Vormvrije m.e.r.-beoordeling J.W.M. van Veldhuizen Noordzijde 102 2411 RE Bodegraven
Datum: 29 maart 2014
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-2-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
Inhoudsopgave 1 ALGEMEEN 1.1 OPDRACHTGEVER 1.2 BOUWPLAATS 1.3 KADASTRALE LIGGING 1.4 BEGELEIDING EN ADVIES
5 5 5 5 5
2 INLEIDING 2.1 OMSCHRIJVING BESTAANDE SITUATIE 2.2 OMSCHRIJVING GEWENSTE SITUATIE 2.2.1 Voorgenomen initiatief 2.2.2 Emissiearm huisvestingssysteem 2.2.3 Indeling Planlocatie 2.3 PRODUCTIEPROCES 2.3.1 Voeren 2.3.2 Huisvesting 2.3.3 Afvalstoffen. 2.4 AANLEIDING OPSTELLEN VAN AANMELDNOTITIE 2.4.1 Besluit milieueffectrapportage, bijlage D onder 14, kolom 2 2.4.2 Besluit milieueffectrapportage, bijlage D onder 14, kolom 3 2.5 LEESWIJZER
6 6 6 6 6 8 9 10 10 11 11 12 12 12
3 OMSCHRIJVING ACTIVITEIT 3.1 LIGGING VAN HET BEDRIJF 3.2 VERGUNDE SITUATIE 3.3 GEWENSTE SITUATIE 3.4 BEVOEGD GEZAG EN TE DOORLOPEN PROCEDURES 3.5 TIJD
13 13 13 14 14 15
4 WETTELIJK KADER 4.1 MILIEUEFFECTRAPPORTAGE 4.2 EUROPEES BELEID 4.2.1 MER-richtlijn 4.2.2 Kwetsbare Natuurgebieden 4.3 RIJKSBELEID 4.3.1 Nota Ruimte 4.3.2 Flora en Fauna Wet 4.3.3 Wet Ammoniak en Veehouderij 4.3.4 Besluit Ammoniakemissie Huisvesting Veehouderijen 4.3.5 Wet Geurhinder en Veehouderij 4.3.6 Wet Luchtkwaliteit 4.4 PROVINCIAAL BELEID 4.4.1 Structuurvisie 4.4.2 Verordening Ruimte 4.5 GEMEENTELIJK BELEID 4.5.1 Bestemmingsplan 4.5.2 Omgevingsvergunning 4.5.3 Melding Activiteitenbesluit
16 16 16 16 17 25 25 25 26 26 27 28 29 29 31 32 32 35 35
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-3-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
5 EFFECTEN OP HET MILIEU 5.1 AMMONIAK 5.1.1 Wet ammoniak en veehouderij 5.1.2 Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderijen 5.1.3 Natura 2000 5.1.4 Conclusie 5.1.5 Flora en Faunawet 5.1.6 Ecologische Hoofdstructuur 5.2 GEUR 5.3 LUCHTKWALITEIT 5.3.1 Fijnstof uit de inrichting 5.3.2 Fijnstof uit de omgeving 5.4 GELUID 5.5 BODEM EN WATER 5.6 EXTERNE VEILIGHEID 5.7 CUMULATIE VAN EFFECTEN 5.7.1 Ammoniak 5.7.2 Geur 5.7.3 Luchtkwaliteit 5.7.4 Geluid 5.7.5 Externe Veiligheid 5.7.6 Bodem en Water
36 36 36 36 36 36 36 37 37 39 39 40 40 40 42 43 44 45 45 45 45 45
6 CONCLUSIE
46
BIJLAGE 1: BEWEIDINGSPLAN J.W.M. VAN VELDHUIZEN.
47
BIJLAGE 2: OPGAVE GEWASPERCELEN.
49
BIJLAGE 3: LEAFLET BWL2010.36.V2
55
BIJLAGE 4: TEKENING GEWENSTE SITUATIE.
59
BIJLAGE 5: VERGUNNING OP GROND VAN DE NATUURBESCHERMINGSWET 1998.
61
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-4-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
1 Algemeen 1.1 Opdrachtgever Naam: Adres: Postcode en woonplaats: Telefoon:
J.W.M. van Veldhuizen Noordzijde 102 2411 RE Bodegraven 06-15507100
1.2 Bouwplaats Adres: Postcode en woonplaats:
Noordzijde 102 2411 RE Bodegraven
1.3 Kadastrale ligging Gemeente: Sectie: No.:
Bodegraven B 6903
1.4 Begeleiding en advies Bedrijf: Naam: Adres: Postcode en woonplaats: Telefoon: Telefax: E-mailadres:
Stalbouw.nl Peter Pieterse Industrieweg 22c 3738 JX Maartensdijk 0346-21 46 86 0346-21 47 11
[email protected]
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-5-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
2 Inleiding 2.1 Omschrijving bestaande situatie De heer van J.W.M. Veldhuizen exploiteert een melkveehouderij aan de Noordzijde 102 te Bodegraven. Op 24 september 2002 is een melding Besluit Landbouw Milieubeheer gedaan voor voornoemde locatie. Deze melding geeft recht tot het houden van 80 melkkoeien, 40 stuks jongvee, 10 paarden en 30 schapen.
2.2 Omschrijving gewenste situatie Teneinde de continuïteit ook in de toekomst te kunnen waarborgen, alsmede een goed geoutilleerd gezinsbedrijf is initiatiefnemer voornemens zijn bestaande melkveehouderij uit te breiden.
2.2.1 Voorgenomen initiatief Om een goed geoutilleerd gezinsbedrijf te kunnen bewerkstelligen en om aan de thans geldende alsmede toekomstige wetgeving te voldoen, is het noodzakelijk om een nieuwe ligboxenstal te bouwen1. In de beoogde situatie worden 141 stuks melkvee, 60 stuks jongvee en 20 paarden gehouden. Hierbij vervalt de neventak; het houden van schapen. In het voorgenomen initiatief krijgt het bouwvlak een oppervlakte van 1,5 hectare. Hierdoor wordt het mogelijk om een nieuwe melkveestal te realiseren en daarachter op termijn (5-10 jaar) een nieuw onderkomen voor jongvee te realiseren voor voornoemde aantallen vee. Ten oosten van deze nieuwe stallen zal voer worden opgeslagen. In de nieuwe ligboxenstal wordt het melkvee gehuisvest. Deze duurzame stal voldoet aan de welzijnseisen welke zijn ingegeven door het Besluit Huisvesting. Voorts is gekozen voor een emissiearm huisvestingsysteem2 en zal J.W.M. van Veldhuizen zijn melkvee beweiden. Hiermee wordt de uitstoot van ammoniak door het melkveebedrijf gereduceerd. Door het realiseren van een nieuwe ligboxenstal wordt tevens de mestopslag vergroot op de planlocatie, waardoor initiatiefnemer kan voldoen aan de thans geldende alsmede toekomstige wetgeving. De bestaande opstallen blijven bewaard, hierin worden het jongvee alsook de paarden gehuisvest. Op de plaats van de nieuw te bouwen ligboxenstal zijn reeds ruwvoedersilo’s aanwezig, deze worden verplaatst. Ten behoeve van de uitbreiding en de hiermee groeiende behoefte naar ruwvoer, wordt extra ruwvoederopslag geplaatst.
2.2.2 Emissiearm huisvestingssysteem De nieuw te bouwen ligboxenstal voldoet aan de eisen welke tegenwoordig aan een ligboxenstal worden gesteld. Dit resulteert in een duurzame ligboxenstal met een hoog dierenwelzijn. In de stal wordt een emissiearme vloer toegepast, namelijk de Swaans Patent Comfort Vloer G23 Een uitsnede van de plattegrond van de ligboxenstal is weergegeven in afbeelding 1.
1
Een situatieschets alsmede de plankaart van het voorgenomen initiatief is bijgevoegd in bijlage I. Een beschrijving van het emissiearm huisvestingsysteem is bijgevoegd in bijlage II. 3 De Swaans Patent Comfortvloer G2 is uitgevoerd conform BWL2010.36.V2 De systeembeschrijving de betreffende vloer is toegevoegd aan de bijlagen. 2
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-6-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
Afbeelding 1: Plattegrond nieuwe ligboxenstal
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-7-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
2.2.3 Indeling Planlocatie De nieuwe ligboxenstal wordt gesitueerd achter de reeds bestaande bebouwing, zoals te zien in afbeelding 2.2 en de bijgevoegde situatieschets. Dit betreft de enige optie om de nieuw te bouwen stal te situeren. Aan de rechterzijde van de planlocatie zijn namelijk reeds bestaande ruwvoedersilo’s aanwezig en aan de voorzijde bevinden zich de reeds bestaande bedrijfsgebouwen. Indien de nieuw te bouwen stal op deze plaats wordt gesitueerd, zullen deze bouwwerken gesloopt moeten worden. Vanuit een efficiënte bedrijfsvoering is dit niet wenselijk gezien de kapitaalvernietiging. Bovendien zijn dergelijke bouwwerken noodzakelijk in de bedrijfsvoering. Voorts komt de nieuw te bouwen stal in een andere situatie te dicht gelegen op het object aan de Noordzijde 108 te Bodegraven. Dit geeft beperkingen op milieuaspecten en veroorzaakt een verminderd woon- en leefklimaat voor de bewoners aan de Noordzijde 108 te Bodegraven. Mede daarom wordt de nieuw te bouwen stal aan de andere kans tegen de erfgrens geplaatst. Tevens wordt door het vestigen van nieuwe bedrijfsgebouwen achter de bestaande gebouwen rekening gehouden met de landschappelijke openheid van het gebied. Ook blijven de plaatselijke doorzichten naar de open polders bewaard in deze situatie. Dit wordt bovendien vereist in artikel 20.7 van het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2004’. Initiatiefnemer is van plan om op termijn (5-10 jaar) de nieuwe melkveestal in noordelijke richting uit te breiden en dat het nieuwe onderkomen zal worden voor 60 stuks jongvee. Dit onderkomen zal voldoen aan de richtlijnen voor huisvesting en dierenwelzijn. Door het jongvee op die locatie te huisvesten ontstaat er een efficiënte logistiek op het erf. Dat maakt het voor initiatiefnemer mogelijk om op de locatie van de huidige jongveestal een nieuwe loods voor werktuigen, opslag en kalveren te bouwen. De opzet van het erf wordt hierdoor ruimer dan de huidige compacte situatie.
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-8-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
Afbeelding 2.2: Gewenste situatie Noordzijde 102 te Bodegraven.
