J,
JLosteJoos.
VOGEL^BESCHERiMING. Vrij bewerkt naar HANS Freiherr VON BERLEPSCH, DOOR
J. W. M. VAN DER KUN.
I. Over het verschaffen van nestgelegenheid en de „Von Berlepsch'sche Nestkasten".
Overgeclml-t Nederl.
nit „Be Plttiingra:if\
Vereeniginc/
voor Liefhebbers
UITGAVE
NEDERLAXDSCHE
Orgaan der „Liiscinia-Chih van Zang-, Sieraad-
TAX
en
DE
VEBEEXIGIXG TOT BESCIIERJIIXG VAX DiERE.V.
\
Volière-vogelf.
VOORWOORD.
Verblijdend mag het verschijnsel worden genoemd, dat de belangstelling in de bescherming der vogels allengs burgerschap heeft veroverd, dat vooroordeelen en laksheid en eene onverklaarbare, indolente onverschilligheid allengs zijn verdwenen bij vakman en leek. Thans is men, dank zij ijverige voorvechters, door doeltreffende voorlichting in uitgebreiden kring doordrongen van de noodzakelijkheid, dat de vogels bescherming eischen, doordrongen van het bewustzijn, dat het hier geldt een algemeen, diep ingrijpend belang. In deze gelukkige omstandigheden is de bepaalde behoefte geboren, aan de hand van onbetwiste deskundigen, voorgelicht te worden omtrent de wijzen hoe men de vogels doeltreffend beschermen kan. De naam „Von Berlepsch" alléén reeds geeft volledigeu waarborg voor de juiste opvattingen, den practischen zin der wenken en raadgevingen in deze omzetting vervat. Het ligt niet in mijne bedoeling het bekende werkje „Der gesamte Vogelschutz, seine Begründung und Ausführung" van Hans Freiherr von Berlepsch, in zijn geheel te vertalen. Eene dergelijke vertaling heeft in eene Nederlandsche uitgave reeds het licht gezien. Ik heb gemeend, met terzijdestelling van uitvoerige beschouwingen, een practisch résumé te geven van den hoofdinhoud, in „der gesamte Vogelschutz" vervat, opdat deze
4
samenstelling in bekuopten, practischen vorm tot leiddraad en voorlichting diene voor hen, die in staat zijn daadwerkelijk Von Berlepsch' wenken en raadgevingen op te volgen en in toepassing te brengen. In deze bladzijden is behandeld het verschaffen van nestgelegenheid aan de Vogels en alles wat de z.gn, „Von Berlepsch'sche Ncstkasten" betreft, terwijl ik in eene volgende aflevering de Vogelbescherming door middel van hout-aanplantingen en winter-voedering hoop te behandelen. Moge deze beknopte, Nederlandsche bewerking van Von Berlepsch' vermaard geschrift bijdragen tot het bevorderen van de goede zaak! J. W. M. VAN DER KUN. 's-Gravenhage, September 1900.
INLEIDING.
De Vogelbescherming, zooals wij die hier Ie beschouwen hebben, is niet louter eene liefhe])berij, een te gemoet komen aan het schoonheidsgevoel, dat in bosch en tuin, op berg en in vlakte het vogelgezang en een opgewekt natuurleven verlangt. Hier spreekt onmiddellijk het materiëele, op geld waardeerbare nut, dat voor den mensch uit Vogelbescherming voortspruit. Vogelbescherming wil de vogels, die voor den mensch nuttig, ja onontbeerlijk zijn, beschermen en in aantal doen toenemen. Denkt slechts aan het wegkappen van bosschen en struikgewas, aan het droogleggen van meren en plassen, waardoor gansche streken als het ware van klimaat zijn veranderd — eertijds vruchtbaar en warm, thans koud, dor en kaal — en wij zullen tot bezinning komen door de ondervinding, dat wij door eigen werk den vogel verjaagd en het insekt vrij spel hebben gelaten. Die grove misslagen moeten hersteld worden en de Vogelbescherming moet ons krachtigste middel zijn om tot volledig herstel te geraken. Voor de hand ligt evenwel de vraag: zullen de vogels reageeren op de aangeboden hulpmiddelen? Uit eigen, veeljai'ige ervaring beantwoordt Von Berlepsch deze vraag bevestigend. Autoriteiten op vogelgebied als Bechstein, Ludwig Bi'ehm, de beide Naumanns, Lenz en Liebe geven het antwoord op de vraag of Vogelbescher-
6
ming waarlijk noodzakelijk moet geacht worden: „als „waclaters, aangesteld tot bewaring van het evenwicht „tusschen planten en insekten, zijn de vogels voor den „mensch, bijzonder voor land-, tuin- en ooftbouw van het „hoogste nut, ja onontbeerlijk". Meent niet, dat slechts de bekwame vogelkenuer hier ingrijpen kan en mag! Integendeel is het ieders plicht, hij zij kenner of leek, met kracht de vogelbescherming in vollen omvang in de hand te werken. De betrekkelijk kleine schare der vogelkenners geve dan de richting aan, die gevolgd dient te worden, om doeltreffend samen te werken, daar zij door ervaring en studie tot het juiste oordeel op vogelgebied bevoegd zijn — en de overgroote menigte belanghebbenden en belangstellenden brenge nauwkeurig de practische wenken daadwerkelijk ten uitvoer. Zoo beknopt mogelijk zullen wij thans behandelen het voornaamste middel der Vogelbescherming: het verschaffen van nestgelegenheid en de nestkasten van het systeem „Von Berlepsch."
