jaarverslag2011
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
www.ngi.be
JAARVERSLAG2011pagina 02
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
JAARVERSLAG2011pagina 03
voorwoord Beste lezer, Het voorwoord van het jaarverslag moeten schrijven, biedt de gelegenheid om nog eens om te kijken naar het voorbije jaar. En als ik bedenk wat er in 2011 allemaal gebeurde op en rond ons Instituut, dan zit ik met gemengde gevoelens. Niemand kan ontkennen dat 2011 een moeilijk jaar was. Door de aanslepende politieke crisis bleven belangrijke dossiers liggen, wat ook een negatieve invloed had op de werking van het NGI. Door de economische en financiële crisis hielden burgers en bedrijven de vinger op de knip, waardoor het moeilijker werd om onze producten te verkopen. En onze eigen precaire financiële situatie belette ons soms ook de investeringen in mensen en materieel te doen, die nodig zijn om de toekomst van ons Instituut veilig te stellen. Maar ondanks al die problemen was er toch ook goed nieuws. De verschillende projecten die in 2010 werden gedefinieerd, kwamen op kruissnelheid en leverden in sommige gevallen zelfs al mooie resultaten op. De INSPIRE-wet werd aangenomen in het Parlement, en de belangrijke rol van het NGI wordt door deze wet ten volle erkend. De derde editie van de digitale kaart op schaal 1:50 000 werd afgerond. Het geodetisch net rond de Antwerpse haven werd opnieuw opgemeten. Het NGI bleef zich inzetten voor een duurzame ontwikkeling, door zijn werknemers en zijn klanten ertoe aan te zetten te kiezen voor milieuvriendelijke vervoersmiddelen.
Over al deze realisaties willen we het hebben in dit jaarverslag. We zijn er immers fier op dat we ook in moeilijke omstandigheden en met beperkte middelen kwaliteitsvolle geografische producten en diensten blijven leveren. We zijn er fier op dat de samenleving onze rol in de boeiende wereld van de geografische informatie erkent. We zijn er fier op dat we voor het Nationaal Geografisch Instituut mogen werken. Ik wens u veel leesgenot.
Administrateur-Generaal Ingrid VANDEN BERGHE Voorzitter Philippe BUSQUIN
carte de relief “Belgium from Space”
JAARVERSLAG2011pagina 04
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
JAARVERSLAG2011pagina 05
inhoud03 voorwoord 05 inhoud 06 projecten 10 project 2011: cartoweb 14 de nieuwe kaart op schaal 1:50 000 16 herziening van het waterpassingsnet 20 “inspire 2011” interview Nathalie Delattre 22 duurzame mobiliteit 24 top 20 van de toeristische kaarten 25 cijfergegevens personeelsdienst 27 cijfergegevens financiële dienst 28 colofon
detail op schaal 1:10 000
JAARVERSLAG2011pagina 06
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
projecten Een beetje voorgeschiedenis In 2010 deed het Nationaal Geografisch Instituut een beroep op een externe consultant om te helpen bij de reorganisatie van wat in het jargon de “front and mid office” heet, maar wat in feite gewoon de diensten zijn die rechtstreeks in contact staan met de klant (front office) en de diensten die de verbinding tussen de klant en de basisproductie voor hun rekening nemen (mid office). Uit de analyse bleek dat het Instituut te vaak met doelstellingen op lange termijn werkte, wat het moeilijk maakte om correct in te schatten welke middelen (materieel en mensen) noodzakelijk zijn om ze te realiseren. Daarom besloot het Instituut om vanaf 2011 een volledig nieuwe koers te volgen en meer projectmatig te werken, met doelstellingen op de korte termijn (niet langer dan 1 jaar). Bovendien werden er prioriteiten bepaald, waarbij rekening werd gehouden met de beperkte financiële middelen en met de verplichtingen van het Instituut, onder andere in het kader van de INSPIRE-richtlijn.
