Toepassing van het NLP Coachmodel Van huidige naar gewenste situatie Hoe werk je nu met de vier vragen/posities? Je kunt het als volgt aanpakken als je iemand coacht die, bijvoorbeeld, iets wil verbeteren in zijn communicatie: Doelstelling •
Vraag aan de vraaginbrenger om zijn doelstelling te vertellen. Je kunt hem helpen bij het helder formuleren daarvan.
In de huidige situatie • • • •
Laat de vraaginbrenger vervolgens op positie 1 staan, de huidige situatie. Vraag: “Waar ben je nu?” “Wat is de huidige situatie?” “Wat doe, kan, geloof, denk of voel je nu?” Vraag: “Wat wil je behouden?” Vraag: “Waar wil je vanaf?”
In de gewenste situatie • • • • •
Laat de vraaginbrenger op positie 2 staan, de gewenste situatie. Je kunt de vraaginbrenger ook naar de gewenste situatie toe laten lopen: “Hoe is het om dichter bij je doel te komen?” “Gaat dit makkelijk of voel je een belemmering”? Vraag: “Hoe is het om op de plek van de gewenste situatie te staan?” Vraag: “Wat wil je bereiken?”; “Wat is de gewenste situatie?” Vraag: “Hoe zou de wereld eruit zien als het probleem opgelost zou zijn?”.
Op de hindernissen • • • •
Laat de vraaginbrenger op positie 3 staan, de hindernissen. Vraag: “Hoe is het om op de plek van de hindernissen te staan?” Vraag: “Wie of wat kan je van je doel afhouden – intern, extern, mensen of middelen?” Vraag: “Welke hindernissen ervaar je?”; “Waar zie je tegenop?”
Op de hulpbronnen • • •
Laat de vraaginbrenger op positie 4 staan, de hulpbronnen. Vraag: “Hoe is het om op de plek van de hulpbronnen te staan?” Vraag: “Wat kan jou helpen om je doel te bereiken?”; “Welke hulpbronnen kun je inzetten –intern of extern, kwaliteiten, mensen of middelen?”
Weer in de gewenste situatie • • • • • •
Laat de vraaginbrenger weer op positie 2 staan, de gewenste situatie. Vraag: “Kijk eens naar de hindernissen en hulpbronnen. Kun jij met deze hulpbronnen de mogelijke hindernissen de baas?” Als het antwoord ‘nee’ is, vraag dan: “Welke hulpbronnen heb je extra nodig om die hindernissen wel aan te kunnen?” Laat de vraaginbrenger weer op positie 4 staan om dit beter te ervaren. Laat de vraaginbrenger vervolgens weer op positie 2 staan. Vraag dan nogmaals: “Kijk nog eens naar de hindernissen en de extra hulpbronnen die je hebt geformuleerd. Kun je nu met deze hulpbronnen de hindernissen de baas?”
Stap voor stap terug in de tijd De volgende toepassing helpt de gecoachte om een goed overzicht te krijgen van de concrete stappen die deze kan zetten om zijn of haar doel te bereiken. Omvangrijke doelen worden daarmee ook hanteerbaarder.
Vanuit de gewenste situatie • • •
Laat de vraaginbrenger op positie 2 staan. Zeg: “Ga ervan uit dat je je doel hebt behaald.” Zeg: “Ga helemaal in die positie staan en ervaar hoe het is om je doel te hebben bereikt.”
Vraag de vraaginbrenger terug te kijken en de stappen te benoemen • • •
Welke stappen heb je gezet om hier te komen? Welke stap heb je als laatste gezet? En welke vlak daarvoor? Welke halverwege? Welke toen je een kwart van de weg had afgelegd? En wat was je eerste stap?
En/of: kijk terug en benoem je ervaringen • • • •
Ga naar het specifieke moment waarop je je realiseert dat je er bent. Kijk dan in de tijd terug en zie je hoe je jezelf daar naartoe hebt gewerkt. Wat ben je onderweg tegengekomen? Wanneer heb je het zwaar gehad?