A. HET VERSCHAFFEN VAN NESTGELEGENHEID.
1. In het algemeen. De allereerste voorwaarde om te bereiken, dat Avij onze vogels blijvend kunnen behouden en weder in aantal doen toenemen is, dat wij hun de onontbeerlijke levensbehoeften, in het bijzonder de geroofde nestgelegenheden terugbezorgen. Gaan wij eens aandachtig na, hoe tallooze nest- en schuilplaatsen in den loop dezer eeuw onzen vogels ontroofd zijn en nog dagelijks ontroofd worden. De mensch treedt op, waar hij door de stijgende waarde van den grond zijn voordeel meent te vinden. Zoo verdwijnen door zijn wil tallooze heggen en onde, holle hoornen van den aardbodem; struikgewas en oeverplanten worden weggekapt, houtgewassen op de velden weggeruimd, meeren worden drooggelegd en vele Avoeste, met kreupelhout bezette landerijen in bouwland veranderd. Alle te weelderig groeiende boomen, geliefkoosde broedplaats der vogels, die in boomholten broeden, worden besnoeid of geveld, terwijl allengs het lage kreupelhout tusschen het hooge woudgeboomte, langs wegen en woudzoomen, al meer en meer verdwijnt. Spoorwegen, telegraaf- en telefoon-netten, electrische verlichting en dergelijke storingen op natuurwetenschappelijk gebied brengen liet hunne er toe bij, den vogel te verjagen van de plekken waar hij eertijds rustig leefde en broedde.
8 Wanneer wij nu onze vogels willen behouden, dan moeten wij hun als het ware vergoeding geven voor hetgeen we hun ontroofden. En dit zal te gemakkelijker met succes worden bekroond, waar wij zien, dat onze vogels zich gereedelijk voegen naar het nieuwe, het onbekende. Bedenken wij echter ten ernstigste, dat het nieuwe, het onbekende, dat wij den vogel aanbieden, de getrouwe afspiegeling moet zijn van wat hij bij Moeder Natuur placht te vinden. Practische vogelbescherming nu, kan men bereiken: 1. door rekening te houden met de nestplaatsen der vogels, waar 's menschen hand in de vrije natuur ingrijpt; 2. door houtaanplantingen; 3. door het ophangen van uestkasten; 4. door voedering gedurende den winter; 5. door den vogel tegen zijne vijanden te beschermen Beschouwen wij thans eenige algemeene opmerkingen over de nestkasteu. II. Over nestkasten in het algemeen. Wanneer in het bijzonder alle insecten etende vogels voor hoogst nuttig moeten gehouden worden, dan verdienen onder deze de vogels, die in boomholten nestelen zonder eenigen twijfel de eereplaats. Land- en boschcultuur, in het bijzonder evenwel de ooftbouw, kunnen het zonder de hulp van zekere, in boomholten levende vogels niet stellen. Neemt den vogel weg uit boomgaard en hof het insect treedt onmiddellijk verwoestend en vernietigend op. Is het noodig hier te wijzen op de vreeselijke ellende, door de insecten-epidemiën teweeggebracht? Onnoemelijke schade heeft het vernielend insect telkenmale bij zijn optreden veroorzaakt. En het eenige middel om die gevreesde plaag te weren is gelegen in de bescherming van den vogel. Waar de vijand der planten zijne verwoesting begint, roept daar den vijand van het insekt te hulp, verschaft hem practische nestgelegenheid, zooals hij die
9 in de vrije natuur overeenkomstig zijn aard en levensvpijze pleegt te vinden. Hangt nestkasten op, die eene getrouwe afbeelding zijn van de veilige schuillioeken. die de vogel zich in de vrije natuur zoekt en bouwt. Von Berlepsch geeft eene lijst van alle Europeesclie vogels, die de kunstmatige nestkasten betrekken en komt dan tot de volgende verdeeling: a. Vogels, die niet in de eigenlijke boomholten, doch in halfgeopende gaten, spleten en scheuren nestelen: 1. zwart roodstaartje (Ruticilla titis); 2. grauwe vliegen vanger (Muscicapa grisola); 3. witte kwikstaart (Motacilla alba); 4. roodborstje (Erithacus rubecula); 5. toren valk (Cerchneis tinnunculus); 6. kauw (Colaeus monedula); 7. de verschillende uilsoorten. (No. 5, 6 en 7 kan men ook sub h. rangschikken.) 