Een wereld vol talen Vreemde taleninitiatie in het kleuter- en lager onderwijs Informatiebrochure Marjon Goethals Silvie Van Oosthuyze Machteld Verhelst (red.) 2006, Leuven: Centrum voor Taal & Onderwijs
INHOUD 1 Inleiding 1.1 Aanleiding van het project 1.2 Opzet van het project 2 Vreemde taleninitiatie (VTI): wat en waarom? 2.1 Wat is VTI? 2.2 Wat zijn de doelstellingen van VTI? 2.3 VTI: voor- en nadelen 3. Keuzes die scholen moeten maken 4. Diadactische achtergrond 4.1 Samenvatting didactische tips VTI
4.2 Kijkwijzer activiteiten VTI en didactisch materiaal 5. Beschikbaar materiaal 6. Uitgewerkte voorbeelden 6.1 Activiteitenfiches 6.2 Uitgewerkte lessen 7. Terugblik: ervaringen van de scholen, knelpunten en aanbevelingen 7.1 Ervaringen 7.2 Knelpunten 7.3 Aanbevelingen
BIJLAGEN Bijlage 1: Vragenlijst om de beginsituatie van de school in kaart te brengen Bijlage 2: Doelen van VTI Bijlage 3: Enkele vragen voor de leerkrachten i.v.m. vreemde taleniniatie op school als eerste aanzet tot het ontwikkelen van een stappenplan vreemde taleninitiatie
2
Bijlage 4: Activiteitenfiches Bijlage 5: Uitgewerkte lessen Bijlage 6: Reflectiefiche kleuters Frans Bijlage 7: Reflectiefiche lagere school Frans Bijlage 8: Reflectiefiche VTI-activiteit voor de leerkracht
3
1. Inleiding 1.1 Aanleiding van het project Voor u ligt een brochure die de neerslag vormt van het prioriair nascholingstraject ‘Een wereld vol talen. Vreemde taleninitiatie in het kleuter- en lager onderwijs’. Dit project werd verzorgd door wetenschappelijk medewerkers van het Centrum voor Taal en Migratie gedurende het schooljaar 2004-2005, in opdracht van het departement onderwijs. Aanleiding voor het nascholingproject was het decreet van toenmalig minister van Onderwijs Marleen Vanderpoorten, dat Frans verplicht maakt in het vijfde en zesde leerjaar van het gewoon lager onderwijs. Het decreet biedt scholen ook de mogelijkheid om - in samenspraak met leerkrachten, directie en ouders - op vrijwillige basis vanaf de kleuterklas met taalinitiatie Frans te starten binnen het curriculum. Ook een initiatie in een andere vreemde taal, naast het Frans, op vrijwillige basis is mogelijk als dit gebeurt na overleg tussen het schoolbestuur, leerkrachten, directie en ouders. Het decreet is gegroeid vanuit een engagement dat de Europese regeringsleden in 2002 aangingen (op de Europese Raad van Barcelona) inzake prioritaire doelstellingen van het onderwijs in Europa. Die doelstellingen willen de culturele en taalkundige diversiteit van Europa nastreven, alksook een betere, veralgemeende meertaligheid van de Europese burgers. Een citaat uit de VLOR-probleemverkenning (cf. verder): “Eenieder moet, als algemene stelregel, twee vreemde talen kunnen spreken. Het leren van vreemde talen – in voorkomend geval ook op jonge leeftijd – moet worden verbeterd, en dit houdt in dat de manieren waarop vreemde talen onderwezen worden, moeten verbeteren en dat docenten en lerenden intensiever in aanraking moeten komen met de talen die ze onderwijzen, respectievelijk leren.” (p. 79, met in de voetnoot verwijzing naar de bron van dit citaat: Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen, 14/06/2002, 2002/C142 doelstelling 3.3) Nog een citaat: “In het aansluitend actieplan van de Comissie voor vaardigheden en mobiliteit preciseert de Commissie: “Alle leerlingen moeten aangemoedigd worden om, naast hun moedertaal, minimaal nog twee Europese talen te leren. (…) De lidstaten moeten maatregelen nemen, waardoor in het kleuter- en basisonderwijs op jonge leeftijd vreemde talen kunnen worden geleerd (…)” (p. 80, met in de voetnoot verwijzing naar de bron van het citaat: Mededelingen van de Commissie, Brussel, 13/02/2002, COM (2002)72, doelstelling 18) Eigenlijk moeten er, om die doelstellingen te kunnen verwezenlijken, 3 voorwaarden vervuld zijn (Hugo Baetens Beardsmore): capaciteiten om een taal te gebruiken (via taallessen, of via het gezin) gelegenheid om een taal te gebruiken (op en buiten school) motivatie of wens om die taal te gebruiken.
4
Een gelijkaardig ‘experiment’ als het decreet bij ons, loopt in Oostenrijk “Via de EVLANG-concepten (Eveil aux langues) ontworpen met de steun van de Raad van Europa, stimuleert men een eerste kennismaking met de talen van de buurlanden of de inheemse minderheidstalen bij kinderen van 6 tot 10 jaar oud. EVLANG bestaat erin kinderen bewust te maken van de taalverscheidenheid door ze op speelse wijze klanken, woorden, zinnetjes en begrippen te leren in meerdere talen. (bv. de dagen van de week, nummers, begroetingen, enz.) alsook een bewustmaking van verschillende schrijfsystemen zoals het westers alfabet, de Arabische schrijfwijze, Chinese ideogrammen en de banden tussen klank- en schrijfsystemen. De bedoeling is kinderen gevoelig te maken voor talen en open te stellen voor de taaldiversiteit alsook in een latere fase een algemene basis te vormen voor meer gestructureerde taalverwerving in om het even welk taal. Cf. Chandelier, 2003” (p. 35) Dit decreet (en de bijbehorende omzendbrief) wordt verder uitgebreid toegelicht op de site van de DVO: http://www.ond.vlaanderen.be/dvo/basisonderwijs/taalinitiatie/taalinitiatietaalsensibili sering.pdf Wetenschappelijke achtergronden en visie wat betreft vroege vreemde taalinitiatie zijn te vinden in: VLOR, Meer talen in de basisschool. Een verkenning. Antwerpen, Apeldoorn, Garant, 2004
1.2 Opzet van het project De doelstellingen van het nascholingsaanbod was scholen met een traject vooral schoolintern en zowel inhoudelijk als procesmatig te ondersteunen bij: · het uitwerken van een schoolspecifieke taalbeleidsvisie op het vlak van vreemde taleninitiatie (vastleggen van doelstellingen en keuze van middelen en acties); · het verkennen, uitproberen en uitbouwen van een concrete methode en aanpak die de kleuters en leerlingen op een speelse en functionele manier met een andere taal confronteren; · het ondersteunen, bijsturen en evalueren van dit proces van visieontwikkeling en voortdurende concretisering van methode en aanpak. In totaal namen een 20-tal scholen deel aan het project. Per school was er een vertegenwoordiging van een kernteam (directie, interne coördinator(s) en bv. 1 à 2 leerkrachten), met daarnaast ook particpatie van betrokken leerkrachten. De deelnemende scholen waren afkomstig uit alle hoeken van Vlaanderen en hadden een erg divers profiel qua net, leerlingpopulatie, beginsituatie/ervaring met vti, … In bijlage 1 vindt u een vragenlijst om de beginsituatie van de school in kaart te brengen. Het ondersteuningstraject in een notendop: WAT INHOUD Vreemde talen in de Verkennend gesprek: startblokken: - analyse van de school
5
intakegesprek Taleninitiatie, hoe pakken we het aan?: sessie 1 Sessie 2: op weg naar goede praktijken
Vreemde taleninitiatie in de klas opgevolgd: keuzemodule sessie 1 Vreemde taleninitiatie in de klas opgevolgd: keuzemodule sessie 2
Vreemde taleninitiatie uit de startblokken: nazorggesprek
- bespreking begeleidingstraject Ontwikkeling en implementatie van een visie: - input: basisprincipes taleninitiatie - stappenplan ontwikkelen - input: voorstellen van prototypische activiteiten en bruikbaar materiaal, leidraad voor het screenen van materiaal - feedback op elkaars voorstellen, kritisch bekijken van materiaal, opstellen van een werkplan voor de school - Module 1: verkennen en evalueren van vreemde taalinitiatie-activiteiten: nieuwe ideeën worden uitgewerkt en/of bestaande materialen aangepast - Module 2: observatie van acties in de klas: - Module 1: verkennen en evalueren van vreemde taalinitiatie-activiteiten: bespreking van de uitgevoerde activiteiten - Module 2: observatie van acties in de klas: bespreking van geobserveerde activiteiten Evaluatiegesprek omtrent de ontwikkelde visie, de ondernomen acties, de begeleiding en vreemde taleninitiatie in de toekomst
In wat volgt beschrijven we de inhouden die als input aan de scholen gedurende het traject zijn meegegeven.
2. Vreemde taleninitiatie (VTI): wat en waarom? 2.1 Wat is VTI? Een voorzichtige omschrijving: VTI = het gevoelig maken voor en bewust maken van de diversiteit en de aard van taal (thuistaal en één of meerdere vreemde talen) en van haar rol in de samenleving Kennismaking met verschillende talen wordt ook vreemde talensensibilisering genoemd. Enkele andere termen zijn : –Vreemde talenbewustwording –Languague awakening –Language awareness –‘Eveil aux langues’ (= ook project in Oostenrijk) –Taalontmoeting. Vreemde taleninitiatie of VTI verschilt van vreemde talenonderwijs (VTO). We zetten enkele verschillen op een rij: - verschillende doelen VTO: taalleerdoelen (en dan vooral vaardigheidsdoelen) primeren VTI: attitude- en pedagogische doelen primeren - verschillende aanpak VTI en VTO formeel versus informeel of speels leren
6
cursorisch versus incidenteel leren - verschillend materiaal - verschillende leerkrachtvaardigheden -… Noot: een vergelijking: talensensibilisering (cf. watergewenning) - taalinitiatie (cf. zweminitiatie) - taalonderwijs (cf. zwemles) Een uitgebreide vergelijking vindt u verder in de reeds vernoemde DVO-tekst. 2.2 Wat zijn de doelstellingen van VTI? In bijlage staat een overzicht van wat er zoal in 2004 te vinden was rond doelen van het vti. Samenvattend, en toegepast in het nascholingsproject, zijn de doelen op niveau van de leerlingen: ALGEMENE DOELEN Attitude Op korte termijn - De kinderen staan open voor de nieuwe klank-en taalervaring: ze (durven) meedoen, beleven plezier, willen nabootsen... Op langere termijn - De kinderen ontwikkelen een positieve attitude t.o.v. andere talen (gelijkwaardigheid van alle talen). - De kinderen ontwikkelen een positieve attitude t.o.v. andere culturen (cultureel bewustzijn bevordert vreemde taal leren). - Dit alles bevordert het verlangen, de motivatie om vreemde talen te leren. Persoonlijkheidsontwikkeling Op korte termijn - De kinderen maken kennis met andere talen en culturen. - Het zelfvertrouwen van het kind wordt verhoogd. Vaardigheden Op korte termijn - De kinderen ontwikkelen metalinguïstische competentie (bv. ze ontdekken gelijkenissen tussen talen). Op langere termijn - De kinderen zullen met meer plezier (en gemakkelijker) de eindtermen Frans bereiken. Belangrijke is dus: bij VTI primeren talige doelen niet. Uiteraard zullen de kinderen een aantal zaken van de VTI oppikken. Vandaar dat je wel enkele taaldoelen kunt formuleren. Hoe ouder de kinderen, hoe meer van dergelijke taaldoelen je als bijkomend effect kan nastreven. SPECIFIEKE TAALDOELEN
7
Bijvoorbeeld (want sterk afhankelijk van de aanpak, graad, …): de kinderen - raken vertrouwd met de klanken van de vreemde taal - begrijpen mondelinge boodschappen die veel voorkomen bij interactie in de klas en in hun vertrouwde omgeving - gebruiken verbale (in moedertaal of vreemde taal) en non-verbale strategieën voor communicatie in de klas - begrijpen de grote verhaallijn van verhalen, voorgelezen in de vreemde taal - begrijpen mondelinge boodschappen die verband houden met de onderwerpen behandeld in de activiteiten/leseenheden SPECIFIEKE ATTIDUDEDOELEN - bewustzijn van en respect voor school, gezin en scoiale omgangsvormen in het land van de doeltaal - vertrouwd raken met kinderspelletjes, liedjes, verhaaltjes en rijmpjes die typerend zijn voor de vreemde cultuur - vertrouwd raken met culturele symbolen kenmerkend voor de kinderwereld en met populaire culturele aspecten, zoals eten en drinken, feesten, uitstapjes en sociale evenementen.
2.3 VTI: voor- en nadelen Kort beschreven heeft VTI een aantal voordelen: • Talige voordelen - Kinderen zetten gemakkelijker en zonder schrik (zelfvertrouwen, minder spreekangst) de stap naar het ‘formele’ leren van een taal - Kinderen leren later gemakkelijker een andere taal (zelfs een taal die niet in het taalinitiatie of -sensibiliseringspakket zat) - Kinderen verwerven een ‘near native speaker’- uitspraak • Andere voordelen - Kinderen maken kennis met en staan meer open voor andere culturen en talen (interculturele competentie) - Kinderen zijn meer gemotiveerd om een andere taal te leren Een uitgebreide beschrijving van het waarom vindt u in de reeds vernoemde DVOtekst. Er zijn ook een aantal nadelen, risico’s of voorwaarden: In een Klasse-artikel worden een aantal problemen aangekaart. Mogelijke struikelblokken zijn:
motivatie om een taal te leren of gewoon om er mee bezig te zijn is er vooral wanneer er een communicatieve nood voor is gebrekkige of onvoldoende vaardigheid in de vreemde taal door de leerkracht geen of weinig aangepast didactisch materiaal.
8
3. Keuzes die scholen moeten maken Er zijn een aantal keuzes die gemaakt zullen moeten worden indien men met VTI wil beginnen. Zo kan men een eerste voorzichtig stappenplan opstellen. In bijlage vindt u een vragenlijst die leerkrachten individueel kunnen invullen, ter voorbereiding van het teamoverleg. Enkele richtvragen voor teamoverleg: vanuit de beginsituatie - Wat is de talige en sociaal-economische beginsituatie van de kinderen? - Wat zijn de motivaties, wensen en voorkeuren van de ouders? - Wat zijn de motivaties, voorkeuren, vaardigheden van de leekrachten? (hun ‘draagvlak) m.b.t. beginleeftijd - Welk(e) leerjaar/kleuterklas vinden jullie het meest geschikt om met taalinitiatie te starten? Waarom? - In welk(e) kleuterklas(sen)/leerja(a)r(en) zou je dit jaar al willen starten met vreemde taleninitiatie? m.b.t. talen - Welke taal/talen kiezen jullie? - Vanwaar die keuze? m.b.t. doelen - Op welk vlak willen jullie iets met de kinderen bereiken? (vaardigheden, attitudes, kennis)? - Wat willen jullie bereiken (per klas, per leerjaar)? - Komen jullie doelen overeen met de doelen van het decreet? En met de visie op vreemde taleninitiatie? m.b.t. aanpak en - Hoe wil je aan de doelen werken? didactische middelen Geïntegreerd: binnen muzische vorming, plastische opvoeding, beweging, hoekenwerk... - Wie zouden jullie de Franse/Engelse taalinitiatie doen geven? Elke leerkracht in zijn klas? De leerkrachten Frans uit 5 en 6? Of een andere leerkracht? Een ouder? De taalassistent? - Welke middelen hebben jullie ter beschikking of waar kunnen jullie aan geraken? cd-roms allerhande en computers, prentenboeken, cd’s en cd-speler, cassettes, video’s en tv, knuffels, vreemde talenpakketten (bv. Hocus en Lotus voor het kleuteronderwijs) m.b.t. tijdinvestering - Als jullie nog niet begonnen zijn met taalinitiatie, wanneer zouden jullie ermee willen starten? - Hoeveel tijd kunnen de leerkrachten (per week/per maand) vrijmaken voor vreemde taleninitiatie? - Wil iedereen het engagement aangaan er elk jaar aandacht aan te besteden? - Willen jullie taalinitiatie het hele jaar door of willen jullie er projectmatig aan werken? m.b.t. externe hulp - Welke externe partners willen jullie betrekken bij de vreemde taleninitiatie? CLB, ouderraad, participatieraad, IM, SOW, scholen uit Wallonië of buitenland, ouders, 2-talige vrijwilligers, studenten lerarenopleiding, ... - Welke rol geef je hen?
9
4. Didactische achtergrond 4.1 Samenvatting didactische tips VTI
Opmerkingen vooraf - Een uitgebreide beschrijving van het hoe vindt u verder in de reeds vernoemde DVO-tekst. - De opmerkingen hieronder zijn soms afhankelijk van de leeftijdsgroep. Een handpop bv. zal je minder gebruiken in de hogere leerjaren, maar eerder in de kleuterschool en eerste graad. - Vul de lijst verder aan met persoonlijke ideeën (tips, werkvormen, didactisch materiaal, ...) n.a.v. de werkfiches bij de verschillende didactische materialen. -
schakel indien mogelijk native speakers in; indien niet mogelijk, zie volgende punt
-
baken het VTI-moment af door middel van een bepaald ritueel bv. Leerkracht zet een bepaalde hoed op en zegt de kinderen expliciet dat ze het Land van Frans binnengaan bv. Leerkracht gaat met de kinderen in de Franse talenhoek zitten. Om daar binnen te geraken moeten de kinderen door een grote doos heen kruipen
-
maak gebruik van een pop die alleen maar de vreemde taal spreekt
-
doe beroep op verschillende soorten geheugen (auditief, visueel, voelen, proeven)
-
zorg voor actie waaraan relevant TAALAANBOD gekoppeld wordt: fysieke spelletjes dus (speelpleinspelletjes, koken, knutselen, bouwen met blokken, wateren zandspel…)
-
zorg voor actie waaraan MUZIEK, MELODIE gekoppeld wordt (taal wordt op deze manier beter in het geheugen opgeslagen, theorie van het ‘connectionisme’)
-
zorg voor herhaalde actie waaraan verschillende ZINTUIGLIJKE ERVARINGEN gekoppeld worden (voelen, proeven, horen, zien, ruiken, ...)
-
houd de lessen steeds heel speels
-
leg de klemtoon op het plezier en het proces, en niet op de taalproductie
-
bied de taal, de woorden zoveel mogelijk in een verhaalcontext aan
-
herhaal vaak hetzelfde taalaanbod op een andere manier, met een andere werkvorm, in een ander medium (cf. Bv. Hocus Lotus-didactiek)
-
integreer de VTI zoveel mogelijk in een andere activiteit (bv. in een les taalbeschouwing, muzische vorming, …)
10
4.2 Kijkwijzer activiteiten VTI en didactisch materiaal Als leerkrachten materiaal VTI willen screenen, of ze willen kritisch reflecteren op hun eigen didactisch handelen, dan kunnen ze daarvoor de volgende ‘kijkwijzer’ gebruiken. Het is een lijst met observeerbare vragen. De principes voor goede activiteiten zijn afgeleid vanuit de didactiek die werd ontwikkeld binnen het taakgericht taalvaardigheidsonderwijs in het CTO, met name de drie cirkels van een ‘krachtige leeromgeving’1. 1. Niveau van het klasklimaat (buitenste cirkel) - Voelen de kinderen zich veilig bij deze opdracht? Worden ze niet verplicht, geforceerd om dingen te doen (bv. te praten) waar ze zich niet goed bij voelen of waardoor een rem wordt ingebouwd (bv. toets of nadruk op vormelijke correctheidseisen)? - Kunnen de kinderen een intrinsiek gevoel van competentie opbouwen? Kan m.a.w. elk kind een succeservaring opdoen? - Wordt er positieve feedback gegeven? - Kunnen de kinderen dingen uitproberen? Mag er al eens iets misgaan? 2. Niveau van de activiteit (middelste cirkel) 2.1 Aard van de activiteit - Sluit de activiteit aan bij de interesses/leefwereld van de kinderen? - (vanuit het vorige punt) Zijn de kinderen intrinsiek gemotiveerd om de confrontatie met dit stukje wereld aan te gaan? - Blijft de activiteit boeien? Krijgen de kinderen de kans om op een actieve, speelse manier met de vreemde taal bezig te zijn? - Biedt de activiteit voldoende ruimte voor eigen kindinitiatief? Kunnen ze zelf keuzes maken? (bv. bij cd-rom: kunnen ze kiezen welk spelletje, ...)? - Wordt er op een zelfontdekkende (probleemoplossende) manier gewerkt? - Krijgt de eigen ervaringswereld van het kind een plaats in de activiteit? - Is de activiteit, de opdracht niet te moeilijk, te hooggegrepen (voor initiatie)? - Is de opdracht niet te gemakkelijk (en daarom misschien te kinderachtig) voor die of die doelgroep? - Zijn de activiteiten voldoende speels, ludiek? 2.2 Taalaanbod - Is er voldoende (authentiek) taalaanbod (kwantiteit)? - Is het taalaanbod gevarieerd, rijk en relevant genoeg (kwaliteit)? - Wordt taal gebruikt om de activiteit rijker, motiverender, uitdagender te maken? M.a.w. is taal een middel om al doende een motiverend doel te bereiken? Zijn de kinderen niet te zeer bezig op een bewuste, traditioneel schoolse manier waarbij taal (bv. woordjes) leren een doel op zich is? - Hoort de aangeboden taal op natuurlijke wijze bij de activiteit? (thematisch context) - Ligt de focus op mondelinge communicatie (vooral begrijpend luisteren)?
