Vrijwilligerswerk en Jongeren
Mevr. J. A. Paul Studente Arbeid en Organisatie Psychologie VU Onderzoek: Vrijwilligerswerk en Jongeren In opdracht van het HOF Promotie Haags Vrijwilligerswerk Den Haag7 Datum: 05-02-11 1
Inhoudsopgave Inleiding
Pag. 3
Hoofdstuk 1 Verantwoording en aanleiding
Pag. 4-6
1.1 Verantwoording van het onderzoek
Pag. 4-5
1.2 Aanleiding
Pag. 5-6
1.3 Probleemstelling en doelstelling
Pag. 6
Hoofdstuk 2 Onderzoekvragen en methoden
Pag. 7-11
2.1 Hoofd- en deelvragen
Pag. 7-8
2.2 Begrippen en theorieën
Pag. 8-10
2.3 Methodiek van het onderzoek
Pag. 10-11
Hoofdstuk 3 Motivaties
Pag. 12-14
3.1 Extrinsieke motivatie
Pag. 12-13
3.2 Intrinsieke motivatie
Pag. 13-14
Hoofdstuk 4 Barrières
Pag. 15-16
Hoofdstuk 5 De Resultaten
Pag. 17-26
5.1 De motivaties van Haagse jongeren voor vrijwilligerswerk
Pag. 17-18
5.2 De barrières van Haagse jongeren voor vrijwilligerswerk
Pag. 18-19
5.3 De doelgroepen waarmee jongeren vrijwilligerswerk willen doen
Pag. 20-21
5.4 Informatie over vrijwilligerswerk
Pag. 21-22
5.5 Voorbeelden van vrijwilligersactiviteiten
Pag. 23
5.6 Psychologisch eigenaarschap en vrijwilligerswerk
Pag. 24-25
5.7 Demografische gegevens
Pag. 25-26
Hoofdstuk 6 Conclusie en aanbevelingen
Pag. 27-29
6.1 Conclusies
Pag. 27-29
6.2 Discussie
Pag. 29
Hoofdstuk 7 De aanbeveling
Pag. 30-34
Communicatiemiddelen en aanbeveling
Pag. 30-32
Theorie van Wilson
Pag. 32-33
Algemene aanbeveling
Pag.34
Bijlage
Pag. 35-38.
Literatuurlijst
Pag. 39
2
Inleiding Als studente in de arbeids- en organisatie psychologie aan de Vrije Universiteit van Amsterdam heb ik dit onderzoek geschreven voor HOF Promotie Haags Vrijwilligerswerk in Den Haag. In dit onderzoek worden de motivaties en barrières van Haagse jongeren om vrijwilligerswerk te doen, achterhaald. Verder wordt onderzocht met welke communicatiemiddelen Haagse jongeren benaderd kunnen worden om vrijwilligerswerk te doen. Ook volgt een aanbeveling komen over de manier waarop vrijwilligersorganisaties Haagse jongeren het beste kunnen bereiken. Het gaat hierbij om welke informatie Haagse jongeren graag willen hebben over vrijwilligerswerk en voor wie Haagse jongeren het liefst vrijwilligerswerk willen doen. Ook zal in deze aanbeveling besproken worden op welke motivaties en barrières van Haagse jongeren vrijwilligersorganisaties moeten letten als ze jongeren willen benaderen of behouden voor vrijwilligerswerk.
Hoofdstuk 1 geeft een verantwoording voor het verrichten van het onderzoek. In hoofdstuk 2 worden de onderzoeksvragen en methoden behandeld. In hoofdstuk 3 treft de lezer de verschillende motivaties die jongeren kunnen hebben om vrijwilligerswerk te doen. In hoofdstuk 4 komen barrières naar voren, die Haagse jongeren kunnen hebben om vrijwilligerswerk te doen. In hoofdstuk 5 worden de resultaten besproken. Hoofdstuk 6 geeft de conclusie van het onderzoek. Ten slotte komt in hoofdstuk 7 de aanbeveling. De bijlage bestaat uit de vragenlijst die is gebruikt voor het onderzoek.
3
Hoofdstuk 1 Verantwoording en aanleiding In dit hoofdstuk wordt het onderwerp vrijwilligerswerk en jongeren geïntroduceerd. Eerst zal er een verantwoording van het onderzoek komen. Daarna zal de aanleiding van het onderzoek besproken worden, gevolgd door de probleem- en doelstelling van het onderzoek. 1.1 Verantwoording van het onderzoek In Editie NL van dinsdag 4 januari 2011 wordt verkondigd dat vrijwilligers Nederland draaiende houden en dat Nederland zonder zijn vrijwilligers stil zou staan. Ook wordt in Editie NL aangegeven dat in Nederland een op de vijf mensen vrijwilligerswerk doen, ongeveer vijf uur per week. Veel organisaties danken hun bestaan aan de inzet van vrijwilligers en de maatschappelijke relevantie van vrijwilligerswerk wordt dan ook algemeen erkend (Hardeman, 1998; Heinsius, 1998). Vrijwilligers spelen dus een grote rol in onze maatschappij en zijn van groot belang. De Europese Commissie heeft 2011 ook uitgeroepen tot het jaar van het vrijwilligerswerk.
Ondanks het maatschappelijke belang van vrijwilligerswerk is er relatief weinig onderzoek naar gedaan (Harrison, 1995; Rail, 1987). Het beperkte onderzoek naar vrijwilligers heeft zich daarbij niet specifiek gericht op jongeren. Jongeren kunnen echter een ander tijdsbestedingpatroon, barrières en motieven hebben voor het doen van vrijwilligerswerk. Het is ook zo dat als jongeren eenmaal vrijwilligerswerk doen, ze het heel erg leuk vinden (Movisie, 2008). Het moet echter wel duidelijk zijn hoe vrijwilligersorganisaties jongeren kunnen bereiken en overhalen om vrijwilligerswerk te doen. Daarbij moet het ook duidelijk zijn hoe vrijwilligersorganisaties de motivatie van jongeren om vrijwilligerswerk te doen kunnen vasthouden, ook op lange termijn. Het is voor vrijwilligersorganisaties soms moeilijk vrijwilligers te vinden en te motiveren, vooral als het gaat om jongeren. De deelname van jongeren aan vrijwilligerswerk is sinds 1970 sterk afgenomen waardoor vergrijzing optreedt binnen vrijwilligersorganisaties. Een verklaring hiervoor kan zijn dat het werkaanbod in veel vrijwilligersorganisaties niet aansluiten bij de wensen en behoeften van jongeren (Brouwer de Koning, 2000). Uit een onderzoek van Clary en Snyder (1991) is gebleken dat afstemming tussen enerzijds de wensen en behoeften van mensen en anderzijds de taak die ze moeten uitvoeren, leidt tot grotere satisfactie en een lager verloop. Anders gezegd, de uitdaging voor vrijwilligersorganisaties is dat ze het aanbod van vrijwilligerswerk en de vrijwilligersactiviteiten moeten aanpassen aan de individuele motivaties, barrières en interesses van jonge vrijwilligers (Williams, 1993). Hiervoor is inzicht nodig in de motieven en barrières van potentiële vrijwilligers (Omoto & Snyder, 1990). Om deze redenen is het belangrijk om het onderwerp jongeren en vrijwilligers te onderzoeken en dit onderzoek richt zich daarom op de verschillende mogelijkheden om jongeren te motiveren en interesseren voor vrijwilligerswerk. 4
In het onderzoek zal er gekeken worden naar jongeren die in Den Haag wonen. De leeftijd van deze jongeren ligt tussen de 12 en 18 jaar en het gaat om jongeren die nog op een middelbare school zitten. Er is gekozen om jongeren uit Den Haag te onderzoeken zodat de resultaten van het onderzoek eventueel toegepast kunnen worden in Den Haag. Vrijwilligersorganisaties in Den Haag zouden deze informatie dus eventueel kunnen gebruiken om Haagse jongeren te stimuleren en motiveren om vrijwilligerswerk in Den Haag te doen.
1.2 Aanleiding De eerste aanleiding van het onderzoek is dat het belangrijk is om jongeren te motiveren om zich maatschappelijk in te zetten en hun bewust te maken van de maatschappij. Ook de organisatie HOF Promotie Haags Vrijwilligerswerk houdt zich hiermee bezig. HOF is een organisatie die zich onder andere bezighoudt met het samenbrengen van vacatures in vrijwilligerswerk en potentiële vrijwilligers in Den Haag. Hieronder vallen ook Haagse jongeren. HOF heeft echter weinig inzicht in de motivatie en interesses van Haagse jongeren als het gaat om vrijwilligerswerk. HOF zou daar graag meer over te weten willen komen zodat deze doelgroep beter bediend kan worden in hun zoektocht naar vrijwilligerswerk. Dit wil HOF te doen door passende vrijwilligersorganisaties en vrijwilligersactiviteiten te zoeken en organisaties te helpen bij de invulling van geschikt vrijwilligerswerk voor jongeren. Het onderzoek zal voor meer inzicht zorgen als het gaat om welke vrijwilligersactiviteiten geschikt en ook leuk zijn voor jongeren. Een andere aanleiding voor het onderzoek is dat jongeren een hele andere kijk kunnen hebben dan volwassenen en dat is ten gunste voor een organisatie (Movisie, 2008). Sinds 1970 treedt er een vergrijzing op binnen vrijwilligersorganisaties (Brouwer de Koning, 2000). Het is voor vrijwilligersorganisaties dus belangrijk om meer jongeren te stimuleren om vrijwilligerswerk te doen. Jongeren hebben namelijk een frisse blik en andere kijk op dingen dan volwassenen. Daarbij trekken ze ook andere jongeren aan om over de vloer te komen. Verder kunnen zij aantrekkelijke nieuwe activiteiten verzinnen en helpen bij het bereiken van nieuwe doelgroepen. Als je als vrijwilligersorganisatie meer jongeren in dienst hebt kan dit ook zorgen voor een positief imago en een hernieuwde profilering van de organisatie zelf. Je zorgt er als vrijwilligersorganisatie daarnaast ook voor dat jongeren een bijdrage leveren aan burgerschap (Movisie, 2008). Bovendien is er in Den Haag veel vraag naar vrijwilligers en jongeren kunnen helpen om deze vacatures te vullen. Jongeren kunnen dus een grote positieve bijdrage leveren in een vrijwilligersorganisatie en is het daarom van belang om kennis te hebben over manieren waarop jongeren gemotiveerd en gestimuleerd kunnen worden om vrijwilligerswerk te doen.
