Bron: www.nji.nl > dossiers > kindermishandeling
© Nederlands Jeugdinstituut Catharijnesingel 47 • 3511 GC • Utrecht Postbus 19221 • 3501 DE • Utrecht t: (030) 230 63 44 • f: (030) 230 63 12 e:
[email protected] • i: www.nji.nl
Dossier: Kindermishandeling Kindermishandeling is een ernstig maatschappelijk probleem dat voortdurende aandacht vraagt. Kindermishandeling verstoort een gezonde ontwikkeling en kan leiden tot blijvende schade bij het kind.
Probleemschets Hier krijgt u antwoord op de belangrijkste vragen over kindermishandeling: hoe vaak en in welke vormen komt kindermishandeling voor, hoe komen ouders ertoe en wat kunnen de gevolgen zijn voor het kind?
Definitie Volgens de Wet op de jeugdzorg is kindermishandeling 'elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel'. Afhankelijkheid en onvrijheid De term 'ouders' in de definitie slaat niet alleen op de biologische ouders, maar ook op de stiefouders, de adoptiefouders en de pleegouders. Door de toevoeging 'andere personen tot wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat' komen ook andere volwassenen in beeld van wie het kind afhankelijk is voor aandacht, bescherming en verzorging. Dat kunnen bijvoorbeeld beroepskrachten zijn die een kind een deel van de tijd onder hun hoede hebben, zoals peuterspeelzaalleidsters, leerkrachten, groepsleiders en sporttrainers. De term 'onvrijheid' verwijst naar andere bekenden van het kind, zoals familie en buren, die misbruik maken van hun machtsoverwicht.
Vormen Kindermishandeling komt voor in verschillende vormen. In gezinnen waarin kindermishandeling plaatsvindt gaat het vaak om meer vormen tegelijk. Lichamelijke mishandeling Onder lichamelijke kindermishandeling vallen alle vormen van lichamelijk geweld tegen het kind, zoals slaan, schoppen, bijten, knijpen, krabben, het toebrengen van brandwonden of het kind laten vallen. Bij betrekkelijk 'lichte' vormen van lichamelijk geweld is er sprake van kindermishandeling als ze zich regelmatig voordoen. Een bijzondere vorm van lichamelijke kindermishandeling is het shakenbabysyndroom, waarbij een
baby zo hard door elkaar geschud wordt dat hij daar een reeks van klachten aan overhoudt. Een andere bijzondere vorm is het Münchhausen-by-proxysyndroom, waarbij ouders, meestal moeders, hun kind opzettelijk ziek maken of beweren dat het ziek is. Vrouwelijke genitale verminking of meisjesbesnijdenis is ook een vorm van lichamelijke mishandeling. Het is een gebruik waarbij de clitoris (deels) wordt besneden of verwijderd. Ouders zeggen de besnijdenis uit te laten voeren uit liefde, om het kind te beschermen en om haar toekomst veilig te stellen. Veel meisjes en vrouwen zien de ingreep als iets vanzelfsprekends. Het komt in Nederland vooral voor bij migranten uit Afrikaanse landen rond de Sahara. Meer informatie op de website Focal Point van Pharos. Lichamelijke en psychische verwaarlozing Lichamelijke verwaarlozing is een passieve vorm van kindermishandeling, omdat een kind daardoor niet de zorg en verzorging krijgt die het nodig heeft. Bij psychische of emotionele verwaarlozing schieten de ouders of opvoeders doorlopend tekort in het geven van positieve aandacht aan het kind. Daarmee negeren ze structureel de basale behoeften van het kind aan liefde, warmte, geborgenheid en steun. Meer informatie Psychische of emotionele mishandeling Van psychische of emotionele mishandeling is sprake wanneer ouders of andere opvoeders met hun houding en hun gedrag afwijzing en vijandigheid uitstralen tegenover het kind. Ze schelden het kind regelmatig uit, laten het herhaaldelijk horen dat het niet gewenst is of maken het kind opzettelijk bang. Psychische of emotionele mishandeling kan ook bestaan uit denigrerende uitspraken over het kind tegenover anderen, waar het kind zelf bij is. Seksueel misbruik Seksueel misbruik bestaat uit alle seksuele aanrakingen die een volwassene een kind opdringt. Door het lichamelijke of relationele overwicht, de emotionele druk, of door dwang en geweld van de volwassene kan het kind die aanrakingen niet weigeren. Getuige van huiselijk geweld De laatste jaren is er toenemende aandacht voor kinderen die getuige zijn van geweld in het gezin. Die ervaringen kunnen ook schade bij het kind veroorzaken. Bovendien zijn er kinderen die zowel getuige zijn van geweld in het gezin als zelf mishandeld worden. Bron Wolzak, A. & Ten Berge, I. (2005). 'Kindermishandeling. De aanpak in Nederland'. Utrecht/Amsterdam, NIZW Jeugd/SWP.
