Een inventariserend onderzoek naar concrete belemmeringen bij de uitbreiding en vestiging van toeristisch-recreatieve bedrijven en de hotelsector in de provincie Flevoland december 2003
1
Voorwoord
In het rapport dat voor u ligt zijn belemmeringen en knelpunten geïnventariseerd zoals die door gemeenten en het recreatieve bedrijfsleven worden gevoeld. Waterrecreatie Advies is de gemeenten, de Kamer van Koophandel voor Flevoland, HISWA Vereniging, RECRON, Horeca Nederland, de ANWB, het Flevolands Bureau voor Toerisme, Staatsbosbeheer, IIVR en de afdelingen Ruimtelijke Ordening en Economische Zaken van de provincie Flevoland zeer erkentelijk voor de wijze waarop zij medewerking hebben verleend om zoveel mogelijk informatie in zeer korte tijd boven tafel te krijgen.
Opdrachtgever:
Opgesteld door:
Provincie Flevoland
Postbus 123, 8200 AC Lelystad tel. 0320-218847 www.waterrecreatieadvies.nl
Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of anderszins zonder voorafgaande, schriftelijke toestemming van de opdrachtgever of Waterrecreatie Advies.
2
Inhoud
Pagina
1. Zit de recreatieontwikkeling in de provincie Flevoland op slot? 1.1. Inleiding 1.2. Verantwoording onderzoek
1 1 1
2.
2
Samenvatting beleid en regels die rechtstreeks van invloed zijn op de recreatieontwikkeling 2.1. Huidig regiem gebiedsbescherming 2.2. Huidig regiem soortenbescherming 2.3. Waterbeleid in de 21ste eeuw 2.3.1.Watertoets 2.3.2.Vrijwaringszones 2.3.3 Aantasting waterbergend vermogen 2.4. Milieubeschermingsgebieden en strategische aandachtsgebieden 2.5. Archeologisch waardevolle gebieden 3.
4.
5.
6.
2 4 5 5 5 5 5 6
Belemmeringen en knelpunten voor de recreatieontwikkeling genoemd door overheden
7
Belemmeringen en knelpunten genoemd door het bedrijfsleven en recreatieve organisaties
9
Overzicht concrete projecten of ontwikkelingen die zijn vertraagd, belemmerd, of niet van de grond komen of zijn gekomen
11
Conclusies en aanbevelingen
17
Noten
19
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6
Bijlage 7 Bijlage 8 Bijlage 9 Bijlage 10 Bijlage 11
Europees natuurbeleid en beschermingsregiem op grond van de Habitatrichtlijn Toetsing basisbescherming Ecologische Hoofdstructuur Toetsing gebiedsbescherming in voorstel tot wijziging Natuurbeschermingswet 1998 Beoordeling ontheffingsaanvraag ex art. 75 Flora en Faunawet Brief van gemeente Noordoostpolder in kader van uitbreiding Recreatiepark De Voorst Brief van Rijkswaterstaat, directie IJsselmeergebied inzake verlenging geldigheidstermijn vergunning voor de aanleg van een toegangsgeul naar aanlegplaatsen op het eiland de Kluut Strategische aandachtsgebieden uit het Omgevingsplan Flevoland Milieubeschermingsgebieden voor bodem uit het Omgevingsplan Flevoland Milieubeschermingsgebieden voor grondwater uit het Omgevingsplan Flevoland Milieubeschermingsgebieden voor stilte uit het Omgevingsplan Flevoland Milieubeschermingsgebieden voor natuur uit het Omgevingsplan Flevoland
3
1. Zit de recreatieontwikkeling in de provincie Flevoland op slot? 1.1. Inleiding Tijdens een vergadering van de STUURGROEP BART1 is zowel door gemeenten als door brancheorganisaties aangegeven dat er belemmeringen zijn ten aanzien van de ontwikkeling van de recreatie- en hotelsector in Flevoland die als knellend worden ervaren. De provincie heeft naar aanleiding daarvan aan Waterrecreatie Advies opdracht gegeven om deze belemmeringen en knelpunten in kaart te brengen. In het Omgevingsplan Flevoland zijn zwaartepunten voor recreatie aangewezen, die vooral bedoeld zijn voor de verdere ontwikkeling van intensieve dagrecreatie, verblijfsrecreatie en watersport. De provincie steunt de ontwikkeling van de kuststroken, in combinatie met stedelijke, culturele en toeristisch-recreatieve functies in Lelystad, Almere en Zeewolde. Voorts is het provinciale beleid gericht op het verder ontwikkelen van toeristisch-recreatieve mogelijkheden. Daarbij gaat het niet alleen om het vergroten van het marktaandeel van Flevoland in het nationaal toeristisch product maar ook om vergroting van de recreatiemogelijkheden voor eigen inwoners. In dit kader zijn versterking van recreatieve uitloopmogelijkheden in de directe woonomgeving belangrijk, zoals uitbreiding van wandel-, fiets-, ruiter- en vaarroutes en de aanleg van nieuwe stranden en voorlanden. Belangrijk voor de recreatieontwikkeling in de Randmeerzone is het Inrichtingsplan voor de Veluwerandmeren (IIVR). Dit plan is tot stand gekomen via een interactief proces waarbij alle overheden, maatschappelijke organisaties en burgers betrokken zijn geweest. De basis voor het plan was een integrale afweging van natuur- en recreatiebelangen, waarbij behoud van multifunctionaliteit van de meren voorop stond. Voor de uitvoering van het IIVR is een convenant gesloten tussen overheden in het gebied, waarbij tevens afspraken zijn gemaakt over de financiering. 1.2. Verantwoording onderzoek Allereerst zijn op hoofdlijnen het beleid en de regels in kaart gebracht die van invloed zijn op de recreatieontwikkeling in Flevoland. Hiervan wordt in hoofdstuk 2 een samenvatting gegeven. Voorts zijn alle Flevolandse gemeenten gevraagd naar concrete belemmeringen die zij als knellend ervaren en naar projecten die hierdoor belemmerd, vertraagd zijn of worden of zelfs niet tot uitvoering komen of zijn gekomen. Daarnaast zijn gesprekken gevoerd met de Kamer van Koophandel, HISWA Vereniging, RECRON, Horeca Nederland, het Flevolands Bureau voor Toerisme, de ANWB, Staatsbosbeheer, Projectbureau Veluwerandmeren (IIVR), de afdelingen Ruimtelijke Ordening en Economische Zaken van de provincie Flevoland en een aantal individuele ondernemers. Vanwege de korte tijd (7 dagen) waarin het onderzoek moest worden uitgevoerd, heeft de inventarisatie het karakter van een quick-scan. Alle interviews zijn telefonisch gevoerd. De resultaten zijn in de hoofdstukken 3 en 4 weergegeven. In hoofdstuk 5 is vervolgens een overzicht opgenomen van concrete projecten of ontwikkelingen die zijn vertraagd, belemmerd of niet van de grond zijn gekomen. Deze lijst moet beschouwd worden als een bloemlezing, aangezien gelet op de tijd die beschikbaar was, uiteraard niet alle voorbeelden boven tafel gehaald konden worden. Genoemde voorbeelden die zijn opgetekend tijdens de interviews, zijn niet nader onderzocht. Voorts zijn er volgens de gemeenten initiatieven niet tot uitvoering gekomen omdat initiatiefnemers om diverse redenen voortijdig afhaakten. Deze zijn niet in het overzicht verwerkt. Tenslotte zijn in hoofdstuk 6 conclusies en aanbevelingen opgenomen. Conform opdracht zijn in dit rapport echter geen concrete oplossingsrichtingen voor de geconstateerde knelpunten en belemmeringen opgenomen.
1
2. Samenvatting van beleid en regels die rechtstreeks van invloed zijn op de recreatieontwikkeling in Flevoland. 2.1. Huidig regiem gebiedsbescherming In het Natuurbeleidsplan is door de rijksoverheid een globale Ecologische Hoofdstructuur (EHS) aangegeven, die door de provincie nader is geconcretiseerd. De EHS en Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS) zijn opgenomen in het Omgevingsplan Flevoland. De EHS bestaat uit kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en verbindingszones. De Speciale Beschermingszones die zijn aangewezen in het kader van de Vogelrichtlijn maken ook deel uit van de EHS. In Flevoland zijn dit alle buitendijkse watergebieden. Daarnaast zijn delen van het Wolderwijd en Veluwemeer als Speciale Beschermingszone in het kader van de Habitatrichtlijn aangemeld. De Vogelrichtlijn verplicht de Lidstaten om maatregelen te nemen ter bescherming van alle in het wild levende vogelsoorten. Deze maatregelen moeten gericht zijn op een voldoende gevarieerdheid van leefgebieden van voldoende omvang. De Habitatrichtlijn beoogt wilde dieren en plantensoorten in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te houden of te herstellen. In de bijlage is een nadere toelichting opgenomen met betrekking tot deze richtlijnen.
