Voorwoord
Hallo Voor jou ligt de zorgmap Kinderdiabetes van Kidz&Ko. Deze map bevat informatie over de zorg voor jou rondom de diabetes. In de map wordt diabetes mellitus uitgelegd, maar kun je ook informatie opzoeken over insuline, glucose, voeding, hypo s en hypers. Met deze informatie hopen we dat alles rondom Diabetes Mellitus duidelijk voor je wordt. Als je vragen hebt kun je hier altijd voor terecht bij je diabetesverpleegkundige Bij ieder polikliniekbezoek kun je de map meenemen, dan kun je altijd laten zien wat je bijvoorbeeld niet begrijpt of waar je graag over wilt praten. Wij hopen dat door het gebruik van deze map, diabetes voor jou en je ouders een stukje begrijpelijker wordt. Groetjes, Het Kinderdiabetesteams Kidz&ko
Educatie Kidz&Ko, juli 2014
2
Inhoudsopgave Voorwoord Hoofdstuk 1 Inleiding Voorstellen leden van het team Telefonische bereikbaarheid Mailcontact
5 7 8
Hoofdstuk 2 Diabetes mellitus Wat is diabetes mellitus Insuline Instructie insuline spuiten
10 12 14
Hoofdstuk 3 Bloedglucose Glucose controleren Hypoglycaemie Glucagen Hyperglycaemie Correctieadvies bij hyperglycaemie Ketonen in het bloed Hba1c
17 19 22 23 25 27 29
Hoofdstuk 4 Voeding Diabetes en voeding, nieuw Koolhydraten en etiketten lezen Zoetstoffen
31 33 37
Hoofdstuk 5 Algemene zaken in verband met diabetes mellitus Bewegen en sport School Vakantie Ziek zijn Voetzorg Internetsites
40 46 51 54 55 56
Bijlage te verkrijgen via diëtiste: Gezonde voeding en gezond gewicht Alcohol en diabetes
Educatie Kidz&Ko, juli 2014
3
Educatie Kidz&Ko, juli 2014
4
Het kinderdiabetesteam Kidz&Ko Samenwerken in een groot gebied is gebruik maken van elkaars expertise en toch persoonlijke zorg en aandacht voor iedereen dichtbij huis. Met deze filosofie heeft het Brabantse samenwerkingsverband Kidz&Ko een belangrijke stap gezet voor goede diabeteszorg aan kinderen, tieners en hun ouders. De samenwerking werd in het najaar van 2007 gestart door de kinderdiabetesteams van het St. Elisabeth Ziekenhuis en het TweeSteden ziekenhuis in Tilburg, het Jeroen Bosch Ziekenhuis in ´s Hertogenbosch, het Catharina Ziekenhuis in Eindhoven en het Elkerliek Ziekenhuis in Helmond. Een jaar later kwamen daar nog bij het Bernhoven Ziekenhuis in Uden/Oss en het St. Anna Ziekenhuis in Geldrop. Samen hebben zij ruim 500 kinderen onder behandeling. De naam Kidz&Ko staat voor KinderDiabetesZorg en KwaliteitsOverleg. Belangrijk is dat de kinderen en ouders de diabeteszorg dichtbij huis krijgen en kunnen profiteren van de voordelen van onze samenwerking op grote schaal. Zo kunnen wij de resultaten, bijvoorbeeld HbA1c waarden evalueren en behandelplannen zo nodig aanpassen om samen een nog beter niveau te bereiken. Vier keer per jaar brengt Kidz&Ko een nieuwsbrief uit. Op de website van Kidz&Ko: www.kidzenko.nl, staat regelmatig actuele informatie.
Waaruit bestaat het kinderdiabetesteam? Het uitgangspunt van de behandeling is dat kind en ouders zo zelfstandig mogelijk met de diabetes om kunnen gaan. Hierbij krijgen het kind en de ouders begeleiding vanuit hun diabetesteam. De kinderarts De kinderarts is eindverantwoordelijk voor de behandeling van de diabetes bij het kind. Vier keer per jaar wordt er een HbA1c afgenomen en een keer per jaar vindt de jaarcontrole plaats. De kinderarts beoordeelt deze waarden en kijkt eventueel ook naar de nadelige gevolgen van de diabetes en past zijn plan hierop aan. De kinderdiabetesverpleegkundige De kinderdiabetesverpleegkundige leert ouders en hun kind alles over de diabetes en de dagelijkse dingen die hierbij komen kijken. Hierbij kan worden gedacht aan het controleren van de bloedglucosewaarden en het spuiten van insuline, instructie insuline pomp, ketonen meter, glucosesensoren. Verder geeft zij uitleg over de hoge en lage waarden en hoe je daarmee het beste om kan gaan. Ook voor vragen over materialen zoals: insulinepennen, bloedglucosemeters, insulinepompen e.d., kun je terecht bij de verpleegkundige. De diëtist De diëtist bekijkt wat voor invloed eten heeft op de bloedglucosewaarden. Daarbij leert de diëtist, het kind, hoe de insuline aangepast moet worden op de eetgewoontes. Ook leert de diëtist, kind en ouders voeding en insuline op elkaar af te stemmen. De psycholoog Elk kind met diabetes krijgt een intakegesprek met een psycholoog. Diabetes kan in de dagelijkse terugkerende zorg (bloedglucosewaarden meten, koolhydraten tellen, insuline Educatie Kidz&Ko, juli 2014
5
toedienen, omgevingsfactoren) een behoorlijke psychische belasting zijn. Daarom bieden wij de mogelijkheid aan ouders en kind om hierin begeleiding te krijgen. De psychologe geeft in het gesprek aan welk aanbod er is gericht op de sociaal-emotionele aspecten waarop diabetes van invloed kan zijn.
Mailcontact Omdat er veel gecommuniceerd wordt aan de hand van e-mail zijn er enkele richtlijnen opgesteld zodat voor iedereen duidelijk is wat er van hem/haar verwacht wordt en ook wat de verwachtingen van het kinderdiabetesteam zijn. De e-mail wordt uitsluitend gebruikt voor niet dringende zaken. Wanneer je meteen antwoord wilt hebben, gebruik de telefoon. Wanneer jullie de kinderdiabetesverpleegkundige een e-mail sturen, mogen jullie binnen 3 werkdagen een antwoord terug verwachten. Houd hierbij rekening met feestdagen en weekenden. Soms zal het voor de kinderdiabetesverpleegkundige niet mogelijk zijn om binnen die 3 werkdagen een antwoord te geven, door bepaalde factoren. Er zal dan door de kinderdiabetesverpleegkundige een e-mail worden verstuurd met de mededeling dat het antwoord wat langer op zich laat wachten. De e-mails die jullie versturen worden allemaal bewaard. De kinderdiabetesverpleegkundige wil graag weten of een mail is aangekomen en gelezen is. Dit omdat hier belangrijke gegevens in kunnen staan, zoals insuline veranderingen. Om deze reden willen zij graag een ontvangst/leesbevestiging ontvangen. Wij hopen dat hierbij duidelijk is wat de wederzijdse verwachtingen met betrekking tot het email verkeer zijn. Bij vragen kunnen jullie altijd bij iemand van het kinderdiabetesteam terecht.
Statistieken Binnen Kidz&ko werken we mee aan landelijke initiatieven ter verbetering van de kinderdiabeteszorg. Hiervoor worden op anonieme basis gegevens geregistreerd in een database. Hierbij kun je denken aan het verzamelen van HbA1c waarden en uitslagen van jaarcontroles. Hiervoor is juridisch geen toestemming nodig omdat het een anonieme registratie is.
Educatie Kidz&Ko, juli 2014
6
Educatie Kidz&Ko, juli 2014
7
Wat is diabetes mellitus? Hoe werkt mijn lichaam? Om te begrijpen wat diabetes is, moet je eerst weten hoe je lichaam werkt als je geen diabetes hebt. Wanneer je wat gaat eten, komt dit via je maag in je darmen terecht. Een belangrijk onderdeel van eten, zijn de koolhydraten. Van deze koolhydraten wordt in je lichaam suiker (glucose) gemaakt. Die glucose gaat via je darmen naar het bloed. De glucose moet via het bloed in de cellen van je lichaam komen, zodat je hier energie van krijgt. Net zoals bij een auto, die heeft ook benzine (=energie) nodig om te kunnen rijden. Om glucose vanuit het bloed in de lichaamscellen op te nemen, is insuline nodig. Deze insuline wordt gemaakt in de alvleesklier.
Bij mensen met diabetes mellitus maakt de alvleesklier te weinig of geen insuline aan. Hierdoor wordt glucose niet of te weinig vanuit het bloed opgenomen in de lichaamscellen. De glucose blijft dan in je bloed zitten, waardoor je lichaam te weinig energie krijgt. Als je teveel glucose in je bloed hebt, ga je dit uitplassen. Je lichaam probeert op deze manier je bloedglucose lager te krijgen. Doordat je zo vaak moet plassen, krijg je ook veel dorst. Dit is vaak de reden dat je naar de huisarts bent gegaan. Naast veel plassen en dorstig zijn, ben je ook vaak wat afgevallen in gewicht.
Educatie Kidz&Ko, juli 2014
8
Er zijn verschillende typen diabetes mellitus: Diabetes mellitus type 1: Insuline wordt gemaakt in de bêta-cellen van de eilandjes van Langerhans, die in de alvleesklier liggen. Die bêta-cellen worden door je eigen lichaam kapot gemaakt. Het is nog niet precies bekend hoe dat dit komt. Als alle bêta-cellen kapot zijn, wordt er geen insuline meer gemaakt. Deze vorm heet diabetes mellitus type 1.
Bij diabetes mellitus type 1, moet altijd insuline gegeven worden via injecties of een insulinepomp.
Of je insuline krijgt via injecties of de insulinepomp, hangt van verschillende factoren af. Bijvoorbeeld van je leeftijd, of je zelf al kan spuiten en wat je lichaam nodig heeft. Bij vragen altijd bespreken met je eigen diabetesteam.
Diabetes mellitus type 2 Bij diabetes mellitus type 2, maakt de alvleesklier wel insuline aan, maar onvoldoende. Het kan ook zijn dat de insuline niet zo goed werkt. Insuline-injecties zijn niet altijd nodig. Toch moet een groot deel van de mensen met dit type diabetes mellitus, uiteindelijk ook insuline spuiten. Als je overgewicht hebt, kan het helpen als je begint met afvallen.
Mody Mody is een afkorting van het Engelse Maturity-Onset Diabetes of the Young, een vorm van diabetes die op jonge leeftijd begint. De aanleg voor Mody is meer erfelijk dan de gewone soorten diabetes Er zijn verschillende Mody- vormen. Bij allemaal is er wat mis gegaan bij de aanleg van de alvleesklier tijdens de zwangerschap. Het gevolg is dat de alvleesklier al vroeg in het leven uitgeput raakt en minder insuline kan maken. De verschillende Mody vormen kunnen worden bepaald met genetische testen. Daardoor kan de behandeling op maat worden gemaakt.
Lada Dit is een vorm van diabetes type 1 die zich vermomt als diabetes type 2, doordat hij heel geleidelijk begint. Het woord LADA is een afkorting van het Engelse Latent Auto-immune Diabetes in Adults. Vooral bij jonge, slanke mensen die diabetes type 2 krijgen is het zinvol om toch nader te onderzoeken, want het maakt uit voor de behandeling van LADA.
Educatie Kidz&Ko, juli 2014
9
Insuline Je lichaam heeft insuline nodig om de glucose uit het voedsel te kunnen gebruiken voor energie. Daarnaast heeft het lichaam continue behoefte aan een kleinere hoeveelheid insuline, de basale behoefte. De lever produceert altijd een beetje glucose. Daarom heb je gedurende de nacht ook insuline nodig, ook al eet je niet. Normaal gesproken maakt de alvleesklier zoveel insuline als het lichaam nodig heeft; de hele dag door een klein beetje, en grotere hoeveelheden na de maaltijden. Als je Diabetes Type 1 hebt dan maakt je alvleesklier geen insuline meer aan en moet je dit zelf gaan toedienen. Dit moet meerdere keren per dag met een insulinepen of insulinepomp. Verschillende soorten insuline, de soort en frequentie van het gebruik wordt afgestemd met het behandelend kinderdiabetesteam. In onderstaand schema zie je een overzicht van alle insuline verkrijgbaar in Nederland 2011. Bij vragen kan het behandelend kinderdiabetesteam toelichting geven op de werking van de insuline.
