAP-frequentie verhoogd en met de knop ∨ verlaagd.
5348 Technische handleiding
Bedieningsknoppen, indicatielampjes en andere functies Rapid Atrial Pacing (RAP)-bedieningsknoppen Wanneer de RAP-frequentie is ingesteld op een waarde tussen 80 en 380 min-1, wordt de frequentie in stappen van 5 min-1 aangepast. Wanneer de RAP-frequentie is ingesteld op een waarde tussen 380 en 540 min-1, wordt de frequentie in stappen van 10 min-1 aangepast. Wanneer de RAP-frequentie is ingesteld op een waarde hoger dan 540 min-1, wordt de frequentie in stappen van 20 min-1 aangepast. De frequentie verandert met een snelheid van 2 stappen per seconde. Als de omhoog/omlaag-knop langer dan 2 seconden wordt ingedrukt, verandert de frequentie met een snelheid van 8 stappen per seconde.
OUTPUT De OUTPUT-draaiknop waarmee de amplitude voor standaardstimulatie wordt ingesteld, wordt tevens gebruikt om de amplitude van de pulsen (in mA) in te stellen tijdens het afgeven van RAP-stimulatie.
Indicatielampjes De indicatielampjes of LED’s geven informatie over het elektrisch functioneren van de pacemaker. Model 5348 heeft drie LED’s: PACE (Stimulatie), SENSE (Waarneming) en LOW BATT. (Batterij bijna leeg). Opmerking: Tijdens de zelftest na inschakeling lichten alle drie de lampjes gelijktijdig op (zie “Zelftest”). Hetzelfde gebeurt wanneer de pacemaker wordt uitgeschakeld.
STIMULATIE Dit groene lampje licht op zodra de pacemaker een stimulatiepuls heeft gegenereerd. Het oplichten van dit lampje betekent echter niet dat de stimulatiepuls ook daadwerkelijk heeft geleid tot stimulatie van het hart.
WAARNEMING Dit oranje lampje licht op zodra de pacemaker een hartslag waarneemt die buiten de refractaire periode valt.1 1
Dit indicatielampje knippert dus alleen als een cardiaal event waargenomen is dat zich buiten de refractaire periode bevindt.
5348 Technische handleiding
35
36
Hoofdstuk 8 Uiterlijke kenmerken van Model 5348
BATTERIJ BIJNA LEEG Dit gele lampje begint tegelijkertijd met het lampje PACE of SENSE te knipperen als de batterijspanning onder (ongeveer) 7,2 V komt. Na 24 uur knipperen blijft het lampje continu branden, ten teken dat de batterijspanning nog verder is afgenomen. (De stimulatie en waarneming van de pacemaker worden hierdoor niet beïnvloed.) Als de batterij niet wordt vervangen, schakelt de pacemaker na nog 2 of 3 stimulatiecycli automatisch uit. Het indicatielampje voor een bijna lege batterij gaat pas uit wanneer de batterij is vervangen door een nieuw exemplaar (zie “Plaatsen van de batterij”).1
Uiterlijke kenmerken van Model 5348 Afscherming bedieningsknoppen De bedieningsknoppen voor standaardstimulatie zijn afgeschermd door een plastic afdekplaatje. Door dit afdekplaatje naar beneden te schuiven, kunt u de bedieningsknoppen voor stimulatie en de ON- en OFF-knoppen gebruiken. De RAP-knoppen zijn afgeschermd door een ondoorzichtig afdekplaatje. Door dit afdekplaatje omhoog te klappen, kunt u de RAP-knoppen gebruiken. Nieuwe afdekplaatjes zijn verkrijgbaar bij Medtronic.
Batterij Het batterijvak bevindt zich aan de onderkant van de pacemaker en is geschikt voor een standaard 9 volt alkaline- of lithiumbatterij (zie “Specificaties”). Levensduur batterij - Wanneer de pacemaker is ingesteld op 80 min-1 en 10 mA, gaat een alkalinebatterij bij continu gebruik gemiddeld 12 dagen of 300 uur mee, een lithiumbatterij gemiddeld 27 dagen of 650 uur. Ontgrendelen batterijvak - Om het batterijvak te openen, drukt u gelijktijdig op de ontgrendelingsknopjes aan weerszijden van het apparaat (zie Afbeelding 9-1).
1
5348 Technische handleiding
De nieuwe batterij moet een spanning hebben van ongeveer 8,0 V.
Bedieningsknoppen, indicatielampjes en andere functies Uiterlijke kenmerken van Model 5348 Omkeerbare batterijpolariteit - De plus- en de minpool zijn in het batterijvak aangegeven. Wanneer de batterij andersom in het compartiment wordt geplaatst, wordt de polariteit omgekeerd en zal de pacemaker normaal functioneren. Ononderbroken werking tijdens batterijvervanging - Als de batterij verwijderd is, zal het apparaat nog functioneren met de ingestelde parameters gedurende minimaal 15 seconden, indien de instellingen gelijk aan of lager dan 80 min-1 en 10 mA zijn. Medtronic adviseert de batterij niet te vervangen als de pacemaker ingeschakeld is.
Connectorblok Aan de bovenzijde van de pacemaker bevindt zich het connectorblok waarop veiligheidskabels (patiëntenkabels Model 5433A en 5433V van Medtronic en chirurgische kabels Model 5832 en 5832S van Medtronic) kunnen worden aangesloten. Op het connectorblok kunnen ook direct hartdraden worden aangesloten. Het blok is geschikt voor hartdraden met een diameter van 0,38 mm tot 2,28 mm en een lengte van 12,67 mm tot 22,8 mm. De aansluitpunten zijn afgedekt met een rubberen plugje om het binnendringen van stof en vuil te voorkomen. Opmerking: De hartdraden mogen uitsluitend in noodsituaties direct op het connectorblok worden aangesloten. De hartdraden klikken namelijk niet vast, zodat de stevigheid van de verbinding alleen wordt bepaald door de dikte van de pin. 2 1
1 Ring 2 Beugels Afbeelding 8-3. Bevestigingsring en -beugels
5348 Technische handleiding
37
38
Hoofdstuk 8 Functies van Model 5348
Bevestigingsring en -beugels De bevestigingsring en -beugels bevinden zich aan de achterzijde van de pacemaker. De ring dient om de pacemaker op te hangen aan een infuusstandaard. Met de beugels kan de pacemaker tijdelijk aan het bed of de patiënt worden bevestigd. Wanneer de ring of de beugels niet worden gebruikt, kunnen ze in de daarvoor bedoelde uitsparingen worden weggeklapt. Opmerking: Om wijzigingen die zonder toestemming aangebracht worden te voorkomen, moet het apparaat niet op een plek geplaatst worden waar patiënten bij kunnen. De tijdelijke pacemaker moet zodanig geplaatst worden dat personen die geen toestemming hebben om instellingen te wijzigen (patiënten, bezoekers, etc.) niet bij het apparaat kunnen.