Bron: Omgevingsplan Flevoland
Bron: Omgevingsplan Flevoland
Op grond van het rijksbeleid moeten nieuwe vestigingen voor verblijfsrecreatie en attracties in beginsel buiten de EHS gesitueerd worden. Kwaliteitsverbetering van bestaande verblijfsaccommodaties en bestaande toeristische attracties, inclusief beperkte areaaluitbreiding in de EHS is wel mogelijk, mits dit niet leidt tot noemenswaardige schade aan de natuur2. Het provinciale beleid is gericht op het voltooien van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS) en op een vergroting van de kwaliteit van natuurwaarden in de PEHS. Binnen de grote natuurkernen moeten natuurlijke processen zoveel mogelijk ongestoord kunnen verlopen. Voorts is het de bedoeling om ook in gebieden buiten de PEHS met de hoofdfunctie recreatie, de natuurwaarde te vergroten, voorzover inpasbaar binnen de hoofdfunctie van het gebied. Daarbij wordt bijzondere aandacht besteed aan de koppeling tussen land- en waternatuur3. Ecologische verbindingen zijn bedoeld om de uitwisseling van soorten tussen de verschillende kerngebieden mogelijk te maken. 2
Deze uitwisselingsmogelijkheden worden van bijzonder belang geacht vanwege het ontwikkelingsstadium van de natuur in Flevoland. Soorten krijgen door de ecologische verbindingen de kans om de relatief nieuwe natuurgebieden te bereiken en er wordt voorkomen dat populaties geïsoleerd raken, waardoor de kwetsbaarheid toeneemt. Water- en landgebonden natuur moeten elkaar zoveel mogelijk versterken bij het verbinden van delen in de PEHS en bij verbindingen met de buitendijkse gebieden. Volgens het Omgevingsplan moeten bij uitbreiding of herstructurering van bestaande toeristisch-recreatieve accommodaties in de zwaartepunten voor recreatie die in de EHS zijn gelegen, de bestaande waarden van natuur en recreatie worden ontzien. Nieuwe vestigingen van intensieve vormen van recreatie moeten buiten de EHS worden gesitueerd. Het Structuurschema Groene Ruimte (SGR I) is richtinggevend voor de toepassingspraktijk van de bescherming van de EHS bij ruimtelijke ingrepen. De planologische bescherming wordt uiteindelijk geregeld in gemeentelijke bestemmingsplannen4. Kort samengevat komt het beschermingsregiem op het volgende neer. Om de betreffende gebieden in stand te houden zijn ingrepen en ontwikkelingen in en in de onmiddellijke nabijheid van de EHS niet toegestaan indien deze de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten. Alleen bij een zwaarwegend maatschappelijk belang kan hiervan worden afgeweken. Een en ander moet vooraf worden onderzocht. Nagegaan moet worden of de ontwikkelingen niet redelijkerwijs elders of op andere wijze kunnen worden uitgevoerd. Indien dit niet het geval is en er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang, kan onder voorwaarden van het principe van basisbescherming worden afgeweken. De initiatiefnemer moet in dat geval zoveel mogelijk mitigerende maatregelen nemen en door compensatie voorkomen dat een nettoverlies aan areaal en kwaliteit Bron: Omgevingsplan Flevoland optreedt. Indien ook dit niet mogelijk is, kan financiële compensatie worden verlangd (zie ook schema in de bijlage). In het Omgevingsplan Flevoland is opgenomen, dat zowel voor de EHS als de PEHS het toetsingcriterium uit het Structuurschema Groene Ruimte van toepassing is. De provincie gaat ervan uit dat de PEHS zodanig gezoneerd is dat ingrepen die worden uitgevoerd in de nabije omgeving geen onomkeerbare effecten teweeg brengen. Voor de nog niet gerealiseerde, maar wel begrensde delen van de PEHS, en de nog niet gerealiseerde delen van de ecologische verbindingen geldt een lichtere bescherming. Deze is erop gericht dat er geen onomkeerbare ingrepen plaatsvinden. Buitendijkse watergebieden vormen een belangrijk onderdeel van de Flevolandse EHS. Volgens het Omgevingsplan geldt voor de meeste wateren een multifunctioneel gebruik en kan door zonering aan de verschillende functies als natuur en recreatie ruimte worden geboden. Inmiddels zijn echter alle buitendijkse watergebieden aangewezen als Speciale Beschermingszone op grond van de EUVogelrichtlijn, waardoor het multifunctionele karakter is aangetast. Delen van het Wolderwijd en Veluwemeer zijn tevens aangewezen in het kader van de Habitatrichtlijn. In de Speciale beschermingszones en in de nabijheid (externe werking) is het beschermingsregime van artikel 6 van de Habitatrichtlijn van toepassing. Tenslotte zijn enkele delen van de Randmeren aangewezen als staatsnatuurmonument, waar een ongestoorde ontwikkeling van de natuurwaarden (veelal vogelwaarden) voorop staat.
3
In de aangewezen Vogel- en Habitatrichtlijngebieden geldt een bijzondere bescherming op grond van artikel 6 van de Habitatrichtlijn. In deze gebieden zijn economische activiteiten, waaronder recreatie, slechts beperkt mogelijk. Wel mag in principe het zogenaamde 'bestaand gebruik' worden gecontinueerd. Bij uitbreiding of verandering van activiteiten en bij nieuwe activiteiten moet getoetst worden of er significante gevolgen zijn voor de beschermde gebieden. Indien dat zo is, moet er een afweging plaatsvinden. Dit betekent kort samengevat dat nagegaan moet worden of er een dwingende reden is van groot openbaar belang, of er een alternatieve locatie is en of de natuur elders gecompenseerd kan worden. Op grond daarvan wordt besloten of de activiteit wel of niet door kan gaan. In natuurgebieden die op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 zijn aangewezen tot beschermd natuurmonument of Bron: Omgevingsplan staatsnatuurmonument geldt een verbod om Flevoland zonder vergunning of in afwijking van aan de vergunning verbonden voorschriften, handelingen te verrichten die schadelijk kunnen zijn voor de aanwezige natuurwaarden of het natuurschoon. Inmiddels is een wetsvoorstel tot wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 ingediend. Hierin wordt het afwegingskader uit de Habitatrichtlijn onverkort opgenomen en wordt ook de mogelijkheid tot het afdwingen van maatregelen voor de realisatie van instandhoudingdoelstellingen geïntroduceerd (zie schema in de bijlage). 2.2. Huidig regiem soortenbescherming In de Flora en Faunawet5 werkt de soortenbescherming uit de Vogel- en Habitatrichtlijn door in het Nederlands recht. De wet, die in 2002 in werking is getreden, beschermt in beginsel alle in het wild levende plant- en diersoorten binnen én buiten beschermde natuurgebieden en geldt dus overal in Flevoland. Bijna alle inheemse in het wild levende zoogdieren, vogels, reptielen, amfibieën, vissen en planten hebben een beschermde status, ongeacht het aantal of de plaats waar ze zitten. Hieronder vallen ook heel gewone en veel voorkomende soorten, zoals wilde konijnen, (water)vogels, alle reptielen én hun leefomgeving. De beschermde dieren en planten mogen, inclusief nesten, voortplantings-, groeiplaatsen én vaste rust- of verblijfplaatsen, niet worden verstoord of aangetast. Voor bepaalde soorten die als bedreigd en kwetsbaar zijn aangemerkt, geldt een extra bescherming. Deze soorten zijn op zogenaamde Rode Lijsten geplaatst. In de Flora en Faunawet is een “algemene zorgplicht” geïntroduceerd voor een ieder om onvervangbare flora en fauna te beschermen6. Dit betekent dat men in het wild levende planten en dieren zoveel mogelijk met rust moet laten en negatieve gevolgen van activiteiten die nadelig zijn voor de beschermde planten en dieren, moet voorkomen, beperken of ongedaan moet maken. Om aan de zorgplicht te voldoen moet bij plannen en initiatieven de aanwezigheid van beschermde soorten in kaart gebracht worden. De wet verbiedt in beginsel alle handelingen die in het wild levende beschermde planten en dieren in hun voortbestaan bedreigen7. Dit houdt in dat het verboden is om in het wild levende beschermde dieren te verontrusten, verjagen, te vangen of te doden.
4
Ook is het verontrusten en beschadigen van rust- en voortplantingsplaatsen van beschermde soorten verboden. Voor beschermde planten geldt een verbod op het verwijderen van de groeiplaats door plukken, beschadigen, ontwortelen, vernielen of uitsteken. In Flevoland liggen recreatiegebieden in of dichtbij natuurgebieden. De kans is daarom groot dat er beschermde dier- en plantensoorten voorkomen, die de uitvoering van plannen of projecten kunnen belemmeren of beperken. In bepaalde gevallen biedt de Flora en Faunawet de mogelijkheid om ontheffing te krijgen van de verbodsbepalingen, die echter slechts in beperkte gevallen wordt verleend (zie schema in de bijlage)8. De procedure voor het verkrijgen van een ontheffing duurt in beginsel drie maanden. Daarbij moet echter worden opgeteld de tijd die nodig is voor onderzoek naar de eventuele aanwezigheid van beschermde soorten. In Flevoland zijn onvoldoende verspreidingsgegevens bekend om een goed beeld te hebben van de verspreiding van een groot aantal soortgroepen9. In aanvulling op het rijksbeleid zijn door de provincie een aantal aandachtssoorten (flora en fauna) geselecteerd die karakteristiek zijn voor een grootschalig agrarisch gebied. Projecten die de leefomgeving of overlevingskansen van deze bedreigde soorten verbeteren worden door de provincie gestimuleerd. 2.3. Waterbeleid in de 21ste eeuw (WB21) 2.3.1. Watertoets Sleutelbegrippen voor het nieuwe waterbeleid in de 21ste eeuw 10 zijn meer ruimte voor water, waterbewust bouwen en inrichten. Door middel van de watertoets moeten vooraf alle gevolgen voor de waterhuishouding worden beoordeeld bij ruimtelijke plannen.Toetsingcriteria worden ontleend aan het nationaal en regionaal omgevingsbeleid en de waterbeheersplannen. Doel is het zichtbaar maken van relaties tussen economische en ecologische processen, waardoor effecten van voorgestelde maatregelen beter kunnen worden ingeschat. 2.3.2. Vrijwaringszones In navolging van de Integrale Vise IJsselmeergebied 2030 (IVIJ)11 zijn in de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening12 in het kader van het nieuwe waterbeleid vrijwaringszones geïntroduceerd van 100 meter binnen- en 175 meter buitendijks, die in beginsel vrij moeten blijven van bebouwing. Langs alle randen van Flevoland gelden inmiddels dergelijke vrijwaringszones. Doel van deze zone is meer ruimte voor water te creëren door het reserveren van ruimte binnen- en buitendijks. Voor waterkeringen geldt dat nu reeds geanticipeerd moet worden op de gevolgen die klimaatsveranderingen en bodemdaling hebben voor de veiligheid, door bijvoorbeeld ruimte te reserveren voor toekomstige dijkversterkingen. Volgens de provincie is deze vrijwaringszone indicatief. Dit betekent dat bij initiatieven binnen deze zone eerst een afweging moet plaatsvinden ten aanzien van de gevolgen bij nieuwe ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld peilverandering en dijkverzwaringsprojecten. Hierop moet ook bij recreatieve ontwikkelingen worden geanticipeerd. 2.3.3. Aantasting waterbergend vermogen Op grond van het IVIJ moet bij plannen en initiatieven in het IJsselmeergebied worden nagegaan of het waterbergend vermogen niet substantieel wordt aangetast. 2.4. Milieubeschermingsgebieden en strategische aandachtsgebieden In de 62 aangewezen milieubeschermingsgebieden staat het behoud en ontwikkeling van een specifieke milieukwaliteit centraal. Er zijn in Flevoland milieubeschermingsgebieden aangewezen voor grondwater, stilte, bodem en natuur (zie bijlage). Uitgangspunt is hier het standstill-beginsel, gericht op behoud van de huidige milieukwaliteit13. Een groot aantal milieubeschermingsgebieden liggen in strategische aandachtsgebieden, waar via gebiedsgerichte projecten afspraken gemaakt worden over
5
gewenste ontwikkelingen van ecologische, ruimtelijke, economische en milieuhygiënische kwaliteiten. In de Provinciale Milieuverordening worden randvoorwaarden gesteld aan recreatieontwikkelingen in Milieubeschermingsgebieden. 2.5. Archeologisch waardevolle gebieden De provincie heeft op grond van het Verdrag van Valetta14 een zorgplicht ten aanzien van archeologische en cultuurhistorische waarden. Hiertoe zijn archeologische aandachtsgebieden aangewezen. Bij plannen of initiatieven in deze gebieden is archeologisch onderzoek vereist voordat plannen kunnen worden uitgevoerd.