5
De laatste aanleiding van het onderzoek is dat vrijwilligerswerk voor de jongeren zelf ook goed kan zijn. Ten eerste kan het doen van vrijwilligerswerk jongeren helpen bij het ontwikkelen van vaardigheden en het vormen van een identiteit (Hustinx, 1998). Ook kan het doen van vrijwilligerswerk veel werk- en leerervaringen opleveren die jongeren later voor een carrière kunnen gebruiken .Verder kunnen jongeren nieuwe mensen leren kennen en sociale contacten opdoen. Daarbij kan het doen van vrijwilligerswerk heel leuk zijn en biedt het een kans voor persoonlijke groei en levenskwaliteit (Movisie, 2008). Als jongeren gemotiveerd en gestimuleerd worden voor vrijwilligerswerk, hebben ze er zelf ook profijt van en als jongeren eenmaal als vrijwilliger actief zijn, vinden ze het heel erg leuk en hebben veel verhalen en ervaringen die ze willen delen (Movisie, 2008). 1.3 Probleemstelling en doelstelling De probleemstelling van het onderzoek is dat het voor HOF en andere vrijwilligersorganisaties onduidelijk is hoe Haagse jongeren gemotiveerd kunnen worden om vrijwilligerswerk te gaan doen. Ook is het onduidelijk wat barrières voor Haagse jongeren kunnen zijn om vrijwilligerswerk te gaan doen in Den Haag. Daarbij weten HOF en andere vrijwilligersorganisaties uit Den Haag niet hoe ze Haagse jongeren kunnen interesseren en bereiken om vrijwilligerswerk te gaan doen. Ten slotte is er ook weinig bekend over welke vrijwilligersorganisaties en vrijwilligersactiviteiten het beste passen bij Haagse jongeren. Het doel van het onderzoek is dat voor HOF en andere Haagse vrijwilligersorganisaties duidelijk is wat de motivatie en barrières zijn van Haagse jongeren om vrijwilligerswerk te doen, dat deze organisaties weten hoe ze het beste Haagse jongeren kunnen bereiken en interesseren voor vrijwilligerswerk in Den Haag en dat HOF/vrijwilligersorganisaties weten wat voor vrijwilligerswerk en –activiteiten ze jongeren tussen de 12 en 18 jaar moeten aanbieden.
6
Hoofdstuk 2 Onderzoeksvragen en methoden In dit hoofdstuk worden de hoofd- en deelvragen besproken, gevolgd door de begrippen en theorieën die hierbij gepaard gaan. Daarna wordt een beschrijving gegeven van het onderzoek. De respondenten en de procedure, het meetinstrument en de statistische methoden die zijn gebruikt, worden ook besproken. 2.1 Hoofd- en deelvragen De hoofdvraag van het onderzoek luidt als volgt: Wat zijn de motivaties en barrières van Haagse jongeren om vrijwilligerswerk te gaan doen in Den Haag en hoe kunnen HOF en vrijwilligersorganisaties deze informatie gebruiken om Haagse jongeren te stimuleren om (meer) vrijwilligerswerk te doen? De deelvragen die bij de hoofdvraag aansluiten zijn: 1) Wat zijn de motivaties van Haagse jongeren om vrijwilligerswerk in Den Haag te gaan doen? In deze deelvraag komen de verschillende redenen aan bod die jongeren kunnen aandragen om vrijwilligerswerk te doen. Het eerste deel van de deelvraag focust zich op de motieven, terwijl het tweede gedeelte het belang van psychologisch eigenaarschap binnen deze context uitlegt. 2) Wat zijn de barrières van Haagse jongeren om vrijwilligerswerk te gaan doen in Den Haag? Naast motieven voor jongeren om vrijwilligerswerk te doen zijn er uiteraard ook eventuele barrières die jongeren stellen om ook daadwerkelijk dit vrijwilligerswerk te gaan doen. Deze zullen worden besproken in dit deel van het onderzoek. 3) Op welke manier kunnen jongeren het best bereikt worden en hen zodoende te interesseren voor vrijwilligerswerk? De aandacht zal in dit deel van het onderzoek uitgaan naar de verschillende communicatiemiddelen die gebruikt kunnen worden om jongeren te bereiken en hen op die manier te interesseren voor vrijwilligerswerk. Hierbij kan gedacht worden aan sociale media zoals Facebook en Hyves, maar ook de ‘traditionele’ middelen zoals e-mail of jongeren aanspreken op straat. 4) Hoe kunnen HOF en vrijwilligersorganisaties de uitgekomen motivaties en barrières van Haagse jongeren gebruiken om ze te stimuleren om vrijwilligerswerk te gaan doen? In deze slotvraag zullen de resultaten worden weergegeven van het onderzoek naar de motivaties en barrières van Haagse jongeren om vrijwilligerswerk te gaan doen. Op basis van de resultaten van het onderzoek zal worden beoordeeld welke communicatiemiddelen het beste kunnen worden gebruikt om jongeren te kunnen bereiken. Daarnaast zal aan de hand van 7
de resultaten duidelijk worden wat de hiërarchie van de verschillende motivaties en barrières is als het gaat om het doen van vrijwilligerswerk door Haagse jongeren. 2.2 Begrippen en theorieën 2.2.1 Begrippen Eerst zullen de algemene begrippen waar het onderzoek over gaat behandeld worden. Daarna zullen de verschillende communicatiemiddelen besproken worden, waar jongeren mee bereikt kunnen worden om vrijwilligerswerk te gaan doen. Algemene begrippen Vrijwilligerswerk Het concept vrijwilligerswerk wordt in dit onderzoek gedefinieerd als een vorm van
onbetaald werk binnen een organisatie waarbij er geen verplichtingen zijn, met als doel andere mensen of de maatschappij te helpen (Meijs, 1997). Motivaties Dit begrip kan gedefinieerd worden als de beweegredenen die iemand heeft om bepaalde
handelingen te (blijven) verrichten, in dit geval vrijwilligerswerk (Movisie, 2008). Barrières Voor sommige jongeren kunnen er een aantal barrières gelden om vrijwilligerswerk te doen.
Barrières zijn obstakels voor het doen van vrijwilligerswerk (Sundeen et al, 2007). Er kunnen dus een aantal omstandigheden zijn waardoor het voor jongeren moeilijker is om vrijwilligerswerk te doen. Psychologisch eigenaarschap Dit begrip heeft betrekking op het gevoel dat een stad onderdeel van jou
identiteit is en er dus ook een grotere bereidheid is om vrijwilligerswerk te doen vanwege dit gevoel. Een thuisgevoel hebben bij, de overtuiging hebben dat men een verschil kan maken middels, en een betere bekendheid met de stad dragen allen bij aan psychologisch eigenaarschap van de stad en vervolgens aan de vrijwillige inzet ten bate van de stad. Voor het huidige onderzoek houdt dit in dat als Haagse jongeren meer het gevoel hebben dat Den Haag ook echt als thuis aanvoelt, zij meer bereid zijn om vrijwilligerswerk te doen (Pierce et al, 2001). Communicatiemiddelen Nieuwe sociale media Onder deze categorie vallen de communicatiemiddelen Facebook, Hyves, Twitter
en Pingchat. Deze sociale media zorgen ervoor dat jongeren op een snelle en leuke manier met elkaar in contact kunnen blijven. Facebook en Hyves geven jongeren de mogelijkheid via internet een persoonlijk account aan te maken en met dit account vrienden te maken met andere persoonlijke accounts om zo met andere mensen in contact te komen. Daarbij bestaat er de mogelijkheid tot het creëren van een eigen webpagina met persoonlijke gegevens en foto’s. Twitter en Pingchat hebben 8
deze mogelijkheid van een persoonlijk account ook, maar zijn meer gericht op directe en snelle communicatie via de mobiele telefoon met andere mensen. School Het gebruiken van de school zelf als communicatiemiddel is ook een manier om jongeren in
contact te brengen met vrijwilligerswerk. De school is een relatief simpele manier om jongeren tussen de 12 en de 18 jaar te bereiken en voor te lichten over vrijwilligerswerk, aangezien zij dan nog vrijwel dagelijks op school te vinden zijn. Verschillende manieren om school te gebruiken als middel zijn het geven van een proefles over vrijwilligerswerk of jongeren die dit al gedaan hebben of nog steeds doen uit te nodigen voor een persoonlijk verhaal. Zij kunnen dan vervolgens aan de leerlingen vertellen over hun ervaringen met vrijwilligerswerk. ‘Traditionele’ middelen Naast bovengenoemde middelen zijn er tenslotte ook nog de traditionele
communicatiemiddelen om jongeren in te lichten over vrijwilligerswerk. Dit zijn het gebruik van e-mail, het aanspreken van jongeren op straat, het gebruik van reclameborden, andere traditionele media zoals de krant en tijdschriften en tenslotte de telefoon. 2.2.2 Theorieën Er zijn een aantal theorieën van belang als het gaat om het stimuleren en bereiken van jongeren om vrijwilligerswerk te doen. Deze theorieën zijn waardevol, omdat zij gebruikt kunnen worden in de aanbeveling van dit onderzoek waarin zal worden aangegeven op welke manier jongeren het best gestimuleerd en bereikt kunnen worden om vrijwilligerswerk te gaan doen. Deze theorieën worden in het onderstaande verder uitgelegd. Theorie van David A. Harrison (1995) Deze theorie
gaat ervan uit dat als je jongeren wilt bereiken en
stimuleren voor vrijwilligerswerk, er vier belangrijke punten zijn waar men zich op moet richten: 1) Hoe staan jongeren tegenover vrijwilligerswerk? Hier gaat het om attitude die jongeren hebben. Jongeren die een positieve attitude hebben tegenover vrijwilligerswerk, en dus positief ingesteld zijn hebben een grotere intentie om vrijwilligerswerk te gaan doen.
2) In hoeverre vinden andere mensen uit de omgeving van de jongere het belangrijk dat hij/zij vrijwilligerswerk doet? Hier gaat het om de submit norm. De mensen uit de omgeving van de jongeren zoals vrienden, familie en leraren moeten vrijwilligerswerk ook belangrijk vinden en het steunen. Als jongeren meer het gevoel hebben dat ze gesteund en gewaardeerd worden vanuit hun leefomgeving, zullen zij een grotere intentie hebben om vrijwilligerswerk te gaan doen.