Shakenbabysyndroom Het 'shakenbabysyndroom' betekent letterlijk: het syndroom van de door elkaar geschudde baby. Het syndroom ontstaat wanneer ouders of opvoeders een baby zo hard door elkaar schudden dat hij daar een reeks van klachten aan overhoudt. Het shakenbabysyndroom komt voornamelijk voor bij kinderen onder de 4 jaar. De kans op letsel als gevolg van het schudden is het grootst bij baby's tot ongeveer 1 jaar. De meeste slachtoffers vallen in de leeftijdscategorie van drie tot acht maanden, maar ook dreumesen en peuters kunnen verwondingen
oplopen als ze te hard door elkaar worden geschud. Hersenbeschadiging Het hoofd van een baby is groot en zwaar in verhouding tot de rest van zijn lichaam. Bovendien zijn de nekspieren nog niet sterk genoeg om het hoofd zonder steun rechtop te kunnen houden. Als een baby geschud wordt, gaat zijn hoofdje met veel kracht heen en weer. Dat kan beschadigingen veroorzaken aan de hersenen, bloedvaten en zenuwen, met blijvend letsel of zelfs de dood tot gevolg. Door het krachtig schudden worden de hersenen tegen de schedel gedrukt en ontstaat een hersenbeschadiging. Kinderen die lijden aan het shakenbabysyndroom blijken vijf tot twintig seconden door elkaar te zijn geschud en in de meeste gevallen minder dan veertig keer. De normale omgang met een baby en spelletjes als hop-paardje-hop kunnen dit syndroom niet veroorzaken. Stress of paniek De twee belangrijkste redenen waarom ouders hun jonge kinderen door elkaar schudden zijn een aanhoudende stresssituatie of een paniekreactie. In beide gevallen realiseren ouders zich onvoldoende hoe gevaarlijk het schudden is. Als ouders hun baby schudden door stress, zijn zij meestal overspannen of kunnen ze weinig aan. Ze schudden de baby vooral als hij onophoudelijk huilt en ze zich daardoor erg machteloos en boos voelen. Als ze hun baby niet op andere manieren tot bedaren krijgen, proberen ze hem in hun wanhoop soms stil te krijgen door hem te schudden. Ouders kunnen hun kind ook schudden omdat zij in paniek zijn, bijvoorbeeld bij een ademstilstand van het kind. Ze schudden het kind dan heftig door elkaar om het weer te laten ademhalen. De gevolgen Een geschudde baby reageert in eerste instantie niet echt anders dan normaal. De letsels zijn meestal niet direct zichtbaar omdat ze zich bijna altijd bevinden op de plaats waar de hersenen overgaan in het ruggenmerg. De schade zit vooral in de zenuwbanen in de nek die voor de controle van de ademhaling zorgen. Daardoor kan er zwelling van de hersenen en zuurstoftekort optreden. Dit kan tot blijvende beschadigingen leiden, in het ergste geval met de dood tot gevolg. Directe gevolgen of symptomen van het schudden zijn bijvoorbeeld doofheid, blindheid, overgeven, niet kunnen slikken, ademhalingsmoeilijkheden, prikkelbaarheid en bloedingen in de ogen. Deze symptomen komen bij 50 tot 80 procent van de slachtoffers voor. In een later stadium kunnen de gevolgen tot uitdrukking komen in leerproblemen, spraakproblemen, ontwikkelingsachterstand, mentale achterstand, coma en overlijden. Wat is eraan te doen? De beschadigingen in de hersenen zijn in het algemeen blijvend. Toch kan snelle medische hulp en de juiste diagnose voorkomen dat de gevolgen verergeren, bijvoorbeeld door behandeling van een zwelling in de hersenen. Om het shakenbabysyndroom te voorkomen is het belangrijk dat ouders voldoende informatie krijgen over de ernst van het probleem en dat ze beter leren omgaan met stress. Bronnen Kind en gezin (2002). 'Het Shaken Infant Syndrome: wetenschappelijk dossier'. Brussel, Kind en gezin. www.dontshake.com www.aboutshakenbaby.com
Het Münchhausen-by-proxysyndroom Het Münchhausen-by-proxysyndroom is een vorm van lichamelijke kindermishandeling. Ouders, meestal moeders, maken hun kind opzettelijk ziek of beweren dat het ziek is. Artsen onderzoeken het kind maar kunnen niets vinden. Als ze wel iets vinden heeft de ouder de ziekteverschijnselen opgewekt, bijvoorbeeld door het kind te vergiftigen. Baron Von Münchhausen De naam van dit syndroom is ontleend aan baron Von Münchhausen (1720-1790) die bekend stond om zijn sterke verhalen. Mensen die lijden aan het syndroom van Münchhausen maken zichzelf opzettelijk ziek of zeggen ziek te zijn. Zij simuleren acute klachten en ondergaan daarvoor herhaaldelijk medische behandelingen. De reden daarvoor kan een roep om aandacht zijn, maar ook behoefte aan onderdak voor de nacht of een drugsverslaving. Het toevoegsel 'by proxy' betekent 'bij volmacht' en geeft aan dat iemand de klachten bij een ander veinst of aanbrengt. Moeders die aandacht willen Ouders die hun kind ziek maken om aandacht te trekken hebben ongetwijfeld psychiatrische problemen. Ze hebben een persoonlijkheidsstoornis zoals borderline, ze somatiseren klachten, zijn verslaafd of verwonden zichzelf. De meeste vrouwen hadden daar al last van voordat zij kinderen kregen. Moeders die aan Münchhausen by proxy (MBP) lijden, hebben vaak in de gezondheidszorg gewerkt. Daardoor weten zij veel van ziekteverschijnselen en kennen ze de medische termen. Vaak doen moeders met dit syndroom er nog een schepje bovenop als zij zich niet gehoord voelen of hun zin niet krijgen. Zij dikken de klachten die hun kind zou hebben aan en brengen het kind nog meer schade toe. Als anderen de bedoelingen van zo'n moeder doorzien en haar ermee confronteren dat zij zelf aandacht wil, reageert zij met verontwaardigde ontkenning. Door haar psychische problemen blijft zij vaak hardnekkig ontkennen en is therapeutische behandeling moeilijk, zo niet onmogelijk. Ingrijpende gevolgen De gevolgen voor kinderen die het slachtoffer zijn van het Münchhausen-by-proxysyndroom kunnen ingrijpend zijn. Veel kinderen kampen met ernstige lichamelijke klachten omdat zij onnodige operaties hebben ondergaan en last hebben van de bijwerkingen en complicaties. Zij kunnen verminkt raken en zelfs overlijden als gevolg van het gedrag van hun moeder of van de onderzoeken. Bovendien loopt hun psychosociale ontwikkeling door het veelvuldige ziekenhuisbezoek vaak achter. Zij hebben bijvoorbeeld moeite om vriendschappen aan te gaan met leeftijdsgenoten en kunnen moeilijk loskomen van hun ouders. Veel kinderen zijn angstig en hebben het gevoel dat zij tekortschieten. Daarnaast kunnen kinderen leerachterstanden krijgen omdat zij vaak van school verzuimen. Velen ontwikkelen posttraumatische stressverschijnselen door de medische onderzoeken en behandelingen die ze hebben ondergaan. Moeilijk te geloven Het Münchhausen-by-proxysyndroom is moeilijk vast te stellen. Veel artsen weten niet dat het bestaat of weigeren te geloven dat er ouders zijn die tot deze vorm van kindermishandeling in staat zijn. Het ongeloof van artsen wordt vaak versterkt doordat de moeders een zorgzame en aangepaste indruk maken. Zij beschikken vaak over medische kennis en spannen zich in om de relatie met de arts een persoonlijke en hechte vorm te geven. Dikwijls slagen zij erin de arts zo te manipuleren dat die niet doorheeft dat zij hem voor haar karretje spant. De moeder weet de arts te betrekken in haar