2.3 Productieproces Het bedrijf van initiatiefnemer produceert melk. De melk wordt opgehaald door de melkfabriek. Op het bedrijf worden melkkoeien gehouden, voor de productie en de aanfok. Vrouwelijk jongvee van goede kwaliteit blijft op het bedrijf, stierkalveren worden afgevoerd en opgehaald door een handelaar. Wanneer een dier komt te overlijden, wordt deze opgehaald door de destructie. De kadavers worden op een hiervoor bestemde plek, aan de weg, aangeboden. Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-9-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
2.3.1 Voeren
Om melk te kunnen produceren, heeft het melkvee voer van goede kwaliteit nodig. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van diverse natuurlijke hulpbronnen: water, CO2, ruimte voor productief land en mineralen in de bodem om de biomassa (gras en maïs) te verbouwen op het eigen land. Het gras wordt een aantal keren in de periode van april tot oktober gemaaid en verwerkt tot kuilvoer. Bij de productie van gras wordt koolstofdioxide (CO2) uit de lucht gehaald en zuurstof (O2) aan de lucht toegevoegd. De mais wordt aan het einde van het seizoen geoogst en opgeslagen in de sleufsilo’s. Eventueel wordt er nog extra ruwvoer aangekocht. Daarnaast wordt het melkvee krachtvoer aangeboden. Het krachtvoer wordt aangekocht en opgeslagen in silo’s op het erf. Via krachtvoerboxen in de melkveestal wordt het op maat aangeboden aan het vee. De melkkoeien worden tweemaal daags gemolken en bijgevoerd. Tussen de melkingen door krijgen de koeien weidegang aangeboden. De afvalstromen, onder andere water, welke vrijkomen bij dit proces worden opgevangen in de mestkelder.
2.3.2 Huisvesting
Het melkvee wordt gehuisvest in de nieuwe ligboxenstal. In de betreffende stal kunnen kwetsbare koeien zoals zieke, oudere en pas afgekalfde koeien ten alle tijden beschikken over een ingestrooide ruimte, afbeelding 3 is een doorsnede van de nieuw te bouwen melkveestal. De droge koeien worden gehuisvest in de bestaande melkveestal. De koeien hebben in de stal ten alle tijden de beschikking over vers voer, water en een ligplaats. De koeien worden op gezette tijden gemolken in een melkstal. Het aanwezige vee produceert ook mest. Zowel de bestaande melkveestal alsmede de nieuwbouw is onderkelderd. De mest van de koeien en het jongvee wordt gedurende de winter opgeslagen in de kelder. In het groeiseizoen wordt de mest gebruikt om de mineralen in het eigen land aan te vullen voor de productie van gras en mais. Om de mest zo goed mogelijk te benutten en tevens zo min mogelijk verliezen van mineralen uit de mest te realiseren naar grond en oppervlakte water wordt mest uitgereden op momenten dat de biomassa op het land behoefte heeft aan mineralen. De mest wordt emissiearm aangewend.
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-10-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
Afbeelding 2.3: Doorsnede nieuwe ligboxenstal
2.3.3 Afvalstoffen. Bij het produceren van melk ontstaan ook andere afvalstoffen dan alleen mest. De kuilvoerplaten zijn afgedekt met folie. Dit folie wordt een keer per jaar weggebracht naar een verwerker. Het huishoudelijk afval en ook het papier en karton wordt 1 keer in de 14 dagen opgehaald door de gemeente. De metalen worden een keer in het jaar opgehaald door een oud-ijzer handelaar. De afvalstromen van gebruikte diergeneesmiddelen en tlen lampen worden een keer per jaar weggebracht naar de gemeente. De water- en afvalstomen welke binnen de inrichting ontstaan worden op verschillende manieren geloosd. Het niet verontreinigd hemelwater wordt via buizen en kolken op het oppervlaktewater geloosd. Dit niet-verontreinigd hemelwater komt van daken en het verhard terrein. De perssappen van de kuilvoersilo’s en het mestvocht afkomstig van de vaste mestopslag worden opgevangen en deze worden naar de kelders onder de nieuwe melkveestal stal geleid. De afvalstromen welke ontstaan bij het melken worden opgevangen in de mestkelder.
2.4 Aanleiding opstellen van aanmeldnotitie Milieueffectrapportage (m.e.r.) is wettelijk verankerd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer, artikel 7.1 tot en met artikel 7.24. Conform artikel 7.2 van de Wet milieubeheer worden activiteiten, gevallen, plannen en besluiten getoetst of deze m.e.r. – plichtig zijn danwel een Milieubeoordelingsplicht geldt. Dit kan zowel op basis van indicatieve drempelwaarden als vanuit het plan an sich beschouwd of beiden. Dit is nader vastgelegd in het Besluit Milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). Naast de Wet milieubeheer is het Besluit m.e.r. belangrijk om te kunnen bepalen of bij de voorbereiding van een plan of een besluit de m.e.r.-procedure moet worden doorlopen. Het Besluit m.e.r. is een Algemene maatregel van Bestuur (AmvB). Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-11-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
Doel van het m.e.r. is het milieubelang volwaardig te laten meewegen bij de voorbereiding en vaststelling van de plannen en besluiten die (uiteindelijk) kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu.
2.4.1 Besluit milieueffectrapportage, bijlage D onder 14, kolom 2 Op basis van artikel 7.4 van het Besluit milieueffectrapportage zijn in Bijlage D van dit besluit activiteiten aangewezen waarvoor door het bevoegd gezag een m.e.r.beoordelingsplicht geldt. Tot deze activiteiten behoort het oprichten, wijzigen of uitbreiden van een melkveebedrijf met meer dan 200 melkkoeien. Onderhavig plan resulteert in het houden van minder dan 200 melkkoeien. Dit betekent dat het een activiteit uit kolom 1 betreft die onder de (indicatieve) drempelwaarden, zoals beschreven in kolom 2 van onderdeel D 14 betreft.
2.4.2 Besluit milieueffectrapportage, bijlage D onder 14, kolom 3
De locatie aan de Noordzijde 102 te Bodegraven is voornemens het bestemmingsplan wijzigen, hiertoe wordt een procedure i.h.k.v. de Wet ruimtelijke ordening te worden doorlopen. Dit geeft aanleiding om in deze een vormvrije m.e.r. te doorlopen, daar ook hiervoor een milieubeoordelingsplicht geldt vanuit de voorgenomen planvorming beschouwd. In bijlage D onder 14, kolom 3 van het Besluit milieueffectrapportage zijn de plannen omschreven waartoe een plan-m.e.r. dient te worden doorlopen. Hieronder is onder andere artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bedoeld.
2.5 Leeswijzer In hoofdstuk 3 wordt het gewenste initiatief nader omschreven. Hierbij wordt ingegaan op de ligging, de vergunning, het tijdspad en het bevoegd gezag. Hoofdstuk 4 belicht het wettelijk kader waaraan het initiatief getoetst wordt. Dit houdt rekening met zowel het Europees beleid en Rijksbeleid, alsmede het provinciale en gemeentelijke beleid. De effecten welke bij dit initiatief op het milieu worden verwacht, zijn nader toegelicht in hoofdstuk 5. Hierin wordt beoordeeld of dit initiatief schadelijke gevolgen heeft en past binnen de wet- en regelgeving. De conclusie volgt in hoofdstuk 6.
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-12-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
3 Omschrijving activiteit 3.1 Ligging van het bedrijf Het bedrijf is gelegen aan de Noordzijde 102 te Bodegraven, in de Gemeente Bodegraven Reeuwijk, provincie Zuid-Holland. In afbeelding 4 is de planlocatie topografisch weergegeven.
Planlocatie
Afbeelding 4: Ligging planlocatie
3.2 Vergunde situatie Op 24 september 2002 heeft initiatiefnemer een melding landbouw Milieubeheer gedaan voor het houden van het aantal dieren uit tabel 1. Aantal
Diersoort
80
Melkkalfkoeien Paarden Jongvee Schapen
10 40 30
RAV-code en
A1.100.1 K1 A3 B1 Totaal
Kg NH3 per dier 9,5
NH3
5 3,9 0,7
50 156 21 987
760
Tabel 1: Vergunde situatie
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-13-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
3.3 Gewenste situatie Het is de bedoeling van initiatiefnemer om uit te breiden in melkkoeien en paarden. Het aantal dierplaatsen is gelijk aan het aantal dieren. Er wordt een melding Activiteitenbesluit ingediend voor het houden van de navolgende dieraantallen. Aantal
Diersoort
130
Melkkalfkoeien Melkkalfkoeien Jongvee Paarden
11 60 20
RAV-Code en
A1.15.1
KG NH3 per dier 7,0
NH3
en
A1.100.1
9,5
104,5
A3 K1 Totaal
3,9 5
234 100 1.348,5
910
Tabel 2: Gewenste situatie
In de vormvrije m.e.r.-beoordeling is de toename van de ammoniakemissie berekend op ca. 36% ten opzichte van de melding op grond van het Besluit landbouw en het daarin opgenomen aantal dieren, zijnde 80 melkkoeien en 40 stuks jongvee. Bij de Nbwvergunning gaat het bevoegd gezag echter uit van het aantal dieren dat initiatiefnemer ten tijde van die melding maximaal mocht houden, zijnde 100 melkkoeien en 70 stuks jongvee. Ten opzichte van die maximale situatie is slechts sprake van een nietsignificante toename van ca. 4%, zijnde 0,04 mol/jaar.
3.4 Bevoegd gezag en te doorlopen procedures Onderhavige inrichting is gelegen in de gemeente Bodegraven-Reeuwijk. Deze is dan ook bevoegd gezag van de aanvraag voor een Omgevingsvergunning, het beoordelen van de aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt gedaan door de Omgevingsdienst Midden-Holland. In de aanvraag voor deze vergunning worden de aspecten bouwen en milieu meegenomen. Voor de Natuurbeschermingswet is de provincie Zuid-Holland het bevoegd gezag. De aanvraag voor een vergunning Natuurbeschermingswet 1998 vergunning is reeds in concept ingediend bij het college van gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland. Onderhavige locatie valt in de bestaande situatie per 1 januari 2013 onder het Activiteitenbesluit (voorheen Besluit Landbouw Milieubeheer). Voor de nieuwe situatie valt het bedrijf onder de werking van het Activiteitenbesluit. Wanneer de Omgevingsvergunning onderdeel bouwen wordt aangevraagd, bij het bevoegd gezag wordt ook een melding in het kader van het Activiteitenbesluit ingediend. Het is voor de gewenste situatie niet noodzakelijk dat er een Omgevingsvergunning beperkte milieutoets wordt gedaan.
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-14-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
3.5 Tijd Activiteit
Tijdstip
Verantwoordelijke
Opstellen Vormvrije m.e.r. Indienen Vormvrije m.e.r. Beoordeling Vormvrije m.e.r.
