Vrijwillig maar niet vrijblijvend. Naar een actiever vrijwilligersbeleid.
Rekenkamercommissie gemeente Eindhoven mei 2012
Vrijwillig maar niet vrijblijvend. Naar een actiever vrijwilligersbeleid.
Rekenkamercommissie Eindhoven mei 2012
Colofon
Uitgave Gemeente Eindhoven mei 2012
Rekenkamercommissie Eindhoven Harry Janssen
voorzitter
Cris van Osch
vice voorzitter
Marco van Dorst
raadslid
Dré Rennenberg
raadslid
Charles Stroek
raadslid
Hans van Zijl
raadslid
Tineke van den Biggelaar secretaris/onderzoeker
mei 2012 Rekenkamercommissie Eindhoven
2
INHOUDSOPGAVE
INLEIDING
4
1
VRAAGSTELLING
4
2
AANPAK
5
3
BEVINDINGEN
5
4
CONCLUSIES
8
5
AANBEVELINGEN
9
6
VOORSTEL
9
RAPPORT RESEARCH VOOR BELEID
mei 2012 Rekenkamercommissie Eindhoven
3
INLEIDING
‘Nederland doet!’ is de slogan waarmee vrijwilligers geworven worden om één dag (of meer) zich onbetaald in te zetten voor een maatschappelijke organisatie. Het gangbare beeld van vrijwilligerswerk als koffieschenken in bejaardentehuizen is achterhaald. Vrijwilligersorganisaties bemiddelen naar één gerichte taak, naar eenmalige afgeronde groepsprojecten of voor langduriger taken als buddy. Op een digitale ‘marktplaats’ vinden aanbieders en vragers elkaar met een alternatief vergoedingssysteem. Vorig jaar was het jaar van de vrijwilliger. Vrijwilligerswerk staat volop in de belangstelling. Landelijk en lokaal beleid wil bevorderen dat burgers ‘meedoen’, participeren in de samenleving. Burgers moeten actief zijn, de overheid treedt terug. Daarnaast worden landelijke verantwoordelijkheden op gemeentelijk niveau gelegd (Wet Werken naar Vermogen, de AWBZbegeleiding naar de WMO, en de decentralisatie van Jeugdzorg). Eindhoven staat voor een systeeminnovatie van het sociaal beleid waarbij ‘de eigen kracht’ en het eigen netwerk één van de uitgangspunten is. Deze nieuwe ontwikkelingen en opgaven, en veranderingen in de bevolkingssamenstelling zoals de vergrijzing leiden tot vragen naar mogelijkheden en grenzen van het beroep doen op vrijwilligers. Het rekenkameronderzoek beoogt inzicht te verschaffen in de doeltreffendheid en doelmatigheid van het gemeentelijk vrijwilligersbeleid en mogelijke richtingen voor verbetering aan te geven.
1
VRAAGSTELLING
De centrale vraagstelling luidt:
Hoe doeltreffend en doelmatig is het gemeentelijk beleid ten aanzien van vrijwilligers? Meer specifiek: b
Wat zijn de (financiële) kaders?
b
Welke gemeentelijke opgaven liggen er voor vrijwilligersbeleid?
b
Wat zijn hoofdaandachtspunten?
b
Wat is de waarde van vrijwilligers?
b
Wat zijn kritieke succesfactoren?
b
Wat zijn eventuele verbeterpunten?
mei 2012 Rekenkamercommissie Eindhoven
4
2
AANPAK
In de voorbereidende fase heeft de rekenkamer de doelen, reikwijdte en planning bepaald. Het college had opdracht gegeven voor extern onderzoek naar het functioneren van het Vrijwilligerspunt. Het veldonderzoek is verricht door verdiepende dossierstudie en een aantal interviews met het college, betrokkenen uit de gemeentelijke organisatie en relevante externe betrokkenen. Ook is een digipanel (enquête bij Eindhovense burgers) over vrijwilligerswerk gehouden en zijn landelijke experts geraadpleegd. De rekenkamercommissie is hierin ondersteund door het bureau Research voor Beleid. De werkzaamheden hebben plaatsgevonden tussen december 2011 en april 2012. Gezien de omvang en de ongewisheid van de veranderingen in het sociale domein en de bezuinigingsopdracht van de gemeente Eindhoven is inzicht in de stand van zaken en beheersing van risico’s voor de toekomst gewenst. Zoals gebruikelijk bij rekenkameronderzoek ligt de nadruk op het identificeren van eventuele mogelijkheden voor verbetering. In de bijlage is de rapportage van Research voor Beleid opgenomen. In het vervolg wordt nader ingegaan op de conclusies uit het onderzoek en worden aanbevelingen gedaan.
3
BEVINDINGEN
Kaders Sinds het einde van de negentiger jaren bemoeit de overheid zich actief met vrijwilligersbeleid. De overheid wil participatie van burgers stimuleren en faciliteren. De gemeenten krijgen de taak om lokaal vrijwilligerswerkbeleid te ontwikkelen en op te zetten. De Wet Maatschappelijke Ondersteuning (2007) geeft de gemeente de wettelijke taak burgers te ondersteunen bij hun deelname aan de samenleving, en om beleid voor vrijwilligers (en mantelzorgers) te formuleren. Hoe gemeenten die taak invullen schrijft de wet niet voor. Ook Eindhoven heeft de afgelopen tien jaar diverse plannen ontwikkeld om vrijwilligerswerk te stimuleren. Waardering, werving, activering en ondersteuning van vrijwilligersorganisaties staan centraal, maar ook het benutten van de kennis en kunde, en het vereenvoudigen van de (financiële) regels. De gemeente wil een centraal, zichtbaar en onafhankelijk steunpunt voor actief burgerschap en vrijwilligers in de stad. Daartoe wordt in 2008 het Vrijwilligerspunt -als onderdeel van de welzijnsorganisatie ‘Lumens Groep’- opgericht. Het Vrijwilligerspunt bemiddelt tussen vraag en aanbod, geeft informatie en advies en organiseert deskundigheidsbevordering. Via de Beleidsgestuurde Contractfinanciering (BCF) wordt verantwoording afgelegd. Het ministerie van VWS formuleert de volgende vijf lokale basisfuncties voor vrijwilligerswerk en mantelzorg (2009): vertalen van maatschappelijke ontwikkelingen, verbinden en makelen, versterken, verbreiden, verankeren.
mei 2012 Rekenkamercommissie Eindhoven
5
Eindhoven heeft (nog) geen integraal vrijwilligersbeleid geformuleerd. Financiële middelen voor vrijwilligerswerk komen uit het WMO budget, maar ook deels uit middelen voor sport, gebiedsgericht werken, sociale zekerheid, cultuur.
Opgaven Maatschappelijke ontwikkelingen hebben effect op vrijwilligerswerk. Individualisering leidt er toe dat vrijwilligers zich minder binden aan vaste georganiseerde groepen. De taken die ze doen en de tijdstippen waarop, willen vrijwilligers bij voorkeur zelf indelen. Informatisering biedt nieuwe mogelijkheden om vrijwilligers te werven en te bemiddelen. De verhouding werk/vrije tijd verandert waardoor minder tijd voor vrijwilligerswerk is. Demografische ontwikkelingen als de vergrijzing leiden niet alleen tot een grotere hulpvraag, maar vrijwilligers vergrijzen ook. De huidige generatie (jonge) ouderen zijn potentiële vrijwilligers. De samenstelling van de bevolking is veranderd; deze grotere culturele diversiteit wordt zichtbaar in vrijwilligersorganisaties. Vrijwilligerswerk wordt door de overheid ingezet om het zelforganiserend vermogen van de samenleving te bevorderen. Het is een middel om sociale netwerken te versterken, voor participatie en re-integratie. Door systeeminnovaties in de verschillende domeinen wil de gemeente slimmer en efficiënter werken. Eindhoven start met de systeeminnovatie van het sociaal beleid. De ‘eigen kracht’ van burgers staat hierbij centraal, en de ‘samenkracht’ van netwerken van burgers, al dan niet professionals. De gemeente wil vrijwilligers (en mantelzorgers) meer en betere ondersteuning bieden. En verkokering in hulpverlening en voorzieningen tegengaan. Hoe verantwoordelijkheden belegd worden is nog ongewis. Doel is dat verschillende organisaties, (waaronder onderwijs, zorg, sport) en verenigingen en de gemeentelijke organisatie beter gaan samenwerken, om een ontkokering in het zorgaanbod (en in de gemeente) te bereiken. Daarnaast zijn er de lokale opgaven op het gebied van de eerder genoemde drie decentralisaties en de bezuinigingstaken.
Aandachtspunten Uit onderzoek van de gemeente Eindhoven blijkt dat 42 procent van de burgers actief is als vrijwilliger. De afgelopen jaren is dit percentage gestegen. Sportverenigingen, cultuurorganisaties werken veelal met vrijwilligers. Bijna een kwart van de Eindhovenaren zet zich in voor buren, senioren en/of gehandicapten. De stijging in het percentage vrijwilligers in de afgelopen jaren, is positief. Deels is deze stijging te verklaren door bewustwording; burgers zijn zich meer bewust dat ze vrijwilligerswerk en/of mantelzorg verrichten. Het merendeel van vrijwilligers wil de werkzaamheden blijven doen met als belangrijkste motieven interesse en verbondenheid met de organisatie. De verschillende, deels overlappende, termen ‘vrijwilligerswerk’, ‘vrijwillige inzet’, ‘mantelzorg’ ‘informele zorg’ en ‘burgerparticipatie’ maken helder inzicht in aantallen en landelijke vergelijkingen niet mogelijk. Er zijn in Eindhoven diverse vrijwilligersorganisaties met eigen doelgroepen en taken. Verschillende organisaties bemiddelen voor vergelijkbaar vrijwilligerswerk. Voor subsidie hebben ze contact met verschillende gemeentelijke sectoren. Het aanbod van verschillende vrijwilligersorganisaties wordt in toenemende mate op elkaar afgestemd. De gemeentelijke sectoren (en wethouders) zijn echter niet altijd op de hoogte van elkaars activiteiten op het gebied van vrijwilligerswerk. Wat de effecten zijn van meer afstemming en regie door de gemeente is nog niet bekend. mei 2012 Rekenkamercommissie Eindhoven
6
De gemeente stimuleert burgerparticipatie. Vrijwilligers in buurten en verenigingen krijgen meer verantwoordelijkheden en meer plichten op het gebied van verantwoording. Buurtvrijwilligers merken hierbij op dat een consistent beleid belangrijk is. Naast duidelijkheid over middelen pleiten ze ook voor samenhang in welke beslissingen op buurtniveau genomen worden, en welke op stedelijk niveau. Het toenemende beroep op vrijwilligers en het verschuiven van taken van beroepskrachten naar vrijwilligers zorgen er voor dat vrijwilligersorganisaties meer moeten investeren in werving en scholing van vrijwilligers. Vrijwilligersorganisaties opperen het huisvesten van meerdere vrijwilligersorganisaties met één gezamenlijke baliefunctie om kosten te besparen. De verantwoording (registratie en rapportages) kost vrijwilligersorganisaties de nodige energie. SupportPunt (gesubsidieerd door de gemeente) biedt organisaties ondersteuning. De vrijwilligersorganisaties betalen voor deze ondersteuning in de verantwoording. Eindhoven erkent, waardeert en faciliteert zichtbaar vrijwilligers. Dit wordt breed gewaardeerd. Ook vrijwilligersorganisaties zijn overwegend positief over het lokale beleid. Gezien de maatschappelijke ontwikkelingen, de lokale opgaven (grotere nadruk op informele zorg; decentralisaties in het sociale beleid en de bezuinigingsopdracht) lijkt een stringentere aansturing van het Vrijwilligerspunt door de gemeente gewenst. De beoogde centrale, onafhankelijke rol is nu nog geen praktijk. De monitoring op de beoogde prestaties is onvoldoende. Hoe de inzet van de middelen zich verhoudt tot doelstellingen, resultaten en effecten is onduidelijk.
De waarde van vrijwilligerswerk Vrijwilligerswerk is van onschatbare waarde. Het vormt het cement van de samenleving. Naast dit collectieve belang verrichten mensen vrijwilligerswerk vanwege individuele motieven als interesse, ontplooiing en maatschappelijke verantwoordelijkheid. De economische waarde zou volgens systematiek van het SCP liggen tussen de 84 miljoen uitgaande van een vergoeding en 195 miljoen euro uitgaande van minimumloon.
Kritieke succesfactoren Het terugtreden van de overheid zorgt er niet automatisch voor dat burgers actiever worden. Als de overheid koerst op een grotere maatschappelijke participatie dan zal dit actief ondersteund en gepromoot moeten worden. Eindhoven formuleert beleid om vrijwillige inzet te versterken. Echter het beleidsdoel de civil society: -als de samenleving waar iedereen klaar staat voor elkaar, waarin burgers naar elkaar omzien -, is daarmee nog geen realiteit. Hoewel partijen in Eindhoven overwegend positief zijn over het beleid pleit de rekenkamer voor het versterken van deze ondersteuning. Het optimaliseren van de netwerken en de regierol van de gemeente is daarbij van vitaal belang. Prioriteit geven aan onderlinge afstemming tussen de gemeentelijke sectoren is nodig. Gezien het belang dat Eindhoven hecht aan vrijwillige inzet is een adequate beleidscyclus (met monitoring en bijsturing) noodzakelijk.
mei 2012 Rekenkamercommissie Eindhoven
7
4
CONCLUSIES
b
Eindhoven erkent, waardeert en faciliteert vrijwilligers op een zichtbare wijze. De investeringen in termen van middelen en mankracht voor het onderwerp zijn de laatste jaren toegenomen. Uit het onderzoek blijkt dat deze inzet breed wordt gewaardeerd en dat ook vrijwilligersorganisaties overwegend positief zijn over het lokale beleid.
b
Het ontbreekt aan helderheid in de beoogde prestaties en inzicht in de effecten in het vrijwilligersbeleid. Het ontbreekt aan helder overzicht in de investeringen in vrijwilligerswerkbeleid. Door het gebrek aan monitoring en evaluatie heeft de gemeente weinig mogelijkheden om bij te sturen en is het lerende vermogen van de gemeente beperkt.
b
In de periode 2006-2011 is het aantal vrijwilligers toegenomen naar 42% procent van de volwassen Eindhovenaren. Het aantal vrijwilligers in Eindhoven is overeenkomstig het landelijke beeld. Hierbij wordt aangetekend dat kwantitatieve gegevens lastig te vergelijken zijn omdat definiëring van vrijwilligers, vrijwillige inzet en mantelzorgers, niet eenduidig gehanteerd wordt.
b
Er is geen toekomstanalyse van het benodigde aantal vrijwilligers en mantelzorgers waardoor de beoogde vrijwillige inzet onbekend is. Daarnaast ontbreken gerichte inschattingen over de haalbaarheid en risico’s van overdracht van taken van professionals naar vrijwilligers.
b
De regierol van de gemeente krijgt in toenemende mate vorm. Deze rol is echter voor verbetering vatbaar, met name eenduidig beleid vanuit de gemeente en de doorvertaling naar taken voor de betrokken organisaties is een aandachtspunt . Het nieuw sociaal beleid (‘samenkracht, eigen kracht etc.), schetst uitgangspunten maar geeft weinig concrete handvatten voor een integrale aanpak voor vrijwilligerswerk .
b
De economische waarde van vrijwilligers bedraagt volgens schatting tussen 84 miljoen (op basis van een vergoeding) en 195 miljoen euro (op basis van minimumloon) per jaar. De totale investeringen in vrijwilligerswerk worden in 2011 op ruim € 5,6 miljoen geraamd. Deze investeringen bestaan vrijwel geheel uit subsidies voor de ondersteuningsinfrastructuur van het vrijwilligerswerk (waaronder het Vrijwilligerspunt) en voor vrijwilligersorganisaties.
b
Wat de effecten zijn van de huidige inspanningen van de gemeente rondom afstemming en regie op vrijwilligerswerk is nog niet bekend. Betere positionering en gerichte aansturing van het Vrijwilligerspunt en de afstemming van de verschillende gemeentelijke sectoren die werken met het Vrijwilligerspunt is gewenst.
b
De grip op subsidieverstrekking aan vrijwilligersorganisaties is een aandachtspunt. Het beoordelingskader biedt te weinig houvast voor ambtenaren en de verantwoording over de inzet van gelden vormt voor vrijwilligersorganisatie een grote belasting.
mei 2012 Rekenkamercommissie Eindhoven
8
5
AANBEVELINGEN
De rekenkamer beveelt het volgende aan: b
Handhaaf de huidige wijze van erkenning en waardering van het vrijwilligerswerk en zoek waar mogelijk naar versterking en innovatie.
b
Maak een realistische, kritische inschatting over het benodigde aantal vrijwilligers.
b
Breng in kaart wat de motieven zijn om vrijwilligerswerk te doen en zet dit in om vrijwilligerswerk te bevorderen.
b
Breng meer structuur in het vrijwilligersbeleid. Hanteer een sectoroverstijgende aanpak.
b
Zorg voor eenduidige (subsidie)kaders waarmee enerzijds bestaande initiatieven kunnen worden ondersteund en anderzijds ruimte is voor nieuwe initiatieven.
b
Ga verder op de ingeslagen koers. Communiceer de visie en ambitie met de betrokken organisaties en partners, maak heldere afspraken over de rolverdeling en ondersteuning.
b
Maak werk van een goed functionerend centraal onafhankelijk vrijwilligerspunt in Eindhoven dat zorgt voor een eigentijdse wijze van koppeling van vraag en aanbod en nieuwe vormen van vrijwilligerswerk (zoals werknemersvrijwilligerswerk).
b
Benoem eenduidig -parallel aan de structurering van het vrijwilligersbeleid- de te verwachte resultaten (output) en effecten (outcome) van het beleid en monitor dit.
