Vragenlijsten Periodiek Arbeidgezondheidskundig Onderzoek voor de Bouwnijverheid Een handleiding voor bedrijfsartsen
1
INHOUDSOPGAVE
INLEIDING............................................................................................................4 I BASISVRAGENLIJST PAGO BOUW.............................................................7 1 UITGANGSPUNTEN .......................................................................................8 2 BESCHRIJVING BASISVRAGENLIJST PAGO BOUW .............................10 3 INTERPRETATIE RESULTATEN DOOR BEDRIJFSARTS.......................16 4 CONCLUSIES .................................................................................................19 II VRAGENLIJST PAGO BOUW SENIOREN (40+) .....................................20 1 INLEIDING .....................................................................................................21 2 STAPPENPLAN..............................................................................................23 3 WERKVERMOGEN .......................................................................................25 4 LOOPBAANONTWIKKELING.....................................................................30 5 MAATREGELEN............................................................................................32 6 ADVIES EN VERVOLGACTIVITEITEN INDIVIDUEEL NIVEAU..........34 7 STAPPENPLAN: HERSTEL WERKVERMOGEN.......................................35 8 STAPPENPLAN: BEHOUD WERKVERMOGEN........................................41 BIJLAGEN - SCOREFORMULIER WERKVERMOGEN......................................................43 - ALFABETISCHE BEROEPENLIJST ...............................................................45 - NUMERIEKE BEROEPENLIJS.........................................................................48 III VRAGENLIJST PAGO BOUW VOOR DIRECTIE STAF EN UITVOERDERS (DSU)..............................................................51 DOEL EN OPBOUW ............................................................................................52
IV VRAGENLIJST SCHILDERS......................................................................53 1 INLEIDING .....................................................................................................54 2 DOEL ...............................................................................................................55 3 OPBOUW ........................................................................................................55 4 GRENSWAARDEN ........................................................................................55 5 PROCEDURE OPS SCREENING ..................................................................56 2
V 1 2 3
F.I.B.1-2 REGISTRATIEFORMULIER ACTIVITEITEN ARBOUW DOEL ................................................................................................................58 OPBOUW..........................................................................................................58 REGISTRATIE INSTRUCTIES .....................................................................59
3
INLEIDING Deze handleiding geeft voor de bedrijfsartsen, die werkzaam zijn voor de bouwnijverheid, een toelichting op het gebruik van de vragenlijsten in het kader van de uitvoering van het Periodiek Arbeidsgezondheidskundig Onderzoek (PAGO) in de Bouwnijverheid. Daarbij wordt bedoeld het PAGO in bredere zin: naast het reguliere PAGO, ook het extra frequente Gericht Periodiek Onderzoek (GPO) voor bepaalde werkzaamheden met bijzondere gezondheidsrisico’s en het Arbeids Gezondheidskundig Onderzoek (AGO) voor Jongeren op het moment dat zij ongeveer een jaar in de bedrijfstak werkzaam zijn. Met ingang van 1 juli 2001 worden nieuwe vragenlijsten ingevoerd: - de Basisvragenlijst PAGO voor de bouwnijverheid (als opvolger van de oude PBGO-vragenlijst). - de vragenlijst PAGO Bouw senioren (voor werknemers ouder dan 40 jaar, in aanvulling op de Basisvragenlijst). - de vragenlijst PAGO Bouw voor Directie, Staf en Uitvoerders (in aanvulling op Basisvragenlijst). Tezamen met de vragenlijst Schilders (die eveneens in aanvulling op de Basisvragenlijst wordt gebruikt) vormen deze vragenlijsten de basis voor een gerichte anamnese in het kader van het PAGO. Op 1 juli wordt ook ingevoerd de vernieuwde versie van: - het Registratieformulier activiteiten Arbouw (FIB-formulier) De invoering van de nieuwe formulieren is een belangrijk onderdeel van het kwaliteitsproject, dat gericht is op het vergroten van de omvang en de verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening. In het kader van het kwaliteitsproject is geconstateerd, dat aan het vaststellen van aandoeningen en beroepsgerelateerdheid zo uiteenlopend invulling wordt gegeven, dat de VISA-informatie geen enkele basis biedt voor een gerichte kwaliteitsbeoordeling. Daarmee ontbreekt ook een betrouwbaar uitgangspunt voor verdere professionele normstelling. De arbodiensten stellen zich op het standpunt, dat kan dit deels worden toegeschreven aan onderregistratie en een onduidelijke registratiesystematiek. Om die reden is besloten eerst de registratie te verbeteren om 4
later op basis daarvan te komen tot een betrouwbare kwaliteitsbeoordeling en normstelling. Met deze opzet willen wij de voorwaarden scheppen voor een betere registratie van activiteiten en een gerichter gebruik van het arbouw-instrumentarium. Met het oog hierop hebben wij de oude PBGO-vragenlijst aangepast en in aanvulling daarop twee nieuwe vragenlijsten geïntroduceerd. Met de vragenlijst PAGO Bouw Senioren heeft de bedrijfsarts nu een instrument waarmee hij op relatief eenvoudige wijze inzicht kan krijgen in een mogelijk verhoogd risico op gezondheidsklachten, langdurig ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid. Ook geeft de vragenlijst inzicht wenselijkheid en mogelijkheid van te nemen maatregelen (werkaanpassingen). De bedrijfsarts bepaalt aan de hand van de vragenlijst de Werkvermogen Index (WI) en op basis daarvan de vervolgactiviteiten om het werkvermogen van de werknemer te verbeteren of te behouden. De bovengenoemde veranderingen worden ingevoerd op 1 juli 2001 onder de projectnaam VISA 2001. Arbouw verzorgt in mei/juni 2001 de instructie voor bedrijfsartsen en bouwcoördinatoren en (in samenwerking met FIB) voor doktersassistenten en administratieve functionarissen, werkzaam voor de bouwnijverheid. De veranderingen moeten per 1 juli 2001 moeten leiden tot een aantal concrete verbeteringen: - verbetering van de advisering en begeleiding van de werknemers: meer effectieve vervolgactiviteiten, gericht op het voorkomen van uitval en behoud van gezond en veilig werk bij de eigen werkgever. - een zorgvuldiger beoordeling en vastlegging van aandoeningen en de mate van beroepsgerelateerdheid op basis van prevalenties. - een vereenvoudigde activiteitenregistratie, onder andere ook met het oog op de succesvolle declaratie van uitgevoerde activiteiten via FIB. - een activiteitenregistratie, op basis waarvan: - beter zicht wordt verkregen op de professionele kwaliteit van bedrijfsartsen. - in goed overleg met de arbodiensten normen voor het professionele handelen kunnen worden vastgesteld. - informatie kan worden vastgelegd op het niveau van bedrijfstak, branche, beroep, bedrijf en arbodienst (ook t.b.v. onderlinge vergelijking). - de arbodiensten eenvoudiger kunnen declareren. 5
Met dit nieuwe instrumentarium heeft Arbouw de nodige bijdrage geleverd voor verdere professionalisering van de begeleiding van de werknemers. Wij verwachten dan ook een aantoonbare kwaliteitsverbetering en zullen de arbodiensten daarop ook aanspreken. Kwaliteitsverbetering is een voortdurend proces. Arbouw stelt het daarom op prijs van de arbodiensten opmerkingen en suggesties voor verdere verbetering van registratie en uitvoering van activiteiten te ontvangen.
6
I Basisvragenlijst Pago Bouw
7
1
UITGANGSPUNTEN
Bij de ontwikkeling van de Basisvragenlijst voor het Pago Bouw stonden de volgende uitgangspunten centraal: 1 In de vragenlijst staan klachten in relatie tot werk centraal. 2 De vragenlijst is toegespitst op de situatie in de bedrijfstak bouwnijverheid. 3 De Basisvragenlijst voor de Pago Bouw dient een kort screeningsinstrument te zijn, dat zowel op micro (individueel), meso (bijvoorbeeld bedrijf) als macro-niveau (bijvoorbeeld bepaalde functies in de bouwnijverheid) gebruikt kan worden. 4 De vragenlijst dient een betrouwbaar en valide instrument te zijn. 5 Zo veel mogelijk vragen van PBGO-vragenlijst dienen behouden te worden. Dit om een tr 6 endbreuk zoveel mogelijk te vermijden. 6 De vragen in de vragenlijst en de bestanden die daarmee opgebouwd worden, dienen zo veel mogelijk vergelijkbaar te zijn met andere bestanden. Ad 1 Klachten in relatie tot werk staan centraal. Dit houdt onder andere in, dat het doel van de PAGO enigszins bijgesteld werd. In de vragenlijst PBGO waren oorspronkelijk vragen opgenomen om bevolkingsaandoeningen (hartklachten, CARA etc) te screenen. Dit uitgangspunt wordt hiermee verlaten. In de Basisvragenlijst Pago Bouw staan klachten in relatie tot werk centraal. Ad 2 Toegespitst op de bedrijfstak bouwnijverheid Dit houdt in dat in de vragenlijst vooral ingegaan wordt op klachten (zowel op het gebied van de werkomstandigheden als de gezondheid) waarvan duidelijk is dat ze binnen de bouwnijverheid een belangrijke rol spelen. Onder andere uit vergelijking met andere bedrijfstakken (zie bijlage 2) is duidelijk dat het gaat om de volgende aspecten: lichamelijke belasting, lawaai en trillingen, klimaatinvloeden, toxische stoffen, veiligheid en werkdruk. Vertaald naar klachten op het gebied van de gezondheid gaat het om klachten van het houding- en bewegingsapparaat, spanningsklachten, gehoorklachten en ongevallen. Ad 3 Micro-, meso en macro-niveau De vragenlijst heeft als doel de bedrijfsarts snel inzicht te geven in welke klachten bij een individuele werknemer spelen. Daarnaast dienen de gegevens echter ook 8
verzameld te kunnen worden en op geaggregeerd niveau geanalyseerd te kunnen worden. Ad 4 Betrouwbaar en valide instrument Vanzelfsprekend dient de vragenlijst een betrouwbaar en valide instrument te zijn. Bij de ontwikkeling er van is zo veel mogelijk gekeken naar deze aspecten. Dat betekent dat is nagegaan wat aan onderzoek met betrekking tot het PBGO bekend is, dat aanvullende analyses op de PBGO-bestanden zijn uitgevoerd en dat vragen (en clusters) die toegevoegd zijn, al zo veel mogelijk bekeken moeten zijn op deze aspecten. Dit hield onder andere in dat er zoveel mogelijk gebruik gemaakt wordt van bestaande instrumenten. In aanmerking kwamen de VOS-D, de VOEG, de VAG, de NOVA WEBA, het PBGO voor het wegvervoer, de ABV, de VBBA, het CBS Doorlopend LeefSituatie Onderzoek en de Monitor Lichamelijke belasting en Stress. Ad 5 Vragen van het PBGO De PBGO-gegevens van de afgelopen 10 jaar zijn opgenomen in een grote database: het Verrichtingen Informatie Systeem Arbouw (VISA). In VISA worden jaarlijks de gegevens van circa 50.000 werknemers in de bouwnijverheid verzameld. VISA wordt onder andere gebruikt om de arbeidsomstandigheden in de bouwnijverheid te monitoren. Vanzelfsprekend dient een trendbreuk zo veel mogelijk vermeden te worden. Dit heeft gevolgen voor zowel de vraagstelling als voor de antwoordcategorieën in de Basisvragenlijst Pago Bouw. Ad 6 Vergelijkbaarheid Om de gegevens van de bedrijfstak bouwnijverheid te kunnen vergelijken met historische gegevens en met die van andere bedrijfstakken, dient zo veel mogelijk aansluiting gezocht te worden bij de oude pbgo-vragenlijst en bij andere veel gebruikte vragenlijsten en daarmee opgebouwde (voldoende grote) databases. De genoemde vragenlijsten voldoen aan deze criteria.
