i n s p i r e r e n d
b a s i s o n d e r w i j s
" De vraag is niet, wat de mens moet kunnen en weten teneinde zich in de bestaande sociale orde te kunnen invoegen; maar wel, wat er in aanleg in de mens aanwezig is en in hem ontwikkeld kan worden. Pas dan kan de opgroeiende generatie de maatschappij steeds opnieuw met nieuwe krachten verrijken. " Rudolf Steiner
Voorwoord In deze schoolgids vindt u informatie over de uitgangspunten, doelstellingen, werkwijze en organisatie van de Rudolf Steiner School in Breda. Ook wordt uitgebreid ingegaan op de manier waarop wij de zorg voor het jonge kind en voor de leerling met problemen gestalte geven. De jaarkalender bevat informatie die aan veranderingen onderhevig is, zoals namen, adressen, jaarrooster. De jaarkalender wordt - na de zomervakantie - uitgereikt aan alle ouders van kinderen op onze school. We hopen dat deze schoolgids u zal helpen een goed beeld te krijgen van het onderwijs dat binnen onze school gegeven wordt en dat de schoolgids tevens een wegwijzer kan zijn in de organisatie en in de praktijk van alle dag.
1
Inhoudsopgave Voorwoord
1
De School 1.1 1.2
2 3 4
7
8 9
Vrijeschoolonderwijs voor kleuters en leerlingen van klas 1 t/m 6 Adres
5 5
Achtergronden en uitgangspunten van het vrijeschoolonderwijs
5
Biografie van de Rudolf Steiner School Breda
7
Het Onderwijs
7
4.1 4.2 4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.3 4.3.1 4.3.2 4.3.3 4.3.4 4.3.5 4.3.6 4.3.7 4.4
5 6
1
Peutergroep ‘de Zonnestraal’ De kleuterklassen De poortklas De overgang van kleuter naar schoolkind De overgang naar de onderbouw De onderbouw Klas 1 Klas 2 Klas 3 Klas 4 Klas 5 Klas 6 De overgang van basisschool naar middelbaar onderwijs De bovenbouw
7 7 9 9 10 10 13 13 14 15 16 17 18 19
Jaarfeesten
20
Het Leerlingvolgsysteem
22
6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6
22 22 22 23 23 23
Toetsen De kinderbespreking Studie Signalering van hulp in de klas Het oudergesprek Het getuigschrift
Zorg voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften
24
7.1 7.2 7.3 7.4 7.5
24 24 24 25 25
Het zorgteam Onderzoeken Leerlingadministratie zorgkinderen, het leerling dossier Het Weer Samen Naar School project Leerlinggebonden financiering (het rugzakje)
Kwaliteitszorg
27
De Schoolorganisatie
27
9.1 9.2 9.3 9.4
28 28 29 29
Bestuur Medezeggenschapsraad College van leerkrachten Onderwijsondersteunend personeel
3
10
11
4
12
13 14
15 16
Dagelijkse onderwijspraktijk
29
10.1 10.2 10.3 10.4 10.5
29 29 30 30 30
Ouders binnen de school Ouderavonden Algemene ouderavonden De klassenouder De ouders
Praktische zaken en schoolregels
31
11.1 11.2 11.3 11.4 11.5 11.6 11.7 11.8 11.9 11.10 11.11 11.12
31 31 31 32 32 32 33 33 33 33 34 34
Aanmelden nieuwe leerlingen Jaarkalender Leerlingenlijsten Nieuwsbrief Benodigdheden per klas Bij ziekte of verzuim Vakantieverzuim Jeugdgezondheidszorg GGD Stadsgewest Breda Verzekering Verantwoordelijkheid / aansprakelijkheid Vervoer en verkeer Reiskostenvergoeding van gemeenten
Initiatieven op sociaal cultureel niveau
36
12.1 12.2 12.3 12.4 12.5 12.6 12.7 12.8 12.9 12.10 12.11
36 36 36 36 36 36 37 37 37 37 37
Ouderraad Vereniging voor Vrije Opvoedkunst De schoolkrant ‘Weerklank’ Van Al Wat Leeft Lentemarkt Ouderbibliotheek Toneelgroep Tobias Koor Con Anima Schminken De Kinderhandeling Volksdansen
Code gelijke behandeling en intercultureel onderwijs
38
Financiën
38
14.1 14.2
38 40
Exploitatiebijdrage Sponsoring
Klachtenregeling
40
Schooltijden
40
16.1
40
Voor- en naschoolse opvang
1
De School 1.1
Vrijeschoolonderwijs voor kleuters en leerlingen van klas 1 t/m 6 Aan het onderwijs van de vrijeschool liggen inzichten omtrent mens en wereld ten grondslag die door Rudolf Steiner zijn ontwikkeld en middels vele geschriften en voordrachten zijn overgedragen. Uitgaande van dit mens- en wereldbeeld wordt in de vrijeschool gestreefd naar een onderwijs dat in eerste instantie opvoeding is. De leerstof is geen (examen)doel, doch middel tot ontplooiing van de individuele leerling, ontplooiing niet alleen van het intellect, maar evenzeer van creativiteit en sociale vaardigheden. Om deze ontplooiing mogelijk te maken is vrijheid van inrichting even noodzakelijk als vrijheid van richting. Hierop duidt de naam “vrijeschool”.
1.2
Adres School adres
: Minckelersstraat 27, 4816 AD Breda
Telefoon Fax e-mailadres website
: 076 - 5713646 : 076 - 5876996 :
[email protected] : www.vrijeschoolbreda.nl
Bankrekeningnummers: Postbank 3364657 ING-Bank 65.70.14.230 Beide t.n.v. Stichting Vrije School Breda
2
Achtergronden en uitgangspunten van het vrijeschoolonderwijs. Het onderwijs aan de vrijeschool is gebaseerd op de ideeën van de Oostenrijkse Rudolf Steiner, grondlegger van de antroposofie. In 1919 werd door hem de eerste vrijeschool opgericht in Stuttgart, Duitsland. Hier werd lesgegeven aan de kinderen van de werknemers van een sigarettenfabriek. Daarna heeft de vrijeschoolbeweging zich uitgebreid over de hele wereld. In 1923 opende in Nederland de eerste vrijeschool haar deuren. In Nederland bestaan nu ongeveer 80 vrijescholen, waarvan er 15 ook voorgezet onderwijs verzorgen. In de antroposofie, en dus ook in het onderwijs dat hierop gebaseerd is, gaat men ervan uit dat niet alleen cognitieve kennis van belang is, maar ook ontplooiing van creativiteit en sociale vaardigheden. Zo leert het kind niet alleen zijn hoofd (denken) gebruiken, maar ook zijn hart (voelen) en handen (willen). In de vrijeschool wordt zo gestreefd de kinderen op te voeden tot evenwichtige mensen, die goed zijn toegerust voor het leven.
5
De vrijeschool wil meer zijn dan een ‘leerinstituut’. Zij wil samen met de ouders kinderen opvoeden tot mensen die: • • • • •
6
Geïnteresseerd zijn in de wereld om hen heen en daar plezier aan beleven Idealen hebben en de wil om die vorm te geven Zich betrokken voelen bij anderen Zich een eigen gefundeerd oordeel kunnen vormen Hun eigen mogelijkheden kunnen ontplooien
Het vrijeschoolonderwijs wordt gegeven vanuit een eigen methodiek. Hierbinnen richten wij ons sterk op het individuele kind, door niet alleen te kijken naar wat het kind kán, maar vooral naar wie hij ís. Door waar te nemen wat de leerling als individu of de klas als groep vraagt, kan de leerkracht tot de juiste aanpak komen. Het leerplan is daarbij de leidraad. Binnen het onderwijs schenken we aandacht aan hoofd, hart en handen. Zo bieden wij de kinderen de mogelijkheid te experimenteren met verschillende vormen van leren. Hierbij geeft het klassikale onderwijs ingang om ook de sociale ontwikkeling te voeden. Het leerplan is afgestemd op de ontwikkelingsfasen van het kind. Naar ontwikkelingspsychologische inzichten doorloopt een kind tot aan zijn volwassenheid drie fasen. De eerste zeven jaar staan voornamelijk in het teken van de opbouw van een gezond lichaam. Dit in samenhang met de ontwikkeling van het wilsleven van het kind. Het kind leert lopen, spreken, denken, zijn lichaam beheersen en oefent zijn grove en fijnere motoriek. Het spel, de fantasie, het ritme in de dag en de taal- en muziekspelen ondersteunen het kind bij deze ontwikkeling. In de tweede zeven jaar staat het verwerven van emotionele vaardigheden centraal. Van klas 1 t/m 6 wordt de wereld ontdekt vanuit het gevoelsleven. Naast het automatiseren van cognitieve vaardigheden wordt daarom veel aandacht besteed aan het creatief verwerken van de leerstof. Ook wordt een beroep gedaan op de eigen zelfstandigheid en het kunnen samenwerken met anderen. In de derde periode van zeven jaar (puberteit) komt geleidelijk de ontwikkeling van het analytische, abstracte denken tot stand. De jonge mens leert de wereld vanuit het denken te begrijpen. Hij is op zoek naar zijn eigen individuele weg en tracht zich een gezond eigen oordeelsvermogen te vormen.
3
Biografie van de Rudolf Steiner School Breda We schrijven Breda, 1974. Bij de natuurvoedingswinkel hangt een briefje op het prikbord. Een moeder zoekt een geschikte school voor haar dochtertje, ze heeft iets gelezen over vrijeschoolonderwijs. Haar oproep krijgt gehoor en al gauw is een initiatief om in Breda een vrijeschool op te richten geboren. In september 1975 werd na een intensieve voorbereiding de Rudolf Steiner School Breda geopend. De eerste kleuterklas start met 20 leerlingen! Gemeente en Provincie waren niet zo gecharmeerd van het vrijeschoolonderwijs, maar de onderwijsinspecteur zag er wel wat in. In de loop der jaren is de school gegroeid van kleuterschool naar volledig basis-en voortgezet onderwijs. De Rudolf Steiner School Breda is een basisschool en kent twee afdelingen: de kleuterschool voor kinderen van 4 tot en met 6 jaar en de onderbouw voor kinderen van 6 jaar en ouder (klas 1 t/m 6). De school heeft vier kleuterklassen en een poortklas. De klassen 1 t/m 6 zijn aan het groeien naar een dubbelstroom. In Breda bestaat ook de mogelijkheid gebruik te maken van een vrije peutergroep. Het vervolgonderwijs van de vrije school wordt bovenbouw genoemd, klas 7 t/m 12. Dit wordt verzorgd door het Michaël College – afdeling Rudolf Steiner pedagogiek- te Prinsenbeek.
4
Het onderwijs 4.1
Peutergroep ‘de Zonnestraal’ Jonge kinderen komen op de peutergroep vanaf 2 jaar en 9 maanden. Rond die leeftijd gaat het kind onderscheid maken tussen zichzelf en de rest van de wereld. Als uiting daarvan gaat het kind “ik” zeggen. Nu kan het de wereld gaan ontdekken. Dat gebeurt onder leiding van een peuterjuffie in een geborgen omgeving van maximaal tien kinderen. De kinderen bootsen in hun spel de wereld na. De peuterjuffies zorgen ervoor dat hun omgeving het nabootsen ook waard is. De zintuigen van uw peuter spelen een belangrijke rol bij het ontdekken van de wereld. Het speelgoed is van eenvoudig natuurlijk materiaal. De fantasie van de kinderen wordt aangesproken door de weinig vaste vormen. Denk aan houten blokken, schelpen en kastanjes, gekleurde lappen, poppen met niet uitgesproken gezichtjes die ruimte laten voor iedere emotie die het kind aan de pop wil geven.
4.2
De kleuterklassen De Rudolf Steinerschool Breda heeft 4 kleuterklassen en een poortklas. In de kleuterklassen zitten kinderen van vier t/m zes jaar. De klassen zijn ‘heterogeen’, dat wil zeggen dat er in een klas jongste, middelste en oudste kleuters bij elkaar zitten. Het samengaan van jongere en oudere kleuters biedt veel mogelijkheden voor de sociale ontwikkeling van de kinderen. De kleuters blijven gedurende hun kleutertijd bij dezelfde leerkracht. In de kleutertijd ontwikkelt de kleuter voorwaarden voor het leren. In het vrijeschoolonderwijs is het spel hierbij een belangrijk didactisch middel. Dat wat het kind waarneemt en ervaart in de
7
wereld om zich heen wordt verwerkt in het spel. Het jonge kind bootst na alvorens hij begrijpt, zo heeft het kind leren staan, lopen, spreken en denken. In de kleutergroepen krijgt het kind volop gelegenheid om in het spel de fantasie te ontwikkelen. Het spelen blijft van groot belang voor de taal en denkontwikkeling, de sociaalemotionele ontwikkeling en de motorische ontwikkeling. Tijdens het spel vindt er ontwikkeling plaats van innerlijke activiteit, beweeglijkheid en leert het kind voorstellingen en begrippen los van de zichtbare en tastbare werkelijkheid te hanteren. Hierdoor verwerft het kind zich vaardigheden waarmee het later leert rekenen en mathematiseren. Deze spelvormen worden op verschillende wijzen aangeboden, enerzijds is er het ‘’vrije spel’’, anderzijds zijn er de spelen die door de leerkracht worden aangeboden waarin de leerdoelen voor de kinderen verweven zijn. Zo zijn er bijvoorbeeld het vrije spel, het cultuurspel, de kringspelen, de vingerspelen die dagelijks terugkeren in het ritme van de dag. Het vrije spel en het cultuurspel bestrijken een langere tijd binnen de dag.
