Vrijwilligers voor OSA – Screening en training Intake vrijwilligers Bij het uitrollen van OSA in een gemeente zijn er vrijwilligers nodig. Zij leiden de gesprekken met de ouders op een neutrale, ondersteunende manier. Ze voeren het gesprek niet, maar zorgen dat vooral de deelnemers zelf met elkaar hun vragen en ervaringen uitwisselen. Ze zijn er niet om te oordelen of te normeren, of om kennis over te dragen. Ze helpen het gesprek op gang te brengen/houden en houden de balans in het gesprek en tussen de deelnemers in de gaten. Niet iedere vrijwilliger kan op zo’n neutrale manier een dialoogbijeenkomst leiden. Daarom is het belangrijk het juiste type vrijwilliger te selecteren. Onderstaand vindt u enkele tips om dit te doen. Probeer in gesprekken met kandidaten drie dimensies te onderzoeken, altijd aan de hand van de panelen (maak daarvoor afbeeldingen van de panelen op A-3): 1. Kennis en ervaring: Denkkracht. Het gaat hier over voldoende intelligentie en taalvaardigheid om de methodiek van OSA echt te begrijpen. Ervaring en/of affiniteit met kinderen, jongeren, opgroeien en opvoeden is ook belangrijk. 2. Kunde en vaardigheden: Daadkracht. Het gaat hier over indirecte of directe ervaring met opvoeden, het leiden van gesprekken, (neutraal) voor een groep kunnen staan. 3. Karakter en persoonlijkheid: Levenskracht. Het gaat hier over evenwichtig, bescheiden, dienstbaar en ruimdenkend/niet normatief in het leven staan. Alle drie evenwichtig aanwezig? Dan heb je je vrijwilliger. Bespreekpunten waar je op kunt insteken/letten: • Eerst iets vertellen over het project zelf. • Dan de persoon zich laten voorstellen: achtergrond, werkervaring, interesse in opvoeding, band daarmee, kinderen zelf of niet, etc. • Goed op motivatie letten en doorvragen; waarom wil iemand dit graag doen? • Tijdens gesprek ook letten op: heeft iemand een open houding of niet, denk je dat iemand snel zal oordelen (goed/fout) of neutraal kan zijn, de leiding kan nemen maar ook goed kan luisteren? • Zorg dat de persoon ook haar of zijn vragen kwijt kan aan jou (daaraan merk je ook proactiviteit). • Eventueel al kijken of iemand een voor het project interessant/leuk netwerk heeft (i.v.m. uitzetten activiteiten later). • Heeft iemand al ervaring voor groepen staan, dan is dat fijn. Echter, men moet ook weer niet te gevormd zijn (voorbeeld: sommige docenten hebben de neiging in de goed/fout rol te gaan zitten en zijn vaak wat minder geschikt voor dit project). • En vooral: zijn ze aardig, open en gemotiveerd!
Het is altijd aan te raden even goed de voorwaarden neer te zetten voor de samenwerking: jij biedt een gratis en goede training aan, van hen vraag je een bepaald aantal keer inzet voor het project. Het liefst worden vrijwilligers langer verbonden aan een project/organisatie, maar dit is niet het eerste uitgangspunt. Tot slot de toelichting op de nadere procedure. Wanneer horen jullie iets van elkaar? Hebben beide partijen even bedenktijd, of wordt er gelijk besloten? Soms is het al mogelijk om praktisch de beschikbaarheid te checken op de data van de training.
Competenties trainers en vrijwilligers Een belangrijk onderdeel van OSA is de training van de vrijwilligers. Zij kunnen en willen niet zomaar voor een groep worden gezet. Een goede voorbereiding helpt hen om de OSA bijeenkomst op de juiste manier te begeleiden. In de toolkit van OSA zit o.a. een draaiboek voor een training van vrijwilligers in gespreksleiding en in de methodiek, te vinden als laatste hoofdstuk in dit document. Hieronder vindt u allereerst enkele belangrijke competenties die trainers en ook de vrijwilligers moeten bezitten. •
Sociale steun geven aan de deelnemers en positief blijven. o Op een onvoorwaardelijke manier: ondanks mogelijk ‘negatief gedrag’ de deelnemers als waardevol persoon blijven benaderen; o Positief zijn: problemen wel erkennen, maar geloven in oplossingen; o Empathie: kunnen inleven in de belevingswereld van de deelnemers.
