VRAGENLIJST NOM Print Monitor
X.
Huishoudsamenstelling
(Deze vragen worden alleen aan respondenten uit de verse steekproef gesteld; de gegevens van respondenten uit het accesspanel zijn al bekend.)
De volgende set vragen gaat over het huishouden waarvan u deel uitmaakt. X1.
Allereerst zouden we graag willen weten hoe het huishouden waartoe u behoort, uzelf inbegrepen, is samengesteld. Uit hoeveel personen, uzelf meegerekend, bestaat uw huishouden? Een huishouden bestaat uit één of meer personen die alleen woont of samenwonen en een gezamenlijk huishouden voeren. Huishouden bestaat uit: 1 persoon ........................................................
1
2 personen ......................................................
2
3 personen ......................................................
3
4 personen ......................................................
4
5 personen ......................................................
5
6 personen ......................................................
6
Meer dan 6 personen .......................................
7
(Indien respondent in een meerpersoonshuishouden woont:) X2.
Wilt u in onderstaand schema van alle personen uit uw huishouden (te beginnen bij uzelf) aangeven wat hun geslacht en geboortedatum is en welke rol ze in het huishouden hebben? LET OP: U kunt dit schema alleen juist invullen als u de eerstjarige in het huishouden bent. Hoofdkostwinner (m/v): levert de grootste bijdrage in de inkomsten van het huishouden. Kind (m/v): kind van hoofdkostwinner of diens partner (ook indien al volwassen, ook pleeg- en stiefkinderen). Als het huishouden uit meer dan 6 personen bestaat, dient u in ieder geval uzelf, de (resterende) volwassenen en de jongste kinderen in het schema in te vullen. Het huishouden bestaat uit: Uzelf Persoon 2 Persoon 3 Persoon 4 Persoon 5 Persoon 6
Geslacht
Geboortedatum Dag
Maand
Jaar
Hoofdkostwinner
NOM Print Monitor 2009-II/2010-I © NOM / Intomart GfK - 1 oktober 2010
Partner van hoofdkostwinner
Kind(eren)
Ander lid in huishouden
135 / 224
X2.1
U bent dus geboren op … en u bent … jaar. Klopt dit? Ja ...................................................................
1
Nee ................................................................
2
Ga terug naar huishoudschema, zodat men gegevens kan aanpassen)
(
(Indien respondent een eenpersoonshuishouden is:) X3.
X4.
Wat is uw geslacht? Man ................................................................
1
Vrouw .............................................................
2
Wat is uw geboortedatum
Geboortedatum:
X5.
X6.
U bent dus geboren op … en u bent … jaar. Klopt dit? Ja ...................................................................
1
Nee ................................................................
2
(Indien respondent 18 jaar of ouder is:) Heeft u kinderen die al het huis uit zijn? Ja ...................................................................
1
Nee ................................................................
2
NOM Print Monitor 2009-II/2010-I © NOM / Intomart GfK - 1 oktober 2010
136 / 224
A.
Totaalbereik Op dit moment zijn wij bezig met een onderzoek naar het gebruik van media. Wij willen u hierover graag een aantal vragen stellen. Hierna komen enkele pagina's met titels van tijdschriften en dagbladen. Wilt u telkens aangeven of u deze bladen in de AFGELOPEN 12 MAANDEN minstens één keer heeft gelezen of ingezien? Het maakt niet uit waar of hoe u aan het blad bent gekomen. We bedoelen het lezen en inzien van de gedrukte papieren versies van dagbladen en tijdschriften. Niet het bekijken van websites en digitale versies die op internet staan of via e-mail te ontvangen zijn.
A1.
Heeft u de onderstaande bladen/dagbladen in de afgelopen 12 maanden (minstens één keer) gelezen of ingezien?
(De in de titellijst opgenomen groepen worden in willekeurige volgorde getoond.) TITELS Titel Titel Titel Titel Titel Titel Titel
B.
Ja 1 1 1 1 1 1 1
Nee 2 2 2 2 2 2 2
Wijze van verkrijgen
(Deze vragen worden gesteld voor alle titels die in de afgelopen 12 maanden zijn gelezen of ingezien.)
B1.
Wilt u voor elk van de onderstaande titels aangeven hoe u GEWOONLIJK aan dit nummer komt?
TITELS
Titel Titel Titel Titel Titel Titel Titel
Abonnement in huishouden
Gedeeld abonnement met iemand buiten het huishouden
Leesmap bij mij thuis
1
2
3
4
5
6
1
2
3
4
5
6
1
2
3
4
5
6
1
2
3
4
5
6
1
2
3
4
5
6
1
2
3
4
5
6
1
2
3
4
5
6
[wordt niet getoond bij dagbladen]
NOM Print Monitor 2009-II/2010-I © NOM / Intomart GfK - 1 oktober 2010
Los gekocht Gekregen van (door uzelf of iemand anders iemand anders buiten het uit het huishouden huishouden)
Anders
137 / 224
B2.
B3.
U heeft aangegeven dat u thuis een leesmap ontvangt. Hoe oud is deze leesmap? 1 week ..........................................................