6
3. Belemmeringen en knelpunten voor de recreatieontwikkeling genoemd door overheden Gemeenten vinden dat bij vaststelling van de EHS onvoldoende rekening is gehouden met bestaande factoren, waardoor de ontwikkelingsruimte onnodig is beperkt. Men heeft de indruk dat de grenzen meer gelegd zijn op grond van kaartbeelden en dat onvoldoende is gekeken naar de concrete ecologische waarden en historische achtergronden van de aanplant. Er zijn daardoor groenstructuren met een discutabele ecologische waarde tot de EHS gaan behoren. Door de verkregen EHS status is in deze stroken de ontwikkeling van recreatieve functies, zoals maneges, sportvoorzieningen, golfbanen e.d. onmogelijk. Er is meer flexibiliteit gewenst ten aanzien van de begrenzing van de EHS door bijvoorbeeld uitruil van gronden mogelijk te maken ten behoeve van de recreatieontwikkeling in het (stedelijk) groen. Een andere belemmering is dat het gemeentelijk beleid niet altijd strookt met de visie van Staatsbosbeheer of Flevolandschap, hetgeen belemmerend kan werken. Door praktisch alle gemeenten is aangegeven dat het moeilijk is om kleinschalige recreatieontwikkelingen in het buitengebied tot stand te brengen, zoals een theehuis of een speeltuin. Het buitengebied van gemeenten bekleedt een belangrijke recreatieve functie en geldt als uitloopgebied voor eigen inwoners. Voor alle kleinschalige ontwikkelingen in het buitengebied moet een aanpassing of wijziging van het bestemmingplan gemaakt worden. Deze procedures lopen vaak stuk door de aanwezigheid van de EHS of van een Speciale Beschermingszone op grond van de Vogelrichtlijn. De kans van slagen is daarmee uiterst klein geworden. Ondanks de kleinschaligheid wordt bij dergelijke projecten al snel geconcludeerd dat er sprake is van wezenlijke aantasting van de natuurwaarden, waardoor de realisatie onmogelijk is. Bij veel gemeenten bestaat als gevolg daarvan de indruk dat in de EHS alleen nog maar gewandeld of gefietst mag worden. Een tweede factor waardoor kleinschalige ontwikkelingen niet van de grond komen zijn de hoge investeringen die nodig zijn om de benodigde infrastructuur zoals riolering en elektra aan te leggen. Initiatiefnemers krijgen in veel gevallen daardoor de financiering niet meer rond. Door Zeewolde en Lelystad is daarnaast aangegeven dat dit nog versterkt wordt door de hoge grondprijzen die door Domeinen of door henzelf moeten worden gehanteerd. De gemeenten hebben overigens wel het gevoel dat juist bij deze kleinschalige ontwikkelingen ondernemers in de regel onvoldoende voorbereid zijn op de complexiteit en de lange tijdsduur van vergunning- en bestemmingsplanprocedures. Bij eenvoudige projecten, waar geen bezwaar tegen gemaakt wordt door derden, duurt het al gauw minimaal twee jaar voor men aan de slag kan. Dit draagt ertoe bij dat voortijdig wordt afgehaakt of dat men initiatieven maar laat varen. Bij de inrichting van ecologische verbindingen wordt de aanleg van routestructuren voor de recreatie als middel gebruikt om de financiering rond te krijgen. Anderzijds vormen fietspaden een knelpunt, vanwege de kosten van het beheer en onderhoud en de beperkingen op grond van natuurwetgeving15. Indien niemand de financiële verplichtingen voor onderhoud op zich neemt vervagen of dreigen bestaande fietspaden te vervagen. De recreatieve waarde van de groenstroken neemt daardoor af. Voor ontwikkelingen in de Randmerenzone en bij buitendijkse ontwikkelingen waar een bestemmingsplanwijziging voor nodig is, spelen niet alleen de EHS maar ook de Vogelrichtlijn een belangrijke rol. Er moet een afweging gemaakt worden op grond van de Habitatrichtlijn. Door het ontbreken van nadere uitleg van bijvoorbeeld het begrip “significante effecten op de natuurwaarden”, is er veel onzekerheid ook bij overheden. Zodra geconcludeerd wordt dat er sprake is van significante effecten, wordt de slagingskans uiterst gering. Dit belemmert niet alleen de ontwikkeling van nieuwe initiatieven, maar ook de uitbreidingsmogelijkheden van bestaande bedrijven. Door het instellen van vrijwaringszones in het kader van het waterbeleid zijn nieuwe belemmeringen opgeworpen in de kuststroken, die door noodzakelijke aanpassingen van projecten kostenverhogend kunnen werken. Door de lange voorbereidingstijd bij grote en complexe projecten, wordt men tijdens de looptijd met nieuwe regelgeving en/of gewijzigd beleid geconfronteerd, zoals met de Vogel- en Habitatrichtlijn en de vrijwaringszones is gebeurd. Hierdoor moeten nieuwe afwegingscriteria worden gehanteerd, die tot
7
extra vertraging leiden en de financiering onder druk zetten. Gemeenten vinden bovendien dat door opstapeling van wetten en regels de uitvoering van projecten veel te gecompliceerd is geworden. Bovendien staat de tijdsinspanning die dergelijke projecten vergen in geen verhouding tot de omvang van het project. Indien alle uren zouden moeten worden toegerekend aan een dergelijk project is realisatie onmogelijk. Ook particuliere initiatiefnemers lopen hierop stuk. Het is vooral moeilijk om grote en complexe projecten te realiseren indien er mitigerende of compenserende maatregelen moeten worden getroffen. De mogelijkheden hiervoor zijn in Flevoland beperkt. Bovendien betekent dit dat een deel van de kosten van natuurontwikkeling op de exploitatie van recreatieprojecten drukken. Dit werkt uiteraard sterk kostenverhogend. Gemeenten vinden dat bij complexe projecten zij in feite niet meer in staat zijn om zelf de regie te voeren. De specialistische kennis, tijd, mankracht en middelen ontbreken hiervoor. Men voelt zich genoodzaakt de regie in handen van derden te leggen. Ook de risico’s om projecten tot een goed eind te brengen acht men zo langzamerhand te groot, niet alleen voor gemeenten, maar ook voor ondernemers. Er moet immers veel onderzoek gedaan worden, waarvan de uitkomst tot financiële verplichtingen kan leiden die niets met de uitvoering van het project te maken hebben, zoals bij archeologisch bodemonderzoek. Bovendien geeft het doen van onderzoek, zoals in het kader van de Flora en Faunawet, geen enkele garantie dat de uitvoering uiteindelijk toch niet stilgelegd zal worden of onmogelijk wordt. Door het ontbreken van een houdbaarheidsdatum van het onderzoek blijft het onzeker of er niet alsnog beschermde soorten zullen worden aangetroffen, die de uitvoering van een plan vertragen of onmogelijk maken. Door onzekerheid wordt er steeds vaker een extreem hoog detailniveau van onderzoek uitgevoerd door projectontwikkelaars16. Daarnaast neemt het onderzoek in Flevoland meer tijd in beslag en zijn er meer kosten mee gemoeid dan elders in Nederland, aangezien de beschikbaarheid van gegevens in Flevoland zeer slecht is17. In individuele gevallen is het uiteindelijk onzeker of er indien nodig een ontheffing zal worden verleend. Gemeenten vragen zich tenslotte af of de door de provincie in het kader van het milieubeleid gevraagde hoeveelheid onderzoeken met een geringe relevantie, niet kan worden verminderd. Gemeenten hebben geen of onvoldoende mogelijkheden, wegens het ontbreken van mankracht en middelen, om ondernemers die verstrikt dreigen te raken in wet- en regelgeving te coachen om projecten tot een goed einde te brengen. Dit geldt ook bij subsidieaanvragen, zoals in het kader van Leader. De toegenomen mondigheid van burgers leidt tot een veelheid van procedures, die tot grote vertragingen leiden. De grote toename van het aantal bezwaarschriften maakt extra juridische inzet en middelen noodzakelijk. Een aantal gemeenten vindt dat deze kosten uit de hand lopen. Bovendien neemt de flexibiliteit van het ambtelijk apparaat af ter voorkoming van procedures wegens vermeende toezeggingen. Door de provincie is aangegeven dat de bereikbaarheid van grote attracties als Six Flags te wensen overlaat, omdat de beschikbare infrastructuur te beperkt is. Daarnaast vindt men dat de geringe bekendheid van Flevoland een belemmerende factor is voor de ontwikkeling van de recreatie. De mogelijkheden van “werk met werk maken” zijn lastiger geworden, omdat bijvoorbeeld vrijgekomen grond alleen binnen hetzelfde project mag worden gebruikt. Indien alleen elders kan worden verwerkt, is het in de markt zetten gebonden aan Europese regels. Agrotoerisme wordt door de provincie gestimuleerd. Echter bij procedures voor wijziging van het bestemmingsplan blijkt in de praktijk dat het economische en toeristische beleid niet voldoende is afgestemd op het ruimtelijk beleid in het Omgevingsplan van de provincie. Hierdoor, en door milieunormen die voor landbouwbedrijven gelden, wordt de ontwikkeling van agrotoerisme volgens de ondervraagden belemmerd.