8
Het vrije spel Het vrije spel biedt de kinderen gelegenheid zelf invulling te geven aan het spel in de klas, dit ter ontplooiing van de fantasie. Al het aanwezige spelmateriaal staat tot hun beschikking. Denk hierbij aan houten blokken, planken, lappen, een poppenhoek etc. De banken worden bijvoorbeeld boten of treinen en een groepje ‘kabouters’ kookt in ‘het roze huis’ een soepje! Aan het eind van het vrije spel wordt gezamenlijk de hele klas weer netjes opgeruimd. Het vrije spel heeft zijn werking in verschillende ontwikkelingsgebieden, zoals de ontwikkeling van de taal, het rekenen, de motorische en sociaalemotionele ontwikkeling en de ontwikkeling van de zintuigen. De leerkracht heeft tot taak ervoor te zorgen dat ieder kind tot spelen en zo tot ontwikkeling kan komen. Tevens houdt de leerkracht zowel het geheel als de verschillende groepjes kinderen in het oog om te kunnen stimuleren of om eenzijdigheden op te heffen en nieuwe mogelijkheden te laten ontstaan, waarin ieder kind tot zijn recht komt. Het cultuurspel (ochtendspel) Het cultuurspel neemt een belangrijke positie in binnen de dag. Dit is het spel waarin de leerkracht verschillende ontwikkelingsdoelen aanspreekt op taal- en rekenontwikkeling, op motorische en sociaal-emotionele ontwikkeling. In het spel worden de kinderen meegenomen langs een seizoen, een jaarfeest of een ambacht, bv. de timmerman of de boer. Het spel is opgebouwd uit versjes en liedjes, ondersteund door gebaren. Het cultuurspel is een terugkerend spel dat dagelijks, gedurende drie à vier weken, wordt gespeeld. Deze langere termijn biedt de kinderen de mogelijkheid de aangeboden ontwikkelingsstof goed te oefenen en zich eigen te maken. Ritme en regelmaat Het jonge kind heeft een natuurlijke behoefte aan ritme. Niet alleen wat betreft slapen, waken, spelen en eten, maar ook in het herhalen van beweging, klank en ritme. Door veelvuldige ritmische herhalingen oefent het kind en ontwikkelt het vaardigheden en vermogens. In de kleuterklassen speelt daarom de indeling van de dag, de week, de maand en het jaar een grote rol. Alles herhaalt zich in een vast ritme. In de klassen wordt gebruik gemaakt van vaste liedjes, versjes en rituelen om van de ene activiteit over te gaan naar een volgende. Binnen alle activiteiten die plaats vinden, zijn er duidelijke afspraken over omgang met materialen, de ruimte en de omgang met elkaar. Door de gebruikmaking van vaste ritmes en regelmaat alsmede duidelijke regels en afspraken in de klas wordt de mogelijkheid gecreëerd voor de kinderen op te gaan in het spel dat ontstaat. Religieuze oriëntatie In alles wat er in de kleuterklas gebeurt, is iets te bemerken dat men religieus kan noemen. Een zorgzame omgang met de mensen, dieren, planten en materialen wordt door de leerkracht voorgeleefd aan de kinderen. Er is verwondering voor de seizoenen en de daarmee samenhangende verassingen die de natuur ons biedt. Daarnaast biedt de vertelstof in de kleuterklas een grote bron aan beelden voor de kinderen. Enerzijds beelden de verhalen de ontwikkeling van de mensen in vroeger tijden uit, anderzijds ondersteunen zij de vreugde en verwondering waarmee wij met de kinderen gedurende een schooljaar door de seizoenen en jaarfeesten gaan. Euritmie Binnen het vrijeschoolonderwijs is euritmie een wezenlijk vak. Het is een kunstvorm waarbij gesproken woord en muziek “zichtbaar” worden gemaakt door gebaren en bewegingen. Het menselijk lichaam is het instrument waardoor deze bewegingsvorm gestalte krijgt. Hoewel het in eerste instantie een kunst is, speelt in het onderwijs niet het esthetische aspect de belangrijkste rol,
maar het algemeen vormende. De euritmie sterkt de wilskracht van het kind, bevordert de emotionele ontwikkeling en het sociale gedrag. Het bewustzijn van de ledematen wordt versterkt, waardoor een basis gelegd wordt voor schoonheidsbeleving, innerlijke beweeglijkheid en concentratie. Euritmie laat (jonge) mensen op een levendige manier omgaan met woord en muziek en heeft een versterkende invloed op het zielenleven.
4.2.1
De poortklas De kleuterafdeling kent twee dagen van de week een poortklas. Aan de poortklas neemt een aantal oudste kleuters deel. De kleuterleerkracht stelt aan de hand van vastgestelde criteria, en in samenspraak met de leerkracht van de poortklas en de betreffende ouders, vast of een kind baat heeft bij deelname aan deze klas. Het betreft hier de kinderen die op grond van hun geboortedatum bijna 3 jaar kleuteren, kinderen met een verlengd kleuterjaar, kleuters waarvan verwacht wordt dat zij in augustus schoolrijp zijn en waarvan de leerkracht een duidelijke meerwaarde verwacht bij deelname aan de poortklas. Het dagprogramma van deze klas verloopt gelijk aan het dagprogramma van de overige kleuterklassen. Het verschil is dat de poortklas bestaat uit een homogene leeftijdsgroep en de lesinhouden van de spelen op dit ontwikkelingsniveau aansluit. Dit maakt het mogelijk dieper in te gaan en langer door te oefenen op de ontwikkeling van de basisvaardigheden. De leerkracht van de poortklas spreekt haar bevindingen rond de deelnemende kinderen met de klassenleerkrachten door. Het is de klassenleerkracht die verantwoordelijk blijft voor het vastleggen van de ontwikkeling en het voeren van oudergesprekken.
4.2.2
De overgang van kleuter naar schoolkind Het kind ontwikkelt zich van speelkind tot leerkind. Dit brengt een grote verandering met zich mee: de leerkracht ervaart dat de oudste kleuters veranderen in spel, interesse, beweging, fysieke gestalte, houding en spreken. Niet alleen de kalenderleeftijd van een kind bepaalt of een kind schoolrijp is, maar ook andere factoren. De gestalte, dat wil zeggen de verhouding tussen hoofd, romp en ledematen, het uitvallen van de melktanden, de motoriek zoals de links-rechts coördinatie en de evenwichtszin; het doelgericht spelen; het meer abstracte begripsvermogen en de sociaalemotionele ontwikkeling. Schoolrijpheid is een belangrijk begrip in de school omdat de pedagogische aanpak van kleuters en lagere schoolkinderen essentieel verschilt. Omschrijving schoolrijpheid: De eerste opbouw van het lichaam is voltooid. Het kind heeft de beschikking gekregen over alle vermogens (denken, voelen, willen) van het lichaam. Met dat wakker worden (ontwikkelen in de zin van vrijkomen van mogelijkheden) komen de denkkrachten vrij. Het kind is schoolrijp. Daarnaast moet het kind schoolvaardig zijn, dat wil zeggen dat het kind in staat moet zijn de leerstof op te nemen. De overgang van kleuter naar onderbouwleerling wordt zorgvuldig begeleid door de leerkracht. Ze observeert de kleuter heel nauwkeurig en de oudste kleuters nog eens specifiek op bovengenoemde ontwikkelingsfenomenen. Alvorens een kind naar de eerste klas gaat: - Worden alle oudste kleuters gezamenlijk door de kleuterleerkrachten besproken; - Spreekt de leerkracht met de ouders over haar bevindingen op school aan de hand van het leerlingvolgsysteem, waarna de ouders de mogelijkheid hebben om aanvullingen van thuis uit te wisselen; - Wordt er bij twijfel of bijzondere vragen, zowel van de ouders als de leerkracht, op school een schoolrijpheidsonderzoek gedaan door een andere leerkracht; - Wordt door de betreffende leerkracht de beslissing genomen, na consultatie van de ouders, de andere kleuterleerkrachten, de coördinator leerlingenzorg, de intern begeleider en de leerkracht van de toekomstige eerste klas; - Worden de toekomstige eerste klassen samengesteld door de kleuterleerkrachten; - Worden alle oudste kleuters besproken met de toekomstige leerkracht van de nieuwe eerste klas en het zorgteam.
9
4.2.3
De overgang naar de onderbouw De jaren in de kleuterklas worden op feestelijke wijze met de ouders en alle kinderen afgesloten. De kinderen ontvangen ieder een beeld dat zij mee kunnen nemen naar de eerste klas. Op de eerste dag van het schooljaar worden de eersteklassers door hun vertrouwde kleuterleerkracht meegenomen naar de zaal. Tijdens een feestelijke jaaropening worden zij welkom geheten door de leraren en kinderen van de hele onderbouw. De ouders van de nieuwe eerste klas zijn hierbij uitgenodigd. Ook ouders van nieuwe leerlingen mogen bij de jaaropening aanwezig zijn. De kleuterleerkracht draagt ieder kind persoonlijk over aan de nieuwe leerkracht. Dit vindt plaats middels een feestelijk ritueel. De eerste klassen gaan naar hun nieuwe lokaal. Hiermee is de kleutertijd definitief afgesloten.
10
4.3
4.3
De onderbouw
Het beleid is gericht op een groei van de school naar een dubbelstroom. Dit beleid houdt in dat we in principe elk schooljaar twee eerste klassen van ongeveer 24 kinderen van start willen laten gaan. Op dit moment zijn we bijna volledig dubbelstromig, op twee jaarklassen na. De kinderen blijven in principe van klas 1 t/m klas 6 bij één, in sommige gevallen twee, klassenleerkrachten (duobaan). Hierdoor is een continue begeleiding mogelijk. In de praktijk blijkt dit ideaal niet altijd bereikbaar. Daarom kijken we jaarlijks of het mogelijk is, of dat er andere oplossingen moeten worden gevonden. De leerlingen zitten in een homogene leeftijdsgroep. Slechts bij wijze van hoge uitzondering, als sociale of individuele omstandigheden daartoe aanleiding geven, wordt een leerling in een andere klas geplaatst. Vertelstof Het verhaal, dat dagelijks door de leerkracht aan de kinderen wordt verteld, biedt het kind de mogelijkheid zichzelf in zijn ontwikkeling te herkennen. Het houdt het kind als het ware een spiegel voor. Hierin kan het kind zich gesteund weten. Bovendien wordt door het rijke, gesproken woord de taalschat van de kinderen gevoed. Bekijken we het geheel van de vertelstof van klas 1 t/m 6 dan zouden we kunnen zeggen dat daarin, door beelden, een duidelijke ontwikkelingslijn wordt weergegeven. Vanuit de oerbeelden van sprookjes dalen we door de jaren langzaam af naar de concrete werkelijkheid van deze wereld. Daarmee zijn we ‘door de tijd’ ook verbonden met culturen die onze cultuur en tijd voor een belangrijk deel bepaald hebben. Door de verhalen krijgt het kind een levendige voorstelling, beelden die bij hem blijven, van de culturele bodem waarop wij met elkaar leven, wat later inspiratiebron kan zijn voor zijn eigen culturele (samen)leven.