6
VOORSTEL
De rekenkamercommissie stelt de raad voor:
b
Kennis te nemen van de bijgevoegde rapportage van Research voor Beleid.
b
In te stemmen met de aanbevelingen genoemd onder 5.
mei 2012 Rekenkamercommissie Eindhoven
9
Vrijwillig maar niet vrijblijvend Naar een actiever vrijwilligerswerkbeleid
Een onderzoek in opdracht van Rekenkamercommissie Eindhoven drs. S.M. van Klaveren drs. E.P. Poortvliet Projectnummer: BA3990
Zoetermeer, 16 mei 2012
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Research voor Beleid. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van Research voor Beleid. Research voor Beleid aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
2
Inhoudsopgave Samenvatting
4
1
9
2
3
Landelijke en lokale kaders vrijwilligerswerk 1.1
Landelijke kaders voor vrijwilligerswerk
1.2
Definiëring vrijwilligerswerk en informele zorg
10
9
1.3
Lokale kaders gemeente Eindhoven
11
1.4
Conclusie
14
Uitvoering van het beleid
15
2.1
Aantal vrijwilligers en mantelzorgers
15
2.2
Actief burgerschap en informele zorg
15
2.3
Sport
20
2.4
Conclusies
23
Doeltreffend- en doelmatigheid van het beleid
24
3.1
Investeringen in vrijwilligerswerk
24
3.2
Prestaties
25
3.3
Effecten
27
3.4
Doeltreffend- en doelmatigheid
29
3.5
Economische waarde van vrijwilligers
30
3.6
Anticiperen op ontwikkelingen
32
3.7
Conclusies
35
Bijlage 1 Cijfers vrijwilligerswerk Eindhoven
36
Bijlage 2 Basisfuncties
43
Bijlage 3 Beoogde activiteiten Wmo
44
Bijlage 4 Bubbelschema vrijwillige inzet
46
Bijlage 5 Onderzoeksverantwoording
47
Bijlage 6 Overzicht respondenten
48
Bijlage 7 Overzicht bronnen
49
3
Samenvatting Om meer inzicht te krijgen in beleid en uitvoering van het vrijwilligerswerk van de gemeente Eindhoven heeft de rekenkamercommissie opdracht gegeven voor een onderzoek. De centrale vraag is: Hoe doeltreffend en doelmatig is het vrijwilligerswerkbeleid van de gemeente Eindhoven? Visie en doelstelling vrijwilligerswerkbeleid Het college stelt de eigen kracht van de burger en de inzet van zijn/haar sociale netwerk centraal: “Wij stimuleren bewonersinitiatieven en sluiten daar als gemeente zoveel mogelijk op aan. Gemeentelijke participatie in burgerinitiatieven in plaats van burgerparticipatie op gemeentelijke initiatieven. Ook willen we zeggenschap geven aan bewoners op het gebied van veiligheid, openbare ruimte en de inzet van welzijnswerk”. In de systeeminnovatie WIJeindhoven wil de gemeente een verschuiving van beroepsmatige naar vrijwillige inzet teweegbrengen. Het zwaartepunt van het huidige vrijwilligerswerkbeleid van de gemeente Eindhoven ligt in het Wmo-beleid. In het Wmo beleidsplan is als doel gesteld: ‘In Eindhoven voelen mensen zich verantwoordelijk voor de kwaliteit van de samenleving en leveren daarom daaraan een actieve bijdrage. Ook omdat zij zich ondersteund, erkend en gewaardeerd weten’. Inzet vrijwilligerswerkbeleid De gemeente richt zich op vrijwilligers op verschillende beleidsterreinen, zoals de Wmo, sport, kunst en vrijwillige jeugd, economische zaken (werknemersvrijwilligerswerk), werk en inkomen en veiligheid. Het vrijwilligerswerkbeleid is in deze verschillende beleidsterreinen uitgewerkt. Op basis van de aangeleverde gegevens schatten we de totale investeringen in vrijwilligerswerk in 2011 op ruim € 5,6 miljoen. Deze investeringen bestaan vrijwel geheel uit subsidies voor de ondersteuningsinfrastructuur van het vrijwilligerswerk (waaronder het Vrijwilligerspunt en Supportpunt) en voor vrijwilligersorganisaties. In totaal zijn er 1.600 vrijwilligersorganisaties in Eindhoven actief. Dit zijn vrijwilligersorganisaties op het gebied van welzijn, buurtcomités, sportverenigingen, muziekclubs, migrantenorganisaties en dergelijke. Met een deel van deze organisaties heeft de gemeente een subsidierelatie. Non profit organisaties op het terrein van zorg en welzijn zoals de Vrijwillige Hulpdienst en stichting Present nemen verder deel aan het door de gemeente gefaciliteerde Netwerk Informele Zorg. Mantelzorgorganisaties zijn vertegenwoordigd in het Netwerk Mantelzorg. Het Vrijwilligerspunt biedt ondersteuning bij onder meer het aanvragen van een subsidie en het plaatsen van een vacature in de vacaturebank.
4
Kritische succesfactoren De volgende bevorderende en belemmerende factoren zijn naar voren gekomen: Bevorderende factoren: Met het raadsvoorstel systeeminnovatie Sociaal Beleid, ofwel de transformatie WIJeindhoven, (2011) zal het vrijwilligerswerk een centralere positie in het gemeentelijke beleid krijgen. Het behandelt het totale spectrum van de vrijwillige inzet en is daarmee een verknoping van het vrijwilligerswerkbeleid in de verschillende beleidsterreinen. De (meer) integrale visie op vrijwilligerswerkbeleid die hierdoor tot stand komt, is een voorwaarde voor een doelmatige uitvoering van het beleid. De gemeente Eindhoven heeft invulling en uitvoering gegeven aan de vijf (landelijke) basisfuncties voor vrijwilligerswerk. Zo is de makelaarsfunctie vormgegeven, is er een ondersteuningsinfrastructuur en een informatiepunt voor vrijwilligersorganisaties en promoot de gemeente vrijwilligerswerk. Vrijwilligers en hun organisaties hebben zo een infrastructuur waar zij op terug kunnen vallen. De gemeente laat zien dat het zij het vrijwilligerswerkbeleid van belang vindt en waardeert de vrijwillige inzet van haar burgers. Dit is cruciaal bij het behouden van vrijwilligers. Ook heeft de gemeente ambtelijke capaciteit voor de vrijwillige inzet binnen zorg en welzijn vrijgemaakt, waardoor de gemeente meer aandacht kan schenken aan de beleidsvoering op dit terrein. De Wmo-investeringen in vrijwilligerswerkbeleid zijn in 2010 ten opzichte van 2008 toegenomen. Met deze financiële steun maakt de gemeente (groei in het) vrijwilligerswerk mogelijk. In de periode 2006-2011 is het aantal vrijwilligers met 12% gegroeid naar 42% van de volwassen Eindhovenaren. In totaal vertegenwoordigen zij een economische waarde van 84 tot 195 miljoen euro. Verschillende initiatieven van de gemeente laten zien dat nog meer Eindhovenaren bereid zijn zich vrijwillig in te zetten als ze hier gericht op bevraagd worden. Meer groei in het aantal vrijwilligers is mogelijk. Belemmerende factoren Verkokering gemeentelijke organisatie: de verschillende afdelingen voeren zelf vrijwilligerswerkbeleid. Onderlinge afstemming vindt beperkt plaats. Dit heeft tot gevolg dat er overlap plaatsvindt in activiteiten, bijvoorbeeld rondom werknemersvrijwilligerswerk, en dat er verwarring is over de aansturing van het Vrijwilligerspunt. Ook ontbreekt door de verkokering inzicht in de totale investeringen in vrijwilligerswerk door de jaren heen. Het Vrijwilligerspunt is nog sterk op traditionele vrijwilligersorganisaties gericht. De organisatie weet weinig bedrijven te interesseren voor werknemersvrijwilligerswerk en vooral verenigingen hebben de ervaring dat zij weinig ondersteuning krijgen vanuit het Vrijwilligerspunt. Door een gebrek aan monitoring en evaluatie heeft de gemeente weinig mogelijkheden om bij te sturen in de uitvoering. Door wisselingen in de bezetting is het lerende vermogen in de gemeente beperkt. De mogelijkheid om vrijwilligers in bewoners- en cultuurorganisaties meer te betrekken bij de vorming van beleid wordt nog onvoldoende benut. Subsidieverlening: De grip op subsidieverstrekking is niet (in alle gevallen) toereikend. De kwaliteit van de aanvragen is wisselend. Aanvragers vinden het moeilijk om de duidelijke beschrijving van de verwachte resultaten te leveren. Het toetsingskader is voor
5
de gemeente onvoldoende eenduidig waardoor aanvragen soms moeilijk te beoordelen zijn. Dit kan intern tot discussie leiden en ook tot verschillen in de beoordeling van soortgelijke subsidies. Resultaten en effecten De gemeente heeft op basis van haar beleid resultaat- en effectindicatoren opgesteld. Het is echter beperkt mogelijk hiermee vast te stellen of de beoogde resultaten ook bereikt zijn. Dit heeft te maken met de volgende zaken: Beoogde prestaties voor de Wmo op het vlak van vrijwilligerswerk zijn in 2008 vastgesteld, maar niet geëvalueerd. Het enige resultaat dat wel is geëvalueerd is de toename in het aantal vrijwilligers (toename van 2% in 2009). De evaluaties van de uitvoeringsprogramma’s Wmo van 2010 en 2011 ontbreken. Hierdoor is niet duidelijk welke resultaten precies zijn bereikt. Van een groot deel van de nieuwe resultaat- en effectindicatoren is nog niet in kaart gebracht of ze bereikt zijn. De resultaten die wel zijn gemonitord wijken af van de beoogde resultaten die in het Wmo-plan staan. De beoogde resultaten die wel gemonitord zijn staan in het concernverslag over 2010. Het zijn resultaten op de output- of prestatie-indicatoren uit de programma’s ‘Zorg en Welzijn’ en ‘Onderwijs en Jeugd’, over vrijwilligers en mantelzorgers. Het gaat om zeven resultaatindicatoren. Uit het verslag blijkt dat vier van deze beoogde resultaten bereikt zijn. Het feit dat de andere drie niet bereikt zijn is verklaard door de gemeente. De indicatoren zijn vooral gericht op output (aantal vrijwilligers, aantal contacten) en zeggen weinig over de vorderingen in het vrijwilligerswerkbeleid. De gemeente werkt aan nieuwe resultaatindicatoren. Doordat het inzicht in behaalde resultaten en effecten nu nog grotendeels ontbreekt, is de informatie waarmee de gemeente het beleid bij kan sturen en verantwoording kan afleggen over de investeringen vooralsnog beperkt. Het gebrek aan inzicht in investeringen, resultaten en effecten verhoudt zich niet met het belang dat de gemeente hecht aan vrijwillige inzet. Bij het maken van beleidskeuzes in deze periode van toenemende schaarste en bij de systeeminnovatie WIJeindhoven is dit inzicht nog extra van belang. Doelmatigheid en doeltreffendheid Om de doelmatigheid van het vrijwilligerswerkbeleid te bepalen, is bekeken hoe de ingezette middelen zich verhouden tot de resultaten. Daarbij zijn twee vragen gesteld: Hadden de behaalde resultaten ook met minder middelen behaald kunnen worden? Hadden met dezelfde middelen méér resultaten behaald kunnen worden? De conclusie is dat het niet mogelijk is om uitspraken te doen over de doelmatigheid van het vrijwilligerswerkbeleid. Eindhoven heeft geen eenduidig overzicht van de gemeentelijke investeringen in het vrijwilligerswerk. De investeringen zijn verdeeld over verschillende kostenplaatsen en een heldere afbakening ontbreekt. Doordat er geen goed overzicht is, is onduidelijk hoe de inzet van middelen zich verhoudt tot doelstellingen, resultaten en effecten.
6
Om vast te stellen hoe doeltreffend het vrijwilligerswerkbeleid is, is bekeken in hoeverre de gewenste beleidsresultaten worden behaald dankzij het ingezette gemeentelijke beleid. Beleidsresultaten zijn zowel prestaties (output) als daarmee gerealiseerde effecten (outcome). Door het ontbreken van samenhang tussen doelstellingen en resultaat- en effectindicatoren kan de doeltreffendheid van het beleid niet worden vastgesteld. De gemeente heeft met haar vrijwilligerswerkbeleid belangrijke resultaten bereikt. Steunpunten voor vrijwilligers en mantelzorgers zijn opgezet, de gemeente voert (in toenemende mate) regie over het vrijwilligerswerkbeleid en betrekt burgers bij de uitvoering van beleid. De gemeente zet overtuigend in op de erkenning en waardering van vrijwilligers. Wel kan de gemeente de doeltreffendheid nog vergroten. Toekomst De gemeente Eindhoven is zich bewust van ontwikkelingen die van belang zijn voor het vrijwilligerswerkbeleid en speelt hier op in. Zo investeert de gemeente in nieuwe vormen van vrijwilligerswerk en is er op bestuurlijk en ambtelijk niveau een duidelijke visie op de toekomst. Het college wil in de periode 2012-2015: vrijwilligers en mantelzorgers meer en betere ondersteuning bieden, de verkokering in de hulpverlening en bij voorzieningen tegengaan door een herijking van (vrijwilligers-) organisaties; een verschuiving van budgetten van professionele hulp naar vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties; en meer vrijwilligers inzetten binnen het seniorenwerk.
Aanbevelingen 1. Monitor ontwikkelingen in het vrijwilligerswerk Met de toenemende vraag naar vrijwillige inzet is het van groot belang om de ontwikkelingen in het vrijwilligerswerk goed te monitoren. In het Wmo-beleidsplan 2008-2011 heeft de gemeente al resultaat- en effectindicatoren vastgesteld, de monitoring hierop heeft echter niet plaats gevonden. WIJeindhoven (en een eventuele nota vrijwilligerswerkbeleid) bieden de gemeente Eindhoven de kans om een nieuwe start te maken door de huidige indicatoren te evalueren en aan te passen aan de beleidswijzigingen. 2. Zorg voor afstemming en samenhang in het vrijwilligerswerkbeleid Vrijwilligers, hun organisaties en hun inzet zijn zeer divers van aard. Op tal van beleidsterreinen benut de gemeente het vrijwilligerspotentieel en biedt zij ondersteuning. Om lacunes in het beleid en de uitvoering te voorkomen, adviseren wij de gemeente te zorgen voor meer afstemming en samenhang in het vrijwilligerswerkbeleid vanuit de verschillende beleidsterreinen. WIJeindhoven biedt hiervoor een goede basis, zeker wanneer in de uitwerking voldoende aandacht wordt geschonken aan het afstemmen van het gevoerde vrijwilligerswerkbeleid in de verschillende afdelingen. Hiervoor zijn verschillende argumenten: binnen de ambtelijke organisatie en onder vrijwilligersorganisaties is behoefte aan meer integraal vrijwilligerswerkbeleid. Integraal beleid zorgt voor meer samenhang en geeft meer inzicht in de doelmatigheid van het vrijwilligerswerkbeleid en maakt het als zodanig mogelijk om activiteiten vanuit de verschillende beleidsterreinen beter op elkaar af te stemmen,
7
Integraal beleid maakt het beter mogelijk om middelen te bundelen en de aansturing van het Vrijwilligerspunt beter te stroomlijnen. De gemeente kan het proces van afstemmen en creëren van samenhang versterken door een integrale nota vrijwilligerswerkbeleid op te stellen en/of een regieambtenaar aan te stellen. 3. Betrek vrijwilligers bij het opstellen van het beleid Om het beleid goed aan te laten sluiten op de behoeften van vrijwilligers en hun organisaties, is het raadzaam om met actieve burgers in gesprek te gaan over het huidige beleid en uitvoering, eventuele knelpunten en (toekomstige) maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op de vrijwillige inzet. Het inspelen op behoeften betekent overigens niet dat de gemeente altijd een rol heeft in de ondersteuning van vrijwilligersorganisaties. Vrijwilligerswerk is en blijft van burgers. Belangrijk is wel dat de gemeente helder maakt wanneer vrijwilligers(organisaties) op ondersteuning kunnen rekenen en wanneer niet. 4. Communiceer over de gemeentelijke visie en beleidsvoering Door de versnippering van het gemeentelijke vrijwilligerswerkbeleid draagt de gemeente Eindhoven vooralsnog geen eenduidige boodschap uit naar haar burgers over haar vrijwilligerswerkbeleid. Verschillende soorten vrijwilligersorganisaties hebben niet dezelfde informatie over het gemeentelijke vrijwilligerswerkbeleid. Op dit moment communiceert de gemeente met haar burgers over een nieuwe verdeling van verantwoordelijkheden, eigen kracht en samenkracht. Belangrijk hierbij is om een eenduidige visie naar buiten te brengen en te controleren of de verschillende typen vrijwilligersorganisaties worden bereikt. 5 Maak de eigen organisatie meer vrijwilligersvriendelijk Vrijwilligerswerk stimuleren en faciliteren is meer dan het organiseren van een makelaarsfunctie, deskundigheidsbevordering en het verstrekken van subsidies. In het kader van vrijwilligerswerk kan de gemeente ook (als onderdeel van een integrale beleidsvoering) de eigen organisatie controleren op vrijwilligersvriendelijkheid. De gemeente is hiermee al aan de gang gegaan bij het vaststellen van de Algemene Subsidieverordening door de administratieve lasten voor vrijwilligersorganisaties zoveel mogelijk te verminderen, maar mogelijk zijn er meer kansen om drempels voor vrijwilligers te slechten. Denk bijvoorbeeld aan het laten aansluiten van de openingstijden van loketten op de behoeften van vrijwilligers of de omgang met vergoedingen aan vrijwilligers die een uitkering ontvangen. Overweeg ook of het nodig is om een ‘vrijwilligerstoets’ voor beleidsvoorstellen in te voeren, zodat bij elke afweging de consequenties van het beleid voor de vrijwillige inzet in ogenschouw wordt genomen. En in hoeverre wordt werknemersvrijwilligerswerk binnen de eigen organisatie gefaciliteerd en gestimuleerd?
8
1
Landelijke en lokale kaders vrijwilligerswerk
1.1
Landelijke kaders voor vrijwilligerswerk
De overheid spreekt burgers aan om bij te dragen aan de samenleving De taak van de overheid is actieve burgers te ondersteunen Het Rijk heeft daarom geïnvesteerd in landelijke infrastructuur en in lokaal beleid Gemeenten kregen in 2007 de wettelijke taak om vrijwilligers te ondersteunen
Actieve betrokkenheid van burgers is het sociaal kapitaal van Nederland. Volgens het kabinet dragen mantelzorgers en vrijwilligers bij aan een sterke sociale cohesie, aan een stabiele samenleving en aan democratie. De overheid spreekt burgers aan om bij te dragen aan de samenleving en zich in te zetten voor anderen. Zij ziet het als haar taak om actieve burgers – waar nodig – te ondersteunen en te faciliteren. Om actief burgerschap te stimuleren en faciliteren heeft het rijk de afgelopen jaren geïnvesteerd in de opbouw van een landelijke infrastructuur. Deze is voor het ontwikkelen, vernieuwen en spreiden van kennis en beproefde methodieken. Daarnaast heeft het rijk -via de Tijdelijke Stimuleringregeling Vrijwilligers (TSV)- bijgedragen aan de ontwikkeling van lokaal beleid en ondersteuning van vrijwilligers. In 2007 kregen gemeenten de wettelijke taak om mantelzorgers en vrijwilligers te ondersteunen. Deze taak is vastgelegd in de Wet maatschappelijke ondersteuning1 (prestatieveld 4 ) De toenmalige staatssecretaris Bussemaker sprak in 2007 de ambitie uit om het aantal vrijwilligers uit te breiden2. Belemmerende ontwikkelingen waren vergrijzing van de huidige vrijwilligers en de zeer beperkte toename van jonge vrijwilligers3. Om actieve vrijwilligers te behouden en om nieuwe groepen (jongeren, allochtonen en hoger opgeleide ouderen) aan te boren kregen gemeenten sinds 2008 extra geld om de maatschappelijke makelaarsfunctie voor het vrijwilligerswerk (Wmo) als maatschappelijke stages4 (onderwijs) te ondersteunen. Het ministerie van VWS publiceerde basisfuncties voor vrijwilligerswerk en mantelzorgondersteuning (zie overzicht 1.1, uitgebreide beschrijving in bijlage 2)5. Vanaf 2012 moet in 75% van de lokale Wmo-plannen de basisfuncties lokale ondersteuning vrijwilligerswerk en mantelzorg zijn opgenomen6.
1
2 3 4
5 6
De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) regelt dat mensen met een beperking de voorzieningen, hulp en ondersteuning krijgen die ze nodig hebben. Het kan gaan om ouderen, gehandicapten of mensen met psychische problemen. De Wmo zorgt ervoor dat iedereen kan meedoen aan de maatschappij en zo veel mogelijk zelfstandig kan blijven wonen. Gemeenten voeren de Wmo uit en iedere gemeente legt andere accenten. (http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/wet-maatschappelijke-ondersteuning-wmo). Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, 30 169, nr. 11. Toekomstverkenning Vrijwillige inzet, SCP, 2007. Vanaf het schooljaar 2011-2012 moeten alle leerlingen die instromen in het voortgezet onderwijs (VO) een maatschappelijke stage lopen. Dit betekent dat ze mimimaal 30 uur vrijwilligerswerk doen tijdens hun middelbareschooltijd. De inrichting van de maatschappelijke stage hangt af van de school en de stagebieder. De scholen zijn zelf eindverantwoordelijk voor de maatschappelijke stages, maar de gemeente ondersteunt dergelijke stages door de makelaarsfunctie. Basisfuncties lokale ondersteuning vrijwilligerswerk en mantelzorg, Ministerie van VWS, 2009. Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, 30 169, nr. 11.