Maart 2013 Maart 2013 April 2013
Besluit op de Vormvrije m.e.r. met bekendmaking hiervan Inzien besluit Vormvrije m.e.r. Indienen Voortoets bij provincie Zuid-Holland. Wijzigingsplan opstellen Indienen Concept Wijzigingsplan Wijzigingsplan indienen Afgifte Natuurbeschermingswet 1998 vergunning Aanvraag Omgevingsvergunning/ melding Activiteiten besluit Ontwerpbesluit Omgevingsvergunning Inzien ontwerpbesluit en mogelijkheid tot indienen zienswijzen Omgevingsvergunning Definitief besluit aanvraag Omgevingsvergunning Bouwfase
April 2013 Mei 2013 April 2013
Initiatiefnemer Initiatiefnemer Omgevingsdienst Midden-Holland Omgevingsdienst Midden- Holland Publiekelijk Initiatiefnemer
April 2013 Mei 2013 Mei 2013 Oktober 2013
Initiatiefnemer Initiatiefnemer Initiatiefnemer provincie Zuid-Holland
November 2013
Initiatiefnemer
Voorjaar 2014
Omgevingsdienst Midden- Holland Publiekelijk
voorjaar 2014
voorjaar 2014 voorjaar/zomer 2014
Omgevingsdienst Midden- Holland Initiatiefnemer
Tabel 3: Tijdspad
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-15-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
4 Wettelijk kader 4.1 Milieueffectrapportage Ingevolge de MER-richtlijn4 moet voor bepaalde activiteiten een milieueffectrapportage (m.e.r.) uitgevoerd worden. Het doel van een milieueffectrapportage is om het milieubelang, naast andere belangen, een volwaardige plaats te geven in het besluitvormingsproces. Naast de milieueffectrapportage bestaat ook het milieueffectrapport (MER). Het MER is een onderdeel van de m.e.r.-procedure. Het MER wordt gekoppeld aan een besluit op aanvraag vergunning Wet milieubeheer. De m.e.r. is geregeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in het Besluit milieueffectrapportage 1994 5 . In het Besluit milieueffectrapportage 1994 is vermeld wanneer een m.e.r. uitgevoerd moet worden. In onderdeel C van de bijlage is een overzicht van activiteiten plannen en besluiten, ten aanzien waarvan het maken van een milieueffectrapportage verplicht is. In onderdeel D van de bijlage worden de activiteiten opgesomd waarvoor het bevoegd gezag moet beoordelen of een milieueffectrapportage verplicht c.q. noodzakelijk is. Naast de verschillende activiteiten worden gevallen genoemd waarin de m.e.r.-plicht of beoordelingsplicht bestaat. Veelal is een drempel ingebouwd die voorkomt dat een bepaalde activiteit altijd m.e.r.-plichtig of -beoordelingsplichtig is. Naast de activiteiten en gevallen zijn plannen en besluiten opgenomen waar de m.e.r.plicht of -beoordelingsplicht aan gekoppeld is. De activiteit is in dit geval gekoppeld aan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. In activiteit 14 van onderdeel D van de bijlage is de oprichting, wijziging of uitbreiding van een veehouderijbedrijf opgenomen. In de gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een inrichting met 200 of meer stuks melk- en kalfkoeien en/of zoogkoeien ouder dan 2 jaar met meer dan 140 stuks vrouwelijk jongvee tot 2 jaar (Rav cat. A.1 en A.2). Onderhavig plan resulteert in de realisering van een melkveebedrijf met minder dan 200 melkkoeien en 140 stuks jongvee. Dit betekent dat het een activiteit uit kolom 1 betreft die onder de (indicatieve) drempelwaarden, zoals beschreven in kolom 2 van onderdeel D14. Voorliggend plan is niet direct m.e.r.-plichtig, maar een motivering (vormvrije m.e.r.-beoordeling) is wel vereist.
4.2 Europees beleid 4.2.1 MER-richtlijn De MER-richtlijn is uitgebreid besproken in paragraaf 4.1. Het toepassingsvraagstuk op basis van bijlage D, onder 14, kolom 2 (indicatieve drempelwaarden)en bijlage D, onder 14, kolom 3 (ruimtelijke planvorming) is uitgebreid toegelicht – uiteengezet in hoofdstuk 2.4.
4
Richtlijn 97/11/EEG van de Raad van 3 maart 1997 tal wijziging van Richtlijn 85/337/EEG betreffende de milieu-effectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten. 5 Inwerkingtredingsdatum 1 september 1994, laatstelijk gewijzigd bij Stb. 2011, 102.
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-16-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
4.2.2 Kwetsbare Natuurgebieden 4.2.2.1
Vogelrichtlijn
De Vogelrichtlijn6 biedt bescherming aan alle in het wild levende vogels, hun eieren, nesten en leefgebieden in de Europese Unie. De Vogelrichtlijn kent een regime voor soortbescherming en gebiedsbescherming. Het soortenbeschermingsregime is gericht op de bescherming van individuele exemplaren met onder meer een verbod op het opzettelijk doden en vangen van vogels, het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten en het verbod om eieren te rapen. De soortenbescherming is opgenomen in de Flora- en Fauna wet. Het dichtstbijzijnde Vogelrichtlijngebied welke is gelegen binnen een straal van 10.000 m vanaf de planlocatie betreft het gebied ‘Broekvelden, Vettenbroek en Polder Stein’, dit gebied is gelegen op 2.870 m vanaf de planlocatie. (zie afbeelding 4.1).
Ligging planlocatie
Afbeelding 4.1: Vogelrichtlijngebied Broekvelden, Vettenbroek en Polder Stein.
4.2.2.2 Habitatrichtlijn De Habitatrichtlijn7 heeft tot doel bij te dragen aan het waarborgen van de biologische diversiteit in de Lidstaten. Aanleiding is de continue achteruitgang van de natuurlijke habitats en de bedreiging voor het voortbestaan van bepaalde wilde soorten. De richtlijn stelt een Europees ecologisch netwerk vast van speciale beschermingszones. Dit wordt "Natura 2000" genoemd. Ook de door de Lidstaten aangewezen beschermingszones op grond van de Vogelrichtlijn maken deel uit van dit netwerk.
6
Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand. Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna.
7
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-17-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
Ook de Habitatrichtlijn kent een soortenbescherming die enigszins vergeleken kan worden met die van de Vogelrichtlijn. Deze richtlijn biedt echter, in tegenstelling tot die van de Vogelrichtlijn, een mogelijkheid om vanwege dringende redenen van sociale en/of economische aard een uitzondering op het opgelegde soortenbeschermingsregime te maken. Elke lidstaat moet op zijn grondgebied de gebieden die het belangrijkst zijn voor het behoud van de onder de richtlijn vallende habitats en soorten identificeren en vervolgens aanwijzen als speciale beschermingszone. Evenals bij de Vogelrichtlijn is de soortenbescherming in Nederland opgenomen in de Flora en Fauna wet en wordt de gebiedsbescherming geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998. Het dichtstbijzijnde Habitatrichtlijngebied welke is gelegen binnen een straal van 10.000 m vanaf de planlocatie betreft het gebied ‘Nieuwkoopse Plassen en De Haeck’, dit gebied is gelegen op 3.233 m vanaf de planlocatie.(zie afbeelding 4.2).
Ligging Planlocatie
Afbeelding 4.2: Habitatrichtlijngebied Nieuwkoopse Plassen en de Haeck.
4.2.2.3 Natuurbeschermingswet 1998 In de Natuurbeschermingswet 1998 8 worden gebieden beschermd. Het aantal beschermde gebieden is daarbij tot twee categorieën beperkt - in het verleden waren een tiental verschillende gebieden op verschillend niveau beschermd. De twee categorieën zijn: Natura 2000-gebieden; internationaal belangrijke gebieden waar soorten voorkomen die in internationale richtlijnen en overeenkomsten zijn benoemd; Beschermde natuurmonumenten; op nationaal niveau belangrijke natuurgebieden. 8
Stbl. 1998, 403 en 2005, 195.
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-18-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
De Natura 2000-gebieden zijn strikt beschermd. Daarbij moet niet alleen gekeken worden naar handelingen in het gebied zelf, maar is ook de zogenoemde externe werking van groot belang. In de praktijk wordt gerekend met een afstand van verscheidene kilometers tot het betreffende gebied. De Natuurbeschermingswet 1998 regelt tevens de verplichting om regelmatig het beleid vast te leggen in beleidsplannen. Het bedrijf bevindt zich in de nabijheid van de volgende Natura 2000-gebieden: Nieuwkoopse Plassen en De Haeck op circa 3.223 meter afstand (afbeelding 4.3); Vettenbroek, Broekvelden en Polder Stein op 2.870 meter afstand (afbeelding 4.4); De Wilck op 14.900 meter afstand (afbeelding 4.5); Uiterwaarden Lek 18.000 meter afstand (afbeelding 4.6); Botshol op 21.100 meter afstand (afbeelding 4.7).
Afbeelding 4.3: uitsnede ontwerpkaart Natura 2000-gebied Nieuwkoopse Plassen & De Haeck.
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-19-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
Afbeelding 4.4: Uitsnede kaart Natura 2000- gebied Vettenbroek, Broekvelden & Polder Stein.
Afbeelding 4.5: Uitsnede ontwerpkaart Natura 2000- gebied De Wilck Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-20-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
Afbeelding 4.6: Uitsnede ontwerpkaart Natura 2000-gebied Uiterwaarden Lek
Afbeelding 4.7: Uitsnede ontwerpkaart Natura 2000- gebied Botshol
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-21-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
Voor het verkrijgen van een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 is voor onderhavige locatie het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland bevoegd gezag. Er is reeds een voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 opgestuurd. Deze toont aan dat er geen significant negatieve effecten zijn te verwachten. 4.2.2.4 Beschermde Natuurmonumenten De planlocatie bevindt zich in de nabijheid van de navolgende Beschermde Natuurmonumenten (afbeelding 12): Schraallanden Utrecht West op 6.700 m afstand; Nieuwkoopse Plassen op 6.700 m afstand; Kamerikse Nessen op 7.600 m afstand; Geerpolder Plas op 13.700 m afstand; Moerasterreinen langs de Bijleveld op 14.600 m afstand.
Planlocatie
Afbeelding 12: Ligging planlocatie ten opzichte van Beschermde Natuurmonumenten
4.2.2.5 Ecologische Hoofdstructuur De ecologische hoofdstructuur vormt een netwerk van natuurgebieden op nationaal en internationaal (lees: Natura 2000) niveau. Het concept is vastgelegd in het Natuurbeleidsplan en nader ingevuld in de Nota ruimte.
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-22-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
De begrenzing van de ecologische hoofdstructuur is door de verschillende provincies bepaald en vastgelegd. Ruimtelijke ontwikkelingen in of nabij de ecologische hoofdstructuur zijn mogelijk als het de werking van deze niet bedreigd. Bij de ecologische hoofdstructuur is de saldo benadering van toepassing. Een eventuele aantasting hoeft niet te leiden tot een verbod als de werking van de ecologische infrastructuur op een andere wijze gegarandeerd wordt. In onderstaande afbeeldingen is de ligging van de planlocatie ten opzichte van de Ecologische Hoofdstructuur weergegeven. Het dichtstbijzijnde gebied is gelegen op een afstand van 1.130 m vanaf de planlocatie.
3,1
and
m 7k
: 1,4 7 km
d: ta n Afs Afst
Afstand: 1,89 km Afstand: 1,13 km
Afbeelding 4.9: Ligging ten opzichte van Ecologische Hoofdstructuur.
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-23-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
Afbeelding 4.10: ligging ten opzichte van Ecologische Hoofdstructuur.