Periode-onderwijs Op de vrijeschool wordt gewerkt met periode-onderwijs. Dat houdt in dat de hoofdvakken (taal, rekenen e.d.) worden gegeven in periodes van drie à vier weken, elke eerste twee uur van de ochtend. Zo wordt een echte binding met het vak tot stand gebracht. Na een periode mag de stof even ‘bezinken’ en wordt een andere periode aangeboden. De diverse domeinen van taal en rekenen worden wél verder geoefend in de oefenuren tijdens vaklestijd. De eigen klassenleerkracht verzorgt in principe het periode-onderwijs. De leerkracht brengt de stof van het leerplan mondeling over aan de kinderen en zorgt ervoor dat de aangeboden stof beleefbaar is. De leerkracht tracht aan te sluiten bij het gevoelsleven van het kind. Doordat de leerkracht zich van te voren intensief met de leerstof verbindt, kan zij met enthousiasme en overgave de leerstof overbrengen. Zo kan het kind voor iets warm lopen, er enthousiast door worden, waardoor het voorstellingsvermogen, de fantasie, de creativiteit en het doorzettingsvermogen worden aangesproken. Op de vrije school werken de kinderen doorgaans niet met methodes. De leerkrachten halen wel informatie en ideeën uit diverse methodes. Vaklessen Naast het periode-onderwijs volgen de kinderen ook vaklessen. De vaklessen bestaan uit; oefenuren taal en rekenen, vreemde talen en vakken van kunstzinnigpraktische aard. De lessen worden gegeven door de klassenleerkracht of vakleerkracht. De volgende vaklessen worden in onze school gegeven: • Duits • Gymnastiek • Engels • Handvaardigheid • Frans • Handwerken • Schilderen • Houtbewerking • Vormtekenen • Tuinbouw • Muziek • Euritmie • Koorzang • Religieuze oriëntatie Deze vakken worden zo binnen het rooster geplaatst, dat er voor het kind sprake is van een ‘in- en uitademing’ door de dag en door de week heen. Verwerking leerstof De klassikaal aangeboden leerstof wordt door de leerlingen veelal individueel en naar vermogen geoefend en verwerkt in periode-schriften en werkstukken. Opdrachten kunnen aan die verschillen tegemoet komen, soms worden er meerdere opdrachten gegeven met een verschillend niveau en/of interessegebied (bijvoorbeeld een verhaal schrijven, of een schildering maken). Men spreekt hier van het principe van differentiatie. De schriften en werkstukken die de kinderen maken in zowel periode-, als vaklessen, worden samen met en door de leerkracht besproken en beoordeeld. Bij het beoordelen wordt ook rekening gehouden met de individuele mogelijkheden en omstandigheden van de kinderen. Vervolgens worden er regelmatig werkstukken opgehangen in de klassen en op de gang, waardoor voor de hele schoolgemeenschap het werk zichtbaar wordt. Kerndoelen en ontwikkelingsstof De Vereniging van Vrijescholen heeft, namens de vrijescholen, met de landelijke onderwijsinspectie onderhandelingen gevoerd over de wijze waarop de vrijescholen de rijkskerndoelen in de praktijk brengen. De Rudolf Steiner School Breda werkt volgens de overeengekomen kerndoelen. Zoals eerder vermeld, kent ieder leerjaar zijn eigen ontwikkelingsstof die past bij de ontwikkelingsfase van het kind, de leerstof sluit aan op de kerndoelen.
11
4.3.1
Klas 1 Vertelstof In de eerste klas bestaat de vertelstof uit sprookjes. Veelal wordt door de leerkracht verteld of voorgelezen uit Grimm. Maar ook sprookjes uit andere landen kunnen aan bod komen. De vertelstof biedt mogelijkheden tot een toneelstukje, of wordt ook gebruikt om een taal- of rekenlesje uit te maken. Taal Het taalonderwijs bestaat uit het kennismaken met de letters en klanken van het alfabet. Het vormen van éénlettergrepige woordjes en het leren lezen hiervan. De kapitalen worden aangeboden vanuit sprookjesbeelden, zo kan de B de Berenletter zijn en de K de Kabouterletter. Vanuit het schrijven ontstaat het lezen. Er wordt geschreven met dikke potloden, staaf- en blokkrijtjes. De kinderen verwerken de lesstof in hun periodeschrift. Rekenen De kinderen oriënteren zich in de getallenwereld. Doelstelling van het rekenen in de eerste klas is het schrijven van de getallen tot en met 24. De kinderen beginnen met de Romeinse cijfers ( mestal tot en met de XII ) vanwege het beeldende aspect. Later gaan ze over tot het gebruik van de Arabische cijfers 1,2,3. De kinderen maken kennis met het optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen van hoeveelheden en leren de getallen hieraan te verbinden. De rekenlessen zijn praktijkgericht. Zo wordt er met diverse materialen gewerkt, zoals kastanjes, steentjes, rekenrekjes. De kinderen verwerken de lesstof in hun periodeschrift. Vreemde talen In de vaklestijd wordt er meestal één tot twee keer per week lesgegeven in een vreemde taal. Engels in elke klas en afhankelijk van de leerkracht kan er ook Duits of Frans worden onderwezen. Doel hiervan is om de kinderen ook klankkwaliteiten van andere talen te laten ervaren. In de eerste klas gaan de lesjes spelenderwijs middels liedjes, spelletjes of korte versjes. Heemkunde De kinderen leren de kenmerken van de seizoenen herkennen en in verbinding brengen met zaaien, groeien en oogsten. Door het jaar heen worden natuurlijk vele jaarfeesten gevierd, dit helpt de kinderen een goed besef van de tijd door het jaar heen te krijgen. De jaartafel kan worden gevuld met door de kinderen meegebrachte ‘schatten’ uit de natuur. Kunstzinnige vakken Onder de kunstzinnige vakken verstaan we tekenen en schilderen, vormtekenen, handenarbeid en muziek. De lessen worden gegeven in vaklestijd. Vanuit de rechte en de kromme lijnen komen de kinderen tot vormen. Ze oefenen hun wilskracht om de gevraagde vormen te tekenen en af te werken met mooi combinerende kleuren. De vormen worden in een ononderbroken beweging getekend. Handwerken De handwerkles wordt meestal door de vakleerkracht verzorgd. De kinderen maken het proces mee van zuivere scheerwol tot het breien van hun popjes, dassen, of tasjes.
4.3.2
Klas 2 Vertelstof Fabels en Heiligenlegenden worden in de tweede klas verteld. De kinderen herkennen in de dierenwereld de specifieke karakteristieken, zoals ‘sluwheid’, ‘hebzucht’ of ‘naïviteit’. De verhalen over heiligen brengen ‘onzelfzuchtigheid’ en liefde voor de mensen. Taal Taalonderwijs in de tweede klas is het logische vervolg van wat in de eerste klas is aangezet. Het schrijven van de Kapitalen wordt met behulp van vormtekenen omgevormd tot het lopend schrijfschrift. Door lezen en herkennen van zelfgeschreven teksten (verhaaltjes / gedichtjes) ontstaat het vermogen om zinnen te gaan lezen. Het niveau-lezen kan worden opgestart.
13
Rekenen De nadruk ligt in de tweede klas op het hoofdrekenen. Het hoofdrekenen gaat tot de 100, getallen boven de 100 worden tellend ontdekt. Tafels worden ritmisch geoefend. Door klap-, en stampoefeningen komen de tafels zowel heen als terug aan bod. Vreemde talen In de vaklestijd wordt er meestal één tot twee keer per week lesgegeven in een vreemde taal. Engels in elke klas en afhankelijk van de leerkracht kan er ook Duits of Frans worden onderwezen. Doel hiervan is om de kinderen ook klankkwaliteiten van andere talen te laten ervaren. In de tweede klas gaan de lesjes spelenderwijs middels liedjes, spelletjes of korte versjes. Heemkunde De kinderen leren de kenmerken van de seizoenen herkennen en in verbinding brengen met zaaien, groeien en oogsten. Door het jaar heen worden natuurlijk vele jaarfeesten gevierd, dit helpt de kinderen een goed besef van de tijd door het jaar heen te krijgen. De jaartafel kan worden gevuld met door de kinderen meegebrachte ‘schatten’ uit de natuur.
14
Kunstzinnige vakken Onder de kunstzinnige vakken verstaan we tekenen en schilderen, vormtekenen, handenarbeid en muziek. De lessen worden gegeven in vaklestijd. Al vanaf de eerste klas krijgen de kinderen fluitles. In de eerste en tweede klas op de pentatonische fluit. Doordat ze zo gemakkelijk aanspreken en zo’n mooie koorklank hebben is juist de pentatonische fluit ideaal om kennis te maken met het instrument. Al snel kan er met de hele klas gemusiceerd worden! Handwerken De handwerkles wordt meestal door de vakleerkracht verzorgd. In de tweede klas wordt vaak een wat groter ‘project’ gebreid, zoals een beer. Later in het jaar leren de kinderen haken.
4.3.3
Klas 3 Vertelstof In het 9e of 10e levensjaar ervaren veel kinderen de wereld ineens anders. Ze gaan zichzelf ook zien en vergelijken met anderen (ik-beleving). Dit brengt vaak een gevoel van angst en eenzaamheid mee. De kinderen voelen alsof ze op zichzelf worden teruggeworpen, ze moeten er alleen doorheen. Door de verhalen van het Oude Testament wordt getracht de kinderen ook te laten zien dat het weer goed komt. Het volk van vroegere tijden komt voor vele dilemma’s te staan en telkens is daar de redding van God. Het spiegelt de kinderen in hun ontwikkeling en straalt uit: heb vertrouwen! Taal Het spreken wordt geoefend aan de hand van recitaties en toneelspel. In de derde klas wordt veel aandacht besteed aan de oorsprong van het schrijven. Ook wordt aandacht gegeven aan de oorsprong van papier. Door de eeuwen heen gebruikte schrijfmaterialen komen in de klas, ganzenveer, kroontjespen. Er wordt vaak ook zelf papier geschept. Uiteindelijk leren de kinderen in deze periode met de vulpen schrijven. Rekenen Sommen boven de 1000 worden geoefend. Handig rekenen (splitsen, halveren, verdubbelen) moet worden toegepast. De kinderen leren cijferen. Een leuke periode is die van het leren rekenen met geld. Vaak komt er speelgoed mee de klas in of is er door de kinderen een ‘markt’ georganiseerd. Sommen worden zoveel mogelijk met de werkelijkheid verbonden. Vreemde talen In de vaklestijd wordt meestal één tot twee keer per week lesgegeven in een vreemde taal. Engels in elke klas en afhankelijk van de leerkracht kan ook Duits of Frans worden onderwezen. Doel hiervan is om de kinderen ook klankkwaliteiten van andere talen te laten ervaren. In de derde klas wordt de taalschat uitgebreid. Er kan bijvoorbeeld ook uit een Engels prentenboek of kinderboek worden voorgelezen.
Heemkunde In de derde klas worden vaak twee grote periodes gegeven: huizenbouw en oude ambachten. In hun 9e levensjaar ervaren de kinderen de ‘grote boze buitenwereld’. Door het bouwen van een huis, een basis met een veilige omhulling, worden de kinderen gesterkt in een gevoel van zelfvertrouwen en veiligheid. De oude ambachten laten vooral veel met de handen werken. Vaak gaan de klassen ook daadwerkelijk een kijkje nemen bij bijvoorbeeld een boerderij, de smid, de bakker of schoenmaker. Kunstzinnige vakken Onder de kunstzinnige vakken verstaan we tekenen en schilderen, vormtekenen, handenarbeid en muziek. De lessen worden gegeven in vaklestijd. Handwerken De handwerkles wordt meestal door de vakleerkracht verzorgd. In de derde klas wordt verder gegaan met haken en breien. De kinderen maken vaak een muts voor zichzelf. Er is gekozen voor een muts omdat dit ook weer de omhulling aanspreekt voor de kinderen bij wie, vaak in de vierde klas, de bovengenoemde ik-beleving gaat plaatsvinden.
4.3.4
Klas 4 Vertelstof De Noorse mythologieën worden in de vierde klas verteld. In ieder geval komt de Edda aan bod, hiernaast kan de leerkracht er ook voor kiezen om andere verhalen uit Scandinavië te vertellen. In de Edda voeren de goden een voortdurende rauwe strijd met reuzen, dwergen en andere natuurwezens. Taal In de vierde klas wordt het op taalgebied wat minder beeldend dan voorheen. De kinderen maken een begin met het herkennen van de woordsoorten (werkwoord, lidwoord, zelfstandig naamwoord e.d.) en leren deze correct gebruiken in een zin. De nadruk ligt in de vierde klas op het leren omgaan met het werkwoord in de verschillende tijden. De woordenschat en spellingsregels worden uitgebreid en door wekelijkse dictee geoefend. Het begrijpend lezen wordt geïntroduceerd. Vaak worden ‘uitstapjes’ gemaakt naar de beeldende taal die we tegenkomen in gedichten, sprekwoorden en gezegdes. Rekenen De kinderen leren rekenen met breuken. Vaak wordt dit leerproces ondersteund met beeldende en tastbare materialen: pannenkoeken delen, zelf ronde of vierkante of driehoekige vouwblaadjes knippen in diverse breuken. De vier hoofdbewerkingen kunnen nu ook tot 1.000.000 worden toegepast. Vreemde talen In de vaklestijd wordt meestal één tot twee keer per week lesgegeven in een vreemde taal. Engels in elke klas en afhankelijk van de leerkracht kan ook Duits of Frans worden onderwezen. Doel hiervan is om de kinderen ook klankkwaliteiten van andere talen te laten ervaren. In de vierde klas wordt een begin gemaakt met het schrijven in de vreemde taal. Dit gaat nog met beelden gepaard; een tekening met de bijbehorende woordjes geschreven in de vreemde taal. Verderop in het jaar kunnen ook kleine dictees worden afgenomen. Dierkunde Kinderen maken rond de vierde-klas-leeftijd de overgang van handelen uit instinct naar handelen vanuit oordeelsvermogen. De periode dierkunde is daar een ‘instrument’ voor. Vaak wordt de periode begonnen vanuit de mens. De kinderen krijgen gevoel voor de unieke plaats die mensen innemen binnen de ontwikkeling van de aarde. Enkele dieren worden met veel aandacht behandeld, bij voorkeur van verschillende soort, zoogdier, ongewerveld dier, vogel. Meestal wordt deze periode afgesloten met een groot werkstuk over een dier, naar eigen keuze van het kind. Aardrijkskunde De heemkunde heeft plaatsgemaakt voor aardrijkskunde. De kinderen leren zich tijdens deze periode oriënteren op hun stad en de omgeving vanuit perspectieven als landschap, wonen, werken
15
en verkeer. Ook het historische aspect speelt hierin een rol. Ook wordt geleerd hoe de topografische kaart wordt gelezen. De kinderen leren hoe ze zelf een kaart kunnen tekenen (beeldkaarten en plattegronden). Kunstzinnige vakken Onder de kunstzinnige vakken verstaan we tekenen en schilderen, vormtekenen, handenarbeid en muziek. De lessen worden gegeven in vaklestijd. Vanaf de 4e klas hebben de kinderen éénmaal per week koorzang met de vijfde- en zesdeklassers. Handwerken De handwerkles wordt meestal door de vakleerkracht verzorgd. In de vierde klas maken de kinderen één of meerdere werkstukken met kruissteekjes.