Functies van Model 5348 Zelftest Wanneer Model 5348 wordt ingeschakeld, test deze binnen één seconde de werking van de OFF-knop, de RAP ENABLE/ DISABLE-knop, de batterij, ROM, RAM en de analoog-digitaalsignaalomzetting. Tijdens de zelftest branden de indicatielampjes PACE, SENSE en LOW BATT. Wanneer de OFF-knop niet door de test komt, schakelt de pacemaker zichzelf onmiddellijk uit. Wanneer de zelftest om een andere reden niet succesvol is, blijven de indicatielampjes branden. Schakel de pacemaker uit door ON en OFF tegelijkertijd in te drukken of door de batterij te verwijderen. Stuur de pacemaker terug voor een servicebeurt.
RAP actief Zodra RAP geactiveerd wordt, controleert de pacemaker of de RAP-functie ook daadwerkelijk wordt gebruikt. RAP wordt uit voorzorg automatisch gedeactiveerd wanneer geen van de RAP-knoppen gedurende 5 minuten is ingedrukt.
5348 Technische handleiding
Bedieningsknoppen, indicatielampjes en andere functies Functies van Model 5348
Runaway-beveiliging De tijdelijke pacemaker Model 5348 is voorzien van een speciaal circuit voor runaway-beveiliging. Dit circuit controleert continu de kristalfrequentie waarop de stimulatiefrequentie is gebaseerd. Wanneer de kristalfrequentie te veel gaat afwijken van de optimale waarde, start het circuit het systeem opnieuw op. Tijdens de zelftest lichten de indicatielampjes voor PACE en SENSE gedurende minder dan één seconde op. Wanneer de kristalfrequentie niet kan worden gecorrigeerd, schakelt het beveiligingscircuit de pacemaker uit.
Pulsduur De pulsduur is vast ingesteld op 1,8 ms.
Synchrone (demand-) modi (AAI/VVI) Deze modus voorziet in demand-stimulatie (stimulatie 'op aanvraag') (R-golf-geïnhibeerd) met een pulsduur van 1,8 ms bij een frequentie van 30 tot 180 min-1, en een amplitude tussen de 0,1 en 20 mA in het atrium of het ventrikel (afhankelijk van waar de geleidingsdraden zijn ingebracht). Deze modus selecteert u door de draaiknop SENSITIVITY op een mV-waarde in te stellen die tweemaal zo hoog is als de ingestelde waarnemingswaarde van de patiënt (zie “Bepalen van de waarnemingspotentialen”). De pacemaker kan dan intrinsieke of ectopische activiteit waarnemen, waardoor concurrentie tussen de stimulatiepulsen en de intrinsieke hartactiviteit tot een minimum wordt beperkt.
Asynchrone modi (AOO/VOO) Deze modus voorziet stimulatie met een vaste frequentie, een pulsduur van 1,8 ms bij een frequentie van 30 tot 180 min-1, en een amplitude tussen de 0,1 en 20 mA in het atrium of het ventrikel (afhankelijk van waar de geleidingsdraden zijn ingebracht). U selecteert deze modus door de SENSITIVITYdraaiknop helemaal tegen de klok in op ASYNC. te draaien. Bij deze instelling is waarneming van de pacemaker uitgeschakeld.
5348 Technische handleiding
39
40
Hoofdstuk 8 Functies van Model 5348
Blankingperiode De blankingperiode is het interval na een gestimuleerd of waargenomen event waarin de waarnemingsversterker van de pacemaker is uitgeschakeld. Stimulatieblanking begint 10 ms voordat een stimulatiepuls wordt afgegeven. Waarnemingsblanking begint na een waargenomen event.
Refractaire periode De refractaire periode is de periode waarin het SENSE-indicatielampje niet oplicht en waarin geen nieuw escape-interval wordt gestart wanneer de pacemaker een event waarneemt. Wanneer het waargenomen event binnen de refractaire periode valt, maar buiten de blankingperiode (het zgn. terugvalvenster), worden de blankingperiode en de refractaire periode opnieuw gestart. Opmerking: Wanneer de batterijspanning laag is, licht ook het indicatielampje van LOW BATT. op zodra een event binnen het terugvalvenster wordt waargenomen. De stimulatierefractaire periode begint na een gestimuleerd event; de waarnemingsrefractaire periode begint na een waargenomen event.
Terugval naar asynchrone stimulatie Deze veiligheidsfunctie voorkomt dat de stimulatie stopt onder invloed van continue elektromagnetische interferentie. Het terugvalvenster is de periode tussen het einde van de blankingperiode en het einde van de refractaire periode. Wanneer de pacemaker is ingesteld op een demand-modus en continu events waarneemt (bijv. aritmieën of elektromagnetische achtergrondruis) in opeenvolgende terugvalvensters, schakelt de pacemaker om op asynchrone stimulatie bij de frequentie die met behulp van de draaiknop RATE is ingesteld. Zodra geen interferentie meer wordt waargenomen, schakelt de pacemaker terug in de demand-modus.