• • • • • •
Welke kwaliteiten heb je in jezelf verder ontwikkeld? Hoe ben je als mens veranderd op weg naar je doel? Welke hulpbronnen heb je aangeboord? Welke vaardigheden heb je ontwikkeld? Wat zou de juiste volgorde zijn van kleinere doelen die je kunt realiseren op weg naar je grotere doel? Welke actie ga je direct ondernemen?
Je kunt eventueel de antwoorden op papier zetten. Je kunt dit ook na afloop van de sessie laten doen door de vraaginbrenger zelf. Laat de vraaginbrenger bijvoorbeeld een brief aan zichzelf schrijven waarin hij aangeeft wat hij geleerd heeft en wat hij wil gaan doen en/of laten. Positie 1: de huidige situatie Het proces begint bij een vraaginbrenger die een probleem ervaart. De huidige situatie van een vraaginbrenger voldoet bijvoorbeeld niet meer of is niet meer aanvaardbaar. Of de vraaginbrenger wil zijn eigen situatie verbeteren. Realiseer je echter dat veel vraaginbrengers zelf de vraag niet duidelijk hebben. Doordat de coach vragen stelt over de huidige situatie, brengt de vraaginbrenger het probleem onder woorden. Zorg dat de coachvraag duidelijk wordt. Je kunt de volgende vragen stellen over de huidige situatie: • • • • • • • • •
Wat is de huidige situatie? Waar ben je nu? Wat doe, kan, geloof, denk of voel je nu? Wat is het probleem precies? Waar sta je momenteel? Wat is er aanwezig? En wat is er niet aanwezig? Wat wil je behouden? Waar wil je vanaf?
Het is mogelijk dat de vraaginbrenger zich het volgende realiseert: • •
•
De huidige situatie is het resultaat van een lange reeks van gedragskeuzes die misschien al lang geleden zijn gemaakt. De keuzes zijn met de meest positieve intenties gemaakt en vanuit de middelen en mogelijkheden die de vraaginbrenger toen ter beschikking had. De keuzes die in het verleden zijn gemaakt hoeven nu niet heilzaam meer te zijn. De huidige situatie hoeft niet zo te blijven.
Positie 2: de gewenste situatie Mensen willen vaak van problemen af. De aandacht is dan meestal geconcentreerd op de pijnlijke en hinderlijke kanten van het probleem, zodat er weinig energie over is voor toekomstplannen of het zoeken naar hulpbronnen. Met andere woorden: men concentreert zich dan op het probleem en niet op het doel. Het stellen van een doel heeft veel voordelen. De emotionele toestand van mensen wordt positiever, het werkt motiverend en er is een richting die helpt bij het zoeken naar hulpbronnen en het opsporen van hindernissen. Doelen De gewenste situatie die mensen formuleren op communicatiegebied kan op verschillende niveaus liggen. Voorbeelden van doelen zijn: • • • • • • • •
In het werkoverleg iedereen aan bod laten komen; Opbouwende feedback geven; Flitsende presentaties geven; Interviews geven aan de media waarbij ik zelfverzekerd overkom; Zijn wie ik werkelijk ben, in plaats van een rol spelen; Compacte teksten schrijven; Meer ‘managing by walking around’ realiseren; Goede slechtnieuwsgesprekken voeren.
Wensen Ga na of de gewenste situatie de vraaginbrenger krachtig maakt. Is het echt een begerenswaardig doel? Je kunt de volgende vragen stellen over de gewenste situatie: • • • • • • •
Waar zou je naar toe willen? Wat wil je bereiken? Waarom wil je dit bereiken? Wat wil je leren? Wat wil je toevoegen? Wat zou de ideale situatie zijn? Hoe zou de wereld eruit zien als het probleem opgelost zou zijn?