1
2 weken ........................................................
2
3 weken ........................................................
3
4 weken ........................................................
4
5 weken ........................................................
5
6 weken ........................................................
6
7 weken ........................................................
7
8 weken ........................................................
8
9 weken ........................................................
9
10 weken of meer ............................................
10
nieuwste uitgave .............................................
11
weet niet.........................................................
97
U heeft aangegeven dat u een gedeeld abonnement heeft met iemand buiten het huishouden voor onderstaande titel(s). Krijgt u onderstaande titel(s) als eerste in huis? Ja, als eerste ......................................................................
1
Nee, niet als eerste .............................................................
2
(Indien abonnement op dagblad in huishouden:) Er zijn verschillende abonnementen op dagbladen mogelijk: - Regulier abonnement: u ontvangt het dagblad iedere dag in de bus. - Deelabonnement: u ontvangt het dagblad alleen op één of twee dagen (meestal zaterdag). - Deelabonnement in combinatie met de internetversie: u ontvangt het dagblad in het weekend in de bus en op andere dagen krijgt u een internetversie (per e-mail/pdf of een website waarop u moet inloggen met een wachtwoord). B4.
Wat voor een abonnement heeft u op onderstaande titel(s)? Regulier abonnement ..........................................................
1
Deelabonnement ................................................................
2
Deelabonnement in combinatie met internetversie ................
3
NOM Print Monitor 2009-II/2010-I © NOM / Intomart GfK - 1 oktober 2010
138 / 224
(Indien abonnement op dagblad in huishouden:) B6.
Geeft u onderstaande titel(s) wel eens door aan iemand anders buiten het huishouden? Ja ......................................................................................
1
Nee ...................................................................................
2
(Indien geabonneerd dagblad wel eens wordt doorgegeven:) B7.
En hoeveel keer in de week worden onderstaande titel(s) zo gemiddeld aan iemand buiten het huishouden doorgegeven? Gemiddeld minder dan 1 keer per week ............
1
1 keer .............................................................
2
2 keer .............................................................
3
3 keer (de helft) ..............................................
4
4 keer .............................................................
5
5 keer .............................................................
6
6 keer (altijd, bijna altijd) .................................
7
(antwoordcategorieën als dagblad = nrc.next) Gemiddeld minder dan 1 keer per week ............
1
1 keer .............................................................
2
2 keer .............................................................
3
3 keer .............................................................
4
4 keer .............................................................
5
5 keer (altijd, bijna altijd) .................................
6
(Indien dagblad los wordt gekocht:) B8.
Geeft u onderstaande titel(s) geregeld door aan iemand anders buiten het huishouden? Ja ...................................................................
1
Nee ................................................................
2
NOM Print Monitor 2009-II/2010-I © NOM / Intomart GfK - 1 oktober 2010
139 / 224
C.
Nummerbereik/gemiddeld bereik
(Deze vragen worden gesteld voor alle titels die in de afgelopen 12 maanden zijn gelezen of ingezien.) Voor de bladen die u wel eens heeft gelezen, ziet u straks de voorpagina's of logo's van de laatste 6 nummers. Wilt u voor elk van de nummers aangeven of u het heeft gelezen of ingezien?
(Indien leesmap van 6 weken of ouder aanwezig is:) Tevens krijgt u voor de bladen die u via de leesmap leest nog eens 6 extra nummers te zien. Wilt u ook voor deze nummers aangeven of u het heeft gelezen of ingezien? U kunt de voorpagina vergroten door met uw muis erop te klikken.
C1.
a) Per tijdschrift: Heeft u onderstaande nummers van
gelezen of ingezien?
6 (4 resp. 12) covers worden getoond. Per cover moet respondent aangeven: Ja, gelezen of ingezien .....................................
1
Nee, niet gelezen of ingezien ............................
2
Weet niet ........................................................
97
b) Per dagblad: Heeft u onderstaande dagedities van gelezen of ingezien?
Verschijningsdata van de 6 (resp. 5) meest recent verschenen nummers worden getoond. Per dageditie moet respondent aangeven:
C2.
Ja, gelezen of ingezien .....................................
1
Nee, niet gelezen of ingezien ............................
2
Weet niet ........................................................
97
Hieronder ziet u de namen van alle titels die u in de afgelopen 12 maanden heeft gelezen of ingezien. Kunt u aangeven welk deel u doorgebladerd, bekeken, ingezien of gelezen heeft van het nummer dat u het laatst las van onderstaande titel(s)? U moet uw inschatting maken over alle pagina's van de bewuste titel. TITELS <Titellijst>
Alles
Bijna alles
Ongeveer driekwart
Ongeveer de helft
Ongeveer een kwart
Bijna niets
1
2
3
4
5
6
NOM Print Monitor 2009-II/2010-I © NOM / Intomart GfK - 1 oktober 2010
140 / 224
C3a.
(Vraag stellen voor elk dagblad waarvan in de laatste week een doordeweekse editie is gelezen, vraag stellen over laatst gelezen doordeweekse editie.) U heeft aangegeven dat u van afgelopen heeft gelezen. Hoe lang heeft u in dit nummer gelezen?