toneelstukje van de bezorgde moeder, de toegewijde arts en het lijdende kind. Gekwetste ijdelheid van de arts kan een reden zijn dat hij de diagnose MBP niet stelt. Hij wil niet geloven of toegeven dat hij medeplichtig is geworden. Onderzoeksmogelijkheden De ware toedracht van de klachten van het kind kunnen ook verdoezeld worden door de vraaggerichte houding van de arts en de technische onderzoeksmogelijkheden. De angst om een verkeerde diagnose te stellen of een somatische verklaring over het hoofd te zien, maakt het moeilijk om de feiten op tafel te krijgen, zeker in combinatie met een eisende of dwingende houding van de ouders. Als een arts het vermoeden uit dat een moeder haar kind met opzet ziek maakt, zal zij dat hardnekkig en vol overtuiging ontkennen. Het kind gelooft meestal dat zijn moeder het beste met hem voorheeft en zal de arts niet vertellen dat hij zich niet ziek voelt. Patronen doorbreken Bij een vermoeden van MBP is het zaak dat de arts het volledige patiëntendossier bekijkt om het ziekteverloop en het verwijspatroon te bestuderen. Soms is het nodig om in het ziekenhuis videocamera's te plaatsen of uitgebreid forensisch onderzoek te doen om sluitend bewijs te kunnen verkrijgen. In het belang van het kind zijn gerichte veranderingen nodig, zoals toezicht op het naar school gaan. Ook moet een arts in staat zijn tegelijkertijd het vertrouwen van de ouder te winnen, de medische zorg voor het kind te bieden en het 'shoppen' te beperken. Een melding bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling kan daarbij helpen. Strafrecht Naast het langdurig beschermen van de kinderen, biedt het strafrecht mogelijkheden om MBP te stoppen. Psychiatrisch onderzoek van de moeder, en eventueel TBS met dwangverpleging, is vaak nodig om de hardnekkige ontkenning van ouders te doorbreken. Resultaten van zo'n aanpak zijn nog niet bekend, maar het lijkt de moeite van het proberen waard. Bronnen Berckelaer-Onnes, I.A. van (2002). 'De perfecte moeder ontmaskerd?', in: 'Tijdschrift voor Orthopedagogiek', jaargang 41, nummer 10, p.501-514. Buis, S. (2005). 'Münchhausen by proxy. Een ondergesignaleerd probleem', in: 'Tijdschrift over Kindermishandeling', jaargang 19, nummer 3, p.10-14. Ligthart, L. en R. Vecht (2000). 'Het achterland van kindermishandeling: het syndroom van Münchhausen-by-proxy', in: 'Elimpost', jaargang 65, nummer 1, p.21-34. Loader, P. en C. Kelly (1998). 'Het 'Munchausen by proxy'-syndroom: een verhalende benadering tot verklaring', in: 'Gezinstherapie', jaargang 9, nummer 1, p.73-88. Vecht, R. (2000). 'Münchhausen by proxy. Gestoord ouderschap - zieke kinderen'. Utrecht, Bohn Stafleu Van Loghum.
Lichamelijke en psychische verwaarlozing Verwaarlozing is een passieve vorm van kindermishandeling, omdat ouders structureel iets nalaten: het vervullen van de basisbehoeften van kinderen. Tussen lichamelijke en psychische verwaarlozing bestaan verschillen maar ook veel overeenkomsten. Lichamelijke verwaarlozing Bij lichamelijke verwaarlozing komen ouders of opvoeders langdurig onvoldoende tegemoet aan de lichamelijke basisbehoeften van het kind. Het gaat dan bijvoorbeeld om structureel te weinig, slechte of onregelmatige voeding geven, onvoldoende bescherming bieden tegen kou, en het onvoldoende bieden van veilige ontwikkelingsmogelijkheden en medische zorg. Het kind krijgt niet de zorg en verzorging waar het gezien zijn leeftijd behoefte aan heeft en recht op heeft. Psychische verwaarlozing Van psychische verwaarlozing is sprake wanneer een kind systematisch geen aandacht of genegenheid krijgt. Psychische verwaarlozing begint vaak al vanaf de eerste levensjaren. De ouder is in emotioneel opzicht niet beschikbaar en negeert het huilen en andere signalen van onrust, onvrede, vragen om hulp, aandacht, warmte en geruststelling. De ouder doet dit ondanks de spontane initiatieven van de baby om wel te communiceren. Ook oudere kinderen worden verwaarloosd doordat hun ouders hen aan hun lot overlaten, negeren, opsluiten of op een andere manier in de steek laten. Het lijkt alsof het kind niet bestaat. De relatie tussen ouder en kind kenmerkt zich door liefdeloosheid en afwijzing. Machteloosheid en lage verwachtingen In gezinnen waarin sprake is van verwaarlozing overheersen vaak gevoelens van machteloosheid. Alle gezinsleden, maar de ouders in het bijzonder, ervaren op voorhand hun eigen inspanningen en die van anderen als zinloos. Ze uiten hun gevoelens minder en vager dan in andere gezinnen gebeurt. Bovendien is de band tussen de gezinsleden zwak en is er in vergelijking met andere gezinnen meer rolvervaging. Daarnaast zijn er in deze gezinnen weinig regels en grenzen. De ouders verwachten weinig van hun kinderen of zijn daar uitgesproken vaag over. De ouders kijken nauwelijks om naar hun kinderen, corrigeren hen soms met een schreeuw zonder erop te letten of dat effect heeft of niet. De kinderen gaan hun eigen gang en zoeken hun eigen vertier. Beperkte mogelijkheden van ouders Verwaarlozing is in het algemeen het gevolg van de beperkte mogelijkheden van ouders om de behoeften van hun kinderen te vervullen. Meer specifiek speelt bij deze ouders: Gebrek aan bewustzijn en kennis: de ouders zijn zich er onvoldoende van bewust dat de kinderen voor hun ontwikkeling afhankelijk zijn van hen. Ouders beschikken over onvoldoende kennis van de ontwikkeling van kinderen en zijn onvoldoende op de hoogte van manieren waarop zij de ontwikkeling van hun kinderen kunnen stimuleren. Gebrek aan bekwaamheid: de ouders missen bepaalde opvoedingsvaardigheden; op bepaalde gebieden is er sprake van onkunde of handelingsonbekwaamheid. Gebrek aan bereidheid: de ouders willen niet voor hun kinderen zorgen of anderen die daartoe wel in staat zijn voor hun kinderen laten zorgen. Gebrek aan beschikbaarheid: de ouders zijn fysiek of emotioneel onvoldoende aanwezig voor hun kinderen, terwijl ze onvoldoende voor compensatie door anderen kunnen zorgen. Bij verwaarlozende ouders komt een gebrek aan kennis over de ontwikkeling van kinderen en van de manier waarop die gestimuleerd zou moeten worden, het meeste voor. Niet kunnen gedijen