Een gewenste situatie is gemakkelijker te halen als het aansluit bij de waarden van normen en de grotere plannen die iemand heeft. Vraag daar ook naar (“Waarom wil je dit bereiken?”) en breng de gewenste situatie hiermee in verband.
Ga in tijd ook eens voorbij het doel in de gewenste situatie (future pace) en laat de vraaginbrenger ervaren of het na een dag, een week, een maand en een jaar nog steeds een wenselijk doel is.
Relativering Soms is het goed om stil te staan bij de consequenties en de neveneffecten van het bereiken van het doel: Is het wel écht het doel waar je voor wilt gaan? • Wat zou er veranderen in je leven? • Wat zou je moeten opgeven? Wat kunnen de nadelen zijn? Wat zou er mis kunnen gaan als je het doel bereikt? Wat zou je kunnen verliezen als je het doel bereikt? Welke voordelen (van het probleem) kunnen wegvallen? Welke invloed zal het op anderen hebben? Is het de tijd, geld en de inspanning die het kost waard? Past je doel bij je gezin/familie/werk? Past dit doel bij wie je bent? •
• • • • • • • •
Positieve punten behouden De huidige situatie heeft altijd een aantal goede kwaliteiten. Als dat niet zo was, zou iemand er al veel eerder verandering in hebben aangebracht. •
Vraag hoe iemand deze positieve aspecten kan integreren in de gewenste situatie.
Doelstellingen Zorg dat de doelstelling positief geformuleerd wordt. Bijvoorbeeld: “Ik wil” in plaats van “Ik wil niet, ik wil niet meer of ik wil minder”. Zorg ook dat het doel motiverend genoeg is. De begeleider kan de vraaginbrenger verder helpen bij het opstellen van een doelstelling die SMART geformuleerd is. Dat wil zeggen: •
•
Specifiek, bijvoorbeeld: “Ik doe, ik denk, ik voel, ik zie”. Wees ook concreet in welke context het nieuwe gedrag of het nieuwe doel plaatsvindt. Een doel thuis of op het werk realiseren kan een heel andere impact hebben. Een doel als: “Ik wil dingen kunnen weigeren” is te vaag. Meetbaar: Wanneer weet je wanneer het doel behaald is? Vragen om het doel toetsbaar te maken zijn: “Hoe zou je weten dat je dit bereikt hebt? Wat is het bewijs dat je dit hebt bereikt?”
• •
•
Acceptabel: Het doel mag bij voorkeur niet ten koste gaan van anderen of andere ongewenste neveneffecten hebben. Realistisch: Is het doel haalbaar? En ligt het doel binnen de eigen controle? Als de lat te hoog gelegd wordt of als de vraaginbrenger volledig afhankelijk is van anderen of het doel behaald wordt, kan de begeleider de vraaginbrenger helpen het doel anders te formuleren. Tijdsgebonden: Geef bij voorkeur een tijdstip aan – bijvoorbeeld over een maand – waarop het doel behaald is.
Fysieke beleving Laat de vraaginbrenger letterlijk dichter naar het doel toelopen. Vraag: “Hoe voelt dat? Gaat dat makkelijk of moeilijk? Waar stokt het voor jou? Waar voel je een belemmering, pas vlak voor het doel of eerder?” De taak van de begeleider is om in dit proces de vraaginbrenger te stimuleren, te confronteren en te bemoedigen. Doe dit op een positieve manier. Laat de vraaginbrenger voelen en beleven hoe het is als het doel bereikt is. Laat de vraaginbrenger ‘doen alsof’. Vraag: “Wat zul je dan precies te zien krijgen? Wat zul je horen? Hoe hoor je jezelf erover praten? Wat zul je voelen? Wat ruik je? Wat proef je?” Laat de vraaginbrenger ook fysiek de houding aannemen die hij aanneemt als het resultaat is bereikt. De vraaginbrenger mag hierbij best in een euforische stemming komen. Op deze manier verandert de toestand in het lichaam, wat helpt bij het realiseren van het doel. De vraaginbrenger kan op deze wijze ook goed voelen of het doel haalbaar is of niet. Wanneer de vraaginbrenger een voorstelling maakt van een positieve situatie, kan dit al een sterk effect hebben. Dit kun je als begeleider stimuleren door het geven van positieve instructies, zoals: • • • • • •
“Hoe is het voor je als je je doel bereikt hebt? “Hoe voelt het als je je realiseert dat je in staat bent om …” “Wat zou er gebeuren als je zou ontdekken dat je het kunt? “Hoe zal je leven verbeteren als je …” “Hoe is het voor je als je weet dat je alleen maar hoeft te vertrouwen op de hulpbronnen in jou om je droom te realiseren?” “Hoe zou het voor je zijn als je nu ter plekke zou beslissen het voortaan helemaal anders te doen?”