1
Gysen, S., Rossenbacker, K. & M. Verhelst (1997), KOBI-TV. Leuven: Steunpunt NT2
11
-
Kan elke leerkracht de activiteit uitvoeren? Of worden er hoge eisen aan de taalvaardigheid van de leerkracht gesteld?
2.3 Criteria didactisch materiaal - Is het materiaal gebruiksvriendelijk, d.w.z. gemakkelijk hanteerbaar zowel voor volwassenen als kinderen? - Kan het materiaal flexibel ingezet worden? - Bv. kan de activiteit (bij een cd-rom bv.) stopgezet worden wanneer men wil? - Bv. kan het voor verschillende soorten activiteiten gebruikt worden? - Bv. lokt het materiaal ideeën voor extra activiteiten uit? - Bv. is er ruimte voor initiatief vanuit de kinderen? 3. Niveau van de ondersteuning (binnenste cirkel) (Problemen – differentiatie) 3.1 Door de leerkracht - Is de opdracht van zichzelf duidelijk genoeg en/of is er voldoende kans tot verduidelijking door de leerkracht? - Kan de opdracht, de activiteit of les verduidelijkt worden door concreet of visueel materiaal? - Hebben de kinderen genoeg kennis van de wereld om de activiteit aan te vatten? (Is er bv. een introductie-activiteit waarin de leerkracht de kinderen kan ‘voorbereiden’ op het nieuwe stukje wereld?) - Worden er geen onnodige extra drempels/problemen gecreërd (bv. onnodige nadruk op correctheid/uitspraak)? - Is er ruimte om zwakkere kinderen meer te ondersteunen? - Wordt de motivatie van de zwakkere kinderen extra ondersteund (via opdrachten waarbij zelfs taalzwakkere kinderen met weinig moeite een succeservaring kunnen beleven)? 3.2 Door het materiaal zelf - Voorziet het materiaal in visuele ondersteuning van de belangrijkste elementen van bv. het lied, het verhaal, de opdracht, … - Worden de kinderen aangemoedigd om verder te doen? - Is de feedback (bij cd-roms bv.) niet te negatief geformuleerd? (bv. ‘probeer het nog eens’ versus ‘Fout!’)
12
5. Beschikbaar materiaal Onderstaande referentielijst brengt een aantal dingen (materialen, teksten sites...) samen die rond het onderwerp beschikbaar zijn. Opmerkingen - De opsomming hieronder is verre van volledig. Veel van de categorieën kunnen (eindeloos) aangevuld worden. - Sommige materialen zijn geschikt voor talensensibilisering en andere dan weer meer voor taleninitiatie.
Een selectie van bruikbaar didactisch materiaal
Anderstalige prentenboeken Frans - Brisseau, J. (ed.) (1995), Petites Comptines pour tous les jours. Editions Nathan. AANRADER - Carle, E. (2004), La chenille qui fait des trous. Editions Mijade. - Jacobs, J. & E. Puybaret (2004), Les trois petits cochons. Editions Magnard. - McKee, D. (1989), Elmer. Kaléidoscope. (Franse uitgave) - Pfister, M. (1992), Arc-en-ciel. Le plus beau poisson des océans. Editions NordSud. Engels - Blake, Q. (1983), Quentin Blake’s Nursery Rhyme Book. Jonathan Cape Ltd., London. - Cole, Babette (1987), Prince Cinders. Hamish Hamilton. Satire op het gekende sprookje Assepoester; bestaat ook in het Nederlands. - Hargreaves, R. (1991), My Mr. Men: Mr. Topsy-Turvy. Price Stern Sloan, Los Angeles. (bv. Ook: Mr. Small, Little Miss Somersault, Little Miss Contrary, Mr. Noisy, …) - Martin, B. & E. Carle (1983), Brown Bear, Brown Bear, What do you see? Hamish Hamilton, London. - McKee, D. (1991), Elmer again. Lothrop, Lee & Shepard Books, New York. - Scieszka, J. (1989), The true story of the 3 little pigs! Penguin Books, London. Het bekende sprookje De drie biggetjes vanuit het oogpunt van de wolf verteld. Leuk voor de hoogste klassen. Opmerking: anderstalige boeken vindt u o.a. in de FNAC in Brussel, in grote openbare bibliotheken (bv. Brussel, Leuven, Gent, …) en natuurlijk in boekenwinkels in Wallonië en Frankrijk. Liedjesboeken en cd’s - Garabédian, M. & M. Lerasle (2001), Les plus belles chansons des petits lascars. 3 à 6 ans. Editions Didier Jeunesse. AANRADER Franse liedjes, ingezongen door Franse kinderen. Wanneer dit bij het lied past zijn er bijkomende geluiden in het gezongen lied opgenomen (bv. een miauwende kat in een lied over een kat). In het boek vindt u niet alleen de liedjes, maar ook de cd,
13
-
-
-
leuke illustraties per lied, muzieknotaties en achteraan in het boek didactische suggesties per lied. Les petits cousins. Les plus belles comptines allemandes et françaises (2002). Editions Didier Jeunesse. AANRADER Een 2-talig boek met Franse en Duitse liedjes en verhalen, gezongen of verteld door kinderen en verrijkt met bruitage. Aan de oorsprong van deze uitgave ligt de idee dat er in verschillende talen dezelfde types verhalen, liedjes en rijmpjes bestaan. Dit gegeven betekent een concrete insteek voor de kennismaking met een andere taal. De liedjes en verhalen zijn gegroepeerd per type activiteit die ze uitlokken: ‘enfantines’, ‘jeux de doigts avec l’adulte’, ‘nommer son corps’, ‘chansons mimées’, ‘jeux à deux’, ‘jeux collectifs’, ‘danses’, ‘comptines à désigner’, ‘textes et chansons’, ‘Noëll allemand’, ‘berceuses’. Op die manier is het boek voor verschillende leeftijden bruikbaar. Bovendien vindt u een heleboel van die zaken (nl. de orale traditie van speelliedjes, kietelrijmpjes, …) ook in het Nederlands terug (bv. het knierijliedje ‘Juju paardje’). In het boek vindt u niet alleen de teksten, maar ook de muzieknotaties, een cd, didactische suggesties per lied en per soort en de vertaling van de Duitstalige liedjes en verhalen naar het Frans en omgekeerd. 60 comptines et sons de la ferme (2003). Eveil et Découverte. Heel mooi uitgegeven cd-boekje. U vindt er niet alleen de liedjesteksten in terug, maar ook een afbeelding van de verschillende boerderijdieren. (eveiletdecouverte(@wanadoo.fr) Hello children. Sing a-long party. (2003), Emi gold records. Interessante cd omdat er een aantal ‘kinderklassiekers’ op staan, zoals bv. Teletubbies Say Eh Oh, Bob the Builder, Who’s afraid of the Big Bad Wolf?, … Kinderen zullen de deuntjes en veel van de inhoud ongetwijfeld kennen.
Opmerking: oorspronkelijk muziek- en liedmateriaal, dat wil zeggen uit Frankrijk, vindt u o.a. in het MIM-museum in Brussel. Taalintiatiemethodes en didactisch materiaal -
Pistache is een methode sensibilisering/initiatie Frans uitgegeven voor de eerste graad en de derde kleuterklas, bij Die Keure, in een mooie koffer met als inhoud: handpop, 2 prentenboeken, cd-rom verhaaltjes en spelletjes, liedjes-cd, beeldwoordenboek, handleiding en cd-rom leerkracht.
-
Uitgeverij Pelckmans bracht in de loop van 2006 een taaliniatiepakket uit voor de tweede graad, Cocorico. Het introduceert Frans op een speelse, creatieve en muzische wijze d.m.v. thematische bundeltjes, met portfolio, met cd en dvd.
-
http://www.kleutertaal.nl website voor kleuters en oudere kinderen om op speelse wijze Engels te leren. De site staat vol interactieve spelletjes, gesproken verhaaltjes en gezongen liedjes. Er is een mogelijkheid tot aanmelding bij een maandelijkse boekenclub en er kunnen afspraken gemaakt worden om spelenderwijs Engels te leren met een Amerikaanse lerares, woonachtig in Nederland.
14
-
-
BBC English by Television. Muzzy in Gondoland! Children's Video Language Learning Program (
[email protected] of http://www.ealy-advantage.com) Tekenfilm met enerzijds het verhaal van Muzzy (een ruimtewezen) en anderzijds rond het Carlos, een mannetje op een fiets, die de leerlingen meer focust op de taal. Activiteiten (ook liedjes) opgebouwd rond het verhaal en 'uitbreidingsactiviteiten'. Taeschner, T., F. Etxeberria, J. Arzamendi (e.a.), Hocus & Lotus. The Dinocrocs who teach children new languages. AANRADER Methode waarin kinderen spelenderwijze kennis maken met een vreemde taal. De methode bestaat al voor verschillende talen, waaronder het Frans. De methode is opgebouwd rond de figuren Hocus en Lotus. Er is materiaal voor 3 modules (of niveaus). Elke module bestaat uit 6 episodes. Naast het handboek kunt u ook nog de video’s, strips, en cd’s bestellen. (
[email protected]) (www.hocus-lotus.edu/english/)
-
Het materiaal van Le Club Français. www.lcfclub.com
-
Het materiaal van l’Atelier Français (1996), Interspeak Language Training BVBA. (016/40.01.56)
-
Piquet, M. & H. Denisot, Tatou le matou. Le Français pour les petits.Grenelle, Hachette, Français langue étrangère, 2002. Vanaf 2006 ook uitgegeven door Averbode Educatief Methode (bestaande uit 2x 4 modules, niveau 1 en 2) om jonge kinderen (1ste graad) op een gestructureerde, maar heel speelse manier kennis te laten maken met het Frans. Centrale figuur is ‘Matou’, een grappige kat die de wereld ontdekt. De aanpak die in de methode verwerkt zit, sluit aan bij de principes van VTI zoals door ons besproken doorheen het ondersteuningstraject. De methode bestaat uit zéér mooi, kindgericht materiaal: een handboek voor de leerkracht; een werkboek voor de leerlingen; een handboek voor de leerlingen; 2 liedjescd’s; 2 cd’s met gesproken materiaal, nodig voor de verschillende activiteiten; Werkset met posters, kleefmateriaal, …
-
Poletti, Marie-Laure & Clelia Paccagnino, Grenadine. Méthode de français pour les enfants. Hachette, Grenelle, Français langue étrangère, 2003. Methode bedoeld voor kinderen van 7-10 jaar (2de graad). De klemtoon ligt op het gesproken woord, maar gezien de leeftijd van het bedoelde publiek, maakt men ook gebruik van het geschreven Frans. De methode is opgebouwd rond 2 fantasielijnen: het (realistische) verhaal van 6 kinderen tussen 7 en 10 jaar, die elkaar ontmoeten in Parijs. Allen zijn ze afkomstig uit een land waar ook Frans gesproken wordt. Daarnaast is er nog het verhaal van de gekke heks Grenadine, die de kinderen leuke dingen laat doen en aan het lachen brengt. Ook deze methode biedt mooi materiaal aan: handboek voor de leerlingen; werkboek voor de leerlingen; cd voor de leerlingen; 2 cd’s met tekstmateriaal; geplastificeerde werkkaarten en prenten; Handboek voor de leerkracht
-
Delbende, J.C. & V. Heuzé, Le français en chantant. Junior. Parijs, Didier, 1992. Uitgave bestaande uit een handleiding voor de leerkracht en een werkboek voor de
15
kinderen. Het is bedoeld voor kinderen die voor het eerst in aanraking komen met het Frans, of voor Franse leerkrachten in de kleuterschool. Centraal staan enkele liedjes, die niet alleen uitgebeeld worden, maar die ook aanleiding geven tot enkele andere spelletjes in het werkboekje van de leerling. Doorheen de liedjes en activiteiten wordt komt bepaalde woordenschat, of bepaalde grammaticale structuren herhaald aan bod. -
Döring, Nadja & Frédéric Vermeersch, Caramel. Parijs, Didier, 2002. Dit is een methode bedoeld voor kinderen vanaf 7 jaar. Ze is vergelijkbaar met Grenadine (andere uitgeverij, zie hierboven): dezelfde doelgroep, Frans als vreemde taal, een eerste kennismaking, af en toe gebruik maken van de geschreven taal, maar met de klemtoon op het bevorderen van de mondelinge vaardigheden.
-
European Language Institute, Voilà, le Karaoké! Bleu. Recanati (Italië), ELI, 1995. Bekende en minder bekende Franse liedjes worden in een soort tekenfilmpje voorgesteld. Na een gezongen versie, is er telkens een karaoke-versie: je ziet de tekenfilm en de tekst, maar de bedoeling is dat de kinderen deze keer zelf het lied zingen.
-
European Language Institute, Les masques. Recanati (Italië), ELI, 1996. Geplastificeerde cartoonfiguren waarmee een hele reeks mondelinge en soms ook schriftelijke spelletjes mee gespeeld kunnen worden.
Multimediamateriaal dvd’s educatieve dvd - Walt Disney, Magic English. Dieren ontdekken. (2003, Disney DVD) (meer info over deze dvd (wel telkens voor het Engels) op: www.mda.dds.nl/DVD-ME.htm) tekenfilms: minder bruikbaar, ook al kan je het in verschillende talen afspelen. Er wordt veel te snel gesproken. - Voor de jongsten wel heel bruikbaar is: Bumba (Studio 100, 2004), met een beperkt en beheersbaar taalaanbod in het Frans. AANRADER cd-roms (verschillende soorten) - Tell me more kids, Spelenderwijs Engels leren! Around the house. 4-7 jaar./ Around the town. 7-9 jaar./ Around the world. 9-11 jaar. (Auralog/Knowledge Media) (www.auralog.com) - Edurom Taal. Engels voor groep 7 en 8. (A.W. Bruna Multimedia) (www.awbruna.nl) (bestaat enkel voor Engels, en enkel voor deze leeftijd) - Frans 2020. De Ark van Noach. 5 tot 8 jaar. ‘Help Nico om de dieren van Noach terug te vinden en doe je eerste stappen in de Franse taal’. (Intelliga/ABCSoft) Bestaat ook weer voor verschillende leeftijden: 5-8 jaar/8-11 jaar/11-14jaar) en ook voor het Engels. - 100% Jeunesse, Sethi, et le sorcier Inca. 6-9 ans. (Montparnasse multimedia) Op deze cd-rom leren de kinderen via een spannend verhaal en leuke spelletjes veel bij over de Inca’s. (cf. ook http://www.mindscape.com voor andere uitgaven van deze uitgeverij.)
16
-
-
Moop & Dreadly. De schat van Bing Bong Eiland. Ontdek spelenderwijs Nederlands, Frans en Engels. (Transposia) (www.transposia.com) Eigenlijk is dit een soort avonturencd-rom waarbij veel probleemoplossend denken aan te pas komt. Door de talenkeuze kunnen de kinderen met verschillende talen in contact komen. Transposia geeft veel avonturencd-roms uit, bv. Freddi Fish of Marine Malice, Skipper en Skeeto, … ; ze bestaan in verschillende talen.)
Interessante websites - http://www.mda.dds.nl/DVD-ME.htm Hierop vindt u meer info over de WaltDisney dvd’s waarmee de kinderen al spelend Engels leren. De dvd’s zijn eerder bedoeld voor lagere schoolkinderen; ze gebruiken immers nogal vaak geschreven woorden, letters. Anderzijds: de gekende figuren en de vele animatiefilmpjes die de spelletjes vergezellen kunnen het ook voor jongere kinderen (1ste graad L.S.) leuk en boeiend maken. - http://www.philagora.net/contes/ Verzameling van door kinderen geïllustreerde eenvoudige Franse verhaaltjes. De verhaaltjes worden door muziek begeleid, maar niet voorgelezen. Dat is de taak van de volwassen begeleider. - http://ourworld.compuserve.com/homepages/Thierry_Klein Persoonlijke verzameling populaire Franse liedjes; te beluisteren via het net. U vindt er zowel de tekst als de muziekpartituren. - http://www.en.eun.org Het European Schoolnet is een internationale organisatie van meer dan 20 ministeries van onderwijs die lesmateriaal ontwikkelen voor scholen, onderwijsgevenden en leerlingen uit heel Europa. Ze bieden inzicht in het educatieve gebruik van informatie en communicatietechnologieën (ICT) in Europa voor mensen die beroepsmatig met onderwijs bezig zijn en voor beleidsmakers. - http://www.cilt.org.uk - http://www.nacell.org.uk Sites van 'The National Centre for Languages' en 'The Advisory Centre on Early Language Learning'. Op deze sites kunt u documenten downloaden met referenties van allerlei materiaal (methodes, maar ook spelletjes en liedjes). - http://www.educastur.princast.es/cpr/oviedo/linguapro Op deze site vindt u zowel informatie over een Europees project rond vreemde talenonderwijs in de kleuterklas, als voorbeelden van lessen, liedjes... en een bibliografie van didactisch materiaal en achtergrondlectuur. - www.chez.com/chansonsenfantines/ De site biedt de mogelijkheid om de tekst en muziek te zoeken van veel bekende Franse kinderliedjes. Je kan zoeken op titel of op een woord uit het lied. - www.comptinesetjeuxdedoigts.com/ AANRADER Héél verzorgde en uiterst praktisch-didactische website. Je vindt er een heleboel vinger-en handrijmpjes en korte verhalende versjes met foto’s of illustraties van de erbijhorende bewegingen. Bovendien kan je van al de op de site vermelde gedichten een video, dvd, cd, … kopen. - www.ac-caen.fr/calvados/eps/rondes-jeux-danses.htm AANRADER Leerkrachtfiches voor allerlei speelliedjes of dansjes voor kleuters en lagere schoolkinderen. De liedjes kan je stuk voor stuk downloaden.
17
-
www.coindespetits.com/comptines/listecomptine.html Site met een heleboel versjes, liedjes, al dan niet met de erbijhorende muziek, maar steeds met de tekst en (enkele) illustraties. Bij sommige versjes wordt er ook een spelletje vermeld.
18
6. Uitgewerkte voorbeelden 6.1 Activiteitenfiches In bijlage vindt u begeleidende fiches bij verschillende mogelijke lessen VTI (liedjes, TV, prentenboek...). Hieronder staat een voorbeeld van een invulblad dat kan gelden voor gelijk welke VTI-activiteit.
ALGEMENE INFO ACTIVITEIT VTI Taal
Materiaal
Inhoud (thema) Aard van de activiteit (bv. lied aanleren, verhaal vertellen, bewegingsspel, …)
Doelgroep (klas)
Leerkracht
Doelen o Doelen op lange termijn o
Doelen op korte termijn: concrete lesdoelen
Tijd: Organisatie: o op klasniveau: o klassikaal o in groepjes met begeleiding van de leerkracht o zelfstandig in hoeken o
op schoolniveau: o systematisch o eenmalig, in de vorm van projectwerk (klasoverstijgend)
Geïntegreerd of als apart moment? o als apart moment
19
o
geïntegreerd binnen o muzische vorming o moedertaal (taalbeschouwing) o ander leerdomein: …………………………..