9
Figuur 1.1
Overzicht lokale basisfuncties vrijwilligerswerk en mantelzorg
Basisfuncties vrijwilligerswerk
Basisfuncties mantelzorg
1. Vertalen van maatschappelijke ontwikkelingen
1. Informatie
2. Verbinden en makelen
2. Advies en begeleiding
3. Versterken
3. Emotionele steun
4. Verbreiden
4. Educatie
5. Verankeren
5. Praktische hulp 6. Respijtzorg 7. Financiële tegemoetkoming 8. Materiële hulp
Bron: Basisfuncties lokale ondersteuning vrijwilligerswerk en mantelzorg, Ministerie van VWS, 2009
De Wmo heeft geleid tot een versterking van het lokale vrijwilligerswerk- en mantelzorgbeleid. Had in 2006-2007 één op de tien gemeenten nog geen vrijwilligerswerkbeleid, in 2009-2010 was gemeentelijk vrijwilligerswerkbeleid gemeengoed geworden. In het regeerakkoord VVD-CDA (2010) is afgesproken dat mensen in staat gesteld moeten worden om een goede balans te vinden tussen betaald werk, zorgtaken, vrijwilligerswerk, scholing en vrije tijd. Het doel hiervan is een verhoging van de arbeidsparticipatie en niet zozeer een versterking van mogelijkheden om vrijwilligerswerk te doen1. Het vrijwilligerswerk mag volgens het demissionaire kabinet geen belemmering zijn voor het zoeken naar een betaalde baan. De ontheffingsmogelijkheid voor werkhervattingverplichtingen voor vrijwilligerswerk is dan ook in 2010 afgeschaft. Tegelijkertijd wil het kabinet dat het vrijwilligerswerk een hoger aanzien krijgt2. De Week van het Applaus (11-18 september 2011) en het uitdelen van prijzen moeten daaraan bijdragen.
1.2
Definiëring vrijwilligerswerk en informele zorg
Vrijwilligerswerk Het ministerie van VWS heeft in 1980 vrijwilligerswerk als volgt gedefinieerd: Vrijwilligerswerk wordt onbetaald en onverplicht verricht ten behoeve van anderen of van (de kwaliteit van) de samenleving in enig georganiseerd verband. In de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is de term vrijwilligerswerk vervangen door vrijwillige inzet. Vrijwillige inzet is een verbreding van de term vrijwilligerswerk. Hieronder vallen alle mogelijke vrijwilligersactiviteiten, waarbij onderscheid wordt gemaakt naar georganiseerd of informeel, structureel of ad hoc, tijdelijk of langdurig vrijwilligerswerk. Ook maatschappelijk betrokken ondernemen3 en maatschappelijke stages vallen onder de term vrijwillige inzet, omdat er geen vergoeding van de werkzaamheden plaatsvindt. Vrijwilligerswerk werd voorheen veel vanuit bestaande verbanden, zoals kerken en verenigingen uitgevoerd voor een langere periode. Tegenwoordig bieden vrijwilligersorganisaties burgers de mogelijkheid om wanneer het uitkomt een dagdeel vrijwilligerswerk te doen. De mo1
2
3
Het kabinet wil de balans verbeteren door onder meer belemmeringen voor thuis- en telewerken tegen te gaan en de vrijstelling van de sollicitatieplicht voor alleenstaande ouders te beperken. http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/toespraken/2011/01/13/staatssecretaris-wil-hogeraanzien-voor-vrijwilligerswerk.html Vrijwilligerswerk dat door werknemers in bedrijfsverband wordt verricht en/of waarbij het bedrijf vrijwilligers kennis aanbiedt en/of faciliteert.
10
tieven van vrijwilligers veranderen. Mensen doen vrijwilligerswerk omdat ze vinden dat het hoort, anderen omdat ze werkervaring willen opdoen of voor hun persoonlijke ontplooiing. Informele zorg Naast vrijwillige inzet bestaat de term ‘informele zorg’. Deze zorg wordt geleverd door mantelzorgers én vrijwilligers. Informele zorg is aanvullend op formele zorg die door beroepskrachten zoals verpleegkundigen, huishoudelijke hulp en activiteitenbegeleiders geleverd wordt. Mantelzorgers onderscheiden zich van vrijwilligers in de zorg doordat mantelzorgers zorg verlenen vanuit een persoonlijke band met degene voor wie zij zorgen. Mantelzorg valt daarmee niet onder de definitie van vrijwillige inzet, maar de inzet van vrijwilligers in de zorg natuurlijk wel.
1.3
Lokale kaders gemeente Eindhoven
Eindhoven stelt de eigen kracht van de burger en zijn eigen netwerk centraal En ontwikkelt nieuw sociaal beleid door bijvoorbeeld de kanteling en welzijn nieuwe stijl Vrijwilligerswerk krijgt daarmee een meer centrale positie in het beleid. Eindhoven heeft vrijwilligerswerkbeleid uitgewerkt in verschillende beleidsterreinen Veel andere gemeenten kiezen voor een integraal vrijwilligerswerkbeleid
Definiëring vrijwilligerswerk en informele zorg Volgens gemeente Eindhoven gaat de vrijwillige inzet ‘om het zijn van een actieve Eindhovenaar met oog voor de omgeving waarin hij / zij leeft’1, 2. Deze definitie omvat elke mogelijke vorm van vrijwillige inzet. In het Wmo-beleidsplan 2008-2011 verkoos de gemeente om deze reden destijds de term ‘actief burgerschap’ boven vrijwillige inzet of vrijwilligerswerk3. Ten tijde van dit onderzoek heeft de gemeente niet langer een voorkeur voor één van de termen. Naast vrijwilligerswerk hanteert de gemeente Eindhoven het begrip informele zorg: ‘Zorg die onbetaald en niet beroepshalve wordt verricht.’ De gemeente onderscheidt binnen de informele zorg niet twee maar drie ‘bloedgroepen’. Naast mantelzorgers en vrijwilligers (in de zorg) gaat het om zelfhulp. Zelfhulpgroepen zijn volgens de gemeente lotgenotengroepen rond een bepaalde ziekte, fysieke of psychische beperking of een verslaving. Ook zijn er lotgenotengroepen voor familieleden.
1
2
3
In de aanzet tot het nieuwe Wmo-beleidsplan voor de periode 2012-2015 valt Eindhoven terug op de term vrijwilliger en merkt op dat de definitie aanzienlijk verandert. Het terrein van de vrijwilliger is niet langer afgebakend, maar kent een grote verscheidenheid in vormen van vrijwillige inzet. Dit is conform de definiëring van vrijwillige inzet binnen de Wmo. In de bijlage IX van het Wmo-beleidsplan 2008-2011 definieert de gemeente Eindhoven de term vrijwilligerswerk overigens als volgt: “Werk dat in enig georganiseerd verband onverplicht en onbetaald wordt verricht ten behoeve van anderen of de samenleving.” De gemeente volgt hiermee de definiëring door het ministerie van VWS uit 1980. In het Trendrapport Vrijwillige inzet over 2011 meldt MOVISIE dat termen als burgerinitiatief, actief burgerschap en burgerplicht steeds vaker als alternatief worden gebruikt voor begrippen als vrijwilligerswerk en vrijwillige inzet, mantelzorg, informele zorg en actieve burgers. Minder vrijwillige vormen van vrijwillige inzet passen beter bij dit begrip.
11
Figuur 1.2
Informele zorg Informele zorg
Mantelzorg
Zelfhulp
Vrijwilligers die zorg leveren
Bron: Research voor Beleid, 2012
Beleidskaders In 2003-2006 heeft de gemeente gewerkt aan het versterken van het lokale vrijwilligerswerk met de volgende programmalijnen: 1. Waardering van het vrijwilligerswerk 2. Werving van vrijwilligers 3. Ondersteunen van vrijwilligers organisaties 4. Benutten van expertise van vrijwilligersorganisaties 5. Vereenvoudiging financiële ondersteuning van het vrijwilligerswerk 6. Activering van het vrijwilligerswerk.1 Deze zes lijnen zijn nader uitgewerkt in het projecten- en activiteitenplan ‘ Erkennen, waarderen en ondersteunen 2003-2006’. De gemeente ontving van het ministerie VWS € 250.000 via de Tijdelijke Stimuleringsregeling Vrijwilligerswerk (TSV). De komst van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in 2007 is voor gemeenten aanleiding geweest om integraal vrijwilligerswerkbeleid te formuleren. De gemeente Eindhoven echter heeft hier aanvankelijk niet voor gekozen, maar het beleid vanuit de verschillende beleidsterreinen vastgelegd. De uitwerking van prestatieveld 4 van de Wmo vormt daarbij de kern en de subsidieverordening maakt de georganiseerde inzet van vrijwilligers financieel mogelijk. Het toenemende beroep op actieve burgers staat lokaal echter ter discussie. Het college heeft daarom toegezegd- in samenhang met het nieuwe sociaal beleid – een Kadernota Vrijwilligerswerk 2012-2015 2 en een bijbehorend meerjarenplan te ontwikkelen. In afwachting van het nieuwe sociaal beleid ligt de ontwikkeling van deze kadernota echter stil en wordt de vernieuwing van het vrijwilligerswerk, die in de organisatie wel gaande is, voorlopig niet in besluitvorming gebracht3. Eigen kracht van de burger en systeeminnovatie Het college stelt de eigen kracht van de burger en de inzet van zijn/haar sociale netwerk centraal4: “Wij stimuleren bewonersinitiatieven en sluiten daar als gemeente zoveel mogelijk op aan. Gemeentelijke participatie in burgerinitiatieven in plaats van burgerparticipatie op gemeentelijke initiatieven. Ook willen we zeggenschap geven aan bewoners op het gebied van veiligheid, openbare ruimte en de inzet van welzijnswerk.”
1 2 3 4
Het gaat hier om de programmalijn S9 ‘Faciliteiten voor vrijwilligerswerk in het kader van SamenStad’. Afsprakenlijst commissie MC 13-12-11, gemeente Eindhoven. Interview met wethouder Scholten, d.d. 23.03.2012. Coalitieakkoord 2010-2014 ‘Werken aan morgen’, gemeente Eindhoven.
12
Mede naar aanleiding van het rekenkameronderzoek ‘Twee werelden’, het huidige coalitieakkoord en de bezuinigingsopgave besloot de gemeente het sociale domein grondig te herzien. Nieuw sociaal beleid wordt ontwikkeld met uitwerkingen als de Kanteling, Welzijn Nieuwe Stijl, de decentralisatie van AWBZ-begeleiding en de herijking van het vrijwilligerswerk. Belangrijke onderwerpen zijn daarbij onder meer de regierol van de gemeente, het verschuiven van verantwoordelijkheden, de verhouding professional en vrijwilliger en de toegankelijkheid van voorzieningen. Vrijwilligerswerk krijgt daarmee een centralere positie in het gemeentelijke beleid. De gemeente streeft na dat1: alle inwoners kunnen meedoen aan de Eindhovense samenleving, o.a. door het ondernemen van vrijwilligerswerk, en dat inwoners elkaar ondersteunen via informele zorg of vrijwilligerswerk. Het college wil in de periode 2012-2015: vrijwilligers en mantelzorgers meer en betere ondersteuning bieden, de verkokering in de hulpverlening en bij voorzieningen tegengaan; een verschuiving van budgetten van professionele hulp naar vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties; en meer vrijwilligers inzetten2. De gemeenteraad stemde in met het ‘Nieuw sociaal beleid, inhoudelijke kaders en vervolgproces’, met als onderdeel het versterken van ‘actief burgerschap in sociale netwerken3’. Vervolgens heeft een extern comité “WIJeindhoven” op verzoek van het college het adviesrapport ‘Eindhoven, de sociaalste: ontwikkeling van samenkracht’ opgesteld. Het comité adviseert een grotere inzet van vrijwilligers en mantelzorgers. De burger wordt aangesproken op wederkerigheid: “Als een burger aanspraak kan maken op zorg, mag de gemeenschap aanspraak maken op zijn of haar sociale betrokkenheid en bereidheid afspraken na te komen.” 4 In het raadsvoorstel ‘Systeeminnovatie sociaal beleid: transformatie WIJeindhoven’ is investeren in ‘samenkracht’ één van de vijf kernpunten van de systeeminnovatie. Samenkracht staat daarbij voor de kracht van lokale informele netwerken en de vrijwillige inzet. Op 10 april 2012 stemt de raad in met dit raadsvoorstel en stelt het college een uitvoeringsprogramma op. De planning is om in mei 2012 een start te maken met de uitvoering van WIJeindhoven in twee wijken en het traject gaandeweg te monitoren zodat kan worden bijgestuurd. Doorvertaling naar vrijwilligerswerkbeleid De systeeminnovatie WIJeindhoven kan volgens de wethouder gezien worden als een paraplu voor het vrijwilligerswerkbeleid. Het biedt ruimte om tot meer integraal vrijwilligerswerkbeleid te komen. Het vrijwilligerswerkbeleid focust sterk op het faciliteren van vrijwilligersorganisaties, maar de aandacht verschuift nu naar de civil society door te focussen op de eigen kracht van mensen en het terugleggen van verantwoordelijkheden in de samenleving.
1 2 3
4
Programmabegroting 2012-2015, gemeente Eindhoven. Programmabegroting 2012-2015, gemeente Eindhoven, 2011. Raadsbesluit Nieuw sociaal beleid, inhoudelijke kaders en vervolgproces, raadsnummer 11R4295, maart 2011. Eindhoven, de sociaalste: ontwikkeling van samenkracht, Comité WIJeindhoven, 2011.
13
Volgens de wethouder is er heel veel vrijwilligerspotentieel en is het de rol van de gemeente om dit te mobiliseren. Dit vergt echter een omslag in denken van professionals die zich nu met het vrijwilligerswerkbeleid bezig houden. In plaats van ‘dingen uit handen nemen’ zullen zij mensen moeten enthousiasmeren om het zelf op te pakken. Door verschillen in wijken en doelgroepen is een gedifferentieerde aanpak hierbij volgens de wethouder van belang. De gemeente is daarbij nog zoekende naar de wijze waarop zij de civil society kan stimuleren en faciliteren. In dat zoekproces is de regelgeving een aandachtspunt, omdat dit het vrijwilligerswerk niet zou moeten hinderen. Dit heeft (mogelijk) tot gevolg dat de gemeente nog meer moet loslaten en vertrouwen op integriteit, aldus de wethouder. In het nog door de raad vast te stellen Wmo-beleidsplan 2012-2015 gaat de gemeente niet langer uit van vrijwilligerswerk in den brede. In prestatieveld 4 (Vrijwilligerswerk en mantelzorg) wil de gemeente zich namelijk gaan richten op vrijwilligerswerk in zorg en welzijn, de zogenaamde ‘informele zorg’. De gemeente volgt hiermee het landelijke Wmo-beleid dat zich ook richt op de informele zorg.1
1.4
Conclusie
De visie van de gemeente Eindhoven op vrijwilligerswerkbeleid komt vereen met het landelijke beleid. Eindhoven doet een beroep op de eigen kracht van de burger en zijn netwerk, biedt ondersteuning waar nodig en toont blijk van waardering voor de vrijwillige inzet. Het toenemende beroep van de gemeente op actieve burgers staat lokaal ter discussie. De vraag ligt voor of de gemeente met haar nadruk op vrijwillige inzet de burger niet overvraagt. Volgens college en ambtelijke organisatie is meer vrijwilligerspotentieel dan nu wordt benut. Deskundigen bevestigen deze visie. Wat vorm betreft wijkt het Eindhovense vrijwilligerswerkbeleid af van andere gemeenten. Eindhoven heeft het vrijwilligerswerkbeleid niet integraal maar in de verschillende beleidsterreinen uitgewerkt. Het zwaartepunt ligt bij de Wmo en de subsidieverordening maakt georganiseerd vrijwilligerswerk financieel mogelijk. Binnen de huidige systeeminnovatie WIJeindhoven zal het vrijwilligerswerk een centralere positie in het gemeentelijke beleid krijgen. De systeeminnovatie behandelt het totale spectrum van de vrijwillige inzet en vormt daarmee een verknoping van het vrijwilligerswerkbeleid in de verschillende beleidsterreinen. De (meer) integrale visie op vrijwilligerswerkbeleid die hierdoor ontstaat, is een voorwaarde voor een doelmatige uitvoering van het beleid. In het huidige beleid en de uitvoering daarvan komt deze verknoping (nog) niet tot uitdrukking.
1
Interview M. Terpstra, MOVISIE, d.d. 29.03.2012.
14
2
Uitvoering van het beleid
2.1
Aantal vrijwilligers en mantelzorgers
In 2011 is 42% van de volwassenen in Eindhoven actief als vrijwilliger
Het aandeel vrijwilligers in Eindhoven is de laatste jaren toegenomen van 30% in 2006 naar 42% in 20111. Dit laatste percentage komt in grote lijnen overeen met het landelijke beeld. Het CBS stelt dat in 2008 42% van de inwoners van Nederland vanaf 18 jaar vrijwilligerswerk doet2. De Eindhovense vrijwilligers zetten zich in voor uiteenlopende activiteiten binnen verschillende sectoren. ‘Sport en recreatie’, ‘zorg en hulpverlening’, ‘kunst en cultuur’ en ‘wijk-, buurt- en bewonerszaken’ zijn de sectoren waarin de meeste vrijwilligers actief zijn. Mannen en vrouwen doen in Eindhoven in gelijke mate vrijwilligerswerk. Hoog opgeleiden doen vaker vrijwilligerswerk dan laag opgeleiden3. Daarnaast levert in de gemeente Eindhoven één op de tien inwoners mantelzorg en één op de vijf inwoners hulp aan buren, bejaarden en gehandicapten, ofwel informele zorg45. Ook zijn er in 2010 minimaal 50 zelfhulpgroepen in de regio Eindhoven actief. Cijfers vergelijken niet goed mogelijk Er bestaat geen eenduidige definitie van de term vrijwilligerswerk. Overheden en kenniscentra bakenen het begrip ‘vrijwilligerswerk’ verschillend af en ook door de jaren heen zijn er verschillen in wat tot het vrijwilligerswerk wordt gerekend. Als gevolg hiervan zijn cijfers over vrijwilligerswerk niet zonder meer met elkaar te vergelijken.
2.2
Actief burgerschap en informele zorg
2 . 2. 1
D o el en
In het Wmo-beleidsplan 2008-2011 staat het volgende beleidsdoel op het terrein van actief burgerschap: ‘Actief zijn in de samenleving wordt beschouwd als bron van individuele inspiratie en ontplooiing, maar ook als een zinvolle bijdrage’.6 In het Wmo-werkprogramma is dit later als volgt geformuleerd: ‘In Eindhoven voelen mensen zich verantwoordelijk voor de kwaliteit van de samenleving en leveren daarom daaraan een actieve bijdrage. Ook omdat
1
2
3 4 5
6
Digipanel, Vrijwilligerswerk, maart 2012, respons circa 2.000, respons 48%. Volgens de enquête onder het Digipanel voert 48% van de Eindhovenaren vrijwilligerswerk uit. Dit percentage is hoger dan de 42% uit de inwonersenquête van 2011. Mogelijke oorzaak is dat het hier gaat om een specifieke populatie, namelijk de deelnemers aan het Digipanel. Door mee te doen aan het Digipanel geven de leden al aan dat zij een grote maatschappelijk betrokkenheid hebben, daarnaast behoren de leden veelal tot groepen die meer dan gemiddeld aan vrijwilligerswerk doen. Herten, van H (2009) Vrijwillig inzet 2008, CBS Publicatiedatum CBS -website 29 april 2009. Dit zijn de meest recente cijfers bij verschijnen van deze publicatie vanuit POLS, het Permanent Onderzoek LeefSituatie. Digipanel, Vrijwilligerswerk, maart 2012, respons circa 2.000, respons 48%. Bureau Beleidsinformatie en Onderzoek, gemeente Eindhoven Uit de gegevens blijkt niet in hoeverre de hulp aan buren, bejaarden en gehandicapten wordt geleverd door mantelzorgers of door vrijwilligers. Wmo-beleidsplan 2008-2011 Samen Sterk in Eindhoven, gemeente Eindhoven, 2007.
15
zij zich ondersteund, erkend en gewaardeerd weten’1. Voor de informele zorg staat in hetzelfde beleidsplan het volgende doel geformuleerd: ‘In Eindhoven is het bieden van mantelzorg geen last, omdat mantelzorgers zich ondersteund weten, direct en indirect door de aanwezigheid van respijtvoorzieningen. Zorgvragers kunnen langer zelfstandig blijven wonen en ´meedoen´ omdat zij zich ondersteund weten door een netwerk van informele zorg´2.