Kortwerkende insuline 1. (Ultra)kortwerkende insuline-analogen Handelsnaam Start werking
Piekwerking
Werkingsduur
Apidra® 15 min 0.5-1.5 uur 2-5 uur Humalog® 15 min 0.5-1.5 uur 2-5 uur Novorapid® 15 min 0.5-1.5 uur 2-5 uur Deze insulines kunnen direct voor de maaltijd gegeven worden. Wanneer je uit eten bent, de insuline pas gaan toedienen als het gerecht geserveerd wordt! 2. Kortwerkende humane- insuline Handelsnaam Start werking
Piekwerking
Max. werkingsduur
Humaject® 0.5 uur 1-4 uur 7-8 uur Humuline Regular® 0.5-1 uur 1-4 uur 7-8 uur Insuman Infusat® 0.5-1 uur 1-4 uur 7-8 uur Insuman Rapid® 0.5-1 uur 1-4 uur 7-8 uur Deze insulines hebben de voorkeur om 15 tot 20 minuten voor een maaltijd toegediend te worden. Dit om hogere glucosewaarden direct na de maaltijd te voorkomen.
Langwerkende insuline 1. Langwerkende insuline-analogen Handelsnaam Start werking
Piekwerking
Werkingsduur
Lantus® Levemir® Tresiba®
geen Bijna geen geen
24 uur 20-22 uur > 24 uur
2. Langwerkende humane insulines (NPH) Handelsnaam Start werking
Piekwerking
Werkingsduur
Insulatard® Humuline® NPH
2-12 uur 2-12 uur
14-24 uur 14-24 uur
1-2 uur 1-2 uur 1-2 uur
1-2 uur 1-2 uur
Educatie Kidz&Ko, juli 2014
10
Insuman Basal®
1-2 uur
2-12 uur
14-24 uur
Mengsel van kort- en middellangwerkende insuline (mix) Handelsnaam
Start werking
Max. werkingsduur
Humalog® Mix Humuline® Insuman® comb Novomix® *
15 minuten 0.5-1 uur 0.5-1 uur 15 minuten
12-24 uur 12-24 uur 12-24 uur Max. 24 uur
Bron: Farmacotherapeutisch Kompas ( publicatie Diabc, februari 2011)
* Er bestaan verschillende samenstellingen bij mixinsuline. Hierover kan het behandelend team meer uitleg geven. Eenheden De hoeveelheid insuline wordt uitgedrukt in internationale eenheden (I.E.). Deze eenheden zijn internationaal gestandaardiseerd, in elk land ter wereld wordt met een eenheid dezelfde hoeveelheid insuline bedoeld. Hoeveel eenheden iemand nodig heeft is per individu afgestemd. Houdbaarheid insuline Gebruik insuline niet meer na de vervaldatum die staat vermeld op het patroonetiket en het kartonnen doosje. De vervaldatum verwijst naar de laatste dag van de maand. Insuline die niet direct in gebruik is, moet in de koelkast bij 2-8 graden Celsius worden bewaard, bij voorkeur in de groentelade onder in de koelkast. Insuline die in gebruik is of als reserve wordt meegenomen, hoeft niet in de koelkast bewaard te worden. Je kunt insuline bij kamertemperatuur 4 weken bewaren. Een enkele insuline kan 6 weken buiten de koelkast bewaard blijven, de apotheek kan hier altijd antwoord op geven.
Adviezen voor bewaren van insuline. Insuline moet worden beschermd tegen extreme hitte (>25º C) en licht, dit heeft gevolgen voor de werkzaamheid. Wanneer de insuline bevroren is, verliest deze alle werking. Dit is alleen niet zichtbaar aan de insuline! Tips: - Insuline niet tegen koelelementen bewaren op reis. - Bij extreme vorst de insuline niet in de schooltas meenemen bij fietsen naar school. - Let op: insuline niet in auto laten liggen bij vorst of hitte.
Educatie Kidz&Ko, juli 2014
11
Hoe spuit je insuline? Instructie voor de insuline injectie met de insulinepen, deze wordt gegeven door de kinderdiabetesverpleegkundige of een verpleegkundige op de afdeling. De stappen van het insuline spuiten: 1. Klaar leggen: gevulde insulinepen, naald, naalden container. 2. Handen wassen met water en zeep. 3. Naaldje op de pen draaien of klikken. 4. Voor iedere injectie de pen ontluchten; speciaal hierop letten na het vervangen van de penfill en bij een dosering minder dan 4 eenheden insuline. (zie voor vervangen penfill gebruiksaanwijzing pen) stel 2 eenheden in met de insulinepen houd de insulinepen rechtop met naald naar boven en tik zachtjes tegen het insulinereservoir duw de drukknop helemaal in totdat er een aantal druppels insuline boven aan de naald verschijnt, eventueel enkele malen herhalen. de pen is nu klaar voor gebruik. 5. Stel de pen in op de te geven dosis (volgens afspraak arts). 6. Kies de spuitplaats uit, desinfecteren van de huid hoeft niet, infectiegevaar is nihil. 7. Let op: Houd de pen in de palm van de hand met de duim op de drukknop, het inprikken van de naald en het inspuiten van de insuline kun je in één keer doen.
Nieuwe afbeelding BD 9
De spuitplaats fixeren of laten fixeren. De naald rechtop in de huid zetten en de drukknop indrukken. De insuline rustig inspuiten, 10 seconden wachten, naald verwijderen en de huid loslaten. (individueel kan er een andere techniek gekozen worden, dit is altijd in overleg met je kinderdiabetesverpleegkundige) 10 Naald in de naaldcontainer doen.
Educatie Kidz&Ko, juli 2014
12
Voorkeur plaatsen voor insuline injectie: De opnamesnelheid van de insuline is verschillend vanuit de diverse injectiegebieden. De volgorde van snelle en minder snelle opname is: buik, armen, benen en billen. Hiermee moet je dus rekening houden met de werking van de insuline. Afspraak: -
Snelwerkende insuline in de buik Langwerkende insuline in been/bil Bovenarm heeft geen voorkeur bij kinderen.
Bij kinderen komt het voor dat ze niet genoeg buik (vet) hebben om in te spuiten of ze vinden het enger om zichzelf in de buik te injecteren. In dat geval start je met alleen in benen en billen te spuiten. Waar kun je precies spuiten: - Buik: gehele buik, 5 cm rondom de navel vrijhouden - Benen: boven-buitenkant van de bovenbenen, waarbij je een handbreedte boven de knie moet vrijlaten. - Billen: bovenste buitenste bilkwadrant
De plaats waar je gaat injecteren elke keer wisselen om spuitplaatsen te voorkomen. Door veelvuldig op dezelfde plaatsen te injecteren kan er lipohypertrofie ontstaan waardoor de werking van de insuline onbetrouwbaar wordt. Maak evt. gebruik van rotatiekaarten. Pijnlijke injecties kunnen vooral voorkomen bij in het been injecteren. Dit komt veelal door spanning en daardoor intramusculaire toediening. Ontspanningstechnieken kunnen zeer bruikbaar zijn. Aandachtspunt: Na het injecteren kan er een druppeltje bloed of insuline terugkomen. Hier hoef je niets mee te doen. Komt dit vaker voor dan kun je overleggen met de kinderdiabetesverpleegkundige. Indien de vereiste dosis groter is dan 40 eenheden, wordt aangeraden om deze dosis te verdelen over 2 injecties, te injecteren op verschillende plaatsen binnen eenzelfde zone.
Educatie Kidz&Ko, juli 2014
13
Educatie Kidz&Ko, juli 2014
14
Bloedglucosewaarden controleren Het belang van glucose meten in het bloed De uitspraak meten is weten gaat zeker op voor kinderen met diabetes. Alle kinderen hebben een wisselende dagindeling met beweging en slapen, als kind ben je continu in ontwikkeling. Hierdoor kunnen de glucosewaarden meer schommelen dan bij bijvoorbeeld volwassenen. Door vaak te meten, weet je hoe het met de glucosewaarde in het bloed is en kun je hierop reageren. Het streven blijft naar een glucosewaarde tussen de 4 en 7 mmol om de kans op late complicaties te verkleinen. In het dagelijkse leven zullen er altijd schommelingen zijn, omdat er meerdere factoren bepalend zijn voor de glucosewaarden op dat moment. Bijvoorbeeld door verschillende activiteiten, maar kan ook gaan schommelen door stress. Bloedglucosemeter Er zijn diverse soorten bloedglucosemeters verkrijgbaar, in overleg met de diabetesverpleegkundige kun je zien welke meter het beste bij je past. In de handleiding van de meter staat welke mogelijkheden er zijn en hoe deze zijn te bedienen. Elke meter heeft een geheugen voor vele metingen, om optimaal voor je diabetes te zorgen is het belangrijk om inzicht in deze gegevens te krijgen. Dit kan door de bijbehorende software om de 2 tot 4 weken uit te lezen of je schrijft de glucosewaarden op in een glucosedagboekje. Je kunt hierdoor een trend ontdekken waar je altijd te laag of te hoog uitkomt met je glucosewaarde. Wanneer je bijvoorbeeld voor elke lunch een hypo krijgt, dan kun je de insuline van de ochtend verminderen om herhaling van hypo s te voorkomen. Instructie voor zelfcontrole van bloedglucosewaarde 1. Was je handen met lauw water voor een betere doorbloeding en een schone huid. Droog daarna je handen goed af. 2. Leg de volgende spullen alvast klaar: glucosemeter, teststrip, prikpen, lancet, naaldencontainer, glucosedagboekje. 3. Plaats de lancet in de prikpen, stel de juiste diepte in en span deze. 4. Plaats de teststrip in de meter (controleer zo nodig de code) 5. Plaats de prikpen op de zijkant van de vingertop en druk op de ontspanknop. Je mag alle vingers gebruiken om te prikken zolang je afwisselt van prikplaats.* 6. Wacht totdat de druppel bloed voldoende groot is, plaats de druppel volgens metervoorschrift van de fabrikant op de teststrip. 7. Wacht totdat na het aftellen van de meter de glucosewaarde op de display verschijnt. 8. Schrijf de waarde in het glucosedagboekje. 9. Handel daarna volgens de afspraken van de kinderarts. * Er bestaat een mogelijkheid om de glucosewaarde te controleren via het prikken in de onderarm, hier gelden specifieke aandachtspunten bij. Dit gaat altijd in overleg met het team. Aandachtspunten: - Het is niet nodig om je vingers met alcohol te ontsmetten. Het infectiegevaar van een vingerprik is klein. - Bij twijfel van een hoge glucosewaarde, handen goed wassen en opnieuw bepalen. - Zorg dat je meter juist gecodeerd is, indien nodig. - Bij het meten van de bloedglucose kan het voorkomen dat de meter HI aan geeft. HI staat voor High, en High is de Engelse term voor hoog. Bij de meeste glucosemeters is dit hoger dan 33,3 mmol/l. Bij deze uitslag moet de glucose gecorrigeerd worden volgens afspraak met het behandelend team.
Educatie Kidz&Ko, juli 2014
15
Richtlijn voor het glucose meten: - Bij voorkeur dagelijks glucose meten: Voor elke maaltijd en voor het slapen gaan en om drie uur s nachts, indien de lang werkende insuline is bijgesteld. Bij twijfel moet je ALTIJD tussendoor meten.