Lichamelijke verwaarlozing door ondervoeding zorgt voor groei- en ontwikkelingsachterstand bij het kind. Dan is er sprake van 'organic failure to thrive': het kind kan niet gedijen. Kenmerkend voor dit syndroom zijn een te geringe toename of zelfs een stilstand van de groei door het tekort aan noodzakelijke voedingstoffen. Op den duur leidt deze vorm van verwaarlozing tot een daling van het lichaamsgewicht. Het gedrag van het kind verandert ook. Het huilt snel, is snel geprikkeld, is moeilijk te kalmeren of juist apatisch, maakt weinig oogcontact en reageert niet adequaat op menselijke stemmen en gezichten. Verder is er een vertraagde ontwikkeling van de psychomotoriek en de spraak. Lichamelijke verwaarlozing komt het meest voor in de eerste twee levensjaren van een kind. Dat is de periode van snelle groei en grote afhankelijkheid van volwassenen. Ook psychische verwaarlozing leidt tot groeiachterstand Verschillende auteurs wijzen erop dat ook ernstige psychische verwaarlozing ertoe leidt dat kinderen, ondanks voldoende lichamelijke zorg, een duidelijke achterstand in hun groei en ontwikkeling krijgen. Een tekort aan emotionele zorg kan leiden tot een groeiachterstand zonder organische oorzaak: 'non-organic failure to thrive'. Intensieve hulp nodig De prognose voor gezinnen waarin verwaarlozing voorkomt is slecht. Dat komt door de beperkte cognitieve vermogens van ouders, hun gebrek aan besef van wat er schort aan de manier waarop ze met hun kinderen omgaan. Ook spelen de sociale en materiële omstandigheden van deze gezinnen een rol. Doorslaggevend is vooral hun gebrek aan vertrouwen dat zij zaken in positieve zin kunnen veranderen. Deze gezinnen hebben meestal intensieve hulp nodig waarbij de ouders op meerdere fronten ondersteuning krijgen. Bronnen Baartman, H.E.M. (1996). 'Opvoeden kan zeer doen. Over oorzaken van kindermishandeling, hulpverlening en preventie'. Utrecht, Uitgeverij SWP. Dijkstra, S. (2006). 'Verwaarlozing: slepend, sluipend en soms definitief slopend', in: 'Ouderschap en ouderbegeleiding', jaargang 9, nummer 2, p.127-139. Hekken, S. van (1992). 'Verwaarlozing: achtergronden, gevolgen en behandeling', in: 'H. Baartman en A. van Montfoort (red.) Kindermishandeling. Resultaten van multidisciplinair onderzoek'. Utrecht, Data Medica. Kromhout, M. (1996). 'Verwaarloosde kinderen. Opvattingen uit het veld'. Leiden, PEWA/Rijksuniversiteit Leiden. Vertrouwenscentrum Kindermishandeling. 'Kindermishandeling; meldenswaard!'. Antwerpen, Vertrouwenscentrum Kindermishandeling.
Kinderen die getuige zijn van gezinsgeweld Kindermishandeling is een vorm van huiselijk geweld. Geschat wordt dat in 30 tot 70 procent van de gezinnen waarin vrouwen worden mishandeld door hun man ook de kinderen worden mishandeld. Daarnaast kunnen kinderen die zelf geen direct slachtoffer zijn wel getuige zijn van huiselijk geweld. Over de mate waarin kinderen getuige zijn van overige vormen van huiselijk geweld is
nog weinig bekend, bijvoorbeeld over mannenmishandeling, mishandeling in homorelaties en geweld tussen broers en zussen. Kinderen in de schaduw De aandacht voor kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld is relatief nieuw. In Nederland wordt er pas vanaf eind jaren negentig over gepubliceerd. Hulpverleners in de vrouwenopvang waren de eersten die de problemen van kinderen van mishandelde moeders signaleerden. Zij ontwikkelden methodieken om hen te helpen om te gaan met angst, agressie en depressiviteit. Over die methodieken staat nog weinig op papier. Onderzoek in de kinderschoenen Het onderzoek naar de aard en omvang van de problemen van kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld staat nog in de kinderschoenen. Vooral in de Verenigde Staten en Canada is er werk van gemaakt. Hoewel die onderzoeken nog geen precies beeld hebben opgeleverd van de oorzaken, omvang en gevolgen, is wel duidelijk welke problemen kinderen kunnen krijgen als zij getuige zijn geweest van geweld tussen hun ouders. Dat is te voorspellen aan de hand van drie theorieën: de hechtingstheorie, de sociale-leertheorie en de traumatheorie. Veilige hechting De hechtingstheorie gaat ervan uit dat kinderen voor een gezonde ontwikkeling een veilige hechting met betrouwbare anderen nodig hebben. Geweld in het gezin betekent voor kinderen dat hun ouders niet voor veiligheid en bescherming kunnen zorgen. Dat kan leiden tot een blijvende vervorming van het beeld dat kinderen hebben van zichzelf, van anderen en van de wereld. Het leren van gedrag In de sociale-leertheorie ligt de nadruk op de invloed van de sociale omgeving bij het aanleren van nieuw gedrag. Kinderen leren gedragspatronen via hun waarneming en hun ervaringen. Als kinderen zien dat hun vader hun moeder mishandelt, leren zij dat geweld en intieme relaties samengaan en dat mannen daarbij een - fysiek - machtsoverwicht hebben. Bovendien leren ze dat geweld een geaccepteerd en geldig middel is om je zin te krijgen. Traumatisch De traumatheorie brengt de angst, bedreiging en hulpeloosheid die kinderen die getuige zijn van geweld ervaren, in verband met traumatisering. Herhaalde traumatische gebeurtenissen in de kindertijd vervormen de persoonlijkheid en beïnvloeden de ontwikkeling van voelen en denken en de relatie met zichzelf en anderen. Hulp De manier waarop een beroepskracht kan omgaan met de situatie van een kind dat getuige is van geweld verschilt niet wezenlijk van de stappen die hij in gevallen van kindermishandeling moet zetten. Die stappen zijn gekoppeld aan zes fasen in de aanpak van de problemen: het ontstaan van een vermoeden, overleg, nader onderzoek, hulp op gang brengen, evaluatie en nazorg. Net als het onderzoek staat de hulpverlening aan deze kinderen en hun ouders nog in de kinderschoenen. Wel is duidelijk dat voor kinderen die getuige zijn van geweld tussen hun ouders systeemgerichte en intergenerationele vormen van hulpverlening nodig zijn. Bronnen
Baeten, P. en E. Geurts (2002). 'In de schaduw van het geweld. Kinderen die getuige zijn van geweld tussen hun ouders'. Utrecht, NIZW. Dijkstra, S (2001). 'Kinderen die getuige zijn van geweld tussen hun ouders. Een basisverkenning van korte- en langetermijneffecten'. Bilthoven, Dijkstra onderzoek en advies. Edleson, J.L. (1999). 'Children's witnessing of adult domestic violence', in: 'Journal of Interpersonal Violence', volume 14, nummer 8, p.839-870. Herman, J.L. (1993). 'Trauma en herstel. De gevolgen van geweld -van mishandeling thuis tot politiek geweld'. Amsterdam, Wereldbibliotheek.