4.2.2.6 Belangrijke Weidevogelgebieden. De provincie Zuid-Holland heeft ter bescherming van weidevogels Belangrijke Weidevogelgebieden aangewezen. Enkele van deze gebieden vallen samen met de Ecologische Hoofdstructuur. De planlocatie is gelegen nabij gebieden die aangewezen zijn als belangrijke Weidevogelgebieden. 4.2.2.7 Conclusie voorgaande hoofdstukken in relatie tot natuurgebieden. De planlocatie is gelegen in de nabijheid van enkele Natura 2000 gebieden. Het effect van de gewenste uitbreiding is middels het programma AAgro- Stacks doorgerekend, het blijkt dat op het dichtbijgelegen Natuurbeschermingswet 1998 gebied een toename is van 0,04 mol ten opzichte van de bestaande situatie. Een overzichtstabel met daarin de depositie is zowel de huidige alsmede de gewenste zijn bijgevoegd als bijlage aan onderhavige rapportage9. De planlocatie is gelegen op een afstand van 1.130 meter vanaf de Ecologische Hoofdstructuur. Dit zal niet leiden tot significante effecten. Tevens is de planlocatie niet gelegen in een belangrijk weidevogel gebied.
9
Bijlage 5 overzicht ammoniakdepositie
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-24-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
4.3 Rijksbeleid 4.3.1 Nota Ruimte De belangrijkste uitgangspunten voor het nationaal beleid voor de periode tot 2020 staan in de Nota Ruimte, waarbij de periode 2020 – 2030 geldt als doorkijk naar de lange termijn. Het beleid in de Nota Ruimte is op vier algemene doelen gericht: Versterking van de internationale concurrentie positie van Nederland; Bevordering van krachtige steden en vitaal platteland; Borging en ontwikkeling van belangrijke (inter-)nationale ruimtelijke waarden; Borging van de veiligheid. Het rijksgebied is gericht op het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit door de basiskwaliteit te waarborgen en waar mogelijk te vergroten en door extra aandacht te genereren aan de nationale ruimtelijke hoofdstructuur. De concrete uitwerking van de ruimtelijke kwaliteit is een taak voor de provincies en de gemeenten.
4.3.1.1
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) heeft vanaf 2012 verschillende nota’s vervangen. Hierbij behoort onder andere de Nota Ruimte. In de SVIR geeft het kabinet een schets hoe Nederland er in 2040 uit moet zien, namelijk; concurrend, leefbaar, bereikbaar en veilig. Het beleid in de SVIR is op de navolgende drie doelen gericht: Het vergroten van de concurrentiekracht middels het versterken door de ruimtelijk-economische structuur; Het verbeteren van de bereikbaarheid; Zorgdragen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
4.3.2 Flora en Fauna Wet De Flora- en Fauna Wet beschermt een groot aantal in Nederland voorkomende wilde dier- en plantensoorten. Uitgangspunt van de wet is dat aantasting van de beschermde soorten moet worden voorkomen. Wanneer dit niet mogelijk is, kan een ontheffing worden verleend door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). De beschermde diersoorten (vogels, vissen, zoogdieren, amfibieën, reptielen, insecten, ongewervelden, et cetera) en ongeveer 100 plantensoorten zijn te vinden in tabellen, die deel uitmaken van de Flora- en Fauna wet. Daarnaast zijn alle broedende vogels, hun broedplaatsen én de functionele omgeving van de broedplaatsen beschermd tijdens de broedperiode en zijn van een aantal soorten de vaste rust- en verblijfplaatsen en functionele omgeving jaarrond beschermd. Activiteiten waarbij de verbodsbepalingen overtreden worden, dienen voorkomen te worden, bijvoorbeeld door het treffen van mitigerende maatregelen. Indien dit niet mogelijk is, dan is het uitvoeren van een dergelijke activiteit alléén toegestaan met een ontheffing van het Ministerie van EL&I. Een mitigatieplan of ontheffing dient in het bezit te zijn voorafgaand aan de start van de uitvoeringsfase. De nieuwe stal wordt gerealiseerd achter de bestaande bebouwing. Momenteel is dit deels in gebruik voor weidegang van de melkkoeien en deels als erfverharding/ ruwvoeropslag. Er hoeven voor de realisatie van de nieuwe melkveestal geen struwelen of bosschages te worden gekapt of watergangen te worden gedempt. Het is niet te verwachten dat de nieuwbouw negatieve gevolgen heeft voor de kenmerken van dit perceel. Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-25-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
4.3.3 Wet Ammoniak en Veehouderij
De Wet ammoniak en veehouderij (Wav)10 is het toetsingskader voor de emissie van ammoniak. Bij de beslissing inzake de vergunning Wet milieubeheer, voor het oprichten of veranderen van een veehouderij, betrekt het bevoegd gezag de gevolgen van de ammoniakemissie uitsluitend op de wijze die is aangegeven in de Wav. Slechts de nadelige gevolgen van de ammoniakdepositie op zogenaamde kwetsbare gebieden binnen 250 meter wordt beoordeeld. Intussen is de Wav gewijzigd11 en per 1 mei 2007 in werking getreden12. Op basis van deze wijziging worden minder gebieden als kwetsbaar aangemerkt. Onder de huidige wet worden alle voor verzuringgevoelige gebieden beschermd die binnen de Ecologische Hoofdstructuur zijn gelegen. In de gewijzigde wet worden alleen nog "zeer kwetsbare gebieden" beschermd. Deze gebieden moeten door Provinciale Staten door middel van een aanwijzingsbesluit worden aangewezen. Alleen gebieden die ook onder het huidige regime worden beschermd kunnen worden aangewezen. Die gebieden moeten ook een bepaalde omvang hebben. De natuurmonumenten en Vogelen Habitatrichtlijn gebieden moeten verplicht aangewezen worden. De provincie Zuid-Holland nog niet de zeer kwetsbare gebieden aangewezen, zoals bedoeld in de Wet Ammoniak en Veehouderij. Op dit moment kan bij de provincie een kaart worden opgevraagd waarop de Ecologische hoofdstructuren weergegeven staan, deze zijn echter niet gespecificeerd voor Wav.-gebieden. Uit afbeelding 7 blijkt dat de planlocatie gelegen is op een afstand van 1.130 m van de kwetsbare gebieden. Regeling Ammoniak en Veehouderij De Regeling ammoniak en veehouderij (Rav) 13 is een ministeriële regeling, welke gebaseerd is op de Wet ammoniak en veehouderij. Bijlage 1 van de Rav is een lijst met de verschillende stalsystemen per diercategorie en de daarbij behorende emissiefactoren. Bijlage 2 van de Rav bevat een overzicht van de maximale emissiewaarden voor de berekening van de emissieplafonds op grond van de Wet ammoniak en veehouderij. De Rav wordt geregeld aangepast14. Voor de melkveehouderij waren er tot een paar jaar geleden nog bijna geen emissiearme systemen beschikbaar welke waren goedgekeurd. Inmiddels bevat de Rav verscheidene (voorlopig) goedgekeurde emissiearme huisvestingssystemen.
4.3.4 Besluit Ammoniakemissie Huisvesting Veehouderijen
Op 28 december 2005 is het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderijen 15 (Besluit huisvesting) gepubliceerd. Op 1 april 2008 is dit besluit in werking getreden16. Dit Besluit geeft invulling aan het algemene emissiebeleid voor heel Nederland. Het besluit bepaald dat dierenverblijven, waar emissiearme huisvestingssystemen voor beschikbaar zijn, op den duur emissiearm moeten zijn uitgevoerd. Hiertoe bevat het besluit zogenaamde maximale emissiewaarden. Op grond van het besluit mogen alleen nog huisvestingssystemen met een emissiefactor die lager is dan of gelijk is aan de maximale emissiewaarde, toegepast worden. In de bijlage van het besluit zijn maximale ammoniakemissiewaardes opgenomen voor diverse diersoorten. 10 11 12 13 14 15 16
Stbl. 2002, 93. Stbl. 2007, 103. Stbl. 2007, 156. Stct. 82, 2002. Laatstelijk gewijzigd d.d. 01 oktober 2012, Stct. 2012,21301. Stbl. 2005, 675. Stbl. 2008, 6.
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-26-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
4.3.4.1 Actieplan ammoniak Oorspronkelijk zouden veehouderijen reeds per 1 januari 2010 moeten voldoen aan het Besluit huisvesting. Dit betekent dat ze op dat moment moesten voldoen aan de maximale emissiefactoren voor hun huisvesting. Op 1 december 2009 is het Actieplan ammoniak naar de Tweede Kamer verstuurd. In overleg met de Tweede Kamer heeft de toenmalige minister, onder voorwaarden, uitstel van de verplichting verleend tot uiterlijk 1 januari 2013. Inmiddels is dit nog verder verlengd tot 1 juli 2013. De veehouderijen die hieronder vallen, bestaan momenteel onder een gedoogbeleid. Het Actieplan ammoniak is gericht op varkenshouders en pluimveehouders welke van beperkte omvang zijn. In het Actieplan is ook genoemd dat de melkveehouderij meer emissie reducerende maatregelen zou moeten treffen. De maximale emissie voor melkvee is echter nog steeds niet per se emissiearm, zolang er dan beweiding plaats vindt. 4.3.4.2 Directe ammoniakschade Naast indirecte schade door vermesting en verzuring van natuurgebieden, kan ammoniakdepositie op bepaalde gewassen leiden tot directe ammoniakschade. Uit onderzoek van het AS-DLO te Wageningen17 blijkt dat met name kasgewassen, fruitteelt en coniferen als gevoelig voor directe ammoniakschade kunnen worden aangemerkt.
4.3.5 Wet Geurhinder en Veehouderij
De Wet geurhinder en veehouderij is 1 januari 200718 in werking getreden. Deze wet is het landelijk toetsingskader voor geur. In de wet wordt onderscheid gemaakt tussen geurgevoelige objecten binnen en buiten de bebouwde en binnen en buiten een concentratiegebied. De geurbelasting op een geurgevoelig object wordt uitgedrukt in oudeur units per kubieke meter lucht als 98-percentiel. Woningen behorende bij veehouderijen zijn geen geurgevoelige objecten. 4.3.5.1 Dieren met geuremissiefactor De geuremissiefactoren van dieren zijn ministerieel vastgelegd in de Regeling geurhinder en veehouderij. Het aantal dieren vermenigvuldigd met de geuremissiefactor levert een waarde voor de geuremissie op, waarna via een verspreidingsmodel de geurbelasting kan worden bepaald. De geuremissiefactoren zijn in een ministeriele regeling vastgelegd. 4.3.5.2 Vaste afstandsdieren Voor dieren waarvoor geen geuremissiefactoren zijn bepaald, gelden wettelijk vastgestelde afstanden die ten minste moeten worden aangehouden tot geurgevoelige objecten. Hierbij is in artikel 4 van de Wet geurhinder en veehouderij vastgesteld dat dit binnen de bebouwde kom minimaal 100m dient te zijn en buiten de bebouwde kom minimaal 50m. In het activiteitenbesluit zijn de eisen voor geurhinder gebaseerd op de Wet geurhinder en veehouderij. Artikel 3.117 gaat in de op de minimumafstanden voor dieren zonder geuremissiefactoren. Deze afstanden komen overeen met de afstanden opgenomen in artikel 4 van de Wet geurhinder en veehouderij. Artikel 3.118 van het Activiteitenbesluit bepaalt echter dat er indien er een gemeentelijke geurverordening beschikbaar is deze prevaleert boven artikel 3.117 uit het Activiteitenbesluit.
17
Stallucht en planten, Instituut voor Plantenziektekundig Onderzoek 1981: Effecten van ammoniak op planten in directe omgeving van stallen: update van risicoschatting, AS-rapport 72, P.H.S. de Visser en L.J. van Eerden 1996. 18 Stbl. 2006, 531.