De interne organisatie Uiteraard had dit gevolgen voor de interne organisatie, vooral dan in de technische directies. We hebben drie grote projectcategorieën gedefinieerd: 1. Projecten gericht op de primaire markt van het NGI De primaire markt van het NGI bestaat uit de volgende klanttypes:
•Overheidsinstellingen (lokaal – gewestelijk – federaal - Europees) •Privébedrijven met een complexe GEO-behoefte (bv. nutsbedrijven) •GEO-content-providers (bv. Garmin, Google, …) •Onderwijs- en wetenschappelijke instituten 2. Projecten gericht op de secundaire markt van het NGI De secundaire markt van het NGI is een markt van afgeleide producten en diensten en bestaat uit de volgende klanttypes:
•Privébedrijven met een standaardiseerbare GEO-behoefte & Value Added Resellers (bv. Lannoo)
•Individuele professionele gebruikers (landmeters – notarissen – architecten…) •Individuele of gegroepeerde recreatieve gebruikers 3. Technologie-projecten (met inbegrip van de informatica)
JAARVERSLAG2011pagina 07
projecten Voor elke projectcategorie werd een stuurgroep opgericht. De stuurgroep “prioritering”, die wordt voorgezeten door de Algemene Directie, overkoepelt deze 3 stuurgroepen en zorgt voor de noodzakelijke coördinatie. Deze laatste stuurgroep kent de budgetten toe en bepaalt de prioriteiten, rekening houdend met de strategische doelstellingen van het Instituut. Ten slotte hebben we ook een Project Management Office opgericht, dat ondersteuning geeft bij het projectmatig werken, alle projecten opvolgt en een stand van zaken bijhoudt. Alles samen hebben we 41 projecten gedefinieerd. Uit de optimalisatie-oefening resulteerden 11 projecten voor de primaire markt, 7 voor de secundaire markt en 9 voor de technologie. Daar werden 14 ICT-projecten aan toegevoegd, noodzakelijk voor de optimalisatie van de interne IT-structuren. Projectmatige aanpak Voor de uitvoering van dergelijke projecten is een goede voorbereiding essentieel: we starten met het projectconcept, waar we het projectidee verder ontwikkelen en verschillende scenario’s hiervoor uitwerken, om daarna over te gaan naar het projectcharter, waar ook een projectplanning wordt geïntegreerd. Na deze voorbereiding starten we met de praktische uitvoering en de oplevering van de resultaten. Voor de voorbereiding, de opvolging en de evaluatie van het project gebruiken we standaarddocumenten die we in samenwerking met de consultant hebben opgesteld. De uitwerking Bij het definiëren van de projecten veroorloven we ons om ambitieus en optimistisch te zijn in de vooropgestelde doelstellingen en nodige middelen, maar wanneer alle projecten samen worden gelegd zetten de budgettaire beperkingen ons ertoe aan de tering naar de nering te zetten. Zes projecten werden uitgesteld tot 2012, hoe zwaar deze keuze ons ook viel. Voor de resterende projecten werden dan de verschillende documenten opgesteld. We moesten de medewerkers en het Comité van Beheer op de hoogte brengen van de nieuwe aanpak, verantwoordelijken en medewerkers aanduiden voor elk project enz. Toch slaagden we er in 2011 in al heel wat te realiseren.
Realisaties van de projecten in 2011 A. Met betrekking tot de primaire markt Het NGI beschikt voortaan over een duidelijk beleid voor de synchronisatie van de updateprocessen van de ITGI-gegevens. Concreet betekent dit dat de verschillende updateprocessen (de netwerken, de gebouwen, de andere thema’s, de toponymie) nu systematisch op dezelfde zone werken (gedefinieerd per kaartblad), op basis van dezelfde luchtopnamen, met dezelfde regels, dezelfde planning en dezelfde prioriteiten. Dit zou het mogelijk moeten maken om, vanaf het begin van 2012, zones te krijgen waarin de ITGI-gegevens (vref) volledig geüpdatet zijn. Ter informatie, begin 2012 wordt voorrang gegeven aan de kaartbladen 15, 16, 22 en 52. detail ARLON_digitaal-civ1
geologische kaart 1:160 000 - 1945
JAARVERSLAG2011pagina 08
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
projecten
projecten
Het NGI beschikt over becijferde studies over de mogelijkheden voor de update van “alle andere thema’s” (dat wil zeggen, andere thema’s dan de verbindingsnetwerken en de gebouwen, waarvan de productie al verder staat), rekening houdend met de verschillende mogelijke updatetechnieken (fotogrammetrische uitwerking, foto-interpretatie op ortho’s, terreinwerk,...). Deze resultaten zullen het mogelijk maken een realistisch updateproces voor deze thema’s te definiëren.
Voor de standaardproducten beschikt het NGI over gestandaardiseerde specificaties en over een lijn van vector- en rasterproducten die zijn afgeleid van de ITGI.
Een eerste volledige update (cyclus 1) van het wegennet van de ITGI (vref) werd afgerond in juni 2012, zoals was gepland in het project.
Het NGI beschikt over een inventaris van de voorraad, die is opgenomen in de boekhouding. We hebben ook een programma voor de evolutie van de voorraad (2011-2015) en een implementatieplan voor het voorraadbeheer opgesteld. De voorraad wordt gehergroepeerd en de opslagruimte geoptimaliseerd.
De eerste update van de gebouwen (cyclus 1), die in 2011 werd beëindigd, had alleen betrekking op de geometrie. De tweede update van de gebouwen is bezig. Deze keer gaat het zowel om de geometrie als om de attribuutinformatie. Het NGI beschikt over een gestructureerd en gecentraliseerd register met informatie over de Federale Overheidsdiensten (FOD) die een band hebben met de geografische informatie. Dit register bevat een contactpersoon, de manier waarop de FOD een partner van het NGI kan worden, de behoeften van deze FOD maar ook zijn mogelijke inbreng op het gebied van geografische informatie. De rol van regionaal coördinator van EuroRegionalMap (ERM) werd overgedragen aan een ander Europees cartografisch agentschap. Het NGI is nu globaal coördinator van dit project. De middelen voor onze andere engagementen binnen EuroGeographics worden gereorganiseerd. We hebben een nieuwe meerjarenovereenkomst tussen Defensie en het NGI uitgewerkt. Daarin staan de inhoud van de producten en diensten die het NGI maakt voor en aanbiedt aan Defensie, de overlegstructuur NGI/Defensie, de workflow en de verantwoordelijkheden van de betrokken partijen. De gezamenlijke workflow is opgenomen in het Enterprise Content Management System (ECMS). We hebben een « Custom Relation Management System » ingevoerd. Er werden relatiebeheerders aangesteld, elk met hun eigen verantwoordelijkheden. Er werden nieuwe partners gevonden.
In het kader van het Cartoweb-project heeft het NGI een prototype ontwikkeld voor een nieuwe generatie van digitale topografische cartografie, speciaal voor het scherm.