6. Vogels, die nestelen in diepe holten, meest boom. holten, met nauwen ingang, van gelijke afmeting als den lichaamsomvang: 1. meezen: a. koolmees (Parus major); 6. pimpelmees (P. coeruleus); c. zwarte mees (P. ater): d. zwartkop mees (P. palustrus); e. kuifmees (P. cristatus); 2. boomklever (Sitta caesia); 3. boomkruipertje (Certhia faniiliaris); 4. spechten (picidae): a. kleine bonte specht (Dendrocopus minor); h. middelste bonte specht (D. medius); c. groote bonte specht (D. major); d. witte specht (D. loeconatus); e. drieteenige specht (D. tridactulus); f. grauwe specht (Cecinus viridicanus); g. groene specht (C. viridus); h. zwarte specht (Di'yocopus Martius). 5. draaihals (Jynx torquilla); 6. spreeuw (Sturnus vulgaris);
10 7. gekraagd roodstaartje (Rutieillaphoenicurus); 8. zwartgrauwe vliegenvauger (Muscicapa atricapilla); 9. hop (Upupa epops); 10. gierzwaluw (Apus apus); 11. scharrelaar (Coracias garrulus); 12. kleine boschduif (Columba oeuas); 13. de verschillende soorten uilen; 14. torenvalk (Cerchneis tinnunculus); 15. kauw (Caloeus monedula); (No. 13, 14 en 15 kan men ook sub a. rangschikken.) l(i. groote zaagbek (Mergus merganser). De aandacht dient er op gevestigd te worden, dat de vogels sub a. genoemd ook zonder onze kunstmatige hulp nog genoeg nestgelegenheden vinden kunnen, zoodat hier de liefhebberij en niet de gebiedende noodzakelijkheid op den voorgrond treedt. In het bijzonder zijn het de vogels sub b. genoemd, voor welke wij de nestkasten ophangen. Het is opmerkelijk, hoe dikwijls men bij de vervaarding van nestkasten den plank totaal heeft misgeslagen. Zonder te spreken van de erbarmelijke producten, door handelaren op de markt gebracht, uitsluitend met het doel winst te behalen, kan men zelfs de nestkasten vervaardigd overeenkomstig de voorschriften van hoogst verdienstelijke mannen als Professor Liebe en Dr. Russ niet goedkeuren, enkel en alleen omdat men bij de constructie dezer nestkasten niet volkomen natuur-getrouw gebleven is. Al is dan ook de opvatting van Professor Liebe zeer juist, waar hij beweert, dat het betrekken van nestkasten door de vogels slechts een kwestie van gewoonte is, dat allengs de vogels hun schuwheid tegenover die nestgelegenheden zullen afleggen — zeer juist althans waar het bel reft de vroegere nestkasten van het verouderde, onpractische systeem — toch is deze weg niet de onfeilbare, zeker niet de meest practische. Hoe langen tijd zouden wij dan nog wel moeten wachten, alvorens de nestkasten ten algemeenen nutte zouden kunnen strekken, wanneer wij geduldig zouden moeten toezien en afwachten tot onzevogels langzaam en geleidelijk zich
tl zouden gewend liebben aan die vreemde iiitheemsche nestplaatsen ? Daarom moeten wij van een gansch ander standpunt uitgaan. Von Berlepsch heeft meer dan twintig jaar lang gezocht naar een nestkast, die de vogels zouden beschouwen als een geheel natuurlijk iets, die zij onmiddellijk zouden willen betrekken en zonder de minste schuwheid, zonder eerst aan het vreemde uiterlijk te moeten gewennen. Telkenmale ontdekte hij nieuwe fouten in zijne constructie, maar evenzoovele malen nam hij moedig het werk weder op. En het resultaat bleef niet uit. Aan hem de eer, dat wij thans de zgn. Von Berlepsch'sche nestkasten kennen, volkomen beantwoordende aan alle eischen, eene getrouwe afspiegeling van de natuurlijke spechtholen! B. NESTKASÏEN VOLGENS HET SYSTEEM „VOX BERLEPSCH."