Positie 3: Hindernissen, belemmeringen, valkuilen Wanneer iemand vastloopt in het proces om zijn doel te bereiken, kan hij dat ervaren als een hindernis. Hindernissen zijn blokkades en verstoren de weg naar het doel. Het opsporen van een
hindernis heeft een groot stimulerend effect op de vooruitgang, omdat je vervolgens een strategie kunt bedenken om er tegenaan te gaan. Let wel: blijf niet te lang stil staan bij de hindernis, het overwinnen ervan is immers geen doel op zich. Een hindernis mag ook geen excuus worden om je niet te ontwikkelen. Je kunt de volgende vragen stellen om de hindernissen op te sporen: Waar zie je tegenop? • Wat kan er misgaan? • Welke obstakels zijn er? • Wie of wat houd je tegen? • Hoe zou het voor je zijn als er helemaal geen hindernissen zouden zijn? Hoe voelt dat? • Wat kan je van je doel afhouden? Welke signalen kun je krijgen die je zeggen dat je van je doel af raakt? Wat of wie kan jou van je doel afbrengen? Hoe kun je dat voorkomen? •
• • •
Soorten hindernissen Hindernissen kunnen zich op verschillende niveaus bevinden en een interne en externe component hebben. • • • • • • • • •
De omgeving: “In zo’n drukke omgeving kan ik niet functioneren”. Dingen: “Ik heb geen geld”. “Ik heb geen auto”. “Ik heb dat diploma niet”. Reacties van mensen: “Driftbuiten van mijn baas”. “De bazige houding van mijn moeder”. “Ik krijg tegenwerking”. Het gedrag: “Ik rook”. “Ik word dan boos”. Vaardigheden: “Ik kan dat niet”. “Ik heb dat nooit geleerd”. Overtuigingen: “Ik hoor dat niet te doen”. “Ik heb geen tijd”. Identiteit: “Ik ben het niet waard”. “Zo iemand ben ik niet”. Spiritualiteit: “Waartoe dient het?”. Interne verdeeldheid: “Het ene deel in mij zegt dit, en het andere deel zegt het tegenovergestelde”.
Fysieke reacties Let als begeleider c.q. coach op de lichamelijke en emotionele reacties van de vraaginbrenger. Een versnelde ademhaling, een gebalde vuist, rode vlekken in de nek, vernauwde ogen, een trillende onderlip, een blik in de verte, wiebelen op de voeten: het kunnen allemaal indicaties zijn van een bepaalde gemoedstoestand die iets te zeggen heeft.