Educatie Kidz&Ko, juli 2014
16
Hypoglykemie Bij een hypoglykemie (= hypo) is er te weinig glucose in je bloed. De bloedglucosewaarde is lager dan 3,5 mmol/l. Meestal voel je dat je te laag zit, maar je kunt het ook meten door je bloedglucose te controleren. Wanneer kun je een hypo krijgen?: als je teveel insuline spuit/bolust met pomp als je te weinig of te laat eet als je gaat sporten of meer in beweging bent als de insuline te snel opgenomen wordt bijvoorbeeld bij warm weer, sauna of spuitplaatsen Bij alcohol gebruik Hoe herken je een hypo? Je lichaam gaat waarschuwingssignalen geven. Deze kunnen bij iedereen verschillend zijn. Soms heb je maar 1 of 2 signalen, andere hebben er meer. Je leert dit bij jezelf te herkennen. Er zijn ook momenten dat je erg geconcentreerd bezig bent waardoor je de eerste signalen niet goed opmerkt. Kijk maar op het volgende plaatje:
Educatie Kidz&Ko, juli 2014
17
Wat toe doen bij een hypo? Meet je bloedglucosewaarde en is deze lager dan 3,5 mmol/l, dan heb je een hypo. Bij een hypo moet je snel koolhydraten eten of drinken. De koolhydraten moeten snel opgenomen worden in je lichaam. Gebruik daarom Dextro Energy tabletten of suikerhoudende dranken. Zie onderstaand schema voor de hoeveelheid: Lichaamsgewicht (kg)
Koolhydraten (gram)
10 20
3 6
30
9
40
12
50 60
15 18
70 of zwaarder
21
In een glucosetablet (Dextro Energy) zitten 3 gram koolhydraten, probeer een glas water erbij te drinken voor een snellere werking van de Dextro. Als de volgende maaltijd nog lang duurt (2 uur of langer), eet dan een kleinigheid extra van ongeveer 10 á 15 gram koolhydraten, bijvoorbeeld een Evergreen, appel of een boterham. Kijk na 20 minuten hoe de bloedglucosewaarde is. Als je bloedglucosewaarde dan nog steeds te laag is, kun je het beste nog een keer Dextro pakken of iets drinken. Ben je niet in staat te eten of te drinken omdat je niet goed reageert, dan kan iemand anders glucagen spuiten (zie instructie glucagen) of het alarmnummer 112 bellen. Probeer altijd te achterhalen wat de oorzaak is geweest van de hypoglycaemie zodat je hier een volgende keer rekening mee kunt houden. Meer informatie over de hoeveelheid koolhydraten van eten en drinken is te vinden in de dieettabel of in de koolhydraatlijst. Nachtelijke hypo s Soms kun je s nachts in je slaap last krijgen van een hypo. In sommige gevallen word je zelf of je ouders dan wakker, andere keren wordt het niet gemerkt. Als je slaapt voel je een hypo niet altijd en dan kun je er dus ook niet altijd op reageren. Je kunt als je twijfelt, je ouders een keer s nachts om 03.00 uur de bloedglucosewaarde laten bepalen. Wanneer deze te laag (lager dan 4 mmol/l) is, moet je iets eten/drinken dat makkelijk is. Zoals limonade of vla. Pak liever niet iets waar je op moet kauwen, als je te slaperig bent kun je je makkelijker verslikken. Een hypo in de nacht kan regelmatig voorkomen. Ook bij mensen zonder diabetes komt de glucosewaarde midden in de nacht wel eens bij de 3,5 mmol/l. Maar als je diabetes hebt kan deze door de insuline in je lichaam nog verder zakken. Hier merk je soms niets van, maar vaak krijg je wel een tegenreactie van je lichaam. Je kunt ze herkennen aan een hele hoge glucosewaarde als je opstaat, of aan vermoeidheid/hoofdpijn/overmatige transpiratie als je wakker wordt. Sommige kinderen zijn er wat humeurig van. Als dit het geval is, is dit een reden om eens te kijken of je wel of niet een hypo hebt gehad in de nacht. Dit kan door extra je bloedglucose te controleren of door een continue bloedglucosemeting te doen.
Educatie Kidz&Ko, juli 2014
18
Een hypo voorkomen s nachts Om een hypo te voorkomen in de nacht is het van belang dat je bloedglucose voor het slapen gaan niet te laag is. De volgende richtlijn kun je hiervoor aanhouden: gebruik pomp glucose > 5 á 6 mmol gebruik langwerkende insuline levemir of lantus, glucose > 6 mmol gebruik van een mix-insuline, glucose > 8 mmol. Is je glucose lager dan hierboven beschreven en hoger dan 4 mmol dan gebruik je 15 gram koolhydraten. Is je glucose voor het slapen lager dan 4 mmol, neem dan je voorgeschreven dextro s in volgens het hypo-advies en neem 15 gram koolhydraten. Als je met regelmaat een te lage glucosewaarde hebt voor het slapen dan kun je overleggen met het kinderdiabetesteam om hiervoor een oplossing te vinden. Een regelmatig terugkerende hypoglycaemie, op welke tijd dan ook, betekent een structurele oplossing zoeken samen met het kinderdiabetesteam
Educatie Kidz&Ko, juli 2014
19
Glucageninjectie Instructie voor het toedienen van een Glucagen® injectie wordt gegeven door de kinderdiabetesverpleegkundige aan het kind, ouders/begeleiders of andere betrokkenen als hier indicatie voor is. In de lever en spieren is een beperkte hoeveelheid glycogeen opgeslagen. Door toediening van GlucaGen® wordt glycogeen omgezet in glucose, waardoor de bloedglucosespiegel stijgt. Bij een ernstige hypoglykemie bestaat de mogelijkheid dat er na een injectie GlucaGen® geen of onvoldoende verbetering van de situatie ontstaat door onvoldoende glycogeen voorraad. Een tweede injectie heeft dan geen zin. Het is dan noodzakelijk dat er een glucoseoplossing wordt toegediend door de arts of ambulance verpleegkundige. GlucaGen® is alleen verkrijgbaar op recept. Er is maar één firma die dit medicijn produceert, dit is de firma Novo Nordisk. De GlucaGen® aquaject verpakking is een verpakking met daarin: Een flacon met 1 mg GlucaGen® poeder; Een voorgevulde spuit met oplosmiddel (gedestilleerd water); Een in de deksel bevestigde gebruiksaanwijzing; GlucaGen® dient in een spier (intramusculair) toegediend te worden, om de bloedglucosewaarde te doen stijgen. Ernstige hypoglykemie, wanneer de patiënt niet meer in staat is adequaat te slikken. Oplossen van de poeder, door middel van de bijgeleverde spuit met gedistilleerd water. Verwijder de oranje dop van de flacon. Verwijder het beschermkapje van de naald en prik deze door het rubberen afdekplaatje van de flacon; Injecteer alle oplosmiddelen in de flacon en zwenk deze op en neer (zonder de naald eruit te halen) totdat de GlucaGen® volledig is opgelost en de oplossing helder is geworden; Zuig alle vloeistof op door de zuigerstang terug te trekken. Pak vervolgens een brede plooi van het dijbeen, of bil van de patiënt en breng de naald in zijn geheel in en druk de spuit met Glucagen® volledig leeg. (Bij personen met een lichaamsgewicht van 25 kg of minder slechts de helft toedienen) In het algemeen geldt dat GlucaGen® overal in de spieren geïnjecteerd kan worden, echter het bovenbeen geniet de voorkeur en is snel bereikbaar Na de GlucaGen® injectie zal de patiënt binnen 10 à 15 minuten bijkomen uit de hypoglykemie Nadat de patiënt is bijgekomen uit de hypoglykemie direct glucose toedienen d.m.v. dextro s of ranja. (zie protocol hypoglykemie) Oorzaak opsporen van de ernstige hypoglykemie om eventuele herhaling te voorkomen en indien nodig de insulinedosis aanpassen. In sommige ziekenhuizen wordt er motilium gegeven i.v.m. misselijkheid na het geven van de GlucaGen® Indien er glucagen gebruikt is, dit altijd direct doorgeven aan het behandelend diabetesteam of dienstdoende kinderarts.
Educatie Kidz&Ko, juli 2014
20
Hyperglycaemie Bij een hyperglykemie (hyper) is er te veel glucose in je bloed. De bloedglucosewaarde is hoger dan 8 mmol/l. Soms merk je zelf dat je te hoog zit (zie plaatje). Je kunt het ook meten door je bloedglucose te controleren. Wanneer kun je een hyperglykemie krijgen? Als je te weinig insuline spuit Injectie/bolus van insuline vergeten Als je meer eet en hiervoor geen extra insuline spuit Als je minder beweging hebt dan normaal, bijvoorbeeld in het weekend Als je insuline niet goed wordt opgenomen door spuitplaatsen Ziekte, koorts Stress Insulinepomp oorzaken, bijvoorbeeld canuleverstopping. Hoe herken je een hyper? De volgende signalen kun je krijgen als je bloedglucose te hoog wordt Je zult zelf gaan ervaren wat bij je lichaam past, vaak voel je de signalen pas bij een veel hogere glucosewaarde. Is je bloedglucose tussen de 8 en 15 mmol dan zal je lichaam niet echt signalen geven, hiervoor is het dan weer belangrijk dat je regelmatig je bloedglucose controleert. Een belangrijk signaal is vaak ook de wisseling in je stemming/humeur, een hogere bloedglucose kan je meer prikkelbaar maken. In het onderstaande plaatje zie je verschillende kenmerken van een hyper:
Educatie Kidz&Ko, juli 2014
21
Wat te doen bij een hyperglykemie? Wanneer je je bloedglucosewaarde meet en deze is hoger dan 8 mmol/l dan heb je een hyperglykemie. Heb je een bijregelschema gekregen om je hoge waarden te corrigeren, dan volg je de adviezen hiervoor. ls je bloedglucosewaarde hoger dan 15 mmol/l blijft nadat je deze al hebt gecorrigeerd, moet je weten of je te weinig insuline in je lichaam hebt. Dat kun je te weten komen door de ketonen in je urine of bloed te meten. Heb je nog geen bijregelschema kun je het volgende doen: Extra drinken zonder suikers Bewegen* *Bewegen helpt niet als je een echt insuline tekort hebt, want hierdoor zijn er al ketonen in je lichaam. Aandachtspunt: Afhankelijk van de soort insuline en het tijdstip van toediening zal de glucosewaarde nog beïnvloed worden door werkzame insuline. Hierover kun je overleggen met het kinderdiabetesteam. BRAKEN = BELLEN !! Braken kan een signaal van je lichaam zijn dat je een ernstig tekort aan insuline hebt, hiervoor is behandeling van een kinderarts nodig.
Educatie Kidz&Ko, juli 2014
22
Correctie advies bij een hyperglykemie De kinderarts of diabetesverpleegkundige zal in eerste instantie uitleg geven over de correctie bij een hyperglykemie. De correctiefactor wordt berekend vanuit het dagtotaal aan insuline. Hoe meer insuline er gebruikt wordt per 24 uur, hoe meer insuline er nodig is om een hoge glucosewaarde te verlagen. Waarschijnlijk is dit elke dag wel anders. Daarom neem je van ongeveer 7 dagen het gemiddelde van de dagtotalen. Extra insuline is nodig vanaf een glucosewaarde van 8 mmol. De streefwaarde is corrigeren naar 5 mmol. Bij gebruik van een insulinepomp kun je de dagtotalen teruglezen in de pomp. De correctiefactor wordt berekend vanuit de formule en is afgestemd of leeftijd. Kinderen van 0-5 jaar: 120 gedeeld door totale dagdosis insuline = hoeveelheid mmol glucosedaling per eenheid snelwerkende insuline. Kinderen van 5-12 jaar: 100 gedeeld door totale dagdosis insuline = hoeveelheid mmol glucosedaling per eenheid snelwerkende insuline. Kinderen > 12 jaar: 80 gedeeld door totale dagdosis insuline = hoeveelheid mmol glucosedaling per eenheid snelwerkende insuline. Voorbeeld 100: 78 ( gemiddelde dagdosis) = 1,2 mmol/eh, correctiefactor = 1 EH insuline zakt de bloedsuiker 1 à 1,5 mmol. Daarna is te berekenen hoeveel insuline nodig is om streefwaarde te bereiken. De streefwaarde die we willen bereiken is 5 mmol.
Huidige waarde
Bijv. 25
X streefwaarde = ------------------ = eenheid insuline voor correctie. Correctiefactor
20 5 = -------- = ±13 eh insuline, 1,5
Dus als je een waarde van 25 mmol hebt, wil je terug naar 5 mmol. Dit is een verschil van 20 mmol. Als je op 1 EH insuline 1,5 mmol zakt, betekent dit dat je 13 EH insuline moet bijspuiten om op 5 mmol te komen. Belangrijk is om altijd 1 ½ á 2 uur na de correctie een bloedsuiker te meten om te kijken of de correctie voldoende effect heeft gehad Deze richtlijn is berekend uit een formule waarbij er in de praktijk gekeken moet worden of deze goed bij je past. Voordat er een correctie gegeven wordt moet er rekening gehouden worden met het verloop van de dag. Bijvoorbeeld door beweging.