5348 Technische handleiding
Bedieningsknoppen, indicatielampjes en andere functies Kabels
Kabels Patiëntenkabels Model 5433A en 5433V van Medtronic De patiëntenkabels Model 5433A en 5433V dienen om atriale en ventriculaire stimulatiegeleidingsdraadsystemen aan te sluiten op de tijdelijke pacemaker Model 5348 van Medtronic voor tijdelijke, externe stimulatie. De patiëntenkabels Model 5433A en 5433V zijn veiligheidskabels. Dit betekent dat de pinnen niet bloot liggen, maar zijn verzonken. De kabels zijn voor meermalig gebruik geschikt en worden niet-steriel geleverd. Voor gebruik dienen de kabels daarom te worden gesteriliseerd in een stoomautoclaaf (vervang de kabel na 25 sessies) of met behulp van ethyleenoxyde. Iedere kabel heeft een geleidingsdraadconnector die geschikt is voor endocardiale en myocardiale stimulatiegeleidingsdraden met een pindiameter van 0,38 mm tot 2,41 mm. De terminalconnector aan het andere einde van iedere kabel is speciaal ontwikkeld om te worden aangesloten op het connectorblok van de pacemaker Model 5348. De twee kabels verschillen uitsluitend wat kleurcodering en opdruk betreft: ■
Model 5433A, voor atriaal gebruik, heeft een blauw connectorblok en een blauwe band rond de terminalconnector. Op één zijde van het connectorblok staat het symbool voor atriaal gebruik afgedrukt (zie Afbeelding 8-4).
■
Model 5433V, voor ventriculair gebruik, heeft een wit connectorblok en een witte band rond de terminalconnector. Op één zijde van het connectorblok staat het symbool voor ventriculair gebruik afgedrukt (zie Afbeelding 8-4).
Bewaar de kabels niet bij temperaturen hoger dan 66 °C of lager dan -40 °C.
5348 Technische handleiding
41
42
Hoofdstuk 8 Kabels
Atriaal gebruik
Ventriculair gebruik
Afbeelding 8-4. Symbool voor atriaal gebruik (Model 5433A) en symbool voor ventriculair gebruik (Model 5433V)
Chirurgische kabels Model 5832 en 5832S van Medtronic De chirurgische kabels Model 5832 en Model 5832S dienen om hartstimulatiegeleidingsdraden aan te sluiten op de tijdelijke pacemaker Model 5348. Deze kabels zijn veiligheidskabels. Dit betekent dat de pinnen niet bloot liggen, maar zijn verzonken. Beide kabelmodellen hebben aan het distale uiteinde twee krokodillenklemmen, waaraan de connectorpinnen van de hartgeleidingsdraad kunnen worden bevestigd. Kabel Model 5832S heeft kleinere klemmen dan Model 5832 en is bedoeld voor gebruik met IS-11-geleidingsdraden. Model 5832
Model 5832S
Afbeelding 8-5. Chirurgische kabels Model 5832 en 5832S
1
5348 Technische handleiding
IS-1 verwijst naar de internationale connectorstandaard (ISO 5841-3: 1992) waarbij pulsgeneratoren en geleidingsdraden die aan deze standaard voldoen op elkaar kunnen worden aangesloten.
Bedieningsknoppen, indicatielampjes en andere functies Wegwerpbeschermhoes Model 5409
Wegwerpbeschermhoes Model 5409 Beschrijving De hoes dient ter bescherming van de tijdelijke pacemaker Model 5348 tijdens gebruik. De beschermhoes is vervaardigd van doorzichtig plastic en biedt diverse mogelijkheden voor bevestiging. De hoes is voor eenmalig gebruik; voor iedere nieuwe patiënt dient een nieuwe hoes te worden genomen. De hoes kan worden opgehangen aan een infuusstandaard of met behulp van klittenband worden bevestigd aan een ambulante patiënt of bijvoorbeeld een bed. Dit klittenband kunt u apart bestellen (zie de catalogus met toebehoren).
Gebruik Schuif de tijdelijke pacemaker met de onderzijde in de hoes, waarbij de achterzijde van de pacemaker tegen de achterzijde van de hoes ligt. Sluit vervolgens het flapje van de hoes om de tijdelijke pacemaker op zijn plaats te houden. Via de uitsparing in de hoes kunt u de patiëntenkabel op de tijdelijke pacemaker aansluiten.
5348 Technische handleiding
43
Ingebruikname
9
9
Let op: Houd het ECG voortdurend in de gaten en houd voor noodgevallen defibrillatieapparatuur gereed tijdens het inbrengen van de geleidingsdraad en bevestiging aan de pacemaker. Let op: Lichtnetgevoede apparatuur die gebruikt wordt in de buurt van of aangesloten wordt op de patiënt, moet op de juiste wijze zijn geaard (zie “Waarschuwingen”).
Plaatsen van de batterij Vervang de batterij voor iedere nieuwe patiënt en als het lampje voor bijna lege batterij gaat branden tijdens pacemakerwerking. Controleer de batterijstatus minstens twee keer per dag. Als de tijdelijke pacemaker continu gebruikt wordt, vervang de alkalinebatterijen dan minstens elke zeven dagen. Om het batterijvak te openen, drukt u gelijktijdig op de ontgrendelingsknopjes aan weerszijden van de pacemaker (zie Afbeelding 9-1). Vervang de oude batterij door een 9 volt alkalinebatterij, type 6LR61, 6F22E of NEDA 1604A (Eveready Energizer 522 of vergelijkbaar) of een lithiumbatterij NEDA 1604LC (Ultralife U9VL of vergelijkbaar). Opmerking: Het gebruik van andere dan de bovenvermelde typen batterijen kan leiden tot: (1) een extreem korte resterende levensduur van de batterij nadat het indicatielampje voor een bijna lege batterij is gaan branden, (2) verminderde werking van de pacemaker en/of (3) een kortere levensduur van de batterij. Het gebruik van batterijen met andere afmetingen dan de aanbevolen batterijen, kan leiden tot verkeerde of geen stimulatie. Medtronic adviseert de batterij niet te vervangen als de pacemaker op een patiënt is aangesloten. Opmerking: Verwijder de batterij wanneer het apparaat langere tijd niet wordt gebruikt.