2 . 2. 2
P a r tij e n e n ta k en
Binnen de gemeente voert de afdeling Volwassenen en Senioren veel functies uit rondom vrijwilligerswerk De afdeling stuurt daarnaast een steunpunt voor vrijwilligers, het Vrijwilligerspunt, aan Daarnaast faciliteert de afdeling het Netwerk Informele Zorg en het Netwerk Mantelzorg Het Vrijwilligerspunt is de spil in de uitvoering van het vrijwilligerswerkbeleid Het informeert, adviseert, makelt en biedt deskundigheidsbevordering en ontwikkelt zich tot een kennis- en expertisecentrum.
Gemeente Verschillende gemeentelijke afdelingen maken gebruik van vrijwillige inzet. De afdelingen ontwikkelen beleid, werken mogelijkheden voor vrijwillige inzet uit, (laten) vrijwilligers werven en beoordelen subsidieaanvragen van vrijwilligersorganisaties. De afdeling Volwassenen en Senioren vormt de spil in het vrijwilligerswerkbeleid, omdat deze afdeling verantwoordelijk is voor de beleidsontwikkeling en uitvoering van prestatieveld 4 van de Wmo. In dit prestatieveld heeft de gemeente de vijf basisfuncties voor vrijwilligerswerkbeleid uitgewerkt. Daarbij sluit de gemeente aan bij landelijke initiatieven zoals Zilveren Kracht, Duizend-en-één-Kracht en Make A Difference Dag (MADD)3. Naar aanleiding van afspraken in het Wmo-beleidsplan 2008-2011 heeft de afdeling een steunpunt voor vrijwilligers, het Vrijwilligerspunt, opgericht. De afdeling faciliteert het Vrijwilligerspunt aan en stuurt deze aan. Daarnaast faciliteert de afdeling twee netwerken (Netwerk Informele Zorg en Netwerk Mantelzorg) waarin organisaties die met vrijwilligers werken en/of mantelzorgers ondersteunen, kennis en informatie uitwisselen en met elkaar in gesprek gaan over beleid en uitvoering. Ook faciliteert de afdeling Supportpunt. Dit is een organisatie die non-profitorganisaties ondersteuning en advies biedt op het terrein van organisatie, personeelszaken en communicatie. De afdeling is verder verantwoordelijk voor het beoordelen van subsidieaanvragen van vrijwilligersorganisaties op het terrein van de Wmo. De afdeling verstrekt subsidies voor onder meer ‘het bevorderen en het faciliteren van informele zorg en actief burgerschap’. Het college wil hiermee stimuleren dat inwoners elkaar vaker gaan ondersteunen via informele zorg of vrijwilligerswerk. De jaarlijkse of eenmalige subsidie kan worden verleend voor de exploitatie van activiteiten die bijdragen aan informele zorg.
1
2 3
Beleidsnotitie Actief Burgerschap en Informele Zorg, gemeente Eindhoven, april 2008. Wmo-werkprogramma, gemeente Eindhoven, 2008. Beleidsnotitie Actief Burgerschap en Informele Zorg, gemeente Eindhoven, april 2008. De eerste twee projecten richten zich op het stimuleren van allochtonen en senioren tot het doen van vrijwilligerswerk, MADD richt zich op het promoten van vrijwilligerswerk in algemeenheid.
16
In 2010-2011 hebben er personele wisselingen plaatsgevonden op de afdeling Volwassenen en Senioren. In die periode is ook binnen de afdeling 2 fte vrijgemaakt voor het onderwerp informele zorg. Dit is in lijn met het coalitieakkoord dat beoogt de inzet van vrijwilligers in zorg en welzijn te versterken. De gemeente ziet hierbij als aandachtspunt hoe zij kan bijdragen aan een betere afstemming tussen de formele en informele zorg. Het terugleggen van verantwoordelijkheden in de samenleving, zoals beoogd met WIJeindhoven, vergt een herwaardering van de taken en rollen van verschillende partijen. Door een gemeentelijke bezuiniging op het kinderwerk heeft een verschuiving plaatsgevonden van beroepskrachten naar vrijwilligers (zie kader). Voorbeeld verschuiving formeel naar informeel Het kinderwerk van de Lumens Groep organiseert veel verschillende activiteiten, waaronder discoavonden. Dergelijke avonden kunnen ook door ouders georganiseerd worden, zo blijkt in Meerhoven. In deze wijk hebben kinderwerkers huis aan huis gevraagd of ouders bereid zijn om bijvoorbeeld een keer per maand bij een discoavond te helpen. Een groep van wel 150 ouders reageerde positief op de oproep waardoor de kinderwerkers de handen vrij hebben om ouders op de achtergrond te steunen, en om ruimte voor de activiteit te regelen. Zo mobiliseren en faciliteren de professionals en vindt de uitvoering plaats in het informele circuit. Bron: Interview wethouder Scholten, d.d. 23.03.2012
Ook stuurt de gemeente op een verschuiving naar de informele zorg door pilots op te zetten. Een voorbeeld hiervan is de inzet van maatjes. Deze maatjes helpen burgers die niet in staat zijn zelf boodschappen te doen, bij het winkelen en tijdens deze activiteit probeert het maatje het sociale netwerk van de persoon te activeren. Vrijwilligerspunt In 2008 is het Vrijwilligerspunt opgericht1. Hiermee realiseerde de gemeente een “centraal, zichtbaar en onafhankelijk steunpunt actief burgerschap/vrijwilligers in de stad”, zoals in het Wmo-beleidsplan 2008-2011 was opgenomen. Het Vrijwilligerspunt is een onderdeel van de Lumens Groep, een Eindhovense welzijnsorganisatie. Het Vrijwilligerspunt biedt ondersteuning aan vrijwilligers(organisaties) door onder meer het verstrekken van informatie en advies, het makelen van vraag en aanbod en deskundigheidsbevordering. Het erkennen en waarderen van vrijwilligers vindt onder andere plaats door een jaarlijks vrijwilligersfeest, een eigen magazine genaamd ‘Kanjers’ en een vrijwilligerspas. Ook krijgen Eindhovense vrijwilligers een vrijwilligerspolis aangeboden2. In toenemende mate werkt het Vrijwilligerspunt integraal. Waren voorheen de speerpunten ‘verkleuring, verjonging en verzilvering’. Tegenwoordig werkt het Vrijwilligerspunt vanuit de uitgangspunten ‘eigen kracht en samenkracht’. In de aanzet voor het nieuwe Wmo-beleidsplan 2012-2015 staat dat het Vrijwilligerspunt zich dient te profileren als een kennis- en expertisecentrum. Het Vrijwilligerspunt heeft daarmee expliciet de taak gekregen om maatschappelijke ontwikkelingen te vertalen naar aandachtspunten voor de gemeente (één van de basisfuncties voor vrijwilligerswerk).
1 2
Wmo-beleidsplan 2008-2011 Samen Sterk in Eindhoven, gemeente Eindhoven, 2007. De vrijwilligerspolis is een collectieve verzekering die gemeenten voor haar vrijwilligers kan afsluiten.
17
Vrijwilligers(organisaties) In de gemeente Eindhoven zet 42% van de burgers zich als vrijwilliger in 1. De gemeente heeft vooral contact in het georganiseerde vrijwilligerswerk. Te denken valt aan vrijwilligersorganisaties op het gebied van welzijn, maar ook buurtcomités, sportverenigingen, muziekclubs, migrantenorganisaties en dergelijke. In totaal zijn er 1.600 vrijwilligersorganisaties actief, waaronder organisaties als : Vrijwillige Hulpdienst Eindhoven
Stichting Zelfhulpnetwerk Eindhoven/De Kempen
Stichting Present
Stichting Sakti
De Witte Raaf vervoersdiensten
Stichting Orion
De Eik
De Voedselbank
Stichting OVAA
De Zonnebloem
Met een deel van deze organisaties heeft de gemeente een subsidierelatie. Non profit organisaties op het terrein van zorg en welzijn zoals de Vrijwillige hulpdienst en stichting Present nemen verder deel aan het door de gemeente gefaciliteerde Netwerk Informele Zorg. Mantelzorgorganisaties zijn vertegenwoordigd in het Netwerk Mantelzorg. Vrijwilligersorganisaties kunnen het Vrijwilligerspunt benaderen voor ondersteuning bij bijvoorbeeld het aanvragen van een subsidie of om vacatures te plaatsen.
2 . 2. 3
U itv o e ri n g e n mi d dele n
De uitvoering is geëvalueerd in 2008 en 2009, maar (nog) niet in 2010 en 2011. De gemeente heeft zich ingezet om de vijf basisfuncties vrijwilligerswerk uit te werken. Hiervoor heeft de gemeente in 2011 € 4.033.578 geïnvesteerd. Het college investeert in vrijwillige inzet, vooral in de informele zorg.
In het kader van ‘Actief Burgerschap’, prestatieveld 4 van de Wmo, heeft de gemeente Eindhoven de 5 basisfuncties van vrijwillige inzet uitgewerkt. In het Wmo-beleidsplan 20082011 staan activiteiten op het terrein van actief burgerschap en informele zorg die de gemeente Eindhoven uiterlijk in 2011 wil hebben uitgevoerd2. Op hoofdlijnen gaat het om3: Opzetten steunpunten voor vrijwilligers en voor mantelzorgers Regie voeren over vrijwilligerswerk Betrekken vrijwilligers(organisaties) bij beleid en uitvoering Uitvoeren programma ‘erkennen en waarderen’ Stimuleren werknemersvrijwilligerswerk Benutten kansen grensgebied WWB, Wmo en WSW. Uit evaluaties van het uitvoeringsprogramma uit 2008 en 2009 blijkt dat de gemeente vrijwel alle activiteiten zoals gepland heeft uitgevoerd. Uit de zelfevaluatie van de gemeente Eindhoven voor het project ‘Prestatieveld 4? Goed voor elkaar!’ blijkt dat de gemeente in 2009-2010 in haar beleid en de uitvoering aandacht besteed aan alle aspecten van dit prestatieveld en daarmee een goede basis heeft gelegd voor het lokale vrijwilligerswerk4. Eindhoven is daarmee landelijk een voorloper wat het beleid en uitvoering van prestatieveld 4 betreft.
1 2 3 4
Inwonersenquête 2011, Bureau Beleidsinformatie en Onderzoek gemeente Eindhoven. Deze activiteiten zijn opgenomen in het werkprogramma ‘Actief burgerschap en informele zorg’. Zie bijlage 3 voor een volledig overzicht. Interview met Matthijs Terpstra, MOVISIE, d.d. 29.03.2012.
18
Kritische kanttekening is dat de gemeente geen voortgangsrapportage over de uitvoering van de Wmo over 2010 heeft en zij ook geen informatie over de uitvoering in 2011 kan aanleveren ten tijde van het onderzoek. Van ambtelijke zijde wordt vermeld dat de gemeente actief is in de uitvoering, maar een gedetailleerder overzicht van deze uitvoering ontbreekt. Om de genoemde activiteiten uit te voeren, heeft de gemeente in 2011 € 4.033.578 geïnvesteerd. Niet alle investeringen dragen echter even ‘direct’ bij aan vrijwilligerswerk. De investeringen kunnen in de volgende vier posten worden verdeeld: Infrastructuur: deze middelen worden besteed aan het opbouwen en onderhouden van de infrastructuur. De middelen worden onder meer besteed aan het Vrijwilligerspunt, deskundigheidsbevordering, de vrijwilligerspolis en het magazine Kanjers. Vraag en aanbod: deze subsidies worden besteed aan de basisvoorziening om vrijwilligers in te kunnen zetten. Hiertoe behoren onder meer de Vrijwillige Hulpdienst en maatschappelijke stages. Activiteiten: deze subsidies gaan naar activiteiten die geleid worden door vrijwilligers. Deze activiteiten worden bijvoorbeeld georganiseerd door stichting Orion en stichting Eetstoornissen; Reserves: Verplichtingen waarvan de middelen in het lopende jaar nog niet zijn besteed. De volgende tabel toont voor de bestedingen binnen de Wmo de mate waarin de investeringen direct bijdragen aan vrijwilligerswerk. Tabel 2.1
Investeringen verdeeld naar mate waarin zij bijdragen aan vrijwilligerswerk 2008
2009
2010
2011
Wmo Actief burgerschap en informele zorg Infrastructuur
856.852
1.125.000
1.103.907
814.582
Vraag en aanbod
373.779
509.403
582.622
649.553
Activiteiten
313.132
323.862
532.240
450.253
Reservering
-336.157
39.485
226.547
157.850
1.207.606
1.997.750
2.445.316
2.072.238
Totaal
Wmo Samenleven in zorgzame en leefbare buurten 0
0
0
0
72.540
129.000
400.841
408.000
Activiteiten
1.484.369
1.206.657
1.578.170
1.556.840
Reservering
0
1.000
-4.032
-3.500
1.556.909
1.336.657
1.974.979
1.961.340
Infrastructuur
856.852
1.125.000
1.103.907
814.582
Vraag en aanbod
446.319
638.403
983.463
1.057.553
Activiteiten
1.797.501
1.530.519
2.110.410
2.007.093
Reservering
-336.157
40.485
222.515
154.350
2.764.515
3.334.407
4.420.295
4.033.578
Infrastructuur Vraag en aanbod
Totaal Totaal (alle producten)
Totaal
Bron: Kostenbeheersing 2008-2011, gemeente Eindhoven
Uit de tabel blijkt dat de investeringen in de vrijwillige inzet binnen de Wmo in de periode 2008-2010 zijn toegenomen. De gemeente is door de jaren heen meer gaan investeren in activiteiten die uitgevoerd worden door vrijwilligers en het matchen van vraag en aanbod.
19
In 2011 heeft echter een daling plaatsgevonden. De gemeente heeft in 2011 minder middelen besteed in de kostenplaats ‘Actief burgerschap en informele zorg’ dan in 20101. In de toekomst is het volgens de gemeente wenselijk dat het budget voor de vrijwillige inzet groeit2. De gemeente wil investeren in de collectieve voorzieningen en informele zorg, zodat minder middelen nodig zijn voor (dure) individuele voorzieningen. De verschuiving dient echter binnen de bestaande budgetten te worden gerealiseerd.
2.3
Sport
2 . 3. 1
D o el en
Sport is een belangrijk speerpunt in de gemeente Eindhoven, omdat sporten leuk en gezond is en het Eindhovenaren de kans biedt om mee te doen door zelf te sporten of als vrijwilliger zich in te zetten3. Eind 2008 is door de gemeenteraad de sportnota 2008-2015 ‘Hé, ga je mee?’ vastgesteld. In dit beleidskader zijn voor een aantal thema’s, de ambities van de sector Sport en Bewegen opgenomen. In de Sportnota stelt de gemeente Eindhoven dat met de keuze voor het gebiedsgerichte denken de keuze is gemaakt om meer vraaggericht te werken, ook binnen de sportsector.4 Door deze keuze komt de gebruiker (nog) meer dan voorheen centraal te staan: de behoeften en wensen van gebruikers zijn richtinggevend voor de te ondernemen activiteiten. De gemeente stelt daarbij dat de burger die iets wil, ook een bijdrage moet gaan leveren aan de gemeenschap. De gemeente kiest daarmee voor een versterkte inzet van vrijwilligers binnen de sportsector, leidend tot de volgende doelstelling: “In 2017 is de burger tegelijkertijd afnemer en ondernemer.”
2 . 3. 2
5
P a r tij e n e n ta k en
De gemeentelijke afdeling sport ondersteunt de georganiseerde sport. Accommodatiebeleid staat daarin nog centraal. De Eindhovense Sportraad heeft de taak de lokale verenigingsbelangen te behartigen. Vrijwilligerspunt en Supportpunt krijgen een belangrijkere rol bij de ondersteuning van sportverenigingen.
De gemeente, Eindhovense Sportraad (ESR), het Vrijwilligerspunt, Supportpunt en sportverenigingen zijn betrokken bij de vrijwillige inzet rondom de georganiseerde sport. Gemeente De afdeling sport van de gemeente Eindhoven ondersteunt de georganiseerde sport op verschillende manieren. In de uitvoering van activiteiten staat het exploiteren van de gemeentelijke sportaccommodaties voor de gemeente voorop, aldus het Concernverslag 2010. De 1
2 3 4
5
De daling wordt vooral veroorzaakt door het afbouwen van de post ‘Vrijwilligerswerk in de wijken’ in 2011. Deze post is mogelijk verplaatst naar de kostenplaats gebiedsgericht werken. Interview wethouder Scholten, d.d. 23.03.2012. Coalitieakkoord 2010-2014, Werken aan morgen, gemeente Eindhoven. Bij gebiedsgericht programmeren wordt per buurt of wijk bekeken hoe sport- en beweegaccommodaties passen in het totale wijk- of buurtconcept. Gymnastieklokalen en kunstgrasveldjes spelen hierbij een belangrijke rol, maar ook sportparken en sporthallen. Sportnota 2008-2015 Hé, ga je mee, gemeente Eindhoven.
20
gemeente wil hiermee zorgen dat de sport voor de Eindhovenaren toegankelijk, bereikbaar en veilig is en blijft. De gemeente ondersteunt sportverenigingen door het (ver) onder kostprijs verhuren van de sportaccommodaties. Daarnaast verstrekt de gemeente in beperkte mate subsidies aan sportverenigingen. Deze subsidies worden verleend aan verenigingen die een vrijwillig sporttechnisch kader inhuren voor professionele training aan leden tot en met 18 jaar, leden die behoren tot de doelgroepen 55-plussers en personen met een geestelijke en/of lichamelijke functiebeperking. Met ingang van 2012 heeft de gemeentelijke afdeling Sport de taak sportverenigingen te ondersteunen van de Eindhovense Sportraad (ESR) overgenomen. De ontkoppeling levert een bezuiniging op van 1fte 1. De medewerkers van de ESR gaan als combinatiefunctionarissen verenigingsondersteuning samenwerken met de combinatiefunctionarissen die zowel binnen sport als binnen andere domeinen worden ingezet. De samenwerking is op 1 januari 2012 gestart en de eerste resultaten zijn volgens de gemeente hoopvol. In de voorbereiding op de kadernota van 2013 wil het college de raad daartoe een notitie over de combinatiefunctionarissen sturen.2 De gemeente erkent en waardeert sportvrijwilligers door bijvoorbeeld de verkiezing ‘Sportvrijwilliger van het jaar’ en het aanbieden van de vrijwilligerspolis. Combinatiefunctionarissen verenigingsondersteuning De combinatiefunctionarissen verenigingsondersteuning werken vraaggericht, analyseren de vraag en stellen vervolgens een plan van aanpak voor geïnventariseerde problemen op. Buitensportverenigingen kunnen op het gebied van onderhoud en schoonmaak worden ondersteund door de zogenaamde ‘Arbeidspool Ergon’, een regionale arbeidspool voor langdurig werklozen. De combinatiefunctionarissen ondersteunen vraaggericht vrijwilligers en verenigingen met onder andere organisatorische aspecten. Deze functionarissen zijn gericht op kinderen tot 18 jaar, verbinden sport en cultuur op brede scholen met sport en cultuur buiten schooltijd en verstevigen het buitenschoolse sport – en cultuuraanbod.
Eindhovense Sportraad De Eindhovense Sportraad (ESR) verzorgde (net als de gemeente) tot 1 januari 2012 de ondersteuning van sportverenigingen, maar focust sinds begin dit jaar op het behartigen van de belangen van lokale sportverenigingen3. Vrijwilligerspunt en Supportpunt Tot 2012 ondersteunde de gemeente en de ESR sportverenigingen. Nu is het ondersteuningsloket bij de ESR beëindigd en zoekt de gemeente samenwerking met het Vrijwilligerspunt wanneer dit mogelijk is. De samenwerking met het Vrijwilligerspunt is nog pril, maar biedt wel kansen om tot eenduidigheid en efficiency te komen. De beleidsmedewerker wil voorkomen dat vanuit sport zaken worden georganiseerd, die al worden aangeboden bij het Vrijwilligerspunt. De functie ‘Verankeren’ wil de gemeente door het Vrijwilligerspunt laten uitvoeren en ook zal het aanbod van het Vrijwilligerspunt meer onder de aandacht van sportverenigingen worden gebracht. Sportverenigingen kunnen voor ondersteuning ook terecht bij Supportpunt. Deze organisatie kan hen helpen bij de uitvoering van en advies over onder meer boekhoudkundige zaken, personeelszaken en communicatie.