16
4.3.5
Klas 5 Vertelstof De vijfde klasser is bezig zijn plaats tussen ‘geesteswereld’ en aarde te zoeken. Na het vaak roerige jaar hiervoor, het doorkomen van een ‘ik’ - bewustzijn in de vierde klas, komt er nu ruimte om alles weer in goede harmonie te krijgen. De Griekse cultuurperiode geeft hiervoor een ingang. De godenwereld wordt langzaam maar zeker verlaten en de mensen gaan voor zichzelf beslissen. De verhalen van de Ilias ondersteunen de belevingswereld van de kinderen in de vijfde klas. Taal Woordsoorten worden gekend en toegepast in een zin. Kinderen gaan aan het werk met grammatica; de functie van persoonsvorm, gezegde en onderwerp. In de vijfde klas gaan de kinderen steeds vaker een periode afsluiten met een werkstuk of een spreekbeurt over een zelfgekozen passend onderwerp. Rekenen In de vijfde klas wordt de relatie gelegd tussen breuken en procenten. De kinderen leren optellen, aftrekken, delen en vermenigvuldigen met eenvoudige breuken. Negatieve getallen doen hun intrede. Vanaf de vijfde klas leren de kinderen rekenen met een rekenmachine. Vreemde talen In de vaklestijd wordt meestal één tot twee keer per week lesgegeven in een vreemde taal. Engels in elke klas en afhankelijk van de leerkracht kan er ook Duits of Frans worden onderwezen. Doel hiervan is om de kinderen ook klankkwaliteiten van andere talen te laten ervaren. De kinderen kunnen teksten van gedichten en liedjes correct spreken en de inhoud globaal verwoorden in het Nederlands. Kinderen kunnen een kort verhaaltje in de vreemde taal schrijven, lezen en vertalen. Aardrijkskunde De kinderen leren gebruik te maken van topografische en thematische kaarten bij de verschillende leerstofonderdelen van de aardrijkskunde. De vijfde klas behandelt met name de ontstaansgeschiedenis van Nederland: ijstijd -duinvorming door zon en wind, smelt- en regenwater in rivieren. Ook de ‘economische’ aardrijkskunde kan een plaats hebben in de vijfde klas, bijvoorbeeld van cacaoboon tot chocolademelk. Plantkunde In de plantkunde komt de samenhang van het plantenrijk naar voren: de planten in hun karakteristiek en met het milieu waarin ze leven. Centraal staat het begrip voor de plantenwereld, vooral de verbondenheid van planten met hun omgeving, plant tussen zon en aarde, licht en donker, warmte en koude, vocht en droogte. Geschiedenis In de vijfde klas komen verhalen en beschrijvingen van de voorchristelijke culturen van o.a. de Indiërs, Perzen, het Tweestromenland, de Egyptenaren en de Grieken aan bod, in samenhang met de vertelstof. De kinderen leren de grote historische lijn van de cultuurperioden afbeelden op een tijdbalk. Door de levendige verhalen beleven de kinderen de kenmerkende aspecten van de grote cultuurtijdperken.
Kunstzinnige vakken Onder de kunstzinnige vakken verstaan we tekenen en schilderen, vormtekenen, handenarbeid en muziek. De lessen worden gegeven in vaklestijd. Houtbewerking Vanaf de vijfde klas komt het vak houtbewerking er bij. Vanwege de grootte van de klassen wordt vaak gelijktijdig aan de helft van de klas ook handwerken gegeven. De kinderen beginnen vaak met een gemakkelijk bewerkbare houtsoort, bijvoorbeeld vurenhout. Ze maken kleine projecten onder begeleiding van een vakleerkracht. Ze leren technieken als zagen, schaven, vijlen en schuren. Daarnaast leren ze houtsnijden met zakmes of gutsen. Handwerken In de vijfde klas gaan de kinderen zelf een patroon ontwerpen en een lappendier maken
17 4.3.6
Klas 6 Vertelstof De zesdeklasser is klaar om de wereld te gaan veroveren. De vertelstof is die van de Romeinen. De mens is zelfstandig op aarde en neemt eigen beslissingen en draagt verantwoording voor eigen daden. Taal De woordenschat wordt nog steeds actief uitgebreid. Al het geleerde kan vrij worden toegepast in verschillende soorten zelfgeschreven teksten. In de zesde klas kan ook gevraagd worden om werkstukken op de computer te verzorgen, het zogenoemde gebruik van nieuwe media (computers). De kinderen worden voorbereid op het omgaan met computers. De lessen zijn vooral praktisch ingericht. In kleine groepjes leren de kinderen werken met het veelgebruikte programma ‘Microsoft Word’. Ook wordt geleerd hoe goed en veilig te werken met het internet. Diverse zoekmachines worden geraadpleegd met als doel informatie en afbeeldingen te vinden. De gevonden informatie en afbeeldingen worden dan in Word verwerkt. Rekenen In de zesde klas leren de kinderen rekenen met kommagetallen en procenten. Vanuit een praktische situatie leren ze ook omgaan met negatieve getallen (temperaturen onder de 0). Rekenproblemen die gesteld zijn in de vorm van een tabel of grafiek kunnen gelezen of opgelost worden. Een bijzondere periode, verwant aan de rekenperiode is de meetkunde. Hier leren de kinderen eigenschappen van enkele meetkundige figuren. Vreemde talen In de vaklestijd wordt meestal één tot twee keer per week lesgegeven in een vreemde taal. Engels in elke klas en afhankelijk van de leerkracht kan ook Duits of Frans worden onderwezen. Doel hiervan is om de kinderen ook klankkwaliteiten van andere talen te laten ervaren. De kinderen kunnen teksten van gedichten en liedjes correct spreken en de inhoud globaal verwoorden in het Nederlands. Kinderen kunnen een kort verhaaltje in de vreemde taal schrijven, lezen en vertalen. Aardrijkskunde In verschillende periodes komen diverse eigenschappen van onze aarde aan bod. Een verdeling vindt vaak plaats in een periode klimatologie en geologie. De topografie van Europa wordt geleerd. Natuurkunde In de zesde klas wordt een begin gemaakt met het vak natuurkunde. De natuurkunde begint bij dagelijks waarneembare verschijnselen. Belangrijk zijn het zelf waarnemen en beschrijven van proeven met geluid, licht, warmte, elektriciteit en magnetisme. Geschiedenis De vertelstof van de Romeinen staat centraal. De kinderen leren de in het oog springende kenmerken van deze cultuurperiode; rangen en standen in het volk; gewoontes, maar ook kan een blik geworpen worden op architectuur en Romeinse strategieën van oorlogsvoering.
Tuinbouw In de zesde klas gaan de leerlingen onder begeleiding van een tuinder aan het werk in de schooltuintjes. Hier leren zij hoe ze zelf groenten, fruit of andere planten kunnen kweken en verzorgen. Kunstzinnige vakken Onder de kunstzinnige vakken verstaan we tekenen en schilderen, vormtekenen, handenarbeid en muziek. De lessen worden gegeven in vaklestijd. Houtbewerking Vanaf de vijfde klas krijgen de kinderen houtbewerking. Vanwege de grootte van de klassen wordt vaak gelijktijdig aan de helft van de klas ook handwerken gegeven. De kinderen beginnen vaak met een gemakkelijk bewerkbare houtsoort, bijvoorbeeld vurenhout. Ze maken kleine projecten onder begeleiding van een vakleerkracht. Ze leren technieken als zagen, schaven, vijlen, schuren. Daarnaast leren zij houtsnijden met een zakmes of gutsen.
18
Handwerken De zesdeklasser maakt een zelf ontworpen speelpop. Vaak wordt gekozen voor een pop aan touwtjes. De kinderen voeren met hun poppen een zelfgekozen (of zelfgemaakt!) spel op voor de lagere klassen. Gymnastiek Vanaf de eerste klas krijgen de kinderen éénmaal per week gymles. In de lagere klassen is dat vaak nog meer in de vorm van kringspelen en tikspelen. Hoe ouder de kinderen worden hoe meer er ook gebruik gemaakt wordt van diverse gymtoestellen. De kinderen krijgen de gymles in een gymzaal vlak bij de school. De gymles voor hogere klassen moet worden verzorgd door een leerkracht die hiertoe gekwalificeerd is. Met regelmaat kan de school ook gebruik maken van eindejaarsstudenten van de Academie voor Lichamelijk Opvoeding. Zij zijn ook bevoegd om de kinderen van hogere klassen gymles te geven aan toestellen. Religieuze oriëntatie De vrijeschool is niet aan enige confessie gebonden, maar haar uitgangspunten zijn gebaseerd op een (algemeen) christelijke grondslag. Op onze school wordt eens per week in vaklestijd een soort religieus verteluur gegeven. Vaak door de eigen leerkracht, maar het kan ook in een uitwisseling door een andere leerkracht worden gegeven. Door middel van verhalen wordt het kind herinnerd aan de ‘geestelijke wereld’ om ons heen. Waarden en normen uit de cultuur waaruit de verhalen stammen komen naar voren. Naarmate de kinderen ouder worden komt de keuze van de mens meer centraal te staan. Dan worden biografieën van historische figuren en mensen uit onze tijd verteld. Euritmie Binnen het vrijeschoolonderwijs is euritmie een wezenlijk vak. Het is een kunstvorm waarbij gesproken woord en muziek “zichtbaar” worden gemaakt door gebaren en bewegingen. Het menselijk lichaam is het instrument waardoor deze bewegingsvorm gestalte krijgt. Hoewel het in eerste instantie een kunst is, speelt in het onderwijs niet het esthetische aspect de belangrijkste rol, maar het algemeen vormende. De euritmie sterkt de wilskracht van het kind, bevordert de emotionele ontwikkeling en het sociale gedrag. Het bewustzijn van de ledematen wordt versterkt, waardoor een basis gelegd wordt voor schoonheidsbeleving, innerlijke beweeglijkheid en concentratie. Euritmie laat (jonge) mensen op een levendige manier omgaan met woord en muziek en heeft een versterkende invloed op het zielenleven.
4.3.7
De overgang van basisschool naar middelbaar onderwijs De klassenleerkracht heeft in de loop der jaren in het leerlingvolgsysteem de ontwikkelingen van zijn leerlingen bijgehouden. Doorgaans is het de leerkracht en ouders hierdoor duidelijk naar wat voor vervolgonderwijs het kind zal kunnen gaan. Bij twijfel wordt in overleg een extra niveautoets afgenomen. Als het advies is gegeven, is het aan de ouders en kinderen om een geschikte school te kiezen. De leerkracht heeft daarna met alle vervolgscholen contact om gegevens over het kind uit te
wisselen. De leerkracht bespreekt al zijn leerlingen met het lerarencollege, zodat iedereen op de hoogte is naar welk vervolgonderwijs de leerlingen uitstromen. Het jaar wordt door de zesdeklassers altijd feestelijk afgesloten samen met de leerlingen en leraren van de hele school.
4.4
De bovenbouw In Breda is de mogelijkheid om de vrijeschool verder te doorlopen in de bovenbouw, het Michaël College. Het Michaël College is een vrijeschool voor vmbo, havo en vwo. Het onderwijs op het Michaël College is gebaseerd op de ideeën van de Oostenrijkse onderwijsvernieuwer en grondlegger van de antroposofie, Rudolf Steiner, en is de enige vrijeschool voor voortgezet onderwijs in WestBrabant. Binnen de school worden leerlingen voorbereid op een examen vmbo, havo of vwo. Het Michaël College is een kleine schoolgemeenschap. De kleinschaligheid van de school draagt bij aan een optimaal ontwikkelingsklimaat. Een leraar kent elke leerling; een goede voorwaarde om je geen ‘nummer’ te voelen. De school is ook een werkplaats voor cognitieve, sociale en maatschappelijke ontwikkeling; een oefenterrein voor het samenleven. De voorwaarden hiertoe worden onder andere gevormd door de intensieve begeleiding van elke klas door de mentor. Michaël College Vijverstraat 1 4841 AT Prinsenbeek tel: 076 5431888 email:
[email protected] www.michaelcollege.nl
19
5
Jaarfeesten “Wat een mooie kaneelstok, een ouderwetse!” Twee vrouwen liepen achter mijn (toen nog jonge) zoon en mij, en ik ving hun conversatie op. Ik hield mij terug om hen te zeggen: “ Het is geen kaneelstok, het is een bijenwaskaars! “ Het was de vertedering binnen de toon waarop ze hun waarnemingen deelden, die ik niet wilde verstoren. Ervaring van één van onze juffies.