C3b.
Minder dan 5 minuten ......................................
1
Ongeveer 5 minuten ........................................
2
Ongeveer 10 minuten ......................................
3
Ongeveer 15 minuten ......................................
4
Ongeveer 20 minuten ......................................
5
Ongeveer 30 minuten ......................................
6
Ongeveer 45 minuten ......................................
7
Ongeveer 1 uur ...............................................
8
Ongeveer 1,5 uur ............................................
9
Ongeveer 2 uur ...............................................
10
Ongeveer 2,5 uur ............................................
11
Ongeveer 3 uur of langer .................................
12
Weet niet ........................................................
97
(Vraag stellen voor elk dagblad waarvan in de laatste week een weekend-editie is gelezen, vraag stellen over laatst gelezen weekend-editie.) U heeft aangegeven dat u van afgelopen heeft gelezen. Hoe lang heeft u in dit nummer gelezen? Minder dan 5 minuten ......................................
1
Ongeveer 5 minuten ........................................
2
Ongeveer 10 minuten ......................................
3
Ongeveer 15 minuten ......................................
4
Ongeveer 20 minuten ......................................
5
Ongeveer 30 minuten ......................................
6
Ongeveer 45 minuten ......................................
7
Ongeveer 1 uur ...............................................
8
Ongeveer 1,5 uur ............................................
9
Ongeveer 2 uur ...............................................
10
Ongeveer 2,5 uur ............................................
11
Ongeveer 3 uur of langer .................................
12
Weet niet ........................................................
97
NOM Print Monitor 2009-II/2010-I © NOM / Intomart GfK - 1 oktober 2010
141 / 224
D
Overige media De volgende set vragen gaat over media en het gebruik dat u daarvan maakt.
D3.
D4.
D5.
D6.
Tegenwoordig zijn er stickers beschikbaar waarmee u kunt aangeven dat u geen drukwerk in de bus wilt ontvangen. Heeft u zelf zo'n sticker op de brievenbus? Indien ja, weigert u al het drukwerk, dus ongeadresseerd drukwerk EN de huis-aan-huisbladen, of alleen ongeadresseerd drukwerk? Heb geen sticker....................................................................................
1
Heb NEE/NEE sticker: geen drukwerk en geen huis-aan-huisbladen ..........
2
Heb NEE/JA sticker: geen drukwerk, wel huis-aan-huisbladen ...................
3
Krijgt u thuis huis-aan-huisbladen? Ja, 1 ...............................................................
1
Ja, 2 ...............................................................
2
Ja, 3 of meer ...................................................
3
Nee ................................................................
4
Leest u wel eens één of meer van die huis-aan-huisbladen? Ja, altijd ..........................................................
1
Ja, vaak ..........................................................
2
Ja, af en toe ....................................................
3
Nee ................................................................
4
Nu volgen enkele vragen over televisie kijken. Op hoeveel dagen kijkt u gemiddeld per week televisie? 1 dag ..............................................................
1
2 dagen ..........................................................
2
3 dagen ..........................................................
3
4 dagen ..........................................................
4
5 dagen ..........................................................
5
6 dagen ..........................................................
6
7 dagen ..........................................................
7
Nooit...............................................................
8
Weet niet/wil niet zeggen .................................
97
NOM Print Monitor 2009-II/2010-I © NOM / Intomart GfK - 1 oktober 2010
142 / 224
D7.
Op de dagen dat u televisie kijkt, hoe lang kijkt u dan gemiddeld per dag?
uren en
D8.
minuten
Hieronder staat een aantal televisiezenders. Kunt u aangeven of u daar wel eens naar kijkt, thuis of ergens anders. Wilt u dan telkens aangeven of u daar vaak, een enkele keer, of nooit naar kijkt? Hoe vaak kijkt u naar: Televisiezenders 1. Nederland 1 2. Nederland 2 3. Nederland 3 4. RTL4 5. RTL5 6. RTL7 7. RTL8 8. SBS6 9. Net5 10. Veronica 11. TMF 12. MTV 13. Comedy Central 14. Nickelodeon 15. Disney XD (voorheen Jetix) 16. Discovery Channel 17. National Geographic Channel 18. Eurosport 19. Regionale zender
Nooit
Enkele keer
Vaak
1
2
3
1
2
3
1
2
3
1
2
3
1
2
3
1
2
3
1
2
3
1
2
3
1
2
3
1
2
3
1
2
3
1
2
3
1
2
3
1
2
3
1
2
3
1
2
3
1
2
3
1
2
3
Nu nog enkele vragen over radio luisteren. D9.
Op hoeveel dagen luistert u gemiddeld per week radio? 1 dag ..............................................................
1
2 dagen ..........................................................
2
3 dagen ..........................................................
3
4 dagen ..........................................................
4
5 dagen ..........................................................
5
6 dagen ..........................................................
6
7 dagen ..........................................................
7
Nooit...............................................................
8
Weet niet/wil niet zeggen .................................
97
NOM Print Monitor 2009-II/2010-I © NOM / Intomart GfK - 1 oktober 2010
143 / 224
D10.