C. Met betrekking tot technologische projecten Het NGI beschikt over een beleid, een procedure en een technologische oplossing voor het beheer van de versies van de ITGI. Er wordt gewerkt aan de invoering van een WCMS voor het beheer van de website van het NGI. We werken aan de terbeschikkingstelling van de « View Services » en de “Discovery Services” via het INSPIRE-geoportaal. De aankoopprocedure voor de noodzakelijke basisinfrastructuur, in een professioneel datacenter waar de “hosting and Besluit monitoring services” geleverd worden, is ook opgestart. Het NGI beschikt over een bruikbare tijdelijke oplossing voor de registratie van de werktijd die aan de projecten werd besteed. Het NGI beschikt over een systeem dat is gestructureerd volgens de gebruikte methode voor projectbeheer en dat toegankelijk is voor alle personen die betrokken zijn bij de projecten. We werken aan een “huisstijl” en een duidelijke en begrijpelijke handleiding. Beide zullen zoals gepland in juni 2012 klaar zijn.
B. Met betrekking tot de secundaire markt Het NGI beschikt over een volledig overzicht van de mogelijkheden om de historische kaarten en foto’s te gebruiken en over een evaluatie die het mogelijk maakt de juiste keuzes te maken. Al de verschillende producten werden beschreven en kregen een prioriteit toegekend. Het NGI beschikt eveneens over een planning voor de exploitatie van de historische kaarten en over een schatting van de noodzakelijke middelen.
JAARVERSLAG2011pagina 09
Als we één conclusie kunnen trekken uit onze ervaringen van 2011, dan is het dat de projectmatige aanpak werkt. Al hebben we onze planning moeten aanpassen aan de realiteit, we zitten duidelijk op de goede weg. Iedereen heeft begrepen dat het Instituut het roer moest omgooien, iedereen weet dat de vraag naar papieren kaarten zal dalen terwijl de vraag naar webtoepassingen zal stijgen. We zijn er dan ook van overtuigd dat we met onze projecten het Instituut voorbereiden op een toekomst waarin de vraag naar nieuwe geografische producten en diensten steeds maar zal toenemen.
triangulatienet 2de&3de orde 1951
triangulatienet - 1ste orde 1927
JAARVERSLAG2011pagina 10
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
project 2011: CartoWeb inleiding Het project « CartoWeb » startte in de lente van 2011 en wordt hoofdzakelijk binnen de directie toepassingen (AT) gerealiseerd. Voor sommige aspecten wordt er samengewerkt met andere diensten: met de commerciële dienst (CDC) bijvoorbeeld, om het product te definiëren, en met de informaticadienst (CTI), die moet zorgen voor de computeromgeving waarin het prototype zal draaien dat ons in staat zal stellen de verkregen cartografische resultaten te evalueren. Alles samen zijn er een tiental personen van ver of van dichtbij betrokken bij het project Cartoweb. Momenteel loopt het project nog en zijn er alleen nog maar interne resultaten. De oorspronkelijke bedoeling van het project was een kaartweergave te ontwikkelen die specifiek bestemd was voor een gebruik op scherm van de ITGI-database. Op die manier zouden de topogeografische data uit de set met referentiegegevens (Vref) en uit de set met gegeneraliseerde gegevens (Vgen) snel visueel weergegeven kunnen worden. Omdat we de updates snel willen weergeven op kaart, moet het productieproces ook een hoge automatisatiegraad bereiken.
JAARVERSLAG2011pagina 11
project 2011: CartoWeb Later is de doelstelling geëvolueerd en hebben we besloten een breder gamma aan schalen weer te geven op kaart. Zo kunnen we nu 10 verschillende schaalniveaus weergeven, van 1:2 500 tot 1:1 200 000. Het is ook interessant om te weten dat vanaf de 1:25 000 we twee verschillende manieren van weergeven hebben ontwikkeld: een zuiver cartografische en een andere met een orthofoto als achtergrond. Dit laatste product, dat “orthokaart” heet, is een nieuw en aantrekkelijk product van het NGI. Dankzij deze keuzes kunnen we de meeste gegevens tonen waarover het NGI beschik: administratieve gegevens, orthofoto’s, toponiemen, digitale terreinmodellen, database 1:250 000 ...
schaal 1:10 000
schaal 1:10 000
Antarctica - Monts_Belgica(1959_60) D8 _ 200 000 IGMTypeR
JAARVERSLAG2011pagina 12
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
project 2011: CartoWeb
JAARVERSLAG2011pagina 13
project 2011: CartoWeb
het vervolg van het project nieuwe uitdagingen Dankzij de huidige technologie wordt alle informatie sneller en gemakkelijker toegankelijk voor een breder publiek. De cartografie vormt geen uitzondering op deze regel en als we mee willen met deze vernieuwing moeten we ook vooruit op het gebied van de webcartografie. Daardoor staat het cartografie-team voor heel wat nieuwe uitdagingen. Het scherm is tegelijkertijd drager en lichtbron. De traditionele regels voor de grafische semiologie zijn dus niet langer van toepassing. Het gaat echt om een nieuw type cartografie! De 10 schaalniveaus die we hebben ontwikkeld, zullen zeer snel één na één getoond worden. De overgang tussen de kaarten moet dus vloeiend verlopen en de 10 weergaves moeten « samen » ontwikkeld worden, zowel op het gebied van de semantische inhoud als op dat van de symbolisatie. Tot nu toe werden de verschillende analoge kaartreeksen gebruikt voor aparte en specifieke doeleinden, zodat hun symbolisatie echt verschillend kon zijn We moesten de traditionele symbolisatie-omgeving verlaten en een GIS-omgeving gebruiken om gegevens uit verschillende bronnen en met verschillende formaten te symboliseren: databases, tekstbestanden, rasterbestanden. De andere cartografische agentschappen en iedereen die met cartografie bezig is, staat voor dezelfde uitdagingen. Daarom bestaat er nu een volledig nieuw onderzoeksprogramma voor webcartografie binnen de groep EuroSDR, waar het NGI aan deelneemt.