Cijfers Uit recent onderzoek blijkt dat ruim 107.000 kinderen en jongeren van 0 tot 18 jaar in Nederland blootgesteld worden aan een vorm van kindermishandeling. Van de scholieren van 12 tot 17 jaar geeft ruim eenderde aan dat ze ooit een gebeurtenis hebben meegemaakt die als vorm van kindermishandeling kan worden beschouwd. Dat blijkt uit onderzoeken naar de omvang van kindermishandeling in Nederland. De onderzoeken zijn uitgevoerd door de Universiteit Leiden en de Vrije Universiteit Amsterdam en gepubliceerd in 2007. Onderschat Eerder werd op basis van Amerikaans onderzoek geschat dat in Nederland ongeveer 80.000 kinderen en jongeren per jaar slachtoffer zijn van huiselijk geweld en dat jaarlijks veertig tot tachtig van hen aan de gevolgen overlijden. Hoewel de recente Nederlandse studies anders zijn opgezet en daardoor andere uitkomsten hebben opgeleverd, hebben ze wel duidelijk gemaakt dat het aantal slachtoffers in Nederland ruim boven de 80.000 ligt. Het aantal kinderen dat in Nederland te maken heeft met mishandeling blijkt in het verleden te zijn onderschat. Nationale prevalentiestudie kindermishandeling Het doel van het Leidse onderzoek, de 'Nationale prevalentiestudie mishandeling van kinderen en jeugdigen' (NPM-2005), was inzicht te krijgen in de mate waarin verschillende vormen van kindermishandeling voorkomen onder kinderen en jongeren van 0 tot 18 jaar. De onderzoekers van de NPM-2005 schatten de omvang van kindermishandeling op 107.200 gevallen. Dat komt neer op 3 procent van alle kinderen en jongeren van 0 tot 18 jaar. Het gaat daarbij om alle gevallen van aanwijsbare en vermoedelijke schade voor het kind of de jongere. Wanneer alleen de zwaarste gevallen van kindermishandeling met aanwijsbare schade worden geteld, dan komen de onderzoekers uit op 37.201 gevallen van kindermishandeling in 2005. Scholieren over kindermishandeling In het Amsterdamse onderzoek 'Scholieren over mishandeling' is geprobeerd inzicht te krijgen in de aard en omvang van kindermishandeling door jongeren te ondervragen over hun ervaringen met kindermishandeling. Het onderzoek richtte zich op leerlingen van 12 tot 17 jaar in de eerste vier klassen van het voortgezet onderwijs. Ruim eenderde van de jongeren geeft te kennen ooit een gebeurtenis te hebben meegemaakt die als vorm van kindermishandeling is te beschouwen. De vorm die het meeste voorkomt is 'psychologische
agressie van ouders': ouders die dreigen met fysiek geweld. Ruim 20 procent van de onderzochte jongeren geeft aan hiermee te maken te hebben gehad. Het minst rapporteren de jongeren over ernstige fysieke en emotionele verwaarlozing. De onderzoekers maken de kanttekening dat de schattingen mogelijk aan de conservatieve kant zijn. Verder zijn voornamelijk autochtone scholieren ondervraagd en blijkt generalisatie van de bevindingen naar allochtone leerlingen niet goed mogelijk. Registratiegegevens advies- en meldpunten Iedereen die kindermishandeling vermoedt kan voor advies en ondersteuning contact opnemen met een Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Jaarlijks maken duizenden mensen gebruik van deze mogelijkheid. De AMK's registreren diverse gegevens over de vermoedens die worden uitgesproken. Op basis daarvan krijgen zij een beeld van het aantal en de aard van de vermoedens die aan de AMK's zijn voorgelegd. Bronnen IJzendoorn, M.H. van, P. Prinzie, E.M. Euser, M.G. Groeneveld, S.N. Brilleslijper-Kater, A.M.T. Van Noort-van der Linden, M.J. Bakermans-Kranenburg, F. Juffer, J. Mesman, M. Klein-Velderman en M. San Martin Beuk (2007). 'Kindermishandeling in Nederland anno 2005: De Nationale prevalentiestudie mishandeling van kinderen en jeugdigen (NPM-2005)'. Leiden, Universiteit Leiden. Lamers-Winkelman, F., N.W. Slot, B. Bijl en A.C. Vijlbrief (2007). 'Scholieren over mishandeling. Resultaten van een landelijk onderzoek naar de omvang van kindermishandeling onder leerlingen in het voortgezet onderwijs'. Amsterdam, Vrije Universiteit Amsterdam/PI research. Willems, J.C.M. (1999). 'Wie zal de opvoeders opvoeden? Kindermishandeling en het recht van het kind op persoonswording'. Den Haag, T.M.C. Asser Press.
Risicofactoren Kindermishandeling is het gevolg van een combinatie van uiteenlopende risicofactoren: Problemen en persoonlijkheid van de ouder Ouders die hun kind mishandelen of verwaarlozen hebben relatief vaak psychische of psychiatrische problemen. Daarnaast lopen ouders die zelf als kind mishandeld zijn of in hun jeugd andere negatieve ervaringen in het gezin hebben meegemaakt, een groter risico om hun eigen kind te mishandelen. Verder hebben mishandelende ouders meer dan andere ouders een gebrek aan pedagogisch besef. Tegenover hun kind ontbreekt het hen aan verwachtingen, beleving, sensitiviteit en empathie. Kwetsbare kinderen Sommige kinderen zijn moeilijker op te voeden dan andere kinderen. Het opvoeden van kinderen die extra zorg, aandacht en geduld van ouders vragen, zoals kinderen die te vroeg geboren zijn of kinderen met een lichamelijke of verstandelijke handicap, geeft de ouders waarschijnlijk meer stress en gevoelens van incompetentie. Ook kinderen die problematisch gedrag vertonen, doen een groot beroep op de opvoedingskwaliteiten en inspanningen van ouders en zijn voor ouders een bron van stress. Op jonge leeftijd zijn deze kinderen bovendien fysiek en emotioneel erg afhankelijk van hun opvoeders, en daarmee extra kwetsbaar voor mishandeling en verwaarlozing.