20
Elk mens kan elk moment andere waarnemingen doen aan een zelfde gebeurtenis. Het voorbeeld van de kaneelstok, die in het geschetste geval een bijenwaskaars betrof, past daar ook binnen als we kijken naar de jaarfeesten die elk jaar gevierd worden op de vrijescholen. Mensen uit de buurt van een vrijeschool zullen wellicht iets kunnen noemen over de uitgeholde knollen met Sint Maarten. De sliert van kinderen die met hun lichtjes langs de deuren trekt en er liedjes komt brengen en wellicht een Sint Maartengave ontvangt. Voor de kinderen zelf is het soms die ene deur waar net niet open gedaan werd, die in de herinnering oplicht. Of juist de grote gaven die ze bij een andere deur ontvingen. Het snoer van feesten door het jaar heen: Michaël
29 september
Sint Maarten Sint Nicolaas
11 november 5 december
Advent Kerstmis
25 december
Driekoningen Maria Lichtmis
6 2
januari februari
Carnaval Palmpasen Pasen Pinksteren Sint Jan
24 juni
Het is zogezegd een bonte verzameling van verschillende waarnemingen die er mee gepaard gaat! In de periodeochtenden, in de vaklessen, in de weekopeningen worden de feesten door verhalen, liedjes en activiteiten voorbereid. De feesten zelf vinden per jaar hun vorm, afhankelijk van de nadruk die er door de leraren op gelegd wordt. Ouders en direct bij de school betrokkenen vieren verschillende feesten mee. Het bakken, de voorbereidingen, het samen klaar staan voor de kinderen; het zijn de hier opgedane waarnemingen die er toe doen. Er wordt samen gewerkt, samen gevierd/geleefd, er is in zoverre sprake van een daadwerkelijke gemeenschap! Wat wordt er nu feitelijk gevierd? In zekere zin kun je zeggen: ‘de verjaardagen’ van de aarde. De aarde als organisme gezien, die waakt (winter) en slaapt (zomer) en de kinderen die daarin meebewegen. Elk jaar een jaar ouder en daardoor elk jaar een andere verhouding er toe vindend. Het helpt de kinderen te ‘aarden’. De rol van de kerstspelen, van Kerstmis binnen dit geheel, is daarbij een bijzondere. Er bestaat een spreuk van Angelus Silesius: ‘Al wordt het kind in Bethlehem, Duizend maal geboren; Wordt het niet in ons zelf geboren, Het is al verloren.’ De wijsheid die er in besloten ligt, sluit aan bij de gedachte dat iedereen ruimte kan maken voor iets dat groter is dan hij zelf. Dat vooronderstelt een innerlijke beweeglijkheid, die door de jaarfeesten gevoed wordt.
6
Het leerlingvolgsysteem Het is een belangrijke taak van de leerkracht om zich gedurende het gehele schooljaar dagelijks een beeld te vormen van de ontwikkeling van de kinderen in de klas. Hiervoor is het nodig dat zij hen gedurende de dag goed waarneemt en dat zij zich na schooltijd een beeld van haar leerlingen voor ogen haalt. Dit innerlijk met de kinderen bezig zijn werkt door in de voorbereiding van de lessen en in de omgang met hen. Over een langere periode houdt de leerkracht voor elk kind bij hoe deze de aangeboden leerstof verwerkt. Zij beoordeelt niet alleen de houding in de klas, maar ook de uitwerking van eventuele opdrachten en registreert dat. Voor alle leerjaren geldt dus dat de ontwikkeling van ieder kind systematisch wordt gevolgd en vastgelegd in het leerlingvolgsysteem. Het leerlingvolgsysteem is in feite een dossier waar alle belangrijke documentatie omtrent de leerling wordt ondergebracht. In dit leerling-dossier worden de volgende documenten ondergebracht: algemene gegevens van de leerling, observaties van de leerkracht, toetsgegevens, verslaglegging van de oudergesprekken, getuigschriften en, indien van toepassing, handelingsplannen, verslaglegging kinderbespreking en onderzoeksgegevens.
22
6.1
Toetsen Naast de toetsen die de leerkracht zelf ontwikkelt rond de aangeboden leerstof, wordt gebruik gemaakt van landelijk genormeerde toetsen. Deze landelijk genormeerde toetsen worden gebruikt om aan de hand van vastgestelde normen de ontwikkeling te meten langs de meetlat van algemene landelijke normen. Het betreft hier toetsen op het gebied van taal en rekenen. Het geeft een momentopname van het ‘kunnen’ met betrekking tot de leerstof. Voor de leerkracht zijn toetsen een mogelijkheid om te signaleren, de toets is géén einddoel. Toetsresultaten zijn mede-uitgangspunt voor een analyse.
6.2
De kinderbespreking De bespreking van de ontwikkeling van de kinderen met collega’s is heel belangrijk voor de beeldvorming en latere oordeelsvorming van de leerkracht. Dit kan incidenteel gebeuren met één of enkele collega’s, maar gebeurt ook tijdens de kinderbespreking in de pedagogische vergadering. Zowel binnen de kleuterafdeling als in de onderbouw wordt gebruik gemaakt van de kinderbespreking. Binnen de kleuterafdeling neemt het kleuterteam hier aan deel. In de kinderbesprekingen binnen de onderbouw draagt het hele lerarencollege, ook de vakleerkrachten en de remedial teacher, bij aan de beeldvorming over het besproken kind of de betreffende klas. Ook de ouders wordt gevraagd om biografische gegevens die van belang zijn voor een beter begrip van het kind. Deze kinderbesprekingen zijn belangrijk om de ontwikkeling van de kinderen nauwkeurig te bestuderen en te bespreken. Op grond van deze beeldvormende gesprekken kunnen bepaalde pedagogische, didactische of andere gedragslijnen na bespreking met de ouders uitgevoerd worden.
6.3
Studie In de wekelijkse vergadering wisselen de kleuterleidsters enerzijds, en de onderbouwleerkrachten anderzijds ervaringen uit en bestuderen ze nieuwe ontwikkelingen op pedagogisch gebied. Veel nascholing is ook gericht op het leren signaleren en onderkennen van gedrags- en leerproblemen. Hierbij gaat het vooral om te onderscheiden of er sprake is van een achterstand of een ontbreken van een mogelijkheidsvoorwaarde voor een goede ontwikkeling. Het leerlingvolgsysteem is het instrument dat de leerkracht laat zien waar ieder individueel kind staat in zijn ontwikkeling. Indien een leerling extra zorg nodig heeft, wordt dit vastgelegd in het leerlingdossier. De ouders van deze kinderen worden meerdere malen per jaar in een gesprek op de hoogte gebracht van de uitwerking van deze specifieke zorg.
6.4
Signalering van hulp in de klas Aan de hand van alle gegevens en besprekingen rondom een leerling wordt het mogelijk om een op maat gemaakt handelingsplan op te stellen. In het handelingsplan wordt aangegeven welke stappen gezet zullen worden ter verbetering, of oplossing van het probleem. De betreffende ouders en het zorgteam worden op de hoogte gesteld van het handelingsplan. Na een afgesproken periode wordt de specifieke zorg geëvalueerd en indien nodig bijgesteld. Ook ouders kunnen spontaan signaleren (o.a. door gedrag thuis) en hun zorg bij de leerkracht tot uiting brengen. De leerkracht onderzoekt waardoor het kind problemen heeft, helpt het kind extra of geeft het extra aandacht als de problemen op gedragsgebied liggen.
6.5
Het oudergesprek Er vinden regelmatig oudergesprekken plaats in de school. In deze gesprekken wordt gedurende ongeveer een half uur over alle belangrijke aspecten van het kind gesproken. Algemeen beleid is dat er één keer per jaar met de ouders wordt gesproken, binnen de kleuterafdeling is dit twee maal. Binnen de onderbouw vindt vaak aan het begin van het schooljaar, naar aanleiding van het getuigschrift, een kort gesprek plaats. Ouder of leerkracht nemen beiden initiatief tot gesprek indien gewenst. Ouders van ‘zorgleerlingen’ hebben 3 à 4 gesprekken binnen een schooljaar. Deze worden tijdig vastgelegd.
6.6
Het getuigschrift Aan het einde van ieder schooljaar ontvangen de ouders van de kinderen van de onderbouw een getuigschrift. Deze rapportage bevat voor de kinderen, in de vorm van een spreuk en een kunstzinnige verwerking, een beeld van hun ontwikkeling en voor de ouders een uitvoerige beschrijving van de ontwikkelingen en vorderingen van hun kind in het afgelopen schooljaar. Bij verandering van school geeft de school het laatste getuigschrift mee en, als daar om wordt gevraagd, ook het onderwijskundig rapport.
23
7
Zorg voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften In de dagelijkse praktijk van het lesgeven krijgt iedere leerkracht te maken met kinderen die specifieke hulp behoeven. Dit noemen wij ‘zorgleerlingen’. Deze kinderen lukt het niet om zonder hulp de ontwikkelingsstof van het betreffende leerjaar eigen te maken. De extra zorg die ze nodig hebben kan de volgende gebieden bestrijken: • het cognitieve gebied: bijvoorbeeld leesproblemen; • het gevoelsmatige, ook sociaal-emotionele gebied: bijvoorbeeld agressiviteit of faalangst; • het motorische gebied: bijvoorbeeld kinderen met schrijfproblemen.
24
Hier vindt u beschreven op welke wijze wij de kwaliteitsontwikkeling van ons onderwijs vormgeven en de manier waarop wij de kinderen die extra zorg behoeven binnen onze school hulp bieden.
7.1
Het zorgteam Op onze school is voor de ondersteuning voor ‘zorgleerlingen’ een zorgteam werkzaam. Dit team bestaat uit: • twee remedial teachers • één leerkrachtondersteuner • intern begeleider kleuterafdeling • intern begeleider onderbouw • begeleider van kinderen met een ‘rugzakje’ • één trajectbegeleider aanvragen onderzoeken schoolbegeleidingsdienst. Naast ons eigen zorgteam bestaat er vanuit het Weer Samen Naar School project een ‘preventief ambulant begeleider’. Deze heeft tot taak verwijzing naar speciaal onderwijs te voorkomen. Daarnaast begeleidt hij leerkrachten bij de ondersteuning van kinderen die extra zorg nodig hebben.
7.2
Onderzoeken Als een leerkracht niet tot een grondig beeld kan komen van de problemen van haar leerling, volgt er vaak een kinderbespreking. Hier kan een advies voor verder onderzoek uitkomen. In veel gevallen betreft dit een intern onderzoek dat uitgevoerd wordt door het eigen zorgteam. Ook kan er een advies gegeven worden ter onderzoek door deskundigen (een orthopedagoog of een psycholoog) of wordt de begeleidingsdienst (van vrijescholen) ingeschakeld. De ouders van de leerling worden van het zorgproces op de hoogte gehouden en indien een onderzoek gaat plaatsvinden, wordt eerst om toestemming gevraagd. Ouders kunnen óók het initiatief nemen tot het aanvragen van een onderzoek door de begeleidingsdienst. Het is alleen zinvol als bovengenoemde stappen en mogelijkheden helemaal benut zijn.
7.3
Leerlingadministratie zorgkinderen: het leerling-dossier De leerkracht houdt bij welke zorg het kind gehad heeft in het leerling-dossier: mappen die op school aanwezig zijn. Dit leerling-dossier is ter inzage voor de betreffende ouders, de vakleerkrachten en de intern begeleider. Bij langdurige afwezigheid van een leerkracht, bijvoorbeeld door
ziekte, kan de vervanger zich goed op de hoogte stellen van de situatie van de kinderen. De intern begeleider coördineert de zorg en is in dit geval aanspreekpunt voor zowel ouders als vervanger.
7.4
Het Weer Samen Naar School project Weer Samen Naar School (WSNS) bouwt voort op eerder geïnitieerde zorgverbreding en heeft tot doel meer leerlingen in het reguliere onderwijs te behouden en deze verantwoord te begeleiden. Leerlingen kunnen zo in hun eigen leefomgeving onderwijs blijven volgen met minder gevaar voor stigmatisering. Om een dergelijke zorg te realiseren zijn sinds 1992 bovenschoolse samenwerkingsverbanden gerealiseerd, waarin verschillende basisscholen en scholen voor speciaal onderwijs participeren. Binnen deze samenwerkingsverbanden wordt gepoogd te komen tot een gezamenlijke zorg voor risico- of zorgleerlingen. Dit wordt ook wel integrale leerlingenzorg genoemd. Sinds 1991/1992 nemen wij deel aan een samenwerkingsverband (SV) rond de Tobiasschool in Eindhoven en na opheffing van deze school is het SV opgegaan in het “grote” vrijeschool samenwerkingsverband rond de Tobiasschool in Zeist. Indien ouders en/of leerkracht tot de conclusie zijn gekomen dat een kind beter naar een school voor speciaal basisonderwijs kan gaan, dient daartoe een verzoek gedaan te worden aan de Permanente Commissie Leerlingenzorg. Alleen op grond van een beschikking van deze commissie kan een leerling de stap maken. De uitvoerige beschrijving van de te volgen procedure is bij de leerkracht aanwezig en bij de administratie van de school.