Educatie Kidz&Ko, juli 2014
23
Enkele aandachtspunten: Hoe hoger de waarde is, hoe meer insuline je moet spuiten om de bloedsuiker te laten dalen. Dus soms moet je misschien wel meer spuiten dan de correctiefactor aangeeft. Je moet in de gaten houden of je insulinebehoefte per dag meer wordt. Als bijvoorbeeld bij de pomp de dagtotalen hoger worden en bij het spuiten je meer moet gaan spuiten voor de maaltijd. Dan betekent dat, dat je ook je correctiefactor moet gaan aanpassen Als er problemen zijn, neem dan contact met je kinderdiabetesteam.
Educatie Kidz&Ko, juli 2014
24
Ketonen in het bloed
Ketonen Alle cellen hebben brandstof nodig om energie te maken, in eerste plaats wordt daar glucose voor gebruikt. Bij mensen met diabetes is er niet altijd voldoende glucose in die cellen aanwezig. Als alternatieve brandstof gaat het lichaam dan vet gebruiken. Als afvalstoffen komen dan ketonen vrij die via de urine het lichaam verlaten. Ketonen kunnen ook via de ademhaling het lichaam verlaten, er ontstaat dan een acetongeur. Ketonen zijn ook te meten in het bloed ( -hydroxybutyraat).
Wanneer is er onvoldoende glucose in de cel aanwezig? - Als kinderen honger hebben en er is onvoldoende glucose voorhanden. Spreekt men van de zogenaamde hongerketonen. Bij meting van bloedglucose is de verwachting dat deze laag zal zijn. - Wanneer er bij kinderen met diabetes voldoende (of zelfs teveel) glucose in de bloedbaan aanwezig is, maar er door gebrek aan insuline geen glucose de cel in kan. Dan gaat de cel gaat vetten gebruiken. Wanneer er daarna glucose zal worden gemeten, is de verwachting dat deze hoog zal zijn.
Voorlopige conclusie Ketonen en hoge bloedglucose betekent een tekort aan insuline, bij het gebruik van een insuline pompje is er alleen maar direct werkende insuline, de kans op een tekort aan insuline gaat veel sneller. Dit kan bijvoorbeeld als het naaldje niet goed zit. Ketonen en lage bloedglucose betekent een tekort aan glucose.
Wanneer kun je ketonen bepalen? - Bij aanhoudende hoge bloedglucose die na 1-2 uur niet zakt op bijbolussen/bijspuiten met direct werkende insuline - Bij misselijkheid - Bij braken - Bij een acute ziekte
Wat is belangrijk bij het meten van ketonen? - Gebruik voldoende bloed - Meet ook de bloedglucose - Zo nodig ook de naald en/of het systeem verwisselen Hoe meet je ketonen? Omdat ketonen in je bloed zitten, kun je deze heel gemakkelijk meten. Je hebt dan een meter en stripjes nodig die de ketonen in je bloed kunnen bepalen. Voor het bepalen van je ketonen neem je een stripje (speciaal voor ketonen) en plaats je die in de meter, zoals bij het bepalen van je bloedglucose. Vervolgens prik je met je eigen prikpen in je vinger en breng je de bloeddruppel aan op het stripje. Na ongeveer 10 seconden verschijnt er op het afleesvenster van de ketonenmeter met de waarden van je bloedketonen.
Educatie Kidz&Ko, juli 2014
25
Uitslag: - minder dan 0.6 mmol/l:
Er zijn geen tot zeer weinig ketonen in het bloed. Als de bloedglucose hoog is kan er direct werkende insuline worden bijgebolust of bijgespoten volgens eigen schema.
- tussen 0.6 - 1.5 mmol/l:
Er zitten ketonen in het bloed. Als de bloedglucose hoog is kan er direct werkende insuline worden bijgebolust of bijgespoten volgens eigen schema, zonodig overleg met kinderdiabetesteam.
- tussen
Er zitten veel ketonen in het bloed. Contact opnemen met kinderdiabetesteam over de te ondernemen acties.
- boven de
1.5 - 3 mmol/l:
3 mmol/l:
Er zit een forse hoeveelheid ketonen in het bloed. Direct contact opnemen met kinderdiabetesteam. Het kan nodig zijn de situatie te laten beoordelen op de Spoed Eisende Hulp.
Altijd contact opnemen met het kinderdiabetesteam wanneer: - De ketonen blijven stijgen - De glucose blijft stijgen ondanks bijspuiten - Je onzeker bent over de situatie of aanpak
- Braken is altijd bellen !!!
Educatie Kidz&Ko, juli 2014
26
HbA1c Wat is HbA1c? Een Hba1c is een bloedtest waarbij gemeten wordt, hoeveel glucose er gebonden is in de rode bloedcellen. Het weerspiegelt de gemiddelde bloedglucosespiegel van de afgelopen 2 tot 3 maanden. Doordat het een gemiddelde glucosewaarde is, kun je dagelijks hoge en lage waarden zien, maar gemiddeld toch goed zitten. Je voelt je het beste als er minder grote schommelingen in je bloedglucosewaarden zijn. We streven naar een waarde van HbA1c < 58 mmol/mol. Tijdens de puberteit is het door hormonale veranderingen in je lichaam moeilijk om een HbA1c < 58 mmol/mol te houden. Gedurende deze periode zul je in overleg met het kinderdiabetesteam meer insuline moeten toedienen om een acceptabele HbA1c waarde te kunnen bereiken. Een goed Hba1c is een van de gegevens die meegenomen worden om eventuele complicaties op langere termijn van diabetes mellitus te voorkomen. Het is wel belangrijk om te weten dat eventuele complicaties niet alleen gerelateerd zijn aan het HbA1c. Jaarlijks wordt er door het kinderdiabetesteam ook aandacht geschonken aan andere aspecten, zoals leefstijl en andere onderzoeken. Hierover kun je meer informatie vragen aan de kinderarts. Wanneer moet ik een HbA1c prikken/insturen? Vier keer per jaar wordt je gevraagd om een HbA1c in te sturen. Ongeveer één week voor de afspraak op de poli laat je dit prikken. Voor de kinderarts is het belangrijk om de uitslag van het HbA1c te hebben, voordat je op controle komt. De arts kan dan de behandeling op de uitslag afstemmen. Overleg met je eigen kinderdiabetesverpleegkundige wat de mogelijkheden zijn om een HbA1c te laten bepalen. Je kunt de HbA1c In het eigen ziekenhuis laten prikken (laboratorium of point of care), bij de prikpost of zelf prikken en opsturen per post.
Educatie Kidz&Ko, juli 2014
27
Educatie Kidz&Ko, juli 2014
28
DIABETES EN VOEDING Wat is diabetes? Diabetes mellitus type 1 krijg je niet door snoepen, je kunt er zelf niets aan doen! Als je eet krijgt je suiker (= glucose) in je bloed. Insuline zorgt ervoor dat de glucose die in het bloed zit in de cellen kan. Dat levert dan energie. Deze energie uit de voeding heb je nodig om te groeien, te denken, te lopen, te praten en nog veel meer. Diabetes ontstaat door een tekort aan insuline. De alvleesklier die in je buik zit, maakt geen insuline meer. Doordat je geen insuline hebt, kunnen de cellen van je lichaam geen glucose binnenkrijgen. Je hebt dus gebrek aan energie. Je hebt diabetes .en nu? Vanaf nu heb je insuline nodig. Bloedglucose controleren, insuline spuiten, uitkijken wat je eet , hoeveel en wanneer je iets eet is vanaf nu belangrijk. Kan je blijven eten wat je gewend was? Er verandert weinig als je gewend was om gezond en regelmatig te eten. Het is vanaf nu belangrijk dat je weet hoeveel koolhydraten ergens inzitten. Koolhydraten is een verzamelnaam voor suikers. Ze worden in het maagdarmkanaal afgebroken tot glucose, glucose gaat via de dunne darm naar het bloed. Hierdoor stijgt het glucosegehalte van het bloed (bloedglucosespiegel). Vanuit het bloed moet de glucose naar de cel, want die heeft de glucose nodig voor energie. Glucose kan niet zelf vanuit het bloed in de cel, hiervoor is insuline nodig. Dit moet jij voortaan spuiten omdat er geen of te weinig insuline gemaakt wordt in je alvleesklier. Koolhydraten zijn net als vetten nodig voor het leveren van energie aan het lichaam. Er zijn verschillende koolhydraten: 1. Zetmeel: brood, aardappelen, rijst, deegwaren, peulvruchten en bindmiddelen 2. Lactose (oftewel melksuiker): melk, yoghurt, karnemelk, vla en puddig 3. Fructose (oftewel vruchtensuiker): fruit, vruchtensap, appelmoeder, compote 4. Sacharose (oftewel suiker): suikerklontje, limonade, koekjes, snoepjes, frisdrank, zoet beleg. Het is belangrijk om de maaltijden over de dag te verdelen. Hoe je dit het beste kunt doen, zal de diëtist met je bespreken. Wat mag je drinken? Als je veel frisdrank of limonadesiroop drinkt, dan kun je frisdrank light of suikervrije limonadesiroop (Slimpie of Diaran) nemen. Je kunt deze dranken drinken zonder dat je bloedglucosewaarde oploopt. Je insuline hoeft dan niet aangepast te worden. Natuurlijk kun je ook gewone dranken met suiker drinken, maar in de praktijk blijkt dat bloedglucosewaarden moeilijker onder controle te krijgen zijn, ook al houd je hier rekening mee met insuline. Dus probeer er meteen een gewoonte van te maken om suikervrije dranken te gebruiken. Maak dus gebruik van: (vruchten) thee zonder suiker Light- frisdrank (mineraal-) water Limonadesiroop zonder suiker Bouillon Educatie Kidz&Ko, juli 2014
29
Mag je nog wel snoepen? Natuurlijk mag je weleens snoepen. Een snoepje, een ijsje, een koekje en chips kun je zeker nog eten. Let op wat, wanneer en hoeveel je snoept. Bedenk hoeveel koolhydraten daarin zitten en spuit er voldoende insuline bij. Het is niet nodig om suikervrij snoep te nemen, omdat dit vaak toch koolhydraten bevat. Bij de diëtist zal besproken worden wat gezond eten is. Verder zal nog uitgebreider gepraat worden (door de dokter, de diabetesverpleegkundige en de diëtist) over wat je doen moet met sporten, feestjes, vakantie en andere omstandigheden waar je vragen over hebt. Mag je doorgaan met sporten? Sporten is voor iedereen goed dus voor kinderen, jongeren en volwassenen met diabetes ook. Hoe meer, hoe beter! Beweging kan zorgen voor een daling van de bloedglucose. Door meer te bewegen werkt de insuline beter. Het kan nodig zijn dat je bij het sporten iets extra s eet dat koolhydraten bevat. Vaak is het mogelijk de hoeveelheid insuline aan te passen. Wist je dat de Nederlandse Norm Gezond Bewegen aangeeft hoeveel je eindelijk moet bewegen. Om gezond te blijven is het goed om minimaal vijf dagen per week 60 minuten te bewegen (lopen, fietsen, buiten spelen,etc.)! Daarnaast is het voor je coördinatie en je ontwikkeling ook goed om 1-2 keer per week te sporten. Zoek een sport die je leuk vindt en bij je past! Wat doe je wanneer je bloedglucose te laag is? Een te lage bloedglucose wordt ook wel een hypo genoemd. Of met een moeilijk woord een hypoglycemie. Je merkt dit doordat je begint te zweten, honger krijgt,gaat trillen of moeite krijgt met concentreren. Wanneer dit gebeurt heb je glucose nodig. Bijvoorbeeld druivensuikertabletten of limonade van gewone limonadesiroop. Hierdoor stijgt de bloedglucose weer en verdwijnen de verschijnselen langzaam. Dus niet vergeten druivensuikertabletten bij je te hebben voor het geval je een hypo krijgt! Kijk voor de kidz & ko afspraken bij het onderdeel hypoglycemie . Wat moet je niet doen? Je hoeft geen suikervrije producten voor diabetici te kopen zoals: koek, snoep, ijs en chocolade. Deze zijn meestal erg vet, bevatten toch koolhydraten en zijn minder lekker. Trek! Extra trek komt in de eerste weken na het ontdekken van diabetes vaak voor. Misschien ben je een paar kilo afgevallen. Je lichaam moet weer herstellen en vraagt om extra eten. Zolang je meer trek hebt kun je gerust wat meer eten. Honeymoonfase Bij aanvang van je diabetes moet je vaak veel insuline spuiten. Na verloop van tijd kan de hoeveelheid verminderen omdat je lichaam zelf nog insuline maakt en omdat de insuline beter werkt. In deze periode is er vaak maar weinig insuline nodig en er zijn mooie bloedglucosewaarden. Bij sommige kinderen zien we dan ook geen invloed van eten/drinken of beweging op de bloedglucosewaarden. Deze fase duurt gewoonlijk 3-6 maanden, soms een jaar of langer. De diëtist zal je informatie geven over eten, drinken en diabetes.
