1
2
Voorwoord
Uit mijn interesse voor de Japanse cultuur, met in het bijzonder de samurai en hun zwaarden, ontstond het idee om over dit onderwerp een boek te schrijven. Over dit onderwerp zijn reeds vele boeken geschreven, die een analyse zijn van het fenomeen samurai. Waarom er geen roman van maken? dacht ik toen bij mezelf. Het zou wel eens interessant kunnen zijn om droge academische kennis te combineren met een deel fictie tot een leesbaar geheel. Daarom verzon ik een paar fictieve hoofdpersonages, die ik in een historische context plaatste naast bijvoorbeeld Ikeda Terumasa, Iëyasu Tokugawa of zelfs Miyamoto Musashi. Het verhaal begint met de Slag van Sekigahara in het middeleeuwse Japan. Van daaruit volgen we onze held die in deze toch belangrijke tijdsperiode in de Japanse geschiedenis probeert zijn weg te vinden. Ook de krijgskunsten en de Japanse katana spelen in dit verhaal een grote rol. Ik wens iedereen veel (leerrijk) leesplezier met deze poging om de samuraikultuur eens vanuit een andere hoek te bekijken. Cordens Bert
Japans spreekwoord : Onder de bloemen heb je de sakura Onder de mensen heb je de samurai
3
Figuranten in dit boek :
Fictieve personen
Historische figuren
Sakai Koji : hoofdrolspeler Kenzo Takada : vriend Toshiro Kuzami : vriend Oishii Kuzami : vriend Oko : zijn geliefde Aya : zijn moeder Jumo : vriend Jiro : vriend Gozaemon : vriend Tajima Okimasa : ronin Toba yoshimura : ronin Goro Takehashi : zwaardvechter
Tokugawa Iëyasu Generaal Kobayakawa Ikeda Terumasa Generaal Honda Kanesada : smid Sukesada : smid Musashi : legendarisch zwaardvechter Sasaki Kojiro : bekend zwaardvechter Yaygu munenoeri : bekend zwaardvechter De Yoshioka's : schermschool Ikeda Mitsumasa : Daimyo Honda Tadamasa : generaal Hideyoshi : generaal Hideyori : zoon van Hideyoshi Oda Nobunaga : generaal Benkei : historisch figuur Yoshitsune : historisch figuur Asai Nagamasa
Kurogumi korps Sakura korps
Battles : Sekigahara 1600 Osaka 1615 Nagashino 1575 Okehazama 1560 Anegawa 1570
Uitspraak van de Japanse namen. In tegenstelling tot het Nederlands ligt bij Japanse namen de nadruk meestal op de derde lettergreep . In de door mij gebruikte vorm van transcriptie wordt de 'u' ook als 'oe' uitgesproken. Dus een naam zoals Tokugawa wordt Tokoegaawa uitgesproken Een verlenging van een klinker wordt ook aangeduid door een streepje boven de klinker. Yagyū wordt dus gelezen als Yagyuu.
4
Proloog Het slagveld van Sekigahara was in een dichte mist gehuld. Het oorlogsgeweld had in de vroege morgen een aanvang genomen. Het westelijke leger van Toyotomi Hideyori onder leiding van Ishida Mitsunari stond tegenover het oostelijke leger van Tokugawa Iëyasu. Beide legers telden elk meer dan 80.000 man. Tokugawa Iëyasu overzag tevreden het resultaat van zijn grootste veldslag tot nog toe. Iëyasu was een briljant strateeg. Zijn plan om op het cruciale ogenblik verschillende vijandelijke generaals te laten overlopen was gelukt. De spilfiguur in dit plan was de westelijke generaal Kobayakawa. Deze had tijdens geheime onderhandelingen besloten om tijdens de veldslag van partij te wisselen. Doch op het beslissende ogenblik had hij zijn twijfels en nam een afwachtende houding aan. 'Waar wacht hij op? Tierde een woedende Iëyasu, toen Kobayakawa geen actie scheen te ondernemen. Iëyasu zag zijn kunstig uitgewerkt plan in duigen vallen. 'Richt de kanonnen op Kobayakawa's positie op de Matsuoheuvel!' beval hij. 'Maar hij is toch onze bondgenoot;' probeerde Generaal Honda hem tot rede te brengen. 'Dan wordt het nu voor hem tijd om een beslissing te nemen.' snauwde Iëyasu. De kanonnen brulden, en hulden de vlakte in dikke wolken kruitdamp. Kobayakawa twijfelde niet langer en kwam dan toch eindelijk Ieyasu's troepen ter hulp. Dit was het keerpunt in de slag dat resulteerde in de overwinning van het oostelijke Tokugawaleger. De eindbalans van de slag was verschrikkelijk: tienduizenden slachtoffers lagen verspreid over het met bloed doordrenkte slagveld. De rest van het overwonnen leger was op de vlucht voor de strafexpedities van de overwinnaars. Maar ook onder de overwinnaars waren vele doden en gewonden. Onder hen was Sakai Koji. Bloedend uit verscheidene wonden strompelde hij tussen de resten van wat ooit twee machtige legers waren die definitief gingen uitmaken wie Japan volledig onder controle zou krijgen. Wanhopig was hij op zoek naar zijn jeugdvriend Kenzo Takada Beiden waren afkomstig van het platteland, in de provincie Mino. De lokroep van roem en fortuin had hen doen aansluiten bij het grote leger dat Ieyasu op de been had geroepen. Met hoge verwachtingen hadden ze trots meegemarcheerd onder de banieren van Date Masamune, één van Ieyasu's generaals. Zij waren slechts gewone ashigaru (voetsoldaten), maar hun ambitie was hoog. Zij wilden vooruit in het leven, weg van de rijstvelden zonder toekomst. Samen hadden ze hun dorp in de bergen verlaten en hun familie en vrienden vaarwel gezegd. Het moeilijkste afscheid voor Sakai was dat van Kenzo's zuster Oko. Al een paar jaar waren ze meer dan enkel vrienden, en er waren plannen om binnenkort de huwelijksverbintenis aan te gaan. Sakai was achttien en Oko zou de volgende zomer zeventien worden. 'Waarom ga je je leven wagen in zulk een hachelijk avontuur?' had ze de avond daavoor gejammerd tegen hem. 5
'Ik doe het voor onze toekomst, een betere toekomst.' had hij geantwoord. 'In dit kleine dorp zijn er geen kansen om een degelijke toekomst uit te bouwen.' bleef hij hardnekkig volhouden, elk argument van Oko weerleggend 'De meeste velden zijn vernield door de jarenlange burgeroorlog, en enkel indien ik de status van samurai kan verkrijgen, zal onze familienaam en onze toekomst van enige betekenis kunnen zijn.' Vol vuur bleef hij zijn toekomst plannen verdedigen. Oko besefte dat ze hem toch niet op andere gedachten kon brengen en zei :'Wees dan tenminste voorzichtig en zorg ook goed voor mijn broer. Ik wil u samen zo snel mogelijk terugzien. Roem en status interesseren mij niet, als je maar veilig en wel terugkeert.' De volgende morgen vertrokken ze na een emotioneel afscheid richting Edo, van waaruit het Oostelijke leger zijn campagne zou starten. 'Zou ik dit dorp en Oko nog ooit terugzien.' vroeg hij zich met een bezwaard hart af. 'Als ik ooit terugkeer, zal het zijn als beroemd strijder en kan ik Oko met een gerust hart ten huwelijk vragen, dan is onze toekomst verzekerd.' Hij was ervan overtuigd dat ook Kenzo dergelijke gedachten koesterde. Beiden hadden wekenlang zitten discussieeren over de mogelijkheden die deze onderneming voor hun zou kunnen bieden. 'Met het zwaard in de hand, is er geen limiet aan hetgene een man in deze tijden kan bereiken.' opperde Sakai. 'Inderdaad, indien we er in slagen om het hoofd te nemen van een groot vijandig generaal, is onze toekomst veilig.' 'Indien we vervolgens een positie kunnen bemachtigen bij één van de kasteelheren en een vaste wedde van enkele koku rijst krijgen, kunnen we dit armoedig bestaan voor altijd achter ons laten.' viel Kenzo hem vurig bij. Nu de beslissing was gevallen, en ze van iedereen hadden afscheid genomen , waren ze vol goede hoop op weg. Aan hun gordel hingen verschillende rijstballen die Oko voor hen had klaargemaakt voor onderweg. Sakai droeg een zwaard dat nog van zijn vader was geweest, voordat hij het samuraileven vaarwel zei en zich als landbouwer vestigde. De verschrikkingen van de oorlogen hadden op zijn vader zware sporen achtergelaten. Vorig jaar was hij overleden na een slepende ziekte. Doch de verhalen die hij had meegebracht van de slagvelden hadden diepe indruk gemaakt op de jonge Sakai. Deze betastte het zwaard dat nu tussen zijn gordel stak en was ervan overtuigd dat dit zijn vrijgeleide was om zijn familienaam weer in eer te hestellen. De vader van Kenzo was echter nooit samurai geweest. Zijn leven lang had hij geploeterd op de rijstvelden en met veel moeite in zijn levensonderhoud kunnen voorzien. Een zwaard had hij nooit bezeten. Het enige wapen dat Kenzo droeg was een roestige yari (speer) die hij ooit had gevonden op één van de vele slagvelden waar Japan in die tijd mee bezaaid was. Als kind hadden ze samen regelmatig met deze wapens geoefend. Vol vertouwen over hun mogelijkheden stapten ze zwijgend verder langs de weg die hun naar Edo zou voeren. Hoe lang was dit geleden? Waren het weken ? Waren het dagen? Sakai kon het zich niet meer herinneren. Het enige dat nog vers in zijn geheugen stond gebrand, waren de laatste verschrikkelijke uren van de veldslag. Deze hadden niets van de geromantiseerde versie die in zijn hoofd zat Hij herinnerde zich nog vaag hoe het bloed in zijn aderen stolde toen die morgen de mist optrok en hun bataljon oog in oog kwam te staan met de vijand. Wat volgde was niet te beschrijven. Overal om hem heen brak de hel los. Gillend stormden beide partijen op elkaar af met de zwaarden getrokken en de speren in de aanslag. Iedereen was vastbesloten zoveel mogelijk vijanden uit te schakelen. Om zich heen maaiend met zijn zwaard, keek hij uit naar zijn vriend Kenzo, die zich even verder 6
eveneens vol vuur in het strijdgewoel had geworpen. Hij zag net hoe Kenzo een aanstormende tegenstander kon ontwijken, waardoor deze struikelde en de controle over zijn speer verloor. Kenzo plantte zijn speer in de ribben van de gevallen samurai en een straal bloed spoot uit de diepe wonde toen hij zijn speer terugtrok. Op hetzelfde ogenblik werd de aandacht van Sakai getrokken door een tweetal ashigari die zijn richting uitkwamen. Hun wapenrusting was reeds gedeeltelijk doordrenkt van het bloed. Beiden kwamen snel op hem af met getrokken zwaard. Zonder aarzelen stak hij toe toen de eerste zijn zwaard hief om zijn hoofd te splijten. De punt van zijn zwaard doorboorde de lichte bepantsering van zijn tegenstander en in een snelle beweging trok hij het zwaard terug om vervolgens snel om zijn as te draaien en met een grote zijwaartse zwaai de buik open te rijten van zijn tweede aanvaller. De geur van bloed deed zijn adrenaline nog sneller stromen. Overal om hem heen waren vriend en vijand in een gevecht op leven en dood verwikkeld. Even verder zag hij een bereden samurai omgeven door zijn volgelingen. Luid roepend declameerde deze zijn naam en afkomst en zocht een waardige tegenstander. Zijn schitterende wapenrusting en imposante helm maakten meteen duidelijk dat dit een hooggeplaatst generaal moest zijn. Langzaam begon Sakai zich een weg te banen doorheen de modder en de stapels lijken die het slagveld bedekte. Dit was zijn kans op de roem die hij zocht. Als hij het hoofd van zulk een tegenstander kon presenteren aan zijn commandant, zou zijn toekomst verzekerd zijn. Hij zag nog enkel die trotse figuur op zijn paard, die woest om zich heen sloeg en de ene aanval na de andere wist af te slaan. Verschillende pijlen staken in zijn wapenrusting, verstrikt in de kleurrijke koorden waarmee de bepantsering aan elkaar werd gehouden. Een samurai van hetzelfde korps als Sakai brak door de verdedigende kring om deze ruiter heen. Net op het moment dat hij wilde toesteken met zijn speer, werd hij neergeslagen door de voorste hoeven van het steigerende paard. Met een gapende hoofdwonde stortte hij tegen de grond. Het beschermende cordon sloot zich ogenblikkelijk weer. Nog slechts dertig meter was Sakai verwijderd van zijn doelwit. 'Kenzo...........Deze kant op!' riep hij, maar Kenzo was ondertussen te ver van hem verwijderd om hem te kunnen horen. Steeds dichter naderde hij zijn doel, woest om zich heen slaand met zijn zwaard. Met een woeste schreeuw doorkliefde hij het hoofd van een tegenstander, en met bloeddoorlopen ogen vervolgde hij zijn weg. Rondom hem heen bestond niets meer. Nog slechts één ding beheerste zijn geest: 'Ik zal degene zijn die het hoofd neem van deze generaal'. Een pijnscheut trok door zijn schouder. Verblind door zijn bloeddorst, had hij niet gezien dat hij terecht was gekomen in een regen van pijlen die vanuit de vijandelijke stellingen werd afgeschoten. Een pijl had zijn schouder doorboord, en hij voelde het warme bloed langs zijn linkerarm stromen. Plots weerklonk een tritonshoorn, en de tegenstanders begonnen zich terug te trekken. Woedend over de gemiste kans, achtervolgde Sakai de vluchtende samurai. De terugtrekkende vijand beschermde echter zijn aftocht door een in hinderlaag liggend musketten regiment. Blindelings liep Sakai in deze val, en een kogel doorboorde zijn linkerdijbeen. Om hem heen vielen zijn kameraden als lappenpoppen op de grond, en ook hij struikelde en viel met zijn gezicht in de modder. Hij schreeuwde het uit van de pijn en greep naar zijn bloedende been. Overal rondom hem lagen zijn gewonde of dode kameraden. 7
Kreunend sleepte hij zich naar de bescherming van een nabije rotspartij. Toen hij een beetje op adem was gekomen gluurde hij vanachter zijn dekking naar de plaats van waar het geweervuur was gekomen. Er was geen enkele vijand meer te bekennen. Allen hadden zich teruggetrokken na het weerklinken van de tritonshoorn . Het enige dat overbleef was een vlakte bezaaid met gewonden en doden. Verdwaasd liep hier en der een enkeling rond, bloedend uit verscheidene wonden of doelloos zoekend naar overlevende vrienden. Hijgend liet hij zich terug op de grond zakken. Met een speciaal daarvoor geprepareerde doek uit zijn rugzak, verbond hij zo snel mogelijk zijn wonden. Hij voelde snel zijn krachten minderen, en een zwarte sluier trok over zijn ogen. Minuten later, of waren het uren, kwam hij weer bij bewustzijn. Hij wachtte nog enkele minuten tot zijn hoofd weer helder was, en stond op. De nachtmerrie was voorbij. Het vijandelijke leger had zich teruggetrokken en werd achtervolgd door de versterking die was komen opdagen. Zij hadden gewonnen, maar tot welke prijs? Beelden van de slachting flitsten aan zijn geestesoog voorbij, terwijl hij op zoek ging naar vriend Kenzo. Moeizaam strompelde hij verder over het verlaten slagveld. Zijn wapenrusting was gescheurd, en doordrenkt van het bloed. Ook zijn zwaard had hij verloren toen de kogel hem in zijn been raakte, en hij zich in veiligheid probeerde te brengen. 'Ik moet Kenzo vinden',ging het door zijn hoofd. 'Ik heb Oko beloofd voor hem te zorgen, en die belofte moet ik nakomen, anders kan ik haar nooit meer onder ogen komen'. Zoekend tussen de lugubere overblijfselen van het bloedige treffen, zocht hij koortsachtig naar zijn vriend. De aanblik van vele onthoofde samurai deed hem kokhalzen. Deze hoofden zouden de volgende dagen langs de hoofdweg naar Edo worden tentoongesteld als overwinningsritueel. Deze zege kon hem op dit ogenblik weinig schelen.Het enige dat hem op de been hield was de zoektocht naar zijn vriend Kenzo. Vanuit een greppel weerklonk plotseling een kreunend geluid. Het was zijn vriend Kenzo die met grote moeite zijn aandacht probeerde te trekken. Zijn stem werd gesmoord door het bloed dat uit zijn keel gutste. Een diepe snede overlangs zijn keel maakte dat hij nauwelijks geluid kon uitbrengen. Ook over zijn ganse borst was een diepe snee zichtbaar, waarvan het bloed zijn kleding dieprood kleurde. 'Sakai.... hierlangs', bracht hij met moeite uit. Sakai snelde naar hem toe en knielde naast hem neer. 'Hebben we gewonnen'? Vroeg Kenzo met gebroken stem. 'Ja', antwoordde Sakai, maar dat is nu niet belangrijk. We zijn nog niet in veiligheid. We moeten zo snel mogelijk terug naar ons basiskamp zien te geraken.' 'Ik vrees dat ik dat niet meer haal.' bracht Kenzo met moeite uit. 'Voor mij is het te laat, maar probeer jij jezelf in veiligheid te brengen en geef dit aan Oko als je terug thuis bent.' Rond zijn nek hing een amulet die Oko hem had gegeven voor zijn vertrek. Hij trok de koord waarmee ze om zijn nek hing los, en gaf ze aan Sakai. Het was een zilverkleurig medaillon met de afbeelding van Bishamonten, de god van de oorlog. Oko had ze hem gegeven net voor zijn vertrek met de woorden:'Ik zal elke dag voor je bidden voor een behouden terugkeer. Neem deze amulet en zorg dat je terug thuis komt om ze me terug te bezorgen.' Hij duwde het kleinood in Kenzo's handen. Met tranen in zijn ogen nam deze het aan. 'Dat beloof ik.' antwoordde hij. 'Ik zal ook laten weten hoe moedig je gestreden hebt, en je naam zal in ons dorp niet vergeten worden.' Plotseling begon de ademhaling van zijn vriend te haperen, en met een laatste pijnlijke kreun viel zijn hoofd opzij. Kenzo bleef nog enkele ogenblikken geknield bij zijn vriend zitten, en staarde naar de kleine amulet in zijn hand. De beeltenis van Bishamonten staarde hem aan. De oorlogsgod, afgebeeld met zijn traditionele speer in de hand had zijn vriend niet kunnen beschermen. Deze lag nu in deze koude greppel, met zijn eigen gebroken speer naast hem. 8
Langzaam stond Sakai op. Hij bond de talisman die zijn vriend hem had toevertrouwd rond zijn nek, en begon zijn weg naar het basiskamp te zoeken. Plotseling greep hij naar zijn zijde. De schede die tussen zijn gordel stak was leeg. Waar was hij zijn zwaard verloren? Hij herinnerde het zich niet meer. Hij gooide de lege saya weg en vervolgde hinkend zijn weg. De wonde aan zijn been was ondertussen gestopt met bloeden, maar hinderde hem toch nog genoeg om snel vooruit te komen. Bijna struikelde hij over het lichaam van één van de vele lichamen die her en der verspreid lagen. Aan de vermiljoenrode wapenrusting te zien, was het een soldaat geweest van het korps van Kato Kiyomasa, een generaal onder Tokugawa Ieyasu. De kwaliteit van zijn uitrusting , en de emblemen op zijn kuras en helm vertelden dat deze ongelukkige zeker geen gewone ashigari was geweest. Hij lag op zijn buik met zijn lange speer nog in zijn handen geklemd. Zijn gezicht was volledig met modder bedekt. In zijn gordel stak zijn nog ongetrokken zwaard. De strijders van Kiyomasa waren berucht voor voor hun uitstekend speervechten. Deze samurai was net zoals hijzelf getroffen door de pijlenregen vanuit de vijandelijke linie. Vermits Sakai nog niet in veiligheid was, en over geen enkel wapen meer beschikte, nam hij het zwaard uit de gordel van de gesneuvelde. De gelakte schede zat onder de modder, maar Sakai zag dadelijk dat dit een prachtexemplaar was. De schede was zwartgelakt . De volledige bekleding van het zwaard maakte duidelijk dat dit een zwaard van uitstekende makelij moest zijn. Toen hij de modder van de tsuba (handbeschermer) veegde, zag hij dat deze ingelegd was met zilverkleurige tekens. Nadat bij de tsuba en het handvat verder had schoongemaakt, zag hij dat de zilverkleurige tekens een sanskriet karakter weergaven. 'Bishamonten' las hij. Langzaam trok hij het zwaard uit de schede. Het late avondlicht weerspiegelde in het lemmet. Het was een prachtig lemmet. Het grillige hardingspatroon van de snede was duidelijk van de hand van een meestersmid. Een horimono bestaande uit dezelfde karakter als op de tsuba was gegraveerd aan beide zijden van de kling. Onwillekeurig tastte hij naar de amulet aan zijn nek. Was dit toeval? Hij stak het zwaard terug in zijn schede, en bracht het in een groet met beide handen naar zijn voorhoofd. Na op deze manier zijjn respect te hebben betoond aan de gevallen krijger, vervolgde hij zo snel zijn gewond been het toeliet zijn weg. In de verte zag hij verschillende groepjes overlevenden die zich net als hij terug naar het hoofdkamp begaven. Het was al bijna donker toen hij zich uitgeput liet neervallen bij één van de vuren die reeds waren aangestoken. Bijna ogenblikkelijk viel hij in een diepe slaap, en in zijn dromen zag hij hoe de god Bishamonten zijn vriend Kenzo naar het volgende leven begeleidde.
9
Hoofdstuk 1 : Edo
Bij het ochtendgloren was het een drukte van jewelste in het kamp. Bij het weerklinken van de tritonshoorn begon iedereen zich klaar te maken om terug te keren naar Edo. Ook Sakai maakte zich klaar om mee naar de hoofdstad te vertrekken. Hij at nog snel een paar rijstballen en zocht zijn schamele bezittingen bij elkaar. Hij maakte zijn strosandalen vast, bond zijn slaapmat op zijn rug, en stak zijn zwaard tussen zijn gordel. Snel vervoegde hij de vertrekkende kolonne soldaten die onder tromgeroffel op weg ging. De hele nacht had hij zich liggen af te vragen wat hij nu verder zou doen. Zou hij terug naar zijn dorp keren waar Oko op hem wachtte, of zou hij de boerenstiel vaarwel zeggen en terugkeren naar de samuraiklasse, waartoe zijn vader en grootvader eens behoorden. De eerste mogelijkheid vervulde hem met gemengde gevoelens. Natuurlijk zag hij Oko heel graag, en wenste haar zo snel mogelijk terug te zien. Aan de andere kant had hij haar beloofd om voor haar broer te zorgen, en deze belofte had hij niet kunnen waarmaken. Zou hij haar nog onder de ogen kunnen komen ? Dit dilemma had hem de hele nacht beziggehouden. Het leven in zijn geboortedorp was echter hard en vol ontberingen. Kon hij daar met Oko een toekomst opbouwen? Na alle voor en tegenkanten te hebben overwogen, had hij besloten om zijn kans te wagen in deze woelige tijden. 'De hemel is de limiet', placht men te zeggen over een man met een zwaard in zijn handen en die ook wist hoe het te gebruiken. Hij zou naar Edo gaan en proberen een functie te krijgen als samurai in dienst van één van de grote landheren. Hij zou zich opwerken tot een gerepecteerd krijger, en dan zou hij zonder schaamte Oko tot zijn vrouw kunnen maken. Hoe meer hij over deze optie nadacht, hoe vastbeslotener hij werd. Hij stamde tenslotte af uit een samuraifamilie, had zich bewezen op het slagveld, en bezat nu een prachtig zwaard dat hem zou helpen zijn doelstelling te verwezenlijken. Bij deze gedachte ging zijn hand onwillekeurig naar het gevest van het zwaard tussen zijn obi. Zou het hem meer geluk brengen dan zijn vorige bezitter? Vol van deze gedachten stapte hij zwijgend mee richting Edo. De avond begon al te vallen toen ze de hoofdstad bereikten. Dit bolwerk van de machtige Tokugawa Ieyasu was op enkele jaren uitgegroeid tot één van de grootste steden van Japan. Na deze veldslag was het duidelijk dat deze man in de toekomst Japan zou regeren. De Toyotomi's waren verslagen, en hadden zich teruggetrokken in Osaka. Maar er zouden ongetwijfeld nog meerdere confrontaties volgen. Reeds tientallen jaren was Japan gewikkeld in deze burgeroorlogen, waarbij de grote clans vochten voor de algemene controle over het land. Reeds vele clans waren in deze 'sengoku periode' vernietigd. Als gevolg daarvan zwierven vele tienduizenden ronin, samurai zonder meester, door het land op zoek naar een nieuwe heer om te dienen. Velen onder hen hadden hun samuraistatus opgegeven, anderen kwamen aan de kost als leraar in de schermkunst, terwijl weer anderen zich verzamelden in roversbendes die het land teisterden. Onder degenen die op zoek waren naar een heer om te dienen, was nu ook Sakai. Reeds weken zwierf hij door de straten van de stad op zoek naar werk. Overleven deed hij door zijn 10
diensten als klusjesman aan te bieden op de vele bouwwerven van de steeds uitbreidende stad. Wanneer er geen werk omhanden was, schuimde hij de buurten af waar de grote herenhuizen van de Tokugawa vazallen zich bevonden. Maar waar hij zich ook aanbood, niemand was geneigd om hem in dienst te nemen. Een groot wantrouwen heerste tegenover deze horden ronin die de stad bevolkten. Door hun grote aantallen veroorzaakten ze veel onrust in de stad. Onderlinge schermutselingen en vechtpartijen waren schering en inslag. Vermits hij uit een kleine onbekende samuraifamilie stamde, en niet in dienst geweest was bij één van de grote daimyo die bekend stonden als loyaal tegenover de Tokugawa, bleven alle deuren voor hem gesloten. Toch was hij vastbesloten om voor zichzelf naam te maken en op te klimmen in de samuraiklasse. Als de avond viel dwaalde hij door de plezierdistricten zoals Yoshiwara om de kroegen af te schuimen op zoek naar enig vertier. Dit was een wereld die hij nooit eerder had gezien. Badend in het licht, bevonden zich hier honderden theehuizen en drankgelegenheden waar de hogere klasse zich kon vermaken tot in de vroege uurtjes. Van overal weerklonk het gelach van de feestvierders en het geluid van muziek. Door de straten paradeerden de prachtig geklede geisha's en hun dienstmeisjes op weg naar de diverse theehuizen waar ze de elite vermaakten met hun kunsten. Trotse samurai, met hun twee zwaarden in hun gordel, dwaalden alleen of in groep door de straten op zoek naar vertier. Voor zijn pover voorkomen hadden ze enkel maar minachtende blikken. Hier hoorde hij duidelijk niet thuis. Mismoedig keerde hij terug naar zijn schamel onderkomen aan de rand van de stad. Was dit een wereld die voor hem onbereikbaar zou blijven? Net buiten de poorten van het yoshiwara werd zijn aandacht getrokken door luide stemmen en kabaal uit een van de zijstraten. Toen hij naderde zag hij een jongeman die werd aangevallen door twee ongure types die duidelijk op zijn geld uit waren. De jongeman was gekleed in een prachtige kimono en was zeker nog geen twintig jaar oud. De belagers hadden hun zwaarden getrokken en bedreigden de jonge ongewapende man. Dit soort situaties was schering en inslag in deze buurt, en elk ander zou zich hier niet mee moeien en zich uit de voeten maken. Doch de angst in de ogen van de jongeman deed Sakai denken aan zijn eigen doodsangsten die hij nog niet zolang geleden had ervaren op het slagveld. Even dacht hij eraan om gewoon door te lopen, maar toen één van de onverlaten zijn zwaard hief om toe te slaan, en de jongeman een kreet van angst slaakte, besloot hij in te grijpen. Met de hand aan het gevest van zijn zwaard stapte hij op het trio af. 'Wat is hier aan de hand ?' vroeg hij op strenge toon. 'Daar hebt ge geen zaken mee, scheer u weg.' lalde één van de overvallers met dubbele tong. Hij had duidelijk al genoeg sake gehad deze avond. 'Bemoei u met uw eigen zaken.' viel zijn makker hem bij. Dreigend stak hij de punt van zijn zwaard in Sakai's richting om zijn woorden kracht bij te zetten. Net als zijn compaan had ook deze haveloze ronin wat te diep in het glas gekeken. 'Ze willen geld, maar ik heb er geen meer, ik was net op weg naar huis.' kwam het slachtoffer tussenbeide. 'Help me en mijn vader zal je rijkelijk belonen.' Ondertussen bleef de rover die het kortst bij Sakai stond steeds dreigender in diens richting te zwaaien met zijn zwaard. Voorzichtig bleef Sakai afstand houden, terwijl zijn hand langzaam naar het gevest van zijn eigen katana reikte. Hijzelf was geen meester zwaardvechter, maar het was duidelijk dat deze twee wel wisten hoe een zwaard te hanteren. Doch de invloed van de drank maakte hun bewegingen onzeker. 'Voor de laatste keer, maak dat je wegkomt!' schreeuwde de dronkelap die het verst van hem verwijderd stond. 'Of wat ?' antwoordde Sakai rustig. 11
De rustige en zelfverzekerde toon van Sakai maakte hen nog bozer. 'We zullen je het scherp van onze zwaarden laten voelen, Scheer je weg nu het nog kan.' Om zijn woorden kracht bij te zetten, hief hij zijn zwaard en stapte op Sakai toe. Net op het moment dat hij toesloeg, stapte Sakai met een snelle beweging opzij. Vloekend en struikelend omdat zijn zwaard niets dan lucht doorkliefde, kwam hij languit op de grond terecht. De sake zat niet enkel in zijn hoofd, maar blijkbaar ook in zijn benen. Met een luid kabaal kwam hij terecht in een stapel bamboepalen die iets verder tegen de muur stond. Met veel gekletter sloegen deze tegen de grond. Zonder om te kijken stapte Sakai op de tweede tegenstander af. Zijn zwaard had hij nog steeds niet getrokken. Met een krachtige houw sloeg zijn tegenstander toe. Zoevend kwam het zwaard naar beneden om de schedel van Sakai te splijten. Op hetzelfde ogenblik stapte Sakai snel naar achteren, waardoor het lemmet hem op enkele centimeters miste. Tegelijkertijd trok hij zijn eigen zwaard en in één en dezelfde beweging sloeg hij toe. Hij raakte de pols van zijn tegenstander . Bloed spoot uit de diepe wonde, en met een schreeuw liet zijn tegenstander zijn zwaard vallen. Sakai bracht de punt van zijn zwaard terug horizontaal en stootte toe. Zijn zwaardpunt drong diep in de borstkas van de ronin. Sakai voelde het borstbeen van zijn tegenstander versplinteren onder de kracht van zijn stoot. Met een snelle beweging trok hij zijn zwaard terug, en zijn aanvaller zakte rochelend tegen de grond. Bloed stroomde uit zijn mond. Sakai keerde zich om naar zijn eerste tegenstander die zich ondertussen bevrijd had van de wirwar van bamboepalen waarin hij verstrikt was geraakt tijdens zijn val. Toen hij zijn makker dood op de grond zag liggen, deinsde hij verschrikt terug naar achteren. Hij keerde zich om en besloot het hazepad te kiezen.
Nu keerde Sakai zich tot de jongeman die nog steeds ineengekrompen van schrik op de grond tegen een muur zat. 'Kom, snel weg van hier voordat hij terug komt met zijn vrienden.' riep Sakai hem toe. Hij greep de jongeman bij de kraag van zijn kimono en trok hem recht. 'Ik weet niet hoe ik je moet bedanken...' stamelde deze, nog steeds ontdaan over de gebeurtenis. Het hele voorval had nog geen minuut geduurd. 'Later.' antwoordde Sakai. 'Nu moeten we maken dat we hier wegkomen.' 'Volg mij.' zei de jongeman, die zich ondertussen terug onder controle begon te krijgen. Door een wirwar van straatjes snelden ze weg van de uitgaansbuurt in de richting van de buitenwijken. Toen ze zagen dat ze niet gevolgd werden, vertraagden ze hun pas. 'Ik heet Toshiro Kuzami.' zei de jongeman.'Wat is uw naam?' 'Mijn naam is Sakai Koji.' antwoordde 12
Sakai. 'Ik weet niet wat er zou gebeurd zijn als jij niet net op tijd was langsgekomen.' zei Toshiro. 'Laat ons naar mijn huis gaan. Mijn vader zal je zeker willen ontmoeten.' Ondertussen waren ze aangekomen in een deel van de stad waar de rijke handelaars hun grote villa's hadden gebouwd. Ondanks dat de handelaars in die periode op de laagste trap van de sociale ladder stonden, waren het echter zij die grote rijkdommen wisten te vergaren. Wat betreft rijkdom moesten sommigen onder hen zeker niet onderdoen voor sommige grote daimyo. Het dragen van de twee zwaarden was echter voorbehouden aan de leden van de samuraiklasse. De leden van de andere klassen mochten in bepaalde gevallen wel één kort zwaard dragen, om zich te verdedigen tijdens hun reizen. Maar het dragen van de katana, het lange zwaard samen met de kortere wakizashi, was het privilege van de samurai. Toshiro was echter ongewapend de stad ingetrokken en was een makkelijk doelwit geweest voor de rovers die het nachtelijk Edo onveilig maakten. Ze hielden halt voor de poort van een grote villa. 'We zijn er.' zei Toshiro. Ze stapten door de poort en kwamen in een grote tuin met kunstige rotspartijen en een grote vijver, die gevoed werd door een kleine waterval. Een pad, verlicht door lampions, leidde naar het hoofdgebouw, waarvan enkele shoji opengeschoven waren vanwege de drukkende warmte. Uit een bijgebouw kwamen enkele bedienden aangelopen die verschrikt naar het tweetal keken. De kimono van Toshiro was gescheurd en besmeurd met modder. De toch al versleten kleding van Sakai was er niet beter aan toe en was bovendien bedekt met bloedvlekken. 'Meester Toshiro, wat is er gebeurd? riepen de opgewonden bedienden door elkaar. 'Maak ons een bad klaar en zorg voor eten.' beval Toshiro. De bedienden repten zich opgewonden terug naar binnen. Het tumult was de aanwezigen in het hoofdgebouw niet onopgemerkt voorbijgegaan, en een figuur verscheen op de veranda. De man was ongeveer 50 jaar oud, en droeg een donkerblauwe kimono geborduurd met witte kraanvogels. Aan zijn voeten droeg hij sneeuwwitte tabi. Zijn haar, snor en baard waren grijs als as. Alles aan de figuur straalde autoriteit en waardigheid uit. 'Vader, het ben ik' sprak Toshiro. Toshiro's vader liet zijn blik gaan over de besmeurde kleding van zijn zoon en vervolgens over de figuur naast hem. 'Wat is er gebeurd?' vroeg hij streng, maar toch enigzins ongerust. 'Deze man is Sakai Koji.' antwoordde Toshiro. 'Hij is een ronin die toevallig ter plaatse was toen ik overvallen werd nabij Yoshiwara. Zonder hem had ik nu hier niet meer gestaan.' De man keek opnieuw naar Sakai. Nu pas zag hij de bloedvlekken op diens gescheurde kimono. 'Kom binnen.' antwoordde de man nu met iets vriendelijker stem. Toshiro en Sakai deden hun schoeisel uit en traden binnen in de grote ruimte. Op de kraaknette tatami lagen verschillende kussens rond een lage tafel. In de hoek bevond zich een tokonoma (alkoof) met daarin een scroll die twee kraanvogels afbeeldde. Nieuwsgierig keek Sakai rond in deze prachtige ruimte. Alles straalde een rijkdom uit die hij nog nooit eerder had gezien. Hij voelde zich slecht op zijn gemak in deze voor hem vreemde omgeving. Nu pas viel het hem op dat ook op de kimono van Toshiro verschillende witte kraanvogels waren geborduurd op de rug en op de mouwen. De schuifdeuren aan de achterzijde van de ontvangstruimte schoven open, en twee dienaressen kwamen binnen en namen geknield plaats aan weerszijden van de deur. 'Het bad is klaar, meester Toshiro.' zei de jongste van hen. Met nieuwsgierige blikken bekeek ze 13
argwanend diens vreemde gezel. 'Ga u beiden opfrissen, en kom me dan alles vertellen.' sprak Toshiro's vader zonder om te kijken. 'Ako, bezorg onze gast propere kleding, en zie dat het hem aan niets ontbreekt, maak daarna een maaltijd klaar.' De dienaressen verdwenen terug naar de achtergelegen ruimtes. 'volg mij.' zei Tochiro, en beiden volgden de bedienden naar de badruimte. Even later zaten ze aan de rand van een groot bad, terwijl de twee dienaressen hun lichaam afschrobden. Daarna lieten ze zich langzaam in het hete bad glijden. Ako en haar helpster trokken zich nu terug. 'Dat was mijn vader.' begon Toshiro. Zijn naam is Oichii Kuzami. 'Onze familie is één van de grootste sakehandelaars van Edo.' 'Hij zal u zeker dankbaar zijn voor wat je hebt gedaan deze avond. Laat ons nu van ons bad genieten, dan stel ik u later voor aan de rest van de familie.' Zwijgend genoten ze samen van het hete bad. Nadien trokken ze de propere kleding, die door de bedienden was achtergelaten, aan en keerden terug naar de ontvangstruimte. Daar stonden het eten en de sake al op hun te wachten. Naast Toshiro's vader had ook zijn moeder plaatsgenomen. Zwijgend wachtten beiden tot Toshiro en Sakai hadden plaatsgenomen. Geruisloos schoof Ako dichterbij en vulde hun sakekopjes. Veel vragen stonden te lezen op het gezicht van Oichii en zijn vrouw. Daarom begon Toshiro aan zijn verhaal. Hij sprak over zijn bezoek aan de Yoshiwara, waar hij samen met zijn vrienden verschillende theehuizen had bezocht. Na afscheid te hebben genomen van zijn vrienden had hij een kortere weg terug naar huis genomen. Nog steeds onder de indruk van de gebeurtenissen vertelde hij hoe hij plotseling werd overvallen door twee ronin, die op zijn geld uit waren. Toen kwam hij aan het gedeelte waarbij Sakai hem had geholpen. Sakai had roerloos zitten luisteren en nu werden alle ogen op hem gericht. Tot in de details vertelde Toshiro over het moedige optreden van Sakai en sprak vol lof over diens vechtkunst. Sakai voelde zich steeds ongemakkelijker worden onder deze lovende woorden. 'Zonder de tussenkomst van Sakai zou het zeker slecht zijn afgelopen, daarom heb ik hem hier uit dankbaarheid uitgenodigd.' besloot Toshiro zijn verhaal. 'Als ik dit hoor, hebben we zeker reden om dankbaar te zijn. Het zijn tegenwoordig gevaarlijke tijden in Edo met al die rondzwervende ronin die de straten onveilig maken.' sprak de oude man. 'Heer Koji, maak alstublieft gebruik van onze gastvrijheid, en blijf gerust nog enkele dagen. Dat is het minste dat we kunnen doen.' zei Toshiro's moeder op haar beurt. Zowel Oichi als zijn vrouw maaken een diepe buiging voor Sakai. 'Laat ons nu eten.' sprak Toshiro opgewekt. Het was lang geleden dat Sakai een degelijke maaltijd had gehad. Ako en nog twee andere bedienden liepen af en aan met schotels met de meest exotische gerechten die Sakai uitgehongerd binnenwerkte. Ook de sakekommen werden continu bijgevuld. Toen de tafel was afgeruimd, en de thee werd opgediend, voelde Sakai zich beter dan hij zich in lange tijd had gevoeld. Dit was een totaal nieuwe wereld voor hem. Tot nu toe had hij enkel het eenvoudige boerenleven gekend. De luxe rondom hem en de overvloedige maaltijd maakten een diepe indruk op hem. Ondertussen was het al laat geworden en de bedienden begonnen alles klaar te maken voor de nacht. 'Ako, breng onze gast naar zijn kamer.' met deze woorden stond Oichii op en samen met zijn vrouw dankte hij nog een laatste maal Sakai voor zijn hulp. 'Morgen praten we nog verder.' sprak hij en verliet de kamer. Ook Sakai en Toshiro stonden op en namen afscheid voor de nacht. 14
Door de nu donkere tuin volgde Sakai Ako naar het gastenverblijf. Een brandende olielamp verlichtte de kamer en een uitgerolde futon lag uitnodigend op hem te wachten. Sakai kleedde zich om en vlijde zich neer op de zachte futon. Zijn zwaard legde hij binnen handbereik neer. Bijna ogenblikkelijk viel hij in een diepe slaap. Reeds vroeg de volgende morgen werd Sakai wakker door de bedrijvigheid in het grote huis. Het was even nadenken voordat hij wist waar hij zich bevond, maar snel kwamen de herinneringen van vorige nacht weer naar boven. In zijn geest zag hij weer het gevecht met de twee ronin voor zich, en de tocht naar het huis waar hij net wakker geworden was. Hij herinnerde zich ook de dankbaarheid en de gastvrijheid waarmee hij was ontvangen in deze familie. Hij ging rechtop zitten en greep naar het zwaard dat naast hem lag. Langzaam haalde hij het blad uit de schede. De beeltenis van Bishamonten keek hem aan. 'Ga jij me werkelijk geluk brengen?' mompelde hij zacht. 'Ben jij degene die me gaat helpen een nieuw leven op te bouwen?' Voorzichtig stak hij het zwaard weer terug in zijn schede en legde het weer naast hem neer. Hij tastte naar Kenzo's amulet die hij nog steeds rond zijn nek droeg. De belofte die hij aan Oko had gemaakt woog nog steeds zwaar op zijn gemoed. Maar in zijn recentelijke toestand had hij niet de moed gehad om haar terug onder ogen te komen. Hoe graag hij haar ook wilde terugzien, het zou moeten wachten tot hij een naam voor zichzelf had gemaakt, en haar een betere toekomst kon bieden. Op dat ogenblik kondigde een bediende zich aan. 'Heer, uw bad is klaar en mijn meester wil u daarna voor het ontbijt uitnodigen.' Hij schoof de shoji open en nodigde Sakai uit hem te volgen. Even later zat Sakai samen met de ganse familie aan de ontbijttafel. 'Ohayo gozaimasu, goedemorgen.' Sprak de heer des huizes opgewekt. 'Ik hoop dat je goed geslapen hebt, zet u neer, en tast toe.' vervolgde hij en wees naar de gedekte tafel. Sakai beantwoordde de groet en ging zitten. Het was een warme ochtend, en de shoji waren opegeschoven, zodat het gezelschap uitzicht had op de tuin. Deze was prachtig en goed onderhouden. De rust die hij uitstraalde deed snel zijn sombere overpeinzingen bij het ontwaken vervagen. 'Ik was net mijn vader aan het vertellen hoe spijtig het is dat iemand met uw vaardigheden in een tijd als deze zonder werk zit.' sprak Toshiro. 'Het zijn ingewikkelde tijden.' vervolgde Toshiro's vader. 'Het hele land is verdeeld in twee groepen. Niemand weet nog wie aan wiens zijde staat. Vele samurai zijn op de dool en zoeken een nieuwe heer om te dienen. Maar er heerst een groot wantrouwen tegenover degenen die hun afkomst en loyaliteit niet kunnen bewijzen.' 'Ik meen begrepen te hebben dat je gevochten hebt in Sekigahara, aan de zijde van de Tokugawa.' vervolgde Oichii. 'Aan welke school heb je kenjutsu geleerd?' 'Ik heb nooit een officiele school bezocht;' antwoordde Sakai. 'Mijn vader heeft ooit als samurai gediend onder Yoshimoto Imagawa. Toen deze gedood werd door de troepen van Oda Nobunaga nabij Okezahama, besloot hij het strijdersleven vaarwel te zeggen en de boerenstiel op te nemen. Hij bracht me de basisbeginselen van het zwaardvechten bij tot hij een vijftal jaar geleden overleed.' Sakai pauseerde even om aan zijn thee te drinken en vervolgde: 'Ik vrees dat Toshiro mijn capaciteiten een beetje overschat. Ik heb nooit een echte leermeester gehad.' 'Wees niet zo bescheiden.' onderbrak Toshiro hem. 'Ik heb nog nooit iemand zo snel zijn zwaard weten te trekken als jij gisterenavond.' 'Mijn vader was vooral bedreven in het iai, het trekken van het zwaard. Het was door middel van deze discipline dat hij me probeerde de essentie van het zwaardvechten bij te brengen.' replikeerde Sakai. 'Het is op het slagveld, nog niet zo lang geleden dat ik pas voor het eerst met de harde 15
realiteid werd geconfronteerd. Ook tijdens het treffen van gisterenavond heb ik waarschijnlijk veel geluk gehad.' probeerde hij nog steeds zijn eigen kunnen te relativeren. 'Voor een gewezen boer heb je wel een zeer mooi zwaard.' mengde nu Oichi's echtgenote zich in het gesprek. 'Inderdaad.' bevestigde haar man. 'Zou ik het even mogen bekijken?' 'Ik vond het op het slagveld tijdens het gevecht, nadat ik het mijne had gebroken, het is inderdaad een prachtexemplaar.' bevestigde Sakai. Hij overhandigde het zwaard aan Oichii, die het met beide handen aannam. Hij haalde het blad uit de schede en bestudeerde nauwgezet de kling. 'Dit is zonder twijfel een eersteklas zwaard, vervaardigd door een meester. De eigenaar moet een zeer welgesteld man zijn geweest om zich zulk een kostbaar zwaard te kunnen veroorloven.' zei hij. 'Ik noem het Tamonten, vanwege de horimono die in het blad is gegraveerd.' antwoordde Sakai. 'Ik hoop dat het mij meer geluk zal brengen dan zijn vorige eigenaar.' Sakai nam het zwaard terug aan en legde het terug neer aan zijn rechterkant, zoals de etiquette het voorschreef. Op deze manier kon hij het niet snel trekken, zodat hij aantoonde dat hij zich in het gezelschap niet bedreigd voelde. Ook deze regels van het bushido had zijn vader hem bijgebracht. Het gesprek duurde nog enige tijd voort, tot de bedienden de tafel kwamen afruimen. 'Laat ons even een luchtje scheppen in de tuin.' stelde Oishii voor. 'Zoals mijn zoon waarschijnlijk reeds verteld heeft, ben ik eigenaar van de grootste sakehandel in Edo.' begon Oichii, terwijl ze halthielden bij de mooie vijver. 'Ik heb vestigingen van hier in Edo tot in Osaka. Op mijn vele handelsreizen door het ganse land, heb ik veel contacten gelegd . Eén van mijn beste vrienden is de heer Ikeda Terumasa. Deze verblijft voor het ogenblik in Edo en reist binnenkort af naar het Himeji kasteel. Als je wil schrijf ik een aanbevelingsbrief aan hem. Ik ben er zeker van dat hij goede en betrouwbare mannen kan gebruiken.Ondertussen kan je hier verblijven en kunnen we wat beter kennismaken.' Sakai boog voor Oichii en bedankte hem uitvoerig voor deze aangeboden kans. 'Als je iets nodig hebt, vraag maar aan Ako, zij staat dag en nacht tot uw beschikking. Tot als je vertrekt, beschouw mijn huis als het uwe, dat is het minste dat ik kan doen voor het redden van mijn zoon.' Met deze woorden nam hij afscheid, en trok zich terug in zijn werkkamer die zich in een afgelegen gedeelte van de tuin bevond. Hij nam plaats achter zijn schrijftafel en begon aan zijn brief voor Terumasa. Nog diezelfde namiddag liet hij deze door een koerier bezorgen in het kasteel van Edo. Daar was het een drukte van jewelste. Na de slag van Sekigahara voerde Tokugawa Ieyasu een grondige landhervorming in. Alle daimyo werden onderverdeeld in twee groepen. De loyaalste, die reeds lang aan zijn zijde stonden kregen de grootste en meest strategisch gelegen domeinen, dit waren de fudai daimyo. De anderen, die pas na de slag bij Sekigahara de zijde van de Tokugawa kozen, werden minder betrouwbaar geacht, en werden verplaatst naar verder afgelegen gebieden. Deze daimyo werden tozama daimyo genoemd. Op deze manier kon hij mogelijke broeihaarden van verzet snel de kop indrukken Onder de tozama daimyo was ook Ikeda Terumasa. Deze had net het bevel gekregen over het Himeji kasteel en maakte zich klaar om binnenkort af te reizen naar zijn nieuwe domein. Samen met zijn commandanten had hij net de laatste details besproken voor de lange tocht naar Himeji, toen een boodschapper hem de brief van Oichi overhandigde. Snel las hij de brief van zijn oude vriend. Zij kenden elkaar al jaren, en het deed hem deugd nog eens iets van hem te horen. In zijn brief deed Oichii een kort verslag van de gebeurtenissen, en stelde zich garant voor het karakter en de potentiële vaardigheden die hij in Sakai herkende. Terumasa kon op dit ogenblik elke strijder gebruiken, en aarzelde dan ook niet om zijn vriends 16
verzoek in te willigen. 'Beste Oichii.' schreef hij. ' Binnen een paar dagen vertrek ik naar mijn nieuwe kasteel in Himeji. Tot mijn spijt kan zal ik u niet meer kunnen ontmoeten, maar indien je in Himeji komt in de nabije toekomst kom dan zeker even langs voor een bezoek. Een oude vriend is steeds welkom. Wat betreft de jongeman Sakai, die je ontmoet hebt, ga ik verder op uw mensenkennis en zal hem met plezier in mijn korps opnemen.Laat hem morgen contact opnemen met commandant Gozaemon. Deze zal de zaak verder afhandelen Ik kijk reeds met genoegen vooruit naar onze volgende ontmoeting. Uw vriend Terumasa.' Hij ontbood een bediende die buiten stond te wachten en zei:'Breng deze brief zo snel mogelijk naar de residentie van de sakehandelaar Kuzami.' De boodschapper vertrok en Terumasa weidde zich weer verder aan de voorbereidingen van de nakende reis. Het zou een lange reis worden naar het verre Himeji. Zijn reisgezelschap zou uit niet minder dan drieduizend manschappen bestaan. Zulk een onderneming vergde een nauwgezette voorbereiding. Ondertussen had de boodschap ook Oichii bereikt. Deze las de brief en ontbood Sakai. 'Ik heb goed nieuws voor u.' begon hij toen Sakai zich bij hem voegde. Hij wachtte even tot een bediende thee had geserveerd en vervolgde: ' Vanaf morgen kan je in dienst treden bij Ikeda Terumasa, waarover ik het reeds eerder had . Diens troepen vochten ook tijdens de slag bij Sekigahara, en hij kreeg als beloning het kasteel van Himeji toegewezen. Morgen dien je je aan te melden bij groepscommandant Gozazemon. En binnenkort zal je met het ganse garnizoen naar Himeji vertrekken.' Hij liet dit nieuws even inwerken op Sakai, dronk aan zijn thee en wachtte op een reactie. 'Dit is meer dan ik heb durven hopen.' zei Sakai opgetogen. 'Ik weet niet hoe ik u moet bedanken voor deze kans.' 'Dit was wel het alleminste dat ik kon doen voor u.Verwacht echter niet te veel. Je zal waarschijnlijk een lage positie aangeboden krijgen. De rest is aan u. Ikeda Terumasa is een groot veldheer. Hij zal zeker uw talenten opmerken, en wie weet wat je kan bereiken met hard werk en veel inzet.' 'Ik zal uw vertrouwen in mij zeker niet beschamen.' antwoordde Sakai. Hij nam zijn zwaard en bracht het naar zijn voorhoofd. 'Op dit zwaard zweer ik dat ik uw hulp en gastvrijheid nooit zal vergeten.' verklaarde hij plechtig. Op dat ogenblik gingen de shoji open en toshiro kwam de kamer binnen. 'Ik merk dat je het goede nieuws al ontvangen hebt.' zei hij de kamer rondkijkend. Samen genoten ze nog van het avondmaal, en praatten honderduit over wat de toekomst zou brengen. Toen Ako hem later naar zijn kamer bracht, vroeg hij: 'Kan je me altsublieft papier en schrijfgerief bezorgen?' 'Zeker' zei ze met een buiging, en even later keerde ze terug met het gevraagde. Sakai plaatste zich achter de schrijftafel en begon geconcentreerd te schrijven. 'Liefste Oko, Het is nu reeds maanden geleden dat we afscheid namen. Tot mijn grote spijt en schaamte heb ik niet eerder iets van me laten horen. Toen we beiden niet terugkeerden na de veldslag, moet je zeker gedacht hebben dat we allebei waren gesneuveld. Ikzelf overleefde dit avontuur, maar pas nu heb ik de moed gevonden om u te vertellen dat uw broer is omgekomen. Hij stierf echter dapper en eervol. Mijn belofte om samen ongedeerd terug te keren heb ik niet kunnen waarmaken. Daarom viel het me moeilijk om weer naar het dorp terug te keren en u en uw familie onder ogen te komen. Mijn belofte om u een beter leven te bieden bij mijn terugkeer heb ik ook nog niet kunnen waarmaken. Doch binnekort treed ik dienst van een grote daimyo, genaamd Ikeda Terumasa. Samen met hem vertrek ik naar de provincie Tottori waar we in Himeji zullen gelegerd worden. Ik neem dus terug de samuraistatus van mijn voorouders op en zal onze familienaam terug eer 17
aandoen. Tot dan zullen we ons weerzien moeten uitstellen. Desondanks mis ik je verschrikkelijk, en ik hoop dat je me ooit nog wil terugzien. Indien je me kan vergeven, zullen we elkaar in de toekomst terugzien en als het lot me meezit, zal ik je het leven kunnen bieden dat ik je beloofd heb. Ingesloten vind je ook een brief voor mijn moeder, zodat ik ook haar kan gerust stellen. Aan u beiden doe ik de belofte dat we elkaar spoedig zullen terugzien onder betere omstandigheden. Uw liefhebbende Sakai.' Sakai deed beide brieven in een koker en maakte zich klaar voor de nacht. Doch hij kon de slaap niet vatten. In zijn geest bleven de beelden uit het verleden rondspoken, zijn leven in het dorp met Oko en Kenzo, zijn afscheid, de verschrikkingen van de veldslag bij Sekigahara, de honger die hij leed als zwervende ronin, de ontmoeting met Toshiro en zijn familie, en ten slotte de belofte die hij deed aan Oko. Zijn maag kromp in elkaar van verdriet als hij aan haar dacht, en nu pas besefte hij hoe hard hij haar mistte. Maar ooit zouden ze elkaar terugzien. Hij tastte naar het zwaard dat naast hem lag. 'Nu is het aan ons, Tamonten.' mompelde hij zacht. Tenslotte viel hij in een diepe slaap, en droomde van de toekomst die voor hem en Oko waren weggelegd.
Hoofdstuk 2 : Himeji 'Nogmaals bedankt voor uw gastvrijheid, en hopelijk tot ziens.' zei Sakai de volgende morgen terwijl hij zich klaarmaakte om naar het kasteel van Edo te vertrekken. 'Graag gedaan, we zien elkaar zeker wel eens terug wanneer ik weer in de buurt van Himeji kom.'.antwoordde Oichii. 'Als ik u een laatste gunst mag vragen...' begon Sakai.'Kan je deze brief laten bezorgen aan mijn verloofde? Haar familie woont in Gifu, in de Mino provincie. Dit zijn de eerste woorden die ze van mij hoort sinds ik vertrok naar Sekigahara. Zij moet zeker ongerust zijn.' 'Geen probleem.' Oichii nam de brief in ontvangst en begeleidde Sakai naar de poort. Na een laatste groet nam hij afscheid van Toshiro en zijn familie. Vol hoop voor de toekomst ging hij welgmoed op weg naar het kasteel. Hij droeg een kraaknette donkerblauwe hakama en daarover een grijskleurig vest. In zijn gordel stak Tamonten, zijn zwaard en aan zijn voeten droeg hij nieuwe strosandalen. Hij voelde zich opperbest. Zou dit het einde zijn van zijn tegenslagen? Het was druk in de straten van Edo. Deze stad was op weg om de grootste stad van Japan te worden. Overal heerste er een drukte van jewelste. Winkeliers schreeuwden om de aandacht van hun potentiele klanten en uit de vele eetstalletjes dreven de meest diverse geuren hem tegemoet. Talrijke samurai, te voet of te paard kruisten zijn weg. Regelmatig werd hij gestopt door de waakzame ordediensten van de Tokugawa. Elke vreemdeling was een mogelijke spion, dus werd iedereen grondig gecontroleerd en ondervraagd. Aan de toegangspoort van het kasteel toonde hij zijn aanbevelingsbrief voor Gozaemon, de groepscommandant van Ikeda Terumasa. Na een laatste grondige inspectie trad hij het kasteel binnen. Dit was een stad op zichzelf. Meer dan honderdduizend soldaten konden hier gelegerd worden. In het midden prijkte de honmaru, de hoofdtoren. Hier verbleef de shogun en zijn directe vazallen. De andere volgelingen hadden hun residenties verspreid over het ganse domein. Sakai was diep onder de indruk van dit machtig bolwerk van de Tokugawa. Eindelijk vond hij de residentie van de Ikeda's. 18
Aan de poort wapperden de vlaggen met het embleem van de Ikeda clan, een gestileerde vlinder. Zwaar bewapende wachters bewaakten de ingang. Ze namen de bezoeker nieuwsgierig op. Als hij nu nog zijn oude plunje had gedragen, zou hij zeker zijn weggejaagd als de eerste de beste bedelaar. Hij overhandigde zijn geloofsbrieven en twee samurai brachten hem naar het verblijf van Gozaemon. Sakai overhandigde zijn zwaard aan één van de samurai en knielde neer op één knie. De andere samurai stapte binnen en overhandigde de introductiebrieven van Sakai aan de persoon die aan een lage tafel zat te schrijven. 'Gozaemaon-sama.' zei de samurai met een buiging. 'Deze persoon heeft een aanbeveling bij zich van onze heer Terumasa, en biedt zijn diensten aan.' Gozaemon wierp een vluchtige blik op Sakai en bestudeerde de papieren. Vervolgens keerde hij zich naar Sakai. 'Laat ons alleen.' gebood hij de twee samurai. Toen richtte hij zich tot Sakai en zei: 'Kom binnen en neem plaats.' Sakai schoof dichterbij en ging tegenover de oudere man zitten. Gozaemon was ongeveer vijftig jaar oud, en had een dunne grijze snor. Zijn hoofd was volledig kaal en zijn gezicht droeg de sporen van verschillende gevechten. Zijn hele voorkomen straalde autoriteit en gezag uit. Deze man was duidelijk een gehard veteraan die het grootste deel van zijn leven op het slagveld had doorgebracht. Ondanks zijn leeftijd zat hij kaarsrecht tegenover Sakai. 'Dus jij gaat met ons mee naar Himeji?' sprak hij na Sakai grondig te hebben opgenomen. 'Hai!' antwoordde Sakai met een buiging. 'Vermits je hier bent op uitnodiging van de heer Ikeda zelf, veronderstel ik dat ik je wel moet aannemen.' zei Gozaemon nors. 'Ik ben Tenji Gozaemon,' vervolgde hij. 'Ik leid de ashigari die ons vergezellen naar Himeji. Je komt onder mijn bevel te staan.' Hij bekeek de kleding van Sakai en richtte zich tot de samurai die bij de deur stond te wachten. 'Breng hem naar de kwartiermeester en bezorg hem een uitrusting.' Gozaemon richtte zijn aandacht terug op de documenten die voor hem lagen, en gaf hiermee aan dat het gesprek voorbij was. Sakai boog nogmaals en verliet de kamer. Samen met zijn begeleider liep hij tussen de gebouwen door tot ze bij de verblijven van de ashigaru kwamen. 'Ik ben Jiro, laat je niet afschrikken door de norsheid van Tenji. Eens je elkaar wat beter leert kennen, valt hij wel mee.' Hij wees naar de barakken aan de andere kant van het plein. 'Kom, ik zal je wegwijs maken. Dan kan je je uitrusting ophalen.' 'Ik ben Sakai.' antwoordde Sakai en schudde de hand van Jiro. De uitrusting die Sakai toegewezen kreeg bestond uit een donkerrode haramaki (borstpantser), een platte eveneens donkerrode jingasa voor op zijn hoofd, en twee paar strosandalen. Een kleine rugzak voor zijn slaapmat en zijn persoonlijke bezittingen vervolledigde zijn uitrusting. Zowel op de helm als op het pantser was een witte vlinder, het clansymbool van de Ikeda, aangebracht.
Ondertussen was het middag geworden, en in de barakken werd het middageten klaargemaakt. Dit bestond uit een kom rijst en een beetje gedroogde groenten. Sakai ging in een hoekje zitten en begon aan mijn maaltijd. De meeste andere soldaten gebruikten hiervoor gewone houten stokjes. 19
Sakai gebruikte zijn warikogai, die in de zijkant van de schede van zijn zwaard zaten. Deze waren ook van hout, maar zwart gelakt. Dit soort kogai bestond uit twee helften zodat ze als eetstokjes konden worden gebruikt. Jiro kwam naast hem zitten. 'Dat is wel een mooi zwaard dat u daar bij u draagt.' begon hij. 'Dat moet wel veel geld gekost hebben?' 'Het is een erfstuk van mijn familie.' loog hij. Hij besloot dat het beter was om niet te vertellen dat hij het op het slagveld gestolen had van een gesneuvelde tegenstander. 'Mijn vader was vroeger samurai, net als zijn vader, maar de laatste jaren heeft onze familie enkel de boerenstiel beoefend. Dit zwaard is alles wat ik bezit.' vervolgde hij, terwijl hij rustig verder at. Jiro was een opgewekt figuur, en vertelde opgewonden over de reis die ze de volgende morgen zouden aanvatten. 'Het escorte van heer Ikeda bestaat uit meer dan vijfhonderd man,' begon hij. 'We hebben honderd bereden samurai, vijftig haakbusschutters en honderdvijftig ashigaru, waarvan honderd met speren.' 'De rest zijn bedienden en dragers. Het zal een indrukwekkende stoet worden.' 'Wat zal mijn taak zijn?' vroeg Sakai. 'Jij zal waarschijnlijk in mijn peloton zwaardvechters worden ingedeeld, wij staan in voor de beveiliging van het konvooi.' hij wierp weer een blik op het zwaard van Sakai. 'Hoe goed kan je eigenlijk overweg met dat zwaard van jou?' 'Ik ben geen expert, maar het heeft zijn dienst reeds goed bewezen.' antwoordde Sakai ontwijkend. Na het eten ging iedereen weer aan het werk. De uitrustingen werden gecontroleerd, de wapens werden gepoetst en alles werd in gereedheid gebracht om de volgende dag bij het ochtendgloren te kunnen vertrekken. In de loop van de namiddag kreeg iedereen zijn taak toegewezen voor de volgende dagen. Sakai werd zoals voorspeld ingedeeld in de groep van Jiro. Tijdens het avondeten en de rest van de avond maakte Sakai kennis met de andere leden van zijn groep. Net zoals Jiro was iedereen opgewonden over het vertrek naar Himeji. 'Het is een grote eer voor onze heer Ikeda, dat hij het bevel krijgt over zulk een groot kasteel. Dit bewijst het vertrouwen van heer Tokugawa in onze heer.' De opgewekte stemming nam ook bezit van Sakai. Eindelijk hoorde hij ergens bij. De verhalen over Ikeda Terumasa, en de trots van zijn soldaten, deden hem beseffen dat hij in dienst was getreden van een groot man. Hij zou het vertrouwen dat Oichi in hem stelde niet beschamen. Hij had maar een lage rang, maar het was een begin. Hij besloot zijn nieuwe meester het beste van zichzelf te geven, en indien mogelijk op te klimmen tot een gerespecteerd krijger. Zoals iedereen kende hij het verhaal van Toyotomi Hideyoshi. Deze trad op jonge leeftijd in dienst van Oda Nobunaga als sandalendrager. Door zijn scherpzinnigheid wist hij zich op te werken tot één van diens grootste generaals. Na de dood van Nobunaga, werd hij de belangrijkste figuur in Japan. Enkel zijn lage komaf weerhield de keizer ervan om Hidayoshi de titel shogun toe te kennen. Maar als Taiko, had hij controle over gans Japan. De volgende ochtend maakte de stoet zich klaar om te vertrekken. De commandanten schreeuwden hun bevelen, en iedereen nam zijn plaats in. De poorten zwaaiden open, en de stoet vertrok. Vooraan liepen de vaandeldragers met de vlaggen, zodat iedereen kon zien welke daimyo en zijn gevolg voorbij kwam. Aansluitend volgden vijftig bereden samurai in volle uitrusting. In rijen van vijf volgden ze de wapperende banieren. Dan volgde Ikeda Terumasa, geflankeerd door zijn lijfwachten en gevolgd door enkele samurai die zijn zwaard en boog droegen. De andere vijftig bereden samurai sloten achter hem aan. Vervolgens kwam het vijftig man sterke schutterspeloton, gevolgd door het bataljon speervechters. 20
Achteraan sloot het peloton zwaardvechters van Sakai en Jiro zich aan. De bedienden en de dragers sloten de groep. Trots marcheerde de stoet door de straten van Edo. Overal waar ze passeerden, deden ze de mensen omkijken. Ondanks zijn eigen lage rang, voelde Sakai toch een gevoel van trots, terwijl hij door de straten van de stad marcheerde. Via de nihonbashi-brug, verlieten ze de stad en kwamen terecht op de grote Tokaidō, die hun in westelijke richting naar Kyoto zou leiden. Deze Tokaidō, lett: noordelijke kustweg, was de belangrijkste verkeersader doorheen Japan. Op de meest strategische plaatsen, werd hij gecontroleerd door de Tokugawatroepen. Enkel met de juiste documenten, kon men zich van de ene stad naar de andere verplaatsen. Het werd een zware tocht. Dag in dag uit marcheerden ze over de stoffige Tokaidō naar het westen. Deze bracht hun langs de heilige berg Fuji, naar Okazaki, Nagoya, over de berpassen naar Hikone, en langs het Biwameer naar Otsu en Kyoto. Overal waar ze kwamen maakten de dorpelingen haastig plaats om de stoet te laten passeren. De nachten werden doorgebracht in tempelcomplexen of in een van de grotere kasteelsteden zoals Nagoya. Het was tijdens deze nachten dat Sakai zijn medereizigers beter leerde kennen. Tijdens urenlange gesprekken rond de kampvuren, wisselden ze verhalen uit over hun afkomst, familie en krijgservaring. Verschillenden onder hun hadden ook tijdens de grote slag bij Sekigahara gevochten. Sommigen onder hen toonden zelfs trots de littekens van de verwondingen die ze hadden opgelopen. De meesten waren reeds jaren in dienst van de Ikeda familie. Het viel Sakai vooral op hoe trots ze waren om deze daimyo te mogen dienen. Vooral de hogere volgelingen van zijn nieuwe heer waren reeds jaren in zijn dienst en hadden talrijke keren aan diens zijde gestaan op het slagveld. Maar ook bij de gewone voetsoldaten zaten enkele veteranen. Met zijn achttien jaar, was hij de jongste van het gezelschap. Ook Tenji Gozaemon schaarde zich regelmatig met zijn manschappen rond het vuur. Sakai leerde de man kennen als iemand die naast zijn gewone norsheid, ook een vriendelijke kant kon hebben. Vooral als de sake begon rond te gaan, liet hij wel eens zijn nors masker vallen. Gozaemon werd duidelijk diep gerespecteerd door zijn manschappen. Op zijn beurt zou hij ook voor ieder van hen door het vuur gaan. Deze band was door de jaren gegroeid, en Sakai voelde zich soms een beetje een buitenstaander. Meestal hield hij zich dan ook wat afzijdig wanneer Gozaemon in hun gezelschap vertoefde. Na een paar nachten begon dit Gozaemon op te vallen. 'Hé, jonge kerel!' riep hij tot Sakai, die even verder onder een boom met Jiro zat te praten. Sakai, die met zijn rug naar Gozaemon zat, keerde zich om en keek hem vragend aan. 'Ja jij, Sakai ' ging Gozaemon verder. 'Schuif even dichterbij.' Sakai stond op en ging bij het groepje dat Gozaemon omringde zitten. 'Wat zou je ervan denken om ons te helpen met een kleine weddenschap?' vroeg Gozaemon. 'Ik vrees dat ik u niet begrijp.' antwoordde Sakai. 'Mijn makkers hier vinden dat ik reeds een dagje ouder word. Ik heb met hen gewed voor een kruik sake dat ik nog elke jonge man kan verslaan in een duel.' verklaarde Gozaemon. Alle hoofden van de verspreide groepjes samurai draaiden zich om. De meeste wisten wat er nu ging komen. Dit was een standaard test voor elke nieuweling in de groep. 'Wat bedoel je ?' vroeg Sakai argwanend en niet echt op zijn gemak. 'Je krijgt drie kansen om mij aan te vallen. Ik heb met hen gewed, dat je me geen enkele keer kan raken.' legde gozaemon uit. 21
'Ik vrees dat ze misschien wel eens gelijk konden hebben, ik twijfel niet aan uw vaardigheid met het zwaard.' antwoordde Sakai beleefd en steeds minder op zijn gemak. Alle ogen waren nu op hem gericht. 'Zo een jonge kerel als u moet toch met gemak een oude kerel als Gozaemon aankunnen.' mengde één van diens companen zich in het gesprek. Hij lachtte en klopte Sakai bemoedigend op zijn schouders. Sakai begreep dat hij op de proef werd gesteld, en dat hij niet kon weigeren zonder gezichtsverlies te lijden. Schoorvoetend gaf hij toe. 'Ga ervoor!' riep Jiro hem toe. 'Leer die oude man een lesje.' Iedereen lachte en begon hem aan te moedigen. Gozaemon stond op en wierp Sakai een houten oefenzwaard toe dat reeds klaar lag. Sakai nam het zwaard en stond eveneens op. De rest van het gezelschap vormde een kring rond het duo. Sakai kon nu niet meer terug. Hij begreep dat dit een test was om aanvaard te worden in de groep. Gozaemon nam een afwachtende houding aan, zijn zwaard nonchalant naast hem met de punt naar beneden. 'Ik ben er klaar voor.' zei hij met een bemoedigende glimlach naar Sakai. Sakai nam ook zijn positie in. Hij plaatste zijn rechtervoet naar voor, en nam de chudan kamae houding aan, met de punt van zijn zwaard gericht op de keel van zijn tegenstander. Het werd stil rondom hen. Niemand wilde iets missen van wat er ging gebeuren. Een minuut lang zocht Sakai naar de juiste timing en afstand om aan te vallen, terwijl hij voorzichtig zijn tegenstander probeerde in te schatten. Gozaemon bewoog niet. Bliksemsnel haalde Sakai uit met een neerwaartse slag naar het hoofd van Gozaemon. Hij gebruikte echter niet al zijn kracht en snelheid om de oudere man niet te kwetsen, indien deze de slag niet zou kunnen afweren. Dat was zijn vergissing. Zonder moeite stapte Gozaemon naar achter en pareerde de aanval. In één en dezelfde beweging counterde hij met een slag naar het middenrif van Sakai. Sakai sloeg dubbel, en zakte op zijn knieën. 'Eén – nul.' riepen de omstaanders. Sakai herstelde zich en maakte zich klaar voor de volgende aanval. Nu namen ze dezelfde houding aan; de uiteinden van het zwaard raakten elkaar net. Sakai had zich ondertussen hersteld, en concentreerde zich. 'Dat kan beslist beter.' moedigde Gozaemon hem aan.'Het is niet nodig om je in te houden.' op hetzelfde ogenblik sloeg Sakai de punt van Gozaemon's zwaard met een snelle polsbeweging opzij en haalde opnieuw uit. Gozaemon bracht zijn zwaard omhoog en pareerde zonder moeite de aanval. Sakai had nu met meer kracht toegeslagen als de eerste keer, hij verloor zijn evenwicht en struikelde. Gozaemon stapte opzij en liet zijn zwaard neerkomen op de schouder van Sakai. De pijn verlamde zijn rechterarm. 'Twee-nul.! Riepen de omstaanders in koor. 'Dat is al beter!.' zei Gozaemon glimlachend. 'Laatste kans, ga ervoor.' moedigde hij Sakai aan. Nu stak Gozaemon zijn houten zwaard in zijn gordel en nam een afwachtende houding aan. Zijn handen bengelden losjes naast zijn lichaam. 'Ten-ji ! Ten-ji ! Ten-ji ...' scandeerden de omstaanders. Sakai was verward, en keek naar de lege handen van zijn tegenstander. Hij bracht zijn zwaard omhoog, en maakte zich klaar voor zijn derde aanval. Deze keer zou hij niet missen. Met een zijwaartse slag probeerde hij het lichaam van zijn tegenstander te raken. Met een zoevend geluid sneed zijn zwaard door de lucht. Maar lucht was alles wat hij raakte. Gozaemon was vliegensvlug naar achter gestapt, zodat het zwaard aan hem voorbij raasde. 22
Als in slow motion zag Sakai hoe Gozaemon behendig zijn waaier uit zijn obi pakte en deze gebruikte om toe te slaan. Sakai voelde een scherpe pijn in zijn pols en liet met een schreeuw zijn zwaard vallen. 'Drie-nul.' juichten de toeschouwers. Sakai wreef over zijn pijnlijke pols. Gozaemon stak zijn waaier terug in zijn obi, en kwam naar Sakai toe. 'Niet slecht voor zulk een jonge kerel.' lachte hij joviaal. 'Die fles sake is de mijne !' riep hij naar zijn makkers. Hij greep Sakai bij de schouders, en zei 'Zet u erbij jongeman. Er is sake genoeg voor iedereen.' Sakai zette zich neer en zei verlegen: 'Ik zei toch dat ik waarschijnlijk geen partij voor u zou zijn.' Iedereen had zich terug in groepjes verdeeld, en de rust keerde terug in het kamp. 'Hoe gaat het met uw pols?' vroeg Gozaemon 'Dat valt wel mee.' antwoordde Sakai.' met een quasi pijnlijke grimas. 'Waar heb je kenjitsu geleerd?' vroeg Gozaemon. 'Mijn overleden vader heeft me de beginselen van kenjitsu en iaido bijgebracht.' verklaarde Sakai. 'Ik vrees dat mijn kunde zeer matig is in vergelijking met wat u me net liet zien.' 'Als commandant, moet ik weten welk vlees ik in de kuip heb.' verklaarde Gozaemon verontschuldigend. 'Daarom deze kleine test. Ik hoop dat ik uw trots niet te zeer gekwetst heb.' 'Integendeel, ik vond het zeer leerzaam. Ik weet nu waar ik sta, en dat ik nog een lange weg te gaan heb. Bedankt voor uw les.' zei Sakai en boog voor zijn commandant. Gozaemon glimlachte. Zijn test was niet enkel voor een beoordeling van Sakai's krijgskunst, maar was ook een test voor diens karakter. Op beide vlakken was hij tevredengesteld. Deze jongeman toonde voldoende potentieel om interessant te zijn.