46
Hoofdstuk 9 Aansluiten van de patiëntenkabel Model 5433A of 5433V op Model 5348
Afbeelding 9-1. Druk tegelijkertijd op de ontgrendelingsknopjes aan de zijkant van het batterijvak
Opmerking: Controleer of het batterijvak goed dicht zit door na te gaan of het batterijvak gesloten is en of de ontgrendelingsknopjes aan de zijkant van het apparaat niet ingedrukt zijn. U kunt een klikje horen als de vergrendelingsknopjes weer naar hun normale stand teruggaan. Let op: Als het apparaat werkt, wil dat NIET automatisch zeggen dat het batterijvak goed gesloten is.
Aansluiten van de patiëntenkabel Model 5433A of 5433V op Model 5348 Waarschuwing: Sluit eerst de patiëntenkabel aan op de tijdelijke pacemaker. Sluit pas daarna de geleidingsdraden aan op de patiëntenkabel. Let op: Hang Model 5348 niet op aan de kabels, maar gebruik daarvoor altijd de bevestigingsring of -beugels van de pacemaker.
5348 Technische handleiding
Ingebruikname Aansluiten van het stimulatiegeleidingsdraadsysteem op de patiëntenkabel Model 5433A of 5433V Opmerking: De patiëntenkabels Model 5433A en 5433V worden niet-steriel geleverd. Vóór gebruik dienen de kabels daarom te worden gereinigd en gesteriliseerd conform de bijgeleverde instructies. Opmerking: Controleer de patiëntenkabel nauwkeurig op zichtbare beschadiging of slijtage. Schakel de pacemaker Model 5348 uit en steek de connector van de patiëntenkabel in de pacemaker totdat deze vastklikt. Controleer de verbinding door voorzichtig aan de kabel te trekken. U kunt de patiëntenkabel ontkoppelen van de pacemaker door de ontgrendelingsknop op de connector van de kabel in te drukken (zie Afbeelding 9-2) en de kabel voorzichtig los te trekken.
Afbeelding 9-2. Aansluiten van de patiëntenkabel Model 5433A of 5433V op de pacemaker Model 5348
Let op: Patiëntenkabels Model 5433A of 5433V en/of stimulatiegeleidingsdraden altijd met schone handen of handschoenen (zonder bloed of andere lichaamsvloeistoffen) aansluiten op of loskoppelen van de pacemaker Model 5348. U voorkomt zo opeenhoping van vuil op moeilijk te reinigen plaatsen. Raadpleeg de technische handleiding bij de betreffende patiëntenkabel voor meer informatie.
Aansluiten van het stimulatiegeleidingsdraadsysteem op de patiëntenkabel Model 5433A of 5433V Opmerking: Controleer de geleidingsdraden nauwkeurig op zichtbare beschadiging of slijtage. 1. Draai de schroeven van de patiëntenkabelconnector zo ver mogelijk los (tegen de wijzers van de klok in).
5348 Technische handleiding
47
48
Hoofdstuk 9 Aansluiten van het stimulatiegeleidingsdraadsysteem op de patiëntenkabel Model 5433A of 5433V 2. Steek de connectorpinnen van de geleidingsdraad in de contactbussen van de patiëntenkabel (zie Afbeelding 9-3). Voor bipolaire systemen: Steek de connectorpinnen in de juiste contactbus (+ of -). De drempelwaarden van bipolaire geleidingsdraadsystemen kunnen verschillen, al naar gelang de polariteit van de geleidingsdraadaansluitingen. Bij myocardiale geleidingsdraden is dit verschil gewoonlijk te verwaarlozen. Voor unipolaire systemen: Steek de connectorpin in de negatieve (-) contactbus. Sluit op de positieve (+) contactbus een ‘indifferente’ (aarde) elektrode aan. Let op: Het gebruik van bipolaire geleidingsdraadsystemen is aan te raden, omdat deze minder gevoelig zijn voor elektromagnetische interferentie. 3. Draai iedere schroef met de vingers rechtsom aan totdat deze goed vastzit. Controleer de aansluitingen door licht aan de geleidingsdraadgeleider te trekken.
Afbeelding 9-3. Aansluiten van het stimulatiegeleidingsdraadsysteem op de contactbussen van de patiëntenkabel Model 5433A of 5433V
Raadpleeg de technische handleiding bij de betreffende patiëntenkabel voor meer informatie.
5348 Technische handleiding
Ingebruikname Direct aansluiten van het stimulatiegeleidingsdraadsysteem op de pacemaker Model 5348
Direct aansluiten van het stimulatiegeleidingsdraadsysteem op de pacemaker Model 5348 Waarschuwing: Hartdraden en geleidingsdraden mogen uitsluitend in extreme noodsituaties direct op Model 5348 worden aangesloten. Tijdelijke stimulatiegeleidingsdraden zoals Model 6500 van Medtronic kunnen in noodsituaties direct op Model 5348 worden aangesloten. Let op: Bij directe aansluiting klikken de connectorpinnen niet vast en is er geen sprake van een stevige verbinding. Zo mogelijk dient dus steeds gebruik te worden gemaakt van de patiëntenkabels Model 5433A of 5433V (zie “Aansluiten van het stimulatiegeleidingsdraadsysteem op de patiëntenkabel Model 5433A of 5433V”). Let op: Raak blootliggende pinnen niet aan en laat ze niet in contact komen met elektrisch geleidende of natte oppervlakken. Het wordt daarom aanbevolen om blootliggende pinnen en draden te isoleren om kortsluiting te voorkomen. 1. Verwijder het beschermplugje van de contactbus door aan het rubberen hendeltje te trekken en van de pacemaker af te trekken. 2. Steek de connectorpinnen in de corresponderende gaatjes op het connectorblok (zie Afbeelding 9-4). Let op: Steek de pinnen NIET in de contactbus voor de patiëntenkabel. Let op: Tijdelijke stimulatiegeleidingsdraden altijd met schone handen of handschoenen (zonder bloed of andere lichaamsvloeistoffen) aansluiten op of loskoppelen van de pacemaker Model 5348. U voorkomt zo opeenhoping van vuil op moeilijk te reinigen plaatsen. Voor bipolaire systemen: Steek de pin in de juiste contactbus (+ of -). De drempelwaarden van bipolaire geleidingsdraadsystemen kunnen verschillen, al naar gelang de polariteit van de geleidingsdraadaansluitingen. Bij myocardiale geleidingsdraden is dit verschil gewoonlijk te verwaarlozen. Voor unipolaire systemen: Steek de connectorpin in de negatieve (-) contactbus. Sluit op de positieve (+) contactbus een ‘indifferente’ (aarde) elektrode aan.