Trek niet te snel hieruit zelf conclusies, maar vraag het na bij de vraaginbrenger: “Ik krijg de indruk dat …, klopt dat?” Positie 4 Hulpbronnen Zoals eerder gezegd, is het inzetten van hulpbronnen een techniek uit de NLP waarmee mensen ‘slapende’ of ongekende vermogens oproepen en beschikbaar maken voor een gesteld doel. Een hulpbron is een ervaring, een situatie of een vaardigheid die je vooruit kan helpen om een probleem op te lossen. Hulpbronnen versterken de weg naar het doel en heffen blokkades op. Je kunt de volgende vragen stellen over hulpbronnen: • • • • • • • • • • •
Wat zijn de mogelijke hulpbronnen die je kunt inzetten om van de huidige situatie naar de gewenste situatie te komen? Wat kan je helpen om je doel te bereiken? Wat heb je nodig om deze hindernissen te overwinnen? Welke potentieel aanwezige kwaliteiten kun je vrijmaken? Waar ben je goed in? Wie of wat heb je nodig? Wat kan je doen? Wiens hulp kun je inroepen? Wat zou je moeten denken, voelen, kunnen, geloven om dit goed op te lossen? Heb je dit ooit eerder meegemaakt? Wat heeft je toen geholpen? Denk eens aan een situatie die veel op de probleemsituatie lijkt, maar waarin je geen problemen hebt. Welke hulpbronnen zette je toen in?
Soorten hulpbronnen Hulpbronnen kunnen zich op verschillende niveaus bevinden en een interne en externe component hebben. • • • • •
•
De omgeving: “In zo’n zaal kan ik juist heel goed functioneren”. Dingen: Geld en materiële bezittingen. Reacties van mensen: “Steun van mijn collega’s”. “Iemand als voorbeeld nemen”. Het gedrag: “Ik ga 2x per week sporten om af te vallen”. “Ik kom dan voor mijzelf op”. Vaardigheden: rust, creativiteit, inzicht, zelfvertrouwen, kracht, daadkracht, moed, inzicht, begrip, flair, relativerend vermogen enzovoort. Kwaliteiten kun je ontwikkelen door een training of jezelf toegang te geven tot deze kwaliteiten. Overtuigingen: “Dat past bij mij”. “Dit kan ik”. “Ik ben goed zoals ik ben”. “Ik mag er zijn”.
• • •
Identiteit: “Ik ben waardevol”. Spiritualiteit: “Daartoe dient het”. Interne congruentie: “Wat ik zeg en doe klopt met wie ik ben”.
Hulpbronnen benoemen Laat mensen zelf de hulpbronnen benoemen en oplossingen aandragen. Dit verhoogt het acceptatieniveau. Bovendien weet de vraaginbrenger zelf het beste wat goed is voor hem en wat past in zijn situatie. Suggesties doen voor hulpbronnen is prima, maar laat de vraaginbrenger zelf bepalen of dit de juiste hulpbronnen zijn voor hem. Geef aan dat mensen niet alles zelf hoeven te kunnen maar ook hulpbronnen buiten zichzelf kunnen zoeken. Verschillende suggesties om hulpbronnen te benoemen: •
•
•
•
Creatieve manier: Stimuleer de vraaginbrenger om tot creatieve hulpbronnen te komen. Fantaseren kan helpen om beperkingen te overstijgen. “Stel dat alles mogelijk is, wat dan?” “Wie is jouw held?” “Wat zou deze voor hulpbronnen voorstellen?” Ga terug naar het verleden: Hulpbronnen zijn te ontdekken door de vraaginbrenger naar het verleden terug te laten gaan. Hoe zou je als kind of hoe zou je jongere zelf deze hindernissen oplossen? Ga naar de toekomst: Hulpbronnen zijn te ontdekken door de vraaginbrenger in zijn verbeelding naar de toekomst te laten gaan. Hoe zou je als oudere wijze jij een dergelijke hindernis oplossen? Het kan zijn dat de vraaginbrenger een hulpbron nog niet kan aanwenden, maar dit in de toekomst wel kan leren. Hulpbronnen ontwikkelen: Als iemand kwaliteiten nodig heeft waar hij niet over beschikt, bedenk dan samen hoe ze te ontwikkelen zijn. Dat kan door een training, met behulp van voorbeelden, of als de vraaginbrenger zich ‘toegang’ verschaft tot deze kwaliteiten in zichzelf en deze tot ontwikkeling brengt.
