Pagina 1 van 51
INHOUDSOPGAVE
Voorwoord
3
1. Aan de slag met nieuwe medewerkers in de ziekenhuiszorg
4
1.1 Het project Kwalificaties voor de ziekenhuiszorg 2020
4
1.2 De realisatie van het project
4
1.3 Het vervolg
6
2. Profielen, competenties en de taxonomie van Romiszowski
7
2.1 Inleiding
7
2.2 Profielen zorgverleners ziekenhuis-gerelateerde zorg (tabel 1)
7
2.3 De taxonomie van Romiszowski (tabel 2)
7
2.4 Competenties en taxonomie voor de vier functieniveaus (tabel 3)
7
2.5 Alle beschreven en gecodeerde competenties
7
Tabel 1: PROFIELEN ZORGVERLENERS ZIEKENHUIS-GERELATEERDE ZORG
8
Tabel 2: SCHEMATISCHE WEERGAVE VAN DE TAXONOMIE VOLGENS ROMISZOWSKI
9
Tabel 3: Overzicht VOV competentiecodes voor 4 opleidingsniveaus
10
Tabel 4.1: COMPETENTIES HBO-VERPLEEGKUNDIGE, DIFFERENTIATIE ZIEKENHUIS
11
Tabel 4.2: COMPETENTIES MBO-VERPLEEGKUNDIGE, DIFFERENTIATIE ZIEKENHUIS
17
Tabel 4.3: COMPETENTIES VERZORGENDE-IG, DIFFERENTIATIE ZIEKENHUIS
23
Tabel 4.4: COMPETENTIES HELPENDE, DIFFERENTIATIE ZIEKENHUIS
28
3. Voorwaarden bij het behalen van het opleidingsprofiel Ziekenhuizen
32
3.1 Toetsing
32
3.2 Opbouw praktijkleerperiode
32
3.3 Communicatie en samenwerking
33
3.4 Begeleiding
34
BIJLAGE 1: ONTWIKKELINGEN IN DE ZIEKENHUISZORG
34
BIJLAGE 2: STARTKWALIFICATIES IN DE CANMEDS-STRUCTUUR
45
BIJLAGE 3: NLQF – FRAMEWORK
51
Pagina 2 van 51
Voorwoord De ontwikkelingen in de zorg stellen de zorgaanbieders op dit moment voor een groot aantal urgente en complexe vraagstukken. Door de ziekenhuiszorgorganisaties in Friesland is aan Venturaplus gevraagd onderzoek te doen naar deze ontwikkelingen en naar de betekenis daarvan voor het verpleegkundig en verzorgend domein binnen het werkveld van de ziekenhuiszorg. In 2012 is in het kader van project Friese Zorgacademie een vergelijkbaar onderzoek gedaan gericht op de carebranches VVT, GGZ en VGZ1 in Friesland. Voor het onderzoek hebben we als voornaamste bron gebruik gemaakt van de kennis en expertise die in het ziekenhuiswerkveld in Friesland aanwezig is. Daarmee heeft het onderzoek een groot praktijkgehalte. Een werkgroep bestaande uit mensen van verschillende disciplines heeft in een aantal sessies de ontwikkelingen die men ziet beschreven en geduid. Vervolgens heeft de werkgroep aangegeven wat de gevolgen van de ontwikkelingen zijn voor functies en kwalificaties. Dit heeft geresulteerd in evenwichtige en toekomstbestendige profielen en competenties van verpleegkundige en verzorgende beroepen voor de ziekenhuis-gerelateerde zorg. De profielen en competenties zijn actueel en praktisch toepasbaar. Zij kunnen de ziekenhuizen ondersteunen bij het gesprek over en de inrichting van hun functies en functiehuizen; zij kunnen het beroepsonderwijs voor verpleegkundige en verzorgende beroepen aanzetten en helpen curricula te actualiseren en aan te scherpen. De projectopdracht is uitgevoerd binnen het project Friese Zorgacademie van Venturaplus. Het rapport is door en voor het werkveld beschreven met de werkgroep Ziekenhuiskwalificaties 2020. Hieraan namen deel: Medisch Centrum Leeuwarden: Gina Bloemhoff, Jaïd Piloto, Dian Webbink, Jelle Prins, Janneke van Wier, Marijke van der Ende Ziekenhuis Tjongerschans: Kerry Herbrink, Grietje Boonstra Nij Smellinghe: Judith Falkena, Janine Bandringa Antoniuszorggroep: Koert Biermann, Maike de Block Zorggroep Pasana: Richt Lycklama à Nijeholt Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen: Jaap Scholten (gastspreker) Projectleiding Venturaplus: Klaus Boonstra en Pepi Wadman De stuurgroep, zijnde de opdrachtgever van het project, bestaat uit: Medisch Centrum Leeuwarden: Jelle Prins Ziekenhuis Tjongerschans: Grietje van Buiten Antoniuszorggroep: Koert Biermann Nij Smellinghe: John van Arnhem Wij spreken de wens uit dat dit rapport het gesprek en de ontwikkelingen naar een sterk, actueel en congruent functie- en beroepenstelsel in Friesland zal bevorderen en realiseren. Afstemming en nauwe samenwerking tussen de zorgpartners en het beroepsonderwijs zijn onontbeerlijk om de zorg van 2020 met de juiste kennis en vaardigheden te kunnen uitvoeren.
1
VVT: Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorg; GGZ: Geestelijke Gezondheidszorg; VGZ: Verstandelijk Gehandicaptenzorg. Pagina 3 van 51
1. Aan de slag met nieuwe medewerkers in de ziekenhuiszorg 1.1 Het project Kwalificaties voor de ziekenhuiszorg 2020 In maart 2014 is het project Kwalificaties voor de ziekenhuiszorg 2020 van start gegaan. Opdrachtgever zijn de Friese ziekenhuizen, vertegenwoordigd door vier leden van de cureorganisaties van Friese Zorgacademie. De doelstelling voor dit project is: ‘….. om vanuit de verwachte ontwikkelingen in de (ziekenhuis-)zorg te beschrijven welke consequenties deze ontwikkelingen hebben voor het VOV-functiehuis c.q. de VOV-functies in de ziekenhuizen. Op basis van deze beschrijving worden nieuwe functieprofielen VOV geschetst en wordt (in de structuur van CanMEDS-rollen) beschreven wat de beginnend beroepsbeoefenaren moeten kennen en kunnen. Na het breed afstemmen met het werkveld van deze resultaten worden deze gedeeld met de initiële opleiders. Met hen zal worden besproken op welke wijze de onderwijsorganisaties de door de ziekenhuizen gewenste en noodzakelijk geachte competentieprofielen in hun curricula kunnen integreren’. Voor de beschrijving wordt een werkgroep geformeerd, bestaande uit professionals van de vijf ziekenhuizen, met één of twee deelnemers per ziekenhuis. De projectleiding is belegd bij Klaus Boonstra en Pepi Wadman, beide werkzaam vanuit Venturaplus. De werkgroep Ziekenhuiskwalificaties 2020 is zes maal bijeen geweest. Daarnaast is er nog twee maal separaat overleg gevoerd met de opdrachtgever(s). Dat heeft in september geleid tot een aanvullende opdracht bestaande uit: Een verder uitgewerkte profielschets van alle vier functieniveaus (2 t/m 6), waarin competenties dan wel eindtermen zijn beschreven. Een schets voor een onderwijsstructuurmodel, dat gericht is op het realiseren en ondersteunen van de hierboven beschreven competenties c.q. eindtermen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het materiaal dat in 2013 in het care-deel van project Friese Zorgacademie is ontwikkeld. In deze structuur worden bovendien richtlijnen gegeven voor in de opleiding te integreren kritische beroepssituaties. Het eindrapport van de werkgroep wordt in december 2014 opgeleverd. 1.2 De realisatie van het project Fase 1 In de eerste fase van het project zijn de ontwikkelingen in de ziekenhuiszorg in kaart gebracht. Beschreven is welke ontwikkelingen gaande zijn en welke in de nabije toekomst, in het bijzonder in de regio Friesland, worden verwacht. Daarbij is mede gebruik gemaakt van de expertise van Jaap Scholten, beleidsadviseur bij de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen. Fase 2 Op basis van de in fase 1 geschetste ontwikkelingen zag de werkgroep zich voor de volgende vraag gesteld: Pagina 4 van 51
‘Wat voor medewerkers zijn nodig in de geschetste situatie die gekenmerkt wordt door een patiëntenpopulatie die veelal op leeftijd is, een zorgstructuur waarin de traditionele ‘schotten’ zijn verdwenen, complexe technologie die op meerdere locaties (ook thuis) beschikbaar is, zelfstandige en mondige patiënten en een beroepsattitude conform het adagium van de ‘eigen regie’ en ‘eigen kracht’?’ In deze fase is eerst gekeken naar de wijze waarop de zorg is georganiseerd en naar ontwikkelingen op het gebied van functies. Vervolgens zijn huidige knelpunten beschreven met betrekking tot functiedifferentiatie, kwalificering en cultuuraspecten. Tenslotte is aangegeven op welke onderdelen de focus gericht moet zijn bij de kwalificatie c.q. opleiding van ‘de nieuwe medewerker’. Een uitgebreide weergave van de verkenningen rond ontwikkelingen en bemensing (fase 1 en 2) is opgenomen in bijlage 1. Fase 3 Na de twee verkennende fasen heeft de werkgroep geconstateerd dat in de Friese ziekenhuizen vier functieniveaus nodig zijn om aan de huidige en toekomstige zorgvraag te kunnen voldoen. Niet alle niveaus zijn op alle afdelingen of binnen iedere instelling nodig, maar over de gehele provincie dus wel. Vervolgens is een profielbeschrijving gemaakt van de vier noodzakelijke functieniveaus: de HBOverpleegkundige (niveau 6), de MBO-verpleegkundige (niveau 4), de Verzorgende-IG (niveau 3) en de helpende (niveau 2). Deze profielschetsen (tabel 1) geven het algemene beeld weer van de vier functieniveaus, alsook het onderscheid daartussen. De niveauaanduiding is ontleend aan het Netherlands Qualification Framework (NLQF), dat is gebaseerd op het European Qualification Framework (EQF). Een schematisch overzicht is opgenomen in bijlage 3. Vervolgens zijn, op basis van de profielbeschrijvingen, de startkwalificaties uitgewerkt: welke kennis en vaardigheden zijn per functieniveau vereist. Deze startkwalificaties (bijlage 2) zijn algemeen van aard en beschreven op basis van de CanMEDS-rollen. Daarmee was de projectopdracht zoals aanvankelijk verstrekt in principe afgerond. In overleg met de opdrachtgever werd echter besloten dat een verdere uitwerking van de startkwalificaties wenselijk was. Daarnaast bestond behoefte aan een voorzet voor de wijze waarop de gewenste competenties geborgd zouden kunnen worden in het beroepsonderwijs. Fase 4 In deze verlengde opdracht heeft de werkgroep de startkwalificaties uitgewerkt naar competenties, eveneens binnen de CanMEDS-structuur. Vervolgens is op deze competenties de taxonomie van Romiszowski toegepast. Daarbij is van iedere competentie zowel het startkwalificatieniveau als het taakvolwassen kwalificatieniveau aangegeven. De competenties zijn daarmee een concreet handvat geworden voor zowel het initiële beroepsonderwijs als voor de zorgorganisaties voor het opleiden van ‘zittende’ medewerkers. De competentiebeschrijvingen, inclusief categorisatie met behulp van Romiszowski, zijn opgenomen in tabellen 3 en 4 van dit rapport.
Pagina 5 van 51
Tenslotte zijn voorwaarden geformuleerd waarmee de beroepsopleiding en het ziekenhuis kunnen garanderen dat de beschreven competenties gedurende de opleiding voor de verschillende functieniveaus worden behaald. Deze voorwaarden zijn beschreven in hoofdstuk 3. 1.3 Het vervolg Dit rapport beschrijft vanuit de expertise van het werkveld van de ziekenhuizen in Friesland, over welke competenties de beginnend beroepsbeoefenaren in de vier beschreven functieniveaus moeten beschikken als zij na afronding van de initiële opleiding de arbeidsmarkt betreden. In overleg met de opdrachtgever is er gedurende het project voor gekozen om de in de opdracht beschreven ‘brede afstemming’ door de ziekenhuizen zelf te laten invullen na afronding van het rapport. De ziekenhuizen zullen het vervolgproces met de onderwijsorganisaties vorm en inhoud geven.
Pagina 6 van 51
2. Profielen, competenties en de taxonomie van Romiszowski 2.1 Inleiding Dit hoofdstuk vormt het eindresultaat van het onderzoek van de werkgroep. Op basis van de verkenningen en ideevorming in de eerste fasen van het project, worden in dit hoofdstuk de profielen en competenties beschreven voor de vier functieniveaus die de ziekenhuizen verwachten nodig te hebben om te kunnen voldoen aan de ziekenhuis-gerelateerde zorgvragen. 2.2 Profielen zorgverleners ziekenhuis-gerelateerde zorg (tabel 1) Bij de beschrijving van de profielen is veel aandacht uitgegaan naar het onderscheid tussen de verschillende functieniveaus, met name waar het de differentiatie tussen niveau 6 en niveau 4 betreft. In de verkenning is gebleken dat dit onderscheid in praktijk niet altijd helder is en dat HBOV’ers en MBO-V’ers vaak dezelfde functie vervullen. 2.3 De taxonomie van Romiszowski (tabel 2) De competenties zijn beschreven en voorzien van de taxonomie van Romiszowski. Zijn taxonomie omvat ook het domein van interactieve c.q. sociale vaardigheden en heeft een goed differentiërend vermogen. Deze taxonomie wordt in het beroepsonderwijs tegenwoordig veel gebruikt. Romiszowski maakt onderscheid tussen kennis en vaardigheden: Kennis is informatie opgeslagen in de hersenen. Kennis heb je of heb je niet. Vaardigheden zijn acties die iemand uitvoert om een bepaald doel te bereiken. Vaardigheden ontwikkelen zich door ervaring en oefening; men kan in meerdere of mindere mate over een bepaalde vaardigheid beschikken. Kennis en vaardigheden worden gespecificeerd tot 4, respectievelijk 8 niveaus (zie het schema). Voor de toepassing op de beschreven competenties, hebben wij de niveaus een cijfercode gegeven (code VOV competenties). 2.4 Competenties en taxonomie voor de vier functieniveaus (tabel 3) Voor de vier functieniveaus waarvan het profiel is beschreven, wordt van elke competentie voor kennis en voor vaardigheid aangegeven wat het gewenste niveau is voor de beginnend beroepsbeoefenaar (startbekwaamheidsniveau) en wat het te behalen eindniveau is voor de taakvolwassen beroepsbeoefenaar. De profielen en de competenties met de taxonomie bieden hiermee een helder kader voor zowel het initiële opleiden van studenten als voor de opleiding en ontwikkeling van ‘zittende’ medewerkers. 2.5 Alle beschreven en gecodeerde competenties In de tabellen 4.1 tot en met 4.4 worden achtereenvolgens de competenties van de HBOverpleegkundige, MBO-verpleegkundige, Verzorgende-IG en Helpende beschreven, volgens de CanMEDS-structuur en met taxonomiecode.