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-27-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
De gemeente Bodegraven- Reeuwijk heeft op 20-12-2012 de Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Bodegraven Reeuwijk 2013 vastgesteld. Artikel 2 van de verordening bepaalt dat de afstand tussen een veehouderij (met dieren zonder geuremissiefactor) en een geurgevoelig object binnen de bebouwde kom minimaal 50 meter en buiten de bebouwde kom minimaal 25 meter bedraagt.
4.3.6 Wet Luchtkwaliteit De Eerste kamer heeft op 9 oktober 2007 het wetsvoorstel voor de wijziging van de Wet milieubeheer goedgekeurd 19 . Met name hoofdstuk 5 titel 2 uit genoemde wet is veranderd. Omdat titel 2 handelt over luchtkwaliteit staat de nieuwe titel 2 bekend als de Wet luchtkwaliteit. Deze wet is op 15 november 2007 in werking getreden 20 en het vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. De Wet luchtkwaliteit voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde activiteiten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtverontreiniging als de 1% grens niet wordt overschreden. De 1% grens is gedefinieerd als 1% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 0,4 microgram/ m³ (µg/ m³) voor zowel PM10 als NO2. De Europese Commissie21 verleent Nederland uitstel ('derogatie') voor fijn stof (PM10) tot midden 2011 en voor NO2 tot 2015. Alleen voor de agglomeratie Heerlen/Kerkrade verleent de Commissie een korter uitstel voor NO2, tot 2013. Op 1 augustus 2009 is het NSL in werking getreden. De NIBM-grens is daarbij 3%, ofwel 1,2 µg/m³ geworden. De kern van de Wet luchtkwaliteit bestaat uit de (Europese) luchtkwaliteitseisen. Verder bevat zij basisverplichtingen op grond van de richtlijnen, namelijk: plannen, maatregelen, het beoordelen van luchtkwaliteit, verslaglegging en rapportage. De wet voorziet in het zogenaamde Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Daarbinnen werken het rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren. Nu de EU derogatie (verlenging van de termijn om luchtkwaliteitseisen te realiseren) heeft verleend, is aan een belangrijke voorwaarde voor invoering van het NSL voldaan. Op dit moment dient de parlementaire behandeling van het NSL nog te worden afgrond: behandeling in de Eerste Kamer en vervolgens de actualisatie van het NSL op basis van de inspraakreacties, Kamerbehandeling en de meest recente emissiegegevens. Zover nu bekend, zal de parlementaire behandeling van het NSL voor de zomer van 2009 worden afgerond. De uitvoeringsregels behorend bij de wet zijn vastgelegd in algemene maatregelen van bestuur (AMvB) en ministeriele regelingen (mr) die gelijktijdig met de Wet luchtkwaliteit in werking treden. De volgende documenten zijn daarom gepubliceerd: wijziging Wm (hoofdstuk 5) (Stb. 2007, 414) "Niet in betekende mate" (NIBM) (AMvB) (stb. 2007, 440) "Niet in betekende mate" (NIBM) (mr) (Stcrt. 2007, 218) 19 20 21
Stbl. 2007, 414. Stbl. 2007, 434. Beschikking Europese Commissie d.d. 7 april 2009; C(2009) 2560
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-28-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
"Beoordeling luchtkwaliteit 2007" (mr) (Stcrt. 2007, 220) "Projectsaldering luchtkwaliteit 2007" (mr) (Stcrt. 2007, 218) ministeriele regeling "Projectsaldering luchtkwaliteit 2007" (Stcrt. 2007, 218) ministeriele regeling "Wijziging van de Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007" (Stcrt 2008 nr 2040)22 Besluit "gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)"23, is op 16 januari 2009 in werking getreden. Ministeriele regeling "wijziging van de regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 (meten en rekenen bij inrichtingen)" (Stcrt. 2009, 53) De toetsing vindt plaats aan de (grens)waarden zoals gesteld in bijlage 2 bij de Wet milieubeheer. Deze bijlage hoort bij artikel 4.9, 8.40 en titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Uit een onderzoek van Alterra in samenwerking met RIVM blijkt dat emissie uit stallen waarschijnlijk de grootste bron is van emissie van fijn stof vanuit de landbouw. Emissie uit stallen betreft fijn stof bestaande uit huid-, mest-, voer-, en strooiseldeeltjes, die met de ventilatielucht naar buiten worden geblazen. Daarnaast is er een aantal relatief kleine posten, met als belangrijkste de toediening van bestrijdingsmiddelen en kunstmest en de aanvoer van krachtvoer op het agrarisch bedrijf. Winderosie is vermoedelijk ook een grote bron, die variabel is in de tijd24.
4.4 Provinciaal Beleid 4.4.1 Structuurvisie Op 2 juli 2012 zijn de Structuurvisie, Verordening Ruimte en Uitvoeringsagenda voor de provincie Zuid-Holland vastgesteld. Voorheen waren er vier streekplannen voor de provincie. Deze zijn nu samengevoegd in een structuurvisie en verordening. De provincie Zuid Holland noemt in de structuurvisie vijf integrale en ruimtelijke relevante hoofdopgaven. Deze hoofdopgaven zijn: Aantrekkelijk en concurrerend internationaal landschap; Duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie; Divers en samenhangend stedelijk netwerk; Vitaal, divers en aantrekkelijk landschap; Stad en Land verbonden. Uit de subhoofdstukken 4.4.1.1 tot en met 4.4.1.4 blijkt welk beleid op de planlocatie van toepassing is. 4.4.1.1 Bebouwingscontouren De planlocatie is gelegen binnen de bebouwingscontouren van Bodegraven. De bebouwingscontouren geven de grenzen van wonen en werken aan, ze zijn strak getrokken rondom bestaand stedelijk gebied en de kernen. Er is rekening gehouden met de plannen waar de provincie al mee heeft ingestemd en waarbinnen de woningopgave kan worden geaccommodeerd. 22 23 24
Stcrt 8 december 2008, nr BJZ2008117286 Stbl. nr 14, d.d. 15 januari 2009 (de AMvB) Alterra-rapport 682, berekeningsmethode voor de emissie van fijn stof uit de landbouw.
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-29-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
4.4.1.2 Bestaand Stedelijk en Dorpsgebied De locatie is gelegen binnen een gebied wat is aangewezen als Bestaand Stedelijk en dorpsgebied 2010. Het uitgangspunt voor de leef-, werk- en woonomgeving in 2020 is bundeling van verstedelijking. Dit is meer dan het concentreren van wonen in steden. Zuid-Holland richt zich op een betere relatie tussen infrastructuur en verstedelijking, het onderling afstemmen van de verschillende voorzieningen en intensivering van het stedelijk gebied, vooral in de invloedssfeer van hoogwaardig openbaar vervoer. 4.4.1.3 Oude Rijnzone De Oude Rijnzone behoort tot het rivierenlandschap en bestaat uit een oost-west georiënteerde verdichte zone langs de Oude Rijn, de N11 en het spoor, met daaromheen de grote open agrarische landschappen van het Groene Hart. Het noordelijk en zuidelijk deel van het Groene Hart en de provinciale landschappen worden verbonden door de Oude Rijnzone. In Groene Hartplannen is de Oude Rijnzone als transformatiezone opgenomen. De Oude Rijn is de voormalige grens van het Romeinse Rijk (de Limes) en is dan ook onderdeel van het Topgebied cultureel erfgoed vanwege de vele archeologische vindplaatsen. Kenmerkend is het verschil tussen de dynamische zone tussen N11 en Oude Rijn (rivierenlandschap) en het relatief rustige agrarische gebied met eeuwenoude verkaveling. Bijzondere elementen in dit gebied zijn Fort Wierickeschans en daarmee samenhangend de inundatiezone van de Oude Hollandse Waterlinie, Molenviergang Aarlanderveen en Castella bij Zwammerdam. Gebiedsopgaven In de transformatiezone van de Oude Rijnzone gaat het om een samenhangende ontwikkeling in werken, wonen, infrastructuur, recreatieve en groenblauwe structuur. Dit alles gericht op duurzame ruimtelijke ontwikkeling van de Oude Rijnzone als onderdeel van het Groene Hart. Voor de transformatiezone gelden de opgaven: economische vitaliteit versterken en kwalitatief hoogwaardige woon- en werkmilieus ontwikkelen; groenblauwe kwaliteit versterken (natuur, water, landschap, recreatie, cultuurhistorie). Dit gaat om visuele en functionele verbindingen van de Oude Rijnzone met het omliggende Groene Hart, zowel langs de Oude Rijn als in noordzuidrelaties; investeren in infrastructuur en in de benutting ervan; het Groene Hartproject Venster Bodegraven-Woerden uitvoeren. In dit project hoort ook de landschappelijke overgang tussen het venster en de uitbreidingslocatie Bodegraven Oost. Binnen de contour van de bestemmingsplannen Broekvelden II en Grote Wetering II is 50 procent netto ruimte gereserveerd om een natuurlijke overgang te maken. 4.4.1.4 Topgebied Cultureel erfgoed In de provincie zijn 16 gebieden benoemd als topgebied cultureel erfgoed. Het gaat om gebieden of structuren met een gave cultuurhistorische samenhang, met betrekking tot archeologie, landschapshistorie en nederzettingen. Dit betreft bijvoorbeeld gebied specifieke ontginningspatronen, bebouwingslinten en afzonderlijke bouwwerken als molens en historische boerderijen. De bescherming in topgebieden richt zich op de continuïteit van het karakter, door behoud en versterking van de structuur. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, binnen randvoorwaarden vanuit cultuurhistorie. De planlocatie is gelegen in het topgebied Aarlanderveen/ Nieuwkoopsche Plassen/ Mije. Het topgebied Aarlanderveen / Nieuwkoopsche Plassen / Meije is bijzonder door de grote differentiatie in landschappen. Het gebied vormt een staalkaart van de landschapsgeschiedenis van het Groene Hart. De afleesbaarheid van het landschap is groot: tien eeuwen geschiedenis van de veengebieden is binnen een straal van een Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-30-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
aantal kilometers te ervaren. Het topgebied bestaat uit een klassiek veenontginningslandschap (in het bijzonder langs de Meije) in combinatie met elementen uit de daarop volgende vervening(uitgeveende plassen, legakkers en petgaten bij Nieuwkoopsche Plassen) en droogmaling (droogmakerijen van Nieuwkoop (deels) en Aarlanderveen). De verschillende ontginnings- en gebruiksfasen laten zich aflezen aan elementen als stroken bovenland, ringdijken en ringvaarten. Structurerend zijn de monumentale boerderijlinten van de Meije en Aarlanderveen. Als landmarks fungeren de molens van de molenviergang bij Aarlanderveen en de vanuit de verre omgeving herkenbare watertoren in de Meije. Naast Topgebied Cultuurhistorie is het topgebied Aarlanderveen / Nieuwkoopsche Plassen / Meije onderdeel van het Nationaal Landschap Groene Hart.