1
Raadsvoorhangbrief over de herpositionering van ESR (kenmerkt: 11R4479, 2011).
2
De rijksoverheid cofinanciert tot eind 2012 de inzet van combinatiefunctionarissen.
3
Concernverslag Eindhoven 2010.
21
Sportleerbedrijf Het Sportleerbedrijf is een initiatief van de gemeente Eindhoven, Fontys Sporthogeschool Eindhoven, ROC Eindhoven en de Eindhovense Sportraad en vormt –kortgezegd- de verbindende schakel bij het inzetten van studenten in de Eindhovense sportwereld. In de periode van november 2012 tot en met mei 2013 kunnen circa 200 1 e jaars studenten worden ingezet bij de Eindhovense Sportverenigingen. De studenten hebben dan een eerste introductie achter de rug en zullen onder begeleiding van stagebegeleiders van de Sporthogeschool en begeleiders vanuit de verenigingen leer- en werkervaring opdoen. Groepjes van minimaal 4 studenten kunnen dan o.a. worden ingezet bij het verzorgen van trainingen aan jeugdleden. Sportverenigingen Sportverenigingen steunen sterk op de inzet van actieve burgers. Sportverenigingen putten daarbij vooral uit hun eigen ledenbestand. Het werk van het verenigingsbestuur wordt steeds complexer door de professionaliseringslag die plaats vindt. Verenigingen moeten onder andere in staat zijn arbeidscontracten voor trainers op te stellen, ontwikkelingen in de regelgeving door te voeren, voldoende fondsen te werven, etc. Dit vergt specifieke competenties en kennis en bemoeilijkt de duurzame inzet van vrijwilligers. Een aantal sportverenigingen weet hun leden aan zich te binden en hen ook tot vrijwilligerswerk aan te zetten. Deze verenigingen gaan zich ook steeds meer inzetten voor andere maatschappelijke doelen dan sportparticipatie alleen. Andere sportverenigingen hebben echter moeite om vrijwilligers aan zich te binden1. Het gaat hierbij vooral om sportverenigingen die op meerdere vlakken problemen ondervinden. Ook zijn er voor bepaalde sporten meer sportverenigingen dan geïnteresseerden waardoor niet alle verenigingen stand kunnen houden. Dit laatste leidt er soms toe dat sportverenigingen noodgedwongen moeten samenwerken2. In haar werkzaamheden richt de gemeente zich steeds meer op het versterken van de rol van sportverenigingen in de buurt, zodat zij een grotere maatschappelijke en sociale rol kunnen spelen dan nu het geval is. De sportvereniging is daarbij volgens de wethouder de ‘kapstok voor sociale participatie’. Voor sportverenigingen betekent dit dat zij bijvoorbeeld meer samenwerking met partijen in de wijk, zoals een welzijnsorganisatie of kinderdagopvang, moeten aangaan door gezamenlijk activiteiten te organiseren of hun locatie aan hen beschikbaar te stellen3.
2 . 3. 3
U itv o e ri n g e n mi d dele n
Het faciliteren en ondersteunen van sportverenigingen verloopt goed. De gemeente investeerde in 2011 circa € 275.000 in de inzet van sportvrijwilligers.
Volgens het concernverslag 2010 van de gemeente Eindhoven verlopen de verschillende initiatieven die gericht zijn op het faciliteren en ondersteunen van sportverenigingen goed. De ontkoppeling van taken van de ESR lijkt nieuwe kansen op te leveren voor de gemeente. Doordat de medewerkers verenigingsondersteuning binnen de gemeente werkzaam zijn is het makkelijker geworden om aansluiting te vinden bij andere beleidsterreinen. De ge1 2 3
Interview wethouder Helms, d.d. 12.04.2012 en adviseur georganiseerde sport Van Bree, d.d. 08.02.2012. Interview wethouder Helms, d.d. 12.04.2012. Idem.
22
meente verwacht dat verenigingsondersteuning daardoor (op termijn) een andere positie zal krijgen in het gemeentelijke beleid en dat meer gebruik gemaakt zal worden van de mogelijkheden van sport om bij te dragen aan de maatschappelijke doelen op andere beleidsterreinen. Een tennisvereniging kan bijvoorbeeld door het aanbieden van cardio-fitness een nieuwe doelgroep aanboren (en zo groeien) en bijdragen aan maatschappelijke doelen op het gebied van gezondheidsbevordering. Ten aanzien van sport zijn de investeringen in 2011 als volgt1: Verenigingsondersteuning: € 158.000,Subsidie voor vrijwillig sporttechnisch kader: bijna € 40.000,Vrijwilligerspas2: ongeveer € 10.000,Combinatiefunctionarissen: circa € 20.000,Makelaarsfunctie in sportleerbedrijf: € 47.000,In totaal circa € 275.000,- in 2011
2.4
Conclusies
Het aantal vrijwilligers is in Eindhoven in de laatste jaren toegenomen, waardoor inmiddels 42% van de bevolking zich vrijwilliger noemt. Door verschillen in definities zijn vergelijkingen met andere gemeenten niet mogelijk. Verschillende afdelingen van de gemeente Eindhoven voeren het vrijwilligerswerkbeleid uit. Uit het onderzoek blijkt dat de gemeente op het gebied van de Wmo en sport veel activiteiten voor vrijwilligers(organisaties) ontplooit en dat deze in toenemende mate samenhang vertonen. Onderlinge afstemming tussen betrokken afdelingen beperkt zich vooralsnog tot subsidieverstrekking en gaat niet in op de inhoud en uitvoering van het vrijwilligerswerkbeleid. Kansen om verbindingen te leggen in beleid en uitvoering blijven daardoor buiten zicht en een overzicht van gemeentelijke plannen rondom en investeringen in vrijwilligerswerk ontbreekt. Het Vrijwilligerspunt is voor de gemeente een belangrijke partner in de uitvoering. Het Vrijwilligerspunt biedt in toenemende mate ondersteuning op maat voor verschillende vormen van vrijwilligerswerk, waardoor bijvoorbeeld ook sport- en cultuurverenigingen makkelijker dan voorheen van het aanbod gebruik kunnen maken. Het Vrijwilligerspunt heeft veel zicht op het reilen en zeilen van vrijwilligers(organisaties). Het is dan ook een goed besluit dat zij zich gaat ontwikkelen tot een kennis- en expertisecentrum. Het Vrijwilligerspunt kan zo als intermediair zowel de gemeente als vrijwilligersorganisaties adviseren over hoe zij het potentieel aan vrijwilligers kan benutten en eventueel zelfs uitbreiden.
1 2
E-mail gemeente Eindhoven, sector sport en bewegen, d.d. 26.03.2012 Vrijwilligers kunnen een gratis passe-partout aanschaffen waarmee ze met bijbetaling van € 2,- per keer kunnen zwemmen en schaatsen. Door deze reductieregeling voor vrijwilligers ontvangen de zwembaden en ijsbaan minder inkomsten die de gemeente compenseert.
23
3
Doeltreffend- en doelmatigheid van het beleid
3.1
Investeringen in vrijwilligerswerk
De investeringen in vrijwilligerswerk zijn verspreid over verschillende kostenplaatsen. Als gevolg hiervan ontbreekt inzicht in de totale investeringen in vrijwilligerswerk. Op grond van de aangeleverde informatie zijn de investeringen € 5,6 miljoen. Binnen de Wmo nemen de investeringen in vrijwilligerswerk toe.
Zoals in voorgaand hoofdstuk staat heeft de gemeente tal van activiteiten ondernomen om vrijwilligerswerk te stimuleren en te faciliteren. Deze paragraaf richt zich op de investeringen die de gemeente daartoe heeft gedaan. Kanttekening: verdeling over kostenplaatsen Een belangrijke kanttekening is dat de gemeentelijke investeringen in vrijwilligerswerk – als gevolg van het ontbreken van integraal vrijwilligerswerkbeleid – zijn verspreid over verschillende kostenplaatsen. Een totaaloverzicht van de investeringen in dit onderwerp, bijvoorbeeld op grond van jaarrekeningen, is niet mogelijk en de totale investeringen zijn door de spreiding over tal van kostenplaatsen ook moeilijk in kaart te brengen. Om dit probleem te ondervangen zijn verschillende afdelingen gevraagd de investeringen in de vrijwillige inzet aan te leveren. Hierbij zijn we niet uitputtend te werk gegaan1. Inzicht is verkregen in de investeringen in de beleidsterreinen van de Wmo, sport, kunst en vrijwillige jeugd, maar niet in beleidsterreinen als gebiedsontwikkeling, economische zaken (werknemersvrijwilligerswerk), werk en inkomen en veiligheid. Ook binnen de genoemde beleidsterreinen is vrijwilligerswerk geen afzonderlijke financiële post. Doordat een heldere gemeentelijke definiëring van het begrip vrijwilligerswerk ontbreekt, is per beleidsterrein besproken welke onderdelen tot investeringen in vrijwilligerswerk gerekend moeten worden en welke niet. Als gevolg van deze versnippering en gebrek aan afbakening levert het onderzoek geen compleet overzicht op van de investeringen in het vrijwilligerswerk. Investeringen Op grond van de aangeleverde informatie schatten we de totale investeringen in vrijwilligerswerk in 2011 (binnen de beleidsterreinen Wmo, sport, kunst en vrijwillige jeugd) op ruim € 5,6 miljoen. Deze investeringen bestaan vrijwel geheel uit subsidies voor de ondersteuningsinfrastructuur van het vrijwilligerswerk (waaronder het Vrijwilligerspunt en Supportpunt) en voor vrijwilligersorganisaties.
1
Uitgegaan is van de beleidsterreinen die in het onderzoek zijn betrokken, namelijk de Wmo, sport en de subsidieverordening. Kunst en cultuur is toegevoegd als gevolg van de deelname van cultuurverenigingen aan het groepsgesprek. Wijk- en buurtorganisaties, ook aanwezig bij het groepsgesprek, zijn betrokken in zoverre zij ondersteund worden vanuit de Wmo-middelen.
24
Tabel 3.1 Investeringen in vrijwilligerswerkbeleid in 20111 Kostenplaats/post
Investeringen
Wmo Actief burgerschap en informele zorg
€ 2.072.238
Wmo Samenleven in zorgzame en leefbare buurten
€ 1.961.340
Subsidie Supportpunt
€ 500.000
Ondersteuning georganiseerde sport
€ 275.000
Amateurskunst en gilden
€ 400.000
Vrijwillig jeugdwerk Totaal
€ 440.000 € 5.648.578
Rijksbijdrage voor vrijwilligerswerkbeleid De gemeente ontvangt jaarlijks via de algemene uitkering uit het gemeentefonds voor onder meer het ondersteunen van vrijwilligers en mantelzorgers. Er is geen specifieke rijksbijdrage voor deze wettelijke taak. Een belangrijk deel van de middelen wordt verstrekt binnen de uitkering Wmo. Deze uitkering omvat echter ook middelen voor andere taken binnen de Wmo zoals het verstrekken van individuele voorzieningen en ondersteuning bij opvoedproblemen. Daarnaast is binnen andere uitkeringen ook budget opgenomen voor vrijwillige inzet. De uitkering ‘wijkactieplannen’ biedt bijvoorbeeld middelen voor het ondersteunen van burgerinitiatieven op wijkniveau. Dit is een aparte financieringsstroom ten opzichte van de Wmo-gelden. Door het ontbreken van een afzonderlijke uitkering voor het ondersteunen van vrijwilligerswerk ontbreekt een helder zicht op hoeveel rijksmiddelen de gemeente Eindhoven hiervoor ontvangt2.
3.2
Prestaties
Prestaties voor Wmo zijn in 2008 vastgesteld, maar niet gemonitord. Prestatie-indicatoren gericht op vrijwillige inzet in de sport ontbreken. Relevante resultaatindicatoren staan verspreid over verschillende collegeprogramma’s. Circa de helft van de beoogde resultaten is daadwerkelijk behaald.
Met de gedane investeringen beoogt de gemeente bepaalde prestaties ten aanzien van het vrijwilligerswerk te bereiken. We behandelen eerst de prestaties op prestatieveld 4 van de Wmo en vervolgens op het terrein van sport. Om de resultaten te kunnen beoordelen, brengen de gemeentelijke afdelingen de resultaten van het beleid in kaart, waar het gaat om activiteiten die de gemeente zelf uitvoert. Vrijwilligersorganisaties zijn daarnaast verantwoordelijk voor het vaststellen van de door hun behaalde resultaten. Op geaggregeerd niveau worden de resultaten verwoord in de evaluaties van uitvoeringsprogramma’s en daarnaast op hoofdlijnen aangehaald in het concernverslag. Wmo prestatieveld 4 De volgende prestaties wilde de gemeente Eindhoven volgens het Wmo-beleidsplan ‘Samen sterk in Eindhoven’ in 2011 hebben gerealiseerd: 1 Eind 2011 is 50% van de Eindhovenaren op de hoogte van de mogelijkheden om zich actief in te zetten voor de samenleving en de ondersteuning daarbij door het boven1
2
Naast ‘Wmo Samenleven in zorgzame en leefbare buurten’ investeert ook de afdeling Gebiedsontwikkeling in de vrijwillige inzet in wijken en buurten. Informatie hierover is niet in het onderzoek opgenomen. In de door de gemeente aangeleverde financiële informatie staan rijksbijdragen niet vermeld.
25
genoemde vrijwilligerssteunpunt. 2 Jaarlijks beoordelen de klanten van het vrijwilligerssteunpunt de geboden ondersteuning met minimaal een 7. 3 In de periode 2008-2011 is het aantal vrijwilligers toegenomen met minimaal 2% per jaar. 4 In 2011 is minimaal 60% van de vrijwilligersorganisaties in staat om bedrijfsmatig zelfstandig te functioneren 5 In de periode 2008-2011 is het aantal (vrijwilligers)organisaties met een specifiek vrijwilligersbeleid met minimaal 10% gestegen. In de evaluaties van de uitvoeringsprogramma’s Wmo wordt echter niet ingegaan op deze resultaten, behalve dat het aantal vrijwilligers in 2009 met 2% is toegenomen (resultaat 3). Daarnaast ontbreekt, zoals vermeldt, de evaluatie over 2010. Op grond daarvan zijn we aangewezen op het concernverslag over 2010 met prestaties ten aanzien van vrijwilligers, al gaat het hier om andere prestaties dan voorgaande. De volgende tabel toont de resultaten op de output- of prestatie-indicatoren uit de programma’s ‘Zorg en Welzijn’ en ‘Onderwijs en Jeugd’, over vrijwilligers en mantelzorgers. Tabel 3.2
Resultaat outputindicatoren programma Zorg & Welzijn/Onderwijs & Jeugd Realisatie
Begroting
Realisatie
2009
2010
2010
10,7%
15,7%
23,3%
11,5%
14,5%
18,9%
Er zijn 400 contacten met mantelzorgers vanuit het steunpunt
400
700
Mantelzorg verlicht en 500 aanvullende contacten door diverse
500
617
36%
37%
900
850
78
20-250
125
2.500
20.000
6.000
Gerealiseerd Programmaonderdeel 2.5: Welzijn Minimaal 5% van de 65- plussers is nieuw ingestroomd in het vrijwilligerswerk Minimaal 3% van de niet-westerse Eindhovenaren is nieuw ingestroomd in het vrijwilligerswerk
andere organisaties op het gebied van mantelzorg Programmaonderdeel 3.1 Ononderbroken ontwikkelingslijn jeugd en jongeren Het % jongeren dat participeert in vrijwilligerswerk (15-23 jaar)
37%
Niet gerealiseerd Minimaal 900 migrantenvrouwen maken via 1001 kracht (op Zijn minst) kennis met vrijwilligerswerk. In 2008-2011 is een toenemend aantal vrijwilligersorganisaties (van 20 naar 250) in staat en bereid om jongeren te begeleiden als vrijwilliger c.q. maatschappelijk stagiaire. Eind 2010 zijn 20.000 vrijwilligerspassen en magazines verstrekt. Bron: Concernverslag 2010, Eindhoven
Ten aanzien van de prestatie-indicatoren merkt de gemeente in het concernverslag 2010 de volgende twee zaken op: Het verstrekken van vrijwilligerspassen via vrijwilligersorganisaties blijft achter bij de doelstelling voor 2010, doordat de benodigde aanvraagformulieren niet worden ingevuld1. De gemeente vermoedt dat de administratieve lasten van het opvragen en verwerken van de benodigde gegevens te veel is voor de wat grotere vrijwilligersorganisaties.
1
Concernverslag 2010, gemeente Eindhoven.
26
Daarnaast is de registratie van het Vrijwilligerspunt verbeterd, waardoor het aantal ingeschreven vrijwilligers “overig/ onbekend” sterk is afgenomen. Dit verklaart volgens de gemeente de groei van het percentage nieuw ingestroomde 65-plussers en niet-westerse Eindhovenaren. Het gaat hier dus niet zozeer om nieuw ingestroomde personen, maar een administratieve verandering. Daarnaast geldt dat deze instroom zich beperkt tot actieve burgers die zich melden bij het Vrijwilligerspunt (of daar aangemeld worden) en het informele circuit buiten zicht laten. Sportbeleid Binnen het sportbeleid is er één doelstelling die ingaat op vrijwillige inzet, namelijk het aantal verleende subsidies voor het vrijwillig sporttechnisch kader. De volgende tabel toont de ontwikkeling van de realisatie van deze doelstelling over de jaren 2008-2010. Hieruit blijkt dat er een daling was in het aantal subsidies in 2009, maar dat deze is hersteld in 2010. De daling is het gevolg van een striktere naleving van de regelgeving door de gemeente en een vermindering in het aantal aanvragen1. Tabel 3.3
Resultaat outputindicator sport
Verleende subsidies vrijwillig sporttechnisch kader
Realisatie
Realisatie
Begroting
Realisatie
2008
2009
2010
2010
35
28
35
34
Bron: Concernverslag 2010, Eindhoven
3.3
Effecten
Gemeente streeft naar betere effectindicatoren op het terrein van de Wmo. In programmabegroting 2012-2015 zijn effectindicatoren over vrijwilligerswerk opgenomen. Of effecten het gevolg zijn van het beleid is niet bekend.
Om te bezien of naast de gewenste resultaten ook de beoogde effecten worden gerealiseerd, voert de gemeentelijke onderzoeksafdeling BiO onderzoek uit. Het meten op effectniveau is in de gemeente Eindhoven - net als bij de meeste andere gemeenten- relatief nieuw. De gemeente werkt sinds enkele jaren aan het operationeel maken van beleidsdoelstellingen en het ontwikkelen van bijbehorende effectindicatoren. In de evaluatie van het werkprogramma Wmo 2009 staat dat de gemeente op dit punt nog een verbeterslag dient te maken: De beleidsdoelstellingen in de Voortgangsrapportage Wmo over 2009 zijn in de meeste gevallen(nog) niet operationeel gemaakt, waardoor niet kan worden vastgesteld of gestelde doelen zijn gehaald. Daarnaast zijn in 2009 in het Uitvoeringsprogramma Wmo voor het eerst een aantal effectindicatoren opgenomen. De effectcijfers in de Voortgangsrapportage kunnen beschouwd worden als de nulmeting, afgezien van een enkele effectindicator die al in 2008 is gemeten. En tot slot bevat het Uitvoeringsprogramma 2009 enkele outputindicatoren. De gemeente werkt nog aan het omzetten van deze outputindicatoren in effectindicatoren.
1
Jaarrekening 2009, gemeente Eindhoven.
27
Wmo Actief burgerschap en informele zorg leveren een bijdrage aan gemeentelijke doelstellingen gericht op het laten ‘meedoen’ van burgers. Over de periode 2008-2010 zijn de effecten conform de gewenste norm1. In hoeverre het vrijwilligerswerk en de mantelzorgondersteuning aan dit effect een bijdrage leveren is onbekend. Tabel 3.4
Resultaat effectindicatoren actief burgerschap en informele zorg
Het percentage Eindhovenaren dat niet meedoet
Realisatie
Realisatie
Begroting
Realisatie
2008
2009
2010
2010
5%
4%
6%
4%
(stedelijk gemiddelde) is maximaal 6%.