Tessen, gevechtswaaier met ijzeren ribben (collectie auteur) De avond liep rustig ten einde, terwijl rond de kampvuren werd nagepraat over de match. De volgende morgen werd het kamp weer opgebroken. Het was de zesde dag van hun reis, en tegen de avond wilden ze Kyoto bereiken. Kyoto was de eigenlijke hoofdstad van Japan. Reeds generaties zetelde hier de keizer. Doch deze keizer had weinig macht. In feite was hij slechts een speeltuig in de handen van de shogun. De eigenlijke macht was hij reeds lang kwijtgespeeld aan de militaire klasse. Het werkelijke bestuur van Japan gebeurde vanuit de bafuku, het militaire hoofdkwartier van de shogun. 23
Deze scheiding gebeurde reeds in de twaalfde eeuw met de oprichting van de bafuku in Kamakura door shogun Minamoto no Yoritomo. Recentelijk was dit militaire centrum verplaatst naar Edo (het huidige Tokio) door de Tokugawa's. Deze hadden ook een prachtig kasteel in Kyoto. Daar zouden ze overnachten, en verdere instructies krijgen voor de rest van de reis. Reeds van ver konden ze de vele tempelgebouwen en paleizen van het oude Kyoto zien liggen. In een ordelijke colonne trokken ze de stad binnen. Via de hoofdweg en het oude ommuurde keizerlijk paleis kwamen ze bij de plaatselijke Tokugawa residentie. Na de nodige formaliteiten betraden ze het zwaarbewaakte complex. De manschappen werden ondergebracht in de hun toegewezen kwartieren. De hogere volgelingen volgden hun heer naar de meer luxueuze onderkomens. Sakai, Jiro en enkele anderen begonnen aan de verzorging van de paarden en het inrichten van hun onderkomen. Zes dagen waren ze al onderweg. Een beetje rust zou nu geen kwaad kunnen. Volgens Gozaemon zouden ze enkele dagen in Kyoto verblijven. Nadat de paarden waren verzorgd, en ze zichzelf hadden verfrist, rolden ze hun slaapmatten uit en genoten van de welverdiende rust. Voor iedereen was het de eerste keer dat ze in Kyoto waren. Tijdens hun tocht door de stad hadden ze bewonderend gekeken naar de oude tempels zoals de reusachtige Todai-ji en de vijf verdiepingen tellende Kofuku-ji. In totaal waren er meer dan zestienhonderd Boeddhistische tempels en vierhonderd Shinto heiligdommen.in de oude stad. Als ze hier inderdaad een paar dagen zouden blijven, zouden ze zich zeker niet vervelen. Net zoals Edo had ook Kyoto een uitgaansbuurt, het beroemde Gion, met de nog beroemdere geisha's. Na het avondmaal kwam Gozaemon inderdaad met het bericht dat ze twee dagen in Kyoto zouden verblijven. Dus kregen ze de twee volgende dagen vrijaf. Deze mededeling werd op algemeen gejuich onthaald. Iedereen ging die avond vroeg slapen. De laatste dagen door het heuvelachtig gebied hadden hun tol geëist. Twee dagen lang genoten Sakai en en zijn nieuwe makkers van de bezienswaardigheden en de ontspanning die Kyoto te bieden had. Sinds zijn 'test' met Gozaemon, enkele dagen geleden, was de band tussen Sakai en de rest van de groep hechter geworden. Hij was nu één van hun. Ondertussen was hun heer druk bezig met de besprekingen over zijn nieuwe post in het Himeji kasteel. Daar waren meer dan twintigduizend man gelegerd die onder zijn bevel zouden komen te staan. Zijn inkomen zou honderdtachtigduizend koku bedragen. Eén koku was de rijst die één man nodig had om één jaar van te leven. Al zijn vazallen waren opgetogen over deze nieuwe status van hun heer. Op de derde dag vertrokken ze uit Kyoto.Ook hier baarde hun groep veel opzien. Naast de banieren aan het hoofd van de stoet, droeg ook elke samurai een vlag die was vastgemaakt aan de achterkant van hun wapenrusting. Deze sashimono wapperden lustig in de wind, terwijl de stoet door de straten van Kyoto trok. Iedereen wist ondertussen wie hun aanvoerder was, en eerbiedig maakten de stadsbewoners plaats en bogen als de stoet voorbijtrok. De trots van hun heer Terumasa en zijn volgelingen, sloeg ook over op Sakai. Iedereen was in een beste stemming toen ze de stad achter zich lieten en richting Osaka trokken. Van daaruit was het nog een kleine honderdvijftig kilometer tot Himeji. Nog twee dagen, en Sakai zou zijn nieuwe thuis bereiken. Terwijl hij marcheerde nam hij de gezichten rondom hem op. Ieder was in gedachten verzonken en zwijgend legden ze kilometer na kilometer af. De meeste onder hen kenden niets anders dan het soldatenleven. Reeds vanaf jonge leeftijd waren 24
ze in dienst getreden van heer Terumasa. Familie hadden ze niet meer, of hadden ze al lang niet meer gezien. Als ashigaru hadden ze vele veldslagen meegemaakt en vrienden zien sneuvelen. Toch waren ze tevreden met hun lot. Sakai marcheerde zwijgend mee. Zijn ambitie reikte verder dan een leven als simpele ashigaru. Vol afgunst keek hij naar het hoofd van de stoet waar de bereden samurai de stoet domineerden. Hoog op hun paard, in volle wapenrusting, straalden ze een autoriteit uit die niet te ontkennen viel. Zij waren de elite van de Japanse samenleving. Zou Sakai ooit één van hun worden? De tweede dag kwam het kasteel van Himeji in zicht. Reeds van ver torende dit magnifieke kasteel boven zijn omgeving uit. Door de witte torens en buitenmuren werd het kasteel ook Shirasagijo genoemd, het “Witte-reiger” kasteel. Hier had de grote Hideyoshi Toyotomi nog verbleven. De huidige commandant Kuroda Yoshitaka stond zijn opvolger al op te wachten. Gekleed in volle wapenrusting, op een prachtig zwart paard, stond hij roerloos de komst van Ikeda Terumasa af te wachten. Voor hem stonden tweehonderd van zijn elitetroepen. Roerloos in het gelid vormden ze een erehaag, waartussen de stoet langzaam voorbijschreed. Hun blanke speren weerkaatsen het licht van de ondergaande zon. Yoshitaka zelf wachtte hen op aan de grote toegangspoort. Toen ze op ongeveer honderd meter waren genaderd, hield de stoet halt. Ikeda Terumasa, reed alleen verder tot bij Yoshitaka. Met luide stem, maakte hij zich bekend en haalde de overdrachtsdocumenten te voorschijn.Hij overhandigde ze aan de huidige commandant van het kasteel. Deze nam ze in ontvangst en na een korte inspectie stapte hij met zijn paard opzij. 'Wees welkom, heer Ikeda.' sprak hij. 'Alles is klaar voor de overname, kom alstublieft binnen en inspecteer de troepen.' Terumasa deed een teken naar de rest van zijn gevolg, en trad het kasteel binnen. Op het reusachtige binnenplein stond het ganse garnizoen hem op te wachten. Iedereen boog toen hij door de poort reed, gevolgd door zijn eigen volgelingen. Sakai was onder de indruk van de omvang van dit bolwerk, hij had op zijn tocht diverse kastelen gezien, maar dit overtrof alle voorgaande. De nodige formaliteiten werden afgehandeld, en alles werd klaargemaakt voor hun eerste nacht in hun nieuwe verblijf. Yoshitaka had een groots banket voorbereid voor de ontvangst van de nieuwe bevelhebber. Zelf zou hij ook in het kasteel blijven als militair raadsman voor Terumasa. Zijn eigen generaals zouden eveneens onder het bevel van Terumasa komen te staan. Eén voor één stelde iedereen zich voor aan hun nieuwe bevelhebber. Daarna kon het banket beginnen. Bedienden liepen af en aan met de meest uitgelezen gerechten. Tot laat in de nacht werd er geklonken op de nieuwe heer van het Himejikasteel. Sakai hoorde het feestrumoer tot in de barakken waar hij een onderkomen had gekregen. Hij en zijn makkers hadden net hun eenvoudige rijstmaaltijd beëindigd, en ze praatten nog enkele uren door over de gebeurtenissen van de laatste week. Toen hij zich tenslotte op zijn slaapmat legde, kon hij de slaap niet vatten. Steeds weer zag hij het gezicht van Oko voor zich wanneer zou hij de kans zien om haar weer te zien?
25
Hoofdstuk 3 : de kurogumi Het was reeds een paar weken geleden dat Sakai in zijn nieuwe thuis verbleef. Samen met zijn nieuwe vriend Jiro voerde hij dagelijks zijn taken uit. De stallen en de paarden moesten onderhouden worden. Voor een garnizoen waar meer dan vijfhonderd bereden samurai verbleven, was dit een dagvullend werk. Ondertussen had hij de verantwoordelijkheid gekregen voor de paarden die met het gevolg van Ikeda Terumasa uit Edo waren meegekomen. Naast deze gewone dagtaken werd er ook geoefend met de speren, het belangrijkste wapen van de ashigaru. Deze trainingen waren hard, mede door het feit dat zijn metgezellen dit wapen reeds jaren gebruikten en er zeer bedreven in waren, in tegenstelling tot Sakai die er bijna geen ervaring mee had. Op deze manier regen de dagen zich aan elkaar tot weken. Plotseling arriveerde er samen met een groep reizende monniken een brief voor Sakai. Deze groep kwam uit Gifu, en had een brief bij zich van Oko. Met trillende handen opende Sakai de brief. De inhoud luidde als volgt: 'Liefste Sakai, Je hebt geen idee van de vreugde die ik voelde toen ik je brief las. Doch de vreugde over het feit dat je gezond en wel bent, wordt overschaduwd door het verlies van mijn broer. Je moeder laat je de groeten doen. Ook zij was verheugd over het nieuws van je welzijn. Zowel je moeder als ik begrijpen je beslissing om niet terug naar het dorp te keren. Wij vertrouwen er op dat je je ambities zult kunnen waarmaken. De koerier van de heer Kuzami bracht ook samen met je brief een kleine geldsom voor je moeder en mij. Over ons hoef je je voorlopig geen zorgen te maken. Ik heb het volste vertrouwen in je, en weet dat ik je ooit zal terugzien. Tot die dag blijf ik uit kijken naar ons weerzien. Je liefste Oko.' Sakai vouwde de brief zorgvuldig op en stak hem bij zijn persoonlijke bezittingen. Tranen van verdriet, maar ook van geluk liepen over zijn wangen. Voor zichzelf en voor Oko zwoer hij dat de dag van hun weerzien niet lang meer zou duren. Met nog meer verbetenheid stortte hij zich op zijn werk. Ondertussen had de heer Terumasa in het kasteel heel wat wijzigingen doorgevoerd. Hij had wel het bevel over het ganse garnizoen, maar zijn eigen troepen bestonden slechts uit de driehonderd man die met hem uit Edo waren meegereisd. De sleutelposities van het garnizoen verdeelde hij over zijn eigen trouwste volgelingen. In deze woelige tijden was het van levensbelang te weten op wie je kon vertrouwen. De strijd om de heerschappij was wel voorlopig gewonnen door de Tokugawa's, maar in het naburige Osaka verzamelden zich steeds meer troepen die aansluiting zochten bij de overwonnen Hideyori. Een paar weken nadat Sakai de brief uit zijn geboortedorp had ontvangen, was er een algemene stafvergadering in de hoofdtoren van het kasteel. Al de hogere volgelingen en commandanten van de Ikeda clan waren aanwezig. Ikeda Terumasa zelf zat de vergadering voor. Vanvoren in de zaal zat hij op een kleine verhoging. Links van hem stond zijn wapenrusting, en rechts van hem lagen zijn zwaarden op een daarvoor voorziene standaard. 26
In keurige rijen zaten zijn volgelingen geknield te wachten tot hij de vergadering zou openen. Ook Gozaemon was één van hen. Iedereen droeg de traditionele kamishino met de typische brede shouders. Op de rug en de borst van deze officiële kledij prijkte het logo van de Ikeda. De kamishino zelf was indigoblauw, en de bijhorende hakamabroek gitzwart. In hun gordel hadden de meesten ook een witte waaier zitten, die eveneens deel uitmaakte van de ceremoniële kledij.
Stilzwijgend en eerbiedig wachtte iedereen op de mededeling van hun heer. Terumasa wendde zich tot zijn belangrijkste generaal Toshiie Kanegetsu. 'Toshiie, hoe zit het met de paraatheid van het garnizoen?' vroeg hij. Toshiie had tot taak gekregen een volledige rapport op de stellen over de aanwezige troepen in het kasteel. 'Hier vindt u alle details.' antwoordde Toshiie, en overhandigde Terumasa een lijst van zowel het aantal beschikbare manschappen, als hun bewapening. Terumasa nam de documenten door, en was duidelijk onder de indruk. 'Als deze cijfers kloppen, zijn we één van de grootste bondgenoten van de heer Iëyasu.' Hij pauseerde even en keek de zaal rond. 'Het vertrouwen van heer Iëyasu in ons is blijkbaar groot, dat hij ons deze strategische plaats toevertrouwt.' ging hij verder. 'Wij zijn de ogen en oren van de bakufu om eventuele rebellie vanuit Osaka zo snel mogelijk de kop in te drukken. Ik eis dan ook dat al onze manschappen op elk ogenblik in paraatheid kunnen worden gebracht.' 'HAI !' antwoordde iedereen in koor. 'Binnen één week, houd ik een volledige troepenschouwing. Zorg dat alles perfect is!.' 'HAI !' . Iedereen boog en vertrok. Toshiie en Gozaemon, blijf nog even aub.' Beiden bleven geknield zitten tot iedereen vertrokken was. 'Stel een peloton samen van betrouwbare en bekwame vechters voor mijn persoonlijke escorte. Alles wat hier besproken wordt tijdens de vergaderingen mag niet uitlekken. Osaka heeft zeker ook hier zijn spionnen. Jullie speciaal peloton zal instaan voor de beveiliging tijdens onze bijeenkomsten.' De beide samurai knikten goedkeurend. 'We maken er dadelijk werk van.' zei Toshiie bevestigend. Samen namen ze de lijst met mogelijke kandidaten door. Naam voor naam werden de mogelijke kandidaten gescreend. Tenslotte bleef er nog één plaats over. 'Mag ik een suggestie doen?' vroeg Gozaemon. 'Zeker, heb je iemand in het bijzonder op het oog?' Toshiie keek Gozaemon vragend aan. 'Onlangs trad er iemand bij mij in dienst, die wel mogelijkheden lijkt te hebben. Hij heeft nog niet veel ervaring, en komt uit een samuraifamilie uit Gifu. 'En waarom zou je hem aanbevelen?' vroeg Toshiie. 'Tijdens onze reis vanuit Edo heb ik hem op de proef gesteld. Hij heeft een sterk karakter. Met de 27
juiste training is er een prima zwaardvechter van te maken.' 'Maar hij is nog jong en onervaren?'. 'Inderdaad, maar mijn intuïtie heeft me nog nooit in de steek gelaten. Ik vind dat we hem een kans moeten geven.' 'Ok dan, ik vertrouw op uw oordeel, zie dat je me niet teleurstelt. De heer had uitdrukkelijk om ervaren en bekwame mensen gevraagd.' Toshiie legde een paar dagen later de lijst met de geselecteerde mensen voor aan Terumasa. De meeste samurai op de lijst kende hij al jaren. Hun trouw was onvoorwaardelijk, wist hij. Zijn blik stopte bij de naam van Sakai. Even moest hij nadenken. 'Sakai Koji uit Gifu?' vroeg hij aan Toshiie. 'Dit is één van Gozaemon's ashigaru.' verklaarde Toshiie. Toen herinnerde hij het zich weer. Deze knaap was hem voorgesteld door zijn vriend Oichi Kuzama. En nu stelde Gozaemon zich garant voor deze knaap. Blijkbaar had deze jongen iets in zich dat de mensen snel opviel. Beiden waren mensen met een grote mensenkennis, en oog voor talent. Hij zou deze nieuwe recruut ook eens van dichterbij moeten bekijken. Maar nu waren er dringender zaken die zijn aandacht opeisten. 'In orde.' zei hij na een korte overpeinzing. 'Breng het zo snel mogelijk in orde. Geef hun een onderkomen zo kort mogelijk bij de dojo. Ik wil dat ze dag en nacht beschikbaar zijn.' 'Hai !' De beide samurai bogen en verlieten de kamer. Gozaemon ging naar de verblijven van de ashigaru en vroeg naar Sakai. Deze bleek zich in de stallen te bevinden, en Gozaemon beval hem te gaan halen. Even later verscheen Sakai voor hem. 'Pak al uw bezittingen bijeen, en volg mij.' sprak Gozaemon. Sakai keek hem vragend aan. 'Je verhuist naar een ander kwartier.' vertelde Gozaemon hem onderweg. 'We stellen een groep samen van twintig lijfwachten voor heer Terumasu. Je zal de nodige opleiding krijgen in onze eigen dojo.' Ze staken een groot plein over en kwamen bij een reeks gebouwen, die duidelijk niet voor de gewone ashigaru waren voorzien. Voor de ingang hielden ze halt. 'De anderen van de groep zijn reeds lang in dienst van de heer. Jij bent de enige nieuwkomer, en de jongste. Het zal hard werken worden. Denk je deze taak aan te kunnen?' 'Ik zal uw vertouwen niet beschamen.' antwoordde Sakai. Gozaemon had hem verteld dat hij zich persoonlijk verantwoordelijk had gesteld voor Sakai. 'Beschouw je dan vanaf nu een Ikeda-samurai.' sprak Gozaemon. Je loon zal opgetrokken worden van drie naar twintig koku. Voor iemand van uw leeftijd is dit zeker een mooie som.' 'Ik weet niet hoe u te bedanken voor uw vertrouwen.' stamelde Sakai ontdaan. 'Uw vader was een samurai, dus ben jij ook een samurai. Stel hem, mij en heer Terumasa niet teleur.' antwoordde Gozaemon ernstig. 'Ken je de bushidocode ?' vroeg Gozaemon. 'Ja, mijn vader heeft me deze steeds weer opnieuw ingeprent toen hij nog in dienst van zijn heer was.' 'Dan weet je dat uw leven vanaf nu niet meer uzelf toebehoort, maar aan uw heer. Alle andere banden van een samurai zijn ondergeschikt aan die van de band tussen heer en volgeling'. 'Daar ben ik me van bewust.' antwoordde Sakai. 'Ik ben heer Ikeda en u veel verschuldigd. Ik zal uw vertrouwen niet beschamen.' De vastberaden toon en de blik in zijn ogen vertelden Gozaemon genoeg. 'Ga je dan nu installeren in je nieuwe verblijf. Binnen een uur verwacht ik je in de dojo.' 28
Gozaemon nam afscheid en liep naar het aangrenzende gebouw waar zich de dojo bevond. Sakai deed zijn sandalen uit en stapte binnen in het gebouw waar de nieuwe eenheid zijn onderkomen had gekregen. Voorbij de hal was een grote ruimte met in het midden een haardvuur. Aangrenzend met deze gezamelijke ruimte waren verschillende slaapkamers, gescheiden door verschuifbare shoji. De ruimte was verlaten. Sakai keek rond en ging vervolgens zitten bij het kookvuur. Even later kwam een knecht de kamer binnen. Deze droeg een bundel kleren die hij aan Sakai overhandigde. Hij toonde hem ook waar Sakai's slaapplaats was. Sakai plaatste de weinige bezittingen die hij had in de daarvoor voorziene ruimte, en trok zijn nieuwe kleren aan. De hakamabroek was net zoals zijn vorige in het zwart, maar de blauwe haori-jas was vervangen door een zwarte. Op beide mouwen prijkte het Ikeda embleem. Na zich te hebben opgefrist ging hij naar de aangrenzende dojo. Het gekletter van de houten zwaarden kwam hem tegemoet. Aan de de ingang nam hij zijn zwaard uit zijn gordel en ging zitten. Hij plaatste zijn zwaard naast zich op de grond en boog. In zithouding bleef hij wachten tot iemand hem de toestemming gaf om recht te staan. Aan het andere uiteinde van de zaal was Gozaemon bezig in een tweegevecht met een andere samurai. Sakai herkende enkel Gozaemon, al de anderen had hij nog nooit gezien. Sakai keek nieuwsgierig rond. Het was een zeer grote ruimte, met een glanzend geboende houten vloer. Aan de wanden bevonden zich wapenrekken, gevuld met allerhande wapens. Hij zag hele rekken vol met houten oefenzwaarden, speren en naginata's. Ook zag hij verschillende soorten wapens die hij nog nooit had gezien. Alle aanwezigen waren druk bezig met hun respectievelijke partner, niemand nam enige notie van hem. Uiteindelijk was het gevecht tussen Gozaemon en zijn tegenstander afgelopen. Ze bogen naar elkaar en verlieten de oefenvloer. Toen Gozaemon Sakai zag zitten, deed hij teken dat hij kon rechtstaan en de zaal betreden. 'Sensei, dit is Sakai Koji uit Gifu.' zei Gozaemon tegen de tengere figuur waarmee hij net aan het oefenen was geweest. 'Hij zal ook deel uitmaken van de nieuwe eenheid die onze heer wil oprichten.' 'Sakai, dit is sensei Tajima Okimasa. Hij is de sensei van deze dojo.' Sakai boog terwijl de leraar hem van kop tot teen opnam. 'Welkom in mijn dojo.' antwoordde Tajima kortaf. 'Hiernaast vind je de nodige uitrusting. Binnen vijf minuten begint de volgende training.' Verschillende samurai verlieten de oefenruimte om zich te gaan omkleden. Enkel de twintig leden van Sakai's team bleven in de dojo. Na zich te hebben omgekleed, vervoegde Sakai de rest van de groep. Ook Gozaemon had de zaal verlaten. Sensei Tajima was een meester in het zwaardvechten. Hij was ooit leerling geweest van de grote Yagyū Muneyoshi, de oprichter van één van de beste schermscholen van Japan en stichter van de Yagyū shinkage stijl. Daarna was hij verschillende jaren door het land getrokken om zijn stijl te vervolmaken. Tijdens deze musha shugyō, zoals zulk een strijders pelgrimstocht werd genoemd, was hij in contact gekomen met Ikeda Terumasa. Deze was zo onder de indruk van zijn vechtkunst, dat hij hem voorstelde om bij hem in dienst te treden als persoonlijk leraar. Tajima had dit aanvaard, en was nu ook in Himeji op verzoek van Terumasa. De tengere man keerde zich tot de aanwezigen en riep met krachtige stem:' Neem elk een fukuro shinai, en vorm twee rijen.' 29
Iedereen liep naar de wapenrekken, en nam een vreemd uitziend wapen. Sakai had dit nog nooit gezien. Een fukuro shinai, was een bundel bamboelatten, in een lederen hoes. Dit oefenwapen was ontworpen door Muneyoshi, de oprichter van de Shinkage stijl. Dit wapen maakte het mogelijk om een realistisch gevecht te leveren zonder zware verwondingen of zelfs de dood te veroorzaken zoals bij het gebruik van de gewone houten bokken wel eens voorkwam.
Iedereen stelde zich op tegenover een willekeurige partner en boog. 'Hajime !' riep Tajima; Iedereen nam zijn gevechtspositie in. Ook Sakai maakte zich klaar voor het komende gevecht. Afwachtend nam hij een defensieve houding aan. Even bleven beide mannen onbeweeglijk staan. Zonder waarschuwing sloeg zijn tegenstander plotseling met zulk een kracht tegen Sakai's oefenzwaard dat dit uit zijn handen vloog en tegen de grond kletterde. Op hetzelfde ogenblik kreeg hij een tik op zijn hoofd. Een echt zwaard had zeker een dodelijke wonde toegebracht. Ook een gewone bokken zou Sakai ernstig verwond kunnen hebben. Maar de slag van deze shinai deed Sakai enkel even verdwaasd met zijn ogen knipperen. Hij was volkomen verrast door de snelheid van de aanval. Zijn tegenstander glimlachte en deed teken dat Sakai zich opnieuw moest klaarmaken. Jumo heette de jongeman en trainde reeds jaren onder Tajima. Sakai raapte zijn shinai op en maakte zich weer klaar voor de volgende confrontatie. Weer haalde Jumo bliksemsnel uit en raakte Sakai op zijn schouder. Sakai liet zijn frustratie niet blijken en nam weer zijn beginpositie aan. Deze keer zou hij zich niet meer laten verrassen. Nu nam hij het initiatief. Snel haalde hij uit met een zijdelingse slag naar de ribben van zijn tegenstander. Zonder moeite werd zijn slag ontweken, maar Sakai vervolgde met een volgende slag naar het hoofd van Jumo. Op een haar na mistte hij ook deze tweede slag doordat Jumo zich snel als een kat naar achteren bewoog. Vanop een afstand stond Tajima elk koppel te observeren. De dojo was gevuld met de geluiden van de op elkaar inslaande zwaarden. Zweet parelde langs Sakai's voorhoofd naar beneden terwijl het gevecht verder ging. Steeds weer probeerde hij een treffer te plaatsen, maar Jumo was hem steeds te snel af. 'Yame! , stop!' riep Tajima na ongeveer een halfuur. Iedereen stelde zich weer op twee rijen en groette zijn tegenstander. 'Kotai !' riep Tajima, en iedereen wisselde van tegenstander. Weer volgde een half uur van intensief aanvallen, blokken, schijnbewegingen en tegenaanvallen. Sakai raakte stilaan buiten adem, en zijn armen wogen als lood. Doch zijn nieuwe tegenstander was niet zo snel als zijn eerste, en Sakai kon op zijn beurt ook al eens een treffer plaatsen. Het leek een eeuwigheid te duren, eer Tajima eindelijk weer het bevel gaf om te stoppen. Gedurende dit uur had Tajima iedereen grondig bestudeerd, en nam nu even de tijd om hier en daar corrigerende opmerkingen te maken. Vervolgens toonde hij een combinatie van een aantal slagen die door de studenten moest worden ingestudeerd door ze honderdmaal te herhalen. Ook nu weer bestudeerde hij de techniek van iedereen die voor zichzelf bezig was met het 30
instuderen van deze combinatie. Eindelijk was de training afgelopen. Zwetend namen de mannen plaats voor de groet en een paar laatste opmerkingen van de sensei. 'Het trainingschema zal vanaf vandaag opgevoerd worden.' begon Tajima. 'In de voormiddag vrije training op slag- en snijtechnieken. In de namiddag taktiek en gevechtstraining. Tijdens de voormiddagtraining wil ik een minimum van duizend slagen. Misschien leer je dan je zwaard degelijk vasthouden zonder het te laten vallen.' Terwijl hij dit zei, keek hij terloops naar Sakai. Sommigen begonnen te gniffelen, en Sakai voelde het schaamrood naar zijn wangen stijgen. Zijn bokken was meermaals door de dojo gevlogen onder impact van de krachtige slagen van Jumo. Iedereen boog en verliet de dojo. Een uurtje later zaten ze rond het kookvuur van de gemeenschappelijke ruimte van hun onderkomen. Sakai was de enige nieuwkomer in de groep. De anderen kenden elkaar reeds langer, soms jaren. Iedereen stelde zich voor en heette Sakai welkom in de groep. Iedereen wist natuurlijk dat de laatste opmerking van de sensei betrekking had gehad op Sakai. Hier en daar werden grapjes gemaakt, maar Jumo nam het voor hem op. 'Trek je niks aan van deze lummels.' zei hij lachend. Hij rolde met zijn spierballen, en vervolgde: 'Ik ben nu eenmaal de sterkste van de ganse groep.' 'En bescheidenheid is zijn tweede grootste kwaliteit.' antwoordde zijn buurman. Iedereen barstte in lachen uit. Na het eten ging de kruik met sake rond. Sakai voelde zich ogenblikkelijk thuis in dit bont gezelschap. Zonder veel omhaal en plichtplegingen was hij opgenomen in hun midden. Hij keek de kring rond en bekeek de gezichten van zijn nieuwe makkers. Onwillekeurig tastte hij naar de blauwe plekken die getuigden van de afgelopen training.
Hoofdstuk 4 : Sensei Tajima Sakai zat op de veranda van de dojo. Naast hem lag Tamonten, zijn zwaard. Hij genoot van de laatste zonnestralen van de lentezon. Het was nu einde maart. Van oktober was het al geleden dat hij uit zijn geboortedorp was vertrokken. De ganse winter had hij doorgebracht in het Himejikasteel, dat zijn tweede thuis was geworden. Hij overpeinsde de gebeurtenissen van het laatste half jaar. Hij was er duidelijk op vooruit gegaan. Van zoon van een plattelandssamurai uit een klein dorp, was hij opgeklommen tot volgeling van één van Japans beste generaals. De tijd dat hij rondzwierf als ronin in de straten van Edo lag nog vers in zijn geheugen. Eén voor één passeerden de mensen die hij had ontmoet in zijn gedachten. De sakehandelaar Kuzami, de norse en tegelijkertijd joviale Gozaemon, zijn vriend Jiro bij de ashigari, en zijn nieuwe meester Ikeda Terumasa. Aan ieder van hen was hij veel verschuldigd. Nadat de veldheer Hideyoshi zich had opgewerkt tot de belangrijkste man van Japan, had hij de sociale ladder die hij zelf had beklommen achter zich verbrand. Het was enkel door het feit dat zijn vader oorspronkelijk ook samurai was geweest, dat Sakai de overstap had kunnen maken van boer naar samurai. Vanaf nu zou het door het nieuwe shogunaat onmogelijk worden gemaakt om tussen de verschillende klassen te bewegen. De samurai, die slechts tien procent van de gehele bevolking uitmaakten, stonden bovenaan deze strikte hiërachie. Hun zwaard was het symbool van hun machtspositie. Sakai nam zijn zwaard in zijn hand. De laatste drie maanden had hij intensief getraind onder meester Tajima. Beetje bij beetje won hij het respect van zijn leraar en zijn kameraden. Nu was hij één van hen. De kurogumi werden ze genoemd, en iedereen kende hen. 31
Hun zwarte uniform was bekend in de straten van Himeji. Nooit zag je heer Ikeda, of hij was vergezeld door minstens drie leden van zijn persoonlijke escorte. Zelf had Sakai zijn heer nog niet vergezeld op zijn inspectierondes door de kasteelstad. Zijn dagen bestonden enkel uit trainen, trainen en nog eens trainen. Enkel indien de ganse groep werd opgeroepen ter beveiliging van belangrijke bijeenkomsten, was ook Sakai van de partij. Vanavond zou er weer zulk een belangrijke bijeenkomst plaatsvinden. Zijn zwarte uniform lag klaar om aan te trekken, en nu inspecteerde hij zijn zwaard. Hij haalde het lemmet uit de schede en balanceerde het in zijn hand. Het gaf ondertussen een vertrouwd gevoel. Met een speciaal daarvoor bestemd kwastje, voorzag hij het lemmet van een dun poederlaagje. Vervolgens veegde hij dit met een zachte doek voorzichtig weg. Op deze manier werden alle onzuiverheden en olieresten verwijderd. Met een tweede zachte doek bracht hij vervolgens een nieuw laagje olie aan op het lemmet. Dit was een dagelijks ritueel. Hij was trots op zijn zwaard. Perfect onderhouden als het was, zou je niet zeggen dat het meer dan honderd jaar geleden werd gemaakt door de beroemde smid Kanesada. Dit was hij te weten gekomen door voorzichtig het handvat te verwijderen, zodat de handtekening van de smid zichtbaar werd. Zelf kende hij weinig van zwaardsmeedkunst, doch sensei Tajima had hem de nodige kennis bijgebracht. Zelfs hij was onder de indruk van Sakai's zwaard. De scherpte ervan verbijsterde Sakai telkens weer wanneer hij dagelijks oefende op de speciale tameshigirimatten . Langzaam stak Sakai het zwaard terug in zijn schede. Hij stond op en liep de veranda af. Er was nog tijd voor een korte avondwandeling alvorens aan zijn dienst te beginnen. Hij wandelde tot aan de stallen waar hij dacht Jiro te kunnen ontmoeten. Deze had zijn taak als opzichter over de paardenknechten overgenomen. Hij wandelde de stallen binnen en zag Jiro tussen de paarden lopen. 'Jiro!' riep hij opgewekt. 'Hoe gaat het ermee?'. 'Sakai, dat is al een tijdje geleden. Ik ben blij je nog even te zien. Ik kom zo bij je.' Sakai wandelde terug naar buiten en wachtte tot Jiro klaar was met hetgeen hij bezig was. Even later kwam Jiro tot bij hem. 'Blijkbaar druk hier.' merkte Sakai op. 'Inderdaad, vandaag is er een groep samurai vanuit Edo aangekomen.' 'Waarschijnlijk heeft dat iets te maken met de bijeenkomst van vanavond.' verklaarde Sakai. 'Iedereen is opgeroepen, en de beveiliging zal maximaal zijn. Waren er belangrijke personen bij het gezelschap?' 'Aan hun banieren en uitrusting te zien denk ik dat het Ii Naomasa en zijn gevolg was. Ik vraag me af wat die hier komen doen.' antwoordde Jiro. Ze keuvelden nog even verder over de gang van zaken in het kasteel, en namen toen afscheid. Sakai ging zich klaarmaken voor zijn dienst in het kasteel. Hij trok zijn zwarte uniform aan en stak zijn zwaard in zijn obi. Samen met de rest van zijn groep meldde hij zich aan bij Jumo. Jumo was de kapitein van hun eenheid. De vergadering zou plaatsvinden in de vergaderzaal van de hoofdtoren. Deze zaal was volledig afgesloten met shoji. Rondom liep een brede gang waar om de vijf meter één van hun werd opgesteld. Ook buiten het gebouw werd de omgeving afgezet. Niemand kon ongemerkt het gebouw benaderen. Ze hadden dit al zoveel keren gedaan, en iedereen kende zijn taak. Alle deelnemers aan de vergadering waren reeds gearriveerd. De shoji werden gesloten, en de vergadering begon. Zoals gewoonlijk zat heer Terumasa op zijn verhoging en overzag de zaal. Aan de rechterkant van de zaal zaten zijn hoogste volgelingen keurig op een rij. Tegenover hun zat de delegatie die eerder die dag uit Edo was gearriveerd. 32
De nodige begroetingen en beleefdheden werden uitgewisseld. De delegatie werd inderdaad geleid door Ii Naomasa, een beroemd generaal van Iëyasu Tokugawa. Na de slag bij Sekigahara verkreeg deze een domein in de Omi provincie ter waarde van 180,000 koku. Zijn troepen werden de 'rode duivels' genoemd vanwege hun vuurrode uitrusting. Ii zelf had ook de bijnaam 'Akaoni' (rode duivel) vanwege zijn uitzonderlijke moed op het slagveld. De boodschap die hij bracht was duidelijk: Himeji zou in de toekomst zeer belangrijk worden als waakhond van het Tokugawa regime. Het huidige kasteel zou moeten worden uitgebreid en versterkt. Het moest het sterkste bolwerk worden ten westen van Osaka. Ikeda Terumasa zou deze opdracht binnen de negen jaar moeten uitvoeren. Terumasa en zijn volgelingen namen deze opdracht met trots aan. Zij zouden het shogunaat in Edo niet teleurstellen. De shoji werden opengeschoven ten teken dat de vergadering voorbij was, en een uitgebreid banket werd binnengebracht. De taak van Sakai's eenheid zat er weer op en ze gingen weer naar hun kwartier. Enkel Sakai, Jumo en twee anderen bleven nog op post in de gang die de vergaderruimte omringde. Op hun hoede bekeken ze elke bediende die af en aan kwam met de maaltijden. Doch ook dit personeel was zorgvuldig geselecteerd, geen enkel onbekend gezicht zou ook maar in de buurt van de bijeenkomst kunnen komen. Het was reeds laat in de nacht toen Sakai ten slotte zijn bed ging opzoeken. Het kasteel was weer tot rust gekomen, doch deze rust zou niet lang duren. Drukke tijden zouden aanbreken in deze kasteelstad, maar daar was Sakai zich op dit ogenblik nog niets van bewust. Binnen enkele ogenblikken was hij diep in slaap.
Sakai voelde zich ondertussen helemaal thuis in Himeji. Hij had een vast inkomen, al was het nog maar bescheiden, en was ondertussen helemaal aanvaard in zijn nieuwe eenheid. De maandenlange training begon zijn vruchten af te werpen. Hij was snel van aanpakken, en zelfs meester Tajima merkte zijn vooruitgang op. Naast het gewone ken-jitsu onderwees Tajima ook andere disciplines die eigen waren aan de Yagyuschool. Met het tessen-jitsu (gevecht met de waaier) had Sakai al kennis gemaakt toen Gozaemon hem testte op hun reis naar Himeji. Ook jitte-jitsu stond op het programma. Dit wapen was uitermate geschikt om een tegenstander te ontwapenen zonder hem te doden. Het bestond uit een metalen staaf met een haakse vertakking net boven het handvat. In de handen van Tajima, was het een geducht wapen. Doch de voorkeur van Sakai ging uit naar het battō-jitsu, ook wel iai genoemd. Het gelijktijdig trekken en toeslaan; snelheid en precisie waren hierbij van het hoogste belang. Urenlang oefende Sakai steeds weer opnieuw de basisvormen die zijn vader hem had aangeleerd. Sensei Tajima voegde daarbij de typische vormen van de Yagyu school. Deze verschilden niet zoveel van hetgene Sakai had meegekregen van zijn vader, maar kleine details konden veel verschil uitmaken, zo ondervond Sakai. Deze voormiddag was Sakai bezig met zijn dagelijkse oefeningen Hij zat in de formele kniezit met zijn zwaard aan zijn linkerkant in zijn obi. Zijn handen rustten ontspannen op zijn kieën. Voor hem stond een bamboestok rechtop in een houten staander. Sakai haalde een paar maal diep adem, maakte zijn geest leeg en concentreerde zich. Met een snelle beweging kwam hij recht op één knie, trok bliksemsnel zijn zwaard en in één en dezelfde beweging doorkliefde hij het bamboe met een horizontale slag. Het drie centimeter dikke 33
bamboe werd haarscherp doormidden gesneden. Sakai vervolgde de beweging met een neerwaartse slag en het resterende bamboe werd feilloos van boven tot onder in twee gespleten. Dit was reeds zijn tiende stuk bamboe dat hij deze morgen op deze manier had 'verslagen'. Hij had nog geen enkele keer gemist. Met een gecontroleerde beweging stak Sakai het zwaard terug in zijn schede en nam weer zijn zithouding aan. 'Indrukwekkend!' weerklonk plotseling een stem achter hem. Meester Tajima had hem al een tijdje gadegeslagen. Sakai keerde zich op zijn knieën om en boog. Tajima liep naar het stuk bamboe dat Sakai met zijn eerste slag had afgesneden en raapte het op. Hij controleerde de snede en mompelde goedkeurend. 'Bijna perfect.' sprak hij goedkeurend. 'En als het nu donker was?' vroeg de sensei. 'Hoe bedoelt u?' antwoordde Sakai. Tajima haalde een zachte doek uit de mouw van zijn kimono en overhandigde hem aan Sakai. 'Hier, gebruik deze als blinddoek en probeer dan eens opnieuw.' Sakai deed wat hem gevraagd werd, bond de doek voor zijn ogen en concentreerde zich. Met eenzelfde bliksemsnelle beweging als de laatste keer sneed hij het bamboe feilloos in twee. Toen hij zijn zwaard liet neerkomen om het resterende stuk doormidden te klieven, miste hij het midden van het doelwit. Zijn zwaard schampte af op de rand van het bamboe en schoot zijwaarts weg zonder het te splijten. Nog steeds geblinddoekt stak Sakai zijn zwaard terug in de saya. Langzaam verwijderde hij de blinddoek, maar de reactie van zijn zwaard had hem al duidelijk gemaakt dat hij zijn tweede slag gemist had. Hij verontschuldigde zich voor zijn misser bij Tajima. 'Oefening baart kunst.' antwoordde deze, draaide zich om en liep weg. Sakai stond op en begon de resten van het bamboe die her en der verspreid lagen op te ruimen. Hij was teleurgesteld over zijn prestatie in het bijzijn van zijn leraar. Sakai was aan het oefenen geweest in de achterliggende tuin van de dojo. Tajima stapte de dojo binnen waar nog anderen met hun dagelijkse oefeningen bezig waren. Het gekletter van de houten bokken kwam hem tegemoet. Aan de zijkant van de houten vloer zat Jumo aandachtig toe te kijken hoe verschillende koppels bezig waren met hun schijngevechten. Zwijgend ging Tajima naast hem zitten. 'Die jonge Sakai maakt blijkbaar snel vorderingen.' verbrak Tajima de stilte. 'Inderdaad.' bevestigde Jumo. 'Hij heeft blijkbaar een talent voor het zwaardvechten. Hij mist nog wat ervaring en kracht, maar dat wordt ruimschoots gecompenseerd door zijn aangeboren snelheid en reactievermogen.' 'Ik heb hem net bezig gezien met zijn iai oefeningen in de tuin.' ging Tajima op zijn beurt verder. 'Zijn nikistuke (trekken) is verbazend snel. Maar de afwerking mist, vooral onder druk, nog wat precisie. Ik denk dat het de moeite waard is om deze jongeman wat extra op te volgen. Hoe ligt hij trouwens in de groep? ' 'In de groep vormt hij geen probleem. Hij heeft een heel open karakter, en iedereen kan het goed met hem vinden. Hij stelt zich redelijk bescheiden op en maakt blijkbaar snel vrienden.' 'En zijn taken?' vroeg Tajima. 'Hij neemt zijn taken zeer serieus en is uiterst gemotiveerd. Het was zeker een goede keuze hem in deze groep te plaatsen.' Beiden richtten hun aandacht weer op de activiteiten in de dojo. De lente maakte plaats voor de zomer. In Himeji was het een drukte van jewelste. De plannen voor 34
de versterking van het kasteel hadden een definitieve aanvang genomen. De drie verdiepingen tellende hoofdtoren zou vervangen worden door een gigantische constructie met vijf verdiepingen. Bijkomende omwallingen en wachttorens moesten bijdragen tot een oninneembare vesting. Een labyrint van toegangswegen en poorten zou het kasteel beschermen tegen elk vijandelijk leger. Na voltooïng zou het Himeji kasteel nog imposanter zijn dan het Azuchi kasteel, gebouwd door Oda Nobunaga. Dit kasteel dat zijn weerga nooit had gehad in Japan werd echter in 1582 in brand gestoken na een belegering door Akechi Mitsuhide. Ikeda Terumasa stond nu voor de taak een fort te ontwerpen dat elke belegering kon weerstaan. De plannen zouden veel geld en vooral veel mankracht vergen. Meer dan tienduizend arbeiders werden aan het werk gezet om deze plannen uit te voeren. De stad rond Himeji stroomde dan ook vol met werklieden uit de ganse provincie. Zoals te verwachten, trok deze groeiende kasteelstad niet enkel werkers en ambachtslui aan, maar ook fortuinzoekers, ronin, bedelaars en niet te vergeten spionnen uit het naburige Osaka. De beveiliging werd dus sterk opgedreven. Voortdurend patrouilleerden eenheden van Ikeda's samurai doorheen de stad. Niemand ontsnapte aan hun voortdurende waakzaamheid. Het kurogumi team waartoe Sakai behoorde beveiligde de onmiddelijke omgeving van de oorspronkelijke hoofdtoren. Slechts een beperkt aantal volgelingen van heer Terumasa mocht dit binnenste bolwerk betreden. Het uiterste werd gevergd van Sakai's team. De dagelijkse trainingen, afgewisseld met de wachtdiensten overdag en soms gedurende de nacht, namen al zijn tijd in beslag. Voor persoonlijke dingen en ontspanning was er nog nauwelijks tijd. Toch vond hij af en toe nog tijd om een brief naar huis te schrijven naar zijn moeder en Oko. Hij vertelde over zijn huidige positie, zijn nieuwe vrienden, en zijn dagelijkse bezigheden. Maar vooral drukte hij zijn wens uit om hen zo snel mogelijk naar Himeji te laten overkomen. Met zijn huidige wedde moest het mogelijk zijn om hun een onderkomen te bezorgen in de nabijheid van het kasteel. Ondertussen stortte hij zich met hart en ziel op zijn training. Telkens nieuwe uitdagingen werden hem door de sensei opgelegd. Steeds als hij in de voormiddag bezig was met zijn iai oefeningen voelde hij de ogen van de sensei die al zijn bewegingen volgden. Zijn zwaard voelde ondertussen even vertrouwd aan in zijn handen als de eetstokjes waarmee hij at. Tijdens de kenjitsu training in de namiddag leerde hij de belangrijkste grondbeginselen van de typische yagyū shinkage stijl. De sensei legde vooral de nadruk op de geestelijke aspecten van het zwaardvechten. 'Kage' of schaduw was het principe van de shinkage ryu. Men ging uit van het principe dat het lichaam de schaduw is van de geest. Elke beweging wordt gestuurd door het brein. Houdingen en bewegingen zijn waarneembaar (yin-principe). Wat in de geest omgaat (yang-principe) is echter niet waarneembaar. In de shinkage stijl probeerde men daarom de bedoeling van de tegenstander te ontdekken uit de bewegingen die hij maakt. Men leerde aan te voelen wat de tegenstander van plan was. Hieruit volgde ook het sui-getsu principe (de reflectie van de maan in het water). Zoals het water het beeld van de maan in zich opneemt, zo moet de zwaardvechter intiütief de geest van de tegenstander in zich opnemen. Steeds weer probeerde Sakai dit principe toe te passen tijdens de trainingen. Doch steeds weer werd hij verslagen door de meer ervaren zwaardvechters uit de groep. In het kasteel verbleef ook de bekende priester Takuan. Deze aanhanger van het zen-Bouddhisme was ook regelmatig aanwezig in de dojo tijdens de oefensessies. De shinkage stijl was nauw verbonden met de zenfilosofie. Die dag had Sakai weer enkele oefenpartijen verloren tegen Jumo. Ontmoedigd wilde hij de dojo verlaten. 35
Op de veranda werd hij tegengehouden door Takuan. 'Uw schaduw is groter dan uzelf.' begon hij. 'Hoe bedoelt u?' vroeg Sakai onbegrijpend. 'Uw tegenstander ziet al uw bewegingen van ver aankomen.' 'Maar ik ben toch snel genoeg, ik zou toch zonder problemen ook eens een keer moeten winnen.' repliceerde Sakai. 'Snelheid heeft er niets mee te maken. Uw eigen geest moet leeg zijn voor u aan een aanval begint, enkel dan kan u de geest van uw tegenstander in u opnemen en enkel dan kunt u uw eigen bedoelingen verbergen. Leer uw geest leegmaken en uw schaduw zal verborgen blijven. Daarin schuilt de overwinning.' De volgende maanden legde Sakai zich erop toe, onder begeleiding van Takuan, om via meditatieoefeningen zijn geest onder controle te krijgen. Dit begon zijn vruchten af te werpen. Waar hij in het begin enkel had vertrouwd op zijn snelheid en techniek, begon hij het gevecht nu met andere ogen te bekijken. Hij had eindelijk door waar het echt om draaide. Snelheid en kracht waren nutteloos zonder de juiste psychologische instelling. Regelmatig slaagde hij er nu in om zijn tegenstanders te snel af te zijn. Niet omdat hijzelf sneller was geworden, maar omdat zijn 'schaduw' verborgen bleef. Eindelijk had hij het principe van de shinkage zwaardstijl doorgrond. 'Een jongeman om in het oog te houden. Zelden heb ik zulk een scherpe geest zien openbloeien op zo een korte tijd.' sprak Takuan op zekere namiddag tegen Tajima toen ze net getuige waren geweest hoe Sakai op sublieme wijze zijn tegenstander wist te verslaan. Tajima knikte bevestigend. Takuan verwoordde precies datgene dat hijzelf ook al had gedacht. Als Sakai niet aan het oefenen was, of geen wachtdienst had, liep hij graag rond op de andere oefenterreinen van het kasteel. Er waren diverse pistes waar de bereden samurai zich oefenden in het boogschieten. Rechtopstaand in het zadel stormden ze voorbij de diverse schietschijven om in volle galop hun pijlen af te schieten. Dit was een eeuwenoude kunst. Niet voor niets werden de samurai vroeger aangeduid als 'mannen van paard en boog'. Het was een indrukwekkend schouwspel om deze krijgers in volle wapenrusting aan het werk te zien. Ook heer Terumasa was bijna dagelijks op deze pistes te vinden. Naast de boog was Terumasa ook zeer bedreven in het gebruik van de speer. Op het moment dat Sakai aankwam op het oefenterrein was zijn heer net aan het oefenen met zijn lange speer. Vijf ashigaru te voet probeerden hem tevergeefs van zijn paard te krijgen. Zwaaiend met zijn botte oefenspeer, maaide hij de ene na de andere moeiteloos neer. Sakai keek zwijgend toe. Hij was onder de indruk van het gemak waarop zijn heer de stoten van zijn aanvallers pareerde. Toen hij de laatste tegenstander had neergeslagen, liet hij zijn paard steigeren en stak zijn speer triomfantelijk in de lucht. Tevreden over zijn prestatie reed hij dan naar de wachtende knechten die zijn paard overnamen. Bezweet stapte hij af en nam een slok water, aangeboden door een toesnellende knecht. Ook zijn vijf 'slachtoffers' voegden zich bij hem. Respectvol bogen ze voor hun heer. Deze had het uiterste van hen gevraagd en dat hadden ze ook gegeven. Ook bij hun speren was de scherpe punt vervangen door een bot uiteinde. Terumasa bedankte hen en liep het oefenterrein af. Hij werd vergezeld door zijn lijfwachten, beiden van het kurogumi team, en enkele andere hogere volgelingen. Ook in het boogschieten was heer Terumasa een meester. De evolutie in het oorlogsvoeren had echter de nadruk gelegd op de speer. Ook de rol van de ashigaru was veranderd. Vroeger werden de veldslagen vooral uitgevochten te paard. De bereden samurai werden bijgestaan door een paar licht of nauwelijks bewapende helpers die hun moesten beschermen en hun wapens dragen. Later werden de legers steeds groter, doch de ashigaru waren meestal slechts boeren die tijdelijk opgeroepen werden voor dienst. Zij moesten ook hun eigen wapens meebrengen. Deze combinatie 36
van boer/soldaat bleek niet altijd even efficiënt. Later begon men dan met ashigaru in vaste dienst te werken. Hun wapenrusting werd geleverd door de plaatselijke daimyo. Het was de daimyo van de Ii clan in Hikone die voor het eerst al zijn ashigarutroepen voorzag van een identieke uitrusting voorzien van het clanembleem. De chaos op het slagveld, waar iedereen maar at lib deed zoals het hem uitkwam werd vervangen door geordende bataljons ashigaru die leerden in groep te vechten. Ook de opkomst van het musketgeweer, perfect toegepast door Oda Nobunaga tijdens de slag van Nagashino maakte de rol van de ashigaru steeds belangrijker. Op de vele exercitieterreinen waren dan ook dagelijks hele bataljons ashigaru bezig onder leiding van Gozaemon om in gesloten formatie te oefenen met hun speer. Sakai aanschouwde het indrukwekkende tafereel. Onder hen herkende hij ook Jiro en verscheidene anderen van de groep waarmee hij naar Himeji was gereisd. Al was de belangrijkheid van de ashigaru door de tijd toegenomen, en behoorden zij ook tot de samuraiklasse, toch stonden zij onderaan de ladder. Doch Sakai had zich weten omhoog te werken uit hun rangen en was nu een gerespecteerd samurai in directe dienst van zijn heer. Zijn zwarte uniform van de kurogumi werd door iedereen gerespecteerd. Gozaemon schreeuwde een bevel, en iedereen stelde zich op om het oefenterrein te verlaten. In gesloten colonne marcheerden ze voorbij Sakai. Toen zijn oude makkers hem herkenden wisselden ze een korte groet uit. Ook Gozaemon glimlachte even toen hij Sakai passeerde. Ze waren nog steeds goede vrienden. Sakai was dan wel opgeklommen in de rangen, maar zijn oude vrienden was hij niet vergeten. Langzaam wandelde hij terug in de richting van de dojo.
Hoofdstuk 5 : De spion De winter naderde. De beboste bergflanken rond Himeji begonnen hun vlammend rode herfstkleuren reeds te verliezen. Juro stak zijn hoofd door de halfgeopende shoji, 'Iedereen naar de dojo.' Sakai was net bezig met zijn avonmaal met enkele andere kurogumi. Iedereen stopte ogenblikkelijk met zijn bezigheden en volgde Juro naar de dojo. Sakai was de laatste die arriveerde. Iedereen had al plaatsgenomen aan de rand van de houten vloer. Hij ging zitten aan het uiteinde van de rij. Meester Tajima zat roerloos op zijn verhoging aan de shomen zijde van de dojo. In het midden van de dojo zat een ronin in de gebruikelijke zithouding. Naast hem lag zijn zwaard. Er hing een drukkende stilte in de ruimte. De kleding van de ronin maakte duidelijk dat hij gedurende lange tijd onderweg was geweest. Zijn haar was ongekamd, en een korte onverzorgde baard bedekte zijn gezicht. 'Wat brengt u hier?' vroeg meester Tajima met afgemeten stem. Hij kende het antwoord reeds, het was niet de eerste keer dat dit gebeurde. 'Ik ben Toba Yoshimura. Ik wens een duel met de sensei van deze dojo.' sprak de bezoeker met luide zelfverzekerde stem. Dit was al een paar keer eerder gebeurd. Op regelmatig tijdstip verscheen er een zwervende samurai aan de poort van het kasteel. Meestal was het een ronin zonder werk die het land doorkruiste om zijn vechtkunst te verbeteren door het aangaan van duels met gevestigde meesters. Indien ze werkelijk goed waren, maakten deze zwervende samurai kans op een betrekking als instructeur of samurai in vaste dienst. Met dit doel trokken ze van dojo naar dojo om zich te bewijzen. 37
'Welke referenties kan je voorleggen?' vroeg Tajima kortaf. 'Ik studeerde aan de Yoshioka school te Kyoto, en vervolmaakte deze stijl vervolgens op mijn eigen manier. Ik hoorde dat u de Yagyū shinkage stijl onderricht in deze dojo. Ik ben ervan overtuigd dat deze minderwaardig is aan de door mij aangepaste Yoshioka stijl.' Dit was een grove provokatie. Een afkeurend gemompel steeg op onder de aanwezigen. Meester Tajima liet zich niet van zijn stuk brengen. Ichiro, die naast Sakai zat, sprong op en riep: 'Sensei, laat me deze onbeschofterik op zijn plaats zetten.' Hij wilde reeds zijn zwaard trekken, maar Tajima gaf hem een teken om terug te gaan zitten. 'Indien je zo zeker bent van jezelf, heb je er zeker geen bezwaar tegen om eerst één van mijn leerlingen te testen?' vroeg Tajima kalm. 'Ik neem het op tegen iedereen die het wil. Indien ik win eis ik alsnog een duel met uzelf.' Arrogant keek hij de rij langs. Woedende blikken keken hem aan. Tajima nam Toba aandachtig in zich op. Het leek alsof zijn ogen zich tot in diens ziel boorden. 'Sakai!' zei hij zonder zijn ogen van Toba af te wenden. Sakai knipperde even met zijn ogen. Had hij dat goed gehoord? Zonder aarzelen sprong hij recht. Ook Toba stond recht, en liep naar de muur met de houten oefenzwaarden. Hij nam één van de bokken uit het rek en stapte naar het midden van de zaal. Ook Sakai liep naar het rek. 'Halt!' riep Tajima. Hij wendde zijn blik naar Toba en zei: 'Als je zo zeker bent van jezelf, heb je zeker geen bezwaar om met echte zwaarden te vechten?' Sakai keek zijn meester verwonderd aan. Dit was zeker niet de gewoonte voor zulk een duel. De zelfverzekerde Toba was even van zijn stuk gebracht, maar herstelde zich snel. Hij kon niet anders dan aanvaarden zonder gezichtsverlies te lijden. Het werd muisstil onder de andere aanwezigen. Iedereen wachtte vol spanning op Toba's antwoord. Deze bekeek Sakai even met een minachtende blik 'Geen probleem.' antwoordde hij. Beiden stelden zich op in het midden van de dojo. Zoals de etiquette het voorschreef stelden ze zich aan elkaar voor. Zowel Toba als Sakai namen een stuk touw uit hun gordel, waarmee ze de mouwen van hun haori opbonden. Een laatste groet en ze namen hun positie in. Je kon een speld horen vallen in de grote ruimte. Toba trok zijn zwaard en nam de hasso no kamae houding aan. De punt van zijn zwaard wees recht omhoog, en zijn handen bevonden zich naast zijn hoofd op kinhoogte. Langzaam plaatste hij zijn rechtervoet naar voor en wachtte af. Allen keken gespannen naar het duo. Welke houding zou Sakai aannemen? Sakai bewoog zich niet. Zijn linkerhand lag op zijn zwaard dat nog in zijn gordel stak, en zijn rechterhand hing ontspannen naast zijn lichaam. Onbeweeglijk bleef hij staan en staarde Toba aan. Hij ademde rustig en ontspannen. Toba voelde de spanning in de zaal toenemen. Een minuut ging voorbij. Sakai had zich nog steeds niet bewogen. Zweetdruppels begonnen zich op Toba's voorhoofd te vormen. De onbeweegelijke Sakai keek hem onverstoorbaar aan. Door met zijn duim eventjes tegen de tsuba (stootplaat) te duwen had hij zijn zwaard losgemaakt in de schede. Toba merkte deze beweging niet op. Hij was te druk bezig een aanval te bedenken op de roerloze Sakai. Zenuwachtig schoof hij korterbij. Het licht van de dojo weerkaatste in zijn opgeheven zwaard. Plotseling werd de stilte doorbroken door een luide schreeuw van Toba. Met een snelle beweging 38
bracht hij zijn zwaard omhoog om toe te slaan. Tegelijkertijd wilde hij naar voor stappen om de resterende afstand tussen hem en Sakai te overbruggen. Doch op het ogenblik dat hij zijn zwaard hief, trok Sakai zijn eigen zwaard in een horizontale beweging. Met een zoevende geluid verliet zijn stalen lemmet de schede. De punt van zijn zwaard stopte op slechts twee centimeter van Toba's linkeroog. In dezelfde beweging stapte hij razendsnel naar voor, de punt van zijn zwaard voor zich uit stekend. Toba was verbijsterd door de snelheid van deze actie. Het enige dat hij zag was de vlijmscherpe punt die zijn oog ging doorboren. Tijd om zelf toe te slaan was er niet meer. Het enige dat hij kon doen was snel naar achter stappen. Sakai volgde hem op de voet terwijl Toba struikelend naar achter probeerde te ontsnappen aan de dreigende kissaki (zwaardpunt). Sakai zette nog een paar stappen, de punt van zijn zwaard steeds op slechts enkele centimeter van Toba's oog gericht. Totaal uit evenwicht gebracht, week Toba steeds verder naar achter tot aan de rand van de houten vloer. Hij struikelde over de verhoogde rand en kwam op zijn zitvlak terecht. Op dat ogenblik liet Sakai zijn zwaard met een grote boog neerkomen op de onbeschermde hals van zijn tegenstander. Op het ogenblik dat zijn scherpe staal de nek van Toba raakte, stopte hij de aanval. Een dun straaltje bloed verscheen onder Sakai's zwaard.
Verslagen gooide Toba zijn zwaard op de grond. Sakai stapte terug naar achter, stak het zwaard in de schede en boog voor zijn tegenstander. Vervolgens boog hij naar Tajima en ging zwijgend terug zitten. Zijn hart klopte in zijn keel, maar uiterlijk was hij kalm en beheerst. Toba boog diep voor Sakai en vervolgens voor meester Tajima. 'Bedankt voor de les' sprak hij tot de Sensei. Zijn arrogantie had plaats gemaakt voor nederigheid. 'En welke les was dat dan wel?' vroeg Tajima op zijn beurt. 'Ik heb ingezien dat ik nog een lange weg te gaan heb. Het spijt me uw kostbare tijd te hebben verknoeid.' 'Maar wat is de echte les die je vandaag geleerd hebt?' sprak Tajima kalm. Toba keek hem vragend aan. 'Ik vrees dat ik u niet begrijp....' . 'De Yagyū shinkage stijl is méér dan zwaardtechnieken zelf.' verklaarde Tajima. 'Het bushido gaat verder dan enkel het doden of verslaan van een tegenstander. Het zwaard dient om te dienen en om leven te beschermen, niet enkel om leven te nemen. In een andere dojo zou je hoofd over de vloer hebben gerold. Het feit dat je hier levend weggaat bewijst dat zelfs onze jongste student deze basisregel van onze school begrijpt. Ik hoop dat deze les je niet enkel iets heeft geleerd over jezelf, maar je ook iets heeft bijgebracht over de ware weg van de krijger. Ik wens je nog veel succes met je studie.' Toba boog nogmaals naar Tajima. Vervolgens richtte hij zich tot Sakai en bedankte ook hem voor de les. 'Do itashimashite (graag gedaan).' antwoordde deze met een korte buiging. Meester Tajima stond op als teken dat de les voorbij was. Ook Toba en de anderen stonden recht. Tajima wendde zich nog een laatste keer tot Toba. 'Meld je aan bij de kwartiermeester, hij zal je een maaltijd bezorgen en je de kans geven je wat op te frissen. Als je wil kan je ook tot morgen blijven 39
alvorens uw reis te vervolgen.' Na deze woorden draaide hij zich om en verliet de dojo, gevolgd door de andere studenten. Toba bleef in geknielde houding zitten tot iedereen de zaal had verlaten. Met zijn hand tastte hij naar de schram in zijn nek Deze zou een blijvend aandenken zijn aan de kostbare les die hij vandaag geleerd had. Toen Sakai buiten kwam stond priester Takuan hem op te wachten. Deze had de ganse les gadegeslagen vanop de veranda. 'Deze test heb je goed doorstaan.' sprak hij tot Sakai. 'Test?' vroeg Sakai niet begrijpend. 'Natuurlijk.' verklaarde Takuan. 'Met één oogopslag had de sensei deze ronin al ingeschat. Waarom denk je dat hij u koos voor dit duel met het blanke zwaard? Hij wilde vooral u testen. Van uw technisch kunnen was hij al zeker. Nu weet hij ook dat u de diepere betekenis van het zwaardvechten begint te begrijpen. Ik denk dat hij uiterst tevreden was over het resultaat. Ik was alleszins onder de indruk.' Terwijl Sakai verder liep naar zijn verblijf om zijn onderbroken avondmaaltijd verder te zetten, dacht hij na over deze woorden van de priester. Takuan had waarschijnlijk gelijk. Dit was meester Tajima zijn manier geweest om zijn vertrouwen in hem te uiten. Hij was tevreden dat hij zijn sensei niet had teleurgesteld. Opgewekt stapte hij de gemeenschappelijke eetruimte van zijn verblijf binnen. De anderen waren reeds aanwezig en waren bezig hun koud geworden avondeten terug op te warmen rond de centrale vuurhaard. Het was ondertussen donker geworden, en de lampen waren al aangestoken. Sakai vertelde hun niets over zijn gesprek met Takuan, maar voelde dat de anderen er op dezelfde manier over dachten. Ook in hun ogen had hij een belangrijke stap voorwaarts gezet in zijn ontwikkeling als samurai. Tevreden ging hij die avond naar bed. Een paar maanden gingen voorbij. Sakai werd volledig in beslag genomen door zijn dagelijkse taken en trainingen. Buiten het kasteel kwam hij zelden. Ontspanning vond hij 's avonds rond de irori, de verzonken haard in het midden van de gemeenschappelijke ruimte. De leden van de kurogumi die geen dienst hadden, bleven hier na het avondeten meestal napraten over de dagelijkse gebeurtenissen. Op het vuur van houtskool warmden ze een paar kruiken sake en bespraken de laatste nieuwtjes. Deze plek vormde het centrum van het sociale leven van hun kleine groep. Hier gebruikten ze hun maaltijden, dronken hun sake, en warmden zich tijdens de koudere nachten. In de stad vertoonden de kurogumi zich zelden. Hun taak was de interne beveiliging van het kasteel. Indien ze al eens buiten de kasteelpoorten kwamen was het voor kleine persoonlijke boodschappen op de lokale markten. Samen met Jumo zat Sakai in kleermakerszit rond de irori. Hun officiële kurogumi uniform hadden ze afgelegd en Sakai droeg de grijze hakama en haori jas die hij nog had gekregen van Oichii Kuzama bij zijn afscheid in Edo. Samen overliepen ze het dagrooster voor de volgende dag. De kooltjes in het vuur verspreidden een aangename warmte. 'Ik zie dat we morgen samen dienst hebben aan de zuidelijke poort.' merkte Jumo op na het doornemen van het wekelijkse werkschema. 'Dat wordt weer een lange dag.' antwoordde Sakai. Hij bracht liever zijn uren door in de dojo met trainen, dan de urenlange controles aan één van de poorten van het kasteel. Door de aanhoudende werken aan de nieuwe slottoren, kwamen er dagelijks vele arbeiders en ambachtslui het kasteel binnen. Een strenge controle van iedereen die het kasteel binnenkwam of verliet was nodig om eventuele spionnen uit het naburige Osaka te kunnen onderscheppen. 40
Deze controle werd uitgevoerd door gewone soldaten aan de poorten. Zonder de juiste papieren kwam er niemand in. De taak van de kurogumi was om vanop afstand deze mensenstroom te controleren op mogelijke onregelmatigheden. 'Vroeg naar bed dan maar.' lachte Jumo. Reeds vroeg de volgende morgen waren ze op post aan de zuidelijke poort. Jumo zat er wat slaperig bij, maar Sakai was alert. Zoals elke taak die hij kreeg toegewezen nam hij ook deze taak met de nodige ernst op. Aandachtig bestudeerde hij de binnenkomende stroom arbeiders. Met routineuze gebaren controleerden de wachters de papieren, en namen af en toe steekproeven op het bezit van eventuele verborgen wapens. Een uur ging voorbij. Plotseling werd Sakai's aandacht getrokken door een figuur die zich in de wachtende rij voor de poort bevond. De man droeg een brede hoed, waardoor zijn gezicht bijna niet te onderscheiden was. Hij was duidelijk zenuwachtig, en probeerde te vermijden dat de wachters zijn gezicht goed konden opnemen. Op dat ogenblik overhandigde hij zijn papieren aan de dienstdoende wachter. Hierbij keek hij angsvallig naar beneden om zijn gezicht te verbergen. Na een vluchtige oogopslag liet de wachter de man passeren. Sakai stootte Jumo aan. 'Hé Jumo, kijk daar eens.' Hij wees naar de figuur die ondertussen de poort was binnengegaan. 'Wat is daarmee?' vroeg Jumo. 'Valt je niets op?' porde Sakai hem aan. 'Dat lijkt me een doodgewone arbeider zoals al de anderen, wat zou me moeten opvallen?' 'Kijk eens naar zijn manier van lopen.' verklaarde Sakai. De meeste werkers die het kasteel binnenkwamen liepen een beetje slofferig, met lichtjes gebogen schouders. Deze man echter had een vaste tred en liep met rechte schouders. Zijn algemene houding paste meer bij die van een samurai, dan bij die van een gewone constructiearbeider. Ook zijn kleren waren net een ietsje minder versleten. Nu hij de wachters was gepasseerd, verborg hij ook niet meer angstvallig zijn gezicht. Onder zijn breedgerande hoed was nu een gezicht te zien dat duidelijk minder verweerd was door de zon dan dat van zijn medearbeiders. Toch probeerde hij zich zo onopvallend mogelijk onder hen te begeven. Het waren slechts kleine details, maar ze hadden toch Sakai's aandacht getrokken. Nadat Sakai Jumo op deze details had gewezen, begon deze de man ook met meer aandacht te bekijken. Uiteindelijk moest hij toegeven dat er ergens iets niet klopte. 'Laten we hem even volgen.' stelde Sakai voor. De mensenmassa verspreidde zich over de verschillende werven in het kasteelcomplex. Ongemerkt volgden Sakai en Jumo de verdachte persoon. Ze zorgden ervoor niet te uitdrukkelijk op zijn hielen te zitten. De man toog aan het werk. Quasi nonchalant namen Sakai en Jumo even verderop plaats tegen een in aanbouw zijnde muur. Terwijl de man stapels stenen en planken aanbracht voor de ambachtslui, hielden ze hem zo onopvallend mogelijk in het oog. Een paar uur gingen voorbij. De man had duidelijk niet in de gaten dat hij geobserveerd werd. Hij had ook duidelijk minder aandacht voor zijn werk dan de rest van zijn companen. Steeds was hij rond zich aan het kijken alsof hij de volledige omgeving in zich aan het opnemen was. Zijn gedrag maakten Sakai en Jumo duidelijk dat dit geen gewone arbeider was. Daarvoor toonde hij veel te veel belangstelling voor de in aanbouw zijnde verdedigingswerken, en te weinig aandacht voor hetgeen waarmee hij bezig hoorde te zijn. Plotseling stopte de man met werken en draaide zich onverwachts om. 41
Hij zag dat Sakai en Jumo hem aan het bekijken waren. Even kruisten hun blikken elkaar. Toen draaide hij zich weer om en ging verder met zijn werk. Maar hij was gealarmeerd. Ook Sakai wist dat ze zich verraden hadden. De blik in de ogen van de man was duidelijk genoeg geweest. 'Hij heeft ons door, we moeten ingrijpen.' zei Sakai en begon in de richting van de vermoedelijke spion te lopen. Jumo volgde hem op de hielen. Ze staken de werf over en liepen op de man toe. Deze deed net alsof hij druk bezig was met het opstapelen van enkele rondslingerende planken. Op het ogenblijk dat Jumo de man in zijn kraag wilde grijpen, draaide deze zich razendsnel om. De plank die hij net in zijn handen had stootte hij hard in Jumo's buik. Deze sloeg dubbel bij deze onverwachte aanval. De spion wierp de plank aan de kant en zette het op een lopen. Sakai zette onmiddellijk de achtervolging in. Springend over stapels bouwmateriaal probeerde de man te ontkomen. Jumo had zich ondertussen hersteld en zette op zijn beurt de achtervolging in. Al snel had hij het vluchtende koppel ingehaald. Tijdens het lopen haalde hij een korte tanto uit zijn obi. Met volle kracht gooide hij deze in de richting van de vluchtende man. Het scherpe lemmet boorde zich in diens linkerbeen, en deed hem struikelen. Al snel hadden Sakai en Jumo hun prooi overmeesterd. Met behulp van enkele toegesnelde ashigaru werd de gewonde spion afgevoerd voor ondervraging. Verborgen in zijn jas bleek hij uiterst gedetailleerde kaarten van de nieuwste verdedigingswerken van het kasteel te hebben verborgen. Nog een paar dagen en zijn kaarten zouden kompleet zijn geweest. Door Sakai's opmerkzaamheid had hij niet de tijd gehad om de verkregen informatie door te spelen aan de vijand. Genade voor spionnen kenden ze in Himeji niet. De man werd ogenblikkelijk geëxecuteerd en zijn hoofd werd op een plank tentoongesteld aan de hoofdpoort van het kasteel als waarschuwing voor de anderen. Sakai en Jumo waren de helden van de dag. Die avond rond de irori waren ze het centrum van de belangstelling. Verlegen nam Sakai de felicitaties in ontvangst. ' Vergeet Jumo's meesterlijke worp met zijn tanto niet.' probeerde hij het lof aan zijn adres wat af te zwakken. 'Anders zaten we hem nu misschien nog altijd achterna.' lachte hij. 'Het bewijst nogmaals dat we onze waakzaamheid niet mogen laten verslappen.' opperde Ichiro. 'Hier hangt zeker een beloning aan vast voor jullie.' suggereerde een ander. Toen de laatste kruik sake was geledigd zocht iedereen zijn slaapplaats op. Ondertussen was de nacht gevallen over het kasteel. Het was reeds het uur van de rat (tussen23,00 en 01,00u). Morgen zou er weer een dag als een andere volgen. Drie dagen later werd Sakai samen met Jumo ontboden bij generaal Toshiie Kanegetsu. Sakai kon al vermoeden waarover het zou gaan. De vangst van de spion enkele dagen geleden was nog regelmatig het gespreksonderwerp van de dag in het kasteel. Kaarsrecht zaten ze in seiza, de formele zithouding, te wachten in de audiëntiekamer van de generaal. Toen deze binnenkwam bogen ze tot hun voorhoofd de grond raakte. In deze houding bleven ze zitten tot de generaal zijn plaats tegenover hen had ingenomen. 'Jullie hebben goed werk geleverd.' begon hij. 'Mannen zoals jullie maken de kurogumi tot wat ze zijn. Heer Ikeda staat er dan ook op zijn waardering te uiten door een gepaste beloning.' 'We deden enkel onze taak...' probeerden zowel Sakai als Jumo hun daden te minimaliseren. Op dat ogenblik stapten twee bedienden de ruimte binnen. Elk droeg een zwartgelakt houten dienblad bedekt door een witte doek. De bedienden knielden en plaatsten de dienbladen voor Sakai en Jumo neer. Op bevel van de generaal verwijderden ze de witte doeken. 42
Op het blad voor Sakai lag een splinternieuwe wakizashi (kort zwaard). De meeste samurai, en ook de leden van de kurogumi droegen steeds de twee onafscheidelijke zwaarden, de zgn Daisho (lett: groot en klein). Sakai had echter nog steeds enkel zijn lange zwaard Tamonten dat hij tijdens de slag bij Sekigahara had verworven. Toshiie maakte een uitnodigend gebaar naar het aangeboden geschenk. Met beide handen nam Sakai het van het dienblad en bracht het naar zijn voorhoofd als teken van respect. 'Doe maar.' moedigde Toshiie hem aan. Het zwaard binnenshuis uit zijn schede halen zonder uitdrukkelijke toestemming zou een grove overtreding zijn geweest. Langzaam trok Sakai het blad uit de schede op de voorgeschreven wijze. In de eerste oogopslag zag Sakai reeds dat dit een waardige metgezel voor zijn eigen Tamonten zou zijn. Voorzichtig stak hij het terug in de saya, bracht het weer tot aan zijn voorhoofd en boog diep voor Toshiie. 'Heer Ikeda dacht dat uw katana wat eenzaam zou zijn in uw obi zonder gezelschap.' zei Toshiie met een glimlach rond zijn lippen. 'Doomo arigatoo gozaimasu, duizendmaal dank..' prevelde Sakai diep onder de indruk. Toshiie richtte zich tot Jumo. Op diens blad lag een tanto. De saya was zwart gelakt, en de tsuka (handvat) was bekleed met zwarte roggenhuid. Onder het vlechtwerk van de tsuka-ito die bestond uit zwarte zijde, waren twee kleine vergulde menuki die het embleem van de Ikeda-clan voorstelden. 'Ik hoorde dat uw eigen tanto beschadigd werd tijdens de arrestatie van de Osaka spion.' verklaarde Toshiie. 'Ik hoop dat deze vervanger uw verlies kan goedmaken.' Ook Jumo haalde langzaam het lemmet te voorschijn. Het was een O-kissaki tanto, een tanto met een veel langere punt dan de gewone tanto. Net zoals Sakai's wakizashi was deze tanto duidelijk een product van een meestersmid. Ook hij bracht de tanto repectvol naar zijn voorhoofd en bedankte de generaal. Toshiie richte zich weer tot Sakai. 'Uw wedde wordt vanaf nu verdubbeld tot 40 koku..' Tot Jumo zei hij: 'Ook uw wedde wordt met 20 koku verhoogd.' Beiden bogen nogmaals tot hun voorhoofd de grond raakte. Toshiie wees naar de tokonoma achter zich. In deze alkoof hing een zijden rol met prachtig gekalligrafeerde kanji. 'Chuujitsu', loyaliteit, lazen deze karakters. 'Heer Ikeda hecht veel waarde aan loyaliteit. Deze geschenken zijn een teken van zijn waardering voor loyale volgelingen.' Toshiie pauseerde even. 'Jullie beiden bezitten de nodige vaardigheden voor een speciale opdracht die onze heer in gedachten had. . Jullie loyaliteit werd reeds voldoende bewezen sinds jullie in dienst zijn van onze heer.' Sakai en Jumo keken hem vragend aan. Een bediende kondigde zich aan en bracht een fles warme sake binnen en drie sakekommetjes. Ondertussen begon buiten de schemering te vallen, en de bediende stak enkele lantaarns aan. Toshiie wachtte stilzwijgend tot de bediende de kamer weer had verlaten. Vervolgens schonk hij voor elk een kom sake uit. Nadat ze van hun sake hadden gedronken, ging Toshiie verder: 'Het wordt reeds laat nu, de details van de opdracht zullen we morgenavond bespreken.' Toshiie deed teken dat beide samurai zich konden terugtrekken. Beiden stonden op en lieten Toshiie alleen. Terug in hun onderkomen toonden Sakai en Jumo trots de beloningen die ze ontvangen hadden. Sakai was nu de trotse bezitter van een daisho, het lange en korte zwaard dat het symbool was van de samuraiklasse. Met zijn hoofd vol vragen ging hij die avond naar bed. Wat zou de opdracht van Toshiie inhouden?