4.4.2 Verordening Ruimte De ‘Verordening Ruimte’ bevat de beleidskaders zoals de provincie Zuid-Holland deze heeft vastgelegd. De Verordening stelt regels aan de inhoud van de gemeentelijk bestemmingsplannen. De verordening is een juridisch bindend instrument. Niet alle onderwerpen zijn geschikt voor opname in een verordening. In het algemeen lenen vooral voorwerpen met heldere criteria, weinig gemeentelijk beleidsvrijheid en een zwaarwegend provinciaal belang zich hiervoor. De provincie Zuid-Holland heeft in de Verordening Ruimte daarom regels opgenomen over bebouwingscontouren, agrarische bedrijven, kantoren, bedrijventerreinen, detailhandel, waterkeringen, milieuzoneringen, lucht- en helihavens en molen- en landgoedbiotopen. De verordening Ruimte is opgedeeld in verschillende kaarten. Hieruit blijkt dat Kaart 1: Bebouwingscontouren: Het plangebied ligt binnen de bebouwingscontour; Kaart 2: Concentratiegebieden glastuinbouw, bollenteelt en boom- en sierteelt: Het plangebied ligt in een gebied wat is aangemerkt als stedelijk gebied; Kaart 3: Ecologische Hoofdstructuur: De Planlocatie ligt in de buurt maar op meer dan 500 meter afstand van gebieden welke zijn aangewezen als bestaande natuur en prioritaire nieuwe natuur; Kaart 4: Nationale landschappen en rijksbufferzones: De planlocatie ligt in een rijksbufferzone en Het Groene Hart; Kaart 5: Kantoren: Het plangebied ligt in een gebied wat is aangemerkt als overig; Kaart 6: Bedrijfsterreinen: Het plangebied ligt in een gebied wat is aangemerkt als overig; Kaart 7: Perifere detailhandel: Het plangebied ligt in een gebied wat is aangemerkt als overig; Kaart 8: Primaire en regionale waterkeringen: Het plangebied ligt in een gebied wat is aangemerkt als overig Kaart 9: Veiligheidszonering oevers Nieuwe Waterweg en Nieuwe Maas: In de buurt van de planlocatie ligt een Regionale waterkering, deze zal echter niet aangetast worden bij de gewenste plannen; Kaart 10: Luchthavens en helihavens: De planlocatie ligt in een gebied wat in de 1000 meter cirkel rondom een stilte gebied valt; Kaart 11: Molenbiotoop: De planlocatie ligt buiten de 400 meter cirkel rondom een molenbiotoop; Kaart 12: Landgoederen: Het plangebied ligt in een gebied wat is aangemerkt als overig. Hieruit blijkt de gewenste planvorming past binnen de voornoemde Verordening ruimte. Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-31-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
4.5 Gemeentelijk Beleid 4.5.1 Bestemmingsplan 4.5.1.1 Vigerend bouwvlak De planlocatie is gelegen in het Buitengebied Bodegraven en heeft de bestemming Agrarisch gebied met Landschappelijke en Cultuurhistorische waarde. De voorgenomen planvorming past niet binnen het bouwblok welke door de gemeente Bodegraven Reeuwijk is vastgesteld. In afbeelding 15 is het bestaande bouwblok weergegeven. Onderhavige vormvrije- mer is onderdeel van het wijzigingsplan voor de vergroting van het bouwblok. Door het doorlopen van de procedure voor het vergroten van het bouwvlak, voldoet de voorgenomen planvorming aan de eisen zoals gesteld in het bestemmingsplan buitengebied.
Afbeelding 15: vigerend bouwblok en bestemming op de planlocatie
4.5.1.2 Herziening bestemmingsplan Om de nieuwbouw van de stal mogelijk te maken moet het bouwblok worden vergroot worden. Hiervoor dient een wijzigingsprocedure te worden doorlopen. Afbeelding 4.12 laat het gewenste bouwblok zien.
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-32-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
Afbeelding 4.12: Gewenste bouwvlak en indeling planlocatie.
4.5.1.3 Voorgenomen planvorming in relatie tot te doorlopen ruimtelijke procedure De planlocatie heeft een agrarische bestemming, met de sub bestemming grondgebonden veehouderij. Het nieuwe/ gewenste bouwvlak zal 1,5 ha groot zijn, hiermee past de gewenste nieuwbouw binnen het bouwblok. De goot- en de nokhoogte van de nieuwe stal zullen respectievelijk 9,5 en 4,4 meter zijn. Zowel de nok-als de goothoogte voldoen aan de voorschriften. Onderhavige Vormvrije m.e.r.-beoordeling is onderdeel van het Wijzigingsplan voor de vergroting van het bouwblok. Na het doorlopen van de wijzigingsprocedure voor het vergroten van het bouwvlak, past de nieuw te bouwen stal binnen het bouwvlak.
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-33-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
4.5.1.4 Archeologie De planlocatie is gelegen in een gebied wat gekenmerkt wordt door een grote trefkans van archeologische sporen. Om met zekerheid te kunnen zeggen wat voor invloed de geplande nieuwbouw heeft, of wat de kans is dat er bij de geplande nieuwbouw iets gevonden is een archeologisch onderzoek uitgevoerd.
Planlocatie
Afbeelding 4.13: Uitsnede Beleidskaart cultuur historische atlas
Ten behoeve van de uitbreiding van het bouwvlak en de nieuw te bouwen ligboxenstal is door de gemeente Bodegraven-Reeuwijk een archeologisch onderzoek vereist. Op d.d. 07 december 2011 is een archeologisch onderzoek uitgevoerd, dit betrof een bureauonderzoek gecombineerd met een inventariserend veldonderzoek. Uit het verkennend bodemonderzoek is gebleken dat geen archeologische indicatoren zijn aangetroffen. Als aanbeveling wordt in het onderzoeksrapport genoemd: “Tijdens het verkennende booronderzoek zijn op onderzoekslocatie de verwachtte overen beddingsafzettingen van de Oude Rijn aangetroffen. De bodem op de onderzoekslocatie is tot 35 a 105 cm vergraven. Ter plaatse van de nieuwbouw waar nu nog geen bebouwing aanwezig is, is de bodem tot ca. 85 cm –mv vergraven. Hierdoor is een eventueel vondstenniveau reeds verdwenen. Diepere grondsporen kunnen echter nog wel aanwezig zijn” (……) “Gezien de hoge archeologische trefkans op diepe grondsporen en de geplande verstoringsdiepte, wordt geadviseerd een vervolgonderzoek uit te voeren ter plaatse van de nieuwbouw die buiten de bestaande stallen plaatsvindt.” Een vervolgonderzoek wordt niet geadviseerd, wel wordt de vergunningaanvraag (de heer J.W.M. van Veldhuizen in deze) aanbevolen om de uitvoerder van de grondwerkzaamheden te wijzen op de plicht om archeologische vondsten te melden bij de gemeente Bodegraven – Reeuwijk.
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-34-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
4.5.2 Omgevingsvergunning
De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)25 is op 1 oktober 2010 in werking getreden en regelt de omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning is een geheel omvattende vergunning. Onder andere bouwen, wonen, monumenten, ruimte en natuur en milieu worden hierin meegenomen. Waar voorheen veel vergunningen los van elkaar liepen, worden 25 aspecten nu in één procedure meegenomen. Voor de aanvraag van initiatiefnemer is besloten de vergunning voor de Natuurbeschermingswet 1889 vergunning los te koppelen van de aanvraag voor een Omgevingsvergunning. De provincie Zuid-Holland heeft reeds een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 afgegeven. De aspecten bouwen, milieu en slopen worden gelijktijdig geregeld door de aanvraag van een Omgevingsvergunning.
4.5.3 Melding Activiteitenbesluit Op 1 januari 2013 is het gewijzigde Activiteitenbesluit in werking getreden. Met dit besluit worden diverse agrarische besluiten onder het Activiteitenbesluit gebracht. Het betreft het Besluit landbouw, het Besluit glastuinbouw, het Besluit mestbassins, het Lozingenbesluit bodembescherming en het Besluit lozingen open teelt en veehouderij. Daarnaast komen intensieve veehouderijen tot de IPPC-grens (40.000 stuks pluimvee, 2000 vleesvarkens of 750 zeugen) onder het Activiteitenbesluit te vallen. Een bedrijf valt onder het Activiteitenbesluit als minder dan 200 stuks melk- en kalfkoeien en 140 stuks jongvee worden aangevraagd. Worden meer dieren aangevraagd dan valt het bedrijf van rechtswege niet meer onder het Activiteitenbesluit en is er een Omgevingsvergunning/ vergunning Wet milieubeheer nodig . In de gewenste situatie valt het bedrijf aan de Noordzijde 102 onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit. Hiervoor zal bij de aanvraag omgevingsvergunning een melding in het kader van het Activiteitenbesluit worden in gediend bij het bevoegd gezag.
25
Stbl. 2008, 496.
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-35-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
5 Effecten op het milieu 5.1 Ammoniak 5.1.1 Wet ammoniak en veehouderij In paragraaf 4.3.4. is de Wet ammoniak en veehouderij (Wav) uitgebreid besproken. Zoals ook te zien is in afbeelding 7, ligt het bedrijf van initiatiefnemer op meer dan 250m afstand van Kwetsbare gebieden, zoals deze zijn aangewezen door de provincie ZuidHolland. Het dichtstbijzijnde Kwetsbare gebied is gelegen op circa 1.130 m. De realisatie van onderhavig initiatief zal geen verandering betekenen ten aanzien van de Wav. De stal zal nog steeds ruimschoots voldoen aan de minimale afstand van 250m tot een Kwetsbaar gebied.
5.1.2 Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderijen In de Regeling ammoniak en veehouderij is vastgelegd wat de maximale emissiewaarden zijn voor rundvee. Voor melk- en kalfkoeien geldt een maximale emissiewaarde van 9,5 kg ammoniak per dierplaats p/j.De bestaande stal heeft een traditionele roostervloer. Hiervan is de ammoniak emissie 9,5 kg NH3 bij beweiden en 11,0 kg NH3 bij opstallen. Op dit moment voldoet de inrichting omdat er weidegang toegepast wordt. In de gewenste nieuwbouw zal gebruik worden gemaakt van een emissiearm stalsysteem. Dit zal de RAV A1.15.1 zijn. Deze heeft een ammoniak emissie van 7,0 kg NH3 bij het toepassen van weidegang. Door toepassing van deze emissiearme vloer voldoet initiatiefnemer aan de eisen welke gesteld worden in de Regeling ammoniak en veehouderij.
5.1.3 Natura 2000
Het bedrijf aan de Noordzijde 102 is gelegen in de nabijheid van vijf Natura 2000gebieden. Op Natura 2000-gebieden is geen toename van stikstof toegestaan, aangezien dit de kwaliteit van de natuur mogelijk kan verslechteren. In de gewenste situatie is er een kleine toename in ammoniak depositie op de omliggende Natura 2000-gebieden. Een voortoets is reeds ingediend bij het bevoegd gezag van de provincie Zuid-Holland, dit ter beoordeling. De aanvraag voor een Natuurbeschermingswet 1998 vergunning is losgekoppeld van de aanvraag voor een Omgevingsvergunning.
5.1.4 Conclusie
Uit voorgaande blijkt dat er geen belangrijke nadelige gevolgen zijn te verwachten met de uitbreiding van de planlocatie.