8
4. Knelpunten en belemmeringen genoemd door het bedrijfsleven en recreatieve organisaties Door het bedrijfsleven wordt aangegeven dat men zo langzamerhand verstrikt raakt in wet en regelgeving en dat het bescherminsregiem van de EHS en Vogel- en Habitatrichtlijn aan uitbreiding van bestaande recreatiebedrijven en nieuwe ontwikkelingen in de weg staat. Daarnaast leidt ook de locale lastendruk, door bijvoorbeeld de toeristenbelasting en de WOZ, tot problemen. Zeewolde is in dat opzicht bijvoorbeeld de duurste gemeente van Nederland. Bij initiatieven waarbij meerdere partijen, waar onder overheden betrokken zijn, is voor de uitvoerende partij het risico zo langzamerhand te groot. Toezeggingen blijken steeds vaker achteraf niet zo hard als gedacht is. Door te moeten wachten tot de formele besluitvorming rond is, wordt de slagvaardigheid en voortgang van projecten belemmerd en komt de financiering steeds verder onder druk. Ook blijven veel initiatieven en plannen in de kast liggen omdat niemand de trekkende rol op zich wil nemen om draagvlak te creëren en de uitvoering te begeleiden. Bovendien wil niemand verantwoordelijk zijn voor beheer en onderhoud van recreatievoorzieningen. Beheer en onderhoud van recreatievoorzieningen is een kostbare zaak, waarvoor met name de overheid geen verantwoordelijkheid wil nemen. Ook voor ondernemers en anderen is dit echter een steeds moeilijker opgave. Door afkalving gaat bijvoorbeeld strand verloren. Aanvulling van stranden is een complex gebeuren, waarvoor tal van vergunningen nodig zijn. Daarnaast is versterking van de strandfunctie door de vestiging van kleinschalige voorzieningen niet mogelijk omdat de stranden deel uitmaken van de EHS. Overmatige waterplantengroei belemmert de recreatieontwikkeling in onder andere het Veluwemeer. Het bedrijfsleven was blij met de maaiproeven die door Rijkswaterstaat werden uitgevoerd om tot oplossingen te komen. Deze proeven zijn echter stopgezet wegens het ontbreken van financiële middelen. De Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn en Flora en Faunawet zorgen voor veel onduidelijkheid en onzekerheid bij plannen van ondernemers. Er is te weinig kennis om met de verplichtingen uit de richtlijnen om te gaan. Bovendien sneuvelen projecten zodra er significante effecten te verwachten zijn en er slechts sprake is van een individueel belang. Ook in het kader van de soortenbescherming bestaat de kans dat een recreatieontwikkeling struikelt omdat er geen sprake is van een dwingende reden van groot openbaar belang. Bij uitbreidingsplannen of nieuwe initiatieven stapelen de onderzoeksverplichtingen zich op. De uitkomst kan bovendien leiden tot financiële verplichtingen die niets met de uitvoering van het project te maken hebben, zoals bijvoorbeeld bij archeologisch bodemonderzoek. Bovendien geeft het doen van onderzoek, zoals in het kader van de Flora en Faunawet, geen enkele garantie dat de uitvoering uiteindelijk toch niet stilgelegd zal worden of onmogelijk wordt. Door het ontbreken van een houdbaarheidsdatum van het onderzoek blijft het onzeker of er niet alsnog beschermde soorten zullen worden aangetroffen, die de uitvoering van een plan vertragen of onmogelijk maken. Bovendien moet er wegens het ontbreken van gegevens bij het Natuurloket18 eerst langdurig onderzoek gedaan worden naar de aanwezigheid van beschermde soorten. Hierdoor lopen recreatieprojecten vertraging op of kan de uitvoering niet doorgaan.
9
In de waterrecreatiesector is grote zorg of de verdiepingsprojecten die in het IIVR zijn opgenomen, ooit tot uitvoering zullen worden gebracht, vanwege de Vogel- en Habitatrichtlijn. Indien deze projecten inderdaad niet meer kunnen worden uitgevoerd, wordt de recreatieontwikkeling beperkt en wordt de moeizaam overeengekomen balans tussen recreatie en natuur verstoord. Ook is gebleken dat het baggeren van geultjes naar de vaargeul een lastige zaak is, aangezien de Vogelrichtlijn en Flora en Faunawet beperkingen opleggen aan de uitvoering, die tot vertraging leiden. In de hotelsector zorgen bij nieuwbouw de bouweisen voor een opstuwend effect op de investeringen. Bovendien is vanwege de kans op uitloop door procedures, vooraf niet meer in te schatten wanneer men daadwerkelijk investeringen kan doen. Hierdoor is nieuwbouw in feite onmogelijk in Flevoland. Anderzijds is bestaande bouw, die geschikt gemaakt zou kunnen worden voor hotelaccommodatie, niet voorhanden. Een ander punt is dat men bij het opstellen van plannen in Flevoland, met een lagere bedbezetting moet rekenen dan elders in Nederland. Dit leidt tot een hoge kamerprijs die in Flevoland niet naar de klant te verantwoorden is. Bovendien is de vraag- en aanbodzijde in de hotelsector aan grote schommelingen onderhevig. Flevoland wordt niet rijp geacht voor de vestiging van grote hotels en zou zich meer moeten richten op de vestiging van kleinschalige ontwikkelingen met een bepaalde eigenheid. Het is de vraag of hiervoor voldoende locaties beschikbaar zijn.
10
5. Overzicht concrete projecten of ontwikkelingen die zijn vertraagd, belemmerd of niet van de grond komen of zijn gekomen Almere •
Belemmerend werkt dat een groot deel van de groenstructuren in Almere tot de PEHS zijn gaan behoren. Het gaat om groengebieden waarvan de ecologische waarde discutabel is. Doordat deze gebieden de status EHS hebben is de ontwikkeling van recreatieve functies, zoals maneges, sportvoorzieningen e.d in die groenzones onmogelijk geworden. Er is volgens de gemeente flexibiliteit nodig om het stedelijk groen meer recreatieve functies te geven. Voorbeeld is de stadsrandzone van Almere Buiten, waar uitbreiding van recreatieve voorzieningen gewenst is. Dit gebied dat grotendeels braak ligt, behoort echter tot de PEHS. De gemeente vindt dat er in dergelijke gevallen een uitruil van gronden moet kunnen plaatsvinden, waardoor de recreatieve ontwikkeling wel mogelijk gemaakt wordt.
•
De stranden van Almere, zoals Zilverhoek, hebben een belangrijke recreatieve waarde. Zij maken echter deel uit van een ecologische verbindingszone. Hierdoor is versterking van de strandfunctie door kleinschalige recreatieve ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld de aanleg van een strandpaviljoen onmogelijk geworden.
•
In het kader van de ontwikkeling van Almere Poort is een MER gemaakt, waarin een toekomstige jachthavenontwikkeling met een “groen karakter” bij Almere Pampus is meegenomen. De Commissie voor de MER is akkoord gegaan met deze ontwikkeling, onder voorwaarde dat er op het moment van uitwerking van het project een milieunotitie wordt opgesteld. In deze notitie moet de combinatie van recreatie en natuur worden aangegeven. Hoe hieraan invulling moet worden gegeven is onduidelijk en maakt de realisatie onzeker.
•
De aanleg van recreatieve routestructuren zoals fietspaden, wordt door de status van de EHS belemmerd. Voorbeeld hiervan is de aanleg en het gebruik van een fietspad in het Lepelaarsplassengebied.
•
De realisatie van een theehuis in het Waterlandse bos is onmogelijk vanwege de status van EHS. De recreatieve waarde van het groen neemt hierdoor af.
•
Uitbreiding van de Stichting AAP bij het stadslandgoed de Kemphaan wordt belemmerd door de basisbescherming van de EHS.
Dronten •
Recreatief medegebruik van de EHS beperkt zich tot wandelen of fietsen. Kleinschalige voorzieningen zijn niet te realiseren. Voorbeeld hiervan is het mislukken van de vestiging van een huifkaraccommodatie in het Roggebotsebos in een voormalige schuur van Staatsbosbeheer, gelegen in de EHS. Deze ontwikkeling is door de rechter geblokkeerd, omdat er onvoldoende reden was om inbreuk te maken op de bescherming van de EHS.
•
Recreatieve ontwikkelingen in de landbouwzone stuiten op problemen door milieuregelgeving. Voorbeeld: De oplossing om twee te kleine agrarische bedrijven weer levensvatbaar te maken, is stuk gelopen op milieuregels. Het ene bedrijf zou de grond van het buurbedrijf grotendeels overnemen waardoor de agrarische bedrijfsvoering zou kunnen worden doorgezet. Het andere wilde omschakelen naar een recreatieve bedrijfsinvulling. Beiden zouden daardoor hun bedrijven kunnen voortzetten. De oplossing bleek niet mogelijk op grond van milieuregels voor het agrarische bedrijf die bepalend waren en de aanpalende recreatieve ontwikkeling uitsloten.
•
Wijziging van een bestemmingsplan duurt veel te lang, met name omdat dezelfde persoon of organisatie diverse malen op grond van hetzelfde bezwaar een procedure kan starten tegen de wijziging. Dit leidt tot veel vertraging. Voorbeeld: Het aantal bezwaarschriften is het afgelopen jaar verdubbeld.
11
•
Bij het opstellen of herziening van bestemmingplannen moet met steeds meer aspecten rekening worden gehouden, zoals de watertoets, EHS, Vogelrichtlijn, archeologische waarden etc. Hierdoor duurt het minimaal 5 jaar voordat projecten kunnen worden uitgevoerd.
•
Ten aanzien va de begrenzing van de EHS stelt de provincie zich veel te star op en ontbreekt het aan flexibiliteit. De indruk bestaat dat bij de begrenzing onvoldoende rekening is gehouden met factoren die er al waren. Het centrale belang van de EHS is het tegengaan van versnippering, maar dat uitgangspunt sluit niet uit dat kritisch gekeken had moeten worden of en zo ja waar de aanwezigheid van de EHS tot problemen leidt, bijvoorbeeld ten aanzien van de recreatieontwikkeling. Er is niet gezocht naar combinatieoplossingen. De natuurwaarden zijn bepalend geweest, waarbij echter wordt aangetekend dat bepaalde locaties binnen de EHS geen enkele natuurwaarde hebben. Een voorbeeld hiervan is de begrenzing van de EHS bij de Groenvoerdrogerij in Dronten. Hier is de overslagkade in de EHS betrokken, waardoor op die plek in de toekomst recreatieve ontwikkelingen vrijwel uitgesloten zijn.