9
3) In hoeverre is het voor de jongere mogelijk om vrijwilligerswerk te doen? Het gaat hier bijvoorbeeld om een lichamelijke beperking of een tekort aan tijd. Als er hier een oplossing voor wordt geboden, zullen jongeren een grotere intentie hebben om vrijwilligerswerk te doen. Dit wordt de perceived behaviour control genoemd.
4) In hoeverre is het voor een jongere juist om vrijwilligerswerk te doen? Als jongeren het idee hebben dat vrijwilligerswerk ook het goede is om te doen, zullen zij een grotere intentie hebben om vrijwilligerswerk te gaan doen. Dit wordt de moral obligation van de jongere genoemd. Theorie van Wilson et al (2008) Uit
het onderzoek van Wilson et al (2008) is gebleken dat als respondenten
een les kregen over de verschillende voordelen van vrijwilligerswerk of een uitleg kregen over de manier waarop ze verschillende barrières om vrijwilligerswerk te doen konden overwinnen, zij vaker rapporteerden dat zij de intentie hadden om vrijwilligerswerk te doen. Mensen die geen les kregen, rapporteerden significant minder dat zij deze intentie hadden. 2.3 Methodiek van het onderzoek Respondenten
Voor het onderzoek hebben 130 respondenten, in dit geval Haagse jongeren tussen de 12
en de 18 jaar, een vragenlijst ingevuld. De respondenten zijn afkomstig van twee middelbare scholen uit Den Haag, te weten het Diamantcollege en middelbare school Zandvliet. Uit Diamantcollege zijn er 80 respondenten afkomstig en uit Zandvliet zijn er 50 respondenten afkomstig. Al deze leerlingen zijn afkomstig uit de vierde klas. Diamantcollege vertegenwoordigd het leerniveau VMBO en Zandvliet HAVO/VWO. Daarnaast zijn tien leerlingen geïnterviewd aan de hand van een semigestructureerde vragenlijst. De respondenten vertegenwoordigden de verschillende leerniveaus van het VMBO tot HAVO/VWO. Procedure
De middelbare scholen Zandvliet en het Diamantcollege zijn beide via e-mail benaderd met
de vraag of er een mogelijkheid was om een aantal leerlingen de vragenlijst van de onderzoeker te laten invullen. De scholen waren over dit onderwerp al eerder aangesproken op een matchmeeting georganiseerd door HOF. De onderzoeker was zelf persoonlijk aanwezig bij het invullen van de vragenlijsten door respondenten van het Diamantcollege. Hierbij werd zij geassisteerd door een docent van het Diamantcollege. De respondenten van middelbare school Zandvliet hebben de vragenlijst ingevuld onder begeleiding van een docent werkzaam op middelbare school Zandvliet, na een uitgebreide uitleg via de e-mail van de onderzoeker over de procedure van het afnemen van de vragenlijst. De jongeren die hebben meegedaan aan de interviews waren benaderd via een kennis die de onderzoeker kende. Deze kennis woont in Den Haag en heeft twee kinderen, waarbij er ook 8 10
vrienden zijn geïnterviewd die ook in Den Haag wonen. De interviews zijn bij de kennis thuis afgenomen en duurden ongeveer een half uur per jongere. Meetinstrumenten
De vragenlijst die gebruikt is voor het onderzoek is zelf samengesteld door de
onderzoeker op basis van academische literatuur over vrijwilligerswerk en jongeren. De belangrijkste literatuur die gebruikt is voor het samenstellen van de vragenlijst is afkomstig van Movisie (2008), Clary en Snyder (1991) en Pierce (2001). De afgenomen interviews zijn eveneens op deze vragenlijst gebaseerd. De volledige vragenlijst is terug te vinden in de bijlage van dit onderzoek. Methode van analyse
Om de uitkomsten van de vragenlijst te analyseren is het statistische
computerprogramma SPSS gebruikt. SPSS (oorspronkelijk Statistical Package for the Social Sciences) wordt gebruikt voor statistische doeleinden. Voor de vragen waarbij de jongeren meerdere antwoordopties mochten aankruisen, zijn procenten berekent. Daarbij is er ook gekeken naar al bestaande onderzoeken en publicaties over jongeren en vrijwilligerswerk. Voor de interviews is er een tekstanalyse gebruikt, waarbij alleen de belangrijkste stukken van de interviews zijn meegenomen. Type onderzoek
Het huidige onderzoek is een explorerend onderzoek. Het onderzoek geeft inzicht in de
manieren waarop jongeren meer vrijwilligerswerk gaan doen.
11
Hoofdstuk 3 Motivaties Jongeren verschillen veel ten op zichtte van elkaar en elke jongere heeft zijn of haar eigen motivatie om vrijwilligerswerk te gaan doen. Het is daarom van belang voor organisaties die jonge vrijwilligers willen aantrekken hun doelgroep goed in kaart te brengen. Hierbij moeten deze organisaties goed nadenken over de behoeften en wensen van de doelgroep en wat deze doelgroep mogelijk zou kunnen motiveren om vrijwilligerswerk te gaan doen. Als de motivaties van jonge vrijwilligers bekend zijn kan er gekeken worden of de activiteiten die vrijwilligers doen en de beloningen die zij daarvoor krijgen, goed aansluiten bij de motivatie van vrijwilligers. In het onderzoek van Bos en Bosch (2008, Movisie) komt naar voren dat vrijwilligers langer actief blijven als de activiteiten die zij doen en de beloning die zij daarvoor krijgen goed aansluiten bij hun motivatie. Het is om deze reden belangrijk om te weten wat de verschillende motivaties van jongeren kunnen zijn om vrijwilligerswerk te gaan doen. Als organisaties een goed beeld hebben van jongere vrijwilligers en hun motivaties, zouden organisaties deze informatie dus kunnen gebruiken om effectiever jonge vrijwilligers te werven en deze jonge vrijwilligers op lange termijn gemotiveerd te houden. Voordat er gekeken wordt naar de motivaties van jongeren om vrijwilligerswerk te gaan doen, wordt er eerst een definitie gegeven van het concept motivatie en word er een uitleg gegeven over de verschillende vormen van motivatie. Om uiteindelijk antwoord te geven op de deelvraag: “wat zijn de verschillende motivaties van jongeren om vrijwilligerswerk te gaan doen?” wordt er daarbij gekeken naar de resultaten van al bestaande onderzoeken en publicaties over het motiveren van jongeren om vrijwilligerswerk te gaan doen. 3.1 Extrinsieke motivatie Motivatie kan gedefinieerd worden als de beweegredenen die iemand heeft om bepaalde handelingen te (blijven) verrichten. Motivaties kunnen ingedeeld worden in twee richtingen: motivaties van buitenaf (extrinsieke motivatie) en motivaties van binnenuit (intrinsieke motivatie) (Movisie, 2008). Bij extrinsieke motivatie gaat het erom dat jongeren vrijwilligerswerk uitvoeren omdat het iets oplevert, zoals een beloning. Bij beloningen kan men denken aan het krijgen van certificaten en getuigenschriften waarmee jongeren kunnen aantonen wat zij gedaan hebben. Het gaat bij extrinsieke motivatie dus niet om beloning in de vorm van geld. Extrinsieke motivatie kunnen we opdelen in twee vormen: materiële beloningen (cadeaubonnen, certificaten) en niet-materiële beloningen (contacten en ervaringen die nuttig kunnen zijn voor de carrière) (Movisie, 2008). Materiële beloningen bestaan uit twee delen: jongeren kunnen vrijwilligerswerk gaan doen voor de cadeaus/geschenken die ze ervoor kunnen krijgen (cadeaubonnen, een fiets, kaarten voor de bioscoop) 12
en ze kunnen vrijwilligerswerk gaan doen voor een erkenningbeloning zoals het krijgen van een getuigschrift of certificaat voor het doen van vrijwilligerswerk. Ze krijgen ‘tastbaar bewijs’ dat ze vrijwilligerswerk hebben gedaan en ze krijgen dus erkenning van de vrijwilligersorganisatie waar zij werkzaam waren. Ook het toewijzen van goede werkplekken en andere faciliteiten vallen onder het kopje tastbaar bewijs. Ook niet-materiële beloningen bestaan uit verschillende vormen zoals carrièregerichte -, leer -, kwaliteit - en sociale motieven (Clary en Snyder, 1998). Carrièregerichte motieven hebben betrekking op de kans die jonge vrijwilligers krijgen om ervaringen, vaardigheden en contacten op te doen die de toekomstige carrière op de arbeidsmarkt kunnen bevorderen. Ook kunnen jonge vrijwilligers op hun CV plaatsen dat ze vrijwilligerswerk hebben gedaan en dit zou wellicht de kans op een baan vergroten. Bij leermotieven wordt er meer gekeken naar de jonge vrijwilliger als een persoon die de kans krijgt om nieuwe leerervaringen op te doen en bestaande kennis en vaardigheden te oefenen en te vergroten. Kwaliteitsmotieven houden in dat jonge vrijwilligers de kans krijgen om persoonlijk te groeien en een verhoogde levenskwaliteit te realiseren. Bij sociale motieven gaat het meer om het verdiepen of versterken van sociale contacten van vrijwilligers. Movisie (2008) voegen hierbij nog een motivatie aan toe, namelijk het beschermingsmotief. Dit houdt in dat vrijwilligerswerk een manier kan zijn om negatieve omstandigheden, ervaringen of gevoelens te ontlopen of deze te verminderen (bijvoorbeeld een vervelende gezinssituatie). Ten slotte wordt door een onderzoek van Plemper et al (2005) een waarderingsmotief gevonden voor vrijwilligerswerk. Hierbij gaat het erom dat de organisatie aandacht en complimenten geeft aan zijn vrijwilligers. Je kunt het gevoel van waardering ook creëren door het geven van een kaartje of een persoonlijke mail te sturen, maar je kunt ook denken aan het organiseren van een vrijwilligersuitje. Ten slotte kun je vrijwilligers behalve op een materiële manier (getuigschriften/certificaten), ook op een niet materiële manier erkennen door bijvoorbeeld vrijwilligers een goede inspraak te geven en het maken van een vrijwilligersbeleid. 3.2 Intrinsieke motivatie Bij intrinsieke motivatie gaat het om motieven die van binnenuit komen zoals bijvoorbeeld de passie en interesse om iets te gaan doen. Intrinsieke motivaties hebben directe invloed op onze emoties. Bij deze motivatie gaat het dus niet om wat we ervoor krijgen, maar gaat het om de gevoelens die je krijgt bij het uitvoeren van je vrijwillige werkzaamheden. Intrinsieke motivatie kan ingedeeld worden in twee vormen: motieven die voortkomen uit een plichtsgevoel (normatieve motivatie) en uit een pleziergevoel (intrinsieke hedonistische motivatie). Bij een normatieve motivatie van jonge 13
vrijwilligers worden jongeren dus gedreven om vrijwilligerswerk te doen omdat het juist is. De normen en waarden die gelden voor de jongeren spelen hierbij een grote rol en deze worden ook in sterke mate vormgegeven door de mensen in de omgeving van de jongeren (familie, vrienden, teamleden uit sportverenigingen, kerk). Bij een pleziermotivatie gaat het om dat jongeren vrijwilligerswerk doen omdat ze er plezier aan beleven en het dus leuk vinden (Movisie, 2008). Deze onderverdeling van motivatie wordt weergegeven in figuur 1.