Educatie Kidz&Ko, juli 2014
30
KOOLHYDRATEN EN ETIKETTEN LEZEN Koolhydraten Koolhydraten is een verzamelnaam voor: A zetmeel (dextrine) B melksuikers (lactose) C vruchtensuiker (fructose) D kristalsuiker (sacharose) E voedingsvezel (pectine, cellulose etc) Ze zijn een belangrijke energiebron voor je lichaam. Er zijn verteerbare (A t/m D) en nietverteerbare koolhydraten (E). Het lichaam breekt verteerbare koolhydraten af tot glucose. De darmen nemen de glucose op in het bloed. In het bloed wordt de glucose vervoerd naar alle cellen in je lichaam. Met hulp van insuline wordt de glucose in die cellen opgenomen en kan het voor die cel energie leveren. Niet-verteerbare koolhydraten noemen we voedingsvezels. Je lichaam kan ze niet afbreken en er geen glucose van maken, maar ze worden wel voor een deel in de dikke darm afgebroken. Daarmee zorgen ze dat je wat langer een verzadigd gevoel hebt, ze zijn ook goed voor een langzame opname van glucose vanuit de darm naar het bloed én ze helpen dat je goed naar de WC kunt!
In welke producten vind je koolhydraten? Koolhydraten zitten in heel veel verschillende voedingsmiddelen/dranken. Voorbeelden daarvan zijn brood, pasta, peulvruchten, fruit, melk, honing, suiker, snoep. Voedingsvezels zitten in volkorenprodukten zoals volkorenbrood en zilvervliesrijst, maar ook in fruit, groenten, aardappelen en peulvruchten.
Hoeveel koolhydraten bevat een voedingsmiddel? Als je diabetes hebt, is het goed om te weten hoeveel koolhydraten in een voedingsmiddel of een gerecht zitten. Je kunt dan je hoeveelheid insuline afstemmen op de gegeten hoeveelheid koolhydraten (met behulp van de insuline:koolhydraat-ratio). Op verpakte voedingsmiddelen kun je veel informatie terugvinden. Als je de verpakking goed bekijkt, dan zul je vaak een voedingswaarde-declaratie vinden: hierin kun je lezen welke stoffen er in het voedingsmiddel voorkomen. Verder bieden koolhydraattabelboekjes en koolhydraattabellen op internet veel informatie hierover.
Uitleg etiketten In een voedingswaarde-declaratie staan vaak veel verschillende voedingsstoffen aangegeven. Het is voor jou vooral belangrijk om te letten op de koolhydraten. Zoals je in de eerste gesprekken met het kinderdiabetesteam hebt gehoord en in de zorgmap hebt kunnen lezen, hebben de koolhydaten invloed op jouw bloedglucosewaarden. De hoeveelheid koolhydraten kan aangegeven zijn per 100 gram of per portie/per stuk. Als de hoeveelheid is aangegeven per 100 gram, dan zul je dit moeten omrekenen naar de hoeveelheid die je eet of drinkt. Op de verpakking staat ook vaak de hoeveelheid vet. Vet heeft geen invloed op je bloedglucosewaarde, maar we weten dat te veel vet en vooral te veel verzadigd vet niet goed voor je is.
Educatie Kidz&Ko, juli 2014
31
Voorbeeld 1
Voedingswaarde Energie Eiwit Koolhydraten Waarvan suikers Vet Waarvan verzadigd vet
Per 100 gram 360 kcal 6 gram 64 gram 23 gram 9 gram 5,5 gram
Per biscuit 56 kcal 0,9 gram 9,5 gram 3,5 gram 1,5 gram 0,7 gram
Als je dus een pakje Sultana koekjes eet met 3 stuks erin, dan eet je 3 x 9,5 = 28,5 gram koolhydraten. Het gaat om de totale hoeveelheid koolhydraten. Niet om de suikers alleen! Verder kun je zien dat in de koekjes ook vet zit. In totaal 3 x 1,5 gram = 4,5 gram vet. Hiervan is 3 x 0,7 gram = 2,1 gram verzadigd vet. Verzadigd vet is het verkeerde vet voor je hart- en bloedvaten.
Voorbeeld 2
Voedingswaarde Energie Eiwit Koolhydraten Waarvan suikers Vet Waarvan verzadigd vet
Per 100 ml 50 kcal 3,7 gram 5,1 gram 5,1 gram 1,5 gram 1,0 gram
Je drinkt een pakje halfvolle melk van 200 ml. Je krijgt dan 2 x 5,1 = 10,2 gram koolhydraten binnen. Het maakt niet uit (voor je bloedglucosewaarde en insuline-dosering) door welke soort suikers deze koolhydraten geleverd worden: het gaat om de totale hoeveelheid koolhydraten. De halfvolle melk levert ook vet: 2 x 1,5 = 3 gram vet, waarvan 2 gram verzadigd vet. Educatie Kidz&Ko, juli 2014
32
Voorbeeld 3
Voedingswaarde Energie Eiwit Vet Waarvan verzadigd vet Koolhydraten
Per 100 gram 450 kcal 3,3 gram 16,6 gram 10 gram 68 gram
Een grote Mars weegt 60 gram. Dat is dus 0,6 x 68 = 41 gram koolhydraten. De Mars levert ook 0,6 x 16,6 = 10 gram vet (waarvan 6 gram verzadigd vet). Een mini-Mars weegt 20 gram. Dat is dus 0,2 x 68 = 14 gram koolhydraten én levert 0,2 x 16,6 = 3 gram vet (waarvan 3 gram verzadigd vet).
Tabellen met koolhydraatgetallen Vaak is het moeilijk om uit je hoofd te rekenen. Je kijkt dan ook liever naar de hoeveelheid per stuk/portie, zoals het op de verpakking staat. Er zijn verschillende boeken waarin je koolhydraatgetallen op kunt zoeken. In deze boeken staat de samenstelling van een gemiddelde portie. Bij gekookt eten gaan we dan uit van het klaargemaakte product: dus zoals je het op je bord schept. Van fruit staat het gewicht van het eetbare deel: een appel zonder klokhuis en een banaan zonder schil! -Eettabel verkrijgbaar via het voedingscentrum via www.voedingscentrum.nl -Kijk op calorieën en joules ISBN nummer 906611360X, verkrijgbaar in de boekhandel -Kijk op koolhydraten ISBN nummer 9066116641, verkrijgbaar via de boekhandel Je kunt ook informatie vinden via de website van de fabrikant of in koolhydraattabellen op internet: www.dekoolhydratenlijst.nl www.koolhydraten.nl de eetmeter via www.voedingscentrum.nl Er zijn ook apps, die je kunt downloaden op je tablet of telefoon. We geven enkele voorbeelden. Als je er vragen over hebt, bespreken we ze graag met je. diapp koolhydraatkenner plate mate
Koolhydraat:insuline-ratio Hoeveel insuline je nodig hebt voor een maaltijd of tussendoortje hangt af van de hoeveelheid koolhydraten. De verhouding tussen hoeveelheid koolhydraten en hoeveelheid insuline noemen we insuline:koolhydraatratio .en is bij iedereen anders! De insuline:koolhydraat-ratio kan zelfs voor één persoon nog van s ochtends tot s avonds anders zijn. Educatie Kidz&Ko, juli 2014
33
Bijvoorbeeld: jouw insuline:koolhydraatratio is 1:5. Dit wil zeggen dat je voor elke 5 gram koolhydraten, 1 eenheid insuline nodig hebt. Als je 50 gram koolhydraten gaat eten, deel je 50 door de ratio 5 en kom je er bij deze maaltijd op uit dat je 10 eenheden insuline nodig hebt. Je kunt controleren of de ratio klopt door de bloedglucose voor de maaltijd én 2 uur na de maaltijd te meten. Als het verschil tussen de bloedglucose voor- en na de maaltijd niet groter is dan 3 mmol, dan is de insuline:koolhydraat-ratio de goede rekensom. Het is handig om af en toe een dag (of een maaltijd) op deze manier te meten om te ontdekken of je met jouw ratio nog goede resultaten haalt. De diabetesverpleegkundige en de diëtist kunnen je ook heel goed helpen met het bepalen van de ratio, dus vraag ernaar! Voorbeeld van een tussendoortje Pakje mini-crackers met zongedroogde tomaat (per cracker 4 gram kh, zie verpakking): 4 x 4 = 16 gram kh Pakje halfvolle melk van 200 ml (zie verpakking): 2 x 5,1 = 10,2 gram kh Totaal: 16 + 10,2 = 26,2 gram koolhydraten Met een ratio voor het tussendoortje van 1:10 (voor elke 10 gram koolhydraten 1 eenheid insuline) moet je nu dus 26,2 delen door 10 = 2,6 eenheid insuline.
Educatie Kidz&Ko, juli 2014
34
ZOETSTOFFEN Zoetstoffen, wat zijn dat nu precies? Zoetstoffen zijn stoffen, die bijvoorbeeld in limonade en limonadesiroop worden gebruikt om deze zoeter te maken. Limonade zoals cola en sinas bevat normaal veel suiker. In de fabriek hebben ze die suiker soms vervangen door zoetstof. Dan smaakt de limonade zoet, maar levert geen/minder koolhydraten. Deze limonade heet dan light -limonade. Ze geven een zoete smaak zonder dat je bloedglucosewaarde er van stijgt. Als je diabetes hebt, kunnen produkten met zoetstof handig zijn om in je dagelijkse eetpatroon te gebruiken. Veilige zoetstoffen krijgen van de Europese Commissie over voedselveiligheid een Enummer. Welke zoetstoffen zijn er en waar zitten ze in? Groep 1 Acesulfaam (E950), Aspartaam (E951), Cyclamaa (E952), Sacharine (E954, Sucralose (E955), Alitame (E956) en Thaumatine(E957) Deze zoetstoffen zitten vooral in light-limonade, limonadesiroop met minder suiker en suikervrije limonadesiroop. Ze zitten ook in allerlei toetjes en dranken, die van melk gemaakt zijn. Deze zoetstoffen hebben geen invloed op je bloedglucosewaarden. Bovendien! Ook Stevia behoort tot deze groep intensieve zoetstoffen: het is een natuurlijke zoetstof die gewonnen wordt uit de stevia-plant. Deze zoetstof is ongeveer 200 keer zoeter dan suiker. Het heeft net als de andere zoetstoffen in deze groep een E-nummer: E960. Groep 2 Dextrine, Glucose, Fructose, Lactose en Sacharose Deze zoetstoffen zitten vooral in suikervrije produkten uit het buitenland. Ze zijn vaak te koop bij reformwinkels. Het zijn zoetstoffen, die suikers bevatten en daarmee energie en koolhydraten leveren. Je moet ze meetellen bij de berekening van de hoeveelheid insuline, die je nodig hebt, omdat ze als glucose opgenomen worden in je bloed. Groep 3 Polyolen zoals Sorbitol (E420), Mannitol (E421) Isomalt (E953), Maltitol (E965), Lactitol (E966), Xylitol (E967), Deze zoetstoffen zitten vooral in kauwgom en suikervrije snoepjes. Het zijn zoetstoffen die wél energie leveren, maar geen invloed hebben op de bloedglucose als je er een klein beetje van gebruikt. Ze worden voor een deel opgenomen in het bloed en dan langzaam omgezet in glucose. Het andere deel blijft in je darmen en als je er veel van gebruikt, kun je er buikklachten van krijgen (zoals winderigheid, darmrommelingen en diarree). Bij de voedingswaarde-declaratie op verpakkingen staan de laatste groep, de polyolen, onder de koolhydraten vermeld. Dat is lastig, want stel dat je extra insuline neemt voor bijvoorbeeld 30 gram koolhydraten, terwijl de helft daarvan polyolen zijn, zou je daardoor het risico lopen een hypo te krijgen. Conclusie: Wij ontraden gebruik van voedingsmiddelen gezoet met polyolen. Als je het gebruikt, gebruik het dan héél beperkt (bijvoorbeeld 1 snoepje), zodat je er geen insuline voor hoeft te spuiten en er geen buikklachten van krijgt.