In de programmabegroting 2012-2015 heeft de gemeente in tegenstelling tot voorgaande jaren expliciet effectindicatoren ten aanzien van het vrijwilligerswerk opgenomen. De gemeente streeft naar een percentage van 44% dat vrijwilligerswerk verricht in 2012, ten opzichte van 40% in 2010. Ten aanzien van jongeren (15-23 jaar) wil de gemeente de status quo behouden en heeft daarom dit percentage op 37% gesteld. Het Vrijwilligerspunt stelt dat de organisatie met de huidige effectindicatoren in de BCF niet kan aangeven wat het eigen aandeel in een bepaalde ontwikkeling is. Verantwoording vindt dan alleen plaats op het niveau van prestaties. De gemeente en het Vrijwilligerspunt proberen gezamenlijk – in overleg met Beleidsinformatie en Onderzoek van de afdeling Control tot betere indicatoren te komen. Deze indicatoren zouden moeten tonen wat de bijdrage van het Vrijwilligerspunt aan ontwikkelingen ten aanzien van de vrijwillige inzet is. Een ontwikkeling conform de gestelde norm, dus bijvoorbeeld de gewenste groei in het aantal vrijwilligers, hoeft echter niet samen te hangen met het gevoerde beleid. Ontwikkelingen naast de gestelde doelen leggen is daarmee niet voldoende om te stellen dat het gemeentelijke beleid effectief is. De gemeente is zich hier terdege van bewust, zo blijkt dat de Integratiemonitor 2011 van het Bureau Beleidinformatie en Onderzoek2. In tegenstelling tot de landelijke situatie is er in Eindhoven geen verschil meer tussen het percentage niet-westerse allochtonen en overige Eindhovenaren dat actief is als vrijwilliger. De gemeente heeft met het project ‘Duizend en één kracht’ ingezet op (onder meer) een toename van het aantal allochtone vrouwen dat vrijwilligerswerk doet. Uit de Integratiemonitor 2011 van het Bureau Beleidinformatie en Onderzoek blijkt echter dat de grote toename van het vrijwilligerswerk juist bij mannen heeft plaatsgevonden. Ruim 40% van de mannen van niet-westerse afkomst doet nu vrijwilligerswerk en dat was in 2007 met ruim 35%, significant lager. Sport De gemeente heeft (voor zover uit het onderzoek blijkt) geen effectindicatoren opgesteld die gericht zijn op de vrijwillige inzet binnen de georganiseerde sport of ten aanzien van sportverenigingen. De focus ligt binnen dit beleidsterrein vooral op de sportparticipatie.
1 2
Concernverslag 2010, gemeente Eindhoven. Eindhoven van her en der. Integratiemonitor 2011, bureau Beleidsinformatie en Onderzoek van de sector Control. November 2011.
28
3.4
Doeltreffend- en doelmatigheid
In de uitvoering heeft de gemeente de vijf basisfuncties tot stand gebracht. Door gebrekkige indicatoren en monitoring is vaststellen doeltreffendheid echter moeilijk. De monitoring weerspiegelt de uitvoering niet. Ook kan de gemeente niet bijsturen door een gebrekkige monitoring. Doelmatigheid wordt belemmerd door gebrek aan stroomlijning beleid en uitvoering.
De gemeente heeft in 2011 ruim € 5 miljoen geïnvesteerd in het vrijwilligerswerk. Met dit budget wordt uitvoering gegeven aan de landelijk vastgestelde vijf basisfuncties van het vrijwilligerswerk. Het huidige inzicht in wat precies met dit budget is bereikt, is echter beperkt. Uit het onderzoek zijn hierbij enkele aandachtspunten naar voren gekomen die van invloed (kunnen) zijn op de doelmatigheid van de uitvoering van het gemeentelijke beleid. Verkokering gemeentelijke organisatie: de verschillende afdelingen voeren zelf vrijwilligerswerkbeleid. Onderlinge afstemming vindt beperkt plaats. Dit heeft tot gevolg dat er overlap plaatsvindt in activiteiten, bijvoorbeeld rondom werknemersvrijwilligerswerk, budgetten niet gebundeld worden en dat er soms verwarring is over de aansturing van het Vrijwilligerspunt. Er is geen regieambtenaar vrijwilligerswerkbeleid die zorgt voor verbindingen tussen de beleidsterreinen1. Vrijwilligerspunt: De doeltreffendheid van de inzet van het Vrijwilligerspunt wordt door de geïnterviewde vrijwilligersorganisaties wisselend beoordeeld. De organisatie ontwikkelt zich maar is nog sterk op traditionele vrijwilligersorganisaties gericht2. De organisatie weet weinig bedrijven te interesseren voor werknemersvrijwilligerswerk en vooral verenigingen hebben de ervaring dat zij weinig ondersteuning vanuit het Vrijwilligerspunt krijgen. Over positie van het Vrijwilligerspunt, dat is ondergebracht bij welzijnsorganisatie de Lumens Groep, zijn de meningen verdeeld, omdat deze organisatie zelf ook vrijwilligers inzet en daarmee concurreert met andere vrijwilligersorganisaties. In 2012 laat de gemeente een evaluatie van het Vrijwilligerspunt uitvoeren. De uitkomsten wil de gemeente gebruiken om het functioneren van het Vrijwilligerspunt te verbeteren. Beperkte monitoring: De gemeente heeft geen (beknopte) evaluatie van het uitvoeringsprogramma Wmo over 2010 (en vooralsnog ook geen evaluatie over 2011). Evaluaties vormen een moment van reflectie op het eigen functioneren en dat van de partners en helpen om mogelijkheden tot verbetering van beleid en uitvoering te identificeren en zo tijdig bij te sturen. Focus op vraag: Bewoners- en cultuurorganisaties voelen zich minder door de gemeente gehoord dan vrijwilligersorganisaties in zorg en welzijn. De bewonersorganisaties merken op dat zij zich de uitvoerders van gemeentelijk beleid voelen, d.w.z. dat er weinig ruimte is om zelf beleid te vormen, dat zij niet de ondersteuning krijgen die zij nodig hebben en de taken die zij krijgen mogelijk meer zijn dan zij aankunnen. Verenigingen merken daarnaast op dat zij weinig zicht hebben op hun positie binnen het gemeentelijke vrijwilligerswerkbeleid en welke ondersteuning zij van de gemeente kunnen verwachten. Deze organisaties hebben behoefte aan meer uitwisseling met de gemeente over het gevoerde gemeentelijke beleid en hun behoeften daarin.
1 2
Interview Zet Brabant, Mieke Mes, 29.03.2012. Groepsgesprek vrijwilligersorganisaties 08.02.2012; Interview Zet Brabant, Mieke Mes, 29.03.2012.
29
Toegankelijkheid: Vrijwilligers denken dat de toegankelijkheid van vrijwilligerswerk vooral kan worden verbeterd door vraag en aanbod beter op elkaar af te stemmen, aan een onkostenvergoeding, aan mogelijkheden tot scholing en een (betere) begeleiding van vrijwilligers1. Volgens Zet Brabant en MOVISIE is daarnaast van belang dat vrijwilligersorganisaties (leren) inspelen op de behoeften van vrijwilligers en daarbij zo nodig ondersteuning krijgen van het Vrijwilligerspunt. Een aantal organisaties, zoals stichting Present, sluit aan bij de behoefte van sommige vrijwilligers om zich wanneer zij een keer tijd hebben in te zetten voor anderen. Andere organisaties, waaronder cultuur- en sportverenigingen, weten minder aan te sluiten bij de behoeften van vrijwilligers en kampen daardoor met een tekort aan vrijwilligers. Subsidieverlening: De grip op subsidieverstrekking is niet (in alle gevallen) toereikend. De kwaliteit van de aanvragen is wisselend. Aanvragers vinden het moeilijk om de duidelijke beschrijving van de verwachte resultaten te leveren. De vrijwilligersorganisaties bevestigen dit beeld. Daarnaast vinden de beleidsmedewerkers het toetsingskader onvoldoende eenduidig waardoor aanvragen soms moeilijk te beoordelen zijn. Dit kan intern tot discussie leiden en ook tot verschillen in de beoordeling van soortgelijke subsidies. Sturen op resultaten: Bij kleine subsidies hoeven volgens de subsidieverordening geen resultaatafspraken te worden gemaakt2. Binnen het welzijnsdomein zijn er echter veel kleine subsidies, die bij elkaar opgeteld tot een hoog budget leiden waarover vrijwel geen verantwoording gevraagd wordt. Kwetsbaarheid vrijwilligersorganisaties: Voor vrijwilligersorganisaties is het belangrijk dat de gemeente aangevraagde subsidies tijdig toekent, transparant is over haar besluitvorming en de subsidies tijdig uitbetaalt. Het vormt voor vrijwilligersorganisaties een belemmering dat zij geen financiële reserves mogen hebben, wanneer zij subsidies aanvragen. Zij zijn daardoor kwetsbaar. En vanwege de beperkte eigen middelen voor public relations zijn vrijwilligersorganisaties voor bijvoorbeeld de werving afhankelijk van het Vrijwilligerspunt, aldus een vrijwilligersorganisatie 3. Het behoudt van middelen voor scholing is voor sommige vrijwilligersorganisaties belangrijk omdat dit vrijwilligers aan hen bindt en ook gebruikt wordt als selectiemiddel.
3.5
Economische waarde van vrijwilligers
De economische waarde is een manier om meerwaarde vrijwilligers zichtbaar te maken. De economische waarde van de vrijwillige inzet in Eindhoven ligt tussen de 84 en 195 miljoen euro. Deze waarde is beduidend meer dan de investeringen die de gemeente op dit vlak doet.
Vrijwilligers dragen bij aan het realiseren van maatschappelijke doelstellingen, zoals het mogelijk maken van sport- en culturele activiteiten, het activeren van burgers en het bijdragen aan de leefbaarheid in de wijken. Vrijwilligerswerk komt (deels) voort uit burgerinitiatieven en zijn als zodanig aanvullend op de inzet van gemeente en beroepskrachten.
1 2
3
Digipanel, onderzoek Vrijwilligerswerk, maart 2012, Beleidsinformatie en Onderzoek, gemeente Eindhoven. De regels zijn dat er geen verantwoordingseisen zijn voor subsidies tot 5.000 euro. Bij subsidies van 5.00050.000 euro dient een inhoudelijk verslag aan de gemeente te worden voorgelegd, boven de 50.000 euro ook een financieel verslag. Bij deze laatste subsidieverstrekking vinden meerdere overleggen per jaar plaats om het project te kunnen monitoren en eventueel bij te sturen. De ambtelijke organisatie meldt dat Supportpunt voor een beperkt tarief (à €5 per uur) vrijwilligersorganisaties ondersteunt bij PR-werkzaamheden.
30
Om inzicht te krijgen in de omvang van het vrijwilligerswerk kan deze in economische termen worden uitgedrukt. Dit doen we door het aantal onbetaalde uren te vermenigvuldigen met een uurloon. In navolging van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) gaan we hierbij uit van het minimumloon1. In 2011 is de economische waarde van de Eindhovense vrijwilligers € 195 miljoen. Gaan we uit van een vergoeding voor vrijwilligerswerk in de informele sector (à € 5 per uur) dan is de economische waarde € 84 miljoen 2, 3. Berekeningswijze Op 1 januari 2011 zijn er volgens het CBS 171.352 Eindhovenaren ouder dan 20 jaar. Hiervan doet volgens de Inwonersenquête 2011 42% vrijwilligerswerk, dus 71.968 personen.4 Deze personen verrichten gedurende 52 weken 4,5 uur vrijwilligerswerk per week. De Eindhovenaren verrichten 16.840.512 uur vrijwilligerswerk op jaarbasis. Een full time baan bestaat volgens het SCP uit 1.723 werkuren op jaarbasis. Het onbetaalde werk dat door de Eindhovenaren wordt verricht, komt dan overeen met 9.774 full time banen. Uitgaande van een vergoeding van € 8.615 per jaar (en € 5 per uur) is de economische waarde € 84.203.010. Uitgaande van het minimumloon (€20.000) heeft de inzet van de Eindhovenaren een economische waarde van €195.480.000. Bron: Research voor Beleid, 2012
Tabel 3.5 toont de investeringen en de economische waarde voor vrijwilligers binnen de Wmo en de sport. Daarnaast is van de totale vrijwillige inzet de economische waarde opgenomen. We hebben deze tabel opgenomen om een getal aan de waarde van vrijwillige inzet te geven. Vervolgens zetten we wel een belangrijke kanttekening bij de tabel. Tussen investeringen en de economische waarde is geen duidelijke relatie. Het is niet zo dat naarmate de gemeente meer investeert, de economische waarde van de vrijwillige inzet per definitie toeneemt. Tabel 3.5
Investeringen en economische waarde5 Wmo
Sport
Totaal
€ 4.033.578
€ 275.000
€ 5.148.578
Economische waarde (€ 5 vergoeding)
€ 11.785.320
€ 17.686.595
€ 84.203.010
Economische waarde (minimumloon)
€ 27.360.000
€ 41.060.000
€ 195.480.000
Investeringen
Bron: Research voor Beleid, 2012
Uit de tabel blijkt dat de economische waarde van vrijwilligers beduidend meer is dan de investeringen die de gemeente op dit vlak doet. Dit geldt zowel voor de economische waarde uitgaande van het minimumloon als wanneer wordt uitgegaan van een vergoeding van €5. Afgezien van tal van andere positieve effecten van het vrijwilligerswerk, zoals maat 1
2
3 4
5
Toekomstverkenning vrijwillige inzet, SCP, 2007. Het minimumloon voor een volwassene is volgens het SCP ongeveer € 20.000 (inclusief werkgeversbijdragen). http://www.movisie.nl/134786/def/home/vrijwillige_zorg_/nieuwe_combinaties_/de_stroom_van_vernieuwing Een fulltime baan bestaat uit 1723 uur. Uitgaande van € 5 euro per uur is de jaarlijkse vergoeding € 8.615. In het onderzoek is besloten jongeren onder de 20 jaar niet mee te nemen in de berekening en voor ouderen geen leeftijdslimiet in te stellen. Hierdoor zijn ouderen oververtegenwoordigd in de berekening en compenseren zij voor de inzet van jeugdige vrijwilligers. In de tabel zijn we uitgegaan van 14% vrijwilligers in de Wmo en 21% vrijwilligers in de sport. In totaal neemt in 2011 42% van de burgers aan vrijwilligerswerk deel.
31
schappelijke participatie, en zelfontplooiing, levert het faciliteren en ondersteunen van vrijwillige inzet daarmee ook een duidelijke economische meerwaarde op.
3.6
Anticiperen op ontwikkelingen
De gemeente heeft bestuurlijk/ambtelijk inzicht in maatschappelijke ontwikkelingen op terrein vrijwilligerswerkbeleid. Cijfermateriaal over ontwikkelingen ontbreekt gedeeltelijk. Gemeente werkt aan het aanpassen van de uitvoering op basis van het inzicht in ontwikkelingen.
Rondom de vrijwillige inzet spelen tal van maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op de vraag naar en het aanbod van vrijwilligers. Voor de gemeente is het belangrijk om op deze ontwikkelingen te anticiperen wanneer zij het potentieel aan vrijwilligers wil benutten en/of uitbreiden. In het volgende overzicht zijn de belangrijkste verschuivingen samengevat. Overzicht 3.1
Belangrijkste verschuivingen in het vrijwilligerswerk
Maatschappelijke ontwikkelingen -> Individualisering: traditionele maatschappelij-
De veranderende individuele vrijwilliger De moderne vrijwilliger:
ke verbanden gaan verloren (gezin, kerk en
Wordt geleid door een persoonlijke interesse
klasse)
en een actuele agenda
Informalisering: Omgangsvormen worden los-
Kiest voor leuke en verrijkende vrijwilligersac-
ser
tiviteiten
Informatisering: Technologische ontwikkelin-
Zal minder lang trouw blijven aan een organi-
gen
satie
Intensivering: Behoefte aan variatie en veran-
Blijft aan de ene kant actief als ‘klassieke vrij-
dering neemt toe
williger’ maar is ook betrokken bij nieuwe
Internationalisering: Sociale en culturele insti-
vormen van participatie
tuties ondergaan veranderingen
Ziet vrijwilligerswerk het liefst als een uitdaging en wil zichzelf hierin kunnen ontplooien
Klassieke vormen van vrijwilligerswerk ->
Nieuwe vormen van vrijwilligerswerk
Bijvoorbeeld lidmaatschap bij een politieke
Bijvoorbeeld het combineren van het aanslui-
partij of een lokale club zoals een jeugd- of
ten bij maatschappelijke doelen en het geven
sportinstelling
van geld en politiek consumentisme of het tekenen en doorsturen van een online petitie
De focus lijkt te verschuiven van collectieve,
… acties die zich richten op specifieke en
institutionele en groepsaangelegenheden
persoonsgebonden thema’s
naar… Bron: Vrijwilligerswerk = Matchmaking, ‘Vrijwilligers zijn geen lego’, Gemeente Amsterdam, 2011
De gemeente Eindhoven heeft geen overzicht opgesteld van ontwikkelingen die van invloed zijn op het vrijwilligerswerkbeleid, wel gaat zij in haar beleidsstukken op bepaalde ontwikkelingen in. Zij is zich bewust van de veranderende behoeften van vrijwilligers en de gevolgen van demografische ontwikkelingen, zoals vergrijzing, voor de vrijwillige inzet. Niet over al deze ontwikkelingen beschikt de gemeente over cijfermatig inzicht.
32
Om meer zicht te krijgen op de vrijwillige inzet heeft de gemeente in de aanzet van het Wmo-beleidsplan 2012-2015 een overzicht opgenomen van motieven en factoren die van invloed zijn op het vrijwilligerswerk. Volgens de meeste vrijwilligersorganisaties en MOVISIE heeft de gemeente op beleidsmatig niveau redelijk tot goed zicht op maatschappelijke ontwikkelingen. Ook het Vrijwilligerspunt is op de hoogte van landelijke ontwikkelingen, maar niet duidelijk is in hoeverre deze worden vertaald naar de lokale situatie1. Enkele organisaties vragen zich af of voldoende wordt geanticipeerd op (maatschappelijke) ontwikkelingen, vooral of de huidige ondersteuningsinfrastructuur voldoende is om het grotere beroep op vrijwilligers op te vangen. En welk rol dicht de gemeente verenigingen bijvoorbeeld over 20 jaar toe? Wat voor ondersteuning mogen zij daarbij van de gemeente verwachten? De verschillende partijen verwachten dat er voldoende vrijwilligers zijn om in de toenemende vraag naar vrijwilligers te voorzien. Zet Brabant merkt op dat er ontwikkelingen zijn die het behoud van vrijwilligers kunnen belemmeren. Voorbeelden hiervan zijn het verhogen van de pensioenleeftijd en de toenemende druk op het participeren van burgers op tal van terreinen. Daar staat tegenover dat er nieuwe vormen van vrijwilligerswerk komen, die leiden tot een betere benutting van het vrijwilligerspotentieel. Voorbeelden hiervan zijn zelforganisaties van burgers (bijvoorbeeld op wijkniveau), eenmalig georganiseerde initiatieven (bijvoorbeeld NL DOET) en online vrijwilligerswerk2. Om in de toenemende vraag naar vrijwilligers te kunnen voldoen is het belangrijk dat gemeente, Vrijwilligerspunt en vrijwilligersorganisaties in staat zijn vrijwilligers te werven en te behouden. De volgende factoren zijn volgens experts van belang om in de vraag naar vrijwilligers te kunnen voorzien: Maatwerk: Vrijwilligersmanagement krijgt steeds meer een maatwerkkarakter3. Om vrijwilligers te behouden dienen vrijwilligersorganisaties zich aan te passen aan de behoeften van vrijwilligers en niet omgekeerd. De gemeente moet oog hebben voor de verschillende motieven van vrijwilligers en hier in haar beleid en uitvoering op inspelen. Eindhoven geeft dit vorm door in haar beleid te werken met het eerder genoemde Bubbelschema. Re-embedden: Voorheen waren kerken en verenigingen belangrijke wervingsplaatsen voor vrijwilligers. Tegenwoordig komt de vrijwillige inzet ook door andere vormen van vrijwilligerswerk tot stand. Re-embedden richt zich op het vinden of creëren van passende omgevingen. Voorbeelden zijn het ontstaan van vanzelfsprekende sociale netwerken in buurten, wijken en gemeenschappen en het vinden van hedendaagse vormen van betrokkenheid4. De gemeente Eindhoven probeert dergelijke nieuwe vormen van vrijwilligerswerk te stimuleren en financieel te ondersteunen. Van ambtelijke zijde wordt opgemerkt dat op grond van de huidige subsidieverordening (vernieuwende) projecten soms niet kunnen worden gehonoreerd, terwijl deze naar verwachting wel bijdragen aan gemeentelijke doelen. Dit heeft tot gevolg dat (ook voor de gemeente) interessante nieuwe 1 2
3 4
Interview Zet Brabant, Mieke Mes, 29.03.2012. Van Baren, E.A., Meijs, L.C.P.M., Roza, L., Metz, J. en Hoogervorst, N. (2011) Hoe derde partijen, zoals overheden, bedrijven en fondsen, hedendaags ‘vrijwilligerswerk’, ‘vrijwilligersmanagement’ en de civil society kunnen bevorderen. Achtergrondnotitie. Rotterdam: Erasmus Centre for Strategic Philantropy: 1-32. Idem. Idem.