Motivatie
Intrinsieke motivatie
Normatieve motivatie
Het is juist (Normen en waarden)
Extrinsieke motivatie
pleziergerichte motivatie
Plezier
Materiële motivatie
Cadeaus Erkenningbeloning
Niet-materiële motivatie
Carrière Erkenning Leer, Bescherming Sociaal Waardering Nuttig voelen
Figuur 1: Samenvatting en overzicht van de verschillende motivaties
14
Hoofdstuk 4 Barrières Meer duidelijkheid omtrent de redenen van sommige jongeren om af te zien van vrijwilligerswerk levert waardevolle informatie op. Deze informatie kan namelijk gebruikt worden om jongeren alsnog te stimuleren voor vrijwilligerswerk door de obstakels die voor jongeren gelden weg te nemen of te reduceren. Hieronder staan de verschillende barrières van jongeren om vrijwilligerswerk te doen beschreven op basis van het onderzoek van Sundeen et al (2007). Jongeren weten te weinig over vrijwilligerswerk
Jongeren weten soms niet wat voor soort vrijwilligerswerk er
allemaal beschikbaar is, dat het ook leuk kan zijn om vrijwilligerswerk te doen en ze weten vaak ook niet op welke manier ze in contact kunnen komen met organisaties die vrijwilligerswerk aanbieden. Daarbij weten jongeren vaak niet dat vrijwilligerswerk vele voordelen met zich meebrengt zoals leerervaringen. Daarnaast kan vrijwilligerswerk gebruikt worden om later meer kans te maken op een goede baan. Te weinig tijd om vrijwilligerswerk te doen
Jongeren hebben een druk leven zoals naar school gaan, huiswerk
maken, met vrienden afspreken en het doen van sport- of dansactiviteiten. Vanaf een bepaalde leeftijd, meestal rond de 16 jaar, hebben jongeren vaak een bijbaantje om wat extra geld te verdienen. Door deze redenen kunnen jongeren te weinig tijd hebben om vrijwilligerswerk te doen. Te weinig geld
Ook kan het gebrek aan geld voor bijvoorbeeld openbaar vervoer het moeilijk maken
voor jongeren om vrijwilligerswerk te doen. Geografische ligging Daarnaast
moet er ook gekeken worden naar de geografische ligging.
Vrijwilligerswerk moet niet te ver zijn omdat jongeren anders te veel geld en/of tijd kwijt zijn aan het reizen. Economische status Voor
sommige jongeren is het belangrijk dat ze geld krijgen voor het werk dat zij
leveren. Sommige gezinnen hebben een lager inkomen waardoor het voor sommige jongeren belangrijk wordt dat ze zelf ook wat bijverdienen. Dit kan een reden zijn om af te zien van vrijwilligerswerk. Jongeren zijn onzeker Jongeren zitten in
een levensfase waarbij ze erg onzeker kunnen zijn over zichzelf
en de vaardigheden die zij al dan niet hebben. Sommige jongeren kunnen denken dat ze niet geschikt zijn om vrijwilligerswerk te doen omdat ze de juiste vaardigheden niet hebben. Jongeren zijn niet in staat om vrijwilligerswerk te doen Jongeren kunnen
een lichamelijke of geestelijke
beperking hebben waardoor het voor hen moeilijker wordt om vrijwilligerswerk te doen.
15
Sociale binding Jongeren
die minder geïntegreerd zijn in de maatschappij en weinig sociale contacten
hebben binnen de gemeente waar zij wonen zijn minder snel geneigd om vrijwilligerswerk te doen. Jongeren die dus weinig te maken hebben met inwoners en bepaalde activiteiten van Den Haag, zullen minder bereid zijn om vrijwilligerswerk in Den Haag te doen.
16
Hoofdstuk 5 De Resultaten Hierbij een overzicht van de uitgekomen motivaties, barrières en communicatiemiddelen die gebruikt kunnen worden om Haagse jongeren te stimuleren voor vrijwilligerswerk. Het gemiddelde (M, de totale schaalscore gedeeld door het aantal items van de schaal), de standaarddeviatie (SD, de spreiding rond het gemiddelde), de mediaan (ME, de middelste waarneming), en de modus (MO, de meest aangegeven waarde) worden, zoals gescoord op de schalen, besproken. Ook worden de resultaten van de vragen die in procenten zijn omgerekend besproken in dit deel. 5.1 De motivaties van Haagse jongeren voor vrijwilligerswerk Aan de Haagse jongeren is aan de hand van een vragenlijst gevraagd welke motivaties voor hen gelden om vrijwilligerswerk te doen. Op een 5-puntsschaal (1 = negatief schaaluiteinde, 3 = schaal midden, 5 = positief schaaluiteinde) hebben de Haagse jongeren het volgende aangegeven. De respondenten Haagse jongeren zijn, blijkens de standaarddeviatie (spreiding rond het gemiddelde) weinig verdeeld over de verschillende motivaties die ze hebben om vrijwilligerswerk te doen. Zoals te zien in tabel 1 op de volgende pagina zijn de motivaties die het sterkst gelden voor jongeren: contacten en ervaringen opdoen die ze later kunnen gebruiken voor een betaalde baan (gemiddelde = 4.12, standaarddeviatie = 0.49, mediaan = 4.02, modus = 4.10 ), als ze er een goed gevoel bij krijgen en er plezier aan beleven (gemiddelde = 4.07, standaarddeviatie = 0.52, mediaan = 4.03, modus = 4.07 ) en als jongeren zich op hun gemak voelen bij de mensen van de vrijwilligersorganisatie (gemiddelde = 3.65, standaarddeviatie = 0.54, mediaan = 3.62, modus = 3.64). Ook willen jongeren wel vrijwilligerswerk doen als het voor een goed doel is (gemiddelde = 3.52, standaarddeviatie = 0.48, mediaan = 3.56, modus = 3.57) , als ze er leuke spullen voor krijgen (gemiddelde = 3.67, standaarddeviatie = 0.58, mediaan = 3.67, modus = 3.67) en als het niet te ver is en goed te bereiken met openbaar vervoer of fiets (gemiddelde = 3.60, standaarddeviatie = 0.54, mediaan = 3.58, modus = 3.59).
17
Haagse jongeren zouden vrijwilligerswerk doen als: M
Haagse jongeren SD ME
MO
Het voor een goed doel is.
3.52
0.48
3.56
3.57
Het zorgt voor een goed gevoel/plezier.
4.07
0.52
4.03
4.07
Voor leuke spullen.
3.67
0.58
3.67
3.67
Als jongeren een diploma krijgen.
3.49
0.51
3.43
3.44
Om nieuwe vrienden te maken.
3.03
0.52
3.00
3.01
Om nieuwe dingen te leren.
3.54
0.47
3.43
3.52
Om contacten/ervaringen op te doen voor een baan.
4.12
0.49
4.02
4.10
Als afleiding voor vervelende situaties.
3.02
0.48
3.00
3.00
Als anderen het ook iets goed vinden om te doen.
3.05
0.51
3.01
3.03
Als het iemand zou helpen.
3.50
0.49
3.58
3.57
Als het past bij hun persoonlijkheid/interesses.
3.50
0.50
3.48
3.49
Als jongeren op hun gemak zijn bij de mensen van de vrijwilligersorganisaties.
3.65
0.54
3.62
3.64
3.41
0.52
3.48
3.38
3.60
0.54
3.58
3.59
3.36
0.53
3.30
3.34
Als de mensen bij de vrijwilligersorganisatie de jongeren goed begeleiden. Als het niet te ver is en goed te bereiken met openbaar vervoer of fiets. Als jongeren ook wat verantwoordelijkheid zouden hebben over de dingen die ze zouden doen.
Tabel 1: motivaties van jongeren om vrijwilligerswerk te doen
5.2 De barrières van Haagse jongeren voor vrijwilligerswerk Aan de Haagse jongeren is aan de hand van een vragenlijst gevraagd welke barrières voor hen gelden om vrijwilligerswerk in Den Haag te doen. De respondenten jongeren hadden zes antwoordmogelijkheden waarbij ze ook de mogelijkheid hadden om aan te geven dat er voor hen geen barrières zijn om vrijwilligerswerk te doen. Ook konden ze meerdere antwoordmogelijkheden aankruisen. Hierover zijn procenten berekent en de respondenten jongeren hebben het volgende aangegeven. Uit het onderzoek blijkt dat 32% van de Haagse jongeren te weinig weet over vrijwilligerswerk. Ook zijn Haagse jongeren weleens onzeker over zichzelf en wat ze kunnen (26%) en hebben ze niet genoeg tijd om vrijwilligerswerk te doen (24%). Verder is het zo dat maar 12% van de Haagse jongeren geen 18
vrijwilligerswerk doen omdat ze geen geld ervoor krijgen en slechts 2% zijn niet in staat om vrijwilligerswerk in Den Haag te doen. Ten slotte is het zo dat maar 4% aangeeft dat er voor hen geen barrières gelden om vrijwilligerswerk te doen en geen van de respondenten jongeren vinden dat het aan de stad Den Haag ligt dat ze geen vrijwilligerswerk doen.
Barrières
%
Ik weet te weinig over vrijwilligerswerk.
32 %
Ik heb niet genoeg tijd om vrijwilligerswerk te doen.
24 %
Ik krijg er niet voor betaald.
12 %
Ik ben weleens onzeker over mijzelf en wat ik kan.
26 %
Ik ben niet in staat vrijwilligerswerk te doen (Ik heb een lichamelijke of geestelijke beperking). Er gelden voor mij geen moeilijkheden om vrijwilligerswerk te doen.