1:10 000
Momenteel zitten we in de laatste fase van het project: we testen de verschillende oplossingen voor de uitvoer om de bestanden te halen uit de GIS-omgeving, die wordt gebruikt voor de symbolisatie, en om ze zo goed mogelijk te kunnen integreren in de omgeving van de viewer-toepassing. In 2012 zal het project nog evolueren, op basis van wat we hebben vastgesteld bij de invoering van het prototype van CartoWeb. Het vervolg van het project zal ons ook in staat stellen te bepalen welke computerinfrastructuur en –architectuur noodzakelijk zijn voor een eventuele latere verspreiding via het net.
1:100 000 1:800 000
1:50 000
JAARVERSLAG2011pagina 14
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
de nieuwe kaart op schaal 1:50 000 c. De symbolisatie
Waarom een nieuwe 1:50 000? Na twee digitale edities van de 1:50 000 valt het niet te ontkennen: de kaart is rijk aan informatie maar daardoor zijn de drukke zones ook moeilijk te lezen. Het rasterbeeld van de kaart wordt onleesbaar op het scherm wanneer men, naargelang van de zones, naar 1:15 000 of 1:20 000 vergroot. Het leek een geschikt moment om dit te veranderen, en wel om twee redenen: 1. Een nieuw model De derde editie van de kaart op 1:50 000 wordt gemaakt vanuit een nieuw gegevensmodel. Dit model, de ITGI-VGen (Inventaire Topogéographique-Topogeografische Inventaris – Gegeneraliseerde vectoren), is een generalisatie van het nieuwe model van referentiegegevens van het NGI, de ITGI-VRef. Doordat de productiecycli van deze schalen dichter bij elkaar werden gebracht, kunnen we de gegeneraliseerde gegevens updaten, alleen op basis van de geüpdatete referentiegegevens. Deze integratie tussen de modellen en de productielijnen van de gegevens op schalen 1:10 000 en 1:50 000 biedt meer coherentie, maar ze vereist ook bepaalde wijzigingen in de catalogus van de twee datasets. Er staan nu nieuwe objecten op de 1:50 000, terwijl er ook enkele verdwenen zijn. Door deze verandering van model moeten we ook de symbolisatieprocedure herbekijken. 2.Referentiegegevens beschikbaar voor het hele Belgische grondgebied De derde editie van de 1:50 000 gaat van start terwijl de eerste editie van de 1:10 000 net afgerond is. Onze referentiegegevens bestrijken nu het hele land. De gegevens op schaal 1:50 000 moeten niet langer dienen als vervanging voor gegevens op grotere schaal, meer bepaald voor de productie van de toeristische kaarten op schaal 1:25 000. De 1:50 000 kan dus wat “lichter” worden en zo een echte synthesekaart worden, die is bestemd voor militaire toepassingen of voor toepassingen op regionale schaal.
de nieuwe kaart op schaal 1:50 000
Het doel: een betere leesbaarheid Het doel van de nieuwe 1:50 000 is de leesbaarheid te verbeteren door te werken op verschillende aspecten:
a. De specificaties
De wegsymbolen zijn lichtjes verbreed en de randen worden voorgesteld door een donkerder grijs, om het contrast met de drukke en minder drukke bebouwde wijken groter te maken. De wegen met verkeersbeperking, die in editie 2 niet apart vermeld werden, hebben een oranje rand, waardoor ze kunnen worden onderscheiden zonder dat ze al te hard opvallen. Het symbool van de verharde wegen, van de aardewegen en van de paden is ook verbeterd zodat het beter uitkomt in de korte of bochtige stukken. De nieuwe symbolisatie van de wegen in aanleg behoudt de kleur van hun statuut. De administratieve grenzen worden voortan gecentreerd op de as om te vermijden dat ze onderbroken worden bij een verandering van kant. Ten slotte is het volle symbool voor waterlopen met een breedte van 15 tot 25 m vervangen door een symbool met randen, dat zorgt voor continuïteit met de bredere waterlopen. De samenhang met de symbolisatie van de wegen van de kaart op 1:10 000 wordt zo ver mogelijk doorgedreven. Het resultaat
Bij de edities 1 en2 sloegen de bebouwde wijken (de grijsgemaakte zones op de kaart) alleen op het ietwat subjectieve begrip van historische wijken van de agglomeraties. Bij de derde editie zijn de bebouwde wijken geherdefinieerd op een objectieve basis, namelijk de dichtheid van de gebouwen van de ITGI-VRef. De grens voor de dichtheid is zo gekozen dat gebouwen eerder in bebouwde wijken worden weergegeven dan als alleenstaand gebouw, wat als voordeel heeft:
• dat de leesbaarheid in de drukste zones aanzienlijk verbetert, • dat er nauwkeurige informatie wordt gegeven over de dichtheid van deze zones, • dat het aantal polygonen voor alleenstaande gebouwen vermindert. Deze polygonen zijn vaak vervormd als gevolg van hun origine (kleven van stickertjes, scanning en dan vectorisatie voor een deel ervan) en daarom beantwoorden ze vaak niet langer aan de specificaties. Ze zijn ook moeilijker bij te werken dan de bebouwde zones (waar dat gebeurt via een automatisch proces). Ten slotte maken deze polygonen, door hun grootte en ondanks de generalisatie, de bebouwde oppervlakte te groot en zijn ze dus niet geschikt voor de bestudering van de dichtheid.