TIPS DIE VOOR ELKE WERKVORM BELANGRIJK ZIJN
Zorg voor een inleidend ritueel Wat? o Zorg voor een duidelijke, maar leuke overgang naar de vreemde taal Voor wie? o Je creëert per klas een bepaald ritueel. of o Je creëert voor alle deelnemende klassen hetzelfde ritueel Hoe? Verschillende mogelijkheden Gekoppeld aan: o een anderstalige klaspop o een (extern) persoon o een vast moment o een vaste plaats bv. een hoek in de klas, een ander lokaal o een voorwerp/handeling bv. door een tunnel kruipen, een vlag hijsen, een T-shirt aantrekken
Verloop van de activiteit Introductie o Oriëntatie op wat volgt: hoe wil je de kinderen voorbereiden op het nieuwe stukje wereld waar ze kennis mee gaan maken? o
Motivatie aanscherpen voor wat volgt: hoe wil je de leerlingen warm maken voor de activiteit?
Kern o Wat zijn je doelen? o Op lange termijn: attitudedoelen primeren! o Op korte termijn: concrete lesdoelen, eventueel concrete taaldoelen, op voorwaarde dat die niet als minimumdoelen gehanteerd worden. De concrete doelen primeren m.a.w. niet bv. de leerlingen maken fruitsla, de leerlingen maken een boek bv. de leerlingen begrijpen de grote verhaallijn bv. de leerlijnen durven zichzelf voorstellen in de vreemde taal o
Probeer taal zoveel mogelijk te gebruiken als middel om iets anders (bv. muziekinstrumenten bespelen) te bereiken, en dit alles binnen een motiverende context. Immers, taaldoelen primeren of hoeven zelfs niet per se.
20
o
Wie/wat zorgt voor het taalaanbod in de vreemde taal? Zorg voor zoveel mogelijk ‘authentiek’ materiaal. o De leerkracht (al of niet via klaspop) (redelijk goede uitspraak) o Een extern persoon (native speaker) o Multimedia-materiaal (van Franse origine)
o
Vermijd ‘code mixing’: de moedertaal en VT kunnen best naast elkaar gebruikt worden, maar baken elk gebruik duidelijk af. De keuze voor en de mate waarin elke taal gebruikt wordt is afhankelijk van bv. o taalvaardigheid van de leerkracht in de vreemde taal o leeftijd van de leerlingen o vertrouwdheid van de leerlingen met de vreemde taal o vertrouwdheid van de leerlingen met de activiteit bv. een gekend prentenboek of een gekend spelletje
Slot o Afsluitende activiteit bv. iets aan de klaspop vertellen, elk kind zet het masker dat hij gemaakt heeft op om het aan de andere kinderen te laten zien, iedereen ruimt samen op, het liedje wordt nog een laatste keer gezongen…
Zorg voor een afsluitend ritueel Cf. inleidend ritueel
21
6.2 Uitgewerkte lessen In de loop van het nascholingstraject werden er samen met de deelnemende leerkrachten lessen Frans ontwikkeld. Een aantal leerkrachten bezorgde ons deze uitgewerkte lessen. Deze zijn opgenomen in bijlage.
22
7. Terugblik: ervaringen van de scholen, knelpunten en aanbevelingen Puntsgewijs volgt een korte synthese van een aantal bevindingen. 7.1 Ervaringen Successen gerapporteerd door leerkrachten: –"De kinderen zijn heel nieuwsgierig." –"Het was leuk, het smaakt naar meer!" –"De leerkrachten die twijfelden, maar toch een activiteit VTI uitprobeerden, zijn helemaal overtuigd." –"Het enthousiasme van de kinderen motiveert ons om er mee verder te gaan." Een leuk citaat: “Als inleidend ritueel zitten de kinderen in een kring en ga ik rond met de bellenkrans. We tellen samen tot drie: 'Un, deux, trois' en dan zijn we in het Franse land. De kinderen leven zich helemaal in. Bij het afsluitend ritueel zei een kind: 'Oei, juf, we hebben een verkeerde afslag genomen! We zijn in China! Nu moeten we Chinees praten…’”. In bijlage werd een refelectiefiche opgenomen die de leerkrachten kunnen invullen na het uitvoeren van een vti-activiteit. Ervaringen van de leerlingen: Om te weten te komen wat de leerlingen dachten van VTI werd er gebruik gemaakt van een reflectiefiche. Deze zijn opgenomen in bijlage, apart voor KO en LO.
7.2 Knelpunten - Expertise leerkrachten - onzekerheid over aanpak: 'Doe ik het wel goed? Ik ben hier niet voor opgeleid.' - onzekerheid over eigen taalvaardigheid: 'Ik ken niet voldoende Frans.' - Nood aan kant-en-klaar materiaal - Nood aan 'leerlijn' met concretere doelen - Aandacht voor taalzwakkere kinderen: dreigen zij niet uit de boot te vallen? - Krijgen de leerlingen in het 5e leerjaar toch niet nog altijd een koude douche? Moeten we ons onderwijs Frans aanpassen? Druk vanuit secundair? 7.3 Aanbevelingen - VTI moet door het hele schoolteam gedragen worden - Expertise leerkrachten: taalvaardigheid, durf en zekerheid over goede aanpak (ondersteuning) - Ouders informeren - Blijvend reflecteren en evalueren.
23
Bijlage 1: Vragenlijst om de beginsituatie van de school in kaart te brengen EEN WERELD VOL TALEN Vreemde taleninitiatie in het kleuter- en lager onderwijs Wat leeft er op school? Kinderen - Welke talen spreken de kinderen? - Heeft u zicht op welke talen de kinderen leuk vinden? - In welke mate leeft (de zin voor) Frans bij de kinderen? Leerkrachten - Welke leerkrachten hebben nu al aangegeven geïnteresseerd te zijn in het project? - Hoe staat het leerkrachtenteam tegenover vreemde taleninitiatie? - Hoe staan de leerkrachten tegenover de ondersteuning? School Motivatie - Waarom wilt u starten met vreemde taleninitiatie? - Wilt u gedurende het hele schooljaar vreemde taleninitiatie aanbieden of ziet u het meer als ‘momenten’? - Wie gaat dit nascholingsproject binnen de school trekken? - Willen de leerkrachten die een vreemde taal onderwijzen mee nadenken over de aanpak van vreemde taleninitiatie? Voorgeschiedenis - Gebeurde er vroeger al iets rond kennismaking met vreemde talen? - Lopen er op dit moment initiatieven, projecten rond vreemde taalinitiatie? - Wie is/was er betrokken bij deze initiatieven (zowel in-als extern)? Aanpak - Voor welke leeftijdsgroepen wilt u vreemde taleninitiatie organiseren? - Voor welke talen wilt u met vreemde taleninitiatie starten? Vanwaar die keuze? - Wat wilt u met de vreemde taleninitiatie bereiken? - Heeft u al ideeën rond de aanpak de vreemde taleninitiatie? Zo ja, welke? - Wordt er (in de lagere school en kleuterschool in) hoeken gewerkt? - Wordt er met ICT gewerkt? - Is er in elke klas (van de kleuter en lagere school) een computer beschikbaar?
Het taalbeleid van de school
24
- Hoe staat de school tegenover het gebruik van eigen taal? Zijn er bepaalde regels hieromtrent? Zo ja, welke? - Welk materiaal wordt in de kleuter- en lagere school gebruikt voor het moedertaal en het vreemde talenonderwijs? - Ligt de klemtoon in het (vreemde) talenonderwijs meer op communicatie en minder op woordenschat? - Hebben de leerkrachten/directie/begeleiders al bijscholing gevolgd rond taalvaardigheidsonderwijs? Zo ja, bij wie? - Is er regelmatig overleg rond het (vreemde) talenonderwijs? Indien ja, worden jullie hierbij dan door externen ondersteund? Externe partners - Heeft u zicht op hoe de ouders tegenover vreemde taleninitiatie staan? - Is de school van plan de ouders in te lichten en te betrekken (meehelpen en/of op de hoogte houden van wat er in de klas gebeurt)? - Werd er buiten de ouders nog met andere partners overlegd omtrent dit vreemde taleninitiatief? (CLB, schoolopbouwwerk, pedagogisch begeleider, inrichtende macht, …)
25
Bijlage 2: Doelen van VTI Hier volgt een korte, schematische weergave en bespreking van doelstellingen gevonden in de literatuur, documenten, .... Bijlage omzendbrief - dat meer kinderen gemakkelijker en met meer plezeier de eindtermen Frans kunnen bereiken tegen het einde van de basisschool - dat kinderen bewust worden van vreemde talen adhv taalinititatie in het Frans - kennis maken met een vreemde taal: om te leren hoe andere mensen, ‘andersklinkende’ mensen – kinderen dan vooral – of volwassenen in hun communicatie met kinderen, gelijkaardige dingen bezingen, tonen, vertellen, uitdrukken met tekeningen... - die gelijkaardige maar andersklinkende wereld moet niet alleen beseft worden, maar ook normaal worden gevonden - attitude: (durven) meedoen, plezier beleven, willen nabootsen, openstaan voor de nieuwe klank-en taalervaring ontwikkelen van een positieve attitude t.o.v. andere talen gesproken door anderen - verhogen van het zelfvertrouwen van het kind - positieve attitude tegenover andere culturen dit samenspel van houdingen en belevingen resulteert in het simtuleren van het verlangen om (talen) te leren NIET formeel taal leren expliciet leren lezen en schrijven vertaalsituaties tekst DVO, aanvullingen bij omzendbrief - positieve attitude aankweken: + bijbrengen van metalinguïstische competentie, bewustzijn van gelijkwaardigheid van talen - verkennen van de wereld: andere culturen - stimuleren van het verlangen om (talen) te leren - verhogen van het zelfvertrouwen NIET het leren van een taal om er zelf iets mee te doen Evaluatie wat het kind ‘mét’ de vreemde taal kan doen, niet wat het kan doen ‘in’ de vreemde taal Europees project LINGUA/SOCRATES kleuters gaat verder dan ‘initiatie’
26
- emotionele, persoonlijke en sociale ontwikkeling van het kind - ontwikkeling van communicatie en taal - kennis van en inzicht in de wereld - expressieve en esthetische ontwikkeling - fysieke ontwikkeling en het bewegen - cultureel bewustzijn Hoofddoelstellingen moeten met zorg worden vastgelegd. Hierbij moeten de algemene doelstellingen vastgelegd voor kleuteronderwijs en het beleid binnen de kleuterschool voorop staan (over algemeen: ontwikkeling van het hele kind) leerdoelen = linguïstisch, cognitief, esthetisch, affectief en fysiek. Kindgericht Taal is een levend organisme: hoofddoelen moeten zich tot een algemeen niveau beperken en moeten voldoende flexibiliteit hebben om op basis van ervaring bijgesteld te worden. Begrijpen van de leraar is één van de eerste leerdoelstellingen op kleuterniveau. Functionele talige doelen (taakgerichte aanpak) Mogelijke algemeen-talige doelen due samenhangen met mondelinge communicatie, en met sociale en culturele aspecten: - vertrouwd raken met de klanken van de vreemde taal - verstaan van mondelinge boodschappen die veel voorkomen bij interactie in de klas - het gebruik van verbale en non-verbale strategieën voor cummunicatie ind e klas - globaal begrip van kinderverhaaltjes voorgelezen in de vreemde taal - specifiek begrip van boodschappen verband houdend met onderwerpen behandeld in de leseenheden, typerend voor de school, het gezin en de sociale wereld van het kind - verstaan en productie van basisvocabulaire verband houden met communicatieve situaties in de vertrouwde omgeving - reproduceren van van rijmpjes en liedjes - uitdrukken van affectie, dankbaarheid, instemming en meningsverschil, geborgenheid, identificatie en het plaatsen van voorwerpen en mensen en andere funcites die nodig zijn om interactie te hebben met de rest van de klas en in situaties die voortkomen uit de context van de desbetreffende leseenheid - bewustzijn van en respect voor school, gezin en scoiale omgangsvormen in het land van de doeltaal - vertrouwd raken met kinderspelletjes, liedjes, verhaaltjes en rijmpjes die typerend zijn voor de vreemde cultuur - vertrouwd raken met culturele symbolen kenmerkend voor de kinderwereld en met populaire culturele aspecten, zoals eten en drinken, feesten, uitstapjes en sociale evenementen. Rekening houden met algemene doelen kleuteronderwijs, bv. - het stimuleren van de emotionele, sociale, fysieke, expressieve, esthetische en intellectuele ontwikkeling van de kinderen - het bevorderen van belangstelling, fantasie en creativiteit - het bevorderen van communicatieve en sociale vaardigheden
27
-
het bevorderen van een positieve instrelling, zelfvertruwen en zelfrespect het bieden van de gelegenheid tot spelen en tot leren via het spel het vevorderen van respect voor het milieu het ontwikkelen van kennis van en inzicht in de wereld + extra doelstellingen voor vreemde talen: - kinderen vertrouwd maken met een communicatiemiddel dat niet hun moedertaal is - hen te helpen het gebruik van andere talen op natuurlijke wijze te aanvaarden - hen te helpen een zekere communicatieve competentie te ontwikkelen die hen in staat stelt te communiceren in een vreemde taal in de alledaagsesituaties en contexten die kenmerken zijn voor de leeftijdsgroep van het desbetreffende kind + verankering in de cultuur waarbinnen de taal wordt gesproken. Er zijn vier types doelen: inhoudelijke doelen, attitudedoelen, leren leren doelen en onderwijsdoelen Onderwijsdoelen Kinderen moeten in staat worden gesteld om - de mogelijkheid te ontdekken te communiceren in andere talen dan hun moedertaal - vertrouwd te raken met nieuwe manieren van culturele en talige communicatie Attitudedoelen Kinderen moetn in staat worden gesteld om - interesse te ontwikkelen voor het luisteern naar sprekers van andere talen in in de communicatie met hen - te leren andere talen en culturen te respecteren en te leven in een multiculturele, meertalige wereld - hun eigen vorderingen en die van hun klasgenoten te waarderen voor wat betreft het leren van de taal - te leren vertrouwen op hun eigen vermogen tot communicatie en zelfexpressie (wordt elders in de tekst één van de belangrijkste doelen genoemd) Inhoudelijke doelen Kinderen moeten in staat worden gesteld om - de uitspraak,het ritme en de intonatie van de vreemde taal te herkennen en te reproduceren - te luisteren naar eenvoudige instructies, vragen en informatie verband houdend met vertrouwde zaken, zoals de dagelijkse routine in de klas, hun persoonlijke bezittingen, familie, vrienden, huisdieren, etc en deze te verstaan en erop te reageren (in de vreemde taal, in hun moedertaal of via non-verbale reacties) - communicatieve situaties in de vreemde taal te hanteren, zoals begroeten, voorkeur en afkeuring uitdrukken, het uiten van behoeften, aanvaarden en weigeren van uitnodigingen via de nette uitdrukkingen ind evreemde taal, vragen stellen, spelletjes uitleggen en spelen, etc. - de globale betekenis en ook specifieke onderdelen van verhaaltjes begrijpen die zij kennen vanuit hun moedertaal en die door de leraar in de vreemde taal worden voorgelezen - de globale betekenis te snappen van niet eerder bekende verhaaltjes, met behulp van plaatjes en gebaren van de leraar - korte teksten uit het hoofd te kennen en te herhalen, zoals kinderliedjes en rijmpjes
28
- liedjes, rijmpjes en korte verhaaltjes te gebruiken ter ondersteuning van andere activiteiten, zoals tekenen, handenarbeid, spelletjes en fysieke activiteiten die bijdraten tot de ontwikkeling van het ritmegevoel en de lichamelijke coördinatie Evaluatie kan gebeuren door middel van portfolio. Meer talen in de basissschool (Agnes de Rivière ~ immersieonderwijs) 3e kleuterklas basiswoordenschat begrijpen van de nieuwe taal goede uitspraak voorbereidend lezen en schrijven daarna meer en meer woordenschat, lezen, schrijven, rekenen in doeltaal aantal uren in doeltaal wordt afgebouwd (Baetens Beardsmore ~ internationale vbn.) doelen op vlak van - vak/onderwerp/thema - taal (Louis Schelfaut ~ Europese scholen) gelijkwaardigheid van alle talen, respect en tolerantie doelen: - bij het kind een gevoel van vreugde, verwondering en plezier opwekken bij het begrijpen van en het zich uiten in een andere taal - taalgevoeligheid stimuleren en ontwikkelen onderverdelen in vier deelaspecten: begrijpen, spreken, lezen, schrijven – zowel culterele als communicatiecontext aanwezig doelstellingen: luisteren - aandachtig luisteren naar anderen en het gezegde begrijpen - luisteren naar eenvoudige opdrachten (uit het leven van het kind) en ze uitvoeren - eenvoudig navertellen van korte verhaaltjes, informatie, dialoogjes… - luisteeren naar liedjes en gedichtjes. Ze kunnen meezingen en/of opzeggen en er plezier aan beleven spreken - klaar en duidelijk spreken met correcte uitspraak en expressie - liedjes uit het hoofd zingen, gedichten lezen en voordragen - efficiënt communiceren door gebruik van mimiek, gebaren, intonatie en formele en gebruikeleijke (gangbare) contactmiddelen - kunnen opbellen – telefoon gebruiken - eenvoudige verhalen vertellen, opdrachten geven, vragen stellen, uitleg verschaffen over eigen handelen, berichten sturen, stekeningen en voorwerpen beschrijven - de boodschap aanpassen aan de verschillende situaties en aan het soort publiek lezen
29
- het belangrijkste van een verhaal begrijpen en het kunnen navertellen - een reeks schriftelijke instructies begrijpen en kunnen uitvoeren - luidop en expressief lezen - vertrouwd geraken met documenten zoals tijdschriften, toeristische brochures, menu’s... - lezen als ontspanning, voor het plezier schrijven - eenvoudige verhaltjes (tekstjes) schrijven of samenvatten - schriftelijk boodschappen noteren, bv. bij een telefoongesprek - een formulier invullen en eenvoudige brieven of ansichtkaarten schrijven naar kennissen en familie - verslagjes over persoonlijke ervaringen schrijven - een zo correct mogelijke stijl, met eenvoudige zinswending, juiste spelling en gepaste woordenschat! (Kris Van Den Branden ~ 2e taalonderwijs jonge kinderen) 1. basisdoelstelling: ontwikkelen van taalvaardigheid 2. positieve taalattitude 3. expliciete taalkennis taalattitude: affectieve, conatieve en cognitieve component (gevoelsmatig, wat wil ik doen met taal, wat weet ik over de taal) keuzes: - werk je met minimumdoelstellingen? of ontwikkelingsdoelen? - doelstellingen op vlak van taalvaardigheid, attitudes of kennis voorop? (derde is probleem bij jonge kinderen) - einddoelstellingen? of tussendoelen? - aard van de doelstellingen: procesgericht of productgericht (Ludo Beheydt ~ 2e taalonderricht in immersie) perfecte tweetaligheid mag geen doelstelling zijn (= onrealistisch) (Advies over vreemde talenonderricht voor jonge kinderen ~ Vlor) Europese doelstellingen: - eenieder moet twee vreemde talen kunnen spreken lidstaten moeten maatregelen nemen waardoor in het kleuter-en basisonderwijs reeds op jonge leeftijd vreemde talen kunnen worden geleerd – zo vroeg mogelijk, bv. uiterlijk op acht jaar, aan het leren van een vreemde taal beginnen
30
Bijlage 3: Enkele vragen voor de leerkrachten i.v.m. vreemde taleniniatie op school als eerste aanzet tot het ontwikkelen van een stappenplan vreemde taleninitiatie Algemeen: - Welke taal/talen kiezen we? - Welke doelen streven we na voor vreemde taleninitiatie? - Wie of welke klassen worden erbij betrokken? - Hoe wordt de taalinitiatie georganiseerd: wanneer, welke termijn...? - Hoe en in hoeverre betrekken we externe partners? - Welke middelen kunnen we gebruiken? Individuele leerkrachten: - Hoeveel tijd kan je vrijmaken voor vreemde taleninitiatie? (per week/per maand) Vreemde taleninitiatie kan je geïntegreerd zien, als onderdeel van bv. muzische of plastische vorming of zelfs moedertaalonderwijs. - Wil je het engagement aangaan er elk jaar aandacht aan te besteden? Dit jaar is een ‘experimenteer-jaar’, waarin een aantal dingen uitgeprobeerd en besproken moeten worden. Dat zou natuurlijk opgevolgd moeten worden. - Welk(e) leerjaar/kleuterklas vind je het meest geschikt om met taalinitiatie te starten? Waarom? - Wat vind je van je eigen taalvaardigheid Frans? - Heb je voldoende zelfvertrouwen om met initiatie Frans te starten? Zo niet, waarom niet? (vind je je talenkennis niet voldoende, weet je niet hoe, denk je dat de kinderen het niet leuk zullen vinden...) - Wie zou je de Franse taalinitiatie willen doen geven? Jezelf? De leerkrachten Frans uit 5 en 6? Of een andere leerkracht? Een ouder? - Wat vind je de belangrijkste doelen van vreemde taleninitiatie? Als je zelf vreemde taleninitiatie zou geven, waar zou je zeker aan werken?