Voorwaarden voor de hulpbron Een goede hulpbron voldoet aan de volgende criteria: •
•
•
•
Heeft geen ongewenste consequenties: De hulpbron mag geen ongewenste consequenties hebben voor de vraaginbrenger of anderen. Zo is het gaan roken of drinken om rustiger te worden geen juiste hulpbron. Is acceptabel: Zorg ervoor dat de hulpbron acceptabel is voor de vraaginbrenger. Als deze bijvoorbeeld een weerstand heeft tegen religie en new age, dan is de kans aanwezig dat de suggestie om te gaan mediteren om te ontspannen niet de juiste is. Vormt een toevoeging: Zorg dat de hulpbron nog niet wordt gebruikt en relevant is voor het probleem. Als iemand al iedere dag ontspanningsoefeningen doet zal de hulpbron ‘ontspanning’ weinig nieuws toevoegen. Is definitief: Zorg dat de hulpbron definitief is. Vermijden, disassociëren, dempen, verdringen of toedekken zijn allemaal methoden die maar tijdelijk werken. Zo zul de hulpbron “Vergeet dat je in deze vervelende situatie zit” niet lang zijn werk doen.
Hulpbronnen ervaren, ankeren en overzenden Laat de vraaginbrenger de hulpbron gevoelsmatig via de zintuigen ervaren: Voel de ademhaling die bij ‘moed’ hoort en de kracht in je spieren. Door de zintuiglijke ervaring wordt de hulpbron geïntensiveerd. Je kunt helpen bij het ‘ankeren’ van de hulpbron. Stel dat de vraaginbrenger ‘kracht’ heeft als hulpbron. Terwijl hij dat gevoel oproept, merk je hoe hij de vuisten samenknijpt. Je kunt dan aangeven dat hij de volgende keer als hij tegen de hindernis aanloopt gebruik kan maken van dit zelfde gebaar. Hij is zich dan extra bewust van zijn doel en de hulpbron ‘kracht’. Je kunt de vraaginbrenger helpen bij het ‘overzenden’ van hulpbronnen naar de ‘hindernissen’. Op dat moment vormen hersenen nieuwe associaties die helpen om het doel te bereiken. Je kunt de vraaginbrenger hiervoor zelf metaforen laten bedenken, zoals een telefoonlijn of een kanon, laten stromen, vloeien of duwen. Laat de vraaginbrenger bij de kaart van de hindernissen staan en ervaren of de hulpbronnen inderdaad zijn aangekomen. Heb je twijfel of een hulpbron gaat werken? Laat de vraaginbrenger dan eens stappen op de kaart met de gewenste situatie en zich voorstellen dat de hulpbron is gebruikt. Voldoet de hulpbron goed? Voldoet de hulpbron niet? Stel deze dan bij. De vraaginbrenger kan ter plekke besluiten dat een overtuiging niet meer passend of heilzaam is. Laat de vraaginbrenger daarop zelf een nieuwe overtuiging formuleren. Bijvoorbeeld: “Ik ben goed zoals ik ben”, “Mijn leven is de moeite waard” of “Ik vind het leuk om voor groepen te staan”. Door deze nieuwe overtuiging een paar keer hardop uit te spreken beklijft het beter. De vraaginbrenger kan ook in zijn verbeelding de oude overtuiging vernietigen en de nieuwe overtuiging installeren. Je kunt ook vragen wat de vraaginbrenger zou helpen om meer naar deze overtuiging te leven en te handelen. Ervaart de vraaginbrenger dat hij gebonden is aan eerder gemaakte afspraken of mensen? En is dit niet meer effectief? Dan kun je de vraaginbrenger vragen een denkbeeldig koord door te knippen. In de rol van coach kun je managers, projectleiders en medewerkers in jouw organisatie helpen om beter met anderen te communiceren. Bijvoorbeeld als ze bij jou komen met de vraag hoe ze een beter werkoverleg kunnen houden, een pakkende presentatie kunnen geven of beter feedback kunnen geven. Voor dit artikel is onder andere gebruik gemaakt van diverse NLP lectuur en websites.