Op de dagen dat u radio luistert, hoe lang luistert u dan gemiddeld per dag?
uren en
minuten
Van een aantal radiozenders willen wij weten hoe vaak u daarnaar luistert. Wilt u dan telkens zeggen of u daar vaak, een enkele keer, of nooit naar luistert? D11.
Hoe vaak luistert u naar: Radiozenders 1. Radio 1 2. Radio 2 3. Radio 3FM 4. Radio 4 5. Radio 5 6. Radio 538 7. Sky Radio 8. Q-Music 9. Radio Veronica 10. Radio 10 Gold 11. Classic FM 12. Slam!FM 13. BNR Nieuwsradio 14. Kink FM 15. 100%NL 16.
Nooit
Enkele keer
Vaak
1
2
3
1
2
3
1
2
3
1
2
3
1
2
3
1
2
3
1
2
3
1
2
3
1
2
3
1
2
3
1
2
3
1
2
3
1
2
3
1
2
3
1
2
3
1
2
3
(Afhankelijk van cebucogebied en provincie. Als respondent woont in provincie:) Groningen Friesland Drenthe Overijssel Gelderland Utrecht Nrd. Holland Zeeland Flevoland Nrd. Brabant Limburg Zuid Holland en Cebuco 22, 28, 29, 30, 31, 33 Zuid Holland en Cebuco 19, 28, 31, 32, 33, 34 Noord Holland en Cebuco 22 Gelderland en Cebuco 19 Utrecht en Cebuco 19 Noord Brabant en Cebuco 34
NOM Print Monitor 2009-II/2010-I © NOM / Intomart GfK - 1 oktober 2010
Radio Noord Omrop Fryslân Radio Radio Drenthe Radio Oost Radio Gelderland Radio M Utrecht Radio Nrd. Holland Radio Zeeland Radio Flevoland Omroep Brabant Radio L1 Radio Radio West Radio Rijnmond Radio West Radio Rijnmond Radio Rijnmond Radio Rijnmond
144 / 224
D12.
Bezoekt u wel eens een bioscoop in Nederland, al is het maar af en toe? Ja ...................................................................
1
Nee, nooit .......................................................
2
(Indien wel eens bioscoopbezoek:) D13.
Hoe vaak bezoekt u zo gemiddeld een bioscoop in Nederland? Is dat:
D14.
1 keer per week of vaker..................................
1
1 keer per 2 weken ..........................................
2
1 keer per 3 weken ..........................................
3
1 keer per maand ............................................
4
1 keer per 2 maanden ......................................
5
1 keer per 3 maanden, kwartaal .......................
6
1 keer per 6 maanden, halfjaar.........................
7
1 keer per jaar of minder vaak..........................
8
Wanneer heeft u voor het laatst een bioscoop in Nederland bezocht? Was dit:
D15.
1-7 dagen geleden ...........................................
1
8-14 dagen geleden .........................................
2
2-3 weken geleden ..........................................
3
Langer dan 3 weken geleden ............................
4
Weet niet/wil niet zeggen .................................
7
Heeft u thuis een COMPUTER? Ja ...................................................................
1
Nee ................................................................
2
NOM Print Monitor 2009-II/2010-I © NOM / Intomart GfK - 1 oktober 2010
145 / 224
D19.
D20.
Hoeveel dagen per week maakt u thuis gebruik van een computer? 1 dag per week ...............................................
1
2 dagen per week ............................................
2
3 dagen per week ............................................
3
4 dagen per week ............................................
4
5 dagen per week ............................................
5
6 dagen per week ............................................
6
7 dagen per week ............................................
7
Minder dan 1 dag per week ..............................
8
Nooit...............................................................
9
En op de dagen dat u thuis een computer gebruikt, hoe lang gebruikt u die dan gemiddeld per dag?
uren en
D21.
minuten
Gebruikt u wel eens een computer buitenshuis? Zo ja, waar? (Meer antwoorden mogelijk)
D22a.
Nee, gebruik geen computer buitenshuis ...........
1
Ja, op het werk ...............................................
2
Ja, school/universiteit ......................................
3
Ja, anders .......................................................
4
Heeft u toegang tot het internet? Ja ...................................................................
1
Nee ................................................................
2
NOM Print Monitor 2009-II/2010-I © NOM / Intomart GfK - 1 oktober 2010
146 / 224
D22.
(Indien toegang tot internet:) Op welke van de volgende plaatsen heeft u toegang tot het internet?
D23.
D24.
Thuis .............................................................
1
Werk..............................................................
2
School/universiteit ..........................................
3
Vrienden/familie .............................................
4
Internetcafé ...................................................
5
Onderweg ......................................................
6
Anders ...........................................................
7
Weet niet/wil niet zeggen .................................
97
Sinds wanneer (welk jaar) heeft uw huishouden thuis de beschikking over een internetaansluiting? Probeert u dat eens zo goed mogelijk te schatten. Sinds 2005 of eerder ...............................
1
Sinds 2006 .............................................
2
Sinds 2007 .............................................
3
Sinds 2008 .............................................
4
Sinds 2009 .............................................
5
Sinds 2010 .............................................