33
initiatieven soms niet (goed) tot ontwikkeling komen, waardoor bereidheid tot vrijwillige inzet mogelijk niet optimaal wordt benut. Erkennen en waarderen: Vrijwilligers die zich erkend voelen, weten dat er naar hen geluisterd wordt en die zich ondersteund voelen, houden hun werkzaamheden langer vol. In Eindhoven is daarom in de afgelopen jaren al veel aandacht besteed aan het erkennen en waarderen van vrijwilligers, onder meer door uitreiking van de vrijwilligerspenning, een eigen magazine en een vrijwilligersfeest. De aansluiting op de behoeften van vrijwilligers kan echter bij sommige vrijwilligersorganisaties worden verbeterd (zie § 3.4). Grensbewaking: De toenemende vraag naar vrijwilligers ontstaat ook doordat taken verschuiven van beroepskrachten naar vrijwilligers1. Bij deze verschuiving is grensbewaking volgens Zet Brabant cruciaal: wat willen vrijwilligers én wat kunnen ze aan? Er is volgens Zet Brabant vooral aandacht nodig voor grensbewaking bij de verschuiving van formele naar informele zorg. Hier lopen de vrijwilligers het meeste risico om overbelast te raken. Overbelasting kan worden voorkomen door aandacht te besteden aan afstemming en begeleiding van vrijwilligers door beroepskrachten (bijvoorbeeld door vrijwilligerscoördinatoren), trainingen in grensbewaking en het organiseren van intervisie2. Zet Brabant vindt dat de Vrijwillige Hulpdienst in Eindhoven hier een goed voorbeeld van is. Wegnemen belemmeringen: Vrijwilligerswerk kan worden gestimuleerd door in het beleid eventuele belemmeringen die vrijwilligers ondervinden, te verhelpen. Denk hierbij aan openingstijden van loketten en het omgaan met de sollicitatieplicht bij vrijwilligers 3. Integraliteit: Vrijwilligers worden in meerdere beleidsterreinen ingezet. Volgens MOVISIE is het belangrijk om die reden dat onderling verbindingen worden gelegd en de gemeente duidelijk maakt wat de taken en verantwoordelijkheden van de betrokkenen (gemeente, Vrijwilligerspunt, vrijwilligersorganisaties) zijn. In haar beleid kan de gemeente zich vervolgens richten op die doelgroepen of aanbod waar de vraag naar vrijwilligers het aanbod overstijgt. Zeggenschap: Voor de hedendaagse vrijwilligers is zeggenschap over hun werk een belangrijke voorwaarde voor participatie. Vrijwilligersorganisaties zijn zich niet voldoende bewust van de gevaren van het niet-betrekken van hun vrijwilligers bij de discussie over vrijwillige inzet 4. Ook bij het ontwikkelen van gemeentelijk beleid is een uitwisseling met vrijwilligers van belang om in te kunnen spelen op de kansen en belemmeringen die vrijwilligers in het vrijwilligerswerk zien. Meijs plaatst overigens kanttekeningen bij het landelijke vrijwilligerswerkbeleid 5. Hij benadrukt dat vrijwilligerswerk van de burger is. Burgers zijn zelf verantwoordelijk voor het vrijwilligerswerk. Meijs ziet een oproep vanuit de politiek om meer vrijwillige inzet als legitiem, maar betwijfelt een dergelijke oproep als deze vanuit de ambtelijke organisatie komt. Vrijwilligerswerk dient een oplossing voor maatschappelijke problemen vanuit de burger te zijn. Bij de gemeente ligt hooguit de taak om deze inzet te erkennen en te ondersteunen.
1
2 3 4
5
Meijs merkt op dat vrijwilligers ook professionals kunnen zijn. Het is daarom beter te spreken van beroepskrachten. Interview Zet Brabant, Mieke Mes, 29.03.2012. Interview met hoogleraar L. Meijs, d.d. 03.04.2012. Van Baren, E.A., Meijs, L.C.P.M., Roza, L., Metz, J. en Hoogervorst, N. (2011) Hoe derde partijen, zoals overheden, bedrijven en fondsen, hedendaags ‘vrijwilligerswerk’, ‘vrijwilligersmanagement’ en de civil society kunnen bevorderen. Achtergrondnotitie. Rotterdam: Erasmus Centre for Strategic Philantropy: 1-32. Interview met hoogleraar L. Meijs, d.d. 03.04.2012.
34
3.7
Conclusies
Eindhoven heeft geen helder, eenduidig overzicht van de gemeentelijke investeringen in het vrijwilligerswerk. De investeringen zijn verdeeld over verschillende kostenplaatsen en een heldere afbakening ontbreekt. Doordat er geen goed overzicht is in de investeringen in vrijwilligerswerkbeleid, is onduidelijk hoe de inzet van middelen zich verhoudt tot doelstellingen, resultaten en effecten. De doelmatigheid van het beleid is hierdoor in het geding. De gemeente besteedde in de afgelopen jaren aandacht aan het opstellen van resultaaten effectindicatoren. Sommige indicatoren zijn nieuw, bij andere indicatoren heeft geen monitoring plaatsgevonden. Dit heeft tot gevolg dat de gemeente weinig zicht heeft op behaalde resultaten en effecten. Ook ontbreekt zo informatie op basis waarvan de gemeente het beleid zo nodig bij kan sturen. De verantwoording van de gemeente over deze gemeenschapsgelden is dan ook beperkt. Het gebrek aan inzicht in investeringen, resultaten en effecten verhoudt zich niet met het belang dat de gemeente hecht aan vrijwillige inzet. Bij het maken van beleidskeuzes in deze periode van toenemende schaarste is dit inzicht nog extra van belang. Tegenover het gebrek aan inzicht staat, zoals uit hoofdstuk 2 blijkt, dat de gemeente Eindhoven de infrastructuur en de uitvoering van het vrijwilligerswerkbeleid in grote lijnen goed heeft opgezet. De praktijk is hiermee het beleid vooruit. Toch valt nog te winnen op doeltreffendheid en doelmatigheid. Het gaat hierbij vooral om de volgende punten: •
De uitvoering vindt nog onvoldoende plaats vanuit een integraal kader voor vrijwilligerswerkbeleid. De aanknopingspunten zijn aanwezig in WIJeindhoven, maar moeten nog worden vertaald in de beleidsuitvoering.
•
In de uitvoering is meer afstemming tussen gemeenteafdelingen nodig om overlap te
•
De betrokkenheid van (een deel van de) vrijwilligersorganisaties bij de beleidsvor-
voorkomen. ming is nog beperkt. De gemeente maakt nog te weinig gebruik van hun kennis, ideeen en oplossingen. Omdat de gemeente burgers juist wil mobiliseren gaat dit ten koste van de doeltreffendheid van het beleid. Toekomstige ontwikkelingen De gemeente Eindhoven is zich bewust van (maatschappelijke) ontwikkelingen die van belang zijn voor het vrijwilligerswerkbeleid en speelt hier op in. Zo investeert de gemeente in nieuwe vormen van vrijwilligerswerk en is er op bestuurlijk en ambtelijk niveau een duidelijke visie op de toekomst. Deze visie dient nog te worden uitgewerkt in beleid. WIJeindhoven legt hier de basis voor. Voor een groot deel van de vrijwilligersorganisaties is echter nog onduidelijk hoe de gemeente op ontwikkelingen inspeelt.
35
Bijlage 1 Cijfers vrijwilligerswerk Eindhoven De informatie uit deze bijlage is hoofdzakelijk afkomstig uit de ‘Inwonersenquête 2010’ van de gemeente Eindhoven, afdeling Beleidsinformatie en onderzoek. Voor het onderzoek zijn 1770 uitnodigingen verstuurd en 614 mensen hebben deelgenomen. Het bestand is gewogen op leeftijd, geslacht en etniciteit. Daarnaast is in maart 2012 onder de leden van het Digipanel een digitale vragenlijst over vrijwilligerswerk afgenomen. De resultaten zijn opgenomen in deze bijlage. De resultaten van dit onderzoek verschillen van die van de Inwonersenquête. Deze verschillen komen volgens de gemeente Eindhoven voort uit de achtergrond van de Digipanelleden. Door mee te doen aan het panel geven zij blijk van een grote maatschappelijke betrokkenheid. Daarnaast behoren zij tot de leeftijdscategorieën1 die meer dan gemiddeld aan vrijwilligerswerk doen. Aandeel vrijwilligers Binnen de gemeente Eindhoven zijn ongeveer 55.000 mensen als vrijwilliger actief, dit is ongeveer 32.6% van de bevolking2. In 2010 is het percentage gestegen naar 40%3 en in 2011 naar 42%4. In het Digipanel is het aandeel vrijwilligers hoger, namelijk 48%. Grafiek B1.1
Percentage vrijwilligers naar jaar
45% 40%
40%
36%
38%
34%
35% 30%
42%
30%
25% 20% 15% 10% 5% 0% 2006
2007
2008
2009
2010
2011
Bron: Inwonersenquête Eindhoven 2010
1 2 3 4
De meeste leden van het Digipanel zijn namelijk tussen de dertig en vijfenzestig jaar oud. Vrijwilligerswerk in de gemeente Eindhoven, Meting 2005. Factsheet Vrijwilligerswerk 2010, gemeente Eindhoven, afdeling BiO. Informatie gemeente Eindhoven, afdeling BiO.
36
Leeftijd De volgende grafiek toont de leeftijd van de vrijwilligers per leeftijdscategorie. Wat opvalt, is dat de categorie van 55 jaar en ouder in aandeel daalt, terwijl zowel jongeren tot 35 jaar als van 35-54 jaar toeneemt. Grafiek B1.2
Aandeel vrijwilligers naar leeftijd (2006-2011)
50% 45% 40% 35% 30%
< 35 35 - 54 55eo
25% 20% 15% 10% 5% 0% 2006
2007
2008
2009
2010
2011
Bron: Inwonersenquête Eindhoven 2010
Achtergrond Het aantal van oorsprong Nederlandse Eindhovenaren is de laatste jaren stabiel. Het aandeel allochtone vrijwilligers, vooral niet westers allochtonen, is echter sterk toegenomen. Grafiek B1.3
Aandeel vrijwilligers naar achtergrond (2006-2011)
50% 45% 40% 35%
Nederlander
30% Westers allochtoon
25% 20%
Niet Westers Allochtoon
15% 10% 5% 0% 2006
2007
2008
2009
2010
2011
Bron: Inwonersenquête Eindhoven 2010
37
Opleiding Het aandeel vrijwilligers met een hoge opleiding neemt in Eindhoven sterk toe, met een gemiddelde opleiding licht toe en bij laagopgeleide vrijwilligers neemt de inzet af. Grafiek B1.4
Aandeel vrijwilligers naar opleiding (2006-2011)
50% 45% 40% 35% 30%
Laag of geen Gemiddeld Hoog
25% 20% 15% 10% 5% 0% 2006
2007
2008
2009
2010
2011
Bron: Inwonersenquête Eindhoven 2010
Inkomen Het aandeel vrijwilligers uit de laagste twee inkomensgroepen is sinds 2006 het sterkste gestegen. Het aandeel vrijwilligers uit de hoogste twee inkomensgroepen is relatief gezien minder gestegen en lijkt sinds 2010 stabiel te zijn. Grafiek B1.5
Aandeel vrijwilligers naar inkomen (2006-2011)
50% 45% 40% 35%
< € 1350 per maand
30%
€1.350 tot €2.000 per maand €2.000 tot €3.100 per maand €3.100 en meer per maand
25% 20% 15% 10% 5% 0% 2006
2007
2008
2009
Bron: Inwonersenquête Eindhoven 2010
38
2010
2011
Domeinen De vrijwilligers zetten zich in voor uiteenlopende activiteiten binnen verschillende sectoren. Zo is ongeveer een kwart actief binnen sportorganisaties, een kwart in het culturele domein en twintig procent van de vrijwilligers hulp op school. Tenslotte zet bijna een kwart zich in voor buren, senioren en/of gehandicapten. De volgende tabel toont een overzicht van het percentage van de bevolking dat zich als vrijwilligers inzet in de verschillende domeinen. Tabel B1.1
Percentage van de bevolking dat zich inzet binnen verschillende domeinen1, 2 2008
2009
2010
2011
Sport (niet als beoefenaar)
9%
9%
9%
9%
Buren-, bejaarden- gehandicaptenhulp
5%
6%
6%
6%
Hulp op school
6%
7%
7%
6%
Hobby
4%
5%
4%
4%
Zang, muziek, toneel
3%
3%
3%
3%
Godsdienst, levensbeschouwing
4%
4%
3%
3%
Anders cultureel
3%
3%
3%
3%
Jeugd- en clubhuiswerk
2%
2%
2%
2%
Overige hulpverlening
1%
2%
2%
1%
Overig maatschappelijk werk
2%
3%
2%
3%
Beroeps-, vak-, standsorganisatie
2%
2%
2%
2%
Oudercommissie, schoolbestuur
2%
2%
2%
2%
Kinderopvang, crèche, peuterspeelzaal
2%
1%
2%
1%
Politiek
2%
1%
2%
1%
Vrouwenvereniging, vrouwenbond
1%
1%
1%
0%
Vrouwengroep of vrouwencafé
0%
0%
1%
1%
Anders
8%
11%
12%
14%
Bron: Inwonersenquête Eindhoven 2011
Bij het Digipanel zijn de meeste leden vrijwilliger in de sector ‘sport en recreatie’ (15%). Ook de sectoren ‘zorg en hulpverlening’ (10%), ‘kunst en cultuur’ (8%) en ‘wijk- buurt- en bewonerszaken’ (8%) trekken veel vrijwilligers.
1
2
Binnen het onderzoek dat is afgenomen onder het Digipanel is een andere indeling gehanteerd, waardoor cijfers niet vergelijkbaar zijn. In deze tabel staat het aandeel van de Eindhovense bevolking dat zich als vrijwilliger inzet binnen een bepaald domein. Ter illustratie: in 2011 is 9% van de bevolking actief als vrijwilliger binnen de sport.
39
Tijd Een op de vijf vrijwilligers besteedt gemiddeld meer dan 5 uur per week aan vrijwilligerswerk, bijna de helft zet zich per week 2 tot 5 uur vrijwillig in. Tabel B1.2
Aantal uur vrijwilligerswerk per week %
Tot 1 uur
33%
2-5 uur
47%
6-10 uur
12%
Meer dan 10 uur
9%
Totaal
100%
Bron: Digipanel 2012
Duur Bijna twee derde van de vrijwilligers doet het vrijwilligerswerk al meer dan 5 jaar, een kwart is sinds 2-3 jaar actief als vrijwilliger. Tabel B1.3
Aantal jaar dat men het vrijwilligerswerk uitvoert %
0-1 jaar
11%
2-3 jaar
25%
5-10 jaar
31%
Langer dan 10 jaar Totaal
32% 100%
Bron: Digipanel 2012
Redenen om vrijwilligerswerk te doen Vrijwilligers hebben verschillende redenen om vrijwilligerswerk te doen. De belangrijkste redenen zijn dat men het werk leuk en interessant vindt (58%), men zich verbonden voelt met (de doelen van) de organisatie (52%) en men anderen graag helpt (42%). Tabel B1.4
Redenen om vrijwilligerswerk te doen %
Ik vind het werk leuk en interessant
58%
Ik voel me verbonden met de organisatie
52%
Ik help graag andere mensen
42%
Het geeft me een zinvolle tijdsbesteding
34%
Ik kan werkervaring opdoen
11%
Anders
16%
Bron: Digipanel 2012
De vrijwilligers waarderen het vrijwilligerswerk dat ze doen met een 7,7. 85% van de vrijwilligers is niet van plan met de werkzaamheden te gaan stoppen. Degenen die daar wel over denken hebben daar uiteenlopende redenen voor. Circa 15% van hen vindt de verantwoordelijkheid te groot (worden) en 12% heeft geen tijd meer.
40
Redenen om geen vrijwilligerswerk te doen Meer dan de helft van de Eindhovenaren die geen vrijwilligerswerk doen heeft daarvoor geen tijd, een kwart zegt al genoeg te doen voor buren, familie of vrienden. Een op de twintig niet-vrijwilligers doet geen vrijwilligerswerk omdat men geen vrijwilligerswerk kan vinden dat bij hen past. Tabel B1.5
Redenen om geen vrijwilligerswerk te doen %
Ik heb geen tijd voor vrijwilligerswerk
52%
Ik doe al genoeg voor buren/familie/vrienden
24%
Ik heb er nooit over nagedacht
13%
Ik heb geen zin in vrijwilligerswerk
12%
Ik kan alleen vrijwilligerswerk vinden dat niet bij me past
6%
Ik weet niet hoe ik vrijwilligerswerk kan vinden
5%
De verantwoordelijkheid is me te zwaar
3%
Anders
20%
Bron: Digipanel 2012
De helft van de mensen die geen vrijwilligerswerk doen, denken er over dit in de toekomst wel te gaan doen. Verbeteringen in de organisatie van het vrijwilligerswerk Volgens de vrijwilligers zou in de organisatie van het vrijwilligerswerk vooral de waardering voor vrijwilligers en de toegankelijkheid van het vrijwilligerswerk (afstemming vraag en aanbod) kunnen worden verbeterd. Verder denkt men aan een onkostenvergoeding, aan mogelijkheden tot scholing en aan (betere) begeleiding van vrijwilligers. Van de vrijwilligers weet overigens 40% niet welke verbeteringen mogelijk zijn en 6% denkt dat verbetering niet nodig is. Tabel B1.6
Verbeteringen in de organisatie van het vrijwilligerswerk %
Toegankelijkheid van vrijwilligerswerk, koppelen van vraag en aanbod
25%
Waardering van vrijwilligers
25%
Onkostenvergoeding
20%
Mogelijkheden voor scholing
18%
Begeleiding van vrijwilligers
13%
Vrijwilligersverzekering
13%
Geen verbeteringen nodig
6%
Taak en taakverdeling
5%
Anders Weet niet / geen mening
5% 40%
Bron: Digipanel 2012
Vrijwilligerspenning Bij 60% van het Digipanel is de vrijwilligerspenning bekend. Deze penning deelt de gemeente Eindhoven jaarlijks uit als erkenning voor de inzet van vrijwilligers.
41
Stellingen vrijwilligerswerk Van het Digipanel vindt 69% het een goede ontwikkeling dat de gemeente Eindhoven burgers meer zelf wil laten uitvoeren ter verbetering van de leefbaarheid in wijken en buurten; 21% beoordeelt deze trend negatief. 67% van het Digipanel vindt het geen goede ontwikkeling dat de overheid zich op diverse terreinen meer en meer terugtrekt. 63% van het Digipanel vindt het overheidsbeleid om meer taken door vrijwilligers te laten doen (soms taken die eerder door professionals werden gedaan) geen goede ontwikkeling, 20% juicht deze ontwikkeling toe. 59% van het Digipanel is het eens of zeer eens met de stelling dat het aan de Eindhovense burgers is om lichte zorgtaken zoals het doen van boodschappen, de administratie of samen buiten wandelen uit te voeren, en niet aan de gemeente.