Voor het hele team: - In welke mate wil je welke externe partners betrekken bij de vreemde taleninitiatie? CLB, ouders, ouderraad, participatieraad, IM, SOW... - In welk(e) kleuterklas(sen)/leerja(a)r(en) zou je dit jaar al willen starten met vreemde taleninitiatie? Welke taal kies je? - Wanneer zou je ermee willen starten? - Wat zijn jullie doelen?
31
- Hoe wil je aan die doelen werken? - Wie zou je de Franse taalinitiatie willen doen geven? Elke leerkracht/leid(st)er in zijn klas? Of de leerkrachten Frans uit 5 en 6? Of een andere leerkracht? Een ouder? Is dat praktisch haalbaar?
32
Bijlage 4: Activiteitenfiches
VOORBEREIDINGSFICHE CD-ROM'S Denk goed na over de keuze van de cd-rom. Denk eraan dat o je de (meeste) spelletjes op de cd-rom moet kunnen spelen zonder dat je alle taal moet begrijpen. o je de cd-rom als leerkracht door en door moet kennen. o je de leerlingen in het begin sterk zal moeten begeleiden bij het werken/spelen. o een cd-rom op zich voor veel kinderen motiverend materiaal is, maar je ook op een motiverende context (geen losse woordjes) moet letten. o taaldoelen niet primeren, wel het plezier dat kinderen beleven.
Opbouw activiteit en werkvorm Cd-rom’s zal je eerder in hoekenwerk inbouwen. De kinderen kunnen immers maar in duo’s of kleine groepjes aan de computer werken. Je kan de cd-rom wel klassikaal introduceren om de kinderen warm te maken voor een bepaalde cd-rom en het werken met cd-rom’s in het algemeen. De instructies voor het werken met de cd-rom geef je in de groepjes. Een (eventuele) verwerkingsactiviteit kan je zowel klassikaal als in groepjes laten uitvoeren. Inleidend ritueel Als je vreemde taleninitiatie integreert binnen hoekenwerk, zal je niet zo snel met een ritueel werken. Als je een vaste vreemde talenhoek in de klas hebt (waar ook met de cd-rom gewerkt wordt) kan je deze door de kinderen laten inkleden met tekeningen/opdrachten die ze gemaakt hebben, liedjesteksten, prenten van figuren uit de cd-rom’s… Introductie o Hoe bereid je de kinderen voor op de sfeer, het stukje wereld in de cd-rom en op de nieuwe taal? o doe dit speels en actief o in de vreemde taal, in de moedertaal of met een gedeeltelijk aanbod in de vreemde taal (bv. via een pop); o voorzie veel non-verbale ondersteuning indien de introductie in de vreemde taal gebeurt. o Bij een spelcd-rom, waarbij de spelletjes in een verhaalcontext geplaatst zijn, vertel je het verhaal: o Je stelt de personages voor, je vertelt het verhaal. o Je beeldt (het begin van) het verhaal uit (zelf of met popjes). o Je introduceert de figuren a.d.h.v. elementen uit het verhaal. bv. een tijdslijn waarop de kinderen pouce-pouce kunnen verschuiven al naargelang ze vorderen bij het spelen van de cd-rom of een landkaart waarbij ze kunnen aanduiden wat ze waar vinden, een scorebord in de vorm van een piratenschip…
o
Bij een cd-rom waarbij er geen verhaalcontext is, introduceer je de figuren en/of het thema van de cd-rom.
Kern o Geef de instructies voor het werken met de cd-rom enkel aan het groepje dat dadelijk met de cd-rom gaat werken. o Je moet de leerlingen in het begin sterk begeleiden bij het werken/spelen met de cd-rom.
33
Dit is ook afhankelijk van: o de mate waarin leerlingen gewoon zijn om samen te werken. Ze moeten immers taken verdelen (Wie typt?, Wie klikt met de muis?, Om de beurt een oplossing geven…). o de vertrouwdheid van de leerlingen met cd-rom’s in het algemeen en/of die bepaalde cd-rom. bv. je kan een Franstalig kind en een Nederlandstalig kind samen met een Franstalige cd-rom laten spelen. Het Nederlandstalig kind bedient de muis, het Franstalig kind geeft uitleg. bv. een kind dat Put-Put kent, zal gemakkelijker zelfstandig Pouce-Pouce kunnen spelen. o het taalaanbod van de cd-rom o wordt de uitleg op de cd-rom in het Nederlands of in de vreemde taal gegeven? o wordt het taalaanbod visueel ondersteund? o moeten de kinderen taal kunnen produceren (bv. iets opschrijven)? Slot Laat de kinderen even aan elkaar vertellen wat ze in de hoeken gedaan hebben, wat leuk was… Afsluitend ritueel Cf. opmerkingen hierboven. Verwerkingsactiviteit(en) o Verwerkingsactiviteiten zijn niet noodzakelijk bij het werken met cd-rom’s. o Je kan, klassikaal als alle kinderen vertrouwd zijn met de cd-rom of in kleine groepjes binnen hoekenwerk, andere activiteiten koppelen aan de inhoud van de cd-rom Opmerking: dit zal eerder eenmalig gebeuren, niet na elk moment dat de kinderen met de cd-rom gewerkt hebben. bv. De kinderen maken in groepjes een zoektocht waarbij hun klasgenoten materiaal moeten verzamelen (zoals bij Pouce-Pouce of Moop & Dreadly). o Je kan deze activiteiten in het Nederlands, de vreemde taal of met (gedeeltelijk) taalaanbod in de vreemde taal aanbieden. o Elementen uit de cd-rom (een personage, tijdperk of voorwerp) kunnen terugkomen in het klasgebeuren. bv. een piratenschip als takenbord, een auto waarop de kinderen kunnen aanduiden welk spelletje ze al gespeeld hebben…
Voorbeeldactiviteit Materiaal: Moop & Dreadly. De schat van Bing Bong Eiland. (Transposia) Klas: 2e graad Doelen: - de leerlingen maken op een speelse manier kennis met een vreemde taal; - de kinderen beleven plezier aan het spelen met de cd-rom; - de leerlingen begrijpen de verhaallijn van de cd-rom; - de leerlingen begrijpen de nodige instructies/tips en kunnen met de cd-rom aan de slag; - de leerlingen maken een speurtocht voor elkaar. Introductie De leerkracht heeft de cd-rom op voorhand doorlopen, kent de verhaallijn en weet wat de moeilijkheden zijn. De leerkracht heeft een schatkaart gemaakt zoals op de cd-rom.
34
De leerkracht stelt zich voor als Capitain Dreadly (hij heeft bv. dezelfde soort hoed op). Hij toont de kinderen enthousiast de schatkaart die hij gevonden heeft. Hij vertelt dat hij samen met zijn vriend Moop op zoek is gegaan naar een schat op Bing Bong eiland. Het was geen gemakkelijke tocht, hij heeft spannende avonturen beleefd, is gevangen genomen, moest op zoek gaan naar materiaal… De leerkracht vertelt dit heel geanimeerd (met veel mimiek, gebraren). De leerkracht kan eventueel zijn verhaal doorspekken met enkele Franse woorden (alsof hij als Franstalige Nederlands spreekt), bv. mijn ‘ami’ Moop, ‘des avontures’… De leerkracht stelt de cd-rom voor en zegt dat de kinderen zijn avonturen mee kunnen beleven als ze met de cd-rom spelen. De leerkracht legt ook de praktische organisatie uit: er kunnen per keer telkens maar een aantal kinderen met de cd-rom spelen. De andere kinderen houden zich bezig in de andere hoeken. Kern Een groepje kinderen speelt in een hoek met de cd-rom. De leerkracht start de cd-rom samen met de kinderen op, geeft instructies over hoe ze met de cd-rom moeten werken en begeleidt hen waar nodig (geeft extra uitleg, stelt de leerlingen vragen om hen iets te laten vinden, …). De kinderen maken afspraken en helpen elkaar. Slot Het hoekenwerk is afgerond. De verschillende groepjes kinderen vertellen elkaar kort wat ze gedaan hebben. Verwerkingsopdracht Als alle kinderen met de cd-rom gespeeld hebben, duikt de leerkracht weer als Capitain Dreadly op in de klas. Hij vertelt dat hij zijn avonturen mist en stelt de kinderen voor om in een aantal groepjes een speurtocht te maken voor elkaar. Alle groepjes denken na over iets wat ze kunnen verstoppen, waar ze het kunnen verstoppen en welke opdrachten ze kunnen verzinnen, zodat de andere kinderen uit de klas de schat kunnen vinden. Elk groepje maakt een landkaart. De leerkracht ondersteunt de groepjes, daarbij kunnen Franse woorden uit de cd-rom opduiken.). De schatten van de verschillende groepjes worden om de beurt (dat kan op verschillende momenten) gezocht.
35
VOORBEREIDINGSFICHE POËZIE Opmerking Wanneer het een verhalend versje betreft, dan is de werkwijze nagenoeg dezelfde als bij een lied of een prentenboek. Wanneer het echter om een rijmpje gaat (bv. bewegingsrijjmpjes, handrijmpjes, kietelrijmpjes, knierijmpjes, …), dan kan de aanpak iets anders zijn. Veel kans immers dat de kinderen de rijmpjes (of gelijkaardige rijmpjes) in hun moedertaal kennen. Vandaar deze aparte fiche. Denk goed na over de keuze van je gedicht, i.c. een rijmpje Enkele keuzecriteria Zoek een rijmpje o met veel herhaling; o dat niet te lang is; o dat gemakkelijk te illustreren valt of dat al goed geïllustreerd is, d.w.z. per handeling die uitgevoerd moet worden; o dat heel ritmisch en melodisch is (zie ook volgende punt); o dat veel muzische en andere verwerkingsmogelijkheden in zich draagt; o dat de kinderen eventueel al in hun moedertaal kennen; o dat geen te moeilijk uitspreekbare woorden bevat indien het de bedoeling is dat de kinderen vrij snel kunnen meezeggen; opmerking indien het hem vooral te doen is om het bewegingsspel rond het rijmpje en dus ‘meezeggen’ niet echt een concreet doel is, dan speelt dit criterium uiteraard geen rol. Zeker bij de jongste kinderen zal dit het geval zijn; o …
Opbouw activiteit en werkvorm Inleidend en afsluitend ritueel Zie algemene tips. Introductie o Hoe bereid je de kinderen voor op de sfeer of het spel dat bij het rijmpje past? o doe dit speels en actief en zo mogelijk met een aantal non-verbale werkvormen/opdrachten; o in de vreemde taal, in de moedertaal of met een gedeeltelijk aanbod in de vreemde taal (bv. via een pop); o voorzie veel non-verbale ondersteuning indien de introductie in de vreemde taal gebeurt. Opmerking Bij de allerkleinsten kleuters kunnen dergelijke rijmpjes gewoon tussendoor aangeboden worden. Voor deze kleuters is vooral het plezier van het spel, het fysiek contact met de leidster belangrijk. De taal die erbij hoort, speelt voor hen nagenoeg geen rol. Toch kan je hen op deze manier met een vreemde taal in contact brengen, hen vertrouwd maken met de klanken ervan. Kern: het rijmpje aanbieden en ermee spelen o Hoe bied je het rijmpje aan?
36
o o
bied het rijmpje onmiddellijk met de erbijhorende bewegingen aan; betrek de kinderen zo snel mogelijk actief bij de activiteit (zie suggesties hieronder);
o
Wat kan je doen naar aanleiding van het rijmpje? Of: hoe betrek je kinderen actief bij het gebeuren? uiteraard via de erbijhorende bewegingen; het ritme met ritme-instrumenten door een deel van de kleuters laten meetikken; de rest voert de bewegingen uit; …
o o o o o o o
Welke vragen kan je tussendoor stellen? vragen over hoe ze die vreemde taal ervaren (= bij het begin van VTI) vragen die peilen naar hun vertrouwdheid met dergelijke spelletjes in de moedertaal; vragen over de bewegingen; o dit alles kan in de moedertaal of in de vreemde taal.
Slot Eventueel voorzie je prenten van de verschillende bewegingen die bij het rijmpje horen. Deze prenten hang je dan in de onthaalhoek, in de poëzie- of huishoek omhoog. Dit zal de kleuters misschien aansporen het rijmpje te herhalen (zelf of bv. met een pop uit de huishoek) of er jou naar te vragen. Afsluitend ritueel Zie algemene tips.
Voorbeeldactiviteit Materiaal:
Les plus belles comptines allemandes. (Didier Jeunesse, 2004), p. 9 en 49; (bezem)stokken voor ca. ½ van de kleuters; kokosnoten (of iets anders om paardengehoef na te bootsen) voor ca. ½ van de kleuters; prent uit het liedjesboek en/of prenten die de verschillende stappen in het rijmpje illustreren (waaronder zeker een prent waarop je het kind ‘windjes’ ziet laten)
À cheval sur mon bidet À cheval sur mon bidet Quand il trotte il fait des pets! Prout, prout, prout, cadet! Au pas, au pas, au pas. Au trot, au trot, au trot. Au galop, au galop, au galop! À Versailles… (cf. ter vergelijking in het Nederlands; weliswaar met minder ‘stoute’ of grappige elementen) Hop, hop, hop
37
Paardje in galop Over straat en over stenen Pas maar op en breek geen benen. Altijd in galop Hop, hop, hop. Klas: Doelen:
2de of 3de kleuterklas/1ste leerjaar (het laatste wanneer je ook op de inhoud van het gedicht ingaat) - de kinderen maken op een leuke manier kennis met Franstalige (volkse) poëzie; - de kinderen geraken vertrouwd met de Franse klanken; - de kinderen beleven plezier aan het spel rond het bewegingsrijmpje; - de kinderen begrijpen het spel dat bij het rijmpje hoort.
Inleidend ritueel De leerkracht speelt een deuntje op de piano (of ze slaat bv. x aantal keren op een triangel). Wanneer de kinderen dit horen, weten ze dat het tijd is voor Frans! De een na de ander geeft elkaar de hand, daarbij telkens zeggen: bonjour … Wanneer iedereen aan de beurt is geweest, zijn ze in het Franse land. Introductie o De leerkracht doet wat geheimzinnig en vraagt een kleuter om eens bij haar te komen. Ze neemt hem op schoot en speelt het knierijmpje met de kleuter. Waarschijnlijk zullen vele kleuters enthousiast reageren en vragen of ze ook eens mogen. De leerkracht gaat hier uiteraard op in. Opmerking De leidster speelt bij de herhaling met het ritme: telkens anders versnellen, vertragen, pauzes leggen, … o Tussendoor vraagt ze aan de kleuters of hun (groot)ouders soms ook zo’n spelletjes met hen spelen. Indien de kleuters dit kunnen, dragen ze dat rijmpje eens voor. De leerkracht zorgt er in ieder geval voor dat ze zelf een of meerdere voorbeelden in het Nederlands kan geven, en dan nog liefst voorbeelden die inhoudelijk en/of qua spelvorm dicht aansluiten bij het Franse rijmpje. (zie bv. suggestie hierboven). o Ze wijst er de kleuters tenslotte expliciet op dat die spelletjes in verschillende talen bestaan, maar dat ze eigenlijk steeds even leuk zijn. Kern o De leerkracht draagt het rijmpje voor met een kleuter. o Ze vraagt of de kleuters weten waarover het rijmpje gaat. Wie doet er galop? Nadien laat de leerkracht de prent uit het boek zien. Weten ze nu waarover het gaat? Waren ze juist? o Eventueel (maar niet bij de jongste kleuters en niet per se nodig bij initiatie) gaat de leerkracht even in op de humor, op het ondeugende in het rijmpje. Onderstaande vragen en/of opmerkingen kunnen dan bijvoorbeeld aan bod komen. ‘bidet’, (her)kent iemand dat woordje? Het kindje speelt niet alleen paardje met zijn stok, hij speelt ook paardje op zijn bidet. Luister maar: ‘à cheval sur mon bidet’ zegt die jongen. Heeft er thuis iemand een bidet thuis? Ga ij daar soms ook opzitten? Welke woordjes (her)ken je nog? Of: en kijk eens naar deze prent: wat doet het kindje nog? … En kijk eens naar zijn mama. Wat doet die? Ja! Ze knijpt haar neus dicht hé, waarom zou ze dat doen? Ja, ja, het kindje laat ‘scheetjes’. Hoe klinkt dat als we ‘protjes’ laten? Wie kan dat eens nadoen? In het gedichtje hoorde je dat ook hé. Weet iemand nog hoe ze dat deden/zeiden? Da’s wel een deugniet hé die jongen.
38
o
o
De leerkracht vraagt hoe je een paard nog kan uitbeelden. Nu deden ze het op de knieën van de juf, maar kan het ook nog anders? Indien de kleuters zelf suggesties hebben, dan krijgen ze steeds de kans om hun suggestie voor de groep te demonstreren; daarna doet de ganse groep steeds even mee. De leerkracht biedt hierbij steeds het rijmpje in het Frans aan en nodigt de kleuters na een tijdje uit om wat ze kunnen mee te zeggen. De leerkracht haalt nu de stokken en de kokosnoten boven. Ze vraagt aan de kleuters of ze ook hiermee een paard kunnen uitbeelden. Opnieuw laat ze de kleuters zoveel mogelijk zelf aanbrengen. Het materiaal wordt vervolgens verdeeld (elke kleuter zou iets moeten hebben), en nu speelt elke kleuter paard op zijn manier. Het rijmpje wordt verschillende keren herhaald; de kleuters worden aangespoord zoveel mogelijk mee te zeggen.
Slot De leerkracht neemt het spel van de kinderen op cassette en legt die, samen met de prenten, in de huis- (of luister)hoek. Verwerkingsactiviteit(en) o Enkele suggesties (voor onmiddellijk erna of voor op een ander moment): o De kinderen maken met papier een paardenkop en deze wordt dan op een stok bevestigd. Met dit materiaal wordt dan gedramatiseerd: de kinderen spelen dat ze traag stappen en zeggen hierbij: au pas, au pas, au pas; dat ze draven en zeggen hierbij: au galop, au galop, au galop; o De kinderen luisteren in de luisterhoek naar de cd-opname bij dit rijmpje (leuk omdat ze echt paardengetrappel en een kirrende, lachende baby horen); o … Afsluitend ritueel Cf. inleidend ritueel Opmerking Eventueel geef je het rijmpje en de erbijhorende spelsuggestie mee aan de kinderen. Wees hier wel voorzichtig mee. Ook ouders dienen te weten dat het belangrijkste de kennismaking met en het plezier beleven aan de vreemde taal is.
39
VOORBEREIDINGSFICHE PRENTENBOEKEN
Denk goed na over de keuze van je prentenboek/verhaal. Kies je een totaal nieuw verhaal of prentenboek? o met elementen die zich herhalen o met een duidelijke prent bij elke verhaalepisode o dat je gemakkelijk kan uitbeelden o dat veel muzische en andere verwerkingsmogelijkheden in zich draagt o dat aansluit bij de leef- en/of interessewereld van de kinderen o een verhalend of een educatief prentenboek (verschillende verwerkingsmogelijkheden) en/of o een prentenboek of een verhaal met een personage waar de kinderen al eerder mee hebben kennisgemaakt (in het Nederlands)?
Opbouw activiteit en werkvorm Inleidend en afsluitend ritueel Zie algemene tips. Introductie o Hoe bereid je de kinderen voor op de sfeer, het stukje wereld in het verhaal en op de nieuwe taal? o doe dit speels en actief en zo mogelijk met een aantal non-verbale werkvormen/opdrachten; o in de vreemde taal, in de moedertaal of met een gedeeltelijk aanbod in de vreemde taal (bv. via een pop); o voorzie veel non-verbale ondersteuning indien de introductie in de vreemde taal gebeurt. Kern: voorlezen of vertellen o Hoe ondersteun je het verhaal non-verbaal? o De prenten in het verhaal, aangevuld met o uitbeelden o muziek, geluiden, … o concrete voorwerpen o poppen o … o Stel vragen over de prenten, over de inhoud voor een beter verhaalbegrip. o Dit kan in de moedertaal of in de vreemde taal. Slot o Begrepen de kinderen de grote verhaallijn? Stel enkele vragen. Dit kan in de vreemde taal of in de moedertaal, al naargelang het niveau van de kinderen.