5348 Technische handleiding
49
50
Hoofdstuk 9 Direct aansluiten van het stimulatiegeleidingsdraadsysteem op de pacemaker Model 5348 Let op: Het gebruik van bipolaire geleidingsdraadsystemen is aan te raden, omdat deze minder gevoelig zijn voor elektromagnetische interferentie. 3. Verwijder de pinnen door deze eenvoudigweg uit de contactbus te trekken.
Afbeelding 9-4. Direct aansluiten van de hartdraden op Model 5348
5348 Technische handleiding
Gebruiksinstructies
10
10
Waarschuwing: Maak eerst alle verbindingen voordat u het apparaat inschakelt.
Aan- en uitzetten van Model 5348 Om Model 5348 aan te zetten, drukt u op de ON-knop. Om de pacemaker uit te schakelen, dient u de knoppen ON en OFF tegelijk in te drukken. Let op: Vervang de batterij direct wanneer het lampje LOW BATT. gaat branden of tegelijk met de lampjes PACE en SENSE gaat knipperen op het moment dat de pacemaker voor het eerst wordt ingeschakeld. De resterende levensduur van de batterij is onbekend en de pacemaker kan elk moment stoppen. Let op: Medtronic adviseert de batterij niet te vervangen als de pacemaker op een patiënt is aangesloten. Als het indicatielampje LOW BATT. tijdens pacemakergebruik voor de eerste keer gaat knipperen, werkt de pacemaker nog minimaal 24 uur, mits deze is ingesteld op 80 min-1 en 10 mA (of bij lagere instellingen). Opmerking: Model 5348 start altijd op met de parameters voor standaardstimulatie (ingesteld met de draaiknoppen), ook wanneer op het moment van uitschakelen RAP geactiveerd was of werd gestimuleerd op de RAP-frequentie.
Zelftest bij inschakeling Als Model 5348 wordt ingeschakeld, voert deze een zelftest uit (zie “Zelftest”). Tijdens deze test lichten alledrie de lampjes op. Als de test succesvol is, gaan de lampjes na ongeveer één seconde weer uit (alleen het betreffende lampje van PACE of SENSE blijft knipperen). Als de batterijspanning onder de minimumbatterijspanning komt, gaat het lampje LOW BATT. tegelijk met de lampjes PACE of SENSE knipperen.
52
Hoofdstuk 10 Procedures voor standaardstimulatie Afhankelijk van hoe laag de batterijspanning bij inschakeling van de pacemaker is, gaan de lampjes PACE of SENSE gedurende twee cycli branden, en wordt de pacemaker vervolgens uitgeschakeld, of de lampjes lichten even op waarna de pacemaker direct wordt uitgeschakeld. Wanneer de batterijspanning te laag is, gaan de lampjes in het geheel niet branden en kan de pacemaker niet worden ingeschakeld. Wanneer de zelftest niet succesvol is, blijven alle lampjes branden en vindt er geen stimulatie of waarneming plaats. Schakel de pacemaker uit door ON en OFF tegelijkertijd in te drukken of door de batterij te verwijderen. Stuur de pacemaker terug voor een servicebeurt.
Procedures voor standaardstimulatie Standaardstimulatie van Model 5348 omvat zowel demandstimulatie (= synchrone stimulatie) als asynchrone stimulatie van het atrium of het ventrikel bij frequenties tussen 30 en 180 min-1. Onderstaand zal eerst worden ingegaan op standaardstimulatie.
Bepalen van de stimulatiemodus In welke modus de pacemaker werkt, is afhankelijk van de positie van de geleidingsdraad en de ingestelde gevoeligheid. Plaats de geleidingsdraad of -draden voor stimulatie van de gewenste kamer (atrium of ventrikel). Volg hiervoor de bijgeleverde instructies bij de geleidingsdraad. De gevoeligheidsinstelling bepaalt of de pacemaker in de demand-modus (synchrone modus) of de asynchrone modus werkt. Selecteer de demand-modus door de draaiknop SENSITIVITY op een waarde in te stellen (tussen 0,5 en 20 mV) die anderhalf maal zo hoog is als de ingestelde gevoeligheidswaarde van de patiënt (zie “Bepalen van de waarnemingspotentialen”). Opmerking: In de demand-modus worden gestimuleerde uitgangspulsen geïnhibeerd zodra de pacemaker intrinsieke of ectopische activiteit waarneemt. Hierdoor wordt concurrentie tussen het gestimuleerde ritme en de intrinsieke activiteit van het hart tot een minimum beperkt.
5348 Technische handleiding
Gebruiksinstructies Procedures voor standaardstimulatie Selecteer een asynchrone modus door de draaiknop SENSITIVITY volledig tegen de klok in te draaien naar ASYNC. Let op: Doordat asynchrone stimulatie kan concurreren met de intrinsieke activiteit van het hart, kan dit leiden tot tachyaritmieën. Opmerking: De asynchrone modus is met name geschikt voor patiënten bij wie de intrinsieke frequentie tijdens de stimulatie constant onder de stimulatiefrequentie blijft en bij wie geen ectopische activiteit optreedt.
Wijzigen van de stimulatieparameters De parameters voor standaardstimulatie omvatten frequentie (Rate), uitgang (Output) en gevoeligheid (Sensitivity). U kunt deze parameters instellen met behulp van de corresponderende draaiknoppen. Iedere wijziging wordt bij de eerstvolgende stimulatiecyclus actief.