Leefomstandigheden In gezinnen waarin kindermishandeling voorkomt gaan de gezinsleden vaak op een negatieve manier met elkaar om. Bij fysieke kindermishandeling overheerst geweld in de onderlinge contacten. Daarnaast wonen gezinnen waarin mishandeling plaatsvindt relatief vaak in buurten met zwakke sociale verbanden, criminaliteit, drugsproblematiek, armoede en achterstand. De bredere sociaal-culturele context waarin ouders opvoeden kan ook van invloed zijn: als geweld in een samenleving meer getolereerd wordt komt fysieke mishandeling vaker voor dan wanneer dat niet zo is. Het lijkt erop dat ook alleenstaand ouderschap en gezinsgrootte risicofactoren zijn voor kindermishandeling. Hoe dat verband precies ligt is niet duidelijk. Het is aannemelijk dat alleenstaand ouderschap of het hebben van een groot gezin voor een ouder een bron van stress is en daarmee zijn functioneren als opvoeder beïnvloedt. Risicofactoren bij seksueel misbruik Naar specifieke risicofactoren voor seksueel misbruik is nog weinig onderzoek gedaan. Seksueel misbruik in het gezin kan een uiting zijn van verstoorde gezinsverhoudingen. Vaak spelen daarin communicatieproblemen, sociale isolatie en een tekort aan emotionele betrokkenheid en flexibiliteit een rol. Ook kan er sprake zijn van geweld tussen de partners. Jonge kinderen en kinderen met een handicap, chronische ziekte of ontwikkelingsachterstand zijn extra kwetsbaar voor seksueel misbruik. Meisjes lopen een groter risico dan jongens, zeker wanneer zij bij een stiefvader wonen. Zowel voor jongens als voor meisjes geldt dat zij meer risico lopen wanneer zij opgroeien bij één biologische ouder. Seksueel misbruik komt vaker voor in gezinnen waarin de moeder, letterlijk of emotioneel, afwezig is. Dat is bijvoorbeeld het geval als de moeder buitenshuis werkt, verslaafd of ziek is.
Beschermende factoren Beschermende factoren bieden tegenwicht aan de risicofactoren bij het kind, de opvoeders en de gezinsomgeving. Ze kunnen zowel bij de opvoeders als bij het kind liggen. Ook zijn er specifieke factoren die een kind kunnen beschermen tegen seksueel misbruik. Bij de opvoeder(s) Factoren bij de opvoeder(s) die het kind beschermen tegen kindermishandeling zijn: Het hebben van een harmonieuze relatie met een ondersteunende partner; Zich bewust zijn van de eigen jeugdervaringen en de invloed daarvan op het eigen handelen als opvoeder; Praktische en emotionele steun vanuit het sociale netwerk. Bij het kind Factoren bij het kind zelf die bescherming bieden tegen de gevolgen van kindermishandeling zijn: - Zelfwaardering; - Ego-veerkracht; - Bovengemiddelde intelligentie; - Goede interpersoonlijke vaardigheden (sociale competentie). Beschermende factoren bij seksueel misbruik Over beschermende factoren bij seksueel misbruik is nog weinig bekend, maar een paar factoren lijken een gunstig effect te hebben op de gevolgen van seksueel misbruik:
-
-
Steun van de niet-misbruikende ouder, meestal de moeder, of andere belangrijke volwassenen. Een kind dat zich gesteund voelt, heeft minder symptomen en herstelt sneller dan een kind dat die steun niet ervaart. Een gezinsklimaat met een sterke onderlinge betrokkenheid, een positief probleemoplossend vermogen, flexibiliteit en een duidelijke organisatie.
Gevolgen De ontwikkeling van een kind hangt voor een groot deel af van de interactie met de ouders. Dat geldt zeker in de eerste levensjaren. Later gaat de omgeving een steeds belangrijkere rol spelen. De liefdevolle zorg en aandacht van de ouder is voor het opgroeiende kind een basis voor wederzijds vertrouwen. Het kind kan zich daardoor in een veilige sfeer ontplooien. Bovendien stimuleert de positieve aandacht van de ouder het kind om zich evenwichtig te ontwikkelen op emotioneel, intellectueel en lichamelijk gebied. In het geval van kindermishandeling ontbreekt die geborgenheid en komt de ontwikkeling van een kind zwaar onder druk te staan. Het ondermijnt het vertrouwen van het kind in anderen. Als het kind de buitenwereld als vijandig ervaart, dan verstoort dat zijn omgang met de kinderen en volwassenen om hem heen. Het kind zoekt de schuld voor het gedrag van de mishandelende ouder bij zichzelf. Daardoor krijgt hij een verwrongen, negatief beeld van zichzelf en loopt zijn zelfvertrouwen een grote deuk op. Niet elk kind lijdt even veel onder mishandeling. De belangrijkste factoren die het effect bepalen, zijn: - de ernst van het geweld, de verwaarlozing of het misbruik op zich; - de leeftijd waarop het begint; - hoe lang het voortduurt; - het wel of niet aanwezig zijn van steun uit de omgeving; - de persoonlijkheid van het kind; - de mate van emotionele druk. Gevolgen tijdens de jeugd Een van de mogelijke gevolgen van kindermishandeling op korte termijn is lichamelijk letsel. In extreme gevallen, bij zware lichamelijke mishandeling of verwaarlozing, kan het kind zelfs aan de gevolgen overlijden. Ook remt kindermishandeling de ontwikkeling en kan kindermishandeling stoornissen veroorzaken. Mishandeling, verwaarlozing en seksueel misbruik van het kind verstoren de normale vorming van het netwerk van zenuwen in een deel van de hersenen. Gevolgen op volwassen leeftijd Gevolgen van kindermishandeling op lange termijn zijn bijvoorbeeld posttraumatische stressstoornissen en dissociatieve stoornissen. Ook lichamelijke klachten met een psychische oorzaak komen voor. Een volwassene die als kind is mishandeld, kan zijn toevlucht zoeken tot verslaving, zelfverwonding en zelfmoord als de herinneringen aan thuis ondraaglijk worden. Gevolgen voor de maatschappij De onveiligheid die kinderen tijdens hun opvoeding ervaren is een belangrijke oorzaak van gedrag dat de maatschappij als overlast en als bedreiging van de veiligheid ervaart. Verslaving is een van de manieren om de ellendige gevolgen van kindermishandeling in de jeugd te ontvluchten. Die verslaving aan drugs en alcohol brengt overlast voor de omgeving mee. Andere maatschappelijke gevolgen van kindermishandeling zijn de kosten van de behandeling die slachtoffers nodig hebben.