•
In het kader van IIVR kunnen natuurprojecten makkelijker gerealiseerd worden dan recreatieprojecten. Hierdoor groeit de natuur onevenredig en wordt de balans tussen recreatie en natuur verstoord. Voorbeeld van belemmeringen voor recreatieprojecten is het project Bremerberg.
•
Het project Bremerberg maakt deel uit van IIVR, waaraan een convenant ten grondslag ligt. Door enkele convenantpartners is gedurende de looptijd nieuw beleid en regelgeving geïntroduceerd waardoor belemmeringen worden opgeworpen. Voorbeeld zijn de ingestelde vrijwaringszones in kader van waterbeleid 21ste eeuw. Hiermee moet bij de bebouwing rekening worden gehouden, hetgeen kostenverhogend werkt. Hetzelfde geldt voor de aanwijzing van het Veluwemeer tot Speciale Beschermingszone op grond van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Deze aanwijzingen zijn na het opstellen van het plan tot stand gekomen. Hierdoor zijn extra procedures met nieuwe afwegingscriteria en compensatieverplichtingen ontstaan, waarmee bij de totstandkoming van IIVR geen rekening is gehouden. Niet alleen is de invloed op de bestemmingsplanprocedure die in 2004 gestart wordt, door deze extra afweging onzeker, ook de financiering komt door extra te maken kosten onder druk te staan. De bijdrage van IIVR blijft immers gelijk. Projecten worden bovendien zo complex dat de gemeente niet meer in staat is om zelf de regie te voeren. De specialistische kennis, tijd, mankracht en middelen ontbreken hiervoor. Men voelt zich gedwongen om de regie in handen van derden te leggen.
•
Het project Ketelhaven, waarin opgenomen de ontwikkeling van een nieuwe jachthaven loopt al sinds 1988 en is steeds vertraagd door veranderend beleid of regelgeving. Het project is nog steeds niet uitgevoerd omdat er steeds nieuwe belemmeringen worden opgeworpen. Destijds moest gewacht worden op sanering van het Ketelmeer, daarna greep de toenmalige minister Pronk in met betrekking tot buitendijks bouwen en vervolgens werd het Ketelmeer aangewezen als Speciale Beschermingszone in het kader van de Vogelrichtlijn en moet rekening gehouden worden met de nieuw ingestelde vrijwaringszone in het kader van het nieuwe waterbeleid. Het project ligt binnen de EHS en vanwege Vogelrichtlijn moet ook het afwegingskader van de Habitatrichtlijn worden doorlopen en moeten eventueel mitigerende of compenserende maatregelen worden getroffen. Bovendien moet rekening worden gehouden met de beperkingen die ingestelde vrijwaringszone oplegt. Het project loopt daardoor niet alleen alsmaar vertraging op, ook nemen de kosten fors toe die op het project en op de exploitatiemogelijkheden drukken.
•
De Flora en Faunawet en de Vogelrichtlijn hebben geleid tot vertraging van de uitvoering van het Aanlegplaatsenplan dat door de Stichting Gastvrij(e) Meren wordt gerealiseerd in de Randmeerzone. De werkzaamheden op het eiland de Kluut zijn gedurende het broedseizoen gestopt, vanwege de aanwezigheid van oeverzwaluwen. Daarnaast is de aanleg van een toegangsgeultje van de vaargeul naar het eiland door de benodigde vergunningen vertraagd en zijn beperkingen gesteld aan de uitvoering van het werk (zie brief inzake de vergunning in de bijlage). De vertraging heeft tot kostenverhogingen geleid, waarin bij de begroting niet was of kon worden voorzien.
12
•
Schietsportcentrum Dorhout Mees heeft plannen ontwikkeld voor aanleg van de grootste golfbaan van Europa. Deze uitbreidingsplannen lopen echter gevaar vanwege de EHS, omdat compensatiemogelijkheden beperkt zijn.
•
Nieuw Challenge: Dit bedrijf is gevestigd in de EHS, maar moet verplaatst worden naar een andere locatie binnen de EHS, vanwege overlast die veroorzaakt wordt bij Sixflags en het Colombinehuis. Er is een andere locatie gevonden binnen de EHS, waarvoor de procedures nog moeten starten. Een dergelijke verplaatsing blijkt zeer tijdrovend en complex te zijn, vanwege de bescherming van de EHS.
•
Voor het Gehandicapten kampeerterrein de Ruimte is het uiteindelijk gelukt om een locatie te vinden aan de Stobbenweg, nadat eerder drie locaties waren afgevallen. Het had weinig gescheeld of de ondernemer had de moed opgegeven.
Lelystad •
Bij de recreatieve ontwikkeling van de kuststrook moet een modus gevonden worden tussen veiligheidsaspecten in verband met de scheepvaartroute die langs de kust loopt en het belang van een verdere toeristisch recreatieve ontwikkeling. Voorbeeld hiervan is de omzetting van het strandpaviljoen de Aalscholver in een definitieve recreatieve vestiging met bedrijfswoning. Vanwege de toevoeging van een bedrijfswoning moet bij dit plan niet alleen rekening worden gehouden met de Vogelrichtlijn, maar ook met genoemde veiligheidsaspecten en met de gevolgen van het waterbeleid van de 21ste eeuw (vrijwaringszones). Het project loopt door onduidelijkheid van normen, waarover eerst kennis moet worden verzameld, vertraging op. Het project loopt inmiddels al twee jaar en de verwachting is dat het nog wel enige tijd zal duren voordat het gerealiseerd kan worden.
•
Kleinschalige recreatieontwikkelingen in de groene ring rondom Lelystad passen in het beleid van de gemeente vanwege de toegevoegde waarde voor die gebieden. In de praktijk blijken dergelijke initiatieven vaak te mislukken omdat het project vanwege de hoge grondprijzen die gerekend moeten worden niet te financieren valt. De gemeente kent een aantal projecten die vanwege de hoge grondprijzen niet zijn doorgegaan. Een voorbeeld daarvan is een plan voor de realisatie van chalets in de groene ring rondom Lelystad.
•
De vestiging van de het luchtvaartthemapark Aviodrome heeft ernstige vertraging opgelopen vanwege bezwaarprocedures. Dit heeft er bijna toe geleid dat de vestiging niet door zou zijn gaan.
•
Rond de vestiging van een partycentrum met een agrarische component op boerderij de Meeuwenhoeve is een procedure gevoerd omdat de ondernemer bredere activiteiten uitvoerde dan de vergunning toestond. Uiteindelijk is er een oplossing gevonden door goede afspraken te maken voor deze activiteit.
•
De ANWB vindt het zorgelijk dat er geen ruimte gereserveerd is voor een grote camping in Lelystad. Het toeristisch aanbod in Lelystad, zoals de Bataviawerf, Aviodrome en het Natuurpark rechtvaardigen dat er voor een dergelijke ontwikkeling ruimte gereserveerd wordt. Bestaande campings, zoals bijvoorbeeld camping Het Oppertje aan het Bovenwater, kunnen niet worden uitgebreid omdat het Hollandse Hout de status van kerngebied van de EHS heeft.
•
Volgens Staatsbosbeheer vervagen routestructuren, zoals fietspaden wegens gebrek aan financiële middelen voor noodzakelijk onderhoud. Dit geldt bijvoorbeeld voor het fietspad tussen de Gooiseweg en het Natuurpark en het fietspad tussen Lelystad en de Ketelbrug in het Rivierduingebied van Staatsbosbeheer.
Noordoostpolder •
Door de opstapeling van wetgeving is de uitvoering van projecten veel te gecompliceerd geworden. Als voorbeeld geldt het project Schokkerhaven dat bestaat uit vooroeverontwikkeling, strand in combinatie met dijkversterking. Dit project is door de opstapeling van wetten en regels (zoals de Wet beheer Rijkswateren, Wet
13
Bodembescherming, Waterschapskeur, Wet op de Ruimtelijke Ordening, Vogelrichtlijn, EHS) bijna onuitvoerbaar geworden. Bovendien staat de tijdsinspanning in geen verhouding tot de omvang van het project. Indien alle uren daadwerkelijk zouden worden toegerekend aan het project is het onmogelijk om dergelijke projecten voor elkaar te krijgen. •
Ook particuliere initiatiefnemers raken verstrikt in wet- en regelgeving. De gemeente heeft geen gelegenheid (geen mankracht en middelen) om hen te coachen om projecten tot een goed einde te brengen. Hierdoor haken ondernemers voortijdig af.
•
Bestaande recreatiebedrijven binnen de EHS hebben geen ontwikkelingsruimte meer. Bij vaststelling EHS is hiermee geen rekening gehouden. De gemeente vindt bovendien dat de risico’s voor ondernemers en gemeenten veel te groot zijn geworden om projecten tot een goed eind te brengen. Men moet veel onderzoek doen, waarvan de uitkomst tot financiële verplichtingen kan leiden die niets met het project te maken hebben (bijvoorbeeld archeologisch bodemonderzoek, watertoets). Bij onderzoek in het kader van de Flora en Faunawet is er geen enkele garantie dat de uitvoering niet stil gelegd zal worden of onmogelijk wordt. Door gebrek aan gegevens en het ontbreken van een houdbaarheidsdatum van onderzoek is geen enkele garantie te geven dat er alsnog beschermde soorten worden aangetroffen, die uitvoering van een plan vertragen of onmogelijk maken. Een voorbeeld van de veelheid van onderzoek die bij het plan voor uitbreiding en kwaliteitsverbetering van camping Voorsterbos is opgelegd is hiervan een voorbeeld. In de bijlage is deze brief ter illustratie opgenomen. Bij deze uitbreiding speelt in het kader van de noodzakelijke herziening van het bestemmingsplan ook de aanwezigheid van de EHS een rol, waardoor de slagingskans onzeker is.
•
De mondigheid van de burger leidt tot een veelheid van procedures, die tot vertragingen leiden. Het aantal bezwaarschriften is verdubbeld. Dit maakt veel extra juridische inzet en middelen noodzakelijk. Kosten lopen uit de hand. Bovendien neemt de flexibiliteit van het ambtelijk apparaat af ter voorkoming van procedures wegens vermeende toezeggingen. Een voorbeeld van zo’n nasleep zijn procedures die door projectontwikkelaars (bijvoorbeeld: Plan Welles) gevoerd worden omdat hun plannen niet konden worden uitgevoerd vanwege natuurbelangen.