7.5
Leerling Gebonden Financiering (het rugzakje) Met ingang van 1 augustus 2003 is het mogelijk dat ouders die voor hun kind met een handicap een indicatiestelling hebben gekregen voor één van de vier clusters van een Regionaal Expertise Centrum (REC) toch ervoor kunnen kiezen hun kind te plaatsen binnen het basisonderwijs met een zogenaamd rugzakje. Dat wil zeggen dat de school een budget (Leerling Gebonden Financiering) aan kan vragen om extra hulp te realiseren. In principe staat onze basisschool open voor het toelaten van deze kinderen, maar binnen de zorgmogelijkheden die onze school te bieden heeft. Dit moet per aanmelding grondig bekeken worden. Wij zullen ons in voorkomende gevallen dan ook laten adviseren door het REC waarvoor de indicatie is verleend om de mogelijkheden en onmogelijkheden van onze school in kaart te brengen. Zonder een dergelijk adviseringstraject zullen wij dus niet tot plaatsing kunnen overgaan. Elke plaatsing wordt uiteindelijk vastgesteld door de schoolleiding na overleg met de betreffende intern begeleider en het college van leerkrachten. Grenzen die onze school stelt aan integratie van kinderen met een rugzakje zijn: • Weigering van de ouders om de grondslag van de school te erkennen. • De toelating mag de veiligheid en rust niet verstoren. • Er mag geen verstoring optreden voor het leerproces van de andere kinderen, waarbij veiligheid en rust een belangrijke rol spelen. • Er mag geen interferentie optreden tussen de verzorging/behandeling enerzijds en onderwijs anderzijds. • De school hanteert een ondergrens voor wat betreft intelligentie, gerelateerd aan de ondergrens tussen SBO en ZMLK (Speciaal Basis Onderwijs en Zeer Moeilijk Lerende Kinderen). • De school ziet geen mogelijkheden voor het opvangen van kinderen met een zeer ernstige gedragsstoornis
25
8
Kwaliteitszorg Met kwaliteitszorg bedoelen we een systematische aanpak om de kwaliteit van het onderwijs te waarborgen. Doel: 1. Eigen schoolontwikkeling gestructureerd aanpakken. 2. Primair gericht op vruchtbare samenwerking binnen de school. 3. Gekoppeld aan een schoolplancyclus van vier jaar. 4. Gebaseerd op de uitgangspunten van de vrijescholen. De opzet van het traject is als volgt: 1. Algemene zelfevaluatie van de school. 2. Specifieke zelfevaluatie met verbeterfasen. 3. Vaststellen van de verbeterplannen in een jaarplan 4. Uitvoering van de verbeterplannen 5. Evaluatie van de verbeterplannen en opstellen van een nieuw jaarplan Afgelopen schooljaar is er een enquête gehouden onder ouders, zijn er analyses gedaan door interim manager en inspectie. Deze zelfevaluatie zal uitgangspunt zijn voor de school die “we willen worden” en in het nieuwe schoolplan 2007-2011 worden opgenomen.
9
Schoolorganisatie De organisatiestructuur van de Vrije School Breda ziet er als volgt uit:
Het is de schoolleiding die toe ziet op en structuur geeft aan alle processen. Het toezichthoudend bestuur mandateert de integraal verantwoordelijke schoolleider middels het managementstatuut. In het aansturen van de organisatie zijn 5 domeinen te onderscheiden: algemene zaken, onderwijs, personeel, financiën en huisvesting. De schoolleider is coördinator van alle domeinen.
27
Op bepaalde vlakken kan hij de verantwoordelijkheid delegeren aan taakfunctionarissen. Zij hebben tot taak de schoolleiding te ondersteunen. Uitgedrukt in een organogram ziet dit er als volgt uit:
28
De schoolleider is eindverantwoordelijke. Op de tweede laag staan de domeinen. In de laag daaronder staan de verantwoordelijkheden die zijn gedelegeerd: onderwijs. De laag daaronder beschrijft de uitvoerende taken die met deze domeinen te maken hebben. De administratie is ondersteunend op het gebied van personeel en financiën, net als de gebouwbeheerder en facilitair medewerker assisterend zijn op het domein huisvesting. Alle coördinerende taken zijn taken bij het leraarschap. En worden dus opgenomen in het taakbeleid. Er is sprake van een managementteam dat bestaat uit de schoolleider, de twee coördinatoren en de intern begeleider.
9.1
Bestuur Het bestuur draagt in juridische zin de eindverantwoordelijkheid over het onderwijs en de organisatie van de school. Het ontwikkelt, in gezamenlijkheid met de schoolleiding, op eigen initiatief of op initiatief van de geledingen, beleidskaders en neemt hierover invoeringsbesluiten. Het bestuur bestaat uit voorzitter, penningmeester en een drietal gewone leden. Het bestuur mandateert via het directiestatuut de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden op een groot aantal gebieden aan de schoolleider om namens het bestuur te handelen. De schoolleiding en het bestuur verhouden zich ten opzichte van elkaars initiatiefnemende rol toetsend, bevragend en adviserend. Zij stellen zich op als bruggenbouwers tussen: • De eisen die van buitenaf op de school afkomen en de schooleigen visie en missie. • Opvattingen / gezichtspunten van college, medezeggenschapsraad en onderwijsondersteuners over beleidsvoorstellen.
9.2
Medezeggenschapsraad De medezeggenschapsraad is een gekozen vertegenwoordiging bestaande uit en gekozen door medewerkers en ouders van de Rudolf Steiner School. De raad wordt op dit moment vertegenwoordigd door een zestal personen, een drietal werknemers en een drietal ouders. De medezeggenschapsraad ontleent haar rechten jegens de schoolleider/bestuur aan de wet medezeggenschap onderwijs en is vanuit die hoedanigheid bevoegd tot bespreking van alle aangelegenheden, de school betreffende. De raad communiceert met haar achterban op basis van een door de medezeggenschapsraad opgesteld communicatieplan. Volgens het vastgestelde reglement, waarin taken en bevoegdheden vastgelegd zijn, is het de medezeggenschapsraad die haar advies, dan wel instemming geeft aan beleidsvoorstellen en ontwikkelingsplannen.
9.3
College van leerkrachten De schoolleiding ontwikkelt het pedagogisch en onderwijsinhoudelijk beleid in samenspraak met het lerarencollege tijdens de pedagogische vergadering. Om de dynamiek en ontwikkeling van het team te waarborgen is gekozen voor een systeem van taakverdeling. Dit houdt in dat aan bepaalde leerkrachten bepaalde regeltaken worden toegewezen. De schoolleiding en/of taakfunctionarissen ondersteunen de leerkrachten bij de uitoefening van hun taak. De betreffende leerkrachten leggen aan de schoolleider verantwoording af over de door hen uitgeoefende taak en de door hen gerealiseerde resultaten. Om een beeld te geven leest u hier enkele taken die zijn ondergebracht: • Plannen van lesrooster - vakantieplanning • Klassenpresentaties • Organisatie open dag • Organisatie jaarfeesten • Verwerken aanmeldingen nieuwe leerlingen • PR - groep Het lerarencollege wordt bij organisatorische beleidsbeslissingen betrokken via de organisatorische vergadering. Zij kunnen daarin hun advies geven aan de schoolleider die uiteindelijk een besluit neemt.
9.4
Onderwijsondersteunend personeel (oop) De schoolleiding wordt in zijn taak ondersteund door: • twee administratief medewerksters • twee conciërges • medewerkster facilitair beheer • twee interieurverzorgsters Het onderwijsondersteunend personeel voert regelmatig werkoverleg met de schoolleiding. Tijdens dit overleg kunnen zij ook hun gezichtspunten verwoorden over beleidsvoornemens.
10
Dagelijkse onderwijspraktijk 10.1
Ouders binnen de school Zonder de betrokkenheid van de ouders zou het vrijeschoolonderwijs niet de kwaliteit hebben waarnaar we streven. Het uitgangspunt van onze organisatievorm is dat ouders en leerkrachten gezamenlijk en in het belang van de kinderen de school dragen. In het algemeen wordt er dan ook gestreefd de contacten tussen ouders en leraren zo direct mogelijk te laten zijn. • Bij vragen over lessen kunnen ouders zich wenden tot de betreffende leerkracht. • Bij vragen over ontwikkelingen in en van de klas richt men zich tot de klassenleerkracht. • Bij overige vragen kan men zich ook wenden tot de schoolleiding.
10.2
Ouderavonden Gedurende het schooljaar worden er vier ouderavonden per klas gehouden. Tijdens die avonden wordt over de leerstof en de ontwikkeling van de kinderen in klassenverband verteld. Hoewel de klassenleraar de thema’s inleid, is er ook gelegenheid voor vragen en gesprek.
29
Naast de pedagogische onderwerpen wordt er ook gekeken welke praktische zaken besproken dienen te worden: organisatie rond jaarfeesten, excursies, schoolreisjes en zo meer. Ouderavonden gaan over de klas en over de kinderen in het algemeen. De ouders wordt gelegenheid geboden het werk van de kinderen te bekijken. Binnen de ouderavonden worden de achtergronden van het vrijeschoolonderwijs geactualiseerd naar de klassensituatie.
10.3
Algemene ouderavonden Als het gewenst is de aanpak van bepaalde beleidszaken te bespreken, kunnen alle ouders worden uitgenodigd een algemene ouderavond bij te wonen. Dit kunnen zowel organisatorische als inhoudelijke beleidszaken zijn. Het bestuur en de schoolleiding zijn verantwoordelijk voor het houden van deze avonden. In de regel zijn dat niet meer dan twee avonden in een jaar.
30 10.4
De klassenouder Iedere klas heeft één of meerdere klassenouders. Zij worden door de klassenleerkrachten gevraagd en staan de leerkracht terzijde. Ze organiseren de betrokkenheid bij en bijdrage van de andere ouders bij de klassen. Taken zijn: het voorbereiden van klassenavonden, het organiseren van het poetsen van de lokalen, zoeken van ouders voor het uitvoeren van praktische klussen (klussenlijst) en de begeleiding van jaarfeesten en andere bijzondere evenementen. De bezetting van dit klassenouderschap kan, indien gewenst, elk jaar wisselen.
10.5
De ouders Iedere klas kent een klussenlijst. Aan het begin van het schooljaar worden de taken evenredig onder de ouders verdeeld. De taken dienen ter ondersteuning van de klassenorganisatie en de feesten binnen de school. Daarnaast wordt op onze school de schoonmaak van de klaslokalen door de betreffende ouders georganiseerd en uitgevoerd. In principe komt het er op neer dat ieder gezin, in een van de klassen van hun kinderen, een aantal keer per jaar poetst. Het poetsen gebeurt op donderdagavond of vrijdagmiddag volgens een poetsschema. Dat schema hangt in iedere klas bij het keukentje. In het begin van het jaar krijgen alle ouders een overzicht met de dagen waarop zij moeten poetsen. Onderling ruilen is natuurlijk altijd mogelijk. Voorts staat iedere week in de Nieuwsbrief, ter herinnering, nogmaals het overzicht van de klassen en welke ouders (kindernaam) er moeten poetsen. Tevens is het de gewoonte om de leerkracht in de kleuter- en lagere klassen te helpen met het aanvegen van de klas na 13.00 uur. Hiervoor hangt een intekenlijst op het prikbord bij de klas zelf. De algemene ruimten worden dagelijks onderhouden door een vast schoonmaakteam.