Bepalen van de waarnemingspotentialen Let op: Tijdens het uitvoeren van stimulatie- en waarnemingsdrempelmetingen of tijdens het wijzigen van parameters, kan gedurende een vulnerabele periode van de hartcyclus onbedoeld worden gestimuleerd. Houd daarom het ECG van de patiënt nauwlettend in de gaten en zorg dat defibrillatieapparatuur gereed staat tijdens het aansluiten van de stimulatiegeleidingsdraden, het aansluiten en instellen van de pacemaker, het meten van de stimulatiedrempels of waarnemingspotentialen en het gebruik van Burst-stimulatietherapie. Het bepalen van waarnemingspotentialen is noodzakelijk om er zeker van te zijn dat de pacemaker (wanneer deze is ingesteld op de demand-modus) intrinsieke activiteit van het hart waarneemt en de stimulatiepuls overeenkomstig inhibeert. Het Model 5348 kan worden gebruikt voor het bepalen van de waarnemingspotentialen van tijdelijk en permanent geïmplanteerde geleidingsdraadsystemen. Medtronic adviseert bij de implantatie van een permanente pacemaker echter het gebruik van een Pacing System Analyzer van Medtronic, zoals Model 5311 of 5311B. Opmerking: Wanneer het intrinsieke ritme van de patiënt niet voldoende is, dient de onderstaande procedure door de behandelend arts te worden aangepast aan de fysieke conditie van de patiënt. 5348 Technische handleiding
53
54
Hoofdstuk 10 Procedures voor standaardstimulatie 1. Stel de RATE-draaiknop in op minimaal 10 min-1 onder de intrinsieke frequentie (bepaald door het ECG). 2. Draai de OUTPUT-draaiknop tegen de klok in op 0,1 mA om concurrerende stimulatie te voorkomen. 3. Draai de SENSITIVITY-draaiknop met de klok mee op 0,5 mV. (Bij deze instelling wordt het hart niet langer gestimuleerd, terwijl het indicatielampje SENSE knippert zodra de pacemaker intrinsieke hartactiviteit bij de patiënt waarneemt.) 4. Breng de gevoeligheidswaarde langzaam terug door de mV-waarde te verhogen (SENSITIVITY-draaiknop tegen de klok in draaien) tot het indicatielampje PACE gaat knipperen. 5. Breng de gevoeligheidswaarde langzaam omhoog door de mV-waarde te verlagen (SENSITIVITY-draaiknop met de klok mee draaien) tot het indicatielampje SENSE weer gaat knipperen. De mV-waarde waarbij de pacemaker weer gaat waarnemen (de waarnemingsdrempel) is het niveau waarop P- of R-golfpotentialen worden waargenomen. Deze drempel moet voor P-golven tenminste 2 mV zijn en voor R-golven ten minste 4 mV. 6. Stel de gevoeligheid tweemaal zo gevoelig in als de drempel, d.w.z. de helft lager dan de mV-waarde van de drempel, om zeker te zijn van een adequate veiligheidsmarge. De optimale gevoeligheidsinstelling voor een patiënt met een drempel van 3 mV is 1,5 mV. 7. Zet de draaiknoppen RATE en OUTPUT terug naar hun oorspronkelijke waarden.
Bepalen van de stimulatiedrempels 1. Stel de RATE-draaiknop in op minimaal 10 min-1 boven de intrinsieke frequentie van de patiënt (bepaald door het ECG), en stel de gevoeligheid in op de juiste waarde (zie “Bepalen van de waarnemingspotentialen”). 2. Controleer op de ECG-monitor of er sprake is van 1:1-capture en verlaag vervolgens de uitgangsstroom vervolgens geleidelijk (door de draaiknop tegen de klok in te draaien) tot de 1:1-capture verloren gaat (zie ECG-monitor). (De lampjes PACE en SENSE knipperen.) 3. Verhoog de uitgangsstroom weer geleidelijk tot er sprake is van 1:1-capture (zie ECG-monitor). Het lampje PACE knippert nog wel, SENSE niet meer.
5348 Technische handleiding
Gebruiksinstructies Procedure voor Rapid Atrial Pacing (RAP) De waarde waarbij weer sprake is van capture, is de stimulatiedrempel. Voor de meeste endocardiale en/of myocardiale geleidingsdraden en hartdraden is 1,0 mA of een lagere instelling een acceptabele stimulatiedrempel. 4. Stel de uitgang op een waarde in die tenminste tweemaal zo groot is als de drempel, om zeker te zijn van een adequate veiligheidsmarge. De optimale uitgang voor een patiënt met een drempel van 1 mA is tenminste 2 mA. 5. Zet de RATE-draaiknop op de juiste waarde.
Procedure voor Rapid Atrial Pacing (RAP) Waarschuwing: SNELLE ATRIALE STIMULATIE IS UITSLUITEND BEDOELD VOOR GEBRUIK IN HET ATRIUM. Let op: Het gebruik van hoge frequenties in het atrium kan resulteren in geleiding met hoge frequentie naar het ventrikel.
Controleren van de aansluitingen Controleer of de geleidingsdraad/-draden in het atrium is/zijn ingebracht, en niet in het ventrikel, alvorens RAP te activeren.
Activeren van RAP Nu kunt u de knoppen voor snelle atriale stimulatie (Rapid Atrial Pacing) gebruiken en wordt de RAP-frequentie-instelling weergegeven. De pacemaker blijft stimuleren zoals ingesteld met de bedieningsknoppen voor standaardstimulatie. U kunt RAP activeren door het ondoorzichtige dekseltje omhoog te klappen en op de ENABLE/DISABLE-knop te drukken. De pacemaker test vervolgens de RAP-knoppen, terwijl op het display de nominale RAP-frequentie van 320 min-1 verschijnt (de pacemaker werkt echter nog steeds op de met de draaiknoppen ingestelde parameters voor standaardstimulatie). De RAP-knoppen en het display worden na 5 minuten automatisch gedeactiveerd. Als de RAP-knoppen gedurende 5 minuten niet gebruikt worden, wordt de RAP-functie uitgeschakeld.
5348 Technische handleiding
55
56
Hoofdstuk 10 Procedure voor Rapid Atrial Pacing (RAP) Opmerking: Model 5348 start altijd op met de parameters voor standaardstimulatie, ook wanneer op het moment van uitschakelen RAP geactiveerd was of werd gestimuleerd op de RAP-frequentie.
Wijzigen van de RAP-frequentie Druk op de knop ∧, en houdt deze ingedrukt, om de RAP-frequentie te verhogen. Druk op de knop ∨, en houdt deze ingedrukt, om de RAP-frequentie te verlagen.