•
Oprechte interesse en betrokkenheid tonen aan de deelnemers: o Affiniteit met doelgroep. o Goed geheugen: eigen observaties opslaan om er later op terug te kunnen komen.
•
‘Referent power’ kunnen opbouwen: Referent power = status en geloofwaardigheid die je krijgt toebedeeld vanuit de groep, doordat je zelfvertrouwen en expertise c.q. positief voorbeeldgedrag laat zien. Dit is uitdrukkelijk niet status die je afdwingt door op een straffende, terechtwijzende, confronterende of ‘hiërarchische’ manier je autoriteit te doen gelden of op te eisen. o Op een warme, natuurlijke en subtiele manier autoriteit en expertise laten zien; o In staat zijn de sociale afstand met de deelnemers te verkleinen; o Jezelf op gelijk niveau met de deelnemers plaatsen, of zelfs daaronder: de deelnemers de expert maken.
•
Negatief/ineffectief gedrag kunnen negeren: o Dus ook niet meedoen of er een opmerking over maken.
•
Actief leren van de deelnemers bevorderen: o Niet zelf de expertrol of docentrol op je nemen, d.w.z. zelf geen antwoorden te geven/oplossingen te bieden; o Liever willen dat de deelnemer/de groep zelf controle en verantwoordelijkheid pakt, in plaats van willen ‘hulpverlenen’. o Een veilige omgeving bieden.
•
Het groepsproces faciliteren en sturen, zonder de ‘boventoon te voeren’: o Rustig kunnen blijven als de groep heel druk is; o Geen docent- of opvoedmentaliteit; o Geen mentaliteit als therapeut of hulpverlener.
•
Optioneel: Goed en intensief samenwerken met een co-trainer of medegespreksleider: o Goed kunnen samenwerken, de referent power van de co-trainer bevorderen, je ‘collega’ de ruimte en het vertrouwen geven om een goede training neer te zetten, je ego ‘thuislaten’, overleggen en open feedback vragen en geven.
Draaiboek Train-de-Trainer Opvoeden Samen Aanpakken (2 dagdelen) Dagdeel 1 Tijd 10m
5m
5m 15m 30m
Activiteit Welkom & aftrap - Projectleider en trainers voorstellen: - Info project OSA: Directe aanleiding: Bijvoorbeeld: voldoen aan de behoefte van ouders om onderling uit te wisselen, spanningen in wijken, opvoedcursussen zijn niet gemengd (multicult., m/v). Doel: Mensen in wijken dichter bij elkaar brengen rondom thema opvoeding. Vanuit preventieve gedachte: ouders van elkaar laten leren. Niets is fout, iedereen doet het anders. - Doel T-d-T training: 1. kennis en inzicht in het effectief begeleiden van groepsdiscussies. 2. oefenen met cruciale vaardigheden en houding hierbij. 3. inzicht in eigen kwaliteiten en valkuilen als gespreksbegeleider - Werkwijze training: discussie, rollenspellen, opdrachten (plenair en subgroepen) => jullie kennis en ervaringen belangrijk. - Huishoudelijke zaken: tijd, pauzes, mobieltjes, etc. Programma - Welkom & Basisregels - Kennismakingsopdracht: elkaar interviewen - Inventariseren leerdoelen - Kijkopdracht banners/foto’s + 1e rollenspel - Do’s & dont’s gespreksleider - Uitgangspunten gesprekbegeleiding OSA - Rollenspellen - Afsluiting & evaluatie Basisregels - Respecteer elkaar, vertrouwelijkheid, andere afspraken? Korte kennismaking - Naam, wel/geen kinderen, achtergrond, wat doe je in dagelijks leven? Kennismakingsopdracht: Elkaar interviewen - Stap 1: Beeldkaarten: kies kaart uit die past bij jouw kijk op opvoeding. - Stap 2: interview je buurman/vrouw (tweetallen, 2x 5m) - Wat is jouw motivatie om aan deze training mee te doen? - Wat maakt jou geschikt voor de rol van gespreksleider? - Stap 3: Presenteer je buurvouw/man aan de groep. Doe dit bondig + zo positief mogelijk.