Pagina 7 van 51
Tabel 1: PROFIELEN ZORGVERLENERS ZIEKENHUIS-GERELATEERDE ZORG Profiel Verpleegkundige niveau 6
Profiel Verpleegkundige niveau 4
Profiel Verzorgende-IG niveau 3 Profiel Helpende niveau 2
De HBO-verpleegkundige werkt als zorgverlener in de directe patiëntenzorg in complexe zorgsituaties. Is generiek inzetbaar. Heeft brede vakinhoudelijke kennis. Kan klinisch redeneren. Beschikt over goede sociale en communicatieve vaardigheden. Is in staat het zorgproces vorm te geven en logistiek te organiseren opdat de patiënt effectief en efficiënt het behandel- en verpleegproces kan doorlopen. Voert de regie over de verpleegkundige zorg. Werkt multidisciplinair. Kan zelfstandig leiding en sturing geven aan het zorgproces. Opereert in de keten van zorg, waarbij gedurende de ziekenhuisopname de interventie of de acute zorg centraal staat. Garandeert continuïteit van zorg. Heeft zicht op wat in aanpalende werkvelden gebeurt en kan indien nodig kennis en vaardigheden buiten de muren van het ziekenhuis inzetten. Initieert op zorg toegespitste ontwikkeling en innovatie. Zorgt voor implementatie van nieuwe ontwikkelingen op de werkeenheid. Werkt aan kwaliteits- en deskundigheidsbevordering in een op het primaire proces gerichte functie. Coacht andere functieniveaus. Heeft expertise m.b.t. preventie en gezondheidsbevordering. Is zich bewust van het actuele zorglandschap, waaronder ontwikkelingen aangaande technologie en financiering. Neemt verantwoordelijkheid en is gericht op samenwerking en innovatie. Werkt resultaatgericht en is flexibel. De MBO-verpleegkundige werkt als zorgverlener in de directe patiëntenzorg in laag- en middencomplexe zorgsituaties. Is generiek inzetbaar. Heeft brede vakinhoudelijke kennis. Werkt methodisch. Beschikt over goede sociale en communicatieve vaardigheden. Is in staat het zorgproces vorm te geven en logistiek te organiseren opdat de patiënt effectief en efficiënt het behandel- en verpleegproces kan doorlopen. Voert de regie over de verpleegkundige zorg van de aan haar toegewezen patiënten. Werkt multidisciplinair. Kan zelfstandig leiding en sturing geven aan het zorgproces. Opereert in de keten van zorg, waarbij gedurende de ziekenhuisopname de interventie of de acute zorg centraal staat. Garandeert continuïteit van zorg. Heeft zicht op wat in aanpalende werkvelden gebeurt en kan indien nodig kennis en vaardigheden buiten de muren van het ziekenhuis inzetten. Draagt bij aan op zorg toegespitste ontwikkeling en innovatie. Coacht andere functieniveaus. Heeft expertise m.b.t. preventie en gezondheidsbevordering. Is zich bewust van het actuele zorglandschap, waaronder ontwikkelingen aangaande technologie en financiering. Neemt verantwoordelijkheid en is gericht op samenwerking en innovatie. Werkt resultaatgericht en is flexibel. De Verzorgende-IG werkt als zorgverlener in de directe patiëntenzorg. Is generiek inzetbaar. Beschikt over goede sociale en communicatieve vaardigheden. Is breed inzetbaar als uitvoerende van zorg en als assisterende van hogere functieniveaus. Kan daarbij coördinerende taken vervullen met betrekking tot eigen werk en vallend binnen het beroepsdomein. Coacht andere functieniveaus die assisterende werkzaamheden verrichten. De helpende werkt in een assisterende of ondersteunende functie bij de uitvoering van de zorg, veelal in een klinische setting. Is generiek inzetbaar. Beschikt over goede sociale en communicatieve vaardigheden. Kan in overleg met de verpleegkundige eenvoudige ADL-taken uitvoeren. Draagt zorg voor omgeving, voeding en veiligheid rondom de patiënt. Voert zorggerelateerde werkzaamheden uit, veelal volgens standaarden en protocollen.
Pagina 8 van 51
Tabel 2: SCHEMATISCHE WEERGAVE VAN DE TAXONOMIE VOLGENS ROMISZOWSKI Kennis en vaardigheid
Hiërarchie
Taxcode
Code VOV competenties
Specificatie
Voorbeelden
1. Kennis: informatie opgeslagen in de hersenen: informatie die in ongewijzigde vorm uit het leermateriaal kan worden gehaald
Feitelijk: kernwoord 'herinneren' of 'herkennen'. Feiten staan op zichzelf, ze behoeven geen voorbeeld.
Ff
1.1
feiten
Noemen van een feit
Fp
1.2
procedures
Noemen van een procedure
Begripsmatig: kernwoord 'inzicht'. In tegenstelling tot feitelijke kennis betreft het hier eigenschappen of denkbeelden die voorbeelden en tegenvoorbeelden verlangen om hun grens te bepalen.
Bb
1.3
begrippen
Beschrijven van een begrip, opsommen van kenmerken
Bp
1.4
principes
Verklaren van een principe
Reproductieve vaardigheid: het betreft hier eenvoudige, repeterende activiteiten, die met weinig of geen planning gepaard gaan. Het gaat meestal om standaardprocedures of regelmatig voorkomende handelingen. Bij reproductieve vaardigheden wordt kennis voorwaardelijk geacht.
Rc
2.1
cognitief
Uitvoeren van berekeningen / toepassen van principes
Rpm
2.2
psychomotorisch
Demonstreren van een handeling / bedienen van een apparaat
Rr
2.3
reactief
Een beroepshouding tonen
Ri
2.4
interactief
Interpersoonlijke vaardigheid tonen
Pc
2.5
cognitief
Analyseren van iets complex / beoordelen / diagnosticeren / organiseren
Ppm
2.6
psychomotorisch
Demonstreren van een complexe vaardigheid / handeling
Pr
2.7
reactief
Tonen van een beroepshouding in onbekende situaties
Pi
2.8
interactief
Tonen van interpersoonlijke vaardigheid in onbekende situaties
2. Vaardigheden: leer je door ervaring en oefening, beheers je in meer of mindere mate
Productieve vaardigheid: in tegenstelling tot reproductieve vaardigheden doen productieve vaardigheden een beroep op de creativiteit en planningsvaardigheden van de leerling; ze gaan gepaard met (complexe) beslissingsvorming op bewust of onderbewust niveau. De leerling moet de geleerde informatie spontaan toepassen in nieuwe situaties, waarin niet van tevoren geoefend is. Er moeten nieuwe oplossingen voor nieuwe problemen bedacht worden.
Pagina 9 van 51
Tabel 3: Overzicht VOV competentiecodes voor 4 opleidingsniveaus Competenties volgens CanMEDS 1. 1.1 1.2 1.3 1.4 2. 2.1 2.2 2.3 3. 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 4. 4.1 5. 5.1 5.2 5.3 5.4 6. 6.1 6.2 6.3 6.4 7. 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6 7.7
Vakinhoudelijk handelen Verzamelen en interpreteren gegevens Plannen van zorg Uitvoeren van zorg en bewaking Evaluatie Communicatie Zie uitgewerkte competenties tabel 4 Zie uitgewerkte competenties tabel 4 Zie uitgewerkte competenties tabel 4 Samenwerking Zie uitgewerkte competenties tabel 4 Zie uitgewerkte competenties tabel 4 Zie uitgewerkte competenties tabel 4 Zie uitgewerkte competenties tabel 4 Zie uitgewerkte competenties tabel 4 Kennis en wetenschap Zie uitgewerkte competenties tabel 4 Maatschappelijk handelen Zie uitgewerkte competenties tabel 4 Zie uitgewerkte competenties tabel 4 Zie uitgewerkte competenties tabel 4 Zie uitgewerkte competenties tabel 4 Organisatielidmaatschap Zie uitgewerkte competenties tabel 4 Zie uitgewerkte competenties tabel 4 Zie uitgewerkte competenties tabel 4 Zie uitgewerkte competenties tabel 4 Professionaliteit en kwaliteit Zie uitgewerkte competenties tabel 4 Zie uitgewerkte competenties tabel 4 Zie uitgewerkte competenties tabel 4 Zie uitgewerkte competenties tabel 4 Zie uitgewerkte competenties tabel 4 Zie uitgewerkte competenties tabel 4 Zie uitgewerkte competenties tabel 4
Pagina 10 van 51
HBO-V (niv 6)
MBO-V (niv 4)
VERZORGENDE – IG (niv 3)
HELPENDE (niv 2)
Startbekwaam Kennis Vaard
Taakvolwassen Kennis Vaard
Startbekwaam Kennis Vaard
Taakvolwassen Kennis Vaard
Startbekwaam Kennis Vaard
Taakvolwassen Kennis Vaard
Startbekwaam Kennis Vaard
Taakvolwassen Kennis Vaard
1.4 1.4 1.4 1.4
2.5 2.5 2.6 2.5
1.4 1.4 1.4 1.4
2.8 2.8 2.8 2.8
1.3 1.3 1.3 1.3
2.4 2.4 2.6 2.4
1.3 1.3 1.3 1.3
2.7 2.7 2.7 2.7
1.2 1.2 1.2 1.2
2.3 2.3 2.3 2.3
1.3 1.3 1.3 1.3
2.4 2.4 2.4 2.4
1.2 1.2 1.2 1.2
2.1 2.1 2.2 2.1
1.2 1.2 1.2 1.2
2.3 2.3 2.3 2.3
1.4 1.4 1.4
2.5 2.5 2.5
1.4 1.4 1.4
2.8 2.8 2.8
1.3 1.3 1.3
2.4 2.4 2.4
1.3 1.3 1.3
2.7 2.7 2.7
1.2 1.2 1.2
2.3 2.3 2.3
1.3 1.3 1.3
2.4 2.4 2.4
1.2 1.2 1.2
2.1 2.1 2.1
1.2 1.2 1.2
2.3 2.3 2.3
1.4 1.4 1.4 1.4 1.4
2.5 2.5 2.5 2.5 2.5
1.4 1.4 1.4 1.4 1.4
2.8 2.8 2.8 2.8 2.8
1.3 1.3 1.3 1.3 1.3
2.4 2.4 2.4 2.4 2.4
1.3 1.3 1.3 1.3 1.3
2.7 2.7 2.7 2.7 2.7
1.2 1.2 1.2 1.2 1.2
2.3 2.3 2.3 2.3 2.3
1.3 1.3 1.3 1.3 1.3
2.4 2.4 2.4 2.4 2.4
1.2 1.2 1.2 1.2 1.2
2.1 2.1 2.1 2.1 2.1
1.2 1.2 1.2 1.2 1.2
2.3 2.3 2.3 2.3 2.3
1.4
2.5
1.4
2.8
1.3
2.4
1.3
2.7
1.2
2.3
1.3
2.4
1.2
2.1
1.2
2.3
1.4 1.4 1.4 1.4
2.5 2.5 2.5 2.5
1.4 1.4 1.4 1.4
2.8 2.8 2.8 2.8
1.3 1.3 1.3 1.3
2.4 2.4 2.4 2.4
1.3 1.3 1.3 1.3
2.7 2.7 2.7 2.7
1.2 1.2 1.2 1.2
2.3 2.3 2.3 2.3
1.3 1.3 1.3 1.3
2.4 2.4 2.4 2.4
1.2 1.2 1.2 1.2
2.1 2.1 2.1 2.1
1.2 1.2 1.2 1.2
2.3 2.3 2.3 2.3
1.4 1.4 1.4 1.4
2.5 2.5 2.5 2.5
1.4 1.4 1.4 1.4
2.8 2.8 2.8 2.8
1.3 1.3 1.3 1.3
2.4 2.4 2.4 2.4
1.3 1.3 1.3 1.3
2.7 2.7 2.7 2.7
1.2 1.2 1.2 1.2
2.3 2.3 2.3 2.3
1.3 1.3 1.3 1.3
2.4 2.4 2.4 2.4
1.2 1.2 1.2 1.2
2.1 2.1 2.1 2.1
1.2 1.2 1.2 1.2
2.3 2.3 2.3 2.3
1.4 1.4 1.4 1.4 1.4 1.4 1.4
2.5 2.5 2.5 2.5 2.5 2.5 2.5
1.4 1.4 1.4 1.4 1.4 1.4 1.4
2.8 2.8 2.8 2.8 2.8 2.8 2.8
1.3 1.3 1.3 1.3 1.3 1.3 1.3
2.4 2.4 2.4 2.4 2.4 2.4 2.4
1.3 1.3 1.3 1.3 1.3 1.3 1.3
2.7 2.7 2.7 2.7 2.7 2.7 2.7
1.2 1.2 1.2 1.2 1.2 1.2 1.2
2.3 2.3 2.3 2.3 2.3 2.3 2.3
1.3 1.3 1.3 1.3 1.3 1.3 1.3
2.4 2.4 2.4 2.4 2.4 2.4 2.4
1.2 1.2 1.2 1.2 1.2 1.2 1.2
2.1 2.1 2.1 2.1 2.1 2.1 2.1
1.2 1.2 1.2 1.2 1.2 1.2 1.2
2.3 2.3 2.3 2.3 2.3 2.3 2.3
Tabel 4.1: COMPETENTIES HBO-VERPLEEGKUNDIGE, DIFFERENTIATIE ZIEKENHUIS 1. Vakinhoudelijk handelen 1.1 Verzamelen en interpreteren van gegevens
Startbekwaam
Taakvolwassen
Kennis 1.4
Vaard 2.5
Kennis 1.4
Vaard 2.8
Kennis 1.4
Vaard 2.5
Kennis 1.4
Vaard 2.8
De hbo-verpleegkundige formuleert, op basis van verpleegkundige, medische en paramedische diagnostiek, de beoogde resultaten van zorgverlening en beargumenteert de keuze en prioriteitsstelling voor interventies. De hbo-verpleegkundige stelt een verpleegplan op gebruikmakend van protocollen, standaarden en richtlijnen. De hbo-verpleegkundige richt zich hierbij op: de prognose van de aandoening en de gezondheidsproblemen; de medische behandeling; het reguleren van vitale functies; het herleren of behouden van activiteiten en participatie; het voorkomen van complicaties; de kwaliteit van leven; de lichamelijke, psychische, sociale, emotionele en spirituele behoeften van de patiënt; waarden, normen en overtuigingen van de patiënt en zijn directe leefomgeving; het sociale netwerk; de ketenzorg; de te verlenen verpleegkundige en (para)medische zorgactiviteiten. 1.2 Plannen van zorg De hbo-verpleegkundige formuleert, op basis van verpleegkundige, medische en paramedische diagnostiek, de beoogde resultaten van zorgverlening en beargumenteert de keuze en prioriteitsstelling voor interventies. De hbo-verpleegkundige stelt een verpleegplan op gebruikmakend van protocollen, standaarden en richtlijnen. De hbo-verpleegkundige richt zich hierbij op: de prognose van de aandoening en de gezondheidsproblemen; de medische behandeling; het reguleren van vitale functies; het herleren of behouden van activiteiten en participatie; het voorkomen van complicaties; de kwaliteit van leven; de lichamelijke, psychische, sociale, emotionele en spirituele behoeften van de patiënt; waarden, normen en overtuigingen van de patiënt en zijn directe leefomgeving; het sociale netwerk; de ketenzorg; Pagina 11 van 51
de te verlenen verpleegkundige en (para)medische zorgactiviteiten.
1.3 Uitvoeren van zorg en bewaking
Kennis 1.4
Vaard 2.6
Kennis 1.4
Vaard 2.8
Kennis 1.4
Vaard 2.5
Kennis 1.4
Vaard 2.8
De hbo-verpleegkundige verleent op verantwoorde en doeltreffende wijze zorg aan de patiënt. De uitvoering van de zorg is gericht op: de bewaking en regulering van vitale functies; ondersteuning in medisch onderzoek en behandeling zoals bij o chirurgische ingrepen, o medicamenteuze therapie, o radiologische interventies en complicaties, o revalidatie, o palliatie; veiligheid voor de patiënt en zijn omgeving; veiligheid voor zichzelf. De hbo-verpleegkundige herkent permanent de factoren, symptomen en/of ziektebeelden en reageert adequaat indien deze een bedreiging vormen voor de patiënt en/of diens omgeving. Zo nodig neemt de h bo-verpleegkundige voorzorgsmaatregelen betreffende de verspreiding van infectieziekten. Specifiek aandachtspunt is resistentieproblematiek. De hbo-verpleegkundige organiseert en coördineert de verpleegkundige zorg rond de patiënt en initieert hierbij op het juiste moment verschillende overlegsituaties. Zij coördineert en participeert in deze overlegsituaties. De hbo-verpleegkundige voert werkzaamheden uit aan de hand van evidence based - of best practice protocollen, standaarden en richtlijnen. De hboverpleegkundige legt verantwoording af over haar werkzaamheden, de keuze van interventies, die afwijken van protocollen, standaarden en richtlijnen en over interventies in situaties, waarin deze protocollen, standaarden en richtlijnen ontbreken. De hbo-verpleegkundige stelt de verpleegkundige zorg bij aan de hand van de resultaten verkregen door systematische evaluatie van de gegevens en zorgresultaten van de patiënt. 1.4 Evaluatie De hbo-verpleegkundige evalueert de gegevens van de patiënt in het zorgproces, rapporteert en draagt deze over conform de geldende procedures.
2. Communicatie
Startbekwaam
Taakvolwassen
2.