43
Hoofdstuk 6 : de jitte
De volgende dag was een bloedhete zomerdag. Ondanks de drukkende hitte waren de meeste kurogumi druk aan het trainen in de dojo. Op het programma stond vandaag de training met de jitte, het favoriete wapen van de Tokugawa ordediensten. In Edo was de jitte het symbool van de doshin, de reguliere politiedienst. Ook in de rest van het land werd dit wapen steeds populairder. Deze ijzeren staaf met zijdelingse vertakking maakte het mogelijk om een tegenstander te ontwapenen zonder hem te doden. Meester Tajima toonde enkele van de meest gebruikte technieken. Ichiro werd gevraagd om enkele aanvallen met de katana uit te voeren. Hiervoor gebruikte hij een oude botte katana, omdat de jitte makkelijk een zwaardblad kon breken of beschadigen. Omdat de jitte een kort wapen was, was de lichaamsverplaatsing zeer belangrijk. Meester Tajima toonde hoe men door het lichaam te verplaatsen, de tai-sabaki, de slag diende te ontwijken om daarna met de jitte in de tegenaanval te gaan. Slagen, stoten, klemmingen, vele variaties waren mogelijk. Vandaar de naam 'jitte' of 'tien handen'. Keer op keer ontwapende de sensei zonder moeite Ichiro die vruchteloos een treffer probeerde te plaatsen.
Jitte (collectie auteur) Sakai had reeds verschillende keren met de jitte geoefend. Na zijn ervaring met de gevechtswaaier van Gozaemon had hij een interesse ontwikkeld voor dit soort handwapens. Zij waren niet enkel doeltreffend, maar ook handig om als verborgen wapen te fungeren. Terwijl de doshin in Edo de jitte duidelijk zichtbaar in hun obi droegen, als teken van hun autoriteit, was het ook mogelijk om hem verborgen in de achterkant van hun obi te dragen. Sakai had zich een tijdje geleden een jitte aangeschaft. Het was een achthoekig exemplaar, met een met roggehuid bekleed handvat. Samen met Jumo oefende hij de technieken die meester Tajima en Ichiro hadden gedemonstreerd. Keer op keer herhaalden ze afwisselend de aanvals- en verdedigingstechnieken.Eerst speelde Sakai de rol van aanvaller, daarna wisselden ze van wapen en was het Sakai's beurt om Jumo's aanvallen te pareren.. Al gauw werd het tempo opgedreven. Tussen de twee vrienden bestond een gezonde rivaliteit. Het was nu reeds anderhalf jaar dat Sakai de intensieve training bij de kurogumi volgde. Als het op zwaardvechten aankwam stonden de twee ondertussen op gelijk niveau. Naast vriendschap was er ook een wederzijds respect gegroeid. Urenlang hadden ze samen reeds in de 44
dojo doorgebracht. Door het vele samen trainen kenden ze elkaar door en door. Dat maakte het steeds moeilijker om door de ander zijn verdediging te breken. Op deze manier waren ze verplicht om steeds het uiterste van zichzelf te geven. Al spoedig waren beiden doordrenkt van het zweet. Met een verbeten trek om zijn mond probeerde Sakai zijn vriend te snel af te zijn. Steeds sneller viel hij aan met zijn oefenzwaard, maar telkens stapte Jumo vliegensvlug opzij en pareerde de slag van Sakai met zijn jitte. Zijn pols begon al verscheidene blauwe plekken te vertonen waar Jumo hem had geraakt met zijn jitte. Nogmaals probeerde Sakai met een snelle neerwaartse slag Jumo te treffen. Op het ogenblik dat hij zijn zwaard naar beneden liet komen, stapte Jumo opzij en liet Sakai's zwaard passeren. Jumo liet zijn jitte met een zwiepende beweging van zijn pols hard neerkomen op het lemmet van Sakai's zwaard. Sakai voelde de impact van de jitte tot in zijn schouders. De slag was zo hard dat Sakai's lemmet in twee brak. Totaal verrast keek Sakai naar het resterende deel van zijn katana dat hij in zijn handen hield. Van dit ogenblik van onoplettendheid maakte Jumo gebruik om met de punt van zijn jitte in Sakai's maag te stoten. Happend naar adem zakte hij door zijn knieën. 'Yame, sore made!' Met deze woorden maakte Tajima een einde aan de les. Jumo stapte naar Sakai toe en hielp hem recht. 'Alles in orde?' vroeg hij aan de naar lucht happende Sakai. Sakai nam de uitgestoken hand van Jumo aan en liet zich overeind helpen. Met een pijnlijke grimas knikte hij bevestigend. De dojo liep langzaam leeg, en na zich te hebben opgefrist ontmoetten ze elkaar weer in de tuin achter de dojo. Zwijgend zaten ze te genieten van de bloedrode ondergaande zon. Vanop de veranda waarop ze zaten hadden ze zicht op de rotstuin die door een beroemde zenpriester was aangelegd. Hier kwam Sakai regelmatig om te mediteren tijdens zijn vrije uren. De tuin straalde een perfecte rust en harmonie uit. Nu zat hij in gedachten verzonken naast zijn vriend die waarschijnlijk ook maar aan één ding dacht : hun komende gesprek met Toshiie over de opdracht die ze gisteren kregen. Jumo stond recht. 'Kom, we gaan eten. Over een uur worden we verwacht bij Toshiie.' Ook Sakai stond op en ze begaven zich naar hun onderkomen. Een uur later zaten ze weer in hun keurige kurogumi uniform tegenover de generaal. Deze keek hun zwijgend aan. De kamer die slechts twintig tatami groot was, was spaarzaam verlicht door enkele kaarsen. Na enkele minuten verbrak Toshiie het stilzwijgen. 'Jullie moeten voor deze opdracht naar Okayama. Zoals je weet ligt het Okayama kasteel in de Bizen provincie. Iedereen weet dat de beste zwaardsmeden uit deze provincie komen. Sukesada, Nagamitsu, en vele anderen maken Bizen bekend als centrum van zwaardsmeedkunst.' Sakai en Jumo wisselden een snelle blik. Wat hadden zwaarden te maken met hun opdracht? Aandachtig luisterden ze verder naar het betoog van Toshiie. 'Heer Ikeda is een kenner op het gebied van zwaarden.' vervolgde Toshiie zonder aandacht te schenken aan hun vragende blikken. 'Hij heeft zijn zinnen gezet op een zwaard van Yosozaemon Sukesada. Het is aan jullie om in Okayama dit zwaard te gaan ophalen.' 'Het zwaard dat heer Ikeda heeft besteld is zeer waardevol . Ik hoef er niet op te wijzen dat onze heer zeer ontstemd zou zijn, mocht er iets mee gebeuren.. Hij rekent op jullie twee om het veilig naar Himeji te brengen.' 45
Tijdens zijn gesprekken met sensei Kajima had Sakai veel geleerd over het belang van het zwaard in de samuraigeschiedenis en kultuur. Er bestonden vijf grote scholen in de zwaardsmeedkunst. De zogenaamde 'gokaden'. De school uit Bizen was één van die vijf traditionele strekkingen en stond hoog aangeschreven. Ook de Mino school was in die tijd zeer bekend. Het was uit deze laatste dat Sakai's zwaard Tamonten afkomstig was. Naast Bizen en Mino waren er nog drie andere scholen zoals de Yamato, Soshu en Yamashiro. Ook had hij de verhalen en legenden gehoord van de twee grootste smeden uit de Japanse geschiedenis, Masamune en Muramasa. De zwaarden van deze meestersmeden zouden spirituele krachten bezitten. De geest en het karakter van deze smeden zouden zich weerspiegelen in hun werk. De zwaarden van Muramasa werden beschouwd als bloeddorstig en zouden hun bezitter in het ongeluk storten. Dit ging zelfs zover, dat men beweerde dat een zwaard van Muramasa, eens getrokken, bloed moest zien voor het kon worden teruggestoken in zijn schede, al was het het bloed van de eigenaar. Omwille van deze slechte reputatie waren Muramasa's zwaarden in ongenade gevallen bij het Tokugawa shogunaat. Ieyasu zelf had zich ooit verwond aan een zwaard van Muramasa, en verbood daarom zijn volgelingen om diens zwaarden te dragen. De zwaarden van Masamune daarentegen zouden symbool staan voor een kalme geest en vredelievendheid van de bezitter. Sinds de Muromachi periode was de cultus van het samuraizwaard opgebloeid. Zwaarden van beroemde smeden waren gegeerd bij de heersende daimyo. Ze werden gekoesterd als erfstuk, of werden als relatiegeschenk aangeboden tijdens audiënties aan het hof van de shogun. Een zwaard van een smid als Sukesada, zou een bijzondere aanwinst zijn voor heer Ikeda. Sakai besefte de belangrijkheid van de opdracht die hem en Jumo werd toevertrouwd. De volgende dagen werden besteed aan de voorbereiding van de tocht. De reis van bijna honderdtachtig kilometer naar het westen zou zeker een week duren. De weg liep door de bergen via kleinere wegen. over de Shosha berg en via de Funasaka pas. Het wegennet ten westen van Osaka was minder goed uitgebouwd dan de beroemde Tokaido waarover ze hadden gereisd toen ze uit Edo waren vertrokken. Degelijke reiskleding moest worden aangeschaft. Een ganse dag besteedden Jumo en Sakai in de stad. Zoals gewoonlijk was het een drukte van jewelste in deze uit zijn voegen barstende stad. De grote werken die heer Ikeda liet uitvoeren aan het kasteel hadden deze kleine stad omgetoverd tot tot een bruisende metropool. Sakai, die zelden buiten het kasteel kwam werd steeds overdonderd door de drukte. De hitte in de drukke en stoffige straten deed hen even halthouden aan een klein theehuis. Ze namen plaats aan de straatzijde onder de overdekte verbruiksruimte. Van hier konden ze de stroom voorbijgangers ongehinderd gadeslaan. Een jonge vriendelijke serveerster kwam hun bestelling opnemen. Ze maakte een diepe buiging voor de twee samurai. Hun zwarte kurogumi uniformen verleenden hun een status die in en buiten de kasteelpoorten het nodige respect afdwong. Blozend mompelde ze enkele verontschuldigingen voor het lange wachten, ondanks dat ze nog maar amper twee minuten hadden plaatsgenomen. Sakai en Jumo plaatsten hun bestelling en het jonge dienstertje haastte zich naar de keuken. Op straat passeerde een bonte stoet voorbijgangers. Arbeiders en handwerklieden met hun karren vol gereedschap, allerhande venters met hun koopwaar en spelende kinderen bevolkten de hoofdstraat. Vanop hun plaats hadden ze een overzicht over de ganse straat en de hoofdpoort van het kasteel. Zwijgend wachtten beide vrienden op hun thee. Sakai's aandacht werd getrokken door twee personen die aan de poort van het kasteel verschenen. 'Is dat priester Takuan niet?' vroeg Sakai. Jumo keek naar het duo dat aan de poort stond te praten. 46
'Ik denk het wel.' antwoordde hij. 'Wie is die samurai die met hem staat te praten? Vroeg Sakai. Takuan stond te praten met een samurai die in reiskleren klaar stond om te vertrekken. Het was een opvallend persoon met een trotse blik in zijn ogen. Blijkbaar waren de twee goede vrienden en waren ze bezig met afscheid nemen. Na een kort gesprek, liep de samurai de hoofdstraat in, nagekeken door priester Takuan. Hij passeerde het theehuis waar de twee vrienden zaten en verdween in de menigte. 'We weten niet veel over deze persoon'. Begon Jumo. 'Blijkbaar is het een protegé van priester Takuan. Deze ontmoette hem in een klein dorpje waar hij enige jaren geleden werkte. Het was na de slag van Sekigahara dat deze samurai terug naar huis keerde. Hij was toen amper achttien jaar en had aan de verkeerde kant gevochten. Hij kreeg last met de Tokugawa militie en doodde een paar van hun soldaten.' 'Hoe is hij dan hier in Himeji terechtgekomen?' vroeg Sakai. 'Hij zou ter dood veroordeeld worden als Takuan niet had ingegrepen. Blijkbaar had de priester toch nog een kern van goedheid gevonden in het hart van deze woeste plattelandssamurai. Hij kon de magistraten ervan overtuigen hem naar Himeji te brengen voor 'heropvoeding'. 'Hij is dus al een jaar in Himeji, en niemand heeft hem ooit gezien? Onderbrak Sakai zijn vriend. 'Inderdaad, al die tijd heeft Takuan hem in afzondering geplaatst en hem geschoold in de filosofie en Chinese klassieken. Blijkbaar is hij nu klaar om terug zijn plaats in de wereld in te nemen.' Terwijl Jumo zijn verhaal deed was Takuan in hun richting komen lopen. Toen hij de twee vrienden zag, stak hij zijn hand op ter begroeting. Jumo wenkte de priester en nodigde hem uit om aan hun tafel te komen zitten. Thee werd gebracht, en Jumo richtte zich tot de priester. 'Ik vertelde net aan Sakai over die samurai waar je net afscheid van nam. Takezo uit Harima was zijn naam, geloof ik?' 'Inderdaad, toen hij hier aankwam heette hij Takezo.' 'Waarom is hij vertrokken?' vroeg Sakai. 'De storm die de geest van deze jongeman teisterde, heb ik kunnen bedaren.' antwoordde Takuan. 'Het is nu aan hem om zijn verleden achter zich te laten en zelf het pad der verlichting te zoeken. Zowel ik als heer Ikeda vonden dat het tijd was om deze jongeman de kans te geven zich verder te gaan ontplooien.' 'Wat gaat er nu met hem gebeuren, nu hij na zo lange tijd terug onder de mensen komt.? Is hij in dienst van onze heer getreden? vroeg Jumo. 'Nee, hij verkoos om ronin te blijven. Maar hij heeft als krijger een enorm potentieel. Nu zijn geest is gevormd, gaat hij op musha-shugyo om via het pad van de krijgskunst tot verlichting te komen.' 'U zei dat hij Takezo heette toen hij hier aankwam?' vroeg Sakai. 'Inderdaad, maar om zijn 'wedergeboorte' te bevestigen, heeft heer Ikeda hem de naam Miyamoto Musashi gegeven.' 'Gaan we hem nog ooit terugzien?' vroeg Sakai. Takuan dacht even diep na. 'Hij is een ongepolijste diamant. Ik ben ervan overtuigd dat hij ooit zal schitteren. Zonder twijfel gaan we nog meer horen van deze jongeman.' Ze keuvelden nog even verder over ditjes en datjes, en toen nam Takuan afscheid van de twee vrienden. De zon begon reeds onder te gaan toe ze besloten om terug naar het kasteel te gaan. De straten van Himeli waren nog steeds even druk. Naast de gewone winkeltjes verschenen nu ook talrijke eetstalletjes waarrond de mensen zich begonnen te verzamelen. Ook de theehuizen en drankgelegenheden begonnen reeds vol te lopen. Voor Sakai en Jumo was het echter tijd om hun slaapplaats op te zoeken . Morgen stond hun nog een drukke dag te wachten. 47
Voor het slapengaan zette Sakai zich aan de kleine schrijftafel en nam pen en papier. Het was reeds een paar maanden geleden dat hij nog een brief had geschreven aan Oko. Op regelmatige basis stuurde hij echter een kleine geldsom naar zijn geboortedorp. Nu hij een redelijk inkomen had, kon hij met gemak zijn moeder, maar ook Oko en haar familie onderhouden. Deze opdracht zou zijn leven nogmaals kunnen veranderen. Daarom besloot hij haar op de hoogte te brengen van de laatste gebeurtenissen in Himeji. Steeds meer begon hij haar te missen, en vroeg zich af wanneer ze elkaar weer zouden zien. 'Liefste Oko, De tijd vliegt hier in Himeji, maar er gaat geen dag voorbij dat ik niet aan je denk voor ik me te rusten leg. Toen ik je verliet was ik een boerenjongen met dromen die waarschijnlijk toch nooit zouden uitkomen. Ik beloofde je een toekomst, en die toekomst lijkt niet meer zo ver weg als op de dag dat we afscheid namen. Ik ben ondertussen een gerespecteerd samurai geworden in dienst van een belangrijke heer. Het leven samen dat ik je beloofde lijkt steeds dichterbij te komen. Voorlopig kan ik niet enkel dan u en uw familie te steunen op materiële manier. Maar mijn hart wil meer. Weldra vertrek ik voor onbepaalde tijd naar het westen voor een belangrijke opdracht. Al wordt de afstand tussen ons dan tijdelijk groter, ik ben ervan overtuigd dat onze liefde deze makkelijk kan overbruggen. Bij mijn terugkeer in Himeji moet het mogelijk zijn om een manier te vinden om terug herenigd te worden. Mijn status en financiële middelen moeten het tegen dan mogelijk maken om een eigen plekje voor ons beiden te vinden hier in Himeji. Ik denk dat het je hier wel zal bevallen. Himeji is een opwindende stad die voor vele mensen een toekomst kan bieden. Wanneer ik terug zal komen van deze opdracht, weet ik niet, maar wees ervan overtuigd dat ik in gedachten steeds bij je ben. In mijn volgende brief heb ik hopelijk meer nieuws, en kunnen we onze toekomstplannen verder uitwerken. Ook nog bedankt voor het regelmatige nieuws uit Gifu. Uw brieven zijn telkens een lichtpunt waar ik halsreikend naar uitkijk. Hopelijk gauw tot ziens, Uw liefhebbende Sakai.' In gedachten verzonken, sloot hij de brief en blies de kaars op zijn schrijftafel uit. Even bleven zijn gedachten nog hangen bij zijn geliefde en zijn familie in het verre Gifu. Meer dan anderhalf jaar was het geleden dat hij hen nog had gezien. Het was enkel het feit dat hij Oko moest missen, dat hem met heimwee terug deed denken aan de zorgeloze tijde van voor zijn vertrek. Hij was er echter van overtuigd dat hij toen de juiste beslissing had genomen. In hun geboortedorp was er nooit een kans geweest om op een bevredigende manier een toekomst voor hem en Oko uit te bouwen. Hij had de weg van de samurai gekozen. Door het toedoen van de god Bishamonten, die hem zijn zwaard Tamonten had bezorgd (althans in zijn overtuiging) lag de weg naar het succes open. Hij stond op, en liep naar het kleine altaar in de hoek van de kamer. Voor het kleine beeldje van Bishamonten, dat hij zelf had gesneden, offerde hij een paar wierookstaafjes. Hoopvol voor de toekomst legde hij zich te rusten op zijn futon met Tamonten binnen handbereik.
48
Hoofdstuk 7 : Okayama
De eerste zonnestralen verbraken nog maar net het ochtendschemer, toen Sakai en Jumo zich klaarmaakten voor het vertrek. Na gebaad en ontbeten te hebben, troffen ze de laatste voorbereidingen voor hun reis. De afgelopen dagen hadden ze uitgebreid inkopen gedaan in de stad. Jumo had zich nieuwe reiskleding aangeschaft: een donkerblauwe reiskimono met zwarte obi. Niet te opvallend omdat ze niet te veel aandacht wilden trekken. Daarom had Sakai gekozen voor zijn oude kimono met kraanvogelmotief die hij bij de familie Kuzami had gekregen. Veel had hij die nog niet gedragen sinds hij in Himeji was aangekomen. Hij was nog steeds in prima staat door de goede zorgen van Sakai. Net zoals zijn zwaard Tamonten, was die kimono van veel betekenis voor Sakai. Hij keek nog steeds terug naar dat ogenblik dat zijn leven een nieuwe wending had gegeven. De vriendelijkheid van Oichii Kuzami had hem de weg geëffend naar zijn huidige positie. Hij beschouwde de kimono die hij nu aan het aantrekken was dan ook als een geluksbrenger. Hij stak zijn voeten in de nieuwe tabi die hij had aangeschaft, en daarover bond hij de waraji, de strooien sandalen die onmisbaar waren voor de lange voetreis die hem te wachten stond. Ook Jumo was net klaar met aankleden. Na een laatste inspectie schoven ze hun zwaarden in hun obi en namen hun hoeden van bamboe die hun moesten beschermen tegen de blakende zon. Deze hoeden hadden ook nog een tweede doel. Het waren breedgerande hoeden die hun gezicht grotendeels aan het het zicht onttrok. Dit was een populair hoofddeksel voor reizigers die min of meer incognito wilden reizen. Ook door bezoekers van de uitgaansbuurten werd dit hoofddeksel veel gebruikt. Achter in zijn obi, verborgen onder zijn korte haori-jas, stak Sakai zijn jitte. Ook Jumo had naast zijn daisho zwaarden nog een extraatje. Aan de binnenkant van zijn kimono droeg hij de tanto die hij onlangs had gekregen van heer Ikeda, en in zijn gordel stak een gunsen, een waaier met metalen frame. Ze bonden hun reistas met proviand, en andere reisbenodigdheden op hun rug, en verlieten het kasteel dat nog maar net begon te ontwaken. Er waren nog maar weinig mensen op straat, zodat hun vertrek zo goed als onopgemerkt verliep. Om makkelijker op te gaan in de massa, besloten ze om de langere kustweg te volgen in plaats van de kortere route door de bergen. Als ze flink doorstapten zouden ze tegen de avond het dorp Aioi kunnen bereiken. Des te dichter ze bij de hoofdweg langs de kust kwamen, des te drukker werd het. Onopvallend mengden ze zich tussen de reizigersstroom. Beiden waren het kasteelleven gewend, met een sporadische uitstap naar het centrum van Himeji. De diversiteit van hun medereizigers was verrassend. Boeren die naar de markt gingen, pelgrims die alleen of in groep van het ene heiligdom naar het andere trokken, handelaars die met hun waren op weg waren van de ene stad naar de andere, en natuurlijk ook de onvermijdelijke ronin die nog steeds van stad tot stad trokken op zoek naar een betrekking. Soms moesten ze snel opzij stappen als een boodschapper te paard hen voorbij snelde. Andere keren moesten ze weer aan de kant voor een of ander hooggeplaatst persoon dat per draagstoel reisde. Aan de hand van het aantal bedienden en bewakers dat zulk een draagstoel begeleidde, kon men gissen naar de belangrijkheid van de persoon in kwestie. Indien het ging om een of andere kasteelheer, dan 49
gaven de insignia van de begeleidende samurai duidelijk aan om wie het ging. Iedereen ging dan ogenblikkelijk aan de kant en boog met het nodige respect. In de kleinere dorpen was er de gelegenheid om even uit te rusten in de schaduw van één van de plaatselijke eetgelegenheden. Het was op één van deze terrasjes dat Jumo en Sakai nu hun middagmaal aan het gebruiken waren. Zoals gewoonlijk ging hun gesprek over de opdracht die Toshiie hen had gegeven. 'Wat weet je over Okayama?' vroeg Jumo. 'Eigenlijk niets, voor de grote slag ben ik nooit buiten mijn geboortedorp geweest.' antwoordde Sakai. 'Heb je al gehoord van Kobayakawa Hideaki?' 'Natuurlijk;' antwoordde Sakai. 'Dat is de generaal die voor de beslissing zorgde bij Sekigahara door op het laatste moment Ieyasu's zijde te kiezen.' 'Inderdaad, als beloning kreeg hij het kraaienkasteel van Okayama toegewezen.' 'Het kraaienkasteel?' 'Zo wordt het genoemd omdat de buitenkant volledig zwart is. Het is niet zo groot en mooi als Himeji, maar heeft toch een belangrijke strategische waarde hier in het westen.' Sakai keek er al naar uit om dat vreemde kasteel te zien. Rustig aten ze verder en bestelden nog een kop thee. Tijdens het eten bekeken ze nieuwsgierig de voorbijgangers die op straat passeerden. Beiden hun aandacht werd getrokken door een samurai die in het midden van de straat hun kant uit kwam. Aan zijn kleding te zien was het een belangrijk persoon. Uit de tegenovergestelde richting kwam een ronin aangewandeld die duidelijk wat te diep in het glas had gekeken. Onvast op zijn benen naderde hij de samurai. De blik van de samurai verstrakte. Hij was gewend dat iedereen plaats maakte voor hem, maar deze ronin maakte geen aanstalten om uit de weg te gaan. 'Daar komt herrie van.' zei Jumo. Hij had de woorden nog niet uitgesproken of het resultaat liet zich al zien. Bij het kruisen van de samurai stootte de ronin per ongeluk met de schede van zijn zwaard tegen die van de samurai. Saya-ate, zoals dit genoemd werd , was een grove inbreuk tegen de etiquette. De samurai reageerde onmiddelijk. Nog voor de ronin een volgende stap had gezet, draaide hij zich om en in een flitsende beweging trok hij zijn zwaard. In dezelfde vloeiende beweging sneed zijn zwaard diagonaal van onder tot boven door de achterzijde van de ronin's kimono. Een bloedrode streep werd zichtbaar. De ronin stopte in zijn beweging alsof de tijd werd stilgezet. Langzaam draaide hij zich om met een verbaasde uitdrukking in zijn ogen. Door de sake besefte hij niet dadelijk wat er was gebeurd, tot de pijn hem op slag nuchter maakte. Hij zag nog net hoe het zwaard van de samurai terug naar beneden kwam en een tweede bloedige streep achterliet van zijn linkerschouder tot zijn rechterheup. Dodelijk gewond stortte hij tegen de grond. Nonchalant stak de samurai zijn zwaard terug in de schede, draaide zich om en vervolgde zijn weg. Achter hem lag de onfortuinlijke ronin in een steeds groter wordende plas bloed. Al bij al had het incident maar twee seconden geduurd. De gesprekken rondom Jumo en Sakai waren even verstomd, maar algauw hervatte iedereen zijn bezigheden. Blijkbaar keek niemand nog op van dit soort gebeurtenissen. Even later was het alsof er niets was gebeurd. 'Yoshioka-school.' merkte Jumo droogweg op. 'Wablief?' 50
'Duidelijk een techniek van de Yoshioka-school.' verklaarde Jumo. 'Die dubbele diagonale slag noemt men kesa-giri, en is het handelsmerk van de Yoshioka uit Kyoto.' Sakai was nog teveel onder de indruk van het gebeuren om te horen wat Jumo zei. Jumo riep de dienster en ze vereffenden hun rekening. Zwijgzaam gingen ze weer op weg. Zoals iedereen, behalve de ongelukkige ronin, liepen ze aan de linkerkant van de weg. Op deze manier konden hun zwaarden nooit per ongeluk tegen dat van iemand die uit de andere richting kwam stoten. Het zwaard regeerde in deze tijden. Elke inbreuk tegen de etiquette, of de eer van de drager werd onverbiddelijk met de dood bestraft. Na enkele kilometers was Jumo het voorval al vergeten. Sakai bleef echter met zijn gedachten bij de samurai. De snelheid en precisie waarmee hij had toegeslagen verbijsterden hem. Hij herinnerde zich nog de ronin Toba die zich vorig jaar in hun dojo had aangeboden voor een duel. Had deze ook niet onder de Yoshioka gestudeerd? Toen was hij niet onder de indruk geweest van hun stijl. Maar deze samurai was duidelijk een meester geweest. Toen de avond begon te vallen, bereikten ze de stad Aioi. De reis was nog steeds op schema. Snel vonden ze een onderkomen voor de nacht in een van de plaatselijke herbergen. Voor ze het avondmaal gingen gebruiken, genoten ze van een heet bad in het aanpalende badhuis. Ze lieten de hitte van het water op zich inwerken, en voelden de vermoeidheid van de reis van zich afvallen. Terug in de herberg gebruikten ze een lichte maaltijd en kropen vroeg onder de wol. Ze hadden nog vier dagen te gaan eer ze Okayama zouden bereiken. De volgende morgen werden ze reeds vroeg wakker door de drukke geluiden in de herberg. De meeste gasten waren ook slechts op doorreis en troffen reeds vroeg voorbereidingen om hun reis verder te zetten. Een uur later waren ook Sakai en Jumo weer op weg. De volgende dagen verliepen zonder noemenswaardige incidenten. Het grootste gedeelte van de dag wandelden ze stevig door. Ze waren nu al vier dagen onderweg, en de volgende dag zouden ze Okayama bereiken. Net toen ze weer een van de kleine dorpjes langs de weg achter zich hadden gelaten, werden ze opgeschrikt door een ruiter die in volle galop hun richting uitkwam. Op hoge snelheid raasde deze hun voorbij. Jumo kon nog net op tijd opzij springen om niet omver te worden gereden. Een grote stofwolk achter zich latend verdween de ruiter weer uit het zicht. 'Die had nogal haast.' sakkerde Jumo toen hij van de verrassing was bekomen. Veel paarden kwamen ze op de weg niet tegen. Enkel officiele boodschappers of hooggeplaatste samurai mochten zich per paard verplaatsen. 'Heb je de sashimono (vlag met clansymbool) op zijn rug gezien?' vroeg Sakai. 'Alsof ik daar de tijd voor had.' mopperde Jumo, die het stof van zijn kleren klopte. 'Het waren de twee gekruiste sikkels van de Hideaki clan.'
51
'Dat is al de derde boodschapper op twee dagen tijd.' antwoordde Jumo. 'Zou er iets gebeurd zijn in Okayama?' vroeg Sakai. 'Hij had alleszins grote haast.' merkte Jumo op. Nog steeds was hij uit zijn humeur omdat hij bijna onder de hoeven van het paard was terechtgekomen. 'Morgen zijn we in Okayama. Als er iets gebeurd is, zullen we het snel genoeg weten.' Zwijgend stapten ze verder. Naarmate ze korter bij Okayama kwamen, werd het drukker langs de weg. Er was genoeg te zien om het incident snel te vergeten. De laatste avond van hun reis brachten ze door in een klein dorpje aan de Yoshii rivier. Ze genoten van een heerlijk avondmaal bestaande uit verse vis die geroosterd was boven een houtskoolvuurtje. Het was een plaatselijke specialiteit die ze zich lieten smaken. Deze streek was bekend voor zijn heerlijke visgerechten. De verschillende rivieren die hier uitmondden in het Kojima meer zorgden voor een overvloed aan verse vis. Ook de sake liet zich smaken. Geheel ontspannen keken ze uit naar de laatste etappe van hun reis. Morgen zouden ze via het Kojima meer de Asahi rivier bereiken. Deze moesten ze volgen tot aan het kasteel van Okayama dat strategisch in een grote bocht van de rivier lag. Als ze vroeg op pad gingen, konden ze Okayama reeds in de vroege namiddag bereiken. In de herberg gonsde het van geruchten. Ook de andere reizigers was het opgevallen dat er de laatste dagen een druk komen en gaan was van boodschappers tussen Okayama en Himeji. Over de reden daarvan bleef iedereen echter in het ongewisse. Terwijl Sakai en Jumo op de veranda van hun sake genoten, werd aan de andere tafeltjes druk gediscussieerd over de mogelijke redenen van deze recente gebeurtenissen. Volgens sommigen werd het kasteel en zijn troepen in gereedheid gebracht voor een of andere veldtocht. Anderen dachten dan weer dat alles in gereedheid werd gebracht voor hoog bezoek vanuit Edo of Himeji. Sakai en Jumo moeiden zich niet in de gesprekken en besloten om tot morgen af te wachten, en ter plaatse te kijken wat er aan de hand was.
52
Okayama De volgende morgen waren ze reeds vroeg op pad. Weldra lieten ze het Kojima meer achter zich en volgden de Asahi rivier landinwaarts richting Okayama. Reeds van ver zagen ze het imposante zwarte kasteel liggen. Op de daken schitterden de vergulde shachihoko in de middagzon. Deze mythische figuren in de vorm van een karper moesten volgens het geloof het kasteel beschermen tegen brand. Ook de daken van het Himeji kasteel waren voorzien van deze mythische geluksbrengers. Bij het binnenkomen van de kasteelstad viel het dadelijk op dat er iets bijzonders aan de hand moest zijn. Er was bijna geen activiteit in de straten, en de poorten van het kasteel waren gesloten. Twee tot de tanden bewapende wachters hielden Sakai en Jumo staande toen ze de poort naderden. 'Niemand mag vandaag het kasteel binnen!' verklaarden ze nors toen Sakai vroeg wat er aan de hand was. Meer uitleg waren ze duidelijk niet van plan te geven. Jumo haalde uit zijn gordel de aanbevelingsbrief die ze van generaal Toshiie hadden meegekregen. Toen de wachters het zegel van de Ikeda clan herkenden, veranderde hun houding ogenblikkelijk. 'Gelieve hier even te wachten.' klonk het dadelijk al wat vriendelijker. Een van de wachters verdween in een kleine deur in de massieve toegangspoort om een officier op de hoogte te brengen van de gasten. Al snel werden ze binnengeleid tot in een kleine ontvangstkamer waar de wachtmeester op hen zat te wachten. Jumo gaf zijn geloofsbrieven aan de wachtmeester, die ze aandachtig bestudeerde. 'Ik laat dadelijk een onderkomen voor u in gereedheid brengen.' zei hij. ' Gelieve ons te excuseren voor de wat lompe ontvangst.' Zonder meer uitleg te geven verdween hij weer, en even later kwam een bediende hun halen om hen naar hun vertrekken te begeleiden. 'Niet echt een vrolijke boel hier.' fluisterde Sakai tot Jumo terwijl ze door de gangen van het kasteel werden geleid. Ook Jumo was de bedrukte sfeer opgevallen die in gans het kasteel heerste. Ze werden een kamer binnengeleid waar al het nodige was voorzien om zich op te frissen. Op een klein tafeltje stonden enkele verfrissingen op hun te wachten. Zwijgend deden ze zich tegoed aan de maaltijd en wachtten af wat er ging gebeuren. 53
Na ongeveer een uur verscheen er een bediende die hun uitnodigde om hem te volgen. In de tuin van het kasteel werden ze opgewacht door een oudere samurai die aan de rand van een kleine vijver op een kruk zat. In zijn handen had hij de papieren die Jumo aan de wachtmeester had overhandigd. Toen de beide vrienden arriveerden, stond hij op en begroette hen vriendelijk. 'Welkom in Okayama, mijne heren. Mag ik u nogmaals mijn excuses aanbieden voor de ruwe ontvangst.' Hij deed teken naar een paar lege krukken die in het gras stonden. 'Neem alstublieft plaats.' Jumo en Sakai bogen beleefd en gingen zitten. 'Mijn naam is Iida Takematsu, waarnemend garnizoenscommandant.' begon hij. Hij bekeek de papieren die hij nog steeds in zijn handen hield. 'Heer Ikeda en generaal Toshiie vragen aan heer Hideaki om jullie onderdak te bieden zolang jullie in Okayama zijn.' Sakai en Jumo knikten bevestigend. 'Jullie komen op een uiterst slecht moment;' hij pauzeerde even, en na een ogenblik van twijfel vervolgde hij: 'Heer Hideaki is gisteren na een langdurige ziekte overleden.' Hij liet dit even inwerken en ging verder. 'Als oudste lid van de generale staf heb ik tijdelijk het bevel over het kasteel overgenomen. We hebben om richtlijnen gevraagd in Himeji, en verwachten binnenkort generaal Toshiie hier met verdere instructies. Als vriend van zowel heer Ikeda als generaal Toshiie, aan wiens zijde ik talloze keren vocht op het slagveld, heet ik u welkom in Okayama.' De beide vrienden waren verbijsterd door dit nieuws. Het verklaarde veel van de gebeurtenissen de laatste dagen, de stroom van koeriers vanuit Okayama, de geruchten in de dorpen, de koele ontvangst aan de gesloten poort, en de bedrukte sfeer in het kasteel. 'Het spijt ons om dat nieuws te moeten horen.' antwoordde Sakai na een korte stilte. 'Heer Hideaki was een groot generaal.' Weer viel er een beklemmende stilte . Beide vrienden wisten niet goed wat aanvangen met deze vreemde situatie en probeerden hun tollende gedachten op een rij te zetten. De garnizoenscommandant verbrak de ongemakkelijke stilte door plotseling op te staan met de woorden:'Nogmaals heet ik u welkom in Okayama, u begrijpt dat ik het op dit ogenblik zeer druk heb. Geniet ondanks alles van onze gastvrijheid en waarschijnlijk zien we elkaar gauw terug.' Na een korte buiging liet hij de vrienden alleen. Sakai en Jumo bleven verdwaasd achter om dit nieuws nog even te laten inwerken. Even later trokken ook zij zich terug in hun eigen vertrek, waar hun even later een avondmaal werd opgediend. Net toe ze hun avondmaal hadden beëindigd, werden ze gealarmeerd door een plotseling rumoer op de binnenplaats. Nieuwsgierig verlieten ze hun kamer en liepen op het tumult af. Aangekomen op de binnenplaats werden ze getuige van een macaber schouwspel. Drie van heer Hideaki's volgelingen hadden plaats genomen op een mat en zaten met ontbloot bovenlijf roerloos te wachten. Binnen handbereik op een klein tafeltje lag een kort zwaard. Alle drie hadden ze hun hoofd geschoren, en maakten zich klaar om junshi te plegen. Door deze vorm van rituele zelfmoord wilden ze hun geliefde heer volgen in de dood. Gelijktijdig maakte het drietal een buiging in de richting van de vertrekken waar hun heer lag opgebaard. Verschillende andere volgelingen van heer Ikeda zaten roerloos met een ernstig gezicht geknield tegenover hen. Toen ook generaal Iida Takematsu als getuige plaatsnam, namen ze het korte zwaard dat voor hun lag. Achter hun stonden de kaishakunin, hun secondanten, klaar met opgeheven zwaard. Hun blikken waren vastberaden, maar de droefheid in hun ogen kon niet worden miskend. 54
Met vaste hand brachten de geknielde volgelingen de punt van hun zwaard tot bij hun ontblote buik. Een korte, nauwelijks merkbare knik van de korpscommandant, en gelijktijdig ploften ze het zwaard in hun onderbuik. Zonder een spier op hun gezicht te vertrekken, maakten ze een snede van links naar rechts. Dan draaiden ze het zwaard negentig graden en begonnen aan een opwaartse snede. De pijn moest nu ondraaglijk zijn. Bloed gutste tevoorschijn uit de gapende wonden als de drie trouwe volgelingen de opwaartse snede voltooiden. Op dit ogenblik lieten de kaishakunin gelijktijdig hun zwaard neerkomen op de ontblote nek. Hiermee maakten ze een einde aan de beproeving. Hun moed en eer waren bewezen, onnodig lijden was niet meer nodig. Bloed gutste uit de onthoofde lichamen. Enkele ogenblikken later hadden de volgelingen hun heer vervoegd in de volgende wereld. Het ultieme offer hadden ze gebracht om hun trouw te bewijzen. Zijzelf en hun familie konden rekenen op het eeuwige respect van de rest van de clanleden. In complete stilte werd de binnenplaats ontruimd. Respectvol werden de lichamen verwijderd om te worden gecremeerd. Enkel een grote bloedvlek bleef achter als getuige van deze gebeurtenis.
Junshi, het volgen van de heer in de dood, zou zestig jaar later (1663) worden verboden door het shogunaat. Een laatste geval van junshi werd echter genoteerd in 1912. Generaal Nogi Maresuke, een held uit de Russisch-Japanse oorlog pleegde junshi samen met zijn vrouw bij het overlijden van keizer Meiji. 55
De kaishakunin had bij seppuku (al dan niet vrijwillig) een belangrijke taak. Zijn slag moest perfect zijn. Er rustte dus een grote druk op zijn schouders. Meestal was het een zeer goede vriend van de veroordeelde. Het teken waarop hij moest toeslaan, werd gegeven door het slachtoffer. Indien deze aarzelde om de snede te maken, kon de kaishakunin ook ingrijpen, om diens eer toch nog te redden. Indien het ging om een kind dat tot de dood was veroordeeld, was het hem toegestaan om reeds toe te slaan als de dolk werd vastgepakt. Diep onder de indruk verlieten ook Sakai en Jumo de plaats waar ze getuige waren geweest van één van de aspecten van de samurai-code. Zwijgend keerden ze terug naar hun kamer. De stilte keerde weldra terug in het kasteel en de vijfdaagse reis naar Okayama eiste haar tol. Snel vielen ze in een diepe slaap.
Hoofdstuk 8 : Bizen De volgende morgen gingen Sakai en Jumo al vroeg op pad. In de stad gingen ze op zoek naar de residentie van Otaro Yoshi. Deze was een bekend zwaardenpolijster en verzamelaar. Het was bij deze dat de smid Sukesada zijn zwaarden liet polijsten. Sukesada zelf woonde een vijftiental kilometer verder in de stad Bizen. Bij deze beroemde smid had heer Ikeda een katana besteld. De afspraak was dat deze zou gepolijst worden door de meesterpolijster Yoshi. Daar zou de katana dan kunnen worden afgehaald. De dag voordat Sakai en Jumo de opdracht kregen, had een koerier uit Okayama bericht dat de katana klaar was. Na enig zoekwerk, stonden ze voor de poort van Yoshi's residentie. De woning was een stuk bescheidener dan ze zich hadden voorgesteld. Onopvallend te midden van een klein bosje aan de rand van de stad, lag een ommuurde samuraiwoning. 'Otari Yoshi- Polijster', gaf een bordje naast de ingangspoort aan. Deze poort was gesloten. Sakai klopte aan, en even later verscheen een jongen van ongeveer zestien jaar. Nieuwgierig bekeek deze de beide bezoekers. 'Ohayo gozaimasu, goedemorgen.' begon Sakai. 'We zijn op zoek naar meester Yoshi.' 'Wie kan ik aanmelden?' vroeg de jongeling. 'Ik ben Sakai Koji, en dit is Jumo Okita. We zijn hier in opdracht van heer Ikeda uit Himeji.' Dit maakte duidelijk indruk op de jongeman, want deze haastte zich nu om de gasten binnen te laten. Even later zaten ze te wachten in de ontvangstruimte, een sobere kamer van slechts twaalf tatami groot, die uitkeek op de kleine tuin. Achter in deze tuin stond een houten gebouwtje, waar de jongeman nu naartoe liep om zijn meester te gaan verwittigen van het hoge bezoek. Weldra verscheen hij terug in het gezelschap van een oudere man. Deze droeg net als de jongeman een versleten katoenen kimono, vol met gaten en vlekken. De oude man begroette zijn gasten vriendelijk en richtte zich tot zijn hulpje. 'Senji, breng onze gasten wat thee.' De jongeman haastte zich naar de keuken. Ondertussen nam de oude man, plaats tegenover zijn gasten. Zijn haar was spierwit, en een witte sik sierde zijn onderkin. Sakai en Jumo stelden zich opnieuw voor en gaven de reden van hun bezoek. 'Ah, de Sukesada katana voor de heer van Himeji.' 56
'Deze is inderdaad klaar, ik hoop dat uw heer tevreden zal zijn met ons werk.' Ondertussen had Senji reeds de thee en enkele versnaperingen gebracht. De oude man stond op en liep naar een aangrenzende kamer. Even later verscheen hij weer met het zwaard, gewikkeld in een zijden doek. Voorzichtig legde hij de bundel neer op de tatami. Met afgemeten bewegingen verwijderde hij de zijden doek, waarin het zwaard was gewikkeld. Voor hen lag nu een prachtig zwaard van zeker drie shaku (90cm) lang. Vol bewondering keken Sakai en Jumo naar het blinkende lemmet. Zelden hadden Sakai en Jumo zulk een prachtig zwaard gezien. Ook de polijsting was grandioos, en liet de grillige hamon volledig tot zijn recht komen. Voorzichtig stak Sakai zijn hand uit om het lemmet aan te raken, maar de polijster vouwde snel de doek weer dicht. 'Ik heb vorige week de laatste hand gelegd aan het polijstwerk voor deze prachtige katana.' sprak Yoshi. 'Spijtig genoeg is de habaki en de shirasaya nog niet klaar. Daarvoor moet ik het zwaard eerst nog naar Bizen terugbrengen.' In Bizen was een bloeiende handwerkersgemeenschap ontstaan die alle aspecten van het zwaardsmeden omvatte. Voor elk onderdeel was een aparte ambachtsman verantwoordelijk. Alles begon met de smid die het blad smeedde, de polijster zorgde voor de laatste afwerking. Het polijsten alleen al kon meer dan een maand in beslag nemen. Dan ging de kling terug naar de smid, die na een laatste controle zijn handtekening op de nakago plaatste. Om het zwaard te beschermen werd het gevat in een houten schede en handvat. Deze 'witte schede' werd meestal vervaardigd uit nurizaya hout. Een houten pennetje doorheen een gaatje in de nakago hield het handvat op zijn plaats. Met een koperen habaki (kraag) werd het zwaard vastgehouden in de schede. Voor zowel de shirasaya als de habaki waren telkens gespecialiseerde handwerkers verantwoordelijk. De smid Sukesada maakte echter zelf de habaki voor zijn zwaarden.
Katana in shirasaya (boven) en koshirae (onder)
collectie auteur
Sakai was teleurgesteld dat ze het prachtige zwaard niet meteen konden meenemen en terugkeren naar Himeji. 57
Jumo keek Sakai aan, en zag de teleurstelling op diens gezicht. 'Misshien kunnen wij de katana wel terug naar Sukesada-sama brengen?' opperde hij. 'Dan hebben we tevens de gelegenheid de smid van dit prachtig zwaard in levenden lijve te ontmoeten.' Hij wist dat dit Sakai zeker zou interesseren. Sakai was dadelijk gewonnen voor dit idee. Vragend keken ze de oude man aan. 'Ik veronderstel dat dit geen probleem is voor u?' vroeg Jumo aan Yoshi. De oude man dacht even na. Hij zag aan de gezichten van zijn bezoekers dat ze nier meer van hun idee af te brengen waren. 'Op jullie terugweg naar Himeji kunnen jullie evengoed langs Bizen passeren.' zei hij peinzend. 'We sparen op deze manier zeker een dag uit.' bevestigde Jumo. 'In orde, ik zal het zwaard laten inpakken voor de reis.' Hij riep Senji en gaf hem de nodige instructies. 'Ik sta er wel op dat jullie eerst het middagmaal met mij gebruiken.' vervolgde Yoshi, toen de beide vrienden aanstalten maakten om te vertrekken. Even later zaten ze allevier aan de tafel te genieten van een eenvoudige maaltijd van gekookte vis en rijst. 'Senji is een uitstekend kok.' merkte Sakai op tijdens de maaltijd. Senji boog om het compliment in ontvangst te nemen. 'Hij is niet enkel mijn kok, maar ook mijn leerling.' antwoordde Yoshi. 'Hij is reeds een paar jaar bij mij in de leer, en het ziet er naar uit dat hij ooit in mijn voetsporen zal treden. Zelf heb ik spijtig genoeg geen zoon om mijn werk voort te zetten.' 'Als zijn opleiding voltooid is, zal ik hem adopteren en mijn naam geven. Dan kan hij de Yoshi familietraditie verderzetten.' Dit was een veel voorkomend gebruik,.zowel bij zwaardsmeden en zelfs kendomeesters om hun naam en traditie door te geven aan hun meest belovende leerling. 'Ik hoop uw verwachtingen niet te beschamen.' antwoordde Senji.vastberaden. 'Keren jullie dadelijk terug naar Himeji?' informeerde Yoshi. 'Vannacht verblijven we nog op het kasteel, morgen kunnen we dan zo vroeg mogelijk vertrekken naar Bizen.' antwoordde Jumo. 'Heer Takematsu heeft ons zijn gastvrijheid aangeboden, die kunnen we niet afslaan.' verduidelijkte Sakai. Hij aarzelde even en ging verder:'Het schijnt dat heer Ikeda al lang ziek was?' hij keek Yoshi vragend aan. Yoshi leek even te twijfelen. 'Ziek is niet het juiste woord......' hij zocht even naar de juiste woorden. 'Als zwaardenpolijster kwam ik dikwijls op het kasteel, ik kende heer Ikeda redelijk goed.' Weer pauzeerde hij eventjes. 'Zijn gezondheidsproblemen waren meer van psyshische aard. Volgens zijn dokters was hij langzaam zijn verstand aan het verliezen.' 'Hij was toch nog jong.' wierp Sakai op. 'Volgens zijn persoonlijke dokter heeft hij reeds problemen sinds de slag bij Sekigahara. Blijkbaar heeft hij zijn verraad toen ten opzichte van generaal Mitsunari nooit kunnen verwerken.' 'Hij was wel verantwoordelijk voor de uitkomst van de slag. Heer Ieyasu heeft hem daar toch goed voor beloond door hem dit kasteel te schenken.' zei Jumo. Yoshi wreef door zijn witte sik. 'Geld en status zijn voor een rechtschapen man waarschijnlijk minder belangrijk dan eer. Zijn geweten maakte hem gek, en kostte hem uiteindelijk zijn leven.' Sakai en Jumo overdachten even deze nieuwe informatie. 'Bedankt voor de heerlijke maaltijd, maar we zullen stilaan moeten terugkeren naar het kasteel.' 58
sprak Sakai plotseling. Senji sprong op om hun uitgeleide te doen. Hij overhandigde hun het pakket met het zwaard voor heer Ikeda. 'Ik wens u nog een behouden reis, doe zowel generaal Takematsu als meester Sukesada de groeten van mij.' besloot de oude man hun gesprek. Een paar uur later arriveerden ze terug in het kasteel. Daar was ondertussen generaal Toshiie uit Himeji aangekomen. Ze ontmoetten hem toevallig bij de kleine vijver waar ze Iida Takematsu hadden gesproken. Na een hartelijke begroeting, vertelden ze over de ontmoeting met Yoshi. 'Morgen vertrekken we naar Bizen voor een ontmoeting met de smid Sukesada.' legde Sakai hem uit. Hij toonde het pakket dat hij had meegebracht van bij Yoshi de polijster. 'Het is een prachtzwaard, heer Ikeda zal tevreden zijn.' sprak Jumo. 'Wanneer komt u terug naar Himeji?' vroeg Sakai aan de generaal. 'Ik zal hier nog wel even werk hebben om orde op zaken te stellen. Volgens instructies vanuit Edo, wordt het ganse domein van Okayama nu toegewezen aan heer Ikeda.' Sakai en Jumo waren overdonderd. 'Deze han is zeker 500.000 koku waard, een gigantische aanwinst voor de Ikeda-clan.' vervolgde Toshiie. Ze praatten nog even bij en gingen vervolgens naar hun kamer. Een uurtje voor het tijd was om het avondmaal te gebruiken, maakte Sakai nog even een wandeling door het kasteelcomplex. Achter de plaatselijke dojo was een kleine binnenkoer. Daar waren op dit ogenblik de leerlingen van de dojo verzameld. Nieuwsgierig bleef Sakai staan kijken. Onder toezicht van de plaatselijke sensei waren allen bezig met schijngevechten met het houten zwaard. De sensei keek goedkeurend toe. Waar nodig corrigeerde hij enkele houdingen bij de leerlingen. Gefascineerd keek Sakai toe. Het niveau in deze dojo lag zeer hoog. De sensei was een meester in de Tenshin shoden katori shinto ryu, of kortweg katori shinto ryu genoemd. Sakai had deze stijl nog nooit gezien. Hij was onder de indruk van de diversiteit van technieken. In deze stijl werd de nadruk gelegd op het zwaardvechten tegen een tegenstander in yoroi, het harnas zoals dat gedragen werd op het slagveld. De technieken waren vooral gericht op de onbeschermde delen van het lichaam (binnenzijde van armen en benen, de hals en de streek rond de heupen.) In de dojo was deze stijl te gevaarlijk om in randori (vrij gevecht) te oefenen. Daarom werd in de dojo enkel in katavorm getraind. De aanwezige leerlingen waren duidelijk zeer ervaren in deze discipline. Sakai merkte ook generaal Takematsu op tussen de aanwezigen. De sensei merkte Sakai op, die geïnteresserd stond toe te kijken. Met een korte hoofdbeweging nodigde hij Sakai uit om plaats te nemen aan de rand van de dojo. Sakai boog en ging zitten aan de rand van het oefenterrein. Aandachtig volgde hij de bewegingen op het oefenterrein. Hij was vooral onder de indruk van de krachtige maki-uchi techniek die typisch was voor deze stijl. Deze techniek werd ontwikkeld omdat men bij het dragen van de grote kabuto (helm) het zwaard niet tot boven het hoofd kon heffen. Om toch een krachtige houw te kunnen geven ontwikkelde men deze verrasend krachtige techniek. Het was de eerste keer dat Sakai met deze stijl in aanraking kwam. Na een bevel van de sensei werden de houten zwaarden vervangen door echte zwaarden. 59
Ook het iai was een vast onderdeel van deze stijl. De sensei riep de namen van een paar leerlingen en liet hen aan snel tempo enkele kata's uitvoeren. De dynamiek die deze kata's uitstraalden verblufte Sakai. Dit was een totaal andere stijl van iai dan de Yagyū shinkage stijl die Sakai en Jumo in Himeji beoefenden. Toen de leerlingen hun serie van kata's hadden afgewerkt, deed de sensei teken dat iedereen kon gaan zitten. De sensei liep naar een kleine stapel bamboepalen die in de hoek van de oefenplaats lagen opgestapeld. Met krachtige bewegingen plantte hij vier van deze vijf centimeter dikke palen in de mulle grond. Samen vormden ze een vierkant van ongeveer drie bij drie meter. De sensei nam plaats op zijn knieën in het midden van dit vierkant. Hij sloot zijn ogen en zat ongeveer een minuut roerloos. Iedereen, ook Sakai, wachtte gespannen af voor deze tameshigiri test die ging volgen. Plotseling uitte de sensei een luide schreeuw. Op het zelfde ogenblik sprong hij recht. Sneller dan Sakai had kunnen zien, had hij ook in dezelfde beweging zijn zwaard getrokken en doorkliefde de bamboepaal rechts voor hem. In eenzelfde vloeiende beweging ondergingen de andere drie staken hetzelfde lot. Nog voor het afgehouwen stuk van de laatste paal de grond raakte, had de sensei zijn zwaard reeds terug in de saya gestoken en terug zijn zittende beginpositie ingenomen. Een goedkeurend gemompel steeg op onder zijn leerlingen. Langzaam stond de sensei op en keek langs de rij leerlingen die stilzwijgend op hun plaats zaten. Zijn blik ging verder naar Sakai die even verder aan de kant zat. Zonder zijn blik van Sakai af te wenden vroeg hij: 'Nog iemand die deze oefening wil proberen?' Niemand reageerde. Sakai was de minachtende ondertoon in de stem van de sensei niet ontgaan. De blik van de sensei bleef uitdagend op Sakai gericht. Sakai voelde de onuitgesproken uitdaging, maar besloot niet te reageren. In plaats daarvan maakte hij een korte buiging en sprak: 'Ik vrees dat mijn kunde niet voldoet om deze prachtige demonstratie te evenaren.' Hier en daar verscheen een glimlach op de gezichten van de leerlingen. Ook hun was de onrechtstreekse uitdaging aan het adres van Sakai niet ontgaan. 'Sore made', met deze woorden beëindigde de sensei de les. Allen stonden op om het terrein te verlaten. Ook Sakai stond op en na een laatste buiging naar de aanwezigen draaide hij zich om om te vertrekken. Hij klopte het stof van zijn hakama en liep naar de uitgang. Ondertussen was de sensei naar een mand met appelen gelopen die even verder stond. 'Yooooi !!' riep hij met luide stem. Sakai draaide zich om naar het stemgeluid en zag nog net de appel die in zijn richting werd gegooid. Met een soepele beweging trok hij zijn zwaard en doorkliefde de appel voordat deze zijn gezicht kon raken. Met een plof vielen de twee helften naast hem in het stof. Nonchalant veegde hij het lemmet van zijn zwaard schoon aan de mouw van zijn jas, en stak het terug in de schede. Met een strak gezicht keek de sensei hem aan. Toen verscheen er een glimlach rond zijn lippen en hij maakte korte buiging naar Sakai. Sakai beantwoordde de buiging en sprak: 'Konban wa, minnasan, goedenavond iedereen.' en verliet de dojo, peinzend nagekeken door de sensei. Een wederzijds respect maakte meer woorden overbodig. 60
Terug op hun kamer vertelde Sakai over zijn kennismaking met deze nieuwe stijl. 'Ik had al veel gehoord van deze katori shinto ryu, maar nog nooit in de praktijk gezien.' sprak een teleurgestelde Jumo. 'Spijtig dat je er niet bij was. Het was een leerrijke ervaring om een meester van een andere stijl aan het werk te zien. Er zijn blijkbaar nog veel facetten van het zwaardvechten dat we nog niet kennen.' 'Dat zou wellicht een mensenleven in beslag nemen.' zei Jumo met een diepe zucht. 'Tamonten heeft me gelukkig niet in de steek gelaten.' zei Sakai terwijl hij zijn zwaard uit zijn gordel haalde. Beiden gingen zitten rond de haard, die in het midden van de kamer was geplaatst. Boven de haard hing een dampende waterketel, waarmee ze zich een laatste kop thee bereidden. Terwijl Jumo zich bekommerde om de thee, haalde Sakai Tamonten tevoorschijn om het lemmet een grondige poetsbeurt te geven. Miniscule restjes van de gespleten appel zouden roestvorming kunnen veroorzaken. Na het lemmet met speciale olie te hebben ingesmeerd, plaatste hij zijn geliefde Tamonten terug in de staander naast zijn hoofdkussen. Weldra was iedereen in het kasteel in diepe slaap. De volgende ochtend namen Sakai en Jumo afscheid van hun gastheer. In plaats van de kustweg te volgen die ze hadden genomen op de weg naar Okayama, trokken ze nu door de heuvels van het bergachtige binnenland. Rond de middag namen ze een rustpauze in Osafune. Hier staken ze vervolgens de Yoshii rivier over. In de valleien tussen de bergen doorkruisten ze vele kleine dorpjes met hun terrasvormige rijstakkers. In deze landelijke streek kwamen weinig vreemdelingen, ze werden dan ook nieuwsgierig bekeken door de boeren die op het land aan het werk waren. De dorpjes met de haveloze hutjes, en de boeren die naarstig ploeterden op het land, deden Sakai denken aan de jaren dat hij zelf dagelijks tot aan zijn enkels in de modder stond op de karige rijstakkers. Hij kon nauwelijks geloven dat dit nog maar een paar jaar geleden was. Met deze herinneringen slopen ook beelden van zijn geliefde Oko zijn gedachten binnen. In zijn geest zag hij haar bezig met haar dagdagelijkse bezigheden in het dorp. Hij zag weer de strooien hut waar ze nu, samen met haar moeder, waarschijnlijk bezig was met de voorbereidingen voor het avondmaal. De geldsom die hij hun regelmatig stuurde zou voldoende moeten zijn om hun leven wat aangenamer te maken. Toch maakte hij zich zorgen om haar. Zou zij ook nog steeds aan hem denken , nu hij reeds twee jaar van huis was? Terwijl de valleien weer overgingen in beboste berghellingen, verdwenen ook weer snel deze herinneringen uit zijn gedachten. Binnen een paar uur zou het donker zijn. Waarschijnlijk zouden ze net op tijd Bizen bereiken voor de zon helemaal onder was. Ze zetten er stevig de pas in om niet te worden verrast door de duisternis. Hier en daar keerden sommige landarbeiders al terug naar hun dorpen. Wantrouwig bekeken ze de twee vreemdelingen. De twee zwaarden in hun gordel zeiden genoeg. Beleefd maar afstandelijk bogen ze wanneer deze samurai hun weg kruisten. Het volgende dorp dat Sakai en Jumo zouden bereiken was Bizen. Bizen kon eigenlijk geen dorp meer worden genoemd, maar ook nog geen stad. Naast de traditionele landbouw, had men in deze streek ook vele zwaardsmeden. De Bizen-school van smeden was één van de bekendste in deze tijd. Het zou niet veel moeite kosten om Sukesada-san te vinden. Zwaardsmeden stonden hoog aangeschreven in deze regio. Weldra bereikten ze de buitenwijken van Bizen. 61
De hemel kleurde al rood van de ondergaande zon, toen ze na een paar keer de weg te hebben gevraagd aan de dorpelingen aanklopten bij het huis van Sukesada. Het huis lag een beetje afgezonderd en bestond blijkbaar maar uit een piepkleine leefruimte met daarachter een atelier. Het was uit dit atelier dat het geklop van staal op staal te horen was. Sakai en Jumo liepen achterom en troffen de smid aan, die samen met zijn assistenten bezig was met zijn werk. Met een korte knik deed de smid teken dat hij hun aanwezigheid had opgemerkt. Sakai en Jumo trokken zich terug in de tuin en zetten zich neer onder een grote eik. Wanneer de smid klaar was met zijn werk zou hij hen wel vervoegen. Binnen ging het gehamer gestaag door. Twee assistenten sloegen beurtelings met hun grote hamer op het gloeiende stuk staal dat op het aambeeld lag. De smid bewoog het stuk staal telkens heen en weer, zodat de hamers op de gewenste plek terecht kwamen. Langzaam werd het metalen blok langer en langer. Wanneer het te fel was afgekoeld werd het terug verhit in de oven waarvan de blaasbalg door een derde assistent werd bediend. Eindelijk hield het gehamer op. Druipend van het zweet kwamen de assistenten naar buiten. Even later kwam ook Sukesada naar buiten. 'Welkom heren, sorry voor het wachten.' Hij nodigde Sakai en Jumo uit om plaats te nemen op de veranda voor het huis. Terwijl hij zich ging verfrissen aan de waterput in de tuin, bracht één van zijn assistenten een kop thee voor de gasten. Even later zaten ze met hun drieën op de veranda te genieten van hun thee, terwijl de zon langzaam onderging. Uit het omringende struikgewas weerklonk het getjirp van cicaden. Een van de assistenten stak een paar lampions aan en trok zich discreet terug. Sakai en Jumo stelden zich voor en haalden het zwaard dat ze hadden meegebracht tevoorschijn. 'Yoshi-sama heeft zoals gewoonlijk weer voortreffelijk werk geleverd.' zei Sukesada na een grondige inspectie van het zwaard. 'Ik zal nog een paar dagen nodig hebben voor de shirasaya en de habaki.' vervolgde hij. 'Zoals je ziet is mijn nederige woning niet voorzien voor het ontvangen van gasten. Ik zal Kato een kamer laten reserveren in de herberg even verderop.' Hij gaf zijn jongste asssistent de nodige instructies, waarop deze zich op weg begaf om de nodige maatregelen te treffen.Met een lampion in de hand vertrok hij naar het dorp. Ze praatten nog wat door, tot Kato terugkwam. 'Als de heren mij willen volgen, ik heb een kamer laten klaarmaken in de Sakura-ya, de beste herberg van het dorp.' Sakai en Jumo namen afscheid van de smid en volgden Kato naar de herberg. Het personeel van de herberg haastte zich om voor de late gasten nog een maaltijd klaar te maken. Ondertussen bestelden Sakai en Jumo een kruik warme sake. Na hun vermoeiende reis van de laatste week, konden ze wel een paar dagen rust gebruiken. Sakai die gefascineerd was door de zwaardsmeedkunst, kreeg nu de gelegenheid om dit proces van kortbij te volgen. De volgende dagen gebruikte hij dan ook door veel tijd door te brengen in de plaatselijke smidses. Sukesada zelf was druk bezig met het maken van de shirasaya en de habaki voor het door heer Ikeda bestelde zwaard, dus deze liet al zijn andere bezigheden vallen om zijn hooggplaatste klant zo snel mogelijk van dienst te zijn. Een paar mijl verderop woonde een smid die voor Sukesada's reputatie nauwelijks moest onderdoen. 62
De geïnteresseerde Sakai vroeg beleefd of hij mocht toekijken terwijl de smid bezig was met zijn werk. Als Sakai ook een smid zou zijn geweest, zou hem dat nooit zijn toegestaan. Alle zwaardsmeden bewaarden angstvallig hun geheimen. Zo ging er het verhaal van de beroemde smid Muramasa, die bezoek kreeg van een andere smid. Deze stak plotseling zijn hand in de bak met water, die gebruikt werd om het lemmet te harden, om alzo de temperatuur van het water te achterhalen. Zonder pardon hakte Muramasa diens hand eraf Maar Sakai was geen concurrent, dus kon Sakai rustig toekijken hoe de smid te werk ging. Deze was bezig aan verschillende zwaarden. Hij legde uit aan Sakai over het procédé om verscheidene staalsoorten te combineren, de zogenaamde kobuse methode die hij gebruikte. Daarvoor nam hij een stuk zacht staal als kern, waarrond hij een stuk harder staal vouwde.als mantel. Hij liet zien hoe hij vervolgens dit stuk uitsmeedde tot de ruwe vorm van een wakizashi ( kort zwaard.) Door deze combinatie, verkreeg het lemmet een zekere soepelheid, zodat het niet zou breken bij impact. Tegelijkertijd zorgde de hardere kern ervoor dat de snede scherp kon worden gemaakt, en deze scherpte ook kon behouden. Deze methode werd door veel smeden toegepast. Doordat dit stuk staal dan verscheidene keren werd uitgesmeed, dubbel gevouwen, en weer werd uitgesmeed, kreeg men duizenden verschillende lagen, die nadien bij polijsting een unieke oppervlaktestructuur gaven, de hada. Sakai was onder de indruk van het vakmanschap van deze smid. 's Avonds liet de man zien hoe hij een lemmet insmeerde met klei, dun aan de snijkant, dikker naar het midden toe. Daarna verhitte hij het zwaard, tot het een dieprode kleur had. Met een vastberaden beweging stak hij vervolgens het gloeiende lemmet in een bak met water. Door deze yaki-ire werd de snede veel sneller afgekoeld dan de rest van het zwaard, waardoor er een zeer harde snijkant ontstond. Het patroon dat door de smid in klei was aangebracht, zorgde voor de vorm van de hamon, de overgang tussen gehard en minder gehard staal. Sakai verveelde zich geen ogenblik, gretig nam hij alle informatie in zich op. Uren bracht hij door met deze smid, pratend over diens werk. De kennis die hij opdeed leerde hem een zwaard op een andere manier bekijken en waarderen.
Hoofdstuk 9 : Een nieuwe thuis
De derde dag verscheen Sukesada in de herberg waar Sakai en Jumo logeerden. Hij had het zwaard voor heer Ikeda bij zich. Het was nu volledig klaar om mee te nemen naar Himeji. Sakai ontvouwde de doek waarin het zwaard was gewikkeld voor een laatste inspectie. Voorzichtig haalde hij het lemmet uit de houten schede. Hij hield het lemmet schuin naar voren, zodat het invallend licht elk detail van het oppervlak onthulde. De magnifieke hamon, in de vorm van krabbeklauwen, was uniek. Het was een vorm die door Sukesada zelf was ontwikkeld. Ook Jumo knikte goedkeurend toen hij het lemmet op zijn beurt had bewonderd. Sukesada had het 63
lemmet voorzien van een vergulde habaki. Voorzichtig werd het zwaard terug ingepakt. Voor de reis naar Himeji. Een eenvoudige juten zak camoufleerde de kostbare inhoud. Sakai en Jumo namen afscheid van de smid en vertrokken ogenblikkelijk richting Himeji. Er wachtte hun weer een dagenlange reis eer ze het pronkstuk konden afleveren bij hun heer. Vanuit Bizen namen ze weer de kustweg via Ako en Aioi tot ze na vier dagen weer het vertrouwde kasteel van Himeji zagen opdoeken aan de horizon. Het was nu reeds anderhalf jaar geleden sinds ze het kasteel voor de eerste maal zagen. Ondertussen was de slottoren helemaal vernieuwd. De eerst drie verdiepingen tellende toren was vervangen door een indrukwekkend bouwsel van vijf verdiepingen dat de hele omgeving domineerde. Rondom deze toren waren de werken nog steeds gaande die het gehele kasteelcomplex tot een oninneembaar fort moesten omvormen. Sakai en Jumo waren trots om Himeji hun thuis te kunnen noemen, zeker nu de macht van hun heer nog was toegenomen door de aanhechting van het Okayama domein. Hun terugreis was zonder moeilijkheden verlopen, en de aanblik van de gigantische witte toren, deed hun hart sneller kloppen. Rond het middaguur stapten ze de poorten van Himeji binnen. Zonder dralen gingen ze naar hun verblijf om zich op te frissen, en hun vertrouwde kurogumi uniformen weer aan te trekken. Een uur later maakten ze hun opwachting bij heer Ikeda. Deze had reeds zijn intrek genomen in de vernieuwde toren. Nieuwsgierig keken Sakai en Jumo rond toen ze door de wachters naar de vijfde verdieping werden gebracht, waar heer Ikeda op hun wachtte. Elke verdieping bestond uit een aantal binnenkamers, omringd door een wandelgang. Op elke verdieping werd deze wandelgang bewaakt door verschillende zwaar bewapende wachters. Sakai en Jumo herkenden verschillende van hen uit het kurogumikorps. De ruimtes op de eerste verdieping waren bedoeld als wapenopslagplaats, en aan elke wand hingen talloze rekken met speren en vuurwapens. In de hoeken van deze eerste verdieping waren luiken aangebracht, de zogenaamde ishiotoshi, waardoor stenen en rotsblokken konden worden losgelaten op de vijandelijke troepen. Hoe hoger ze in de toren doordrongen, des te zwaarder werd de bewaking. Niemand kon ongemerkt doordringen tot de zwaarbewaakte privévertrekken op de vijfde en zesde verdieping. Hier en daar vingen ze een glimp op van de binnenruimtes, waarvan de muren versierd waren met prachtige wandschilderingen. De tatami's waren afgezoomd met brokaat, en waren van de beste kwaliteit. Hun strooien sandalen hadden ze beneden achtergelaten, en op hun katoenen tabi volgden ze hun begeleider tot aan het vertrek waar heer Ikeda hun opwachtte. Nadat deze hun had aangekondigd, stapten ze een van de meest prachtig versierde kamers van de kasteeltoren binnen. Hun meester stond met zijn rug naar hen toe uit het raam te kijken. Van hier had hij een globaal overzicht over de stad. Zowel het stadsgedeelte als de nog in aanbouw zijnde verdedigingswerken kon hij van hieruit overschouwen. Gans Himeji zuchtte onder de hete zomerzon, doch hier in de toren was het aangenaam koel. Toen Sakai en Jumo binnenstapen, draaide hij zich om. Hij ging zitten en nodigde hun uit om hetzelfde te doen. 'Sakai, Jumo, blij jullie terug te zien. Al zo snel terug uit Okayama? Ik hoop dat de reis niet te vermoeiend was?' Nog even wisselden ze de nodige beleefdheden uit, alvorens ter zake te komen. 64
De heer kon zijn blik echter niet afhouden van het pak dat tussen hen in lag. Pas nadat ze van een kop thee waren voorzien kon hij zijn nieuwsgierigheid niet meer bedwingen. Sakai zag het ongeduld in Ikeda's ogen en begon de zijden doek waarin hij het zwaard had gewikkeld los te maken. Met beide handen overhandigde hij het zwaard aan zijn heer. Deze trok met afgemeten bewegingen het lemmet uit de schede. Hij hoefde niets te zeggen, de blik in zijn ogen vertelde Sakai en Jumo genoeg. Ademloos bekeek hij het zwaard vanuit alle hoeken. De zonnestralen die door het venster binnenvielen, weerkaatsten in het blinkende oppervlak. Tevreden stak hij het lemmet terug weg. 'Prachtig, Sukesada-san heeft zich blijkbaar overtroffen met dit meesterwerk.' Sakai was blij dat het zwaard voldeed aan de verwachtingen. 'Vertel me over Okayama.' nodigde hij Jumo uit. Deze deed het verhaal van hun ontvangst en het nieuws dat ze kregen over de dood van heer Hideaki. Hiervan was heer Ikeda natuurlijk op de hoogte, maar toen ze vertelden over de junshi van diens volgelingen, was hij duidelijk ontroerd. Zulk een teken van zelfopoffering kon niemand onberoerd laten. Even viel er een stilte waarin heer Ikeda zijn emoties terug onder controle kreeg. Verdere uitleg over hun ontmoeting met de polijster Yoshi en de smid Sukesada werd gegeven door Sakai. 'Prima gedaan, jullie beiden.' sprak heer Ikeda. 'Hier, voor jullie moeite en een blijk van mijn waardering.' Uit zijn mouw haalde hij twee beurzen met elk een paar goudstukken. Sakai en Jumo probeerden beleefd te weigeren, maar heer Ikeda drong aan. Dankbaar namen ze hun beloning in ontvangst en namen afscheid. Weldra hernamen ze weer hun vertrouwde taken in het kasteel. Als lid van de kurogumi stortten ze zich weer op hun training in de dojo. Terwijl het langzaam herfst werd, zagen ze gestaag het aantal leden in de dojo toenemen. De reputatie van hun sensei Tajima had zich ondertussen uitgebreid over het ganse domein van Himeji. Van ver kwamen aspirant zwaardvechters om te studeren onder zijn leiding. Op een kille herfstdag werden ze bij de sensei geroepen. De sensei kwam onmiddelijk ter zake. 'Wat zouden jullie ervan vinden om instructeur te worden in de dojo? Alleen kan ik deze taak niet meer aan. Jullie zijn ongetwijfeld de beste zwaardvechters in deze dojo, en de eersten die in aanmerking komen voor deze positie.' Sakai en Jumo waren vereerd. Lang hoefden ze niet na te denken over dit aanbod. Sakai maakte echter de bedenking dat ze als officier van de kurogumi ook nog vele andere taken te vervullen hadden. Een positie als trainer in de dojo zou veel van hun tijd in beslag nemen. 'Ik heb het er al met Gozaemon over gehad.' wuifde Tajima zijn opmerking weg. 'Jullie officiersrang blijft geldig, maar jullie zullen enkel nog, onder mijn leiding, werken in de dojo.' Blijkbaar was alles al geregeld, dus met volle overtuiging namen de vrienden het voorstel aan. De volgende week ontvingen ze beiden de officiële titel van instructeur in Tajima's dojo. Dit gebeurde tijdens een plechtige ceremonie, waarbij ze het certificaat van kyoshi (instructeur) in de Yagyū Shinkage ryu ontvingen. De volgende maanden stortte Sakai zich met overgave op zijn nieuwe taak. Ondertussen was de winter in aantocht. Als officier van de kurogumi had Sakai ondertussen een wedde van veertig koku. Dat zou voldoende moeten zijn om in Himeji een eigen woonplaats te kunnen onderhouden. 65
Met de aankomende winter in het vooruitzicht, maakte hij werk van zijn plannen om zijn geliefde Oku en zijn moeder te laten overkomen naar Himeji. Hij schreef een brief naar Oku om haar op de hoogte te brengen van zijn plannen. Ondertussen zocht hij in Himeji naar een geschikte woonplaats. In de nabije omgeving van het kasteel lagen de riante yashiki van de hoogeplaatste volgelingen van heer Ikeda. Deze ommuurde villa's lagen nog binnen de verdedigingsgracht. Hij was dan wel officier bij de kurogumi, maar zijn rang was toch nog veel te laag om hier een residentie te kunnen permitteren. Net buiten de ringgracht begon de steeds groter wordende stad. Het duurde een paar dagen eer hij een geschikte woonst vond. Deze lag niet te ver van het kasteelcomplex, waar hij toch elke dag heen moest voor zijn werk in de dojo. Het huisje lag in een rustige straat tussen enkele klene winkeltjes. De woonst was aan het oog ontrokken door een houten schutting. Sakai was al enkele keren hier voorbij gelopen zonder het kleine huisje op te merken. Hij opende het hek en stapte een kleine voortuin binnen. Onkruid tierde welig op de binnenplaats. Hij stapte op de houten engawa (veranda) die de woning omgaf. Hier en daar ontbraken een paar planken, en een paar andere waren gebarsten. Ook de shoji waren duidelijk aan vervanging toe. De binnenruimte was stoffig, en een paar nieuwe tatami zouden ook geen kwaad kunnen. Qua oppervlakte voldeed het echter aan Sakai's wensen. Hij was gewend de handen uit de mouwen te steken, dus hij zag onmiddelijk het potentieel dat deze woning bezat. Ruimte genoeg voor hem en Oko, een aparte ruimte voor zijn moeder, en een kleine tuin om te ontspannen. Wat hem vooral plezierde was het uitzicht dat hij vanuit de tuin had op de majesteuze kasteeltoren. Sinds zijn toetreden tot het elitekorps van heer Ikeda had hij weinig geld uitgegeven. Veel van zijn wedde had hij opzij gezet, en de rest had hij naar Oko en zijn moeder gestuurd. Het was slechts een kwestie van een paar dagen voor de koop gesloten was. Tijd nu om de handen uit de mouwen te steken. Gisteren had hij antwoord gehad van Oko dat ze verheugd waren om hem in Himeji te vervoegen. Door de hoge leeftijd van zijn moeder zou het echter een zware reis worden van meer dan een maand. Via de lange tokkaido moesten ze helemaal vanuit Gifu langs het Biwameer naar Otsu, Kyoto, Osaka en Kobe om uiteindelijk Himeji te bereiken. Hij had dus een maand tijd om het huis om te vormen tot een thuis waar hij Oko kon verwelkomen. Met het vooruitzicht van het terugzien van Oko en zijn moeder toog hij aan het werk.