11
Praktische zaken en schoolregels 11.1
Aanmelden nieuwe leerlingen Ouders/verzorgers kunnen hun kind, nadat zij zich voldoende over de school hebben geïnformeerd, aanmelden door middel van een aanmeldingsformulier. Voor de aangemelde leerlingen geldt een aannameprocedure aan de hand waarvan wordt bekeken of het kind kan worden toegelaten. De aanmeldingen worden tot 4 weken voor de zomervakantie behandeld. Wilt u een kind aanmelden in die laatste 4 weken, dan zal in de eerste schoolweek van het nieuwe jaar de procedure worden afgerond. In de procedure onderscheiden we een procedure voor nieuwe leerlingen (4-jarigen) en een procedure voor leerlingen afkomstig van een andere school. 1. nieuwe leerlingen a. Informatie De ouders ontvangen informatie schriftelijk dan wel mondeling. Bij voldoende interesse vullen de ouders/verzorgers een aannameformulier in en sturen die naar school. b. Oriëntatiegesprek Is er interesse dan volgt er een gesprek met een leerkracht. In dat gesprek komt de biografie van het kind ter sprake. Afhankelijk van de individuele situatie wordt het kind geobserveerd in de klas en/of door de intern begeleider. c. Aanname De informatie vanuit het oriëntatiegesprek wordt afgewogen. Eventueel wordt een aanmelding besproken in de pedagogische vergadering. De mogelijke plaatsing wordt onderzocht. De school bepaalt in welke klas het kind wordt geplaatst. d. Besluit Het besluit tot plaatsing wordt mondeling dan wel schriftelijk medegedeeld. Er wordt afgesproken wat de eerste schooldag zal zijn. 2. leerlingen afkomstig van een andere school De procedure voor deze leerlingen is afwijkend in die zin dat a. het oriëntatiegesprek plaats vindt met twee leerkrachten. b. het onderwijskundig rapport van de andere school wordt opgevraagd en meedoet in de afweging voor plaatsing. c. er contact gezocht wordt met de andere school.
11.2
Jaarkalender De jaarkalender wordt aan het eind, dan wel het begin, van elk schooljaar voor het komende schooljaar uitgegeven. Hierin vindt u zaken die van jaar tot jaar aan verandering onderhevig zijn, zoals: • Namen en functies van medewerkers; • Jaarrooster: opgaven van ouderavonden, roostervrije dagen, handelingen, festiviteiten; • Actuele wegwijzer in de school: groepen/activiteiten met contactpersonen en telefoonnummers.
11.3
Leerlingenlijsten Aan het begin van het schooljaar worden leerlingenlijsten uitgereikt. Tegen een geringe vergoeding is een complete schoollijst bij de administratie verkrijgbaar.
31
11.4
Nieuwsbrief Wekelijks krijgen de leerlingen, op dinsdag, een Nieuwsbrief mee. Het doel van deze brief is ouders informatie te verstrekken over schoolzaken. Het ondersteunt de organisatie en heeft het karakter van een mededeling. Het is ook mogelijk om de Nieuwsbrief via e-mail te ontvangen. Daarvoor is nodig dat het e-mail adres aan de administratie wordt doorgegeven
11.5
Benodigdheden per klas De leermiddelen worden hoofdzakelijk door de school verstrekt. In overleg met de leerkracht worden sowieso de volgende leermiddelen door de ouders aangeschaft: kleuters en klas 1 t/m 6: euritmieschoenen (ritmiekschoenen); klas 1 t/m 6: gymschoenen, katoenen t-shirt, sportbroekje (katoenen turnpakje is ook goed) en handdoek; klas 1 t/m 6: goede schooltas Naast deze benodigdheden kan de klassenleerkracht de ouders vragen andere schoolartikelen te bekostigen, denk aan bijvoorbeeld: etui, passer, rekenmachine, woordenboek etc.
32
11.6
Bij ziekte of verzuim Ouders/verzorgers zijn wettelijk verplicht op de eerste dag van absentie dit te melden en wel ‘s morgens tussen 8.30 en 9.00 uur, telefoon: 076 - 5 71 36 46. U kunt de melding inspreken op de voicemail. U wordt verzocht lesverzuim en -onderbreking (b.v. voor doktersbezoek en dergelijke) zo veel mogelijk te beperken. Wanneer dit niet mogelijk is, verzoeken wij u dit geruime tijd van tevoren aan de klassenleerkracht te melden. Maatregelen ter voorkoming en bestrijding van schoolverzuim Kinderen vanaf 5 jaar zijn leerplichtig volgens de wet op de leerplicht. Ze worden geacht resp. 880u. tot/met groep 4 en 1000u. tot/met groep 8 les te ontvangen. Wij houden het schoolverzuim bij door dagelijks schriftelijk te registreren welke kinderen afwezig zijn. Wanneer een te groot afwezigheidpercentage wordt geconstateerd, zullen de betreffende ouders op school uitgenodigd worden voor een gesprek, waarin toelichting wordt gevraagd omtrent de waargenomen afwezigheid. De schoolleider van de school is wettelijk verplicht de leerplichtconsulent vermoedelijk ongeoorloofd schoolverzuim mede te delen. De schoolleider kan eveneens het herhaaldelijk te laat komen of afwezig zijn van leerlingen melden bij de leerplichtambtenaar van de gemeente. De leerplichtconsulent zal altijd proces-verbaal inzake overtreding van de Leerplichtwet opmaken tegen de ouder die het kind toch ongeoorloofd van school houdt. Tot 12 jaar is de ouder/verzorger volledig verantwoordelijk voor het schoolbezoek van het kind. Vanaf 12 jaar is het kind mede verantwoordelijk. Maatregelen ter voorkoming en bestrijding van lesuitval Regels voor schorsing en verwijdering Indien zich een situatie voordoet waarbij schorsing of verwijdering van een leerling aan de orde kan komen, geeft de pedagogische vergadering hierover een advies aan het bevoegd gezag van de school (bestuur). De beslissing over het schorsen en verwijderen van een leerling van de school ligt bij het bevoegd gezag. Hiervoor is de wettelijk regelgeving van kracht zoals deze vastligt in de WPO art 26. Definitieve verwijdering van een leerling vindt niet plaats nadat het bevoegd gezag ervoor heeft zorggedragen dat een andere school, een school voor speciaal onderwijs, een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs of een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs bereid is de leerling toe te laten. Indien aantoonbaar gedurende 8 weken zonder succes is gezocht naar een zodanige school of instelling waarnaar kan worden verwezen, kan in afwijking van de vorige volzin tot definitieve verwijdering worden overgegaan. Hierbij gelden de volgende regels: • De ouders worden schriftelijk op de hoogte gesteld van het voornemen tot schorsing. • De ouders worden gehoord omtrent het voornemen. • Het bevoegd gezag besluit definitief tot verwijdering.
• De ouders kunnen binnen zes weken een bezwaarschrift indienen. • De school zoekt een andere school. • De leerling wordt verwijderd. Verstrekken van onderwijskundige rapporten (PCL, (S)Bao, vo) Over iedere leerling die de school verlaat, stelt de schoolleider, na overleg met het onderwijzend personeel, ten behoeve van de ontvangende school een onderwijskundig rapport op. Afschrift van dit rapport wordt aan de ouders van de leerling verstrekt. Bij Algemene Maatregel van Bestuur kunnen nadere voorschriften omtrent dit rapport worden gegeven. Onderwijskundig rapport ten behoeve van een PCL Binnen 1 maand na een daartoe strekkend verzoek van een P.C.L. als bedoeld in artikel 32a van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, zendt de school een onderwijskundig rapport aan de commissie waaruit blijkt om welke reden naar het oordeel van de directeur van de school, mede op advies van het onderwijzend personeel van de school, de leerling niet op de school kan worden gehandhaafd en een beschrijving van de maatregelen die tijdens het verblijf van de leerling op de school zijn getroffen om te bewerkstelligen dat de leerling wel op de school zou kunnen worden gehandhaafd. De school verstrekt de commissie desgevraagd tevens binnen 1 maand alle nadere gegevens die de commissie verlangt en die redelijkerwijs door de school kunnen worden verstrekt.
11.7
Vakantieverzuim Alleen in bijzondere gevallen wordt extra verlof buiten de schoolvakanties toegestaan, bijvoorbeeld bij huwelijk of overlijden van naaste familie. Toestemming voor extra verlof moet, ongeacht de duur, altijd bij de schoolleiding worden aangevraagd. Voor verlofperiodes langer dan 10 dagen per schooljaar is, naast toestemming van de schoolleiding, ook goedkeuring vereist van de leerplichtambtenaar. Deze 10 dagen zijn in geen geval bedoeld om de vakantie te vervroegen dan wel te verlengen (art.11 van de leerplichtwet 1969). Verzoeken daartoe dienen - verplicht schriftelijk tenminste twee weken van tevoren te zijn ingediend bij de schoolleiding. Formulieren (van de gemeente Breda) voor het aanvragen van vakantie en ander verlof zijn verkrijgbaar bij de administratie.
11.8
Jeugdgezondheidszorg G.G.D. Stadsgewest Breda Wanneer uw kind vier jaar is, neemt de afdeling jeugdgezondheidszorg (JGZ) van de GGD Stadsgewest Breda het begeleiden van de gezondheid van uw kind over van de kruisvereniging. Het JGZ-team van een school bestaat uit een jeugdarts, jeugdverpleegkundige, assistente en een logopedist. Onderzoek vindt plaats bij oudste kleuters en leerlingen van klas 5. Een brochure met informatie over het werk van de JGZ-medewerkers is verkrijgbaar bij de administratie van de school.
11.9
Verzekering Voor de kinderen die onze school bezoeken is een collectieve ongevallenverzekering afgesloten. De verzekering dekt alle ongevallen die plaatsvinden tijdens de gebruikelijke schooltijden en op weg - via de gebruikelijke route - van huis naar school en terug. U kunt dit eventueel zelf tot een 24-uurs verzekering uitbereiden. Deze verzekeringen geven alleen dekking voor lichamelijk letsel en niet voor materiële schade.
11.10
Verantwoordelijkheid / Aansprakelijkheid Wij zijn een actieve school als u denkt aan vieringen van jaarfeesten op andere locaties, bijzondere periodes met diverse uitstapjes of activiteiten zoals huizenbouw, bijzondere vaklessen zoals houtbewerken en natuurkunde, schoolkamp, schoolreisjes etc. Dit betekent dat er veel momenten zijn waarop wij ons bewust moeten zijn van de manier en de mogelijkheid waarop de dingen geregeld worden. Wij kunnen dit als school niet zonder uw medewerking. De klassenleerkrachten zullen
33
aan de ouders bekend maken welke specifieke activiteiten er in het jaar zullen plaatsvinden. Daar waar nodig, zullen leerkrachten uw toestemming vragen voor deelname van de leerlingen aan deze activiteiten zodat de verantwoordelijkheid voor die activiteit en uw deelname daarin ook duidelijk is.
11.11
Vervoer en verkeer Voor het parkeren van uw auto hebben wij in samenspraak met de buurt een aantal gedragsregels opgesteld. Dit om bij het halen en brengen een overzichtelijke (verkeers)situatie te houden voor de kinderen. Tevens zijn deze bedoeld om tijdens spitsuren en bijzondere activiteiten de overlast voor de buurt te beperken. Deze regels zijn: • Parkeer uw auto niet op de stoep! • Let op uw snelheid, op de fietsers en op overstekende kinderen. • Parkeer uw auto aan de kant van de school of aan de kant van het park en niet aan de kant van de huizen/flats. Dit betekent vaak wat verder lopen, maar wij verzoeken u vriendelijk, doch met klem deze moeite te nemen. • Beperk bij avondactiviteiten geluidsoverlast in de straat, door deze niet vóór de school te laten plaatsvinden en rustig weg te rijden als u met de auto bent.
34
Verder: • Het vervoer van en naar school regelen de ouders zelf en maken daarover eventueel onderling afspraken. • Het is wellicht raadzaam uw verzekering te raadplegen aangaande het aantal kinderen dat in uw personenauto vervoerd mag worden. • Het is niemand toegestaan op het schoolplein te fietsen. • De leerlingen dienen hun fietsen ordelijk in de fietsenstalling te zetten; een en ander op aanwijzing van de desbetreffende toezichthouder. • Bent u ook ‘s avonds met de fiets, dan kunt u gebruik maken van de fietsenstalling. U kunt met de klassenleerkracht / sleutelhouder daarover afspraken maken, in verband met het openen en sluiten van de poorten. • Fietsen horen niet in het schoolgebouw thuis!
11.12
Reiskostenvergoeding van gemeenten Ouders die voor een reiskostenvergoeding in aanmerking willen komen, kunnen hierover informatie halen bij de administratie. N.B. Dit kan ook van toepassing zijn voor inwoners van Breda, indien de afstand tussen huis en school meer dan zes kilometer bedraagt.
Initiatieven op sociaal cultureel niveau
12
Onze school kenmerkt zich door een veelheid aan culturele activiteiten. Deels zijn deze ingebed in het onderwijs, deels ontstaan deze op initiatief van vrijwillige ouders. Deze initiatieven maken geen deel uit van de formele schoolorganisatie, maar zijn er nauw mee verbonden.
36
12.1
Ouderraad De ouderraad bestaat uit ouders die zich op vrijwillige basis bezighouden met het organiseren van activiteiten rond de school. Daarnaast fungeren zij als klankbord voor de ouders en zij dragen ideeën aan in gesprek met de schoolleiding. De ouderraad heeft haar krachten gebundeld met de Vereniging voor Vrije Opvoedkunst Breda.
12.2
Vereniging voor Vrije Opvoedkunst De Bredase afdeling van de V.O.K. organiseert door het jaar heen lezingen, cursussen en themadagen rondom de jaarfeesten. Onderwerpen die de ouders aanspreken in verband met de opvoeding van hun kind krijgen hier de aandacht. Tevens verzorgt de V.O.K. de aankleding van de hal.