42
Bijlage 2 Basisfuncties In 2009 publiceerde het ministerie van VWS de volgende basisfuncties voor vrijwilligerswerk en mantelzorg. Vijf basisfuncties (de 5 V’s) voor lokale ondersteuning van vrijwilligerswerk
1. Vertalen maatschappelijke ontwikkelingen: De gemeente dient een visie te ontwikkelen en beleid te voeren dat inspeelt op nieuwe ontwikkelingen als werknemersvrijwilligerswerk of online vrijwilligerswerk.
2. Verbinden en makelen: Bij verbinden is sprake van twee of meer partijen die met een bepaalde reden met elkaar in contact worden gebracht. Makelen is het actief en bewust bij elkaar brengen van twee (of meer) partijen met de bedoeling dat ze concreet tot zaken komen.
3. Versterken: de gemeente een effectieve lokale of regionale ondersteuningsinfrastructuur opbouwt en/of onderhoudt.
4. Verbreiden: Het promoten en uiting geven aan de waardering van het vrijwilligerswerk. 5. Verankeren: Vastgelegde kennis en ervaring in het vrijwilligerswerk beschikbaar stellen, bijvoorbeeld via een informatiepunt, vrijwilligerscentrale of trainingsaanbod. Naast het vastleggen, is het ook goed een evaluatieslag te maken van de opgedane ervaringen en dit te gebruiken voor innovaties. Acht basisfuncties voor lokale ondersteuning van mantelzorg 6 Informatie: Mantelzorgers worden geïnformeerd over aanbod van hulp, zorgregelingen, ziekten en beperkingen. 7 Advies en begeleiding: Mantelzorgers krijgen ondersteuning en begeleiding bij het vinden van de weg in mogelijkheden, zetten van stappen naar instanties en maken van keuzes. Waar mogelijk is de benadering preventief, bijvoorbeeld preventief ouderenbezoek. 8 Emotionele steun: Mantelzorgers krijgen in individuele gesprekken of groepsbijeenkomsten emotionele ondersteuning. Dit is nodig omdat zorg, ziekte en snel veranderende perspectieven emoties met zich meebrengen die het moeilijk maken mantelzorg te verlenen zonder overbelast te raken. 9 Educatie: Mantelzorgers krijgen voorlichting en training. De educatie kan gericht zijn op zorg en ziekte, bijvoorbeeld instructie voor gebruik van hulpmiddelen of cursussen voor het omgaan met ziektes. 10 Praktische hulp: Mantelzorgers krijgen praktische hulp. Vaak is praktische hulp gericht op de zorgbehoevende, beter is het om ook te kijken naar welke praktische hulp de taken van de mantelzorger verlicht. Bijvoorbeeld huishoudelijke hulp, vrijwillige hulp of administratieve hulp. 11 Respijtzorg: Mantelzorgers kunnen gebruik maken van respijtzorg, en worden hiervoor actief uitgenodigd. Respijtzorg is een verzamelbegrip voor voorzieningen die de mantelzorg tijdelijk overnemen. Zodat de mantelzorger andere activiteiten kan ondernemen. 12 Financiële tegemoetkoming: Mantelzorgers kunnen een tegemoetkoming in de kosten krijgen als ze vanwege de zorg in financiële problemen komen. Dit kan onder meer via bijzondere bijstand. Of vrijstelling van sollicitatieplicht. 13 Materiële hulp: Mantelzorgers kunnen materiële hulp krijgen. Deze is meestal gericht op zorgbehoevende, maar het is van belang ook te mantelzorger te betrekken bij de toewijzing. Het kan bijvoorbeeld gaan om woningaanpassing, mantelzorgwoning of -kamer, parkeerkaart, hulpmiddelen en aangepast vervoer. 43
Bijlage 3 Beoogde activiteiten Wmo De gemeente Eindhoven heeft in het Wmo-beleidsplan 2008-2011 een aantal activiteiten opgenomen die zij in de genoemde periode wil uitvoeren. De gemeente heeft de activiteiten gericht op vrijwilligerswerk opgenomen binnen de thema’s ‘actief burgerschap’ en ‘informele zorg’. Actief burgerschap De volgende tabel toont de verschillende activiteiten die de gemeente in het kader van actief burgerschap wilde uitvoeren. Ook staat de stand van zaken van de uitvoering beschreven over de periode 2008-2009. Tabel B3.1 Actief burgerschap: activiteiten, oordeel en uitvoering (2008-2009) Activiteiten
Oordeel
Uitvoering
Realiseren van een centraal, zichtbaar
+
In 2008 is het Vrijwilligerspunt opgericht dat deze
en onafhankelijk steunpunt actief
functies op zich neemt.
burgerschap / vrijwilligers in de stad. Een samenhangend programma ontwik-
+
Dit programma loopt via het Vrijwilligerspunt.
keling en de uitvoering daarvan als regisseur begeleiden. Daarbij wordt aangesloten bij bestaande activiteiten en initiatieven. In 2011 vormt het vrijwilligerswerk een
+
afspiegeling van de totale bevolking. Het
Zowel het aantal allochtonen als ouderen is toegenomen
vrijwilligerswerk is ‘verkleurd en verzilverd’; meer allochtonen en ouderen doen vrijwilligerswerk. In de periode 2008-2011 zijn vrijwilligers
+
Vrijwilligers- en vrijwilligersorganisaties worden
en -vrijwilligersorganisaties betrokken bij
betrokken. Nader vormgegeven in notitie burger-
de ontwikkeling, implementatie, uitvoe-
participatie 2009
ring en evaluatie van het gemeentelijk beleid gericht op actief burgerschap. In 2008 is een samenhangend program-
+
Het samenhangende programma is gereed en be-
ma ‘Erkenning en Waardering’ ingevoerd
staat onder meer uit een jaarlijks vrijwilligers-
met als concrete uitwerkingen in 2008:
feest, een eigen magazine genaamd ‘Kanjers’, een
de invoering van werknemersvrijwilli-
vrijwilligerspas en een collectieve vrijwilligersver-
gerswerk in de gemeentelijke organisatie
zekering (de vrijwilligerspolis). Ook geven wet-
en de invoering van een vrijwilligerspas.
houders zeer frequent vrijwilligerspenningen. De ondersteuning van vrijwilligersorganisaties d.m.v. het toekennen van een keurmerk is in 2009 (nog) niet van de grond gekomen.
Zichtbaar maken en promoten van de
+
verschillende aspecten van Actief Bur-
Er is een intern werkprogramma ontwikkeld en in uitvoering.
gerschap Optimaal benutten van kansen en perspectieven op het grensgebied van de
+/-
In 2008 een verkenning uitgevoerd van mogelijkheden en perspectieven.
WWB, Wmo en WSW. Bron: Evaluaties uitvoeringsprogramma’s Wmo 2008 en 2009, gemeente Eindhoven
44
Informele zorg Om de doelstelling over de informele zorg te realiseren heeft de gemeente ingezet op mantelzorgondersteuning, informatieverstrekking en het opbouwen van een netwerk. De volgende tabel toont de verschillende activiteiten en de uitvoering daarvan. Tabel B3.2 Informele zorg: activiteiten, oordeel en uitvoering (2008-2009) Activiteit
Oordeel
Uitvoering
Informatie en advies aan zorgvragers en mantel-
+
In 2008 gestart via steunpunt Mantel-
zorgers
zorg verlicht.
Bevorderen en faciliteren van zelfhulp
+
Uitvoering door gesubsidieerde partijen
Inzetten activiteiten uit voormalige AWBZ subsi-
+
Uitvoering door gesubsidieerde partijen
+
Uitvoering door gesubsidieerde partijen
+
Dit netwerk is in 2008 opgericht.
dieregeling Coördinatie Vrijwillige Thuiszorg en Mantelzorg Inzetten activiteiten uit voormalige AWBZ subsidieregeling Zorgvernieuwingsprojecten Geestelijke Gezondheidszorg Oprichting en faciliteren Netwerk ‘ Informele Zorg’ Formeren platform van mantelzorgers en zorg-
+
vrijwilligers als gesprekspartner en adviseur van
Het Netwerk Mantelzorg Eindhoven is in 2008 opgericht.
de gemeente en het Netwerk ‘Informele zorg’ Marketingstrategie gericht op aanbod Steunpunt
+
Mantelzorg, inclusief Mantelzorgpas Verkennen knelpunten en mogelijkheden op terrein mantelzorger en wonen
Strategie is ontwikkeld in 2008 en wordt uitgevoerd.
+
Verkenning is uitgevoerd en in 2008 landelijke primeur met pilot plaatsen mantelzorgwoning
Bron: Uitvoeringsprogramma’s Wmo 2008 en 2009, gemeente Eindhoven
45
Bijlage 4 Bubbelschema vrijwillige inzet Om meer zicht te krijgen op de vrijwillige inzet heeft de gemeente een zogenoemd ‘Bubbelschema’ opgesteld1. In dit schema staan alle factoren die van invloed zijn op vrijwilligers, zoals motieven om vrijwilligerswerk te doen, de organisatie van het vrijwilligerswerk, de vergoedingen en het verband waarin het vrijwilligerswerk plaatsvindt. Het Bubbelschema maakt daarmee inzichtelijk wat de huidige variëteit in vrijwilligerswerk is. Ook laat het schema de factoren zien waarmee de gemeente in haar beleid rekening dient te houden om aansluiting te vinden bij de wensen en behoeften van vrijwilligers(organisaties). De gemeente gebruikt dit Bubbelschema om de richting van haar beleid mee te bepalen. Figuur 1
Bubbelschema vrijwillige inzet
Bron: Aanzet Wmo-beleidsplan 2012-2015, Gemeente Eindhoven
1
Het ‘Bubbelschema’ is ten tijde van het onderzoek wel afgestemd met de portefeuillehouder, maar niet bekend bij de overige leden van het college en de gemeenteraad.
46
Bijlage 5 Onderzoeksverantwoording Het onderzoek is uitgevoerd door Research voor Beleid in de periode januari - april 2012 en bestond uit de volgende vier fasen. Fase 1: Startoverleg en eerste scan Het onderzoek is gestart met een bijeenkomst met de rekenkamercommissie om nadere afspraken over de planning, interviewronde en documentenstudie te maken. Na het startoverleg is een documentenstudie uitgevoerd. Centraal stond het verkrijgen van eerste inzichten in de inrichting en uitvoering van het vrijwilligersbeleid in de gemeente Eindhoven. Omdat in Eindhoven het vrijwilligerswerkbeleid in verschillende beleidsterreinen is uitgewerkt, is op grond van een eerste scan besloten het onderzoek te focussen op prestatieveld 4 uit de Wmo en vrijwilligerswerk in de sport. Fase 2: Documentenanalyse Na de eerste fase is een nadere documentenstudie uitgevoerd. Deze studie had tot doel inzicht te krijgen in het beleid en uitvoering van het vrijwilligerswerkbeleid binnen de thema’s. Als gevolg van het ontbreken van een duidelijke kostenplaats voor vrijwilligerswerk is in de documentenanalyse veel aandacht uitgegaan naar het inzichtelijk krijgen van de investeringen. Ook is op grond van cijfers van het aantal vrijwilligers de economische waarde van het vrijwilligerswerk in Eindhoven berekend. Fase 3: Interviewrondes Om het perspectief van de gemeente helder in beeld te krijgen zijn interviews afgenomen met drie betrokken ambtenaren en twee portefeuillehouders. In deze gesprekken is ingegaan op de kaderstelling (inclusief het inspelen op toekomstige ontwikkelingen), uitvoering en verantwoording van het vrijwilligerswerkbeleid. Ook tien vertegenwoordigers van lokale vrijwilligersorganisaties en twee leden van de Wmo-raad hebben hun visie op de genoemde thema’s gegeven. Daarnaast zijn een drietal (landelijke) experts geïnterviewd over (toekomstige) ontwikkelingen rondom het vrijwilligerswerk, het behouden en werven van vrijwilligers en de verschuiving van formele naar informele zorg. De lijst van respondenten is opgenomen in bijlage 6. Fase 4: Synthese en rapportage In de laatste fase zijn de uitkomsten van de interviews en de documentenanalyse geanalyseerd en vastgelegd in deze nota van bevindingen. Onderzoek digipanel Samen met de afdeling Beleidsinformatie en Onderzoek is in maart 2012 een digitale vragenlijst onder de leden van het Digipanel afgenomen over vrijwilligerswerk. De resultaten van dit onderzoek verschillen van de uitkomsten van de Inwonersenquête als gevolg van de achtergrond van de leden van het Digipanel. Door hun deelname in het panel geven zij blijk van een grote maatschappelijke betrokkenheid. Daarnaast behoren veel leden tot de leeftijdscategorieën die meer dan gemiddeld aan vrijwilligerswerk doen.
47
Bijlage 6 Overzicht respondenten Naam respondent
Functie/organisatie
Mevr. L. Scholten
Wethouder
Dhr. J. Helms
Wethouder
Mevr. M. Meijs
Senior beleidsmedewerker
Mevr. M. van Boekel
Inhoudsdeskundige
Mevr. A. van Lierop
Junior inhoudsdeskundige
Dhr. J-Y Jansen
Financieel accountmanager
Dhr. H. van Bree
Adviseur georganiseerde sport
Dhr. T. van der Heijden
Senior accountmanager
Mevr. T. van Heeswijk
Accountmanager Kunst en cultuur
Dhr. J. Kuipers
Wmo-raad
Dhr. W. Thuis
Wmo-raad
Mevr. C. van Herpen
Coördinator Vrijwilligerspunt
Dhr. L. van Dijck
Directeur Vrijwillige Hulpdienst Eindhoven
Mevr. C. Bareman
coördinator Stichting Present
Mevr. M. van Beurden
voorzitter bestuur Bennekels Belang
Dhr. M. van de Boogaart
voorzitter bond Ehv muziekgezelschappen
Mevr. L. Hendriks
coördinator Steunpunt Mantelzorg Verlicht
Mevr. R. Janssen
voorzitter Eindhovense Korenfederatie
Dhr. P. Leijten
directeur Stichting Zelfhulpnetwerk
Dhr. P. Maas
districtsmanager Rode Kruis regio Eindhoven
Mevr. P. Welboren
consulent Humanitas
Mevr. A. Groenen
bestuurslid Humanitas
Dhr. L. Meijs
Hoogleraar Filantropie EUR
Mevr. M. Mes
Adviseur Zet Brabant
Dhr. M. Terpstra
Adviseur MOVISIE
48
Bijlage 7 Overzicht bronnen Vrijwilligerswerk algemeen Baren, E.A. van, Meijs, L.C.P.M., Roza, L., Metz, J. en Hoogervorst, N. (2011) Hoe derde partijen, zoals overheden, bedrijven en fondsen, hedendaags ‘vrijwilligerswerk’, ‘vrijwilligersmanagement’ en de civil society kunnen bevorderen. Achtergrondnotitie. Rotterdam: Erasmus Centre for Strategic Philantropy: 1-32. Basisfuncties Lokale ondersteuning vrijwilligerswerk en mantelzorg, Ministerie van VWS, 2009, DVC 90154 Berg, E. van den, P. van Houwelingen, J. de Hart (2011) Informele groepen - Verkenningen van eigentijdse bronnen van sociale cohesie, SCP: Den Haag Boss, E.M., W. Blauw, M. Alblas (2011) Trendrapport Vrijwillige inzet 2011, MOVISIE: Utrecht Dekker, P. J. de Hart, L. Faulk (2007), Toekomstverkenning vrijwillige inzet, SCP: Den Haag Dekker, P., J. de Hart (2009), Vrijwilligerswerk in meervoud – Civil society en vrijwilligerswerk, SCP: Den Haag Duijvestijn, P. (2010) Goed voorelkaar met de basisfuncties - Analyse van de basisfuncties vrijwilligerswerk en mantelzorg in het gemeentelijk beleid, MOVISIE: Utrecht Hetem, R., V. Zondag, (2010) Vrijwilligerswerk beter Geregeld, Onderzoek naar gemeentelijke dienstverlening bij lastenverlichting voor lokale vrijwilligersorganisaties, NOV, 2010 Meijs, L.C.P.M., Huisman, W.H.A. & Roza, L. (2011). ECSP webpublicatie: De economische waarde van het vrijwilligerswerk door Humanitas. Verkregen op 04.04.2012 van http://www.erim.eur.nl/ERIM/Research/Centres/Erasmus_Centre_for_Strategic_Philanthr opy/Research/Publications/De_economische_waarde_van_het_vrijwilligerswerk_door_Hu m.pdf Ploegmakers, M., M. Merkus, M. Terpstra, (2011), 2-meting gemeentelijk vrijwilligerswerkbeleid - Herhalingsonderzoek stand van zaken vrijwilligerswerkbeleid, MOVISIE: Utrecht Straatman, S., F. van Dijk, V. Zondag (2011) Integraal vrijwilligerswerkbeleid – Een stappenplan voor gemeenten, MOVISIE: Utrecht Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, 30 169, nr. 11 Voor Elkaar. Beleidsbrief Mantelzorg en Vrijwilligerswerk 2008-2011 Vrijwillig inzet 2008, CBS Publicatiedatum CBS -website 29 april 2009. Gemeente Eindhoven Wmo Wmo-beleidsplan 2008-2011 Samen Sterk in Eindhoven, gemeente Eindhoven, 2007 Beleidsnotitie Actief Burgerschap en Informele Zorg, gemeente Eindhoven, april 2008. Wmo-werkprogramma, gemeente Eindhoven, 2008. Evaluatie uitvoeringsprogramma Wmo 2008 en 2009 Wmo-beleidsplan 2012-2015 (concept) Beschrijving pilot Boodschappenmaatje Beschrijving pilot Extra benutting vrijwilligerspotentieel Verantwoordingsverslagen Vrijwilligerspunt Raadspresentatie 24 januari 2012 - Samenwerking formele en informele zorg, afdeling VES, gemeente Eindhoven
49
Sport Sportnota 2008-2015 ‘Hé, ga je mee?’ Convenant “De Eindhovense Sportraad en gemeente Eindhoven”, 2011 CommissieNotitie Betreft Vitaliteitsonderzoek sportverenigingen Eindhoven, Dossiernummer 047.751, 23 november 2010 Raadsvoorhangbrief betreft Herpositionering en invulling ondersteuning sportverenigingen in relatie tot wijziging takenpakket Eindhovense Sportraad (ESR) per 1 januari 2012, kenmerk 11R4479, 19 september 2011 Financiën Programmabegroting 2012-2015 Jaarrekeningen 2008-2011 Concernverslag 2010 Kostenbeheersing Wmo 2008-2011, gemeente Eindhoven Onderzoek Wmo-gerelateerde projecten in de gemeente Eindhoven, Wmo-raad Eindhoven, 2011 Digipanel, onderzoek Vrijwilligerswerk, maart 2012, Beleidsinformatie en Onderzoek, gemeente Eindhoven Inwonersenquête 2011, Bureau Beleidsinformatie en Onderzoek gemeente Eindhoven Eindhoven van her en der. Integratiemonitor 2011, bureau Beleidsinformatie en Onderzoek van de sector Control. November 2011 Algemeen Coalitieakkoord 2010-2014 ‘Werken aan morgen’, gemeente Eindhoven Algemene Subsidieverordening Eindhoven 2011 raadsvoorstel ‘Systeeminnovatie sociaal beleid: transformatie WIJeindhoven’ is investeren in ‘samenkracht’ Raadsbesluit Nieuw sociaal beleid, inhoudelijke kaders en vervolgproces, raadsnummer 11R4295, maart 2011. Eindhoven, de sociaalste: ontwikkeling van samenkracht, Comité WIJeindhoven, 2011 Afsprakenlijst commissie MC 13-12-11, gemeente Eindhoven Websites www.vrijwilligerswerk.nl www.rijksoverheid.nl www.movisie.nl www.nocnsf.nl www.vrijwilligerspunteindhoven.nl www.zelfhulpnetwerk.nl
50
Research voor Beleid Bredewater 26 Postbus / P.O. Box 7001 2701 AA ZOETERMEER tel: + 31 079 3 222 222 fax: + 31 079 3 222 212 The Netherlands
[email protected] www.research.panteia.nl
51