2 %
4 % 0 %
Ik vind Den Haag geen leuke stad
Tabel 2: Barrières van jongeren om vrijwilligerswerk te doen
5.3 De doelgroepen waarmee jongeren vrijwilligerswerk willen doen Aan de Haagse jongeren is aan de hand van een vragenlijst gevraagd voor welke doelgroep ze het liefst vrijwilligerswerk willen doen. De respondenten jongeren hadden zes antwoordmogelijkheden en konden meerdere antwoordmogelijkheden aankruisen. Hierover zijn procenten berekent en de respondenten jongeren hebben het volgende aangegeven. Uit het onderzoek blijkt dat 24% van de Haagse jongeren graag iets met kinderen en vrijwilligerswerk zou willen doen en ook 24% voor dieren vrijwilligerswerk wil doen. Ook zouden ze graag voor ouderen vrijwilligerswerk doen (23%) en voor mensen uit een andere cultuur (17%). Slechts 8% zou iets met gehandicapten willen doen en maar 4% iets met het milieu.
19
Voor wie zou je het liefst vrijwilligerswerk willen doen?
%
Oudere mensen
23 %
Kinderen
24 %
Gehandicapten
8 %
Dieren
24 %
Milieu Mensen uit een andere cultuur
4 % 17 %
Tabel 3: jongeren en voor wie ze vrijwilligerswerk willen doen
Communicatiemiddelen Aan de Haagse jongeren is aan de hand van een vragenlijst gevraagd hoe zij het beste bereikt kunnen worden om het eens te hebben over vrijwilligerswerk. De respondenten jongeren hadden 12 antwoordmogelijkheden en konden meerdere antwoordmogelijkheden aankruisen. Hierover zijn procenten berekent en de respondenten jongeren hebben het volgende aangegeven. Uit het onderzoek blijkt dat 30% van de Haagse jongeren via school benaderd willen worden om het te hebben over vrijwilligerswerk. Ook via de mail (13%), via Hyves (12%) of Facebook zouden Haagse jongeren hiervoor benaderd kunnen worden. Van de overige communicatiemiddelen zouden Twitter/pingchat (8%) en aangesproken worden op straat (8%) als enigen nog gebruikt kunnen worden. De andere communicatiemiddelen zoals via een tijdschrift of krant zitten alleemaal onder de 5% en zouden dus niet gebruikt kunnen worden om jongeren over vrijwilligerswerk te benaderen.
20
Hoe kan je het beste bereikt worden?
%
Facebook
12 %
Hyves
12 %
Twitter of pingchat Via school Op de sport- of dans club Flyers tijdens het uitgaan Via de krant
8% 30 % 4% 1% 1% 2%
Via een tijdschrift 1%
Via een reclamebord 4%
Via de telefoon 4%
Op straat (in de buurt of in de stad) Via de mail
8% 13 %
Tabel 4: jongeren en hoe ze het beste bereikt kunnen worden voor vrijwilligerswerk
5.4 Informatie over vrijwilligerswerk Aan de Haagse jongeren is aan de hand van een vragenlijst gevraagd welke informatie ze nog zouden willen hebben over vrijwilligerswerk. De respondenten jongeren hadden zes antwoordmogelijkheden waarbij ze ook de mogelijkheid hadden om aan te geven dat er voor hen iets anders geldt. Ze konden hierbij zelf iets opschrijven over wat ze nog zouden willen weten over vrijwilligerswerk. Deze informatie staat apart weergegeven in tabel 5.2. Verder konden de respondenten jongeren weer meerdere antwoordmogelijkheden aankruisen, waarover de procenten zijn berekent. De respondenten jongeren hebben het volgende aangegeven. Uit het onderzoek blijkt dat 25% van de Haagse jongeren voorbeelden van vrijwilligerswerk willen weten, dat ze eventueel zouden kunnen doen. Ook zou 24% een persoonlijk verhaal van een jongere willen horen, die al vrijwilligerswerk doet. Verder zouden Haagse jongeren willen weten wat ze zouden kunnen leren van vrijwilligerswerk (22%) en hoe ze vrijwilligerswerk zouden kunnen 21
gebruiken om later meer kans te maken op een goede baan (17%). Slechts 5% zou willen weten wanneer er een bijeenkomst is waar je vragen kunt stellen over vrijwilligerswerk. Van het totaal aantal respondenten jongeren hebben 7% een eigen invulling gegeven over welke informatie ze willen hebben over vrijwilligerswerk. Van deze 7% zou de helft willen weten bij welke vrijwilligersorganisaties je werkt voor een bepaalde doelgroep zoals dieren of kinderen. Ook zou 30% willen weten of er vrijwilligersactiviteiten in Den Haag zijn die aansluiten bij hun hobby’s zoals knutselen, iets met dans of basketbal. Verder geeft 14% aan dat ze meer informatie willen over de dagen en tijden van bepaalde vrijwilligersactiviteiten en wat het eventueel zou kosten als het gaat om vervoer (6%).
%
Welke informatie zou je willen hebben over vrijwilligerswerk? Voorbeelden van vrijwilligerswerk dat ik zou kunnen doen.
25 %
Een persoonlijk verhaal van een jongere over vrijwilligerswerk
24 %
Wanneer er een bijeenkomst is waar je vragen kan stellen over vrijwilligerswerk
5% 22 %
Wat ik zou kunnen leren van vrijwilligerswerk 17 %
Hoe ik vrijwilligerswerk zou kunnen gebruiken om later meer kans te maken op een goede baan. Anders namelijk………………………………………………
7%
Tabel 5.1: informatie die jongeren zouden willen hebben over vrijwilligerswerk
%
Eigen invulling; anders namelijk….. Bij welke organisaties je werkt voor een bepaalde doelgroep.
50 %
Meer informatie over de tijden en dagen van bepaalde vrijwilligersactiviteiten.
14 %
Hoeveel het eventueel zou kosten als het gaat om vervoer en welke mogelijkheden hierbij mogelijk zijn.
6% 30 %
Of er bepaalde vrijwilligersactiviteiten zijn die aansluiten bij mijn hobby’s en welke.
Tabel 5.2: eigen invulling over informatie en vrijwilligerswerk
22
5.5 Voorbeelden van vrijwilligersactiviteiten Aan de Haagse jongeren is aan de hand van een vragenlijst gevraagd wat ze van bepaalde bestaande vrijwilligersactiviteiten vinden. Op een 5-puntsschaal (1 = negatief schaaluiteinde, 3 = schaal midden, 5 = positief schaaluiteinde) hebben de Haagse jongeren het volgende aangegeven. De respondenten Haagse jongeren zijn, blijkens de standaarddeviatie (spreiding rond het gemiddelde) weinig verdeeld over de activiteiten rondom vrijwilligerswerk. Zoals te zien in tabel 6 op de volgende pagina zijn de vrijwilligersactiviteiten die jongeren het leukst vinden: computerles geven aan bijvoorbeeld oude mensen (gemiddelde = 4.52, standaarddeviatie = 0.49, mediaan = 4.52, modus = 4.50 ), het verzorgen van dieren zoals konijnen/knaagdieren en hun kooi schoonmaken (gemiddelde = 4.49, standaarddeviatie = 0.51, mediaan = 4.48, modus = 4.47 ), te helpen in een sportcentrum zoals mensen in en uit een rolstoel halen bij rolstoelbasketbal (gemiddelde = 4.36, standaarddeviatie = 0.53, mediaan = 4.32, modus = 4.33) en een feest organiseren voor bijvoorbeeld een buurthuis (gemiddelde = 4.00, standaarddeviatie = 0.52, mediaan = 4.03, modus = 4.00) . Ook vinden jongeren Haagse jongeren het wel leuk om koffie/thee rond te brengen en gezellig een praatje te maken met de bewoners van een verzorgingstehuis (gemiddelde = 3.65, standaarddeviatie = 0.54, mediaan = 3.62, modus = 3.64) en met kinderen uit een dagverblijf spelen (gemiddelde = 3.52, standaarddeviatie = 0.47, mediaan = 3.53, modus = 3.52). Ten slotte collecteren Haagse jongeren niet graag voor een goed doel (gemiddelde = 2.05, standaarddeviatie = 0.51, mediaan = 2.01, modus = 2.03).
23
Haagse jongeren zouden vrijwilligerswerk doen als: M
Haagse jongeren SD ME
MO
Koken voor bejaarden/koken in activiteitencentrum.
3.51
0.48
3.55
3.50
Een feest organiseren voor bijv. een buurthuis
4.00
0.52
4.03
4.00
Hulpleerkracht zijn op een basisschool.
3.27
0.58
3.27
3.25
Het verzorgen van dieren.
4.49
0.51
4.48
4.47
Het geven van voetbal, tennis of danslessen.
4.03
0.52
4.00
4.01
Met kinderen uit een dagverblijf spelen.
3.52
0.47
3.53
3.52
Computerles geven aan bijvoorbeeld oude mensen.
4.55
0.49
4.52
4.50
Het helpen bij het geven van een zwemles.
3.02
0.48
3.00
3.00
Collecteren voor een goed doel.
2.05
0.51
2.01
2.03
Bij ouderen op bezoek gaan en boodschappen doen.
3.07
0.49
3.08
3.07
Gehandicapten helpen bij paardrijden.
3.00
0.50
3.08
3.09
Koffie/thee rondbrengen en gezellig een praatje maken met de bewoners van een verzorgingstehuis.
3.65
0.54
3.62
3.64
4.36
0.53
4.32
4.33
Helpen in een sportcentrum zoals mensen in en uit een rolstoel helpen bij rolstoelbasketbal.
Tabel 6: voorbeelden van vrijwilligersactiviteiten
5.6 Psychologisch eigenaarschap en vrijwilligerswerk Zoals te zien in tabel 7 hebben evenveel jongeren ingevuld dat zij zicht thuis voelen in Den Haag (60%) en dat zij Den Haag ook echt als hun stad zien (60%). Het merendeel van de jongeren voelt zich dus thuis en zien Den Haag ook echt als hun stad. In tabel 8 is te zien dat ook ongeveer dezelfde aantal jongeren (54%) invult ooit vrijwilligerswerk in Den Haag te willen doen. Verder blijkt dat 15% al vrijwilligerswerk doet en dat 31% geen vrijwilligerswerk in Den Haag zou willen doen. Met SPSS is berekent dat er een positieve samenhang is tussen de vragen “Voel jij je thuis in Den Haag?” en “Ja, ik zou ooit vrijwilligerswerk willen doen in Den Haag” (r = 0.69, p < 0.05). Dit houdt in dat als jongeren zich meer thuis voelen in Den Haag, zij meer de intentie hebben om vrijwilligerswerk te gaan doen in Den Haag. Ook is berekent dat er een positieve samenhang is tussen de vragen “Zie je Den Haag ook als jou stad?” en “Ja, ik zou ooit vrijwilligerswerk willen doen in Den Haag” (r = 0.67, p < 0.05). Dit houdt in dat als jongeren Den Haag meer als hun stad zien, zij meer de intentie hebben om vrijwilligerswerk te gaan doen in Den Haag.
24
Ja
Nee
Voel jij je thuis in Den Haag?
60 %
40%
Zie je Den Haag ook als jou stad?
60 %
40%
Tabel 7 Den Haag als eigen stad
Zou je ooit vrijwilligerswerk in Den Haag willen doen of
%
doe je al vrijwilligerswerk in Den Haag? Ja, ik doe al vrijwilligerswerk in Den Haag.
15%
Ja, ik zou ooit vrijwilligerswerk willen doen in Den Haag.
54%
Nee
31%
Tabel 8: waarschijnlijkheid van jongeren om vrijwilligerswerk te doen
5.7 Demografische gegevens In totaal hebben er 130 jongeren de vragenlijst volledig ingevuld. Hieronder staan per school de leeftijden en geslacht aangegeven. Zoals in tabel 9 te zien zijn de meeste jongeren op Zandvliet 16 (45 %) en zijn het aantal jongens en meisjes ongeveer gelijk verdeeld. Uit tabel 10 wordt het duidelijk dat ook de meeste jongeren 16 zijn (50%) maar dat er iets meer meisjes (60%) dan jongens zijn (40%). Middelbare school Zandvliet Leeftijd
%
Geslacht
%
15
25%
Jongen
48%
16
45%
17
25%
Meisje
52%
18
5%
Tabel 9: leeftijd en geslacht Zandvliet
25
Middelbare school Diamantcollege Leeftijd
%
Geslacht
%
15
30%
Jongen
40%
16
50%
17
15%
Meisje
60%
18
5%
Tabel 10: leeftijd en geslacht Diamantcollege
26
Hoofdstuk 6 Conclusie en Discussie 6.1 Conclusies Naar aanleiding van het onderzoek kunnen er meerdere conclusies worden getrokken. Onderstaande conclusies geven een top drie per onderwerp. Van de vrijwilligersactiviteiten is ter uitzondering een top vier gemaakt. Onderstaande zijn de conclusies weergegeven per onderwerp: De motivaties die voor Haagse jongeren de doorslag geven om wel of geen vrijwilligerswerk te doen zijn 1) het opdoen van contacten en ervaringen, 2) plezier hebben in het vrijwilligerswerk dat ze doen en 3) zich op hun gemak voelen bij de mensen van de vrijwilligersorganisatie waar zij werkzaam zijn. Met andere woorden, om jongeren te motiveren moet het duidelijk zijn dat het volgen van de stage positieve gevolgen voor hen kan hebben, bijvoorbeeld bij het zoeken naar een baan. Ook moeten de interesses van de jongeren aansluiten op de werkzaamheden die zij tijdens de stage moeten verrichten zodat zij plezier hebben in het vrijwilligerswerk dat ze doen. Verder is het belangrijk dat de sfeer binnen de vrijwilligers organisatie goed is zodat jongeren zich thuis voelen en dus beter presteren. Andere motivaties die in mindere mate door jongeren worden genoemd voor het doen van vrijwilligerswerk zijn werkzaamheden uitvoeren voor een goed doel, als er een leuke beloning tegenover staat en de bereikbaarheid van het vrijwilligerswerk met openbaar vervoer of fiets. De belangrijkste barrières die voor Haagse jongeren gelden om vrijwilligerswerk te gaan doen zijn dat 1) jongeren te weinig weten over vrijwilligerswerk, 2) jongeren onzeker zijn over zichzelf en wat ze kunnen en 3) jongeren niet genoeg tijd hebben om vrijwilligerswerk in Den Haag te doen. Dit betekent dat jongeren dus nog niet op de juiste manier bereikt worden met informatie over vrijwilligerswerk. Daarnaast weten jongeren niet goed van zichzelf wat hun sterke en zwakke punten zijn en dit maakt hen erg onzeker. Tenslotte hebben jongeren een erg druk leven waardoor zij ervaren dat ze geen vrijwilligerswerk kunnen doen. Hier kunnen vrijwilligers organisaties echter op inspelen. Het blijkt dat Haagse jongeren 1) graag iets met kinderen en vrijwilligerswerk zouden willen doen 2) voor dieren vrijwilligerswerk willen doen en 3) vrijwilligerswerk willen doen voor ouderen. Jongeren interesseren zich dus blijkbaar het meest voor deze drie categorieën. Daarnaast kwam uit de interviews naar voren dat vooral allochtone jongeren vrijwilligerswerk zouden willen doen voor mensen uit een andere cultuur. De belangrijkste communicatiemiddelen waarmee jongeren bereikt kunnen worden om hen te informeren over vrijwilligerswerk zijn 1) via school, 2) via e-mail en 3) via Hyves en 27
Facebook. Het blijkt dus dat jongeren liever op de ‘traditionele’ manier via school benaderd willen worden over het eventueel uitvoeren van vrijwilligerswerkzaamheden. Bij de interviews kwam dan ook naar voren dat dit te maken heeft met het feit dat jongeren het fijn vinden om met leraren en klasgenoten over vrijwilligerswerk te praten. Bij voorkeur zouden jongeren tijdens schooltijd willen geïnformeerd en geadviseerd worden over het doen van vrijwilligerswerk. Daarnaast willen jongeren graag via e-mail benaderd worden, omdat dit een snelle en makkelijke manier is om informatie te vergaren over vrijwilligerswerk. Jongeren geven dan ook niet voor niets aan dat zij dagelijks meerdere keren hun e-mail account checken. Tenslotte zouden jongeren ook via Hyves en Facebook benaderd kunnen worden. Voor jongeren is dit dé nieuwe manier om contacten te onderhouden en informatie te vergaren. Jongeren geven ook aan dat steeds meer mensen gebruik gaan maken van deze sociale netwerksites.
De belangrijkste informatie die Haagse jongeren graag nog zouden willen hebben over vrijwilligerswerk zijn 1) voorbeelden van vrijwilligerswerk die zij zouden kunnen doen, 2) een persoonlijk verhaal van een jongere die vrijwilligerswerk heeft gedaan of doet en 3) wat ze specifiek kunnen leren van vrijwilligerswerk. Er zijn nog veel zaken onduidelijk voor jongeren met betrekking tot vrijwilligerswerk wat een belangrijke factor zou kunnen zijn voor Haagse jongeren om geen vrijwilligerswerk te gaan doen. Het blijkt dat jongeren meer specifieke informatie willen hebben over vrijwilligerswerk zoals persoonlijke ervaringen en leerdoelen. Dit moet vooral duidelijk en op een makkelijke manier aan jongeren worden gepresenteerd. Tenslotte heeft een klein deel van de Haagse jongeren een eigen invulling gegeven op vraag welke informatie zij nog beschikbaar zouden willen hebben over vrijwilligerswerk. Ruim de helft van deze groep vind het belangrijk dat er duidelijkheid bestaat omtrent de doelgroep van de vrijwilligers organisatie. Daarnaast willen zij graag weten of deze vrijwilligers activiteiten goed aansluiten bij hun eigen interesses. Specifieke informatie zoals dagen, tijden en kosten moeten duidelijk weergegeven zijn om jongeren te kunnen interesseren voor vrijwilligerswerk.
De vrijwilligersactiviteiten die jongeren het meeste aantrekken zijn 1) het geven van computerles aan bijvoorbeeld oudere mensen, 2) het verzorgen van dieren, 3) helpen in een sportcentrum en 4) het organiseren van een feest in bijvoorbeeld een buurthuis. Het belangrijkste aandachtspunt bij het aanbieden van bepaalde vrijwilligersactiviteiten bij jongeren is dat deze goed moeten aansluiten bij de interesses en motivaties van Haagse jongeren. Veel jongeren vinden het leuk om iets met dieren zoals knaagdieren. Het werken in een sportcentrum onder Haagse jongens. Daarnaast vinden veel jongeren het leuk om met computers bezig te zijn wat zou kunnen verklaren dat het geven van computerles een van de meest populaire activiteiten is. Ook vinden jongeren Haagse jongeren het wel leuk om 28
koffie/thee rond te brengen en gezellig een praatje te maken met de bewoners van een verzorgingstehuis en met kinderen uit een dagverblijf spelen. Uit het onderzoek is gebleken dat als jongeren zich meer thuis voelen in Den Haag, zij meer bereid zijn om vrijwilligerswerk te doen. Jongeren moeten Den Haag dus ook een leuke stad vinden en Den Haag echt als hun thuis zien. 6.2 Discussie De vragenlijsten die zijn gebruikt voor het onderzoek bleken uiteindelijk praktijk te veel in beslag te nemen voor de jongeren om ze in te vullen. Dit kwam als een verrassing aangezien de vragenlijsten al behoorlijk kort en bondig waren. In sommige klassen is er uiteindelijk een heel lesuur besteed aan het invullen van de vragenlijsten. Een aandachtspunt voor toekomstige onderzoeken zou dus moeten zijn de vragen nog korter en bondiger te formuleren en de grootte van de vragenlijst nog verder te verkleinen. Daarnaast zijn er bij twee scholen respondenten afgenomen waardoor de generalisatie naar Haagse jongeren in het algemeen wordt bemoeilijkt. Het is echter wel zo dat deze scholen alle leerniveaus van een middelbare school representeren. Een advies voor een vervolg onderzoek zou kunnen zijn om meer scholen onderdeel te maken van het onderzoek.
29
Hoofdstuk 7 De aanbeveling In dit hoofdstuk zullen er specifieke aanbevelingen worden gegeven betreffende het gebruik van de top drie communicatiemiddelen school, e-mail en Facebook of Hyves. Tot slot zal er nog een algemene aanbeveling volgen met betrekking tot jongeren en vrijwilligerswerk. 7.1 Aanbeveling communicatiemiddelen School
Uit de interviews is gebleken dat veel jongeren weinig nadenken over vrijwilligerswerk omdat
ze er niet mee geconfronteerd worden door hun omgeving. Scholen kunnen deze probleem wegnemen door tijd vrij te maken voor leerlingen om het eens te hebben over vrijwilligerswerk. Als jongeren er meer over vrijwilligerswerk weten en er meer mee te maken krijgen, kan de kans vergoten dat jongeren vrijwilligerswerk gaan doen. Haagse jongeren zouden het liefst via school benaderd willen worden en zouden onder schooltijd het graag willen hebben over vrijwilligerswerk en welke mogelijkheden er allemaal zijn binnen Den Haag. Dit zouden middelbare scholen kunnen doen door bijvoorbeeld een proefles te geven over vrijwilligerswerk in Den Haag. De proefles kan onder andere bestaan uit een PowerPointpresentatie waar de voordelen van vrijwilligerswerk aan het licht komen. Hieronder staan de aandachtspunten waar scholen op moeten letten als ze een proefles gaan geven over vrijwilligerswerk. Middelbare scholen moeten tijdens de PowerPointpresentatie benadrukken dat hun leerlingen via vrijwilligerswerk contacten en ervaringen kunnen opdoen die later van pas zijn voor een toekomstige carrière en dat ze ook meer kans kunnen maken op een baan via vrijwilligerswerk. Ook moet tijdens de proefles duidelijk worden dat de jongeren heel veel plezier kunnen beleven met vrijwilligerswerk en wat ze specifiek kunnen leren van vrijwilligerswerk. Andere motivaties die scholen ook kunnen benadrukken zijn dat de jongeren door het doen van vrijwilligerswerk werkzaamheden uitvoeren voor een goed doel, dat er ook een leuke beloning tegenover kan staan zoals een fiets of bioscoopkaartjes en dat er gezorgd voor kan worden dat het vrijwilligerswerk goed bereikbaar is met openbaar vervoer of fiets. Het krijgen van een beloning voor het doen van vrijwilligerswerk is een extrinsieke motivatie en trekt volgens de onderzoeksresultaten veel jongeren aan om vrijwilligerswerk te gaan doen. Extrinsieke motivaties zoals het krijgen van een fiets zijn dus aandachttrekkers voor Haagse jongeren, maar intrinsieke motivaties zoals het beleven van plezier tijdens vrijwilligerswerk zorgt ervoor dat Haagse jongeren werkzaam blijven bij een vrijwilligersorganisatie. Het is dus belangrijk dat beide soort motivaties aan het licht komen tijdens de PowerPointpresentatie.
30
Het blijkt dat Haagse jongeren graag iets met kinderen, dieren en ouderen zouden willen doen als het gaat om vrijwilligerswerk. Ook deze doelgroepen moeten aan het licht komen tijdens de presentatie. Deze doelgroepen kunnen gekoppeld worden aan de uitgekomen vrijwilligersactiviteiten die jongeren het meeste aantrekken zoals het geven van computerles aan oudere mensen, het verzorgen van dieren, koffie en thee rond te brengen en gezellig een praatje te maken met de bewoners van een verzorgingstehuis en met kinderen uit een dagverblijf spelen. Uit het onderzoek is gebleken dat deze activiteiten erg leuk worden gevonden door Haagse jongeren, en dat ook deze doelgroepen jongeren aanspreken. Het zal Haagse jongeren kunnen aantrekken om vrijwilligerswerk te doen, als deze informatie opgenomen wordt in de PowerPointpresentatie. Verder is gebleken dat Haagse jongeren het leuk lijkt om te helpen in een sportcentrum en een feest te organiseren in bijvoorbeeld een buurthuis Ze krijgen op deze manier een goed idee over wat ze welke vrijwilligersactiviteiten er allemaal zijn in Den Haag en dit zorgt voor meer duidelijkheid, wat jongeren ook nodig hebben. Ten slotte is uit het onderzoek gebleken dat jongeren meer voorbeelden willen hebben van vrijwilligerswerk dat ze zouden kunnen doen en dit wordt op deze manier ook opgelost. De belangrijkste barrières die voor Haagse jongeren gelden om vrijwilligerswerk te gaan doen zijn dat jongeren te weinig weten over vrijwilligerswerk, jongeren onzeker zijn over zichzelf en wat ze kunnen en jongeren niet genoeg tijd hebben om vrijwilligerswerk in Den Haag te doen. Uit het onderzoek van Wilson et al (2008) is gebleken dat als respondenten een les kregen over de verschillende voordelen van vrijwilligerswerk of een uitleg kregen over de manier waarop ze verschillende barrières om vrijwilligerswerk te doen konden overwinnen, zij vaker rapporteerden dat zij de intentie hadden om vrijwilligerswerk te doen. Er zou een speciaal lesuurtje besteed kunnen worden aan een aantal oplossingen voor deze barrières. Leraren zouden in zo een lesuur kunnen beginnen met welke kennis en vaardigheden de jongeren nu al bezitten (denk bijvoorbeeld aan sociale-, creatieve-, dans- en sport kwaliteiten). Jongeren moeten meer zelfvertrouwen in zichzelf krijgen en dat zou op deze manier bereikt kunnen worden. Verder komen jongeren meer te weten over vrijwilligerswerk door de proefles. Ten slotte kunnen leraren met de jongeren samen een manier kunnen bedenken om toch tijd over te houden voor vrijwilligerswerk. Sommige vrijwilligersactiviteiten vallen in het weekend. In het weekend hebben jongeren meer tijd en er zouden specifieke voorbeelden moeten komen over welke activiteiten op welke dag en tijdstip vallen. Dit moet schematisch in een tabel weergeven worden en aan de jongeren meegegeven worden zodat ze hier thuis ook eventueel met hun ouders naar kunnen kijken. Het moet dus op papier uitgeprint worden. Op deze manier kunnen jongeren zelf erachter komen op welk
31
moment en welke dag ze vrij zijn en welke vrijwilligersactiviteit ze dan op die dagen zouden kunnen doen. Ten slotte is uit mijn onderzoek gebleken dat jongeren graag een persoonlijk verhaal willen horen over een jongere die al vrijwilligerswerk doet. Na de PowerPointpresentatie en het lesuur over oplossingen voor de barrières van jongeren, zou de week erna een jongere kunnen komen die vrijwilligerswerk doet met een persoonlijk verhaal over vrijwilligerswerk. Deze jongere komt zijn of haar verhaal vertellen over bijvoorbeeld wat er leuk is aan het vrijwilligerswerk dat hij of zij doet en op welke dag/tijdstip dit wordt gedaan. Een jongere die actief is in bijvoorbeeld een bejaardentehuis kan vertellen hoe leuk het is om wat voor een oudere te doen en hoe ouderen hier dankbaar op reageren. Op deze manier krijgen jongeren meer een idee wat het inhoudt om vrijwilligerswerk te doen. Email/Facebook/Hyves
Haagse jongeren kunnen ook via de mail, Facebook of Hyves benaderd worden
om ze te informeren over vrijwilligerswerk. Er moet hierbij op dezelfde aandachtspunten gelet worden als hierboven, alleen moet de informatie kort en bondig zijn. Als berichten te lang zijn heb je kans dat de jongeren op de helft van het bericht afhaken. Uit mijn onderzoek is ook gebleken dat als jongeren zich meer thuis voelen in Den Haag, zij meer bereidt zijn om vrijwilligerswerk te doen voor Den Haag. Hier zou op geanticipeerd kunnen worden en een voorbeeld van een bericht die je zou kunnen plaatsen via de mail, Hyves of Facebook is: “Woon jij in Den Haag en vind je Den Haag een leuke stad? Kom dan vrijwilligerswerk doen in…… en doe iets terug voor jou stad! Je krijgt er een leuke beloning voor zoals een fiets en je kunt contacten en ervaringen opdoen die je later goed kunt gebruiken voor het krijgen van een leuke baan. Geïnteresseerd? Mail dan naar ………………….. en geef je op!” 7.2 Theorie van David A. Harrison (1995) De theorie van Harrison (1995) kan gebruikt worden om jongeren te stimuleren om vrijwilligerswerk te doen. Deze theorie gaat ervan uit dat als je jongeren wilt bereiken en stimuleren voor vrijwilligerswerk, er vier belangrijke punten zijn waar men zich op moet richten: 1) De attitude die jongeren hebben tegenover vrijwilligerswerk. Jongeren die een positieve attitude hebben tegenover vrijwilligerswerk, en dus positief ingesteld zijn hebben een grotere intentie om vrijwilligerswerk te gaan doen.
2) De submit norm van jongeren over vrijwilligerswerk. De mensen uit de omgeving van de jongeren zoals vrienden, familie en leraren moeten vrijwilligerswerk ook belangrijk vinden en het steunen. Als jongeren meer het gevoel hebben dat ze gesteund en gewaardeerd worden 32
vanuit hun leefomgeving, zullen zij een grotere intentie hebben om vrijwilligerswerk te gaan doen.
3) In hoeverre is het voor de jongere mogelijk om vrijwilligerswerk te doen? Het gaat hier bijvoorbeeld om een lichamelijke beperking of een tekort aan tijd. Als er hier een oplossing voor wordt geboden, zullen jongeren een grotere intentie hebben om vrijwilligerswerk te doen. Dit wordt de perceived behaviour control genoemd.
4) In hoeverre is het voor een jongere juist om vrijwilligerswerk te doen? Als jongeren het idee hebben dat vrijwilligerswerk ook het goede is om te doen, zullen zij een grotere intentie hebben om vrijwilligerswerk te gaan doen. Dit wordt de moral obligation van de jongere genoemd. Als jongeren gestimuleerd willen worden om vrijwilligerswerk te doen moet er altijd gelet worden op deze vier punten. Als je als school een proefles over vrijwilligerswerk doet moet er dus voor gezorgd worden dat jongeren positief staan tegenover en denken over vrijwilligerswerk door bijvoorbeeld de voordelen ervan te bespreken. Als leraar kun je het met de jongeren over hebben waarom ze bijvoorbeeld vrijwilligerswerk niet leuk vinden en proberen hier iets aan te doen met de school. Ook moet de school ervoor zorgen dat de omgeving de jongeren steunen, zoals ouders en familie. Scholen zouden ouders kunnen informeren hierover en een gezamenlijke bijeenkomst kunnen organiseren over vrijwilligerswerk. Op deze manier zijn ook de ouders goed op de hoogte van vrijwilligerswerk en kunnen ze hun kinderen stimuleren en steunen om vrijwilligerswerk te gaan doen. In deze bijeenkomst moeten de ouders op de hoogte gebracht worden van de voordelen van vrijwilligerswerk en waarom het zo belangrijk is dat ook jongeren zich gaan inzetten voor vrijwilligerswerk. Ook zou in deze bijeenkomst besproken worden hoe jongeren met een lichamelijke beperking zich toch kunnen inzetten voor vrijwilligerswerk. Verder moet aan het licht komen dat ook jongeren die het druk hebben, zich kunnen inzetten voor vrijwilligerswerk. Veel jongeren op een middelbare school hoeven bijvoorbeeld niet elke dag tot laat op school te zitten en kunnen een dag in de week vrijwilligerswerk doen of anders in het weekend. Ten slotte moet ervoor gezorgd worden dat jongeren inzien dat het goed is om vrijwilligerswerk te doen. Jongeren moeten inzien dat het niet suf is om vrijwilligerswerk maar juist heel erg stoer want ze helpen de maatschappij hierbij. Geef jongeren specifieke voorbeelden van al het goede wat ze kunnen betekenen voor hun maatschappij zoals het helpen van ouderen of gehandicapten, en wat dit ook betekent voor de mensen die zij dan helpen. Jongeren zullen dan vanzelf gaan inzien dat vrijwilligerswerk juist is om te doen.
33
7.3 Algemene aanbeveling Een aantal punten waar je volgens Movisie (2008) op moet letten als je jongeren wilt motiveren of behouden voor vrijwilligerswerk: Sluit de uitgekomen motivaties aan op het type vrijwilligerswerk dat je een jongere aanbiedt. Ga in gesprek met jongeren en kijk wat de wensen zijn van jongeren. Hier kun je op inspelen! Zorg voor goede begeleiding tijdens het vrijwilligerswerk.
Zorg ervoor dat jongeren zich op hun gemak voelen bij de mensen van de vrijwilligersorganisatie waar zij werkzaam zijn.
Zorg voor een goede binding met de vrijwilligersorganisatie zoals een jaarlijkse vrijwilligersuitje, een kerstborrel of een kleine attentie met de verjaardag. Zorg voor duidelijkheid. Het moet duidelijk zijn wanneer de jongeren aan de slag kunnen en aan wie hij of zij iets kan vragen enz. Als er teveel onduidelijk heerst stoppen de jongeren vaak met vrijwilligerswerk. Zorg ervoor dat een jongere niet te lang hoeft te wachten voor een plek of activiteit. Jongeren willen vaak direct aan de slag en vinden het vaak vervelend om bijv. eerst drie maanden te moeten wachten op een plek. Zorg voor een gezellige sfeer, dit zorgt ervoor dat ze blijven terugkomen.
34
Bijlage 1: Enquête vrijwilligerswerk en jongeren Deze enquête gaat over vrijwilligerswerk. Vrijwilligerswerk is dat je iemand vooruit helpt of dat je iets goeds doet voor de maatschappij, zonder dat je daar geld voor krijgt. Maatschappelijke stage via school kan ook een vorm van vrijwilligerswerk zijn en betekent dat je verplicht vrijwilligerswerk voor school moet doen. Als je al vrijwilligerswerk doet of een maatschappelijke stage loopt, ga dan even terug naar het moment voordat je vrijwilligerswerk of een maatschappelijke stage deed. 1) Wat zou voor jou een reden kunnen zijn om vrijwilligerswerk te gaan doen? Kruis het hokje aan wat voor jou van toepassing is:
Ik zou vrijwilligerswerk doen:
Helemaal niet mee eens
Niet mee eens
Neutraal
Mee eens
Helemaal mee eens
Als het voor een goed doel is. Als het mij een goed gevoel zou geven en ik er plezier aan zou beleven. Als ik er leuke spullen voor zou krijgen (bioscoopbonnen, een fiets enz.) Als ik er een diploma voor zou krijgen, als bewijs dat ik vrijwilligerswerk heb gedaan . Als ik op die manier nieuwe vrienden kan maken. Als ik er nieuwe dingen van kan leren. Als ik contacten en ervaringen kan opdoen, die ik later kan gebruiken voor een betaalde baan. Als het afleiding zou bieden van vervelende dingen waar ik wel eens mee zit. Als andere mensen het ook iets goeds vinden om te doen. Als ik iemand ermee zou helpen. Als het bij mijn persoonlijkheid en interesses past. Als ik mij op mijn gemak kan voelen bij de mensen van de vrijwilligersorganisatie. Als de mensen bij de vrijwilligersorganisatie me 35
ook (een beetje) zouden begeleiden. Als het niet ver is en goed te bereiken is met het openbaar vervoer of de fiets. Als ik wat eigen verantwoordelijkheid zou hebben over de dingen die ik zou doen als vrijwilliger.
2) Wat maakt het voor jou moeilijk om vrijwilligerswerk te gaan doen? Je mag meerdere rondjes aankruisen. o Ik weet te weinig over vrijwilligerswerk. o Ik heb niet genoeg tijd om vrijwilligerswerk te doen. o Ik krijg er niet voor betaald. o Ik ben weleens onzeker over mezelf en wat ik kan. o Ik ben niet in staat het te doen (heb een lichamelijke of geestelijke beperking). o Ik vind Den Haag geen leuke stad. o Er is voor mij geen moeilijkheid om vrijwilligerswerk te doen. 3) Wat zou je graag willen doen, als je een vrijwilliger zou zijn? Kruis aan wat voor jou van toepassing is. Doe ik niet heel graag
Doe ik niet graag
Neutraal
Doe ik graag
Koken voor bejaarden of koken in een activiteitencentrum. Een feest organiseren voor bijvoorbeeld een buurthuis. Hulpleerkracht zijn op een basisschool. Het verzorgen van dieren zoals konijnen en knaagdieren en hun kooi schoonmaken. Het geven van voetbal, tennis of danslessen. Met kinderen uit een dagverblijf spelen. Computerles geven aan bijvoorbeeld oude mensen. Het helpen bij het geven van een zwemles voor kinderen. Collecteren voor een goed doel Bij ouderen op bezoek gaan en boodschappen voor ze doen. Gehandicapten helpen bij paardrijden. Koffie/thee rondbrengen en gezellig een praatje maken 36
Doe ik heel erg graag
met de bewoners van een verzorgingstehuis. Te helpen in een sportcentrum zoals mensen in en uit een rolstoel helpen bij rolstoelbasketbal.
4) Voor wie zou je het liefst vrijwilligerswerk willen doen? o Oudere mensen o Kinderen o Gehandicapten o Dieren o Milieu o Mensen uit een andere cultuur 5) Hoe zou jij het beste bereikt kunnen worden om het eens te hebben over vrijwilligerswerk? Je mag meerdere rondjes aankruisen. o Facebook o Hyves o Twitter of Ping chat o Via school o Op de sportclub o Flyers tijdens het uitgaan o Via de krant o Via een tijdschrift o Via een reclamebord o Via de telefoon o Op straat (in de buurt of in de stad) o Via de mail 6) Welke informatie zou je willen hebben over vrijwilligerswerk? Je mag er meerdere aankruisen.
o o o o o o
Voorbeelden van vrijwilligerswerk dat ik zou kunnen doen. Een persoonlijk verhaal van een jongere die vrijwilligerswerk doet. Wanneer er een bijeenkomst is waar je vragen kan stellen over vrijwilligerswerk. Wat ik zou kunnen leren van vrijwilligerswerk. Hoe ik vrijwilligerswerk kan gebruiken om later meer kans te maken op een goede baan. Anders namelijk………………………………………………………………………………………………………………..
7) Wat is je geslacht? o Jongen o Meisje 8) Hoe oud ben je?
Jaar.
9) Voel jij je thuis in Den Haag? o Ja o nee 10) Zie je Den Haag ook (een beetje) als jouw stad? o Ja o Nee 37
11) Zou je ooit vrijwilligerswerk in Den Haag willen doen of doe je al vrijwilligerswerk in Den Haag? o Ja, ik doe al vrijwilligerswerk in Den Haag o Ja, ik zou ooit vrijwilligerswerk willen doen in Den Haag. o Nee Bedankt voor het invullen van de enquête
38
Literatuurlijst Clary, E.G., & Snyder, M. (1991). A functional analysis of altruism and prosocial behavior: The case of volunteerism. Prosocial behavior: Review of Personality and Social Psychology, 119-148. Hardeman, E. (1998). Voor de verandering…Trendrapport vrijwilligerswerk. NOV: Utrecht: Harrison, D.A. (1995). Volunteer motivation and attendance decisions: Competitive theory testing in multiple samples from a homeless shelter. Journal of Applied Psychology, 80 (3), 371-385. Heinsius, J. (1998). Basisboek vrijwilligersmanagment. Bussum: Uitgeverij Coutinho. Hustinx, L. (1998). Jongeren en hun vrijwillig engagement: Een nieuwe stijl van vrijwilligerswerk!? Tijdschrift voor Sociologie, 19 (2), 111-149. Meijs, L. C. P. M. (1997). Management van vrijwilligersorganisatie. Utrecht, Nederland: NOV publicaties. Omoto, A.M. & Snyder , M. (1990). Basic research in action: Volunteerism and society’s response to Aids. Personality and Social Psychology Bulletin, 16 (1), 152-165. Pierce, J. L., Kostova, T., & Dirks, K. T. (2001). Towards a theory of psychological ownership in organisations. Academy of Management Review, 26, 298-310. Rail, G. (1987). Perceived role characteristics and executive satisfaction in voluntary sport associations. Journal of Sport Psychology, 9, 376-384. Sundeen, R. A., Raskoff, S. A., Garcia, M. C. (2007). Differences in Perceived Barriers to Volunteering to Formal Organizations: Lack of Time Versus Lack of Interest. Nonprofit Managment and Leadership, 17 (3), 279-300. Tyler, T. R., & Blader, S. L. (2002). Autonomous vs. Comparative: must we better than others to feel good about ourselves? Organisational Behavioural and human Decision Processes, 89, 813-838. Willems, L. (1993). Vrijwilligerswerk tussen altruïsme, eigenbelang en burgerzin. Sociale Interventie, 1, 9-16. Wilson, A. E., Allen, J. W., Strahan, E. J., Ethier, N. (2008). Getting Involved: Testing the Effectiveness of a Volunteering Intervention on Young Adolescents Future Intentions. Journal of Community & Applied Social Psychology, 18, 630-637.
39