5.1.5 Flora en Faunawet Om een representatief en gedegen beeld over het potentieel aanwezige beschermde planten en dieren te verkrijgen, is op d.d. 03 april 2013 onderzoek verricht door een ecoloog op de planlocatie. Ter aanvulling hierop is een bureaustudie uitgevoerd26. Hieruit blijkt dat er geen beschermde soorten binnen het plangebied voorkomen en een ontheffing van de Flora- en Faunawet (ex artikel 75) niet verplicht is. 26
De QuickScan Ecologie is bijgevoegd in bijlage V.
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-36-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
5.1.6 Ecologische Hoofdstructuur
In afbeelding 7 in paragraaf 4.2.2.5 is de afstand van de planlocatie tot de diverse Ecologische Hoofdstructuurgebieden in de omgeving weergegeven. Het dichtstbijzijnde gebied is gelegen op een afstand van 1.130 km van de planlocatie. De planlocatie ligt op geruime afstand van deze gebieden. Het is dus niet te verwachten dat onderhavig initiatief effect heeft op de Ecologische Hoofdstructuur.
5.2 Geur Voor melkvee zijn geen geuremissiefactoren bekend. Daarom wordt bij melkvee rekening gehouden met een minimale afstand tot geurgevoelige objecten. In de Wet Geurhinder en Veehouderij (Wgv) geldt voor geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom een minimale afstand van 100 meter vanaf het emissiepunt, voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom geldt een afstand van 50 meter. De Wgv geeft aan gemeenten ruimte om via een verordening lokaal beleid op te stelle. De gemeente Bodegraven-Reeuwijk heeft de ‘Verordening geurhinder en veehouderij’ opgesteld. Binnen onderhavige verordening geldt een afstand tussen een veehouderij waar dieren worden gehouden van een diercategorie waarvoor krachtens de wet geen geuremissiefactor is vastgesteld, een geurgevoelig object: • Ten minste 50 meter indien het geurgevoelige object binnen de bebouwde kom is gelegen, en (artikel 2a) • Ten minste 25 meter indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen. (artikel 2b) Op grond van de kaart behorende bij de gemeente Verordening geurhinder en veehouderij (2012) liggen de in de omgeving aanwezige objecten, die gevoelig zijn voor de geur van veehouderijen, zowel binnen als buiten de bebouwde kom (zie afbeelding 5.5). Uit afbeelding 5.6 blijkt dat er geen geurgevoelige objecten (binnen de bebouwde kom) aanwezig zijn binnen 50 meter van het nieuwe bouwvlak en evenmin geurgevoelige objecten (buiten de bebouwde kom) binnen 25 meter. De dichtstbijzijnde geurgevoelige woning –buiten de bebouwde kom- zijn de woningen aan de Noordzijde 108 en 108a, welke op een grotere afstand dan 25 meter van het nieuwe bouwvlak liggen.
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-37-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
Afbeelding 5.1: Kaart behorende bij gemeente Verordening geurhinder en veehouderij (2012).
Afbeelding 5.2: Afstanden gevoelige objecten t.o.v. planlocatie.
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-38-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
5.3 Luchtkwaliteit Onderhavig plan dient te voldoen aan hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Dit wordt ook wel de Wet luchtkwaliteit genoemd. Hierin staat beschreven dat initiatieven die ‘niet in betekende mate’ (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd mogen worden.
5.3.1 Fijnstof uit de inrichting
In onderstaande tabel zijn de dieraantallen in de vergunde milieusituatie afgezet tegen de gewenste milieusituatie van de locatie Noordzijde 102. Vergunde situatie Melkkoeien Vrouwelijk jongvee Paarden Schapen Totaal
100 70 10 30
Totale fijnstofemissie 11.800 2.660
Gewenste Situatie
Totale fijnstof emissie
141 60
16.638 2.280
0 0 14.460
20 0
0 0 18.918
Tabel 4: Fijnstof emissie uit de inrichting
Met behulp van de emissiefactorenlijst op www.infomil.nl kan uitgerekend worden of de totale toename in emissie onder de NIBM-grens blijft. Dit gebeurt door de hoeveelheid nieuwe dieren te vermenigvuldigen met de emissiefactor en de uitkomst te vergelijken met de waarden uit onderstaande tabel. Indien de toename in emissie onder die uit de tabel blijft is sprake van NIBM.
De bestaande melkrundveehouderij breidt uit met 41 melkkoeien en 10 paarden en neemt af met 10 stuks jongvee en 30 schapen. Uit de emissiewaardenlijst op www.infomil.nl staat een emissiefactor voor melkkoeien van 148 gr/dier/jaar bij opstallen en voor jongvee van 38 gr/dier/jaar. De uitbreiding geeft dus een toename in fijnstofemissie van 4.458 gr/jaar. Er wordt in dit geval getoetst op 70 m van het emissiepunt, dit omdat de twee in de buurt gelegen woningen zich bevinden op respectievelijk 60 en 80 meter. Omdat op 70 meter de IBM vuistregel op 324.000 gr/jaar ligt en de totale toename slechts 4.458 gr/jaar is, kan hier geconcludeerd worden dat op 60 en 80 meter geen sprake kan zijn van een IBM toename. Daarnaast is sprake van een emissiearm stalsysteem, wat naast een gereduceerde ammoniakemissie ook leidt tot een verminderde uitstoot van fijnstof. Er kan derhalve gesteld worden dat de emissie lager zal zijn dan 4.458 gr/jaar.
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-39-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
5.3.2 Fijnstof uit de omgeving
Het plangebied ligt in de buurt van de N458, dit is de doorgaande weg tussen Bodegraven en Woerden. Deze weg zorgt ook voor een concentratie fijnstof in de lucht. Door de verbeterde technieken als katalysatoren en roetfilters zal de uitstoot van fijnstof afnemen. In de onderstaande tabel is de verwachte afname in fijnstof weergegeven over de periode 2011-203027. Jaar 2011 2015 2020 2030
Concentratie Fijnstof 28,0 22,9 21,7 20,8
Tabel 5: Fijnstof emissie uit de omgeving.
5.4 Geluid In de handreiking ‘Bedrijven en milieuzonering28’ staat omschreven wat de minimale afstand is tussen milieubelastende activiteiten en gevoelige functies. Dit belangrijk voor de ruimtelijke ordening want het voorkomt hinder en gevaar. In de richtafstandenlijst behorende bij deze handreiking staat vermeld dat het fokken en houden van rundvee valt in categorie 3.2. Dit betekent dat er voor het aspect geluid een minimale afstand in acht genomen moet worden van 30 meter ten opzichte van een geluidsgevoelige locatie, dit betreft het dichtstbijzijnde woonhuis dan wel bedrijfswoning. In afbeelding 5.2 is een afbeelding weergegeven met hierin de afstanden tot gevoelige objecten. Enkel vanuit de melkveestallen wordt geluid geproduceerd, hieruit blijkt dat het voorgenomen initiatief voldoet aan de hiervoor gestelde wet- en regelgeving.
5.5 Bodem en Water Bij de opstelling van de gewenste planvorming is uitvoerig rekening gehouden met de wijze waarop verontreinigde stoffen in bodem, grondwater en oppervlakte water kunnen komen. De nieuwbouw van de stal zal uitgevoerd worden met vloeistofdichte vloer. Alle vervuilende afvalstromen zullen worden opgevangen. Het niet verontreinigd hemelwater wordt opgevangenen afgevoerd op de omliggende sloten. Op deze manier blijft het water binnen het gebied. Voor natuur is tegengaan van verdroging een belangrijk thema. Landelijk is een lijst genaamd ‘Top-lijst’ gemaakt, met hierop aangegeven de prioritaire verdroogde gebieden. De provincie Zuid-Holland heeft de zogenaamde TOP-gebieden aangewezen afbeelding 10 laat zien welke TOP-gebieden zich in de nabijheid van de planlocatie bevinden. De planlocatie ligt in de buurt van het Top gebieden: ‘Polders Stein, Sluipwijk OukoopNegen-viertel’, ‘Nieuwkoopse Plassen’, ‘de Haak’ en ‘De Wilck’.
27
Bron: http://geodata.rivm.nl.gcn/ Handreiking Bedrijven en Milieuzonering. Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Publicatiedatum: 22-032009.
28
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-40-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
Afbeelding 5.3: Uitsnede Top-gebieden kaart.
Polders Stein, Sluipwijk Oukoop-Negen-viertel, dit gebied ligt hoger dan de omgeving dus het aanwezige water in het gebied loopt eruit. Het gebied De Haak, dit gebied is gelegen tegen de Nieuwkoopse Plassen aan, hier loopt water uit met name de verlaging van de grondwaterstand in de polders rondom. Tevens lekt er water onder de Bosweg door uit het gebied weg. De problematiek hangt samen met de herstelopgave van het Natura 2000-gebied. In het Top-gebied Nieuwkoopse Plassen spelen meerdere problemen. Namelijk een verlaging van de grondwaterstand door lage peilen in de polders in de omgeving van het Natura 2000-gebied, een verlaging van de grondwaterstand door de lage peilen binnen het Natura 2000- gebied, verlaging van de zomer grondwaterstand door vermindering/ stoppen toestroming oppervlaktewater door het vastslaan van kreggen en het dichtgroeien van aanvoersloten. Ook is er sprake van interne eutrofiering als gevolg van mineralisatie veen door verdroging. Deze knelpunten kunnen worden opgelost door toelaten van seizoensmatige fluctuatie, hierbij moet echter wel gekeken worden naar de Natura 2000 waarden binnen het gebied. De Wilck is aangewezen als Weidevogel gebied en valt ook onder de vogelrichtlijn. Het beheer is gericht op de weidevogels en de vegetatie die daarbij hoort. De Wilck ligt hoger dan zijn omgeving waardoor het water eruit loopt. Het probleem van wegzijging naar omliggend landbouwgebied kan structureel alleen worden opgelost door vernatting van de omgeving of door extra aankopen. De water- en afvalstomen welke binnen de inrichting ontstaan worden op verschillende manieren geloosd. Dit niet-verontreinigd hemelwater komt van daken en het verhard terrein. Er is tevens een afkoppeling van het niet-verontreinigd hemelwater van het vuilwaterriool gerealiseerd. Dit gaat via kokers en buizen naar het oppervlaktewater. De perssappen van de kuilvoerplaten en het mestvocht afkomstig van de vaste mestopslag worden opgevangen in de kelder van de nieuwe stal.