Praktijk Wat werkt bij de preventie van kindermishandeling en het verlenen van hulp? Welke interventies en instrumenten zijn effectief voor het bestrijden en signaleren van kindermishandeling? Welke richtlijnen zijn verwerkt in meldcodes en protocollen? En welke voorzieningen bestaan er om ouders te ondersteunen bij de opvoeding?
Wat werkt? Effectieve bestrijding van kindermishandeling vraagt om een samenhangend programma van activiteiten op verschillende niveaus, zowel preventief als curatief. Universele/selectieve preventie Universele preventie richt zich op alle ouders, andere opvoeders en kinderen. Universele preventie kan bijvoorbeeld bestaan uit beleid en wetgeving, opvoedingsondersteuning aan alle ouders en voorlichting en training aan alle kinderen. Selectieve preventie is het aanbieden van voorlichting en training aan groepen waarin kindermishandeling meer dan gemiddeld voorkomt. Vormen van selectieve preventie voor kindermishandeling zijn bijvoorbeeld het zorgen voor een grotere beschikbaarheid van reguliere zorg in risicowijken, het organiseren van buurtprogramma’s en het stimuleren van intensieve betrokkenheid van ouders bij programma’s ter bestrijding van onderwijsachterstanden. Geïndiceerde preventie Geïndiceerde preventie is gericht op gezinnen die gescreend en geselecteerd zijn op de aanwezigheid van individuele risicofactoren. Voor deze gezinnen kunnen intensieve homevisitingprogramma’s ingezet worden. Deze programma’s zijn gericht op het vergroten van kennis en vaardigheden die bijdragen aan de gezonde ontwikkeling van ouders, kinderen en gezinnen. Over het algemeen hebben deze programma’s positieve effecten als zij aan een aantal voorwaarden voldoen, bijvoorbeeld een tijdige start, een meervoudig aanbod en een focus op risico- en beschermende factoren. Interventies bij vroege signalen Deze vorm van preventie is gericht op ouders, op andere opvoeders of op kinderen bij wie al signalen van opvoedingsproblemen zijn te zien. Een aantal programma's kan deze gezinnen waarschijnlijk helpen. Al deze programma's hebben een cognitief-gedragsmatige basis. Daarnaast bestaan er ook gezinsondersteuningsprogramma’s die intensiever zijn of langer duren. In deze zogeheten homevisitingprogramma’s krijgen gezinnen praktische hulp op meerdere levensgebieden. Homevisitingprogramma's kunnen positieve effecten hebben op gevoelens van competentie, ondersteuning en opvoedingsvaardigheden. In combinatie met speciale onderdelen voor kinderen of interventies gericht op concrete opvoedingsvaardigheden kunnen deze effecten nog groter zijn. Hulpverlening Bij vermoedens of feitelijke constatering van kindermishandeling moet zo snel mogelijk worden ingegrepen. Interventies bestaan dan uit hulpverlening, strafrechtelijke of civielrechtelijke (jeugdbeschermings)maatregelen of combinaties daarvan. Bij seksueel misbruik is aangifte bij de politie de standaardprocedure. Interventies kunnen zich richten op het kind, de ouders en het gezin. Over het algemeen geeft een cognitief-gedragsmatige behandeling de beste resultaten. Bij kinderen is
deze behandeling vooral gericht op zelfregulatie van hun gedachten, gevoel en gedrag. Bij ouders is de behandeling vooral gericht op het reguleren van hun eigen gedrag en van gewenst en ongewenst gedrag van hun kinderen. Het meest effectief blijkt een zogenoemde multimodale aanpak te zijn. Dat betekent dat het hulpaanbod aan de verschillende betrokkenen voldoende onderlinge samenhang heeft, dat het gericht is op meerdere systemen tegelijk - bijvoorbeeld ouders, kinderen, familie en sociaal netwerk -en dat het gebaseerd is op een gemeenschappelijke visie, analyse en behandelingsplanning van de verschillende instellingen die erbij betrokken zijn.
Erkende interventies De hieronder genoemde interventies zijn beschreven in de databank Effectieve Jeugdinterventies (www.jeugdinterventies.nl). In deze databank zijn interventies opgenomen die op zijn minst theoretisch goed onderbouwd zijn en door een onafhankelijke erkenningscommissie zijn erkend. Om kindermishandeling bij kinderen en jongeren te voorkomen, verhelpen of compenseren zijn in binnen- en buitenland verschillende interventies ontwikkeld. In Nederlandse interventies wordt kindermishandeling lang niet altijd expliciet als doel genoemd. Uit omschrijvingen zoals ‘ernstige opvoedingsproblemen’ in combinatie met ‘problemen van kinderen die wijzen op een verstoorde ontwikkeling’ valt dan op te maken dat deze interventies ook bij kindermishandeling zijn te gebruiken. In een aantal gevallen kan een hieronder genoemde interventie zowel een preventieve als hulpverlenende werking hebben, afhankelijk van de fase waarin de interventie wordt ingezet. Preventie Preventieve interventies zijn vooral op ouders gericht en hebben meestal tot doel hun opvoedingsvaardigheden te versterken om zo kindermishandeling te voorkomen. Daarnaast bestaan er interventies voor kinderen waarmee professionals proberen de kans op mishandeling of seksueel misbruik te verkleinen door kinderen weerbaarder te maken. - Bemoeizorg in de jeugdgezondheidszorg - Marietje Kessels Project - Parent-Child Interaction Therapy (PCIT) - Stevig Ouderschap (OKé - Ouder- en Kindzorg extra) - Triple P - Voorzorg Hulpverlening De meeste zogeheten curatieve interventies zijn gericht op het gezin en bedoeld om in crisissituaties in te grijpen en uithuisplaatsing te voorkomen. Sommige curatieve interventies zijn gericht op kinderen en hebben als doel de gevolgen van kindermishandeling te bestrijden. -
Denken en voelen Eye Movement Desensitization & Reprocessing (EMDR) Families First Horizonmethodiek Intensieve Orthopedagogische Gezinsbehandeling (IOG) Jeugdhulp Thuis Orthopedagogische Video Gezinsbehandeling (OVG) Parent-Child Interaction Therapy (PCIT)
-
STEPS Triple P
Instrumenten Instrumenten voor het opsporen van kindermishandeling zoals de 'Child Abuse Potential Inventory' en de 'Child Abuse Risk Evaluation' zijn vooral bedoeld voor risicotaxatie. De betrouwbaarheid en validiteit van deze instrumenten is in Nederland nog niet onderzocht, maar dat is wel in het buitenland gebeurd. Het zogenaamde 'SPUTOVAMO-formulier' is in Nederland ontwikkeld voor de afdelingen Spoedeisende hulp van ziekenhuizen. Hieronder vindt u een selectie van beschrijvingen uit de databank Instrumenten, Richtlijnen en Kwaliteitsstandaarden (via www.nji.nl). Signalenlijsten Tientallen signalen kunnen wijzen op kindermishandeling. Dat betekent overigens niet dat er bij een zo'n signaal automatisch sprake is van kindermishandeling. Onderstaande lijsten geven een overzicht van signalen van kindermishandeling (via www.nji.nl > dossier kindermishandeling). Signalen van kindermishandeling: 0 - 4 jaar Signalen van kindermishandeling: 4 - 12 jaar Signalen van kindermishandeling: 12 - 18 jaar
Richtlijnen Basismodel meldcode kindermishandeling Op 1 januari 2011 treedt naar verwachting de Wet Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling in werking. De wet stelt gebruik van een meldcode verplicht voor professionals bij (mogelijke) signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling. De wet is na invoering van toepassing op ruim 1 miljoen professionals in de gezondheidszorg, jeugdzorg, welzijn, onderwijs en justitie. De ministeries van VWS, Jeugd en Gezin, OCW en Justitie hebben een basismodel voor de meldcode opgesteld. De meldcode bestaat uit een stappenplan waarin staat wat een professional moet doen bij vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling. Het basismodel is te downloaden via www.meldcode.nl. Specifieke meldcodes In de gezondheidszorg is een aantal specifieke meldcodes ontwikkeld met expliciete aandacht voor het doorbreken van het beroepsgeheim. Verder zijn er landelijke voorbeeldprotocollen beschikbaar voor diverse sectoren, waaronder de kinderopvang en het onderwijs. Richtlijn na overlijden De 'Richtlijn na het overlijden van minderjarigen' is bedoeld om systematisch vast te stellen of een jeugdige overleden is door een natuurlijke doodsoorzaak of dat er sprake is van strafbaar menselijk handelen. Als na het overlijden van een kind blijkt dat er sprake is geweest van kindermishandeling, kunnen andere kinderen in het gezin hulp en bescherming krijgen.
Culturele aspecten Kindermishandeling in migrantengezinnen kan soms andere vormen aannemen, en andere oorzaken en gevolgen hebben dan in autochtone gezinnen. Daarom is in sommige gevallen ook een andere aanpak nodig. Interculturele competenties Hulpverleners staan voor de vraag in hoeverre het handelen van de ouders als opvoedingsstijl al dan niet acceptabel is binnen een bepaalde cultuur. In de hulpverlening aan mensen met een andere culturele achtergrond is het daarom belangrijk om een open dialoog te voeren. Door interculturele competenties van hulpverleners te versterken, krijgen ze handvatten om daartoe beter in staat te zijn. Emancipatie De emancipatieprocessen die in Nederland vanzelfsprekend zijn geworden, zijn dat niet voor in Nederland wonende migrantengroepen. Daarom is het belangrijk aandacht te hebben voor geïsoleerde groepen, waaronder allochtone mannen van de eerste generatie. Sommige mannen uit migrantenculturen hebben argwaan tegen hulpverleners en hulp zoeken wordt gezien als zwak. Voorlichting kan het taboe om hulp te zoeken doorbreken en de drempel naar hulpverlening verlagen. Werken met tolken Over het gebruik van een tolk zijn de meningen verdeeld. Sommige ouders willen liever geen tolk, omdat ze bang zijn dat hun probleem dan in hun gemeenschap bekend zal worden. Kinderen mogen nooit gebruikt worden als tolk, zeker niet als het over mishandeling gaat. De machtspositie die het kind daarmee verwerft, kan het probleem verergeren. Preventie belangrijk bij meisjesbesnijdenis Bij meisjesbesnijdenis is het vooral belangrijk dat het risico erop op tijd onderkend wordt en dat er preventieve interventies worden in gezet. Voorlichting aan ouders kan helpen de medische complicaties die kunnen optreden, te begrijpen. Meer informatie Bekijk voor meer informatie over kindermishandeling in migrantengezinnen het kennisdossier van Pharos, het landelijk kennis- en adviescentrum op het gebied van de gezondheid van vluchtelingen en nieuwkomers.
Voorzieningen Algemene voorzieningen zoals consultatiebureaus, scholen en algemeen maatschappelijk werk ondersteunen ouders bij de opvoeding. Zij hebben een belangrijke taak in het voorkomen, signaleren en melden van kindermishandeling. Sommige algemene voorzieningen bieden hulp bij lichte of beginnende opvoedingsproblemen om escalatie, bijvoorbeeld tot kindermishandeling, te voorkomen. Het bureau jeugdzorg regelt de toegang tot het specifieke aanbod van de jeugdzorg dat nodig is bij ernstiger opvoedings- of ontwikkelingsproblemen zoals kindermishandeling. Ouders en jeugdigen kunnen zelf voor hulp naar een bureau jeugdzorg stappen, maar kunnen ook door derden worden verwezen of aangemeld. Het bureau jeugdzorg onderzoekt de problemen en beslist of hulp door de jeugdzorg nodig is. Als dat het geval is, volgt indicering voor jeugdzorg. Vervolgens biedt een van de zorgaanbieders in de regio de geindiceerde hulp.
Het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) maakt onderdeel uit van bureau jeugdzorg. Het AMK is speciaal ingericht om meldingen van kindermishandeling te onderzoeken of advies te geven aan mensen die zich zorgen maken over kinderen in hun omgeving. Bij vermoedens of signalen dat de ontwikkeling van een kind ernstig gevaar loopt, kan het bureau jeugdzorg of het AMK een onderzoek vragen aan de Raad voor de Kinderbescherming. De Raad beoordeelt dan of een kinderbeschermingsmaatregel nodig is. Als de kinderrechter deze maatregel oplegt, voert de afdeling jeugdbescherming van het bureau jeugdzorg deze uit. De aanpak van kindermishandeling strekt zich in veel gevallen uit over meerdere instellingen die samen de schakels in een keten van hulpverlening vormen.