I. Over den oorsprong dezer nestkasten. resultaten.
Bereikte
Door de waarneming, dat alle vogels die in holten nestelen met onmiskenbare voorliefde verlaten en niet bewoonde spechtholen voor hun nesten uitzoeken, kwam Von Berlepsch op de gedachte, nestkasten te vervaardigen geheel gelijk en gelijkvormig aan de spechtholen. Het bestudeeren der spechtholen is een interessant werk, doch zeer zeker aan beduidende bezwaren onderhevig, omdat men voor zijne studie den boom, waarin zich het spechthol bevindt, moet vellen. Veel is er geschreven over spechten, over hunne nestholen echter hadden nog steeds geen nauwkeurige beschrijvingen het licht gezien. Von Berlepsch heeft ongeveer 100 verschillende spechtholen onderzocht (voornamelijk van den grooten, bonten specht, den groenen specht, den grauwen specht) en komt tot de conclusie, dat alle speclitsoorten geheel dezelfde bouworde volgen. De vorm is steeds fleschvormig. Eigenaardig is de vorming van het ronde vlieggat, waarvan
12 de bovenkant in opwaarts gebogen vorm uitsteekt boven den onderkant, zoodat neersijpelend regenwater van boom of tak niet in de nestholte kan binnendringen. Voor ons doel komen hoofdzakelijk in aanmerking: a. de nestholen van den kleinen, bonten specht (Dendfocopus minor) met een vlieggat van 32 niM. wijdte; h. de nestholen van den grooten bonten specht (Dendrocopus major) met een vlieggat van 48 mM. wijdte; c. de nestholen van den groenen specht (Cecinus viridis) met een vlieggat van 60 mM. wijdte; cl. de nestholeu van den zwarten specht (Dryoco.pus martins) met een vlieggat van 85 mM. wijdte. De Von Berlepsch'sche nestkasten nu, zijn de volmaakte afbeeldingen van deze spechtholen. Dat gTOote, technische moeilijkheden verbonden waren aan de vervaardiging dezer nestkasten zal een ieder begrijpen. Die technische moeilijkheden in bijzonderheden hier te omschrijven, ligt niet in het bestek van deze verhandeling. Schitterend waren de resultaten, die Von Berlepsch met de nestkasten zijner eigen vinding bereikte. Ongeveer 1200 nest-kasten, door hem opgehangen op een betrekkelijk klein gedeelte van zijn uitgestrekt grondbezit, werden alle door nuttige vogels betrokken en tot woning ingericht. Daar nestelen al de vijf meezen-soorten, de boomklever, het boomkruipertje, de draaihals, de zwartgrauwe vliegeuvanger, de roodstaartjes, de witte kwikstaart, spreeuwen en ook de groote bonte specht, welke vogels het eerst zijne nestkasten betrokken, allengs gevolgd door alle andere vogels, die in boomholten plegen te nestelen, kleine boschduif en scharrelaar incluis. Te recht mag men deze resultaten schitterend noemen en Von Berlepsch is overtuigd, dat het overal zoo geschieden kan, dat men overal nestkasten kan ophangen. Het hangt slechts af van den goeden wil en vau het bewustzijn, dat men aldus krachtdadig medewerkt in de goede richting. Men velt zoo gemakkelijk overal de oude, holle boomen — zou men dan niet even goed overal nestkasten kunnen aanbrengen, wat toch zeker veel minder moeite kost?
13 II. Over de verschülencle afmetingen dezer nesthasten. Waar sij thans vervaardigd morden. Prijsoijgave. De nestkasten van het systeem „Von Berlepsch" worden vervaardigd in 4 verschillende afmetingen: Nestkast A voor de vijf meezen-soorten: koolmees, pimpelmees, zwartkopmees, zwarte mees, kuifmees, boomklever, boomkrnipertje, draaihals, zwartgrauwe vliegenvanger, roodstaartje en kleine, bonte specht. Nestkast B voor spreeuwen, groote bonte specht, (voornl. groote en middelste, bonte specht), draaihals, boomklever, zwartgrauwe vliegenvanger, roodstaartje, koolmees (de 5 laaatste soorten betrekken ook nestkast A). Nestkast C voor groenen specht, grauwen specht en hop. Nestkast D
voor kleine boschduif, scharrelaar, hop, torenvalk, kauw en de uilsoorten. Niettegenstaande veelvuldige fabricatie van deze nestkasten overeenkomstig de marktvraag, zijn menigmaal zeer onvoldoende, gebrekkige producten in den handel gebracht onder den naam „nestkasten volgens het systeem Von Berlepsch." Daarom is het thans Von Berlepsch bijzonder aangenaam te kunnen mededeelen, dat aan de grootste bestellingen ten huidige dage voldaan kan worden, zonder dat men gevaar loopt bedi'ogen te zullen uitkomen door nietswaardige nestkasten, die men voor de echte, deugdelijke kocht. Zoo worden dan nu de echte nestkasten niet uit de hand^ doch machinaal vervaardigd. Op groote schaal is eene onderneming tot stand gekomen,''die onder de firma: Fahrik von Berlepsch'schen Nestkasten, Buren in Westfalen, Inhaher: Gebrs. Ilevm. ti. Otto Scheid, zich ten doel stelt naar gelang der aanvraag, de echte,
14 onvervalschte nestkasten van Von Berlepscb, zonder de minste fout te vervaardigen en te leveren. Volledigheidshalve maken wij hier nog melding van nestkast E voor gier-zwaluwen en van nestkast F vooi' witte kwikstaart, roodstaartje en grauwen vliegenvanger (de kleinere soorten der Halbhölüenbrüter). De prijzen der nestkasten zijn als volgt: Nestkast A bij bestelling van 1 st. 0,60 mark, „ „ „ 12 „ 0,55 „p.st. „ „ 60 „ 0,50 „ „ Nestkast B, volgens bovenstaande bestellingen, 0,75, 0,70 en 0,65 mark per stuk. Nestkast C en D bij bestelling van 1 st. 2,20 mark. „ 1 2 ., 2,— „ p.st. Nestkast E gelijk nestkast B. Nestkast F, bij gelijke bestellingen als nestkast A, 0,50, 0,45 en 0,40 mai'k per st. III. Over het ophangen
der
nestkasten.