9
2
BESCHRIJVING BASISVRAGENLIJST PAGO BOUW
De Basisvragenlijst Pago Bouw bestaat uit twee gedeelten: A. Basisvragenlijst Gezondheidstoestand en B. Basisvragenlijst Werkomstandigheden. De antwoordmogelijkheden voor de vragen in de vragenlijsten bestaan uit twee antwoordmogelijkheden: ‘JA’ en ‘NEE’. Bij een signalerende beantwoording van de vragen wordt van de bedrijfsarts verwacht dat hij doorvraagt. 2.1 De Vragenlijst Gezondheidstoestand De Vragenlijst Gezondheidstoestand bestaat in totaal uit 39 vragen die tezamen 18 ‘clusters’ vormen. Daarbij gaat het om groeperingen van klachten en aandoeningen. Het eerste cluster betreft psychische klachten en bestaat uit 11 vragen. De vragen betreffen: vage klachten (‘moe zijn’, ‘vaak slaperig of suf zijn’ en ‘slecht slapen’); stress-klachten (‘voortdurend het gevoel hebben er niet tegenop te kunnen’, ‘prikkelbaar zijn’ en ‘vaak last van stress hebben’); mentale klachten (‘regelmatig moeite hebben om zich te concentreren’, ‘regelmatig moeite hebben om te onthouden’) en een vraag die verwijst naar depressieve klachten (‘Heeft u zich de afgelopen tijd vaak somber en neerslachtig gevoeld’). Het tweede cluster betreft klachten over de ogen en bestaat uit twee vragen: ‘Heeft u klachten over het zien?’ en ‘Heeft u regelmatig last van vermoeide of branderige ogen?’. Het derde cluster betreft keel-, neus en oor-klachten (‘Heeft u klachten over het horen?’, ‘Heeft u regelmatig klachten van de neus?’ en ‘Bent u vaak hees?’). Het vierde cluster betreft klachten van de luchtwegen (‘Heeft u regelmatig klachten van de luchtwegen?’, ‘ Heeft u een allergische luchtwegenaandoening?’ en ‘Heeft u nogal eens last van kortademigheid?’). Het vijfde cluster heeft betrekking op hartklachten (‘Heeft u nogal eens pijn of een beklemd gevoel op de borst of in de hartstreek?’). Het zesde cluster heeft betrekking op maag- en buikklachten (‘Heeft u regelmatig klachten in de maagstreek?’ en ‘Heeft u regelmatig buikpijn?’). 10
Het zevende cluster betreft klachten van het bewegingsapparaat. In het cluster zijn 16 vragen opgenomen over klachten in de bovenste en onderste ledematen, nek- en rugpijn. Het achtste cluster heeft betrekking op neurologische klachten. Het betreft twee vragen: ‘Heeft u regelmatig last van ernstige hoofdpijnen?’ en ‘Bent u vaak duizelig?’. Het negende cluster betreft huidklachten (‘Heeft u regelmatig last van een droge huid of eczeem?’ en ‘Is uw huid overgevoelig voor een stof of materiaal waarmee u op uw werk in aanraking komt?’). Het tiende cluster gaat in op verzuim wegens ziekte (‘Bent u in het afgelopen jaar van uw werk thuis gebleven vanwege ziekte?’). Het elfde cluster gaat in op verzuim wegens een ongeval (‘Bent u in het afgelopen jaar (een of meerdere keren) van uw werk thuis gebleven vanwege een ongeval?’). Indien de vraag met ‘JA’ beantwoord wordt, wordt werknemers gevraagd wat voor soort ongeval het betrof. Het twaalfde cluster gaat in op het in het afgelopen jaar –vanwege het werk behandeld zijn voor klachten. Het dertiende cluster betreft het –in de afgelopen 5 jaar- behandeld zijn geweest voor verschillende aandoeningen. Het veertiende cluster is een vraag over de algehele gezondheidstoestand (‘Voelt u zich gezond?’). Het vijftiende cluster gaat over de vraag of de werknemer er bezwaar tegen heeft dat de gegevens van het PAGO naar zijn huisarts worden gestuurd. Het zestiende cluster gaat in op de arbeidsgebondenheid van de klachten (‘Heeft u klachten die ontstaan zijn, of erger worden door het werk?’). Aan de werknemers wordt gevraagd het nummer van de vragen waarop de klachten betrekking hebben, in te vullen.
11
Het zeventiende cluster gaat in op de belemmering van het werk door klachten (‘Heeft u klachten die niet ontstaan zijn door het werk, maar die wel het uitvoeren van de werkzaamheden belemmeren?’). Evenals bij de vraag over de arbeidsgebondenheid van de klachten, wordt werknemers gevraagd het nummer van de vragen waarop de klachten betrekking hebben, in te vullen Het achttiende cluster heeft betrekking op de leeftijdsgebondenheid van de klachten (‘Denkt u dat de klachten met uw leeftijd samenhangen?’). Evenals bij de vragen over de arbeidsgebondenheid en arbeidsgerelateerdheid van de klachten, wordt werknemers gevraagd het nummer van de vragen waarop de klachten betrekking hebben, in te vullen. 2.2
De Vragenlijst Werkomstandigheden
De Vragenlijst Werkomstandigheden bestaat in totaal uit 83 vragen die 25 clusters vormen. Het eerste cluster betreft 6 vragen over de werkhoudingen (bijvoorbeeld: ‘Ondervindt u in uw werk veel hinder van langdurig staan?’ of ‘Moet u in uw werk vaak lang achtereen geknield of gehurkt werken?’). Het tweede cluster heeft betrekking op lichamelijke belasting en bestaat uit een drietal vragen: ‘Moet u in uw werk vaak zware lasten tillen, duwen, trekken of dragen?’, ‘Ondervindt u in uw werk veel hinder van steeds herhaalde bewegingen?’ en ‘Moet u in uw werk vaak grote krachten uitoefenen?’. Het derde cluster heeft betrekking op vermoeidheid/belastingsgevolgen (‘Is uw werk lichamelijk inspannend?’, ‘Is het werk erg vermoeiend voor u?’ en ‘Komt het vaak voor dat u ’s avonds na het werk te moe bent om nog iets anders te doen?’) Het vierde cluster betreft mentale belasting (‘Is uw werk geestelijk erg inspannend?’; Moet u zich tijdens het werk sterk concentreren?’ en ‘vereist uw werk grote nauwkeurigheid?’). Het vijfde cluster heeft betrekking op het werken onder tijdsdruk en bestaat uit 5 vragen. Bijvoorbeeld: ‘Moet u erg snel werken?’ en ‘Is er genoeg tijd om het werk af te krijgen?’. 12
Het zesde cluster heeft betrekking op de werkhoeveelheid en bestaat uit vier vragen. Bijvoorbeeld: Heeft u te veel werk te doen?’ en Komt het vaak voor dat er extra hard gewerkt moet worden om iets af te krijgen?’. Het zevende cluster heeft betrekking op de regelmogelijkheden (autonomie). Het cluster bestaat uit vijf vragen: ‘Kunt u zelf beslissen hoe u uw werk uitvoert?’ en ‘Kunt u deelnemen aan besluiten die uw werk raken?’. Het achtste cluster gaat over lawaai(-overlast). Er worden vragen gesteld over de hoeveelheid lawaai (‘Ondervindt u in uw werk veel hinder van lawaai?’) en over (het gebruik van) Persoonlijke Beschermings Middelen (‘Gebruikt u bij uw werk gehoorbeschermers?’). Het negende cluster heeft betrekking op trillingen. Het betreft zowel lichaamstrillingen (whole body vibrations) als hand-arm-trillingen. Het tiende cluster heeft betrekking op fysisch/chemische omstandigheden en bestaat uit zes vragen (‘Ondervindt u in uw werk veel hinder van: stank, stof etc?). Het elfde cluster betreft acht vragen over het (binnen-)klimaat. De vragen hebben betrekking op: koude, warmte, vochtige lucht etc. Het twaalfde cluster heeft betrekking op veiligheid en bestaat uit vier vragen. Bijvoorbeeld: ‘Bevindt u zich op het werk regelmatig in onveilige situaties?’ en ‘Kunt u beschikken over de benodigde persoonlijke beschermingsmiddelen?’. Het dertiende cluster bestaat uit drie vragen over de voorzieningen op de bouwplaats, zoals een goede schaftruimte, sanitaire voorzieningen en was- en kleedruimten. Het veertiende cluster heeft betrekking op plezier in het werk (arbeidssatisfactie) en bestaat uit vijf vragen: ‘Is uw werk meestal boeiend?’ en Heeft u meestal plezier in het werk?’. Het vijftiende cluster bestaat uit 5 vragen en heeft betrekking op de organisatie van het werk (‘Is het werk doorgaans goed georganiseerd?’ en ‘Heeft de dagelijkse leiding een juist beeld van uw werk?’).