Hoofdstuk 10 : Oko en Aya Okasan ! Okasan !, moeder, een brief van Sakai. Opgewonden liep Oko de woonkamer binnen. Haar moeder was bezig met het avondeten klaar te maken, en veegde haar handen af aan haar beduimelde schort. Samen lazen ze de brief van Sakai, waarin hij hen uitnodigde om naar Himeji te komen. 'Ik ben zo trots op hem.' Met tranen in de ogen las Oko hoe Sakai was opgeklommen tot een gerespecteerd samurai.. Eindelijk zou ze hem terugzien. Op dit bericht had ze reeds meer dan twee jaar gewacht. Ook haar 66
moeder was onder de indruk. 'Ga het goede nieuws dadelijk vertellen aan zijn moeder.' stelde Oko's moeder voor. Oko liep het huis uit en liep door het kleine dorp naar de woning van Sakai's moeder. De oude vrouw was bezig met het plukken van aubergines in de tuin. Een opgewonden Oko kwam de tuin binnengestormd en liep het oudje bijna omver. 'Rustig maar kind, welke duivel zit u op de hielen?' grapte de kromgebogen Aya. 'Een brief van Sakai !' Ze zwaaide uitgelaten met de brief in haar handen. 'Laat ons eerst even rustig gaan zitten.' Aya zette haar mand met de aubergines neer en ging het huis binnen, gevolgd door Oko. Met een blos van opwinding wachtte Oko tot Sakai's moeder haar handen had gewassen en naast haar plaatsnam. 'En, kindje,vanwaar deze opwinding? Welk nieuws heeft mijn zoon voor ons?' Oko struikelde bijna over haar woorden. 'Hij wil dat we beiden bij hem in Himeji komen wonen!.' 'In Himeji?' 'Hij heeft een vaste betrekking gekregen als scherminstructeur in dienst van heer Ikeda te Himeji. Hij heeft zijn eigen huis gekocht, en wil dat we bij hem komen wonen.' 'In Himeji?' herhaalde Aya langzaam. 'Is dat niet geweldig?' 'Op mijn leeftijd nog verhuizen, helemaal naar Himeji? Maar kindje toch,dat zal niet meer gaan hoor. Ik ben nog nooit buiten dit dorp geweest. Zulk een reis kan ik niet meer aan.' 'Maar wil je je zoon dan niet terug zien? Hij is reeds meer dan twee jaar weg!' 'Natuurlijk mis ik hem....' 'Wel laat ons dan samen gaan. U bent hier helemaal alleen, niets bindt u hier in het dorp.' 'Himeji is zo ver, ik vrees dat mijn oude knoken dat niet meer aankunnen.' 'Onzin, je bent de kranigste vrouw die ik in het dorp ken.' Oko gaf niet op. Bezield door het idee om haar geliefde Sakai terug te zien, bleef ze inpraten op de oude vrouw. 'Belooft u er over na te denken?' bleef Oko aandringen. 'We zullen zien, geef me een paar dagen tijd om .....' Oko omhelsde de vrouw en liep naar de deur. Ze draaide zich nog even om en zei: 'Denk aan het gezicht van Sakai als hij ons terug zal zien, hij kijkt ongetwijfeld vol verlangen uit naar het weerzien van zijn moeder.' Toen liep ze snel naar huis terug. Voor haar was het reeds beslist. Zij was al klaar voor deze dag op het moment dat Sakai vertrok. Het weinige dat ze bezat kon op enkele uren worden ingepakt om te vertrekken. Naast de brief, had Sakai ook een geldsom meegegeven die ruim voldoende moest zijn om met hun tweeën de reis naar Himeji te maken. Ook een geleidebrief om over de Tokkaido te reizen had hij bijgevoegd. Het was de boeren niet zo maar toegestaan om hun dorpen te verlaten. Na lange gesprekken met Gozaemon en heer Ikeda had Sakai de toestemming verkregen om zijn moeder en zijn verloofde over te laten komen naar Himeji. Overal langs de Tokkaido, de oostelijke zeeweg, waren controleposten die alle reizigers streng controleerden. De geleidebrief moest er voor zorgen dat ze ongehinderd in Himeji geraakten. Twee dagen lang wachtte Oko ongeduldig op het antwoord van Sakai's moeder. Zou ze meegaan? De derde dag stond Aya voor haar deur. Ze glimlachtte naar Oko en zei: 'Ik kan toch moeilijk hier blijven als mijn zoon me nodig heeft? En ik wil het zeker niet missen als hij het knapste meisje uit ons dorp tot zijn vrouw neemt. Wanneer vertrekken we?' 67
Tranen rolden over de wangen van Oko. 'Oh Aya-san, Sakai zal zo blij zijn u te zien. Alles staat klaar, wat mij betreft kunnen we morgen vertrekken.' Oko's moeder kwam het tweetal vervoegen. Zij had er zich al mee verzoend om haar dochter te laten gaan. Toch kreeg zij echter tranen in de ogen toen ze hoorde dat Oko en Aya reeds de volgende dag zouden vertrekken. 'Kom binnen Aya-sama, laat ons vandaag al afscheid nemen.' Verschillende vrienden uit het dorp kwamen die avond langs om het tweetal een goede en behouden reis toe te wensen. Iedereen kende Sakai en allen waren blij voor Oko. Zowel Aya als Sakai waren graag gezien in het dorp. Ze waren trots op het feit dat iemand uit hun bescheiden dorp zo veel bereikt had. De volgende dag werden ze uitgeleide gedaan door zeker de helft van het dorp. Oko had al haar bezittingen in een houten kist gepakt, die ze op haar rug droeg. Aya droeg slechts een juten zak met enkel de hoogstnoodzakelijke dingen voor de reis. Na de nodige gelukwensen trokken ze op pad. Oko was vol jeugdige moed. Gekleed in een roze kimono met een kleurrijk bloemmotief, de enige kimono die ze bezat, stond ze vol ongeduld te trappelen om te vertrekken. Aya, met haar onopvallende grijze kimono, nam haar wandelstok stevig vast, en met een vastberaden 'Ikimashoo, laat ons gaan', trokken ze op pad. Alles wat ze nu zouden tegenkomen was nieuw voor hen. Buiten de rijstvelden rond hun dorp begon een voor hen onbekende wereld. Langs landelijke wegen moesten ze eerst de Tokaidō zien te bereiken in Nagoya. Hier bevond zich de eenenveertigste rustplaats van de beroemde Tokaidō die in Edo begon en eindigde in Kyoto, de keizerlijke hoofdstad. Deze rustplaats bevond zich in het dorpje Narumi, bekend voor zijn kleurrijke handgeverfde stoffen waaruit de prachtigste yukata's en kimonos werden gemaakt. Vanuit Narumi volgden ze de Tokaidō oostwaarts richting Kuwana. Elk ogenblik van de reis was een avontuur. Oko en Aya vielen van de ene verwondering in de andere. Voor het eerst waren ze buiten de vertrouwde omgeving van hun kleine dorp. Ze keken hun ogen uit in elk nieuw dorp of nieuwe stad die ze tegenkwamen. De verscheidenheid van mensen die ze tegenkwamen was enorm. Reizende monniken op pelgrimstocht trokken van de ene tempel naar de andere. Trotse samurai met argwanende blikken in hun ogen bewaakten de diverse controleposten. Ongure ronin hingen her en daar rond op zoek naar werk. De meesten onder hen trokken richting Osaka om daar hun geluk te beproeven. Reizende muzikanten en toneelspelers brachten hun kunsten op straat voor een steeds wisselend publiek. Oko en Aya genoten van elk ogenblik. Toch waren ze voorzichtig. Indien mogelijk probeerden ze in groep te reizen. De ene keer reisden ze samen met een groep monniken, dan weer met een groothandelaar in rijst die met zijn bedienden van de ene stad naar de andere trok. Door het killer wordende herfstweer, moesten ze ook regelmatig schuilen voor de regen. Dat deden ze in diverse herbergen of één van de vele tempels langs de weg. De lucht begon weer te betrekken toe ze voorbij Narumi in Miya aankwamen. De eerste regendruppels plensden neer toen ze het beroemde Atsuta-schrijn bereikten. Dit schrijn was één van de bestemmingen van de vele rondtrekkende pelgrims. Haastig zochten Aya en Oko bescherming voor de neerpletsende regen. Door de rode Torri, de poort die elk shinto-schrijn markeerde, haastten ze zich naar binnen. 68
Er waren vele andere reizigers en pelgrims aanwezig in dit op één na belangrijkste shintoheiligdom van Japan. In het Shinto geloof werden drie heilige relieken bewaard in verschillende tempels. Eén van deze relieken was het heilige zwaard dat de god Susanoo vond in de staart van een achtkoppig monster dat hij had verslagen. Dit zwaard gaf hij aan de oppergodin Amaterasu. Generaties later gaf deze het zwaard aan de grote krijger Yamato Takera, de twaalfde Japanse keizer. Sindsdien werd dit legendarische zwaard, kusanagi-no-Tsurugi, hier in het Atsuta-schrijn bewaard. De twee andere keizerlijke relieken, de spiegel 'Yata-no-Kagami' en het heilige juweel 'Yasakanino-Magatama' werden respectievelijk in Ise en Edo bewaard. Aya en Oko stapten naar de waterfontein aan de ingang en reinigden hun handen en mond alvorens de hal te betreden. In de hai-den, de offerande hal, gooiden ze een geldstuk in de offerdoos. Ze bogen vervolgens tweemaal en klapten tweemaal in hun handen om de aandacht van de daar wonende kami (god) te trekken. Vervolgens bogen ze nogmaals en met gevouwen handen zegden ze hun gebeden. Beiden smeekten ze de kami voor een behouden reis, en offerden nog wat wierook. Terwijl ze schuilden voor de regen, kon Aya wat op rust komen. 'Ik hoop dat deze oude benen het uithouden tot Himeji.' zei ze tot Oko. 'We zijn nu reeds aan de kust.' antwoordde Oko. 'Hier zijn de wegen wat vlakker en minder vermoeiender ' Beiden wreven zich over hun pijnlijke benen en voeten. Oko besefte dat ze dit tempo niet konden aanhouden en stelde voor om een dag te rusten in een van de nabije herbergen. Die avond zaten ze te eten in gezelschap van een paar andere reizigers. 'Waar gaat de reis heen?' vroeg één van hen. 'Overmorgen gaan we verder naar Kuwana, ons einddoel is Himeji.' antwoordde Oko. 'Dan kan je best de boot nemen tot Kuwana. Via de weg moet je anders de Kiso-rivier oversteken, en dat is nogal gevaarlijk in deze tijd van het jaar.' Omdat er verschillende rivieren moesten worden overgestoken, namen vele reizigers de kortere route met de boot tot Kuwana. Oko was helemaal te vinden voor dit idee. Ze overhaalde de twijfelende Aya om te kiezen voor deze snellere route. 'We kunnen misschien samen reizen?' stelde de man voor. 'Het is niet altijd veilig voor een paar vrouwen om alleen te reizen in deze tijd.' 'Ik ben Ichijo Kumato.' stelde hij zichzelf voor. 'Sinds Sekigahara heb ik het strijdersleven vaarwel gezegd, en trek als boetedoening van de ene tempel naar de andere.' Hij haalde een grote rol uit zijn reiszak . Hierop stonden de namen van de drieëndertig belangrijkste tempels van Japan. Bij verschillende stond een stempel als teken dat hij deze had bezocht.
69
'Miya'door Hiroshige
70
'Kuwana' door Hiroshige Oko en Aya overlegden even en besloten op zijn voorstel in te gaan. Het was inderdaad nogal gevaarlijk voor twee weerloze vrouwen om alleen over de Tokkaido te trekken. De man met zijn kaalgeschoren hoofd en vriendelijke ogen zag er betrouwbaar uit. De volgende dag brachten ze samen door en Oko vertelde hem over de reden van hun reis. Hijzelf vertelde ook over zijn ervaringen, vroeger als strijder, nu als pelgrim. Oko was onder de indruk. 'Wat een geluk dat Sakai die hel heeft overleefd.' zei ze toen Ichijo hen vertelde over Sekigahara. 'Het heeft alleszins mijn leven veranderd. Ik heb genoeg bloedvergieten gezien.' beaamde Ichijo. 'Zou het de laatste oorlog geweest zijn?' vroeg Oko. 'Er zijn nog steeds spanningen tussen Edo en Osaka.' 'Laat ons hopen dat het eindelijk vrede zal blijven' mompelde Aya. De volgende dag namen ze de boot tot Kuwana. Ondanks het kille herfstweer was het een aangename tocht. De jeugdige Oko nam alle ervaringen gretig in zich op als een spons. De oudere Aya was al blij dat ze niet hoefde te lopen. Zij hield niet zo van de overtocht via het water, maar toen ze het blije gezicht van Oko zag was ze toch tevreden met hun beslissing. De dagen volgden elkaar op en morgen zouden ze het Biwa meer bereiken Ze waren nu reeds tien dagen onderweg, en bijna halfweg hun reis naar Himeji. In Kusatsu, het dorp waar Oko, Aya en hun nieuwe vriend Ichijo aankwamen was het een drukte 71
van jewelste. Hier kwamen de Tokkaido en een andere grote hoofdweg, de Nakasendo, samen. Alle eetgelegenheden zaten afgeladen vol op het middaguur. De straten werden bevolkt door honderden koelies, die grote kisten sjouwden. Andere haastten zich voorbij met panlankijnen waarin welgestelde reizigers zich lieten vervoeren. Overal stonden volgeladen pakpaarden te wachten terwijl hun menners iets zaten te eten of in de schaduw lagen te rusten. Oko en Aya stonden aan een klein kraampje te kijken naar de uitgestalde waren. Ze werden al een tijdje in de gaten gehouden door een haveloos geklede bedelaar die al hun bewegingen volgde. Oko had haar oog laten vallen op een mooie kam die in het kraampje uitgestald lag. Na enig overleg met Aya, besloot ze om deze kam te kopen. De vriendelijk verkoper was bezig met het inpakken van de mooi bewerkte kam, en Oko haalde haar geldbuidel tevoorschijn. Hierop had de man waarschijnlijk gewacht. Met een paar snelle passen was hij bij Oko en rukte de geldbuidel uit haar handen. Ogenblikkelijk zette hij het op een lopen. Oko slaakte een verschrikte kreet. Ichijo, die een paar kraampjes verderop stond, draaide zich om in de richting van het geluid. Hij zag een verbijsterde Oko staan en zag de dief in zijn richting komen lopen. Ogenblikkelijk schatte hij de situatie in en reageerde instinktmatig. Hij stapte onmiddelijk naar voren en botste op die manier tegen de vluchtende dief. De man werd uit evenwicht gebracht en struikelde. Woedend stond hij terug op. Hij klopte het stof van zijn kleren en keek Ichijo woedend aan. Deze stak kalm zijn hand uit. Zonder woorden eiste hij op deze manier de gestolen beurs op. In zijn andere hand hield hij losjes zijn wandelstok. De andere aanwezigen en getuigen van het incident maakten zich snel uit de voeten. De dief was niet van plan zijn buit zomaar op te geven. Zonder verwittiging haalde hij een mes tevoorschijn dat verstopt zat in zijn groezelige jas. Ichijo verstevigde ongemerkt de greep op zijn wandelstok. Met een grom kwam hij op Ichijo af. Deze bleef onbeweeglijk staan. Zonder waarschuwing stapte de dief naar voren en stak toe met zijn mes. Ichijo plantte zijn wandelstok stevig in de grond en stapte opzij. De uitgestoken stok deed de aanvaller opnieuw struikelen. Hij kwam plat op zijn gezicht in de modder terecht. Een gelach steeg op uit de omstaanders. Dat maakte de man nog woedender. Briesend van woede kwam hij opnieuw op Ichijo af. Hij hief zijn mes om toe te steken, maar Ichijo ramde de punt van zijn stok in het middenrif van de aanstormende man. Deze sloeg ogenblikkelijk dubbel. Hij zakte op zijn knieën. Nonchalant stak Ichijo zijn hand opnieuw uit om de beurs op te eisen. De kalmte van Ichijo wakkerde de woede van de dief nog meer aan. Langzaam kwam hij overeind. Dreigend met het mes kwam hij terug op Ichijo af. Met een zijwaartse beweging wilde hij de maag van Ichijo openrijten. Deze ontweek deze aanval moeiteloos door een stapje naar achter te zetten. Het mes zoefde aan hem voorbij. Op hetzelfde ogenblik liet Ichijo zijn stok een boog beschrijven en 72
liet hem met een harde klap op de pols van de uit evenwicht gebrachte aanvaller neerkomen. Bot versplinterde en de dief uitte een luide schreeuw, zowel van pijn als van woede. De dolk viel op de grond. Zijn hand was niet meer te gebruiken. Dreigend hield Ichijo de punt van zijn staf gericht op de keel van de onverlaat, net alsof het een zwaard was. Het werd de schooier onmiddelijk duidelijk dat hij zijn tegenstander onderschat had. Hij droeg wel niet de zwaarden van een samurai, maar was zonder twijfel ervaren in de krijgskunst. Wetend dat hij verslagen was, gooide hij met een grom de buidel aan de voeten van Ichijo en koos het hazepad. Langzaam liep Ichijo naar het kraampje waar Oko en Aya nog steeds verbijsterd stonden toe te kijken. Oko beefde als een riet in de wind. Ook Aya was helemaal de kluts kwijt. Hij leidde hen tot aan het dichtsbijzijnde eethuis en liet wat water brengen. Nadat ze wat hadden gedronken kregen de beide vrouwen zichzelf weer wat onder controle. Oko zag nog wat bleekjes en stamelde: 'Het spijt me Aya-san. Alles ging zo snel. Voor ik het wist was hij ervandoor met bijna al ons geld ......' 'Rustig maar kindje.' Aya keek naar Ichijo en vervolgde:'Alles is in orde gekomen dankzij onze vriend hier.' 'Ik beloof in het vervolg beter op te letten. Het was dom van mij.' Aya bleef naar Ichijo kijken en was onder de indruk van de beheerstheid waarmee hij de situatie had aangepakt. Verschillenden van de aanwezigen hadden het incident gevolgd en uitten hun lof tegenover Ichijo. 'Het wordt een echte plaag, die zakkenrollers tegenwoordig.' 'Niemand is nog veilig voor dat gespuis.' mopperde een ander. Even later was de rust wedergekeerd, en was iedereen terug met zijn eigen zaken bezig. Zowel Oko als Aya waren blij met de aanwezigheid van hun reisgezel. Ze besloten die dag niet meer verder te reizen en zochten een onderkomen om de nacht door te brengen.
Hoofdstuk 11 : Akita
Sakai had het nog nooit zo druk gehad. Naast zijn functie in de dojo, was hij ook druk in de weer om zijn woning in orde te maken. De versleten tatami waren reeds vervangen en de scheuren in de shoji waren hersteld. Halfweg de namiddag keerde hij die dag huiswaarts van zijn werk . Hij opende het hek van de voortuin en liep naar het huis. Een paar schrijnwerkers waren bezig met de laatste hand te leggen aan de houten ballustrade rondom het huis. Ook de stormluiken waren reeds vervangen. Goedkeurend bekeek hij het resultaat van hun werk. Eén van de schrijnwerkers liep naar de waterbron en schepte met een bamboelepel wat water uit de bron. 'Konnichi wa sensei, goede dag meester.' zei hij, na een verfrissende teug te hebben genomen. Sakai beantwoordde de groet en zette zich neer op de houten vloer. 'Binnen een week zijn we klaar.' zei de man die blijkbaar de ploegbaas was. 73
'Jullie hebben prima werk geleverd, en dat op zulk een korte tijd.' Sakai was tevreden. Het huis was bijna onherkenbaar veranderd. Het werk in de tuin had hij voor eigen rekening genomen. Het bamboehek dat voorheen talrijke gaten vertoonde was hersteld, het onkruid was uit de tuin verwijderd en het stenen pad was mosvrij gemaakt. De achtertuin had hij herschapen naar een oase van rust. Hij keek uit naar de tijd die hij hier met zijn gezin zou kunnen doorbrengen. In verst gelegen hoek van de achtertuin had hij een klein schrijn gebouwd ter ere van de god Bishamonten, waar hij dagelijks mediteerde. Oko en zijn moeder zouden nu waarschijnlijk reeds onderweg zijn, en hij maakte zich zorgen over hun welzijn. Hij was er zich van bewust dat het een lange reis was voor zijn oude moeder, wiens gezondheid toch al niet te best was toen hij haar twee jaar geleden verliet. Terwijl hij daar in gedachten verzonken zat, was het zachtjes beginnen te regen. Hij stond op en ging het huis binnen. Weldra zou dit huis ook een thuis zijn. Voor het ogenblik moest hij zich echter concentreren op zijn nieuwe taak in de dojo. Hier bracht hij het grootste deel van zijn dag door. De lessen begonnen reeds vroeg in de ochtend. Jumo was instructeur van het kurogumikorps, dat apart van de andere studenten oefende. Enkel de beste zwaardvechters kwamen hiervoor in aanmerking. Hijzelf stond in voor het beoordelen van de nieuwe studenten. Dit waren niet altijd onervaren beginnelingen. Dikwijls meldden zich samurai uit andere provincies aan om hier de Yagyū stijl te komen bestuderen. Die hadden dan al onder andere sensei verschillende andere stijlen bestudeerd. Zo trokken ze van de ene school naar de andere om hun kennis van het zwaardvechten te vervolmaken. Het beoordelen van het niveau van deze rondtrekkende zwaardvechters was de taak van Sakai. Eens dat hij een beoordeling had gemaakt, kon hij hen indelen in groepen om onderwezen te worden in de Yagyū stijl. Die dag had er zich ook weer een nieuwe student aangemeld. Deze claimde gestudeerd te hebben onder Jiroemon Tadaaki, hoofdlesgever van de Ittō-ryu, een stijl die vooral in Edo de Yagyū Shinkage stijl sterk beconcureerde qua populariteit. Tadaaki was één van de twee officiële lesgevers van het Tokugawa shogunaat, naast Yagyū Munenori. Deze laatste ontwikkelde in de Yagyū Shinkage stijl vooral de mutō-technieken, technieken met de blote hand tegen een blank zwaard. Men zei wel dat Tadaaki van de twee de betere zwaardvechter was, maar een zeer moeilijk karakter had. Daardoor was Munenori eigenlijk de favoriet van de shogun. De student die zich aanbood heette Akita Mori, en kwam uit dezelfde provincie als Sakai. Uit de brieven die hij bij zich had, kon Sakai inderdaad opmaken dat hij onder Tadaaki-sensei had gestudeerd. Op diens aanraden was hij begonnen aan een tocht door gans Japan om bij diverse andere stijlen zijn kunde te gaan vervolmaken. Hij had ook een aanbevelingsbrief bij zich voor Tajima-sensei. Nadat de formaliteiten waren afgehandeld, en ze wat beter hadden kennisgemaakt, trokken ze beiden naar de dojo. De eerste les van een nieuweling was altijd een beetje aftasten van de nieuwe tegenstander. Zeker als het al een ervaren zwaardvechter van een andere stijl was. Toen de les halfweg bezig was, nam Sakai Akita even apart. Hij wilde die beroemde Ittō stijl wel even nader bekijken. Hij koos één van zijn leerlingen uit en stelde hem op tegenover Akita. 74
Beiden namen een houten oefenzwaard, bogen en namen elk hun positie in. 'Hajime!, begin!' Op Sakai's bevel begonnen beide studenten aan hun oefenduel. Langzaam cirkelden ze rond elkaar, op zoek naar een opening bij de tegenstander. Ono, Sakai's leerling, haalde uit met een slag naar de nek van Akita. Sakai verwachtte dat deze de slag zou blokkeren of ontwijken. In plaats daarvan echter reageerde Akita met een kiri-otoshi, een neerwaartse slag. Deze was gericht naar het centrum van Ono's lichaam. De twee zwaarden maakten met een luide 'clack' contact. Het zwaard van Ono werd afgebogen en miste doel. Akita's zwaard daarentegen ging rechtdoor naar het hoofd van Ono. Deze kon op het nippertje deze aanval ontwijken. De stand bleef onbeslist. Verschillende malen probeerde Ono door de verdediging van Akita te breken. Telkens werd zijn aanval onderschept door een krachtige kiri-otoshi van Akita die telkens perfect op de centrum lijn van zijn tegenstander was gericht. Sakai keek nauwlettend toe hoe Akita telkens het zwaard van Ono wist te pareren door toe te slaan met zijn kiri-otoshi op het ogenblik dat Ono zijn aanval inzette. Tot tweemaal toe kon Akita op deze manier scoren. 'Yame!, stop!' Sakai maakte een einde aan de match. Akita en Ono bogen nogmaals en gingen zitten. Sakai had genoeg gezien. De manier hoe Akita scoorde met zijn kiri-otoshi maakte de essentie van diens Ittō-stijl duidelijk. In twee minuten tijd had Sakai het niveau van Akita ingeschat. Iemand met deze capaciteiten zou ook snel de finesse van de Shinkage stijl onder de knie krijgen. Morgen zou Sakai beginnen met de echte lessen. Vandaag was maar een test. Een test waarin Akita duidelijk geslaagd was. In gedachten verzonken keerde Sakai terug naar zijn huis. 'Sakai!' Uit een zijstraat kwam Jumo aangewandeld. Deze had een uur eerder zijn lessen in de dojo beëindigd. 'Hallo, Jumo' begroette Sakai zijn vriend. Hij had Jumo al een paar dagen niet gezien. 'Ik ben op weg naar huis. Waarom kom je niet even mee voor een kop thee?' vroeg Sakai. 'Waarom niet? Dan kan ik tegelijkertijd uw nieuwe woonst eens bekijken.' Samen wandelden ze door de stad tot aan Sakai's huis. 'Kom binnen.' zei Sakai. Ze deden hun sandalen uit en stapten het huis binnen. Jumo plaatste zijn lange zwaard aan de inkom in een daarvoor speciaal rek, zoals de etiquette voorschreef. Zonder uitdrukkelijke toestemming nam men zijn katana niet mee naar binnen als men op bezoek ging in het huis van een andere samurai. Het korte zwaard, de wakizashi, kon men wel mee naar binnen nemen. Beiden namen plaats rond de in de vloer aangebrachte irori, de centrale vuurhaard, het hart van elke Japanse woning. Ook Sakai had zijn katana afgelegd. Zijn katana in zijn obi laten zitten, zou een belediging zijn voor zijn gast. Aan een ketting boven de haard, hing een metalen theepot. Sakai stookte de haard op met wat houtskool, vulde de pot met water, en even later konden ze genieten van de warme thee. Het vuur en de thee verdreven snel de kilheid van de avond. Jumo keek bewonderend rond. 'Je hebt het hier mooi voor mekaar gekregen.' zei hij.'Het wordt tijd dat ik me ook eens een eigen 75
plek aanschaf.' Sakai nam het compliment trots in ontvangst. 'Zoals je ziet is er nog veel werk te verzetten.' probeerde hij toch bescheiden het enthousiasme van Jumo te temperen. 'Wanneer denk je dat je moeder en Oko arriveren?' vroeg Jumo. Hij was op de hoogte van Sakai's plannen om hen te laten overkomen naar Himeji. 'Hopelijk voordat de eerste sneeuw gaat vallen. Ze zullen het niet makkelijk hebben nu de winter nadert. Ik vermoed dat ze nu ongeveer in Kyoto moeten zijn. Tot Osaka kan het nog zeer zwaar worden als er vroege sneeuw zou vallen.' Hij herinnerde zich nog hoe vermoeiend hun tocht naar Okayama was geweest. En toen hadden ze nog goed weer gehad. Indien het weer nog verslechterde, zou het zeker voor onervaren reizigers zoals zijn oude moeder en Oko een zware klus zijn. 'Laat ons hopen dat het goed gaat met hen, en dat ze spoedig gezond en wel zullen aankomen.' Jumo deelde de bezorgdheid van Sakai. Er viel een stilte terwijl ze beiden met hun gedachten bij Sakai's aanstaande bruid en zijn moeder bleven. Sakai verbrak de ongemakkelijke stilte door over zijn ontmoeting met Akita te praten. Terwijl ze over de zwaardkunst praatten, vergaten ze tijdelijk hun bezorgdheid. De weg van het zwaard beheerste hun leven. Nog verschillende uren praatten ze over hun passie. Ondertussen was het buiten donker geworden. Jumo nam afscheid van zijn vriend en maakte zich klaar om terug te keren naar het kasteel. Op straat wierpen de aangestoken lampions flikkerende schaduwen. Door de druilerige motregen, waren de straten zo goed als verlaten. Jumo trok zijn kraag hoog op, en opende de paraplu die Sakai hem had gegeven. 'Tot morgen in de dojo.' riep hij nog snel terwijl hij het tuinhek achter zich dichttrok. Sakai liep terug naar binnen. Hij bereidde nog snel een eenvoudige maaltijd van gedroogde vis, rijst en gepekelde komkommer. Voor hij zich te rusten legde op de futon, offerde hij nog wat wierook en wat rijst voor het altaar van Bishamonten. Hij bad nog even voor een behouden reis voor zijn geliefden en probeerde zich voor te stellen hoe ook zij zich nu klaarmaakten voor de nacht, meer dan honderd kilometer van hem verwijderd.
Hoofdstuk 12 : De Yoshioka
Terwijl Sakai de laatste hand legde aan zijn woning in Himeji, arriveerden Oko, Aya en Ichjijo, hun nieuwe vriend, in Kyoto. Via de Sanjo brug, het officiëel eindpunt van de Tokkaido, staken ze de Kamo rivier over en bereikten het centrum van Kyoto. Dit was de oude hoofdstad, waar nu de keizer slechts in naam regeerde. De werkelijke macht lag bij de Tokugawa's in Edo. Toch straalde de stad nog steeds de waardigheid uit van voormalige hoofdstad van Japan. Als godsdienstig centrum van vele Boedhistische secten was de stad bezaaid met tientallen eeuwenoude tempels. De reisgezellen waren al onder de indruk geweest van de nog oudere stad Nara, maar Kyoto overtrof alles wat ze tot dusver hadden gezien. De benen van de oude Aya waren helemaal opgezwollen door de lange reis. Daardoor waren ze genoodzaakt hier enkele dagen halt te houden om terug op krachten te komen. Voor Ichijo was het een voorlopig eindpunt van zijn reis. Hier in Kyoto zou hij de vele tempels 76
bezoeken die de stad rijk was. Ze besloten een herberg te zoeken in de buurt van de beroemde Gion-wijk. Ichijo was reeds verschillende malen in Kyoto geweest en wist zonder veel moeite een rustige herberg te vinden, kort bij de Kamo rivier. Terwijl Aya een paar dagen rust nam zou hij Oko de belangrijkste bezienswaardigheden van Kyoto laten zien. Sinds het incident in Kusatsu hadden ze geen noemenswaardige avonturen meer beleefd. Als ervaren reiziger was Ichijo aangenaam reisgezelschap. Oko en Aya staken veel op van hun nieuwe vriend. Zonder problemen paste hij het reistempo aan aan het ritme van de oude Aya. Maar wat voor hem een rustige pelgrimstocht was, bleek voor de vrouwen toch een zware beproeving te zijn. Rond de middag waren ze in Kyoto aangekomen, en Ichijo had een onderkomen geregeld in de Momo-ya, een herberg waar hij reeds eerder was verbleven. Dadelijk na aankomst waren de vrouwen naar het badhuis getrokken, waar ze nu lagen te weken in het gloeiendhete water. De dampen van het hete water vulden de kleine badruimte. Oko liet zich tot aan haar kin in het water zakken, en slaakte een diepe zucht van genot. Ook zij had nood aan een paar dagen rust. Verschillende blaren aan haar pijnlijke voeten maakten het wandelen moeilijk. 'Ik denk dat we nu reeds halfweg moeten zijn.' begon Oko. Aya zei niets, maar masseerde haar pijnlijke benen. 'Drie of vier dagen rust zouden ons goed doen, denk je niet?' ging Oko verder. 'Ik had nooit moeten meekomen, ik houd je alleen maar op. Zonder mij was je misschien al bijna in Himeji.' zuchtte Aya. 'En Sakai dan?' antwoordde Oko.'Wat zou hij zeggen als ik u had achtergelaten? Het was zijn uitdrukkelijke wens dat u zou meekomen.' 'Sakai is nu een gerespecteerd samurai, zal ik als eenvoudige boerenvrouw hem niet in verlegenheid brengen? 'Vertel geen onzin, Sakai zal verheugd zijn u te zien. Wanneer u hem zal zien zult u weten dat deze reis niet voor niets was.' 'Misschien heb je wel gelijk. Ik moet toegeven dat ik mijn jongen mis. We zijn al zover gekomen, de rest zal ook nog wel lukken.' 'Zo wil ik het horen, we rusten hier een paar dagen, kijken wat rond in Kyoto, en dan kunnen we er weer tegenaan.' Beiden bleven nog wat nagenieten van het hete bad, terwijl ze elk met hun eigen gedachten bij Sakai waren. Ze voelden zich al stukken beter toen ze Ichijo vervoegden in de overdekte eetruimte, die uitkeek over de Kamo rivier. Zoals altijd vertrouwden ze op het oordeel van Ichijo als het op eten aankwam. Elke streek had zijn eigen specialiteiten. Voor Oko en Aya was dit steeds weer een nieuwe ontdekking. Ichijo bestelde voor hun drieën de beroemde mamezen-soba, een specialiteit uit Kyoto bestaande uit noedels in een soep van soyamelk. Terwijl ze aten keken ze naar de bonte massa wandelaars die, ondanks de kille avond, langs de kant van de Kamo rivier wandelden. Hier geen stoffige reizigers, die dagenlang rondgetrokken hadden op de Tokkaido, maar een bont gezelschap van stedelingen die, nu de avond viel, op weg waren voor wat vertier in de uitgaanswijken van Kyoto. De beroemde Gionwijk lag even verderop. Oko keek haar ogen uit toen ze de prachtig uitgedoste geisha's en maiko's zag passeren op weg naar hun werk in de chique theehuizen van Kyoto. Welgestelde stedelingen, in al even prachtige gewaden, waren op weg naar de diverse kabuki 77
theaters. 's nachts kwam Kyoto, nog steeds het culturele centrum van Japan , tot leven. Twee dagen van rust hadden Aya deugd gedaan. Nu kon ze mee met Oko en Ichijo om de belangrijkste plaatsen van Kyoto te bezoeken. Terwijl ze van de ene tempel naar de andere trokken, vertelde Ichijo honderduit over de eeuwenoude geschiedenis van Kyoto. Hij toonde hun de brug waar het legendarische gevecht tussen Benkei en Yoshitsune had plaatsgevonden en ze bezochten het beroemde Kinkaku-ji, het gouden paviljoen. Natuurlijk mocht een bezoek aan de Kiyomizu-dera tempel niet ontbreken. In de verte zagen ze de beroemde Hiei-berg liggen. Op deze berg waren ooit honderden tempels gevestigd, met als voornaamste de Enryaku-ji. Deze was zeer machtig en huisvestte duizenden Sohei, de befaamde krijgsmonniken. Na een opstand van deze machtige sekte, werden alle tempels op de berg met de grond gelijk gemaakt door Oda Nobunaga in 1571. Zeker 20.000 monniken en burgers werden afgeslacht. Ook Kyoto had zijn deel van de Japanse burgeroorlogen meegemaakt. In de tiende eeuw was Kyoto het strijdtoneel voor de Genpei-oorlog tussen de Taira en Minamoto. Oko en Aya kregen niet genoeg van de verhalen van hun gids. Terwijl ze wat uitrustten, werd hun aandacht getrokken door een paar arrogante samurai, die luidkeels sake bestelden in een plaatselijke drankgelegenheid. Ichijo had de mannen al een tijdje in het oog gehouden. De waard haastte zich om de luidruchtige samurai te bedienen. 'Wie zijn dat?' vroeg een bezorgde Oko. 'Aan hun kleding te zien, zijn het leden van de Yoshioka schermschool. De beste schermschool van Kyoto. Sinds generaties waren zij de instructeurs van de Ashikaga shoguns. Er moet blijkbaar iets gebeurd zijn dat ze zo overstuur zijn.' 'Kunnen we niet beter vertrekken?' vroeg Oko, die zich niet echt op haar gemak voelde. De discussie tussen de Yoshioka's bleef hoog oplaaien. In stilte stonden ze op en verlieten de herberg. Ze wandelden verder door de hoofdstraat en kwamen aan een groot paleis met een indrukwekkende toegangspoort. Het complex werd zwaar bewaakt door gewapende samurai met de kentekens van de Tokugawa op hun uniformen. 'Dit is het Nijo-paleis, de residentie van de Tokugawa familie in Kyoto. Hier verblijft de shogun wanneer hij in Kyoto is.' verduidelijkte Ichijo. 'Dit paleis is bekend voor zijn nachtegalenparket.' 'Zijn nachtegalenparket?' vroeg Oko. 'Inderdaad, de binnenste vertrekken zijn zwaar beveiligd. Niemand kan ongemerkt doordringen tot de centrale verblijven van de shogun. De vloer is zo ontworpen dat het onmogelijk is te stappen zonder dat de vloer een piepend geluid maakt. Vandaar de naam nachtegalenparket.' Oko bleef maar honderduit vragen aan Ichijo. Buiten haar kleine dorp waar ze opgroeide, was er een gans nieuwe wereld voor haar opengegaan. Gretig nam ze alle informatie in zich op. Haar Sakai was nu een gerespecteerd lid van de samuraiklasse geworden. Zij wilde niet dat hij beschaamd zou zijn voor haar afkomst of haar onwetendheid over de echte wereld. Aandachtig bestudeerde ze de gedragingen, kleding en haartooien van de vrouwen die ze op straat tegenkwam. Zij was vastbesloten haar geliefde niet in verlegenheid te brengen wanneer ze in Himeji zou arriveren. Die avond gingen ze naar een kabukivoorstelling die het verhaal vertelde van de ontmoeting tussen Benkei en Yoshitsune, één van de populairste volksverhalen uit de Japanse geschiedenis. Zowel Oko als Aya genoten van de voorstelling. 78
De zaal zat volgepakt met mensen van allerhande afkomst. Vooral bij de rijke handelaarsklasse was het kabuki populair. De samurai elite was echter meer te vinden voor het meer gestileerde en gesofistikeerde Noh-theater. Het was hier in de Gionwijk dat vooral de handelaars liepen te pralen met hun rijkdom. De theaters en theehuizen zaten afgeladen vol. Gezang en het geluid van de shamisen, bespeeld door de geisha's, weerklonk vanuit elke zaak. Na een late snack aan een een van de talrijke winkelkraampjes, keerde het trio terug naar de Momoya. Oko en Aya zouden nog twee dagen in Kyoto verblijven voordat ze hun tocht zouden verderzetten. Een te lang oponthoud zou enkel de kans vergroten dat ze door de sneeuw zouden overvallen worden tijdens het laatste stuk van hun reis. Elke dag was tot nu toe een nieuw avontuur geweest. Oko kon bijna niet meer wachten om Sakai terug te zien en hem alles te vertellen over hun reis. Spijtig dat Ichijo hen niet verder kon vergezellen tot Himeji. Hij zou hier afscheid van hen nemen, en alleen verder reizen naar Ise om de beroemde tempel aldaar te bezoeken. Beiden hadden genoten van zijn gezelschap, en keken op tegen het afscheid. Er restte hen nog een lage tocht. Volgens Ichijo was het het makkelijkst om via Hirakata te reizen en dan de Yodorivier te volgen tot in Osaka. Deze op één na grootste stad van Japan was nog steeds het bolwerk van de Toyotomi, die verslagen waren bij Sekigahara. Volgens geruchten verzamelden vele ronin zich rond Osaka, en waren de Toyotomi in het geheim bezig met het oprichten van een nieuw leger. Doch de metsuke, de beruchte geheime politie van de Tokugawa hield alle bewegingen scherp in de gaten. Inde herberg namen Oko en Aya afscheid van hun nieuwe vriend. Ichijo gaf hen nog enkele reistips en drukte hen op het hart om voorzichtig te zijn. 'Probeer zoveel mogelijk om in groep te reizen. Twee vrouwen allen zijn een te gemakkelijk doelwit, zeker nu de wegen rond Osaka onveilig gemaakt worden door de vele ronin en vrijbuiters.' ried hij hen aan.' Op dat moment passeerde een groep reizigers, bestaande uit een twaalftal personen. Grote karren, getrokken door ossen en gevuld met balen rijst werden gemend door een aantal bedienden, terwijl hun leider bevelen schreeuwde. Blijkbaar waren ook zij net vertrokken uit een nabijgelegen herberg. 'Wacht hier even!' zei Ichijo tot de twee vrouwen. Hij liep naar het passerende gezelschap en praatte even met de leider. Dit bleek een rijsthandelaar te zijn op weg naar Osaka. In het gezelschap bevonden zich ook een paar vrouwelijke bedienden. De pafferige man, die net nog bevelen had geschreeuwd tegen zijn bedienden, keek even naar Oko en Aya terwijl Ichijo met hem stond te praten. Toen hij de twee vrouwen zag staan verscheen er een vriendelijke glimlach rond zijn lippen, en hij knikte tegen Ichijo. Waggelend op zijn korte benen, kwam hij naar Oko en Sakai's moeder toe. 'Tot Osaka kunnen de dames met ons meereizen. Dat is, als je er niets tegen hebt op een oude hobbelige kar te zitten.' zei hij. Oko keek naar Aya die instemmend knikte. Snel werden een paar rijstzakken herschikt, en Oko klom naast een van de bedienden op de kar. Aya vond op dezelfde manier een knusse plek op een van de andere karren. Langzaam zette de kleine stoet zich in beweging. Tot Osaka was het slechts twee dagen. Voor ze de eerste bocht namen, keek Oko nog even om en wuifde naar Ichijo, die nog steeds buiten 79
aan de herberg stond. Ichijo keek het gezelschap na tot ze uit het zicht verdwenen. Hij zette zijn breedgerande bamboehoed op, en liep in de richting van de binnenstad. Zijn doel was de dojo van de Yoshioka's. Jaren geleden had hij daar les gevolgd. De commotie een paar avonden geleden had hem nieuwsgierig gemaakt. Hij besloot even poolshoogte te gaan nemen in zijn oude school. Er heerste een grimmige sfeer toen hij aankwam in zijn oude dojo. Koeltjes werd hij begroet door een paar oudstudenten die hij nog kende van vroeger. Al snel kreeg hij het hele verhaal te horen. Ongeveer een week geleden was er een haveloze ronin verschenen die een duel eistte met de hoofdlesgever. Vermits het hoofd van de school, Seiijürō niet aanwezig was, namen een paar studenten de uitdaging aan. Zonder problemen versloeg de vreemdeling twee van de beste zwaardvechters van de school. 'Hoe heette die ronin?' Vroeg Ichijo. 'Zijn naam was Miyamoto Musashi. Uit Harima' verklaarde zijn oude wapenmakker. 'Wat gebeurde er toen?' wilde een geïnteresseerde Ichijo weten. 'We waren natuurlijk razend, maar konden niet toen tot Seijürō terugkwam de volgende dag. Onze sensei nam natuurlijk de uitdaging aan en ontmoette die Musashi nabij de Rendaiji-tempel. 'Die Musashi kreeg natuurlijk wat hij verdiende?' opperde Ichijo. 'Integendeel onze sensei verloor het gevecht en is nu voor de rest van zijn leven kreupel.' Ichijo was met verstomming geslagen. Seijürō stond bekend al één van de beste zwaardvechters van Kyoto. 'Wat gaat er nu gebeuren?' 'Seijürō's broer is nu hoofd van de school. Hij heeft die Musashi ogenblikkelijk uitgedaagd voor een tweede duel. De reputatie van onze school staat op het spel.' Reeds van vroeger wist Ichijo dat Seijürō's broer, Denshichirō, niet het niveau had van zijn broer. 'Wanneer zal dit duel plaatsvinden?' vroeg Ichijo. 'Overmorgen aan de Sanjūsangen-do.' Ichijo besloot dat hij dat duel zeker niet wilde missen. Hij wilde die beruchte Musashi wel eens zien
Hoofdstuk 13 : Saya-no-uchi Eindelijk klaar. Sakai had de laatste hand gelegd aan zijn nieuwe woning. Daarbij had hij de steun gehad van zijn vrienden uit de dojo. Ook de buren hadden een handje toegestoken. Zijn titel en reputatie als schermleraar van de Ikeda-clan maakten hem een gerespecteerd figuur in de buurt. Zijn open karakter maakte dat hij al snel vrienden maakte bij de buurtbewoners. Hij had geen idee hoe de reis van Oko en Aya verliep , maar lang zou het niet meer kunnen duren voor ze in Himeji zouden arriveren. Ondertussen waren zijn dagen goed gevuld. Bij zonsopgang stond hij op, en na een sober ontbijt startte hij zijn ochtendtraining in de tuin. In de namiddag verzorgde hij dan de trainingen in de dojo, samen met Jumo en sensei Tajima. Zo ook deze ochtend. De dauw glinsterde nog op de rotspartij in zijn tuin, toen hij al bezig was met zijn dagelijkse oefeningen. Geconcentreerd werkte hij zijn kata combinaties af. Vervolgens oefende hij zijn snijtechnieken op een paar opgerolde matten. Na deze opwarming plantte hij een paar groene bamboepalen in de grond. 80
Vandaag zou hij de dubbele kesagiri oefenen. Met zijn zwaard aan zijn rechterheup, en de punt naar achter, de waki-kamae positie, concentreerde hij zich op zijn doelwit. Onder een hoek van vijfenveertig graden sloeg hij van onder naar boven in op de vijf centimeter dikke paal. Het bovenste stuk van de paal kletterde tegen de grond. Nog voor dat het afgehouwen stuk kwam stil te liggen, keerde hij zijn zwaard en in een schuine neerwaartse beweging sloeg hij nogmaals in op het doelwit. De bedoeling was om een stuk van tien centimeter af te snijden van de resterende paal. Met een droge 'tsjak', kwam het zwaard echter vast te zitten halfweg de paal. Teleurgesteld over deze misser trok hij zijn zwaard uit de bamboepaal. Hij liep naar het stuk dat hij eerst had afgehouwen en raapte het op. Aandachtig bestudeerde hij de snede. Deze was niet zo scherp als hij had verwacht. Aan het uiteinde was de bamboe uitgerafeld in plaats van haarscherp afgesneden. De hoek was nochtans perfect geweest, dus aan zijn techniek lag het niet. Hij wierp het stuk bamboe weg en zette zich neer op de veranda van de tuin. Aandachtig bestudeerde hij zijn zwaard. Hij zag dat de punt een paar miniscule barstjes vertoonde aan de snijkant. Ook langsheen het lemmet vond hij een paar lichte beschadigingen. Ondanks de goede kwaliteit van het blad, was dit echter niet verwonderlijk. Hij had het zwaard nu al een paar jaar, en sinds hij het had verkregen, had hij het redelijk intensief gebruikt. Eigenlijk was het al verwonderlijk dat de snijkant na al die tijd nog altijd in deze goede staat was. Hij besloot dat het hoog nodig was voor een polijsting, om zijn geliefde Tamonten terug in topconditie te brengen. Ogenblikkelijk gingen zijn gedachten naar Otari Yoshi, de polijster die hij had ontmoet in Okayama. Maar meteen realiseerde hij zich dat hij een polijster van dat niveau nooit kon betalen. Hij ging verder met het poetsen van zijn zwaard, en besloot om meester Tajima te raadplegen over de te ondernemen stappen. Ongetwijfeld waren er in Himeji ook wel een aantal polijsters aan wie hij Tamonten kon toevertrouwen. Na zich wat opgefrist te hebben, en een lunchpauze, vertrok hij naar het kasteel. Hij arriveerde een uur voor de aanvang van de lessen, en zocht meester Tajima op in zijn verblijf naast de dojo. Aandachtig bestudeerde de oude man het lemmet van Sakai's zwaard. 'Een Kanesada is een prachtige kling, maar zelfs de beste zwaarden verliezen bij dagelijks gebruik wel iets van hun scherpte.' sprak hij na een tijdje. 'Deze slijtage is normaal, er is geen blijvende schade aan het lemmet. Niets dat een goede polijster niet kan oplossen.' Sakai keek opgelucht. Hij was erg gesteld op Tamonten, het zwaard dat zijn leven zulk een dramatische wending had gegeven. 'Kent u toevallig iemand in Himeji aan wie ik mijn zwaard kan toevertrouwen?' De oude meester wist wat Sakai's zwaard voor hem betekende. Hij wist ook dat een zwaard van deze kwaliteit niet zo maar aan de eerste de beste polijster kon worden gegeven. De meeste zwaarden waren bedoeld voor de gewone soldaten op het slagveld. Veel aandacht werd niet gegeven aan deze gewone zwaarden. Ze waren stevig, scherp, maar misten toch de kenmerken van de superieure bladen die door meestersmeden werden afgeleverd. Een lemmet van een smid zoals Kanesada verdiende wat meer aandacht om elk aspect van de kling tot uiting te laten komen. Sakai had het resultaat gezien van Yoshi's werk op het schitterende lemmet dat hij voor heer Ikeda in Okayama was gaan afhalen. 'Ik denk wel dat ik iemand ken die geschikt is voor dit werk.' zei Tajima. 'Ik zal iemand sturen om een afspraak te maken.' Sakai wist dat hij op het oordeel van de sensei kon vertrouwen en liep met een gerust hart naar de 81
dojo. Hij werkte de lessen af en keerde tegen het vallen van de avond naar huis terug. In de straat waar hij woonde, hadden de noedelverkopers hun standjes reeds geopend. Hij stopte bij zijn favoriete standje en bestelde een kom ramen. Hij zette zich neer aan een geïmproviseerd tafeltje en wachtte op zijn bestelling. Weldra kwam de venter, die Sakai ondertussen al kende, aangelopen met een kop dampende noedelsoep, gegarneerd met schijfjes gebakken varkensvlees en nori. Hij wist precies hoe Sakai het graag had. 'Oooy, Sakai-sama, konban wa, goedenavond heer Sakai.' Sakai beantwoordde zijn groet en begon te eten. Ondertussen keek hij naar de voorbijwandelende mensen. Van om de hoek van de straat kwam een oud koppel aangewandeld. Het was meneer Jobei en zijn vrouw, Sakai's overburen. Het was een vriendelijk oud koppel, dat Sakai reeds enkele malen had geholpen met kleine klusjes in zijn huis. Een glimlach verscheen op het rimpelige gezicht van de oude Jobei toen hij Sakai herkende. Deze maakte een uitnodigend gebaar naar het koppel. Zich verontschuldigend voor de overlast, namen ze plaats aan Sakai's tafel. Ze bekeken de kom noedelsoep waarvan Sakai aan het slurpen was. 'Dat ziet er heerlijk uit.' zei Jobei's vrouw. 'De beste ramen in Himeji.' antwoordde Sakai, terwijl hij met zijn stokjes in de noedels roerde. 'Spijtig dat we al gegeten hebben.' zei Jobei. 'Anders zouden we zeker eens proeven, het ruikt heerlijk'. Ze praatten nog wat over koetjes en kalfjes, tot het gesprek op Oko en Sakai's moeder kwam. 'Wanneer denk je dat ze aankomen in Himeji ?' vroeg Jobei's vrouw. 'Ik verwacht hen nu elke dag.' zei Sakai. 'Ze moeten nu toch al voorbij Osaka zijn. Nu met de winter in aantocht zal ik pas gerust zijn als ze goed en wel zijn aangekomen. Mijn moeder is niet meer van de jongste, deze reis zal veel van haar vergen.' 'Ik kijk ernaar uit om kennis te maken met uw moeder en uw aanstaande bruid.' zei Jobei. 'Het wordt inderdaad elke dag wat frisser.' vervolgde hij. 'Voor oude lieden zoals wij wordt het stilletjes tijd om 's avonds vroeg onder de wol te kruipen.' 'Daar heb je gelijk in.' beaamde zijn vrouw. 'Laat ons heer Sakai maar rustig van zijn maaltijd genieten en naar huis gaan.' Sakai wenste hen goedenacht, en ze namen afscheid. Het oude koppel was nog maar net opgestaan van de tafel, toen een gehaaste samurai tegen hen opbotste. Jobei viel onhandig tegen de tafel waaraan Sakai zat, en diens kom ramen kletterde tegen de grond. De soep spatte tot op de kimono van de samurai. Kwaad keerde die zich om en begon de oude man uit te schelden. 'Oude idioot, kun je niet uitkijken!' Jobei krabbelde overeind en begon zich te verontschuldigen. De samurai pakte zijn waaier en wilde de oude man een klap verkopen. 'Yame!, stop!.' Sakai kwam langzaam van achter de tafel uit en hielp de oude man recht. Hij keerde zich tot de samurai en zei op rustige toon: 'Het was u die tegen deze man opliep. Indien er iemand zich moet verontschuldigen, bent u het.' Hij keek de samurai strak aan. Deze deed en stap naar achter en wilde zijn zwaard trekken. Onwillekeurig had Sakai zijn hand naar het gevest van zijn zwaard gebracht, en met de duim had hij de tsuba losgemaakt in de schede. Een duidelijke verwittiging. 82
De samurai keek een paar ogenblikken naar Sakai. Deze staarde terug zonder een moment met zijn ogen te knipperen. Na een paar ogenblikken liet de brutale samurai zijn zwaard terug los. 'Je hebt gelijk, het was mijn schuld.' Hij richtte zich tot de verbijsterde Jobei en zei:'Gomen nasai, Excuseer.' 'Het spijt me voor mijn onbeschoftheid.' zei hij tot Sakai. Snel draaide hij zich om en vervolgde zijn weg. In die paar ogenblikken had hij Sakai opgenomen en diens houding vertelde hem dat hij beter een gevecht kon vermijden. Sakai had de confrontatie gewonnen zonder zijn zwaard te moeten trekken. 'Saya-no-uchi' , winnen met het zwaard in de schede. Zijn houding en uitstraling was voldoende om zijn tegenstander te doen afzien van een verdere confrontatie. Jobei had zich ondertussen hersteld van de commotie en bleef maar verontschuldigingen uiten tegenover Sakai voor de overlast die hij hem had aangedaan. 'Vergeet het maar, zulk een brutale vlerk had het nodig om eens op zijn plaats gezet te worden.. Laat ons nu maar naar huis gaan. Ik wandel wel met jullie mee tot thuis.' Hij betaalde de rekening, en rustig wandelden ze tot aan hun huis. Sakai wenste het oude koppel goedenacht, en ging naar binnen. Zijn huis was leeg. Hoelang nog? vroeg hij zich af. Hij begon er echt naar uit te kijken om Oko en zijn moeder terug te zien. Starend in de gloeiende kolen van het haardvuur, overpeinsde hij de gebeurtenissen van deze avond. Hij moest denken aan het eeuwenoude werk van de Chinese strateeg Sun Tsu, het beroemde 'kunst van het oorlogsvoeren' , waarin deze toen al het belang benadrukte om een strijd te winnen zonder te vechten. Deze Chines klassieker werd door de Japanse krijgersklasse nauwgezet bestudeerd. Literatuur en andere klassieke kunsten werden door de bushi, de krijgers van Japan, even hoog ingeschat en bestudeerd als de gevechtskunsten. In het westen placht men te zeggen: 'De pen is machtiger dan het zwaard.' In Japan was men eerder geneigd te zeggen: 'De pen en het zwaard zijn één.'
Hoofdstuk 14 : Val van de Yoshioka Ondertussen was Ichijo naar de dojo van de Yoshioka geschool gegaan. Maar hij was te laat. Denshichirō, de broer van de nu kreupele Seijurō, was reeds vertrokken naar de Sanjūsangen-do voor zijn duel met Musashi. Iedereen in de dojo wachtte gespannen af op de afloop. De meeste studenten twijfelden er niet aan dat hun meester deze onbekende ronin een lesje zou leren. Toen Denshichirō aankwam bij de tempel, was hij alleen. Van Musashi was geen spoor te bekennen. Dit was een welbewuste tactiek die Musashi ook bij Seijurō had toegepast. Toen Musashi tenslotte tevoorschijn kwam was zijn tegenstander in alle staten. Woedend vloog hij uit tegenover Musashi. 'Denk je me met dezelfde trucjes te verslaan als mijn broer?' brieste hij. Het was duidelijk dat hij vastbeloten was zijn broer te wreken, en de reputatie van zijn school te herstellen. Musashi was echter de kalmte zelf. Rustig haalde hij zijn bokken tevoorschijn en nam zijn positie in tegenover de opgewonden Denshichirō. 83
Deze was door het lange wachten reeds zo over zijn toeren dat hij dadelijk uithaalde met de lange staf, die hij had gekozen als wapen. Deze staf was versterkt met ijzeren ringen en had een grotere reikwijdte dan Musashi's houten zwaard. In een heldere poel weerspiegelt het water perfect de reflectie van de maan. Indien je echter een steentje in het water gooit, zullen de rimpels op het water het beeld verstoren. In deze geestestoestand haalde hij onbezonnen uit naar Musashi. Als in slow motion zag Denshichirō hoe Musashi moeiteloos opzijstapte en met een harde klap van zijn bokken de staf uit zijn handen sloeg. Een volgende slag raakte hem vol op de borst. Bloed spuwend zakte hij tegen de grond. Zonder verder een woord te zeggen, draaide Musashi zich om en verliet de tempel, een verslagen Denshichirō achterlatend. In de dojo waren de verhitte discussies nog steeds bezig, toen de deuren werden opengegooid. 'Denshichirō is dood!' meldde een opgewonden student, die was uitgestuurd om te kijken waar Denshichirō bleef. Ichijo zag hoe de ganse school in woede uitbarstte. Zij wilden wraak! Niemand, zeker niet de eerste de beste ronin, kon hun school zo ten schande maken. Zij zouden uitgelachen worden in gans Kyoto en ver daarbuiten. 'We moeten dit eens en vooral oplossen.' 'Niemand maakt de Yoshioka school ongestraft te schande!' riep een ander. Na de terugtrekking van Seijurō en de dood van Denshichirō, kwam het leiderschap van de school te liggen bij de twaalfjarige Matashichiro. Ogenblikkelijk werd besloten voor een ultieme confrontatie met Musashi. In Matashichiro's naam werd een derde uitdaging gestuurd naar Musashi. Binnen een paar dagen zou deze Musashi ontmoeten bij de Ichijoji tempel, iets buiten Kyoto. De woedende yoshioka namen geen risico meer. Om hun eer te redden, moest Musashi gedood worden. Zij verzamelden een grote overmacht van veertig zwaardvechters, boogschutters en zelfs enkele geweren. Het plan was om een hinderlaag te leggen en Musashi om te brengen. In tegenstelling tot zijn vorige confrontaties, was Musashi echter zeer vroeg ter plaatse gekomen. Hij zag vanuit zijn schuilplaats hoe de twaalfjarige Matashichiro op een kruk werd geplaatst om als lokaas te dienen. Ondertussen legden de anderen zich in hinderlaag. Zonder verwittiging sprong Musashi uit zijn schuilplaats tevoorschijn en met één enkele houw van zijn zwaard doodde hij de jongen. Hij kon niet anders. Hoeveel van de resterende aanvallers hij ook zou doden, zolang Matashichiro als hoofd van de school niet was verslagen, zou hij zijn overwinning niet kunnen opeisen. Dit hadden de Yoshioka niet verwacht. Van alle kanten stormden ze op Musashi af. Verschillende van hen sneuvelden terwijl Musashi zich een bloederige weg baande doorheen hun gelederen. Zeker vijftien van hen bleven dood of gewond achter terwijl Musashi zich een weg uit deze hinderlaag baande. Ook Ichijo had deze veldslag vanop afstand gevolgd. Hij wist dat dit het einde van de Yoshiokaschool betekende. Met gemengde gevoelens over het optreden van Musashi keerde hij terug naar Kyoto. Weldra verspreidde het nieuws over Musashi's overwinning op de Yoshioka zich als een lopend vuurtje door de stad. Ongeveer op hetzelfde tijdstip dat Musashi Denshichirō versloeg arriveerden Oko en Aya in Osaka. 84
Zij hadden op redelijk comfortabele manier meegereisd met de rijsthandelaar Ozaki en zijn gevolg. Onderweg hadden ze uitgebreid kennisgemaakt met deze praatgrage man. Deze reisde veel en was perfect op de hoogte van de politieke toestand van het land. Hij was reeds over de vijftig, en had vele veranderingen in het land gezien. Hij had gezien hoe de ene machige clan na de andere een poging had gedaan om het land in hun macht te krijgen. Al deze veranderingen waren aan Oko en Aya voorbijgegaan in hun afgelegen dorp. Het enige dat zij wisten, was dat de veldslag waar Sakai aan had deelgenomen, een beslissende episode was geweest in deze door oorlog overheerste decennia. Reeds van ver zagen ze het imposante kasteel van Osaka hoog boven de stad uittornen. In 1583 werd dit kasteel gebouwd door Toyotomi Hideyoshi. Hij wilde hiermee het kasteel van Azuchi, gebouwd door Oda Nobunaga overtreffen. Na de slag bij Sekigahara kwam het kasteel in handen van Hideyoshi's zoon. De nog jonge Hideyori had zich hier met zijn moeder teruggetrokken. Het machtige kasteel bleef een symbool van de overwonnen toyotomi, en bleef onder scherp toezicht van de Tokugawa. Iedereen was ervan overtuigd dat het ooit nog eens tot een beslissende confrontatie zou komen. Dit alles legde de praatgrage Ozaki uit aan zijn 'gasten'. De oude Aya interesseerde zich niet veel aan al deze politieke toestanden. Haar leven had zich grotendeels afgespeeld op de akkers rondom haar huisje in het verre Gifu. Oko daarentegen was onder de indruk van zijn kennis en nam elke informatie gretig in zich op. Voor haar was een volledig nieuwe wereld opengegaan. Vol ontzag zag ze het kasteel steeds hoger oprijzen uit de omgeving als ze de stad naderden. De laatste weken had ze al meer meegemaakt dan in de rest van haar beschermde leventje. Elke dag keek ze ook meer uit naar een hereniging met haar geliefde Sakai. Osaka was de laatste grote stad die ze zouden tegenkomen tot Himeji. Vanuit Osaka was het nog een honderd kilometer langsheen de kust tot Himeji. Het was nog maar een kwestie van dagen tot ze Sakai zou weerzien. De toenemende drukte, als ze de stad naderden, maakte duidelijk dat dit een van de grootste steden van Japan was. Osaka was het ekonomische hart van Japan. Een groot deel van de bevolking behoorde tot de handelaarsklasse. Als rijsthandelaar was Ozaki hier goed bekend. Dadelijk trokken ze naar zijn favoriete herberg. Als trouwe klant werd hij hartelijk begroet, en dadelijk werden een paar kamers in gereedheid gebracht. Ook Oko en Aya kregen een kamer toegewezen. 'Mens, wat een drukte.' zei de oude Aya, toen ze die avond na het eten nog eventjes een luchtje gingen scheppen. Ze stonden op de oude Sumiyoshi brug, die met haar roodgelakte leuning toegang gaf tot het Sumiyoshi-schrijn, een populaire plaats voor alle reizigers in Osaka. Hun herberg lag maar enkele minuten hiervandaan. 'Ik hoop dat het in Himeji wat rustiger zal zijn.' mopperde de oude dame. Zij was die mensenmassa's helemaal niet gewoon. Toch was ze net als Oko onder de indruk van de dingen die ze op hun reis hadden gezien. Vanop de brug waar ze stonden, konden ze het kasteel, dat het centrum van de stad vormde, zien liggen. 'Volgens Sakai's brieven zou het kasteel van Himeji nog imposanter zijn.' zei Oko die Aya's blik volgde. 'Laat ons maar terug naar de herberg gaan.' zei Aya. 'Ik zou morgen zo vroeg mogelijk willen vertrekken.' 85
Het gezapige reistempo van de laatste dagen op de rijstkarren van Ozaki had hun de kans gegeven wat uit te rusten. 'Inderdaad, we zijn bijna in Himeji. Het heeft geen zin hier veel tijd te verknoeien. Sakai zal misschien wel ongerust worden over ons. Hij vraagt zich wellicht af waar we blijven.' zei Oko. Een paar ogenblikken later kwamen ze aan in de herberg. Ozaki zat op het terras te genieten van een kruikje van de beroemde sake uit Osaka. Zij vertelden hem van hun plannen om zo snel mogelijk te vertrekken. Ook bedankten ze hem nogmaals uitvoerig voor zijn hulp, voor het geval dat ze hem morgen niet meer zouden zien. 'Het was voor mij ook een genoegen u te hebben ontmoet.' wimpelde deze af. 'Zulk een charmant gezelschap maakte de reis van Kyoto tot hier enkel maar aangenamer.' zei hij met een knipoog naar Oko. Blozend keek deze naar de grond. Ozaki barstte uit in een lach. 'Zorg maar dat je snel in Himeji komt. Ik ben er zeker van dat die Sakai zit te popelen om jullie te zien.' Hij bood hun een glaasje sake aan, maar vriendelijk wezen ze zijn aanbod af. 'We kruipen vroeg onder de wol vanavond. Nogmaals bedankt voor uw vriendelijkheid, en misschien tot ziens.' Met deze woorden namen ze afscheid. In alle vroegte vertrokken ze de volgende dag. Osaka was de laatste grote stad die ze aandeden voor ze Himeji zouden bereiken. Nu het einde van de reis in zicht was, vergaten ze snel de ontberingen van de laatste weken. Hun geboortedorp was nog slechts een herinnering. Al hun gedachten gingen uit naar hun nieuwe thuis. Warm ingepakt, om zich te beschermen tegen de gure wind die vanaf de zee de kustweg teisterde, stapten ze stevig door, elk verzonken in hun eigen gedachten.
Hoofdstuk 15 : De hereniging Drie dagen later zagen ze in de late namiddag de omtrekken van het Himejikasteel opdoemen. Het motregende lichtjes, en vanuit de bergen achter Himeji kwamen dreigende wolken naderbij. Het zou niet lang meer duren voor de regen met bakken uit de hemel zou vallen. In de nabijheid van de stad werd het drukker op de weg, iedereen haastte zich om voor de naderende stortbui beschutting te vinden. Ook Oko en Aya versnelden hun pas. Toen de eerste zware regendruppels begonnen te vallen, waren ze net binnen de stadsgrenzen. Haastig zochten ze beschutting in de eerste de beste herberg die ze tegenkwamen. 'Eindelijk, Himeji' zuchtte Aya, terwijl ze zich liet neerploffen op een houten bank achteraan in de herberg. Naast haar nam Oko eveneens met een diepe zucht plaats. Buiten brak het onweer in alle hevigheid los. 'Nu nog Sakai weten te vinden.' zei Oko enigzins bezorgd. 'Dat kan niet moeilijk zijn.' opperde Aya. 'Zogauw de bui over is gaan we naar het kasteel. Daar zal men hem zonder twijfel wel kennen.' Tot het buiten wat opklaarde konden ze toch niets doen, dus bestelden ze elk een lichte maaltijd van rijstballetjes en wat gedroogde vis. Het was eivol in de herberg, geen hond die zich op straat vertoonde met dit weer. Rustig, maar inwendig toch opgewonden verorberden ze hun maaltijd. Verschillende weken waren ze onderweg geweest, en nu de ontmoeting met Sakai in het verschiet lag, keken ze ongeduldig naar buiten tot het weer wat zou opklaren. Terwijl het onweer in hevigheid begon af te nemen, begon de herberg ook langzaam weer leeg te 86
lopen. Na een uurtje stopte de regenbui. Oko en Aya pakten hun pakken bijeen en liepen terug de straat op. De regenbui had alle straten tot een modderpoel herschapen. Voorzichtig, de grootste plassen ontwijkend, liepen ze in de richting van de kasteelpoort. Hier bleven ze even twijfelend staan. Gewapende wachters in zwarte uniformen bekeken iedereen aandachtig die het kasteel naderde. De bemodderde reiskledij, en de twijfelende houding van de dames trok de aandacht van één van de wachters. Oko en Aya wilden net de poort binnengaan, toen ze werden tegengehouden door de wantrouwige wachters. 'Wie zijn jullie, en wat komen jullie hier doen?' vroeg de hoogste in rang. Buiten de soldaten van het garnizoen, de arbeiders die aan de uitbreiding van het kasteel werkten, en de handelaars die voor zaken in het kasteelcomplex moesten zijn, werd er niemand zonder goede reden toegelaten. Oko en Aya hoorden hier duidelijk niet bij. Overdonderd wist geen van beiden wat te zeggen. 'Wel?' drong de wachter aan. Oko schraapte haar moed bij elkaar en vertelde wie ze waren. 'Dit is de moeder van Sakai Koji. En ik ben zijn verloofde. We zijn uit Gifu naar hier gekomen om Sakai te ontmoeten. Verlegen keek ze naar de grond. Toen de officier, een lid van de kurogumi, Sakai's naam hoorde, veranderde hij dadelijk van toon. Hij kende Sakai en wist dat diens verloofde en moeder naar Himeji zouden komen. De norse toon verdween uit zijn stem, en met een glimlach maakte hij een korte buiging voor de dames. 'Oko-sama, Aya-sama, welkom in Himeji.' Hij richtte zich tot zijn collega en beval hem Sakai te gaan verwittigen. 'Kom ondertussen binnen.' zei hij, en hij begeleidde hen naar het wachtlokaal. Oko en Aya keken elkaar aan. De reactie van de officier maakte duidelijk dat Sakai hier goed bekend was. Dankbaar volgden ze hem naar binnen en zetten zich neer. Sakai was bezig met zijn les, toen de wachter in de dojo verscheen. De opgewonden soldaat deed teken naar Sakai dat hij hem wilde spreken. 'Vijf minuten rust.' zei Sakai tegen zijn leerlingen, en hij stapte naar de wachter die stond te popelen om Sakai het goede nieuws te vertellen. 'Jiro, wat is er zo dringend?' vroeg Sakai aan zijn vriend die ondertussen ook tot de kurogumi was toegetreden. Ze kenden elkaar al van toen Sakai van uit Edo was vertrokken. 'Uw moeder en uw verloofde staan hier voor de poort van het kasteel. Ze zijn net aangekomen.' Sakai wist niet wat hij hoorde. Eindelijk waren ze er. Ze waren veilig tot in Himeji geraakt. 'Vraag of Jumo de les kan overnemen. Zei hij tegen Jiro. 'Ik moet gaan.' In looppas snelde hij naar het wachtlokaal, waar Aya en Oko op hem zaten te wachten. Het was een emotioneel weerzien. Sakai nam zijn moeder in zijn armen. Hij werd overweldigd door emoties. Drie jaar was het bijna sinds hun afscheid in zijn geboortedorp. Hij bedwong zijn vreugdetranen en bekeek haar van top tot teen. Ze zag er nog net uit zoals hij haar drie jaar geleden had achtergelaten. De reis had echter sporen achtergelaten op het gezicht van de oude vrouw. Maar de blik in haar ogen maakte alles goed. Het weerzien met haar zoon deed haar ogen stralen. Hier had ze zolang naar uitgekeken. Zwijgend bleven ze elkaar omhelzen. 87
Over haar schouder zag hij Oko verlegen staan kijken. Hij maakte zich los uit zijn moeders omhelzing en stapte naar Oko toe. 'Oko..' zei hij met een krop in zijn keel. Hij was bijna vergeten hoe mooi ze was, ondanks de uitgeregende en modderige kledij waarin ze nu voor hem stond. Ook Oko's gezicht straalde van blijdschap, een traan liep langs haar gezicht. 'Sakai, eindelijk zien we elkaar weer. Je hebt geen idee hoezeer ik je heb gemist, hoe ongerust ik was toen je vertrok naar Sekigahara, en hoe blij ik was met elke brief die ik kreeg.' Sakai nam haar zachtjes in zijn armen en kuste haar op haar voorhoofd. Plotseling trok Oko zich los. 'Kijk ons hier nu eens staan, als een paar zwervers.' Ze probeerde haar kleding wat te fatsoeneren, duidelijk beschaamd over haar voorkomen. Sakai bekeek de twee vrouwen nu van top tot teen. Hij barstte in een lach uit. 'Jullie zien er inderdaad niet uit.' zei hij lachend. 'Maar jullie zijn veilig en wel aangekomen, dat is het belangrijkste.' Ondertussen was generaal Toshiie bij het wachtlokaal aangekomen. De aankomst van Sakai's familie was als een lopend vuurtje verspreid onder zijn vrienden. Toen de generaal het wachtlokaal binnenstapte, deden Oko en Aya verlegen een stap achteruit en bogen voor deze duidelijk hooggeplaatste samurai. Sakai stelde iedereen aan elkaar voor. Toshiie bekeek de dames en zei: 'Jullie moeten doodop zijn van de reis.' Zonder verder een woord te zeggen stapte hij naar buiten en riep een paar bevelen naar de dienstdoende wachters. Toen stapte hij weer naar binnen. 'Wees welkom in Himeji. Het is mij een eer om de moeder van mijn vriend Sakai te ontmoeten. Ik hoop dat jullie je snel zullen thuis voelen in Himeji.' Hij keek naar Oko en vervolgde glimlachend: 'Sakai heeft niet overdreven toen hij vertelde van zijn mooie verloofde.' Oko keek verlegen naar de grond en kreeg een rode kleur op de wangen. Toshiie barstte uit in zijn typische bulderlach. Op dat ogenblik kwamen een paar bedienden binnen. 'Ik heb opdracht gegeven om een gastenkamer klaar te maken voor jullie drieën. Het is al laat. Ik stel voor dat ook Sakai vannacht op het kasteel blijft. Een warm bad, wat schone kleren, een warme maaltijd, alles wordt nu in gereedheid gebracht.' De bedienden deden teken dat de dames hen konden volgen. 'Domo arigato gozaimasu, hartelijk bedankt.' zeiden Oko en Aya met een respectvolle buiging naar de generaal. Onwennig volgden ze de bedienden naar de gastverblijven. Toshiie klopte Sakai op de schouder :'Ik regel met Tajima wel een nieuw uurrooster voor de komende dagen. Neem gerust een paar dagen vrij om bij te praten met uw familie. Vanavond kunnen jullie hier blijven. Dan kan je hen morgen, als ze wat bekomen zijn van de reis, meenemen naar hun nieuwe thuis.' Sakai bedankte de generaal en nam afscheid. Buiten stond Jiro op hem te wachten. 'Wat een verrassing sensei! Hij liep mee met Sakai naar de dojo omdat deze nog steeds in trainingsuitusting was. 'Een grote zorg die van mijn schouders valt.' antwoordde Sakai. 'Sinds ze vertrokken zijn, heb ik me voortdurend zorgen gemaakt over hun welzijn en veiligheid. Ik heb genoeg gereisd om te weten hoe gevaarlijk het kan zijn, zeker voor twee vrouwen zonder bescherming. Ik ben benieuwd wat verhalen ze te vertellen zullen hebben.' 'Oko-san is werkelijk een schoonheid. Zijn alle meisjes in uw dorp zo mooi?' vroeg Jiro vrijpostig. 88
Sakai gaf hem een vriendschappelijke tik tegen zijn voorhoofd. 'Inderdaad, maar Oko is de mooiste. Zei hij lachend. Snel liep hij verder naar de dojo om zich op te frissen en te verkleden. Anderhalf uur later opende hij de schuifdeur van het gastenverblijf waar Oko en Aya waren ondergebracht. Beiden zaten aan een laag tafeltje te genieten van een overheerlijke maaltijd. Ze maakten aanstalten om op staan, maar Sakai deed teken dat ze moesten blijven zitten. 'Eet rustig verder.' zei hij en, en nam plaats tegenover hen. Oko en Aya hadden hun vuile reiskledij, die ondertussen tot de draad vesleten was verwisseld voor de kimonos's die ze hadden gedragen toen ze Gifu verlieten. Oko droeg diezelfde roze kimono met bloemenmotief, waar ze zo trots op was. Aya droeg zoals gewoonlijk een effen grijze, simpele kimono. Rond haar kimono droeg Oko een vuurrode obi gordel met witte stiksels. Daarin stak een mooi bewerkte waaier. Tijdens hun reis had Oko haar ogen de kost gegeven, vooral in Kyoto, en ze wilde een goede indruk maken op Sakai, die waarschijnlijk ondertussen een verfijnder leven was gewend dan haar. Ze was net zoals Aya onder de indruk van haar omgeving. Tijdens hun reis hadden ze wel verschillende kastelen en paleizen gezien ,maar slechts van de buitenkant. Haar gitzwarte haar hing bijna tot op haar obi. Sakai keek vol bewondering naar haar. 'Je bent nog mooier dan ik me ook maar enigszins kan herinneren.' zei hij ontdaan. Wat ben ik blij dat jullie heelhuids zijn aangekomen. Volgende week zal het zeker beginnen te sneeuwen. Ik moet er niet aan denken dat jullie dan nog onderweg waren.' 'En kijk eens naar u.' zei een trotse Aya. Sakai zat tegenover hen in een prachtige blauwe kimono, versierd met witte kraanvogels. Het was een kopie van de kimono die hij had gekregen van de sakehandelaar Kuzami. Net zoals de symbolen van Bishamonten op zijn zwaard, beschouwde hij de kraanvogel, het symbool van de Kuzami familie als een geluksbrengende talisman. Hij had deze kimono een tijdje geleden laten maken in de stad. Zijn korte zwaard stak in zijn gordel. Zijn katana, Tamonten, had hij naast zich neergelegd. 'Nogal een behandeling die we hier krijgen. Jij moet nogal belangrijk zijn, hier in Himeji.' Sakai lachte het compliment weg. 'Zo belangrijk nu ook weer niet, maar ik heb vele vrienden. Ik ben instructeur in de schermschool, en ken vele van de hogere samurai persoonlijk. De generaal die ons ontving in het wachtlokaal is een goede vriend van mij. Ook heer Ikeda ken ik persoonlijk, maar verder gaat mijn invloed hier niet.' Hij greep naar zijn zwaard, dat naast hem lag. 'Hiermee heb ik zowel het respect als de waardering gekregen waarnaar ik zocht.' Hij boog zich even naar voor om zijn zwaard terug neer te leggen. Op dat ogenblik viel de boord van zijn kimono open, en werd het amulet, met de afbeelding van Bishamonten dat rond zijn nek hing, zichtbaar. Oko verstarde. Sakai voelde haar blik branden op het amulet, en nam het van zijn nek. Met een plechtig gebaar legde hij ze neer voor Oko. Deze keek er als gehypnotiseerd naar. 'Kenzo...' fluisterde ze zachtjes. Ze keek Sakai aan, met een wazige blik. Een traan vormde zich, en rolde langs haar wang. 89
'Inderdaad, deze amulet is van Kenzo. Hij gaf ze aan mij tijdens de slag van Sekigahara. Terwijl hij stierf, moest ik hem beloven deze amulet aan u te bezorgen. Sindsdien draag ik hem elke dag.' Hij opende haar handen en gaf haar de amulet. 'Dat hij rust in vrede, hij stierf een waardige dood. Uw familie kan trots op hem zijn.' Oko huilde zachtjes, terwijl ze de amulet van haar broer omklemde. Na een paar minuten hief ze haar hoofd. Ze veegde haar tranen weg met de mouw van haar kimono en keek Sakai aan. Ze schoof het amulet terug naar Sakai. 'Je mag ze hebben. Blijkbaar bracht deze amulet u geluk. Blijf ze maar dragen om mijn broer te herdenken..' Sakai knikte, en hing de amulet terug rond zijn nek. Ze praatten nog een paar uur tot het tijd was om naar bed te gaan. 'Morgen gaan we naar mijn huis in de stad. Ik hoop dat uw nieuwe thuis jullie zal bevallen.' Met deze woorden nam hij afscheid en liet beide dames alleen. De volgende morgen vertrokken ze al vroeg naar de stad. Dadelijk na het ontbijt pakten ze hun schamele bezittingen bij elkaar en volgden Sakai naar zijn woning die hun nieuwe thuis zou worden. Alhoewel het maar een bescheiden woning was, waren Aya en Oko verrukt. In hun ogen was het een prachtig huis. 'De buurt is rustig, alle winkels zijn op loopafstand, en de buren zijn aardige mensen. Jullie zullen je zonder problemen snel thuis voelen. Op dat ogenblik staken Jobei en en zijn vrouw Otsu hun hoofd door het hek. Zij hadden het drietal zien arriveren, en kwamen hun nieuwe buren welkom heten. Sakai stelde hen voor aan zijn moeder en aan Oko. Het oude koppel had ter verwelkoming een mandje zoete koeken bij. 'Zelf gebakken, Sakai is er dol op.' zei ze lachend. Oko nam met een beleefde buiging het mandje in ontvangst en bedankte de oude vrouw. 'Uw zoon is een fijne jongeman;' zei Otsu tot Aya. 'Kom, laat hen nu rustig bekomen van de lange reis. We hebben nog tijd genoeg om nader kennis te maken.' maande Jobei zijn vrouw aan.