Kennis 1.4
Kennis 1.4
De hbo-verpleegkundige geeft psychosociale zorg en begeleiding aan de patiënt, partner en/of naasten. Specifieke aandachtspunten zijn: begeleiding tijdens alle fasen van het ziekteproces; de belevingswereld, cultuur, spirituele en religieuze achtergrond van de patiënt en zijn naasten; Pagina 12 van 51
Vaard 2.5
Vaard 2.8
de veranderde (cognitieve en emotionele) vermogens van de patiënt; kennis en inzicht over het verwachte verloop van de aandoening en behandeling; doelgericht, efficiënt en effectief binnen de eigen beroepsgrenzen; aandacht voor de normen en waarden van de patiënt en zichzelf; zij herkent en hanteert daarbij de eigen gevoelens en gedrag in de zorgrelatie, in het bijzonder met betrekking tot nabijheid, toegankelijkheid en empathie, het verschil tussen inhouds- en betrekkingsniveau, overdracht en tegenoverdracht; op ziekte of stoornis berustende wijze van interactie; respect voor de eigenheid en privacy van de patiënt en zijn naasten.
2.2
Kennis 1.4
Vaard 2.5
Kennis 1.4
Vaard 2.8
Kennis 1.4
Vaard 2.5
Kennis 1.4
Vaard 2.8
De hbo-verpleegkundige geeft voorlichting aan de patiënt en/of naasten teneinde hen zoveel mogelijk gelegenheid te bieden de zorg voor de patiënt c.q. zichzelf uit te voeren. Specifieke aandachtspunten zijn: individuele en groepsgewijze voorlichting, instructie en educatie geven; de veranderde (cognitieve en emotionele) vermogens van de patiënt; mogelijke wilsonbekwaamheid van de patiënt; veranderingen in rollen en relaties als gevolg van beperkingen en gedragsveranderingen van de patiënt; informeren over patiëntverenigingen en anderen die hen ondersteuning kunnen bieden in de periode na ontslag; therapietrouw en zelfmanagement; het vinden van een evenwicht tussen enerzijds de gevolgen van de ziekte en/of de medische behandeling en anderzijds de gewenste levensstijl; omgaan met klachten en mogelijk gemaakte fouten. 2.3 De hbo-verpleegkundige bespreekt, in samenwerking met de arts en rekening houdend met de eigen beroepsgrenzen, de feitelijke en de te verwachten gevolgen van onderzoek en behandeling met de patiënt en/of naasten, zodanig dat zij weloverwogen besluiten kunnen nemen ten aanzien van de behandeling en de zorgverlening (informed consent). Specifieke aandachtspunten zijn: wilsonbekwaamheid van de patiënt; vraagstukken met ethische afwegingen.
3. Samenwerking
Startbekwaam
Taakvolwassen
3.1
Kennis 1.4
Vaard 2.5
Kennis 1.4
Vaard 2.8
Kennis 1.4
Vaard 2.5
Kennis 1.4
Vaard 2.8
De hbo-verpleegkundige is lid van het multidisciplinaire behandelteam en vervult daarin de functie van zorgregisseur. Het multidisciplinaire team werkt aan een gezamenlijke doelstelling in termen van de patiënt met zijn problemen. 3.2 De hbo-verpleegkundige rapporteert en draagt de gegevens over de verleende zorg over aan andere betrokken in het behandelteam. Pagina 13 van 51
3.3
Kennis 1.4
Vaard 2.5
Kennis 1.4
Vaard 2.8
Kennis 1.4
Vaard 2.5
Kennis 1.4
Vaard 2.8
Kennis 1.4
Vaard 2.5
Kennis 1.4
Vaard 2.8
De hbo-verpleegkundige neemt de overdracht van de patiënt op een systematische wijze in ontvangst en verwerkt de gegevens uit de overdracht op een adequate wijze. De hbo-verpleegkundige organiseert de verpleegkundige zorg op de afdeling als een onderdeel van de keten van zorgverlening die de patiënt doorloopt. De hbo-verpleegkundige draagt de zorg en de behandeling van de patiënt op een systematische wijze over aan anderen binnen deze keten van zorgverlening. 3.4 De hbo-verpleegkundige levert een bijdrage aan de ethische besluitvorming met betrekking tot de behandeling en de zorg voor de patiënt door actief te participeren in overlegsituaties op patiënten- en afdelingsniveau. 3.5 De hbo-verpleegkundige verleent effectief consult en advies aan collega verpleegkundigen en overige beroepsbeoefenaren met betrekking tot de zorg aan patiënten.
4. Kennis en wetenschap
Startbekwaam
Taakvolwassen
4.1
Kennis 1.4
Kennis 1.4
Vaard 2.5
Vaard 2.8
De hbo-verpleegkundige past evidence based practice c.q. best practice toe in de dagelijkse beroepspraktijk. De hbo-verpleegkundige: zoekt vanuit deze concrete probleem- of vraagstelling relevante evidence based practice c.q. best practice in vakliteratuur; handelt in de dagelijkse beroepspraktijk volgens deze evidence based practice of best practice; formuleert op basis van ervaringen en reflectie in de dagelijkse beroepspraktijk concrete probleem- of vraagstellingen om de beroepspraktijk te verbeteren.
5. Maatschappelijk handelen
Startbekwaam
Taakvolwassen
5.1
Kennis 1.4
Vaard 2.5
Kennis 1.4
Vaard 2.8
Kennis 1.4
Vaard 2.5
Kennis 1.4
Vaard 2.8
Kennis 1.4
Vaard 2.5
Kennis 1.4
Vaard 2.8
Kennis 1.4
Vaard 2.5
Kennis 1.4
Vaard 2.8
De hbo-verpleegkundige treedt adequaat op bij incidenten in de zorg en bij incidenten die de veiligheid van patiënten en/of medewerkers betreffen. 5.2 De hbo-verpleegkundige draagt het vakgebied uit, onder andere door middel van instructie tijdens het werk, klinische lessen, presentaties en publicaties. 5.3 De hbo-verpleegkundige heeft kennis van het doel en de werkwijze van de beroepsvereniging. 5.4 De hbo-verpleegkundige handelt volgens wettelijke bepalingen (BIG/WGBO/BOPZ). Pagina 14 van 51
6. Organisatielidmaatschap
Startbekwaam
Taakvolwassen
6.1
Kennis 1.4
Vaard 2.5
Kennis 1.4
Vaard 2.8
Kennis 1.4
Vaard 2.5
Kennis 1.4
Vaard 2.8
Kennis 1.4
Vaard 2.5
Kennis 1.4
Vaard 2.8
Kennis 1.4
Vaard 2.5
Kennis 1.4
Vaard 2.8
Kennis 1.4
Vaard 2.5
Kennis 1.4
Vaard 2.8
De hbo-verpleegkundige vertegenwoordigt de belangen van patiënten binnen de afdeling, de instelling en binnen de gehele keten van zorgverleners. 6.2 De hbo-verpleegkundige staat garant voor uitvoering van het beroep op basis van de actuele kennis en kunde. 6.3. De hbo-verpleegkundige werkt effectief en doelmatig binnen de afdeling, de instelling en binnen de gehele keten van zorgverleners. 6.4. De hbo-verpleegkundige committeert zich aan de rechten en plichten als werknemer en professional in de arbeidssituatie. 6.5 De hbo-verpleegkundige draagt als organisatielid bij aan de continuïteit en effectiviteit van de instelling.
7. Professionaliteit en kwaliteit
Startbekwaam
Taakvolwassen
7.1
Kennis 1.4
Vaard 2.5
Kennis 1.4
Vaard 2.8
Kennis 1.4
Vaard 2.5
Kennis 1.4
Vaard 2.8
Kennis 1.4
Vaard 2.5
Kennis 1.4
Vaard 2.8
Kennis 1.4
Vaard 2.5
Kennis 1.4
Vaard 2.8
De hbo-verpleegkundige levert patiëntenzorg op integere, oprechte, professionele en betrokken wijze. Specifieke aandachtspunten zijn beroepsethiek en beroepscode. 7.2 De hbo-verpleegkundige draagt verantwoordelijkheid voor een bijdrage aan de verbetering van de kwaliteit van de zorg aan de patiënt door continu het eigen functioneren te verbeteren in de individuele zorg en in samenwerkingsverbanden. 7.3 De hbo-verpleegkundige draagt een gedeelde verantwoordelijkheid voor een bijdrage aan actuele ontwikkelingen binnen het vakgebied op afdelingsen organisatie niveau door de ontwikkeling van een specifieke beroepshouding en beroepsnorm met betrekking tot het verlenen van verpleegkundige zorg te stimuleren. 7.4 De hbo-verpleegkundige doet voorstellen en ontplooit initiatieven teneinde te komen tot vakinhoudelijke kwaliteitsverbetering. De hboverpleegkundige handelt binnen de grenzen van zijn eigen deskundigheid en verantwoordelijkheid, reflecteert op de eigen competenties en geeft zelfstandig vorm aan de eigen professionalisering; heeft autonome leervaardigheden van hoog niveau. Pagina 15 van 51
7.5
Kennis 1.4
Vaard 2.5
Kennis 1.4
Vaard 2.8
Kennis 1.4
Vaard 2.5
Kennis 1.4
Vaard 2.8
Kennis 1.4
Vaard 2.5
Kennis 1.4
Vaard 2.8
De hbo-verpleegkundige zorgt voor een eigen deskundigheid en ontwikkeling ten aanzien vaktechnische ontwikkelingen, deze worden bijgehouden door: deelname van congressen, symposia, applicatiecursussen, bij- en nascholing die een directe relatie hebben met het eigen werkterrein en leest vakliteratuur. beheert en ontwikkelt protocollen en werkafspraken en is verantwoordelijk voor de samenstelling en inhoud van protocollen en procedurebeschrijvingen. doet voorstellen en levert een bijdrage aan actualisering van kwaliteits- en veiligheidsnormen door externen opgelegd. 7.6 De hbo-verpleegkundige levert een bijdrage aan het onderwijs van de eigen en andere disciplines door het geven van theoretische en praktische scholing. De hbo-verpleegkundige geeft bijscholing aan verpleegkundigen, leerlingen, stagiaires en beroepsbeoefenaren van andere disciplines en ondersteunende diensten. Z ij draagt bij aan de beroepsuitoefening door intercollegiale toetsing. 7.7 De hbo-verpleegkundige is weerbaar in voorkomende crisissituaties en kan omgaan met agressie, ongewenste intimiteiten en ander grensoverschrijdend gedrag. Kent hierin de rechtspositie.
Pagina 16 van 51
Tabel 4.2: COMPETENTIES MBO-VERPLEEGKUNDIGE, DIFFERENTIATIE ZIEKENHUIS 1. Vakinhoudelijk handelen
Startbekwaam
Taakvolwassen
1.1 Verzamelen en interpreteren van gegevens
Kennis 1.3
Vaard 2.4
Kennis 1.3
Vaard 2.7
Kennis 1.3
Vaard 2.4
Kennis 1.3
Vaard 2.7
De hbo-verpleegkundige verzamelt systematisch gegevens om de (uitgangs)situatie van de patiënt in kaart te brengen. Zij maakt daarbij gebruik van de medische en verpleegkundige anamnese, heteroanamnese en observatiegegevens van de patiënt. Specifieke aandachtspunten zijn: hanteren van diagnostische instrumenten en interpretatie van de verkregen gegevens, etiologie, symptomatologie, comorbiditeit, fasering en prognose van de aandoening; principes, toepassingen en bijwerkingen van interventies of therapieën; stoornissen in vitale functies; persoonlijke kenmerken en omgevingsfactoren in relatie tot beperkingen in activiteiten en participatie; blijvende beperkingen of achteruitgang als gevolg van de aandoening(en) en de gevolgen daarvan voor de patiënt en zijn naasten op de levenskwaliteit en voor de keuze voor interventies op het gebied van revalidatie en/of palliatieve zorg; patiëntveiligheid; preventie, voorlichting, educatie en leefstijlbegeleiding; de ketenzorg en andere intra-, trans- en extramurale zorgverleners in de keten. 1.2 Plannen van zorg De mbo-verpleegkundige formuleert, op basis van verpleegkundige, medische en paramedische diagnostiek, de beoogde resultaten van zorgverlening en beargumenteert de keuze en prioriteitsstelling voor interventies. De mbo-verpleegkundige stelt een verpleegplan op gebruikmakend van protocollen, standaarden en richtlijnen. De mbo-verpleegkundige richt zich hierbij op: de prognose van de aandoening en de gezondheidsproblemen; de medische behandeling; het reguleren van vitale functies; het herleren of behouden van activiteiten en participatie; het voorkomen van complicaties; de kwaliteit van leven; de lichamelijke, psychische, sociale, emotionele en spirituele behoeften van de patiënt; waarden, normen en overtuigingen van de patiënt en zijn directe leefomgeving; het sociale netwerk; de ketenzorg; de te verlenen verpleegkundige en (para)medische zorgactiviteiten. Pagina 17 van 51
1.3 Uitvoeren van zorg en bewaking
Kennis 1.3
Vaard 2.6
Kennis 1.3
Vaard 2.7
Kennis 1.3
Vaard 2.4
Kennis 1.3
Vaard 2.7
De mbo-verpleegkundige verleent op verantwoorde en doeltreffende wijze zorg aan de patiënt. De uitvoering van de zorg is gericht op: de bewaking en regulering van vitale functies; ondersteuning in medisch onderzoek en behandeling zoals bij o chirurgische ingrepen, o medicamenteuze therapie, o radiologische interventies en complicaties, o revalidatie, o palliatie; veiligheid voor de patiënt en zijn omgeving; veiligheid voor zichzelf. De mbo-verpleegkundige herkent permanent de factoren, symptomen en/of ziektebeelden en reageert adequaat indien deze een bedreiging vormen voor de patiënt en/of diens omgeving. Zo nodig neemt de mbo-verpleegkundige voorzorgsmaatregelen betreffende de verspreiding van infectieziekten. Specifiek aandachtspunt is resistentieproblematiek. De mbo-verpleegkundige organiseert en coördineert de verpleegkundige zorg rond de patiënt en initieert hierbij op het juiste moment verschillende overlegsituaties. Zij coördineert en participeert in deze overlegsituaties. De mbo-verpleegkundige voert werkzaamheden uit aan de hand van evidence based - of best practice protocollen, standaarden en richtlijnen. De mbo-verpleegkundige legt verantwoording af over haar werkzaamheden, de keuze van interventies, die afwijken van protocollen, standaarden en richtlijnen en over interventies in situaties, waarin deze protocollen, standaarden en richtlijnen ontbreken. De mbo-verpleegkundige stelt de verpleegkundige zorg bij aan de hand van de resultaten verkregen door systematische evaluatie van de gegevens en zorgresultaten van de patiënt. 1.4 Evaluatie De mbo-verpleegkundige evalueert de gegevens van de patiënt in het zorgproces, rapporteert en draagt deze over conform de geldende procedures.
2. Communicatie
Startbekwaam
Taakvolwassen
2.1
Kennis 1.3
Kennis 1.3
De mbo-verpleegkundige geeft psychosociale zorg en begeleiding aan de patiënt, partner en/of naasten. Specifieke aandachtspunten zijn: begeleiding tijdens alle fasen van het ziekteproces; de belevingswereld, cultuur, spirituele en religieuze achtergrond van de patiënt en zijn naasten; Pagina 18 van 51
Vaard 2.4
Vaard 2.7
de veranderde (cognitieve en emotionele) vermogens van de patiënt; kennis en inzicht over het verwachte verloop van de aandoening en behandeling; doelgericht, efficiënt en effectief binnen de eigen beroepsgrenzen; aandacht voor de normen en waarden van de patiënt en zichzelf; zij herkent en hanteert daarbij de eigen gevoelens en gedrag in de zorgrelatie, in het bijzonder met betrekking tot nabijheid, toegankelijkheid en empathie, het verschil tussen inhouds- en betrekkingsniveau, overdracht en tegenoverdracht; op ziekte of stoornis berustende wijze van interactie; respect voor de eigenheid en privacy van de patiënt en zijn naasten.