6
Weet niet ..............................................
97
Welk type internetverbinding gebruikt u op dit moment thuis (het meest)? Gewone telefoon (analoog) ..............................
1
ISDN ...............................................................
2
Kabel ..............................................................
3
ADSL ..............................................................
4
Mobiel .............................................................
5
Anders ............................................................
6
Weet niet/wil niet zeggen .................................
97
NOM Print Monitor 2009-II/2010-I © NOM / Intomart GfK - 1 oktober 2010
147 / 224
De volgende vragen gaan over surfen, dat wil zeggen het bezoeken van websites op internet. Het lezen/versturen van e-mail valt hier niet onder.
D25.
D26.
D28.
Hoe vaak surft u gemiddeld thuis? 6-7 dagen per week .........................................
1
4-5 dagen per week .........................................
2
2-3 dagen per week .........................................
3
1 keer per week ..............................................
4
1 keer per 2 weken ..........................................
5
1 keer per maand ............................................
6
Minder dan 1 keer per maand ...........................
7
Nooit...............................................................
8
Weet niet ........................................................
97
Hoe vaak surft u gemiddeld op het werk of ergens anders? 6-7 dagen per week .........................................
1
4-5 dagen per week .........................................
2
2-3 dagen per week .........................................
3
1 keer per week ..............................................
4
1 keer per 2 weken ..........................................
5
1 keer per maand ............................................
6
Minder dan 1 keer per maand ...........................
7
Nooit...............................................................
8
Weet niet ........................................................
97
Hoeveel uur per week surft u thuis gemiddeld op het internet? Indien wel eens, maar minder dan 1 uur per week: s.v.p. 1 invullen. Maximum: 96 uur
uur
NOM Print Monitor 2009-II/2010-I © NOM / Intomart GfK - 1 oktober 2010
148 / 224
D29.
Hoeveel uur per week surft u op het werk of ergens anders gemiddeld op het internet? Indien wel eens, maar minder dan 1 uur per week: s.v.p. 1 invullen. Maximum: 96 uur
uur
D31.
Hieronder staan enkele activiteiten op internet vermeld. Wilt u aangeven of u dat nooit, zelden, af en toe of vaak doet? Activiteiten op internet 1. Chatten (via websites of Messenger) 2. E-mailen (Outlook, webmail) 3. Downloaden van bestanden, zoals muziek, video of software 4. Online spelletjes spelen (gamen) 5. Producten/diensten kopen, reserveren of verkopen 6. Raadplegen banensites 7. Raadplegen huizensites 8. Raadplegen sportsites 9. Raadplegen nieuws/actuele informatie 10. Reizen boeken 11. Andere specifieke informatie zoeken op websites of surfen 12. Online bankieren 13. Streaming video bekijken (bijv. tv, speelfilm of filmpjes) 14. Radio luisteren 15. Weblogs bezoeken/schrijven: Bloggen 16. Social networking (bijvoorbeeld Hyves, Schoolbank)
D34.
Nooit
Zelden
Af en toe
Vaak
Weet niet
1
2
3
4
7
1
2
3
4
7
1
2
3
4
7
1
2
3
4
7
1
2
3
4
7
1
2
3
4
7
1
2
3
4
7
1
2
3
4
7
1
2
3
4
7
1
2
3
4
7
1
2
3
4
7
1
2
3
4
7
1
2
3
4
7
1
2
3
4
7
1
2
3
4
7
1
2
3
4
7
Kent u de rekjes met gratis ansichtkaarten in cafés, bioscopen, onderwijsinstellingen, etc.? Ja .........................................................
1
Nee ......................................................
2
Weet niet ..............................................
97
(Indien rekjes met gratis ansichtkaarten bekend zijn:) D35.
Bekijkt u wel eens kaarten in deze rekjes? Ja ...................................................................
1
Nee ................................................................
2
NOM Print Monitor 2009-II/2010-I © NOM / Intomart GfK - 1 oktober 2010
149 / 224
D36.
D37.
D38.
Wanneer heeft u voor het laatst gratis ansichtkaarten in zo'n rekje bekeken? 1-14 dagen geleden .........................................
1
15-28 dagen geleden .......................................
2
4-6 weken geleden ..........................................
3
Langer dan 6 weken geleden ............................
4
Nog nooit ........................................................
5
Waar heeft u voor het laatst gratis ansichtkaarten in zo'n rekje bekeken? (Grand) café ....................................................
1
Studentencafé / Studentensociëteit ..................
2
Restaurant ......................................................
3
Bioscoop .........................................................
4
Universiteit / Hogeschool ..................................
5
Middelbare school ............................................
6
Fitnesscentrum ................................................
7
Theater / schouwburg .......................................
8
Anders ............................................................
96
Weet niet ........................................................
97
Hoe vaak bekijkt u gemiddeld gratis ansichtkaarten in zo'n rekje? Is dat: 1 keer per week of vaker..................................
1
1 keer per 2 weken ..........................................
2
1 keer per 3 weken ..........................................
3
1 keer per maand ............................................
4
1 keer per 2 maanden ......................................
5
1 keer per 3 maanden, kwartaal .......................