13
Het zestiende cluster bestaat uit drie vragen met betrekking tot het werkoverleg (‘Heeft u voldoende (werk)overleg met uw baas of uitvoerder en collega’s’). Het zeventiende cluster bevat 6 vragen met betrekking tot leer- en ontwikkelingsmogelijkheden. Het betreft vragen als: ‘Leert u nieuwe dingen in uw werk?’ en Heeft u de mogelijkheid om uw eigen capaciteiten (vakbekwaamheid) verder te ontwikkelen?’. Het achttiende cluster bevat drie vragen over de werksfeer: ‘Vindt u de onderlinge sfeer op het werk goed?’ en ‘Ergert u zich aan anderen op het werk?’. Het negentiende cluster bevat 4 vragen over belemmeringen in het werk. Het gaat om vragen als: ‘Wordt u in uw werk vaak belemmerd door onverwachte situaties?’ en ‘Wordt u in uw werk geregeld gehinderd omdat anderen hun werk niet goed doen?’. Het twintigste cluster bevat drie vragen over herstelmogelijkheden (‘Vindt u het vaak moeilijk om u te ontspannen aan het eind van een werkdag?’ en ‘Bent u vaak ‘op’ aan het eind van een werkdag?’. Cluster eenentwintig gaat in de op de vooruitzichten (toekomstmogelijkheden). Het bevat 5 vragen over het onderwerp zoals: ‘Biedt deze werkkring u voldoende zekerheid?’ en ‘Zijn uw vooruitzichten bij deze werkgever goed?’. In cluster tweeëntwintig worden 2 vragen gesteld over beloning: ‘Vindt u uw beloning in overeenstemming met het werk?’ en ‘ Is uw beloning afhankelijk van de hoeveelheid werk die u verricht (zgn. prestatieloon of stukloon)?’. In cluster drieëntwintig worden twee vragen gesteld over de relatie werk-privé: ‘Zijn er omstandigheden die een ongunstige invloed hebben op uw privé-leven?’ en ‘Wordt uw leven ongunstig beïnvloed door onregelmatige werktijden (zoals ploegendienst, nachtdienst en overwerk)?’. In cluster vierentwintigwordt een algeheel eindoordeel gevraagd over het werk. Cluster vijfentwintig , ten slotte, heeft betrekking op aspecten van het werk die niet in de Basisvragenlijst Pago Bouw aan de orde zijn gesteld.
14
Cluster zesentwintig bevat een aantal vragen over algemene werkgegevens zoals het aantal dienstjaren in het bedrijf, de functie en de bedrijfstak, het aantal arbeidsuren per week, de reistijd en een evt. uitkering.
15
3
INTERPRETATIE RESULTATEN DOOR BEDRIJFSARTS
Het is niet de bedoeling dat medewerkers van een Arbo-dienst de scores voor de verschillende clusters gaan berekenen. De vragenlijsten Gezondheidstoestand en Werkomstandigheden zijn primair bedoeld voor de bedrijfsarts om op een gestructureerde wijze informatie te vergaren ten behoeve van een goede uitvoering van het PAGO. Om dit zo eenvoudig mogelijk te realiseren zijn slechts twee antwoordcategorieën in de vragenlijst opgenomen: ‘JA’ en ‘NEE’. Het ‘gewicht’ van de vragen ligt ‘verankerd’ in de vraagstelling. In andere woorden: in de meeste vragen zijn woorden opgenomen als ‘vaak’ en ‘regelmatig’ of ‘veel’ en ‘erg’. Bijvoorbeeld: ‘Bent u vaak moe?’ of ‘Heeft u regelmatig last van ernstige hoofdpijnen?’. Ook in de vragenlijst Werkomstandigheden is dit (in mindere mate) het geval. Bijvoorbeeld: ‘Ondervindt u in uw werk veel hinder van langdurig staan?’ of ‘Is uw werk geestelijk erg inspannend?’. Het is niet eenvoudig om eenduidige richtlijnen te geven voor de interpretatie van de resultaten. Als een werknemer één (of meer) van de vragen in de basisvragenlijst signalerend beantwoord heeft, dient er in principe doorgevraagd te worden. Bij de Vragenlijst Gezondheidstoestand is dit voor de hand liggend. Indien een vraag als: ‘Heeft u regelmatig last van ernstige hoofdpijnen?’ met ‘JA’ beantwoord wordt, dient er doorgevraagd te worden: ‘Ik zie dat u heeft aangegeven regelmatig last van ernstige hoofdpijnen te hebben. Kunt u mij daar iets meer over vertellen?’. Bij een aantal clusters, bijvoorbeeld psychische klachten, is dat moeilijker in te schatten. Wat betekent het precies als een werknemer aangeeft: ‘vaak moe te zijn’? Het kan geen kwaad daarover door te vragen. Als er meerdere vragen (in hetzelfde cluster) signalerend beantwoord zijn (iemand geeft aan én vaak moe te zijn én heeft voortdurend het gevoel er niet tegen op te kunnen), dan dient er zeker doorgevraagd te worden. Daarbij kunnen de vragen zoals (‘Bent u het afgelopen jaar van uw werk thuis gebleven wegens ziekte?’), (‘Bent u in het afgelopen jaar –vanwege uw werkbehandeld voor: ...?’) en (Bent u de laatste vijf jaar onder behandeling geweest voor: ...?’) als verdere ‘controle’ dienen. 16
Gezien het feit dat het een Periodiek ArbeidsGezondheidskundig Onderzoek (PAGO) betreft, zijn vooral de volgende vragen van groot belang (‘Heeft u gezondheidsklachten die ontstaan zijn, of erger worden door het werk?’), (‘Heeft u gezondheidsklachten, die niet ontstaan zijn door het werk, maar die wel het uitvoeren van uw werkzaamheden belemmeren?’), (Denkt u dat uw klachten met uw leeftijd samenhangen?’) (‘Bent u in het afgelopen jaar –vanwege uw werk- behandeld voor: ...?’). Bovenstaande geldt ook voor de vragen in de Vragenlijst Werkomstandigheden. Indien een medewerker een of meerdere vragen signalerend beantwoordt, dient er in principe doorgevraagd te worden. Ook hier geldt dat –zeker als meerdere vragen van hetzelfde cluster of meerdere vragen van verschillende clusters signalerend beantwoord worden, er doorgevraagd dient te worden. Bijvoorbeeld: indien een medewerker (bijna) alle vragen in het cluster over ‘plezier in het werk’ met ‘NEE’) beantwoordt: ‘Nee, het werk is meestal niet boeiend, en ‘Nee, er is niet voldoende afwisseling in het werk’; ‘Ja, het werk is te eenvoudig’; ‘Nee het werk past niet bij mij’ en ‘Nee, ik heb geen plezier in het werk’, dan is dat een duidelijke indicatie dat de betreffende werknemer onvoldoende arbeidssatisfactie aan zijn werk ontleent. Een ander voorbeeld: indien een medewerker aangeeft dat het werk, ‘Ja, erg geestelijk inspannend is’ en ‘Ja, geregeld onder tijdsdruk werkt’ en ‘Ja, problemen heeft met de werkdruk’, dan kan dat een indicatie zijn voor ‘stress’ in het werk en dient er doorgevraagd te worden. Verder is er sprake van een duidelijke indicatie tot doorvragen als een medewerker zowel vragen uit de vragenlijst Gezondheidstoestand en vragen uit de vragenlijst Werkomstandigheden die betrekking hebben op hetzelfde cluster signalerend beantwoordt. Bijvoorbeeld: als een medewerker zowel aangeeft regelmatig pijn of stijfheid in de rug te hebben én aangeeft veel hinder te hebben van langdurig staan én veel hinder van langere tijden te werken in een dezelfde houding, dan is dit een duidelijke indicatie dat er mogelijk sprake is van (werkgerelateerde) gezondheidsproblematiek. Bij het interpreteren van de resultaten van de vragenlijsten Gezondheidstoestand en Werkomstandigheden, verdient het verder aanbeveling om de beroepsgroep waarin de werknemer werkzaam is, in acht te nemen. Er bestaan verschillende Arbouwpublicaties waarin informatie over werk en gezondheid van de verschillende beroepsgroepen in de bouwnijverheid is opgenomen. Met name de Bedrijfstakatlas, 17
die elke twee jaar geactualiseerd wordt, biedt een duidelijk overzicht van de verschillende klachten op het gebied van werk en gezondheid waar de verschillende beroepsgroepen in de bouwnijverheid mee te maken hebben.
18
4
CONCLUSIES
De Basisvragenlijst Pago Bouw biedt de bedrijfsarts de noodzakelijke onderbouwing voor een gerichte anamnese en daarmee een goede basis voor verder onderzoek, advies en begeleiding. Volgens de nu beschikbare kennis en inzichten voldoet deze vragenlijst op de beste wijze aan de geformuleerde uitgangspunten voor een bedrijfstakspecifieke aanpak waarbij de gezondheid van de werknemer in relatie tot de risico's in het werk centraal staat. Bij de ontwikkeling van de vragenlijst is een aantal uitgangspunten geformuleerd waar zo veel mogelijk aan is vastgehouden. Een ‘volmaakt’ Pago Bouw? Door de analyses naar interne betrouwbaarheid, unidimensionaliteit en empirische structuur te herhalen op het opgebouwde data-bestand, kan de construct-validiteit van de vragenlijst vastgesteld worden en kan tevens bepaald worden hoe het gesteld is met de (interne) betrouwbaarheid van de verschillende clusters in de Basis Vragenlijst. In principe zou deze (empirische) cyclus dan weer herhaald dienen te worden totdat een ‘volmaakte’ vragenlijst ontstaat. Dit zal echter altijd een illusie blijven, omdat de ‘volmaakte’ vragenlijst niet bestaat. Een vragenlijst zal altijd een middel blijven en geen doel op zich.
19
II Vragenlijst Pago Bouw Senioren (40+)
(Aanvulling op Basisvragenlijst Pago Bouw)
20
1.
INLEIDING
1.1
Achtergrond voor de ontwikkeling van de vragenlijst
Sinds enkele jaren wordt de bouwnijverheid geconfronteerd met een verouderende arbeidspopulatie. Het percentage werknemers van 45 jaar en ouder in de bouw steeg van 18.5% in 1980 naar 28.3% in 1998. Deze toename kan voor een belangrijk deel worden toegeschreven aan zowel demografische, sociale als economische factoren. Gezondheidsstatistieken geven aan dat met het toenemen van de leeftijd een verslechtering optreedt in de gezondheid van werknemers. Ook in de bouwnijverheid kan dit verschijnsel worden waargenomen: oudere werknemers in de bouw hebben over het algemeen een hoger risico op klachten van de gezondheid, een hoger ziekteverzuim en een grotere kans op instroom in de WAO. Gelet op de steeds groter wordende groep van oudere werknemers in de bouwnijverheid en de gezondheidsproblematiek onder deze groep, is door Arbouw in 1998 een start gemaakt met beleidsontwikkeling ten aanzien van senior werknemers in de bouw. Eén van de eerste concrete beleidsactiviteiten was de ontwikkeling van een Vragenlijst Pago Bouw Senioren (40+). Vanaf 1 juli 2001 wordt aan alle senior werknemers van 40 jaar en ouder in de bouwnijverheid, die op grond van hun leeftijd zijn uitgenodigd voor het PAGO, gevraagd naast de Basisvragenlijst Pago Bouw eveneens de Vragenlijst Pago Bouw Senioren (40+) in te vullen. 1.2 Doel en onderdelen Doel van de Vragenlijst Pago Bouw Senioren (40+) is het systematisch en gestandaardiseerd verkrijgen van een compleet beeld van: de specifieke problemen, toekomstverwachtingen, mogelijke oplossingen voor problemen en wensen van de senior werknemer in de bouw. Op basis van deze informatie kan de bedrijfsarts de werknemer gericht adviseren en vervolgactiviteiten plannen met als uiteindelijk doel herstel of behoud van het werkvermogen.