2.2
Kennis 1.3
Vaard 2.4
Kennis 1.3
Vaard 2.7
Kennis 1.3
Vaard 2.4
Kennis 1.3
Vaard 2.7
De mbo-verpleegkundige geeft voorlichting aan de patiënt en/of naasten teneinde hen zoveel mogelijk gelegenheid te bieden de zorg voor de patiënt c.q. zichzelf uit te voeren. Specifieke aandachtspunten zijn: individuele en groepsgewijze voorlichting, instructie en educatie geven; de veranderde (cognitieve en emotionele) vermogens van de patiënt; mogelijke wilsonbekwaamheid van de patiënt; veranderingen in rollen en relaties als gevolg van beperkingen en gedragsveranderingen van de patiënt; informeren over patiëntverenigingen en anderen die hen ondersteuning kunnen bieden in de periode na ontslag; therapietrouw en zelfmanagement; het vinden van een evenwicht tussen enerzijds de gevolgen van de ziekte en/of de medische behandeling en anderzijds de gewenste levensstijl; omgaan met klachten en mogelijk gemaakte fouten. 2.3 De mbo-verpleegkundige bespreekt, in samenwerking met de arts en rekening houdend met de eigen beroepsgrenzen, de feitelijke en de te verwachten gevolgen van onderzoek en behandeling met de patiënt en/of naasten, zodanig dat zij weloverwogen besluiten kunnen nemen ten aanzien van de behandeling en de zorgverlening (informed consent). Specifieke aandachtspunten zijn: wilsonbekwaamheid van de patiënt; vraagstukken met ethische afwegingen.
3. Samenwerking
Startbekwaam
Taakvolwassen
3.1
Kennis 1.3
Vaard 2.4
Kennis 1.3
Vaard 2.7
3.2
Kennis 1.3
Vaard 2.4
Kennis 1.3
Vaard 2.7
De mbo-verpleegkundige rapporteert en draagt de gegevens over de verleende zorg over aan andere betrokken in het behandelteam. 3.3 Pagina 19 van 51
Kennis
Vaard
Kennis
Vaard
De mbo-verpleegkundige is lid van het multidisciplinaire behandelteam en vervult daarin de functie van zorgregisseur. Het multidisciplinaire team werkt aan een gezamenlijke doelstelling in termen van de patiënt met zijn problemen.
1.3
2.4
1.3
2.7
Kennis 1.3
Vaard 2.4
Kennis 1.3
Vaard 2.7
Kennis 1.3
Vaard 2.4
Kennis 1.3
Vaard 2.7
De mbo-verpleegkundige neemt de overdracht van de patiënt op een systematische wijze in ontvangst en verwerkt de gegevens uit de overdracht op een adequate wijze. De mbo-verpleegkundige organiseert de verpleegkundige zorg op de afdeling als een onderdeel van de keten van zorgverlening die de patiënt doorloopt. De mbo-verpleegkundige draagt de zorg en de behandeling van de patiënt op een systematische wijze over aan anderen binnen deze keten van zorgverlening. 3.4 De mbo-verpleegkundige levert een bijdrage aan de ethische besluitvorming met betrekking tot de behandeling en de zorg voor de patiënt door actief te participeren in overlegsituaties op patiënten- en afdelingsniveau. 3.5 De mbo-verpleegkundige verleent effectief consult en advies aan collega verpleegkundigen en overige beroepsbeoefenaren met betrekking tot de zorg aan patiënten.
4. Kennis en wetenschap
Startbekwaam
Taakvolwassen
4.1
Kennis 1.3
Kennis 1.3
Vaard 2.4
Vaard 2.7
De mbo-verpleegkundige past evidence based practice c.q. best practice toe in de dagelijkse beroepspraktijk. De mbo-verpleegkundige: zoekt vanuit deze concrete probleem- of vraagstelling relevante evidence based practice c.q. best practice in vakliteratuur; handelt in de dagelijkse beroepspraktijk volgens deze evidence based practice of best practice.
5. Maatschappelijk handelen
Startbekwaam
Taakvolwassen
5.1
Kennis 1.3
Vaard 2.4
Kennis 1.3
Vaard 2.7
Kennis 1.3
Vaard 2.4
Kennis 1.3
Vaard 2.7
Kennis 1.3
Vaard 2.4
Kennis 1.3
Vaard 2.7
Kennis 1.3
Vaard 2.4
Kennis 1.3
Vaard 2.7
De mbo-verpleegkundige treedt adequaat op bij incidenten in de zorg en bij incidenten die de veiligheid van patiënten en/of medewerkers betreffen. 5.2 De mbo-verpleegkundige draagt het vakgebied uit, onder andere door middel van instructie tijdens het werk en klinische lessen. 5.3 De mbo-verpleegkundige heeft kennis van het doel en de werkwijze van de beroepsvereniging. 5.4 De mbo-verpleegkundige handelt volgens wettelijke bepalingen (BIG/WGBO/BOPZ).
Pagina 20 van 51
6. Organisatielidmaatschap
Startbekwaam
Taakvolwassen
6.1
Kennis 1.3
Vaard 2.4
Kennis 1.3
Vaard 2.7
Kennis 1.3
Vaard 2.4
Kennis 1.3
Vaard 2.7
Kennis 1.3
Vaard 2.4
Kennis 1.3
Vaard 2.7
Kennis 1.3
Vaard 2.4
Kennis 1.3
Vaard 2.7
Kennis 1.3
Vaard 2.4
Kennis 1.3
Vaard 2.7
De mbo-verpleegkundige vertegenwoordigt de belangen van patiënten binnen de afdeling, de instelling en binnen de gehele keten van zorgverleners. 6.2 De mbo-verpleegkundige staat garant voor uitvoering van het beroep op basis van de actuele kennis en kunde. 6.3 De mbo-verpleegkundige werkt effectief en doelmatig binnen de afdeling, de instelling en binnen de gehele keten van zorgverleners. 6.4 De mbo-verpleegkundige committeert zich aan de rechten en plichten als werknemer en professional in de arbeidssituatie. 6.5 De mbo-verpleegkundige draagt als organisatielid bij aan de continuïteit en effectiviteit van de instelling.
7. Professionaliteit en kwaliteit
Startbekwaam
Taakvolwassen
7.1
Kennis 1.3
Vaard 2.4
Kennis 1.3
Vaard 2.7
Kennis 1.3
Vaard 2.4
Kennis 1.3
Vaard 2.7
Kennis 1.3
Vaard 2.4
Kennis 1.3
Vaard 2.7
Kennis 1.3
Vaard 2.4
Kennis 1.3
Vaard 2.7
De mbo-verpleegkundige levert patiëntenzorg op integere, oprechte, professionele en betrokken wijze. Specifieke aandachtspunten zijn beroepsethiek en beroepscode. 7.2 De mbo-verpleegkundige draagt verantwoordelijkheid voor een bijdrage aan de verbetering van de kwaliteit van de zorg aan de patiënt door continu het eigen functioneren te verbeteren in de individuele zorg en in samenwerkingsverbanden. 7.3 De mbo-verpleegkundige draagt een gedeelde verantwoordelijkheid voor een bijdrage aan actuele ontwikkelingen binnen het vakgebied op afdelingsniveau door de ontwikkeling van een specifieke beroepshouding en beroepsnorm met betrekking tot het verlenen van verpleegkundige zorg te stimuleren. 7.4 De mbo-verpleegkundige doet voorstellen en ontplooit initiatieven teneinde te komen tot vakinhoudelijke kwaliteitsverbetering. De mboverpleegkundige handelt binnen de grenzen van zijn eigen deskundigheid en verantwoordelijkheid, reflecteert op de eigen competenties en geeft in overleg met de leidinggevende vorm aan de eigen professionalisering. Pagina 21 van 51
7.5
Kennis 1.3
Vaard 2.4
Kennis 1.3
Vaard 2.7
Kennis 1.3
Vaard 2.4
Kennis 1.3
Vaard 2.7
Kennis 1.3
Vaard 2.4
Kennis 1.3
Vaard 2.7
De mbo-verpleegkundige zorgt voor een eigen deskundigheid en ontwikkeling ten aanzien vaktechnische ontwikkelingen, deze worden bijgehouden door deelname van congressen, symposia, applicatiecursussen, bij- en nascholing die een directe relatie hebben met het eigen werkterrein en leest vakliteratuur. 7.6 De mbo-verpleegkundige levert een bijdrage aan het onderwijs van de eigen en andere disciplines door het geven van op de praktijk gerichte scholing. De mbo-verpleegkundige geeft bijscholing aan verpleegkundigen, leerlingen, stagiaires en beroepsbeoefenaren van andere disciplines en ondersteunende diensten. 7.7 De mbo-verpleegkundige is weerbaar in voorkomende crisissituaties en kan omgaan met agressie, ongewenste intimiteiten en ander grensoverschrijdend gedrag. Kent hierin de rechtspositie.
Pagina 22 van 51
Tabel 4.3: COMPETENTIES VERZORGENDE-IG, DIFFERENTIATIE ZIEKENHUIS 1. Vakinhoudelijk handelen
Startbekwaam
Taakvolwassen
1.1 Verzamelen en interpreteren van gegevens
Kennis 1.2
Vaard 2.3
Kennis 1.3
Vaard 2.4
Kennis 1.2
Vaard 2.3
Kennis 1.3
Vaard 2.4
Kennis 1.2
Vaard 2.3
Kennis 1.3
Vaard 2.4
De verzorgende-IG verzamelt systematisch gegevens om de (uitgangs)situatie van de patiënt in kaart te brengen. Zij maakt daarbij gebruik van de medische en verpleegkundige anamnese, heteroanamnese en observatiegegevens van de patiënt. Specifieke aandachtspunten zijn: symptomatologie, fasering en prognose van de aandoening; stoornissen in vitale functies; persoonlijke kenmerken en omgevingsfactoren in relatie tot beperkingen in activiteiten en participatie; blijvende beperkingen of achteruitgang als gevolg van de aandoening(en) en de gevolgen daarvan voor de patiënt en zijn naasten op de levenskwaliteit en voor de keuze voor interventies op het gebied van revalidatie en/of palliatieve zorg; patiëntveiligheid; de ketenzorg en andere intra-, trans- en extramurale zorgverleners in de keten. 1.2 Plannen van zorg De verzorgende-IG plant de te verlenen zorg op basis van het zorg-/verpleegplan, gebruikmakend van protocollen, standaarden en richtlijnen. De verzorgende-IG richt zich hierbij op: de medische behandeling; het reguleren van vitale functies; het voorkomen van complicaties; de kwaliteit van leven; de lichamelijke, psychische, sociale, emotionele en spirituele behoeften van de patiënt; waarden, normen en overtuigingen van de patiënt en zijn directe leefomgeving; de te verlenen verpleegkundige en (para)medische zorgactiviteiten. 1.3 Uitvoeren van zorg en bewaking De verzorgende-IG verleent op verantwoorde en doeltreffende wijze zorg aan de patiënt. De uitvoering van de zorg is gericht op: dagelijkse levensbehoeften en ADL; de bewaking en regulering van vitale functies; ondersteuning in medisch onderzoek en behandeling zoals bij o chirurgische ingrepen, o medicamenteuze therapie, o radiologische interventies en complicaties, o revalidatie, o palliatie; Pagina 23 van 51
veiligheid voor de patiënt en zijn omgeving; veiligheid voor zichzelf.
De verzorgende-IG herkent de factoren, symptomen en/of ziektebeelden en reageert adequaat indien deze een bedreiging vormen voor de patiënt en/of diens omgeving. Zo nodig neemt de verzorgende-IG voorzorgsmaatregelen betreffende de verspreiding van infectieziekten. Specifiek aandachtspunt is resistentieproblematiek. De verzorgende-IG coördineert de eigen zorg rond de patiënt. Zij participeert in relevante overlegsituaties. De verzorgende-IG voert werkzaamheden uit aan de hand van protocollen, standaarden en richtlijnen en overleg indien deze niet voorhanden zijn. 1.4 Evaluatie
Kennis 1.2
Vaard 2.3
Kennis 1.3
Vaard 2.4
De verzorgende-IG evalueert de resultaten van haar handelen bij de patiënt in het zorgproces, rapporteert en draagt deze over conform de geldende procedures.
2. Communicatie
Startbekwaam
Taakvolwassen
2.1
Kennis 1.2
Vaard 2.3
Kennis 1.3
Vaard 2.4
Kennis 1.2
Vaard 2.3
Kennis 1.3
Vaard 2.4
De verzorgende-IG geeft psychosociale zorg en begeleiding aan de patiënt, partner en/of naasten. Specifieke aandachtspunten zijn: begeleiding tijdens alle fasen van het ziekteproces; de belevingswereld, cultuur, spirituele en religieuze achtergrond van de patiënt en zijn naasten; de veranderde (cognitieve en emotionele) vermogens van de patiënt; kennis en inzicht over het verwachte verloop van de aandoening en behandeling; doelgericht, efficiënt en effectief binnen de eigen beroepsgrenzen; aandacht voor de normen en waarden van de patiënt en zichzelf; op ziekte of stoornis berustende wijze van interactie; respect voor de eigenheid en privacy van de patiënt en zijn naasten. 2.2 De verzorgende-IG geeft voorlichting aan de patiënt en/of naasten teneinde hen zoveel mogelijk gelegenheid te bieden de zorg voor de patiënt c.q. zichzelf uit te voeren. Specifieke aandachtspunten zijn: individuele voorlichting en instructie geven; de veranderde (cognitieve en emotionele) vermogens van de patiënt; mogelijke wilsonbekwaamheid van de patiënt; veranderingen in rollen en relaties als gevolg van beperkingen en gedragsveranderingen van de patiënt; therapietrouw en zelfmanagement; Pagina 24 van 51
het vinden van een evenwicht tussen enerzijds de gevolgen van de ziekte en/of de medische behandeling en anderzijds de gewenste levensstijl; omgaan met klachten en mogelijk gemaakte fouten.
2.3
Kennis 1.2
Vaard 2.3
Kennis 1.3
Vaard 2.4
De verzorgende-IG bespreekt de te verwachten risico’s van haar voorbehouden handelingen met de patiënt en/of naasten, zodanig dat zij weloverwogen besluiten kunnen nemen ten aanzien hiervan (informed consent). Specifieke aandachtspunten zijn: wilsonbekwaamheid van de patiënt; vraagstukken met ethische afwegingen.
3. Samenwerking
Startbekwaam
Taakvolwassen
3.1
Kennis 1.2
Vaard 2.3
Kennis 1.3
Vaard 2.4
Kennis 1.2
Vaard 2.3
Kennis 1.3
Vaard 2.4
Kennis 1.2
Vaard 2.3
Kennis 1.3
Vaard 2.4
De verzorgende-IG is lid van het multidisciplinaire behandelteam. Het multidisciplinaire team werkt aan een gezamenlijke doelstelling in termen van de patiënt met zijn problemen. 3.2 De verzorgende-IG rapporteert en draagt de gegevens over de verleende zorg over aan andere betrokken in het behandelteam. 3.3 De verzorgende-IG neemt de overdracht van de patiënt op een systematische wijze in ontvangst en verwerkt de gegevens uit de overdracht op een adequate wijze. De verzorgende-IG draagt de zorg van de patiënt op een systematische wijze over aan anderen binnen deze keten van zorgverlening.
4. Kennis en wetenschap
Startbekwaam
Taakvolwassen
4.1
Kennis 1.2
Kennis 1.3
Vaard 2.3
Vaard 2.4
De verzorgende-IG werkt op basis van richtlijnen, protocollen procedures en werkbeschrijvingen die beschikbaar gesteld zijn door de organisatie.
5. Maatschappelijk handelen
Startbekwaam
Taakvolwassen
5.1
Kennis 1.2
Vaard 2.3
Kennis 1.3
Vaard 2.4
Kennis 1.2
Vaard 2.3
Kennis 1.3
Vaard 2.4
Kennis 1.2
Vaard 2.3
Kennis 1.3
Vaard 2.4
De verzorgende-IG treedt adequaat op bij incidenten in de zorg en bij incidenten die de veiligheid van patiënten en/of medewerkers betreffen. 5.2 De verzorgende-IG draagt het vakgebied uit, onder andere door middel van instructie tijdens het werk. 5.3 De verzorgende-IG heeft kennis van het doel en de werkwijze van de beroepsvereniging. Pagina 25 van 51
5.4
Kennis 1.2
Vaard 2.3
Kennis 1.3
Vaard 2.4
De verzorgende-IG handelt volgens wettelijke bepalingen (BIG/WGBO/BOPZ).
6. Organisatielidmaatschap
Startbekwaam
Taakvolwassen
6.1
Kennis 1.2
Vaard 2.3
Kennis 1.3
Vaard 2.4
Kennis 1.2
Vaard 2.3
Kennis 1.3
Vaard 2.4
Kennis 1.2
Vaard 2.3
Kennis 1.3
Vaard 2.4
Kennis 1.2
Vaard 2.3
Kennis 1.3
Vaard 2.4
Kennis 1.2
Vaard 2.3
Kennis 1.3
Vaard 2.4
De verzorgende-IG vertegenwoordigt de belangen van patiënten binnen de afdeling en de instelling. 6.2 De verzorgende-IG staat garant voor uitvoering van het beroep op basis van de actuele kennis en kunde. 6.3 De verzorgende-IG werkt effectief en doelmatig binnen de afdeling, de instelling en binnen de gehele keten van zorgverleners. 6.4 De verzorgende-IG committeert zich aan de rechten en plichten als werknemer en professional in de arbeidssituatie. 6.5 De verzorgende-IG draagt als organisatielid bij aan de continuïteit en effectiviteit van de instelling.
7. Professionaliteit en kwaliteit
Startbekwaam
Taakvolwassen
7.1
Kennis 1.2
Vaard 2.3
Kennis 1.3
Vaard 2.4
Kennis 1.2
Vaard 2.3
Kennis 1.3
Vaard 2.4
Kennis 1.2
Vaard 2.3
Kennis 1.3
Vaard 2.4
Kennis 1.2
Vaard 2.3
Kennis 1.3
Vaard 2.4
De verzorgende-IG levert patiëntenzorg op integere, oprechte, professionele en betrokken wijze. Specifieke aandachtspunten zijn beroepsethiek en beroepscode. 7.2 De verzorgende-IG draagt verantwoordelijkheid voor een bijdrage aan de verbetering van de kwaliteit van de zorg aan de patiënt door continu het eigen functioneren te verbeteren in de individuele zorg en in samenwerkingsverbanden. 7.3 De verzorgende-IG doet voorstellen teneinde te komen tot vakinhoudelijke kwaliteitsverbetering. Zij handelt binnen de grenzen van zijn eigen deskundigheid en verantwoordelijkheid, reflecteert op de eigen competenties en geeft in overleg met de leidinggevende vorm aan de eigen professionalisering. 7.4 De verzorgende-IG zorgt voor een eigen deskundigheid en ontwikkeling ten aanzien vaktechnische ontwikkelingen, deze worden bijgehouden door deelname van congressen, symposia, applicatiecursussen, bij- en nascholing die een directe relatie hebben met het eigen werkterrein en leest Pagina 26 van 51
vakliteratuur. 7.5
Kennis 1.2
Vaard 2.3
Kennis 1.3
Vaard 2.4
Kennis 1.2
Vaard 2.3
Kennis 1.3
Vaard 2.4
De verzorgende-IG levert een bijdrage aan het onderwijs van de eigen en andere disciplines door het geven van op de praktijkgerichte scholing. 7.6 De verzorgende-IG is weerbaar in voorkomende crisissituaties en kan omgaan met agressie, ongewenste intimiteiten en ander grensoverschrijdend gedrag. Kent hierin de rechtspositie.
Pagina 27 van 51
Tabel 4.4: COMPETENTIES HELPENDE, DIFFERENTIATIE ZIEKENHUIS 1. Vakinhoudelijk handelen
Startbekwaam
1.1 Verzamelen en interpreteren van gegevens
Kennis 1.2
Vaard 2.1
Volleerd Kennis 1.2
Vaard 2.3
Kennis 1.2
Vaard 2.1
Kennis 1.2
Vaard 2.3
Kennis 1.2
Vaard 2.2
Kennis 1.2
Vaard 2.3
Kennis 1.2
Vaard 2.1
Kennis 1.2
Vaard 2.3
De helpende verzamelt gegevens om de (uitgangs)situatie van de patiënt in kaart te brengen. Zij maakt daarbij gebruik van de verpleegkundige anamnese en observatiegegevens van de patiënt. Specifieke aandachtspunten zijn: symptomen, fasering en prognose van de aandoening; stoornissen in vitale functies; persoonlijke kenmerken en omgevingsfactoren in relatie tot beperkingen in activiteiten en participatie; patiëntveiligheid. 1.2 Plannen van zorg De helpende plant de te verlenen zorg op basis van het zorg-/verpleegplan. De helpende richt zich hierbij op: de medische behandeling; het voorkomen van complicaties; de kwaliteit van leven; de lichamelijke, psychische, sociale, emotionele en spirituele behoeften van de patiënt; waarden, normen en overtuigingen van de patiënt en zijn directe leefomgeving; de te verlenen zorgactiviteiten. 1.3 Uitvoeren van zorg en bewaking De helpende verleent op verantwoorde en doeltreffende wijze zorg aan de patiënt. De uitvoering van de zorg is gericht op: dagelijkse levensbehoeften en ADL; assisteren verpleegkundigen en verzorgenden veiligheid voor de patiënt en zijn omgeving; veiligheid voor zichzelf. Zo nodig neemt de helpende voorzorgsmaatregelen betreffende de verspreiding van infectieziekten. Specifiek aandachtspunt is resistentieproblematiek. De helpende voert werkzaamheden uit aan de hand van protocollen, standaarden en richtlijnen en overlegt indien deze niet voorhanden zijn. 1.4 Evaluatie De helpende rapporteert de resultaten van haar handelen bij de patiënt en draagt deze over conform de geldende procedures. Pagina 28 van 51
2. Communicatie
Startbekwaam
Taakvolwassen
2.1
Kennis 1.2
Vaard 2.1
Kennis 1.2
Vaard 2.3
Kennis 1.2
Vaard 2.1
Kennis 1.2
Vaard 2.3
De helpende communiceert met de patiënt, partner en/of naasten. Specifieke aandachtspunten zijn: de belevingswereld, cultuur, spirituele en religieuze achtergrond van de patiënt en zijn naasten; de veranderde (cognitieve en emotionele) vermogens van de patiënt; kennis en inzicht over het verwachte verloop van de aandoening en behandeling; aandacht voor de normen en waarden van de patiënt en zichzelf; op ziekte of stoornis berustende wijze van interactie; respect voor de eigenheid en privacy van de patiënt en zijn naasten. 2.2 De helpende biedt de patiënt en/of naasten zoveel mogelijk gelegenheid de zorg zelf uit te voeren.
3. Samenwerking
Startbekwaam
Taakvolwassen
3.2
Kennis 1.2
Vaard 2.1
Kennis 1.2
Vaard 2.3
Kennis 1.2
Vaard 2.1
Kennis 1.2
Vaard 2.3
De helpende rapporteert en draagt de gegevens over de verleende zorg over aan andere betrokken in het behandelteam. 3.3 De helpende neemt de overdracht van de patiënt in ontvangst. De helpende draagt de zorg van de patiënt over aan anderen conform geldende procedures.
4. Kennis en wetenschap
Startbekwaam
Taakvolwassen
4.1
Kennis 1.2
Kennis 1.2
Vaard 2.1
Vaard 2.3
De helpende werkt op basis van procedures en werkbeschrijvingen die beschikbaar gesteld zijn door de organisatie.
5. Maatschappelijk handelen
Startbekwaam
Taakvolwassen
5.1
Kennis 1.2
Vaard 2.1
Kennis 1.2
Vaard 2.3
Kennis 1.2
Vaard 2.1
Kennis 1.2
Vaard 2.3
De helpende treedt adequaat op bij incidenten in de zorg en bij incidenten die de veiligheid van patiënten en/of medewerkers betreffen. 5.2 De helpende handelt volgens wettelijke bepalingen (BIG/WGBO/BOPZ). Pagina 29 van 51
6. Organisatielidmaatschap
Startbekwaam
Taakvolwassen
6.1
Kennis 1.2
Vaard 2.1
Kennis 1.2
Vaard 2.3
Kennis 1.2
Vaard 2.1
Kennis 1.2
Vaard 2.3
Kennis 1.2
Vaard 2.1
Kennis 1.2
Vaard 2.3
Kennis 1.2
Vaard 2.1
Kennis 1.2
Vaard 2.3
De helpende staat garant voor uitvoering van het beroep op basis van de actuele kennis en kunde. 6.2 De helpende werkt effectief en doelmatig binnen de afdeling, de instelling en binnen de gehele keten van zorgverleners. 6.3 De helpende committeert zich aan de rechten en plichten als werknemer in de arbeidssituatie. 6.4 De helpende draagt als organisatielid bij aan de continuïteit en effectiviteit van de instelling.
7. Professionaliteit en kwaliteit
Startbekwaam
Taakvolwassen
7.1
Kennis 1.2
Vaard 2.1
Kennis 1.2
Vaard 2.3
Kennis 1.2
Vaard 2.1
Kennis 1.2
Vaard 2.3
Kennis 1.2
Vaard 2.1
Kennis 1.2
Vaard 2.3
Kennis 1.2
Vaard 2.1
Kennis 1.2
Vaard 2.3
Kennis
Vaard
Kennis
Vaard
De helpende levert patiëntenzorg op integere, oprechte, professionele en betrokken wijze. Specifieke aandachtspunten zijn beroepsethiek en beroepscode. 7.2 De helpende draagt verantwoordelijkheid voor een bijdrage aan de verbetering van de kwaliteit van de zorg aan de patiënt door continu het eigen functioneren te verbeteren in de individuele zorg en in samenwerkingsverbanden. 7.3 De helpende doet voorstellen teneinde te komen tot vakinhoudelijke kwaliteitsverbetering. Zij geeft in overleg met de leidinggevende vorm aan de eigen professionalisering. 7.4 De helpende zorgt voor een eigen deskundigheid en ontwikkeling door applicatiecursussen en bij- en nascholing die een directe relatie hebben met het eigen werkterrein. 7.5 Pagina 30 van 51
1.2 De helpende is weerbaar in voorkomende crisissituaties en kan omgaan met agressie, ongewenste intimiteiten en ander grensoverschrijdend gedrag. Kent hierin de rechtspositie.
Pagina 31 van 51
2.1
1.2
2.3
3. Voorwaarden bij het behalen van het opleidingsprofiel Ziekenhuizen Om het behalen van de competenties per opleidingsniveau beschreven aannemelijk te maken, garanderen opleiding en ziekenhuis onderstaande zaken m.b.t. het praktijkleren. 3.1 Toetsing De opleiding toetst de student op het behalen van alle competenties genoemd in het ziekenhuisprofiel. De leerbegeleider van het ziekenhuis/klinische setting heeft de rol van mede-beoordelaar van de praktijkleerperiode. 3.2 Opbouw praktijkleerperiode De student doet gedurende de opleiding lerende werkervaring op in tenminste drie werkvelden/branches, waaronder een ziekenhuis. De student doet lerende werkervaring in een ziekenhuisomgeving op: o HBO-V en MBO-V: tenminste 1200 uur (gebaseerd op een 4-jarig curriculum) o MBO-Verzorgende-IG (niv. 3): tenminste 900 uur (gebaseerd op een 3-jarig curriculum) o MBO-Helpende (niv. 2): tenminste 600 uur (gebaseerd op een 2-jarig curriculum) De HBO-V en MBO-V student werkt binnen deze praktijkleerperiode op tenminste drie verschillende afdelingen. De praktijkleerperiode is bij voorkeur evenredig verspreid over snijdende en beschouwende specialismen/zorg, maar minimaal in een verhouding van 1/3 – 2/3 over deze categorieën. De student komt in aanraking met curatieve, chronische en revalidatie gerichte zorg. Tijdens het werkplekleren komt de student in aanraking met volwassenen en ouderen. In geval sprake is van provinciale herschikking van ziekenhuistaken op termijn, heeft de student een praktijkleerperiode in zowel een zorginhoudelijk complexe als in een contextueel complexe leeromgeving. Bij opeenvolgende praktijkleerperioden is sprake van voortbouw op de voorgaande praktijkleerperiode(n). Alleen voor HBO-V en MBO-V: De student maakt in de opleiding kennis met alle aspecten van het zorgproces. Daartoe neemt hij naast de basisstage deel aan praktijkstages2 van tenminste 8 uur per afdeling op/in afdelingen die hem kennis en inzicht geven in het behandel- en zorgproces van in ieder geval 3 patiënten. Aan deze praktijkstages zijn leeropdrachten en reflectie gekoppeld. Indien geen volwaardige praktijkleerperiode met kinderen mogelijk is, wordt een aanvullende stage van minimaal 16 uur met deze doelgroep gerealiseerd. 3.3 Communicatie en samenwerking De student participeert in alle reguliere overlegorganen op de stageplek.
2
Bijvoorbeeld: het operatiecomplex, radiodiagnostiek, fysiotherapie/revalidatie, de onderzoeks- of functieafdeling, transferafdeling of transferteam, spoedeisende hulp c.q. spoedzorg, poliklinieken, farmacie. Pagina 32 van 51
3.4 Begeleiding Iedere student heeft een vaste stagebegeleider vanuit het opleidingsinstituut en een leerbegeleider vanuit het stageverlenende ziekenhuis/klinische setting. De leerbegeleider in het ziekenhuis is op tenminste hetzelfde niveau opgeleid als de student. De leerbegeleider bekleedt een functie op het door de student te behalen opleidingsniveau en fungeert als rolmodel. De stagebegeleider vanuit de school beschikt over recente praktijkervaring in de ziekenhuisomgeving/klinische setting.
Pagina 33 van 51
BIJLAGE 1: ONTWIKKELINGEN IN DE ZIEKENHUISZORG
1. Ontwikkelingen in de ziekenhuiszorg 1.1 Inleiding Het zijn spannende tijden voor de gezondheidszorg. ‘Alles staat ter discussie’, niet in de laatste plaats in de ziekenhuiszorg. De ontwikkelingen gaan snel, hangen op alle mogelijke manieren met elkaar samen en betreffen alle branches binnen de gezondheidszorg. In dit hoofdstuk wordt een globaal beeld gevormd van de betekenis en de impact van de ontwikkelingen op de ziekenhuizen en op de zorg die zij verlenen. 1.2 Maatschappelijke ontwikkelingen Demografische factoren In Nederland is sprake van een dubbele vergrijzing. De ‘top’ daarvan wordt verwacht tussen 2025 en 2040. Mensen worden ouder, meer mensen worden ouder en het aandeel ouderen in de bevolking neemt toe. Mensen blijven langer gezond en blijven langer werken. Tegelijkertijd neemt het aantal mensen met een chronische ziekte toe en ook het aantal mensen dat aan meerdere chronische ziektes gelijktijdig lijdt. De verwachting is dat de Nederlandse bevolking vanaf 2020 nauwelijks meer toeneemt. Er is sprake van regionale verschillen. De omvang van de bevolking in Friesland blijft ongeveer gelijk maar daarbinnen neemt het relatieve aandeel van ouderen fors toe. Financiële factoren De economische crisis blijft de zorg langdurend hard raken. Bezuinigingen drukken de zorguitgaven krachtig naar beneden en transities dwingen verdere uitgavevermindering af. Maar ook minder financiële bestedingsruimte van burgers, hoge werkloosheid in andere sectoren en maatregelen als de verhoging van de pensioenleeftijd vinden hun weerslag op de zorg-gerelateerde arbeidsmarkt. Voorts wordt de steeds dwingender financieringsstructuur van de zorgmarkt genoemd waarover een aantal betrokkenen aangeeft dat ziekenhuiszorg op weg lijkt een industriële werkomgeving te worden met winstoogmerken. In deze veranderende financieringsstructuur speelt ook de positie van het zorgkantoor en de zorgverzekeraars een belangrijke rol. Arbeidsmarkt en opleiding We zien dat verpleegkundigen hun dienstverband in omvang uitbreiden, vaker langer blijven werken tot hun e 62 jaar en ook langer bij dezelfde organisatie blijven werken. De gemiddelde leeftijd van deze beroepsgroep neemt daarmee toe. De ‘flexibele schil’ van medewerkers bij ziekenhuizen blijft, in tegenstelling tot de beeldvorming hierover, beperkt tot 2 à 3%. In een kort tijdsbestek is het tekort aan arbeidskrachten in de zorg omgeslagen in een overschot. In de veronderstelling van ‘altijd voldoende werk in de zorg’ is onder meer in de opleidingen tot verpleegkundige (hbo en mbo) in zeer korte tijd een overschot aan studenten ontstaan. De verwachting is een grote uitstroom van deze beroepsgroep in 2018, de studenten van nu zijn dan hard nodig. Strategische personeelsplanning, waarin men zich goed rekenschap geeft van uitstroom en opleidingsduur, is van wezenlijk belang. Met name het opleiden van specialisten duurt vaak langer dan wordt ingeschat. Daarnaast ontstaan nieuwe beroepen, zoals recent de verpleegkundig specialist en ontwikkelen bestaande beroepen zich. Interessant in dit kader is het advies dat in april 2015 door de landelijke commissie innovatie Pagina 34 van 51 - BIJLAGE
zorgberoepen en –opleidingen aan de minister zal worden uitgebracht over een nieuwe beroepen- en opleidingenstructuur. Onbalans Er is een onbalans tussen zorg waarvan we zeker weten dat die geleverd moet worden en zorg die daadwerkelijk wordt gegeven. Soms is er te veel, soms schiet het aanbod tekort. Mentaliteitsverandering Een belangrijke ontwikkeling is de omslag in het denken van ‘Ziekte en Zorg’ naar ‘Gezondheid en Gedrag’. Patiënten emanciperen, worden mondiger. Zij zijn mede door internet veelal beter geïnformeerd en meer een sparring-partner geworden voor behandelaren. Preventie met betrekking tot gedrag en gezondheid krijgt steeds meer nadruk. Mantelzorg en informele zorg Onder invloed van bezuinigingen door de overheid vindt een drastische en snelle maatschappelijke heroriëntatie plaats op de zorg- en hulpverlening in de volle breedte. De burger wordt geacht in korte tijd de verantwoordelijkheid en regie voor eigen zorg en welzijn te (her)nemen. Daarbij dient hulp en verzorging zoveel mogelijk door informele zorg (mantelzorg, familie, vrienden, buren) te worden verleend. Deze ontwikkeling heeft consequenties voor de positionering van professionele zorg- en hulpverleners alsook voor hun competenties en kwalificaties; het betreft hier onder andere het beschikken over kennis en vaardigheden op het gebied van communicatie en samenwerking en het vervullen van een andere rol in het zorgproces. Veiligheid en kwaliteitsborging Er is een roep vanuit de samenleving en overheid om veilige diensten en producten in de zorg, zoals regulering door het veiligheidsmanagementsysteem (VMS). De ziekenhuizen zijn van mening dat regulering verwachtingen schept die niet altijd waar gemaakt kunnen worden, met het systeem zijn fouten niet de wereld uit. In plaats van de ervaren ‘vinkjes-cultuur’ zou meer gewerkt moeten worden aan gedragsverandering, ethische normen, zelfreinigend vermogen en transparantie. Hier wordt ook een belangrijke taak voor het onderwijs gezien. 1.3 Ontwikkelingen in de eerstelijns zorg Ten gevolge van maatregelen in de sfeer van vermaatschappelijking van de zorg, deels als resultante van bezuinigingen in de zorg, vindt een verschuiving plaats van de tweedelijns- naar de eerstelijnszorg. De ontwikkelingen zijn in volle gang en derhalve niet uitgekristalliseerd. Het beeld dat ontstaat, is de inrichting van wijkgerichte multidisciplinaire zorgteams in de wijken, waarin huisartsen, praktijkondersteuners, wijkverpleegkundigen, verpleegkundig specialisten, social workers en anderen samenwerken. De eerstelijnszorg zal geconfronteerd worden met de effecten van de beëindiging van de financiering van zorgzwaartepakketten (ZZP’s) 1, 2, 3 en mogelijk 4. De sluiting van ongeveer 800 zorgcentra en verzorgingshuizen die hiervan het gevolg is, is momenteel gaande. Er bestaan wel zorgen over deze effecten en gevreesd wordt onder meer voor een toename van het aantal dwalende dementerende ouderen op straat en onnodige ziekenhuisopnames. Ook de verkorting van de gemiddelde ligduur in ziekenhuizen (4,8 dagen in 2012) ten gevolge van o.a. technologische ontwikkelingen vindt zijn weerslag in de eerstelijns zorg. Patiënten worden snel uit het ziekenhuis ontslagen en hebben dan nog zorg en ondersteuning nodig.
Pagina 35 van 51 - BIJLAGE
Ketenzorg In het gebied tussen eerste- en tweedelijns zorg heeft zich de ketenzorg ontwikkeld, waarin allerhande dwarsverbindingen, samenwerkingsverbanden en fusies tussen intramurale en extramurale zorgorganisaties zijn ontstaan. Deze ketenzorg ontwikkelt zich verder, de verpleegkundige uit het ziekenhuis komt inmiddels ook bij patiënten thuis, bijvoorbeeld in verband met thuisdialyse. Centrale huisartsenposten worden steeds meer gekoppeld aan de spoedeisende eerste hulp (SEH) van ziekenhuizen. Daarnaast zien we anderhalvelijns voorzieningen ontstaan, met bijvoorbeeld huisartsenbedden. 1.4 Ontwikkelingen in de tweedelijns zorg Verkorting en vermindering In het afgelopen jaar was sprake van een autonome daling van de ziekenhuiszorg met 2%. De verkorting van de gemiddelde ligduur houdt aan en bedraagt op dit moment 4,8 dagen. De gemiddelde ligduur daalt vanaf 1977 lineair; van 3 weken (1977) naar 2 à 3 dagen in de komende 10 jaar. Sinds 2011 overstijgt het aantal dag-opnames het aantal klinische opnames. De aanhoudende krimp gaat gepaard met een voortgaande reductie van het aantal bedden. Voor alle Friese ziekenhuizen geldt dat de productie alsook het aantal unieke patiënten afneemt. De overheveling naar de eerstelijnszorg neemt toe, mede ten gevolge van de druk vanuit de zorgverzekeraars. Organisatiestructuren Er is een ontwikkeling gaande waarin een ziekenhuis het centrum vormt van een reeks buitenpoliklinieken. Daarnaast ontstaat door de overheid, beroepsgroepen en zorgverzekeraars gestimuleerde specialisatie en concentratie van zorg uit oogpunt van kwaliteit en doelmatigheid van ziekenhuizen. Technologische ontwikkelingen Technologische en ICT-ontwikkelingen en domotica/robotica hebben grote invloed op het functioneren van zorgorganisaties, zowel binnen de eerste als de tweede lijn. Steeds meer ingrepen worden buiten de operatiekamer gedaan in poliklinieken en huisartspraktijken. Ten gevolg van technologische ontwikkelingen (tele-techniek) is de verwachting dat ziekenhuiszorg meer op afstand zal plaatsvinden en in zijn huidige vorm verder afneemt. De functie van de helpdesk neemt snel in belang toe en kan, met een knipoog, de vraag naar ‘applicatiebeheerders met gevoel voor de zorg’ doen stijgen. 1.5 Perspectieven Human Resource Management (HRM) en Human Resource Development (HRD) In navolging van de financiële organisatieonderdelen wordt het ook binnen HRM/HRD steeds belangrijker medewerkers te sturen op gedrag, prestaties en resultaten (outcome, performance). Het is belangrijk dat organisatieonderdelen dezelfde taal spreken. In het opleiden van professionals moet dit worden opgenomen. Het anders ‘sturen’ op performance is een belangrijk instrument in de ontwikkeling naar de toekomst. We hebben geleerd dat vergaande protocollering, zoals in de zorg in de afgelopen jaren is gebeurd, niet in voldoende mate heeft geleid tot wezenlijke verbeteringen. In dit gegeven ligt de sleutel voor de toekomst en het onderwerp moet hoger op de agenda van bestuurders komen. Bestuurders zien opleiden nog teveel als iets dat geld kost, in plaats van als iets dat geld oplevert. Afdelingen HRM/HRD en lijnverantwoordelijken moeten de noodzaak hiervan meer zichtbaar maken.
Pagina 36 van 51 - BIJLAGE
Inzetbaarheid en flexibiliteit In de ziekenhuizen is in de afgelopen jaren al steeds meer sprake van een bredere en meer flexibele inzet van medewerkers. Inzet op verschillende afdelingen en het verlenen van extramurale consulten zijn daar voorbeelden van. Generalistisch en specialistisch De ziekenhuizen zullen zich steeds meer richten op acute en interventiezorg met een gespecialiseerd karakter. Dit vergt gespecialiseerd opgeleid personeel. Bij de patiënt wordt echter steeds meer multimorbiditeit gezien hetgeen vraagt om een meer generalistische benadering. Dit geldt voor meerdere beroepsgroepen in de zorg, van verpleegkundigen tot medisch specialisten. In de werkgroep is hiervoor het begrip ‘breed gespecialiseerd’ gekozen, waarmee bedoeld wordt dat de professional voldoende gespecialiseerd is en tegelijk de patiënt in zijn volledigheid en overige beperkingen kan zien en behandelen/verplegen. Deze zienswijze wijkt af van de ontwikkeling naar meer specialisatie en differentiatie is de afgelopen decennia. Arbeidsmarkt en opleiding De ontwikkelingen stellen de arbeidsmarkt, de ziekenhuizen en de verschillende opleidingen voor nieuwe vraagstukken. Hoe ga je om met (gespecialiseerde) verpleegkundigen die hun baan verliezen door de afname van de ziekenhuiszorg? Het huidige aantal van 500 werkloze artsen zal groeien naar 3000 in de komende 5 jaar. En wat te denken van huisartsen die zich specialiseren, ook een ontwikkeling die gaande is? Organisatie en locatie van de zorg Er is sprake van een lastig vraagstuk. De transities naar gemeenten beogen de zorg dichter naar de burger/patiënt toe te brengen (zorg thuis, zorg in de wijk). Doordat gelijktijdig de beschikbare budgetten drastisch worden beperkt worden gemeenten gedwongen tot ingrijpende keuzes. Als die niet goed uitpakken kan dat o.a. leiden tot onnodige opnames in ziekenhuizen. Ziekenhuizen hebben veel geïnvesteerd in aanschaf van apparatuur en materialen en in de vraag ’wat blijft waar gedaan worden?’. De vraag is op welke wijze zij zelf mede richting kunnen geven aan de ontwikkelingen. Ziekenhuizen transformeren op termijn mogelijk tot enkel een ‘gebouw’, dat faciliteiten biedt voor professionals ‘van buiten’. Andere fenomenen gaan zich voordoen, zoals die van ziekenhuis naar zorgnetwerk (tweedelijnszorg in samenwerking met huisartspraktijken). Omgaan met nieuwe spelers en rollen We zullen enkele van de vele ontwikkelingen noemen: De Landelijke Huisartsen Vereniging adviseert haar leden terughoudend te zijn met het zelf doen van (ziekenhuis)ingrepen, gelet op het gevaar van infecties. De verplaatsing van dergelijke ingrepen naar de eerste lijn gaat minder snel dan gedacht. Er komen nieuwe spelers op de markt, zoals oog- en mamma-centra. Maatschappen gaan samenwerken, bedrijfsonderdelen worden verkocht aan ‘buitenstaanders’. Er starten nieuwe samenwerkingsverbanden. Zo gaat per 1 januari 2015 een nieuw samenwerkings/participatiemodel van start, waarin artsen en de zorgverzekeraar gezamenlijk de inkoop, e c.q. toedeling van middelen voor de 2 lijnszorg aansturen. 1.6 Vraagstukken Hoe kunnen ziekenhuizen, op basis van de geschetste ontwikkelingen, zelf richting geven aan de inrichting en organisatie van de specialistische zorg? En wat betekent dit voor het opleiden van professionals die deze zorg moeten verlenen? Uitgangspunt is dat de vraag van de patiënt het aanbod van de zorg bepaalt.
Pagina 37 van 51 - BIJLAGE
Concrete vraagstukken waarvoor we ons gesteld zien zijn: Welke functies en rollen kan en wil het ziekenhuis op zich nemen? Waar liggen regiemogelijkheden en speelruimte? Waar liggen mogelijkheden voor samenwerking en beweging? Hoe is de specialistische/complexe hightech (ziekenhuis)zorg het beste te organiseren? Is zorgzwaarte in plaats van ‘specialisme’ een optie voor de organisatie en inrichting van het ziekenhuis? En wat betekent dat dan voor het opleiden van professionals? Wat gebeurt er op het grensvlak van de eerste- en tweedelijnszorg? Welk type professional heeft de toekomst? Op welke niveaus is hij opgeleid? Betekent dit specialiseren of generaliseren in het functiehuis? En welke competenties zijn nodig? Is het nodig nieuwe beroepen en functies te creëren of gaan bestaande beroepen transformeren? En hoe komen alle beroepsopleidingen hierin mee? Hoe wordt toekomstbestendigheid in het beroepen- en functiehuis gerealiseerd en geborgd? En, in aansluiting daarop: een toekomstbestendig curriculum in het onderwijs? Hoe kunnen HRM en HRD goed worden ingezet, bijvoorbeeld met betrekking tot strategische personeelsplanning? Welke landelijke ontwikkelingen zijn er waarbij kan worden aangesloten dan wel waarvan desgewenst kan worden afgeweken? Welke rol spelen technologische ontwikkelingen bij dit alles? Hoe kunnen deze effectief en efficiënt in de zorgverlening worden ingepast? Het vergt van beleidsmakers en managers een omslag om niet meer te denken vanuit budget, locatie en werkgelegenheid. Om met Jaap Scholten, beleidsadviseur bij NVZ (Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen), te spreken: ‘de grootste zorg zijn wij zelf’. Het is in zijn volledigheid nog niet goed in te schatten wat er op de zorg afkomt maar de tradities van de ziekenhuizen zullen losgelaten moeten worden. Belangrijk is, dat ontwikkelingen niet ontkend worden, ze zijn onontkoombaar. De stippen op de horizon verschillen. Maar ongeacht wat er komt, snel aanpassen en schakelen is vereist. Dit geldt ook voor het onderwijs. Organisaties zullen zelf en in gezamenlijkheid hierop moeten inspelen en optrekken.
Pagina 38 van 51 - BIJLAGE
2. De bemensing 2.1 Inleiding De centrale vraag die voorligt is, wat voor medewerkers nodig zijn in de geschetste situatie die gekenmerkt wordt door een patiëntenpopulatie die veelal op leeftijd is, een zorgstructuur waarin de traditionele ‘schotten’ zijn verdwenen, complexe technologie die op meerdere locaties (ook thuis) beschikbaar is en een beroepsattitude gekenmerkt door ‘handen op de rug’ en het verzelfstandigen van patiënten conform het adagium van de ‘eigen regie’ en ‘eigen kracht’. 2.2 Positionering van de ziekenhuizen In de komende jaren zal de ontwikkeling van de ziekenhuiszorg onder invloed staan van aanwijzingen vanuit de overheid ten aanzien van de positionering van de ziekenhuizen in de regio. Dit leidt ertoe dat ziekenhuizen in meer of mindere mate de bakens aan het verzetten zijn in de richting van ketenzorg-activiteiten. De ketenzorg draagt bij aan de versnelling van de verkorting van de ligduur. Partijen zien met de ketenzorg goede mogelijkheden delen van de eerste- en tweedelijnszorg te integreren, zoals de huisartsenzorg en de thuiszorg. Ook een cluster van polikliniek, thuiszorg, klinische en huisartsgeneeskundige zorg zouden goed onder één regiehouder kunnen vallen. Met andere woorden: de ketenzorg is de toekomst. De ziekenhuizen gezamenlijk staan voor de volgende zorgvragen: Acute, hoogcomplexe en interventiezorg met een korte ligduur (hoog complex-laag volume) Zorg aan vooral patiënten bij wie sprake is van multimorbiditeit (laag complex, hoog volume) Voor iedere burger bereikbare ziekenhuiszorg op acceptabele afstand en met voldoende garanties voor tijdige bereikbaarheid van spoedvoorzieningen. Het aanzien van ziekenhuizen zal veranderen. Of men een specialistisch of algemeen ‘satelliet’- ziekenhuis is, beïnvloedt de statuur van het ziekenhuis. Het ziekenhuis wordt ‘meer dan een gebouw’ en behoeft een generatievriendelijke uitstraling om ook de groeiende groep ouderen van dienst te zijn. Geconcludeerd wordt dat de herpositionering van de ziekenhuizen en de ontwikkeling richting ketenzorg, van grote invloed zijn op de kwaliteit en kwantiteit en de inzet van de menskracht die nodig is om de zorg te kunnen uitvoeren. Daarop zal in de volgende paragraaf worden ingegaan. 2.3 De organisatie van de zorg 2.3.1 Visie als uitgangspunt In de afgelopen jaren wordt de zorg steeds meer ingericht vanuit het oogpunt van kosten(reductie) en formele, meetbare inzichtelijkheid van kwaliteit. Een heroriëntatie op deze ontwikkeling zou wenselijk zijn; zorg, ook ziekenhuiszorg, moet worden ingericht en georganiseerd vanuit de optiek van de patiënt en de zorgverlener. 2.3.2 Andere werkvormen De wens tot andere werkvormen als zelfsturende teams en de verdere ontschotting van, dan wel intensieve samenwerking tussen, afdelingen in de ziekenhuizen is ook van invloed op de bemensing. Andere werkvormen komen voort uit nieuwe inzichten over de zorg en de noodzaak personeel efficiënter en flexibeler in te zetten maar hangt ook samen met de inrichting van functies. Inrichting van de organisatie heeft immers
Pagina 39 van 51 - BIJLAGE
consequenties voor het beleggen van regie en leiderschap en ook voor de inzet van generalisten dan wel 3 specialisten . 2.3.3 Ontwikkelingen op het gebied van functies Gevolgen van de geschetste ontwikkelingen Door verdere ontwikkeling van de integratie van ketenzorg in het ziekenhuisdomein ontstaan nieuwe clusters van zorg die letterlijk de grens van het ziekenhuis overschrijden. Bij vergaande integratie van ziekenhuiszorg en thuiszorg zullen ziekenhuisverpleegkundigen in het thuiszorgdomein komen en wijkverpleegkundigen in het ziekenhuis. Dat betekent dat de nieuwe verpleegkundige toegerust moet zijn 4 voor ketenzorg . Het ‘orgaan-gerichte’ consultentschap, i.c. de verpleegkundig consulent, raakt achterhaald. Deze rol wordt integraal onderdeel van de ketenzorg-verpleegkundige. De rol van ‘consulent’ moet binnen de normale curricula van het beroepsonderwijs een volwaardige plaats krijgen. Omdat zorgvolumes (het aantal patiënten) afnemen moet kennis breder worden en moeten ook specialisten van meerdere markten thuis zijn. Dit vereist een nieuwe balans tussen generalisten en specialisten. Breed opgeleide generalisten zijn nodig naast specialisten die meerdere van de huidige specialisaties omvatten. De nieuwe vraag is gericht op de ‘allround’ specialist: de gespecialiseerde verpleegkundige met meerdere specialisaties in zijn pakket, wiens inzetbaarheid bij afnemend volume op peil gehouden kan worden. Deze verpleegkundige is dus tegelijkertijd breed en hoog gekwalificeerd. Het inzetten van gespecialiseerde verpleegkundigen op verschillende afdelingen gebeurt in praktijk al, zij het nog veelal om organisatorische redenen. Door een beter doorstromingsbeleid (onderwijs!) moet het mogelijk worden snel een nieuw specialisme aan het repertoire toe te voegen. Hierbij is het van groot belang dat diploma-erkenning van te voren goed wordt geregeld. Voor specifieke complexe aandoeningen, waaronder ook multimorbiditeit, is hooggekwalificeerde zorg nodig. Dit vraagt veel vakkennis van deze specifieke aandoeningen en hun combinaties. De ouder wordende patiënt, in alle geledingen en afdelingen van de zorg, vraagt van de zorgverlener op alle niveaus gedegen basiskennis van de ouder wordende mens in het algemeen (gerontologie) en van specifieke complexe problematiek (multimorbiditeit, geriatrie), alsook kennis van de nieuwe generatie ouderen. Deze onderdelen zullen in de curricula van alle opleidingen een plaats moeten hebben. Complexere technologie verplaatst zich steeds meer naar de thuiszorg. Verpleegkundigen in het thuiszorgdomein en de ziekenhuisverpleegkundige moeten daaromtrent samenwerken en kunnen veel van elkaar leren. Zo heeft de thuiszorgbranche zich al heel ver ontwikkeld in het gebruik van communicatietechnologie (smartphone, tablets) in de patiëntenzorg.
3
In dit rapport worden assisterende beroepen (zoals anesthesie-, OK-, röntgen-, cardiologie-assistenten) niet meegenomen, aangezien de basis hiervan niet gelegen is in het verpleegkundige/verzorgende beroep. De verpleegkundig specialist is meer nodig aan de onderkant van het medisch domein dan aan de bovenkant van het verpleegkundig spectrum. De verwachting bestaat dat deze functie zich meer in de eerstelijnszorg zal gaan manifesteren. 4 Dit strookt overigens goed met de onder 2.3.1 geformuleerde visie waarin de zorg wordt ingericht vanuit de optiek van de patiënt; de ervaring leert dat patiënten het als positief ervaren als zij met dezelfde medewerker (persoon) zowel intra- als extramuraal te maken hebben.
Pagina 40 van 51 - BIJLAGE
3. Welke functieniveaus zijn nodig om de ketenzorg te verlenen? 3.1 Uitgangspunten Heldere differentiatie tussen functies op de werkvloer is belangrijk, er dient sprake te zijn van goed te onderscheiden rollen en taken. Per setting kunnen keuzes gemaakt worden ten aanzien van de inrichting van het functiehuis en de getalsmatige verhouding tussen functies. Belangrijk uitgangpunt is ook dat er een goede aansluiting ontstaat tussen opleiding – beroep –en functies. Bij de beschrijving van het vervolg is gebruik gemaakt van het sinds 2010 in Nederland invoerde kwalificatieraamwerk (NLQF), dat opleidingen in 8 niveaus indeelt. In de discussies over het verpleegkundige niveau werd tot nog toe een onderscheid gemaakt tussen niveau 4 (mbo-niveau) en niveau 5 (hbo-niveau). Sinds de invoering van het NLQF wordt het hbo-niveau echter aangeduid met niveau 6. Voor een inhoudelijke toelichting wordt verwezen naar www.nlqf.nl. Zie ook bijlage 2. 3.2 Knelpunten in de huidige situatie Ten aanzien van onderscheid tussen functies/opleidingen In de huidige praktijk is het onderscheid tussen de verpleegkundige van niveau 4 en die van niveaus 6 te gering. Vaak worden zij in dezelfde functie dan wel in hetzelfde functieniveau ingezet. Uit oogpunt van kostenreductie is het mogelijk dat niveau 4 in de toekomst vaker wordt ingezet. Als de kwaliteit van zorg, door de aanwezigheid van coördinerende kwaliteiten geborgd is, kan niveau 4 dezelfde functie vervullen als niveau 5. De inzet van opleidingsniveaus sluit niet altijd goed aan bij de praktijk, er zijn bijvoorbeeld opgeleiden van niveau 3 (verzorgende IG) die een functie op niveau 2 uitoefenen. Ten aanzien van kwalificering Het signaleringsvermogen van verpleegkundigen op de niveaus 6 en 4 dient te worden verbeterd. Ziekenhuizen constateren dat pas afgestudeerde verpleegkundigen, zowel op hbo- als op mbo-niveau, onvoldoende startbekwaam zijn. Zij geven aan dat afgestudeerden een tot twee jaar nodig hebben om tot een acceptabel niveau te komen. Ook bij stages wordt hun niveau in het algemeen als onvoldoende e beschouwd, hetgeen in de uitvoering een groot probleem is. Zij worden dan bijvoorbeeld ingezet als 6 e persoon in de dagdienst of als 3 persoon in de nachtdienst omdat zij in te beperkte mate taken en/of verantwoordelijkheden aan kunnen. De kwalificering behoeft dringend verbetering. Medewerkers op niveau 3 moeten beter gekwalificeerd worden wat betreft communicatieve en kritische vaardigheden. Voor medewerkers op niveau 3 geldt tevens dat een stage/praktijkperiode in een ziekenhuis een voorwaarde is om startbekwaam te worden gevonden voor deze branche, waar zij altijd onder leiding van een verpleegkundige werkzaam zijn. Medewerkers op niveau 2 zijn in staat ‘reflecteren’ aan te leren. In de beroepsopleidingen dient aan het aanleren en versterken van deze vaardigheid/kwaliteit veel meer aandacht te worden besteed. Medewerkers op niveau 2 (bijvoorbeeld in de functie van kamer-assistent) moeten veel kennen en kunnen. Een belangrijke vereiste is dat zij kunnen schakelen tussen taken en werkzaamheden ingeval van bijvoorbeeld calamiteiten. Vooral dat laatste is moeilijk voor deze groep. In het opleiden moet hiervoor meer aandacht komen. Medewerkers op niveau 2 moeten de eigen rol en taakgrenzen goed kennen en kunnen hanteren, ook in relatie tot andere functies: ‘wel alarmeren, niet reanimeren’. Hoogwaardige en complexe technologie gaat nog meer plaats nemen in de zorg. Techniek moet in de volle breedte in de opleidingen zitten. In het werkveld wordt geconstateerd dat het onderwijs hierin achterblijft
Pagina 41 van 51 - BIJLAGE
bij de ontwikkelingen in de zorg. Hetzelfde geldt voor ontwikkelingen met betrekking tot kwaliteits- en veiligheidssystemen. Een brede oriëntatie op ouderen gedurende de hele opleiding is noodzakelijk. De VGG (Verpleegkundige Gerontologie Geriatrie) kan daarnaast als uitstroomvariant dienen of als post HBO opleiding worden aangeboden. In zijn algemeenheid wordt aangegeven dat de integratie van kennis en het toepassingsniveau bij studenten en pas afgestudeerden onvoldoende is. Er is verschil in uitstroomkwaliteit van de studenten. Meer constante kwaliteit is noodzakelijk.
Cultuuraspecten Medewerkers in de lagere functieniveaus krijgen in de ziekenhuiszorg vaak weinig vertrouwen van medewerkers in hogere functies. Dit werkt door in de onderlinge bejegening onderling. Er is aandacht nodig voor betere samenwerking waarbij men elkaars rol goed leert kennen en waarderen. Samenwerking en vertrouwen moeten worden opgebouwd tussen de wijkverpleegkundige en de ziekenhuisverpleegkundige. Binnen ziekenhuizen is sprake van enig wantrouwen ten aanzien van kwaliteiten van de wijkverpleegkundige. Continuïteit van de zorg is gebaat bij het volgen van de patiënt naar de thuissituatie door de ziekenhuisverpleegkundige. Ervaringen hiermee op o.a. de kinderafdeling van het Antoniusziekenhuis leiden tot een hoge waardering door patiënten van deze zorg. 3.3 Functiemix Met inachtneming van de hiervoor omschreven knelpunten, wordt de opvatting gehuldigd dat zorgverleners in de nabije toekomst in de ziekenhuiszorg nodig zijn op alle niveaus 2 tot en met 6. Organisaties stellen op basis van de te verlenen zorg en ondersteuning, een functiemix samen die effectief en efficiënt aan de zorgvraag kan voldoen. Dit betekent dus dat niet alle functieniveaus in alle ziekenhuizen of afdelingen nodig zijn, maar op provinciaal niveau gezien wel beschikbaar moeten zijn. De grote variëteit aan zorgsettings maakt dat ‘de standaardmix’ niet bestaat. Ten aanzien van het bepalen van de functiemix zijn twee opmerkingen op hun plaats: Complexiteit is geen eenvoudig en eenduidig begrip. Complexiteit wordt niet alleen bepaald door de zorgintensiteit of het ziektebeeld van de patiënt, maar ook door de in te zetten techniek, door combinaties van factoren (zoals bijvoorbeeld multimorbiditeit), de hoge turnover op verpleegafdelingen alsook in het beroep dat op de zorgverlener wordt gedaan ten aanzien van overzicht, regievoering, afstemming en logistiek en omgevingsfactoren. De hiervoor genoemde functies/opleidingen zijn qua inhoud niet per definitie één-op-één gelijk aan de huidige functies met dezelfde functie/opleidingsnaam. Ten gevolge van de eerder geschetste ontwikkelingen vindt een behoorlijke accentverschuiving in de genoemde functies plaats.
Pagina 42 van 51 - BIJLAGE
4. Het opleiden van ‘de nieuwe medewerker’ 4.1 Focus op hoofdlijnen ‘De nieuwe medewerker’ moet worden toegerust voor de zorgvraag van morgen. Daartoe zullen de geschetste ontwikkelingen, behoeften en wensen van het werkveld een plaats moeten krijgen in het opleiden. Hieronder wordt op hoofdlijnen beschreven welke focus het opleiden van ‘de nieuwe medewerker’ op hoofdlijnen zou moeten hebben. Overigens zullen ook de huidige, ‘zittende’ medewerkers moeten worden toegerust voor de nieuwe zorgvragen en tot ‘de nieuwe medewerkers’ gaan behoren. Organisaties zullen de ontwikkeling van deze groep in hun HRM/HRD-beleid moeten meenemen. Basis-verpleegkundige voor de ketenzorg (niveau 4 en 6) Als we de basis-verpleegkundige als ijkfunctie hanteren voor de ‘nieuwe medewerker die is toegerust voor de zorg en de patiënt van morgen’ dan is de wens dat hij een brede basisopleiding volgt waarin veel vakkennis wordt geleerd en waarbij de integrale toepassing hiervan in de praktijk extra aandacht krijgt. Kwalificeren voor uitvoering van de ketenzorg Verpleegkundigen moeten worden gekwalificeerd voor de ketenzorg. Het verdient daartoe aanbeveling de curricula van alle beroepsopleidingen voor verpleegkundige (niveau 4 en 6) te herzien. Een mogelijkheid is ook de verpleegkunde op niveau 6 (de HBO-V) een kopstudie van niveau 4 (MBO-V) te maken. De functies van verzorgende en helpende sluiten qua taakuitoefening en opleiding aan in het kielzog van de verpleegkundigen en verdienen daartoe een eigen helder profiel. Meta-cognitieve vaardigheden De ziekenhuiszorg heeft dringend professionals met meta-cognitieve vaardigheden nodig. Leerinterventies in het huidige zorgonderwijs zijn nog steeds op vakinhoud gericht. In het opleiden moet aanzienlijk meer aandacht zijn voor het ontwikkelen van meta-cognitieve vaardigheden zoals performance, het kennen van de resultaten van (eigen) gedrag, zich kunnen richten op hoe de zorg anders of beter kan en pro-actief handelen. Technologie en logistiek in het onderwijs De kwalificatie voor technologie door het onderwijs loopt structureel achter bij de feitelijke ontwikkelingen in de zorg. Techniek moet in de volle breedte in de curricula van de opleidingen worden opgenomen. Hoog complexe techniek zit vooral in de specialistische opleiding van de verpleegkundige werkzaam in acute en intensieve zorg en zal derhalve in kopstudies verankerd moeten zijn. Ten behoeve van regievoering over zorgprocessen moeten daarnaast logistieke kennis en vaardigheden een essentieel onderdeel in het opleiden zijn. Consulttaken in basisberoepsopleiding Voor ‘orgaan-gerichte’ consulenten zullen geen aparte functies meer bestaan in de nieuwe zorg. Consulttaken en –vaardigheden moeten in de algemene opleidingen op met name niveau 6 en 4 worden opgenomen. Constante kwaliteit De kwaliteit van afgestudeerde verpleegkundigen op de niveaus 4 (MBO-V’er) en 6 (HBO-V’er) varieert. Opleidingen leveren wisselende kwaliteit af terwijl de (ziekenhuis)zorg is gebaat bij constante kwaliteit. De opleidingen moeten zich daarin verbeteren. Gespecialiseerde verpleegkundige Voor specialisaties geldt dat op eerder genoemde brede basis een kopstudie wordt gevolgd. Voor deze specialisten is, naast brede vakinhoudelijke kennis, kennis van ontwikkelingen bínnen specialisaties nodig; Pagina 43 van 51 - BIJLAGE
bijvoorbeeld binnen geriatrie is kennis van gerontologie en geriatrie nodig, maar ook kennis van en ervaring met zorgroutes, communicatie en samenwerking met meerdere doelgroepen en technologische kennis en toepassingsvermogen. Ten aanzien van de gespecialiseerde verpleegkundige is de eis van het werkveld ‘breed en hoog gekwalificeerd’. Daarvoor is het wenselijk meerdere kennisgebieden te clusteren. Het huidige curriculum biedt deze mogelijkheid niet, maar deze kan voor een deel in het vervolgonderwijs worden gevonden. Specialistisch verpleegkundigen zijn specialist op meerdere specialismen. Daardoor vindt integratie van kennis van deelgebieden plaats en wordt de inzetbaarheid vergroot. Er kan nog een kopstudie gevolgd worden om te bekwamen voor categorale instellingen, specifieke afdelingen en/of academische ziekenhuizen.
De in bijlage 1 geschetste ontwikkelingen hebben (na eerst verwerkt te zijn tot de startkwalificaties, zie bijlage 2) de basis gevormd voor de profielen en competenties die in paragraaf 4 van het rapport zijn uitgewerkt.
Pagina 44 van 51 - BIJLAGE
BIJLAGE 2: STARTKWALIFICATIES IN DE CANMEDS-STRUCTUUR 1. Vakinhoudelijk handelen Verpleegkundige niveau 6 KENNIS Diepgaande, brede, gespecialiseerde vakinhoudelijke kennis van anatomie, fysiologie, (psycho)pathologie, farmacologie, ziekteprocessen, multimorbiditeit, levensfaseproblematiek Brede kennis van zorg- en behandelmethodieken Kennis van medische en communicatietechnologie (ICT, domotica en robotica) Brede kennis van kwaliteits- en patiëntveiligheidssystemen Brede kennis van de logistiek van behandel-, zorg- en verpleegprocessen, waaronder ketenzorg Brede kennis van preventie en leefstijlbevordering Kennis van infectiepreventie en resistentieproblematiek Brede kennis van ontwikkelingen in de zorg (landelijk, internationaal) VAARDIGHEDEN Verpleegtechnische en voorbehouden en risicovolle handelingen Methodisch werken, kan het hele zorgproces hanteren van plannen, uitvoeren tot en met evalueren van zorg Til- en verplaatsingstechnieken
Pagina 45 van 51 - BIJLAGE
Verpleegkundige niveau 4 KENNIS Brede, gespecialiseerde vakinhoudelijke kennis van anatomie, fysiologie, (psycho)pathologie, farmacologie, ziekteprocessen, multimorbiditeit, levensfaseproblematiek Kennis van zorg- en behandelmethodieken Kennis van medische en communicatietechnologie (ICT, domotica en robotica) Brede kennis van kwaliteits- en patiëntveiligheidssystemen Kennis van de logistiek van behandel-, zorg- en verpleegprocessen, waaronder ketenzorg Kennis van preventie en leefstijlbevordering Kennis van infectiepreventie en resistentieproblematiek Kennis van ontwikkelingen in de zorg (landelijk, internationaal)
Verzorgende IG niveau 3 KENNIS Ruime algemene vakinhoudelijke kennis van anatomie, fysiologie, (psycho)pathologie, farmacologie, ziekteprocessen, multimorbiditeit, levensfaseproblematiek Kennis van zorg- en behandelmethodieken Kennis van medische en communicatietechnologie (ICT, domotica en robotica) Kennis van kwaliteits- en patiëntveiligheidssystemen Enige kennis van de logistiek van behandel-, zorg- en verpleegprocessen, waaronder ketenzorg Kennis van preventie en leefstijlbevordering Kennis van infectiepreventie en resistentieproblematiek Kennis van ontwikkelingen in de zorg
Helpende niveau 2 KENNIS Algemene kennis van anatomie, fysiologie, (psycho)pathologie, farmacologie, ziekteprocessen, multimorbiditeit, levensfaseproblematiek Herkennen van algemene ziektesymptomen, zoals koorts, bewustzijnsstoornissen, onrust Enige kennis van het gebruik van ICT, domotica en robotica Kennis van kwaliteits- en patiëntveiligheidssystemen Kennis van infectiepreventie en resistentieproblematiek
VAARDIGHEDEN Verpleegtechnische en voorbehouden en risicovolle handelingen Methodisch werken, kan het hele zorgproces hanteren van plannen, uitvoeren tot en met evalueren van zorg Til- en verplaatsingstechnieken
VAARDIGHEDEN Verpleegtechnische en voorbehouden en risicovolle handelingen Methodisch werken, kan het hele zorgproces hanteren van plannen, uitvoeren tot en met evalueren van zorg Plannen van eigen werkzaamheden Til- en verplaatsingstechnieken
VAARDIGHEDEN Uitvoeren van ADL (basistaken) Signalering naar hoger functieniveau van verandering in omstandigheden van patiënt en risicovolle omstandigheden Kunnen werken binnen kaders van model of methodiek van de afdeling/instelling Welzijnscomponent uitvoeren Til- en verplaatsingstechnieken
2. Communicatie Verpleegkundige niveau 6 KENNIS Brede kennis van (psycho)sociale processen en belangrijke psychosociale interventiestrategieën en interactiemodellen Kennis van de belangrijkste culturele, religieuze en spirituele stromingen
Verpleegkundige niveau 4 KENNIS Kennis van (psycho)sociale processen en belangrijke psychosociale interventiestrategieën en interactiemodellen Kennis van de belangrijkste culturele, religieuze en spirituele stromingen
Verzorgende IG niveau 3 KENNIS Kennis van (psycho)sociale processen en belangrijke psychosociale interventiestrategieën en interactiemodellen Kennis van de belangrijkste culturele, religieuze en spirituele stromingen
Helpende niveau 2 KENNIS Basale kennis van (psycho)sociale processen en interactiemodellen Enige kennis van de belangrijkste culturele, religieuze en spirituele stromingen
VAARDIGHEDEN Zorgvuldige en professionele bejegening Sterke sociale en communicatieve vaardigheden tbv rol zorgverlener, regietaken, multidisciplinair samenwerken, onderhandelen, deskundigheidsbevordering en voorlichting (Inter)culturele verschillen herkennen en hanteren Goede schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid tbv oa interne en externe rapportages, een schriftelijke professionele notitie of instructie voor verschillende kennisniveaus Computervaardigheden (tbv EPD, mail etc.) Begeleidingsvaardigheden en empathisch vermogen mbt ziekte, ethiek, zingeving, spiritualiteit, wilsonbekwaamheid en levenseinde Aansturing van medewerkers en teams binnen projecten ed
VAARDIGHEDEN Zorgvuldige en professionele bejegening Sociale en communicatieve vaardigheden tbv rol zorgverlener, regietaken, multidisciplinair samenwerken, onderhandelen, deskundigheidsbevordering en voorlichting (Inter)culturele verschillen herkennen en hanteren Schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid tbv oa interne en externe rapportages, een schriftelijke professionele notitie of instructie voor verschillende kennisniveaus Computervaardigheden (tbv EPD, mail etc.) Begeleidingsvaardigheden en empathisch vermogen mbt ziekte, ethiek, zingeving, spiritualiteit, wilsonbekwaamheid en levenseinde Aansturing van medewerkers en teams binnen projecten ed
VAARDIGHEDEN Zorgvuldige en professionele bejegening Sociale en communicatieve vaardigheden tbv rol zorgverlener, multidisciplinair samenwerken, onderhandelen en voorlichting (Inter)culturele verschillen herkennen en hanteren Schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid tbv oa interne en externe rapportages Computervaardigheden (tbv EPD, mail etc.) Begeleidingsvaardigheden en empathisch vermogen mbt ziekte, ethiek, zingeving, spiritualiteit, wilsonbekwaamheid en levenseinde
VAARDIGHEDEN Zorgvuldige en professionele bejegening Sociale en communicatieve vaardigheden tbv rol zorgverlener Mondeling rapporteren van wijzigingen in toestandsbeeld patiënt of diens woon- en leefomgeving Computervaardigheden (Inter)culturele verschillen herkennen en hanteren Schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid tbv oa interne rapportages Kennis van ICT en computervaardigheden (tbv EPD, mail etc.)
Pagina 46 van 51 - BIJLAGE
3. Samenwerking Verpleegkundige niv 6 KENNIS Diepgaande kennis van de zorgketen en sociale kaart Kennis van groepsdynamica Kennis van grenzen tussen eigen en andere discipline(s)
Verpleegkundige niv 4 KENNIS Kennis van de zorgketen en sociale kaart Kennis van groepsdynamica Kennis van grenzen tussen eigen en andere discipline(s)
Verzorgende IG niv 3 KENNIS Kennis van de zorgketen en sociale kaart Kennis van groepsdynamica Kennis van grenzen tussen eigen en andere discipline(s)
Helpende niv 3 KENNIS Kennis van betrokkenen bij de zorg op de adeling/locatie Kennis van groepsdynamica Kennis van grenzen van het eigen beroep(sdomein)
VAARDIGHEDEN Relaties leggen en onderhouden Omgaan met meningsverschillen, overbruggen van tegenstellingen Vaardigheden gericht op teamontwikkeling, zoals coaching, conflicthantering, teambuilding Patiënt- en zorggerelateerde vaardigheden, zoals overleggen, onderhandelen, vergaderen, consulteren, signaleren, analyseren, adviseren, rapporteren, overdragen Vaardigheden gericht op externe samenwerkingspartners, zoals huisarts, andere disciplines, informele en mantelzorg
VAARDIGHEDEN Relaties leggen en onderhouden Patiënt- en zorggerelateerde vaardigheden, zoals overleggen, onderhandelen, vergaderen, consulteren, signaleren, analyseren, adviseren, rapporteren, overdragen Vaardigheden gericht op externe samenwerkingspartners, zoals huisarts, andere disciplines, informele en mantelzorg
VAARDIGHEDEN Patiënt- en zorggerelateerde vaardigheden, zoals overleggen, onderhandelen, vergaderen, consulteren, signaleren, analyseren, adviseren, rapporteren, overdragen Vaardigheden gericht op samenwerken in het team, zoals hulpvaardigheid, collegialiteit, reflectief vermogen, conflicthantering
VAARDIGHEDEN Patiënt- en zorggerelateerde vaardigheden, zoals overleggen, signaleren, rapporteren, alarmeren, overdragen Vaardigheden gericht op samenwerken in het team, zoals hulpvaardigheid, collegialiteit, reflectief vermogen, conflicthantering
Pagina 47 van 51 - BIJLAGE
Vaardigheden gericht op samenwerken in het team, zoals hulpvaardigheid, collegialiteit, reflectief vermogen, conflicthantering
4. Kennis en wetenschap Verpleegkundige niveau 6 KENNIS Inzicht in Evidence based practice Basiskennis praktijkgericht onderzoek Kennis van methodisch werken Kennis van vormen van kennisoverdracht
Verpleegkundige niveau 4 KENNIS Kennis van Evidence based practice Kennis van methodisch werken Kennis van vormen van kennisoverdracht
VAARDIGHEDEN Klinisch redeneren Kennisdelen, oa van best practices, met collega’s, patiënten en externe betrokkenen Verschillende vormen van kennisoverdracht toepassen, gericht op verschillende doelgroepen. Betreft diverse onderwerpen aangaande zorg/welzijn, individueel of groepsgewijs
VAARDIGHEDEN Klinisch redeneren Kennisdelen, oa van best practices, met collega’s, patiëten en externe betrokkenen Verschillende vormen van kennisoverdracht toepassen, gericht op verschillende doelgroepen. Betreft diverse onderwerpen aangaande zorg/welzijn, individueel of groepsgewijs
Pagina 48 van 51 - BIJLAGE
Verzorgende IG niveau 3 KENNIS Enige kennis van Evidence based practice Kennis van methodisch werken Kennis van vormen van kennisoverdracht VAARDIGHEDEN Methodisch en zelfsturend werken Kennis overbrengen op anderen, dmv uitleg en instructie
Helpende niveau 2 KENNIS Kennis van methodisch werken Enige kennis van vormen van kennisoverdracht
VAARDIGHEDEN Volgens protocol en richtlijn werken Uitleg en toelichting aan patiënt over ADL, voeding ed
5. Maatschappelijk handelen Verpleegkundige niveau 6 KENNIS Kennis van wet- en regelgeving Kennis van ethische dilemma’s in de zorg Kennis van preventie en gezondheidsbeleid
Verpleegkundige niveau 4 KENNIS Kennis van wet- en regelgeving Kennis van ethische dilemma’s in de zorg Kennis van preventie en gezondheidsbeleid
VAARDIGHEDEN Sociale en professionele vaardigheden tav het gesprek met patiënten, informele en mantelzorg, professionals, over wet- en regelgeving, dilemma’s in de zorg, preventie en gezondheidsbeleid
VAARDIGHEDEN Sociale en professionele vaardigheden tav het gesprek met patiënten, informele en mantelzorg, professionals, over wet- en regelgeving, dilemma’s in de zorg, preventie en gezondheidsbeleid
Verzorgende IG niveau 3 KENNIS Kennis van wet- en regelgeving Kennis van ethische dilemma’s in de zorg Kennis van preventie en gezondheidsbeleid VAARDIGHEDEN Sociale en professionele vaardigheden tav het gesprek met patiënten, informele en mantelzorg, professionals, over wet- en regelgeving, dilemma’s in de zorg, preventie en gezondheidsbeleid
Helpende niveau 2 KENNIS Enige kennis van wet- en regelgeving Enige kennis van ethische dilemma’s in de zorg, preventie en gezondheidsbeleid VAARDIGHEDEN Sociale en professionele vaardigheden tav omgaan met uitvoering van wetgeving, dilemma’s in de zorg, preventie en gezondheidsbeleid
6. Organisatie Verpleegkundige niv 6 KENNIS Kennis van arbeidsrecht en cao Kennis van organisatiekunde Kennis van indicatiestelling, zorgfinanciering en eigen bijdrage Kennis van de eigen organisatie en aanpalende organisaties
Verpleegkundige niv 4 KENNIS Kennis van arbeidsrecht en cao Kennis van organisatiekunde Kennis van indicatiestelling, zorgfinanciering en eigen bijdrage Kennis van de eigen organisatie en aanpalende organisaties
Verzorgende IG niv 3 KENNIS Basale kennis van arbeidsrecht en cao Enige kennis van organisatiekunde Kennis van indicatiestelling, zorgfinanciering en eigen bijdrage Kennis van de eigen organisatie en aanpalende organisaties
Helpende niv 3 KENNIS Basale kennis van arbeidsrecht en cao Kennis van de eigen organisatie en aanpalende zorgorganisaties
VAARDIGHEDEN Werknemersvaardigheden
VAARDIGHEDEN Werknemersvaardigheden
VAARDIGHEDEN Werknemersvaardigheden
VAARDIGHEDEN Werknemersvaardigheden
Pagina 49 van 51 - BIJLAGE
7. Professionaliteit en kwaliteit Verpleegkundige niveau 6 KENNIS Gekwalificeerd blijven; verantwoordelijk voor de eigen professionele ontwikkeling Kennis van beroepsprofiel en beroepscode Kennis van grenzen van verpleegkundig beroepsdomein Kennis van kwaliteitszorg en veranderkunde
Verpleegkundige niveau 4 KENNIS Gekwalificeerd blijven; verantwoordelijk voor de eigen professionele ontwikkeling Kennis van beroepsprofiel en beroepscode Kennis van grenzen van verpleegkundig beroepsdomein Kennis van kwaliteitszorg en veranderkunde
VAARDIGHEDEN Zelfsturend en lerend vermogen Reflectief tav eigen handelen Signaleren en implementeren van verbeteringen in kwaliteit van de zorg en organisatie Weerbaarheid en omgaan met grensoverschrijdend gedrag Initiëren innovaties en ondersteunen van implementatie daarvan Voorbeeldgedrag en rolmodel
VAARDIGHEDEN Zelfsturend en lerend vermogen Reflectief tav eigen handelen Signaleren en implementeren van verbeteringen in kwaliteit van de zorg en organisatie Weerbaarheid en omgaan met grensoverschrijdend gedrag Initiëren innovaties en ondersteunen van implementatie daarvan Voorbeeldgedrag en rolmodel
Pagina 50 van 51 - BIJLAGE
Verzorgende IG niveau 3 KENNIS Gekwalificeerd blijven; mede verantwoordelijk voor de eigen professionele ontwikkeling Kennis van beroepsprofiel en beroepscode Kennis van grenzen van beroepsdomein verzorgende IG Kennis van kwaliteitszorg VAARDIGHEDEN Zelfsturend en lerend vermogen tav het eigen domein Reflectief tav eigen handelen Signaleren van verbeteringen in kwaliteit van de zorg en organisatie Grenzen in handelen kennen en aangeven (niet over grenzen eigen deskundigheid heengaan) Weerbaarheid en omgaan met grensoverschrijdend gedrag Voorbeeldgedrag en rolmodel
Helpende niveau 2 KENNIS Gekwalificeerd blijven; mede verantwoordelijk voor de eigen professionele ontwikkeling Kennis van beroepsprofiel en beroepscode Kennis van kwaliteitsprotocollen en richtlijnen VAARDIGHEDEN Werkt aan de hand van protocollen en richtlijnen Reflectief tav eigen handelen Signaleren van verbeteringen in kwaliteit van de zorg en organisatie Schakelen tussen verschillende werkzaamheden Weerbaarheid en omgaan met grensoverschrijdend gedrag Klantgerichte attitude en zorgvuldige bejegening
BIJLAGE 3: NLQF – FRAMEWORK
Wat betreft de niveaubeschrijvingen wordt in dit rapport aangesloten bij de aan het Europese kwalificatie Framework (EQF) ontleende indeling door de het coördinatiepunt van het Netherlands Qualification Framework (NLQF), zie schema hieronder en www.nlqf.nl. De HBO-V valt onder kwalificatie NLQF 6.
Pagina 51 van 51 - BIJLAGE