6
1 keer per 6 maanden, halfjaar.........................
7
1 keer per jaar of minder vaak..........................
8
Weet niet ........................................................
97
NOM Print Monitor 2009-II/2010-I © NOM / Intomart GfK - 1 oktober 2010
150 / 224
D39.
Neemt u wel eens gratis ansichtkaarten mee uit zo'n rekje? Ja ...................................................................
1
Nee ................................................................
2
De volgende vragen gaan over verplaatsingen. Eerst willen we graag weten hoeveel u reist binnen de bebouwde kom. Daarna wordt eenzelfde vraag gesteld, alleen nu voor buiten de bebouwde kom. D40.
Hoe lang heeft u afgelopen week gereisd met elk van onderstaande vervoermiddelen binnen de bebouwde kom? Onder "reizen" worden zowel verplaatsingen voor het werk als privé verstaan. Reisfrequentie 1. 2. 3. 4. 5.
D41.
Fiets
Bromfiets
1
1
1
1
1
2
2
2
2
2
3
3
3
3
3
4
4
4
4
4
5
5
5
5
5
Niet gereisd op deze manier Minder dan 1 uur 1-5 uur 5-10 uur Meer dan 10 uur
Hoe land heeft u afgelopen week gereisd met elk van onderstaande vervoermiddelen buiten de bebouwde kom? Onder "reizen" worden zowel verplaatsingen voor het werk als privé verstaan. Reisfrequentie 1. 2. 3. 4. 5.
E.
Auto/motor/ Bus/tram/ taxi metro/trein
Te voet
Auto/ Bus/tram/ motor/ taxi metro
Te voet
Fiets
Bromfiets
1
1
1
1
1
1
2
2
2
2
2
2
3
3
3
3
3
3
4
4
4
4
4
4
5
5
5
5
5
5
Niet gereisd op deze manier Minder dan 1 uur 1-5 uur 5-10 uur Meer dan 10 uur
Trein
Algemene achtergrondkenmerken
(Indien meerpersoonshuishouden:) E0.
Zijn er meerdere kostwinners in uw huishouden? Ja ...................................................................
1
Nee ................................................................
2
NOM Print Monitor 2009-II/2010-I © NOM / Intomart GfK - 1 oktober 2010
151 / 224
(Indien meerpersoonshuishouden en respondent is niet de hoofdkostwinner:) E1.
Wat is uw relatie tot de hoofdkostwinner? Ik ben partner van hem of haar ..............................................................
1
Ik ben kind (ook indien al volwassen, inclusief stief-/pleegkinderen) .........
2
Anders ..................................................................................................
3
(Indien meerpersoonshuishouden:) E1.1
Wie doet bij u in het huishouden meestal de dagelijkse boodschappen? Ikzelf (eventueel met andere huisgenoot) .........
1
Andere huisgenoot, huisgenoten .......................
2
(Indien meerpersoonshuishouden:) E1.2
Wie in het huishouden zorgt voor het grootste deel van het huishoudelijk werk? Ikzelf (eventueel met andere huisgenoot) .........
1
Andere huisgenoot, huisgenoten .......................
2
(Indien respondent 18 jaar of ouder is:) E2.
Bent u gehuwd, samenwonend of gehuwd geweest? Gehuwd, samenwonend ...................................
1
Gehuwd geweest, gescheiden...........................
2
Gehuwd geweest, weduwnaar/weduwe.............
3
Ongehuwd ......................................................
4
NOM Print Monitor 2009-II/2010-I © NOM / Intomart GfK - 1 oktober 2010
152 / 224
(Indien respondent 40 jaar of ouder is:) E3.
Heeft u kleinkinderen? Zo ja, hoeveel? Geen kleinkinderen ..........................................
0
1 kleinkind.......................................................
1
2 kleinkinderen ................................................
2
3 kleinkinderen ................................................
3
4 kleinkinderen ................................................
4
5 kleinkinderen ................................................
5
6 kleinkinderen of meer....................................
6
(Indien respondent kleinkinderen heeft:) E4.
Wat is de leeftijd van uw kleinkinderen? (Meerdere antwoorden mogelijk) 0-5 jaar ...........................................................
1
6-12 jaar .........................................................
2
13-17 jaar .......................................................
3
18 jaar en ouder ..............................................
4
(Indien respondent jonger is dan 18 jaar:) E5.
Woont u bij uw ouders thuis, woont u in een ander gezin, woont u zelfstandig of nog anders? Bij ouders thuis................................................
1
In ander gezin .................................................
2
Zelfstandig ......................................................
3
Nog anders .....................................................
4
NOM Print Monitor 2009-II/2010-I © NOM / Intomart GfK - 1 oktober 2010
153 / 224
E6.
E7.
E8.
Wat is uw hoogst gevolgde opleiding? Deze opleiding hoeft niet met een diploma te zijn voltooid. Geen onderwijs/basisonderwijs ...........................................................................................
1
LBO, VMBO (kader- en beroepsgerichte leerweg, VBO) ........................................................
2
MAVO en eerste 3 jaar HAVO/VWO, MULO, ULO/VMBO (theoretische en gemengde leerweg)
3
MBO .................................................................................................................................