21
Naast het individuele niveau kunnen de resultaten van de module ook worden geïnterpreteerd op groepsniveau. In deze handleiding staat echter de interpretatie van de gegevens op individueel niveau door de bedrijfsarts centraal. De Vragenlijst Pago Bouw Senioren (40+) bestaat uit een drietal secties: werkvermogen, loopbaanontwikkeling en maatregelen. 1.3
Inhoud handleiding
In hoofdstuk 2 wordt een stappenplan gepresenteerd voor het afnemen van de module door de bedrijfsarts. In de hoofdstukken 3, 4 en 5 worden achtereenvolgens de verschillende secties nader toegelicht. Per sectie wordt het doel omschreven, een toelichting gegeven voor het invullen van de vragenlijst en instructies gegeven voor het verkrijgen van de resultaten. In de hoofdstukken 6, 7 en 8 wordt nader ingegaan op de stapsgewijze vertaling van de resultaten naar adviezen en vervolgactiviteiten die de bedrijfsarts op individueel niveau kan nemen.
22
2.
STAPPENPLAN
Tijdens de afname van de Vragenlijst Senior Werknemers in de Bouw wordt door de bedrijfsarts het onderstaande stappenplan doorlopen. Tabel 1.
Stappenplan vragenlijst Senior Werknemers in de Bouw
I
Sectie werkvermogen (zie hoofdstuk 3) 1. Controleren onbeantwoorde vragen en juistheid van invullen 2. Berekenen werkvermogen score met behulp van scoreformulier (bijlage 1, zie instructies bij paragraaf 3.3) 3. Vaststellen kwalitatieve normcategorie (zie onder aan scoreformulier bijlage 1) 4. Controleren of kwalitatieve uitspraak over werkvermogen aansluit bij resultaten uit Basisvragenlijsten medisch onderzoek
II
Sectie loopbaanontwikkeling (zie hoofdstuk 4) 1. Controleren op onbeantwoorde vragen en juistheid van invullen 2. Indien werknemer bij vraag 2 ‘Ik twijfel hier wel eens over’ of ‘Nee ik denk van niet’ heeft aangekruist, met de werknemer de aangekruiste redenen bespreken i.v.m. het mogelijk voortijdig stoppen met het werk
III
Sectie maatregelen (zie hoofdstuk 5) 1. Controleren op onbeantwoorde vragen en juistheid van invullen 2. Controleren op tegenstrijdige antwoorden: b.v. een werknemer kruist zowel aan dat het wenselijk is om moeilijker werk te krijgen (1.9) en tevens dat het wenselijk is om eenvoudiger werk te krijgen (1.14). Indien deze tegenstrijdige antwoorden worden waargenomen, aan de werknemer vragen om een toelichting 3. Met werknemer de noodzaak bespreken van de gewenste maatregelen mede in het licht van de resultaten uit de sectie werkvermogen en loopbaanontwikkeling 4. Met werknemer de haalbaarheid van de maatregelen in het bedrijf bespreken
IV
1. Resultaten bespreken met werknemer 23
V
1. Keuze maken voor stappenplan voor advies en vervolgactiviteiten op individueel niveau (Zie hoofdstuk 6)
VI
1. Stappenplan doorlopen (Zie hoofdstuk 7 of 8)
24
3. WERKVERMOGEN
3.1
Doel
De sectie werkvermogen bestaat uit een serie vragen op basis waarvan een werkvermogen score kan worden berekend. Werkvermogen kan hierbij worden opgevat als zowel het lichamelijk als psychisch vermogen van een werknemer om te voldoen aan de in de specifieke arbeidssituatie gestelde taakeisen. Deze vragenlijstsectie is afgeleid van de in Finland ontwikkelde ‘Work Ability Index’. Door meerdere longitudinale onderzoeken is de voorspellende waarde van de werkvermogen score aangetoond met betrekking tot arbeidsongeschiktheid en werkloosheid. 3.2
Opbouw
3.2.1 Vraag 1 Bij deze vraag dient de werknemer op een schaal van 0 tot 10 aan te geven hoeveel punten hij toekent aan zijn eigen werkvermogen op dit moment, ervan uitgaande dat het werkvermogen in de beste periode van zijn leven gelijk zou staan aan 10 punten. Het getal 0 dient te worden aangekruist als de werknemer in het geheel niet lichamelijk dan wel psychisch in staat is om te werken. Slechts één getal mag worden aangekruist. 3.2.2 Vragen 2.1 en 2.2 De werknemer wordt hier gevraagd in te vullen hoe hij zijn werkvermogen op dit moment beoordeelt als hij kijkt naar de lichamelijke (bij vraag 2.1) of geestelijke (bij vraag 2.2) eisen die het huidige werk aan hem stelt. Zowel bij de eerste als tweede vraag kan slechts één hokje worden aangekruist op een schaal variërend van ‘zeer goed’ tot ‘zeer slecht’. 3.2.3 Vraag 3 (3.1 tot en met 3.14) In vraag 3 wordt de werknemer gevraagd om aan te geven hoeveel verschillende aandoeningen hij op dit moment heeft. Hierbij dient een onderscheid te worden gemaakt in aandoeningen die men zelf ervaart (eigen mening) en aandoeningen die objectief zijn vastgesteld en/of worden behandeld door een arts. De verschillende typen aandoeningen zijn hiervoor onderverdeeld in veertien categorieën (3.1 tot en 25
met 3.14). Voor iedere categorie dient door de werknemer apart te worden aangegeven hoeveel aandoeningen hij naar eigen mening heeft die tot deze categorie behoren en het aantal aandoeningen zoals vastgesteld en/of behandeld door een arts. De keuze kan hierbij steeds worden gemaakt tussen ‘0’, ‘1’, ‘2’ of ‘3’ aandoeningen. Slechts één van de vier antwoordmogelijkheden mag worden aangekruist. 3.2.4 Vraag 4 Bij deze vraag dient de werknemer aan te geven of de ziekten, klachten of letsels die hij heeft hinder geven in de uitoefening van het beroep. Een zestal antwoordmogelijkheden staat gegeven, oplopend van ‘er is geen hinder/ziekte, klacht of letsel’ tot ‘ik ben naar mijn mening in het geheel niet in staat om te werken’. De werknemers mogen bij deze vraag meer dan één hokje aankruisen indien wenselijk. 3.2.5 Vraag 5 Vraag 5 heeft betrekking op het aantal dagen dat de werknemer in de afgelopen 12 maanden niet heeft kunnen werken als gevolg van een gezondheidsprobleem (ziekte, opname of onderzoek). Een vijftal antwoordmogelijkheden wordt gegeven, oplopend van ‘0 dagen (niet ziek geweest)’ tot ‘100-365 dagen’. Slechts één antwoordmogelijkheid mag worden aangekruist. 3.2.6 Vraag 6 Hier wordt aan de werknemer gevraagd of hij denkt, uitgaande van de huidige gezondheidstoestand, dat hij over twee jaar nog in staat is (of zou zijn) om het huidige werk te kunnen uitvoeren (uitgaande van dezelfde inhoud en arbeidsomstandigheden en onder dezelfde arbeidsvoorwaarden). De term ‘of zou zijn’ is opgenomen omdat de mogelijkheid bestaat dat senior werknemers binnen twee jaar na afname van het PAGO het werk verlaten wegens vroegtijdige uittreding of andere redenen (bijvoorbeeld binnenkort een andere functie). Een drietal antwoordmogelijkheden wordt gegeven: ‘onwaarschijnlijk’, ‘misschien’ en ‘zeer waarschijnlijk’. Slechts één antwoordmogelijkheid mag worden aangekruist. 3.2.7 Vragen 7, 8 en 9 Bij vraag 7 dient de werknemer aan te geven of hij de laatste tijd plezier heeft in de gewone dagelijkse bezigheden. Bij vraag 8 wordt geïnformeerd of de werknemer de laatste tijd actief en fit is en bij vraag 9 wordt gevraagd of de werknemer de laatste tijd vertrouwen heeft in de toekomst. Bij alle drie de vragen wordt een vijftal antwoordmogelijkheden gegeven op een schaal variërend van ‘altijd’ tot ‘nooit’. Per vraag mag slechts één antwoordmogelijkheid worden aangekruist. 26
3.3 Resultaten Met het scoreformulier in bijlage 1, kan op eenvoudige wijze tijdens het PAGO op basis van de ingevulde antwoorden op de zeven verschillende onderdelen in deze sectie een werkvermogen score worden berekend. Deze score kan variëren van 7 tot 49. Een hogere score duidt op een beter werkvermogen. In tabel 2 wordt een uitleg gegeven over de berekening van deze werkvermogen score. Op basis van de berekende werkvermogen score kan een kwalitatieve uitspraak gedaan worden over het werkvermogen van de werknemer. Hiervoor zijn normgegevens opgesteld die in de praktijk zijn geëvalueerd. In tabel 3 worden deze normgegevens gepresenteerd, alsmede de doelen van de hieraan gekoppelde activiteiten. In hoofdstuk 6, 7 en 8 wordt stapsgewijs ingegaan op het vertalen van deze normgegevens naar adviezen en vervolgactiviteiten op individueel niveau.
27
Tabel 2.
Instructies voor de berekening van de werkvermogen score op basis van de vragen in de sectie werkvermogen.
Vraag
Berekening score
Mogelijke score
1
Kies waarde zoals aangekruist.
0 tot 10 punten
2.1 en 2.2
Bij deze vraag is het soort beroep van belang bij het berekenen van de score. Bepaald dient te worden of het beroep lichamelijk, psychisch of zowel lichamelijk als psychisch belastend is. Dit wordt vastgesteld aan de hand van de indeling van de beroepen in de bouw naar belastingscategorie zoals gepresenteerd op het scoreformulier (bijlage 1). A. Indien het een lichamelijk belastend beroep betreft wordt de totale score van vraag 2 berekend door de som: 1,5 maal de waarde aangekruist bij vraag 2.1 plus 0,5 maal de waarde aangekruist bij vraag 2.2 B. Indien het een psychisch belastend beroep betreft wordt de totale score van vraag 2 berekend door de som: 0,5 maal de waarde aangekruist bij vraag 2.1 plus 1,5 maal de waarde aangekruist bij vraag 2.2 C. Indien het zowel een psychisch als lichamelijk belastend beroep betreft wordt de totale score van vraag 2 berekend door de som: waarde aangekruist bij vraag 2.1 plus waarde aangekruist bij vraag 2.2
3
2 tot 10 punten
Het totaal aantal aandoeningen dat is vastgesteld en/of behandeld door een arts wordt opgeteld zoals staat vermeld in de tweede kolom bij vraag 3.1 tot en met 3.14. Het aantal aandoeningen in de kolom ‘eigen mening’ wordt hier dus niet meegerekend! Op basis van het totaal aantal aandoeningen wordt de volgende score toegekend aan vraag 3: 0 aandoeningen = 7 punten 1 aandoening = 5 punten 2 aandoeningen = 4 punten 3 aandoeningen = 3 punten 4 aandoeningen = 2 punten 5 aandoeningen of meer = 1 punt 28
1 tot 7 punten
4
Kies waarde zoals aangekruist. Bij meer dan één aangekruist 1 tot 6 punten antwoord kies laagste waarde.