Top50R2map
Top50R3map
De leesbaarheid van de kaart wordt ook vergroot door de toegenomen vereenvoudiging van de vorm van de gebouwen. b. De selectiecriteria Een iets meer doorgedreven selectie van minder belangrijke wegen in editie 3 maakt het mogelijk de breedte van de wegsymbolen te vergroten en dus de leesbaarheid van de kaart op papier en op scherm te vergroten, zonder dat dit leidt tot verplaatsingen en zonder dat het wegennet te veel plaats inneemt. De minder belangrijke wegen zijn de lokale wegen en de wegen met verkeersbeperking, die nu onderscheiden worden. Deze grotere semantische nauwkeurigheid maakt een selectievere generalisatie mogelijk, die zich meer richt op de wegen met verkeersbeperking dan op de andere wegen, en meer bepaald de doodlopende wegen, de zijwegen, de wegen in dichte netwerken, de wegen op kerkhoven, campings en parkings. De heel korte paden (minder dan 200m), die nauwelijks zichtbaar zijn, zijn ook van de kaart geschrapt, net zoals de bruggen en loopbruggen over waterlopen met een breedte van minder dan 3 m.
JAARVERSLAG2011pagina 15
JAARVERSLAG2011pagina 16
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
herziening van het waterpassingsnet in de Antwerpse haven
Door de talrijke infrastructuurwerken in het Antwerpse havengebied zijn er in de loop der jaren veel waterpassingsmerktekens verdwenen. Bovendien werden er op een aantal plaatsen verzakkingen vastgesteld. Een herziening van het waterpassingsnet in die regio was dus noodzakelijk. Om het gebied waar verzakkingen waren opgetreden te kunnen afbakenen, hebben we GPS-RTKmetingen uitgevoerd (2 afzonderlijke reeksen) in de onmiddellijke nabijheid van de waterpassingsmerktekens. Daaruit bleek dat systematische verschillen van meerdere cm voorkwamen in de gemeenten Kallo en Doel, in de directe omgeving van de rechteroever van de Schelde ter hoogte van voornoemde gemeenten. Het netwerk van merktekens dat recent werd gemeten (zie figuur 1) strekt zich uit over een veel grotere oppervlakte, omdat we zeker moesten zijn dat de aansluitingspunten, waarvan we de hoogte als vast zouden beschouwen, niet verzakt waren.
JAARVERSLAG2011pagina 17
herziening van het waterpassingsnet in de Antwerpse haven
Foto’s van een aantal nieuwe waterpassingsmerktekens
Figuur 1: Overzicht van alle waterpassingsmerktekens in de werkzone
Figuur 2: Foto’s van een aantal nieuwe waterpassingsmerktekens
Het merendeel van de nieuw geplaatste merktekens bevindt zich op linkeroever, in de zone waar door havenuitbreiding gedurende de laatste twee decennia de infrastructuur en bebouwing sterk gewijzigd zijn. Onze klassieke methode voor materialisatie van de waterpassingsmerktekens, aan de hand van trapeziumvormige metalen bouten in gevels, kon hier moeilijk worden toegepast. Er zijn immers weinig gebouwen die vanaf het openbaar domein vrij en gemakkelijk toegankelijk zijn. We hebben de nieuwe punten vastgelegd aan de hand van een messing klinknagel die werd geplaatst in het bovenvlak van soliede betonnen constructies. Dikwijls zijn dit toezichtskamers van riolen, fietspaden, sokkels van kleine constructies, e.d. De foto’s in figuur 2 geven hiervan een aantal voorbeelden. Het zichtbare deel van de messing klinknagels is ongeveer even groot als een muntstuk van 2 euro. Een voordeel van dit type materialisatie is dat er ook andere instrumenten dan een waterpassingsbaak (bijv. een GNSS antenne) kunnen worden opgesteld.