Toedienen van een RAP-Burst U kunt RAP-burst initiëren door de knop HOLD TO DELIVER in te drukken en ingedrukt te houden. Na maximaal twee stimulatiecycli op de parameters voor standaardstimulatie zal het apparaat asynchrone uitgangspulsen gaan afgeven op de ingestelde frequentie, zolang u de knop HOLD TO DELIVER ingedrukt houdt. U kunt RAP-burst beëindigen door de knop HOLD TO DELIVER los te laten.
Instellen van parameters tijdens RAP-stimulatie Tijdens RAP-stimulatie blijven de knoppen ∧ en ∨ actief. De OUTPUT-draaiknop blijft eveneens actief tijdens RAP-afgifte, waardoor de amplitude van de RAP-stimulatie gewijzigd kan worden. Let op: Tijdens RAP-stimulatie zijn de draaiknoppen RATE en SENSITIVITY niet actief. Wanneer u de knoppen RATE of SENSITIVITY toch verdraait tijdens RAP-afgifte, zullen de aldus ingestelde waarden gelden als de nieuwe waarden voor standaardstimulatie zodra de knop HOLD TO DELIVER wordt losgelaten.
Terug naar standaardstimulatie (deactiveren van RAP) Zodra u de knop HOLD TO DELIVER loslaat, functioneert het apparaat weer op de parameters voor standaardstimulatie. RAP blijft echter nog steeds geactiveerd. U kunt RAP deactiveren door op de ENABLE/DISABLE-knop te drukken en het ondoorzichtige dekseltje te sluiten.
5348 Technische handleiding
Onderhoud
11
11
Reiniging en desinfectie Tijdelijke pacemaker Model 5348 Reinig de pacemaker Model 5348 met water of isopropylalcohol (70%) en een spons of doek. Opmerking: Reinig het apparaat niet met ether, aceton of chloorhoudende oplosmiddelen, omdat hierdoor de behuizing of de stickers beschadigd kunnen worden. DOMPEL MODEL 5348 NIET ONDER IN WATER OF EEN REINIGINGSMIDDEL. Desinfecteer Model 5348 met ethyleenoxydegas. Door de verschillende sterilisators die worden gebruikt, moeten precieze sterilisatieinstructies door de fabrikant van de sterilisator geleverd worden. Tijdens de desinfectie mag de temperatuur echter niet hoger zijn dan 52 °C en de druk niet hoger dan 103 kPa. Gebruik een erkende methode voor het bepalen van de effectiviteit van de sterilisator, zoals een biologische indicator. Let op: Steriliseer Model 5348 niet met gammastraling of stoom (autoclaaf).
Patiëntenkabels Model 5433A en 5433V De patiëntenkabels Model 5433A en 5433V worden niet-steriel geleverd. Vóór gebruik dienen de kabels daarom te worden gesteriliseerd met stoom of ethyleen. Voorafgaand aan de sterilisatie dienen de patiëntenkabels Model 5433A en 5433V grondig te worden gereinigd en ontdaan van bloed en lichaamsvloeistoffen. Gebruik hiervoor een mild reinigingsmiddel of 70% isopropylalcohol. De kabels mogen in de reinigingsvloeistof worden ondergedompeld. Laat de kabels na reiniging goed drogen. Wanneer de kabels zijn gereinigd, dient de juiste werking ervan te worden gecontroleerd en getest door een daartoe bevoegd technicien.
58
Hoofdstuk 11 Veiligheids- en technische inspectie Door herhaalde stoomsterilisatie gaat de kwaliteit over het algemeen echter sneller achteruit en is slechts betrouwbaar voor 25 autoclaafcycli. De volgende twee sterilisatiemethoden zijn echter toegestaan: Stoomsterilisatie: Neem de kabel uit de originele verpakking en leg deze in een verpakking die geschikt is voor behandeling in een stoomautoclaaf. Steriliseer de kabel vervolgens bij: ■
121 °C bij 103 kPa gedurende 30 minuten
■
132 °C bij 186 kPa gedurende 7 minuten
Sterilisatie met ethyleenoxide: Neem de kabel uit de originele verpakking en leg deze in een ethyleenoxyde-doorlatende verpakking. Steriliseer de kabel met ethyleenoxyde volgens de standaardprocedure. Gebruik een erkende methode voor het bepalen van de effectiviteit van de sterilisator, zoals een biologische indicator.
Veiligheids- en technische inspectie Controleer de tijdelijke eenkamerpacemaker Model 5348 op technische mankementen en op een veilige werking minimaal eens per jaar en na ieder defect of storing. Medtronic adviseert deze keuringen te laten uitvoeren door gekwalificeerde technici die getraind zijn in het gebruik van Medtronic-producten. Onderstaand volgt een overzicht van de punten die getest dienen te worden. Neem voor keuringen of trainingen contact op met uw verkoop- of servicevertegenwoordiger van Medtronic.
Visuele inspectie ■
Technische handleiding
■
Inscripties, informatie en waarschuwingssymbolen
■
Mechanische schade aan het apparaat
■
Controle van het batterijvak en de batterijpolen op corrosie en andere vervuiling
5348 Technische handleiding
Onderhoud Veiligheids- en technische inspectie
Functionele inspectie ■
Succesvolle zelftest (zie “Zelftest”)
■
Draaiknoppen, knoppen en displays aan de voorkant
■
Controle van alle aansluitpunten en kabels
■
Controle van waarschuwingslampjes
Praktische metingen ■
Frequentietest
■
Snelle atriale stimulatie
■
Pulsduur
■
Uitgang
■
Gevoeligheid
■
Frequentieregeling
■
Refractaire periode
■
Stroomverbruik (uitgeschakeld) (max. 150 microampère)
■
Stroomverbruik (ingeschakeld) (max. 1,5 milliampère, wanneer gemeten op afstand van de pieken)
■
50 Hz-storingsonderdrukking van 2 mVp-p ruis gedurende waarneming van sinus2-testpulsen van 3 mV en 40 ms
■
Lekstroommetingen bij gelijkstroom volgens IEC 601
Let op: Open het apparaat niet aangezien hierdoor de garantie komt te vervallen (zie Garantie van Medtronic in Hoofdstuk 1 voor meer informatie). Medtronic raadt u af reparaties aan het apparaat ter plekke te laten uitvoeren. Als u service of reparaties moet laten uitvoeren, kunt u contact opnemen met Medtronic op het adres of telefoonnummer dat op de binnenkant van de achterzijde van deze handleiding is aangegeven.