5
Kies waarde zoals aangekruist.
1 tot 5 punten
6
Kies waarde zoals aangekruist.
1, 4 of 7 punten
7, 8 en 9
Bereken eerst de som van de waarden zoals aangekruist bij 7, 8 en 9. Op basis van deze som wordt de volgende score toegekend aan dit onderdeel: som 0 tot 3 = 1 punt som 4 tot 6 = 2 punten som 7 tot 9 = 3 punten som 10 tot 12 = 4 punten
TOTAAL
Tabel 3.
1 tot 4 punten
De werkvermogen score wordt verkregen door de som te 7 tot 49 punten berekenen van de scores op de zeven afzonderlijke onderdelen.
Normgegevens voor de werkvermogen score en doelen van de te ondernemen activiteiten.
Werkvermogen score
Normgegevens
7 tot 27 punten
slecht
Verbeteren huidige werkvermogen
28 tot 36 punten
matig
Verbeteren huidige werkvermogen
37 tot 43 punten
goed
Behoud huidige werkvermogen
44 tot 49 punten
uitstekend
Behoud huidige werkvermogen
29
Doel van te ondernemen activiteiten
4.
4.1
LOOPBAANONTWIKKELING
Doel
De sectie loopbaanontwikkeling in de module bestaat uit vragen die meer inzicht geven in de verwachtingen die de werknemer heeft over het verdere verloop van zijn loopbaan. Tevens worden factoren geïnventariseerd die mogelijk van invloed zijn op het continueren van het werken in de bouwnijverheid. Doel van deze sectie is het signaleren van factoren die voortzetting van het werk van senior werknemers in de bouwnijverheid kunnen bemoeilijken. 4.2
Opbouw
4.2.1 Vraag 1 Bij deze vraag dient de werknemer aan te geven op welke leeftijd hij denkt te kunnen stoppen met werken uitgaande van de huidige regelingen die binnen het bedrijf waar men werkt worden gehanteerd (reguliere pensioenregeling of regeling voor VUT dan wel prepensionering). 4.2.2 Vraag 2 Bij vraag 2 wordt de werknemer gevraagd of hij denkt het huidige werk tot deze leeftijd te kunnen blijven uitoefenen/volhouden. Een drietal antwoordmogelijkheden wordt gegeven: ‘ja, ik denk van wel’, ‘ik twijfel hier wel eens over’ en ‘nee, ik denk van niet’. Slechts één van de drie antwoorden mag worden aangekruist. 4.2.3 Vraag 3 (3.1 tot en met 3.18) Dit deel van de vragenlijstsectie dient door de werknemer alleen te worden ingevuld indien bij vraag 2 in deze sectie het antwoord ‘ik twijfel hier wel eens over’ of ‘nee, ik denk van niet’ is aangekruist. De werknemer wordt gevraagd de redenen aan te geven waarom hij denkt het werk mogelijk niet meer te kunnen uitoefenen/volhouden tot aan de leeftijd zoals aangegeven bij vraag 1. Een achttiental mogelijke redenen wordt gegeven gerelateerd aan de gezondheid, werksituatie en privé situatie (3.1 tot en met 3.18). Door de werknemer mogen meerdere redenen worden aangekruist.
30
4.3
Resultaten
Voor het verkrijgen van de resultaten hoeven geen berekeningen te worden uitgevoerd of vergelijkingen te worden gemaakt met normgegevens. Een belangrijk aandachtspunt is of de werknemer ook inderdaad vraag 3 heeft ingevuld indien het antwoord op vraag 2 hier aanleiding toe geeft (zie 4.2.3).
31
5.
MAATREGELEN
5.1
Doel
Bij de werknemer wordt geïnventariseerd welke maatregelen hij voor zichzelf in de komende 5 jaar wenselijk zou achten. Daarnaast worden een aantal vragen gesteld met betrekking tot overlegmogelijkheden, opleidingsbeleid en het personeelsbeleid van het bedrijf. Doel van deze sectie is het formuleren van aanknopingspunten voor de bedrijfsarts voor het opstarten van activiteiten ter herstel of behoud van het werkvermogen en het inschatten van de haalbaarheid daarvan. 5.2
Opbouw
4.2.1 Vragen 1.1 tot en met 1.28 Bij vraag 1.1 tot en met 1.28 worden 28 mogelijke maatregelen genoemd die door de werknemer wenselijk kunnen worden geacht om te worden geïmplementeerd in het werk in de komende vijf jaar. Bij iedere reden kan de werknemer kiezen uit drie antwoordmogelijkheden: 0= ‘nee, niet echt noodzakelijk’, 1=’ja, wenselijk maar waarschijnlijk moeilijk uitvoerbaar binnen het bedrijf’ of 2=’Ja, wenselijk en waarschijnlijk ook goed uitvoerbaar binnen het bedrijf’. Meerdere maatregelen mogen worden aangekruist door de werknemer. 5.1.1 Vraag 2 Deze vraag informeert of de werknemer één van de aangekruiste maatregelen bij vraag 1 wel eens aan de orde heeft gebracht op het werk. 5.2.3 Vraag 3 Bij vraag 3 dient de werknemer aan te geven of hij de afgelopen 12 maanden een cursus heeft gevolgd voor het werk. 5.2.4 Vraag 4 Bij vraag 4 wordt aan de werknemer gevraagd of hij de afgelopen 12 maanden een functionerings- of beoordelingsgesprek heeft gehad met de leidinggevende. 5.2.5
Vraag 5 32
Vraag 5 informeert naar de aanwezigheid van een personeelsfunctionaris binnen het bedrijf. 5.2.6 Vraag 6 Tot slot wordt met vraag 6 aan de werknemer gevraagd of hij van mening is dat er binnen het bedrijf in zijn algemeenheid voldoende aandacht is voor de loopbaan en bestaande problemen van senior werknemers (40 jaar en ouder). 5.3 Resultaten Voor het verkrijgen van de resultaten hoeven geen berekeningen te worden uitgevoerd of vergelijkingen te worden gemaakt met normgegevens.
33
6.
ADVIES EN VERVOLGACTIVEITEN OP INDIVIDUEEL NIVEAU
Afhankelijk van de resultaten van de Vragenlijst Pago Bouw Senioren (40+) (in samenhang met de uitkomsten van de overige PAGO onderdelen) dient in eerste instantie door de bedrijfsarts een keuze te worden gemaakt voor de te ondernemen activiteiten. In de volgende twee hoofdstukken worden twee stappenplannen gepresenteerd, te weten een stappenplan voor herstel van het werkvermogen (hoofdstuk 7) en een stappenplan voor behoud van het werkvermogen (hoofdstuk 8) van de senior werknemer. Per stap worden verschillende methoden en instrumenten voorgedragen waaruit de bedrijfsarts een keuze kan maken om het doel van de desbetreffende stap te bereiken. De keuze van de methode zal sterk afhangen van de aard van de individuele problemen van de werknemer en de kenmerken van de organisatie waarin de werknemer werkzaam is. Daar waar mogelijk wordt verwezen naar reeds door Arbouw ontwikkelde richtlijnen en handboeken op het gebied van arbozorg. Hieronder worden richtlijnen gegeven voor het selecteren van het juiste stappenplan op individueel niveau. Tabel 4.
Richtlijnen voor selectie stappenplan op individueel niveau.
Stappenplan I: Herstel van werkvermogen Werknemer scoort matig of slecht werkvermogen (minder dan 37 punten), hetgeen tevens wordt bevestigd door medisch onderzoek tijdens PAGO en resultaten op Basisvragenlijst Pago Bouw. OF Werknemer scoort net een goed werkvermogen (onder de 40 punten) maar medisch onderzoek tijdens PAGO en resultaten op Basisvragenlijst Pago Bouw laten echter een minder positief beeld zien Stappenplan II: Behoud van werkvermogen Alle overige werknemers waarop stappenplan I niet van toepassing is
34
7. STAPPENPLAN I: HERSTEL VAN WERKVERMOGEN
I Diagnose aandoening(en) Doel: Vaststellen van de diagnose van de aandoening(en) welke bijdraagt aan een slecht tot matig werkvermogen.
METHODEN: Signaleren van aandoening via: • Basisvragenlijst Pago Bouw: sectie gezondheidstoestand • Vragenlijst Pago Bouw Senioren (40+): sectie werkvermogen • overleg met werknemer tijdens PAGO Algemene anamnese en diagnostisch onderzoek: • PAGO medisch onderzoek • Arbouw publicatie: Richtlijnen voor Sociaal Medische Begeleiding (1999) • NVAB richtlijnen Zo nodig overleg met behandelend arts
35
II Oorzaak aandoening(en) Doel: Vaststellen van de oorzaak van de gediagnosticeerde aandoening(en).