12.3
De schoolkrant ‘Weerklank’ De Weerklank verschijnt gemiddeld twee keer per jaar. De inhoud wordt verzorgt door redactie, leerkrachten, ouders én kinderen. In de schoolkrant kunt u artikelen rondom de pedagogiek van de vrijeschool vinden, achtergrondinformatie over jaarfeesten, bijdragen van kinderen over het onderwijs en ingezonden kopij van ouders.
12.4
Van Al Wat Leeft Van Al Wat Leeft is een oudercontactblad, dat eenmaal per maand verschijnt. In dit blad kunnen advertenties, oproepen, aankondigingen van lezingen, cursussen e.d. worden opgenomen, alsmede een vraag- en aanbodrubriek. In de wekelijkse Nieuwsbrief wordt aangegeven tot wanneer berichtjes kunnen worden aangeboden.
12.5
Lentemarkt Jaarlijks wordt door de ouders van de vierde klas de Lentemarkt georganiseerd. Hierbij worden de ouders van alle andere klassen uitgenodigd en opgeroepen een bijdrage te leveren aan het uitwerken en begeleiden van allerlei activiteiten. Een speciale plaats is ingeruimd voor de ouders van de derde klas: zij verzorgen tijdens de Lentemarkt een toneelstukje. De opbrengst wordt ieder jaar opnieuw beschikbaar gesteld aan een of meerdere initiatieven in de vrijeschool pedagogie, dan wel initiatieven van algemener antroposofisch karakter.
12.6
Ouderbibliotheek De school bezit een bibliotheek op antroposofische grondslag. Er zijn boeken over antroposofie, opvoeding en onderwijs, de leeftijdsfasen van het kind, (vrijeschool)pedagogie, jaarfeesten, sprookjes, sagen, legenden en kinderliteratuur. De contributie bedraagt e 7,00 per jaar. Deze termijn kan
ieder moment ingaan. Openingstijden (behalve in de schoolvakanties): vrijdag 08.30 - 13.00 uur.
12.7
Toneelgroep Tobias De toneelgroep Tobias is een ‘volwassen’ toneelgroep en voert gemiddeld één stuk per jaar op. Deelnemers zijn zowel ouders, personeelsleden, als oud-ouders van de school. Bij Tobias staat toneelplezier voorop. Repetities zijn op vrijdagen van 20.00 tot 22.00 uur, in de grote of kleine zaal.
12.8
Koor Con Anima Het ouder- en vriendenkoor Con Anima, zingt elke dinsdagavond in de grote zaal van de school van 20.00 tot 22.00 uur. Ieder jaar wordt er een aantal concerten gegeven. Het koor bestaat uit zowel mannen als vrouwen.
12.9
Schminken Een groep ouders verzorgt het schminken van de vele toneelvoorstellingen door het jaar heen. Zij schminken bij de kerstspelen, toneelstukken van de klassen en de toneelgroep Tobias.
12.10
De kinderhandeling Een aantal zondagen per jaar is er op school de kinderhandeling. De handeling is een religieuze dienst voor kinderen vanaf de eerste klas. Het staat ouders van school vrij om met hun kind(eren) de dienst bij te wonen. De handelingen worden verzorgd door de leerkrachten van de Godsdienstgroep. De data van de handelingen staan in het jaarrooster.
12.11
Volksdansen Volksdansgroep ‘Prjalitsa’ is de kinderdansgroep die op dinsdagmiddag voor de oudste kinderen (klas 4 t/m 6) en op woensdagmiddag voor de jongste kinderen (klas 1 t/m 3) met veel plezier danst. Volksdansgroep ‘Invanica’ is de ouderdansgroep die zich op woensdagavond met jeugdig enthousiasme wijdt aan traditionele en moderne volksdansen, voornamelijk uit Zuid- en OostEuropa. Zij treden een aantal malen per jaar op.
37
13
Code gelijke behandeling en intercultureel onderwijs “Ongerechtvaardigd onderscheid in het onderwijs op welke grond dan ook, bedoeld of onbedoeld, is niet toelaatbaar.” Het bestuur, de schoolleiding, het lerarencollege, het onderwijsondersteunend personeel en de Medezeggenschapsraad, willen hieraan uitdrukking geven door een code gelijke behandeling van toepassing te verklaren. De code vormt een vertaling naar onze dagelijkse praktijk van artikel 1 van de Grondwet.
38
Met de code gelijke behandeling erkennen wij dat Nederland een multi-etnische, multiculturele samenleving is (geworden), waarin iedere persoon op een gelijke behandeling recht heeft. Daarom willen we dit uitgangspunt zowel in onze beleidsbepaling als in de dagelijkse (onderwijs)praktijk ten uitvoer brengen. We zijn van mening dat we met ons onderwijs een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het voorkomen en tegengaan van verschijnselen als discriminatie en racisme. De code is bestemd voor iedereen, die bij de school betrokken is en bevat: • een toelichting van het doel en een aantal kernbegrippen van de code; • een toelichting van de wijze waarop we de code, via ons beleid met betrekking tot intercultureel onderwijs (ICO) in de praktijk willen brengen; • een klachtenregeling. (de volledige tekst van de code is opvraagbaar bij de administratie). Uit de code volgt dat we respect en gelijkwaardigheid als belangrijke fundamenten beschouwen voor onze onderlinge omgang en voor het in de praktijk brengen van onze pedagogische benadering. Eventuele klachten van ouders of medewerkers, die betrekking hebben op dit gebied worden met behulp van de bestaande klachtenregeling behandeld. Klachten van kinderen worden in eerste instantie door de klassenleerkracht, of anders door de schoolleiding in behandeling genomen.
Financiën
14
Om ook op het gebied van de financiën grotere transparantie te bereiken willen we in de schoolgids de verantwoording geven van de afgelopen afgesloten jaren. Deze kunt u vinden in het jaarkalender.
14.1
Exploitatiebijdrage Om het vrijeschoolonderwijs voor ieder kind mogelijk te maken vragen we van de ouders een financiële bijdrage. Voor ons staat voorop dat deze bijdrage geen belemmering mag zijn om een kind vrijeschoolonderwijs te laten volgen. Het gaat hier dan ook niet om een wettelijk verplichte bijdrage. We gaan er vanuit dat ouders die kiezen voor het vrijeschoolonderwijs onze school naar vermogen willen ondersteunen. Wij geven onze ouders alle ruimte, respect en vertrouwen om naar eer en geweten hun vrijwillige bijdrage te voldoen. Omdat het vrijeschoolonderwijs meer biedt dan wat door de overheid wordt gefinancierd, vragen we de ouders een vrijwillige bijdrage om de kosten te dekken: de exploitatiebijdrage. Daarvan worden onkosten gedekt die buiten de reguliere subsidies vallen.
39
Om een beeld te krijgen van de verhouding van de exploitatiebijdragen en de gesubsidieerde middelen is bovenstaand plaatje gemaakt. Het grijze middengedeelte vertegenwoordigt de subsidie die we vanuit de rijksoverheid ontvangen. Alle elementen worden daarvan bekostigd. Vanuit de vrijeschool willen we extra zaken inzetten (het witte gedeelte). Daarnaast zijn er zaken die we nog zouden willen als de ouderbijdrage toereikend zou zijn. Dat zijn zaken die tot op heden wensen blijven. Om zo transparant mogelijk te zijn, kunt u de begroting en jaarrekening bij de schoolleider of de administratie opvragen. Daarin kunt u vinden welke zaken allemaal begroot en besteed zijn. We zullen jaarlijks de cijfers op hoofdlijnen publiceren. Met de exploitatiebijdrage worden die elementen in de exploitatie van de school financieel gedekt, die niet vanuit overheidswege worden gefinancierd. Zo zijn er bijvoorbeeld vaklessen euritmie en houtbewerken, uren Engels en handwerken die niet rechtstreeks door de overheid worden gesubsidieerd. Maar er zijn zo ook materiële kosten waarbij andere zaken bekostigd worden. Denk hierbij aan de aanschaf en inrichting van het houtbewerkingslokaal. De inrichting en het onderhoud van de grote zaal waar activiteiten als toneelstukken plaatsvinden en euritmielessen gegeven worden. Ook het gebruik van kwalitatief andere materialen zoals verf, bijenwas en periodeschriften brengen hogere kosten met zich mee. De aanschaf van fluiten, de schoolreisjes, de inrichting van de klassen, periodeactiviteiten, toneelstukken, jaarfeesten en afsluitingen aan het einde van de zesde klas worden hieruit betaald. Het richtbedrag (advies) van de exploitatiebijdrage voor het jaar 2007/2008 is voor kleuterschoolleerlingen vastgesteld op: e 236,00 per leerling en voor onderbouwleerlingen (klas 1 t/m 6) op e 330,00 per leerling. Grotere gezinnen kunnen een korting op de vrijwillige exploitatiebijdrage berekenen. Het kortingssysteem gaat uit van het aantal kinderen dat vrijeschoolonderwijs volgt. Peuters op vrije peutergroepen tellen echter niet mee. De volgende kortingen gelden op het totale bedrag: • Drie kinderen in het vrijeschoolonderwijs 15% • Vier kinderen in het vrijeschoolonderwijs 20% • Vijf of meer kinderen in het vrijeschoolonderwijs 25% Bij aanmelding van een leerling gaan we er vanuit dat u op de hoogte bent van de exploitatiebijdrageregeling. We hopen dat u naar vermogen uw exploitatiebijdrage betaalt. Financiën mogen geen belemmering vormen voor ouders om de vrijeschool te kiezen voor hun kind. Aan het einde van het schooljaar krijgen ouders een formulier voor de exploitatiebijdrage toegestuurd. Als men niet aan de vraag kan voldoen, willen we graag dat u aangeeft wat uw bijdrage wel kan zijn. Teruggestuurde formulieren worden gezien als een definitieve toezegging.
14.2
Sponsoring De Vrije School kent in haar beleid het begrip sponsoring niet. De school wenst een volledig onafhankelijk beleid te voeren t.o.v. het economisch leven en stelt het bereiken van dit doel op geen enkele manier afhankelijk van het bedrijfsleven.
15
Klachtenregeling Misverstanden en onduidelijkheden ten aanzien van het onderwijs kunnen voorkomen. Wacht niet te lang, maar bespreek deze zaken in eerste instantie met de klassenleerkracht. Komt u er samen niet uit, dan kunt u zich wenden tot de schoolleider van onze school:
[email protected]. Bent u nog ontevreden over de behandeling van de klacht door de schoolleider, dan kunt u zich wenden tot het bestuur.
40
Mocht dit onvoldoende perspectief bieden, dan kunt u overwegen een klacht in te dienen bij de onafhankelijke landelijke klachtencommissie van de Vereniging Bijzondere Scholen (VBS) in Den Haag, waarbij onze school is aangesloten. Deze zal volgens het VBS-model “klachtenregeling” de klacht behandelen. Deze klachtenregeling ligt op school ter inzage. De samenstelling van de klachtencommissie: • Voorzitter Mr J.P. Mulder • Secretaris Mr A.H. Westendorp Het adres van de landelijke klachtencommissie luidt: Landelijke Klachten Commissie voor het algemeen bijzonder onderwijs. Postbus 95572 2509 CN ‘s Gravenhage. Gaat het om een klacht waarbij grote vertrouwelijkheid gewenst is (bv sexuele intimidatie) dan kunt u een klacht indienen bij de contactpersoon. De contactpersoon staat vermeld in de jaarkalender.
Schooltijden
16
Kleuters: klas 1 en 2 klas 3 t/m 6
16.1
maandag t/m vrijdag 8.25 - 13.00 uur maandag t/m vrijdag 8.25 - 13.00 uur + 2 zaterdagen 8.25 - 12.00 uur* maandag, dinsdag en donderdag 8.25 - 12.25 en 13.10 - 14.40 uur woensdag en vrijdag 8.25 - 13.00 uur + 2 zaterdagen 8.25 - 12.00 uur* *bestemd voor de klassenpresentaties en de lentemarkt
Voor- en naschoolse opvang De voor- en naschoolse opvang binnen de Rudolf Steiner School Breda wordt verzorgd door kinderdagverblijf Het Draakje. De voor- en naschoolse opvang vindt plaats tussen 7.30 en 8.30 uur en 13.00 en 18.30 uur. Er zijn tijdsblokken opgesteld waardoor er verschillende mogelijkheden zijn om gebruik te maken van de opvang. Ook in vakantieperiodes zijn de deuren van onze opvang geopend. De kosten die aan de voor- en naschoolse opvang verbonden zijn komen overeen met de landelijke normen. Informatie is verkrijgbaar via de administratie. Wilt u meer informatie over de voor- en naschoolse opvang, of wilt u uw kind aanmelden voor de opvang, dan kunt u contact opnemen met kinderdagverblijf Het Draakje: 076 5600974.
Rudolf Steiner School Breda Minckelersstraat 27 4816 AD Breda Tel. : 076 - 5713646 Fax : 076 - 5876996 Mail :
[email protected] Website : www.vrijeschoolbreda.nl