Educatie Kidz&Ko, juli 2014
35
Hoeveel mag je gebruiken van al die soorten zoetstoffen? Voor alle zoetstoffen met een E-nummer, is een aanvaardbare dagelijkse inname (ADI) vastgesteld. Dit is afhankelijk van wat je weegt. Bij gebruik van normale hoeveelheden kun je deze produkten dagelijks gebruiken. Het is moeilijk om er achter te komen of deze hoeveelheid onder de ADI blijft, omdat op de produkten niet vermeld staat hoeveel van deze stof er in zit. Als je deze zoetstoffen gebruikt, is dat niet slecht voor je gezondheid. Voor dranken gezoet met cyclamaat wordt duidelijk een maximum aangegeven: Tot 4 jaar 4-8 jaar 8-12 jaar
Maximaal 2 glazen Maximaal 3 glazen 3-6 glazen
Samenvatting Voor alle soorten geldt dat je ze met mate kunt gebruiken bij een gezonde voeding. Op www.voedingscentrum.nl kun je zoeken op zoetstoffen en zo per zoetstof meer informatie achterhalen. Via www.zoetstoffen.nl kun je meer lezen over de ADI en zelfs een persoonlijke check doen hoeveel je mag gebruiken van bijvoorbeeld een frisdrank die met zoetstoffen zoet is gemaakt!
Educatie Kidz&Ko, juli 2014
36
Educatie Kidz&Ko, juli 2014
37
Bewegen en Sport Als je als kind extra lichamelijke activiteiten verricht, heb je meer koolhydraten of minder insuline nodig. Dit kan bij uitstek een gelegenheid zijn om iets extra s te eten. Als je gewicht hierdoor enigszins te hoog is of dreigt te worden, kan uiteraard beter gekozen worden om minder insuline te spuiten. Lichaamsbeweging en sport zijn voor kinderen en jongeren met diabetes net zo goed als voor anderen zonder diabetes. Als je gaat sporten, wordt de gevoeligheid van je cellen voor insuline groter. Lichaamsbeweging heeft dus invloed op het bloedglucosegehalte. Wanneer je gaat sporten is een voorwaarde dat er voldoende voorradige insuline is. Het verlaagt de bloedglucosewaarde omdat er meer glucose in de spieren wordt verbruikt, door toegenomen insulinegevoeligheid (voor hetzelfde effect is minder insuline nodig) en de remming van glucoseproductie door de lever. Verder is het glucosegehalte tijdens of na sport afhankelijk van een aantal factoren. De intensiteit, duur en tijdstip van sport zijn van belang. Intensiteit: Een lage bewegingsintensiteit maakt meer gebruik van de vetstofwisseling en zal de glucose ook minder doen zakken. Bijvoorbeeld wanneer je gaat wandelen. Duur: Kortdurende inspanning met een lage intensiteit zoals naar school fietsen heeft niet zoveel effect. Duurt de inspanning langer dan zal er ook meer effect zijn op het glucosegehalte. Het lichaam zal in eerste instantie de glycogeenvoorraad gebruiken. Daarna wordt de glucose uit het bloed gebruikt. De glycogeenvoorraad uit spieren en lever moet worden aangevuld. In de uren na sportbeoefening kan dit en de verhoogde gevoeligheid voor insuline leiden tot een hypoglykemie. Soms duurt dit effect zelfs tot 18 uur na de inspanning. Tijdstip: Je kunt wel sporten na het toedienen van insuline maar je moet wel rekening houden met de hoeveelheid insuline/ bolus die je gaat geven. De insuline wordt door de betere doorbloeding zo goed opgenomen dat het tot hypo s kan leiden. Het wordt aangeraden om één uur voor het sporten de bloedglucosewaarde te meten zodat de mogelijkheid open blijft om deze nog te beïnvloeden. Er zijn echter wel punten waarmee je rekening moet houden als je diabetes hebt, zoals: Meer lichamelijke inspanning betekent meer verbranding en daardoor daalt het glucosegehalte van je bloed eerder (denk aan de auto die meer benzine verbruikt als hij sneller rijdt). Het gevolg hiervan is dat er voor het sporten extra koolhydraten nodig zijn en/of dat er minder insuline gebolust/ gespoten kan worden. Dit kan dus een mooie gelegenheid zijn om iets extra s te mogen eten. Let op: als je gewicht wat te hoog is of dreigt te worden, dan is het beter om minder insuline te bolussen/ te spuiten. De opname van insuline gaat sneller doordat tijdens het sporten de doorbloeding groter is. Injecteer daarom de insuline (alleen het geval bij pentherapie) niet in de buurt van je spieren, die je bij het sporten veel gebruikt. Bij een lage bewegingsintensiteit (hierbij blijft je hartslag laag, bijvoorbeeld bij wandelen) maak je meer gebruik van de vetstofwisseling en hier zal het glucosegehalte ook minder zakken. Ook kortdurende inspanning met een lage intensiteit zoals naar school fietsen heeft niet zoveel effect. Duurt de inspanning langer dan zal dit ook meer invloed hebben op je glucosegehalte. Het lichaam gaat in eerste instantie de glycogeenvoorraad gebruiken. Daarna wordt de glucose uit het bloed gebruikt. De glycogeenvoorraad uit spieren en lever moet weer worden aangevuld. Dit gebeurt in de uren na het sporten.
Educatie Kidz&Ko, juli 2014
38
Door verhoogde gevoeligheid voor insuline om de glycogeenvoorraad aan te vullen, kan er eerder een hypo ontstaan. Soms houdt dit effect aan tot zelfs 18uur na de inspanning. De insuline werkt beter bij inspanning, het wordt door de betere doorbloeding beter opgenomen. Dus het advies is om één uur voor het sporten de bloedglucosewaarden te meten zodat je deze nog kunt beïnvloeden mocht je waarde niet goed zijn. Hieronder volgen een aantal algemene regels voor sporten bij diabetes, richtlijnen om je voeding en/of insuline aan te passen, informatie over een hypo na het sporten en over het gebruik van sportdranken. Algemene regels 1. Stem je maaltijd en insuline af op het tijdstip van sporten. Neem de maaltijd en de maaltijdinsuline minstens 1 uur voor het sporten. Ga liever niet sporten binnen het eerste uur in verband met de piekwerking van insuline. Als de maaltijd erg groot is, sport dan 2-3 uur na de maaltijd of bewaar een deel van de maaltijd voor na het sporten en stem je insuline daarop af. Een andere mogelijk is om na het sporten te spuiten/ bolussen en te eten. Overleg dit eventueel met je diabetesverpleegkundige en diëtist. 2. Als je lichaamsbeweging doet om af te vallen, is het belangrijk om de insuline te verminderen en geen extra koolhydraten te nemen. 3. Meten = Weten: controleer vooraf en na het sporten je bloedglucosewaarden 4. Zorg dat je snel opneembare koolhydraten bij je hebt (bijvoorbeeld dextro of sportdrank) 5. Vertel je trainer en medesporters dat je diabetes hebt en wat je bij een hypo moet doen 6. Zorg voor goede schoenen en sokken
Bij een bloedglucose > 15 mmol/l, eerst insuline bijspuiten met een direct werkende insuline volgens eigen bijspuitschema. Voor het sporten opnieuw controleren of de bloedglucose is gedaald. Bij een bloedglucosewaarde onder de 8 mmol/l extra koolhydraatintake volgens onderstaand schema: Duur en type inspanning Glucosewaarde voor aanvang Extra koolhydraten < 30 minuten lichte* <8 mmol/l 15 à 20 minuten voor sporten: inspanning 10-15 gram
30-60 minuten matige** inspanning
1 uur langere matige** inspanning
*
> 8 mmol/l < 8 mmol/l
geen 30-45 gram
8-10 mmol/l
15 gram
10-15 mmol/l <8 mmol/l
geen 45 gram per uur
8-10 mmol/l
30-45 gram per uur
10-15 mmol/l
15 gram per uur
Bij licht intensieve lichamelijke activiteit is er vaak geen sprake van verhoogd hartslag of versnelde ademhaling. Voorbeelden: wandelen, golf, darten, rustig op de trampoline springen, rustig fietsen, buiten spelen en verstoppertje spelen Educatie Kidz&Ko, juli 2014
39
**
Matig intensieve lichamelijke activiteit zorgt ervoor dat iemand een verhoogde hartslag heeft, het wat warmer heeft en een versnelde ademhaling heeft. Bij zwaar intensieve lichamelijke activiteit gaat iemand zweten en raakt deze buiten adem. Voorbeelden: gymnastiek, kanoën, tafeltennis, volleybal, zwemmen, basketbal, handbal, hockey, klimmen, schaatsen, skiën, tennis, voetbal, wielrennen, hardlopen, snel/ druk op de trampoline springen en touwtje springen.
Pomptherapie: Algemene aspecten De pomp kan beschermd worden door een sportguard (= speciaal pomptasje) Het tijdstip van sporten is belangrijk. Er moet dan rekening gehouden worden met de bolus voor de maaltijd en de basaalstand tijdens en na het sporten. Tijdens wintersport de pomp dragen onder de kleren om bevriezen van de insuline te voorkomen. Loskoppelen van de pomp tijdens sporten Loskoppelen van de pomp kan maximaal 2 uur. Indien van tevoren bolus gegeven is, kan het iets langer. Bij het loskoppelen van de pomp: de pomp altijd door laten lopen, dus de pomp niet afzetten. Dit doordat de druk van de pomp afneemt en de insuline wat terugloopt in het infuussysteem. Koppel je de pomp dan weer aan is er gedurende korte tijd geen insuline aanwezig in het infuussysteem. Pomp altijd afdoen bij water- en contactsporten. Pomptherapie en zwemmen: Pomp mag niet in het water. Indien langdurig zwemmen zonder pomp 1-2 uur later de gemiste insuline bijbolussen. Extra informatie bij pomptherapie: als de bloedsuiker spiegel boven de 15-16mmol/l is EN je meet ketonen wacht dan 1-2 uur met sporten. Deze tijd is nodig om de insuline, die je hebt bij gebolust, zijn werk te laten doen. Sport en minder insuline Bij sport kun je vaak beter, in plaats van extra koolhydraten te gebruiken, minder insuline spuiten/ bolussen en/of de basaalstand tijdelijk verlagen. Als je insuline spuit (pentherapie) : overleg met je diabetesverpleegkundige hoe jij de insuline kunt aanpassen.
Type inspanning Duur inspanning
Glucose voor start
Koolhydraten
Insulineaanpassing
Lichte inspanning (wandelen/winkelen)
< 5 mmol/l
7.5 gr schoolkind 15 gr volwassenen
Basaal stand 50%
> 5-10 mmol/l
-
Basaal stand 50%
> 10 mmol/l
-
Basaal stand 50 + ½ correctie bolus
Educatie Kidz&Ko, juli 2014
40
Type inspanning Duur inspanning
Glucose voor start
Koolhydraten
Insulineaanpassing
Matige inspanning 30 60 minuten (bv schoolgym)
< 8 mmol/l
7.5- 15 gr
Pomp los maximaal 1 uur
8-10 mmol/l
-
Pomp los maximaal 1 uur
> 10 mmol/l
-
½ correctie bolus
Zware inspanning Maximaal 30 minuten
Zware inspanning > 30 minuten
Pomp los maximaal 1 uur + van tevoren bolus + avond nacht basaal 20-40% lager Per 30 minuten zware inspanning 10-15 gr schoolkind 15-30 gr volwassene
Tijdens en na inspanning basaal 2540% ( ook in de nacht)
Niet sporten indien: De bloedglucosewaarde < 3,5 mmol/l is. De bloedglucosewaarde > 15 mmol/l is en er sprake is van meer dan 0,7 ketonen. Voor topsport gelden andere richtlijnen, de kinderdiabetesverpleegkundige weet hier meer over.