Verwerkingsactiviteit(en) o Geef duidelijke instructies: o in de moedertaal, in de vreemde taal of met gedeeltelijk, duidelijk afgebakend, taalaanbod in de vreemde taal o non-verbaal ondersteund
40
o
Verschillende mogelijkheden, al naargelang de inhoud van het boek: o dramatiseren o poppenspel: jij vertelt, de kinderen hanteren de poppen o knutselen, eventueel m.b.v. een visueel voorgesteld stappenplan bv. in groepjes een voorwerp uit het verhaal knutselen (bv. een huisje van stro, baksteen, hout) o
een gelijkaardig, maar deze keer persoonlijk (klas-)boek maken bv. onze Franse lievelingskleuren, ons Frans telboek, ons Frans kookboek, …
o
een bewegingsspel bv. een tocht zoals in het verhaal maken; in die tocht zitten allerlei bewegingsspelletjes verwerkt
o o o
een kookactiviteit een affiche bij het boek maken …
Voorbeeldactiviteit Materiaal: Klas: Doelen:
Carle, E. La chenille qui fait des trous. 3e kleuterklas - de kleuters genieten van een Franstalig prentenboek - de kleuters begrijpen het verhaal - de kleuters knutselen een rups waarmee ze kunnen spelen
Inleidend ritueel De kinderen zitten in een kring en sluiten hun ogen. De leerkracht haalt een bellenkrans tevoorschijn en gaat ermee langs de kinderen. Wanneer de leerkracht voorbij is gekomen, mogen de kinderen hun ogen open doen. Wanneer alle kinderen de ogen open hebben, zeggen ze allemaal samen: ‘un, deux, trois, nous sommes en France! Ter ondersteuning haalt de leerkracht nog de Franse vlag boven. De kinderen weten nu dat het ‘Franse’ moment is aangebroken. Introductie Julie, de Franstalige klaspop, heeft heel veel honger. Ze heeft een rugzakje bij met eten (fruit, groenten, koeken… het eten uit het verhaaltje) en ze vertelt (en toont) waar ze allemaal zin in heeft. Ze zegt dat ze dat allemaal gaat opeten, zoveel honger heeft ze. De leerkracht start een gesprekje over wat de kleuters graag en niet graag eten, hoeveel ze kunnen eten en of ze geloven dat Julie dat allemaal zal kunnen opeten. Julie zegt dat ze dat kan, net zoals ‘la chenille’ uit het boekje dat ze heeft gevonden dat kan. Kern Julie toont het boekje aan de kleuters en stelt het rupsje voor. De leerkracht leest het verhaal voor. Terwijl ze vertelt, wijst ze aan wat ze voorleest, maakt ze gebaren, illustreert ze de gevoelens met haar mimiek, …bv. ‘minuscule’: toon met je vingers hoe klein dat wel is of ‘elle a très faim’: wrijf met je hand over je buik en trek een hongerig gezicht. Als de leerkracht merkt dat de kleuters iets niet begrijpen, kan ze in het Nederlands enkele vragen stellen, bv. ‘Cette nuit-là, elle a mal au ventre!’: krijgen jullie ook buikpijn als je zoveel eet? of ‘Elle se construit une maison - un cocon…’: Hé, waar is de rups nu naartoe? Slot De kinderen krijgen even de tijd om vrij op het verhaal te reageren; eventueel geeft de leerkracht hen een aantal kleine opdrachtjes: wat vond je een grappige prent? Zullen we eens allemaal in het Frans tellen?, ….
41
Daarna (of onmiddellijk na het verhaal) stelt de leerkracht enkele vragen om het verhaal begrip te controleren (= belangrijk i.f.v. de verwerkingsactiviteiten) bv. weet iemand nog wat er in het begin van het verhaal gebeurde? bv. Wat deed de rups toen ze voelde dat ze zo’n honger had? Wat at ze allemaal op? Wat at ze op maandag? … Verwerkingsactiviteit(en) Enkele mogelijkheden (voor verschillende momenten, dus niet allemaal na de eerste vertelling) o de kleuters maken een parcours met dingen waar ze door kunnen kruipen (doeken, karton met een gat in, een tunnel…); o de kleuters knutselen elk een rups: kartonnen rondjes worden gekleurd en aan elkaar geregen met een versierd piepschuimen balletje als hoofd. Als je stokjes aan de voor- en achterkant maakt kunnen de kinderen de rups over en door allerlei zaken heen laten kruipen; o de kleuters vergelijken de namen van de dagen en/of van de kleuren in het Nederlands en in het Frans; o de kleuters zoeken samen met de leerkracht naar etenswaren die in het Frans en in het Nederlands dezelfde of een gelijkluidende naam hebben (bv. choco, chips, frieten/frites, mayonaise, …) De leerkracht verzamelde hier uiteraard het nodige materiaal voor. o de kleuters spelen het verhaaltje na; indien ze dat verschillende keren doen, kunnen de kleuters na verloop van tijd misschien de namen in het Frans scanderen (de spelers en/of de toeschouwers); o … Julie kan tijdens de activiteit meedoen of af en toe bij de kleuters komen kijken. Afsluitend ritueel Cf. inleidend ritueel
Opmerking Dezelfde werkwijze is mogelijk voor verhalende versjes: gedichten (lang of kort) waarin een duidelijk verhaal vervat zit.
42
VOORBEREIDINGSFICHE SPELLETJES - KNUTSELEN - KOKEN - … Denk goed na over de keuze van de spelletjes/knutsel- of kookopdracht. Enkele aandachtspunten: Spelletjes (bewegingsspelletjes/-rijmpjes, kringspelletjes,…) o Een aantal bekende bewegingsrijmpjes en speelliedjes, zoals ‘zakdoekje leggen’, bestaan in verschillende talen (zie ook voorbereidingsfiche poëzie). o Veel spelletjes worden in verschillende landen/talen gespeeld, er bestaan van vele spelletjes ook spelvarianten of je kan er zelf/de kinderen zelf verzinnen. o Kies voor een spelletje waarbij je kan voordoen wat je zegt. o Denk aan het thema waarmee je bezig bent voor de inkleding van je spelletje. bv. thema dieren - tikkertje: de tikker is de kat die de muizen wil opeten (tikken)
Koken - Knutselen o Zorg voor instructies die je kan visualiseren (voordoen, prenten). o Zorg ervoor dat de kinderen de opdracht kunnen uitvoeren ook al verstaan ze niet alles in de vreemde taal. o Zorg voor een motiverende context. bv. iets knutselen om de klas mee te versieren, maskers om een toneeltje mee te spelen, een gerecht klaarmaken dat de klaspop op reis heeft leren kennen…
Opbouw activiteit en werkvorm Inleidend ritueel Zie algemene tips. Introductie o Vaak kan je een spelletje als introductie voor een andere activiteit (bv. prentenboek, liedje, kookactiviteit) spelen. o Je biedt de activiteit aan in de moedertaal, de vreemde taal of met een gedeeltelijk aanbod in de vreemde taal (bv. met een klaspop). o Voorzie veel non-verbale ondersteuning indien de introductie in de vreemde taal gebeurt. o Als er iemand voor een spelletje (of dat nu in het Nederlands of in de vreemde taal gespeeld wordt) moet buitengaan of om te beslissen wie de tikker wordt, kan je een aftelrijmpje in de vreemde taal gebruiken. bv. Pin-pon d’or, À la rigolette, Pin-pon d’or, La voilà dehors! Kern o Bij veel van deze activiteiten heb je een ‘vrij taalaanbod’. De speluitleg/instructies kan je wel voorbereiden als leerkracht, maar voor het taalaanbod tijdens de activiteiten moet je inspelen op de kinderen. o Afhankelijk van je eigen taalvaardigheid in de vreemde taal en de vertrouwdheid met de taal van de leerlingen, kan je de instructies in de vreemde taal of in het Nederlands geven. Let er wel op dat je de twee talen niet mixt. Je kan bijvoorbeeld ook tijdens het knutselen de Franstalige klaspop laten opduiken en zo in mindere mate maar toch enigszins de vreemde taal aanbieden. o Leg het spel/instructies voor de opdracht zoveel mogelijk met voordoen en gebaren uit.
43
o o
bij een spelletje doe je voor wat je voor kan doen, je kan een leerling uit de klas vragen iets samen met jou voor te doen (of met de klaspop) o bij een knutsel- of kookopdracht toon je zoveel mogelijk Je kan bijvoorbeeld met een knutselopdracht/recept uit een Franstalig knutsel/kinderkookboek werken. Daarin staan vaak stap per stap afbeeldingen van de werkwijze.
Slot Afhankelijk van de werkvorm o laat je de kinderen vertellen of ze het een leuk spelletje vonden. o laat je de kinderen elkaars knutselwerkje bewonderen. o ruimen jullie samen alles op. o … Afsluitend ritueel Cf. algemene tips. Verwerkingsopdrachten o Vaak zal een knutsel-of kookopdracht/spelletje als verwerkingsactiviteit aangeboden worden.
44
VOORBEREIDINGSFICHE TV-PROGRAMMA BUMBA (La Deux) Opbouw activiteit en werkvorm Inleidend ritueel o Indien de leerkracht ervoor koos om op geregelde tijdstippen een Bumba-aflevering te laten zien, dan is het een goed idee om een clownspop (of een andere figuur uit Bumba) als ‘Franse pop’ te introduceren. Wanneer deze pop tevoorschijn komt, dan weten de kinderen dat het (Franse) Bumba-tijd is! o Daarnaast kan de leerkracht ook proberen een circussfeer te creëren in de hoek, het lokaal, … waar Bumba getoond zal worden en waar de activiteiten errond zullen doorgaan. Bv; een tentzeil boven een bepaalde hoek, bv. kleurrijk rond doek op de grond dat de ‘piste’ van het circus moet voorstellen, bv. een mini-circus maken waarin na verloop van tijd alle Bumbafiguren een plaats krijgen (nl. Bumba en Bubalu (de clowns), Kiwi (de vogel), Nanadu (de berin), Tumbi (de olifant), Babaki (de hond), …) Introductie o Hoe bereid je de kinderen voor op de sfeer, op de entourage en eventueel op het stukje wereld van de Bumba-aflevering? o doe dit speels en actief en zo mogelijk met een aantal non-verbale werkvormen/opdrachten; o in de vreemde taal, in de moedertaal of met een gedeeltelijk aanbod in de vreemde taal (bv. via een pop). Opmerking In de aflevering zelf spreken Bumba en zijn vriendjes een soort nonsenstaal. Enkel de verteller spreekt Frans. Indien je als leerkracht een Bumba- (of een andere circus)pop gebruikt om het Franse moment in te leiden, dan heb je eigenlijk twee mogelijkheden (al naargelang je eigen vaardigheden in het Frans): ofwel spreekt de pop Frans; ofwel spreekt de pop een soort ‘jabbertalk’. Kern: Bumba bekijken o Wat kan je wel/niet doen terwijl de kinderen kijken? o Zet het programma niet stop; laat kinderen er in 1 ruk van genieten. o Probeer het simultaan vertalen te vermijden. Wel kan je tussendoor (maar niet te vaak bij een eerste keer kijken) een enkele keer een vraag stellen die voortbouwt op wat de kinderen zien. Bv. Kan dat: een blauwe tomaat? Weet jij welke kleur een tomaat dan wel heeft? We zullen eens luisteren hé! Indien je er een gewoonte van maakt twee maal na elkaar te kijken, zeg dan niets de eerste keer. Stel dit uit tot de herhaling. o Kijk, zo de kinderen het willen, een tweede keer. Deze keer kan je iets meer opmerkingen of bijkomende vragen stellen. Slot o Dit hangt sterk af van preciese inhoud van de Bumba-aflevering. Meestal zal het slot bestaan uit een kort verwerkingsspelletje. o Indien de situatie dit toelaat, kan de leerkracht bepaalde begrippen die centraal stonden in de Bumba-aflevering nog eens ter sprake brengen. Opmerking De opzet van Bumba (m.b. een ‘verteller’ die vertelt, maar af en toe ook louter benoemt) zou je kunnen verleiden tot woordenschatlesjes. Bij initiatie is het echter niet de eerste bedoeling dat de kleuters Franse woordjes leren.
45
o
Enkele voorbeelden: o bv. een kleurensorteerspelletje (= wanneer er in Bumba achtereenvolgens een paarse, blauwe, gele en dan rode tomaat getoond werd): de leerkracht tekende een rode tomaat op een blad en vraagt aan de kinderen of ze nog weten hoe dat in het Frans heette. De kinderen verzamelen vervolgens allemaal rode voorwerpen uit de klas, of ze tekenen allerlei rode voorwerpen of ze zoeken ernaar in tijdschriften. Op een ander blad tekent de leerkracht bv. paarse druiven. Dezelfde werkwijze. o bv. een balspel (= wanneer er in Bumba gejongleerd wordt door de clown): de kinderen staan in een kring. Eerst wordt er 1 bal gebruikt, daarna 2. Hoeveel ballen kunnen de kleuters aan?
Afsluitend ritueel Zie algemene tips en info hierboven.
Voorbeeldactiviteit Materiaal:
Bumba (Studio 100, opgenomen op La Deux op 25-02-2005); een clownspop (Bumba), een tentje, verschillende kleuren en formaten van ballen, waarvan er 1 verpakt is; vrolijke (circus)muziek Klas: 2de kleuterklas Doelen: - de kinderen maken op een leuke manier kennis met het Frans - de kinderen begrijpen wat Bumba en zijn vriendjes doen - de kinderen beleven plezier aan de balspelletjes - de kinderen kunnen de pop Bumba in het Frans begroeten en afscheid van hem nemen (‘bonjour Bumba’; ‘au revoir Bumba’) Inleidend ritueel De leerkracht zet een leuk muziekje op en zegt aan de kinderen dat het tijd is om Bumba wakker te maken. Bumba ligt in de circustent te slapen. Samen met de kinderen roept de leerkracht Bumba! Bumba! Bumba wordt wakker en begroet de kinderen, in het Frans uiteraard. De kinderen zeggen samen (of 1 na 1, al naargelang hun kunnen) Bonjour Bumba! Introductie Bumba doet geheimzinnig, wijst naar zijn tentje en steekt bv. zijn vinger op. Hij verdwijnt eventjes en komt daarna met een pakje naar buiten. Hij wijst ernaar, doet het even over de grond rollen en gooit het dan heel onverwacht naar een van de kleuters. Die mag het pakje open maken: Bumba gebaart dat dit mag. Op die manier ontstaat er een kort balspelletje waarbij de bal van de ene naar de andere wordt gegooid. Na een tijdje zet de leidster het circusmelodietje terug op: Bumba springt enthousiast op en neer en wijst naar de tv. ‘De voorstelling gaat beginnen!’ Kern De kinderen kijken 2 maal naar de aflevering. De eerste keer zegt of vraagt de leerkracht niets; de tweede keer geeft ze af en toe opmerkingen in de zin van: -
Hé? Wat zegt die meneer nu? Une maïs bleu? Kan dat wel, een blauwe maïskolf? Welke kleur heeft een maïskolf? Hé, wat gaat Bumba nu doen? Hij gooit het balletje weg. Zou de hond het terugbrengen? Roepen jullie mee? Non!... Oui!
46
Slot De pop Bumba komt er terug bij met zijn balletje en fluistert iets in het oor van de leerkracht. De leerkracht vertelt dat Bumba nog eventjes met de bal wil spelen. De leerkracht vraagt of de kinderen dit ook willen. De leerkracht neemt de kinderen mee naar de speelzaal waar ze allerlei ballen vinden. Ze mogen er eerst vrij mee spelen. Indien de pop Frans spreekt (zie opmerking eerder), dan kan de leerkracht via de pop in het Frans inspelen op wat de kinderen doen. Daarna worden er enkele spelletjes gespeeld die voortbouwen op de wat er in de aflevering mee gebeurde: - bv. per 2 nemen de kinderen een bal en ze steken die tussen hun buiken in. Ze proberen (om het vlugst) naar de overkant van de zaal te komen, met de bal tussen hen in; dit alles wordt begeleid door het leuke circusmelodietje; - bv. de kleuters moeten slalommen tussen enkele ballen; - bv. de kleuters moeten over een kleine bal springen, daarna over een iets grotere enz. Eventueel kan je de kinderen de ballen eerst zelf van groot naar klein laten sorteren; - bv. de kleuters gaan op de grond zitten met de benen open. Eerst komt er 1 bal in het spel: de kleuters rollen die van de een naar de ander; daarna komt er een 2de bal in het spel, enz. Hoeveel ballen kunnen ze aan? - … Afsluitend ritueel Idem, als bij het inleidend ritueel. Alleen wordt er nu afscheid genomen waarbij de kinderen Au revoir Bumba zeggen.
47
VOORBEREIDINGSFICHE VREEMDE TAALMETHODE Hocus Lotus
Opbouw activiteit en werkvorm Opmerking Indien je over al het materiaal zou beschikken, dan kan je ook de door de methode voorgestelde lesopbouw volgen, m.b. (zie handleiding p. 8) “A suggested lesson plan: - Act out the story together with the children (about 15 minutes) - Sing the mini-musical with the gestures and expressions (each musical is 5 minutes long) - Look at and read the illustrated story together (about 10 minutes) Following this plan, each languages lesson will last about 30 minutes. Children aged 6 or 7 will have learned a story and its mini-musical after fifteen daily lessons (weekends excluded). Because the story is introduced three times in each lesson, (…) within fifteen lessons the children will have encountered it 45 times. (…) At home, the children can watch the Hocus and Lotus cartoon after lunch and can listen to the Sing along CD and look at the booklet after dinner or before going to bed. In this way, the child has several occasions during the day to get in contact with the magic world of Hocus and Lotus and with the new language. The new language is no longer a school subject that needs to be studied, it has become an everyday life companion.” Persoonlijk denken wij dat 15 keer of 15 lesjes hetzelfde verhaal een beetje te veel van het goede is. Iets minder kan ook, maar dan stellen wij voor dat er meer verwerkingsactiviteiten rond gebeuren. Daarin voorziet de methode namelijk niet. Bovendien beoogt de methode ook veel productie in de vreemde taal, en dat is strikt genomen niet de bedoeling van vreemde taleninitiatie.
Inleidend ritueel Zie algemene tips. Introductie o Hoe bereid je de kinderen voor op de sfeer, het stukje wereld in het verhaal en op de nieuwe taal? o doe dit speels en actief en zo mogelijk met een aantal non-verbale werkvormen/opdrachten; o in de vreemde taal, in de moedertaal of met een gedeeltelijk aanbod in de vreemde taal (bv. via handpoppen die Hocus en Lotus voorstellen); o voorzie veel non-verbale ondersteuning indien de introductie in de vreemde taal gebeurt. Inleidend Hocus Lotus-ritueel Zie algemene tips of suggestie in de handleiding. Opmerking: het inleidend Hocus Lotus-ritueel zou je ook voor de introductie kunnen plaatsen indien die introductie in het Frans verloopt. De afspraak binnen deze methode is immers dat, eens het ritueel werd uitgevoerd, er enkel Frans gesproken wordt. Als je dat aspect van de methode wil volgen, maar de intro, het slot en de verwerkingsactiviteiten in het Nederlands verlopen, dan dien je wel een ander signaal af te spreken om het begin en einde van de ‘Franse les’ aan te geven. Je kan ook beslissen dat er sowieso niet enkel Frans gesproken hoeft te worden (door de kinderen) in het land van de Dinocrocs.
48
Kern: de verhaalepisode vertellend uitbeelden en kinderen laten meedoen o Hoe ondersteun je het verhaal non-verbaal? o cf. suggesties in de handleiding. Er wordt heel veel nadruk gelegd op je gebaren en mimiek; o eventueel voorzie je nog extra materiaal: prenten, concreet materiaal. Dit is wel niet voorzien in de handleiding. o Wat doen de kinderen en hoe nodig je hen uit mee te doen? o nodig de kinderen vaak uit mee te doen. Naargelang de kinderen meer vertrouwd geraken met de werkwijze, zullen ze dit spontaan doen; o via oogcontact kan je kinderen aansporen mee te doen; o Enkele bijkomende tips voor het dramatiseren/uitbeeldend vertellen: o baken de speelruimte (het land van de Dinocrocs) ook fysiek af, bv. door banken, matten, tape op de grond, een apart klaslokaal; o gebruik attributen: voorwerpen die in het verhaal voorkomen; o zet een andere pet/hoed op naargelang het personage dat aan bod komt; o verzet telkens een stapje wanneer een ander personage aan bod komt (gaat samen met de vorige tip); o durf het verhaal eventjes stil te leggen en laat de kinderen eens naar zichzelf in een spiegel kijken terwijl ze uitbeelden. Afsluitend Hocus Lotus-ritueel Zie algemene tips of suggestie in de handleiding. Opmerking: indien het slot en/of de verwerking in het Frans gebeurt, dan kan je het afsluitend ritueel daarna plaatsen. Cf. hierboven: afspraak binnen de methode is: tussen de rituelen in, zijn we in een Frans land. Slot o Stel eventueel enkele vragen o over het uitbeelden zelf (vonden ze het leuk?; welke beweging of welk stukje vonden ze het leukst?) o Dit kan in de vreemde taal of in de moedertaal, al naargelang het niveau van de kinderen. o maar beter niet over de inhoud (cf. het gevaar voor het pure ‘vertalen’) Beter dan inhoudsvragen te stellen is bv. een kort begripscontrolerend spelletje te verzinnen (zie voorbeeldactiviteit) Opmerking Indien je het volledige materialenpakket van Hocus Lotus zou kopen, dan kan je voor deze fase in de activiteit gebruik maken van de video, de strip, e.d. . Deze maken het verhaal uiteraard onmiddellijk veel duidelijker voor de kinderen. Verwerkingsactiviteit(en) o Geef duidelijke instructies: o in de moedertaal, in de vreemde taal of met gedeeltelijk, duidelijk afgebakend, taalaanbod in de vreemde taal o non-verbaal ondersteund o Verschillende mogelijkheden, al naargelang de inhoud van de episode opmerking: wanneer u de methode aankoopt dan zit er allerlei ‘verwerkingsmateriaal’ bij: strips, liedjes, video’s, … Daarnaast zijn echter nog vele dingen denkbaar, bijvoorbeeld: o poppenspel: jij vertelt, de kinderen hanteren de poppen; o knutselen, eventueel m.b.v. een visueel voorgesteld stappenplan bv. in groepjes een voorwerp uit het verhaal knutselen; bv. een zelfportret maken, met een spiegeltje binnen handbereik natuurlijk (cf. Hocus in episode 1) o
zelf tekeningen maken bij de verschillende verhaalepisodes en bundelen tot een heus vervolgboek;
49
o
een bewegingsspel(letje) bv. bij episode 2: een tikspel: 1 kleuter speelt Hocus, de andere spelen de vlinder. Hoeveel vlinders kan Hocus pakken? Op het einde van het spel worden de vlinders geteld en nu mag een ander Hocus spelen.
o
Dramatiseren
o
bv. bij verhaalepisode 1: dierengeluiden nabootsen, uiteraard van de dieren in het verhaal, maar ook van andere dieren, bv. ook van de dieren die de kinderen tijdens hun wandeling in het park tegenkwamen. Eventueel koppel je daar een kort taalbeschouwingsmoment aan vast: dieren worden in verschillende talen anders nagebootst. Indien je dit wil vermijden, kan je ook de ‘echte’ geluiden gebruiken. Of je kan er een knutselles aan verbinden: de kinderen maken bv. een eendenbek indien ze de eend willen spelen, … …
Afsluitend ritueel Cf. algemene opmerkingen hierover Tips voor de kern of voor de ‘narrative format’ - Het is de bedoeling dat de kinderen het verhaaltje mee uitbeelden, alsook bepaalde zinnen mee zeggen. Dit zijn dan de zinnen die in het verhaal verschillende keren herhaald worden. Bv. in verhaalscène 1: Croc croc, croc … en Chchcht …. Écoute. Qu’est-ce que c’est? - Veel van de verhaalscènes worden onmiddellijk herhaald; dit totdat de kinderen ze door hebben en m.a.w. meebewegen en meezeggen.
Voorbeeldactiviteit Hocus Lotus, The magic teacher’s kit. Level 1; een grote tekening van een Park (met klittenband op de juiste plekken), losse figuren (met klittenband, te bevestigen op de plaat van het park) van Hocus Lotus, een kikker, een flamingo en een eend. Klas: 3de kleuterklas, of 1ste en 2de leerjaar Doelen: - de kinderen maken op een leuke manier kennis met de Franse taal; - de kinderen beleven plezier aan het uitbeelden en nazeggen; - de kinderen begrijpen de grote verhaallijn van episode 1: ‘Hocus, le petit dinocroc’; - de kinderen leren iemand begroeten en afscheid nemen in het Frans: ‘salut’ ; ‘au revoir’ Materiaal:
Inleidend ritueel Cf. algemene opmerkingen hierover. Introductie De leerkracht verzamelde boeken (informatief en verhalend) over krokodillen en dinosaurussen. Wat weten ze over die dieren? Hoe zien ze eruit? Vervolgens fantaseren de kinderen over hoe een combinatie van die twee dieren eruit zou zien: een DINO-KROK?? De kinderen kunnen dit verbaal proberen duidelijk te maken, maar leuker zou zijn indien ze de tijd kregen om er een tekening van te maken. Opmerking Kinderen van de eerste graad kunnen ook zelf de naam verzinnen van zo’n dier. De leerkracht vertelt dat ze een verhaal kent over een echte Dinocroc, alleen spreekt die enkel Frans. Vandaar dat ze het verhaaltje in het Frans zal vertellen. Ze stelt de kinderen echter gerust en vertelt dat ze alles zal uitbeelden wat ze vertelt, meer zelfs: ze mogen zelfs meedoen!!
50
Inleidend Hocus Lotus-ritueel Cf. handleiding: de kinderen en de leerkracht staan in een kring, en hebben allemaal een (Hocus - Lotus) t-shirt aan. Ze sluiten de ogen en tellen tot 10 in het Frans. Ze openen de ogen en de leerkracht gaat een stapje uit de cirkel staan (ze is nu de verteller van het verhaal) en kijkt elk kind een na een even in de ogen. Nu zijn ze allemaal in de Franse wereld van Hocus en Lotus. Kern De leerkracht beeldt het verhaaltje uit en nodigt de kinderen (met gebaren en mimiek) uit om mee te spelen. Cf. instructies in de handleiding. Afsluitend Hocus Lotus-ritueel Cf. hierboven Slot De leerkracht haalt de prent van het park boven en vraagt wat er op de prent staat. Ze vertelt dat dit het park is waar Hocus ging wandelen. Ze vraagt of ze nog weten wie Hocus in het park allemaal tegenkwam. Pas nadien haalt ze de losse figuren boven. Wie zijn dat allemaal? Wie is Hocus? Hoe weten ze dat? Wie kwam Hocus het eerste tegen? En wie dan? En wie dan? Telkens wordt het geluid van de dieren nagedaan. Tot slot vergelijken de kinderen ‘hun Hocus’ met de Hocus uit het verhaal. Verwerkingsactiviteit(en) - Een boekje maken De kinderen spreken af wie welke episode van het verhaal uittekent. De verschillende tekeningen worden gebundeld tot een stripverhaal. De leerkracht noteert er nadien het verhaal in het Frans bij. Dit boekje kan dan nadien gebruikt worden om het verhaal eens voor te lezen. - Een exploratietocht naar het park De kinderen maken een uitstap naar het park en zoeken zoveel mogelijk verschillende dieren; zo mogelijk maken ze foto’s. Terug in de klas maken ze een boekje van hun uitstap: de leerkracht noteert er hun verhalen bij en schrijft er de naam van de dieren in een andere kleur bij; eventueel noteert ze er de Franse benaming bij. Tenslotte wordt nagegaan of ze dieren uit het verhaal van Hocus ook in het park gezien hebben.
Afsluitend ritueel Cf. algemene opmerkingen hierover.
51
VOORBEREIDINGSFICHE LIEDJES Denk goed na over de keuze van je lied. Enkele keuzecriteria: Zoek een lied o met veel herhaling; o met een eenvoudige verhaallijn; opmerking: de inhoud is minder belangrijk dan bij een verhaal; een lied, met een vrij absurde inhoud, kan ook aanspreken omwille van de melodie, de erbijhorende bewegingen (bv. bij een speellied), … o dat niet te lang is; o dat gemakkelijk te illustreren valt of dat al goed geïllustreerd is, d.w.z. per verhaalepisode, o dat veel muzische en andere verwerkingsmogelijkheden in zich draagt; o dat de kinderen eventueel al in hun moedertaal kennen (bv. Frère Jaques versus Broeder Jacob) o dat een leuke, haalbare melodie heeft; o dat geen te moeilijk uitspreekbare woorden bevat; de bedoeling is immers dat kinderen vrij snel kunnen meezingen; opmerking: indien het vooral te doen is om het spel rond het lied en dus ‘meezingen’ niet echt een concreet doel is, dan speelt dit criterium uiteraard geen rol; o dat zo mogelijk aansluit bij waar de kinderen op dat moment in het reguliere klasgebeuren mee bezig zijn; o … Opbouw activiteit en werkvorm Inleidend ritueel Zie algemene tips. Introductie o Hoe bereid je de kinderen voor op de sfeer, eventueel het stukje wereld in het lied of het spel dat bij het lied past (in het geval van een speellied)? o doe dit speels en actief en zo mogelijk met een aantal non-verbale werkvormen/opdrachten; o in de vreemde taal, in de moedertaal of met een gedeeltelijk aanbod in de vreemde taal (bv. via een pop); Kern: het lied aanbieden en ermee spelen o Hoe bied je het lied aan? o bied het lied een eerste keer eventueel zonder prenten, materiaal, … e.d. aan. Met gebaren en mimiek kan je immers al veel duidelijk maken. Ook de introductie zal de kinderen helpen de inhoud van het lied te achterhalen; o bied het lied daarna nog verschillende keren aan, telkens (op een andere manier) visueel ondersteund; o betrek de kinderen zo snel mogelijk actief bij de activiteit (zie suggesties hieronder); o bied de tekst van het lied, opgeluisterd met tekeningen, symbolen van het lied aan. o o
Wat kan je doen naar aanleiding van het lied? Of: hoe betrek je kinderen actief bij het gebeuren? In het geval van een speellied is dit duidelijk: de kinderen voeren de erbijhorende dans- en/of spelbewegingen uit.
52
o
o o o o
In het geval van een ‘verhalend liedje’ hangen de verwerkingsmogelijkheden af van de inhoud van het lied: opmerking: je zou de onderstaande suggesties ook als ‘verwerkingsactiviteiten’ kunnen bestempelen. o het lied uitbeelden; o een affiche bij het lied maken; o tekeningen bij het lied maken in stripvorm; o het lied op cassette opnemen en later in de luisterhoek laten beluisteren (terwijl ze eventueel naar de prenten ervan kijken) o het lied muzikaal verrijken met een klankdecor: een deel van de kinderen maakt de geluiden passend bij het lied terwijl de andere kinderen of de leerkracht het lied zingen; met passende instrumenten; met geluid-producerende voorwerpen. Welke vragen kan je tussendoor stellen? vragen over de prenten, over de inhoud van het lied; vragen over hoe ze die vreemde taal ervaren (= bij het begin van VTI); vragen over het al dan niet herkennen van bepaalde woorden (woorden die hetzelfde klinken als in het Nederlands; woorden die ze al kennen) o dit alles kan in de moedertaal of in de vreemde taal.
Slot Dit hangt sterk af van de werkvormen die je in je kern aanbood. o Wanneer je bv. het liedje op cassette opnam, is het logisch dat je samen met de kinderen eens luistert naar hoe zij in die vreemde taal klinken. o Wanneer je bv. enkele kinderen geluiden liet verzinnen bij het lied en een aantal andere bewegingen, dan is het slot een samenkomen van de verschillende groepen. Afsluitend ritueel Zie algemene tips
Voorbeeldactiviteit Materiaal:
Les plus belles chansons des petits lascars. 3 à 6 ans. (Didier Jeunesse, 2004), lied p. 28-29; prenten en vilt- of magneetbord, woordkaartje van ‘neemt’ en van ‘prend’ Klas: 1ste graad (1ste of 2de leerjaar) Doelen: - de kinderen maken op een leuke manier kennis met Franstalige liederen; - de kinderen beleven plezier aan het spel rond het lied; - de kinderen begrijpen de grote verhaallijn achter het lied; - de kinderen begrijpen het spel dat bij het lied hoort. Un berger dans son pré, (bis) Ohé! Ohé! Un berger dans son pré. Le berger prend sa femme (…) La femme prend son enfant (…) L’ enfant prend sa nourrice (…) La nourrice prend son chien (…) Le chien prend son p’tit chat (…) Le chat prend la souris (…) La souris prend le fromage (…)
53
Le fromage est battu (…) Inleidend ritueel De leerkracht speelt een bepaald deuntje op de piano (of ze slaat x aantal keren op een triangel). Wanneer de kinderen dit horen, weten ze dat het tijd is voor Frans! De een na de ander geeft elkaar de hand, daarbij telkens zeggend: ‘Bonjour ….. ‘ Wanneer iedereen aan de beurt is geweest, zijn ze in het Franse land. Introductie De leerkracht maakte tekeningen of zocht prenten bijeen van een herder, herdersvrouw, voedster, een klein kind, een koekje, en muis, een hond, een kat, een stuk kaas. Op de achterkant kleeft een stukje klittenband. De kinderen moeten raden wie wat of wie zou willen vastpakken/hebben. De verschillende mogelijkheden worden uitgeprobeerd door de prenten op het bord te kleven voor en na het woord: NEEMT Kern Opmerking: in het boek zelf vindt de leerkracht spelsuggesties bij dit lied. Eenzelfde lied kan immers op verschillende tijdstippen op verschillende manieren aan bod komen. De leerkracht zingt het lied en zegt aan de kinderen dat de oplossing van het raadsel uit de intro in het lied zit. Eventueel zingt de leerkracht het lied een aantal keer. De kinderen proberen vervolgens de ‘juiste’ volgorde van het lied te reconstrueren op basis van woorden die ze (her)kennen, bv. chat, … Deze keer kleeft de leerkracht de prenten voor en na het woord: PREND. De kinderen krijgen tenslotte de tekening uit het boek te zien. Op deze manier zouden ze het ‘juiste antwoord’ moeten vinden. Slot De leerkracht speelt 1 van de onderstaande verwerkingsactiviteiten uit. De activiteit wordt afgesloten door nog eens gezamenlijk, rustig in de kring het lied te zingen. De prenten helpen de kinderen hierbij. Verwerkingsactiviteit(en) Enkele mogelijkheden (voor onmiddellijk na de kern of voor op een ander moment) o De kinderen dramatiseren het lied. De rollen worden verdeeld. Terwijl enkele kinderen het lied uitspelen, kunnen de anderen eventueel geluiden produceren (bv. stappen met de voeten bij de herder, blaffen bij de hond, …) o De kinderen nemen elk een rol op zich: sommigen zijn de herder, sommigen de herdersvrouw enz. In de bewegingsruimte geeft de leerkracht verschillende tikopdrachten in de vreemde taal (of in het Nederlands), bv. Le chien prend son p’tit chat, bv. Le berger prend sa femme, … Na verloop van tijd geeft ze instructies die afwijken van het oorspronkelijke lied, bv. Le berger prend la souris, … o Sommige kinderen maken een accordeonboekje o rond de inhoud van het lied. De leerkracht schrijft er nadien de erbijhorende liedtekst bij. o rond de figuren uit het lied; ze kunnen dus hun eigen combinaties maken. De leerkracht schrijft er de passende tekst bij. o … Afsluitend ritueel Cf. inleidend ritueel, alleen zeggen de kinderen nu ‘Au revoir …’ Opmerking Eventueel geef je het liedje en de erbijhorende spelsuggestie mee aan de kinderen. Wees hier wel voorzichtig mee; ook ouders dienen te weten dat het belangrijkste de kennismaking met en het plezier beleven aan de vreemde taal is.
54
Bijlage 5: Uitgewerkte lessen 1. Engels Kaasmannetje Uitgewerkt door : Maria/Juf An (Peizegem)
Klas
:
6de leerjaar (of algemeen : de 3de graad)
Onderwerp
:
luisteren naar en spelen naar aanleiding van een Engels verhaal
Inhoud
:
(stink)kaas
VTI-doelen
:
de leerlingen begrijpen het verhaal in grote lijn Ze durven zich in een vreemde taal uiten. Ze leren elkaar begroeten en afscheid nemen in het Engels. Ze genieten van het luisteren naar een Engelstalig verhaal Ze kunnen hun ervaringen van het verhaal omzetten in gebaren – geluiden Ze knutselen hun ‘eigen’ mannetje van kaas
Andere lesdoelen Materiaal
:
John Schieszka en Lane Smith, The stinky cheese man and other fairly stupid tales.; een stinkend kaasmannetje gemaakt van kaas, olijven en bacon, sjaaltje of hoed of …, A3-prent van het ‘kaasmannetje’ of the stinky cheese man
Organisatie Deze les wordt klasoverschrijdend gegeven : 2 leerkrachten samen. Lesverloop Overgangsritueel o De kinderen zitten in een kring en de leerkracht zet een Engelstalig liedje op. Op dat moment trekken de kinderen hun t-shirt aan, dat ze naar eigen smaak hebben kunnen bewerken. (wel in thema “engels” natuurlijk) Daarna zet de leerkracht de muziek stil en geven de leerlingen elkaar de hand en zeggen “Hello …! How do you do?”/ “Hello, …I’m fine thank you.”2 . De kinderen weten nu dat het “Engelse” moment is aangebroken. Introductie o
De leerkrachten verstopten een potje met “stinkkaas”. De leerlingen zitten neer. De leerkrachten doen hun Engels sjaaltje om en voeren een kort, Engels toneeltje op. Ze komen op en trekken hun neus op. Ze schudden elkaar de hand en zeggen “hi” – “hello X (naam van de leerkracht). How do you do?”. Dan lopen ze een beetje rond en halen hun neus op. 1 van hen vraagt : “Do you smell something too?” “Yes, it’s terrible.” “What ’s that smell?” (aan het publiek vragend). De kinderen proberen mee te zoeken naar wat het zou kunnen zijn. Uiteindelijk vinden ze de kaas. “Oh, it’s cheese, very stinky cheese! “
2
Indien dit de allereerste keer initiatie Engels is, dan kan je het begroeten beperken tot: Hello …
55
o
o
o
De leerkrachten toen hun sjaaltje uit en starten een kort gesprekje (in het Nederlands) over wie graag kaas lust, of ze vinden dat het stinkt of niet. Stinkt elke kaas of niet? …. Kan je kaas alleen maar opeten of kun je er nog leuke dingen mee doen? Misschien iets mee maken? Ineens merkt 1 van de leerkrachten op dat ze nog altijd iets ruikt in de klas (het stinkend potje kaas van in ’t begin is afgesloten met een deksel, dus dat kan het niet zijn). Ze gaat op zoek en ‘vindt’ het kaasmannetje. Zo maakt ze de overgang naar de kern. Ze vertelt dat ze over dat mannetje, ‘The stinky cheese man’, een verhaal kent. De leerkracht laat een A3-prent van het mannetje zien. Daarna worden nog prenten van het verhaal getoond. De kinderen proberen een verhaal te verzinnen bij de prenten. Nadat de kinderen hun versie hebben kunnen vertellen zegt de leerkracht dat ze het echte verhaal zullen vertellen.
Kern o Eén leerkracht vertelt het verhaal, de andere probeert het verhaal zoveel mogelijk uit te beelden (gebaren maken, geluiden produceren, gevoelens met haar mimiek, verkleedkledij gebruiken …). Op die manier zouden de kinderen de grote verhaallijn moeten kunnen begrijpen Slot o o
De leerlingen krijgen even de tijd om vrij op het verhaal te reageren. Daarna Ze krijgen enkele opdrachtjes: o Bv. wat vond je een grappige prent? En waarom? o Bv. wat vond je een grappig moment in het verhaal? (= eigenlijk ook al verhaalbegrip controleren) o Bv. de prenten van het verhaal in de juiste volgorde leggen en in eigen woorden het verhaal wat vertellen. in het Engels – leg ze in de juiste volgorde van het verhaal. o Bv. hun versies met het eigenlijke verhaal vergelijken: wat kwam overeen, wat was anders?
Verwerkingsopdrachten o De kinderen maken de gepaste gebaren - geluiden bij de woorden die de leerkracht zegt. o De kinderen spelen het verhaal na door gebruik te maken van hun lichaam, stem … o De kinderen maken zelf een mannetje van kaas met kaasblokjes, augurken, …. Afsluitend ritueel De kinderen geven elkaar de hand en zeggen “By … !. See you next time.” Opmerking Indien dit een eerste kennismaking met het Engels was, dan kan er een nagesprekje gehouden worden over hun bevindingen. Dit kan aan de hand van reflectiefiches (zie bundel).
56
2. Een Franse pop Uitgewerkt door : Cindy (Peizegem)
Klas
:
3de kleuterklas
Onderwerp
:
gesprekje met een Franssprekende pop
Inhoud
:
kennismaking, begroeten, afscheid nemen, zichzelf voorstellen
VTI-doelen
:
Plezier beleven aan (de dialogen en het spel met) de Franse pop Annabel Kennis maken met de typische Franse klanken en uitspraak en met de Franse cultuur Zich bewust worden van het feit dat niet iedereen Nederlands spreekt, dat er verschillende talen zijn De kleuters durven iets zeggen in het Frans (bv. Oui, non, bonjour, au revoir)
Andere lesdoelen
:
De kinderen maken een zelfportret.
Materiaal
:
pop (Annabel, die enkel Frans spreekt, maar wel een beetje Nederlands begrijpt), briefje in het Frans, allerlei teken- en knutselmateriaal, enkele handspiegels.
Organisatie
:
Deze activiteit wordt over verschillende dagen gespreid
Lesverloop Dag 1 o De directie brengt een brief binnen in de klas voor de juf. o De juf leest voor wie de brief bestemd is: Cindy de Troy/Ecole ‘Ten Bos’/1789 Peizegem o De leerkracht reageert verbaasd op dat vreemde woord: école. Dat klinkt anders. Dat is een Frans woord! Weet iemand wat dat betekent? o De juf kijkt vervolgens op de achterkant van de brief want daar moet normaal gezien staan van wie de brief is en van waar hij komt. En ja hoor, de brief komt uit Frankrijk. De brief is van juf Cindy’s Franse vriendin. De juf roept uit: “Ah ja, natuurlijk, waarom heb ik daar niet eerder aan gedacht.” Die vriendin heet Annabel. Juf Cindy en Annabel hebben elkaar op vakantie in Frankrijk ontmoet. o De juf laat de kleuters ervaringen, reacties verwoorden op ‘Frankrijk’ en daar op vakantie gaan, of op Frans als taal. o De juf leest de brief van Annabel voor waarin staat dat ze in België is en graag eens op bezoek wil komen. o Mogelijk vragen: wie is daar ook al op vakantie geweest?/ heb je daar vriendjes gemaakt? / begrepen jullie elkaar dan wel? / hoe kwam dat?/ Welke taal spreken ze daar? / kent er iemand enkele woordjes Frans?/ Dag 2 Introductie o Annabel is in de klas en ze wil heel graag de kindjes van de 3de kleuterklas leren kennen. o Annabel stelt zichzelf voor aan de kinderen (“Bonjour …, je m’appelle Annabel.”) en vraagt hierbij telkens hoe ze heten. (“Et toi? Comment ’t appelles-tu?”). Ze stapt hiervoor 57
o
de kring rond en geeft de kleuters een hand. De kleuters zeggen “Bonjour Annabel.” terug. Annabel doet hierbij een beetje gek (ze wil sommige kleuters ook kussen, iemands vlechtjes strelen, …). Afhankelijk van de taalvaardigheid van de leerkracht verwoordt ze ook wat ze doet, in het Frans. Een alternatief is dat de leerkracht in het Nederlands verwoordt wat de pop doet. (wel niet pop in het Frans en juf vertalen in het Nederlands).
Kern o Annabel stelt haar hobby’s voor; zo houdt ze bv. heel veel van tekenen o Annabel stelt voor een spelletje te spelen met de kleuters: Annabel tekent iets en de kleuters raden wat het is. Wie juist geraden heeft, mag zelf iets tekenen. Annabel verwoordt steeds in het Frans wat er getekend is. Tijdens dit spelletjes zal ze ook heel vaak de woorden ‘oui’ en ‘non’ gebruiken als reactie op de antwoorden van de kleuters. o De juf geeft aan dat het stilletjes aan tijd wordt om een beetje te werken, want in een derde kleuterklas, zo vertelt ze aan Annabel, wordt er ook al hard gewerkt. Annabel zegt dat ze ’t wel jammer vindt dat het spelen gedaan is. o De juf ‘troost’ Annabel, want de kleuters gaan wel werken, maar ze gaan aan een verrassing voor Annabel werken. o Annabel is heel nieuwsgierig. De juf zegt echter dat ze eventjes haar oren moet bedekken, want ze mag niet horen wat de kinderen en de juf afspreken: voorlopig is dat nog een geheimpje. Verwerking o De kleuters maken iets voor Annabel, nl. zelfportretten, waarvan ze dan een leuk boekje maken als aandenken aan het bezoek van Annabel aan hun klas. De kinderen kiezen zelf welke tekentechniek ze willen toepassen: schilderen, tekenen, … Om hen te helpen bij deze opdracht bracht de leidster een aantal handspiegels mee. o De kleuters schrijven hun naam bij hun zelfportret. Slot o o o o
Annabel bewondert de werkjes van de kleuters, bedankt hen en geeft reacties als: Oh, vous m’ avez dessiné! Merci beaucoup. Vous êtes tous mes amis. Au revoir! À bientôt les enfants. Ook de kinderen zeggen: “Au revoir Annabel!”
Opmerking Indien dit een eerste kennismaking met het Engels was, dan kan er een nagesprekje gehouden worden over hun bevindingen. Dit kan aan de hand van reflectiefiches (zie bundel).
58
3. Les petits poissons Uitgewerkt door : Linda/Chantal (Peizegem)
Klas
:
3de leerjaar (of algemeen : 2de graad)
Onderwerp
:
spelen met een Frans lied
Inhoud
:
grote en kleine vissen ; elkaar begroeten en afscheid nemen
VTI-doelen
:
Plezier beleven aan het spelen met een Frans lied Vertrouwd geraken met de typisch Franse klanken en uitspraak Een Frans lied in grote lijnen begrijpen Iemand leren begroeten in het Frans : ‘Bonjour’ Afscheid leren nemen in het Frans : ‘Au revoir’
Andere lesdoelen o (taal)
:
o o
: :
Informatieve boeken raadplegen met het oog op de knutselactiviteit Volgens eigen creativiteit een vis knutselen Het tempo en de dynamiek van muziek herkennen (en benoemen). Klank en muziek in beweging durven, kunnen omzetten. Zich durven uiten: muzikaal, expressief en in een andere Taal.
(beeld) (muziek)
Materiaal o Deel 1
:
o
:
Deel 2
papier, schaar, stiften, satéstokjes,… (e.a. materiaal om vissen te maken); grote vellen papier, verf (blauwe en grijze tinten, groen), informatieve boeken rond (zee-en zoetwater)vissen het lied ‘Les petits poissons dans l’eau’ ; de zelfgemaakte vissen ; cd-speler
Les petits poissons dans l’eau Nagent, nagent, nagent, nagent, Les petits poissons dans l’eau Nagent aussi bien que les gros. Les gros, les petits, Nagent bien aussi, Les petits, les gros, Nagent comme il faut. Uit : Les plus belles comptines allemandes et françaises, Didier Jeunesse, 2002.
59
Lesverloop Deel 1: muzische vorming, beeld: knutselen van grote en kleine vissen/water(zee) Introductie o De leerkracht peilt naar de ervaringen met ‘vissen’: wie heeft thuis vissen (in een vijver, aquarium), wie heeft al ‘grotere’ vissen in het echt gezien, hebben ze er een (teken)film over gezien, …. o De leerkracht zorgt ervoor dat in het gesprek het volgende aan bod komt: hoe zien vissen eruit, hoe groot of hoe klein kunnen ze zijn. o De leerkracht kondigt de knutselactiviteit aan en verwijst naar de extra info die ze in de informatieve boeken kunnen vinden. Kern De kinderen gaan aan het werk: er worden verschillende vissen en een achtergrond, m.b. de zee, gemaakt Slot o De resultaten van de knutselactiviteit worden bekeken en besproken o De leerkracht vraagt wat ze nu met die geknutselde vissen zouden kunnen doen; de leerkracht vertelt hen van de vreemde taleninitiatie Frans. o Elke leerling krijgt ook een opdracht ter voorbereiding van de VTI mee: elke lln. zorgt voor een t-shirt (wit, blauw of rood)
Deel 2: muzische vorming, muziek en vreemde talenitiatie Frans Introductie o De leerkracht vertelt hen dat ze eens een ‘Frans’ lesje zullen hebben. Ze vraagt of iemand de Franse vlag kent; de leerlingen trekken hun t-shirt aan (wit-blauw-rood) om op die manier de Franse driekleur te vormen. o De leerlingen begroeten elkaar in het Frans. Kern o De leerlingen luisteren naar het lied. De leerkracht vraagt of ze er iets van begrepen hebben. o Het lied wordt nogmaals beluisterd, maar deze keer illustreert de leerkracht het lied aan de hand van de door de leerlingen gemaakte vissen. o Weten de kinderen nu al meer waarover het lied ging? o Het lied wordt nogmaals beluisterd; de leerlingen ‘illustreren’ het nu zelf met hun vissen: ze laten de kleine en/of grote vissen zwemmen; de leerkracht illustreert het begrip ‘comme il faut’ door haar duim op te steken, ten teken dat de vissen goed gezwommen hebben. o De leerkracht speelt een spel met een grote en een kleine vis: o bonjour… (naam van een leerling) o je suis le gros poisson o je nage dans l’ eau o au revoir … (naam van dezelfde leering) o bonjour… (naam van een leerling) o je suis le petit poisson o je nage aussi o je nage dans l’ eau aussi o au revoir … (naam van dezelfde leerling) o
Verwerkingsmogelijkheid 1
60
o
De leerlingen worden nu allemaal vissen: de ene helft speelt de grote, de andere helft de kleine vissen; ze bewegen als vissen door de klas terwijl de leerkracht het lied zingt; ze stimuleert de leerlingen om mee te zingen. Verwerkingsmogelijkheid 2 De klas wordt in verschillende rollen verdeeld: enkelen spelen dat ze een grote vis zijn ; anderen spelen dat ze kleine vissen zijn; respectievelijk zetten ze grote of kleine stappen; nog andere leerlingen spelen het water door een blauw of doorschijnend doek te hanteren: zij gaan op een dubbele rij stoelen staan, nemen het doek en bewegen het op en neer; de ‘vissen’ moeten er onderdoor zwemmen; eventueel zijn er ook ‘wier- of plantenkinderen’:daar moeten de vissen rond zwemmen. In eerste instantie zwemmen ze gewoon rond terwijl de leerkracht (eventueel samen met de zee-en plantenleerlingen het gedicht) opzegt. Na een tijdje geeft de leerkracht een bijkomende opdracht: op een afgesproken signaal (bv. belletjes // luchtbellen van de vissen) moeten twee vissen elkaar begroeten. Al naargelang ze een grote of klein vis tegenkomen zeggen ze: Bonjour gros/petit poisson, je suis le … petit/gros poisson, je nage dans l’eau, au revoir petit/gros poisson.
Slot De kinderen nemen in het Frans afscheid van elkaar. De kinderen trekken hun ‘Frans’ t-shirt uit. Indien dit een eerste kennismaking met het Frans was, dan kan er een nagesprekje gehouden worden over hun bevindingen. Dit kan aan de hand van reflectiefiches (zie bundel).
61
4. Frans gedicht Uitgewerkt door: Jan (Peizegem)
Klas
:
1ste leerjaar (of algemeen 1ste graad)
Onderwerp
:
spelen met een Frans gedicht (zie bijlage)
Inhoud
:
de kleuren, elkaar begroeten en afscheid nemen in het Frans
VTI-doelen
:
Via een rijmend Frans gedicht vertrouwd geraken met de typisch Franse klanken en uitspraak. Op een leuke wijze kennis maken met de vreemde taal Frans. Een Frans gedicht in beweging, gebaren, … durven en kunnen omzetten. Een Frans gedicht in grote lijnen begrijpen Iemand leren begroeten in het Frans : ‘Bonjour’ Afscheid leren nemen in het Frans : ‘Au revoir’
Materiaal
:
gedicht geïllustreerd op grote bladen (zie bijlage) ; Eifeltoren in karton, een Franssprekende pop, een doos met doeken in de kleuren van het gedicht, eventueel ook de in het gedicht genoemde voorwerpen, een jongens- en een meisjeshoed, cassette waarop het gedicht sproken werd.
Lesverloop Introductie o De leerkracht haalt de doeken en erbijhorende voorwerpen boven en vraagt hen of ze op rijmwoorden kunnen verzinnen bij de kleuren: zwart – hard; rood – brood; … o De leerkracht prijst de leerlingen en maakt vervolgens de overgang naar de Franse activiteit: in een andere taal, bv. in het Frans, heb je dat ook: woorden die hetzelfde klinken, die rijmen. Vooraleer ze echter met de Franse activiteit kunnen beginnen, moeten de leerlingen allemaal ‘Franse leerlingen’ worden, vandaar het ritueel. Overgangsritueel De kinderen kruipen onder de Eifeltoren3 de zithoek binnen. Deze handeling zal steeds herhaald worden. Ze kruipen als het ware Frankrijk binnen. De leerlingen worden door een pop (enkel voor Franse initiatie) begroet in het Frans (bonjour Marlon, bonjour Domenica, …). Bij het verlaten van de kring neemt de pop afscheid van de kinderen (au revoir Jarne, …). Kern o De leerkracht biedt het gedicht aan met de daarbij horende bewegingen en/of prenten. La danse des couleurs BLEU COMME LE CIEL 3
De Eifeltoren wordt door de leerlingen op voorhand geverfd. Kleuren van de Franse vlag zijn erin verwerkt. Bovenaan de Eifeltoren wordt een Franse vlag opgehangen.
62
"bonjour mademoiselle" (blauwe wolken die in de klas hangen aanduiden + eventueel de lucht buiten; meisje uit de klas groeten door met het hoofd te knikken + beweging met de hand) VERT COMME UN CHOU "comment vous appelez-vous?" (grote prent van een kool tonen (zie gedicht); vragen hoe iemand heet (eerste maal in het Nederlands vragen)) GRIS COMME UNE POUBELLE au revoir mademoiselle! (grote prent van vuilnisbak tonen; meisje groeten en zwaaien)
La danse des couleurs BLEU COMME MES YEUX bonjour monsieur (ogen aanwijzen ; jongen groeten) VERT COMME UN CHOU "comment vous appelez-vous?" (grote prent van een kool tonen (zie gedicht); vragen hoe iemand heet (eerste maal in het Nederlands vragen) ) NOIR COMME UN PNEU au revoir monsieur" (band in de klas zetten en aanwijzen ; jongen groeten en zwaaien) o o o
De leerkracht vraagt of ze iets van het gedicht begrepen hebben en of hen iets is opgevallen aan het gedicht. De leerkracht biedt het gedicht nogmaals aan en komt terug op inhoud en klank (rijmwoorden worden in de verf gezet) De leerlingen mogen het gedicht uitspelen: 1 iemand is de ‘mademoiselle’, 1 iemand de ‘monsieur’; de andere leerlingen vormen het publiek en proberen samen met de leerkracht de ‘kleurzinnen te zeggen’ (eventueel gewoon het laatste woord aanvullen); de ‘monsieur’ en ‘mademoiselle’ begroeten elkaar en nemen afscheid van elkaar; ze gebruiken zoveel mogelijk de zinnetjes uit het gedicht.
Slot Prenten die bij het gedicht horen, worden uitvergroot in de zithoek omhoog gehangen. Tijdens hoekenwerk of wanneer kinderen vlugger klaar zijn, kunnen ze het gedicht herhalen a.d.h.v. de prenten en/of beluisteren op cassette. Indien dit een eerste kennismaking met het Frans was, dan kan er een nagesprekje gehouden worden over hun bevindingen. Dit kan aan de hand van reflectiefiches (zie bundel).
63
Bijlage: La danse des couleurs BLEU COMME LE CIEL "bonjour mademoiselle"
VERT COMME UN CHOU "comment vous appelez-vous?"
GRIS COMME UNE POUBELLE au revoir mademoiselle!
BLEU COMME MES YEUX bonjour monsieur
64
VERT COMME UN CHOU "comment vous appelez-vous?"
NOIR COMME UN PNEU au revoir monsieur"
Klas
:
65
5. Engels lied Uitgewerkt door : Elke (Erembodegem)
Klas
:
3de graad
Onderwerp
:
lied ‘The lion sleeps tonight’ aanleren en in canon zingen
Inhoud
:
jungle
VTI-doelen
:
De kinderen beleven plezier aan een Engels lied en durven in het Engels meezingen. De kinderen raken vertrouwd met de Engelse klanken en uitspraak. De kinderen kunnen met eigen woorden vertellen waarover het lied gaat (in het Nederlands).
Andere lesdoelen (muziek)
:
Materiaal lied,
:
De kinderen durven hun kunnen te tonen bij het zingen. De kinderen kunnen gepast bewegen met de muziek, het ritme, de maat en de tekst. De kinderen kunnen het lied ritmisch en melodisch juist zingen. De kinderen kunnen in canon zingen. lied ‘The lion sleeps tonight’, instrumentale versie van het cd-speler, cd met junglegeluiden, safarihoedje, afbeeldingen van jungledieren
Introductie Opmerking: V = vraag A = antwoord Wanneer de leerlingen het lokaal binnenkomen horen ze geluiden uit de jungle. De leerkracht vraagt hen in een kring te gaan zitten en de ogen te sluiten. V: Als jullie aandachtig luisteren, waar denken jullie dat we zijn? A: (In een jungle) V: Welke dieren horen jullie allemaal? A: (Olifanten, leeuwen, apen, slang, vogels, ... (afhankelijk van fragment)) De kinderen mogen hun ogen openen en ondertussen worden er foto's van de dieren die je in het fragment hoort opgehangen. De kinderen ontdekken of ze alle dieren hebben gehoord. V: Kent er iemand toevallig iemand een liedje dat te maken heeft met de jungle? A: (The lion sleeps tonight (veel kinderen zullen misschien The Lion King antwoorden, je kan hen dan even een liedje uit de film laten zingen)) De leerkracht spreekt met de kinderen af dat wanneer zij haar safarihoed opzet, ze enkel nog Engels spreekt. De kinderen mogen dit ook proberen, maar dat moet niet. Kern
De leerlingen beluisteren het lied voor een eerste maal (zonder de tekst). De kinderen kunnen bewegen op de muziek.
66
De leerkracht stelt enkele vragen (ondersteund door gebaren en prenten) na het beluisteren van het lied: - Where are we when we listen to the song? - How do you know that? What's the jungle like? (mighty jungle) - Who sleeps in the jungle? And when? (de leeuw slaapt deze nacht) - What is also in the jungle? (een dorpje) - Do the people have to be afraid? Why do they - why not? (de leeuw slaapt, dus ze moeten niet bang zijn)
Iedereen gaat in een kring staan. De leerlingen krijgen de tekst en luisteren nogmaals naar het lied. De leerlingen die willen, zingen mee. De leerlingen worden in groepjes verdeeld: ze verzinnen bewegingen bij het lied. Tijdens het overleg, speelt de instrumentale versie van het lied. De groepjes tonen hun bewegingen aan elkaar.
Verwerkingsactiviteiten
Een leerling beeldt jungledieren uit. De andere leerlingen raden. (als de leerlingen het lied kennen) De leerlingen zingen het lied zoals een leeuw het zou zingen of zoals iemand die bang, slaperig, ... is. (als de leerlingen het lied kennen) De leerlingen zingen het lied in canon. De leerkracht polst bij de leerlingen of ze weten wat een ‘canon’ is. Om uit te leggen wat 'canon' is, laat de leerkracht een voorbeeld horen. De leerkracht geeft in het begin aan welke groep wanneer moet beginnen. Nadien doen de leerlingen het zelfstandig.
Slot De leerlingen reageren op de les. Indien dit een eerste kennismaking met het Engels was, dan kan er een nagesprekje gehouden worden over hun bevindingen. Dit kan aan de hand van reflectiefiches (zie bundel).
67
6. Engels verhaal Uitgewerkt door : Edith (Oud-Turnhout)
Klas
:
derde graad
Onderwerp
:
verhaal vertellen a.d.h.v. illustraties, dramatiseren, lied aanleren
Inhoud
:
het sprookje De drie biggetjes vanuit het oogpunt van de wolf verteld
VTI-doelen
:
plezier beleven aan het beluisteren van een Engels verhaal de verhaallijn van een verhaal in het Engels begrijpen Engels liedje durven meezingen
Andere lesdoelen
:
(taal) zelf een einde verzinnen voor het verhaal (muzische vorming) een stuk van het verhaal dramatiseren
Materiaal
:
het prentenboek Scieszka, J. (1989), The true story of the 3 little pigs! Penguin Books, London. CD-rom met 21 ingescande foto’s met afbeeldingen uit het prentenboek, beamer en laptop, schrijfmateriaal, lied ‘three little pigs’ (ritme van ‘Five little ducks’)
Three little pigs went out to play over the hills and far away The big bad wolf said ggrank,ggrank,ggrank And only the three little pigs came back Lesverloop Introductie o o o
(indien de leerlingen dit kennen) de leerlingen zingen het liedje FIVE little ducks de leerkracht verandert de tekst in THREE LITTLE PIGS de leerlingen zingen de nieuwe versie
Kern o de leerkracht vraagt de leerlingen of zij het sprookje De drie biggetjes kennen en of ze kort kunnen vertellen wat er in dat sprookje gebeurt o de leerkracht vertelt het verhaal in het Engels terwijl de foto’s van de prenten uit het boek worden getoond Slot o de leerlingen zingen het liedje Three little pigs Verwerkingsopdrachten o de leerlingen verzinnen in groepjes een (ander) einde aan het verhaal en dramatiseren dit in een taal naar keuze (Nederlands, djabbertalk of Engels). o de leerlingen vertellen het verhaal als varken, of als de wolf. o de leerlingen verzinnen nieuwe strofes bij het lied.
68
7. Engels spel Uitgewerkt door : Chris/Liesbet (Hamont-Achel)
Klas
:
3de graad
Onderwerp
:
Spel ‘I'm sitting in the garden’
Inhoud
:
lente
VTI-doelen
:
De leerlingen geraken vertrouwd met de klanken van het Engels De leerlingen durven meedoen De leerlingen beleven plezier aan een spel in het Engels De leerlingen begrijpen mondelinge boodschappen
Materiaal
:
een hoepel, een stukje groen, stoelen in een kring (1 per leerling) de leerkracht verkleedt zich als tuinman (tuinbroek, rieten hoed, een bloem in een knoopsgat, een appel, een zonnebril, werkgerief…
Lesverloop Ritueel De leerkracht houdt de hoepel vast. De kinderen stappen één voor één door de hoepel en betreden op die manier een ander land. Een tweede leerkracht staat hen daar op te wachten en zegt : “Hello, I’m Katy.” De kinderen mogen vrij reageren. Introductie o De leerkracht troont haar groep mee naar “the garden” en zegt “Hello, welcome in my garden. This is my garden. Do you like my garden ?” o De kinderen reageren vrij. o De leerkracht nodigt de kinderen uit om in de kring stoelen te gaan zitten (in het Engels). o Ze vertelt (in het Engels) dat ze een hoed opzet als ze in de tuin werkt en dat ze een speciaal jasje aan doet. (Terwijl ze dit vertelt, laat ze deze spullen zien en doet ze aan.) o Ze laat ook nog enkele andere spullen zien : haar zonnebril, haar bloem, haar appel. Kern o De instructie voor het spel wordt volledig in het Engels gegeven. De uitleg wordt zoveel mogelijk ondersteund met gebaren en voordoen. o Spel ‘I am sitting in the garden’: - de stoelen (1 per kind) staan in een kring - de leerlingen gaan elk op een stoel zitten, 1 kind staat in het midden (er staat dus een lege stoel in de kring) - de leerling links van de vrije stoel gaat op die stoel zitten en zegt ‘I am sitting in the garden and I love x (naam klasgenoot)’. - x staat op en gaat op de lege stoel zitten - ondertussen mag de leerling in het midden proberen om ook op de lege stoel te gaan zitten - wie niet kan gaan zitten, komt in het midden staan
69
o o o
Het spel wordt een eerste keer gespeeld in een zeer laag tempo. De leerkracht verwoord wat er gezegd moet worden, de leerlingen die willen kunnen dit meezeggen, de andere leerlingen zeggen enkel de naam van een klasgenoot. Als het spel goed begrepen wordt door alle leerlingen, wordt het spel meerdere malen gespeeld, waarbij het tempo telkens een beetje opgedreven wordt. Naarmate de activiteit vordert kan er meer “expressie” gevraagd worden van de kinderen.
Slot o De leerkracht vraagt : “Did you like the game ?” o Kinderen reageren vrij ( in Nederlands of Engels) Afsluitend ritueel De leerkracht en houdt de hoepel vast. De tweede leerkracht staat hen uit te zwaaien en zegt : “Goodbye !” De kinderen mogen vrij reageren. De kinderen stappen één voor één door de hoepel en betreden op die manier opnieuw hun eigen land. Opmerking Deze activiteit maakt deel uit van een doorschuifsysteem met drie activiteiten: een spel, een verhaal en een lied. De kinderen worden in kleine groepjes gespeeld, elke activiteit wordt door een leerkracht begeleid en duurt 20 minuten.
Indien dit een eerste kennismaking met het Engelsas, dan kan er een nagesprekje gehouden worden over hun bevindingen. Dit kan aan de hand van reflectiefiches (zie bundel).
70
8. Lied ‘Le petit homme’ Uitgewerkt door : Wendy (Geraardsbergen)
Klas
:
1ste graad
Inhoud
:
een mannetje dat een huisje zoekt
Aard activiteit
:
een huisje knutselen, lied 'Il était un petit homme, pirouette, cacahouètte ...'
VTI-doelen
:
plezier beleven aan de Franse taal interesse voor de Franse taal wekken stimuleren om Frans te praten/zingen (de herhalingszinnetjes) typische Franse klanken herkennen
Andere lesdoelen
(beeld) volgens eigen creativiteit een huis knutselen (attitude) samenwerken in groepjes
Materiaal Deel 1: - een klein zelfgeknutseld mannetje - allerlei knutselmateriaal: karton, lijm, scharen, plastiek flesjes en doosjes, karton en kartonnen dozen, blik,… Deel 2: - opname van het lied ‘Le petit homme’, cd-speler - zelfgemaakte prenten bij elke strofe van het lied Il était un petit homme, pirouette, cacahouète… Il était un petit homme, Pirouette, cacahouète! Il était un petit homme, Qui avait une drôle de maison. (bis) Sa maison est en carton… Ses escaliers sont en papier. (bis) Le premier qui va monter… Va se casser le bout du nez. (bis) Le facteur y est monté… Il s’est cassé le bout du nez. (bis) On lui a raccommodé… Avec du joli fil doré. (bis) le beau fil s’est cassé… Le bout du nez s’est envolé. (bis) Un avion à réaction… A attrapé le bout du nez. (bis)
71
Mon histoire est terminée… Messieurs, Mesdames, applaudissez! (bis) uit: Garabédian, M. & M. Lerasle (2001), Les plus belles chansons des petits lascars. 3 à 6 ans. Editions Didier Jeunesse. Lesverloop Deel 1 : kennismaking met ‘un petit homme’ en knutselen van huisjes Introductie 'Un petit homme' wordt voorgesteld. Hij spreekt enkel Frans. Hij is op zoek naar een huis, maar hij vindt geen geschikt huis. De leerlingen knopen een gesprek met hem aan. Het mannetje zelf reageert in het Frans, de leerkracht onderhandelt met de leerlingen over wat het mannetje zegt (niet letterlijk vertalen) en over hoe ze kunnen helpen (een huisje maken). Kern De leerkracht geeft de knutselopdracht in het Nederlands. De leerlingen maken in 4 groepjes huisjes met de aangeboden basismaterialen (blik, karton, plastiek). Extra materialen kunnen ze zelf kiezen. Slot 'Le petit homme' en de kinderen bekijken en bespreken de huisjes die de leerlingen gemaakt hebben samen met de leerlingen. Deel 2 : lied: 'un petit homme' Introductie De leerlingen begroeten ‘le petit homme’ en vragen of hij blij is met de huisjes om in te wonen. Kern o ‘Le petit homme’ leert de leerlingen een liedje over hem. o De leerlingen luisteren naar het lied. o De kinderen luisteren nogmaals naar het lied. De kinderen vertellen waarover ze denken dat het gaat. ‘Le petit homme’ reageert. o Het lied wordt nogmaals beluisterd. De kinderen zoeken de juiste prenten bij de strofes en brengen ze aan. o Het lied wordt een laatste maal gezongen. De kinderen zingen 'pirouette, cacahouète' mee. De kinderen die meer willen meezingen, doen dat. Slot o Het lied wordt met popjes uitgebeeld in een zelfgemaakt (kartonnen) huisje. Indien dit een eerste kennismaking met het Frans was, dan kan er met de leerlingen een nagesprekje gehouden worden over hun bevindingen. Dit kan aan de hand van reflectiefiches (zie bundel).
72
9. Lied ‘Les Champs-Elysées’ Uitgewerkt door : Cindy (Hamont-Achel)
Klas
:
3e leerjaar (of algemeen: 2e graad)
Onderwerp
:
drama naar aanleiding van een Frans lied (wandelen over de boulevard)
Inhoud
:
de sfeer op de Parijse Champs-Elysée
VTI-doelen
:
Kennismaken met en plezier beleven aan de Franse taal Vertrouwd raken met de typische Franse klanken en uitspraak Een lied (mee)zingen in het Frans
Andere lesdoelen
:
(muzische vorming) zich expressief durven uiten, een lied (mee)zingen in een andere taal
Materiaal
:
opname van het lied ‘Les Champs-Elysées’ van Joe Dassin, cd-speler, verkleedkleren (chique dames en heren, hoeden, dassen, strikjes, handtassen, juwelen, geld, bedelaarskleren, pruiken, sieraden, ...), stoelen + tafel (terras), bierplateau
Lesverloop Inleidend ritueel o De leerkracht laat vlag van België zien en bespreekt welke talen we hier spreken. Wie kan er iets in een andere taal zeggen? De leerkracht laat Franse vlag zien en zegt dat iedere keer wanneer we dit zien we Frans praten of een act. in het Frans doen. o De leerkracht begroet de leerlingen in het Frans en vertelt hoe ze heet. De leerlingen zijn vrij om dit na te doen. Introductie Kringgesprek: de leerkracht laat enkele foto's (Eifeltoren, Champs-Elysées, ...) bekijken over Frankrijk, Parijs en zijn bezienswaardigheden, de leerlingen reageren De leerkracht vertelt over de Champs-Elysées en dat er heel wat beroemdheden inkopen doen. Kern De leerkracht vertelt wat ze gaan doen: een bezoekje brengen aan de Champs-Elysées als een beroemdheid en elkaar in Frans begroeten en voorstellen met een daarbij passend liedje. De leerlingen krijgen voor de 1ste keer het lied te horen en ondertussen stelt ze de kleding en accesoires ten toon. De leerlingen reageren vrij. De leerkracht bespreekt de inhoud van het lied (een beperkte bespreking over de algemene inhoud is voldoende, geen vertaling zin per zin) De leerlingen luisteren opnieuw naar het lied en mogen zich ondertussen verkleden. De leerlingen kruipen in hun rol en wandelen over de boulevard terwijl ze elkaar begroeten. Sfeermuziek wordt opgezet indien het al vlot gaat. De leerlingen verwisselen eens van rol (bv. kelner, chique dame, echte heer, straatmuzikant, bedelaar)
73
Slot De leerlingen zingen een strofe van het lied mee De leerlingen reageren vrij op deze activiteit Afsluitend ritueel Franse vlag wordt vervangen door de Belgische vlag. Indien dit een eerste kennismaking met het Frans was, dan kan er een nagesprekje gehouden worden over hun bevindingen. Dit kan aan de hand van reflectiefiches (zie bundel).
74
10. Une poule sur un mur Uitgewerkt door : Féfée (Hamont-Achel)
Klas
:
derde kleuterklas
Onderwerp
:
een lied zingen
Inhoud
:
Pasen, kippen
VTI-doelen
:
Plezier beleven, durven meedoen en spelen met een Franstalig lied Het lied begrijpen De kinderen denken na over gelijkenissen tussen het Frans en het Nederlands
Materiaal
:
cd, cd-speler, blokfluit, grote pop 'Mark', tasje, pluche kip, oud brood, 4 tekeningen bij het lied (kip op muur, kip op muur met stukjes oud brood, kip picoti/picota, kip naast de muur)
Une poule sur un mur Qui picote du pain dur Picoti, picota Lève la queue et puis S'en va Lesverloop Inleidend ritueel De leerkracht stapt met een grote pop 'Mark' de klas binnen. Wanneer de kleuters Mark zien, weten ze dat het tijd is voor Frans. De kleuters geven Mark een hand en zeggen 'bonjour'. Introductie De leerkracht neemt Mark op haar schoot. Mark, de Franstalige pop, heeft een rugzak bij. Enkele kleuters halen tekeningen, een cd, een pluche kip uit de rugzak. De kleuters reageren vrij. Mark wil ons een Frans liedje leren. Kern o Kringgesprek a.h.v. vier tekeningen en spelenderwijs met een pluche kip o Kip op muur o Kip op muur/stukjes oud brood o Kip picoti/picota o Kip naast de muur o Lied op cd beluisteren. Leerkracht zingt mee en stelt daarna nog enkele inhoudsvragen. Vb. Zijn er Franse woordjes die hetzelfde klinken als in het Nederlands (muur/mur)? o Lied beluisteren en bijpassende bewegingen uitvoeren o Voorover buigen en handen op de knieën (kip) o Brood oppikken: bewegen met hoofd o Rechtstaan en verdergaan (per 2, samen, ...) o Ritme inoefenen, lied beluisteren en de kleuters tikken mee, klappen mee, ... o Het lied samen zingen
75
Slot o Het lied wordt nog een laatste keer gezongen. De tekeningen helpen de kleuters. o Leerkracht vraagt of ze het een mooi liedje vinden. De kleuters reageren. Verwerkingsopdracht De kleuters luisteren in de luisterhoek naar de cd en leggen de tekeningen in de juiste volgorde. Afsluitend ritueel De kleuters zeggen 'au revoir' tegen Mark.
Indien dit een eerste kennismaking met het Frans was, dan kan er een nagesprekje gehouden worden over hun bevindingen. Dit kan aan de hand van reflectiefiches (zie bundel).
76
11. Sur le pont d’Avignon Uitgewerkt door : Sofie (Nevele)
Klas
:
2e en 3de kleuterklas
Onderwerp
:
spelen met een lied: 'Sur le pont d'Avignon'
Inhoud
:
elkaar begroeten, dansen
VTI-doelen
:
kennismaken met een vreemde taal plezier beleven aan het spelen met een Frans lied
Andere lesdoelen (muzische vorming)
:
Materiaal:
een eenvoudig dansje kunnen uitvoeren lied ‘Sur le pont d’Avignon’, cd-speler, pop, prenten bij het lied
Lesverloop Introductie o Pitoe de klaspop bracht een vriendje mee naar de klas: Bob. o Bob stelt zich voor in het Frans. o Bob zegt goedendag in het Frans: “Bonjour”. o De kinderen reageren. Wie wil kan Bob in het Frans begroeten. (dit wordt nadien telkens het inleidend ritueel). o Bob vertelt dat hij de kinderen een liedje komt leren. Pitou helpt de kinderen bij het begrijpen van Bob (maar vertaalt niet letterlijk wat hij zegt). Kern o Bob zingt het liedje sur le pont d'Avignon. o De kinderen reageren. o De leerkracht vraagt welke woorden de kinderen herkennen. Wat zouden ze betekenen? o De leerkracht toont prenten: waarover zou het liedje gaan? o De leerkracht zingt het lied nogmaals samen met Bob. o
De leerkracht doet een dansje voor: - in kring rondstappen, binnenste kring staan de jongens, buitenste kring staan de meisjes - stil blijven staan: jongens groeten de meisjes door een buiging te maken, meisjes groeten de jongens door een buiging te maken - in kring rondstappen
o o
De kinderen proberen mee te zingen. De leerkracht doet een ander dansje voor: - per twee: handen vasthouden en ronddraaien - stil blijven staan: jongens groeten de meisjes door een buiging te maken, meisjes groeten de jongens door een buiging te maken - per twee: handen vasthouden en ronddraaien
Slot o o
Gesprekje, vond je het leuk om een liedje in een andere taal te leren? Samen nog eens het liedje zingen.
77
Afsluitend ritueel Bob neemt afscheid. Indien dit een eerste kennismaking met het Frans was, dan kan er met de kinderen een nagesprekje gehouden worden over hun bevindingen. Dit kan aan de hand van reflectiefiches (zie bundel).
78
12. Prentenboek: Petit-Bond et l'étranger Klas
:
eerste graad
Onderwerp
:
naar een verhaal luisteren
Inhoud
:
discriminatie
VTI-doelen
:
- de lln genieten van een verhaal - de lln begrijpen het verhaal
Andere lesdoelen
:
(taal) de lln toetsen het verhaal aan de eigen voorspellingen op basis van de titel
Materiaal
:
Velthuys Max, Kikker en de vreemdeling Petit-Bond et l'étranger
Lesverloop Inleidend ritueel Introductie o De juf vertelt dat in de jeugdboekenweek tijdens het op orde stellen van de klasbib Arthur (tweetalig) De kikker en de vreemdeling van Max Velthuijs zag en zei dat hij die ook had, maar dan in het Frans: Petit-Bond et l’étranger. o Er wordt meteen nagegaan of er nog andere kinderen zijn die die boeken kennen. Weten ze welke andere dieren in het verhaal voorkomen? Kent iedereen de personages? o Aan de hand van de (Nederlandse) titel en de cover van het boek proberen ze het verhaal te voorspellen. Kern Opmerking Aangezien het een vrij moeilijk verhaal is en de prenten niet altijd weergeven wat er verteld wordt, leek het meer aangewezen enkel Rat, de vreemdeling, zijn dialoog in het Frans weer te geven. o o o
De juf leest het verhaal in het Nederlands voor, terwijl ze de prenten toont. Wanneer de rat (in het Frans) spreekt, wijst ze naar de prenten, maakt ze gebaren en illustreert ze de gevoelens met haar mimiek, … bv. ‘Je sais lire, écrire, ...’ : doe alsof je leest, schrijft. Als de juf merkt dat de kinderen iets niet begrijpen kan ze in het Nederlands vragen stellen, bv. ‘Il parle trois langues: le français, l’anglais et l’allemand. ‘Welke drie talen spreekt de Rat allemaal?’
Slot o De kinderen krijgen de tijd om op het verhaal te reageren. Waarover ging het verhaal? o Klopte de voorspelling?
79
Verwerkingsopdrachten o Dramatisering: de kinderen spelen het verhaal na Afsluitend ritueel Indien dit een eerste kennismaking met het Frans was, dan kan er met de leerlingen een nagesprekje gehouden worden over hun bevindingen. Dit kan aan de hand van reflectiefiches (zie bundel).
80
Bijlage 6: Reflectiefiche kleuters Frans
Vreemde taleninitiatie: even terugblikken. Zet een kruisje onder het het juiste pictogram.
Vond je het leuk?
Vond je het moeilijk?
Wil je nog eens iets in het Frans doen?
JA
NEEN
81
Bijlage 7: Reflectiefiche lagere school Frans
Je hebt net een lesje ‘Frans’ achter de rug. We zouden graag weten wat je daarvan vond. Beantwoord de vraagjes hieronder o door een kruisje in de juiste kolom te zetten. o of door kort iets op de stippellijn te noteren.
Ja
Neen
Een beetje
Vond je het een leuke les? Wat vond je er leuk aan? ………………………………………………………................ .......................................................................... Vond je het een moeilijke les? Wat vond je er moeilijk aan? …………………………………………………………...…… …........................................................................ Heb je begrepen wat de juf/ meester vertelde, zei, zong,...? Heb je een beetje Frans geleerd? Zou je graag nog eens een les Frans krijgen? Vind je Frans een leuke taal? Wil je nog iets vertellen over de les? …………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………
82
Bijlage 8: Reflectiefiche VTI-activiteit voor de leerkracht De klassfeer Welke sfeer hing er in de lucht? Hoe creëerde je die (positieve, negatieve of neutrale) sfeer?
Jezelf Hoe vond jij het om deze activiteit te geven?
Wat beklemtoonde je tijdens de activiteit? Kon je alle kinderen ‘bereiken’? Zo niet, hoe kwam dat dan?
Wat heb je bijgeleerd?
De leerlingen Hoe reageerden de kinderen op de activiteit?
Waren ze allemaal bij de activiteit betrokken, of slechts een deel? Indien slechts een deel: hoe komt dit dan?
Wat pikten ze volgens jou op van de activiteit?
Was dat wat je wou dat ze oppikten?
De activiteit zelf Wat zou je een volgende keer zeker anders doen en waarom?
Wat zou je een volgende keer zeker opnieuw doen en waarom?
Kreeg je door de activiteit te geven en door eventuele reacties van de kinderen, ideeën voor vervolgactiviteiten?
83