•
Het Ketelmeer is aangewezen als Speciale Beschermingszone in het kader van de Vogelrichtlijn. Bij elke recreatieontwikkeling wordt voorgeschreven dat ergens in het Ketelmeer natuurwaarden die verloren gaan gecompenseerd moeten worden. Dit betekent dat, naast kosten voor onderzoek in het kader van de Vogelrichtlijn en Flora en Faunawet ook een gedeelte van de kosten van natuurontwikkeling op de exploitatie van recreatieprojecten drukt en tot afhaken kan leiden. Dit speelt bijvoorbeeld bij uitbreiding van de jachthaven Schokkerhaven.
•
Op Urk bestaat de indruk dat de kwaliteit van het ondernemerschap vaak te wensen over laat. Plannen zijn niet doordacht en onvolledig en ondernemers informeren vooraf niet of onvoldoende naar de gevolgen van de EHS. Voorbeeld: De camping bij Urk is in korte tijd herhaaldelijk van eigenaar gewisseld. De nieuwe eigenaar komt telkens met hetzelfde uitbreidingsplan, waarvan vaststaat dat het niet gerealiseerd kan worden vanwege de ligging binnen de EHS.
•
Hetzelfde geldt ten aanzien van een aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht. Ondernemers laten zich bij het maken van plannen niet informeren over de beperkingen die dit met zich meebrengt. Voorbeeld: Een hotelvestiging kan niet doorgaan vanwege een verkeerde locatiekeuze. Het pand dat men op het oog had behoorde tot het beschermde dorpsgezicht. De voorgestelde nieuwbouw was daardoor uitgesloten. Bovendien is de bereikbaarheid te beperkt en zijn er onvoldoende parkeerplaatsen.
Urk
14
Zeewolde •
Aanpassing of wijziging van bestemmingsplannen lopen stuk op de aanwezigheid van een Speciale Beschermingszone op grond van de Vogelrichtlijn of vanwege de aanwezigheid van de EHS. De gemeente verwacht dat de bestemmingsplanprocedure voor de ontwikkeling van een nieuwe recreatiezone langs het Wolderwijd (“kustzone Polderwijk”) door de aanwezigheid van de Speciale Beschermingszone op grond van de Vogelrichtlijn en Habitatrichlijn sterk beïnvloed zal worden en dat dit de uitkomst onzeker maakt.
•
In Zeewolde is het project Sanemare niet doorgegaan. Het ging om de vestiging van een soort kuuroord op een locatie tegen de EHS aan. Hiervoor is door de Inspectie RO geen toestemming verleend, omdat de maatschappelijke noodzaak ontbrak om speciaal op die locatie in Flevoland een kuuroord te realiseren. Er waren volgens de inspectie voldoende alternatieve mogelijkheden op het oude land. Daarnaast was het project vanwege de hoge grondprijzen van Domeinen moeilijk te financieren.
•
Bij de jachthaven de Eemhof bestaan plannen voor een buitendijkse ontwikkeling. Deze worden echter door de Inspectie RO op grond van de op de aanwezigheid van een Speciale Beschermingszone en vanwege de aanwezigheid van de EHS tegengehouden.
•
Recreatiegebied Erkemederstrand is sinds 1997 bezig om de bestaande binnendijkse camping met ca. 80 buitendijkse plaatsen uit te breiden. Hoewel de gemeente Zeewolde dit met een nieuw bestemmingsplan buitengebied wil realiseren, wordt de ontwikkeling tegengehouden door de provincie en IIVR.
•
Het Project Harderwold van de Cammingha groep betreft de bouw van recreatiewoningen met een golfbaan en kleine jachthaven. Dit project is door de Inspectie RO in eerste instantie tegengehouden, aangezien de mogelijkheid van permanente bewoning onvoldoende was uitgesloten in het bestemmingsplan. Inmiddels is een bestemmingsplanwijziging doorgevoerd en is een handhavingnotitie permanent wonen opgesteld. De recreatiewoningen zullen met jarenlange vertraging alsnog worden gerealiseerd en per kavel worden verkocht.
•
Volgens Staatsbosbeheer is er overeenstemming over een fietspadenplan Nijkerk-Zeewolde tussen de provincie, het waterschap en Staatsbosbeheer. Alleen de gemeente Zeewolde moet het plan nog goedkeuren, maar die beslissing blijft uit vanwege het ontbreken van financiële middelen.
•
Volgens Staatsbosbeheer verkeert het fietspad van de Nijkerkerbrug naar de Stichtse Brug in slechte staat als gevolg van een onduidelijke eigendomssituatie. Het fietspad is deels eigendom van het waterschap en deels van Staatsbosbeheer. Bij overdracht van de dijk aan het waterschap is in 1991 geen rekening gehouden met aanwezigheid van het fietspad en het noodzakelijke onderhoud. Dat wringt zich nu. Door de complexe juridische situatie en gebrek aan financiële middelen, dreigt het fietspad in de toekomst te vervagen. Indien de aanleg van een betonpad gefinancierd wordt, is SBB bereid om het onderhoud gedurende 20 jaar op zich te nemen. Ook andere fietspaden, zoals bijvoorbeeld in het Harderbos vervagen door gebrek aan financiële middelen. Onderhoudstechnisch geeft Staatsbosbeheer de voorkeur aan een betonpad dat goedkoper en veiliger is. In kader van vergrijzing zijn ze makkelijker berijdbaar door ouderen en mensen met een beperking. De aanlegkosten zijn echter duurder en de financiële middelen ontbreken. Volgens de gemeente Zeewolde is de aanleg en onderhoud van schelpenpaden goedkoper, maar zijn de mogelijkheden voor die toepassing op grond van natuurwetgeving beperkt.
•
Een plan voor een uitkijkpunt in het Horsterwold tegenover het Flelite pompstation, zelfstandig bereikbaar voor mensen met een beperking, kan niet worden uitgevoerd door gebrek aan middelen. Gaat om aanpassing parkeervoorziening en aanleg route van ca. 700 meter.
•
De parkeerplaats van het dagrecreatieterrein bij het Erkemederstrand wordt door de ondernemer gesloten gehouden in afwachting van een parkeerverbod op de Erkemederweg waar men al sinds 1997 met de gemeente mee bezig is. Als dat van kracht is kan de ondernemer betaald parkeren invoeren, noodzakelijk om de bezoekers bij te laten dragen in
15
de exploitatiekosten. Er wordt bovendien illegaal vuil gedumpt, waarvoor de ondernemer de rekening gepresenteerd krijgt. Het parkeerverbod is nog steeds niet afdoende geregeld. •
Voor ondernemers leidt de locale lastendruk tot problemen. Voorbeelden zijn de WOZ en toeristenbelasting. Zeewolde is op dit terrein de duurste gemeente.
IIVR Het IIVR is door het ministerie van VROM aangewezen als schoolvoorbeeld van ontwikkelingsplanologie. Het dreigt echter bij een papieren ontwikkelingsplanologie te blijven als door toetsing recreatieprojecten zouden sneuvelen. Daarmee komt het hele IIVR in gevaar. Voor het IIVR zal een beheersplan worden opgesteld, waarin de beperkingen die de Vogel- en Habitatrichtlijn met zich meebrengen vastgelegd worden en inzicht ontstaat in de cumulatieve effecten. Zolang dit beheersplan er niet is, moeten alle projecten afzonderlijk getoetst worden aan artikel 6 Habitatrichtlijn. Als er in het kader van bestemmingsplanprocedures bezwaar gemaakt wordt tegen recreatieve ontwikkelingen, leidt dat tot vertraging en komt de financiering in gevaar, die gebaseerd is op het Europese programma dat tot 2006 loopt. Dit klemt te meer omdat het IIVR op grond van een buitengewoon zorgvuldige integrale afweging tot stand is gekomen en een breed draagvlak kent door het convenant. Bij de provincie en de gemeenten Dronten en Zeewolde bestaat grote zorg over de uitkomst van bestemmingsplanprocedures van individuele recreatieprojecten zoals Bremerberg en kustzone Polderwijk in Zeewolde. Als deze plannen sneuvelen, kan dat bij de provincie reden zijn tot heroverweging van de andere projecten, aangezien daardoor de zorgvuldig gekozen balans tussen natuur- en recreatieontwikkeling wordt verstoord.
16
6. Conclusies en aanbevelingen Conclusie 1: Uit de inventarisatie blijkt dat bij de ondervraagden een sterk gevoel heerst dat de recreatieontwikkeling in Flevoland bijna op slot zit. Dit wordt met name veroorzaakt door de begrenzing van de EHS en het bijbehorende beschermingsregiem dat knellend en belemmerend werkt bij de ontwikkeling van de recreatie. Als oorzaak wordt opgegeven dat bij de begrenzing te weinig rekening gehouden met bestaande factoren zoals recreatie, specifieke ecologische waarden en historische achtergronden van de aanplant. Zelfs recreatieve zwaartepunten liggen in of zo dicht tegen de EHS dat er van ontwikkeling of uitbreiding van toeristisch-recreatieve bedrijvigheid niet of nauwelijks sprake kan zijn. Het gevoel dat Flevoland op slot zit wordt nog versterkt door het gebrek aan flexibiliteit ten aanzien van de EHS, waardoor uitruil van gronden moeilijk is. Ook dit is een factor waardoor in het buitengebied nauwelijks recreatieve ontwikkelingen van de grond te krijgen zijn. Aanbeveling: De provincie zou moeten onderzoeken of er enige flexibliteit in de begrenzing van de EHS aan te brengen is, zonder dat dit tot versnippering leidt. Daarbij zou rekening moeten worden gehouden met de historische achtergronden van de beplanting en de specifieke ecologische waarden. Conclusie 2: Nieuwe factoren die belemmerend werken zijn de Vogel- en Habitatrichtlijn, de vrijwaringszones op grond van het waterbeleid voor de 21ste eeuw en de geïntroduceerde watertoets. Dit werkt vertragend, belemmerend en kostenverhogend bij buitendijkse ontwikkelingen in de kustzones. Door overheden moet veel nieuwe kennis verzameld worden, hetgeen extra tijd kost. Eenduidige uitleg van normen en begrippen ontbreekt. Aanbeveling: De provincie zou kunnen aandringen bij de betrokken overheden op meer duidelijkheid. Conclusie 3: Compenserende of mitigerende maatregelen worden steeds moeilijker uitvoerbaar wegens de beperkte ruimte in Flevoland. Aanbeveling: Om te voorkomen dat Bron: Buiten, Bureau voor Economie & Omgeving Buiten de recreatieontwikkeling vanwege onuitvoerbare compensatieverplichtingen op grond van Europese richtlijnen in de toekomst helemaal op slot gaat, wordt aanbevolen om nu reeds onderzoek te doen naar de mogelijkheden om in de toekomst aan compensatieverplichtingen te kunnen blijven voldoen. De Europese Commissie verlangt in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn 1:1 compensatie, dit betekent dat de verloren natuurwaarden niet alleen qua areaal maar ook qua soort, gelijkwaardig moeten worden hersteld. Bij het tweede verdiepingsproject van de Westerschelde is bijvoorbeeld aangegeven dat het verloren gaan van slikken en schorren alleen kan worden gecompenseerd door het teruggeven van binnendijks land aan de rivier (ontpolderen om slikken en schorren te creëren). Conclusie 4: De begrippen “zwaarwegend maatschappelijk belang” in het kader van de EHS en “dwingende reden van groot openbaar belang” in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn belemmeren kleinschalige recreatieontwikkelingen. Bij dergelijk individuele projecten is nimmer sprake van een zwaarwegend maatschappelijk belang of dwingende reden van groot openbaar belang, waardoor de ontwikkelingen geblokkeerd worden. Zie de toetsingsschema’s bijlage 2 en 3.
17
Aanbeveling: In dit rapport zijn conform opdracht geen oplossingsrichtingen aangegeven. Uit dit onderzoek vloeit echter voort dat vervolgonderzoek naar oplossingsrichtingen voor genoemde knelpunten dringend nodig is. Conclusie 5: Voor onderzoek in het kader van de Flora en Faunawet zijn te weinig gegevens beschikbaar over Flevoland bij het Natuurloket, waardoor aanvullend onderzoek moet worden gedaan. Hierdoor loopt de realisatie van een project extra vertraging op. Indien de aanwezigheid van beschermde soorten wordt geconstateerd, heeft dat consequenties voor de aanleg van recreatievoorzieningen. Deze worden vertraagd of onmogelijk, omdat een ontheffing alleen in bepaalde gevallen kan worden verkregen (zie schema in de bijlage). De zorgplicht uit de Flora en Faunawet leidt bijvoorbeeld in het vogelrijke Flevoland al gauw tot vertraging aangezien alle in het wild levende vogelsoorten beschermd zijn en recreatievoorzieningen dicht bij of in natuurgebieden zijn gevestigd. Aanbeveling: Er moet door de overheid onderzoek gedaan worden naar de aanwezigheid van beschermde soorten in Flevoland, zodat het Natuurloket ook over voldoende gegevens van Flevoland kan beschikken. Conclusie 6: De ingestelde vrijwaringszones vanwege het nieuwe waterbeleid, worden door gemeenten als bedreigend en knellend ervaren. De meeste gemeenten zijn onbekend met de ontwikkelingsruimte die er binnen deze indicatieve zones volgens de provincie wel is. Aanbeveling: De ontwikkelingsruimte die er toch nog is, zou beter gecommuniceerd moeten worden met de gemeenten. Conclusie 7: Het draagvlak voor het natuur- en waterbeleid neemt bij gemeenten af, vanwege de belemmerende en bedreigende werking die hiervan het gevolg is voor de recreatieontwikkeling. Aanbeveling: In dit rapport zijn conform opdracht geen oplossingsrichtingen voor gesignaleerde knelpunten als gevolg van het natuur- en waterbeleid opgenomen. Vervolgonderzoek naar oplossingsrichtingen is echter dringend gewenst. Conclusie 8: De meeste ondervraagden vinden dat de veelheid van vergunningen, procedures en het grote aantal onderzoeken dat vereist is voordat men tot realisatie van initiatieven kan overgaan veel te veel tijd kost, te veel kostenverhogend werkt en tot onzekere financiële consequenties aanleiding is of kan zijn. (zie bijlage: brief inzake uitbreiding recreatiepark de Voorst). De ondervraagden vinden dat ook onderzoek verlangd waarvan de relevantie niet altijd duidelijk is. Aanbeveling: Nagaan of de gevraagde hoeveelheid onderzoeken in het kader van het milieubeleid met geringe relevante niet kan worden verminderd. Bij voorgeschreven onderzoek zou de relevantie voor die specifieke ontwikkeling duidelijk moeten worden aangegeven. Conclusie 9: Knelpunt bij nieuwbouw van hotels is het stuwende effect van bouweisen op de investeringen en de lage bedbezetting waarmee in Flevoland gerekend moet worden. Voor grote hotels is Flevoland nog niet rijp. Voor de ontwikkeling van kleinere accommodatievormen met een eigen karakter zou ruimte moeten worden gereserveerd. Aanbeveling: Voor de ontwikkeling van kleinere accommodatievormen met een eigen karakter zouden ruimtelijke mogelijkheden gecreëerd moeten worden. Conclusie 10: Beheer en onderhoud van fietspaden blijft voornamelijk achter vanwege het ontbreken van een verantwoordelijke partij en financiële middelen. Hierdoor dreigen bestaande routestructuren te vervagen. Aanbeveling: Verantwoordelijke partij aanwijzen en financiële middelen beschikbaar stellen voor onderhoud van routestructuren. Conclusie 11: Door opstapeling van wetten en regels is de uitvoering van projecten te complex geworden en vergt de realisatie te veel tijd of haken initiatiefnemers voortijdig af.
18
Conclusie 12: In het kader van IIVR is er bij de gemeenten en de provincie grote bezorgdheid over de consequenties van toetsing aan de Vogel- en Habitatrichtlijn in het kader van bestemmingsplanprocedures van recreatieprojecten die deel uitmaken van IIVR. De eerste projecten worden in 2004 in procedure genomen. Indien recreatieve projecten worden tegengehouden, zal dit gevolgen hebben voor het totale IIVR. Bovendien komt bij vertraging door procedures de financiering onder druk die gebaseerd is op het Europese programma, dat tot 2006 loopt. Tenslotte is het niet uitgesloten dat het mislukken van deze recreatieve projecten aanleiding zal zijn tot heroverweging van het totale project bij de convenantpartners. Conclusie 13: Complexe projecten die al een lange voorbereidingstijd vergen, worden extra vertraagd door nieuwe regels en beleid dat tussentijds van toepassing wordt. Dit zet de financiering sterk onder druk. Daarnaast drukken eventueel noodzakelijke mitigerende of compenserende maatregelen waardoor de initiatiefnemer verplicht wordt mee te betalen aan natuurontwikkeling, extra op de exploitatiemogelijkheden van recreatieprojecten. Conclusie 14: De ontwikkeling van kleinschalige recreatieve activiteiten loopt niet alleen vaak stuk op de aanwezige EHS, maar ook op de hoge kosten voor aanleg van infrastructuur en hoge grondprijzen en lange proceduretijd van vergunningen en RO-procedures.
19
Bijlage 1 Europees natuurbeleid en beschermingsregiem op grond van de Habitatrichtlijn Natura 2000: Door de EU-lidstaten wordt gestreefd naar het duurzaam instandhouden van de natuur, door de vorming van een samenhangend Europees ecologisch netwerk, Natura 2000. Om dit doel te bereiken zijn in 1979 en 1992 de Vogelrichtlijn19 en Habitatrichtlijn20 tot stand gekomen. Deze Europese richtlijnen zijn inmiddels gedeeltelijk in nationale wetgeving geïmplementeerd. De EU-Vogelrichtlijn: De Vogelrichtlijn verplicht de Lidstaten om maatregelen te nemen ter bescherming van alle in het wild levende vogelsoorten. Het gaat om gebieds- én om soortenbescherming. De maatregelen moeten gericht zijn op een voldoende gevarieerdheid van leefgebieden van voldoende omvang (gebiedsbescherming) én op het beschermen, in stand houden of herstellen van de populatie (soortenbescherming). In het kader van de gebiedsbescherming van de Vogelrichtlijn zijn in Nederland 79 gebieden aangewezen als Speciale beschermingszone. In Flevoland zijn dit alle buitendijkse watergebieden. De soortenbescherming die de Vogelrichtlijn oplegt21, heeft betrekking op alle in het wild levende vogelsoorten, hun eieren, nesten en hun leefgebieden, ongeacht de plaats waar zij zich bevinden. De EU-Habitatrichtlijn: Deze richtlijn beoogt de biologische diversiteit te waarborgen door instandhouding van natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna. Ook hier gaat het om gebieds- én soortenbescherming. Het doel is om wilde dieren en plantensoorten in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te houden of te herstellen. Ter bescherming van soorten zijn in bijlage IV van de Habitatrichtlijn dier- en plantensoorten opgenomen die van communautair belang zijn en daarom strikt moeten worden beschermd22. Er zijn in Nederland inmiddels 141 gebieden aangemeld als Habitatrichtlijngebied. Het gaat om ca. 750.000 ha, waarvan het grootste gedeelte water is. In Flevoland zijn delen van het Wolderwijd en Veluwemeer als Speciale Beschermingszone aangemeld. Implementatie Vogel- en Habitatrichtlijn in Nederlandse wetgeving: De verplichtingen uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn worden in Nederlandse wetgeving verankerd in de Flora en Faunawet (in werking getreden in 2002) en de (nieuwe) Natuurbeschermingswet (nog niet in werking getreden) 23. Deze wetten vormen samen het belangrijkste juridische kader voor de bescherming van de natuur. Daarbij ziet de (nieuwe) Natuurbeschermingswet op de gebiedsbescherming en de Flora en Faunawet op soortenbescherming. Op grond van jurisprudentie moet echter de afweging genoemd in artikel 6 Habitatrichtlijn rechtstreeks worden toegepast zolang het Nederlandse wettelijk kader niet is aangepast. Speciale beschermingszones: In de aangewezen Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden geldt een bijzondere bescherming op grond van artikel 6 Habitatrichtlijn. In deze gebieden zijn economische activiteiten slechts beperkt mogelijk. Wel mag in principe het zogenaamde 'bestaand gebruik' worden gecontinueerd. Bij uitbreiding of verandering van activiteiten en bij nieuwe activiteiten moet getoetst worden of er significante gevolgen zijn voor de beschermde gebieden. Indien dat zo is, moet er een afweging plaatsvinden. Dit betekent kort samengevat dat nagegaan moet worden of er dwingende reden is van groot openbaar belang, of er een alternatieve locatie is en of de natuur elders gecompenseerd kan worden. Op grond daarvan wordt besloten of de activiteit wel of niet door kan gaan. Soortenbescherming op grond van de Flora en Faunawet In de Flora en Faunawet24 werkt de soortenbescherming uit de Vogel- en Habitatrichtlijn door in het Nederlands recht. De wet, die in 2002 in werking is getreden, beschermt in beginsel alle in het wild levende plant- en diersoorten binnen én buiten beschermde natuurgebieden en geldt dus overal in Flevoland. Bijna alle inheemse in het wilde levende zoogdieren, vogels, reptielen, amfibieën, vissen en planten hebben een beschermde status, ongeacht het aantal of de plaats waar ze zitten. Hieronder vallen ook heel gewone en veel voorkomende soorten, zoals wilde konijnen, (water)vogels, alle reptielen én hun leefomgeving. De beschermde dieren en planten mogen, inclusief nesten, voortplantings-, groeiplaatsen én vaste rust- of verblijfplaatsen, niet worden verstoord of aangetast.
20
Voor bepaalde soorten die als bedreigd en kwetsbaar zijn aangemerkt geldt een extra bescherming. Deze soorten zijn op zogenaamde Rode Lijsten geplaatst. Op zich is de Flora en Faunawet niet nieuw25. Wel nieuw is een “algemene zorgplicht” die in de wet geïntroduceerd is voor een ieder om onvervangbare flora en fauna te beschermen26. Dit betekent dat men in het wild levende planten en dieren zoveel mogelijk met rust moet laten en negatieve gevolgen van activiteiten die nadelig zijn voor de beschermde planten en dieren, moet voorkomen, beperken of ongedaan moet maken. Voorts heeft Gedeputeerde Staten27 de bevoegdheid gekregen om plaatsen die van wezenlijk belang zijn voor een beschermde soort, als beschermde leefomgeving aan te wijzen28 De wet verbiedt in beginsel alle handelingen die in het wild levende beschermde planten en dieren in hun voortbestaan bedreigen29. Dit houdt in dat het verboden is om in het wild levende beschermde dieren te verontrusten, verjagen, te vangen of te doden. Ook is het verontrusten en beschadigen van rust- en voortplantingsplaatsen van beschermde soorten verboden. Voor beschermde planten geldt een verbod op het verwijderen van de groeiplaats door plukken, beschadigen, ontwortelen, vernielen of uitsteken. In Flevoland liggen recreatiegebieden in of dichtbij natuurgebieden. De kans is daarom groot dat er beschermde dier- en plantensoorten voorkomen. In bepaalde gevallen biedt de Flora en Faunawet de mogelijkheid om ontheffing te krijgen van de verbodsbepalingen, die echter slechts in beperkte gevallen wordt verleend30. De procedure voor het verkrijgen van een ontheffing duurt drie maanden. Daarbij moet echter worden opgeteld de tijd die nodig is voor onderzoek naar eventuele aanwezigheid van beschermde soorten. In Flevoland zijn onvoldoende verspreidingsgegevens bekend om een goed beeld te hebben van de verspreiding van een groot aantal soortgroepen31.
21
Bijlage 2
Toetsing basisbescherming Ecologische Hoofdstructuur
Plan, project, activiteit in of in de nabijheid van de EHS
Zwaarwegend maatschappelijk belang?
Ja
• •
Nee
Kan het initiatief niet elders worden uitgevoerd? Is er geen andere oplossing mogelijk?
Ja
Afwijken basisbescherming niet mogelijk. • •
Initiatief elders uitvoeren Andere oplossing kiezen
Afwijken basisbescherming niet mogelijk
Nee
Afwijken basisbescherming mogelijk, mits: • •
Mitigerende maatregelen Adequate compensatie verloren natuurwaarden
Bron: Waterrecreatie Advies 22
Bijlage 3
Toetsing gebiedsbescherming
in voorstel tot wijziging Natuurbeschermingswet 1998
Plan, project, activiteit
Toetsing significante effecten op specifieke natuurwaarden
Nee
Ja
Passende beoordeling
Toestemming. Bevoegd gezag kan volstaan met rekening houden met de instandhoudingdoelstellingen van Vogelen Habitatrichtlijnen
- dwingende reden van groot openbaar belang?
Nee
Ja
- geen alternatieven - verzachtende maatregelen - compensatie
Geen toestemming
Toestemming
Bron: Waterrecreatie Advies
23
Bijlage 4
Beoordeling ontheffingsaanvraag ex art. 75 Flora en Faunawet Plan, activiteit, project
Inventarisatie beschermde soorten in of in nabijheid
ja
nee
welke soorten
Bijlage IV en Rode Lijstsoorten
ja Dwingende reden van groot openbaar belang
Andere beschermde soorten m.u.v.beschermde inheemse vogels
Beschermde inheemse vogels
Geen ontheffing
Meer algemene soorten
Criterium: geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort
Criterium: geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort
- Mitigerende maatregelen - Compensatie kan als voorwaarde
Mitigerende maatregelen
Individueel belang
- Geen alternatieven - Mitigerende maatregelen - Compensatie Ontheffing mogelijk
Flora en Faunawet niet van toepassing
Geen ontheffing, in ieder geval in broedseizoen
Ontheffing mogelijk
Ontheffing
amvb met vrijstellingsregeling in voorbereiding
Bron: Waterrecreatie Advies
24
Bijlage 5
25
26
Bijlage 6
27
28
Bijlage 7
Strategische aandachtgebieden uit het Omgevingsplan Flevoland
29
Bijlage 8
Milieubeschermingsgebieden voor bodem uit het Omgevingsplan Flevoland
30
Bijlage 9
Milieubeschermingsgebieden voor grondwater uit het Omgevingsplan Flevoland
31
Bijlage 10
Milieubeschermingsgebieden voor stilte uit het Omgevingsplan Flevoland
32
Bijlage 11
Milieubeschermingsgebieden voor natuur uit het Omgevingsplan Flevoland
33
Noten eindrapport 1 2 3 4 5
6
7 8
9 10
11
12
13
14
15
16 17 18
Beleids- en Actieplan Recreatie en Toerisme (BART) van de provincie Flevoland op grond van het Structuurschema Groene Ruimte I (SGR) 1993 Omgevingsplan Flevoland, Ontwikkelingsvisie 2030, vastgesteld in 2000 Op grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening Daarnaast regelt de wet de handel in, en de in- en uitvoer van beschermde planten en dieren, de jacht, het beheer en schadebestrijding. Art. 2 Flora en Faunawet, Elke burger is verplicht om voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren én hun directe leefomgeving. Dit houdt in dat iedereen die weet of kan vermoeden dat er door zijn handelen of het nalaten nadelige gevolgen voor individuele wilde planten en dieren ontstaan, verplicht is dergelijke handelingen achterwege te laten, dan wel zich in te spannen om de nadelige gevolgen te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken, voor zover dat in redelijkheid kan worden gevergd. Art. 8 t/m 12 Flora en Faunawet Ontheffing op grond van artikel 75 Flora en Faunawet wordt aangevraagd bij het Agentschap 8 LASER van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij Natuurbalans 2003, Rijksinstituut voor de Volksgezondheid en Milieu (RIVM) Als uitvloeisel van het kabinetsbesluit “Anders omgaan met water; waterbeleid in de 21ste eeuw.” is op 14 februari 2001 door het Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten een Startovereenkomst Waterbeleid 21ste eeuw getekend als voorbode van het nieuwe waterbeheer. De Integrale visie IJsselmeergebied 2030 geldt als bouwsteen van de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening die wordt opgenomen in de Nota Ruimte is bouwsteen voor de Nota Ruimte die in januari 2004 aan de Tweede Kamer zal worden gepresenteerd Regels zijn opgenomen in de Provinciale Milieuverordening Flevoland en voor acht milieubeschermingsgebieden voor bodem zijn regels opgenomen in de Ontgrondingenverordening Verdrag van Valletta, Malta 1992. Op grond van dit verdrag dient de verstoorder de kosten van archeologisch onderzoek te betalen Volgens de gemeente Zeewolde belemmert een verbod op ploegen het onderhoud van (goedkope) schelpenpaden. Deze trend wordt door de Commissie voor de MER gesignaleerd. Natuurbalans van het RIVM, 2003 Opgezet door het ministerie van LNV
Noten Bijlage 1 19 20
21 22 23
24
25
26
27 28
29 30
31
Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de Vogelstand Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna Art 5 Vogelrichtlijn Art 12 e.v. Habitatrichtlijn Wetsvoorstel tot wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 in verband met Europees rechtelijke verplichtingen. Daarnaast regelt de wet de handel in, en de in- en uitvoer van beschermde planten en dieren, de jacht, het beheer en schadebestrijding. In de wet zijn bepalingen uit de Vogelwet 1936, de Wet bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten, de Jachtwet, de Nuttige dierenwet 1914 en Hoofdstuk V (het soortenbeschermingsonderdeel) van de Natuurbeschermingswet 1998 gebundeld. Art. 2 Flora en Faunawet, Elke burger is verplicht om voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren én hun directe leefomgeving. Dit houdt in dat iedereen die weet of kan vermoeden dat er door zijn handelen of het nalaten nadelige gevolgen voor individuele wilde planten en dieren ontstaan, verplicht is dergelijke handelingen achterwege te laten, dan wel zich in te spannen om de nadelige gevolgen te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken, voor zover dat in redelijkheid kan worden gevergd. Art. 19 e.v. Flora en Faunawet Het gaat hierbij om kleine locaties, zoals een muurtje waar een beschermde plant op groeit of een kelder met vleermuizen. Art. 8 t/m 12 Flora en Faunawet. Ontheffing op grond van artikel 75 Flora en Faunawet wordt aangevraagd bij het Agentschap 30 LASER van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij Natuurbalans 2003, Rijksinstituut voor de Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
34