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-41-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
De opslag van onder andere diesel, hydrauliek olie en afgewerkte olie gebeurt volgens de wettelijke normen welke hiervoor gelden. De dieselolietank is dubbelwandig uitgevoerd en staat tevens in een lekbak zodat, mocht er vermorsing zijn dit niet op de grond terecht komt. De opslag van olie, afgewerkte olie en hydrauliek olie is volgens de wettelijke eisen. Deze vaten staan in een lekbak waardoor bij vermorsing niets in de grond kan dringen. De afvalstromen welke ontstaan bij het melken worden opgevangen in de mestkelder
5.6 Externe Veiligheid Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer over weg, water en spoor en door buisleidingen van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie. De Besluiten externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en externe veiligheid buisleidingen (Bevb) moeten individuele en groepen personen een basisbeschermingsniveau garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Personen moeten voldoende beschermd zijn tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen. Het basisbeschermingsniveau is een basisnorm die de kans uitdrukt dat een persoon, die een jaar lang permanent en onbeschermd op een bepaalde plaats aanwezig is, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeluk met gevaarlijke stoffen. Het is uitgedrukt in een getal: het plaatsgebonden risico (PR). Voor het PR geldt dat er binnen de risicocontour van 10-6 geen kwetsbare objecten kunnen worden gerealiseerd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Daarnaast leggen het Bevi en het Bevb een verantwoordingsplicht op voor het groepsrisico (GR). Het groepsrisico geeft de kans aan dat een groep personen door een ongeval bij een inrichting of buisleiding overlijdt. De gemeente moet een verantwoording afleggen bij veranderingen van het groepsrisico in het gebied waarbinnen zich de gevolgen van een incident met gevaarlijke stoffen kunnen voordoen: het invloedsgebied. Op 26 maart 2013 is door het College van B&W van gemeente Bodegraven-Reeuwijk de ‘Visie Externe Veiligheid 2013’ vastgesteld. In dit beleid is een invulling opgenomen wat de keuzevrijheid betreft van het invloedsgebied rondom risicobronnen. Voorbeelden hiervan zijn de A12, N11, transport door buisleidingen en diverse risicovolle inrichtingen. De planlocatie is gelegen langs de N458, deze is door de provincie vrijgegeven voor het transport van gevaarlijke stoffen. De N458 is namelijk relevant voor de levering van propaan in het buitengebied. Uit berekeningen door de gemeente blijkt dat er geen PR 10-6 contour buiten de weg zelf ontstaat, het groepsrisico is kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Langs de N458 is een 80 meter-zone aanwezig, de Noordzijde 102 te Bodegraven ligt binnen deze zonering. Echter vormt het melkveebedrijf zelf geen inrichting waarvan het PR hoger is dan 10-6 en voldoet hiermee aan de Bevi en de Revi (Regeling externe veiligheid inrichtingen).
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-42-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
Afbeelding 5.4: Externe veiligheid.
5.7 Cumulatie van effecten De aspecten Ammoniak, Luchtkwaliteit, Geluid, Bodem en Water en Externe Veiligheid zijn individuele aspecten en zijn nader uitgewerkt in bovenstaand hoofdstuk. Hieruit komt naar voren dat het initiatief voldoet aan de geldende wet en regelgeving. De bestaande melkveehouderij zal worden uitgebreid. Er zullen in totaal 61 melkkoeien, 20 stuks jongvee en 10 paarden meer worden gehouden na realisatie van de gewenste nieuwbouw. Er zullen in de nieuwe situatie 141 melkkoeien, 60 stuks jongvee en 20 paarden worden gehouden op de planlocatie. De planlocatie is gelegen in het buitengebied van de gemeente Bodegraven- Reeuwijk, in de directe omgeving van de planlocatie zijn verschillende bedrijfsactiviteiten aanwezig welke in meer of mindere mate kunnen zorgen voor een cumulatie van effecten. Onderstaande afbeelding en tabel laten zien welke bedrijven in de omgeving van de planlocatie gelegen zijn, en wat voor een bedrijfsvoering ze hebben.
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-43-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
4 1 2 3 67 7 5
Afbeelding 22: Bedrijven in de omgeving van de planlocatie
Nummer 1 2
Adres Noordzijde 96 Noordzijde 102
3 4 5 6 7
Noordzijde 111 Noordzijde 124 Zuidzijde 68a Zuidzijde 116a Zuidzijde 117
Soort Bedrijf Manege Melkveebedrijf/ paardenpension Geitenhouderij Melkveebedrijf Paardenhouderij Houden van Schapen Melkveehouderij
Tabel 6: Bedrijven in de buurt van de planlocatie.
Zoals bovenstaande tabel laat zien zijn verschillende bedrijven/ bedrijfsvoeringen gelegen in de directe omgeving van de planlocatie. Bedrijven met dezelfde bedrijfsvoering als de planlocatie (melkveehouderij) zullen zorgen voor een cumulatie van effecten.
5.7.1 Ammoniak
In de buurt van de planlocatie zijn zowel melkveehouderijen, geitenhouderijen als paardenhouderijen gelegen. Dit kan gevolgen hebben voor de Natura 2000-gebieden welke in de buurt van de planlocatie zijn gelegen. De invloed van de planlocatie is reeds uitgewerkt in een voortoets. Hieruit blijkt dat er een toename van 0,04 mol NH3 is op het dichtbij gelegen Natura 2000 gebied Nieuwkoopse Plassen en De Haeck. De toename is erg klein en zeker niet significant.
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-44-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
5.7.2 Geur
Op de planlocatie zijn (melk)rundvee en paarden aanwezig. Paarden en rundvee zijn dieren zonder geuremissie factor. Er moet dus worden uitgegaan van een vaste afstand tot geurgevoelige objecten. Dit betekend dat er geen cumulatie van effecten kan zijn door de uitbreiding van de planlocatie.
5.7.3 Luchtkwaliteit
Tabel 4 in paragraaf 5.3 laat zien dat er een toename is van 4.458 gr/jaar aan fijnstof in de lucht. Zoals voornoemde paragraaf laat zien is er een afname in fijnstof voor het plangebied en de omgeving hiervan.
5.7.4 Geluid De planlocatie is gelegen in het buitengebied. In de directe omgeving zijn allemaal bedrijven aanwezig die in meer of mindere mate geluid produceren. Op de website van het RIVM is een kaart te vinden waarop de geluidsbelasting is aangegeven. Voor de omgeving van de planlocatie is deze redelijk tot matig, dit heeft waarschijnlijk te maken met de N458 die langs de alle locaties loopt. De locaties aan de Noordzijde 102, 96, 111 en 108 zijn allemaal verder van de weg gelegen dan de locatie aan de Noordzijde 110, deze heeft dan ook een slechter geluidskwaliteit. Adres
dBA
Noordzijde 102 Noordzijde 96 Noordzijde 111 Noordzijde 108 noordzijde 110
56-60 51-55 56-60 51-55 >65
Indicatieve geluidskwaliteit in de omgeving matig redelijk matig redelijk slecht
Tabel 7: geluidsbelasting omgeving planlocatie
5.7.5 Externe Veiligheid
In de buurt van de planlocatie is een gasverdeelstation gelegen (633 meter), teven lopen in de buurt van de planlocatie gasbuizen ondergronds. Dit zijn externe risico’s die niets met de bedrijfsvoering op de planlocatie van doen hebben.
5.7.6 Bodem en Water De bedrijven die in de omgeving liggen die van belang zijn voor cumulatie, zijn allemaal agrarische bedrijven. Deze hebben allemaal een Vergunning of vallen onder de geldende AMvB/ Activiteitenbesluit. In de Vergunning/ AMvB/ Activiteitenbesluit is vastgelegd welke maatregelen moeten worden genomen om schade aan bodem en water te voorkomen. Hierop wordt gecontroleerd door het bevoegd gezag. Het is dus uit te sluiten dat er cumulatie optreed door realisatie van de nieuwbouw.
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-45-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
6 Conclusie Om de continuïteit van het melkveebedrijf aan de Noordzijde 102 te kunnen waarborgen, wil de heer van Veldhuizen een nieuwe ligboxenstal bouwen voor 130 melkkoeien. De bouw van deze stal is noodzakelijk, omdat de bestaande bedrijfsbebouwing inmiddels verouderd is en naar de toekomst niet meer voldoet aan de daarvoor geldende normen. De nieuwe ligboxenstal resulteert in hoger dierwelzijn en deze stal zal voldoen aan alle moderne ontwikkelingen heden ten dage. Zoals besproken in onderhavige rapportage voldoet het plan aan alle wet- en regelgeving. Er zijn geen ‘belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu’ bekend die het opstellen van het Milieu Effect Rapport (MER) rechtvaardigen.
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-46-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
Bijlage 1: Beweidingsplan J.W.M. van Veldhuizen. De heer J.W.M. van Veldhuizen exploiteert een melkveebedrijf aan de Noordzijde 102 te Bodegraven. Het bedrijf wil uitbreiden naar 141 melkkoeien, 60 stuks jongvee en 20 paarden. De melkkoeien zullen in een nieuw te bouwen stal worden gehuisvest en deels in de bestaande ligboxenstal (droge koeien). Tijdens de zomermaanden zullen zij dagelijks beweidt worden. J.W.M. van Veldzhuizen heeft in totaal ca. 52,23 ha in gebruik, wat als blijvend grasland en maïsland wordt gebruikt. Deze gegevens blijken uit de Gecombineerde Opgave over 2012, opgave gewaspercelen, welke ook als bijlage is toegevoegd. Hieruit is de oppervlakte van de huiskavel uit op te maken. De percelen 1 t/m 31, 34 en 36 t/m 40 worden voor beweiding gebruikt. Van de totale grond in gebruik, ligt 48,79 ha blijvend grasland omsloten bij het bedrijf. Dit geheel is makkelijk toegankelijk voor de melkkoeien, en wordt dan ook beschouwd als de huiskavel. Hieronder is de huiskavel te zien aan de Noordzijde 102 te Bodegraven.
Planlocatie
Afbeelding 23: Uitsnede ligging en huiskavel ca. 48,79 ha grasland (bron: Google Maps) Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-47-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
De melkkoeien zullen in de zomermaanden op de huiskavel worden beweidt. Het beweiden vindt plaats tussen 15- april en 15- oktober, binnen het tijdsvak: 06.00 uur en 17.00 uur. De gehele huiskavel zal beschikbaar zijn voor hen. Dit levert de volgende som op: Grootte huiskavel Aantal dagen beweiding Aantal melkkoeien
48,79 ha = 487.900 m2 120 dagen 141 stuks
487.900 / 120 / 141 = 28,83 m2 per melkkoe beschikbaar voor weidegang. Het grasland wordt hier direct beschikbaar gesteld voor de melkkoeien, hiervoor is minimaal 8 m2 per koe per dag nodig. J.W.M. van Veldhuizen biedt de melkkoeien 28,83 m2 per koe per dag aan, dit is dus meer dan voldoende ruimte voor de melkkoeien. Qua rantsoen zullen ze op stal nog worden bijgevoerd met de benodigde supplementen. De melkkoeien op het bedrijf van J.W.M. van Veldhuizen worden tweemaal daags op gezette tijden gemolken. Tijdens de melkingen zullen de koeien in de stal zijn, tussen de melkingen hebben de koeien de tijd om te grazen. Gezien de goede verkaveling van de huiskavel, is het eenvoudig om de koeien beweiding aan te kunnen bieden.
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-48-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
Bijlage 2: Opgave gewaspercelen.
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-49-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-50-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-51-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-52-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-53-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-54-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
Bijlage 3: Leaflet BWL2010.36.V2
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-55-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-56-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-57-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-58-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
Bijlage 4: Tekening gewenste situatie.
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-59-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-60-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
Bijlage 5: Vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998.
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-61-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-62-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-63-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-64-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-65-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-66-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-67-
Vormvrije m.e.r. | © Stalbouw.nl | 2013
Aanmeldnotitie veestal J.W.M van Veldhuizen | Bodegraven Laatst afgedrukt op 3 april 2014
-68-