Een week later voelden Aya en Oko zich al helemaal thuis. Sakai had hen rondgeleid in de buurt. Het was hen opgevallen met hoeveel respect Sakai in de buurt werd behandeld. Zowel zijn moeder als Oko waren trots op hetgeen Sakai had bereikt. Hij was een gerespecteerd samurai geworden. Vooral Oko genoot ervan om aan zijn zijde door de straten van Himeji te wandelen. Zij was vastbesloten om een goede samuraivrouw te worden voor Sakai. Net na nieuwjaar vond het huwelijk plaats. Het huwelijk werd voltrokken in een plaatselijk Shinto heiligdom. Vele gasten waren aanwezig. Toshiie, Jumo, Jiro, Jobei en Otsu, tal van de leden van Sakai's vroegere kurogumi korps waren er, 90
en ook priester Takuan was op het feestmaal uitgenodigd. Oko en Sakai zaten aan het hoofd van de feesttafel. Tijdens de ceremonie had zij een prachtige 'uchikake', de traditionele witte bruidskimono gedragen. Nu droeg ze een donkerpaarse 'furisode' kimono met de typische lange mouwen. Rond haar middel droeg ze een witte obi. Deze werd op zijn plaats gehouden door een donkerpaarse obi-jime koord. Iedereen complimenteerde Sakai met zijn prachtige bruid. Toshiie nam het woord. 'Oko-san.' begon hij. 'Sakai is waarlijk een gelukkig man met zulk een lieftallige bruid. Je bent nu de vrouw van een samurai. Daarom hebben we allen samengelegd voor een passend geschenk.' Hij tastte in zijn kimono en haalde een langwerpig brokaten zakje tevoorschijn. Dit was dichtgebonden met een witte koord met aan het uiteinde een kwastje. Met een plechtig gebaar legde hij het geschenk voor haar neer. Met een buiging nam Oko het geschenk aan. Oko opende het zakje en haalde een kleine tanto tevoorschijn. Het was een tanto zoals door de vrouwen werd gedragen. Het handvat en schede waren zwartgelakt . Tussen handvat en schede was geen tsuba, maar de bekleding vormde één geheel. Dit type tanto werd kaiken genoemd. Het was een standaard bezit van een samuraivrouw. Normaal werd zulk een kaiken meegegeven aan de bruid door haar vader als deel van de bruidsschat. Hij diende om zowel haar eer te beschermen als om haar geluk te brengen (Omamoritanto)
Tanto en kaiken (collectie auteur) Een kaiken werd gedragen in de obi en diende als zelfverdediging. In bepaalde gevallen werd hij ook gebruikt voor 'jigai', zelfmoord. In tegenstelling tot de seppuku van de samurai, waarbij deze hun buik opensneden, werd bij de vrouwen de kaiken gebruikt om zichzelf de halsslagader over te snijden. Ook zulk een 'jigai' was aan bepaalde rituelen onderworpen. Zo bond de vrouw eerst haar enkels en knieën samen, zoadat ze na haar doodstrijd niet in een oneervolle positie kon worden gevonden. 91
Zelfs tegenwoordig krijgt een bruid nog steeds een kaiken bij het huwelijk. Maar dit is dan bedoeld als geluksbrenger. 'Wat de twee zwaarden zijn voor een samurai, is deze kaiken voor een samuraivrouw.' vervolgde Toshiie.'Draag hem met trots.' Oko was ontroerd door dit geschenk. Zij was nu de vrouw van een samurai.
Hoofdstuk 16 : Oko's naginata
Een week na de bruiloft zat Sakai in de dojo wat na te praten met enkele vrienden. Jumo was er, en ook Akita Mori was na de training even blijven hangen. Onder het nuttigen van een kop thee, zaten ze in een bijgebouwtje van de dojo wat bij te kletsen. Zoals gewoonlijk ging het over zwaardvechten. Akita, die oorspronkelijk de Ittō-stijl had bestudeerd, maakte enige vergelijkingen met de technieken die hij nu leerde van Sakai. 'De Ittō en de Yagyu shinkage-stijl vullen elkaar perfect aan.' zei hij. 'Elke stijl heeft zijn sterke en zwakke punten. Volgens mij mag men niet gefocust zijn op één enkele stijl. Het uiteindelijke doel van elke stijl is hetzelfde: Het overwinnen van de tegenstander.' 'Inderdaad.' zei priester Takuan, die ook bij het gezelschap zat. Hij was wel niet actief als zwaardvechter, maar toch bracht hij als 'mentor' veel tijd door met de leerlingen van de dojo. 'Er zijn vele wegen om de Fuji te beklimmen. Maar eens dat men boven is, ziet men allen dezelfde maan.' Hier dacht Sakai even over na. Hij glimlachtte en zei: 'Takuan weet het altijd perfect uit te drukken.' Even heerste een stilte. 'Welke weg volgt die Miyamoto Musashi volgens u?' vroeg Akita. Zelfs tot in Himeji had iedereen gehoord van de exploten van Takuans vroegere beschermeling. Zijn duels met de Yoshioka-clan waren een regelmatig gespreksonderwerp. Ze wisten dat Musashi bij geen enkele school had gestudeerd. Toch was hij in zijn eentje in staat geweest om een ganse school te vernietigen. 'Toen Musashi hier in Himeji verbleef, onderrichtte ik hem in de klassieke strategiën. Hij toonde vooral veel aandacht voor Tsun Tsu's werk over oorlogsvoeren. Zijn technieken zijn misschien niet klassiek geschoold, maar hij heeft een groot tactisch doorzicht. Volgens de beschrijving van de duels in Kyoto, is hij een groot strategist. Daarnaast heeft hij een aangeboren talent voor de weg van het zwaard.' 'Blijkbaar bestond er al een vroegere rivaliteit met de Yoshioka.' zei Jumo. 'Het schijnt dat Musashi's vader ooit een duel met hen verloor. Misschien is dat de reden dat hij de Yoshioka-school uitkoos, als een soort van wraak.' 'Dat is goed mogelijk.' antwoordde Akita. 'Maar hij heeft daarmee wel een reputatie opgebouwd als zwaardvechter. Het ganse land spreekt over hem.' 'Waar bevindt hij zich nu?' vroeg Jumo. 'Volgens sommigen is hij uit Kyoto vertrokken en bevindt zich nu in Nara.' zei Takuan. 'Ik denk dat we nog wel van die Musashi zullen horen.' zei Jumo. 'Een zwaardvechter van zijn 92
niveau zal steeds nieuwe uitdagingen zoeken.' 'Ik hoop dat deze jongeman zijn weg in het leven zal vinden. Toen ik hem hier in Himeji onder mijn hoede nam, was hij zeer ongedisciplineerd. Ik probeerde via Zen zijn geest in de juiste richting te sturen.' zei Takuan peinzend. Het Zen-Boeddhisme kende in die tijd een grote opkomst onder de samurai. Priester Takuan had veel bijgedragen aan deze ontwikkeling. In Edo had hij ook vele contacten gehad met Yagyu Munenori en Ono Tadaaki. Zen was ondertussen een intrinsiek onderdeel geworden van de samuraikultuur. Alle aspecten van het kulturele leven waren ondertussen doordrongen van de Zen-geest. Vooral de theeceremonie en schilderkunst werden beïnvloed door deze boeddhistische strekking Een belangrijk onderdeel van zen is het zogenaamde za-zen, het zittend mediteren. Om zich tijdens deze meditatie te concentreren maakt men gebruik van een 'koan', een soort puzzel die niet langs logische weg kan worden opgelost. De Zen leraar stelt bijvoorbeeld de volgende vraag : 'Als een boom valt in het woud, en er is niemand om hem te horen, maakt hij dan een geluid?' Ook Sakai was,onder invloed van Takuan, een fervent aanhanger van het Zen-Boeddhisme geworden. Elke morgen en avond bracht hij minsten een uur mediterend door. Het kalmeerde zijn geest, en leerde hem om alles in het juiste perspectief te zien. Hiermee was het onderwerp van Musashi afgesloten. 'Hoe gaat het met uw kersverse echtgenote?' vroeg Takuan. 'Zij begint zich al wat thuis te voelen. Maar het is een grote stap in haar leven geweest om naar hier te verhuizen. Ze wordt overweldigd door zoveel indrukken, die ze probeert te vatten. Het leven als samuraivrouw stelt haar voor vele uitdagingen. Ik hoop dat ze een juiste keuze heeft gemaakt. Ik zou niet willen dat ze zich hier ongelukkig voelt. 'Als je wil, kom ik wel eens met haar praten.' zei Takuan. 'Dat zou ze zeker op prijs stellen. Ze heeft nog maar weinig kennissen hier in Himeji. Een goede vriend is altijd welkom. Hij stond op, en nam afscheid van zijn vrienden. Het was al laat geworden. Oko zou zeker zitten te wachten op zijn thuiskomst. Ook voor hem was het nog wennen aan zijn nieuwe leven. Vanaf die dag was Takuan een regelmatig bezoeker bij Oko. Minstens één maal per week zocht hij haar op. Hij was vooral onder de indruk van haar leergierigheid, en probeerde haar dorst naar kennis te lessen. Hij bracht vele boeken mee, die ze gretig verslond. Op slechts een paar maanden tijd had ze de belangrijkste werken over de Japanse geschiedenis in zich opgenomen. Vooral de legendarische strijd tussen de Taira en de Minamoto tijdens de Genpeioorlog sprak tot haar verbeelding. Urenlang kon ze zitten lezen in de 'Heike monogatari', het epische relaas van de strijd tussen de twee machtigste families uit de Heian-periode. Vooral de lotgevallen van de jonge Yoshitsune en zijn strijdmakker Benkei de krijgermonnik, bleven haar fascineren. Langzaam kreeg ze een inzicht over de ware spirit van de samuraiklasse. De vorige avond had ze zitten te lezen over de legendarische Tomoe Gozen. Zij was één van de vrouwen van Minamoto no Yoshinaka. Het hoofdstuk over haar in de Heike mongatari beschreef haar als een heldhaftige vrouw, bedreven in zowel het paardrijden, boogschieten en zwaardvechten. Haar uitzonderlijke vechtkunst werd beschreven in haar gevecht met Honda no Moroshige, een 93
vijandelijke generaal die ze vanop haar paard onthoofdde. Haar gemaal Yoshinaka, beschouwde haar als één van zijn beste krijgers, en zond haar meestal uit in de voorhoede bij een veldslag. Haar heldendaden overtroffen die van vele andere mannelijke krijgers. Oko was onder de indruk van deze legendarische samuraivrouw. De ganse nacht had ze in haar hoofd proberen het beeld voor ogen te krijgen van de trotse Tomoe, die in haar prachtige wapenrusting over het slagveld gallopeerde. Deze morgen had ze samen met Sakai het ontbijt genuttigd. Daarna was Sakai begonnen met zijn gebruikelijke ochtendmeditatie. Terwijl ze Sakai gadesloeg, die in de tuin in zazen zat te mediteren, nam ze de dolk, die ze als huwelijksgeschenk had gekregen uit haar obi. Ze ontblootte het lemmet en bekeek het aandachtig. Van het vlijmscherpe lemmet ging een magische aantrekkingskracht uit. Ze keerde het lemmet om en om, en liet het vroege zonlicht weerspiegelen in het staal. Op dat ogenblik kwam Sakai terug binnen. Hij nam zijn zwaard, en zette zich tegenover haar neer. Geconcenteerd begon hij met het poetsen van het lemmet, dat hij een tijdje geleden had laten polijsten. Het was nu weer in topvorm. Door de polijsting werd elk detail van het prachtige lemmet onthuld. De snijkant was weer scherp, en de kleine beschadigingen waren vakkundig verwijderd. Stilzwijgend keek Oko naar zijn routineuze handelingen. Toen Sakai klaar was, en zijn zwaard weer opborg, zag hij Oko met haar dolk nog steeds in haar handen. Hij zag dat haar iets dwarszat. 'Nani ka?, wat scheelt er?' vroeg hij. 'Ben ik nu een samuraivrouw?' vroeg Oko. 'Natuurlijk ben je dat. Je bent toch getrouwd met een samurai. En die tanto die je draagt in je obi is daar ook een bewijs van.' 'Maar ik kan hem niet gebruiken. Moet een echte samuraivrouw niet in staat zijn om zichzelf en haar huis te beschermen?' vroeg ze onzeker. Sakai vroeg zich af waar ze naartoe wilde met deze vragen. 'Vorige week had ik een gesprek met Takuan.' ging ze verder. 'Volgens hem is het de plicht van de vrouw om haar huis en gezin te beschermen, wanneer haar echtgenoot afwezig is. Ik wil daartoe ook in staat zijn als ik mezelf een samuraivrouw wil noemen.' Sakai keek haar verrast aan. Het was de eerste keer dat Oko over dit soort zaken sprak. Hij was een beetje van zijn stuk gebracht en wist niet dadelijk wat te antwoorden. 'Ik moet nu naar het kasteel.' zei hij. 'We praten hier later nog wel over.' Lichtjes teleurgesteld stak Oko de tanto weer in haar obi. Het onderwerp werd een paar dagen niet meer aangehaald, tot op een morgen Sakai voorstelde aan Oko om mee te gaan naar het kasteel. Samen liepen ze door het kasteel in de richting van de dojo. Zoals steeds was ze trots om aan de zijde van Sakai door de straten van Himeji te lopen. Ook in het kasteel zelf kwam ze graag. Alle wachters kenden haar ondertussen en ze werd steeds vriendelijk begroet. Haar open en vriendelijk karakter maakte dat ze snel vrienden maakte onder de garnizoensbewoners. Ook de andere samuraivrouwen konden goed met haar opschieten. Bij één van hen volgde ze sinds enkele weken lessen in de theeceremonie. Dit was een belangrijk onderdeel van de Japanse kultuur sinds de tijd van Nobunaga. Deze 'chado', de weg van de thee, was niet meer weg te denken bij de Japanse aristocratie. De nadruk van de theeceremonie lag op rust, ontspanning en soberheid. Azumi, de vrouw van één van de plaatselijke commandanten, was zeer bedreven in deze kunst. In Oko vond ze een gedreven leerling. 94
In de maanden dat Oko nu in Himeji verbleef had ze op alle vlakken vele nieuwe dingen ontdekt. Nu wandelde ze samen met Sakai in de richting van de dojo. Aangekomen in de dojo gingen ze rechtstreeks naar de achterliggende tuin. Verbaasd bleef ze staan. In de tuin waren verschillende vrouwen aan het trainen. Allen droegen ze een hakama, de typische samuraibroek met wijde pijpen en daarbovenop een kort vest. In hun handen hielden ze een lang wapen. Oko herkende ongenblikkelijk de beruchte naginata. Met sierlijke, maar accurate bewegingen voerden de vrouwen hun oefeningen uit. Oko bleef vol verbazing toekijken. Ze keek met vragende ogen naar Sakai die glimlachend haar stond aan te kijken. 'Inderdaad, ook vrouwen trainen hier in de dojo.' beantwoordde hij haar onuitgesproken vraag. 'Elke woensdag voormiddag oefenen ze met de naginata. Ik dacht wel dat u dit zou interesseren.' Oko was onder de indruk. Zij had ondertussen al gehoord van dit machtige wapen. Oorspronkelijk werd dit gebruikt door de yamabushi, de krijgersmonniken uit de bergen. Het bestond uit een gebogen zwaardblad, gemonteerd op een lange paal. De yamabushi gebruikten dit vooral tegen aanvallers te paard. Met de grote reikwijdte van het wapen konden ze de poten van de paarden wegmaaien, en ondertussen toch uit het bereik van de zwaarden van de ruiters blijven. Ook vanop het paard was dit een geducht wapen. Met grote cirkelvormige bewegingen maaiden de ruiters zich een weg doorheen de vijandelijke linies. De laatste tijd was de naginata bij de gewone soldaten echter meer in onbruik geraakt. Tegenwoordig werd vooral een lichtere versie gebruikt door de vrouwen. In elke samuraiwoning hing een naginata boven de deur, klaar om te worden gebruikt in geval van nood. Het werd bijna standaard dat elke samuraivrouw een opleiding met dit wapen kreeg. Oko was verrukt. Een korte knik van Sakai bevestigde haar onuitgesproken vraag. 'Als je wil kan je vanaf volgende week met deze groep meetrainen.' vroeg hij tamelijk overbodig. De reactie van Oko sprak boekdelen. Onder de deelneemsters had ze ook Azumi, haar vriendin herkend. 'Blijf maar even kijken, ik moet hiernaast aan mijn lessen beginnen.' zei Sakai, en hij liet haar achter in de tuin. Terwijl Sakai aan zijn dagelijkse instructie begon, bleef Oko gefascineerd toekijken.
Naginata
95
De training met de naginata werd gegeven door de oude Gozaemon, die met schijnbaar het grootste gemak dit wapen hanteerde. Nu werden de vlijmscherpe wapens aan de kant gelegd, en namen de vrouwen een houten versie van de naginata. Per koppel werden ze tegenover elkaar opgesteld en voerden beurtelings hun reeksen aanvallen uit. Aanvallen, pareren, aanvallen, pareren, steeds weer werden de oefeningen herhaald, en het tempo opgedreven. Oko genoot van het schouwspel. Uit de boeken van Takuan haalde zij zich de beelden voor de geest van Benkei, die steeds aan de zijde van Yoshitsune vocht met zijn legendarische naginata. Ook Tomoe Gozen was destijds berucht voor haar vaardigheid met dit wapen. Ondertussen was de les afgelopen. Enkele minuten later hadden de vrouwen zich opgefrist, en Azumi kwam tot bij Oko. 'Kom je onze klas vervoegen?' vroeg ze. 'Gozaemon-sama is een uitstekende leraar. We oefenen hier wekelijks met hem. Hij is een expert op het gebied van de naginata.' Ze keek naar de tanto in Oko's obi, en vervolgde:'Ook met de tanto is hij erg bedreven.' 'Volgende week ben ik er zeker bij.' antwoordde Oko. Tijdens hun gesprek was ook Gozaemon naderbij gekomen. 'Oko-san, blij u hier te zien. Sakai had al vermeld dat je interesse had om de krijgskunst te leren. U bent altijd welkom in mijn dojo.' Oko bedankte hem en verzekerde hem dat ze vanaf volgende week aanwezig zou zijn. Opgewonden keerde ze naar huis terug. De volgende maanden oefende ze intensief onder de deskundige leiding van Gozaemon. Al snel werd ze goede vrienden met de rest van de groep. Vooral met Azumi kon ze goed opschieten. Op een avond verraste Oko Sakai met een theeceremonie. Het was een zwoele zomeravond, en Sakai kwam uitgeput terug thuis van het kasteel. In de tuin naast het altaar, waar Sakai dagelijks mediteerde, had ze een paar tatami klaargelegd. Alle benodigdheden voor de theeceremonie stonden klaar. Nadat Sakai zijn dagelijkse bad had genomen, nam ze hem mee naar de tuin. Verrast keek hij naar het tafereel. Zij nodigde hem uit om te gaan zitten, en begon aan de voorbereidingen van de thee. Met afgemeten bewegingen volgde ze de voorgeschreven rituelen. Sakai zelf had nog nooit deelgenomen aan een theeceremonie, maar hij had er al veel van gehoord van Takuan en kende de basisprincipes zoals jaren geleden waren vastgelegd door de monnik Rikkyu. Zwijgend volgde hij al haar bewegingen. Weldra was hij in de ban van haar uitvoering. Met sierlijke bewegingen klopte ze de groene thee tot een schuimende substantie Terwijl de zon langzaam begon te zakken, voelde hij een gevoel van 'wa', harmonie over zich komen. Toen Oko hem tenslotte de groene thee overhandigde in een prachtige kom met een sakura (kersenbloesem) motief, die ze samen met Azumi had uitgekozen bij een plaatselijke keramiekhandelaar, was zijn geest volledig tot rust gekomen. Vanuit haar kamer sloeg Aya haar zoon en zijn vrouw glimlachend gade. Zij zag een koppel dat hun weg in het leven eindelijk had gevonden.
96
Chawan, Theekop, met sakura motief (collectie auteur) Sakai verbrak als eerste de stilte. 'Dat was een aangename verrassing.' sprak hij. 'Ik wist niet dat je reeds zo bedreven was in de kunst van de chanoyu.' Oko nam zijn compliment met een kleine buiging in ontvangst. Veel woorden hadden ze niet nodig om elkaar aan te voelen. Ondertussen begon de duisternis te vallen in de tuin. In het huis had Aya de lantaarns al aangestoken. 'Dan heb ik op mijn beurt ook een verrassing.' sprak Sakai geheimzinning. In de straten van Himeji was het nog steeds druk. Grote lampions verlichtten de drukbevolkte straten. De theehuizen en eetgelegenheden zaten vol op deze zwoele zomeravond. Met hun tweeën liepen ze door de levendige stad. Hier en daar werden ze herkend door vrienden en stopten ze even om een praatje te maken. Oko vroeg zich ondertussen af wat Sakai's verrassing kon zijn. Sakai merkte haar nieuwsgierigheid op, maar deed of hij het niet zag. Hij had haar niets verteld van de reden van hun uitstap. Tenslotte kwamen ze in een minder drukke straat. Hier lag de woning en werkplaats van een bekende zwaardsmid. Vanaf het ogenblik dat Oko was beginnen te trainen met de naginata onde de deskundige leiding van zijn vriend Gozaemon, was Sakai hier een pâar keren langsgeweest. Hij had de smid, die hem door Gozaemon was aanbevolen, een naginata laten smeden voor Oko. Nog steeds in het ongewisse stapte Oko samen met Sakai de werkplaats binnen. Ze liepen rechtdoor tot in de privévertrekken die achteraan lagen. De smid verwachtte hen blijkbaar, en kwam hen halverwege tegemoet. 'Konban wa, goedenavond, Sakai-sama. Ik denk al dat ik weet waarvoor je komt.' 97
Sakai knikte bevestigend. 'Neem plaats, ik ben dadelijk terug.' maande hij het tweetal aan. Even later kwam hij terug met in zijn handen een prachtige naginata. Oko keek Sakai vragend aan. Langzaam begon haar de reden van hun bezoek duidelijk te worden. Haar hart bonste in haar keel toen ze het prachtige wapen zag. Sakai gaf haar een por en langzaam stond ze op. Trots overhandigde de smid het wapen aan een verraste Oko. Het lemmet blonk uitnodigend in het gele lampionlicht. Met beide handen nam Oko het wapen in ontvangst. De schacht was zwartgelakt, en afgezet met bronzen verstevigingen. Aan het uiteinde was een bronzen 'ishizuki', lett: stenenbreker, die het mogelijk maakte om ook dit uiteinde te gebruiken als stootwapen. De ovalen schacht was ongeveer evenlang als Oko groot was. Daarbovenop was een prachtig lemmet van ongeveer één shaku (30cm) gemonteerd. Sakai bleef rustig zitten, genietend van de blik in Oko's ogen terwijl ze het wapen langs alle kanten bekeek. Oko bekeek het vlijmscherpe lemmet van dichterbij en zag plots de figuur die in het blad was gegraveerd. Het was hetzelfde teken dat zowel op het amulet van haar broer had gestaan, als op het zwaard van Sakai. 'Bishamonten' sprak ze zacht.
'Is de dame tevreden?' vroeg de smid beleefd. 'Perfect....' wist Oko met moeite uit te brengen. 'Kan je ze morgen thuis afleveren?' vroeg Sakai aan de tevreden smid. 'Geen probleem, ik ben blij dat mijn werk de goedkeuring van de dame wegdraagt.' zei de smid. Sakai verliet de werkplaats van de smid met een gelukkige Oko aan zijn zijde. Midden op straat greep ze hem vast, en gaf hem een klinkende zoen op de wang. In de dojo had Oko nog steeds enkel met een houten oefennaginata gewerkt. Vanaf nu had ze haar eigen wapen. De volgende dag werd Oko's nieuwe aanwinst thuis geleverd. Vanaf toen werd het een dagelijks ritueel. Bij het krieken van de dag stonden ze samen op. Nog voor het ontbijt stonden ze samen in de tuin. Terwijl Aya zich bezighield met de voorbereidingen van het ontbijt, oefenden Sakai en Oko elke dag een uur. Sakai doorliep zijn vaste oefeningen van het iaido, terwijl Oko haar basisoefeningen van het naginata-jutsu instudeerde. Deze dagelijkse routine verstevigde de band tussen het koppel op een unieke wijze. Sakai had nog nooit geoefend met een naginata. Soms namen ze elk een houten exemplaar, dat ze zich ook hadden aangeschaft, en oefenden ze samen met de naginata. Dan was Oko de 'instructeur' die haar opgedane kennis op de woensdaglessen overbracht op Sakai, die bereidwillig als oefenpartner fungeerde. Oko was trots op haar wapen Na elke trainingssessie werd het lemmet grondig gepoetst opdat er geen roestplekken zouden 98
ontstaan door het contact met haar bezwete handen. Daarna werd het op zijn plaats boven de ingang van het huis gehangen. Elke keer als ze de naginata in haar handen nam voelde ze zich verbonden met de geschiedenis van haar land. Ze voelde zich verbonden met haar voorbeelden uit de glorierijke Heian-periode, toen de naginata één van de geduchtste wapens op het slagveld was. Steeds weer herlas ze de gunki-mono (oorlogsverhalen), die de roemrijke daden van even roemrijke krijgers vertelden. Zo las ze over het tragische lot van lady Hangaku, ook wel Itagaki genoemd. Deze vrouwelijke krijger stond bekend voor haar behendigheid met de naginata. Vele veldslagen vocht ze mee, tot ze met haar broer het Toeizaka-yama kasteel moest verdedigen tegen een belegeringsmacht van tienduizend soldaten van de Hojo clan. Haar eigen garnizoen bestond slechts uit drieduizend soldaten. Aan het hoofd van (te) kleine leger, reed ze zonder vrees de overmacht tegemoet. Vele tegenstanders sneuvelden door haar naginata, die onafgebroken inhakte op de vijanden. Toen ze echter gewond werd door een pijl, en gevangen werd genomen, was het belegerde garnizoen zo gedemoraliseerd, dat het zich overgaf. Ze voelde het bloed van haar illustere voorgangsters door haar aderen stromen telkens ze haar wapen in de hand nam. Nu begreep ze ook hoe Sakai zich moest voelen wanneer hij met zijn twee zwaarden in de gordel door de straten van Himeji liep.
Hoofdstuk 17 : Hatamoto
Maanden gingen langzaam voorbij. Hun dagelijkse oefeningen waren een vast onderdeel van het leven van Oko en Sakai geworden. Oko leerde de voordelen van de naginata waarderen. Door de lengte van de naginata was het een ideaal wapen om vijanden op een afstand te houden. Hierdoor was dit wapen handig voor vrouwen die meestal met een sterkere belager geconfronteerd werden. Om thuis samen te kunnen oefenen had Oko ook een houten oefennaginata aangeschaft. Tijdens de lessen van Gozaemon, leerde ze hoe ze elk onderdeel van het wapen het effectiefst kon gebruiken. De scherpe punt kon worden gebruikt om de tegenstander te doorboren. Het vlijmscherpe lemmet was dan weer handig voor aanvallen naar vooral de benen van de tegenstander. Vooral de onderbenen waren hierbij het doelwit. Toen de naginata in de dertiende eeuw populair was bij de krijgersmonniken, de sohei, pasten de samurai zelfs hun wapenrusting speciaal aan. De 'sune-ate', de scheenbeschermers, werden toegevoegd. Hierdoor waren hun onderste ledematen beter beschermd tegen de uithalen van de naginata. Ook slagen en stoten met de versterkte onderkant van de schacht behoorden tot de mogelijkheid. Oko bleek talent te hebben voor het vechten met de naginata. Ook met de tanto kon ze ondertussen al redelijk overweg. Van een schuchter boerenmeisje, was Oko op een half jaar tijds opengebloeid tot een zelfzekere 99
jonge dame. Op de steeds korter wordende zomeravonden, zaten ze regelmatig op de veranda met vrienden te praten tot de zon onderging. Ook Aya voelde zich thuis in Himeji. Zij bracht veel tijd door met haar nieuwe vrienden Jobei en Otsu. Ondertussen zorgde ze voor het huishouden van het jonge koppel. Het was nu reeds het derde jaar dat Sakai in Himeji verbleef. De verdedigingswerken die heer Ikeda liet uitvoeren begonnen reeds duidelijk vorm te krijgen. De tenshu, de centrale donjon was reeds volledig klaar en afgewerkt. Hier verbleef heer Ikeda. Bijkomende grachten en wallen moesten deze toren beschermen. Hiervoor werd een gans systeem ontwikkeld van poorten, wallen en kleinere verdedigingstorens, die de opmars naar de hoofdtoren bemoeilijkten. Via de ene poort na de andere kwam men in een spiraalvormige beweging steeds korter bij het zwaarbewaakte centrum. Typisch voor deze wachttorens waren hun dubbele poorten, masugata genaamd. Wanneer men binnen kwam door de eerste poort, moest men dadelijk een hoek van negentig graden maken om door de tweede poort te gaan. De kleine koer die gevormd werd binnen deze twee poorten kond maar een beperkt aantal ruiters tegelijkertijd bevatten. Een massale stormaanval door de vijand was dus uitgesloten. Tevens konden de vijanden in deze flessenhals van drie zijden onder vuur worden genomen. Daarvoor waren alle muren voorzien van schietgaten. Rechthoekige gaten voor de boogschutters, en driehoekige gaten voor de musketten.
De dojo waar Sakai (en Oko) oefenden lag in de tweede omwalling. Verder naar binnen waren enkel de woningen voor de hoogste volgelingen. Hier was een zeer strenge controle op de bezoekers. Net binnen de eerste omwalling, die nu bijna volledig vernieuwd was, lagen de barakken van de troepen, en de oefenterreinen. Sakai, die nog steeds officier van het kurogumikorps was, kon zich vrij bewegen tot binnen de 100
laatste verdedigingsmuren. In zijn functie als scherminstructeur, kwam hij ook regelmatig in contact met de allerhoogste volgelingen in het kasteel, de 'hatamoto'. Hatamoto betekent letterlijk:'Onder de vlag'. Dit waren de generaals en adviseurs van heer Ikeda. Ook zijn persoonlijke lijfwachten behoorden tot dit selecte gezelschap. Op het slagveld vormden deze hatamoto het hoofdkwartier van de legermacht. Heer Ikeda had de gewoonte om regelmatig een jachtpartij te organiseren. Dit deed hij op dezelfde manier als dat hij op een militaire campagne vertrok. Hij betrok hierbij zijn volledige staf van hatamoto. Nu was er weer een dergelijke jachtpartij gepland binnen enkele dagen. De ganse militaire staf zou afreizen naar de berg Seppiko, een twintigtal kilometer buiten Himeji. Het was Sakai's vriend Gozaemon, die hem het nieuws bracht. 'U hebt waarschijnlijk gehoord van de geplande jachtpartij van onze heer?' vroeg hij op een avond aan Sakai, na de lessen in de dojo. 'Natuurlijk, het ganse kasteel heeft het erover. Deze keer blijkt het nogal groots te zijn opgezet?' antwoordde Sakai. 'Inderdaad. In die buurt zijn er laatst regelmatig relletjes geweest met ontevreden ronin. Heer Ikeda wil geen risico's nemen, en neemt een ganse eenheid mee.' Hij pauseerde even, om Sakai nieuwsgierig te maken. 'U kijkt zo mysterieus. Is er iets wat ik moet weten?' vroeg Sakai. Gozaemon glimlachte. 'Wie denk je dat hij heeft gekozen als zijn persoonlijke lijfwacht?' vroeg hij plagend aan Sakai. 'Proficiat!' antwoordde Sakai, in de veronderstelling dat Gozaemon zichzelf bedoelde. 'Neenee, proficiat voor u !' lachte Gozaemon. Sakai keek verrast. 'Ik?' vroeg hij nog enigszins twijfelend. 'Ja, jij. Heer Ikeda vroeg me om u op de hoogte te brengen van deze opdracht. Sakai zweeg even. Hij wist dat hij door heer Ikeda gewaardeerd werd, maar dit had hij niet verwacht. 'Als het past, kom ik deze avond bij u thuis langs om de details te bespreken.' zei de corpscommandant. 'Natuurlijk, geen probleem.' 'Ok, dan zie ik je vanavond.' zei Gozaemon, en verliet de dojo. Sakai keerde vol gemengde gevoelens naar huis terug. Hij was benieuwd hoe Oko op dit nieuws zou reageren. Deze was bezig in de tuin de eerste herfstbladeren bijeen te vegen, toen hij arriveerde. 'Vanavond komt Gozaemon met groot nieuws.' zei hij. 'Kan je zorgen voor een gepaste maaltijd?' Ondanks haar aandringen om meer uitleg over 'het grote nieuws', bleef hij hardnekkig zwijgen. Samen met Aya vertrok Oko naar de winkel om de nodige inkopen te doen. Ondertussen overdacht Sakai het aanbod van heer Ikeda. Veel was er eigenlijk niet om over na te denken. Zulk een promotie kon hij moeilijk weigeren. Heer Ikeda's wil was meestal ook een bevel. En zijn beslissing om Sakai voor deze functie te kiezen was waarschijnlijk niet lichtzinnig genomen. Een paar uur later zaten ze aan tafel. Oko had samen met Aya een maaltijd klaargemaakt voor haar gast. Terwijl Sakai en Gozaemon over koetjes en kalfjes praatten, zette Oko de gebakken zeebaars, die ze had klaargemaakt op tafel. Aya trok zich discreet terug in haar vertrekken. Nadat ze haar man en zijn gast had bediend, nam Oko plaats naast Sakai en vulde hun sakekommen. 101
Tijdens het eten werd er nog steeds over allerhande dagelijkse onderwerpen gepraat. Oko nam dankbaar de complimenten over de maaltijd in ontvangst, en pas nadat de tafel weer was afgeruimd , kwam het eigenlijke onderwerp van de avond aan de beurt. 'Zoals je weet, vertrekt heer Ikeda volgende week naar Seppiko.' begon Gozaemon. 'Alle hatamoto gaan mee op deze tocht. Als bescherming gaat er ook een volledig detachement van zijn troepen mee. De uitstap zal waarschijnlijk een week duren.' Hij richtte zich tot Oko en zei:' heer Ikeda heeft als hoofd van zijn persoonlijke lijfwacht uw man gekozen.' Hij keek naar haar verbaasde uitdrukking en glimlachte. 'Blijkbaar heeft onze heer veel vertrouwen in uw man, en ik sta volledig achter zijn keuze.' Zowel Sakai als Oko bogen kort en dankten de commandant voor zijn vertrouwen. 'De volgende dagen zullen we het druk hebben met de nodige voorbereidingen. Ik vrees dat u uw man de komende dagen niet veel zult zien.' Zoals het een samuraivrouw betaamde, verzekerde Oko hem dat dit geen probleem was. 'Giri', plicht kwam op de eerste plaats. De plicht tegenover de heer ging boven alles, zelfs boven de plicht ten opzichte van de ouders. Gozaemon knikte goedkeurend en zei:' Morgen beginnen we reeds vroeg met de eerste voorbereidingen. De meeste vergaderingen zullen plaatsvinden in de nishi-kotenshu, de westelijke toren. Alles wat betreft de beveiliging tijdens deze tocht zal door ons tweeën worden gecoördineerd. Ik zie je morgen om 9 uur om de eerste plannen te bespreken.' Met deze woorden nam hij afscheid van Sakai en Oko. Even bleven ze stilzwijgend zitten. Oko was natuurlijk trots op de benoeming van Sakai. Maar tegelijkertijd was ze ook verdrietig dat ze hem gedurende een week zou moeten missen. Ze zette echter haar persoonlijke gevoelens opzij en liet hiervan niets merken. Ze gingen die avond vroeg slapen, zodat Sakai zich kon voorbereiden op de komende drukke dagen. De volgende morgen was Sakai tijdig present in de westelijke toren. Eén van hun belangrijkste taken was het uitkiezen van de samurai die zouden deel uitmaken van het escorte. Ze besloten dat Sakai de verantwoordelijkheid op zich zou nemen van de selectie van de zwaardvechters. Gozaemon zou de speervechters en de boogschutters voor zijn rekening nemen. Alles tesamen zouden ze een bataljon van honderdvijftig man samenstellen. Daarnaast hadden ze nog de groep van de hatamoto, die samen met hun bedienden ook nog eens gauw vijftig man waren. Tenslotte waren er nog de kruiers en dragers, die het gezelschap zouden compleet maken. Alles bijeen dus een groep van bijna driehonderd man. 'En dat alles voor een gewone jachtpartij.' zuchtte Sakai. 'De jacht is maar een onderdeel van het hele gebeuren.' antwoordde Gozaemon. 'Gedurende de hele week zal er ook vergaderd worden over de toekomstige plannen van heer Ikeda. Naar buiten moet dit echter een gewone jachtpartij lijken. Een daimyo met het status van heer Ikeda moet echter ook een zeker prestige uitstralen. Ik ben er zeker van dat de bewoners van Himeji onder de indruk zullen zijn van ons vertrek. Nu er momenteel geen oorlogen zijn, moet er af en toe eens wat militair vertoon zijn om de status van onze heer als belangrijkste daimyo van westelijk Japan te bevestigen.' Twee dagen later had Sakai zijn keuze gemaakt van de zwaardvechters die hem zouden bijstaan bij zijn taak. Daaronder was natuurlijk zijn vriend Jumo. 102
Ook Akita Mori behoorde tot de geselecteerden. Sinds deze vorig jaar tot de dojo was toegetreden, hadden beiden een nauwe band. In de dojo hadden ze elkaar leren waarderen. De rest van de zwaardvechters vond Sakai onder de elitegroep van de kurogumi. Ook zijn oude vriend Jiro behoorde tot zijn keuze. In totaal had Sakai een twintigtal zwaardvechters geselecteerd, waar hij blindelings op kon vertrouwen. Overmorgen zouden ze vertrekken, en nu werden de laatste voorbereidingen getroffen.. Iedereen kreeg voor de gelegenheid splinternieuwe uniformen. Sakai's eenheid zou er vlekkeloos uitzien met hun zwarte kurogumi-uniform, met op de mouwen en de rug Ikeda-mon in wit geborduurd. Ook de wapens werden grondig geïnspecteerd. Naast hun dodelijke katana zou ook iedereen een jitte en een tanto dragen. Trots bekeek Sakai zijn mannen, toen ze in volle uitrusting voor hem stonden. Ook in andere delen van het kasteel waren troepen bezig hun uitrusting in orde te maken. Op het oefenterrein waren Gozaemon's boogschutters druk aan het oefenen. Elke eenheid die overmorgen zou vertrekken wilde hun beste beentje voorzetten. Eindelijk was het zover. Op het plein achter de Hishi-poort, de hoofdpoort van het kasteel, verzamelden alle eenheden zich voor het vertrek. Op kop van de stoet namen de vaandeldragers plaats. Eerst kwamen de vlaggen van heer Ikeda. Tien dragers droegen de hata-jirushi met de emblemen van de Ikeda-clan. Deze hata-jirushi waren lange houten palen waaraan lange verticale vlaggen hingen.
Vervolgens kwamen de vaandels van de verschillende hatamoto. Deze waren iets kleiner en anders van constructie. Ze waren bevestigd aan een omgekeerde 'L' vormige constructie. Aan twee kanten was de vlag met lussen bevestigd aan deze bamboe palen. Elke hatamoto had zulk een 'nobori' vlag met zijn familieëmbleem. Achter deze vaandeldragers stelden de bereden troepen zich op. Gozaemon leidde zijn eenheid van bereden speervechters. Hij reed voorop met zijn opvallende jumon-yari. Deze kruisvormige speer was een geducht wapen, waarmee Kato Kiyomasa beroemd was geworden tijdens de sengoku-periode. Twee rijen van vijf bereden speervechters volgden hem. De rest van zijn eenheid volgde te voet. Allen droegen ze een lichte bruine wapenrusting met op hun rug een wapperende witte sashimono, een kleinere versie van de nobori. Ook de boogschutters die volgden droegen op hun rug een sashimono, maar met rode kleur. In rijen van vijf stelden ze zich op achter de speervechters. Allen, speervechters zowel als de boogschutters, droegen op hun hoofd de typische kegelvormige jingasa van de ashigaru. Deze was zwartgelakt, met aan de voorkant het witte embleem van de Ikeda-clan. 103
Hierachter stelden de hatamoto zich op. Zij waren te paard en ook zij droegen slechts een lichte wapenrusting. Per drie stelden ze zich op, geflankeerd door hun pages. Zij werden gevolgd door de drager van de uma-jirushi. Deze vaandel vertegenwoordigde op het slagveld de positie van de bevelvoerende generaal. Het dragen van deze vaandel was een grote eer en verantwoordelijkheid. Dan kwam heer Ikeda zelf, geflankeerd door zijn belangrijkste volgelingen, en gezeten op een prachtig wit paard. De hatamoto die hem omringden droegen een glanzend zwarte borstbescherming met hun mon in het wit op de borst geschilderd. Op hun rug wapperde een horo. Deze lange zwart-wit gestreepte mantel werd aan de schouders en ook beneden aan hun wapenrusting vastgemaakt en bolde daardoor op in de wind wanneer ze gallopeerden. In oorlogstijd werd deze horo soms opgevuld met een rieten constructie, zodat hij steeds bol stond, en een bescherming bood tegen pijlen. De belangrijkste generaal van het leger werd altijd omringd door elitekrijgers die zulk een horo droegen. Ook boodschappers (tsukaiban) droegen soms zulk een horo. Heer Ikeda zelf droeg geen wapenrusting, maar slechts eenvoudige jachtkledij. Hierdoor straalde hij een nonchalante zelfzekerheid uit. Achter hem liepen zijn persoonlijke pages, die in een speciale kist zijn zwaarden droegen. Vlak achter hem volgde de eenheid van Sakai in hun zwarte uniformen. De stoet werd afgesloten door een reeks bedienden en pakpaarden die de nodige materialen voor het kampement meezeulden. Toen de volledige stoet was opgesteld werd de poort geopend. Op de hoorn werd het startsein gegeven. Langzaam zette de stoet zich in beweging. Buiten de poorten en in de straten van Himeji, kwam het leven tot een halt. Iedereen maakte haastig plaats om de stoet te laten passeren. Velen verzamelden zich langs de weg om een glimp van het gebeuren op te vangen. Onder hen ook Oko die haar man uitgeleide kwam doen. Vol bewondering keek ze naar de stoet die voorbijtrok. Toen Sakai voorbij kwam aan het hoofd van zijn eenheid, wuifde ze uitgelaten naar hem. Hij beantwoordde haar met een korte knik. Oko was trots op haar Sakai, dat hij mocht deel uitmaken van deze eliteëenheid. Het afscheid zou ook niet voor zolang zijn. Hoe anders was het toen hij vertrok naar het slagveld een drietal jaren geleden. Toen was hun toekomst zo onzeker geweest. De stoet die nu passeerde straalde ook een minder dreigende sfeer uit. Zelfs de prachtig uitgedoste hatamoto zagen er minder grimmig uit zonder hun volledige wapenrusting. Hun schitterende yoroi droegen ze deze keer niet, en hun indrukwekkende kabuto, hun helmen, waren ook vervangen door de lichtere zwartgelakte jingasa. Als dit zicht al indrukwekkend was, wat een zicht moest het dan zijn als het voltallige Ikedaleger, tot de tanden gewapend en gehuld in oorlogstenue, zou uitrukken. Iedereen boog eerbiedig als heer Ikeda hen passeerde. Toen de stoet langzaam uit het zicht verdween, hervatte het gewone leven zich weer, en keerde ook Oko terug naar huis. Het was een volledige dagreis tot aan het gebied dat was uitgekozen voor de jachtpartij. In een rustig tempo marcheerde het gezelschap verder langs de stoffige wegen. Dit gebied was volledig onder controle van de Ikeda. Ook meer naar het westen, tot Okayama behoorde alles tot de Ikeda-clan. Na de dood van heer Hideaki was de provincie Bizen ook in het bezit gekomen van de Ikeda. 104
Deze procincie werd nu vanuit Okayama bestuurd door heer Ikeda's zoon Toshitaka. Veel gevaar was er dus niet te duchten tijdens deze uitstap. Toch bestond de mogelijkheid dat rondzwervende ronin, die zich soms verzamelden tot echte roversbendes, hun pad kruisten. Maar voorlopig verliep de tocht in alle rust. Opgewekt praatten de marcherende soldaten met elkaar. De meesten waren blij om even de sleur van het garnizoen te doorbreken. Het mini-legertje vervolgde zijn weg langs de stoffige wegen, tot ze aan de splitsing van een kleine rivier kwamen. De herfstzon stond hoog aan de hemel, en het bevel werd gegeven om hier te stoppen voor het middagmaal. Gedisciplineerd zocht elke eenheid een plaats in het gras om hun middagmaal te nuttigen. De paarden werden gedrenkt en weldra zat iedereen rustig te eten. Onder de beschutting van enkele bomen zat heer Ikeda met zijn gevolg op kampkrukken te genieten van het uitzicht. Ze waren reeds een eind geklommen, en in de verte konden ze de toren van het Himejikasteel nog zien liggen. Vlak bij de plaats waar zijn heer zat, had de eenheid van Sakai plaatsgenomen in het gras. Eén gedeelte zat aan de rechterkant van het hoge gezelschap, en het andere gedeelte aan de linkerkant. Alle anderen hadden hun wapens afgelegd, maar zij hadden hun katana nog steeds in de gordel. Niets of niemand zou korter dan op tien meter afstand van hun bevelhebber komen. Al leek het alsof ze rustig aan het eten waren, hun aandacht was gevestigd op elk detail van de omgeving. Na een uurtje ging de stoet weer op weg. In colonne trokken ze steeds verder tot aan de berg Seppiko. Deze streek was bekend voor zijn verscheidenheid aan wild. Herten, reeën en evers kwamen hier veelvuldig voor. Langs smalle paden klommen ze steeds hogerop. Himeji hadden ze ver achter zich gelaten, en was uit het zicht verdwenen. Slechts één klein dorp passeerden ze op hun tocht naar het jachtgebied. Zelfs hier herkenden ze ogenblikkelijk de banieren van heer Ikeda. Eerbiedig lieten de bewoners zich op hun knieën vallen en bogen met hun gezicht tot in het stof. Ze bleven in deze houding tot het ganse gezelschap was voorbijgetrokken. Terwijl ze door de enige straat van het kleine dorp trokken, liet Sakai zijn blikken van links naar rechts gaan, speurend naar enige vorm van mogelijk gevaar. De schamele hutten herinnerden hem aan het kleine dorp waar hij zijn jeugd had doorgebracht. Voordat hij naar de oorlog vertrok, had hij nog nooit een samurai, laat staan een daimyo gezien. Dit gold waarschijnlijk ook voor de meeste van deze boeren, uitgezonderd dan deze misschien die regelmatig tot in de stad gingen om hun producten te verkopen. In de late namiddag bereikten ze hun doel. Als honjin (hoofdkwartier) kozen ze een vlakke open ruimte aan de voet van de berg. Hier werd de maku opgesteld. Net zoals tijdens een veldslag, bestond deze uit een vierkante ruimte, afgebakend met zware stoffen gordijnen, rechtgehouden door zware bamboepalen. Op de gordijnen waren de kentekens van de clan aangebracht. Langs één kant stonden houten rekken, waarin de banieren werden geplaatst. Enkel de hoogste generaals en volgelingen kwamen in deze maku. (vandaar de naam hatamoto: 'onder de vlag'). Rondom de maku werden de tenten opgesteld. Op een paar uur was het kamp klaar. Sakai stelde een wachtschema op voor zijn eenheid voor de bewaking van de honjin. De constructie van de maku was niet bedoeld als fysieke versterking. Deze omheining was enkel 105
bedoeld om private ruimte voor de generale staf te creëeren. Sakai's eenheid stond in voor de beveiliging als 'last line of defence'. Tijdens de sengoku-oorlogen, was het meermaals gebeurd dat de vijand was doorgedrongen tot in de maku zelf. Dit was het geval geweest tijdens de slag van Okehazama. Imagawa Yoshimoto trok ten strijde richting Kyoto met een troepenmacht van 35,000 man. Op zijn weg moest hij voorbij Oda Nobunaga, die toen nog maar een kleine clan bezat. Met enkel 3,000 man probeerde Oda Nobunaga hem tegen te houden. Door het warme weer besloot Yoshimoto halt te houden in een kloof nabij Okehazama. Hier zou hij de hoofden inspecteren die tijdens de vorige veldslag waren veroverd. De stemming was goed, er werd gegeten, en de sake vloeide rijkelijk. Ondertussen kwam Oda Nobunaga, die het terrein goed kende langzaam dichterbij. De weergoden waren aan zijn zijde. Plotseling brak een zware regenstorm los. Hierdoor gedekt, stormde Oda nobunaga met zijn kleine legermacht omlaag langs de hellingen van de kloof, en overrompelde het kamp van de Imagawa. De verwarring was compleet. Yoshimoto, die dacht dat er dronken gevechten onder zijn manschappen waren uitgebroken, zag een krijger met een speer de maku binnenstormen, en wilde hem tot de orde roepen. Te laat besefte hij dat het om een vijandelijk soldaat ging. Hij kon de speer nog net ontwijken, maar een tweede aanvaller sloeg met één houw zijn hoofd eraf. De chaos die volgde, betekende het einde van deze beroemde veldslag, waarin Oda Nobunaga triomfeerde tegen een overmacht van 10:1 . Deze veldslag was één van de voorbeelden waarin de hatamoto, als laatste verdedigingslinie, er niet in slaagden hun heer te beschermen.
Het was nu wel geen oorlog, maar Sakai was vastbesloten zijn nieuwe taak ernstig op te nemen. De duisternis begon reeds te vallen toen het ganse tentenkamp was opgesteld. De kookvuren werden aangestoken, en weldra begon iedereen zich te ontspannen. Wachtposten werden uitgezet, iedereen maakte zich klaar voor het avondmaal. De lichte wapenrusting, waarin ze hadden gereisd werd afgelegd, en in informele kledij werd er gegeten. Heer Ikeda zat aan het hoofd van een lange tafel op een veldkruk. Rechtsachter hem stond een wapenrek met zijn zwaarden binnen handbereik. Links achter hem stond Sakai. Te paard was Gozaemon met zijn bereden samurai verantwoordelijk voor de veiligheid van hun heer. Maar indien te voet was het Sakai die niet van Heer Ikeda's zijde week. Terwijl het gezelschap zich tegoed deed aan de maaltijd, bekeek Sakai het zwaard dat in het rek naast heer Ikeda stond. Waarschijnlijk was het hetzelfde zwaard dat hij in Bizen was gaan ophalen. Toen had het in een simpele shirosaya gezeten. Het zwaard dat nu binnen handbereik van zijn eigenaar stond, was gevat in een schitterende bekleding. De saya was bezet met de allerbeste haaienhuid. Het handvat, de tsuka, was gewikkeld met purperen zijden koord, waaronder gouden menuki schitterden. Deze hadden de vorm van een combinatie van verschillende veldbloemen. Aan het uiteinde van het handvat was een kashira in shakudo, met vergulde inleg van het ikedamon, de gestileerde vlinder. Ook op de fuchi was dit embleem met goud ingelegd. De tsuba was eveneens vervaardigd uit shakudo ( 96% koper, 4%goud) met het typisch donkerblauwe patina.. De tsuba had een vergulde rand, en was prachtig bewerkt met uitgesneden bloemen. 106
Het was duidelijk dat deze zwaardornamenten vervaardigd waren door de beste ambachtslui uit Himeji. Het geheel was stijlvol, en toch eenvoudig. Sakai kende ook het blad dat door deze bekleding verborgen werd. Alles tesamen was dit een zwaard de grootste daimyo waardig. De avond kabbelde rustig verder, terwijl het gezelschap plannen maakte voor de jacht van morgen. Even later was het ganse kamp in diepe rust. Ook de twee volgende dagen verliepen rustig. De dagen werden gevuld met jagen, eten en drinken. Wild was er in overvloed, dus de buit die het gezelschap 's avonds meebracht was overvloedig. Elke avond werd er uitgebreid gefeest. Tijdens de lange avonden werden allerhande onderwerpen aangesneden. Op de derde avond ging het gesprek over zwaardvechten. In het bijzonder de rol van het zwaard op het slagveld werd ter discussie gesteld. Heer Ikeda zelf was een voorstander van de speer, al was hijzelf geen onverdienstelijk zwaardvechter. Iedereen aan tafel had reeds vele veldslagen meegemaakt. Zij hadden aan den lijve ondervonden hoe de manier van vechten was geëvolueerd de laatste decennia. Sinds de slag bij Nagashino, met de vernietiging van de Takeda-clan als gevolg, hadden vuurwapens een steeds grotere rol gespeeld in het oorlogsvoeren. 'Iedere ashigaru kan met een minimum aan opleiding een vuurwapen hanteren.' merkte Gozaemon op. 'De weg van het bushido ligt nog steeds bij het zwaard.' verdedigde hij vurig. 'Met vuurwapens is geen eer te behalen. Een echte samurai zal nog steeds het zwaard verkiezen boven een vuurwapen.' 'Maar wat vermag een zwaard tegen een speervechter.' wierp heer Ikeda op. 'De speer is reeds lang voorbijgestreefd op het slagveld.' verdedigde Gozaemon zich. 'Ook in het individuele gevecht kan het zwaard superieur zijn aan de speer.' 'Inderdaad.' merkte een ander op. ' Heb je niet gehoord van die Musashi in Nara?' Iedereen keek verwonderd op. 'Net voor ons vertrek, hoorde ik van enkele reizigers hoe die Musashi in Nara een duel aanging met de beste speervechter van de Hozoin-tempel. Hun beste speervechter, Oku Hozoin werd door hem verslagen.' 'Die Musashi blijkt een uitzonderlijk talent te hebben voor zwaardvechten.' merkte weer iemand anders op. 'Zijn naam blijft steeds maar opduiken.' 'Inderdaad.' zei Gozaemon.'Maar met de klassieke kenjitsuscholen heeft hij zich nog niet gemeten.' Hij bedoelde hiermee de Shinkage-stijl en de Itto-ryu. 'Hij is slechts een woesteling die het van zijn kracht moet hebben.' wierp Yoshi Harada, een van heer Ikeda's generaals, op. 'Men is pas een volwaardig zwaardvechter als men ook de tsumeru beheerst.' vervolgde hij. Hiermee bedoelde hij de kunst om op het laatste moment de techniek te stoppen, zonder de tegenstander te verwonden. In het geval dat een leerling van een school naar een andere school trok om deze uit te dagen, de zogenaamde Taryū-jiai, werden er dikwijls houten zwaarden, de bokuto, gebruikt. Een duel kon dan 'op punten' worden gewonnen. Door een goede beheersing van 'tsumeru', vielen er dan meestal geen gewonden. Harada was een groot voorstander van de traditionele zwaardscholen, waar veel belang werd gehecht aan vorm en stijl. Nu er nog maar weinig veldslagen waren, kon er enkel in de dojo getraind worden. Het gebruik van de bokuto was daar onontbeerlijk. Ook kata, waarbij men elke beweging van de tegenstander op 107
voorhand kende, droeg bij tot een veiliger trainingsmethode. 'Wat als de match niet door 'tsumeru' kan worden gewonnen?' vroeg Gozaemon. Harada wist waarop Gozaemon doelde. Een tijd geleden deed het verhaal de ronde van Yagyū Jūbei, die op zijn musha-shugyō door een onbekende werd uitgedaagd. Zij gebruikten houten zwaarden, en Jūbei won de match door net op tijd zijn slag te stoppen. Doch zijn tegenstander betwistte de uitslag en eiste een nieuw duel, ditmaal met echte zwaarden. Yūbei won opnieuw, en zijn tegenstander bleef dood achter. (een soortgelijk incident wordt weergegeven in Akira Kurosawa's 'Seven samurai') 'Misschien kan Sakai ons even het gebruik van tsumeru demonstreren?' stelde Gozaemon onverwachts voor. Ogenblikkelijk keek iedereen naar Sakai. Deze had het gesprek gevolgd, maar was verrast door Gozaemon's opmerking. Hij wist zich snel van zijn verrassing te herstellen en na een goedkeurende knik van heer Ikeda trad hij naar voor. Een ruimte voor de eettafel werd vrijgemaakt. Sakai riep drie van zijn korpsgenoten tot zich. Op zijn aanwijzingen bonden alledrie een hoofdband om. Onder deze hoofdband klemden ze ter hoogte van hun voorhoofd een porceleinen sakekopje. Hij legde zijn katana af, en nam een houten bokuto. Ook zijn drie 'tegenstanders' namen een oefenzwaard, en stelden zich rond Sakai op. Sakai nam een verdedigende houding aan en wachtte af. Zijn ogen waren gericht op de tegenstander voor hem. De eerste aanval kwam echter van de man die rechts van hem stond. Ogenblikkelijk draaide Sakai zijn lichaam om de aanval te blokkeren. Het neersuizende zwaard werd weggeslagen, en Sakai counterde onmiddelijk met een tegenaanval die het sakekopje op de man zijn hoofd verbrijzelde. Op dat ogenblik kwam de tegenstander die eerst voor Sakai had gestaan, maar waar Sakai nu met zijn rug naartoe stond, in actie. Met een kreet stormde hij op Sakai af, die zich echter niet liet verrassen. Sakai bukte zich, zodat de aanstormdende man door zijn eigen snelheid over de rug van Sakai werd gekapituleerd. Hij kwam languit op zijn rug terecht. Op het ogenblik dat hij de grond raakte, sloeg Sakai met een welgemikte slag het sakekopje op zijn voorhoofd in tweeën. Zijn laatste tegenstander was minder roekeloos. Hij wachtte af met het zwaard boven zijn hoofd geheven. In deze 'jodan kamae' positie wachtte hij op een reactie van Sakai. Toen deze niet reageerde besloot hij toch tot de aanval over te gaan. Hij haalde uit naar Sakai's pols. Deze stapte echter schuin naar voren, zodat hij achter zijn aanvaller kwam te staan. Daardoor miste zijn slag doel, en hij draaide zich bliksemsnel terug om in de richting van Sakai. Maar nog voor hij kon uithalen voor een volgende slag, versplinterde ook zijn sakekopje onder de bokuto van Sakai. Goedkeurend gemompel steeg op van rond de tafel, terwijl Sakai zijn gevallen vriend rechthielp en met een korte buiging hen alledrie bedankte voor hun medewerking. 'Dat is wat ik bedoel met echt meesterschap!' riep Harada uit. Sakai nam stilzwijgend de complimenten in ontvangst, en nam zijn plaats naast Heer Ikeda terug in. Er werd nog wat verder gepraat over de krijgskunsten, en plannen gemaakt voor de laatste dag van de jacht morgen. Weldra lag het kamp in diepe rust. Enkel Sakai was nog wakker. 108
Peinzend zat hij rond het uitdovend vuur te genieten van de stilte. Overmorgen zou hij terug in Himeji zijn met Oko. Alhoewel hij genoot van de uitstap naar de bergen, en de verantwoordelijkheid die zijn nieuwe positie met zich meebracht, keek hij toch uit naar het weerzien met Oko en de rest van zijn vrienden in Himeji.
Hoofdstuk 18 : Goed nieuws
Ook de terugtocht naar Himeji was zonder incidenten verlopen. Nadat het hele gezelschap zich had opgefrist, de soldaten hun barakken hadden opgezocht, de paarden gestald, en iedereen zich klaarmaakte voor de avond, keerde ook Sakai terug naar huis. Het was al donker toen Sakai zijn woning bereikte. Oko zat al op de veranda te wachten op haar echtgenoot. Toen hij het tuinhek opende snelde ze naar hem toe en viel in zijn armen. Ook hij had haar gemist en ze kusten hartstochtelijk. Dan nam ze hem bij de hand en begeleidde hem naar binnen, na zijn stoffige sandalen te hebben uitgetrokken. Een warm bad stond op hem te wachten. Zij ontkleedde hem en schrobde zijn rug en schouders. Dan liet ook zij haar kimono van haar lichaam glijden, en samen lieten ze zich in het hete water glijden. Weldra vielen alle spanningen van Sakai af, en terwijl de badkamer zich vulde met de dampen van het hete water, bedreven ze hartstochtelijk de liefde. Uitgeput maar voldaan kleedden ze zich aan en gingen naar de eetkamer. Hier had Aya ondertussen de tafel al klaargemaakt voor het avondeten. Ze namen plaats aan de lage tafel, waarop al de lievelingsgerechten van Sakai stonden klaargezet. Vooral de gebakken zeebrasem en de rijst met aubergines waren Sakai's favoriet. Hongerig viel hij aan op de maaltijd. Toen hij genoeg had gegeten en zat te genieten van een kom warme sake, bekeek hij vragend zijn vrouw. Gedurende de ganse maaltijd hadden Oko en Aya stiekeme blikken uitgewisseld, en speelde er een glimlach om de lippen van Oko die hij niet kon thuisbrengen. 'Is er iets dat ik moet weten?' vroeg hij aan Oko, die duidelijk ergens mee zat. Oko bloosde omdat Sakai haar doorhad. Zij was blijkbaar een open boek voor hem. 'Ik denk dat ik me maar eens terugtrek.' zei Aya, en liet het koppel alleen. Ze ging naar de keuken om de restanten van de maaltijd op te ruimen. Toen Sakai alleen was met Oko, was zijn nieuwsgierigheid pas geprikkeld. Oko schonk nog een kom sake uit voor Sakai, en kwam naast hem zitten. Met langzame bewegingen nam ze Sakai's hand en legde die op haar buik. Doordringend keek ze hem aan, wachtend op een reactie. Het duurde maar een paar ogenblikken voordat Sakai doorhad wat er aan de hand was. Zijn hart miste een paar slagen toen hij begreep wat Oko hem wilde vertellen. Een glimlach verscheen op Oko's gezicht toe ze zijn verbijsterde reactie zag. 109
'Ben je ...?' vroeg hij stotterend. Oko knikte, en antwoordde: 'Al een maand waarschijnlijk'. Sakai wist niet wat zeggen. Onhandig nam hij Oko in zijn armen en legde haar hoofd op zijn schoot. Teder kustte hij haar op het voorhoofd. 'Ben je blij?' vroeg Oko aan haar man. Sakai streelde door Oko's haar en knikte instemmend. Hij was zo blij dat hij geen woord over de lippen kreeg. Met tranen in de ogen genoot hij van het onverwachte nieuws. Oko keek op en glimlachte. Samen bleven ze enkele minuten onbeweeglijk zitten om van dit moment te genieten. Even later kwam Aya uit de keuken terug en feliciteerde Sakai. Zij wist al een paar dagen dat ze grootmoeder ging worden. De volgende dagen verpreidde het nieuws zich snel onder Sakai's vrienden. Iedereen feliciteerde hem met de blijde gebeurtenis. Zulk een gebeurtenis moest natuurlijk gevierd worden. Een paar dagen later had hij met zijn beste vrienden afgesproken voor een avondje vertier in de uitgaanswijk van Himeji. Jumo, Jiro, en Gozaemon waren ook Toba yoshimura en Akita Mori aanwezig. Zelf gaf Sakai niet meer zo veel les in Tajima's dojo, maar toch was er tussen hem en de voormalige ronin een goede vriendschap gegroeid. De tijd dat Toba en Akita rondzwierven als ronin, was definitief voorbij nadat ze op voorspraak van sensei Tajima een betrekking bij de Ikedaclan kregen. Voor rondzwervende ronin, was dit in deze tijden geen makkelijk zaak, vanwege het wantrouwen dat er bestond door de verdeeldheid tussen de Tokugawa-aanhangers enerzijds en de Toyotomi-sympathysanten anderzijds. Goede zwaardvechters waren echter overal welkom, en beiden waren zeker een aanwinst voor de Ikeda. Het was in dit gezelschap dat Sakai nu in de Ume-ya, hun vaste kroeg, het nieuws van zijn toekomstige vaderschap vierde. Het was druk in de kroeg, en ze zaten helemaal achterin in een aparte ruimte. De sake vloeide rijkelijk, en de sfeer was opperbest. 'Op Sakai, Oko en hun toekomstige zoon of dochter!' riep Jiro, terwijl hij zijn kom hief. In één teug leegde hij de kom en zette ze voor zich neer. De anderen volgden zijn voorbeeld. Jumo nam de kan sake, en wilde de kommen nog eens bijvullen. Deze bleek echter alweer leeg te zijn. 'Sake!, sake!, sake!' scandeerden Toba en Akita in koor. Sakai stond op. 'Ik haal er wel nieuwe.' zei hij en liep naar de deur. Hij schoof de deur open en liep op onvaste benen door de gang. Net op dat ogenblik schoof ook de deur van de aangrenzende ruimte open en kwam een jonge man de gang op. Sakai, in zijn haast om sake voor zijn vrienden te halen, botste tegen de jonge man op. Sakai tuimelde achterover tegen de grond. Onvast op zijn benen probeerde hij terug recht te kruipen. De jonge man, die blijkbaar ook wat teveel had gedronken, stak zijn hand uit om Sakai te helpen. Terwijl de jonge man Sakai rechthielp, en zich probeerde te excuseren, staken de anderen hun hoofd buiten de deur om te kijken wat er gebeurd was. Ze verstomden toen ze Sakai op de grond zagen liggen, en een vreemdeling over hem zagen gebogen staan. Maar Sakai schoot in de lach en liet zich gewillig rechthelpen. De rest van het gezelschap ontspande zich terug en ook Jumo en Jiro schoten in de lach bij het zien 110
van de klungelachtige pogingen van Sakai om recht te staan. Toen Sakai eindelijk terug op zijn benen stond, excuseerde de jonge man zich nogmaals voor het ongemak dat hij had veroorzaakt. Nu pas bekeken ze elkaar, en op hetzelfde ogenblik herkenden ze elkaar. 'Toshiro?' vroeg Sakai nog enigszins weifelend. 'Sakai? Ben jij dat?' antwoordde de jong man. Het was Toshiro, de zoon van de sakehandelaar uit Edo, waar Sakai tegenaan was gebotst. 'Wat brengt u hier?' vroeg Sakai aan de evenzeer verraste Toshiro. 'Ik ben samen met mijn vader op zakenreis hier in Himeji en Kyoto.' Op dat ogenblik kwam ook Toshiro's vader Oichi uit de kamer waar ze hadden zitten te eten. Hartelijk begroette hij Sakai en nodigde hem uit voor een drink. 'Ik ben hier met vrienden om een heuglijke gebeurtenis te vieren.' antwoordde Sakai. 'Ik sta erop dat jullie met ons meevieren.' Toshiro en Oichi stemden toe, en ze verhuisden allen naar de kamer waar Sakai zijn vrienden nieuwsgierig wachtten. 'We laten ons eten hier wel brengen, en eten jullie op onze kosten ook wat mee.' zei Oichi, die duidelijk ook in feeststemming was.. Even later had een dienster al het nodige gebracht en kon het feest verder worden gezet. Iedereen werd aan elkaar voorgsteld, en Sakai legde uit in welke omstandigheden ze elkaar in Edo hadden ontmoet. Nu viel het ook aan Jumo op dat vader en zoon een kimono droegen met eenzelfde patroon, een witte kraanvogel. 'Heb jij niet eenzelfde patroon op één van uw kimono's?' vroeg hij aan Sakai. 'Inderdaad, die kimono was een geschenk van Oichi-san. Ik bewaar hem nog steeds als aandenken van die tijd in Edo.' 'Hoelang is dat nu al geleden?' vroeg Toshiro. 'Dat moet wel bijna vier jaar zijn. Je bent er wel op vooruitgegaan sinds we afscheid namen.' 'Dankzij de voorspraak van uw vader heb ik bij heer Ikeda een betrekking gekregen. Hard werk, en dit, hij wees op zijn zwaard Tamonten, deden de rest. 'Wat brengt jullie eigenlijk in Himeji?' vroeg Gozaemon. 'Uitbreiding.' antwoordde Oichi. ' We openen bijkantoren in Nara, Kyoto, Osaka en wellicht ook in Himeji en Kumamoto. We hebben al een heel distributienetwerk op poten staan, en zijn nog steeds aan het uitbreiden.' 'Op het succes!' zei Sakai, en hief zijn kom. 'Op het succes!' antwoordden allen en leegden hun kommen. Ze lieten zich de sake en het eten goed smaken, en praatten nog uren door. De oude Gozaemon was de eerste om afscheid te nemen. Hij bedankte het gezelschap voor de gezellige avond en wenste Sakai nogmaals geluk met zijn toekomstige gezinsuitbreiding. Ook Toba en Akita namen weldra afscheid. Toen ook tenslotte Oichi en Toshiro afscheid namen, stond Sakai erop dat ze zouden kennismaken met zijn vrouw. 'Zullen we zeker doen. We blijven nog wel even in Himeji en komen zeker eens langs.' Weldra keerde ook Sakai naar huis. Oko sliep al toen Sakai thuis aankwam. Stilletjes kroop hij naast haar op de futon en viel bijna dadelijk in slaap. Feestje of niet, de gedisciplineerde Sakai was al wakker bij het eerste daglicht. Terwijl Oko en Aya voor het ontbijt zorgden, trok hij zijn oefenkledij aan om aan zijn dagelijkse ochtendoefeningen te beginnen. Hij werkte geconcentreerd een hele reeks basiskatas af. Deze verdreven de sakenevels van de vorige avond, en weldra was hij ondanks de ochtendkilte overdekt met zweet. 111
Na een weldoend bad zette hij zich aan het ontbijt met Oko en Aya. Hij vertelde over de ontmoeting met zijn oude kennissen de vorige avond. 'Ik kijk er al naar uit om Oichi-san en zijn zoon te ontmoeten.' zei Oko. Na een vlugge kus op haar wang, nam Sakai afscheid. Hij haastte zich naar het kasteel. Daar aangekomen liep hij nog even langs de dojo, voordat hij naar Heer Ikeda ging. Hij bleef even staan kijken naar de les die bezig was. Jumo was een oefenmatch bezig met een van de andere leerlingen. Toen zijn blik die van Sakai trof, grijnsde hij even. De vorige avond had ook bij hem nog sporen achtergelaten. Het werd hoog tijd om naar de vertrekken van heer Ikeda te gaan. Deze ging vandaag op inspectieronde langs de werkzaamheden van het kasteel. Telkens heer Ikeda zijn donjon verliet was hij vergezeld door Sakai en minstens een vijftal andere lijfwachten. Ook de hoofdarchitekt en een paar belangrijke generaals waren deze morgen aanwezig. De ronde verliep zonder problemen. De werken vorderden zienderogen. Nu reeds was duidelijk dat een indrukwekkende vesting zou worden. Tijdens de voorbije decennia van oorlog waren de grote veldheren Oda Nobunaga en Hideyoshi hier al regelmatig verbleven. Het meesterwerk van Nobunaga, het magnifieke Azuchi kasteel, was ondertussen vernietigd en het bijna voltooide Himeji kasteel zou zelfs het indrukwekkende kasteel van Hideyoshi in Osaka overtreffen. Enkel het bolwerk van de Tokugawa's in Edo was tot op dat ogenblik ongeëvenaard. Edo was op dit ogenblik de grootste versterkte stad ter wereld, en groeide nog elke dag. Sakai was nog steeds onder de indruk van de omvang van de werken, al had hij deze ronde al dikwijls afgelegd. Terwijl de archtitect en de generaals de nodige uitleg verschaften aan hun heer, bleef Sakai waakzaam. Regelmatig stopten ze om uitleg te vragen of instructies te geven aan de diverse voormannen op de werf. Sakai en zijn team zagen erop toe dat niemand met ook maar enig wapen in de buurt van hun heer kwam. Deze inspectieronde had bijna de hele voormiddag in beslag genomen. Toen heer Ikeda terug in zijn vertrekken was, kon Sakai weer even ontspannen. Dit deed hij in de eetzaal van de dojo, waar op dat ogenblik zijn vrienden zich bevonden. Ook dezen hadden zich ondertussen hersteld van het drinkgelag van de vorige avond. Na het middagmaal hield Sakai zich nog bezig in de dojo met zijn eigen training en praatte wat met sensei Tajima. Er was nog tijd om terug naar huis te gaan voor het avondeten. Hij werd pas 's avonds terug verwacht op het kasteel voor een groots banket dat Heer Ikeda organiseerde ter gelegenheid van zijn verjaardag. Ook op zulke gelegenheden was Sakai's aanwezigheid vereist. Zijn plaats was steevast schuin achter Heer Ikeda op een tweetal meter afstand, vanwaar hij ogenblikkelijk kon ingrijpen bij elke mogelijke bedreiging. Dit was eerder een saaie taak voor Sakai. Vermits alle gasten grondig gescreend werden alvorens in de donjon toegelaten te worden, en niemand behalve heer Ikeda en hijzelf een zwaard mochten dragen, gebeurden er nooit enige incidenten. In dit hoge gezelschap was hij desnietaltemin trots op het vertrouwen dat zijn heer in hem stelde. Met rechte rug, zijn hand op het gevest van zijn zwaard, zat hij onbewogen te luisteren naar de gesprekken. Dat was één van de bijkomende voordelen van zijn positie. Er gebeurde niets zonder dat hij daarvan op de hoogte was. Al de informatie die hij hoorde was natuurlijk vertrouwelijk. Maar toch bleef hij op deze manier op de hoogte van het reilen en zeilen in Himeji, en de politieke toestand ver daarbuiten. 112
Al bij al waren op deze manier zijn dagen goed gevuld. Als hij 's avonds thuis kwam, overpeinsde hij zijn huidige toestand. Hij vond dat hij niet mocht klagen. Zijn positie gaf hem aanzien, in zijn buurt was hij een gerespecteerd man, en hij had een goede vriendenkring. Oko kon nu elke dag bevallen, en dat zou weer een belangrijke stap in zijn leven worden. Hij besloot zijn meditatie met het besluit dat hij het er niet slecht had vanaf gebracht. Dit besluit werd een paar dagen later bevestigd toen zijn zoon werd geboren. Na overleg met Oko werd besloten om hun zoon Kenzo te noemen, als eerbetoon aan Oko's broer. Ook Sakai was hem nog niet vergeten. Nog als de dag van gisteren stond hun vertrek naar Sekigahara in zijn geheugen geprent. Hij werd nog regelmatig geplaagd door schuldgevoel, omdat hij zijn vriend had weten te overhalen om dat avontuur te ondernemen.
Hoofdstuk 19 : Sasaki kojiro Het waren drukke dagen ten huize van Sakai en Oko Alle kennissen kwamen langs om kennis te maken met hun pasgeboren zoon. Hun buren Jobei en zijn vrouw Otsu helpen Sakai's moeder om de gasten te ontvangen. Trots namen de kersverse ouders de gelukwensen en complimenten van de bezoekers in ontvangst. Die avond zaten ze samen rond de hibachi met de kleine Kenzo tussen hen in. Het vuur onder de ketel verspreidde een zachte gloed. Stilzwijgend bekeek Sakai zijn zoon die vredig lag te slapen. Peinzend nam Sakai de amulet die rond zijn nek hing tussen zijn vingers, en draaide ze om en om. Oko bekeek hem, en ook haar blik viel op de kleine zilverkleurige amulet met de afbeelding van Bishamonten. Toen Sakai zag dat Oko hem bekeek, nam hij de amulet van zijn hals. Voorzichtig bond hij de amulet, die hij van Oko's broer had gekregen de dag dat hij sneuvelde, rond de nek van de kleine Kenzo. 'Moge Bishamonten onze zoon zoveel voorspoed brengen als dat hij mij bracht.' sprak Sakai. Langzaam hernam het leven weer zijn gewone gang. Enthousiast stortte Sakai zich op zijn werk. Hij had nu een gezin om te onderhouden, en nam die taak heel ernstig. Verschillende jaren stond hij zijn heer bij als persoonlijke lijfwacht. Daarnaast perfectioneerde hij zijn zwaardvechtkunst ,en zorgde voor zijn gezin. Lente 1611. Sakai was ondertussen dertig jaar. Toch kon je hem nog bijna elke dag in de dojo vinden. Zowel voor als na zijn diensturen zocht hij zijn makkers op. Terwijl Oko zich bezighield met de opvoeding van zijn ondertussen zevenjarige zoon, oefende hij dagelijks zijn zwaardvechtkunst. Ook bij hem thuis trainde hij nog regelmatig met Oko, die haar naginata nu bijna perfect beheerste. Die ochtend waren Sakai en Oko reeds in alle vroegte aan het oefenen in hun tuin. Dit was een ritueel dat ze minstens tweemaal per week probeerden te onderhouden. Terwijl Sakai met een lange houten stok, een bo, uithaalde naar de benen van Oko, draaide deze om haar as en maakte met haar naginata een zwiepende beweging. De horizontale beweging van de houten oefennaginata zwiepte op een paar centimeter van Sakai's borst voorbij. Hij was net ver genoeg naar achter gesprongen om Oko's zwaai te ontwijken. 113
Gebruikmakend van de veerkracht in zijn achterste been, kwam hij weer snel naar voor. Door het missen van haar slag, had Oko haar evenwicht enigszins verloren, en daarvan profiteerde Sakai nu om te counteren met een tik op Oko's hoofd. Kenzo, hun zoon, die had zitten toekijken vanop de veranda, klapte in zijn handen. Hij was deze ochtendduels tussen zijn vader en moeder al gewoon. Soms werd zelfs hij bij hun oefeningen betrokken. Net toen hun training was afgelopen, kwam een samurai aan bij het huis. Hij klopte op de poort die de tuin van de straat scheidde. 'Kenzo, ga eens kijken wie dat is!' zei Oko, terwijl ze het zweet van haar aangezicht veegde. Even later kwam Kenzo terug en meldde dat er een heer, genaamd Ichijo Kumato, voor de poort stond. Zowel Sakai als Oko waren verrast door dit bezoek. Het was al een paar jaar geleden dat ze deze zwervende samurai nog eens hadden gezien. Vlak na de aankomst van Oko en Aya in Himeji, was hij hen al eens komen opzoeken. De beide dames hadden hem leren kennen op hun tocht naar Himeji, en hadden hem toen aan Sakai voorgesteld. Deze was zeer dankbaar voor hetgene hij had gedaan voor zijn moeder en toen toekomstige vrouw. Snel waren ze bevriend geraakt. Maar Ichijo bleef nooit lang op dezelfde plaats. Steeds weer vertrok hij weer even snel als hij was gekomen, om dan net zoals nu onverwachts voor de deur te staan. 'Kom binnen, beste vriend.' zei Sakai, en nodigde hem uit om plaats te nemen op de veranda. 'Wat brengt je in Himeji?' vroeg Oko. 'Ik kom van Kumamoto, en ben op weg naar Kyoto.' antwoordde Ichijo. Ondertussen was Sakai zich wat aan het opfrissen. 'Blijf gerust nog even bijpraten met Oko.' zei hij tegen zijn gast. 'Ik moet helaas naar het kasteel voor een briefing met heer Ikeda.' Nadat ze hadden afgesproken om die avond samen iets te gaan eten, vertrok Sakai naar het kasteel. Tijdens het nuttigen van een ontbijt, praatten Oko en Ichijo wat bij. Ook Aya was erbij komen zitten. Ook zij was blij hun oude vriend weer te zien. Toen het al bijna donker werd, kwam Sakai naar huis om Oko op te pikken. Zij had haar beste kimono aangetrokken, en was al klaar voor een avondje uit. Afspraak was in de Ume-ya, waar Sakai een privé-ruimte had gereserveerd. Ook Jumo was van de partij. Met hun vieren maakten ze het al snel gezellig. Oude herinneringen werden opgehaald, Ichijo vertelde over zijn reizen doorheen heel Japan. Hij had heel wat te vertellen, en zijn gezelschap hing aan zijn lippen. Onvermijdelijk kwam het onderwerp op zwaardvechten. De interessantste nieuwtjes waren natuurlijk de verhalen die de ronde deden over de meester zwaardvechter Musashi, wiens naam steeds bekender werd. 'Momenteel verblijft hij in de provincie Kyūshū, in Kumamoto, waar ik net vandaan kom.' zei Ichijo. 'Het schijnt dat hij ondertussen al bijna zestig duels heeft gevochten, en nooit verloor.' merkte Jumo op. 'Inderdaad.' antwoordde Ichijo. ' 'In de buurt van Edo heeft hij een opmerkelijk duel gevoerd met Shishido Baiken, de meester van de kusarigama.' 'Wat is een kusarigama?' vroeg Oko, die het gesprek probeerde te volgen. 'Een kusarigama is een ijzeren sikkel, met daaraan een ketting en een ijzeren tegengewicht. Baiken was een absolute meester met dit wapen.' 'En Musashi versloeg hem met zijn zwaard?' vroeg Oko. 'Inderdaad. Terwijl Baiken zijn ketting zwaaide, was Musashi genoodzaakt buiten het bereik van de 114
rondzwiepende bal te blijven. Hij gooide dan zijn dolk naar Baiken, verwondde hem daarmee, en in een razendsnelle actie doodde hij Baiken met zijn lange zwaard.' 'De kusarigama is een dodelijk wapen, in de juiste handen.' merkte Sakai op. 'Maar heeft ook zijn nadelen. Musashi wist op de juiste manier te anticiperen op de situatie.' zei Ichijo. 'Met de juiste taktiek, aangepast aan de situatie, kan je elk duel winnen. Musashi is duidelijk een goed tacticus.' besloot Sakai. 'Net zoals Araki Mataemon, eveneens een zeer begaafd zwaardvechter. Ook hij kwam tegenover een meester van de kusarigama te staan. Dat was in de Kanto regio, toen hij een duel aanging met Yamada Shinryukan. Hier maakte Araki gebruik van het terrein, door Yamada in een bamboebosje te lokken, waardoor het voordeel van de lange ketting van de kusarigama nutteloos werd.
Kusarigama Oko luisterde vol interesse naar deze verhalen. Zij leefde zich volledig in in deze wereld van vechtkunst, nadat zij zelf was beginnen te trainen met haar naginata. 'Het maakt blijkbaar niet uit welk wapen zijn tegenstander gebruikt.' merkte Jumo op. ' Ik hoorde dat hij zelfs de bijna onoverwinnelijke Muso Gonnosuke, de onbetwiste meester van de staf versloeg.' 'Dat klopt.' zei Ichijo. ' Maar een geducht concurrent voor Musashi is op het toneel verschenen.' 'Wie mag dat dan wel zijn?' vroeg Sakai. 'Een zekere Sasaki Kojirō uit Kyūshū, hij vecht onder de naam Ganryū, de naam van de stijl die hij heeft ontworpen. 'Is hij dan zo goed dat hij Musashi zou kunnen verslaan?' vroeg Jumo. 'Tot nog toe is het nog niet tot een treffen gekomen, maar dat is slechts een kwestie van tijd, denk ik. En ja, hij is zeer bekwaam. Men zegt dat hij ooit drie gewapende tegenstanders versloeg enkel met zijn tessen (ijzeren waaier). Hij vond het niet eens nodig om zijn zwaard te trekken. De vraag is niet of er ooit een treffen tussen deze twee komt, maar wanneer.' De avond liep rustig ten einde. Ichijo besloot om nog verschillende dagen in Himeji te blijven. Het was al een paar jaar geleden dat hij hier nog was geweest. Nu de kasteelstad in volle bloei was na de voltooïng van het kasteel, was hij geïntrigeerd door de nieuwe ontwikkelingen in deze streek. Ook een bezoek aan Shozazan ( Shoza berg) stond op zijn programma. Het daar gelegen tempelcomplex, de Engyoji, was zeker een bezoek waard. Deze bijna duizend jaar 115
oude tempel lag slechts op enkele kilometers buiten Himeji. Ook Sakai was daar al een paar keer geweest. Het tempelcomplex lag hoog in de beboste heuvels rond Himeji, en was een populair bedevaartsoord. (Tegenwoordig is het vooral bekend door de filmopnames voor de film 'The last samurai') Ze namen afscheid, en Sakai en Oko keerden naar huis terug. Het was een leerrijke avond geweest. De volgende morgen begon hij reeds vroeg met zijn meditatiesessie. Hij ging in zazen voor het kleine altaar in de tuin zitten, terwijl de eerste lentezonnestralen de ochtendnevel verdrongen. Het kleine altaar was gewijd aan de god Bishamonten, de god van de oorlog. Sinds Sekigahara was Sakai's leven bepaald door deze godheid. De tekens die hij ontving, konden volgens hem geen toeval zijn. Het medaillon van Kenzo, zijn zwaard met de gravure van Bishamonten, alles wees er volgens hem op dat zijn weg die van het zwaard moest zijn. Maar zou hij ooit het meesterschap verwerven van zwaardvechters zoals Musashi of die Kojirō waar Ichijo over had gesproken? Hij nam zijn zwaard dat naast hem lag in de hand, en ontblootte het lemmet. De zonnestralen weerkaatsten op het blinkende oppervlak. Met zijn vingers ging hij voorzichtig over de gegraveerde sanskriet tekens. 'Tamonten' dacht hij bij zichzelf. 'Door u heb ik bereikt wat ik altijd al wilde. Waar ga je me nog brengen?' Hij stak zijn zwaard terug in de schede, boog even naar het altaar, en offerde wat rijst. Vervolgens ging hij terug naar binnen om samen met zijn gezin te ontbijten. Sakai bleef zijn taak ernstig nemen. Omdat heer Ikeda vertrouwde op zijn kunst als één van de beste zwaardvechters van de clan, bleef hij zijn stijl steeds verder polijsten. De basis die zijn vader hem had meegegeven op het gebied van iaido, was een perfecte voedingsbodem voor zijn verdere ontwikkeling. Dagelijks oefende hij de verschillende kata van deze discipline. In de dojo pikte hij details op van samurai uit andere scholen, details die hij vlot integreerde in zijn eigen stijl. Hij herinnerde zich nog steeds de lessen van zijn vader. 'Iaido is de kunst van het winnen of verliezen met één enkele techniek, namelijk het trekken van het zwaard en in dezelfde beweging toeslaan.' placht zijn vader steeds te zeggen. Een zwaardvechter moest dus steeds paraat zijn, om bij de geringste aanwijzing van iemands slechte bedoelingen, onmiddellijk en zonder aarzeling toe te slaan. Dit gedeelte van een kata, het 'nukitsuke' gedeelte was dus het allerbelangrijkste deel van de oefening. Naar gelang van de situatie kon deze eerste slag worden toegebracht naar het aangezicht, de nek, of zijn borst. Snelheid was hierbij van het grootste belang. Deze nukitsuke werd gevolgd door de kirioroshi, een felle neerwaartse houw om de tegenstander definitief uit te schakelen. Ook hierbij was geen enkele aarzeling toegestaan. Daarna werd het bloed verwijderd van het lemmet, de zogenaamde 'chiburi'. Ten slotte werd het zwaard terug in zijn schede gebracht, het 'Noto' gedeelte. Tijdens deze twee laatste onderdelen was het 'Zanshin' zeer belangrijk. Zanshin betekende dat men na het neerslaan van de vijand zijn aandacht nog steeds niet mocht laten verslappen. De focus moest steeds op de tegenstander blijven gericht, om eventuele onverwachte reacties te kunnen onderscheppen. Pas na het noto, kon men terug ontspannen. Sakai's specialiteit was het nukistuke. De snelheid waarmee hij zijn zwaard kon trekken, was ongeëvenaard in de dojo. Ook de precisie waarmee hij de eerste uithaal verrichtte, was verbluffend. Voor de taak die hij als lijfwacht van heer Ikeda uitvoerde, was dit van het uiterste belang. 116
Het was om deze specialiteit dat zijn heer hem had uitgekozen voor zijn taak. Urenlang trainde hij thuis en in de dojo op deze technieken. Tamonten, zijn zwaard dat nooit buiten zijn handbereik was, was als een deel van zijn lichaam geworden. Hij en Tamonten waren één. Steeds weer keek zijn zoon Kenzo vol bewondering toe als hij in de tuin aan het oefenen was. Langzaam nam dan Sakai de geknielde houding aan. Voor hem op een stuk bamboe dat in de grond stak, lag een appel op ooghoogte. Rustig legde hij zijn hand op het gevest van het zwaard. Met gesloten ogen ademde hij rustig driemaal in en uit. Kenzo wist dat het nu ging gebeuren. Langzaam opende zijn vader zijn ogen, en in een fractie van een seconde verliet zijn zwaard de schede. De appel werd perfect doormidden gekloven. Ogenblikkelijk ging zijn zwaard de hoogte in om bliksemsnel weer neer te dalen op beide helften van de appel die roerloos waren blijven liggen op het stuk bamboe. Beide helften werden netjes in tweeën gespleten, zonder dat zijn zwaard het bamboe raakte. Kenzo zag enkel deze tweede actie. Éénmaal knipperen met zijn ogen was voldoende om de eerste initiële techniek te missen. Kirrend van plezier applaudiseerde Kenzo voor zijn vader. Sakai raapte de stukken appel op, en liep naar zijn zoon. Samen aten ze het resultaat van Sakai's oefening op. Die avond was er weer een belangrijke vergadering van de generale staf op het kasteel. Ook Sakai was tegenwoordig. Zoals gewoonlijk ging het over de politieke toestand in Edo en Osaka. Alhoewel Tokugawa Ieysu in naam de titel van shogun al in 1605 aan zijn zoon had overgedragen, regeerde hij nog steeds op de achtergrond over Japan. De enige oppositie bleek nog steeds van het kasteel in Osaka te komen, waar Hideyoshi's zoon Hideyori verbleef. Normaal werd het land, na de dood van Hideyoshi, geleid door een raad vijf. Dit omdat de jonge Hideyori nog niet bekwaam was om het land te regeren Onder deze vijf waren Tokugawa Ieyasu en Ishida Mitsunari. Doch Ieyasu had al snel deze raad buitenspel gezet en de alleenheerschappij over Japan op zich genomen na de beslissende slag bij Sekigara, waar hij zijn nog enige overgebleven opponent Mitsunari versloeg. Iedereen wist dat Ieyasu's opvolger Hidetada, de tweede shogun in de Tokugawadynastie slachts in naam regeerde, en dat de touwtjes nog steeds in handen van Ieyasu waren. Al jaren groeide de tegenstand vanuit Osaka. Vanuit Himeji hielden de Ikeda, als Tokugawa bondgenoten, de bewegingen in Osaka nauwkeurig in de gaten. Op deze vergadering werd door verschillende bronnen gerapporteerd dat Hideyori zijn troepenmacht in Osaka ernstig aan het uitbreiden was. Er werd druk gediscussiëerd over de mogelijkheid van een nieuw treffen tussen oost en west. Zou er een einde komen aan de korte vrede die er heerste sinds Sekigahara? Urenlang werd er gedebateerd over de mogelijke ontwikkelingen. Het was al bijna middernacht toen de vergadering werd gesloten. Enkele van de hoogstgeplaatste hatamoto bleven zitten terwijl de anderen de vergaderzaal verlieten. Heer Ikeda liet thee brengen, en in een ontspannen sfeer werd er over koetjes en kalfjes nagepraat. Nu de vergadering voorbij was, wilde Sakai opstaan om ook naar huis te gaan. Hij boog en wilde toestemming vragen om het gezelschap te verlaten. 'Niet zo snel Sakai-san. Schuif even bij, en drink een kop thee met ons mee.' zei heer Ikeda. 'Het volgende nieuws zal u zeker interesseren.' 117
Sakai schoof bij aan de lage tafels, waarop thee en versnaperingen waren geserveerd. Nu het officiële gedeelte van de vergadering voorbij was, kwam het gesprek op meer alledaagse onderwerpen. Sakai was nieuwsgierig. 'Iedereen praat tegenwoordig over die beruchte Musashi, als zou hij de beste zwaardvechter van Japan zijn.' begon Heer Ikeda. Iedereen knikte instemmend. Iedereen had de verhalen over Musashi al gehoord. Heer Ikeda vervolgde:' Volgens mijn bronnen in Kyūshū, verblijft Musashi momenteel in Kumamoto.' Dit had Sakai al gehoord van Ichijo. 'Is heer Hosokawa Tadaoki niet de kasteelheer van Kumamoto?' vroeg één van de aanwezigen. 'Inderdaad;' bevestigde heer Ikeda. De meeste van de oudere generaals kenden heer Hosokawa nog van tijdens de Sekigahara veldslag. 'Wel, één van heer Hosokawa's vazallen, Nagaoka Sado, heeft blijkbaar die Musashi onder zijn hoede genomen. Maar Musashi's belangrijkste rivaal, is in dienst van heer Hosokawa. 'Dan zijn de twee grootste zwaardvechters van Japan nu beiden in Kumamoto?' vroeg Sakai. 'Inderdaad, en volgens de laatste berichten hebben heer Hosokawa en heer Sado toegestemd in een duel tussen de twee. Dit op vraag van heer Sado.' 'Dat is een duel dat er al lang zat aan te komen. Tot nu toe wisten ze elkaar te ontlopen, maar een confrontatie moest er eens van komen.' wierp Gozaemon op. 'Is er een datum vastgelegd?' vroeg Sakai. 'Volgende lente op 13 April, volgens mijn bronnen.' antwoordde heer Ikeda. 'Het duel zal plaats vinden op een klein eiland, Funajima, in de zeeëngte tussen Honshū en Kyūshū. In heel Kyūshū wordt er over niets anders meer gepraat.' Ook in de dojo was dit evenement het favoriete gespreksonderwerp de volgende weken. De kansen van Musashi en Kojirō werden tegen elkaar afgewogen. 13 april 1612. Eindelijk was de dag van het grote evenement, waar gans Japan naar uitkeek, aangebroken. De namen van de twee meesterzwaardvechters lagen op ieders lippen. Wie zou de overwinnaar worden? Reeds vroeg was Kojirō aangekomen op het eiland Funajima. Behalve hem waren er enkel de officiële waarnemers van heer Hosokawa en heer Sado aanwezig. Toeschouwers waren niet op het kleine eiland toegelaten. Ook alle bootverkeer in de smalle zeeëngte was verboden. Kojirō was prachtig uitgedost in een kleurrijke jinbaori. Op zijn rug droeg hij zijn beruchte nodachi, een uitzonderlijk lang zwaard, waardoor hij in heel Japan gevreesd werd. Terwijl een normale katana ongeveer zestig centimeter lang was, was deze van Kojirō bijna negentig centimeter lang. Daarnaast beheerste hij een speciale techniek, de 'tsubame gaeshi. Deze 'terugkerende zwaluw slag' beheerste hij zo goed dat hij volgens sommigen een zwaluw in volle vlucht kon doormidden klieven. De techniek bestond uit een combinatie van twee slagen : een eerste slag schuin naar beneden, onmiddellijk gevolgd door een 'terugkerende' opwaartse snede. De techniek kreeg zijn naam omdat hij de beweging van de staart van een zwaluw tijdens de vlucht imiteerde. Deze techniek, in combinatie met zijn lange zwaard, maakte dat Kojirō zeer zelfzeker was van de uitslag van de ontmoeting met Musashi. Trots stond hij hem op het strand op te wachten. Maar Musashi liet op zich wachten. Hij was reeds een paar uur te laat, en het geduld van Kojirō 118
werd zwaar op de proef gesteld. Eindelijk verscheen er een bootje dat langzaam het eiland naderde. Op de bank zat Musashi rustig te wachten tot de stuurman het bootje tot bij het strand bracht. Gedurende deze boottocht had Musashi een ruw houten zwaard gesneden uit een reserveroeispaan die in het bootje lag. Musashi sprong uit de boot en liep langzaam door de branding. Zijn verschijning leek in niets op deze van Kojirō. Met een oude versleten kimono, en zijn wilde haren samengebonden met een stuk touw, leek hij op een haveloze zwerver. Arrogant stapte Kojirō op hem af. Hij haalde zijn zwaard uit de schede, en wierp deze weg. 'Jij hebt verloren!' riep Musashi. Kojirō wierp zijn schede weg om zijn vastberadenheid te tonen, maar in Musashi's ogen gaf hij daarmee al zijn nederlaag toe. Met een luide kreet sloeg Kojirō toe. Op hetzelfde ogenblik sprong Musashi hoog in de lucht en liet zijn zwaard neekomen op het hoofd van Kojirō. Beiden stonden roerloos tegenover elkaar. Het zwaard van Kojirō had de hoofdband van Musashi doorgesneden, en deze dwarrelde op de grond. Doch Musashi had met zijn geïmproviseerd zwaard de lengte van Kojirō's nodachi geanticipeerd en langzaam verscheen er een straaltje bloed op Kojirō's voorhoofd. Langzaam stuikte hij in elkaar. Met één enkele slag had Musashi zijn rivaal verslagen. Musashi wachtte niet langer en sprong terug in zijn boot. Omdat Kojirō veel aanhangers had, vreesde hij voor eventuele repressailles. Hij was laat omdat hij rekening had gehouden met het keren van het getijde. Het terugtrekkende tij, bracht hem weer snel naar het vasteland. Het duel van de eeuw was voorbij. De scheidsrechters bleven verbijsterd achter. Musashi bleef niet lang in Kumamoto, weldra hervatte hij terug zijn pelgrimstocht om zijn zwaardkunst nog verder te vervolmaken. In zijn hart was geen vreugde over zijn overwinning, slechts spijt over het verlies van zulk een groot zwaardvechter als Kojirō. Het Funashima-eiland, dat zijn naam kreeg vanwege zijn vorm van een kleine boot (funa), werd omgedoopt in Ganryū-jima, ter nagedachtenis van de gevallen Kojirō.
Nota: Hier volgt een geromantiseerde weergave van het duel , gezien door Kojirō's ogen: Bron : Wikipedia vertaling : Cordens Bert Langzaam rees de zon, en het uur van de draak, het uur van het duel verstreek. Als hij geen lafaard was, zou hij nu al dood zijn. Ik sta op het strand van Funashima en wacht. Die arrogante smeerlap zal voor zijn onbeleefdheid betalen met zijn leven. Hij heeft totaal geen respect voor mijn talent en zal zijn ondergang vinden door mijn zwaard, net zoals zovele voor hem. Zelfs een beginnend zwaardvechter kan zien dat er weinig verdediging mogelijk is tegen mijn zwaluw-techniek. Hij is het nauwelijks waard om een zwaardvechter genoemd te worden, eerder een wild dier. Al zijn vorige duels waren tegen dronkaards, playboys en oude mannen. Voor het ongetrainde oog lijken zijn technieken misschien indrukwekkend, met zijn beide zwaarden rondzwierend. Maar voor de ervaren zwaardvechter is dit slechts een façade. Hij heeft geen enkele rang, en zelfs geen leraar . Hij ontwikkelde zijn eigen stijl zoals een kind dat krijgertje speelt. Iedereen die mijn vaardigheden zag, weet dat er weinig mijns gelijken zijn. Soms sta ik op de Kintaibashi brug, en sla de staartveren af 119
van zwaluwen als zij langs mij scheren. Hoeveel zwaardvechters doen mij dat na ?. Zeker niet de idioot die ik vandaag ga ontmoeten. Onder de mensen wordt veel gepraat over zijn overwinning tegen de Yoshioka school. ‘Hij versloeg een ganse school, geen enkele van hun zwaardvechter maakte een kans tegen hem’. Wat een onzin. De Yoshioka school was al jaren voorbijgestreefd en in verval. Het hoofd van de school was nog slechts een kind. Het verwondert mij dat ze het nog zo lang volhielden. Had ik de kans gehad, dan had ik ze zelf ook afgemaakt. In de verste verschijnt een zwarte stip. Het is een kleine roeiboot. Blijkbaar is er niemand aan boord behalve de roeier. Waarschijnlijk komt deze melden aan de scheidsrechters dat de lafaard forfait heeft gegeven. Ik hoorde het gerucht dat hij zijn verblijf verliet vorige nacht. Hij vluchtte voor zijn leven, en verzaakte zijn eer in plaats van mijn staal te proeven. Hij is geen krijger, maar een overschatte boer, niet waardig om samurai genoemd te worden. Ik vervloek de bastaard, en zal hem vinden waarheen hij ook vlucht. De boot komt naderbij en er is niets dat ik kan doen behalve wachten. De roeier zal zijn boot aanmeren en de rechters informeren over zijn verraad. Ik zal uitgeroepen worden tot winnaar, en binnenkort zullen zelfs de goden mijn naam kennen. Sasaki Kojirō zal erkend worden als de grootste zwaardvechter van zijn tijd. Ik ben de demon van de westerse provincies. Ik ben zo gevreesd dat de vernietiger van de Yoshioka's weigert mij te ontmoeten. Wat een barbaar is hij. Ik hoor zelfs dat hij nooit een bad neemt. Ook scheert hij zijn hoofd niet, en laat zijn haar groeien als een wilde uit de bergen. Ik zie iets bewegen in de boot. Is dat hem? Hij moet aan het slapen geweest zijn. De idioot kan spoedig slapen tot in de eeuwigheid, en nu verkwist hij zijn laatste momenten slapend. Een echte samurai zou een afscheidsgedicht schrijven of sutra’s reciteren om zich voor te bereiden op zijn nederlaag. Maar hij is geen echte krijger. Hij is onwaardig voor dit duel, onwaardig voor mijn verspilde tijd. De boot is nog maar enkele meters van de kust. Het beest springt uit de boot en ik zie zijn versleten kleren. Ik had niet anders verwacht. Wat heeft hij in zijn handen? Het lijkt op een roeispaan, ruwweg gesneden tot een soort zwaard. Ik zou lachen, als het niet zo pathetisch en respectloos zou zijn. ik heb genoeg van zijn minachting, en zijn beledigend gedrag zal nu eindigen. Terwijl hij nadert, trek ik mijn Bizen Osamitsu zwaard. Ik werp mijn schede weg om mijn vastberadenheid te tonen. Voor de eerste maal hoor ik nu zijn stem. ‘ Gij zijt verslagen, Kojirō’ brult hij. ‘ Ge werpt uw schede weg alsof ge verwacht te worden verslagen’.. Voor ik kan antwoorden tilt hij zijn roeispaan boven zijn hoofd. Waarom trekt hij zijn zwaard niet ? Hij is verondersteld meester te zijn van de mystieke tweezwaarden-techniek, en hij bedreigt me met een stuk hout? Hij onderschat duidelijk mijn zwaardkunst, en dat zal zijn ondergang zijn. Ik hoor zijn snelle voetstappen als hij de laatste meters overbrugt. Hij realiseert zich niet dat dit zijn laatste stappen in dit leven zijn. Ik hef mijn zwaard . Jaren van training hebben me op dit moment voorbereid. Mijn spieren zijn niet gespannen en ik ben onbeweeglijk. Ik hoef niet te denken. Een lege geest. Dit is waarschijnlijk een makkelijker uitdaging dan de meeste die ik al onderging. Ik ben een tijger tegenover een lam. Zo gauw hij in mijn bereik is zal hij voor me neervallen. Zijn einde zal komen in een hartslag en hij zal sterven nog voor hij doorheeft dat hij is verslagen. Spijtig dat hij niet zal beseffen dat hij verslagen is door mijn meesterschap. Dat is de prijs die hij moet betalen voor zijn gebrek aan respect, en dat is de genoegdoening die ik verdien. Hier komt hij. Hij is in mijn bereik. Hij is van mij!. Ik sla toe, een fractie van een seconde eerder dan hem. Mijn zwaard maakt een boog, sneller dan het oog kan zien. Ik raak mijn doel en zie zijn 120
hoofdband in stukken op de grond vallen. Bloed zal weldra volgen. Misschien komt mijn wens toch uit, en zal hij lang genoeg leven om neer te vallen aan mijn voeten, en het laatste dat hij zal zien is mijn gezicht dat met minachting op hem neerkijkt. Een eeuwigheid gaat voorbij, en hij valt niet neer. Ook is er geen bloed. Hoe kan dit? Waarom staat hij nog steeds overeind? Ik probeer opnieuw mijn zwaard te heffen om hem af te maken, maar ze weigeren dienst. Plots word ik duizelig, en de drang om te slapen overvalt me. Ik voel het natte zand tegen mijn gezicht. Wanneer ben ik gevallen? Ik herinner het mij niet. Ik probeer terug recht te komen maar mijn ledematen reageren niet. Ik voel me zwaar als een berg. Ik zie de branding van de zee slechts op enkele meter afstand en voel de warmte van de aprilzon op mijn aangezicht. In mijn gedachten overloop ik mijn aanval, en realiseer me hoe stom ik was. Hij gebruikte de perfecte strategie, het correcte wapen en een perfecte techniek. Ik was reeds verslagen voor hij het vasteland verliet, zelfs nog voordat ik voor het eerst met een zwaard leerde omgaan. Nu pas realiseer ik me wat voor een ongelofelijk zwaardvechter hij werkelijk was. Mijn jaloersheid kostte me mijn leven. Terwijl alle kleuren in de wereld vervagen tot grijs, kijk ik op naar Miyamoto Musashi en probeer vergeefs te spreken. Ik wil hem bedanken voor mijn ultieme les in zwaardvechtkunst, mijn uiteindelijke les in nederigheid. Sasaki Kojirō, de demon van de westerse provincies, verslagen door een stuk hout zoals een kind een slang vermorzelt. Het laatst wat ik zie is zijn gezicht. Spijt en onoverwinnelijkheid vullen zijn ogen.
Hoofdstuk 20 : De Osaka-campagne Weldra verspreidde het nieuws van Musashi's overwinning zich doorheen gans Japan. Zijn reputatie als beste zwaardvechter was nu definitief bevestigd. In elke dojo in het land werd het duel op Finajima druk besproken. Maar in Himeji waren belangrijker en tragischer gebeurtenissen. Een maand later, op 16 Maart van dat jaar stierf Heer Ikeda Terumasa aan een onverwachte ziekte. Hij werd opgevolgd door zijn broer heer Ikeda Toshitaka. Het eigendom van de Ikeda had zich ondertussen uitgebreid tot de provincies Harima, bizen, Inaba en Awaji. De inkomsten van het ganse domein bedroegen bijna één miljoen koku. Dit had heer Ikeda de bijnaam van 'Saigoku no shogun' opgeleverd, shogun van westelijk Japan. Ook in Osaka bleef men provoceren tegen het Tokugawa-shogunaat. Dit bereikte een hoogtepunt in het begin van het volgend jaar (1614) . De Toyotomi sponsorden de heropbouw van een tempel in Kyoto, de Hōkō-ji. Ter ere van de inhuldiging van deze tempel, werd een grote bronzen klok gegoten. Een inscriptie in deze klok luidde: 'Moge het land vreedzaam en voorspoedig zijn, en mogen de nobelen rijk en gelukkig zijn' In deze zin kwamen echter de karakters voor van de naam van heer Iëyasu, maar verspreid over de ganse zin. Kwaadaardige tongen in Edo beweerden dat dit een poging was om heer Iëyasu's naam te vervloeken. Ook 'de nobelen' werden geïnterpreteerd als zijnde de Toyotomi-clan. Dit (zwak) excuus werd aangevat om een grote legermacht te mobiliseren tegen Osaka. Met een leger van 160,000 man trok het Tokugawaleger naar Osaka. Daaronder bevonden zich ook een 8,800 man die vanuit Himeji en Okayama waren vertrokken onder bevel van heer Ikeda Tadatsugu. De belegering begon op 19 november 121
In Osaka hadden de Toyotomi ondertussen zelf een legermacht van 113,000 samurai verzameld. Een buiten de muren van het kasteel opgeworpen barricade werd verdedigd door de grote generaal Sanada Yukimura. Met amper 7,000 man wist deze de Tokugawatroepen een tijdlang tegen te houden. Maar de overmacht van het oostelijke leger was te groot. Door de inzet van zeventien vanuit Europa geïmporteerde en driehonderd zelf gegoten kanonnen werden de Toyotomi snel tot overgave gedwongen. Dit massale gebruik van kanonnen was tot nog toe niet gekend in de Japanse manier van oorlogsvoeren. Volgens getuigen werd het gebulder van de kanonnen gehoord tot in Kyoto. Het effect van de bombardementen had echter een meer psychologisch effect op de verdedigers, dan dat ze structurele schade aanbrachten aan de vesting. De massieve stenen basis bleek immuun voor het kannonvuur. Daardoor werd besloten om het vuur rechtstreeks te richten op de hoofdtoren. Toen Hideyori's moeder Yodogimi in haar vertrekken bijna werd gedood door een inslag, sloeg de paniek toe. Zij wist haar zoon te overhalen om vredesonderhandelingen op te starten. Tijdens de vredesonderhandelingen werd overeengekomen dat de buitenste gracht van het Osaka kasteel zou worden gedempt, en dat de buitenste verdedigingsmuren werden afgebroken. Deze 'Osaka wintercampagne' duurde tot 22 januari. Sakai en zijn vrienden waren heelhuids terug in Himeji geraakt. Dit was zijn tweede ervaring op het slagveld geweest. Instaand voor de beveiliging van de maru, waar de meeste generaals verbleven, was hij ver van de eigenlijke gevechten gebleven. Oko en zijn moeder waren dolgelukkig hem weer gezond en wel weer te zien. Bijna twee maanden lang hadden ze in angst zitten te wachten op zijn terugkeer. Maar snel volgden er nieuwe orders. Terwijl het Tokugawaleger zich terugtrok naar Edo, werd een regiment van Himeji belast met het toezicht op de afgesproken afbraakwerken in Osaka. Onder leiding van Gozaemon, vertrok Sakai met de meeste van zijn vrienden terug naar Osaka. Hij nam afscheid van zijn familie en sloot zich aan bij Gozaemon's regiment. De vorige avond had Oko het medaillon dat Kenzo nu droeg, weer om Sakai's hals gehangen. 'Als het Bishamonten behaagt, ben ik weer snel terug.' troostte hij een snikkende Oko. Een massa arbeiders en samurai waren bezig met het dempen van de buitenste gracht van het Osakakasteel. Weldra werd ook begonnen met het afbreken van de buitenste muren. Dagelijks maakten Gozaemon en Sakai, samen met enkele andere waarnemersj een inspectieronde rondom het kasteel. De vijandigheid van de overgebleven troepen in het kasteel was nog steeds voelbaar. Sakai was dan ook voortdurend op zijn hoede. Gedurende deze maandenlange werken, verbleven Gozaemon en zijn mannen, waaronder Sakai, in een kortbij gelegen tempelcomplex. Om de paar weken stuurde hij een bericht naar Oko om haar gerust te stellen. Weinig incidenten gebeurden tijdens hun verblijf in en rond Osaka. Sakai keek ook voordurend uit naar een bericht van Oko met nieuws vanuit Himeji. Op deze rustige manier verliepen er een paar maanden. Overijverige troepen van generaal Honda Tadamasa, waren alreeds begonnen met het dempen van de tweede gracht, en het neer halen van de tweede omwalling. Dit was niet volgens de afspraken, maar protesten vanuit het kasteel werden genegeerd. 122
'We zullen uw klachten doorgeven aan heer Iëyasu;' was het antwoord. Doch Iëyasu was blijkbaar 'niet bereikbaar'. Het ongenoegen liep hoog op. Regelmatig werden de arbeiders vanuit het kasteel onder vuur genomen door de ontevreden belegerden. Ook Sakai voelde de toenemende vijandigheid, en verwachtte spoedig een opflakkering van de gevechten. Toen Hideyori weldra begon actief de demping van de grachten tegen te houden, en de Tokugawatroepen aan te vallen, was de maat vol. Gozaemon stuurde Sakai als boodschapper naar het Tokugawa hoofdkwartier met een verontrustend rapport. In April 1615 werd de 'Osaka zomer campagne' gelanceerd. Gedurende de voorgaande maand had Hideyori langzaam zijn troepenbestand terug op peil gebracht. Het hoofdleger van Iëyasu, 155,000 man sterk, en onder leiding van zijn zoon Hidetada sloeg meedogenloos toe. Ditmaal stonden de troepen van de Ikeda wel in de vuurlijn. Samen met duizenden anderen stortte Sakai zich in het strijdgewoel. Samen met Jumo en enkele anderen volgde hij Gozaemon ,die, hoog op zijn paard gezeten, naar het kasteel stormde. De beslissende slag was reeds geleverd buiten het kasteel bij Tennō-ji, waar Hideyori de Tokugawa troepen had willen verbrijzelen in een hamer en aambeeld aanval. De mislukking was totaal. Nu stroomden de laatste reservetroepen van Hideyori het kasteel uit, maar werden snel terug gedreven. Sakai's regiment was nu binnen de muren van het kasteel. Wanhopige gevechten braken uit. Weer bevond hij zich midden in de hel zoals hij had meegemaakt bij Sekigahara. Hij sloeg als een bezetene om zich heen, links en rechts vijanden neermaaiend. Het bloed droop van zijn katana. Zijn linkerarm bloedde door een ondiepe snede. Zweet liep over zijn gezicht. Voor hem uit, steigerde het paard van Gozaemon toen een voetsoldaat met zijn speer de flank van het paard doorboorde. Gozaemon viel uit het zadel en kwam hard op de grond terecht. De soldaat wilde toesteken met zijn speer naar de gevallen generaal. In gedachten had hij diens hoofd al genomen. Met een paar grote passen was Sakai bij hem. Net toen de soldaat wilde toesteken, werd hij doorboord door Sakai's zwaard. Sakai duwde de bloedspuwende soldaat weg, en hielp Gozaemon overeind. Op dat moment doorboorde een pijl zijn rechterarm. De pijl ging dwars door zijn bovenarm en liet een diepe wonde achter. Beiden gewond, strompelden Sakai en Gozaemon naar de beschutting van een omgevallen muurtje. Terwijl ze elkaars bloeden probeerden te stelpen, nam het krijgsgeweld rondom hen af. Gejuich steeg op onder de aanvallende troepen toen ze de brandende hoofdtoren bereikten. De laatste Toyotomi aanhangers hadden de toren in brand gestoken, nadat Hideyori en zijn moeder zelfmoord hadden gepleegd. Weldra was de belegering voorbij. De Toyotomi's waren verslagen. De steeds aanwezige oorlogsdreiging was opgeheven. Hideyori was dood, en zijn zoon Kunimatsu, toen acht jaar, werd gevangengenomen en onthoofd. Niemand stond nu de alleenheerschappij van Tokugawa Iëyasu nog in de weg. Terwijl het hoofdleger zich terugtrok naar Edo, keerde het regiment van Gozaemon terug naar Himeji. Enkele honderden gesneuvelden bleven echter achter. Onder de gewonden was ook Sakai. Jumo had slechts een paar schrammen opgelopen. Onder de gesneuvelden waren echter ook vrienden van 123
Sakai en Jumo. Ondanks de overwinning was de stemming bedrukt. Onder leiding van heer Ikeda Mitsumasa en heer Ikeda Toshitaka kwamen de troepen terug aan in Himeji. Het nieuws van de overwinning had de kasteelstad al bereikt, en de mensen stroomden de straten op om de troepen te verwelkomen. Ook Oko stond tussen de rijen toeschouwers. Reikhalzend keek ze uit om een glimp van Sakai op te vangen. De schrik sloeg haar om het hart toen ze Sakai met beide armen in het verband zag voorbijkomen. Na de intrede in het kasteel, onder luid gejuich van de omstaanders, werd het regiment ontbonden. De soldaten keerden uitgeput naar hun barakken terug, terwijl de gewonden werden verzorgd. Thuis zat Oko ongerust te wachten tot Sakai zou terugkeren. Plotseling stond Jumo aan de deur. 'Waar is Sakai!' riep ze vertwijfeld toen Jumo de tuin binnenstapte. Jumo nam haar in de armen en probeerde haar gerust te stellen. 'Sakai maakt het goed, hij is in de ziekenboeg, waar zijn wonden worden verzorgd.' Toen Jumo zijn uitleg had gedaan over de toestand van Sakai, kalmeerde Oko een beetje. 'Ik wil hem zien.' snikte ze. 'Kom, ik breng je naar hem toe, daarom ben ik hier.' antwoordde Jumo. Beiden trokken naar het kasteel waar ze Sakai aantroffen. Sakai zat op een bank te eten van een kom rijst. De dokters hadden zijn wonden verzorgd, en zijn armen zaten in een nieuw verband. Oko vloog naar hem toe. Snel stelde hij haar gerust. 'Het zijn maar vleeswonden, ik zal snel weer de oude zijn.' probeerde hij haar te sussen. 'Ik laat jullie maar even alleen.' zei Jumo, en ging even kijken bij zijn andere gewonde makkers. 'Vanavond ben ik al terug thuis.' zei Sakai. 'Ga maar terug naar huis en stel moeder gerust. Ook zij zal wel ongerust zijn.' Opgelucht nam Oko afscheid. Snel keerde ze naar huis terug om de intussen bedlegerige Aya op de hoogte te brengen en gerust te stellen. Sakai beëindigde zijn maaltijd en ging even langs bij zijn andere vrienden. Gozaemon lag op een tatami te rusten. Zijn gebroken been was gespalkt, en zijn hoofd zat in een verband. De oude generaal glimlachte toen hij Sakai zag. 'Ik word wat oud voor deze onzin.' zei hij grijnzend. 'Ik denk dat voor mij de tijden van het slagveld voorgoed voorbij zijn.' De oude man kreeg gelijk. Na deze laatste slag werd de heerschappij van het Tokugawa shogunaat voorgoed bevestigd. Op een paar kleine schermutselingen na zou Japan een vredestijd van bijna 250 jaar tegemoet gaan.
Hoofdstuk 21 : Heer Honda
Maandenlang werd er nog nagepraat over het beleg en de ondergang van Osaka. Ondertussen werd Sakai liefdevol behandeld door Oko. Zijn wonden heelden snel, en al gauw nam hij Tamonten weer ter hand. Voor zijn taak op het kasteel was hij echter nog steeds niet fit genoeg. Langzaam aan werd zijn rechterarm weer de oude. Dagelijks oefende hij om de souplesse van 124
weleer terug te krijgen. Hij twijfelde er niet aan dat hij weldra weer zijn taak kon opnemen, maar in Himeji vonden er grote veranderingen plaats. De persoonlijke relatie die hij had gehad met heer Terumasu, was van een ander niveau dan zijn relatie met diens laatste opvolger Mitsumasa. Heer Terumasa was een echte vriend geweest, die Sakai naar waarde wist te schatten. Onder het bevel van heer Toshitaka, en daarna Mitsumasa. was hij maar één van de vele samurai in dienst. Toen hij dan weer fit genoeg was om zijn taak te hervatten, merkte hij dat er steeds minder op hem werd gerekend. In gans Japan werden grote veranderingen doorgevoerd. Vanuit Edo werd besloten dat elke provincie nog maar één kasteel mocht bezitten. De invloed van Himeji was te groot geworden. De Ikeda-clan bezat een te groot grondgebied volgens het shogunaat. Alhoewel de loyaliteit van de Ikeda buiten twijfel stond, wilde men in Edo toch vermijden dat de invloed van één enkele familie te groot werd. Dit om toestanden zoals in Osaka te vermijden. Daarom werd het ganse grondgebied opgedeeld in kleinere delen. Heer Ikeda Mitsumasa werd overgeplaatst naar het bergkasteel in Tottori, en het bevel over Himeji werd doorgegeven aan Honda Tadamasa, als beloning voor zijn aandeel in de belegering van Osaka. De overgave van het kasteel zou binnen enkele weken plaatsvinden. Sakai was in tweestrijd. Moest hij trouw blijven aan de Ikeda-clan en zijn huidige heer volgen naar Tottori, of moest hij in Himeji blijven? Persoonlijk voelde hij geen banden meer met de Ikeda-clan, maar wel met zijn oude vrienden in de dojo. Hij legde dit probleem voor aan de oude Gozaemon, tijdens een avondje uit. Ook zijn vrienden Jumo en Jiro worstelden met hetzelfde probleem. Met hun vieren zaten ze in de Ume-ya hun mogelijke toekomst te bespreken. 'Ik begrijp uw dilemma.' sprak Gozaemon. 'Je hebt veel te danken gehad aan wijlen heer Terumasa. Dat je nu aan de kant bent geschoven is een ongelukkige gang van zaken.' 'Maar toch mag ik niet klagen.' antwoordde Sakai. 'Ik ben nog steeds in functie als officier van de kurogumi. En ook Sensei Tajima doet nog steeds een beroep op mij om in de dojo te helpen.' Hij pauzeerde even en wreef over zijn arm die nog regelmaatig pijn deed. Hij maakte een grimas, en vervolgde: 'Al zal het nog een tijdje duren alvorens mijn oude vorm terug is.' 'Iedereen kent de reputatie van onze dojo. Vanuit het ganse land kwamen, en komen nog steeds leerlingen om hier te trainen.' merkte Jumo op. 'Inderdaad.' bevestigde Gozaemon. 'Ook heer Honda is een fervent beoefenaar van de Yagyū shinkage stijl..' 'Dat biedt misschien mogelijkheden om toch in Himeji te blijven;' merkte Jiro op. 'Ik heb heer Honda reeds verschillende malen ontmoet tijdens de voorbije jaren. Ik ken hem al sinds het beleg van Odawara in 1590. Daar hebben we samen gediend. Ik zal deze kwestie aan hem voorleggen zodra ik daartoe de kans krijg.' 'En wat zijn uw plannen?' vroeg Sakai aan Gozaemon. 'Ik ben al oud, en dien de Ikeda al zolang. Heer Mitsumasa heeft al laten weten dat hij zijn volledige generale staf wil meenemen naar Tottori. Mijn loyaliteit blijft bij de Ikeda.' Vol overgave stortte Sakai zich terug op zijn training. Het was reeds vijf maanden geleden dat zijn rechterarm werd gewond. Slechts af en toe had hij er nog wat last van. 125
Ook de snelheid van zijn nukitsuke was bijna terug op peil. In afwachting van zijn nieuwe taken, had Gozaemon hem opnieuw de leiding gegeven over de Kurogumi, samen met Jumo. Dit gaf hem meer vrije tijd als toen hij onder heer Terumasa diende als persoonlijk lijfwacht. Meer tijd voor zijn training, en meer tijd voor zijn gezin. Regelmatig bracht hij de zwoele zomeravonden door op de veranda samen met Oko en Kenzo. Als het al wat frisser was, namen ze plaats in de woonkamer, maar schoven de papieren deuren open. Zo hadden ze een uitzicht over de rustgevende tuin. Kenzo kreeg niet genoeg van de verhalen die Sakai wist te vertellen. Steeds weer vertelde hij zijn belevenissen tijdens het beleg van Osaka. Soms nam hij een houten bokken ter hand, en met Kenzo als tegenstander, toonde hij hoe hij zicht een weg vocht doorheen de vele vijanden in het Osakakasteel. Kenzo was al acht jaar ondertussen, en droeg ook de traditionele samuraikledij. Vanaf hun vijfde was het jongetjes toegelaten om de traditionele hakama te dragen. In zijn gordel droeg hij dikwijls een zwaard, met in plaats van een stalen lemmet, een houten replica. Als Sakai 's avonds in de tuin aan het oefenen was, stond Kenzo steevast achter of naast hem en probeerde de bewegingen van zijn vader te kopiëren. Glimlachend keek Oko toe als haar man en hun zoon aan het oefenen waren. De laatste week werd het echter stilaan wat drukker. Binnen twee weken zou heer Honda Tadamasa zijn intrede doen in zijn nieuwe kasteel. Sakai en Jumo moesten er op toezien dat alles vlekkeloos verliep. Nieuwe veiligheidsprotocollen werden opgesteld. Wie niet over de nodige papieren beschikte, kwam het kasteel niet in. Ook in de stad werd regelmatig gecontroleerd. Verdachte individuen werden aan de tand gevoeld. Rondzwervende ronin werden argwanend in de gaten gehouden. Regelmatig werden ook verdachte personen opgepakt voor ondervraging. Het ganse kasteeldomein werd piekfijn in orde gebracht. Alle pleinen en straten werden grondig gekuist. Ook de belangrijkste toegangsweg door de stad, die rechtstreeks naar het kasteel leidde kreeg een grondige opknapbeurt. Heer Honda zou met alle mogelijke égards ontvangen worden. De reputatie van de Honda-familie was reeds gezet door de vader van Tadamasa, de beroemde Tokugawageneraal Honda Tadakatsu. Van page van heer Iëyasu, had deze zich opgewerkt tot één van zijn belangrijkste generaals. Reeds bij de slag van Anagawa (1570) stond hij aan diens zijde. Net zoals bij Mikatagahara (1572) en in Nagashino (1575), waar hij het schuttersregiment commandeerde dat de ondergang van de Takeda betekende. Zijn belangrijkste wapenfeit was bij de slag van Nagakute. Hier achtervolgde hij een deel van de Toyotomi-troepen die van plan waren heer Iëyasu aan te vallen. Hij was hier in het nadeel van 50 tegen 1, toch bleef hij hardnekkig de Toyotomi troepen aanvallen. Dit leverde hem het grootste respect op van Hideyoshi. Tadakatsu was een opvallende verschijning op het slagveld, met zijn warikabuto (helm) voorzien van een hertengewei.
126
Honda mon vlnr : O-uma jirushi (grote standaard), Ko-um jirushi (kleine standaard), Nobori Hij had twee zonen, Tadamasa en Tadatome, die beiden vochten bij de belegering van Osaka. Het was deze Tadamasa die morgen de nieuwe bestuurder van het Himeji kasteel zou worden. Sakai en zijn mannen maakten een laatste inspectieronde. Alles was in orde om hun hoge gast te ontvangen. De volgende morgen was iedereen druk in de weer. De stoffige straten werden besprenkeld met water, tegen het opvliegende stof. Iedereen op het kasteel maakte zich klaar voor de aankomst van heer Honda. Al gauw kwamen verkenners melden dat het gevolg van heer Honda in aantocht was. Weldra verschenen de eerste banieren aan de horizon. De ganse stoet bedroeg een vijfhonderd man. Voorafgegaan door de vaandeldragers naderden de manschappen van de nieuwe bevelhebber het kasteel. Een indrukwekkende stoet was het. De ene compagnie na de andere marcheerde voorbij. Boogschutters, speerdragers, een gans muskettenregiment en honderden voetsoldaten gingen het gevolg van heer Honda vooraf. Sakai stond met zijn eenheid opgesteld bij de hoofdpoort. Het tafereel deed hem denken aan de intocht van heer Ikeda, toen hij, nu al bijna zestien jaar geleden, arriveerde in Himeji. Hij herinnerde zich hoe trots hij toen was om deel uit te maken van het gebeuren. Hoe jong en onervaren was hij toen nog geweest. Iedereen langs de straten lag in het stof gebogen als heer Honda met zijn vazallen voorbijkwam. Hijzelf droeg een volledige zwarte wapenrusting. Ook zijn vazallen droegen schitterende wapenrustingen. De lansiers en de ashigaru waren allemaal uitgedost met een knalrood pantster, met daaronder een lichtblauwe wijde broek. Hun onderbenen werden beschermd door eveneens knalrode scheenbeschermers. Rode gelakte 127
helmen maaken hun uitrusting compleet. Op hun rug wapperden de blauwe sashimono met het embleem van de Honda-clan zachtjes in de wind als ze trots voorbijmarcheerden. De vaandeldragers die de stoet voorafgingen droegen net zoals hun heer een zwarte wapenrusting. Net zoals zestien jaar geleden bij de overname door heer Ikeda, stonden alle hoge volgelingen van het kasteel de beroemde genraal op te wachten, geflankeerd door het kurogumikorps van Sakai. Ook langs de toegangswegen stonden hier en daar manschappen van Sakai opgesteld. Zij droegen geen uniform, maar wel hun twee katanas. Zij waren uiterst waakzaam. De verschillende eenheden van heer Honda stelden zich op een rij op, en de generaal zelf reed naar voren. De huidige bevelhebber Ikeda Mitsumasa reed hem tegemoet. Na de nodige formaliteiten, kon generaal Honda dan eindelijk het kasteel binnentreden. Gevolgd door zijn vazallen, reed hij onder begeleiding van heer Ikeda tot aan de hoofdtoren. Hier in de hoofdtoren was een receptie gepland op de tweede verdieping. Alle matten in de vertrekken van de toren waren vernieuwd. Alles was piekfijn in orde gebracht voor het hoge bezoek. Nog steeds in volle wapenrusting, ging het gevolg de binnenste vertrekken binnen. Op de omringende gang stond om de twee meter een gewapende schildwacht opgesteld. In hun zwarte uniform stonden ze roerloos het gezelschap op te wachten. Heer Honda was onder de indruk. Nadat alle documenten waren overhandigd, en de formaliteiten werden afgerond, kon iedereen zich enigszins ontspannen. Heer Honda en zijn gevolg werden naar hun vertrekken geleid, en alles werd klaargemaakt voor het grote verwelkomingsbanket die avond. In de stad hernam het leven alweer zijn gewone gang. De inwoners waren onder de indruk van het hele gebeuren. Wekenlang zou er nog worden gepraat over de pracht en praal, waarmee de nieuwe kasteelheer zijn intrede had gemaakt. Weldra wapperden op de muren van het kasteel de banieren van de nieuwe bevelhebber. Sakai zat met zijn vrienden in de Ume-ya de huidige veranderingen te bespreken. Tevens was het ook een klein afscheidsfeestje voor Gozaemon, die mee zou gaan met het gevolg van heer Ikeda naar Tottori. Het was nu al meer dan een week geleden dat het kasteel was overgenomen door heer Honda. Voorlopig fungeerden de kurogumi nog steeds als interne beveiligingsdienst van het kasteel. Ze droegen nog steeds hun zwarte uniformen, maar zonder de kentekens van de Ikeda-clan. Generaal Honda had samengezeten met zijn oude kennis Gozaemon, en met de sensei van de dojo. Ook sensei Tajima kende de generaal nog van in Edo. Gedrieën hadden ze lang gepraat. Resultaat was dat de beste zwaardvechters van de dojo zouden gaan samenwerken met de eigen mensen van de nieuwe bevelhebber. De vorige avond was er een bijeenkomst in de dojo geweest. Alle topmensen van de dojo waren aanwezig. Naast Sakai en Jumo, waren ook Toba en Akita aanwezig. Sensei Tajima had hun de op til zijnde veranderingen uitgelegd. 'Onder de volgelingen van heer Honda zijn verschillende top zwaardvechters aanwezig.' begon hij. 'Zelf ken ik heer Honda nog toen hij als jongeling in de dojo van Munayoshi in Edo trainde. Toen al was hij zeer bedreven in de Yagyū Shinkage stijl. Samen met generaal Gozaemon en onze nieuwe heer zal het kurogumikorps geherstructureerd worden. Enkel de besten zullen worden geselecteerd.' 'Als hoofd van de dojo heb je zeker de nodige inbreng?' vroeg Toba. 'Natuurlijk. In de komende dagen zullen Honda's mannen onze dojo komen vervoegen. Aan de hand van mijn aanbevelingen zullen eventuele selecties worden gemaakt.' 128
Nu zaten de beste leerlingen van sensei Tajima hun kansen te bespreken bij een kom sake. 'Morgen zullen we in de dojo zien uit welk hout Honda's mannen gesneden zijn.' zei Sakai. 'Die Goro, of hoe is zijn naam ook alweer, ziet eruit als iemand om rekening mee te houden.' wierp Jiro op. Goro Takehashi was steeds in de buurt van heer Honda te vinden. Zijn persoon kon nauwelijks genegeerd worden. Hij stak bijna een hoofd boven alle andere lijfwachten uit. Het was een massieve verschijning, die iedereen ogenblikkelijk intimideerde. Sakai was hem reeds enkele keren tegengekomen. Met zijn aangeboren talent om iemand ogenblikkelijk in te schatten, had Sakai onmiddelijk een beeld gevormd van de man. Dit was inderdaad iemand om rekening mee te houden. Dat bleek al direct duidelijk de volgende dag. Iedereen had zich verzameld in de dojo. Meester Tajima leidde de training van vandaag. Ook heer Honda was aanwezig. Er werd begonnen met individuele basistechnieken als opwarming. Lange reeksen slagen werden afgewerkt, tot ieders spieren volledig waren opgewarmd. Daarna werden koppels gevormd. De vaste leden van de dojo, en de samurai van heer Honda stonden willekeurig door elkaar. Als eerste partner kreeg Sakai Jiro. De kant van Jiro viel aan met een neerwaartse aanval naar het hoofd. Sakai's kant moest pareren en een zijwaarse tegenaanval naar de romp. Steeds weer opnieuw werd de oefening op commando van Tajima uitgevoerd. Sakai en Jiro waren goed op elkaar ingespeeld. Op bevel van Tajima werd het tempo opgevoerd. De aanvallen en tegenaanvallen volgden elkaar steeds sneller op. Na vijftig maal klonk het bevel :'Jame ! Kotai !' 'Stop ! Wisselen!' Iedereen schoof een plaats op, en nam plaats tegenover een nieuwe tegenstander. Een korte groet, en de reeks herbegon. Nu had Sakai een tegenstander uit heer Honda's gevolg. Moeiteloos wist Sakai diens aanvallen te pareren. Weer werd het tempo opgevoerd. Zo werkten ze reeks na reeks, partner na partner af. Aandachtig bekeek heer Honda iedereen op de tatami. Ook sensei Tajima ontging geen detail, en maakte hier en daar opmerkingen, of corrigeerde een paar houdingen. Na een tiental wisselingen kwam Sakai tegenover Goro te staan. De oefening werd aangepast. Eén zijde voerde een aanval uit naar het hoofd, en de tegenstander pareerde net zoals bij de vorige oefening. Nu moest deze echter ogenblikkelijk terug aanvallen met een slag naar het hoofd, die op zijn beurt weer werd gepareerd door de oorspronkelijk aanvaller. Het was Sakai's beurt om te beginnen. Langzaam werd de oefening gestart. Tajima gaf luidop het tempo aan : ' Een, twee, drie, vier, stop!. Een , twee, drie, vier, stop.' Steeds sneller. De slagen van Goro kwamen steeds sneller en ook steeds harder aan. Soms hoorde Sakai zijn bokken kraken onder het geweld van Goro's aanvallen. Hij voelde de impact van Goro's bokken tot in zijn schouders. Sakai begon steeds zwaarder te ademen. Goro van zijn kant scheen nog steeds geen last te hebben van het hoge tempo. Hij was dan ook bijna tien jaar jonger dan de nu dertigjarige Sakai. Een nauwelijks zichtbare glimlacht verscheen op Goro's lippen als hij zag dat Sakai het moeilijk begon te krijgen. 129
'Yame! Stop!' Buiten adem, nat van het zweet, ging iedereen aan de kant. 'Vijf minuten pauze' zei meester Tajima. Hij ging tot bij heer Honda die de hele les had gadegeslagen, en beiden begonnen te praten. Sakai zette zich neer op de tatami naast Jumo en Jiro. 'Wat een kracht!' zei Jiro. Ogenblikkelijk wisten Sakai en Jumo over wie hij het had. Ze keken naar Goro die in zijn eentje wat verderop zat. 'Die kerel is zo sterk als een os.' 'En blijkbaar onvermoeibaar.' antwoordde Sakai. Heer Honda en meester Tajima waren klaar met hun overleg. Op aanwijzingen van de generaal werden opnieuw koppels gevormd. Sakai werd opgesteld als partner van Goro. Ook Jumo en Jiro, net zoals alle anderen, kregen een tegenstander uit 'het andere kamp'. Nu kwam de training op een ander niveau te staan. De houten zwaarden werden aan de kant gelegd, en iedereen nam een stalen, doch onscherpe oefenkatana. Beide partners namen hun plaats in tegenover elkaar, met het zwaard in de schede. Bedoeling was dat op bevel, de kant van Goro zijn zwaard trok en aanviel naar het hoofd, zoals bij de vorige oefening. Nu stonden ze niet meer met getrokken zwaarden tegenover elkaar, maar stonden ontspannen met de armen langs het lichaam tegenover elkaar. Ook nu weer werd de oefening langzaam opgebouwd. 'Ichi!' Goro trok zijn zwaard en viel aan. Sakai stapte naar achter en trok zijn zwaard om te pareren. Goro's zwaard werd moeiteloos afgeleid uit zijn baan, doordat Sakai lichtjes schuin achteruit stapte. Er was nauwelijks impact tussen de zwaarden. Toen was het de beurt aan Sakai om aan te vallen. Ook Goro pareerde moeiteloos Sakai's aanval De aanvalssnelheid werd langzaam opgedreven. Sakai merkte dat hij steeds een miniem snelheidsvoordeel had op Goro. Bij deze oefening was brute kracht en fysiek van bijkomend belang. Sakai voelde zijn zelfvertrouwen groeien, naarmate de snelheid steeds werd opgedreven. Blijkbaar had heer Honda bijzonder aandacht voor het duo Sakai en Goro. Hij riep meester Tajima bij zich en wisselde enkele woorden. De tatami werd ontruimd, en enkel Sakai en Goro werden op de mat geroepen. Meeste Tajima gaf instructies. 'Zelfde oefening, maar nu zonder startbevel. Niet meer beurtelings aanvallen, maar willekeurig.' Het werd stil in de dojo. Sakai en Goro namen hun positie in. Ontspannen stonden ze tegenover elkaar. Zonder verwittiging trok Goro zijn zwaard en sloeg toe. Moeiteloos stapte Sakai uit de aanvalslijn en trok zijn zwaard om te pareren. Perfect voerde hij een tegenaanval uit naar Goro. Weer namen ze hun beginpositie in. Sakai liet Goro een paar keer het initiatief nemen als aanvaller, om zijn snelheid in te schatten. Doordat Goro steeds te laat was, en niet in staat om Sakai te verrassen , begon hij zijn zelfvertrouwen wat te verliezen. Nu was het om Sakai's mond dat een lichte glimlach verscheen. Dat irriteerde Goro nog meer. Zweetdruppels vormden zich op zijn voorhoofd. In de dojo kon men een speld horen vallen. Bewegingsloos stonden de twee tegenover elkaar. Goro wilde het initiatie niet aan Sakai geven, en greep weer naar zijn zwaard. 130
Op het ogenblik dat zijn handen het gevest raakten, had Sakai het zijne al getrokken en toegeslagen. Met een perfecte controle stopte hij zijn zwaard op een paar millimeter van Goro's hoofd. 'Sore made!' Met dit bevel maakte meester Tajima een einde aan de training. Zonder de moeite te doen om te groeten verliet Goro de mat. Iedereen verliet de dojo. Enkel heer Honda, de oude Gozaemon, die ook had toegekeken, en meester Tajima bleven achter. De volgende dag hing er een aankondiging in de dojo. Alle namen van de deelnemers van de selectieproef van de vorige dag waren in diverse lijsten ingedeeld. Een eerste lijst bevatte de namen van de mensen die voor het persoonlijke corps van heer Honda waren geselecteerd. Hier stond Goro op de bovenste plaats. Nieuw was de oprichting van een externe ordedienst, die vooral in de stad actief zou zijn. Op deze lijst stond Sakai's naam bovenaan. In een briefing diezelfde namiddag werden meer details gegeven. De oorspronkelijke kurogumi werd ontbonden. Een beperkt aantal topzwaardvechters werd aangesteld als persoonlijke lijfwacht van heer Honda. Deze stonden onder leiding van Goro Takehashi. De kurogumi zoals ze bestond werd vervangen door een compagnie elitezwaardvechters die het ganse terrein van het kasteel onder hun jurisdictie kregen. Ook hier stond één van heer Honda's vertrouwelingen aan de leiding. De ordehandhaving in de steeds groeiende kasteelstad werd toevertrouwd aan een nieuw op te richten regiment. Hier was Sakai geselecteerd om dit te leiden. De bedoeling was om zowel de ganse stad als de toegangswegen te beveiligen. Een hoofdkwartier werd in het kasteel zelf opgericht, met verschillende 'bijkantoren' in de stad. Op elke toegangsweg werd een controlepost opgericht die het in en uitgaande verkeer moest controleren. Zulk een controleposten bestonden al in het ganse land van Edo tot aan Osaka. Het shogunaat hield iedereen en alles scherp in de gaten. Alle verkeer langs de hoofdwegen werd gecontroleerd door talloze checkpunten. Ook de 'mestuke', de geheime dienst van het shogunaat was alom tegenwoordig. Gans Japan werd in een keurslijf gedwongen door de oppermachtige Tokugawa. Ook tot in Himeji werden deze maatregelen doorgevoerd.
131
Hoofdstuk 22 : Nagashino
De volgende weken werden alle plannen van heer Honda in werking gezet. Sakai bracht het meeste van zijn tijd door op het kasteel met de organisatie van zijn nieuwe eenheid. De overgave van het kasteel was volledig afgerond. Heer Ikeda was ondertussen vertrokken naar Tottori. Tijdens een laatste ontmoeting had Sakai afscheid genomen van zijn oude vriend generaal Gozaemon. Deze had hem van in het begin gesteund toen hij de tocht naar Himeji ondernam. Tussen de twee was een hechte vriendschap ontstaan. 'Heer Honda was zeer onder de indruk van uw prestatie op de selectietraining' begon Gozaemon. 'Maar toch verkoos hij Goro voor de hoogste positie.' repliceerde Sakai een beetje teleurgesteld.' 'Uw nieuwe positie is zeker niet minder belangrijk. Je zal veel invloed hebben op de dagelijkse gang van zaken. Je moet je nieuwe taak zeker niet onderschatten. Heer Honda heeft zijn keuze niet ondoordacht gemaakt. Het feit dat je voor deze taak werd gekozen heeft zeker te maken met het vertrouwen dat heer Ikeda in u stelde. Uw prestatie in de dojo was doorslaggevend.' Sakai werd een beetje opgebeurd door deze woorden van zijn vriend. Hij besloot zijn nieuwe heer niet teleur te stellen. Aldus was hij begonnen met de organisatie van zijn nieuwe eenheid. Hierbij kreeg hij de volledige vrijheid van de nieuwe bevelhebber. Er bestonden nu drie eenheden die werden geleid door Goro, verantwoordelijk voor de bewaking van de donjon. Daarnaast was Hosei Takehashi, een neef van Goro en ook een verdienstelijk zwaardvechter, aangesteld voor de interne bewaking van het kasteel. Tenslotte was Sakai verantwoordelijk voor de veiligheid buiten het kasteel. Elk hadden ze hun eigen uniformen. Sakai had zijn eigen regiment uitgerust met donkerblauwe uniformen met op de linkerborst het embleem van de Honda-clan, en op de rechterborst het embleem van de Tokugawa. Rond hun hoofd droegen ze een zwarte band, aan de voorkant versterkt met een metalen plaatje, zoals ook op het slagveld werd gedragen door sommige ashigaru. Sakai verkoos deze hoofdbescherming boven de meer traditionele jingasa-helm. Op de rug van hun jas prijkte een witte gestileerde sakurabloem. Dit was een suggestie geweest van Oko, die een voorliefde had voor deze bloem. De sakurabloesem, was ook een symbool dat door de samuraiklasse zeer geëerd was. Het korte maar prachtige leven dat de sakurabloesem beschoren was, symboliseerde ook het korte maar glorieuze leven van een krijger. Daarom was Sakai onmiddellijk gewonnen voor de suggestie van Oko.
Tokugawa -mon
Honda-mon
Sakura-mon
132
Een belangrijk onderdeel van Sakai's eerste werkzaamheden was de taakverdeling binnen zijn eenheid. Het was belangrijk zich te omringen met bekwame mensen waarop hij kon vertrouwen. Hijzelf nam als uitvalsbasis een lang gebouw aan de zijkant van de hoofdpoort van het kasteel. Aan de andere kant installeerde Hosei zich met zijn manschappen. Dit was een praktische regeling die hij had weten te bekomen op de vergaderingen van de drie hoofdverantwoordelijken, samen met Heer Honda. Op deze manier konden ze op een eenvoudige manier samenwerken. Weldra prijkten de emblemen van de sakura-eenheid, zoals ze al snel werden genoemd, aan de ingang van hun hoofdkwartier. Het kasteel van Himeji in zijn huidige vorm werd al snel bekend als het kasteel van de witte reiger. Daarom had Hosei voor zijn eenheid het symbool van een reiger gekozen. Vanuit zijn hoofdkwartier breidde Sakai zijn eenheid verder uit. Zowel in het oostelijk als het westelijk deel van de kasteelstad liet hij een kazerne bouwen waarin elk zo'n twintigtal samurai konden worden ondergebracht. Even buiten de stadsgrenzen, aan de uitvalswegen naar Osaka, Tottori en Okayama plaatste hij grensposten, die voortdurend door vijf gewapende wachters en een beambte werden bemand. Dit alles nam ongeveer twee maanden in beslag. Dienstroosters werden opgesteld, en sectiecommandanten werden benoemd. Verantwoordelijk voor het oostelijk deel van de stad werd Jumo. Jiro kreeg het westelijk deel toegewezen. Met hun drie vormden ze het hart van de Sakura-eenheid. Alledrie woonden ze reeds lang in Himeji, en kenden de stad op hun duimpje. Als teken van hun stand, kregen ze alledrie een paard toegewezen. Dit was enkel voor de hogere samurai toegestaan. Sakai koos voor een bruine ruin. Hij liet zijn keuze mede bepalen door Jiro, die vroeger nog als staljongen had gewerkt toen hij arriveerde in Himeji, en steeds een passie voor paarden had behouden. Net voordat de winter zijn intrede deed, was de installatie van de sakura-eenheid compleet. Maandenlang had Sakai gewerkt om alles tot in de puntjes te organiseren. Eindelijk kon hij weer wat tijd maken voor zijn gezin. Net toen sloeg het noodlot toe. Zijn moeder Aya, die al een hele tijd bedlegerig was, overleed plotseling. Dit kwam hard aan bij Sakai. Hij voelde zich schuldig omdat hij zijn moeder en zijn gezin de laatste tijd had verwaarloosd. Oko verzekerde hem echter dat hij zich niets te verwijten had. Zij voelde zich in niets tekort gedaan, en was integendeel fier op man. Zoals het een samuraivrouw betaamde had zij in Sakai's afwezigheid het huishouden met vaste hand bestuurd. Terwijl de eerste sneeuwvlokken in Himeji neerdwarrelden, hield Sakai met zijn gezin een tsuya (wake) voor zijn overleden moeder. Morgen zou ze volgens de boeddhistische rituelen worden gecremeerd. Nu lag haar lichaam opgebaard in de leefruimte, in haar witte doodskleed, en een witte doek op het gezicht. In haar handen had ze een jizu (rozenkrans) en een beurs met zes geldstukken om de oversteek van de rivier Sanzu no kawa te betalen (vergelijkbaar met de rivier Styx uit de Griekse mythologie). Op de futon die haar lichaam bedekte, lag een kort zwaard, een mamori gatana, die Aya moest beschermen tegen kwade geesten op haar reis naar de eeuwigheid. Naast Aya's hoofd stond een makura meshi, een kom rijst met daarin twee vertikaal geplaatste eetstokjes. 133
(Dit is de reden dat men bij het eten (in een restaurant of thuis) nooit de eetstokjes verticaal in de rijst mag zetten, omdat dus op deze wijze rijst aan de overledene wordt aangeboden) Sakai, Oko, Kenzo en enkele van zijn beste vrienden woonden de wake bij. De priester begon met het voorlezen van de sutra's. Op zijn teken stonden Sakai en zijn familie op en offerden beurtelings wat wierook voor de overledene. Terwijl de priester verderging met het lezen van de sutra's , stelden Sakai en zijn familie zich op naast de offertafel. Eén voor één stonden nu ook zijn vrienden op, om op hun beurt wat wierook te offeren. Na een korte buiging naar de familieleden, namen ze hun plaats weer in. Vele kennissen en buren waren ook de afgelopen dagen hun laatste groet al komen brengen. Gedurende de nachten sinds het overlijden van zijn moeder was Sakai bij haar in de kamer verbleven. Hij had ervoor gezorgd dat de kaarsen en wierook bleven branden, zodat de overledene haar weg niet zou kwijtraken op haar laatste reis. Weldra waren Sakai en Oko weer alleen. Kenzo was reeds naar bed. In beperkte familiekring zou morgen de crematie plaatsvinden, en kon de rouwperiode van bijna één jaar beginnen. De hele winter bleef Himeji in een dik sneeuwtapijt gehuld. Het dagelijkse leven verliep rustig in zowel het kasteel als de stad. Niemand waagde zich buiten bij dit gure weer. Terwijl het ganse kasteel wel ingeslapen leek, was er echter in de dojo nog nooit zoveel activiteit geweest als nu. Op aanvraag van sensei Tajima was de dojo uitgebreid met een paar oefenlokalen. Generaal Honda, die een groot voorstander was van de gevechtskunsten, stelde hoge eisen aan zijn samurai. Alle disciplines werden in de nieuw gebouwde infrastructuur onderwezen. De kern van de dojo bleef natuurlijk sensei Tajima's dojo voor de zwaardvechters. Doordat in Edo de Yagyū Shinkage ryu bloeide onder Munenori, was ook heer Honda een favoriet van deze stijl. Bijna al zijn vazallen bezochten regelmatig de dojo. Onder de andere disciplines waren bijvoorbeeld het stokvechten (bo-jitsu), het ongewapende vechten (ju-jitsu), het vechten met de speer (yari-jitsu), en het gebruik van de jitte (jitte-jitsu). Ook de klassen voor de naginata (naginata-jitsu) werden nog steeds druk bezocht. Alhoewel het militaire leven in deze donkere winterperiode op een laag pitje stond, werd de gelegenheid genomen om het niveau van de krijgskunsten op peil te houden. Sakai had voor zijn manschappen een strikt trainingsprogramma uitgewerkt. Hij hechtte er veel belang aan dat zijn manschappen het iaido goed beheersten. Omdat de jitte tot de basisuitrusting van zijn eenheid behoorde, diende ook iedereen deze trainingen te volgen. Ook het ju-jitsu was een verplicht onderdeel van hun training. Voor de andere eenheden golden andere prioriteiten. De tsuru-eenheid van Hosei specialiseerde zich bijvoorbeeld in het speervechten. Goro en zijn manschappen daarentegen waren het meest te vinden in de dojo van meester Tajima voor het onderricht in de traditionele zwaardvechtkunst. Met niets anders om handen waren de oefenzalen dagelijks vol. Tussen de deelnemers van de verschillende disciplines was er ook een zekere mate van interactie. Zo kwam Goro Takehashi regelmatig in contact met Sakai, die in de hoofddojo les gaf in het iaido. Sinds hun confrontatie de vorige zomer, hadden de twee een wederzijds respect voor elkaar 134
opgebouwd. De op het eerste zicht onbehouwen Goro had zich even na de fameuze selectietraining bij Sakai verontschuldigd voor zijn onbeschofte gedrag op de tatami. Sakai zelf had hier nooit een punt van gemaakt, maar Goro zelf voelde dat hij over de schreef was gegaan. 'Ik had nog nooit een duel verloren.' had hij op zekere dag tegen Sakai gezegd. 'Ik was er zo van overtuigd dat ik zou winnen, dat ik alle etiquetteregels vergat.' 'Ik heb die dag ook van u verloren, zonder dat je het wist.' antwoordde Sakai. 'Enkel in het iaido kon ik u verslaan. Mochten we ooit op het slagveld tegenover elkaar hebben gestaan, zou ik zeker het onderspit hebben gedolven.' Op deze subtiele wijze aanvaardde Sakai het excuus van Goro, zonder dat deze gezichtsverlies leed. Sindsdien was Goro een regelmatig bezoeker van Sakai's lessen. Sakai leerde hem het belang van 'mushin'. Mushin is het principe van de lege geest, of zoals sommigen zeggen 'geen geest'. In deze toestand is de geest vrij van angst, woede of emotie. Enkel in deze toestand kan men handelen zonder enige aarzeling of afleiding. 'De geest moet zijn als een kalme vijver, die het maanlicht weerkaatst.' legde hij Goro uit. 'Net zoals golven op het wateroppervlak de reflectie van de maan verstoren, zo verstoren emoties onze perceptie van de realiteit.' Sakai legde verder uit, dat door deze 'mushin' men niet afhankelijk is van wat men 'denkt' te moeten doen, maar dat de actie een natuurlijke onderbewuste reactie van de geest moet zijn. Priester Takuan had aan Sakai deze principes uitgelegd tijdens zijn zen-training. 'De geest moet altijd in een vloeiende beweging zijn , al is het lichaam inactief. Als deze beweging onderbroken wordt, is dat schadelijk voor de geest. In het geval van een zwaardvechter, betekent dit de dood. Wanneer een zwaardvechter tegenover zijn tegenstander staat, mag hij niet aan de tegenstander, diens zwaardbewegingen, noch aan zichzelf denken. Hij moet in staat van 'mushin' tegenover zijn tegenstander staan en elke techniek vergeten. Hij moet enkel volgen wat zijn onderbewustzijn hem ingeeft. Op dat moment is de zwaarvechter niet meer de baas over het zwaard, maar het onderbewustzijn. Wanneer hij aanvalt, is het niet de man, maar het zwaard in handen van zijn onderbewustzijn dat toeslaat.' Over deze les van Takuan had Sakai jarenlang gemediteerd, en was nu in staat deze ook toe te passen. Ook meester Tajima had hem deze principes bijgebracht. 'Mushin kan je niet verwerven gedurende het gevecht zelf.' had hij uitgelegd. 'Door middel van uiterste concentratie tijdens kata oefeningen kan je deze bereiken. Eens je het principe onder de knie hebt, kan je het wel in het gevecht toepassen.'
Mushin 135
De ganse winter werd er hard getraind. Dagelijks maakte Sakai zijn inspectieronde tussen de verschillende controleposten in en rond de stad. Veel was er hier meestal niet te melden. Het verkeer tussen de steden was in deze gure tijd bijna tot stilstand gekomen, en in de stad zelf viel er weinig te beleven. Zoals altijd voerde hij elke taak die hij toegewezen kreeg met volle overtuiging uit. Weldra was zijn verschijning in de stad, en deze van zijn sakura-eenheid, een vast gegeven. Op enkele schermutselingen in een of andere drankgelegenheid na, was er meestal niets bijzonder te melden. Al snel kregen de kordaatheid en de efficiëntie waarmee zijn manschappen optraden het nodige respect. De lange winteravonden bracht hij met zijn gezin door. Meestal was het al donker wanneer hij thuis aankwam. Toen hij die avond thuis aankwam, had Oko een bezoeker. Het was de priester Takuan. Deze stond op toen Sakai binnenkwam. 'Takuan-san, altijd een genoegen u weer eens te zien.' begroette Sakai zijn gast.'Blijf gerust zitten.' Sakai deed zijn natte kleren uit, en nam even later plaats naast Oko en Takuan. 'Wat brengt u hier met dit gure weer?' vroeg hij aan de priester. 'Dit' zei Oko, en wees op een aantal papierrollen die voor haar lagen. Het was een geïllustreerde versie van de 'Genji monogatari'. 'Ik dacht dat ik Oko hier wel een plezier zou mee doen, om deze lange winteravonden te vullen.' sprak Takuan. 'Het verhaal van prins Genji?. Ik denk niet dat ik dat ken' zei Sakai. 'Het is ook niet echt literatuur voor een samurai.' lachte Takuan. ' Het werd in de elfde eeuw geschreven door een hofdame in Kyoto. Het beschrijft het leven aan het hof tijdens de glorierijke Heian-periode. De schrijfster, Murasaki Shikibu, was zeer getalenteerd.' 'Prachtig.' zei Oko, terwijl ze de rollen langzaam ontrolde en de teksten en illustraties bekeek. 'Hier kom ik deze saaie winter wel door.' 'Dit is meer iets voor u.' zei Takuan, terwijl hij in zijn tas greep. Hij haalde een rol tevoorschijn met als titel: 'Nagashino'. Sakai was inderdaad meer geïnteresseerd in de onder de samurai populaire 'Gunki monogatari', de verhalen over grote veldslagen, en de heldendaden van beroemde samurai. De slag bij Nagashino, was door iedereen gekend. Het was een keerpunt in de Japanse geschiedenis. Sakai bedankte de priester, en even later namen ze afscheid. De volgende dag had Sakai vroeg gedaan met zijn taak. Reeds vroeg kwam hij thuis en genoot met Oko en Kenzo van een eenvoudige maaltijd. Toen de kaarsen werden aangestoken , nam Sakai de rol van Nagashino ter hand. 'Kan je ze voorlezen voor mij?' vroeg Kenzo smekend. Sakai knikte. Oko nam plaats rond de gloeiende hibashi, en Kenzo vleide zich tegen haar aan. Sakai begon aan het verhaal: Stilte heerste over het veld van Shitaragahara. De omgeving scheen zijn adem in te houden terwijl de eerste zonnestralen verschenen aan de horizon. Plots werd de stilte doorbroken door de donder van hoefslagen. Stofwolken rezen op terwijl het leger over de vlakte galoppeerde en even later tot stilstand kwam. Terwijl hij zijn paard keerde, gaf de generaal met zijn waaier een serie van bevelen. Ogenblikkelijk verdeelde het leger zich in verschillende bataljons en begonnen ze hun kamp op te slaan. Terwijl zijn commandanten naar hem toestapten, overzag Takeda Katsuyori het veld en grijnsde. ‘Deze vlakte zou in ons voordeel moeten werken, er is veel ruimte voor onze ruiters’, zei hij. Er was een onderdrukt gemompel onder zijn omringende krijgers. Terwijl Katsuyori zich 136
omdraaide en verder de omgeving inspecteerde, keken verschillende commandanten elkaar aan. Yamagata Masakage keek naar de rug van Katsuyori. Hij en verschillende anderen hadden de vorige nacht hun afkeurende mening gegeven over het aanvalsplan van Katsuyori. Het resultaat was verschrikkelijk. Toortsen flikkerden in de duisternis van het kamp, en wierpen schaduwen over Katsuyori’s gezicht terwijl hij zijn generaals aankeek. De dreigende signalen van zijn meester negerend, sprak Masakage:’Mijn heer, hoe kan u dit doen? We hebben informatie dat de Oda-Tokugawa alliantie een groot aantal vuurwapens wil gebruiken in deze slag. Hoe kunt u desondanks doorgaan met een cavalerie aanval?’ Met een luide ‘clack’ sloeg Katsuyori zijn waaier dicht en stond op. Zijn gezicht was verwrongen van woede. De verzamelde samurai deinsden achteruit toen Katsuyori’s woede over hen explodeerde. ‘Hoe durf je mijn bevelen te betwisten?! Ik ben de zoon van de tijger van Kai, Takeda Shingen! Sinds mijn geboorte ben ik getraind in strategie en de kunst van oorlogvoeren. De Takeda cavalerie is onoverwinnelijk! We sturen twee strijdmachten langs de zijkanten van het slagveld, en de hoofdcavalerie door het midden, rechtstreeks naar de vijandelijke linies. De Oda-Tokugawa honden zullen verpletterd worden en wij zullen zegevieren.’ Het zweet van zijn gezicht vegend, boog Masakage en zei:’Zoals u wil, mijn heer’. Katsuyori draaide zich om en grijnsde naar zijn generaals; ‘Het uur van de waarheid nadert, breng alles in gereedheid’. De commandanten bogen en keerden terug naar hun respectievelijke bataljons. Met gebogen hoofd, diep in gedachten liep Masakage terug naar zijn bataljon. Hij had onder Takeda Shingen gevochten gedurende de opkomst van de Takeda-clan. Hij had gevochten aan de zijde van zijn heer bij de slag van Mikata ga Hara, en hem verschillende keren beschermd tijdens aanslagen. Nu was hij verplicht in een duidelijke val te lopen, opgezet door de demon king Oda Nobunaga. Als hij zijn heer niet kon overtuigen dat ze deze confrontatie niet zouden overleven, zou hij falen als samurai. Maar er was geen oplossing mogelijk. Ook de bevelen van zijn heer in twijfel trekken was falen als samurai. De enige mogelijkheid was zonder meer te gehoorzamen. Hij versterkte de grip op zijn speer, en voelde een golf van kracht door zijn lichaam stromen. Hij zou vandaag sterven, maar hij zou sterven als een samurai. Hij liep naar zijn troepen en riep : ‘Span de bogen, we vertrekken op het zesde uur’. Verscheidene honderden meters verder keken twee machtige warlords over het plein van Shitaragahara . Vanaf de heuvelvoet van Mount Gambo, tussen de bomen, analyseerden Oda Nobunaga en Tokugawa Iëyasu ze het slagveld nauwkeurig. Hun verhoogde positie gaf hun een perfect overzicht van het omringende landschap. Nobunaga wees met zijn gestrekte arm over het slagveld. ‘Dit is perfect, de Takeda honden zullen chargeren dwars over dit veld, recht in de onoverwinnelijke vuist van onze geweren.’ Langzaam sloot Nobunaga zijn vuist en lachte. Naar Nobunaga kijkend, schudde Iëyasu zijn hoofd en zei : ‘ze noemen u niet voor niets de demon king’. Hij wreef over zijn kin en liet het plan aan zijn geestesoog voorbijgaan. ‘Een goed plan, …..maar hoe denk je de ashigaru te beschermen? Als de Takeda hen bereiken terwijl ze herladen, is onze verdediging uit elkaar geslagen.’ Fronsend tuurde Nobunaga opnieuw over het veld. Hij rees opnieuw zijn arm en wees naar een nabije rivier. ‘Daar, halfweg de rivier en de bosrand, zullen we een palissade oprichten om de voetsoldaten bescherming te bieden.’ ‘Perfect, ik laat mijn mannen er dadelijk aan beginnen.' antwoordde Iëyasu, zijn nederlaag 137
toegevend. Terwijl Iëyasu wegliep, liet Nobunaga zijn gedachten gaan over de mogelijke uitkomst van de veldslag. Een demonische grijns verscheen op zijn gezicht. ‘Takeda Shingen was misschien een formidabele tegenstander, maar jij bent zeker niet zijn gelijke, Katsuyori. Deze dag zal eindigen met de vernietiging van de Takeda clan.’ Verschillende uren verstreken als de beide legers zich klaarmaakten voor de naderende strijd. Regimenten voetsoldaten begonnen de ruwe palissades op te trekken die de Takeda moesten tegenhouden. Aan de andere kant van het veld stampte een leger van paarden ongeduldig terwijl ze werden opgetuigd. De omgeving hield zijn adem in, in afwachting van de onvermijdelijke slachting die zou volgen. Katsuyori aanschouwde de cavalerie regimenten die achter hem stonden opgesteld. Zijn geest dwaalde reeds af naar de naderende overwinning. Hij trok zijn zwaard, en stak het glanzende blad boven zijn hoofd. ‘Eens te meer zal de Takeda cavalerie gevreesd worden doorheen het ganse land, volg me naar de overwinning’. Met een oorverdovend gebrul stormde de Takeda cavalerie vanuit de boomgrens naar het open veld. Achter de Oda-tokugawa linies schouderden de ashigaru hun geweren. Ieyasu trok zijn zwaard, zijn gouden harnas blinkend in de zon. Zijn bevelende stem schalde over de hoofden van zijn wachtende troepen. ‘Wees standvastig en vrees niet, De Takeda zullen chargeren, maar hun macht is niets vergeleken met de wapens die wij hebben’. De ashigaru legde hun musketten op de palissade en tuurden door het vizier naar de open vlakte De aarde scheen te beven terwijl de Takeda linie vooruit stormde. Aan het hoofd van de aanval reed Katsuyori met zijn zwaard hoog boven het hoofd geheven. Toen ze de rivier bereikten, spoorden ze hun paarden extra aan. Eens voorbij de rivier stormden ze onhoudbaar op de vijandelijke barricade af. Iëyasu zoog de lucht diep in zijn longen en brulde ‘Vuur!!’ De schoten echoden langs de linie, samen met wolkjes opkringelende rook. Paarden bokten en hinnikten in paniek, terwijl ze zwaar op de grond stortten. Bloed spoot in het rond terwijl de frontlinie in het zand beet. De aanvalskreet van Katsuyori werd gesmoord toen een kogel door zijn harnas heen zich in zijn vlees boorde. Hij werd van zijn paard geworpen en viel dodelijk gewond op de grond. Met tranen in zijn ogen stierf hij op de modderige vlakte. Een schreeuw van razernij weerklonk van Masakage terwijl hij zijn heer zag sneuvelen. Hij spoorde zijn hengst aan , en met zijn speer in de aanslag stormde hij als een furie richting de barricade . Het hout versplinterde onder het gewicht van zijn aanval, en hij brak door de barricade met een luide schreeuw. De voetsoldaten vluchtten in paniek voor de aanstormende Masakage. Tot één van de musketiers zijn geweer richtte op Masakage’s rug. Bloed spatte uit zijn borst, terwijl hij van zijn paard op de grond gleed. Hij hoestte pijnlijk en staarde naar de lucht boven hem. Zijn laatste woorden ontsnapten aan zijn bebloede lippen. ‘Alles ..was voor…. niets’. Met een laatste hoest gaf de bejaarde samurai zich over aan de handen van de dood. In het licht van de zonsondergang lag het slagveld bezaaid met dode lichamen. Zwaarden en speren lagen verspreid als speelgoed, een herinnering aan de waanzin die Shitaragahara had bezocht. Terwijl hij het slagveld overzag, schudde Iëyasu langzaam zijn hoofd. ‘De slag is gewonnen, maar tot welke kost?’ Hij draaide zich om en verliet de bloedende vlakte. Sakai legde de rol naast zich neer. Tijdens het lezen waren zijn gedachten uitgegaan naar de twee veldslagen, waarin hijzelf had meegevochten. Nadat Kenzo naar bed was gebracht, vleide Sakai zich op zijn beurt neer in de armen van Oko. Het verhaal had zowel goede als slechte herinneringen in hem naar boven gebracht Nota van de auteur : In de film 'Kagemusha' wordt deze veldslag op verbluffende wijze in beeld gebracht door de Japanse regisseur Kurosawa. 138
Hoofdstuk 23 : Sandōgu Eindelijk was het weer lente. Sakai en Oko zaten onder de bloeiende kerselaar in hun tuin. De grond was bedekt met de roze blaadjes van de fragiele kersenbloesem. In gans Japan was dit een feestelijk gebeuren. In het hele land gingen gezinnen naar de parken om te genieten van de bloesempracht. 'Hana-mi' werd dit genoemd. Oko droeg haar favoriete rose kimono met bloesemmotief. Om haar middel werd de kimono samengehouden door een vuurrode obi met witte koorden. Een bloemblaadje dwarrelde neer, en viel op haar mouw. Glimlachend veegde Oko het weg. Beiden genoten van deze rustige lentenamiddag. Terwijl Oko bezig was met haar borduurwerk, nam Sakai zijn zwaard dat naast hem lag. Met een zachte doek maakte hij het lemmet proper. Daarna bracht hij met een kwastje een dun laagje talkpoeder aan op het lemmet. Met een nieuwe doek veegde hij dit weer af. Op deze manier werden de laatste onzuiverheden verwijderd. Hij hield het blad schuin omhoog en bestudeerde het blinkende oppervlak. Ondanks de regelmatige poetsbeurten, en het zorgvuldige onderhoud bleef Tamonten toch nog de sporen dragen van de gevechten in Osaka. Vanuit haar ooghoeken sloeg Oko hem gade. Zij wist wat Tamonten voor hem betekende. Tamonten was een deel van Sakai's ziel. 'Zin in een kom thee?' vroeg ze. Sakai knikte bevestigend. Oko ging het huis binnen en kwam terug met twee kommen thee op een gelakt dienblad. Sakai nipte voorzichtig aan de hete thee, en zette de kom terug neer. Hij nam zijn zwaard weer ter hand, en bekeek het met kritische ogen. De saya (schede) vertoonde hier en daar kleine barstjes. Rond de koiguchi, de opening aan de bovenkant van de saya waren stukjes lak afgebrokkeld. Ook de kojiri aan de onderkant vertoonde kale plekken. Toen hij de tsuba, de handbeschermer, bekeek, zag hij dat stukjes inlegwerk, die het symbool van Bishamonten vormden, ontbraken. Tamonten had vooral het laatste jaar veel meegemaakt. Door het veelvuldige gebruik begon de zijden tsuka-ito hier en daar wat te rafelen. Oko zag Sakai's kritische blik over het zwaard gaan.
139
Het blad zelf had Sakai's kritische blik doorstaan. Op een paar krassen en minieme beschadigingen was het nog steeds in topvorm. De koshirae, de bekleding, was echter dringend aan vervanging toe. In Himeji woonden verschillende ambachtslui die hierin zeer bedreven waren. Sakai had de koshirae gezien die deze vakmensen hadden gemaakt voor het zwaard dat hij voor heer Ikeda had meegebracht uit Bizen. Zij konden Tamonten zonder twijfel voorzien van een nieuwe passende bekleding. In zijn huidige positie kon hij moeilijk rondlopen met een zwaard dat zich in de huidige toestand bevond. Met een hamertje klopte hij de mekugi, het houten pennetje, uit het handvat. Hierdoor kon hij met een lichte tik op het gevest het zwaard losmaken, en alle onderdelen apart bekijken. Hij nam de tsuba tussen duim en wijsvinger en bekeek hem langs alle kanten. 'Wat denk je van een sakuramotief?' vroeg hij aan Oko. 'Hoe bedoel, een sakuramotief waarvoor?' 'Voor een nieuwe tsuba, ' antwoordde Sakai. 'Dat zou wel passend zijn voor de leider van het sakura-korps. Of ben je geïnspireerd door de omgeving?' zei ze glimlachend, terwijl ze weer een bloesemblaadje van haar mouw veegde. 'Beide.' zei Sakai en dronk nogmaals van zijn thee. Met geoefende hand monteerde hij weer de onderdelen van zijn zwaard. Een idee was in hem opgekomen, dat hij die avond zeker moest voorleggen aan zijn makkers. Die avond ontmoette hij Jumo en Jiro voor hun wekelijkse bijeenkomst. In het hoofdkantoor van de eenheid, zaten ze met hun drie de dagelijkse details van hun werk te bespreken. Toen de vergadering zo goed als afgelopen was, zei Sakai : 'Nog één punt had ik graag voorgesteld.' Zijn metgezellen keken hem vragend aan. 'Het is geen officieel punt, maar ik wil het toch even naar voren brengen.' Hij haalde Tamonten uit zijn gordel en legde hem tussen hen in. Hij wees hun op de slechte toestand van de tsuba en zijn plan om hem te vervangen. 'Wat zouden jullie ervan denken als we alledrie een tsuba met het motief van een sakura zouden gebruiken voor onze katana? Dit is maar een voorstel, geen verplichting. Het zou als teken van onze verbondenheid kunnen dienen.' Jumo en Jiro waren dadelijk te vinden voor het voorstel. De 'vergadering' werd verdergezet in de Ume-ya. 'Op de sakuragumi!' zei Sakai en ze brachten een toost uit. De volgende dagen ging Sakai op zoek naar een passend atelier, dat hun het gevraagde kon leveren. Na verschillende shops te hebben bezocht vond Sakai de gepast persoon. Hojo Sakamoto bezat een atelier, waar de beste ambachtslui van Himeji werkten. Hij verzekerde Sakai dat hij tevreden zou zijn over zijn werk. Omdat Sakai zijn volledige bekleding wilde laten vernieuwen, moest hij Tamonten wel achterlaten bij Sakamoto Alles bijeen zou het toch een paar weken duren om een nieuw saya te maken, en de tsuka-ito te vervangen. In verband met de tsuba liet Sakai de volledige vrijheid aan Sakamoto over. In het atelier bezat Sakamoto ook verschillende prachtige zwaarden. Hij verzocht Sakai om er eentje uit te kiezen als tijdelijke vervanging voor zijn eigen Tamonten. Sakai kon toch moeilijk 'naakt' over straat lopen, merkte hij lachend op.
140
141
.
Tsuba's met sakura motief , Edo periode (collectie auteur)
142
Juni 1616 Sakai ging terug naar de shop van Sakamoto, op de dag dat het nieuws van het overlijden van Tokugawa Iëyasu Himeji bereikte. De grote eenmaker van Japan was overleden op 73-jarige leeftijd. De ambachtslieden uit Sakamoto's shop hadden uitstekend werk verricht. Sakai's zwaard leek als nieuw. De graveurs hadden een prachtige, doch eenvoudige tsuba gemaakt. Hij was vervaardigd uit ijzer, met een verhoogde rand uit shakudo. In de lichtjes ovalen stootplaat waren door middel van de sukashi-techniek (zie eerste tsuba blz 139) drie sakurabloemen uitgestoken. De bekleding van het handvat was vernieuwd, met een tsuka-ito van de beste zijde, in dezelfde donkerblauwe kleur als zijn uniform. Ok de sageo, de koord waarmee de katana in de obi werd bevestigd, had dezelfde diepblauwe kleur. De schede was herlakt met een matte zwarte lak. Toen Sakai het blad uit de schede haalde, zag hij dat ook dit een opknapbeurt had gekregen. 'Met de complimenten van het huis.' zei Sakamoto met een lichte buiging. Sakai stak de katana in zijn obi en wilde afrekenen. 'Als ik een kleine suggestie mag doen?' vroeg Sakamoto. Sakai keek hem vragend aan. 'Voor een vriendenprijsje maak ik dezelfde tsuba, en vernieuw ik ook de tsuka-ito voor uw wakizashi. Dan heeft u een passend paar, zoals een dai-sho voor iemand van uw stand hoort te zijn.' Inwendig glimlachte Sakai. Sakamoto was duidelijk een goede zakenman. Als iemand als Sakai rondliep met zijn werk, kon dit hem een goede reputatie en meer clienteel opleveren, moest Sakamoto wellicht denken. Sakai dacht er even over na, en ging akkoord. De man leverde goed werk, en hij zou hem zeker aanbevelen bij zijn vrienden. Die avond liet hij zijn vernieuwde katana bewonderen door Jumo en Jiro. 'Prachtig vakmanschap.' zei Jumo. 'En aan een betaalbare prijs.' voegde Sakai er aan toe. Zijn vrienden waren er nog niet toe gekomen om hun tsuba's ook te laten vervangen. 'Ik heb er wel al een idee hoe van hij er moet zien.' zei Jiro. Kort beschreef hij welk soort tsuba hij in gedachten had. Hij was meer voorstander van een massieve plaat met inlegwerk in brons of koper, zoals in de Heianjo-school werd toegepast. 'Ik ben er zeker van dat meester Sakamoto u hier perfect mee kan helpen.' zei Sakai. 'Zeg maar dat ik hem bij u aanbevolen heb.' De rest van het gesprek ging over de dood van heer Iëyasu. Het was in heel Japan hét gespreksonderwerp. 'Vorig jaar leidde hij nog de campagne tegen Osaka.' begon Sakai. 'Sinds zijn 'pensioen' heeft hij echter op subtiele wijze gans Japan onder zijn invloed gebracht. Terwijl hij Hidetada naar voor schoof, verplaatste hij alle belangrijke daimyo als schaakstukken op een bord doorheen heel Japan. Al sinds Sekigahara is hij op deze manier zijn positie veilig aan het stellen.' 'En door Hidetada als opvolger aan te stellen heeft hij de shogun-titel erfelijk gemaakt.' merkte Jiro op. 'Inderdaad, Zowel Nobunaga als Hideyoshi hebben hun macht nooit kunnen consolideren door middel van waardige erfgenamen. Dit zou wel eens het begin kunnen zijn van een nieuw tijdperk van vrede.' 'Eindelijk.' zei Jumo. 143
'Ik denk dat het signaal dat hij gaf na zijn overwinning op de Osaka-rebellen wel duidelijk was.' 'Hoe bedoel je?' vroeg Jumo. 'Ik heb horen vertellen dat de ganse weg tussen Kyoto en Fushimi volstond met rijen planken, met daarop de afgehakte hoofden van de rebellen. Volgens getuigen moeten het er duizenden geweest zijn. Ik denk dat de boodschap wel is overgekomen.' Notitie van de auteur: tijdens de slag bij Yao ( 3 juni 1615, Osaka zomercampagne) werden op zeker ogenblik ook de hoofden van de verslagen vijanden gepresenteerd aan generaal Todo Takatora. Er was echter te weinig tijd om deze op de voorgeschreven wijze te prepareren. Normaal werden ze gewassen, gelabeld met hun naam en de naam van degene die het hoofd genomen had, het haar gekamd, en werd het hoofd op een houten plank genageld ter inspectie. Door tijdgebrek, werden ze echter nog bloedend aangeboden aan generaal Takatora. Hierdoor werd de vloer van de tempel waar de ceremonie werd gehouden doordrenkt van het bloed. Deze bloeddoordrenkte vloerplanken werden later bewaard, en doen nu dienst als plafond in dezelfde tempel (Jokoji-tempel)
'De Toyotomi-clan is volledig vernietigd nu. Door Hideyori's achtjarige zoon te executeren, is zijn bloedlijn afgesneden. Enkel zijn vrouw, prinses Sen (Sen hime) werd gespaard.' 'Maar dat was dan ook heer Iëyasu's kleindochter, en de dochter van Hidetada.' 'Volgens de laatste berichten is heer Iëyasu verheven tot Kami (god), en bouwt men in Nikko een gigantisch schrijn te zijner ere.' 'Er is momenteel geen enkele daimyo nog machtig genoeg om de macht van de Tokugawa aan te vechten. Dus voorlopig zal het oorlogsgeweld wel voorbij zijn.' besloot Sakai. Sakai kreeg gelijk. Volgens de instructies van zijn vader, organiseerde Hidetada een streng bewind. Het klassensysteem werd strikt vastgelegd. De grote verbindingswegen tussen de steden streng gecontroleerd, en de geheime politie (met Yagyū Munenori aan het hoofd) hield overal een oogje in het zeil. Ook werden (voor de volgende 250 jaar) alle grenzen gesloten voor de buitenlanders. Het was de organisatie van deze controleposten langs de grote wegen, zoals de Tokkaido en de Nakasendo, die Sakai eens van kortbij wilde gaan bekijken. Misschien kon hij dan de controle in het gebied rond Himeji op dezelfde wijze organizeren. Hiervoor kreeg hij de toestemming van heer Honda. Deze gaf hem de nodige geloofsbrieven mee om ongehinderd te kunnen reizen. Toba Yoshimura zou hem vergezellen. Oko vond het niet fijn om weer voor langere tijd gescheiden te zijn van Sakai, maar legde zich er zonder mopperen bij neer. De dag van het vertrek nodigde ze Toba uit om samen met Sakai, Kenzo, en haarzelf het ontbijt te nuttigen. 'Pas goed op mijn roekeloze man.' zei ze lachend, om haar ongerustheid te verbergen, tegen Toba. 'Maak u maar geen zorgen. Het is een eenvoudige trip naar Kyoto. Binnen een paar weken zijn we terug. Voor u het weet lever ik Sakai weer heelhuids hij u af.' lachte Toba. Met een laatste kus nam Sakai afscheid van zijn vrouw en zoon. Ze gaven hun paarden de sporen, en weldra waren ze op weg richting Osaka. Hun reiskleding was onopvallend, maar verraadde toch een zekere status. Het feit dat ze te paard reisden, en de daisho (twee zwaarden) in hun obi maakten duidelijk dat ze tot de samurai-elite behoorden. De dorpelingen en boeren die ze passeerden langs de weg, haastten zich dan ook om plaats te maken als ze voorbijstoven. Osaka zouden ze dezelfde dag niet meer bereiken, dus overnachtten ze nabij de haven van Hyōgo 144
(het huidige Kobe). Deze stad lag gevangen tussen de kustlijn en de nabijgelegen bergen. In plaats van in de drukke stad zelf een onderkomen te zoeken, reden ze landinwaarts naar het Ikuta-schrijn. Sakai had veel gehoord van deze tempel, die als achtergond had gediend voor de beroemde slag van Ichi-no-Tani, gedurende de Genpeioorlog in de twaalfde eeuw. De tempel lag verscholen in een bosrijke omgeving, en de ruiters genoten van de prachtige herfstkleuren. Nadat ze hun intrek hadden genomen in een van de gastverblijven van de tempel, aten ze de resten van het eten dat Oko had meegegeven op. Even later verscheen de abt om zijn gasten welkom te heten. Een paar monniken brachten thee, en weldra bracht Sakai het onderwerp van de slag van Ichi-notani naar voren. 'Deze slag is inderdaad in deze buurt uitgevochten.' bevestigde de abt. 'Ken je ook het verhaal van Kumagai en prins Atsumori?' vroeg hij aan aan Toba. De abt ging ervan uit dat deze samurai wel zouden geïnteresseerd zijn in de historische gebeurtenissen die hier hadden plaatsgevonden. De confrontatie van Kumagai Naozane met prins Atsumori was een van de meest verhaalde gebeurtenissen uit de slag bij Ichi-no-Tani. Verschillende Noh- en kabuki stukken waren gewijd aan deze opmerkelijke gebeurtenis. Sakai had er al vluchtig iets van gelezen in de boeken van priester Takuan, maar Toba moest bekennen dat hij niet zo erg op de hoogte was van deze periode in de geschiedenis. Verse thee werd gebracht, en terwijl de zon onderging, deed de abt zijn verhaal. Hij was een aangenaam verteller, en zijn twee gasten luisterden gefascineerd. 'Het was in 1184.' begon hij. 'De Genji (ook Minamoto genoemd) vielen de Heike (ook Taira genoemd) aan in hun basis op Ichino-Tani. Door hun overmacht dreven ze de Heike op de vlucht. In paniek vluchtten ze naar hun schepen. Op het strand van Suma achtervolgde Kumagai een vluchtende ruiter. Hij wist deze van zijn paard te trekken, en beiden rolden over het strand. Kumagai wist de helm van zijn tegenstander af te rukken, en werd geconfronteerd met een zeer jeugdige krijger. De kleding en de fijne trekken van zijn gezicht verraadden dat het een adelijk persoon moest zijn. Het was prins Atsumori van de Taira-clan. Maar dat wist Kumagai op dat ogenblik nog niet. 'Neem mijn hoofd!' riep de verslagen prins uit. Maar Kumagai twijfelde. De jongeling deed hem denken aan zijn eigen zoon, die ongeveer dezelfde leeftijd had. Hij kon niet meer dan veertien of vijftien jaar zijn. 'Neem mijn hoofd, en laat me eervol sterven op het slagveld.' herhaalde de jonge prins. Kumagai twijfelde nog steeds, maar zijn makkers kwamen ondertussen aangelopen. Met tranen van spijt in de ogen deed Kumagai zijn plicht, en sneed het hoofd van de jongeling af. Op het lichaam van de prins vond hij een fluit. Deze was blijkbaar door keizer Toba gegeven aan de vader van Atsumori, en nadien doorgegeven aan de prins zelf. De ontdekking van deze fluit maakte Kumagai nog verdrietiger. De nacht voor de slag, had hij, terwijl hij in zijn tent zat, de fluit gehoord vanuit het vijandelijk kamp. Hij realiseerde zich nu dat het deze jonge prins was geweest die de vorige avond zo mooi de fluit had bespeeld.' De abt besloot zijn verhaal met te vermelden dat de berouwvolle Kumagai na de oorlog het samuraileven vaarwel zei, en ging leven als Boeddhistisch monnik onder de naam van Rensei. Zijn verdere leven zou hij boete doen voor de wandaden die hij had begaan. De abt wenste de twee vrienden nog een goede nacht, en trok zich terug. In hun kamer praatten Sakai en Toba nog wat na over dit verhaal, en gingen even later ook slapen. De volgende morgen vertrokken ze in alle vroegte richting Osaka. 145
Tegen de middag trokken ze voorbij de stad die vorige jaar het toneel was geweest van de ultieme confrontatie tussen de Toyotomi en de Tokugawa. Van de machtige kasteeltoren was slechts een verkoolde ruïne over. Terwijl ze het eens zo machtige bolwerk voorbijreden, haalden ze herinneringen op aan de vorige zomer. Argwanend werden ze bekeken door de Tokugawa-samurai die overal patrouilleerden. Na een korte controle van hun papieren konden ze telkens ongestoord hun weg vervolgen. Al snel lieten ze de stad achter zich en volgden de Yogo rivier tot Kyoto. Het was hier in Kyoto dat de beroemde Tokaido eindigde, die begon in Edo. Van de 53 officiële halteplaatsen langs deze 'oostelijke zeeweg' waren er ook verschillende ingericht als controleplaats, waar alle reizigers werden gecontroleerd. Sakai en Toba namen hun intrek in een herberg kort bij de Sanjō-bashi. Deze brug vormde het eindpunt van de Tokaido. Hier bevond zich een belangrijk controlepunt voor de reizigers die vanuit Edo Kyoto binnenkwamen. 'Wat is ons plan?' vroeg Toba die avond. 'Gewoon observeren. We blijven een paar dagen en bekijken op welke manier men hier de boel organiseert.' Zo brachten ze een paar dagen door met het gadeslaan van de activiteiten bij de controlepost. Nu, in de late herfst, was er veel verkeer in en uit Kyoto. Handelaars, pelgrims, samurai, bereden boodschappers, en zwervende ronin maakten het gros uit van de reizigers. Iedereen werd aan de slagbomen tegengehouden door de zwaarbewapende samurai. Na controle van de reisdocumenten konden ze verderreizen. Vanuit de herberg waar ze verbleven, hadden Sakai en Toba een goed zicht op de gang van zaken aan het controlepunt. 'Niet veel verschillend van hetgeen we in Himeji doen.' merkte Toba op. De organisatie was indedaad bijna identiek als het systeem dat zij hadden opgericht. Een houten barak voor de manschappen, dubbele slagbomen die de weg versperden, bewapende samurai, en een beambte die de papieren controleerde. 'Behalve dat vreemde wapenrek.' zei Toba. Naast het kantoor stond een rek met diverse wapens. Naast een aantal speren stonden er ook enkele vreemd uitziende wapens tussen. Het vreemdste was een lange houten paal met daarop verschillende ijzeren punten met weerhaken. Het tweede vreemde wapen was een soort U-vormige riek met twee puntige uiteinden, terwijl het derde meer deed denken aan een hark met scherpe pinnen aan de bovenzijde. Het was pas op de vierde dag van hun verblijf in de herberg, dat ze deze wapens in actie zagen. Het was ongeveer op het middaguuur toen een ronin met haveloze kleren de controlepost naderde. Blijkbaar kon hij niet de nodige reisdocumenten voorleggen, want er ontstond een discussie die snel escaleerde. Sakai en Toba volgden de gebeurtenis vanop het terras van hun herberg. Toen de discussie begon op te lopen, greep de ronin naar zijn zwaard. Ook de dienstdoende samurai trok ogenblikkelijk zijn katana. De ronin was blijkbaar dronken, want hij begon op een ongecontroleerde manier met zijn zwaard rond te zwaaien. De wachter sloeg ogenblikkelijk alarm. In een mum van tijd was de ronin omsingeld door verschillende samurai. Eén van hen had het lange wapen met de van weerhaken voorziene ijzeren punten in de hand. Daarmee bedreigde hij de opgewonden ronin. Toen deze wilde uithalen met zijn katana, stak de wachter toe. Met een snelle beweging haalde hij uit naar de kimono van de onverlaat. 146
Door een draaiende beweging met het wapen te maken, grepen de puntige uiteinden in de kimono van de ronin. Hierdoor werd zijn beweging fel belemmerd. Met zijn vrije hand probeerde de dronkeman de stok vast te grijpen, maar het bovenste gedeelte van de schacht was ook bezet met scherpe punten. Terwijl de wachter op deze manier de woesteling in bedwang hield, was een tweede samurai naderbij gekomen met de 'hark'. Gezamelijk wisten ze de dronken ronin snel tegen de grond te werken en in bedwang te houden. Al snel lag hij ontwapend en hulpeloos op de grond te spartelen. Enkele ogenblikken later werd hij geboeid het wachtlokaal binnengeleid. Het hele gebeuren had geen twee minuten geduurd. Toba was onder de indruk. 'Die wapens wil ik wel eens van dichterbij bekijken.' zei hij tegen Sakai. Ze besloten om hun anonimiteit te doorbreken, en toen de commotie wat was bedaard, stapten ze op het wachtlokaal af. Sakai stelde zich voor aan de wachtcommandant, en toonde zijn papieren met het zegel van heer Honda. Hij gaf het doel van hun reis op, en ze werden tot bij de magistraat gebracht. Snel werd hun nieuwsgierigheid beloond. De wachters waren maar wat fier om hun de nodige uitleg te geven. 'Dit trio van wapens is van hier tot Edo standaard uitrusting. We noemen ze de 'torimono sandōgu'. Het meest effectieve van de drie is de sodegarami (lett: mouwvanger).' De wachter toonde hun de lange stok met de ijzeren haken. 'Hiermee houden we de overtreder in bedwang. Door de pinnen op de schacht kan hij zich niet bevrijden. Dan komt de sasumata . Hiermee kunnen we zijn hoofd of zijn arm tegen de grond pinnen.' Tenslotte toonde hij hun de 'hark'. 'Met deze Tsukubō (lett: stootpaal) kunnnen we de tegenstander op afstand houden en desgewenst ook tegen de grond duwen.' Toba vertelde hen hoezeer hij onder de indruk was van het snelle optreden een uur geleden. 'Over twee uur worden we afgelost. Als jullie willen, praten we dan wat verder bij een kom sake.' stelde de wachter, die zo behendig de sodegarami had gehanteerd, voor. 'Wij logeren hier wat verder in de Akayama-herberg.' zei Sakai. 'Tot straks dan.' zei de wachter met een diepe buiging, en ging weer naar buiten om zijn taak te hervatten. Sakai en Toba bleven nog even met de magistraat praten over organisatorische kwesties. Even later namen ze afscheid, en keerden terug naar hun kamer.
147
Sodegarami
Sasumata
Sodegarami en tsukubō
148
Sodegarami , collectie auteur
Halte 32 (Arai) aan de Tokaido door Hiroshige - collectie auteur Naast het kantoor staan de Sandōgu klaar voor gebruik 149
Een paar uur later zaten Sakai en Toba in de Akayama-herberg te genieten van hun avondmaal. Terwijl de zon begon onder te gaan, en de lantaarns werden aangestoken, bekeken ze de afnemende stroom reizigers die de herberg passeerden. Beiden lieten ze zich hun maal goed smaken. Ze hadden gekozen voor gegrilde roodbaars, die dagelijks vers werd aangevoerd vanuit het nabijgelegen Biwa-meer. Terwijl ze hun maal beëindigden, zagen ze hoe aan de controlepost de wachters werden afgelost. Weldra kwamen ze hun richting uitgewandeld. Sakai maakte een uitnodigend gebaar, en drie van hen kwamen tot bij hun tafel. Na een beleefde groet zetten ze zich neer tegenover Sakai en Toba. Sakai riep de dienster en bestelde sake voor het ganse gezelschap. Na de nodige beleefdheidsuitwisselingen, kwam het gesprek snel op het gebruik van de sandōguwapens. 'Het meest efficiënt zijn ze als we in team werken. Een goed op elkaar ingespeeld team heeft de overtreder snel onder controle.' zei de man die blijkbaar de leiding had over de controlepost. 'Dat hebben we gemerkt.' zei Toba. 'Alles gebeurde snel en efficiënt. Proficiat voor uw team.' Trots nam de commandant het compliment in ontvangst. 'Nu ging het slechts om een dronkelap, de moeite niet waard om onze zwaarden te gebruiken. Dat is het belangrijkste voordeel van de sandōgu. Indien het om een verdacht individu gaat, kunnen we hem meestal inrekenen en ontwapenen zonder hem te moeten doden, zodat we hem naderhand grondig kunnen ondervragen.' 'Voor die reden gebruiken we bij ons meestal de jitte.' zei Sakai. 'Maar die sodegarami heeft wel het voordeel dat je meer afstand kan bewaren tussen je tegenstander.' 'De jitte is ook bij ons een veelgebruikt wapen, maar vooral in de stad zelf. Onze dōshin (politiemensen) zijn er allemaal mee uitgerust. Maar ook in onze kantoren in de stad zijn de sandōgu aanwezig. Nog een bijkomend voordeel is dat ze kunnen gebruikt worden bij brandbestrijding om bijvoorbeeld brandende muren en balken mee neer te halen, om zo de brand in te dijken.' Sakai knikte bevestigend. Zowel hij als Toba hadden vandaag veel opgestoken. Hun studiereis was tot nu reeds de moeite waard geweest. 'Hoelang blijven jullie nog in Kyoto?' vroeg een van de wachters. 'Minstens nog een paar dagen.' antwoordde Sakai. 'Dan moeten jullie zeker eens gaan kijken in de Sanjūsangen-do. Daar wordt de jaarlijkse boogschutterswedstrijd gehouden, de befaamde Tōshi-ya.' Sakai had al gehoord van deze wedstrijd. De laatste decennia had het boogschieten aan belang ingeboet, vooral op het slagveld. Deze kunst dreigde verloren te gaan door het opkomende gebruik van de westerse vuurwapens. Sinds Nagashino, Sakigahara, en recent in Osaka werden vuurwapens op grotere schaal gebruikt dan boog en pijl. Vooral omdat het eenvoudiger was om de schutters op te leiden. Ook op de oefenbanen in Himeji, waar heer Ikeda nog regelmatig had geoefend in het boogschieten, was de laatste tijd weinig te beleven. Om de kunst van het boogschieten terug te promoten, had Tokugawa Iëyasu een tijd geleden een wedstrijd in het leven geroepen in de Sanjūsangen-dō tempel. De bedoeling was dat de beste boogschutters het tegen elkaar opnamen om zoveel mogelijk pijlen in het doel te schieten op 24 uur tijd (van zonsopgang tot zonsopgang). Het doel stond opgesteld op het einde van een honderdtwintig meter lange corridor. Door de lage zoldering, was het extra moeilijk om het doel te raken. Getuige hiervan de vele beschadigingen aan de dakbalken doorheen de jaren. 'Dat lijkt me de moeite waard om te gaan bekijken.' zei Toba, nadat hij de uitleg had gehoord. 'De competitie duurt nog tot het einde van de week.' zei de samurai. 150
Sakai en Toba verzekerden hem dat ze zeker eens zouden gaan kijken. Die avond hielden Sakai en Toba zich bezig met het maken van schetsen van de sandōgu. Ze bespraken nog de verschillende gebruiksmogelijkheden, en de manieren waarop ze deze wapens in Himeji konden invoegen in hun trainingsprogramma. De volgende ochtend vertrokken ze naar de Sanjūsangen-dō tempel. Ze wilden dit evenement zeker niet missen. Aan de tempel heerste er een gezellige drukte. Honderden boogschutters, uit verschillende delen van Japan, hadden zich hier verzameld. Het gespreksonderwerp van de dag was of het record van Wasa Daihashiro kon worden verbroken. Deze had twee jaar geleden het staande record van Hoshino Kanzaemon verbroken. Hoshino Kanzaemon scoorde 8000 treffers van de 10,542 afgeschoten pijlen. Zeventien jaar later, nu twee jaar geleden, verbeterde Wasa Daihashiro dit record door 13,053 pijlen af te schieten waarvan er 8,113 doel troffen. Dit echter met hulp van een omstaander, die tijdens een rustperiode van Wasa ( door zijn gezwollen hand kon hij niet meer goed richten) met zijn mes een paar inkervingen maakte in de hand van Wasa. Hierdoor werd de zwelling in zijn hand opgeheven door het wegstromende bloed, en kon hij weer zuiver richten. Deze omstaander bleek naderhand de vorige recordhouder Hoshino Kanzaemon te zijn. Een rekensommetje leerde Sakai dat er voor deze prestatie een gemiddelde van 9 pijlen per minuut moesten worden afgeschoten. Vandaag was een boogschutter uit Kyūshū, genaamd Otaka Seihei, aan de beurt. Hij deed mee aan het Hyaku-i onderdeel van de competitie. In dit onderdeel telde het meeste treffers op honderd afgeschoten pijlen. Gisteren had hij het Sen-i onderdeel van het evenement gewonnen. Hierbij telde het aantal treffers op duizend afgeschoten pijlen. Met 981 treffers had hij dit onderdeel gewonnen. Sakai en Toba volgden de competitie met grote belangstelling.De winnaar van gisteren won ook vandaag. Otaka was dit jaar de grote favoriet. Ook de volgende dag gingen ze kijken. Spijtig genoeg werd het record van Wasa Daihachiro niet verbroken. Na nog een dag in Kyoto te hebben verbleven, trokken Sakai en Toba verder. Ze waren van plan om de Tōkaidō nog een dagreis te volgen richting Otsu, dat aan het Biwameer lag, en vervolgens tot Kusatsu. Terwijl het landschap nog in een dikke ochtendmist was gehuld waren ze reeds op weg. Even buiten Kyoto passeerden ze de beroemde Hiei-berg, ooit het machtige bolwerk van de krijgersmonniken, tot de honderden tempels door Oda Nobunaga in 1571 met de grond gelijk werden gemaakt. Al snel kwam het Biwa-meer, het grootste meer van Japan, in zicht. Hier lag Otsu. In het westen lagen een lange bergketen met de Hiei-berg, en de Horai-berg. Ze sloegen af naar het oosten, naar Kusatsu. Dit gedeelte van de weg behoorde zowel tot de Tōkaidō, als tot de langere Nakasendō. Het was dus behoorlijk druk tot in Kusatsu, waar deze twee wegen zich scheidden. Beide wegen eindigden in Edo. Alhoewel de Nakasendō langer was, verkozen veel reizigers deze route omdat er veel minder rivieren moesten worden overgestoken.
Hoofdstuk 24 : Sankin-kōtai Ze hadden het tempo er flink ingehouden, en arriveerden in de late namiddag in Kusatsu. Hier heerste er een drukte van jewelste. Bij navraag door Sakai bleek er morgen een zeer groot gezelschap van een belangrijke daimyo te passeren. Het was de heer van het Kaga domein, Maeda Toshitsune, die hier zou voorbij komen. Deze was op weg naar Edo als onderdeel van de Sankin-kōtai. 151
Dit ritueel was ingesteld door het Tokugawa-shogunaat enkele jaren geleden. De bedoeling was dat elke daimyo afwisselend een jaar in Edo en in zijn eigen domein verbleef. Gedurende het jaar dat hij naar zijn eigen domein terugkeerde, bleven zijn vrouw en erfgenamen achter in Edo als 'gijzelaars'. Op deze manier probeerde het shogunaat de controle te behouden over alle clans. De Sankin-kōtai zou gedurende vele decennia de grote wegen van en naar Edo beheersen. Hoe groter het domein van de daimyo, hoe groter ook het gevolg dat meereisde. In het geval van de heer van Kaga, ging het om een stoet van bijna 1800 personen. Dit was natuurlijk een zeer kostelijke onderneming omdat het hele gezelschap weken onderweg was. Dat was een bijkomende bedoeling van het shogunaat. De Sankin-kōtai legde zo een grote financiële druk op de daimyo, dat ze niet meer in staat waren om een groot leger op de been te brengen. Voor sommige clans nam de Sankin-kōtai tot vijfenzeventig procent van hun vermogen in beslag. Vermits de heer van Kaga, Maeda Toshitsune, na de Tokugawa de grootste clan van Japan was, was zijn gevolg dan ook navenant. Sakai en Toba vonden een onderkomen aan de rand van het kleine stadje. Hun kamer lag op de eerste verdieping van een kleine, maar gezellige herberg. De volgende morgen werden ze vroeg wakker door de drukte in de straten. Iedereen was al druk bezig met het borstelen van de weg, waar de stoet zou langskomen. Een uur later, nadat Sakai en Toba hun ontbijt hadden genuttigd, was het stadje klaar voor de doortocht van het hoge gezelschap. Her en der op kruispunten waren kleine conische zandheuveltjes opgeworpen, een oud verwelkomingsritueel. Voor de huizen stonden emmers met water en een borstel. Ook een oud gebruik om aan te geven dat de bezoekers welkom waren. Al snel kwam de voorhoede van de stoet in zicht, voorafgegaan door bedienden met bezems die de weg een laatste beurt gaven. Vanuit hun kamer op de eerste verdieping hadden Sakai en Toba een perfect zicht op de gebeurtenissen. Nieuwsgierig wachtten ze af . De straten zelf waren volgelopen met de stadsbewoners die niets van het spektakel wilden missen. De stoet kwam om een bocht in de hoofdstraat, voorafgegaan door de stadsmagistraten. Op het bevel :'Shita ni iro! Shita ni iro ! (Neer! Neer !) lieten allen zich op de grond vallen. Met harde hand werd een enkeling die zich nog in de straat bevond, aan de kant geduwd. De eerste groep kwam voorbij de herberg. Met veel vertoon kwam een eerste bataljon samurai aangemarcheerd. Zij droegen vaandels met het embleem van de Maeda-clan. De organisatie van een Sankin-kōtai stoet had zijn origine in de slagorde waarin een leger naar het slagveld vertrok. Daarom werd de voorhoede gevolgd door een detachement schutters. Dezen droegen hun musketten over hun schouder. Tussen de steden in liep de stoet in min of meer losse formatie. Wanneer ze echter een stad doorkruisten, werden de gelederen gesloten en in strakke formatie marcheerden ze met veel vertoon voorbij. Indruk maken hoorde bij het hele gebeuren. In sommige gevallen, zoals in deze stoet, staken de schutters de lont van hun geweer aan. De opkringelende rookpluimpjes gaven een extra showelement aan hun voorkomen. Meer dan driehonderd schutters telde het regiment dat in drie rijen voorbijmarcheerde. Sakai herinnerde zich hun jachtuitstap met heer Ikeda. Maar tegenover het vertoon van deze Sankin-kōtai was dat maar een miniem groepje geweest. De schutters werden gevolgd door de speerdragers. Kaarsrecht staken hun speren omhoog. Aan het boveneinde was een helrode kwast bevestigd. Door 152
het typische marcheren , waarbij ze hun bovenlichaam heen en weer bewogen, bewoog het bos van speren en kwasten in kadans heen en weer. De toeschouwers waren onder de indruk. Elke detachement werd gevolgd en voorafgegaan door een aantal bereden samurai. De boogschutters die volgden, liepen in vijf rijen voorbij. Sakai telde er ongeveer vijfhonderd. 'Shita nii!' weerklonk weer het bevel toen het gevolg van de daimyo van Kaga voorbij kwam. Iedereen boog tot in het stof. Een lange rij dragers met grote kisten, met daarop de emblemen van de Maeda-clan, trok voorbij. De kisten waren alle bezet met gouden ornamenten. De groep samurai die als bewaking voor de heer zelf diende, bestond zeker uit tweehonderd man. In het midden van deze groep droegen zes dragers de palankijn van de daimyo. Hij werd omgeven door verschillende bedienden die zijn persoonlijke bezittingen droegen. Een speciale bediende die de zwaarden van de daimyo droeg, liep naast de palankijn. Een andere leidde zijn paard aan de teugels mee. De luiken van de draagstoel waren gesloten, zodat niemand een glimp van de daimyo kon opvangen. Het bewakingskorps dat voorbijmarcheerde, bleef voortdurend het hoofd opzij gericht houden, wat een zeer intimderend effect teweegbracht. Allen droegen ze hun twee zwaarden, klaar voor gebruik. Al meer dan twee uur trok de stoet voorbij de herberg, waar Sakai en Toba vanuit hun kamer het gebeuren gadesloegen. Het einde was nog lang niet in zicht. Na de daimyo zelf, kwam er een grote groep samurai te paard. Zeker driehonderd ruiters vormden het cavallerie-onderdeel. Zij werden voorafgegaan door de hogere vazallen van de daimyo, in hun schitterende wapenrustingen. Trots, zonder de omstaanders een blik waardig te gunnen, reden ze voorbij. Naast ieder van hen liepen er een paar pages die hun wapens droegen. Ook zij werden gevolgd door weer een omvangrijke groep ashigaru met diverse wapens. Nadat de stoet al bijna vier uur aan het voorbijtrekken was, kwamen de bagagedragers en een honderdtal bedienden die voor het hele logistieke gebeuren instonden. Pas toen durfden de omstaanders hun hoofd weer op te heffen. Eindelijk was de gigantische karavaan voorbij, en konden de inwoners van Kusatsu hun gewone leven weer hervatten. Het zou laat in de avond worden eer deze stoet in Kyoto zou aankomen, waar de overnachting was gepland. Naast een bevestiging van het status van de betrokken daimyo, was de Sankin-kōtai ook een bevestiging van de absolute macht van de Tokugawa. Zonder de Sankin-kōtai zou Edo ook nooit de omvang hebben die het nu had. Tienduizenden samurai, in dienst van honderden daimyo uit gans Japan, verbleven immers gedurende lange periode in de hoofdstad, en vormden op die manier een permanent leger in dienst van het shogunaat. De uitgebreide residenties van deze daimyo vormden het hart van de hoofdstad, die nu al meer dan een miljoen inwoners telde. De Sankin-kōtai had ook veel invloed op de economie en kultuur in gans Japan, vooral langs de hoofdwegen zoals de Tokaidō en de Nakasendō. Zowel Sakai als Toba hadden genoten van het schouwspel. Sakai keek al uit naar zijn thuiskomst, zodat hij alles tegen Oko kon vertellen. Toen ze beiden beneden in de gelagzaal kwamen, was het druk in de herberg. Iedereen was druk bezig het gebeuren te bespreken. Nu was de Sankin-kōtai nog een rariteit, maar weldra zou het bijna een dagelijkse gebeurtenis langs de Tokaidō zijn. 153
De volgende dag maakten ze zich klaar om terug naar Himeji te vertrekken. Verder hoefden ze de Tokaidō niet te volgen. Het belangrijkste van hun reis hadden ze reeds in Kyoto gezien. Wat ze hadden geleerd en gezien zouden ze in Himeji zo snel mogelijk toepassen. Voor de terugweg namen ze hun tijd. Rustig reden ze naast elkaar en bespraken de plannen die ze voor hun eenheid hadden opgesteld. Naast de gewone trainingen zou ook het gebruik van de Sandōgu moeten worden bestudeerd. Misschien dat iemand in Kyoto hen hierbij kon helpen. Dus besloten ze hier nog een tussenstop te maken. Aangekomen in Kyoto reden ze naar het Nijo-kasteel. Dit bolwerk van de Tokugawa herbergde ook het hoofdkwartier van de ordehandhavers. Nadat ze in grote lijnen het doel van hun bezoek hadden uitgelegd, werden ze door de plaatselijke commandant ontvangen. 'Dus u wil een instructeur die in Himeji het gebruik van de Sandōgu aan uw soldaten kan aanleren.' vatte deze het gesprek samen. 'En dat voor ongeveer één jaar.' voegde Sakai er aan toe. 'Ik zal kijken wat ik voor u kan doen. Ik zal proberen binnen de maand een geschikt persoon naar Himeji te sturen. Het gesprek in het Nijo-kasteel was wat uitgelopen. Het had geen zin meer om vandaag nog verder te reizen. Toba stelde voor om in Kyoto te overnachten. Ze verlieten het Nijo-kasteel, en reden stapvoets langs het keizerlijk paleis richting Gionwijk. In deze bruisende uitgaansbuurt zouden ze zonder problemen wat vertier kunnen vinden. Op dit ogenblik was Kyoto de derde grootste stad van Japan, na Edo en Osaka. In de Gion wijk lagen velen theehuizen en theaters. Vooral de kabuki-theaters trokken veel volk. Langs de Kamo-rivier zaten de theehuizen al propvol. Ook de straten waren druk bevolkt met mensen die zich naar de verschillende theaters en eetgelegenheden repten. Sakai en Toba stalden hun paarden aan een stalhouderij aan de rand van de Kamo-rivier. Ze lieten zich meeleiden door de mensenstroom. De straatlantaarns waren reeds aangestoken en verspreidden een geelachtig licht over de drukke straat. Overal hingen aanplakborden met reclame van de belangrijkste theaters. Sakai bleef staan bij een plankarte waarop reclame werd gemaakt voor een nabijgelegen Kabukitheater, het Minami-za. Deze avond vond er een opvoering plaats van een populair stuk over de ontmoeting van Benkei met Yoshitsune. Vooral bij de stadslui was het kabuki populair. De hogere klasse daarentegen was meer voorstander van het Noh-theater, een oudere en meer gestileerde vorm van theater. Sinds Izumo no Okuni in 1603 in Kyoto het kabuki introduceerde, was het voordurend in 154
populariteit gestegen. Het kabuki-theater was nu 'the place to be' voor iedereen die aan het sociale leven van Kyoto deelnam. Sakai en Toba wisten een ticket te bemachtigen en gingen het prachtige theater binnen. De zaal zat afgelaten vol. Blikvanger in de grote zaal was het grote roterende podium. Door deze constructie was het mogelijk om snel van achtergrond te wisselen.. Op het ogenblik dat de acteurs in hun prachtige gewaden het podium betraden, werd het stil in de zaal. Weldra was iedereen in de ban van het verhaal. Iedereen kende populaire verhaal van de jonge Yoshitsune (1159-1189). Op jonge leeftijd werd deze telg van de Minamoto-clan verbannen naar een tempel op de Kuramaberg, nadat zijn familie werd verslagen door de Genji-clan. Hij bracht zijn dagen in de tempel door met het bestuderen van het Boeddhisme en meditatie. Volgens de legende leerde hij ook de gevechtskunst van de mythologische 'Tengu'. Dit waren woudgeesten die 's nachts de bossen op de Kurama-berg bevolkten. Snel bekwam Ushiwakamaru, zoals Yoshitsune toen werd genoemd, met behulp van deze 'Tengu' een bekwaam zwaardvechter. Op zekere nacht verliet Yoshitsune stiekem de Kurama-berg, en wilde de Gojō-brug in Kyoto oversteken. Op deze brug stond echter een beruchte yamabushi (krijger-monnik) genaamd Benkei. Deze had gezworen om iedere krijger die de brug wilde oversteken te ontwapenen, en zijn wapen in beslag te nemen. Zijn doel was om 1000 wapens te veroveren. Hij had reeds 999 duels gewonnen, toen Yoshitsune op de brug verscheen. Na een episch gevecht bekwam Yoshitsune de overwinnaar. Onder de indruk van de gevechtskunst van Yoshitsune, zwoer Benkei eeuwige trouw aan Yoshitsune en werd zijn volgeling. Samen zouden ze in de volgende jaren zij aan zij de Taira (Genji) bestrijden. De acteurs op het podium brachten het verhaal op verbluffende wijze. De opvoering kwam tot een climax toen de jonge Yoshitsune het gevecht aanging met Benkei. Sakai en Toba genoten van het spektakel. Toen de voorstelling voorbij was, verlieten ze het theater en stopten bij een souvenirshop aan de overzijde van de straat. In de rekken lagen scrolls en ukiyoe- boeken betreffende het stuk dat deze week in de Minami-za werd opgevoerd. Sakai koos een prachtig geïllustreerd boek uit. Het verhaalde de ontmoeting tussen Yoshitsune en Benkei, zoals ze net hadden kunnen aanschouwen in het theater. 'Hiermee zal Oko vast zeer tevreden zijn.' zei Sakai tegen Toba. Ze verlieten de winkel en kuierden verder richting Ponto-cho. Het was al laat geworden. Morgen wilden ze zo vroeg mogelijk vertrekken richting Himeji. De ochtendmist hing nog over de velden toen Sakai en Toba Kyoto verlieten. De bedoeling was om binnen de drie dagen weer in Himeji te zijn. Om tijd te winnen besloten ze via Nara te reizen. Dit was een kleine omweg, maar de wegen zouden veel minder druk zijn. Terwijl ze over de verlaten binnenwegen gallopeerden begon het lichtjes te regenen. Ze trokken hun hoeden diep over hun hoofd en gaven de paarden de sporen. Toen ze Uji binnenreden stopten ze even om een paar strooien regenmantels aan te schaffen. Na een snelle hap ging het weer in galop richting Nara. De paarden waren nat van de regen en het zweet, toen ze Nara in het zicht kregen. Reeds van ver was de beroemde pagode van de Kōfuku-ji tempel te zien. Met zijn vijf verdiepingen 155
torende hij boven het landschap uit. Om de paarden wat rust te gunnen, stelde Toba voor om een stop te maken aan de grote hal van de Tōdai-ji. Deze enorme houten constructie (grootste houten gebouw ter wereld) huisvestte een bronzen Boeddhabeeld van 15 meter hoog. Volgens Toba, die al eerder in Nara was geweest, was het de moeite waard om een kleine stop te maken. Stapvoets reden ze voorbij de statige Kōfuku pagode. Ondertussen was het gelukkig ook opgehouden met regenen. Bij de aanblik van de eeuwenoude tempelgebouwen moest Sakai denken aan de beroemde speervechters van Nara, die hier in deze tempel hun oorsprong vonden. Grondlegger van de befaamde Hōzōin-speervechtersstijl was een monnik uit de Kōfuku-tempel, genaamd In'ei. Deze ontwierp een speciale speer met kruisvormige vertakkingen. De inspiratie hiervoor deed hij op, toen hij de weerspiegeling van een maansikkel zag in een vijver.
Sakai moest ook onwillekeurig denken aan Musashi die in staat was geweest één van de beste speervechters van deze tempel te verslaan. Het was al een tijd geleden dat men nog iets had gehoord van Musashi. Volgens de geruchten had ook hij meegevochten tijdens het beleg van Osaka, dit keer aan de zijde van de Tokugawa. Sindsdien had men nog weinig van hem gehoord. Volgens sommige bronnen bevond hij zich ergens in de Harima-provincie. Terwijl Sakai in deze gedachten was verzonken, waren ze de Tōdai-ji genaderd. 156
Na een kort bezoek aan de gigantische Boeddha in deze tempel, gingen Sakai en Toba weer op weg. Ze hadden de paarden gedrenkt en gevoederd, en reden weer op hoge snelheid verder. Weldra lieten ze de kleine wegen achter zich bij het naderen van Osaka. Aan dit tempo konden ze reeds morgenavond terug in Himeji zijn. Terwijl het begon donker te worden zochten ze een onderkomen in het dorpje Hyōgo, waar ze ook op hun heenreis hadden overnacht. 'Morgenavond zijn we terug in Himeji.' zei Sakai terwijl ze hun avondmaal nuttigden. 'En terug bij Oko.' lachte Toba, die doorhad waarom Sakai zo'n vaart zette achter hun terugreis. Rustig zaten ze na hun maaltijd te genieten van een kom sake. Er was niet zoveel volk in de kleine herberg. Slechts een drietal andere gasten zaten aan een tafeltje naast de deur. De dienster, blijkbaar de dochter van de waard, had haar handen vol aan dit drietal. Om de paar minuten riepen ze haar om eten en drinken te brengen. Telkens als het meisje aan hun tafel kwam, probeerde één van hen zijn armen rond haar heupen te slaan. Steeds kon ze zich met moeite loswurmen en terug de keuken invluchten. Op zeker ogenblik werd het de vader te veel. Woedend stapte hij op de tafel af. Er volgde een heftige discussie. De waard eiste dat de drie mannen hun rekening betaalden en de zaak verlieten. Hij kreeg slechts hoongelach in de plaats. Sakai en Toba volgden vanaf hun tafel het hele gedoe. Het was duidelijk dat de drie onverlaten niet van plan waren om om ook maar één cent te betalen. Eén van hen stond op en duwde hardhandig de waard weg. Deze strompelde achteruit en viel op de grond. Niet van plan deze vrijbuiters hun gang te laten gaan, pakte hij een stok die tegen de muur stond, en stond terug op. Dreigend met de stok, stapte hij weer op de tafel af. Ondertussen was zijn dochter uit de keuken gekomen en probeerde haar vader te kalmeren. Zowel Sakai als Toba wisten dat dit snel uit de hand ging lopen. De corpulente waard was geen partij voor de drie gewapende herrieschoppers. Toba voelde dat het tijd was om in te grijpen. De drie hadden tot nu geen aandacht besteed aan de andere gasten. 'Yame! Stop!' riep hij en stond op. Verbaasd keken de drie naar Toba, die intimiderend naar hen toekwam. De waard, blij met de onverwachte hulp, greep deze kans aan om zijn eisen nogmaals kracht bij te zetten. De grootste van de drie stond eveneens op en versperde Toba de weg. In zijn gordel stak een kort zwaard en zelfverzekerd kwam hij op Toba af. De waard en zijn dochter maakten zich haastig uit de voeten. Langzaam liet de lastpost, die even daarvoor nog de dienster had lastiggevallen, zijn blik over Toba gaan, en gluurde terloops naar Sakai die nog steeds op zijn plaats zat. Zonder verwittiging greep hij naar zijn zwaard. Op het ogenblik dat zijn hand het gevest raakte, sloeg Toba toe met het gevest van zijn zwaard. Hard stootte hij het handvat in de maag van de aanvaller. Deze sloeg dubbel en viel naar achteren. Zijn companen wilden opspringen om in te grijpen, maar werden gehinderd door hun makker die tegen hun opbotste. Dit gaf Toba de tijd om zijn eigen zwaard te trekken. Toen de mannen eindelijk van achter hun tafel uit kwamen, stond Toba al klaar met zijn zwaard in de hand. Terwijl de eerste aanvaller nog steeds kreunend op de grond lag, probeerde de tweede eveneens zijn 157
zwaard te trekken. Een flitsende beweging van Toba's zwaard liet een bloedrode striem op diens gezicht achter. Onwillekeurig greep de man naar zijn bloedende wang. Nu begon hij te twijfelen. De snelheid waarmee Toba had toegeslagen had hem helemaal verrast. Plotseling was hij niet meer zo zeker van zichzelf. Terwijl hij stond te twijfelen of hij opnieuw zou proberen aan te vallen, werd hij door de derde man aan de kant geduwd. Deze had zijn zwaard al in de hand, en stormde op Toba af. Toba stapte simpelweg opzij, en lichtte de man voetje. Hard kwam de man op zijn buik op de grond terecht. Toba stapte op hem af, en plantte zijn voet op de rug van de gevallen man. Met de punt van zijn zwaard op diens nek, hield hij hem in bedwang. Zijn beide metgezellen verroerden zich niet meer. 'Waard, wat is hun schuld?' vroeg Toba. 'Acht ryō.' antwoordde deze, terwijl hij voorzichtig terug korterbij schuifelde nu het gevaar was geweken. Toba keek naar de eerste man, die zich ondertussen terug had hersteld van de stoot in zijn maag. Met tegenzin haald hij een beurs uit zijn kimono, en gooide het verschuldigde bedrag op tafel. Toba haalde zijn voet van de man op de vloer, en stapte achteruit. 'Ik denk dat het nu tijd is voor een verontschuldiging!' zei Toba. De dienster griste de geldstukken van de tafel en gaf ze aan haar vader. Toba had zijn zwaard nog steeds in zijn hand. De onverlaten namen geen risico meer. Ze mompelden een verontschuldiging, en maakten zich snel uit de voeten. Toen pas stak Toba zijn zwaard terug in de schede. De corpulente waard uitte uitbundig zijn dank aan Toba. 'Yumi ! Breng snel wat sake voor deze heren!' commandeerde hij. Sakai zat nog steeds van zijn thee te genieten toen Toba terug aan tafel plaatsnam.. 'Een beetje hulp kon er zeker niet af?' vroeg Toba met een grijns. 'Hulp? Ze waren toch maar met drie?' antwoordde Sakai met een quasi onschuldig gezicht. Toba schoot in de lach. Yumi bracht een fles sake. 'Met de complimenten van het huis.' zei ze met een diepe buiging. 'Die bandieten worden steeds driester.' zei de waard terwijl hij nog wat versnaperingen bracht voor Sakai en Toba. 'Dezen hebben voorlopig hun lesje wel geleerd.' zei Sakai. Nieuwe klanten kwamen binnen, en weldra was het voorval al vergeten. Toen beiden de volgende morgen aan het ontbijt zaten, bracht Yumi nog een extra lunchpakket voor onderweg. Spoedig waren ze op weg voor de laatste etappe naar Himeji. In de late namiddag staken ze reeds de Kakogawa-rivier over en weldra doemde het kasteel van Himeji voor hen op. Ze stopten voor Sakai's huis. Toba nam afscheid van Sakai. 'Morgenvroeg zie ik je zoals afgesproken op het hoofdkwartier.' zei hij terwijl hij zijn paard de sporen gaf richting kasteel. Oko en Kenzo kwamen naar buiten gelopen om Sakai te begroeten. Even later had hij zijn bestofte kleren uitgedaan en een propere yukata aangetrokken. Oko was ondertussen bezig een bad klaar te maken. Een half uurtje later kon Sakai zich, nadat Oko hem volledig had afgeschrobd, in het hete water laten zakken. Ook Oko voegde zich bij hem terwijl de hete dampen van het water de kamer vulden. Al snel werd het haar duidelijk hoe zeer hij haar had gemist.
158
Hoofdstuk 25 : Bushido Sakai maakte snel werk van de toepassing van de wapens die hij op zijn reis langs de Tokaidō had leren kennen. Aan de hand van zijn schetsen hadden de wapensmeden van het kasteel een aantal exemplaren vervaardigd. Ook vanuit Kyoto was ondertussen een instructeur aangekomen, die zijn korps de nodige technieken zou aanleren. Het was een jonge kerel van ongeveer vijfentwintig jaar. Tamura Masukazu was zijn naam. Nieuwe dienstroosters en trainingsschemas moesten worden opgesteld. Het was nu al bijna een jaar geleden dat Sakai zijn nieuwe functie had gekregen. Samen met Toba en Jumo had hij een efficiënte politiedienst uitgebouwd. Hij verdeelde zijn tijd tussen zijn gezin, zijn werk, en de dojo. Naast de dojo in het kasteel, waar meester Tajima de Yagyū-shinkage ryū onderwees, waren in de stad zelf ook verschillende dojo's geopend. Eén daarvan was deze van de Togun ryū. Blijkbaar had deze stijl veel indruk gemaakt op sommigen van Heer Honda's vazallen, onder wie de hooggeplaatste Miyake Gunbei, een zeer bekwaam zwaardvechter. Tijdens de lange winteravonden bracht Sakai aan zijn zoon Kenzo de basisprincipes van het bushido bij. Als Kenzo zelf als eervol samurai wilde opgroeien, moest hij het belang van deze samuraicode begrijpen. 'Noem me nog eens de zeven basisprincipes van het bushido op?' vroeg hij die avond aan Kenzo. Zonder aarzelen somde deze uit zijn hoofd de principes op die een eervol samurai diende te volgen. 'Regel één : 'gi', waarheid en rechtvaardigheid. Regel twee: 'yū' : heldhaftigheid en moed. Regel drie : 'Jin', mededogen. Regel vier : 'Rei', beleefdheid. Regel vijf : 'Makoto', eerlijkheid. Regel zes: 'Meiyo', eer en glorie. Regel zeven: 'Chūgi', plicht en loyaliteit.' 'Loyaliteit ten opzichte van......?' vroeg Sakai. 'In de eerste plaats ten opzichte van de heer.' antwoordde Kenzo. Sakai was tevreden. Kenzo voldeed aan al zijn verwachtingen als toekomstig samurai. Zowel Sakai als Oko besteedden veel tijd aan de opvoeding van hun zoon.
159
Zij vonden het uitermate belangrijk dat hun zoon ook de Japanse geschiedenis, en de heldhaftige daden van vorige generaties samurai kende. 'Inderdaad, de heer komt altijd op de eerste plaats. Niets is zo belangrijk als loyaliteit.' antwoordde Sakai. 'Vertel hem het verhaal van heer Nobunaga en heer Asai bij de slag van Anegawa.' stelde Oko voor. Kenzo keek Sakai smekend aan. 'Oke, maar daarna is het bedtijd.' zei Sakai. Aan de hand van een boek dat Oko van priester Takuan had gekregen, begon Sakai met zijn verhaal. (vertaling van een Engelse tekst door de auteur) Het jaar is 1568. Het is de periode die bekend staat als de Sengoku-jidai, de periode van de strijdende staten. Een nieuwe macht verschijnt in het land van de rijzende zon. Deze macht is Oda Nobunaga. Hij heeft een droom, een ambitie die door niets of niemand kan gestopt worden. Die droom gaat over een verenigd Japan, met hem als enige en onbetwiste leider. Dit was een vredesdoel, maar een lange tijd van oorlog zou nodig zijn om dat doel te bereiken. Niets zou de grote Oda Nobunaga stoppen. Nobunaga keerde zich om in zijn zadel en overzag zijn troepen. Het was een eerder klein leger met ongeveer 1200 samurai, klaar voor de strijd. Hij haalde diep adem en ontspande voor het eerst in lange tijd. Geen clan, geen daimyo kon hem nu nog stoppen. Zijn geadopteerde dochter had hij uitgehuwelijkt aan Takeda Katsuyori, de opvolger van de grote Takeda Shingen. Katsuyori was een eerzame bondgenoot in zijn veroveringen. Nobunaga bezat nu ook de provincie van Kyoto. Dit was zijn uitvalsbasis voor zijn operaties. Hier had hij marionet shogun Ashikaga Yoshiaki geïnstalleerd . Hierdoor kreeg hij grote macht. Het shogunaat werd praktisch uitsluitend geregeerd door de Oda clan. Zijn zuster, de legendarisch mooie Oichi was gehuwd met Asai Nagamasa, waardoor deze een onvoorwaardelijke bondgenoot was van de Oda clan. Op dit ogenblik marcheerden zevenhonderd Asai samurai samen met hem naar Ichijo-go-tani, de Asakura hoofdstad. De Asakura waren de enige die Nobunaga nog tegenhielden in het zuiden. Asakura Yoshikage bezat de Echizen provincie, noordelijk van Kyoto. Daardoor blokte hij Nobunaga af op zijn tocht naar het Noord-Japan . Nobunaga had ooit Yoshikage naar Kyoto geroepen voor een vredesoverleg. Doch deze had geweigerd. Dit kon niet ongestraft blijven. Nobunaga marcheerde noordwaarts naar het Asakura gebied. Hij had al één Asakura fort veroverd, en nu ging hij de genadeslag toedienen. Hij zou de Asakura hoofdstad innemen en de poort naar het noorden openen. Zijn numerieke overmacht zou de Asakura clan verpletteren. Niemand kon het opnemen tegen zijn musketten van de westerse barbaren. Oda observeerde de mooie kersenbloesems. Eén blaadje dwarrelde door de lucht en viel aan zijn voeten neer. Hoe mooi waren deze kersenbloesems toch, zoals het leven van een samurai, kort maar prachtig. De hoeven van zijn paard verpletterden het bloesemblaadje toen hij verder reed. Hij grijnsde in het zadel, niets stond hem nog in de weg. Asai Nagamasa zat ongemakkelijk in zijn zadel. Hij reed in de achterhoede van Nobunaga’s leger en was in diep gepeins verzonken. Hij had te kampen met een zwaar dilemma, waar hij geen uitweg in zag. De Asai waren levenslange vrienden en bondgenoten van de Asakura. En nu was hij op weg om deze te helpen onderwerpen. Tevens was hij ook een bondgenoot van de Oda in wiens opdracht hij nu handelde. Moest hij de Oda verraden en de Asakura redden, of moest hij trouw blijven aan de sterkste clan? 160
Het was een keuze tussen eer en macht. Hij zuchtte en leunde in het zadel. Hij klopte zijn paard in de nek en vroeg:’Wat denk jij, ouwe jongen?’ Een licht gebries kwam als antwoord en hij zuchtte opnieuw. Hij reed verder met monotone tred richting Ichijo-go-tani, zijn beste vriends hoofdstad. Hij hield zijn paard in en schreeuwde een gecodeerd bevel. ‘ASAI!!’. Honderden samurai keerden hun hoofd in afwachting. Zij bekeken elkaar even, en keerden toen hun paarden om rond hun heer te verzamelen. ‘Asai, wig-formatie !’. De samurai voerden bliksemsnel het commando uit. Alles was nu stil, geen zwaard werd getrokken, geen pijl verliet de boog. Dit was een patstelling. Met zevenhonderd man die de Oda afvielen, en in de achterhoede klaarstonden om aan te vallen, kon Nobunaga niet anders dan terug te trekken. De beslissing was genomen. De Asai hadden de Oda gedeserteerd en stonden klaar om diens achterhoede aan te vallen. Dit moment zou geschiedenis maken. Nobunaga, nog steeds vooraan in de colonne, was in diep gesprek met zijn belangrijkste bondgenoot Tokugawa Iëyasu. Deze hield van conversaties. Eigenlijk had hij altijd dichter willen worden, maar daarvoor nooit de tijd gevonden. Trouwens, welke positie kon een man beter hebben dan bondgenoot van Nobunaga, die één van de machtigste mannen in Japan was. Iëyasu had nog nooit iemand als hem gezien. Oda was een briljant tacticus en tevens een geducht krijger. Op het slagveld stonden zijn troepen in geniale formatie en werden met een perfecte organisatie gedirigeerd. Hij was een man die geen genade kende en niemand spaarde. ‘Iëyasu, de val van Ichijo-go-tani is essentieel om de poort naar het noorden te openen. Asakura Yoshikage houdt de sleutel. Niemand weigert mijn eisen tot vredesoverleg !’ Nobunaga trok zijn katana en bewonderde het prachtig gesmede blad. ‘De Asakusa weigerden vredesoverleg, dit is nu blijkbaar de enige manier van onderhandelen !’ ‘Mijn heer ! Mijn heer!’ Een paard galoppeerde op hoge snelheid tot bij Oda en Iëyasu. Het was Koishiro, Nobunaga’s verkenner. ‘Wat scheelt er?’ gromde Nobunaga. De man die normal steeds piekfijn voor de dag kwam, was nu vuil en bezweet. ‘De Asai clan is gedeserteerd !!’. Oda’s ogen sperden zich open. ‘Gedeserteerd?’ ‘Ja mijn heer, de volledige Asai troepenmacht van zevenhonderd man staat nu klaar om ons langs achter aan te vallen.’ ’Wie zit hierachter?’ Koichiro hield zijn adem in voor de naderende woedeuitbarsting van Nobunaga. ‘Het was Nagamasa, mijn heer.’ ’Nagamasa, Oichi is onteerd, haar eigen echtgenoot heeft me verraden’. Nobunaga’s ogen waren bloeddoorlopen van woede. ’Mijn heer, wat Nagamasa deed is niet per sé een oneervolle actie’, verklaarde de nerveuze Koichiro. ‘U moet begrijpen dat de Asai al lang bondgenoten zijn van de Asakura clan. Nagamasa wil waarschijnlijk geen oorlog voeren tegen zijn vrienden. Dat zou oneervol zijn.’ ’Het is ook oneervol om uw meester niet te gehoorzamen ! Waar is Nagamasa? ’ schreeuwde Nobunaga. ‘Volg me, heer Oda’. Nobunaga en Koichiro reden naar de achterhoede, waar zevenhonderd samurai in een driehoekige aanvalsformatie stonden opgesteld. Een colonne speervechters stond vooraan, met daarachter honderd boogschutters. Aan beide flanken stonden de zwaardvechters klaar. Nagamasa zijn positie was ingenomen, en nu hoefde hij slechts af te wachten. Lang hoefde hij niet te wachten. Weldra zag hij twee Oda generaals naderen. Langzaam reed hij hun tegemoet. De zon was net beginnen onder te gaan en kleurde de heuveltoppen purper. Toen de generaals kort genoeg waren genaderd om hen te herkennen, zag hij tot zijn verbijstering dat het Oda zelf was die naderde. Kwam hij zelf de oorlog verklaren ? Nobunaga en Koichiro stopten en wachtten tot Nagamasa hen had bereikt. 161
’Hallo, Nagamasa’ zei Nobunaga kalm. Hij wees op zijn gezel en zei ‘Dit is Kenchin Koichiro, mijn verkenner’. ‘Konnichi wa, Koichiro’ zei Nagamasa en boog. ’Ben je bekend met de bushido code?’ vroeg Nobunaga neerbuigend. Een beledigende vraag. ’Hai’. ‘Ben je je ervan bewust dat bushido totaal respect aan uw meester vereist, Nagamasa?’ ’Dat weet ik’, was het antwoord. “En wie is uw meester?’ vervolgde Nobunaga op dezelfde neerbuigende toon. ‘Dat ben jij’. ‘En waarom toon je dan geen respect voor me? ’Hier sta je me te bedreigen met een compleet leger, dit is oneervol ! Waarom doe je dit?’ ’Omdat de bushido code zegt dat men zijn bondgenoten trouw moet blijven. Ik kan mijn grootste bondgenoot niet verraden’. ‘Maar je verraad wel je meester?’. ‘Wie heeft me het meest gerespecteerd, en wie heeft mijn clan helpen grootmaken? Wie daarentegen wil me gebruiken als pion op het schaakbord in zijn zoektocht naar algemene heerschappij? Ik ben geen pion en laat me niet gebruiken, ik ben mijn eigen meester nu.’antwoordde Nagamasa ’Goed dan’. Nobunaga bleef arrogant kalm. ‘Om een bloedbad te vermijden, laat je me geen andere keus dan terug te trekken. Maar weldra zullen we elkaar opnieuw ontmoeten. En dan zal jij smeken om een slachting te voorkomen.’ Nagamasa voelde zijn woede opkomen terwijl hij Nobunaga en Koichiro zag wegrijden. Maar hij had tenminste de moed gehad om tegen Nobunaga in te komen. Zijn clan was nu echter in gevaar. Nobunaga loog niet, hij zou terugkomen ! Dat gebeurde drie weken later. Oda grijnsde tegen Iëyasu. ‘Zevenhonderd man, Tokugawa ?’ ‘Zo ongeveer mijn heer’ ‘Ha! Denkt Nagamasa dat ik niet zonder kan ? Die heb ik zo weer bij mekaar. Nu zal ik afrekenen met de Asai en de Asakura in één keer’. Nobunaga en Tokugawa zaten in de privaat ruimte van het gigantische Oda kasteel. ‘Heer Oda, ik stel voor dat we terugkeren naar Echizen en nogmaals de Asakura hoofdstad aanvallen. Als de Asai in onze weg staan, verpletteren we hen met onze overmacht.’ ‘Nee, eerst vallen we de Asai aan. Nagamasa heeft mijn zuster en mijn clan beschaamd. Deze daad moet bestraft worden. We verzamelen 20.000 man en vertrekken naar het Odani kasteel.’ ’ Mijn heer, u kan geen strijd voeren tegen uw eigen schoonbroer ! Dit is de man waarvan uw zuster houdt. Dit kan zeker niet eervol zijn’. ‘Eervol of niet, Odani kasteel zal vallen !!’ Vijf weken later : De man in het zwart sloop geruisloos door de gang. Zijn missie was belangrijk. Falen kon de vernietiging van zijn clan betekenen. Door het venster kroop hij omzichtig op het dak. Zijn hele leven had hij getraind voor dit soort dingen. Als hij faalde, zou hij onteerd zijn en zelfmoord moeten plegen. Na een paar minuten bereikte hij het dak. Hij was volledig onopgemerkt door het ganse kasteel geslopen van de machtigste krijgsheer van Japan. Hij liet zich op zijn buik vallen en hoorde een man met krachtige stem spreken. ’Morgen kan je jezelf bewijzen voor uw heer’. Er volgde een massaal gejuich. Een compleet leger had zich verzameld voor het kasteel. De Oda gingen aanvallen ! ‘Slaap goed deze nacht, morgen marcheren we naar Odani.’ Odani, de hoofdstad van zijn eigen volk. De Oda gingen deze vernietigen! De man in het zwart kroop stilletjes terug en verdween in de nacht. Jurozaemon was verbaasd toen de man in het zwart zijn vertrek binnenstapte. Hij en zijn zoon waren zich niet bewust van enige dreiging in de veiligheid van hun Asakura kasteel. De man in het zwart zette een paar stappen dichterbij. ‘De Oda rukken op naar Odani’, zei hij met opgewonden stem. 'Nadat ik hoorde van hun plan, wist ik dat ik niet tijdig terug in Odani kon raken. Daarom kwam ik naar hier . De Asai zullen vernietigd worden als je hun niet helpt. Je moet hun gaan helpen’. 162
Makara, de erfgenaam van de Asakura, fronste zijn voorhoofd. ‘Hij liegt! Hij is een spion van de Oda. Als we vertrekken zal Nobunaga ons vernietigen.’ ‘Neem het hoofd van deze verrader’. ’Nee, mijn zoon ‘ sprak Jurozaemon. ‘Vergeet niet wat de Asai voor ons hebben gedaan’ ‘Maar hoe kunnen we deze man vertrouwen, hoe weten we dat hij niet liegt?’ Jurozaemon keek naar de uitgeputte man in het zwart. “Als hij liegt, en we vertrekken, kunnen we aangevallen worden. Maar als hij niet liegt, is het leven van onze trouwe bondgenoten in gevaar; We moeten gaan!!’ De man in het zwart luisterde intens naar deze discussie, benieuwd wie zou winnen. ’Nee vader, de Asai hebben ons in het verleden geholpen, maar we kunnen onze eigen clan niet opofferen om hen te helpen. Zelfs als we gaan, zal Nobunaga de Asai vernietigen. Hij is onoverwinnelijk.’ ’Niemand is onoverwinnelijk, mijn zoon. Als we moedig strijden, zullen we winnen.’ ’Zelfs als we moedig strijden, zullen we sterven. Vader, dit kunnen we niet doen.’ ’We zullen 5000 samurai sturen. Zo blijven er hier genoeg over om onze stad te beschermen indien de Oda zouden komen’ ’De Oda zullen komen, ongeacht wat we doen. Dit is een truc om onze kracht te verzwakken en ons kasteel onbeschermd te laten, ik voel het!’ ’Mijn zoon, licht de mannen in, we vertrekken deze middag!’ Heer Nagamasa van de Asai was in diepe slaap. Zijn vrouw, Nobunaga’s zuster, sliep naast hem. Hij sliep met de zuster van zijn grootste vijand. Van het moment dat hij haar huwde, wist hij dat het problemen zou geven. Nu was het zover. Terwijl hij rustig lag te slapen, verzamelde een groot leger zich bij de poort van het kasteel. Maar het was geen vijandig leger. ’Heer Asai !! Word wakker!!’ Nagamasa kwam langzaam overeind en vroeg ‘Wat is er, Yoshi? Waarom maak je me wakker op dit uur?’ Oichi zat naast hem. ‘Nagamasa, wat gebeurt er?’. ‘Niets belangrijks liefje, ga maar terug slapen’. ‘Mijn heer’ zei Yoshi. ‘U moet me volgen’. Yoshi spurtte de deur uit voordat Nagamasa de tijd had zich fatsoenlijk te kleden. Hij rende er achteraan. ‘Yoshi, wat is er aan de hand?’ riep Nagamasa terwijl hij zijn hemd aantrok. ‘De Asakura zijn hier, mijn heer’ ‘ De Asakura, waarom?’ ‘ze hebben verschrikkelijk nieuws, mijn heer’. Yoshi en Nagamasa stapten buiten en zagen een compleet leger, klaar voor de strijd. Jurozaemon stapte voorwaarts. ‘Asai Nagamasa, het is goed je weer eens te zien’ ‘Konnichi wa ,Jurozaemon, het is ook goed om u weer te zien.’ De twee krijgsheren omhelsden elkaar. Ze hadden samen veel meegemaakt. Niets kon hun vriendschap verbreken, zelfs de grote Oda Nobunaga niet. ’Het spijt me, maar we hebben niet veel tijd voor formaliteiten.’ Jurozaemon was plotseling zeer ernstig. ‘Een Asai spion is naar ons toegekomen, herken je deze man?’ De man in het zwart werd naar voren geduwd. ‘Ja, dit is Ryu Sengoku, mijn meest betrouwbare ninja. Ik zond hem een tijd geleden naar Kyoto om Nobunaga te bespioneren, maar ik heb hem enkele weken geleden opgegeven toen ik niets meer van hem hoorde’. ‘Zijn missie was een succes, maar hij kwam in alle haast naar mij in plaats va naar u. Hij zegt dat de Oda troepenmacht op weg is naar hier’. ’Dat verklaart uw leger hier voor mijn poort, bedankt voor uw steun. Ik verwachtte reeds zulk een actie van Nobunaga. Het was enkel een kwestie van tijd. 'Ik zal mijn troepen verzamelen, en we marcheren in de ochtend.’ De Oda troepen hadden reeds de zuidelijke oever van de Anegawa rivier bereikt toen de vijand in 163
zicht kwam. Deze had reeds het Yokoyama fort van de Asai omsingeld. Nobunaga stond voor het fort en overschouwde de naderende troepenmacht. Hij schatte hun aantal op 20.000. ’Koichiro’ riep Nobunaga.’Ja, mijn heer?’ ‘Brand het kasteel plat, laat niemand in leven.’ ‘Maar er zijn vrouwen en kinderen in dat kasteel !’ ’Brand het neer tot op de grond en gooi de assen in de rivier, dan zullen we zien of de Asai willen vechten!’ Koichiro liep langzaam weg, hoe kon Nobunaga zo iets bevelen, maar hij moest het bevel opvolgen. De man was een genie. Dit was waarschijnlijk een soort van intimidatie strategie. ’Mannen !’ riep hij ‘Brand het kasteel plat, we zullen die Asai honden eens laten zien wie hier de baas is’ Nobunaga grinnikte. De volgende morgen arriveerde ook Tokugawa met zijn leger. De twee legers stonden nu tegenover elkaar aan de oevers van de rivier. Nu was het de kwestie van wie eerst zou aanvallen. Degene die de eerste stap zette, had het nadeel dat hij door de rivier moest waden om bij de andere kant te komen. ’Tokugawa!’, sprak Nobunaga tot zijn hoofdgeneraal. ‘Hoeveel mannen heb je bij je?’ ’Ongeveer 8.000 , mijn heer.’ ’Goed. Deze slag kan snel gewonnen worden, maar dan moet je mijn commando’s opvolgen. Mijn spionnen hebben een tweede leger gesignaleerd. Het lijkt dat de Asakura ook mee willen spelen. Hun leger bevindt zich op ongeveer één mijl naar het westen op de noordelijke oever van de rivier. Jij moet precies op het moment dat de zon opkomt over de horizon, oversteken en de Asakura aanvallen. Ik zal de Asai aanvallen. Wanneer je de Asakura vernietigd hebt, vervoeg me dan weer en samen zullen we de Asai afmaken.’ ’Een geniaal plan , mijn heer.’ ’En ik verwacht een perfecte uitvoering.’ Nobunaga’s plan werd uitgevoerd zoals afgesproken. Precies om vier uur in de ochtend begon het Tokugawa leger door de rivier te waden. ‘Ga langzaam tot op het diepste punt, en begin dan te rennen. We hebben het voordeel nodig, en kunnen niet vast komen te zitten in het diepe gedeelte van de rivier’ commandeerde Tokugawa zijn troepen. De samurai vertrokken, gekleed in rood-zwarte uitrustingen. Hun generaals droegen de Tokugawa banieren op hun rug. Het was een indrukwekkend zicht, de 8.000 man die in de optrekkende mist door de rivier waadden. Een sterke wind blies over de rivieroevers en voerde een golf van sakura blaadjes met zich mee, de samurai plagend met hun schoonheid. Elke samurai stopte even om de schoonheid van de sakura in zich op te nemen. Maar er was geen tijd voor zulke frivole dingen. Snel waadden ze verder . Het water kwam reeds tot aan hun heupen. Na een paar minuten bereikte het water reeds hun nek, dit was het diepste punt van de rivier. Het was tijd om het tempo op te drijven. Plotseling weerklonk op de noordelijke oever een schreeuw ‘VOOR EER, VOOR ONZE HEER, ASAKURA !! ASAKURA !!’ Duizenden strijdkreten weerklonken over de verraste Tokugawa samurai. Een golf van in het purper geklede samurai stormde vanuit de bossen de rivier in en begon ook de rivier over te steken. De twee legers ontmoetten elkaar in het midden van de rivier. De rivier was bezaaid met vechtende samurai, die hun meester trouw hadden gezworen en dit enkel konden bewijzen op het slagveld. Een mijl verder naar het oosten, was een bijna gelijkaardige slag aan de gang. De Oda troepen ontmoetten de Asai in het ondiepe water van de noordelijke oever. De man tegen man gevechten waren verschrikkelijk. De dood was overal en het water kleurde rood van het bloed. Stroomafwaarts had een onderdeel van zijn strijdmacht de rechterflank van de Asakura aangevallen. Door hun gebrek aan organisatie werden de Asakura overrompeld en vluchtten nu uit de rivier. De 164
slag was gewonnen voor Tokugawa. ’Ik ben Makara Jurozaemon’ weerklonk een luide stem. Iedereen verstomde voor een ogenblik. Wie was deze Asakura hond? Waarom liep hij niet weg zoals de anderen? ’ Ik en mijn zoon dagen elke generaal uit voor een tweegevecht.’ Wat bezielde deze man? Probeerde hij de aftocht te dekken? ’Negeer hem.’ schreeuwde Tokugawa ‘ hij probeert de aftocht in te dekken’. Maar de samurai lieten deze kans op glorie niet voorbijgaan. Jurozaemon en zijn zoon stapten voorwaarts. ‘Wie zal als eerste sterven?’ Nobunaga was een verliezende slag aan het leveren. Zijn mannen waren al bijna helemaal teruggedrongen tot op de zuidelijke oever. Hijzelf mengde zich in het gevecht, niet enkel om zijn mannen aan te moedigen , maar ook om te helpen de Asai terug te drijven. Hij bestormde de Asai met zijn paard in volle galop, mannen vermorzelend als onkruid. Hij zwaaide met zijn lange naginata naar links, waarbij hij twee of drie man doodde. Hij zwaaide naar rechts en doodde nog enkelen meer. Bloed en modder spatten op rondom hem. Orders schreeuwend, baande hij zich een weg door de Asai linies. Een samurai sprong achter op zijn paard. Wie durfde hem aanvallen? De man had een sterke greep, maar toen het paard steigerde vloog hij terug midden de andere samurai. Nobunaga brulde toen hij het hoofd van een generaal afhakte met zijn naginata. Hij kon niet verliezen! Jurozaemon was inderdaad een machtig krijger. Hij en zijn zoon hadden reeds twee van Tokugawa’s hoogste generaals gedood, en Jurozaemon was op dit ogenblik in een nieuw gevecht verwikkeld. Ieyasu keek met grote interesse toe. Jurozaemon blokkeerde een slag van generaal Oroku. Zij vochten met de katana en leken elkaars gelijken te zijn. ’Dood hem, vader!’ schreeuwde Jurozaemons zoon. Jurozaemon sloeg Oroku in het gezicht met zijn vuist. Een zee van mannen keek ademloos toe. Niemand dacht eraan om hun generaal te helpen. Zij zouden hem daarmee slechts onteren. Terwijl Oroku achterwaarts struikelde door de vuistslag, werd zijn buik opengereten door een flitsende zwaardslag. Hij was dood voor hij de grond raakte. Jurozaemon ademde zwaar. ‘Wie is de volgende?’ ‘Laat mij nu vechten, vader, voor mijn eer.’ ’Nee mijn zoon, deze mannen zijn te sterk’. ’Wie is de volgende’ schreeuwde Jurozaemon vol ongeduld. De grootste man die Jurozaemon ooit had gezien stapte voorwaarts. Op zijn helm prijkten een paar stierenhorens die hem een indrukwekkend uitzicht gaven. Hij woog minstens tweehonderd kilo. De twee mannen bogen, en de strijd begon. De reusachtige samurai trok een tachi, een zwaard langer dan de gewone katana. De lange tachi zoefde bliksemsnel richting Jurozaemons nek Hij dook weg met bovennatuurlijke reflexen, en sneed door de reus zijn enkels met zijn katana. De samurai brulde van woede en pijn. Opnieuw zwaaide de reus zijn machtige tachi. De slag werd geblokkeerd, maar de kracht ervan wierp Jurozaemon op zijn rug. ’Vader, sta op. Hij zal u doden.’ Liggend op zijn rug, ontweek Jurozaemon een nieuwe slag. De grote samurai brulde van frustratie. Jurozaemon wist nu dat snelheid zijn enige troef was. Een volgende slag ontwijkend, sprong hij terug recht op zijn voeten. Hij hield zijn zwaard in middelste positie, klaar voor de aanval. Toen de reus op hem afstormde, deed hij hetzelfde. Beide samurai stormden op elkaar in met het zwaard boven het hoofd geheven. Net op het moment dat de reus toesloeg, sprong Jurozaemon in de lucht, het hoofd van zijn tegenstander gebruikend om zich af te zetten. Hij landde achter zijn aanvaller. De reus struikelde. Terwijl hij neerkwam, plantte Jurozaemon zijn zwaard in de rug van de reusachtige samurai. Deze stortte tegen de grond. Jurozaemon stapte over zijn lichaam, boog en trok zijn zwaard uit het levensloze lichaam. ‘Ik dood jullie allemaal !’ brulde Jurozaemon. ‘Wie is de volgende?’ In zijn woede zag Jurozaemon niet dat de slechts gewonde reus langzaam terug opstond. 165
’Vader, pas op , achter u!’ schreeuwde zijn zoon. De reus haalde uit en met een machtige zwaai haalde hij de rug open van Jurozaemon. Deze viel dood neer op de grond. Jurosaburo liep naar zijn vader en nam hem in zijn armen. Hij weende terwijl de prachtige sakura rond hem neerdwarrelde. ‘Vader, u bent een eervolle dood gestorven, nu moet ik ook doen wat eervol is”. De omringende massa verstomde toen Jurosaburo zijn dolk te voorschijn haalde en deze in zijn maag plantte. Zijn ogen sperden zich open en hij spoog bloed. Hij overhandigde zijn katana aan de dichtstbijzijnde samurai. Deze wist wat hem te doen stond. Hij knielde voor de vijandelijke samurai en boog zijn hoofd, terwijl het bloed uit zijn buik stroomde. ’Jonge samurai, het is mij een eer.’ zei de samurai, en met één perfecte slag daalde zijn zwaard neer op de nek van Jurosaburo. De wind viel stil over de Anegawa rivier en de sakura bloesems vielen op het levenloze lichaam van de jonge samurai. Hij had gedaan wat het meest eervol was. Een half uur later, toen de Asakura verdwenen waren, leidde Tokugawa zijn troepen terug naar Nobunaga. Hij was verrast te zien dat Oda teruggedreven werd naar de zuidelijke oever. Hij moest Nobunaga helpen en deze vijand voor eens en altijd vernietigen. Hij had nog maar zesduizend man over, maar dit zou hen niet tegenhouden om uit volle macht te vechten. Binnen het uur waren de Asai totaal verslagen. De komst van Tokugawa’s samurai had hen volledig uit het lood geslagen. Nobunaga’s leger had nu zijn tenten opgeslagen op de noordelijke oever van de rivier. Nadat ze op krachten zouden zijn gekomen, zouden ze binnen drie dagen verder trekken naar Odani. Het was de ochtend van 23 juli, en de slag bij Anegawa was voorbij. Voor het eerst in lange tijd ontspande hij zich even. Hij was Nobunaga, en niets of niemand stond in zijn weg. Sakai had dit verhaal gekozen omdat verschillende bushido-regels hierin werden geïllustreerd. Kenzo had genoten van het verhaal, en was nog niet van plan om te gaan slapen. 'Wat gebeurde er met heer Nagamasa?' vroeg hij. 'Bij de val van zijn kasteel in Odani, pleegde hij eervol zelfmoord.' 'En zijn vrouw? Dat was toch de zuster van Nobunaga.' 'Deze kon met behulp van generaal Hideyoshi tijdig het kasteel verlaten met haar drie dochters.' 'En dit waren zeer belangrijke dochters.' voegde Oko er aan toe. 'De eerste dochter van Oichi was Yodo-dono, die een concubine van Hideyoshi zou worden, en later de moeder van Hideyori.' 'Hideyori van het Osaka-kasteel?' 'Inderdaad. Haar tweede dochter huwde ook een belangrijk daimyo uit Kyogoku. Haar derde dochter Oeyo is nu getrouwd met Tokugawa Hidetada, onze shogun. 'En nu is het hoog tijd om te gaan slapen.' zei Sakai. Kenzo werd naar bed gebracht, en droomde spoedig over heroïsche veldslagen, waarin hij zijn leger aanvoerde.
166
Hoofdstuk 26 : Tameshigiri 1621 Kenzo was nu tien jaar. Hij leerde snel. Terwijl hij daarvoor nog enkel de bewegingen van zijn vader probeerde te copieëren terwijl deze in de tuin zijn oefeningen deed, werden zijn eigen bewegingen steeds beter. Hij was groot voor zijn leeftijd. Met overgave oefende hij elke dag, net als zijn vader, met zijn eigen katana. Deze was weliswaar niet scherp, maar toch was hij er fier op. Sakai leerde hem alles over zwaarden wat hij moest weten. Zonder problemen kon hij elk onderdeel van het zwaard opnoemen. Deze avond ging de les over zwaardetiquette. Sakai zat in formele houding en wachtte tot zijn zoon, die de rol van een bezoeker speelde, binnenkwam. Deze kwam binnen met twee oefenzwaarden in zijn gordel. Hij nam zijn katana en ging zitten. De katana legde hij neer aan zijn linkerzijde met de snijkant van hem weg. Sakai bekeek zijn zoon doordringend. 'Waarom legt ge uw katana op die wijze neer?' vroeg hij. 'Ik reageer gewoon op de manier zoals u uw zwaarden heeft geplaatst.' antwoordde Kenzo. Sakai zat tegenover hem met zijn zwaarden naast hem in een houten katana-kake, een houten rekje voor twee zwaarden. Het rek stond aan zijn linkerkant met Sakai's Tamonten bovenaan en zijn wakizashi daaronder. De handvatten, de tsuka, wezen naar rechts. De snijkanten van beide zwaarden waren naar boven gericht. 'Aan de plaatsing van uw zwaarden te zien vertrouwt u me niet, of bent u van plan mij aan te vallen.' zei de jonge Kenzo. Sakai knikte bevestigend. 'Goed opgemerkt.' zei hij. De manier zoals Sakai zijn zwaarden had geplaatst, liet hem inderdaad toe om snel zijn katana te grijpen en toe te slaan. Normaal wees de tsuka naar links. In die positie kon hij niet snel reageren om toe te slaan of om zich te verdedigen. Als men zijn zwaarden zo plaatste, gaf men aan dat men zijn gast vertrouwde. Dit was nu niet het geval. Daarom had Kenzo zijn eigen zwaard aan zijn linkerzijde gelegd. Op deze manier gaf ook hij aan op zijn hoede te zijn. Door zijn zwaard aan de linkerkant neer te leggen met de snijkant van hem weg, kon hij snel met zijn linkerhand de saya grijpen en tegelijkertijd met zijn rechterhand het zwaard trekken. Dat zou niet mogelijk zijn met het zwaard in normale positie, namelijk rechts met de snijkant naar hem toe. Sakai lachtte en legde zijn zwaarden in de juiste positie. Ook Kenzo nam zijn katana en legde hem aan zijn rechterzijde neer. Het korte zwaard, de wakizashi, bleef wel in zijn gordel zitten. Hij moest er wel voor zorgen om met zijn linkerhand uit de buurt van de tsuba te blijven. Dit kon als teken van mogelijke agressie worden aanzien. Alvorens het zwaard te trekken, duwde men immers met de duim van de linkerhand eerst tegen de tsuba om het zwaard los te maken. Sakai was tevreden. Kenzo had zijn les goed geleerd. Het was normaal voor de zoon van een samurai om reeds op jonge leeftijd alle etiquetteregels te 167
kennen. Een inbreuk tegen deze regels kon verstrekkende gevolgen hebben. Ook het aanleren van de juiste manier van seppuku (traditionele zelfmoord) werd reeds jong aangeleerd. Dat was niet verwonderlijk als men weet dat in de vorige decennia zoons van clanleiders reeds op hun veertiende hun eerste slagveld ervaring opdeden. Op hun zestiende waren sommigen al generaal.
Die zomer (1621) arriveerde Miyamoto Musashi in Himeji. Hij nam zijn intrek in een huisje in de buitenwijken van de kasteelstad. Al snel verspreidde het nieuws zich doorheen Himeji. Iedere samurai had immers al gehoord van deze legendarische zwaardvechter. De laatste jaren had men echter nog weinig van hem gehoord. Iedereen herinnerde zich nog wel zijn gevecht met Sasaki Kojirō dat hem grote faam doorheen gans Japan had gebracht. Musashi opende een bescheiden dojo waar hij lessen in zwaardvechten gaf. Naast het zwaardvechten gaf hij ook les in het gebruik van shuriken (werpmessen). Hij noemde zich 'Japans grootste zwaardvechter'. Heer Honda's belangrijkste vazal Miyake Gunbei, een aanhanger van de Togun-ryū, nam hier bijzonder aanstoot aan. Tijdens een vergadering op het kasteel waar ook Sakai en Goro Takehashi aanwezig waren, maakte Miyake Gunbei zijn beklag bij heer Honda. 'Wie denkt die Musashi wel dat hij is?' riep hij verontwaardigd uit. Heer Honda richtte zich tot Sakai. 'Heb je die Musashi al gezien?' vroeg hij. 'Ik kom hem wel regelmatig tegen in de stad, maar heb hem nog nooit gesproken. Hij moeit zich met zijn eigen zaken en zorgt niet voor last.' 'Behalve dan een grote mond opzetten.' viel Miyake hem in de rede. 'Ik weet enkel van hem dat hij al meer dan vijftig duels heeft gevochten en nog nooit verloor.' vervolgde Sakai. Ook heer Honda had al de verhalen over Musashi gehoord en raakte geïntrigeerd door zijn aanwezigheid in Himeji. 'Als hij zich de beste zwaardvechter van Japan wil noemen moet hij dat maar bewijzen.' sprak Miyake op luide toon. Dit was een onverholen uitdaging. Heer Honda was benieuwd naar de capaciteiten van Musashi en stemde toe in een duel. Samen met drie andere volgelingen van de Togun-school zou Miyake het opnemen tegen Musashi in een wedstrijd in aanwezigheid van de heer van het Himeji-kasteel. Sakai bezorgde de uitnodiging voor de wedstrijd aan Musashi. Zonder aarzeling nam deze de uitdaging aan. Drie dagen later zou de wedstrijd plaatsvinden. In de tussentijd werd er in Himeji druk gespeculeerd over de uitkomst van het duel.
168
Op de derde dag arriveerde Musashi op het kasteel. Op het binnenplein stonden heer Honda en zijn volgelingen hem op te wachten. Ook Sakai, Goro en Jumo waren aanwezig. In het midden van het plein stond Miyake Gunbei en drie leden van de Togun-school hem op te wachten. De nodige introducties werden gemaakt en Musashi nam zijn twee houten zwaarden in de hand. Op bevel van heer Honda zou het duel niet met shinken, echte zwaarden, maar met bokken worden uitgevochten. Met de lange bokken in zijn rechterhand en de korte in zijn linkerhand, nam Musashi zijn positie in. Hij was meester in de Niten-ryū, die gespecialiseerd was in het gebruik van de twee zwaarden. De techniek die hij had ontworpen noemde hij de niten'ichi (二天一, "two heavens as one") of nitōichi (二刀一, "two swords as one") Zijn tegenstanders twijfelden een ogenblik. Op het eerste zicht was er geen opening te vinden in Musashi's houding. Toen deze echter zijn rechterhand iets liet zakken, dacht Miyake zijn kans te zien. Quasi gelijktijdig met hem vielen ook zijn drie metgezellen aan. Alles gebeurde heel snel. In een ogenblik had Musashi zijn vier tegenstanders verslagen. Indien er iemand toevallig met zijn ogen had geknipperd, zou hij alles gemist hebben. Twee bokken van de aanvallers waren verplinterd. Een derde vloog door de lucht en landde aan de voeten van heer Honda. Enkel Miyake stond nog met zijn bokken in de hand, maar hij had een slag in zijn middenrif gekregen die hem naar lucht deed happen. 'Sore made !' Met dit bevel maakte heer Honda een einde aan de wedstrijd. Miyake kon niet anders dan zijn nederlaag toegeven. Heer Honda en alle aanwezigen waren diep onder de indruk. Ook Sakai moest toegeven dat hij nooit zulk een meesterschap had gezien. Na een korte buiging naar de aanwezigen verliet Musashi het strijdperk. In de loop van de volgende dagen kreeg Musashi bezoek van enkele vazallen van heer Honda. Deze had hem een positie aangeboden als schermleraar, en als tacticus om de kasteelstad te helpen organiseren. Snel werd Musashi een vertrouwd figuur in het kasteel. Ondertussen had Musashi ook een zoon geadopteerd die de naam Miyamoto Mikinosuke kreeg. In die periode begon Musashi zich ook toe te leggen op andere kunsten zoals het schilderen en de kalligrafie. 'Is er in gans Japan dan niemand die Musashi kan verslaan?' vroeg Jiro die avond toen hij samen met Jumo, Toba en Sakai in de Ume-ya genoot van een kom thee. 'Blijkbaar niet.' antwoordde Sakai die met eigen ogen het meesterschap van Musashi had aanschouwd. 'Hij beheerst de tweezwaarden-stijl als geen ander. Zijn techniek is perfect en zijn strategie ongeëvenaard. Tot nu toe heeft hij nog nooit een duel verloren en ik betwijfel of dat ooit zal gebeuren.' voegde Jumo er aan toe. Alle vier waren ze uitstekende zwaardvechters. Ze behoorden tot de top van meester Tajima's dojo. Ook Miyake's reputatie kenden en respecteerden ze. Dat deze schijnbaar moeiteloos verslagen was door Musashi gaf hun veel stof tot nadenken. 169
Na een paar maanden was het veelbesproken duel al vergeten. In de zomer van het volgende jaar arriveerde een oude vriend van Sakai wederom in Himeji. Het was de zoon van Oichii Kuzami de sakehandelaar, Toshiro. Terwijl zijn vader permanent in Edo verbleef, had Toshiro de leiding genomen over de bijhuizen in Osaka, Kyoto en Nara. Als vaste verblijfplaats had hij Osaka gekozen, om van daar uit zijn zaken in westelijk Japan te beheren. Het was al een paar jaar geleden dat Sakai hem nog had gezien, en hij heette hem dan ook hartelijk welkom. Ontspannen zaten ze op de veranda van Saka's huis bij te praten. Oko bracht een karaf sake voor hen beiden en vermeldde dat het eten binnen een half uurtje zou klaar zijn. Terwijl Sakai een kom sake voor zijn gast uitschonk, viel zijn oog op het korte zwaard dat deze in zijn gordel had steken. Zelden had hij zulk een prachtig bewerkt exemplaar gezien. De saya was volledig ingelegd met parelmoer. De tsuba, de fuchi en de kashira waren van massief zilver. Onder de zijden ito was het handvat bezet met zwarte roggehuid van de beste kwaliteit. Toshiro zag dat Sakai zat te staren naar zijn wakizashi, en haalde hem voorzichtig uit zijn gordel. Met zijn rechterhand om de schede bood hij hem aan aan Sakai zodat deze hem nader kon bekijken. Met twee handen nam Sakai de wakizashi aan en liet zijn blik bewonderend over de kunstig bewerkte bekleding gaan. In de tsuba waren op meesterlijke wijze enkele kraanvogels, het symbool van de Kuzami-sake, gegraveerd. Het geheel moest een klein fortuin hebben gekost. Dit was een typisch verschijnsel van die tijd. Alhoewel de handelaars op de laagste ladder in het strikte klassensysteem van de Tokugawamaatschappij stonden, bezaten ze heel veel geld. En dat wilden ze dan ook op alle mogelijke manieren tonen. De twee zwaarden, zoals de samurai droegen, waren voor hen verboden. Een wakizashi ter zelfverdediging was echter wel toegestaan. Al kostte dit exemplaar waarschijnlijk een jaarloon van Sakai, toch zou hij nooit lopen te pronken met zulk een opzichtig zwaard in zijn gordel. Onwillekeurig dacht hij terug aan het zwaard dat hij had gezien bij zijn laatste ontmoeting met heer Ikeda. Ook dat was een prachtig exemplaar geweest, maar veel soberder van uitvoering. De smaken van de verschillende klassen verschilden blijkbaar. De handelaars wisten dat de samurai-klasse op hen neerkeek, alhoewel vele samurai soms diep in de schuld bij hen stonden. Omgaan met geld vonden de samurai beneden hun waardigheid. Zeker in deze tijden van vrede waren vele samurai verarmd, terwijl de handelaars steeds rijker werden. Toen Sakai langzaam het lemmet tevoorschijn haalde, wist hij ogenblikkelijk dat ook dit van een perfecte kwaliteit was. 'Het is een Tadayoshi uit Saga.' verklaarde Toshiro. Fier voegde hij er aan toe :'Het heeft een certificaat van O-wazemono door de Hon'ami familie.' De Hon'ami familie was reeds generaties gespecialiseerd in het keuren en testen van zwaarden. O-wazemono betekende dat het blad een uitmuntende scherpte had. Meestal werden de resultaten van zulk een test in de nakago gegraveerd. Een zwaard kon worden getest op levende lichamen (iki-dameshi) of op dode lichamen (shinindameshi) Bij het testen op dode lichamen werden één of meerdere lichamen op een zandheuvel (dodan) vastgebonden . 170
Indien het zwaard de beide lichamen doorkliefde werd op de nakago vermeld : otosu ryodo nyu dodan hachi sun. Dat betekende dan dat er twee lichamen op de dodan lagen, en dat die beiden doorkliefd werden. 'Hachi sun' betekent dat het zwaard tien centimeter diep in het zand drong. (Dit zand diende om het blad te beschermen tijdens de test) Bij het testen op levende lichamen werden meestal misdadigers gebruikt. Hier waren verschillende moeilijksgraden van testslagen mogelijk. Het moeilijkst was de 'okesa', waarbij het lichaam van aan de nek tot aan de heup doormidden werd gekloven. Het testen mocht enkel worden gedaan door speciaal door de shogun aangestelde ambtenaren zoals leden van de Hon'ami of Yamada-familie. Bij het gebruik van lichamen om te testen, werd er geen onderscheid gemaakt tussen mannen of vrouwen. Maar lichamen van leden van de samurai-klasse mochten nooit worden gebruikt. .
Inscripties op het beroemde zwaard 'white cloud'
171
172
Dit alles vertelde Sakai aan Toshiro. Deze had geen idee van de manier hoe zulk een certificaat werd verkregen. Voor hem was zijn zwaard louter een pronkstuk, een middel om zijn rijkdom te etaleren.. De weg van de krijger, het bushido, was voor hem als handelaar onbekend. Zowel Sakai als Toshiro leefden in een totaal andere wereld. Hij bekeek zijn zwaard nu met geheel andere ogen. Sakai gaf nog meer uitleg : 'Volgens de verhalen was er een tijd geleden een dief uit de Dewa-provincie die ter dood was veroordeeld. Door middel van een okesa techniek zou op hem een zwaard worden getest'. 'Levend?' vroeg Toshiro. 'Inderdaad. Hij werd vastgebonden en een zekere Shoami Dennosuke zou de test uitvoeren. 'Welke test gaat u doen?' vroeg de dief. 'Okesa.' antwoordde Shoami. 'Is dat een duur zwaard dat u daar in uw handen heeft?' 'Nogal ja, het behoort tot de daimyo van dit kasteel. 'Wel, in dat geval heb ik spijt dat ik niet eerst een paar dikke stenen heb doorgeslikt, zodat zijn zwaard beschadigd wordt.' 'Humor had die man wel.' lachte Toshiro. 'Inderdaad. Spijtig dat niet alle testen op officiële manier verlopen.' 'Hoe bedoel je?' 'Die testen zijn heel duur. Niet iedereen kan zich dat veroorloven. Daarom gebeurt het soms dat rondtrekkende ronin hun zwaard testen op de eerste de beste onschuldige voorbijganger die ze vanuit een hinderlaag overvallen. Elk jaar vinden we wel een paar van zulke tameshigirislachtoffers.' Sakai gaf het zwaard terug aan Toshiro. Op dat ogenblik kwam Oko buiten om te zeggen dat ze aan tafel konden gaan. Met hun vieren genoten ze van een lekkere maaltijd, die werd vergezeld door de uitstekende Tsurusake die Toshiro had meegebracht. De onderwerpen aan tafel waren wat lichter van aard. Toshiro bracht het laatste nieuws uit Osaka en Kyoto. Tevens vertelde hij over zijn vader Oichii, die nu te oud was geworden om nog te reizen. 'Voor ik het vergeet.....' zei hij. Uit zijn reistas haalde hij een pakje. 'Dit heb ik speciaal voor Oko meegebracht uit Kyoto.' Hij zette het pakje voor Oko neer. Oko begon de kunstige verpakking los te maken, en haalde drie rijstkommen tevoorschijn. Ze waren van hout, bedekt met een glanzende laag urushi-lak. In deze lak waren door middel van maki-e techniek verschillende goudkleurige figuren aangebracht. Sakai had dit soort lakwerk al gezien in Kyoto toen hij samen met Toba op reis was. Het was één van de dingen waar Kyoto voor bekend stond. Op de eerste kom stond een pijnboom afgebeeld. Op de tweede een kraanvogel, en op de derde zwommen en paar schilpadden in een vijver. Dit waren drie symbolen die geacht werden geluk en een lang leven te brengen. Oko was in haar nopjes met dit prachtige geschenk. Zij bedankte Toshiro dan ook uitvoerig. Toshiro tastte weer in zijn reistas en haalde er een pakje uit dat hij aan Sakai gaf. Het was een inro uit hetzelfde soort lakwerk als de kommen. 173
Ook hier waren de drie geluksbrengers kunstig aangebracht met goudverf. De netsuke, waarmee het doosje aan de gordel werd bevestigd, was ook gelakt en lichtjes met goudpoeder besprenkeld. 'Een kleinigheidje als dank voor de gastvrijheid waarmee jullie me steeds ontvangen als ik in Himeji kom.' zei Toshiro. Later op de avond, nadat ze afscheid hadden genomen van hun gast, bleven Sakai en Oko nog even zitten op de veranda tot de hemel rood kleurde van de ondergaande zomerzon. Hij overpeinsde zijn eigen status in het leven. Had hij de rijkdom nodig die Toshiro zo graag tentoon spreidde? Was er niet meer in het leven dan het nastreven van steeds meer bezittingen? Hij had voor de weg van het zwaard gekozen. Deze stelde hem in staat zichzelf te vervolmaken en zijn plaats in het leven te vinden. Onwillekeurig streek hij met zijn hand over het lakwerk van zijn zwaard dat naast hem lag. Samen hadden ze een hele weg afgelegd. Hij legde zijn hand op de schoot van Oko, en zij vleide zich tegen hem aan. Woorden waren op dit moment niet nodig. Beiden waren op dit ogenblik volmaakt gelukkig. Alvorens naar binnen te gaan, ging Sakai eerst nog even tot aan het altaar van Bishamonten, dat achteraan in zijn tuin stond. Hij offerde een beetje rijst dat was overgebleven van de maaltijd, en stak wat wierook aan.
Bishamonten 174
Epiloog Het was nu reeds een aantal jaren vrede in Japan. De grote steden zoals Edo, Osaka en Himeji bloeiden als nooit daarvoor. De veldslagen waarvan Kenzo had gedroomd enkele jaren geleden zouden nooit meer plaatsvinden. Sakai nam enkele jaren later ontslag als ordhandhaver in Himeji. Meester Tajima had zich ondertussen ook terug getrokken uit het actieve leven in de dojo. Bij gebrek aan een erfgenaam had hij de leiding van de dojo overgegeven aan Jumo. Eerst had hij daarvoor Sakai aangesproken. Deze had echter geweigerd omdat hij in Jumo een veel betere kandidaat zag. Zijn eigen specialisatie lag in het iai-do, waarin hij zich meer wilde verdiepen. Daarom had hij in de stad zelf een dojo geopend waar hij dagelijks les gaf. Hij had zijn plaats in het leven gevonden. Als hij terugblikte op zijn leven, tot op het ogenblik dat hij zijn geboortedorp verliet, hoefde hij nergens spijt van te hebben. Tijdens zijn dagelijkse meditatie bezon hij zich over alle mensen die hij had ontmoet, en hun invloed op zijn levensweg. Heer Ikeda, meester Tajima, de priester Takuan, Miyamoto Musashi, samen met al zijn vrienden, hadden hem begeleid en gestuurd op de weg van de krijger. Het meeste dankbaar was hij zijn trouwe metgezel Tamonten die een ereplaats had in de tokonoma in zijn woning. --------------------------------------------------------De rust in Japan bleef verderduren. Het ingestelde Sankin-kotai systeem zorgde ervoor dat alle grote daimyo in de pas liepen met het Tokugawa-shogunaat. Behalve een enkele opstand in 1637, de Shimabara opstand, zou Japan bijna 250 jaar lang geen oorlog meer kennen. Gedurende deze ganse periode bleef Japan ook afgesloten van de buitenwereld. Tot in 1868 bleven de Tokugawa-shoguns aan de macht. Pas toen werd de macht weer overgegeven aan de keizer tijdens de zogenaamde Meiji-restauratie. Gedurende deze periode kenden de scholen voor de krijgskunst verschillende ups and downs. De samurai waren in feite een overbodige klasse geworden, die leefde op de kosten van de rest van de bevolking. Toch waren er in die periode nog vele zwaardvechters die door het ganse land trokken om zich te vervolmaken. Musashi was één van hen In 1626 vertrok hij weer uit Himeji, nadat zijn zoon ook een positie had verkregen op het Himejikasteel. Hij trok rond tot 1633, en arriveerde toen in Kumamoto. Hier kwam hij in dienst van Hosokawa Tadatoshi, de daimyo van het Kumamoto-kasteel. Hij bleef trainen en begon zich ook meer te specialiseren in andere kunsten zoals schilderen en kalligrafie. Hier in Kumamoto zou hij nog enkele opmerkelijke duels uitvechten, onder andere met Takada Matabei, een befaamd speervechter van de Hosokawa-clan. In 1640 werd hij een volwaardige vazal van de Hosokawa-clan met een wedde van 300 koku. Enkele jaren later trok hij zich terug in de een grot in de bergen, de reigan-dō. Als kluizenaar schreef hij hier zijn beroemde boek over strategie en zwaardvechten, de 'go rin no sho', het boek der vijf ringen. Hij stierf op 13 juni 1645. 175
Honderden scholen voor krijgskunsten bleven actief gedurende de ganse Tokugawa-periode, later ook wel de Edo-periode genoemd. Het einde van deze periode verliep niet zonder bloedvergieten. Vanaf 1865 kreeg het shogunaat steeds meer tegenkanting omdat ze de grenzen (onder druk) wilden opengooien voor de buitenlanders. 'Sonno-joi (verdrijf de barbaren, trouw aan de keizer)! ' was de strijdkreet van deze oppositie. In het Tama-district nabij Tokia was een kenjitsu-dojo, genaamd Shieikan. Hier beoefende men de Tennen Rishin stijl. De leider van de dojo was Kondō Isami. Onder zijn leerlingen bevonden zich Hijikata Toshizō en Okita Sōji. Alledrie worden ze tegenwoordig nog beschouwd als de grootste zwaardvechters van hun tijd. In 1860 richtten ze in Kyoto de shinsengumi op. Deze elite politiemacht van de Tokugawa moest de oppositie in Kyoto neerslaan. De opposite bleef echter groeien en het shogunaat werd ontbonden in 1868. Keizer Meiji werd terug op de troon geplaatst. Dit was tevens ook het einde van het feodale Japan. De samurai-klasse werd ontbonden, en het dragen van de twee zwaarden werd verboden. De code van het bushido bleef echter voortleven in het hart van de Japanners. Boekwerken zoals 'go rin no sho' van Musashi, en 'the art of war' van Sun Tsu, zouden zelfs de zakenmannen en politieke leiders uit de twintigste eeuw inspireren.
176
Zelfportret door Musashi
Inkt schildering door Musashi
De 47 ronin. In deze epiloog hoort ook zeker het verhaal van de 47 ronin thuis. Dit is het bekendste verhaal over trouw aan de heer volgens de bushido-code. Het verhaal van de 47 is meestal het meest bekende, omdat dit in vele vormen is vertolkt op het toneel of in de film ( meestal onder de naam Chushingura). Men kan zeggen dat het verhaal begon met de geschriften van Yamaga Soko, een invloedrijk theoreticus die veel schreef over bushido en de betekenis daarvan. Deze geschriften inspireerden waarschijnlijk een zekere Ôishi Kuranosuke, een volgeling van Asano Takumi no kami Naganori (1667-1701), leider van de machtige Asano clan.
177
Op zekere dag gebeurde het dat de heer Asano was gekozen door Tokugawa Tsunayoshi, de toenmalige shogun, om een ceremonie te verzorgen voor afgezanten van de keizerlijke familie. Om hem daarmee te helpen, werd Kozukenosuke Yoshinaka (1641-1702) aangesteld. Deze was op de hoogte van alle nodige protocollen en etiquette. Dit was echter een corrupte man, die een vergoeding verwachtte van Asano. Deze laatste ging daar niet op in, en hun verstandhouding werd steeds slechter. Kira nam elke gelegenheid te baat om zijn ‘protegé’ te vernederen. In april 1702, tenslotte, explodeerde de situatie. Na weer een reeks beledigingen van Kira, trok Asano zijn zwaard en haalde uit naar Kira. Deze werd echter slechts licht gewond, en Asano werd gearresteerd. Iemand in woede neerslaan was verboden bij de wet. Zeker als het dan ook nog gebeurde in het paleis van de shogun. Asano deed weinig moeite zichzelf vrij te pleiten, hij zei enkel dat het hem speet dat Kira slechts gewond en niet gedood was. Na een kort onderzoek werd Asano ter dood veroordeeld. Hij werd bevolen seppuku te plegen. Ook zijn 50.000 koku waard zijnde landgoed werd aangeslagen, en zijn broer Daigaku werd onder huisarrest geplaatst. Toen deze berichten het thuiskasteel bereikten was er hevige discussie over wat er diende te gebeuren. Sommigen vonden dat ze hun lot moesten aanvaarden. Anderen riepen op tot de strijd tegen het shogunaat. Ôishi Kuranosuke, stelde voor om het kasteel zonder verzet over te geven. Dit voorstel werd door de meerderheid gevolgd. Tegelijkertijd was er een groep Asano volgelingen, nu ronin, die een plan voor wraak opstelden. Kira was echter geen idioot. Hij verwachtte wel een of andere aanval door de mannen van Asano en verscherpte zijn bewaking. Het plan van Oishi was om de juiste tijd af te wachten, nadat alle wantrouwen door Kira was verdwenen. Hiervoor voorzagen zij zich in het geheim van een grote voorraad wapens, terwijl ze in het openbaar hun wapens aflegden en allerhande minderwaardige beroepen opnamen. Vooral Oishi deed het voorkomen alsof het lot van de clan hem helemaal niet meer interesseerde. Hij verliet zijn vrouw, en werd veel gezien in de uitgangsbuurten van Edo, in het gezelschap van Geisha’s en meestal in dronken toestand. Op zeker moment ontmoette deze zelfs een samurai uit Satsuma, die op hem spoog en hem geen echte samurai noemde. Zoals verwacht liet Kira zijn bewaking verslappen binnen het jaar. Het was op dat moment dat de ronin toesloegen. 47 van hen kwamen bij elkaar op 14 december 1702 en in de sneeuw trokken ze die nacht naar de residentie van Kira. Ze splitsten zich in twee groepen. Eén groep viel de woning langs achter binnen, en de andere via de voorkant. Na een hevig gevecht werd Kira in een bijhuisje gevonden, waar hij zich verscholen had, en voor Oishi geleid. Deze gaf hem de kans om eervol seppuku te plegen, maar dat weigerde de lafhartige Kira. Oishi onthoofdde hem met hetzelfde zwaard als dat waarmee Asano zichzelf had gedood. Het hoofd van Kira werd naar de Sengaku tempel gebracht, waar Asano lag begraven. Nadat ze hun bloedige trofee hadden overhandigd aan de geest van Asano, gaven ze zichzelf over. Het doden van Kira plaatste de regering in een moeilijke positie. De 46 overlevende ronin hadden tenslotte gehandeld volgens de principes van trouw, zoals beschreven in de bushido. Aan de andere kant was hun beslissing om Asano te veroordelen, en geen actie te ondernemen tegen Kira, niet populair geweest. Maar om weeral de orde te handhaven, werden de 46 ronin op hun beurt bevolen seppuku te plegen. Hun lichamen werden samen begraven in de Sengakuji. De legende gaat dat de samurai die eerder Oishi bespotte, in deze tempel zijn buik opensneed om zich te verontschuldigen voor zijn gebrek aan geloof in de ware spirit van Oishi. 178
De wraak van de 47 ronin bleef voor controverse zorgen gedurende de Edo periode. De onderzoeker Sato Naotaka vond dat de ronin niet hadden mogen handelen. De beslissing van de shogun om Asano te veroordelen moest het einde van de zaak zijn. Tsunetomo, een andere filosoof, verklaarde dat de ronin na hun aanval zichzelf dadelijk hadden moeten doden. Door op de beslissing van de regering te wachten, hadden ze blijkbaar toch nog hoop om er met een lichtere straf vanaf te komen. Dat was oneervol volgens Tsunetomo. Mannen zoals Asami Yasuda (1652-1711) verdedigden dan weer het standpunt van Oishi, en keurden de acties van de 47 ronin goed. Chikamatsu schreef een toneelstuk (Chushin-gura) dat onmiddellijk een tijdloze klassieker werd. Oishi en zijn ronin werden tot legende, en nu nog steeds in de Sengakuji een favoriete plek in Tokio voor mensen die de samurai geest in leven willen houden.
Sengaku-ji te Tokio met graven van de 47 ronin
179
HET SMEDEN VAN EEN KATANA Het staal en smeedwerk (kitae) De kwaliteit van de zwaarden is in de Japanse geschiedenis nogal wisselend geweest. In de perioden van massafabricage waren bijna alle bladen zwak, maar in andere tijden werden er alleen zwaarden van topkwaliteit gemaakt. Het maken van een zwaard begint met een klomp staal , tamahagane, vervaardigd in de traditionele tatara-oven, van ongeveer drie kilogram. Dit is op voorhand al gesorteerd op hardheid en koolstofgehalte (1.0-1.5%). Er is slechts één traditionele tatara-oven in Japan. Deze bevindt zich in Shimane en wordt uitgebaat door het NBTHK. Alle smeden betrekken hun basismateriaal uit deze oven. Het ijzererts uit Shimane bestaat uit een zwart zand , satetsu genaamd. Gedurende een driedaags proces, wordt ongeveer 26 ton satetsu en kolen gesmolten tot een blok van ongeveer 2 ton staal. Deze blok noemt men de kera. De helft van deze kera bestaat uit staal met een koolstofgehalte van 0.6 tot 1.5 procent. Het is dit gedeelte dat men tamahagane noemt. Tweederde van deze hoeveelheid heeft een optimaal koolstofgehalte van 1.0 tot 1.2 procent. Dit wordt gebruikt voor het snijgedeelte (links), het minder kwalitatieve ( minder koolstof, rechts) gebruikt men voor de zachtere kern en kling van het zwaard ( zie verder).
Tamahagane Het tamahagane uit de tatara komt bij de smid in kleine brokjes, al dan niet op voorhand gesorteerd volgens koolstofgehalte. De smid maakt zijn keuze en in het verder smeedproces (oroshigane), verfijnt hij het tamahagane tot dit het perfecte koolstofgehalte heeft. Daarvoor maakt hij van een stapeltje tamahaganestukjes een blok dat hij samensmeedt tot één geheel. Daarna kan het vouwen van dit blok beginnen om een homogene verdeling van het koolstof te bekomen. Dit herhaaldelijk vouwen geeft naderhand de gelaagde structuur die zich uit in de hada van het lemmet. Door de manier van vouwen kan men het soort hada bepalen
180
Het vouwproces De Japanse smeden gebruikten speciale houtskool als brandstof voor hun smidsvuur. Houtskool bevat geen zwavel of fosfor, in tegenstelling tot steenkool. Deze beide verontreinigingen hebben een nadelige invloed op staal en kunnen het gevoelig maken voor snel breken in koude toestand. Als men ijzer dubbel vouwt en aan elkaar welt, brengt men aldus koolstof naar het binnenste van de verkregen plak materiaal. Door deze behandeling diverse keren te herhalen, verbetert men het materiaal en verkrijgt men staal. Na vijftien maal vouwen krijgt men een harde taaie staalsoort, geschikt voor het maken van de snede. Acht tot tien maal vouwen geeft een kwaliteit die vergeleken kan worden met die van verenstaal. Een zachte elastische staalsoort wordt verkregen na vijf tot zeven maal vouwen. Het resultaat van dit vouwen wordt zichtbaar na het polijsten als fijne patronen aan de oppervlakte of de huid (hada) van het zwaard. Men onderscheidt de volgende hoofdpatronen: mokume hada: houtnerf met cirkelvormige patronen; itame hada: houtnerf met open patronen; masame hada: rechte in de lengterichting lopende vouwpatronen; ayasugi-hada; regelmatig golfpatroon. Om een zwaard zowel hard en scherp en tegelijkertijd zacht en veerkrachtig te maken, worden verschillende staalsoorten samengevoegd. Een harde “mantel” van hard staal wordt gebruikt voor het verkrijgen van een harde en scherpe snede. Daarbinnen komt een zachtere kern die het zwaard veerkrachtig en flexibel moet maken. Dit gebruik van verschillende soorten staal met verschillende hardheid is de zogenaamde kobuse (wrapping) stijl. Hierbij is de kern van het zwaard zacht en flexibel, terwijl de buitenkant en de snede hard blijft. Het buitenste (harde) staal noemt men hagane, het zachter binnenstaal noemt men shingane of shigane. Op volgende foto is te zien hoe deze twee worden samengevoegd. Daarvoor worden verschillende methoden gebruikt. 181
Van de constructie methoden is de ‘maru’ de eenvoudigste (geen laminatie). De kobuse-methode werd veel gebruikt, zelfs nog tijdens WO2. De meest gebruikte methode is echter de ‘honsonmai’ of kortweg ‘sanmai’ ( san = drie). De beroemde smid Masamune daarentegen maakte veel gebruik van de ‘soshu’ of zeven-lagen methode.
Kobuse methode
Het harden van de snede : yaki-ire Het harden van de snede is veruit het belangrijkste en moeilijkste deel van het zwaardsmeden . Het is het harden van de snede dat het blad de mogelijkheid geeft om scherp gemaakt te worden, en deze scherpte ook te behouden. Eerst wordt het blad ingesmeerd met “yakibatsuchi” , een mix van water, klei en andere ingrediënten. Elke smid heeft zijn eigen recept, meestal een zorgvuldig bewaard geheim. Het kleimengsel wordt aangebracht op het blad, dikker aan de bovenkant, en dunner naar de snede toe . Werkend in een verduisterde kamer,met enkel het licht van het smidse vuur, wordt het blad verhit. Als de temperatuur stijgt, beginnen de kristalstructuren in het metaal te veranderen. De smid kijkt nauwlettend toe op de kleur van het verhitte metaal. Wanneer de kritieke temperatuur wordt bereikt , wordt het blad snel afgekoeld in een kuip water (yaki-ire). Op de kritieke temperatuur (rond 750°C) , verandert de structuur van het staal in austenite , een fase waar het koolstof combineert met het ijzer. Wanneer het blad snel wordt afgekoeld door de 182
onderdompeling in het bad, verandert het austenite in martensiet, het hardste type staal. Waar het yakibatsuchi het dikst werd aangebracht, zal het staal echter langzamer afkoelen , waardoor het niet verandert in martensiet, maar in pearliet, dat zachter en flexibeler is. Deze combinatie van een zacht blad met een harde snede, geeft het zwaard zijn gewenste eigenschappen. De overgangszone tussen het zachte staal van het lemmet en het harde staal van de snede (waar het witachtige martensiet overgaat in pearliet ) is zichtbaar als een witte lijn, habuchi genoemd. Deze lijn kan, afhankelijk van de temperatuur voor het afkoelen, breed of smal zijn. Ook martensiet partikels (nioi,nie) kunnen in dit gebied voorkomen. Het visuele patroon dat deze lijn markeert noemt men de hamon. Afhankelijk van de manier hoe de klei werd aangebracht , kan een verscheidenheid van effecten worden verkregen. Deze hamon is de belangrijkste esthetische eigenschap van het blad. Elk patroon heeft een eigen naam. “Suguha” bvb, is een zeer rechte hamon , terwijl sambon-sugi een driedelige zigzaglijn is. Na het aanbrengen van de dunne laag klei op de snede , en de dikkere laag op het lemmet, brengt de smid ook een aantal dunne strips klei aan, loodrecht op de snede. Deze stripjes fungeren als kleine isolators, en vormen de zogenaamde ashi, kleine kanaaltjes van zachter pearliet in het hardere staal van de snede. Dit zaagtandpatroon helpt de schade te beperken indien er stukjes uit de snede zouden springen bij gebruik. De schade wordt dan beperkt tot de volgende ashi. Ook de vorm van de hamon wordt hiermee mee bepaald.
183
Door de ongelijke afkoeling van blad en snede, krijgen we ook een verschil in krimping van het materiaal. Dit maakt het de smid makkelijker om de gebogen vorm aan het blad te geven. Deze gebogen vorm maakt het wapen tot een ideaal instrument om te snijden, maar maakt het minder geschikt als steekwapen. Na het drogen van de klei wordt het lemmet verhit tot 700 graden (rugzijde) en 800 graden ( snijgedeelte) . Dan koelt men het blad snel af in een bad water van ongeveer 20 graden. Door het verschil in dikte van het blad en de klei krijgen we een verschil in afkoeling. Het materiaal van de rugzijde zal zich een beetje samentrekken. Twee seconden na het onderdompelen zal de punt daardoor een beetje naar boven krullen. Na 5 seconden verandert de structuur van het staal van austeniet naar martensiet. Waardoor ook de snede zal uitzetten in plaats van te krimpen. Hierdoor krijgen we de typische kromming (sori) van het zwaard.
Het polijsten De polijsting is een verhaal apart. De kwaliteit van een zwaard kan alleen zichtbaar gemaakt worden als het op Japanse wijze gepolijst wordt. De oppervlakte van het zwaard wordt als het ware opengewerkt, in tegenstelling tot de westerse polijsting, waarbij de oppervlakte wordt dichtgewreven De Japanse meesterpolijsters bezitten grote kennis van het Japanse zwaard voor wat betreft vorm en stijl die zijn toegepast door de verschillende scholen. Zo kunnen, door een ondeskundige polijsting, de karakteristieke vorm en de eigenschappen die het zwaard moet vertonen, geheel of gedeeltelijk verdwijnen. De polijster begint met grove stenen voor het 'vormen' van het zwaard, waarna hij--stap voor stap--steeds fijnere stenen gebruikt (jizuya en hazuya). Eerst wordt het zwaard over de stenen heen bewogen. In een latere fase wordt het bewerkt met zeer dunne schilfers die op de rug versterkt zijn met papier en die met de duim over het zwaard worden bewogen. De jihada wordt met zeer fijne ijzeroxyde, dat door papier is gefilterd en vermengd is met plantaardige olie, op een watten rolletje gepolijst, waardoor de jihada een donkere kleur krijgt. Dit mengsel noemt men nigui . De laatste stap is het aanbrengen van een hadori, dit brengt de hamon sterk naar voor door het afbakenen van dit gebied met een zilverwitte polijsting. Dit hadori patroon volgt min of meer de lijn van de hamon. Deze techniek wordt niet altijd toegepast, maar hedendaagse zwaardkeurders hechten er wel meer en meer belang aan.
Na het polijsten van het blad en de punt volgt het bruneren (drukpolijsten) met de bruneernaald van de shinogiji en de mune, de rug van het zwaard. Na deze behandeling vertonen zij een hoogglanzend oppervlak. Wat is nu het resultaat van een goede polijsting? De hada is zichtbaar, de geharde snede is matwit. Soms is langs de geharde snede of hamon een heldere lijn te zien, de nioilijn, die pas goed zichtbaar wordt, als het zwaard tegen het licht in wordt bekeken. Een ander verschijnsel dat in principe hetzelfde is als nioi, zijn de nie-deeltjes die alleen grover zijn dan nioi. Nie manifesteert zich als kleine of iets grotere 'spiegeltjes' langs de hamon en soms ook in de yakiba. Bij sommige scholen komen ze ook in de jihada voor en we noemen ze dan jinie. Vormen deze nie een aaneengesloten lijn, dan worden ze kinsuji genoemd. Komen deze lijnen voor in de jihada dan heten zij chikei. Als deze nie als een korrelige lijn loopt heet zij sunagashi. 184
Utsuri is een soort reflectie van de yakiba en vormt een mistig patroon in de jihada en komt alleen bij betere zwaarden voor. Het bovenstaande is een opsomming van de meest voorkomende kenmerken. De Japanse kenners onderscheiden er veel meer. Het slecht polijsten van een blad kan dit totaal verknoeien. In de sectie "onderhoud van een katana" staan een paar belangrijke "don'ts" bij de behandeling van een oude katana. Het polijsten van een antiek zwaardblad dient dus best door een ervaren of gespecialiseerde persoon te gebeuren. In België en Nederland zijn slechts enkele personen die daarvoor in aanmerking komen. Het polijsten van zulk een antieke katana wordt berekend per cm. Dit kan oplopen tot 20 euro per cm ( naargelang van de faam en reputatie van de polijster).. Een polijsting door een polijster met mukansa-graad, kan voor een katana oplopen tot 1700 Euro. Onderstaande foto geeft een voorbeeld van de stenen die in de laatste fase van het polijsten worden gebruikt. Dit zijn de onbewerkte stenen. Om een betere manipulatie te krijgen, wordt het stukje steen aan de achterkant voorzien van een laag lak en papier. De opleiding van een polijster gebeurt op dezelfde manier als die van de smid. Men gebruikt het systeem van “apprentice” of inwonend student. Na een minimum van 8 jaar is de opleiding voltooid en kan de student voor zichzelf beginnen te werken. Met een speciaal houten hulpstuk (bediend door de voeten) wordt de steen op zijn plaats gehouden terwijl men het zwaard over de vaste steen beweegt.
185
ONDERDELEN VAN EEN JAPANS ZWAARD
186
Himeji kasteel in 1600
Himeji kasteel nu 187
Jitte Edo-periode
188
Benkei met naginata
189
Tomoe Gozen met naginata
190
Nikkō Tōshō-gū Tempel opgedragen aan Tokugawa Iëyasu
tōshi-ya evenement in de sanjūsangen-dō (boogschutters wedstrijd)
191
Sankin kōtai
192
Oishi Kuranosuke ( leider van de 47 ronin) collectie auteur
193
Edo-politieman met Jitte - collectie auteur
194
Bronnen : The lone samurai Secrets of the samurai Samurai Heraldry Iaido Hongi Erfenis van de goden Osaka 1615 Hatamoto Samurai weapons The Japanese sword The art of war Taiko Tour of duty
Stephen Turnbull Oscar Ratti / Adele Westbrook Stephen Turnbull Yamatsuta Shigeyoshi Willem Bekink Stephen Turnbull Stephen Turnbull Clive Sinclaire Kanzan Sato Sun Tsu Joshikawa Constantine Nomikos
http://mediawiki.arts.kuleuven.be/geschiedenisjapan/ http://en.wikipedia.org/wiki/Miyamoto_Musashi
195