5348 Technische handleiding
59
60
Hoofdstuk 11 Service
Service Medtronic beschikt over hoog opgeleide vertegenwoordigers op locaties in de hele wereld die klanten van dienst kunnen zijn en op verzoek training van gekwalificeerd personeel in het gebruik van Medtronic-producten kunnen verzorgen. Medtronic beschikt ook over een professionele staf die technische en medische adviezen kan verstrekken aan gebruikers van producten. Neem voor aanvullende informatie contact op met Medtronic. Zie het adres of telefoonnummer van Medtronic dat op de achterzijde van de handleiding staat vermeld. De tijdelijke pacemaker Model 5348 van Medtronic is met grote zorg geconstrueerd, gefabriceerd en getest voor langdurig probleemloos gebruik. Als u toch service behoeft of reparaties moet laten uitvoeren, kunt u contact opnemen met Medtronic op het adres of telefoonnummer dat op de achterzijde is aangegeven. Achter op het apparaat wordt een voor elke pacemaker uniek serienummer weergegeven. Dit serienummer dient te worden vermeld in alle correspondentie over dit apparaat.
5348 Technische handleiding
Specificaties1
1
12
12
Modi:
Synchroon (demand-modus) (AAI/VVI), en asynchroon (AOO/VOO)
Frequentiebereik standaardstimulatie:
30 - 180 min-1 (traploos instelbaar) ±10%a
Frequentiebereik snelle atriale stimulatie:
80 - 380 min-1 (in stappen van 5 min-1 instelbaar) ± 10% 380 - 540 min-1 (in stappen van 10 min-1 instelbaar) ± 10% 540 - 800 min-1 (in stappen van 20 min-1 instelbaar) ± 10%
Uitgangsamplitude:
0,1 -20 mA (traploos instelbaar) ± 15% plus ± 0,1 mAa
Pulsduur:
1,8 ms ± 10%b
Gevoeligheid:
ASYNC., 0,5-20 mV (traploos instelbaar) ± 25% of ± 0,30 mV (wat de hoogste waarde is), inclusief polariteitsdispariteita,c
Refractair:
250 ms ± 5%d
Blanking:
Stimulatie: 125 ms (+ 50 ms; - 0 ms)d Waarneming: 75 ms (+ 50 ms; - 0 ms)d
Frequentiebegrenzing:
De stimulatiefrequentie wordt ingesteld met behulp van een kristal. Wanneer de kristalfrequentie te veel gaat afwijken van de juiste waarde, start een beschermingscircuit het apparaat eenmaal opnieuw op. Wanneer de kristalfrequentie niet kan worden gecorrigeerd, schakelt het beveiligingscircuit de pacemaker uit.
Hoogte:
ongeveer 18,8 cm
Breedte:
ongeveer 6,1 cm
Diepte:
ongeveer 4,1 cm
Gewicht:
ongeveer 283 g (met batterij)
Bedrijfstemperatuur:
10 °C tot 43 °Ce
Opslagtemperatuur:
-40 °C tot 70 °C (zonder batterij)
Luchtvochtigheid tijdens opslag:
Maximaal 90%
Type batterij:
Standaard 9 V alkalinebatterij, type 6LR61, type 6F22E of NEDA 1604A (Eveready Energizer 522 of vergelijkbaar) of lithiumbatterij, type NEDA 1604LC (Ultralife U9VL of vergelijkbaar)
Bij 20 °C ± 2 °C en een belasting van 500 ohm (± 1%).
Hoofdstuk 12
62
Levensduur batterij:
Alkalinebatterij: gemiddeld 12 dagen (circa 300 uur); lithiumbatterij: gemiddeld 27 dagen (circa 650 uur); bij de volgende instellingen: 80 min-1, 10 mA en 100% stimulatie bij een belasting van 500 ohm en RAP gedeactiveerd bij gebruik van de aanbevolen batterij. Bij deze instellingen werkt de pacemaker nog minimaal 24 uur nadat het lampje voor een bijna lege batterij is opgelicht.
Werking na verwijdering van de batterij:
Minimaal 15 seconden bij 80 min-1, 10 mA (niet in een van de RAP-standen)f
a
Wanneer de wijzer recht boven het nummer staat (de nummers zijn niet gemarkeerd).
b
De pulsduur wordt gemeten bij 50% van de maximale amplitude op de voorflank en achterflank van de impuls, exclusief de ontlaadcyclus. Bij waarneming van Haversine-signalen met een breedte van 40 ms. Bij tests met een blokgolf van 1 ms en voldoende amplitude. Bij temperaturen tussen 10 °C en 17 °C en 33 °C en 43 °C, liggen de uitgang en de gevoeligheid ± 5% resp. ± 7% lager. De frequentie blijft ongewijzigd. Medtronic adviseert de batterij niet te vervangen als de pacemaker op een patiënt is aangesloten.
c d e
f
5348 Technische handleiding
Fabrikant Medtronic, Inc. 710 Medtronic Parkway Minneapolis MN 55432-5604 Verenigde Staten Internet: www.medtronic.com Tel. +1-763-514-4000 Fax +1-763-514-4879 Medtronic Gemachtigde binnen de EG/Distributie Medtronic B.V. Earl Bakkenstraat 10 6422 PJ Heerlen Nederland Tel. +31-45-566-8000 Fax +31-45-566-8668 Hoofdkantoor Europa/Afrika/Midden-Oosten Medtronic International Trading Sàrl Route du Molliau 31 Case Postale 84 CH - 1131 Tolochenaz Zwitserland Internet: www.medtronic.co.uk Tel. +41-21-802-7000 Fax +41-21-802-7900 Technische handleidingen: www.medtronic.com/manuals
© Medtronic, Inc. 2009 198141005D 2009-03-13
*198141005*