4
HAVO/VWO bovenbouw, WO- en HBO-propedeuse ..............................................................
5
HBO, WO-bachelor/kandidaats ...........................................................................................
6
WO-doctoraal/master .........................................................................................................
7
Weet niet ...........................................................................................................................
97
Wat is uw hoogst voltooide opleiding? Geen onderwijs/basisonderwijs ...........................................................................................
1
LBO, VMBO (kader- en beroepsgerichte leerweg, VBO) ........................................................
2
MAVO en eerste 3 jaar HAVO/VWO, MULO, ULO/VMBO (theoretische en gemengde leerweg)
3
MBO .................................................................................................................................
4
HAVO/VWO bovenbouw, WO- en HBO-propedeuse ..............................................................
5
HBO, WO-bachelor/kandidaats ...........................................................................................
6
WO-doctoraal/master .........................................................................................................
7
Weet niet ...........................................................................................................................
97
Welke situatie is op dit moment het meest op u van toepassing? Zelfstandig ondernemer ...................................
1
Werkzaam in loondienst ...................................
2
Werkzaam bij de overheid ................................
3
Volledig arbeidsongeschikt ...............................
4
Werkloos/werkzoekend/bijstand .......................
5
Gepensioneerd of VUT .....................................
6
Studerend/schoolgaand ....................................
7
Anders ............................................................
8
Weet niet ........................................................
97
NOM Print Monitor 2009-II/2010-I © NOM / Intomart GfK - 1 oktober 2010
154 / 224
E9.
Hoeveel uur werkt u doorgaans per week?
uren per week
Weet niet/wil niet zeggen .................................
E10.
97
(Indien respondent betaald werk verricht:) Welk soort beroep oefent u uit?
E11.
Boer of tuinder ......................................................................................
1
Eigenaar van een bedrijf ........................................................................
2
Vrij beroep (arts, advocaat, kunstenaar, etc.) ..........................................
3
Directeur of directielid bij een bedrijf, instelling of bij de overheid .............
4
Hoger beroepsniveau .............................................................................
5
Middelbaar beroepsniveau ......................................................................
6
Lager beroepsniveau ..............................................................................
7
Weet niet / wil niet zeggen.....................................................................
97
(Indien respondent betaald werk verricht:) Aan hoeveel werknemers geeft u direct of indirect leiding?
E100.
Geef geen leiding.............................................
1
1 t/m 4 personen .............................................
2
5 t/m 9 personen .............................................
3
10 t/m 19 personen .........................................
4
20 of meer personen........................................
5
Weet niet / wil niet zeggen...............................
9
(Indien respondent betaald werk verricht:) Wat is de grootte van de bedrijfsvestiging waar u werkt? 1 werknemer ..........................................
1
50-99 werknemers ..................................
6
2-4 werknemers .....................................
2
100-199 werknemers ..............................
7
5-9 werknemers .....................................
3
200-499 werknemers ..............................
8
10-19 werknemers ..................................
4
500 of meer werknemers ........................
9
20-49 werknemers ..................................
5
Weet niet ...............................................
97
NOM Print Monitor 2009-II/2010-I © NOM / Intomart GfK - 1 oktober 2010
155 / 224
(Indien respondent niet de hoofdkostwinner is:) De volgende vragen gaan over de hoofdkostwinner in uw huishouden. E6.1
E7.1
E8.1
Wat is de hoogst gevolgde opleiding van de hoofdkostwinner? Deze opleiding hoeft niet met een diploma te zijn afgerond. Geen onderwijs/basisonderwijs ...........................................................................................
1
LBO, VMBO (kader- en beroepsgerichte leerweg, VBO) ........................................................
2
MAVO en eerste 3 jaar HAVO/VWO, MULO, ULO/VMBO (theoretische en gemengde leerweg)
3
MBO .................................................................................................................................
4
HAVO/VWO bovenbouw, WO- en HBO-propedeuse ..............................................................
5
HBO, WO-bachelor/kandidaats ...........................................................................................
6
WO-doctoraal/master .........................................................................................................
7
Weet niet ...........................................................................................................................
97
Wat is de hoogst voltooide opleiding van de hoofdkostwinner? Geen onderwijs/basisonderwijs ...........................................................................................
1
LBO, VMBO (kader- en beroepsgerichte leerweg, VBO) ........................................................
2
MAVO en eerste 3 jaar HAVO/VWO, MULO, ULO/VMBO (theoretische en gemengde leerweg)
3
MBO .................................................................................................................................
4
HAVO/VWO bovenbouw, WO- en HBO-propedeuse ..............................................................
5
HBO, WO-bachelor/kandidaats ...........................................................................................
6
WO-doctoraal/master .........................................................................................................
7
Weet niet ...........................................................................................................................
97
Welke situatie is op dit moment het meest van toepassing op de hoofdkostwinner? Zelfstandig ondernemer ...................................
1
Werkzaam in loondienst ...................................
2
Werkzaam bij de overheid ................................
3
Volledig arbeidsongeschikt ...............................