Voeding en insuline bij langdurige sporten en bewegen Als je meerdere dagen zware inspanning hebt (bijv. Skikamp, zomerkamp, avondvierdaagse) is het advies de snelwerkende en langwerkende insuline dosis (bij pentherapie) of de bolusinsuline / tijdelijke basaalstand van de pomp (bij pomptherapie) sterk te verlagen. Bij watersporten en contactsporten zoals karate, judo en voetbal koppel je de pomp tijdens de sportbeoefening af. Tijdens de wintersport draag je de pomp onder je kleren om bevriezing van de insuline te voorkomen. In de zomer bewaar je de insuline altijd koel en buiten direct zonlicht want bij hogere temperaturen (hoger dan 25 graden Celsius) of bij direct zonlicht gaat een deel van het effect van de insuline verloren. Controleer tijdens het sporten regelmatig je bloedglucose. Verminder ook na de inspanning de hoeveelheid insuline. Overleg dit met je diabetesverpleegkundige. Je hebt via de voeding extra energie, glucose en vocht nodig. De hoeveelheid koolhydraten kan oplopen tot ongeveerd 40-60 gram koolhydraten per uur en maximaal 1- 1,5 gr koolhydraten/ kg lichaamgewicht. De hoeveelheid energie die verbruikt wordt, wisselt per sportsoort en hangt ook af van het lichaamsgewicht en leeftijd. Overleg dit met het kinderdiabetesteam.
Educatie Kidz&Ko, juli 2014
41
Hypoglycemie na het sporten Als je na het sporten en soms zelfs pas s avonds of s nachts last van hypo s krijgt, komt dit doordat je glycogeenvoorraad door het intensief sporten was uitgeput en weer wordt aangevuld. De glycogeenvoorraad bevindt zich in je lever en spieren en dit bevat een voorraadje glucose in de vorm van glycogeen. Met andere woorden: de glycogeenvoorraad is een soort voorraadschuur van koolhydraten. Deze voorraad wordt gebruikt tijdens het sporten en in rust wordt dit weer aangevuld met glucose uit je bloed. Je spieren gaan dus meer glucose uit je bloed opnemen. Hierdoor wordt het bloedglucose gehalte te laag en dit effect kan een hypoglycemie veroorzaken. Dit kan 8-10uur na de inspanning optreden en soms zelfs tot 24-48uur na de inspanning! Wat kun je doen om dit te voorkomen? Insuline verminderen en extra koolhydraten opnemen tijdens en na de inspanning. Na de eerste 30 minuten lichaamsbeweging heb je voor elke volgende 30 minuten lichaamsbeweging ongeveer 10-30gram koolhydraten extra nodig. Als je zowel s morgen als s avonds intensief traint of sport ben je ook in de namiddag gevoeliger voor een hypo. Bespreek met de diabetesverpleegkundige en diëtist hoe je dit in jouw geval het beste kunt oplossen. Vocht en koolhydraten bij sporten Voor het sporten Drink altijd iets voor het sporten. Kijk in het schema hoeveel extra koolhydraten je nodig hebt. Bij flinke lichamelijke inspanning, gaat je bloed voornamelijk naar je spieren en ligt de vertering in de darmen even stil. De benodigde koolhydraten die je van tevoren gebruikt (zie schema) kun je dan het beste nemen in de vorm van dranken (bijv. Limonade, thee met suiker) en zonodig aangevuld met dextro- puur (druivensuiker). Deze vloeistoffen hebben weinig vertering nodig. Tijdens het sporten Als je sport, verlies je extra vocht. Voor lichaamsbeweging van 1 uur of minder, is het voldoende om alleen water te drinken. Wanneer de beweging langer duurt dan één uur, zijn isotone sportdranken (± 7g Kh/ 100ml) of vruchtensappen met water verdunt (verhouding 1:1) geschikt om het vochtverlies aan te vullen. Onverdund vruchtensap is niet geschikt, omdat het maagklachten kan geven. ! Let op: van sportdranken heb je verschillende soorten. De energy- sportdranken bevatten erg veel koolhydraten (10-20gr Kh/ 100ml), deze zijn meestal niet geschikt. Zie de overzichtstabel op de volgende pagina met de verschillende sportdranken. Na het sporten Na het sporten is het raadzaam om te drinken. Afhankelijk van je bloedglucose kun je dranken met of zonder koolhydraten kiezen. Eet er zo nodig iets bij, want koolhydraten uit vast voedsel worden trager opgenomen.
Educatie Kidz&Ko, juli 2014
42
Sportdranken Tijdens het sporten, langer dan één uur, zijn isotone sportdranken (± 7g Kh/ 100ml) geschikt om het vochtverlies aan te vullen. De energy- sportdranken bevatten erg veel koolhydraten (10-20gr Kh/ 100ml) en zijn daardoor minder geschikt Hieronder staan enkele voorbeelden van sportdranken: Isotone sportdranken:
AA- drink Isotone Aquaruis Blue Ice Aquaruis Lemon/ Grapefruit Aquaruis Orange Extran Refresh (orange/citrus) Isostar Sportline
gram koolhydraten/ 100ml 6 7 6 8 7 7 8
Energy- sportdranken:
AA- drink High Energy AA- drink Multi Nine Dextro Energy Fruit Dextro Energy Orange Extran Energy Extran Energy Orange
gram koolhydraten/ 100ml 16 13 13 10 12 15
Het blijft van belang in alle gevallen de bloedglucose te controleren. Dit alles is een richtlijn om het sporten voor de kinderen prettig te laten verlopen. De hoeveelheid insuline die nodig is verschilt per kind en per type en duur van de inspanning. De kinderdiabetesverpleegkundige kan je hierin adviseren.
Educatie Kidz&Ko, juli 2014
43
Diabetes op school Kinderen met diabetes zijn vanaf een bepaalde leeftijd goed in staat om voor zichzelf te zorgen tijdens de schooltijd. Zij moeten hierbij ALTIJD terug kunnen vallen op een leerkracht/begeleider die op de hoogte is van de zorg rondom diabetes. Jonge kinderen zijn voor de directe zorg zelfs afhankelijk van leerkracht/begeleider. Elk kinderdiabetesteam heeft mogelijkheden om u als ouder/verzorger te ondersteunen in het geven van voorlichting aan school. Een keer per jaar worden leerkrachten uitgenodigd om deel te nemen aan een informatiebijeenkomst op verschillende locaties van Kidz&Ko. Deze bijeenkomst staat gepland in het begin van elk schooljaar, namelijk rondseptember/oktober. De kinderdiabetesverpleegkundige kan in overleg een bezoek plannen aan dagverblijf, crèche of basisschool. De naschoolse opvang kan hierbij aansluiten als dit wenselijk is. Ook zijn de leerkrachten welkom om een afspraak te maken met de kinderdiabetesverpleegkundige in het ziekenhuis. Op de website: www.diabetesopschool.nl is informatie te vinden voor ouders, leerkrachten en begeleiders van kinderen met diabetes. Op deze site staat algemene informatie over de zorg rondom diabetes op school en zal afgestemd worden op elk individueel kind. Er zijn documenten te downloaden waarbij verschillende onderwerpen aan bod komen, o.a.: Behandeling diabetes met insulinepen Behandeling diabetes met insulinepomp Schoolkamp Verlenging toetstijd door medische verklaring In deze informatiemap zijn de volgende documenten al toegevoegd: SOS- kaart behandeling insulinepen SOS- kaart behandeling insulinepomp Adviezen bij een lage bloedglucose Adviezen bij een hoge bloedglucose Het advies is om alle documenten te bespreken met uw behandelend kinderdiabetesteam, zodat de te geven zorg afgestemd kan worden op uw kind.
Educatie Kidz&Ko, juli 2014
44
Adviezen bij een lage bloedglucose Lage bloedglucose = hypo = bloedglucose < 3.5 mmol/l Het kind moet altijd in de gelegenheid zijn iets te eten of te drinken (suikerhoudend) als zij/hij denkt een hypo te hebben. Bloedglucose bepalen. Als een kind een bloedglucosemeter bij zich heeft is het te adviseren een bloedglucose te bepalen. Afhankelijk van de leeftijd kan het kind dit zelf. Eventueel moet het kind geholpen worden door de leerkracht. Indien geen controle mogelijk: bij twijfel altijd het kind iets met koolhydraten laten eten of drinken. Bloedglucose < 3.5 mmol/l. Het kind heeft zelf dextrotabletten of suikerhoudende drank (ranja of iets dergelijks) bij zich. Deze werken direct en zorgen voor een snelle stijging van de bloedglucose. Bij dextrotabletten altijd wat water laten drinken dextrotabletten of
cm/ml limonadesiroop
Pomp loskoppelen of stopzetten bij een waarde < 2,5 mmol/l. Koppel het infuussysteem los van de naald in de huid door de aansluiting los te draaien of door, met een knijpbeweging, los te trekken. Tijdens een gym- of zwemles of een andere lichamelijke activiteit het kind niet mee laten doen tot hypo over is, dit om een herhaling van een hypo te voorkomen. . Bloedglucose na ongeveer 30 minuten controleren Blijft de bloedglucose < 3.5 mmol/l dan het kind opnieuw de hoeveelheid dextrotabletten of limonadesiroop geven. Koppel dan slang van de pomp los Neem contact op met de ouders Pomp aankoppelen bij een bloedglucosewaarde > 6 mmol/l . Zodra het kind niet meer reageert op prikkels of aanspreken: In geen geval iets te eten of te drinken geven. Kans op verslikken! Leg het kind in stabiele zijligging Bel 112 Koppel pomp los Neem contact op met de ouders
Educatie Kidz&Ko, juli 2014
45
Adviezen bij een hoge bloedglucose Hoge bloedglucose = hyper = bloedglucose > 10 mmol/l Het kind moet altijd in de gelegenheid zijn om te kunnen handelen als zij/hij denkt een hyper te hebben Kind kan zelf wel / niet insuline toedienen Weet wel / niet hoeveel EH insuline er gegeven moet worden Controle bij het geven van bolus met pomp of extra spuiten is gewenst Heeft een schema om hoge bloedglucose te behandelen Controle na 2 uur Bij pentherapie: bloedglucosewaarden > 20 mmol/l: ouders bellen voor advies Bij pomptherapie: bloedglucosewaarden > 18 mmol/l suikervrij drinken en ouders bellen voor advies Bij normaal waarden of daling van 5 mmol/l of meer afwachten
BRAKEN = BELLEN!!!! Dit kan naar ouders zijn, bij geen gehoor het behandelend kinderdiabetesteam. Braken kan een symptoom zijn van een ernstige ontregeling. Deze ernstige ontregeling moet onder begeleiding van het ziekenhuis behandeld worden, Het kind moet hiervoor naar huis.
Educatie Kidz&Ko, juli 2014
46
Insulinepen NOODKAART KLACHTEN KIND
GLUCOSE CONTROLEREN
HOGE BLS > 10 MMOL/L
LAGE BLS < 3.5 MMOL/L
Suikervrij drinken, laten plassen
Bewustzijn aanwezig (slikfunctie)
spuiten insuline volgens eigen correctieschema JA
Controle na 2 uur
Glucose waarde gezakt? Afstemmen per kind.
JA
NEE
NEE
Suikerhoudend drinken of dextro vlg lijst.
WAARSCHUW SCHOOL EHBO: ..
Controle na 30 minuten
Stabiele zijligging Bel 112, vermelden kind met DM, glucosewaarde en bewusteloosheid Contact ouders
Normaal situatie
contact ouders of kinderdiabetesteam
Educatie Kidz&Ko, juli 2014
47
Insulinepomp NOODKAART KLACHTEN KIND
GLUCOSE CONTROLEREN
Extra documenten HOGE WAARDE > 8 MMOL/L
LAGE WAARDE < 4 MMOL/L
Suikervrij drinken, laten plassen Bewustzijn aanwezig (slikfunctie)
Pomp: controleer of pomp loopt, Geef extra insuline voor correctie volgens schema. JA
Controle glucose na 2 uur
Glucose waarde gezakt? Afstemmen per kind.