METHODEN: Algemene anamnese en arbeidsanamnese: • Arbouw publicatie: Richtlijnen voor Sociaal Medisch Begeleiding (1999) Overleg met behandelend arts bij vermoeden op werkgebonden aandoening dit onderbouwen door: Gegevens van de RI&E en PAGO-gegevens op bedrijfsniveau, beroepsniveau en bedrijfstakniveau Arbouw-publicaties met betrekking tot beroepsspecifieke belastende factoren: • Handboek arbozorg en verzuimbegeleiding in de bouwnijverheid (1994) • Arbouw-richtlijnen voor fysieke belasting in de bouwnijverheid (1996) • Arbouw bedrijfstakatlas (1998) • Richtlijnen voor Sociaal Medisch Begeleiding (1999) • Beoordelingsrichtlijnen voor arbeidsgeschiktheid (1999) • Beroepsrisicoprofielen (2001) Resultaat van werkplekonderzoek door deskundige (b.v. ergonoom, arbeidshygiënist)
36
III Beperking(en) Doel: Vaststellen van de beperking(en) die de aandoening(en) veroorzaakt voor het uitvoeren van het werk
METHODEN: Signaleren van beperking via: • Basisvragenlijst Pago Bouw: sectie gezondheidstoestand • Vragenlijst Pago Bouw Senioren (40+): sectie werkvermogen • PAGO medisch onderzoek • overleg met werknemer tijdens PAGO Functieonderzoek • Arbouw publicatie: Richtlijnen voor Sociaal Medische Begeleiding (1999) • NVAB richtlijnen Vaststellen van functie-eisen en belastbaarheidsniveau: • Arbouw publicatie: Beoordelingsrichtlijnen voor arbeidsgeschiktheid (1999)
37
IV Behandelplan Doel: Vaststellen van het behandelplan
METHODEN: Bespreken met werknemer inhoud en resultaat van huidige behandeling(en) en in het verleden uitgevoerde behandeling(en) Keuze maken voor behandeling behorende bij diagnose • Arbouw publicatie: Richtlijnen voor Sociaal Medisch Begeleiding (1999) • NVAB richtlijnen Overleg met behandelend arts
38
V Inventariseren van potentiële aanpassing(en) in het werk Doel: Bespreken van aanpassing(en): a) die kunnen bijdragen aan het herstel van het werkvermogen van de werknemer b) waarbij implementatie wordt verondersteld haalbaar te zijn in de gegeven werksituatie
METHODEN Inventarisatie van potentiële aanpassingen door middel van: • Vragenlijst Pago Bouw Senioren (40+): sectie maatregelen • overleg met werknemer tijdens PAGO • overleg met bedrijf van werknemer • Arbouw publicatie: Handboek arbozorg en verzuimbegeleiding in de bouwnijverheid (1994) • Arbouw publicatie: Richtlijnen voor Sociaal Medisch Begeleiding (1999) Uitvoeren van werkplek- en/of bedrijfsbezoek door deskundige (b.v. ergonoom, arbeidshygiënist) Overleg over effectiviteit en organisatorische, technische en financiële haalbaarheid van potentiële aanpassingen met deskundige binnen de arbodienst: • aanpassing ten aanzien van fysieke belasting: ergonoom • aanpassing ten aanzien van fysische belasting: arbeidshygienist • aanpassing ten aanzien van psychosociale belasting: psycholoog Prioriteit aangeven van maatregelen op basis van haalbaarheid en verwachte effectiviteit
39
VI Implementeren van aanpassing(en) in werk Doel: Realiseren van de beoogde aanpassing(en) in het werk
METHODEN Aanpassing(en) bespreken en motiveren met contactpersoon binnen het bedrijf: • leidinggevende • management • hoofd P&O • arbocoördinator Aanvragen van financiering van aanpassing(en) via REA-subsidie in samenwerking met werkgever Deskundige binnen de arbodienst (reïntegratiemanager, ergonoom, arbeidshygiënist) en contactpersoon binnen het bedrijf betrekken bij het implementatieproces VII Evaluatie Doel: Evaluatie van: a) het implementatieproces b) de effectiviteit van de maatregel in het kader van herstel van het werkvermogen van de werknemer
METHODEN: Contact opnemen met werkgever, werknemer en betrokken deskundige binnen de arbodienst (binnen 6 weken) Bij onvoldoende resultaat bijstellen van vervolgactiviteiten zoals verdere aanpassing in het werk of begeleiding naar functie bij ander bedrijf
40
8. STAPPENPLAN II: BEHOUD VAN WERKVERMOGEN
I Signaleren van verandering in werkvermogen Doel: Signaleren van verandering in het werkvermogen bij de werknemer
METHODEN: Signaleren van verandering door vergelijking huidige PAGO gegevens met betrekking tot werk, gezondheid en werkvermogen met gegevens van eventueel vorig PAGO
II Signaleren van risicofactoren voor een negatieve verandering in werkvermogen Doel: Signaleren van die factoren die mogelijk hebben bijgedragen aan een negatieve verandering in het werkvermogen of die in de toekomst mogelijk een verdere negatieve uitwerking kunnen hebben op het werkvermogen
METHODEN: Signaleren van risicofactoren via: • Basisvragenlijst Pago Bouw: sectie gezondheidstoestand • Vragenlijst Pago Bouw Senioren (40+): sectie loopbaanontwikkeling • overleg met werknemer tijdens PAGO
41
III Advisering/plan van aanpak voor behoud werkvermogen Doel: Het geven van adviezen aan de werknemer/ opstellen van een plan van aanpak voor behoud van het werkvermogen
METHODEN: Adviseren van werknemer over het aanpakken van persoonlijke risicofactoren: • lichamelijke activiteit buiten het werk • eetgedrag • rookgedrag • alcoholgebruik Overleg met werkgever over: • aanwezige risicofactoren in het werk • opstellen van plan van aanpak voor het aanpakken van de risicofactoren
IV Evaluatie Doel: Evaluatie van de effectiviteit van adviezen en plan van aanpak op verandering in werkvermogen en het aanpakken van risicofactoren
METHODEN: Contact opnemen met werkgever (binnen 6 weken) Tijdens het volgende PAGO de ontwikkeling in werkvermogen en aanwezigheid van risicofactoren inventariseren en vergelijken met resultaten van vorig PAGO
42
BIJLAGE 1 SCOREFORMULIER WERKVERMOGEN
Vraag
Berekening score
Score
1
Kies waarde zoals aangekruist (0 tot en met 10 punten).
2.1 en 2..2 Classificeer eerst het beroep naar belastingscategorie (zie achterzijde scoreformulier) en vul dan score in bij A, B of C (slechts bij één score berekenen!). D. Lichamelijk belastend beroep 1,5 maal waarde aangekruist bij vraag 2.1 0,5 maal waarde aangekruist bij vraag 2.2
1,5 x ___ = 0,5 x ___ =
E. Psychisch belastend beroep 0,5 maal waarde aangekruist bij vraag 2.1
0,5 x ___ =
1,5 maal waarde aangekruist bij vraag 2.2
1,5 x ___ =
F. Zowel psychisch als lichamelijk belastend beroep waarde aangekruist bij vraag 2.1 waarde aangekruist bij vraag 2.2
3
2.1 = 2.2 =
Som van totaal aantal aandoeningen da is vastgesteld en/of behandeld door een arts zoals staat vermeld in de tweede kolom bij vraag 3.1 tot en met 3.14. Het aantal aandoeningen in de kolom ‘eigen mening’ wordt hier dus niet meegerekend! 0 aandoeningen = 7 punten
3 aandoeningen = 3 punten
1 aandoening = 5 punten 2 aandoeningen = 4 punten
4 aandoeningen = 2 punten 5 aandoeningen of meer = 1 punt
4
Kies laagste waarde zoals aangekruist (1 tot en met 6 punten)
5
Kies waarde zoals aangekruist (1 tot en met 5 punten) 43
6
Kies waarde zoals aangekruist (1, 4 of 7 punten)
7, 8 en 9
Bereken eerst de som van de waarden zoals aangekruist bij 7, 8 en 9. 7 + 8+ 9 = ____ + ____ + ____ = Op basis van deze som wordt de volgende score toegekend aan dit onderdeel: som 0 tot 3 som 4 tot 6
= 1 punt = 2 punten
som 7 tot 9 = 3 punten som 10 tot 12 = 4 punten
TOTAAL De werkvermogen score wordt verkregen door de som te berekenen van de scores op de zeven afzonderlijke onderdelen in de rechter kolom. Vervolgens wordt op basis van de werkvermogen score de kwalitatieve normcategorie vastgesteld (zie onder).
NORM
SLECHT (7 – 27)
MATIG (28 – 36)
44
GOED (37-43)
UITSTEKEND (44-49)
INDELING BEROEPEN NAAR BELASTINGCATEGORIEËN
BEROEPENLIJST (ALFABETISCH)
3313 9918 9916 9521 9747 9524 9523 9526 9522 9517 9518 7113 9855 6232 9538 9536 9531 9537 2110 8552 9561 8743 9572 9913 9915 5329 9595 9574 9562 9528 9583 9917
administratief medewerker/ kantoorpersoneel asfaltwerker/ asfaltwegenbouwer baggeraar betonboorder/ -zager betonmortelcentrale –werker betonreparateur betonstaalvlechter /ijzervlechter betonstorter /gietbouwer betontimmerman/ bekistingstimmerman blokkensteller - afbouw (o.a. gips, durox) blokkensteller - ruwbouw (o.a. kalkzandsteen) bronbemaler chauffeur cultuurtechnisch medewerker dakdekker – bitumen/ bitumineuze dakdekker dakdekker – pannen/ pannenlegger dakdekker – riet/ rietdekker dakdekker – leisteen/ leidekker directeur – zelfstandige electricien (monteur cai, telecommunicatie) gevelisoleerder (buitengevel, spouwmuur) gevelmonteur/ gevelbekleder glaszetter grondwerker heier huishoudelijk kantinepersoneel kabel- en buizenlegger kassenbouwer kitter/ purder koppensneller kozijnmonteur landmeter/ uitzetter 45
WI-categorie Aanvullende vragenlijsten C C C A C A A A A A A A C A A A A A B DSU C A A A A A C A A A A A C
8712 9584 9544 9741 9746 9742 9714 8722 9511 9510 9549 8713 8457 8209 9912 9919 9910 9512 9598 9599 9591 9555 9393 9311 9312 9313 9553 9594 7134 9590 9911 2140 9515 9593 8331 9514 9551 9550
loodgieter maatvoerder machinaal houtbewerker machinist - mobiele kraan en mobiele heistelling machinist GWW machinist – torenkraan magazijn-/ winkelpersoneel metaalbewerker/ bankwerker/lasser metselaar (nieuwbouw) metselaar (renovatie/ onderhoud) modelmaker – mallenbouwer prefab beton monteur centrale verwarming/ klimaatbeheersing monteur onderhoud machines natuursteenbewerker opperman metselaar opperman/ bouwvakhelper opperman straatmaker ovenbouwer
C C C C C C C A A A C C C A A A A A plafondmonteur/monteur - afbouw (plafond, wanden, keukens) A rijswerker A rioleerder/ rioolbuizenlegger A rioolreparateur A schilder spuiter A schilder onderhoud A schilder nieuwbouw A schilder constructie A sleuvenhakker/ -frezer A sloper A sondeerder C spanmonteur (voorspantechniek) A spoorlegger A stafpersoneel/ leidinggevenden/ bouwtechnici B steenzetter/ dijkwerker A steigerbouwer A stelleur A straatmaker A stukadoor traditioneel A stukadoor mechanisch, spackspuiter A 46
schilders vr.l. schilders vr.l. schilders vr.l. schilders vr.l.
DSU
9513 9525 9546 9547 9541 7021 7022 9548 9914 9529 9552 9554 9516 9397 7025
tegelzetter (wand- en vloertegels) terrazzowerker/ -vloerenlegger, granitovloerenlegger timmerman (nieuwbouw) timmerman/ metselaar timmerman (onderhoud, renovatie, restauratie) uitvoerder B&U uitvoerder GWW uitzetter vakman GWW vloerenlegger (zandcement-dekvloer) vloerenlegger (gietvloer, anhydriet) vloerenlegger (epoxy, polyurethaan)/ kunststofvloerenlegger
voeger (nieuwbouw, renovatie, restauratie) wegmarkeerder werfbaas
47
A A A A A B B C A A A A A C C
DSU DSU
BEROEPENLIJST (NUMERIEK) WI-categorie Aanvullende vragenlijsten 2110 2140 3313 5329 6232 7021 7022 7025 7113 7134 8209 8331 8457 8552 8712 8713 8722 8743 9311 9312 9313 9393 9397 9510 9511 9512 9513 9514 9515 9516 9517 9518 9521
directeur – zelfstandige stafpersoneel/ leidinggevenden/ bouwtechnici administratief medewerker/ kantoorpersoneel huishoudelijk kantinepersoneel cultuurtechnisch medewerker uitvoerder B&U uitvoerder GWW werfbaas bronbemaler sondeerder natuursteenbewerker stelleur monteur onderhoud machines electricien (monteur cai, telecommunicatie) loodgieter monteur centrale verwarming/ klimaatbeheersing metaalbewerker/ bankwerker/lasser gevelmonteur/ gevelbekleder schilder onderhoud schilder nieuwbouw schilder constructie schilder spuiter wegmarkeerder metselaar (renovatie/ onderhoud) metselaar (nieuwbouw) ovenbouwer tegelzetter (wand- en vloertegels) straatmaker steenzetter/ dijkwerker voeger (nieuwbouw, renovatie, restauratie) blokkensteller - afbouw (o.a. gips, durox) blokkensteller - ruwbouw (o.a. kalkzandsteen) betonboorder/ -zager 48
B B C C A B B C A C A A C C C C A A A A A A C A A A A A A A A A A
DSU DSU
DSU DSU
schilders vr.l. schilders vr.l. schilders vr.l. schilders vr.l.
9522 9523 9524 9525 9526 9528 9529 9531 9536 9537 9538 9541 9544 9546 9547 9548 9549 9550 9551 9552 9553 9554 9555 9561 9562 9572 9574 9583 9584 9590 9591 9593 9594 9595 9598 9599 9714 9741
betontimmerman/ bekistingstimmerman betonstaalvlechter /ijzervlechter betonreparateur terrazzowerker/ -vloerenlegger, granitovloerenlegger betonstorter /gietbouwer koppensneller vloerenlegger (zandcement-dekvloer) dakdekker – riet/ rietdekker dakdekker – pannen/ pannenlegger dakdekker – leisteen/ leidekker dakdekker – bitumen/ bitumineuze dakdekker timmerman (onderhoud, renovatie, restauratie) machinaal houtbewerker timmerman (nieuwbouw) timmerman/ metselaar uitzetter modelmaker – mallenbouwer prefab beton stukadoor mechanisch, spackspuiter stukadoor traditioneel vloerenlegger (gietvloer, anhydriet) sleuvenhakker/ -frezer
A A A A A A A A A A A A C A A C C A A A A vloerenlegger (epoxy, polyurethaan)/ kunststofvloerenlegger A rioolreparateur A gevelisoleerder (buitengevel, spouwmuur) A kitter/ purder A glaszetter A kassenbouwer A kozijnmonteur A maatvoerder C spanmonteur (voorspantechniek) A rioleerder/ rioolbuizenlegger A steigerbouwer A sloper A kabel- en buizenlegger A plafondmonteur/ monteur - afbouw (plafond, wanden, keukens) A rijswerker A magazijn-/ winkelpersoneel C machinist - mobiele kraan en mobiele heistelling C 49
9742 9746 9747 9855 9910 9911 9912 9913 9914 9915 9916 9917 9918 9919
machinist – torenkraan machinist GWW betonmortelcentrale –werker chauffeur opperman straatmaker spoorlegger opperman metselaar grondwerker vakman GWW heier baggeraar landmeter/ uitzetter asfaltwerker/ asfaltwegenbouwer opperman/ bouwvakhelper
50
C C C C A A A A A A C C C A
III Vragenlijst Pago Bouw voor Directie, Staf en Uitvoerders (DSU) (Aanvulling op Basisvragenlijst Pago Bouw)
51
DOEL EN OPBOUW Het doel van de Vragenlijst Periodiek Arbeidsgezondsheidskundig Onderzoek voor de directeur, stafpersoneel en uitvoerder in de bouwnijverheid is nader in te gaan en inzicht te verkrijgen in de herstelbehoefte, arbeidssatisfactie en de eventueel te nemen maatregelen om de psychosociale arbeidsbelasting te verlichten. De vragenlijst bevat de volgende drie vragenclusters. Vermoeidheid De vragen in dit cluster zijn afkomstig uit de VBBA vragenlijst. Op basis van de resultaten van de 11 items uit deze sectie kan een schaalscore worden berekend die een indicatie geeft van de herstelbehoefte van senior werknemers na afloop van een werkdag. De score kan worden omgerekend naar een range van 0-100%. Een hoge score komt overeen met een hoge mate van herstelbehoefte, een lage score met een lage mate van herstelbehoefte. plezier in het werk De vragen in dit cluster zijn afkomstig uit de VBBA vragenlijst. Aan de hand van deze 9 items kan een schaalscore worden berekend die een indicatie geeft van het plezier dat werknemers ondervinden in het uitoefenen van hun werk De score kan worden omgerekend naar een range van 0-100%. Een hoge score komt overeen met weinig plezier, een lage score met een hoge mate van plezier. maatregelen In deze laatste sectie wordt bij de werknemer geïnventariseerd welke maatregelen zij voor zichzelf in de komende 5 jaar wenselijk zouden achten. Daarnaast wordt een aantal vragen gesteld met betrekking tot overlegmogelijkheden, opleidingsbeleid en het personeelsbeleid binnen de onderneming. Doel van deze vragencluster is het formuleren van aanknopingspunten voor de bedrijfsarts voor het opstarten van activiteiten ter herstel of behoud van het werkvermogen en het inschatten van de haalbaarheid daarvan. Voor het verkrijgen van de resultaten hoeven geen berekeningen te worden uitgevoerd of vergelijkingen te worden gemaakt met normgegevens.
52
IV Vragenlijst Schilders (Aanvulling op Basisvragenlijst Pago Bouw)
53
1
INLEIDING
Reeds in de vorige eeuw was bekend dat blootstelling aan -hoge concentraties- organische oplosmiddelen kan leiden tot aandoeningen van het centrale zenuwstelsel. Echter het onderzoek naar de relatie tussen langdurige blootstelling aan relatief lage concentraties oplosmiddelen en gezondheidseffecten, heeft niet altijd tot eenduidige conclusies aanleiding gegeven. Naast methodologische tekortkomingen wordt de verwarring rond de diagnosestelling als belangrijke oorzaak gezien. Op internationale conferenties -midden jaren 80- is getracht om tot een standaardisering voor de diagnose van ‘oplosmiddelen-gerelateerde gezondheidsproblemen’ te komen. Op deze bijeenkomsten is voorgesteld om de zogenoemde ‘chronisch toxische encefalopathie’ te karakteriseren in drie fasen die zich, afhankelijk van de mate van blootstelling en mogelijk individuele factoren, in verschillend tempo kunnen ontwikkelen. Het eerste stadium (‘Organic Affective Syndrome’) wordt gekenmerkt door het optreden van stemmingsveranderingen (o.a., depressiviteit, moeheid, irritatie) en mogelijk klachten betreffende het geheugen, het concentratievermogen en motorische functies. Aangenomen wordt dat deze neurasthene klachten bij vermindering en/of beëindiging van de blootstelling volledig reversibel zijn. In het tweede stadium (‘Mild chronic toxic encephalopathy’) zijn, naast de klachten uit de eerste fase, cognitieve functiestoornissen vast te stellen. Met behulp van (neuro)psychologische tests kunnen met name aandachtsstoornissen, geheugenproblemen en motorische (coördinatie)stoornissen worden geobjectiveerd. Vermindering en/of beëindiging van de blootstelling zal in het algemeen tot geheel of gedeeltelijk herstel leiden. In het derde stadium (‘Severe chronic toxic encephalopathy’) is sprake van geprononceerde cognitieve en (mogelijk) neurologische veranderingen die - in toenemende mate - met het ‘dagelijks leven interfereren’. Dit dementieel beeld zal bij vermindering en/of beëindiging van de blootstelling (maximaal) niet verslechteren of een minder progressief verloop kennen.
Een vroegtijdige detectie van personen met neurasthene klachten (‘stadium 1’) kan bijdragen aan een vermindering van het aantal (OPS/CTE) cases. Uit oogpunt van preventie heeft de Stichting Arbouw hiertoe voor de beroepsgroep schilders een screeningsvragenlijst laten ontwikkelen
54
2 DOEL De vragenlijst schilders heeft tot doel : -het vroegtijdig signaleren van klachten die mogelijk het gevolg zijn van schade aan het centraal zenuwstelsel als gevolg van blootstelling aan organische oplosmiddelen. -het opsporen van werkgebonden huidaandoeningen. 3 OPBOUW De ‘Vragenlijst Schilders’ bestaat uit 102 afzonderlijke items die gescoord moeten worden op vooraf vastgestelde antwoordcategorieën (bijv., nooit, zelden, soms, vaak, ja, nee, etc.). Het eerste deel van de VLS wordt gevormd door de 60 items uit de Neurotoxic Symptom Checklist (NSC-60); Deze vragen zijn bedoeld om (neurasthene) klachten te inventariseren die de deelnemer mogelijk in de voorafgaande 12 maanden heeft ondervonden als gevolg van blootstelling aan oplosmiddelen. Dit NSC-60-deel bevat vragen naar: afwezigheid / geheugenproblemen (7 items); borstklachten (4); evenwichtsstoornissen (3); slaapstoornissen (3); oplosmiddel-gerelateerde klachten (22); stemmingsveranderingen (11); sensorische/ motorische klachten (7); lichamelijke klachten (5); vermoeidheid (4) en controlevragen (7). Het tweede deel van de Vragenlijst Schilders bevat vragen naar mogelijke huidklachten (14), vragen over het gebruik van (persoonlijke) beschermings- en reinigingsmiddelen (5), vragen naar soort (schilder)werk, verfgebruik, werkomgeving, methode van verf opbrengen (16) en vragen inzake ziekte, werkeloosheid en het aantal werkuren (8). 4 GRENSWAARDEN Voor de NSC-60 zijn voorlopige grenswaarden vastgesteld door middel van een onderzoek bij een groep nierdialysepatiënten en een groep gezonde niet aan neurotoxische stoffen blootgestelde bouwvakkers. Deze grenswaarden zijn in 1997 verder aangescherpt. De grenswaarden voor de afzonderlijke vragenclusters zijn respectievelijk: 2.9 (afwezigheid / geheugenproblemen); 2.1 (borstklachten); 2.0 (evenwichtsstoornissen); 2.7 (slaapstoornissen); 2.6 (oplosmiddelgerelateerde klachten); 2.7 (stemmingsveranderingen); 2.8 (sensorische/ motorische klachten); 2.5 (lichamelijke klachten); 3.1 (vermoeidheid) en 3.0 (controlevragen). Als verwijscriterium voor nader psychometrisch screeningsonderzoek wordt aanbevolen: Minimaal 4 overschrijdingen van de grenswaarden in de categorieën: afwezigheid/ geheugenproblemen, borstklachten, evenwichtsstoornissen, oplosmiddelgerelateerde klachten en stemmingsveranderingen. Tevens dient het niveau op de ‘controlevragen’ niet hoger dan 2.9 te zijn. Is dit laatste wel het geval, dan dient rekening te worden gehouden met een sterke ‘antwoordbias’ en/of een mogelijke problematiek van betrokkene in de psychosociale/ relationele sfeer en moet de uitslag met de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd.