Het is duidelijk, dat het bereiken van succes allereerst afhankelijk is van de nestkasten zelf — doch ten nauwste staat er mede in verband het ophangen der kasten. En hier wederom hebben wij vooral de natuur nauwkeurig gade te slaan. Wie nestkasten wil ophangen zorge voor alles dat hij voorzien is van het volgende: 1. twee niet al te zware ladders, de eene zeer lang, de andere kort; 2. een zak zaagsel of beter nog een mengsel van -j^ zaagsel en '/s zwarte aarde;
15 3. een spits loeloopendeii lepel of dergelijk voorwerp om het zaagsel door hel vlieggat in de holte te brengen: 4. men doet verstandig de nestkast vast te spijkeren en wel met schroefspijkers. Twee ZAÜke spijkers doen den boom geen schade, zeker minder dan ijzerdraad, terwijl door vastspijkeren de nestkasten veel steviger blijven bevestigd: 5. een sterken hamer; 6. een sterke nijptang; 7. een lang touw, aan het eeue uiteinde voorzien van een haak om nestkasten, die men bij liet beklimmen van den boom niet tegelijk met zicli mede kan dragen, naar boven te trekken; 8. een sterken, lederen gordel of sterk touw om zichzelf desnoods aan boom of tak te kunnen vastbinden. De beste tijd jiu voor het ophangen van nestkasten is het laatste gedeelte van den herfst (einde November) of het allereerste begin van het vroege voorjaar (einde Januari, Februari, desnoods zelfs ook nog in Maart). Het is niet raadzaam op andere tijden de nestkasten op te hangen. Hoe moet men de nestkasten ophangen? Als voornaamste punt zorge men er voor, dat de kasten steeds loodrecht hangen, beter nog eenigszins naar voren hellend; nimmer echter achterwaarts gebogen. Deze wenk geeft Von Berlepsch met het oog op het water, dat in het laatste geval gemakkelijk door het vlieggat naar binnen zou kunnen dringen. Zoo richte men ook het vlieggat naar het Zuid-Oosten, om van regen en ongunstige weersgesteldheid geen last te hebben. Tegelijk met het ophangen vuile men de nestkasten met de noodige hoeveelheid zaagsel, zóó dat kasten A en B ongeveer 1 cM., kasten C. en D. ongeveer 3 cM. hoog, van den bodem af gerekend, bedekt zijn. Bij de nestkasten der Gebr. Scheid neme men voor kast A Vao Liter zaagsel, voor kast B V20 L. en voor kast C en D ongeveer ^/^ L. W a a r moet men nestkasten ophangen? Men heeft hier te letten op de verschillende vogelsoorten. Zoo zoeken de vijf meesen-soorten bij voorkeur ])oschen tuingeboomte, zwarte mees en kuifmees vooral dennen-
16 bosch en i-aw kreupelhout. In liet bijzonder liange men meezen-kasten op in boomgaarden en bosschen en dat wel op een hoogte van twee tot vier meter en min of meer verscholen achter eenige takken. In den regel zal men verstandig handelen door aan een en denzelfden boom slechts één nestkast op te hangen en de afzonderlijke kasten minstens 20 tot 30 schreden van elkander verwijderd aan te brengen. W a t hier over de meezen gezegd is. geldt ook min of meer voor: hoomhlever (Sitta caesia); boomkruipertje (Certhia familiaris); swartgrauwen vUegenvanger (Muscicapa atrieapilla); rooclstaarfje (Ruticilla phoenicurus); draaihals (Jynx torquilla); kleinen bonten specht (Dendrocopus minor). Behalve voor het roodstaartje, kunnen echter voor deze vogels de nestkasten ook liooger aangebracht worden en wei voor draaihals en boomklever, die gaarne een groot nest bewonen, eerder nestkast B dan nestkast A. Spreeuwen, eenmaal in een bepaalde streek ingeljurgerd, nemen iedere nestkast, hoe ook geplaatst, voor lief. Voor dezen vogel hangt men ze hoog (niet onder de 8 meter) en niet te dicht bij de woningen der menschen. In het woud gebruikt men voor spreeuwen nestkast B. Men kan ze dicht bij elkaar en meer kasten op een en denzelfden boom aanbrengen. Be groote bonte specht betrekt de nestkasten, die men ophangt aan hoornen met naaldgi-oen en wel op een hoogte, afwisselend tusschen 5 en 15 meter. Be groene en de grauwe specht zoeken bijvoorkeur een streek, die hun de afwisseling van bosch, weiden en velden biedt, parken en populier-lanen. Zij nestelen in zeer ongelijkmatige hoogte, n.l. van 2 tot 15 M. hoog. Be hop is de trouwe kameraad van den groenen en grauwen specht en betrekt dan ook de nestkast, die voor deze twee vogels is opgehangen. Zoowel kast C als D zal hij voor lief nemen. Be kleine boschduif, thans zoo zeldzaam geworden, eischt een nestkast, zoo hoog mogelijk aan oude boomen opge-
17 liaiigeo. Professor Liebe geeft den raad voor dezen vogel steeds twee stuks dicht bij elkaar te hangen. De scharrelaar voegt zich in deze geheel naar de kleine boschduif. De gierzwaluw zal nestkasten, opgehangen onder de daklijst van huizen en torens en naast dakvensters, gaarne betrekken. Deze nestkasten vuile men dan, behalve met zaagsel, ook nog met een weinig groen, mos en vederen. De grauwe vliegenvanger zoekt het gezelschap der menschen. Onder een veranda, aan een muur of deurstijl, ook willekeurig aan een boom opgehangen nestkasten, zullen zij gaarne tot woning kiezen. Het roodstaartje is nog gemeenzamer met den mensch dan de grauwe vliegenvanger. Men bange daarom de kasten liever op aan huizen en op boerenerven dan in tuinen. De witte hmikstaart nestelt gelijk het roodstaartje, doch Iiooger n. 1. van 4 tot 8 meter boven den grond. Met een enkel woord dient er nog opgewezen te worden, dat men bij de keuze, welke nestkasten men zal ophangen, letten moet op de omstandigheid of de nestkasten dienen moeten uitsluitend om bosch, veld, en boomgaard te zuiveren van ongedierte, dan wel of men de liefhebberij op den voorgrond wil laten treden. In het eerste geval neme men uitsluitendnestkasten A en B ('/a A, '/g B) en wel van een aantal van 100 stuks ongeveer 65 stuks voor meezen, 35 stuks voor spreeuwen, spechten enz. Men verdeele dan deze kasten gelijkmatig' over het terrein dat men daarvoor gekozen heeft. In het laatste geval (uit een oogpunt van liefhebberij) neme men voor het meerendeel nestkast A en B, doch ook van de andere soorten en wel voor V2 A, 1/4 B en ^4 verdeeld over C. D, E en F — van kast F weer meer dan van kast E. Neemt men hier 120 nestkasten dan gebruike men er ongeveer 60 voor meezen, 30 voor spreeuwen, spechten enz. — de resteerende 30 stuks verdeele men over vliegenvanger, roodstaartje, kwikstaart (9 stuks) — groene specht, hop (8 stuks), kleine boschduif en scharrelaar (8 stuks), gierzwaluw (5 stuks).
18 Hiermede is, aaii de hand van Von Beiiepscb, zoo bekopt mogelijk de practische zijde van de vogelbescherming, voor zoover betreft het verschaffen van nestgelegenheid, behandeld. Winlervoedering en houtaanplantingen, eveneens door Von Berlepsch uitvoerig beschreven, hoop ik een volgende maal kort en zakelijk te bewerken. 's Gravenhage, Sept. 1900.
De in deze brochure beschreven NESTKASTEN, enz. zijn voor Nederland verkrijgbaar bij
P. SLUIS, Specialiteit in Vogelzaden en Vogelvoeder,
K Z. YOORBURÖWAL 258, AmsteMam, tegen onderstaande prijzen. Nestlcast A per stuk »
^
»
n
r. »
C ,, D ,, E F „
„ „
45 centen. 55 „ U5 „ 145 „
55 40 „ Schroefspijkers 60 niM. lang f 1.1 o per 100 stuks. dito 100 , „ „ 1.50 „ 100 „ Een bij de nestkasten passenden Schroefsleutel 40 cent. Aan onbekenden wordt alleen tegen rembours of na vooruitbetaling gezonden. Voor plaatsen niet aan spoor- of directe boot of beurtveer van Amsterdam gelegen, geve men vooral de wijze van verzending op. Xederlandsche Vereeniging tot Bescherming van Bieren.
DE PLUIMGRAAF Weekblad voor liefhebbers van
Zang-, Sieraad- en Volière vogels, Duiven, Konijnen eoz. ONDER REDACTIE VAN
C. L W. NOORDUIN, G. MUIJS, C. J. G. REPEÜUS en J. H. Fr. XAVIER VAN WERSCH, en met medewerking van tal van pluimveeliefliel^bers. Praclitig
geïllustreerd.
Prijs per jaargang, bij vooruitbetaling f 2,50.
Men vrage gratis proefnummer en eveneens gratis liet boekje „Vyaarom moet men de Piuimgraaf iezeo?" bevattende een 40-tal prachtige illustraties van Pluimvee.
DE E e ¥ E ^ LOC^SJES, UITGEVERS,
HAARLEM.
Advertentiën doeltreffend en Mliijk, ^^~
Voor het verkrijgen van Borlepsche Nestkasten zie men de yorige pagina. ^'^^