De metingen, die een viertal maanden in beslag namen, werden uitgevoerd met een waterpassingstoestel van het type ‘Leica NA3000’, in combinatie met barcode-bakens op sokkel, om de hoogst haalbare nauwkeurigheid te garanderen. De strenge normen die we gehanteerd hebben bij de herziening van het gehele TAW-net (bijv. de sluitfout tussen meting heen en terug) werden ook hier toegepast. De Schelde loopt van zuid naar noord dwars door de werkzone, wat een probleem vormt voor de vereffening van het netwerk in zijn geheel. De rivier is immers veel te breed om via optische waterpassing een verbinding te kunnen maken tussen de twee deelnetwerken. Met behulp van andere meettechnieken hebben we op drie plaatsen, ter hoogte van ‘Liefkenshoek’, dicht bij de ingang van de Kallosluis en aan ‘Het Steen’, het hoogteverschil tussen de Scheldeboorden bepaald. Op elk van deze plaatsen hebben we tweemaal een trigonometrische waterpassing uitgevoerd, waarbij met twee totaalstations tegelijkertijd wederzijdse hoek- en afstandsmetingen werden gedaan. Daarna hebben we op dezelfde plaatsen ook de hoogteverschillen gemeten (ook twee keer) via langdurige statische GPS-metingen. Hierdoor verkregen we in eerste instantie het ellipsoïdaal hoogteverschil, dat we met het geoïdemodel herleid hebben tot het TAW-vlak. Ten slotte konden we voor de oversteek ter hoogte van Liefkenshoek toch nog over het hoogteverschil opgemeten via optische waterpassing beschikken, dankzij de n.v. Tucrail. In 2009 hebben de landmeters van Tucrail, als voorbereiding voor de te graven spoorwegtunnel, een optische waterpassing uitgevoerd in de dienstentunnel van Liefkenshoek; zij hebben ons hun resultaten volledig ter beschikking gesteld, waarvoor dank.
JAARVERSLAG2011pagina 18
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
herziening van het waterpassingsnet in de Antwerpse haven
JAARVERSLAG2011pagina 19
herziening van het waterpassingsnet in de Antwerpse haven
In de onderstaande tabel zijn de resultaten van alle metingen voor de drie Scheldeoversteken samengevat. Oversteek ter hoogte van Afstand (m) • H via trigono-metrische WP 1 (m) • H via trigono-metrische WP 2 (m) • H via GPS 1 (m) • H via GPS 2 (m) • H via optische WP Tucrail (m)
Liefkenshoek 1 047 1 611 1 610 1 620 1 621 1 623 Kallosluis 934 4 785 4 775 4 779 4 776 Steen 506 1 266 1 265 1 267 1 266 -
Uit deze resultaten blijkt:
• Dat de verschillen tussen de diverse meettechnieken klein zijn (max. 13 mm) • Dat de herhaalbaarheid per meettechniek zeer goed is (1 à 3 mm),
Aan de hand van onderstaande figuur kunt u zich een beeld vormen waar de grootste verzakkingen zich hebben voorgedaan. Alle punten die 3 cm of meer zijn gezakt, zijn hierop aangeduid met een paars bolletje, waaraan de verschillen, uitgedrukt in mm, zijn toegevoegd. De meeste nieuw geplaatste merktekens bevinden zich eveneens in dit gebied, dit zijn de groene bolletjes.
behalve bij de trigonometrische waterpassing nabij de Kallosluis (1 cm)
Voor de vereffening van het ganse netwerk, samengesteld uit 121 al bestaande en 54 nieuwe merktekens, werden alle optische waterpassingen in rekening gebracht. Hieraan werden, voor de Scheldeoversteken, de gemiddeldes van de trigonometrische waterpassingen toegevoegd, zij het met een grotere standaardafwijking, zodat het ‘gewicht’ van deze metingen tijdens de netwerkberekening kleiner was. Van zes punten, verdeeld over de west-, zuid-, en oostrand van het netwerk, werd de TAW hoogte, gemeten tijdens de recentste herziening van 1987, vastgehouden. Als we de nieuwe hoogtes van de 121 oude merktekens vergelijken met de waarden die al in onze geodetische databank aanwezig waren, stellen we het volgende vast:
De nieuwe hoogtewaarden van zowel de bestaande als de nieuw geplaatste waterpassingsmerktekens zijn beschikbaar via onze webtoepassing ‘Geodetische documentatie’: http://www.ngi.be/gdoc/default_nl.htm.
• Bij 94 punten is de hoogte lager dan voordien • Bij de punten die hogere waarden hebben dan voordien is het verschil zeer klein • Zodra het verschil groter is dan -15 mm spreken we van een verzakking, dit is het geval voor 51 punten
• In die groep zijn er 36 punten die 3 cm of meer lager liggen • 11 punten zijn 5 cm of meer gezakt • De grootste waarde bedraagt -122 mm
detail van het netwerk na berekening
JAARVERSLAG2011pagina 20
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
interview met Nathalie Delattre, verantwoordelijke voor INSPIRE op het NGI
1. De INSPIRE-richtlijn werd omgezet in Belgisch recht en goedgekeurd door het Parlement. Waarover gaat deze richtlijn? De Europese Unie heeft voor haar milieubeleid informatie nodig die haar in staat stelt rekening te houden met de verscheidenheid van de situaties in de verschillende streken. De geografische gegevens beantwoorden aan deze noodzaak: zij maken het mogelijk dit beleid uit te stippelen en uit te voeren. De Europese Commissie heeft INSPIRE gelanceerd om de toegankelijkheid van de geografische gegevens die beschikbaar zijn in de hele Europese Unie te verbeteren. Daartoe wil de INSPIRE-richtlijn, steunend op de nationale infrastructuur van elke lidstaat, via toepassingsregels de beschikbaarheid, de interoperabiliteit, de toegankelijkheid en het delen van de geografische gegevens organiseren. De richtlijn is dus van toepassing op de nationale infrastructuur voor de geografische gegevens, die bestaat uit:
• metadata: zij vormen de toegangspoort tot de infrastructuur want ze maken het mogelijk na te gaan of de bestaande gegevens en diensten beschikbaar zijn;
• geografische gegevens: de INSPIRE-richtlijn is van toepassing op de ge-
ografische gegevens van de overheden. Ze verplicht niet om nieuwe gegevens in te zamelen, maar wel om gegevens ter beschikking te stellen volgens eengemaakte technische specificaties. Alles samen werden er 34 thema’s bepaald, die staan opgesomd in de bijlagen I, II en III van de richtlijn. Het gaat daarbij zowel om referentiegegevens (bijlagen I en II) als om milieugegevens bijlage III);
• een netwerk van onlinediensten: alle gegevens en metadata moeten toeganke-
lijk zijn via internet, het middel bij uitstek voor de uitwisseling. De onlinediensten die INSPIRE vereist zijn: 1. zoekdiensten voor het opzoeken van de gegevens via de metadata, 2. raadplegingsdiensten om de gegevens visueel weer te geven; 3. downloaddiensten om kopieën of uittreksels van de databases te krijgen; 4. omzettingsdiensten die zorgen voor de interoperabiliteit (bijvoorbeeld door de omzetting van een coördinatensysteem); 5. oproepdiensten die het mogelijk maken een reeks bewerkingen, aangepast aan de noden van de gebruiker, aan elkaar te koppelen; • een delen van gegevens tussen overheden: de voorwaarden voor ruil, tarifering en gebruik moeten de toegang tot de onlinegegevens en -diensten vergemakkelijken; • mechanismen voor de coördinatie en de opvolging van de richtlijn: het bleek noodzakelijk in elke lidstaat hiervoor structuren op te zetten.