55
5 PROCEDURE OPS SCREENING De schilders die in aanmerking komen voor het PAGO (op jaarbasis ca. 6000 personen (20%)), krijgen bij hun oproep het verzoek deze lijst in te vullen. Na centrale verwerking en analyse verzorgt de Stichting Arbouw in het geval van een ‘signalerende score’ terugkoppeling aan de betrokken werknemer en zijn bedrijfsarts. Hierbij wordt de werknemer het advies gegeven een afspraak te maken voor een psychometrisch screeningsonderzoek bij een van de gespecialiseerde arbodiensten. De resultaten van dit screeningsonderzoek worden vervolgens geanalyseerd door TNO Voeding. Via de Stichting Arbouw wordt de uitslag aan de bedrijfsarts doorgegeven. Deze nodigt de werknemer uit voor een arbospreekuur en bespreekt met hem de resultaten van de psychometrische screeningstests, neemt een gerichte anamnese af en verwijst de werknemer naar het Solvent Team. Een gedetailleerde beschrijving van de OPS procedure vindt u in het rapport OPS procedure Arbouw van juni 2000.
56
V REGISTRATIE FORMULIER ACTIVITEITEN ARBOUW (FIB 1-2)
57
1 DOEL FIB 1-2 FORMULIER Het doel van het FIB 1 formulier is tweeledig. Ten eerste vervult het de functie van een declaratie. Arbouw betaalt de arbodiensten uit op basis van de op het FIB formulier aangegeven activiteiten. De tweede functie is gegevensverzameling over de kwaliteit en kwantiteit van de arbozorg die door de arbodiensten aan de bouwnijverheid wordt verleend. 2 OPBOUW Het FIB 1-2 Formulier bevat de volgende clusters van gegeven. Declaratiegegvens Declaratiecode Declaratievolgnr. Arbodienstgegevens hoofdvestiging dependance soort functionaris contract code Werknemergegevens naam (eerste 3 letters) geslacht geboortedatum functie sofi nummer registratienr. werknemer registratienr. werkgever opleiding BGZ-gegvens Aard activiteit Response Aanvullend onderzoek Bestede tijd Beoordeling arbeidsgeschiktheid. Werkvermogen index Classificatie van ziekte Classificatie van oorzaken en ongevallen Waarschijnlijkheidscode Sociaal medische begeleiding Voorgenomen activiteiten NCVB persoonsidentificatienr. 58
3
REGISTRATIE INSTRUCTIES FIB 1-2 FORMULIER
Deze instructie is overgenomen uit de handleiding FIB-Arbouw. De verwijzingen naar tabellen slaan dan ook op de hoofdstukken en tabellen in de FIBArbouw handleiding. Hieronder zal iedere rubriek apart worden beschreven. Onderzoekdatum/ kontaktdatum: Op de eerste regel dient alleen het jaar te worden gestreept: een 9 voor 1999, een 0 voor 2000, een 1 voor 2001 enz. enz. Op de tweede regel dient de onderzoekmaand te worden gestreept. Op de derde regel de onderzoekdag: bij 5 februari alleen hokje 5, bij 25 februari: hokje 20 en hokje 5. Eerste 3 letters van de naam: Voor elke letter staat een regel ter beschikking. Voor vrouwen gelden de eerste 3 letters van de geboorte- of meisjesnaam. Enkele voorbeelden: Klein Holkenborg HOL Kleinmeulman KLE Nijenhuis NIJ Nyenhuis NYE Neijenhuis NEI Van de Voort VOO Mevr. Janssen-Pietersen PIE Arbodienst-nummer - hoofdvestiging: Code volgens tabel Ia of Ib: bijvoorbeeld arbodienst Deventer een 1 op de eerste regel en een 0 op de tweede regel. Arbodienst-nummer - dependance: Code is arbodienst-afhankelijk. Wordt 0 indien niet gestreept; hierbij dient te worden opgemerkt dat mutatieverslagen per dependance-code worden vervaardigd. Soort arbodienst-funktionaris: Zie tabel III.
59
Sofi-nummer: Deze rubriek is niet verplicht wanneer de verrichting is gedaan naar aanleiding van een opdracht van Arbouw. In alle andere gevallen is de rubriek verplicht wanneer het volgnummer in het SFB-registratienummer ontbreekt! Oude sofi-nummers bestaan nog uit 8 cijfers. In voorkomende gevallen dient het nummer te worden voorafgegaan door een 0. Sexe: hokje met ‘m’ c.q. ‘v’ strepen. Geboortedatum (onderdeel van SFB-registratienummer): Op de eerste twee regels het geboortejaar strepen. Hierna volgen er twee regels voor de geboortemaand en tenslotte de geboortedag. Registratienummer werknemer (onderdeel van SFB-registratienummer): Deze rubriek is niet verplicht wanneer de verrichting is gedaan naar aanleiding van een opdracht van Arbouw. In alle andere gevallen is de rubriek verplicht wanneer het sofinummer ontbreekt! Funktie: Zie tabel IVa / Ivb. In de funktietabel kan bovendien worden afgelezen welke formulieren bij welk onderzoek verplicht zijn, afhankelijk van de leeftijd van de gekeurde. Opleiding: Zie tabel VIII. Contract code: Voor Arbo Unie diensten en andere arbodiensten met een Arbouw/FIB-contract, afgesloten vóór 1-1-1999 geldt altijd contractcode 0. Voor arbodiensten met een Arbouw/FIB-contract, afgesloten op of na 1-1-1999 geldt contractcode 4. Werkgeversnummer: Deze rubriek is niet verplicht wanneer de verrichting is gedaan naar aanleiding van een opdracht van Arbouw en de opdracht is voorzien van een correct bedrijfsaansluitingsnummer. In alle andere gevallen is deze rubriek verplicht.
60
Declaratiecode: Zie voor de codes hoofdstuk 2. Is er sprake van een opdracht door Arbouw dan is de code terug te vinden op de adres-sticker en de begeleidende lijst. Declaratievolgnummer: Is er sprake van een opdracht door Arbouw dan is het declaratievolgnummer terug te vinden op adres-sticker en de begeleidende lijst c.q. diskette-bestand. In alle andere gevallen dient dit 4-cijferige nummer te worden toegekend door de desbetreffende arbodienst. In deze gevallen dienen de arbodiensten er zelf op toe te zien dat een per jaar uniek nummer tussen 0 en 9999 voor iedere verrichting gekozen wordt (in verband met financiële afwikkeling). Aard activiteit: Zie tabel II. Wanneer de declaratiecode = 04 (individuele vervolgactiviteit) en de activiteitcode = 114, 305, 310 dan moet de hier gecodeerde aard activiteit reeds eerder zijn gemeld m.b.v. een formulier FIB1.2 in de rubriek ‘voorgenomen actie’. Tijd: (bij code aard activiteit=310 verplicht, in overige gevallen optioneel): Uren: aanstrepen hetgeen van toepassing is. Voorbeeld: Minuten: 5 minuten hokje 5 25 minuten hokje 5 en hokje 20 Response-code: Zie tabel VI. Beoordeling arbeidsgeschiktheid: Aanstrepen wat van toepassing is: Geschikt, Ongeschikt of Geschikt Onder Voorwaarden. Werkvermogen index: Getal (0-49) op basis van analyse door bedrijfsarts van Pago-module 40+ (formulier 2.51). Sociaal medische begeleiding: Zie tabel VII.
61
Aanvullend onderzoek 1 en 2: Zie tabel II, aard activiteit. Code aanvullend onderzoek 1 mag nooit gelijk zijn aan code aanvullend onderzoek 2. Voorgenomen aktie - 1: Zie tabel II, aard activiteit. Indien geen voorgenomen activiteit dan invullen: 001 = geen voorgenomen aktie. Voorgenomen aktie - 2 t/m 5: Zie tabel II, aard activiteit. Eenzelfde code mag maar 1 keer worden gebruikt. CVZ - 1 (Classificatie van Ziekten): Sinds 1 januari 1998 dient gecodeerd te worden volgens CAS-CVZ-tabel (zie CAS-boekje). Rubriek is verplicht wanneer beoordeling ‘ongeschikt’ c.q. ‘geschikt onder voorwaarden’ is. Code dient uit minimaal 4 posities te bestaan. CVZ - 2 (Classificatie van Ziekten): Zie CAS boekje. CVZ - 1 mag niet gelijk zijn aan CVZ - 2. Indien gebruikt dan dient de code minimaal uit 4 posities te bestaan. CVO - 1 (Classificatie van Ongevallen en arbeidsgebonden factoren): Coderen volgens CAS-boekje. Registratie vindt plaats op basis van prevalenties. Arbouw verzorgt melding aan het NCvB op basis van incidenties. Code dient uit minimaal 3 posities te bestaan. CVO - 2 (Classificatie van Ongevallen en arbeidsgebonden factoren): Coderen volgens CAS-boekje. CVO - 1 mag niet gelijk zijn aan CVO - 2. Registratie vindt plaats op basis van prevalenties. Arbouw verzorgt melding aan het NCvB op basis van incidenties. Indien gebruikt dan dient de code minimaal uit 3 posities te bestaan. Waarschijnlijkheid 1: Rubriek is verplicht als CVO - 1 is ingevuld. Aanstrepen wat van toepassing is.
62
Waarschijnlijkheid 2: Rubriek is verplicht als CVO - 2 is ingevuld. Aanstrepen wat van toepassing is. NCVB - Persoons-identificatienummer: Code, toegekend door NCVB aan bedrijfsarts.
63