Actie Uitdelen trainingsmateriaal: - OSA infopakket - Schriftjes - Pennen - Naamstickers
FO ‘Programma’
FO ‘Basisregels’
Kaartenspel Fotomissie
15m 45m
20m
10m
20m
Inventarisatie leerwensen Wat wil je vandaag leren? Kijkopdracht foto-panelen ‘Opvoeding’ (2-tallen) - Instructie kijkopdracht - Inventarisatiefase - Gesprek thema 1 - Gesprek thema 2 t/m 3 - Samenvatten uitkomsten & discussie Groepsdiscussie Do’s & dont’s gespreksleider - Doel bijeenkomsten OSA: deelnemers met elkaar laten praten over opvoeding, laten uitwisselen van ervaringen en tips. - Basisgedachte gespreksleider: vertrouw op het groepsproces, doel is niet de beste manier van opvoeden bespreken maar het op niet-oordelende wijze discussiëren over opvoeden => Deelnemers zijn de experts, niet de gespreksleider!! - Vr: Om dit doel te realiseren wat moet je vooral wel/niet doen als gespreksleider? Uitgangspunten gespreksbegeleiding OSA Toelichten: CD-rom met info en hulpdocs (o.a. basisstramien discussie, tips, evaluatieformulieren). Basisstramien gezamenlijk doorlopen: - Introductie (plenair) - Voorstelrondje - Kijkopdracht - Inventarisatiefase - Gesprek thema 1 t/m 3 - Samenvatten uitkomsten & discussie - Afsluitende ronde - Conclusies trekken - Afsluiten Afsluiting & evaluatie - Hand-outs uitdelen - Rondvraag - Evaluatieronde - Datum 2e (en eventueel 3e dagdeel)
FO ‘Wat ik wil leren’ Klaarstaan ong. 10 panelen. Dus selectie, volgende keer de andere 9 erbij in brengen. - FO ‘wel/niet doen’
HO ‘OSA Tips gespreksleiding - Het basisstramien’
- FO ‘Wat heeft voor mij gewerkt / wat wil ik anders’
Dagdeel 2 Tijd 10m
20m
Activiteit Start & opfris dag 1 Programma: - Welkom & opfris werkwijze gespreksbegeleiding - Rollenspellen a.d.h.v. veelvoorkomende lastige situaties => hier ligt de nadruk op vanmiddag - Brainstorm lastige situaties & oplossingen - Afsluiting & evaluatie Informatie Ervaringsdeskundige vertelt over haar ervaringen; ruimte voor vragen - Uitgangspunten gespreksleiding (dialoog), doelen OSA en basisstramien
Actie FO-s dag 1 FO ‘programma’
Op flap zetten uitgangspunten
Rollenspellen ‘Groepsdiscussie gekozen thema’ 90 min. - Leerwensen dag 1 (zie FO/ uitdraai): + 10 - Rollen verdelen: 1. gespreksleider, 2. deelnemer, 3. observant. We oefenen in 2 p.p. rondes: eerst eigen aanpak uitproberen, daarna aanpak met tips. We geven 1 of 2 deelnemers een geheime opdracht mee (bijv. dominant, oordelend, stil, langdradig gedrag). 1e ronde breken we na 5 min af en bespreken we in de groep. Deelnemers geven feedback over het effect van gedrag gespreksleider op hem/haar. Steeds 2 tops en 1 tip. Time-out wanneer je vastloopt. Vragen? - Instructie deelnemers: bedenk vooraf wat jouw opvattingen over opvoeden, emancipatie en gezin zijn. Nabespreken: herkennen en benoemen van communicatieniveaus + gespreksvaardigheden + indien van toepassing het geven en ontvangen van feedback als discussieleiders onderling. 10m Brainstorm ‘Lastige situaties tijdens groepsdiscussie’ 10m .
30m
Brainstorm ‘Hoe omgaan met deze lastige situatie?’ - Adviezen van deelnemers inventariseren - Beste oplossingen laten kiezen - Theorie effectief leiden van gesprekken - Theorie effectief communiceren Afsluiting & evaluatie - Hand-outs uitdelen - Rondvraag & praktische vragen - Evaluatieronde training
FO ‘Leerwensen dagdeel 1’
FO ‘Lastige situaties groepsdiscussie’ FO ‘Situatie 1: Hoe mee omgaan?
FO ‘Wat heeft voor mij gewerkt/ wat wil ik anders’
Terugkomdag vrijwilligers Het is zeer de moeite waard om te investeren in je vrijwilligers. Ze vinden het vaak niet prettig het gevoel te hebben dat ze volledig worden losgelaten. Goed en regelmatig contact wordt gewaardeerd. Bijvoorbeeld door af en toe een terugkommiddag/-avond te organiseren. Bespreek en oefen die dingen waar de vrijwilligers zelf vragen of onzekerheden over hebben, of waarvan je zelf ziet dat er extra aandacht naar uit kan gaan. Hieronder vindt u een voorbeeld van de onderdelen die terugkwamen bij een terugkomdag van OSA in Amsterdam, stadsdeel Oost. De besproken onderwerpen: • Voorbereiding; • Introductiegedeelte; • Kiezen van de thema’s en het toelichten van een gekozen thema; • Technieken voor gesprekken en discussies. Voorbereiding: • Hoeveel tijd neem je voor de voorbereiding? • Doe je thuis nog iets aan de voorbereiding? • Heb je voor elk thema 2 of 3 vragen achter de hand ? • Heb je nog meer informatie nodig voor een goede voorbereiding?
Introductie De introductie is een belangrijk onderdeel van de bijeenkomst. Het is je eerste en enige kans om een sfeer neer te zetten. Hieronder nog een aantal tips en aandachtspunten. 1. Het is handig om alle onderdelen van je introductie op de flip-over te zetten. Op die manier kun je nooit iets vergeten en kan iedereen ook meelezen. Met deze werkwijze kunnen we ook niet vergeten dat bijv. de medewerkster van het CJG langskomt. 2. Het begrip veiligheid is belangrijk. Het is handig om met elkaar te bespreken hoe we dit begrip voor de doelgroep helder kunnen omschrijven. 3. Het is belangrijk om aan de deelnemers duidelijk te maken dat het niet gaat om een voorlichting (vertellen hoe iets moet) maar dat we gaan praten met elkaar over opvoeden, onze visie daarop en ervaringen ermee, en dat we elkaar tips kunnen geven. Als gespreksleider ben je dus nadrukkelijk niet de deskundige, maar leidt je het gesprek in goede banen, zorg je dat iedereen die dat wil aan het woord komt en dat de tijd in de gaten gehouden wordt. Posters 1. Taalgebruik: Het lijkt raadzaam te spreken over panelen of posters. Het woord banners is eigenlijk jargon en wordt niet door iedereen begrepen. 2. Kiezen van thema’s: 3. Formuleer kort de opdracht voor de deelnemers. Waarom gaat men langs de tentoonstelling lopen? Bijvoorbeeld: o Kies twee posters uit die jou het meest aanspreken, of; o Kies twee posters waarover je graag wilt praten met de anderen. 4. Turven van de stemmen: Het is raadzaam om het turven van de gekozen posters gezamenlijk te doen. Schrijf van tevoren op de flip-over alvast de posters op. 5. Wat te doen met evenveel stemmen voor 2 of 3 panelen? Omdat het gaat om een eerste gesprek over opvoeden is het raadzaam verschillende onderwerpen aan te kaarten. Kies dus voor een geheel ander onderwerp als er gelijke stemmen zijn. Of richt je op de gemene deler tussen beide thema’s. Vertel waarom je deze keuze hebt gemaakt. Je zult merken dat het merendeel het al snel met je eens is. 6. Thema gekozen, de gespreksrondes: Als er een poster is gekozen hoef je de volledige tekst niet voor te lezen. Het gaat om het thema. Het voorbeeld op de poster is slechts bedoeld als eerste indruk maar heeft niet als (eerste) doel als start te dienen voor de discussie. Als de groep helemaal stil valt, kun je eventueel nog terugvallen op het voorbeeld dat op poster staat. Gespreksdiscussie technieken • Doorvragen: Het is leuk om eens door te vragen als een ouder iets verteld heeft. “Hoe doet u dat?”, “Kunt u daar iets meer over vertellen?”, etc. Het helpt om iets meer informatie boven tafel te krijgen en dit nodigt anderen uit om ook iets meer te vertellen. Soms hebben deelnemers daar een zetje voor nodig. Daarna kun je aan de andere deelnemers vragen wie dat wel of niet herkent. • Complimenten geven mag! • Het is plezierig voor de sfeer om complimenten te geven. Het feit dat deelnemers de moeite nemen om te komen en zich soms kwetsbaar op durven te stellen is op zich al
•
•
•
•
•
• •
een compliment waard. In soortgelijke situaties beginnen begeleiders soms al bij de introductie met het geven van een compliment vanwege de aanwezigheid van de deelnemers. Het is een leuke binnenkomer en werkt altijd. Voorbeeld: een mevrouw in rolstoel vertelt een heftig verhaal. Hoe reageer je hierop als begeleider? Complimenten maken hoeft niet te beteken dat je het eens bent met de inhoud van het verhaal. Je geeft complimenten op het proces, zoals: “Wat goed dat je dit wilt vertellen aan ons”, of: “Ik vind het knap hoe je omgaat met kritiek”. Centraal houden: Probeer het gesprek centraal te houden. Dat deelnemers onderlinge gesprekken voeren is soms lastig (besef dat het ook een teken kan zijn van betrokkenheid met het onderwerp (iets minder met de groep). Je kunt het gesprek centraal houden door bijvoorbeeld in de kring te lopen en naar de pratende ouders toe te gaan en ze even persoonlijk aan te spreken. Ook kan je in de kring vragen of het even centraal gehouden kan worden omdat ieders verhaal interessant is en aandacht verdient. Opstelling: Een open opstelling (in U-vorm of kring met alleen stoelen, geen tafels) is het meest ideaal, maar kan niet altijd. Een tip: loop bij een U-opstelling af en toe eens IN de groep, je krijgt dan meer contact met je deelnemers. Vragen stellen: Eén vraag tegelijk. Als je meerdere vragen tegelijk stelt (en dat doen we vaker dan we ons bewust zijn) maak je het lastig voor de ontvanger, het wordt als snel een soort multiple choice. Wat helpt? LSD >> Luisteren … Samenvatten … Doorvragen. Zorg dat jouw samenvatting kort is en klopt, daarna kun je een vervolgvraag stellen aan dezelfde persoon of aan iemand anders. Samenvatten heeft meerdere doelen. Allereerst laat je als begeleider merken dat je goed geluisterd hebt. Daarnaast zorg je er met jouw samenvatting voor dat de andere deelnemers de discussie scherp hebben. Ook heb je na je samenvatting als gespreksleider weer even de leiding en kun je het gesprek in goede banen leiden. Open vragen: Een open vraag begint vaak met een vraagwoord zoals wie, wat, waar en wanneer. Bewust wordt hier het vraagwoord waarom vermeden, omdat dit over kan komen alsof mensen verantwoording moeten afleggen. Soms hebben we de neiging om in de vraag al een mening te verpakken. Bijvoorbeeld: “Maar vindt u dan ook niet dat uw kind terecht boos wordt?”. Maar: Het woordje ‘maar’ wordt vaak opgevat als het woord nee. Het gesprek komt niet op gang of er vallen stiltes: Het kan voorkomen dat een gesprek niet op gang komt of even stilvalt. In het laatste geval (stilvallen) is even de stilte gebruiken een prima oplossing. Nadenken vergt nu eenmaal stilte. Let eens goed op de lichaamshouding van je deelnemers (en oogcontact) wie denk je zou wel iets willen vertellen als je hem/haar hiervoor uitnodigt? Als een gesprek niet op gang komt dan kun je de vraag herhalen (niet te snel met een andere vraag beginnen want dan moeten de deelnemers weer opnieuw een antwoord formuleren. Een andere manier is om iemand aan te wijzen en te vragen of diegene wil beginnen (even een zetje geven dus).
•
• •
•
• • •
Cultuurverschillen: Uiteraard zijn er cultuurverschillen, zeker als we het hebben over opvoeden. Wees niet te benauwd om door te vragen naar deze cultuurverschillen. Laat de deelnemers jou eens vertellen hoe men aankijkt tegen opvoeden vanuit de eigen cultuur. Wees je bewust dat er binnen een cultuur ook weer verschillen bestaan. Je kunt dus nooit algemeen geldende uitspraken doen. Maar je kunt het er wel over hebben. Nieuwe ouders die tijdens het gesprek erbij komen: Mochten er nieuwe ouders bij het gesprek komen, geef ze dan heel kort aandacht (welkom, neemt u koffie) en probeer ze snel tussen de andere ouders te plaatsen. Lastige situaties: Het kan voorkomen dat deelnemers onderling sterk verschillen over een onderwerp. Zorg er voor dat deze verschillen niet te scherp worden en de discussie uit de hand loopt. Hoe doe je dat? Door middel van ‘luisteren, samenvatten, doorvragen’ geef je de deelnemer het gevoel dat hij/zij serieus is genomen, het effect is vaak dat men de mening niet nogmaals herhaalt. Vervolgens kun je de vraag stellen aan de andere deelnemers: “Wie denkt daar anders of ook zo over?”. Als een deelnemer uitvalt tegenover een andere deelnemer: Ook hier geldt dat ‘luisteren, samenvatten, doorvragen’ helpt om aan te geven dat je gehoord hebt wat er is gezegd (je zult merken dat bij ruzies mensen zichzelf vaak herhalen omdat men de indruk heeft niet gehoord te worden). Als dit onvoldoende helpt geef je aan dat het niet de bedoeling is om elkaar aan te vallen op meningen. De bijeenkomst is bedoeld om meningen aan te horen. Het is niet de bedoeling om het met elkaar eens te worden. Dat kan ook niet altijd, opvoeden is een heel persoonlijk proces met veel verschillende mogelijkheden (op deze wijze relativeer je de discussie en bied je weer openingen voor andere meningen). Als ouders algemene verhalen vertellen: “Vaders moeten er altijd zijn voor hun kind”, probeer die dan wat persoonlijker te maken door bijvoorbeeld te vragen hoe dat er dan in hun gezin uitziet. Probeer alle deelnemers te betrekken en als een deelnemer een vraag heeft, handel deze eerst helemaal af voordat je een andere deelnemer een vraag laat stellen. Zo heeft de deelnemer het gevoel gehoord te worden en heb je structuur. De mening van de gespreksleider: Je hoeft als begeleider geen adviezen of eigen mening te geven. Het is niet belangrijk wat jij als gespreksleider vindt, maar dat de ouders in gesprek zijn en blijven met elkaar. Bijvoorbeeld de opmerking van een begeleider: “Dat is goed, dat jullie dat doen”, is een mening en kan voor ouders die er anders over denken overkomen alsof ze iets niet goed doen. Immers, de gespreksleider is het eens met de andere ouder. Probeer je reactie neutraal te houden door bijvoorbeeld ‘luisteren, samenvatten, doorvragen’ toe te passen. Samenvatten is als begeleider één van je belangrijkste taken.
In de map die bij de eerste trainingsdag is uitgereikt zitten ook de tips voor OSA gespreksleiding, het basisstramien van de bijeenkomst en de rol van de gespreksleider. Kijk daar af en toe in voor meer informatie en tips. Voorbeeld introductietekst: Uit ervaring blijkt dat sommige gespreksleiders het lastig vinden de bijeenkomst te openen. Wat kunt u vertellen bij aanvang van de dialoogbijeenkomst aan de groep?
“Deze bijeenkomst is geen cursus of voorlichting. Ik zal het gesprek leiden, maar dat betekent niet dat ik het beter weet dan u.” Als u zelf ouder bent, kunt u hier iets zeggen als: “Vaak vind ik mijn kinderen heel leuk, maar soms weet ik het ook even niet zo goed.” “Doel van deze bijeenkomst/het project is praten met u over opvoeding, uitwisselen met elkaar. Waarom? Opvoeden is belangrijk, voor alle ouders, en wij denken dat het voor u interessant kan zijn om te horen wat andere ouders bezig houdt en hoe zij het doen. Misschien heeft u ook tips voor elkaar. Wij willen graag weten wat u belangrijk en lastig vindt als het gaat om het opgroeien en opvoeden van uw kinderen. Er is een aantal spelregels, die gaan met name over veiligheid en respect: Respecteer elkaars mening. Niets is goed of fout. Wel kunnen jullie op elkaar reageren, elkaar tips geven, ervaringen uitwisselen, enzovoorts. [Eventueel: Er worden aantekeningen gemaakt maar niet met de namen erbij, dit is omdat wij willen weten waar mensen behoefte aan hebben.] Wat gaan we doen vandaag? Tentoonstelling bekijken: 17 gezinnen, 1 klas, 1 informatiepaneel. Bestaande gezinnen die vertellen over wat zij belangrijk vinden in de opvoeding. Daarna gaan we erover praten met elkaar: Welke 2 panelen spreken u het meest aan? En waarom? Wat vindt u er zelf van? Welke ervaringen, vragen, knelpunten en tips heeft u? Maar eerst een korte voorstelronde. Vertel in het kort hoe u heet, of u kinderen heeft en over uw achtergrond.