interview met Nathalie Delattre, verantwoordelijke voor INSPIRE op het NGI
In België hebben de federale regering en de drie gewesten de Europese richtlijn omgezet in hun wetgeving. 2. Wat zijn de implicaties voor het Nationaal Geografisch Instituut? De wet die de INSPIRE-richtlijn op federaal niveau omzet en op 9 januari 2012 werd gepubliceerd, kent het Nationaal Geografisch Instituut (NGI) een belangrijke rol toe bij de invoering van de richtlijn: een federale infrastructuur voor geografische informatie opzetten en uitbaten. Deze infrastructuur zal worden opgezet met de federale partners, die de voornaamste eigenaars van geografische data zijn, en met de Algemene Administratie voor de Patrimoniumdocumentatie (AAPD) en de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (ADSEI). Bovendien moet het NGI, als houder van geografische referentiegegevens, de richtlijn toepassen volgens een opgelegd tijdsschema. 3. Heeft het NGI wel de middelen om deze uitdaging aan te gaan? De uitvoering van de INSPIRE-richtlijn vraagt inderdaad aanzienlijke extra middelen. In afwachting daarvan kan het NGI alleen maar op zijn eigen middelen rekenen, wat de goede uitvoering van zijn opdracht ernstig hypothekeert. 4. Binnen het NGI werd onlangs een INSPIRE-cel opgericht. Wat worden haar taken? Wie maakt er deel van uit? De INSPIRE-cel moet erop toezien dat de activiteiten en projecten binnen het NGI beantwoorden aan de verplichtingen van INSPIRE, bijvoorbeeld zoekdiensten, raadplegingsdiensten en downloaddiensten aanbieden die conform INSPIRE zijn en volgens een kalender die is opgelegd door de Richtlijn. De permanente leden van de cel zijn een programmaverantwoordelijke en een secretariaatsmedewerker, maar ze zal bij gelegenheid worden uitgebreid, volgens de behoeften, door een beroep te doen op de technische, commerciële en juridische expertise die op het NGI aanwezig is.
5. Wat zijn de eerste projecten voor de invoering van de richtlijn in 2012? Momenteel loopt er bij het NGI een project voor de invoering van een zoek- en raadplegingsdienst voor de gegevens, die beantwoordt aan de verplichtingen van INSPIRE. Tegen het einde van 2012 zou er ook een downloaddienst moeten komen en moet een deel van de NGI-gegevens dat beantwoordt aan de specificaties van INSPIRE beschikbaar worden gemaakt: de administratieve grenzen, de geografische namen, het hydrografische netwerk en het transportnetwerk. Deze gegevens staan in bijlage I.