JA
NEE
NEE
Suikerhoudend drinken of dextro vlg afspraak.
WAARSCHUW SCHOOL EHBO: ..
Controle na 30 minuten.
Stabiele zijligging Bel 112, vermelden kind met DM, glucosewaarde en bewusteloosheid
Normaal situatie
Contact ouders Pomp: Contact Ouders of Kinderdiabetesteam
Educatie Kidz&Ko, juli 2014
48
Vakantie De voorbereiding van een vakantie voor iemand met diabetes is niet veel anders van door iemand zonder diabetes. Elke vorm van vakantie is mogelijk, als je de juiste voorbereiding treft. Hieronder willen we een aantal adviezen en tips geven om goed op vakantie te gaan. Ga de volgende zaken na: Geeft je ziekenkostenverzekering een volledige dekking in het buitenland? Sluit een goed dekkende reis- en/of ongevallenverzekering af, vraag bij je insulinepompleverancier of dit noodzakelijk is voor de insulinepomp. Annuleringsverzekering afsluiten. Doktersverklaring door uw arts laten invullen. Recept met insuline en glucagen. Bij verre reizen: Maak twee maanden voor vertrek een afspraak op het reizigersspreekuur van de GGD in verband met vaccinaties. Meenemen in de handbagage: Benodigheden pomp Insulinepennen + reservepen Dubbele hoeveelheid insuline Glucosemeters Bloedketonenmeter Voldoende naalden, strips, lancetten Glucagen Ketonenstrips Medicijnen tegen braken en diarree, zoals ORS en Imodium® Medicijnen tegen wagen-, zee en luchtziekte Voldoende dextro-energy Voldoende eten, noodrantsoen (extra koolhydraten) Doktersverklaring douaneverklaring Verzekeringspolis Telefoonnummer van je diabetesteam thuis. Verdeel twee diabetessetjes (glucosemeters, insuline, pennen, naaldjes, canules en dergelijke) over je bagage. Houdt het wel binnen handbereik. Problemen die zich kunnen voordoen op reis en tijdens vakantie Bij files of vertraging met het vliegtuig: voldoende extra eten meenemen voldoende drinken diabetesmaterialen bij de hand houden. Insuline op de juiste temperatuur bewaren. regelmatig bloedglucose controleren en eventueel anticiperen.
Educatie Kidz&Ko, juli 2014
49
Braken: bij ziekte en last van warmte, extra glucose controleren en anticiperen zoals je gewend bent. Zorg dat je voldoende vocht binnenkrijgt door regelmatig kleine beetjes te drinken, lukt dit niet, eventueel zetpillen via arts vragen om het braken tegen te gaan. Bij langdurig braken altijd een arts waarschuwen Diarree Goed drinken Bij aanhoudende diarree ORS drinken (zie verpakking) Bloedglucose meten en de insuline aanpassen Een stoppend dieet heeft geen zin en is zelfs nadelig omdat je er extra slap van kan worden, als je te weinig eet. Nemen van Imodium® (apotheek). Bij braken/diarree vaak lagere glucosewaarden, bij koortsstijging glucosewaarden. Zie informatie ziek zijn. Bewaren van insuline De juiste temperatuur ligt tussen 2 en 8 graden Celsius. Hoe doe je dat? In een koeltas, koelbox of koelkast In isolerend materiaal Ter plaatse goed verpakt in de grond Bij koude, bijvoorbeeld tijdens wintersport tegen het lichaam (bijvoorbeeld in binnenzak jack) Tijdens vliegreis in de handbagage bewaren. Bevroren insuline is bedorven! Je ziet er niets aan, maar de insuline doet ook niets!! Laat de insuline niet in een warme auto liggen, zoals in het handschoenenkastje of de kofferbak. Insuline is ongeveer een maand houdbaar bij een temperatuur van 25 graden Celsius. In een warm klimaat een ampul na aanprikken, na 3 weken weg doen. Dit ook doen als de ampul nog niet leeg is. Als je insuline in het buitenland nodig hebt, kijk of je de juiste concentratie hebt. Insulinepomp Als je geen tweede insulinepomp hebt, kun je een vakantiepomp aanvragen die je als reserve mee kunt nemen. Vraag bij je pompleverancier de voorwaarden aan. Laat de canule en slangen niet op een erg warme plaats of in de zon liggen. Het materiaal wordt namelijk zacht en verkleeft. Leg daarom altijd een reservecanule in de koelkast, zodat je er direct een kunt inbrengen wanneer dit nodig is. Bij onjuist gebruik van canule/slangen wordt de insulinetoediening niet gegarandeerd. Als je een insulinepomp gebruikt dan willen we als advies geven om deze los te koppelen bij het stijgen en dalen van het vliegtuig. Verschil van luchtdruk kan luchtbellen veroorzaken in het systeem. Voor aansluiten van de pomp hierop controleren. Eten op vakantie Op vakantie eet je vaak wat meer en ook andere gerechten. Zeker als je naar het buitenland gaat, is het soms moeilijk in te schatten hoeveel gram koolhydraten in je eten zit. Controleer daarom regelmatig je bloedglucosewaarden en regel zo nodig bij. Meer informatie kun je bij de diëtist vragen.
Educatie Kidz&Ko, juli 2014
50
Zomerse temperaturen Warm weer kan betekenen dat je wat vaker een hypo krijgt. Dat is erg vervelend. Als je daar last van hebt, dan kun je het beste tijdelijk de insulinedoseringen wat verlagen. Buitenlandse glucosewaarden Als je in het buitenland bij een arts komt of een andere glucosemeter gebruikt, moet je er alert op zijn dat de meeteenheid in mg/dl aangegeven kan worden. In Nederland gebruiken we mmol/l. Dit kun je aanpassen in de glucosemeter of je vraagt een omrekentabel aan je diabetesverpleegkundige.
Omrekenformule: aantal mmol/l x 18 = aantal mg/dl Tijdsverschillen Als je naar het buitenland reist, kun je te maken krijgen met tijdsverschillen. Dit kan invloed hebben op de dosering van je insuline (langwerkende insuline), overleg met je diabetesverpleegkundige hoe je dit het beste aan kunt passen. Er kan een reisschema voor je gemaakt worden.
Educatie Kidz&Ko, juli 2014
51
Ziek zijn Iedereen kent het wel: op een dag begin je wat te hoesten, je keel doet pijn en voor je het weet lig je met griep in bed. Je hebt koorts, geen trek in eten, maar wel dorst. Moet je nu normaal, minder of juist meer insuline spuiten en hoe regel je het met eten? We zullen eerst kort bespreken wat ziek zijn bij diabetes voor gevolgen kan hebben voor je bloedglucosegehalte. Wat gebeurt er bij ziekte in je lichaam? Heb je koorts of een infectie (denk aan hoesten, keelpijn enz.) dan gaat het bloedglucosegehalte meestal omhoog, ook als je niet of weinig eet. Dit komt door: Meer afgifte van het stresshormoon Meer aanmaak van glucose door je lever Een toegenomen insulineresistentie/ongevoeligheid Wat kun je doen met insuline om het bloedglucosegehalte normaal te houden? Door de koorts of een infectie kan het bloedglucosegehalte hoog worden. Eet je niet of heel weinig dan is het toch belangrijk om insuline te gebruiken. Waarschijnlijk heb je zelfs meer insuline nodig, dan dat je normaal gesproken gebruikt. Kortom: wanneer je ziek bent, moet je altijd insuline gebruiken. Als je ziek bent, heb je vaak geen trek in eten. Wat nu? Je wilt vaak niet eten als je ziek bent, maar drinken gaat nog wel. Probeer daarom je koolhydraten binnen te krijgen door middel van wat te drinken. Bijvoorbeeld vruchtensappen en limonade (geen suikervrije!), verdeeld over de dag in kleine porties. Het is het beste om elk uur een paar slokjes of een klein glaasje te nemen. Je kunt brood, aardappelen en dergelijke vervangen door andere, eventueel vloeibare koolhydraatbevattende voedingsmiddelen, zoals pap, vla of soep. Eet verdeeld over de dag kleine porties. Is het nodig om bloedsuikers te controleren? Ja, juist bij ziekte is het heel belangrijk om het bloedglucosegehalte in de gaten te houden. Je zult dan ook vaker moeten controleren, omdat het belangrijk is om het effect te zien van de hoeveelheid insuline die je gespoten/gebolust hebt. Wat te doen bij misselijkheid en/of braken? Braken kan het gevolg zijn van een maag/darminfectie, maar kan ook wijzen op ontregelde diabetes. Dus:
Braken = bellen Neem dus altijd contact op met je behandelend diabetesteam. Wanneer moet je contact opnemen met je behandelend diabetesteam: Als de oorzaak onduidelijk is van je ziek zijn. Als glucose blijft stijgen ondanks het meer geven van insuline. Aanhoudende hypoglycaemie. Het kind raakt uitgeput, dreigt uit te drogen of heeft hevige buikpijn. Het kind heeft een verminderd bewustzijn. Het braken aan blijft houden. Bij twijfel ALTIJD bellen met je behandelend team! Educatie Kidz&Ko, juli 2014
52
Voetzorg Waarom voetzorg? Als je al een lange tijd diabetes hebt, kunnen er veranderingen in je bloedvaten ontstaan. De bloedvaten worden dikker en stugger en de binnenkant verouderd sneller. Stoffen zoals cholesterol, blijven gemakkelijk aan deze stugge binnenkant kleven, waardoor de vaten nauwer worden. Ook kan het gevoel in de voeten verminderen en wordt de huid van de voeten droger. Op deze manier kunnen er makkelijk wondjes, kloofjes of blaren ontstaan, die je misschien (te) laat op merkt. Deze wondjes kunnen, als je er niet snel bij bent, voor flinke voetproblemen zorgen. Met wat extra aandacht voor de voeten kun je veel problemen voorkomen. Als je al goed leert om voor je voeten te zorgen, en dit tot een gewoonte maakt, is dat alleen maar beter voor later. Daarom hebben we 5 belangrijke tips voor iedereen op een rijtje gezet. Het belangrijkste blijft wel: heb je last van je voeten, laat ze dan altijd door het kinderidabetesteam bekijken. De 5 tips 1. Knip de nagels recht af 2. Heb aandacht voor goed afdrogen van je voeten 3. Controleer je voeten regelmatig op wondjes, verkleuringen en kloofjes 4. Draag geen knellende schoenen 5. Begin NOOIT met roken of STOP met roken
Educatie Kidz&Ko, juli 2014
53
Internetsites betreffende diabetes
Educatie www.diabetesopschool.nl www.kidzenko.nl www.childrenwithdiabetes.com Voeding www.voedingscentrum.nl www.becel.nl Algemeen www.diabetesweb.nl www.basvandegoor-foundation.org (sportkampen) www.diakidzz.nl www.sugarfriends.nl www.dawnyouth.com www.diabetesfederatie.nl www.mijntienerheeftdiabetes.nl Patiëntenvereniging www.diabetesfonds.nl www.ziekenhuis.nl www.sugarkids.nl www.dvn.nl (kampen) www.diabetesfonds.com www.diabetesforum.nl www.changingdiabetes.nl Zorgleveranciers www.bosman.com www.boerenmedical.com www.mediqdirect.nl Industrie www.pompnet.nl www.medtronic.com www.accucheck.nl www.novonordisk.nl www.bayer.nl www.lifescan.nl www.minimed.com www.lilly.nl www.menarinidiagnostics.nl www.sanofiaventis.com www.bd.com www.abbottdiabetescare.nl www.roche-diagnostics.nl www.ypsomed.nl
Educatie Kidz&Ko, juli 2014
54
Boekentips Het Groot Diabetesboek voor kinderen, jongeren, ouders en familie. Auteur: Ineke Bosch De diabetes Survivalgids Auteur: Luc Descamps Het Leven van Sam de K. , Brugklasser en Diabeet Auteur: Marlies Slegers Flying High, doe-het-zelfboek voor ouders van kids met diabetes Auteur: Lydia Braakman Lotje s Diejaabeetus, een voorleesverhaal over diabetes voor het jonge kind. Auteur: Novonordisk, aanvragen via kinderdiabetesteam Voedingsmiddelentabel
Notities:
Educatie Kidz&Ko, juli 2014
55