4
Werkloos/werkzoekend/bijstand .......................
5
Gepensioneerd of VUT .....................................
6
Studerend/schoolgaand ....................................
7
Anders ............................................................
8
Weet niet ........................................................
97
NOM Print Monitor 2009-II/2010-I © NOM / Intomart GfK - 1 oktober 2010
156 / 224
E9.1
(Indien de hoofdkostwinner betaald werk verricht:) Hoeveel uur werkt de hoofdkostwinner doorgaans per week?
uren per week
Weet niet ........................................................
97
(Indien de hoofdkostwinner betaald werk verricht:) E10.1
Welk soort beroep oefent de hoofdkostwinner uit? Boer of tuinder ......................................................................................
1
Eigenaar van een bedrijf ........................................................................
2
Vrij beroep (arts, advocaat, kunstenaar, etc.) ..........................................
3
Directeur of directielid bij een bedrijf, instelling of bij de overheid .............
4
Hoger beroepsniveau .............................................................................
5
Middelbaar beroepsniveau ......................................................................
6
Lager beroepsniveau ..............................................................................
7
Weet niet ..............................................................................................
97
(Indien de hoofdkostwinner betaald werk verricht:) E11.1
E11.2
Aan hoeveel werknemers geeft de hoofdkostwinner direct of indirect leiding? Geeft geen leiding ...........................................
1
1 t/m 4 personen .............................................
2
5 t/m 9 personen .............................................
3
10 t/m 19 personen .........................................
4
20 of meer personen........................................
5
Weet niet / wil niet zeggen...............................
97
Bent u of is één van de andere leden van het huishouden eigenaar van de woning? Ja, eigenaar ....................................................
1
Nee, huurder ...................................................
2
Weet niet ........................................................
97
NOM Print Monitor 2009-II/2010-I © NOM / Intomart GfK - 1 oktober 2010
157 / 224
E12.
Beschouwt u zichzelf als behorend tot een kerkgenootschap, godsdienst of levensbeschouwelijke groepering? Zo ja, tot welke? Rooms Katholiek ................................................................................................................
1
Protestantse Kerk Nederland (Nederlands Hervormd, Gereformeerd, Luthers) .......................
2
Overig Gereformeerd (bijv.: Christelijk Gereformeerd, Vrijgemaakt Gereformeerd, Nederlands Gereformeerd, Gereformeerde Gemeenten of Gereformeerde Bond) ....................
3
Evangelische stroming (bijv.: Vrije Evangelie-gemeenten, Pinkster- of Volle Evangeliegemeenten, Vergadering van gelovigen) .............................................................................
4
Overig Christelijk (bijv.: Doopsgezind, Remonstrants, Oud-katholiek) ....................................
5
Humanisme .......................................................................................................................
6
Islam ................................................................................................................................
7
Overige godsdiensten (bijv.: Jodendom, Boeddhisme, Hindoeïsme) ......................................
8
Nee ..................................................................................................................................
95
Weet niet/wil niet zeggen ....................................................................................................
97
E14.
In welk land bent u geboren?
E15.
In welk land is uw vader geboren?
E16.
In welk land is uw moeder geboren?
E17.
Heeft u eigen inkomsten? Ja ...................................................................
1
Nee ................................................................
2
NOM Print Monitor 2009-II/2010-I © NOM / Intomart GfK - 1 oktober 2010
158 / 224
E18.
Wat is het totale bruto jaarinkomen van uw huishouden? Bruto jaarinkomen is de som van het fiscale inkomen van alle betaalde banen, winst, uitkeringen en pensioenen die personen in het huishouden hadden in het jaar. Minder dan 12.000 euro ...................................
1
12.000 tot 16.000 euro ....................................
2
16.000 tot 22.000 euro ....................................
3
22.000 tot 24.500 euro ....................................
4
24.500 tot 30.500 euro ....................................
5
30.500 tot 36.500 euro ....................................
6
36.500 tot 48.000 euro ....................................
7
48.000 tot 61.000 euro ....................................
8
61.000 tot 73.000 euro ....................................
9
73.000 tot 97.000 euro ....................................
10
97.000 of meer ................................................
11
Weet niet ........................................................
97
Wil niet zeggen................................................
98
(Indien respondent het bruto jaarinkomen niet weet of niet wil zeggen:) E19.
Wij vragen alleen naar uw inkomen ten behoeve van dit onderzoek. Uiteraard wordt dit - evenals alle andere antwoorden die u geeft - volstrekt vertrouwelijk behandeld. Kunt u het bruto jaarinkomen van uw huishouden wel indelen in de onderstaande verdeling? Bruto jaarinkomen is de som van het fiscale inkomen van alle betaalde banen, winst, uitkeringen en pensioenen die personen in het huishouden hadden in het jaar. Minder dan 30.500 euro ...................................
1
30.500 - 36.500 euro .......................................
2
Meer dan 36.500 euro ......................................
3
Weet niet/wil niet zeggen .................................
97
Hartelijk dank voor uw medewerking aan dit onderzoek!
NOM Print Monitor 2009-II/2010-I © NOM / Intomart GfK - 1 oktober 2010
159 / 224