low-airkaart
JAARVERSLAG2011pagina 21
JAARVERSLAG2011pagina 22
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
JAARVERSLAG2011pagina 23
duurzame mobiliteit
Een van de elementen uit de missie van het Nationaal Geografisch Instituut luidt: meewerken aan de duurzame ontwikkeling van onze samenleving. Al jarenlang zet het NGI zich hiervoor in, meer bepaald door zijn medewerkers en klanten ertoe aan te zetten om te kiezen voor duurzame mobiliteit, door bijvoorbeeld te voet, met de fiets, met het openbaar vervoer naar het werk te komen. Wie toch met de auto komt, raden we aan te kijken of autodelen mogelijk is. Onze inspanningen werden beloond: al 77% van de personeelsleden kiezen voor een van deze oplossingen. Dit jaar zijn we begonnen met de inrichting van een ruimte voor « zachte mobiliteit », met twee kleedkamers, douches en een beveiligde fietsenstalling voor meer dan 20 fietsen. Momenteel zijn er 8 personen die dagelijks de fiets gebruiken als belangrijkste vervoermiddel, 10 personen gebruiken hem regelmatig. Met de nieuwe ruimte wil het NGI nog meer medewerkers overtuigen om te kiezen voor de fiets. Per afgelegde kilometer krijgen de fietsers bovendien 20 cent. In 2011 ging het om meer dan 29 000 kilometer. Verder hebben we contact opgenomen met het Brussels Instituut voor Milieubeheer (BIM), dat het park van de abdij beheert, met de vraag om aan onze winkel een fietsenrek voor de klanten te plaatsen. Er werd ook al een Villo!-station geïnstalleerd aan de ingang van het park, dicht bij de winkel. Op 22 september 2011 heeft het NGI actief deelgenomen aan de dag « Zonder auto naar het werk », die werd georganiseerd door de cel « Mobiliteit » van het Brussels Gewest. Het aanbod voor onze medewerkers was heel divers: een proefabonnement voor een week op Villo!, fiets- en wandelkaarten, fluohesjes, fietsbellen enz. Als compensatie voor eventueel tijdverlies kreeg iedereen die die dag koos voor een duurzaam vervoermiddel een extra uur. Nog een “groene” actie van het NGI: van 22 september tot 23 december kregen alle klanten die met een duurzaam transportmiddel naar onze winkel kwamen, een korting van 10% op alle NGI-producten. Alles samen ging het om 184 personen. Natuurlijk gaan we niet op onze lauweren rusten. Ook in 2012 zal de mobiliteitscel van het NGI, in overleg met de gewestelijke en de nationale overheid, zijn personeelsleden blijven aansporen in hun engagement voor duurzame ontwikkeling.
kaart van de waterwegen
JAARVERSLAG2011pagina 24
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
top 20 van de toeristische kaarten
aantal 5434 Hautes Fagnes / Hoge Venen 3747 Bouillon 3460 La Roche-en-Ardenne 3439 Au pied des Fagnes / Aan de rand van de Venen 3217 O & A Durbuy - Barvaux - Wéris 3073 Vielsalm 2145 Trois-Ponts 2055 Anhée 1806 O & A Érezée - Manhay 1788 Saint-Hubert 1708 O & A Hotton - Rendeux - Marcourt 1691 Rochefort 1639 Grote Routepaden (GR) / Sentiers de Grande Randonnée (GR) 1611 Dinant 1600 Houffalize 1528 Essen “bepaald” 1455 Vélo Tour Hautes Fagnes-Eifel / Vélo Tour Hoge Venen-Eifel 1415 Lange Afstandsfietsroutes / Rando-Vélo et Ravel 1413 Het Zoniënwoud / La Forêt de Soignes 1393 Stavelot
cijfergegevens financiële dienst
2011
Balans op 31 december 2011 Vaste activa Materiële vaste activa Financiële vaste activa Vlottende activa Voorraden Vorderingen op ten hoogste één jaar Geldbeleggingen Liquide middelen Overlopende rekeningen
(euro‘000)
644 10
787 5,962 503 149
Totaal activa Eigen vermogen Kapitaal Reserves Schulden Schulden op ten hoogste één jaar Overlopende rekeningen
2,919 2,900
Resultaat van het boekjaar detail kaart “HOGE VENEN”
5,819
3,309 2,900 6,209
2,236 8,055 2011
Bedrijfsopbrengsten Omzet Overheidstoelage Andere bedrijfsopbrengsten
Bedrijfsresultaat Financieel resultaat Uitzonderlijk resultaat
7,401 8,055
951 1,490 3,500 1,617 273 7,831 8,833
1,589 1,035
Totaal passiva
Bedrijfskosten Personeelskosten Goederen en diensten Afschrijvingen op vaste activa Andere bedrijfskosten
654
995 7 1,002
1,198 1,038
Resultatenrekening voor het jaar 2011
14,612 2,479 431 10
2,624 8,833 2010
(euro‘000)
(euro‘000)
17,132
4,305 13,057 240 17,602
17,532 (400) 12 -
14,504 2,690 600 10 17,804 (202) 13 -
(388)
(189)
3,522 13,429 181
2010
(euro‘000)
JAARVERSLAG2011pagina 25
JAARVERSLAG2011pagina 26
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
cijfergegevens personeelsdienst
cijfergegevens personeelsdienst
waar wonen de ngi-medewerkers?
verdeling statutairen/contractuelen A
statutairen
C
D
43
82
34
26
9
11
12
20
52
93
46
46
contractuelen
B
totaal 185 52 237
verdeling mannen/vrouwen A
B
C
D
mannen
36
65
30
25
vrouwen
16
28
16
21
totaal 81 237
ANTWERPEN 10
156 WEST-VLAANDEREN 2 LIMBURG 2
OOST-VLAANDEREN 33
verdeling deeltijds/voltijds A
B
2
12
4/5
9
16
6
5/5
41
65
36
< 4/5
C 4
D
totaal
8
26
4
35
34
176
VLAAMS-BRABANT 66
BRUSSEL 59
237
LUIK 9 WAALS-BRABANT 28
HENEGOUWEN 14
NAMEN 11
LUXEMBURG 3
JAARVERSLAG2011pagina 27
JAARVERSLAG2011pagina 28
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
COLOFON nationaal geografisch instituut abdij ter kameren 13 1000 brussel tel: 02 629 82 82 fax: 02 629 82 83
email: website:
[email protected] www.ngi.be
wettelijk depotnummer D/2012/0911/02
NATIONAAL GEOGRAFISCH INSTITUUT INSTITUT GEOGRAPHIQUE NATIONAL
JAARVERSLAG2011pagina 29
www.ngi.be NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT