Voorwoord
5
Inleiding
7
I
Management
9
A.
Personeelsbeheer
10
B.
Opleiding
16
C.
Ontwikkeling van de organisatie
29
D.
Communicatie en informatie
32
E.
ICT
35
F.
Beheer van de gebouwen
37
G.
Begroting en boekhouding
38
II
Hervorming van de Civiele Veiligheid
41
III
Interventies
47
A.
Interventies van de Civiele Bescherming
48
B.
B-FAST
57
C.
DICa – DIR
61
D.
Hondenbrigades
64
E.
Speleohulpverlening
67
IV
Preventie
A.
Preventie van branden en ontploffingen
70
B.
Preventie van zware chemische ongevallen (SEVESO)
76
C.
Preventie van zware nucleaire ongevallen
81
V
Reglementering en controle
A.
Reglementering en adviezen
86
B.
Brandweerinspectie
93
VI
Rampen
VII
Telecommunicatie
109
VIII
Aankopen en ontwikkelingen
123
IX
Internationale relaties
127
69
85
99
2004
ACTIVITEITENRAPPORT
4
ACTIVITEITENRAPPORT 2004
Woord vooraf
Steeds meer uiteenlopende verwachtingen ten opzichte van de Civiele Veiligheid. Steeds meer gespecialiseerde prestaties voor onze mensen. Een technologie die nieuwe mogelijkheden biedt aan onze interventieteams. Een actieterrein waarvan de grenzen steeds verlegd worden….
In het kader van onze basisopdracht – het beschermen van onze medeburgers en van de openbare en privé-goederen – krijgen wij te maken met nieuwe uitdagingen en nieuwe tendensen. Tegelijk hebben wij meer actiemiddelen ter beschikking. Een tragische gebeurtenis zoals de ramp van Gellingen, die ons allen treft, heeft het belang van de Civiele Veiligheid tegenover risico’s die steeds groter worden en tegelijk van aard veranderen, aangetoond. In 2004 kregen talrijke projecten een concreet gezicht; zij vormen dikwijls een eerste stap in een ruimere visie. Onze Algemene Directie werkt steeds professioneler, zowel door een betere organisatie als door nieuwe middelen inzake personeel en materieel. Een tweevoudige manier om te voldoen aan de verwachtingen van de bevolking. Op organisatorisch vlak geven de ontwikkelcirkels de aanzet tot een nieuwe manier van resources management teneinde onze prestaties te optimaliseren. Op operationeel vlak worden onze technische middelen, die enorm belangrijk zijn om de efficiëntie van onze mensen op het terrein te verhogen, aangepast aan de huidige technologieën.
5
ACTIVITEITENRAPPORT
6
samenwerking verveelvoudigen wij tegelijkertijd de uitwisselingen van ervaringen en de geza-
2004
Met de uitbreiding van de Europese Unie en de ontwikkeling van de grensoverschrijdende
je meer werkelijkheid wordt dankzij de middelen die wij ter beschikking hebben.
menlijke oefeningen met collega’s van andere landen. Een bijkomende manier om onze knowhow te verrijken. Met dit activiteitenverslag wordt u uitgenodigd om te proeven van het dynamisme waarmee onze teams in 2004 gewerkt hebben. U zal merken dat 2004 een jaar was waarin veel projecten verwezenlijkt en opgestart werden met als mikpunt de hervorming van de Civiele Veiligheid. Een uitdaging die elke dag een beet-
C. Breyne Directeur-generaal
De Civiele Veiligheid, dat zijn 19.000 mannen en vrouwen over wie elke dag in de pers gesproken wordt. Die mannen en vrouwen beschermen en helpen de bevolking bij branden, verkeersongevallen en grootschalige, nationale of internationale, reddingsoperaties. U weet zeker over wie we het hebben: de brandweer en de personeelsleden van de Civiele Bescherming. De Civiele Veiligheid telt meer dan 17.000 brandweermannen verdeeld over de 251 openbare brandweerdiensten van ons land. Het gaat om vrijwilligers of beroepsmensen. De Civiele Veiligheid bevat daarnaast 6 operationele eenheden van de Civiele Bescherming met ongeveer 600 beroepsmensen en 1000 vrijwilligers die ofwel ambtshalve, ofwel op verzoek van de plaatselijke overheden interveniëren. Ten slotte is de Civiele Veiligheid ook de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid. Naast de operationele diensten is er een administratie met ongeveer 150 medewerkers. Zij zorgt voor de dagelijkse begeleiding en ondersteuning van deze diensten: zij coördineert de operaties, organiseert de opleiding van het personeel, voert de aankopen van materieel uit, ontwikkelt het juridische kader waarop de acties gebaseerd zijn, verzorgt de inspecties van de openbare brandweerdiensten, selecteert en werft aan, behandelt meer dan 17.000 brieven… Dit alles, opdat de terreinactoren hun talrijke opdrachten zo goed mogelijk zouden kunnen vervullen.
Wat doen wij? Naast de activiteiten inzake management, situeren de voornaamste actiedomeinen van de civiele veiligheid zich rond vier pijlers: •
Preventie: Het nemen van maatregelen die ertoe strekken de zware chemische of nucleaire ongevallen, maar ook de branden, de ontploffingen… te vermijden;
•
Informatie en opleiding: De middelen die ertoe strekken de bevolking en de hulpdiensten voor te bereiden op het aannemen van de goede houding en het zo sterk mogelijk beperken van de gevolgen van een ongeval;
•
Interventie: De hulpverlening aan de bevolking;
•
Herstel: Het nemen van onder andere financiële maatregelen om de gevolgen van een incident op te lossen.
INLEIDING
Wie zijn wij? 7
2004
ACTIVITEITENRAPPORT
8
1 Management
2004
10
ACTIVITEITENRAPPORT
A.
Personeelsbeheer Versterkte teams en een modern beleid inzake human resources management
1.
Inleiding
De personeelsdienst van de Algemene Directie verzekert het beheer van het statutaire en contractuele personeel van de centrale diensten, de zes operationele eenheden van de Civiele Bescherming en het Federaal Opleidingscentrum voor de hulpdiensten (FLORIVAL). Het gaat om ongeveer 1600 medewerkers in totaal. De personeelsdienst staat in voor de relaties tussen dat personeel en de dienst P&O van de FOD.
Hij stelt het personeelsplan op. Hij beheert het personeelsbestand en de personeelsbewegingen door de selectie van het personeel te organiseren, toe te zien op de aanwerving van het personeel en, indien nodig, de interne mobiliteit en de bevorderingen te stimuleren. Hij verzekert eveneens het beheer van de dossiers van de vrijwillige personeelsleden die het permanente personeel versterken (ongeveer 1000 personen). Hij ziet toe op de toepassing van de specifieke reglementering waaraan het operationele personeel in continudienst (24u/24u) is onderworpen en voert in dat kader de nodige controles uit, met name inzake overuren en uitbetaling van de verblijfskosten en reiskosten. Bovendien heeft het Ministerieel Kerncomité van 28 januari 2004, in het kader van het ASTRID-project1, besloten om 231 contractuelen aan te werven teneinde teleoperatoren of neutrale calltakers te worden die afhangen van en betaald worden door de FOD Binnenlandse Zaken.
De doelstellingen die de laatste jaren nagestreefd worden, zijn het ontwikkelen van een modern beleid inzake personeelsbeheer en meer in het bijzonder het herzien van het statuut van het vrijwillige personeel.
[1] Zie ASTRID, pagina 115
Personeelsbestand van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid
2.1. Statutair en contractueel personeel In 2004 telde de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid ongeveer 785 statutaire en contractuele personeelsleden. In de maand december van het jaar 2004 zag het personeelsbestand van de Algemene Directie er als volgt uit:
2.2. Centrale diensten Niveau A B C D
Statutairen NL FR 13 18 5 2 18 17 11 5
Contractuelen NL FR 17 10 1 0 7 8 11 10
Totaal
47
36
42
28
Totaal 58 8 50 37 153
2.3. Federaal Opleidingscentrum voor de hulpdiensten Niveau A B C D Totaal
Statutairen NL FR 0 0 0 1 2 0 1 5 3
6
Contractuelen NL FR 0 1 0 0 0 0 2 5 2
6
Totaal 1 1 2 13 17
MANAGEMENT
2.
11
Liedekerke
Brasschaat
Jabbeke
Ghlin
Crisnée
Neufchâteau
Totaal
2004
12
ACTIVITEITENRAPPORT
2.4. Operationele eenheden
1
1
0
0
1
0
3
Niveau B Technisch deskundige
4
2
0
5
2
1
14
Niveau C Technisch assistent
7
11
9
8
8
8
51
Niveau D Operationeel brigadier Operationeel medewerker
25 59
29 64
10 55
23 69
24 70
14 35
125 352
1
2
9
0
5
2
19
Niveau C Administratief assistent
2
1
1
1
1
1
7
Niveau D Administratief medewerker
1
2
1
3
3
2
12
100
112
85
109
114
63
583
Niveau C Administratief assistent
1
0
0
0
0
0
1
Niveau D Administratief medewerker Technisch medewerker Operationeel medewerker
2 1 1
1 1 1
2 0 0
0 4 10
0 2 1
1 1 3
6 9 16
Totaal contractuelen
5
3
2
14
3
5
32
105
115
87
123
117
68
615
Statutaire personeelsleden Niveau A Attaché Operationeel personeel
Vakpersoneel Niveau D Technisch medewerker Administratief personeel
Totaal statutairen Contractuele personeelsleden
Algemeen totaal
Er zijn momenteel vier operationele eenheden (Liedekerke – Brasschaat – Ghlin – Crisnée), alsook twee grote wachten (Jabbeke – Neufchâteau); deze laatsten hebben minder personeel en materieel dan de operationele eenheden. De oprichting van 2 nieuwe grote wachten is voorzien voor de komende jaren: één in Hasselt en één in Gembloux. De operationele eenheden bestaan uit administratief- en vakpersoneel dat haar functie uitoefent in dagdienst van 7u 36min, alsook uit operationeel personeel dat in continudienst werkt. De operationele personeelsleden voeren een prestatie van 24 uur uit, gevolgd door 72 uur
interventies. De werking van deze diensten wordt momenteel bepaald door het ministerieel besluit van 22 november 1985, dat de werking van de operationele eenheden en van de grote wachten van de Civiele Bescherming regelt en nu herzien wordt. De operationele eenheden kunnen tevens versterking krijgen van het vrijwillige personeel, dat volledig beheerd wordt door de Algemene Directie.
2.5. Globaal overzicht van de Algemene Directie Niveau A B C D
Statutairen NL FR 15 19 11 11 51 44 270 260
Contractuelen NL FR 17 11 1 0 8 8 22 37
Totaal
347
48
3.
334
Totaal
56
62 23 111 589 785
Basisactiviteiten van de personeelsdienst
3.1. Selectie en werving De personeelslijsten van de Algemene Directie worden bijgehouden door de personeelsdienst, die in staat moet zijn om de verdeling van de betrekkingen door aanwerving of door bevordering vast te leggen. Deze lijsten maken het eveneens mogelijk om de personeelsbewegingen te volgen en de aanwervingen van contractuelen naar aanleiding van personeelstekorten te beheren.
In 2004 werden de volgende procedures ondernomen: Statutairen: - ingediende aanwervingsdossiers: 11 - georganiseerde examens of geraadpleegde reserves: 13 Dit, teneinde de aanwerving van 32 personeelsleden te vragen, verdeeld als volgt: Niveau A: 10; B: 2; C: 1; D: 19.
Contractuelen: - ingediende aanwervingsdossiers: 13 - georganiseerde examens of geraadpleegde reserves: 17
MANAGEMENT
rust. Tijdens die rust kunnen zij evenwel opgeroepen worden in geval van rampen of zware 13
ACTIVITEITENRAPPORT
14
Niveau A: 15; B: 1; C: 6.
2004
Dit, teneinde de aanwerving van 22 personeelsleden te vragen, verdeeld als volgt:
vragen kunnen de volgende onderwerpen hebben: disponibiliteit, advies van de gezondheids-
Al deze procedures werden niet of nog niet afgerond.
3.2. Administratie van het personeel Als tussenpersoon bezorgt de personeelsdienst talrijke aanvragen van het personeel of van de hiërarchie voor advies, beslissing of informatie aan de dienst P&O van de FOD. Die aan-
dienst, werkstelsel, benoeming en bevordering, cumulatieaanvraag, arbeidsongeval, … In het jaar 2004 werden zo ongeveer 1400 dossiers ingediend. Hij heeft eveneens de follow-up verzekerd van 20 verkeersongevallen en 9 verkeersovertredingen (doorsturing naar de juridische dienst van het Departement en naar de eenheden, contacten met de Federale Politie en de parketten van de Procureurs des Konings). Er werden 61 aanvragen tot machtiging voor zending in het buitenland door de Algemene Directie onderzocht en goedgekeurd.
Alle verlofbladen van het operationele personeel, alsook de recuperatiebladen worden elk jaar bijgehouden door de personeelsdienst van de civiele veiligheid, met name ongeveer 545 verlofbladen en evenveel recuperatiebladen. Wanneer het verlofstelsel van de personeelsleden tijdens het jaar herzien wordt (werken aan 50%, disponibiliteit, verlof zonder wedde, …) wordt de omzetting eveneens uitgevoerd door de centrale personeelsdienst.
De kostenstaten i.v.m. reis- en verblijfskosten worden, vóór betaling, gecontroleerd door de personeelsdienst, evenals de ingediende schuldvorderingen voor de betaling van de verplaatsingen bij opleidingen of medische onderzoeken. Dat ziet er voor 2004 als volgt uit:
Diensten Crisnée Ghlin Neufchâteau Brasschaat Liedekerke Jabbeke Florival Brussel Totaal
Aantal binnengekomen staten 494 412 367 402 427 121 10 280 2.513
Bedrag 12.812,56 9.537,58 11.035,00 9.452,89 4.036,92 4.818,54 133,52 35.612,74
EUR EUR EUR EUR EUR EUR EUR EUR
87.439,75 EUR
Directie toegekend wordt voor het gebruik van hun eigen voertuig tijdens hun verplaatsingen, wordt door diezelfde dienst ter advies voorgelegd aan de Inspectie van Financiën en voor ondertekening aan de Minister.
De overuren van het personeel van de operationele eenheden worden gecontroleerd op basis van de interventieverslagen. Daarna worden zij voor betaling naar de Dienst Boekhouding van het Departement gestuurd. In 2004 werden 349 dossiers ingediend voor in totaal 5.286 overuren, verdeeld als volgt:
Diensten Brasschaat Liedekerke Jabbeke Crisnée Ghlin Neufchateau
Aantal uren 475 u 318 u 118 u 1.286 u 2.286 u 865 u
Bedrag 10.703,55 EUR 6.835,72 EUR 2.875,65 EUR 28.217,15 EUR 50.103,40 EUR 20.996,10 EUR
5.286 u
119.731,57 EUR
Totaal
Naast het statutaire en contractuele personeel telt de Civiele Veiligheid 1.049 vrijwillige personeelsleden die bij belangrijke interventies door de eenheidschefs ter versterking kunnen worden opgeroepen. Het gaat voornamelijk om agenten, alsook om 98 instructeurs. De vrijwilligers hangen af van de verschillende eenheden en grote wachten, naar gelang van hun woonplaats. In 2004 werden 88 nieuwe vrijwillige personeelsleden aangeworven. De personeelsdienst is belast met de betaling van de interventie-uren, evenals de uren gepresteerd in het kader van opleidingen, vergaderingen of karweien van die vrijwillige personeelsleden. In 2004 heeft de personeelsdienst 64.937 uren uitbetaald, verdeeld als volgt: -
Opleiding: 26.889 u
-
Vergaderingen: 1.978 u
-
Karweien: 3.552 u
-
Interventies: 32.518 u
voor een totaal bedrag van 604.011,22 EUR.
De personeelsdienst van de Civiele Veiligheid is eveneens belast met het beheer van de arbeidsongevallen van het vrijwillige personeel.
MANAGEMENT
Het voorstel inzake kilometercontingent dat aan sommige personeelsleden van de Algemene 15
2004
16
ACTIVITEITENRAPPORT
4.
Ontwikkeling van een modern beleid inzake human resources management
Er werden twee projecten ontwikkeld teneinde het human resources management binnen de Algemene Directie te moderniseren. Het eerste project kwam er op initiatief van de Voorzitster van de FOD Binnenlandse Zaken, mevrouw M. DE KNOP. Het gaat om de invoering van de «Ontwikkelcirkels» als instrument voor de evaluatie van het personeel en als beheersinstrument. In 2004 hebben de projectbegeleiders grondige opleidingen gevolgd en daarna konden zij een aanzienlijke actie ter sensibilisering van het personeel organiseren en aanwenden. De sensibilisering van het personeel gebeurde via informatiesessies gegeven door drie begeleiders.
Zij zal in 2005 voortgezet moeten worden in het kader van de operationele eenheden en gevolgd worden door de eigenlijke praktische toepassing van de ontwikkelcirkels. Het tweede initiatief kwam van de personeelsdienst van de Algemene Directie, die besloten heeft om de selectieprocedure van het operationele personeel volledig te herzien en de selectieprocedure van het contractuele personeel te verbeteren. Wat de selectie van het operationele personeel betreft, werd de procedure, waarvoor een beroep gedaan wordt op functieprofielen, volledig herzien door ze aan te passen aan de functievereisten.
B. Opleiding Nieuwe opleidingen om te voldoen aan de taakverscheidenheid
1.
Inleiding
Wat de opleiding betreft, ontwikkelen de activiteiten van de Algemene Directie zich rond twee grote pijlers: -
de organisatie van opleidingen bestemd voor meerdere doelgroepen;
-
de voorbereiding van nieuwe reglementeringen betreffende de opleiding van het personeel van de openbare hulpdiensten (de Civiele Bescherming en de openbare brandweerdiensten).
het administratieve personeel van de Civiele Veiligheid, deelname aan informatiedagen, demonstraties van bijzondere technieken die gebruikt worden door de operationele leden van de hulpdiensten, debriefings naar aanleiding van stages in het buitenland,… De ambitie inzake opleiding van de Algemene Directie bestond erin over te gaan tot de nodige desbetreffende hervormingen teneinde de efficiëntie van de civiele-veiligheidskorpsen op een maximaal niveau te houden. We kunnen meteen al zeggen dat die ambitie grotendeels ingevuld werd.
Wat de opleiding van het personeel van de brandweerdiensten betreft, was 2004 een groot succes. De uitdaging die tijdens dat jaar werd aangenomen, was immers enorm; het ging om niets minder dan het tot stand brengen en het garanderen van de werking van de geheel nieuwe structuur, die in 2003 door een nieuwe reglementering werd opgericht2. Deze nieuwe structuur omvat een reeks diensten, instellingen en organen die hun respectievelijke potentieel en werk moeten combineren teneinde te streven naar een optimale organisatie van de opleidingen van het personeel van de brandweerdiensten.
De verschillende actoren binen dit nieuwe kader zijn: •
de Dienst Opleiding van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid van de FOD Binnenlandse Zaken;
•
het Federaal Opleidingscentrum voor de hulpdiensten, geïnstalleerd in het Kasteel van Florival (erfgenaam van de Koninklijke School van de Civiele Bescherming);
•
de Provinciale opleidingscentra voor de openbare brandweerdiensten3 (Brandweerscholen genoemd), die door de FOD Binnenlandse Zaken gesubsidieerd worden;
•
de Hoge Raad voor de opleiding voor de openbare brandweerdiensten;
•
de Programmeringscommissie;
•
het Redactiecomité;
•
de Commissie voor gelijkstelling en vrijstelling;
•
de Nederlandstalige Supraprovinciale Opleidingsraad van de openbare brandweerdiensten;
•
de Franstalige en Duitstalige Supraprovinciale Opleidingsraad van de openbare brandweerdiensten.
[2] Het koninklijk besluit van 4 april 2003 tot instelling van een Hoge Raad voor de opleiding voor de openbare brandweerdiensten en twee Supraprovinciale Opleidingsraden voor de openbare brandweerdiensten & het koninklijk besluit van 8 april 2003 betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten (Belgisch Staatsblad van 5 mei 2003). [3] Er zijn er elf (één in elke provincie en één in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad).
MANAGEMENT
Daarbij komen andere gerichte activiteiten: hulp bij het zoeken naar gepaste opleidingen voor 17
punt wegens twee belangrijke gebeurtenissen: -
de afwerking, binnen de Dienst Opleiding, van de ontwerpen betreffende een nieuwe reglementering inzake opleidingen die ertoe strekken de hiërarchische ladder te bestijgen;
-
voor de eerste maal, de organisatie van specifieke opleidingen in de verschillende operationele eenheden, onder het gezag van het Federaal Opleidingscentrum voor de hulpdiensten (Florival).
2004
18
ACTIVITEITENRAPPORT
Wat de opleiding van het personeel van de Civiele Bescherming betreft, is 2004 een keer-
2.
Opleiding van het personeel van de Civiele Bescherming
2.1. Inleiding Vandaag heeft het personeel van de Civiele Bescherming meer dan één beroep: het moet meerdere diverse taken kunnen uitvoeren; deze nieuwe situatie vereist een goede en nauwgezette basisopleiding, alsook het aanleren van steeds meer verscheiden en verbeterde technieken.
Deze evolutie vloeit voort uit twee factoren die nauw met elkaar verbonden zijn: -
de voortdurende veranderingen waarmee de maatschappij geconfronteerd wordt (verhoging van de mogelijke risico’s i.v.m. de ontwikkeling van bepaalde industrieën, groei van de bevolking in zones die vroeger dunbevolkt waren, gebruik van nieuwe technologieën, enz.);
-
een steeds groeiende vraag naar interventies in de meest uiteenlopende domeinen (chemische vervuilingen, bio-terrorisme, logistieke bijstand aan de rechterlijke macht, enz.).
Teneinde het leven van hun medeburgers en de goederen die zij bezitten, te beschermen, is de uitoefening van de verschillende opdrachten van de Civiele Bescherming gebaseerd op de ontwikkeling van steeds meer en steeds diepgaandere opleidingen, zowel op theoretisch als op praktisch vlak. Als men wil dat het personeel van de Civiele Bescherming een operationeel niveau behoudt dat conform is aan de vereisten van het terrein en aan de evolutie van zijn beroep, zal het opleidingsaanbod in de toekomst nog moeten groeien in de meest diverse domeinen. De cursussen, stages en andere oefeningen die in 2004 georganiseerd werden, en de opleidingsprojecten die op middellange termijn geconcretiseerd zouden moeten worden, vormen een coherent geheel dat bijdraagt tot een oplossing voor de voormelde problematiek; zij
de Civiele Bescherming op weldoordachte wijze op te leiden: -
globaal, want zij heeft betrekking op alle rangen van de loopbaan van het personeel en op alle opleidingsniveaus ervan (basis, specialiteit en vervolmaking);
-
rationeel, want zij vloeit voort uit een analyse van de werkelijke behoeften tijdens diverse operaties waaraan de leden van de Civiele Bescherming deelnemen.
2.2. Specifieke opleiding van gaspakdrager Zoals hierboven vermeld, wordt het beroep van operationeel agent van de Civiele Bescherming steeds gevarieerder en vereisen de nieuwe opdrachten van de Civiele Bescherming een serie van specialisaties en vervolmakingscursussen. Het gaat hier met name om opdrachten in besmette omgevingen die het dragen van een gaspak vereisen; in 2004 werd het personeel van de Civiele Bescherming verzocht om een opleiding te volgen waarbij technieken worden aangeleerd, die nodig zijn om zich met deze uitrusting tijdens interventies voort te bewegen.
De opleiding omvat met name: -
het gebruik van de communicatiemethodes tijdens interventies met gaspak;
-
de instelling van een ontsmettingsperimeter;
-
de herkenning, de redding en de bestrijding van de oorzaak van het incident;
-
en het onderhoud van de gaspakken.
Enkele praktische oefensessies vullen de uiteenzettingen over die verschillende onderwerpen aan. De laureaten van deze opleiding, georganiseerd door het Federaal Opleidingscentrum voor de hulpdiensten (te Florival) overeenkomstig de bepalingen van het ministerieel besluit van 22 november 2004 betreffende het getuigschrift en de opleiding van gaspakdrager, hebben een getuigschrift van gaspakdrager ontvangen. Vanaf 2005 zullen bijscholingscursussen georganiseerd worden, opdat de gaspakdragers van de Civiele Bescherming een hoog operationeel niveau in dit domein behouden.
2.3. Opleiding in “leadership” Dit interactief opleidingsprogramma was bestemd voor personen die verantwoordelijk zijn voor een werkeenheid. Een groot deel van de onderofficieren en officieren van de Civiele Bescherming hebben deze opleiding reeds gevolgd; zij worden immers dagelijks geconfronteerd met de organisatie en de bevelvoering over een groep van meerdere operationele agenten.
MANAGEMENT
resulteren uit een globale en rationele denkoefening over de noodzaak om het personeel van 19
2004
20
ACTIVITEITENRAPPORT
Het programma bestond uit verschillende modules en het werkprincipe was «al doende leert men». De leerlingen kregen tijdens oefeningen (rollenspellen) te maken met concrete situaties; daarna hadden zij, dankzij video-opnames, de mogelijkheid om elkaar te observeren. De modules gingen met name over de manier om de doelstellingen van een werkeenheid te formuleren, de follow-up van de resultaten, de delegatie, het beheer van conflicten en de coaching. De meeste deelnemers vonden dit opleidingsprogramma verrijkend en wensen hun kennis inzake leadership te vervolmaken tijdens bijkomende opleidingen.
2.4. Basisopleiding pedagogie De lesgevers en instructeurs die de opleidingen voor het personeel van de Civiele Bescherming geven, zijn vaak zelf personeelsleden van die openbare hulpdienst; het gaat om personen die blijk geven van een kennelijke expertise in welbepaalde domeinen. Hoewel zij over onbetwistbare kennis beschikken, is het evenwel niet zonder nut om hen enkele noties inzake pedagogie mee te geven, opdat zij hun kennis en know-how op optimale wijze aan hun leerlingen zouden kunnen doorgeven. In 2004 werd voor de eerste maal een basiscursus pedagogie georganiseerd voor die lesgevers en instructeurs. De bedoeling is daarin te volharden door elk jaar aan dat kaderpersoneel vervolmakingsopleidingen en –cursussen voor te stellen die gericht zijn op de ontwikkeling van hun potentieel inzake kennisoverdracht.
2.5. Voorbereiding van een stage voor de nieuwe operationele medewerkers Tot voor kort genoten de nieuwe operationele medewerkers van de eenheden van de Civiele Bescherming weinig theoretische en praktische voorbereiding op de verschillende interventies waaruit hun dagelijks werk bestaat en werden zij onmiddellijk geconfronteerd met de werkelijkheid van het terrein. Die situatie vormde enkele problemen betreffende de efficiëntie en de veiligheid van het personeel van de Civiele Bescherming.
Aangezien voor die situatie een oplossing moest worden gezocht, kregen de nieuwe personeelsleden een theoretische en praktische opleiding, gedurende welke zij basiskennis van hun beroep en terreinervaring konden opdoen. Zo kregen zij de mogelijkheid om met een zekere bagage het hoofd te bieden aan de soms moeilijke en gevaarlijke situaties tijdens interventies. Er werd besloten om een stage van drie maanden te ontwikkelen gedurende welke de nieuwe personeelsleden een programma moeten volgen bestaande uit theoretische cursussen, oefeningen en deelnames aan interventies; in 2004 werd die stage voorbereid.
de nieuwe medewerkers, wegens de efficiëntie van die stage, tijdens de stageperiode 8 uur per dag.
2.6. Afwerking van de ontwerpen betreffende een nieuwe reglementering inzake opleidingen die ertoe strekken de hiërarchische ladder te bestijgen Het idee om voor de Civiele Bescherming een nieuwe reglementering inzake opleiding uit te werken, vloeit voort uit de vaststellingen, vermeld in het begin van het hoofdstuk, betreffende de evolutie van het beroep van operationeel personeelslid in een openbare hulpdienst en van de gevolgen ervan op de behoeften om anders opgeleid te worden. Bovendien kan geen enkele operationele structuur behouden blijven als zij niet ondersteund wordt door voldoende en gekwalificeerd kaderpersoneel (teamchefs, onderofficieren en officieren). De personen die dat kader vormen, moeten binnen de hiërarchie kunnen evolueren om hun motivatie intact te houden. Teneinde de hiërarchische ladder te bestijgen, zullen voor het dienstdoende personeel examens georganiseerd worden in de eenheden van de Civiele Bescherming; die zullen voorafgegaan worden door cursussen die de kandidaten op de voor de examens voorziene proeven zullen voorbereiden. De ontwerpen van een nieuwe reglementering, aangepast aan de realiteit van het terrein, werden in 2004 door de Dienst Opleiding afgewerkt; in 2005 zullen zij aangepast worden aan de resultaten van het MPM4 inzake de opleiding in de operationele eenheden van de Civiele Bescherming, en daarna onderworpen worden aan de administratieve en budgettaire controle. Tegen einde 2005 zouden de bepalingen van die nieuwe reglementering toegepast moeten kunnen worden.
3.
Opleiding van het personeel van de Brandweerdiensten
3.1. Inleiding De voormelde beschouwingen betreffende de evolutie van de opleidingswereld voor het personeel van de Civiele Bescherming gelden eveneens voor het personeel van de openbare brandweerdiensten; daarom werd ook hier een nieuwe structuur tot stand gebracht teneinde de opleiding van de brandweermannen te verbeteren.
[4]
Moderniseringsproject.
MANAGEMENT
Terwijl het normale uurrooster bestaat uit 24 uur prestaties gevolgd door 72 uur rust, werken 21
ACTIVITEITENRAPPORT
22
De door de Brandweerscholen georganiseerde opleidingen, in het kader van het koninklijk
2004
3.2. Provinciale opleidingscentra
van specifieke opleidingen met betrekking tot de bijzondere opdrachten van de brand-
besluit van 8 april 2003 betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten, behoren allen tot één van de drie door dat besluit gedefinieerde opleidingscategorieën van het personeel van de brandweerdiensten: •
opleidingen met het oog op het behalen van brevetten, noodzakelijk voor de benoemingen en de bevorderingen;
•
opleidingen met het oog op het behalen van getuigschriften, afgeleverd op het einde
weerdiensten; •
opleidingen met het oog op het behalen van attesten, afgeleverd op het einde van bijscholings- of vervolmakingsopleidingen.
3.2.1. Brevetten ~ Opleidingen verbonden aan de loopbaan -
Brevet van brandweerman
-
Brevet van korporaal
-
Brevet van sergeant
-
Brevet van adjudant
-
Brevet van officier
-
Brevet van technicus inzake brandvoorkoming
-
Brevet inzake crisissituatiebeheer
-
Brevet van dienstchef
Het programma van de Brandweerscholen inzake opleidingen bestemd voor de uitreiking van brevetten voor het personeel van de brandweerdiensten wordt elk jaar vastgelegd, voor het volgende kalenderjaar, door de Minister van Binnenlandse Zaken. Dit programma wordt vastgelegd op basis van een analyse van de behoeften geuit door ofwel de technische commissies van de hulpverleningszones, ofwel door de brandweerdiensten die niet tot een zone behoren, ofwel door de overheden waaronder zij ressorteren.
gelegd:
X X X
X X
X X X X
X
X X X
West-Vlaanderen
X
Vlaams-Brabant
X X X X
Namen
X X X X
Oost-Vlaanderen
X X
X X X X
Luxemburg
X X
Limburg
X X
Luik
Brussel-Hoofdstad
X X X X X
Waals-Brabant
Antwerpen Brandweerman Korporaal Sergeant Adjudant Officier Technicus inzake brand-voorkoming Crisissituatie-beheer Dienstchef
Henegouwen
Brandweerscholen Brevetten
X X
X X X X X
X X X
X X X X X
X
X
X
X X X
X
3.2.2. Getuigschriften ~ Specifieke opleidingen -
Gaspakdrager
-
Duiker
-
CMIC (Mobiele Cel voor Chemische Interventie)
-
Snelle hulp
-
GRIMP (groep voor verkenning en interventie in gevaarlijke omgevingen)
-
Hulphondengeleider
-
Redder-berger
-
Enz.
De getuigschriften worden vastgesteld door de Minister van Binnenlandse Zaken, die de inhoud, de duur en de organisatiemodaliteiten van de specifieke opleidingen bepaalt. Bij wijze van overgang, namelijk zolang de Minister van Binnenlandse Zaken geen getuigschrift betreffende een specifieke welbepaalde opleiding vastgesteld heeft, mogen de Brandweerscholen deze opleiding organiseren volgens hun eigen principes. De Minister van Binnenlandse Zaken heeft het getuigschrift van gaspakdrager vastgesteld en de desbetreffende opleiding bepaald; de bepalingen betreffende de specifieke opleiding van gaspakdrager worden vermeld in het ministerieel besluit van 22 november 2004 betreffende het getuigschrift en de opleiding van gaspakdrager. De dossiers betreffende de specifieke opleidingen van hulphondengeleider en redder-berger hebben het voorwerp uitgemaakt van een grondig onderzoek door de Dienst Opleiding; de desbetreffende ministeriële besluiten zouden in de loop van het jaar 2005 het daglicht moeten zien.
MANAGEMENT
In 2004 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken het volgende programma voor 2005 vast23
2004
24
ACTIVITEITENRAPPORT
3.2.3. Attesten ~ Bijscholingen of vervolmakingen De Brandweerscholen kunnen bijscholings- of vervolmakingsopleidingen organiseren, indien die door de Minister van Binnenlandse Zaken goedgekeurd werden. Voorbeelden: houthakken, ASTRID, redding.
3.2.4. Subsidies In 2004 heeft de Algemene Directie subsidies gestort aan de Brandweerscholen voor een bedrag van 780.524 euro, verdeeld naar gelang de brevetten: Brevetten Brandweerman Korporaal Sergeant Adjudant Officier Technicus inzake brandvoorkoming Dienstchef
Aantal inschrijvingen 710 285 42 224 199 22 88
Subsidies 283.552 EUR 117.576 EUR 17.843 EUR 124.943 EUR 144.667 EUR 18.469 EUR 73.474 EUR
3.3. Federale adviesorganen Twee Supraprovinciale Opleidingsraden voor de openbare brandweerdiensten en alle federale adviesorganen inzake opleiding van het personeel van de brandweerdiensten, voorzien in het koninklijk besluit van 4 april 2003 tot instelling van een Hoge Raad voor de opleiding voor de openbare brandweerdiensten, werden opgericht in 2004.
3.3.1 Hoge Raad voor de opleiding voor de openbare brandweerdiensten De Raad vergaderde tweemaal om de nodige impulsen te geven aan de behandeling van de voornaamste dossiers betreffende de opleiding van het personeel van de brandweerdiensten en hun werkterrein te bepalen.
3.3.2. Programmeringscommissie De commissie vergaderde eveneens tweemaal. Haar twee voornaamste dossiers hadden betrekking op de oprichting van het Redactiecomité en de opstelling van een ontwerp tot ministerieel besluit betreffende de organisatie van cursussen en examens in de provinciale opleidingscentra voor de openbare brandweerdiensten. Het tweede dossier strekt ertoe de organisatie van de cursussen en de examens in alle brandweerscholen te uniformiseren.
3.3.3. Commissie voor gelijkstelling en vrijstelling Artikel 22 van het koninklijk besluit van 4 april 2003 tot instelling van een Hoge Raad voor de
voor de openbare brandweerdiensten vertrouwt een dubbele opdracht toe aan deze Commissie: 1)
een advies geven aan de Minister van Binnenlandse Zaken over de aanvragen tot gelijkstelling en vrijstelling die hem voorgelegd worden: een advies wordt gevormd wanneer de Commissie een standpunt inneemt over een individuele aanvraag die aan haar gericht wordt;
2)
op eigen initiatief voorstellen van vrijstelling of gelijkstelling inzake opleiding doen aan de Minister van Binnenlandse Zaken; die voorstellen kunnen vooruitlopen op bepaalde aanvragen die te verwachten zijn door de uitwerking van algemene bepalingen, en een desbetreffende rechtspraak vormen.
De eindbeslissing om een gelijkstelling of een vrijstelling al dan niet toe te kennen behoort tot de exclusieve bevoegdheid van de Minister van Binnenlandse Zaken; de Commissie voor gelijkstelling en vrijstelling is slechts een adviesorgaan. Vorig jaar heeft de Commissie tweemaal vergaderd en een tiental dossiers onderzocht; haar meest opmerkelijke standpunten zijn de volgende: •
De eiser vroeg om vrijgesteld te worden van het examen van de module “Pompen & Pomp- en materieelmanoeuvres”, in het kader van de opleiding van het brevet van korporaal, wegens het feit dat de cursus “Vloeistofmechanica” behoort tot het opleidingsprogramma van ingenieur elektromechanica, dat hij met succes beëindigd heeft.
De Commissie heeft een negatief advies uitgebracht over de voormelde aanvraag. Zij vindt immers dat de doeleinden van de academische cursus en die van de cursus van brandweerman te verschillend zijn om de gevraagde examenvrijstelling toe te kennen. Wat de eerste cursus betreft, wordt er aan de student gevraagd om hoofdzakelijk een theoretische kennis van de aangeleerde materie te verwerven, met name gebaseerd op een aantal vergelijkingen en observaties van fysieke verschijnselen; wat de tweede cursus betreft, wordt de student daarentegen gevraagd om de praktische werking van bepaalde toestellen te begrijpen, de gepaste daden voor een correct gebruik ervan aan te leren, en dat gebruik te integreren in zijn specifieke beroepstaken. Er is dikwijls een fundamenteel verschil tussen de technische opleidingen van ingenieur of gegradueerde en de opleidingen gegeven in het kader van de brevetten van de brandweerdiensten. Bovendien zijn de in de brandweerscholen gegeven opleidingen specifieke beroepsopleidingen voor het beroep van brandweerman, terwijl dat niet kan gezegd worden van de academische opleidingen.
MANAGEMENT
opleiding voor de openbare brandweerdiensten en twee Supraprovinciale Opleidingsraden 25
ACTIVITEITENRAPPORT
26
Sommige stagedoende brandweermannen hebben de opleiding van het brevet van brandweerman reeds met succes gevolgd alvorens in een openbare brandweerdienst
2004
•
Voor die categorieën van stagedoende brandweermannen heeft de Commissie een gunstig
te werken (kadetten-brandweermannen, brandweermannen van de privé-sector – luchthaven, Seveso-fabriek… – brandweermannen van Defensie, enz.); toen zij destijds voor die opleiding geslaagd waren, heeft de brandweerschool waar zij de cursussen gevolgd hebben en aan de examens deelgenomen hebben, hen enkel een slaagattest uitgereikt en geen brevet, aangezien dat voorbehouden was voor de leden van de brandweerdiensten.
advies uitgebracht over hun aanvraag tot gelijkstelling tussen hun slaagattest van brandweerman en het brevet van brandweerman, wanneer zij dat attest behaald hebben binnen de vijf jaar vóór hun indiensttreding in een brandweerkazerne. Bovendien moet het bestaan van de ministeriële omzendbrief van 7 mei 2004 betreffende de aanvragen tot vrijstelling van cursussen en examen in het kader van de opleiding van de leden van de brandweerdiensten en de aanvragen tot gelijkstelling van brevet van de leden van de brandweerdiensten, nog vermeld worden (BS van 28 mei 2005). Die omzendbrief strekt ertoe de procedure van indiening en onderzoek van de aanvragen tot vrijstelling of gelijkstelling te uniformiseren. Alle aanvragen moeten die procedure volgen om ontvankelijk te zijn. Het is van belang dat de eiser zijn aanvraag goed documenteert.
3.4. Redactiecomité Het Redactiecomité heeft als opdracht het actualiseren of opstellen van de syllabi die als schriftelijke ondersteuning dienen voor de in de brandweerscholen gegeven opleidingen. Twee van zijn vier leden hebben hun werkzaamheden aangevat einde 2004; de twee andere leden zouden hen zo vlug mogelijk moeten bijstaan. Er werd een werkplanning opgemaakt voor vier jaar, die de prioriteiten van het Redactiecomité vastlegt: -
Aanvatting van de werkzaamheden
-
Syllabus “Crisissituatiebeheer”
-
Vergelijkende analyse van de bestaande syllabi
-
Syllabus “Brandweerman”
-
Syllabus “Officier”
-
Syllabus “Technicus inzake brandvoorkoming”
-
Syllabus “Korporaal”
-
Syllabus “Sergeant”
-
Syllabus “Adjudant”
-
Syllabus “Dienstchef”
Gemeenschappelijke opleiding van het personeel van de Civiele Bescherming en van de Brandweerdiensten
4.1. Opleiding van gaspakdrager Deze specifieke opleiding maakt het voorwerp uit van het ministerieel besluit van 22 november 2004 betreffende het getuigschrift en de opleiding van gaspakdrager.
4.2. Opleidingen bestemd voor de teamleden van het DICa-DIR USAR5 Het DICa-DIR USAR is het onderdeel van de Civiele Veiligheid dat deelneemt aan de door BFAST6 georganiseerde internationale opdrachten naar aanleiding van met o.a. aardbevingen of aardverschuivingen. Een selectieve opleiding wordt georganiseerd, voor de teamleden van dit detachement. De Dienst Opleiding heeft een stage georganiseerd die ertoe strekt de werkomgeving van een opdracht van het detachement in geval van rampen of catastrofen in het buitenland te simuleren (leven in groep, beperkt comfort, lichamelijk en psychologisch moeilijk te dragen situaties). Tijdens deze stage zullen kandidaten die in het DICa-DIR geïntegreerd willen worden, en de meest geharde teamleden met elkaar in contact komen gedurende een week tijdens welke er workshops zullen plaatsvinden gericht op bijzondere opleidingen en op oefeningen rond simulatie van interventies.
5.
Systeem voor uitwisseling van deskundigen van de Europese Commissie (SUD – Mechanisme)
Het Systeem voor uitwisseling van deskundigen van de Europese Commissie (SUD – Mechanisme) maakt de tewerkstelling van één of meerdere nationale beroepsdeskundigen van de administraties betrokken bij alle aspecten van de noodinterventie, in het kader van het Communautaire Mechanisme inzake Civiele Bescherming, bij één of meerdere administraties in een andere Lidstaat mogelijk. De tewerkstelling strekt ertoe de deskundige de mogelijkheid te bieden vertrouwd te worden met de verschillende gebruikte technieken en de benaderingen van andere noodinterventiediensten of van andere bevoegde instellingen te bestuderen. Daardoor kan eventueel een specifieke expertise die niet beschikbaar is in het gastland, ontstaan. Dat programma wordt gefinancierd op de begroting van de Europese Unie ten belope van 100% van de globale kosten van de uitwisseling.
[5] Détachement d’Intervention en cas de Catastrophe à l’étranger – Detachement voor Interventie bij Rampen in het buitenland ~ Urban Search And Rescue. [6] Belgian First Aid & Support Team, p. 57
MANAGEMENT
4.
27
ACTIVITEITENRAPPORT
kundige (hotel en maaltijden). Op basis van een voorafgaand akkoord zullen de verplaatsings-
sonen voor opleiding naar het buitenland gestuurd:
kosten binnen een gastland het voorwerp kunnen uitmaken van een terugbetaling. Er dient opgemerkt te worden dat de eventuele inschrijvingskosten van de opleidingsinstellingen betaald worden door de Lidstaat die deskundigen zendt. Het administratieve en financiële beheer van het SUD – Mechanisme wordt verzekerd door het Federaal Opleidingscentrum gelegen te Florival. Hier volgt een overzicht van de georganiseerde uitwisselingen. België heeft de volgende per-
Totaal
23 21 12
4
2
1
4
1 1
2
2
2
23 21 12
4
4
3
4
3
2
1
4
2
2
1
1
2
1
2
Totaal
Humanitaire operaties
1
Psychosociale, psychologische hulp
Key staff
Duitsland Oostenrijk België Cyprus Denemarken Spanje Estland Finland Frankrijk Griekenland Hongarije Ierland Italië G.H. Lux. Malta Nederland Portugal Zweden Rep. Tsjechië U.K. Slovakije Slovenië
Blasting
4 personen voor het duiken.
Hulpverlenings-operaties
-
Bosbranden
4 personen voor de nucleaire risico’s;
Duiken
-
Vulkanologische risico’s
12 personen voor de opsporing van verdwenen personen (hondengeleiders);
Vervuilingen
-
Branden op zee
21 personen voor de redding-berging;
Nucleaire risico’s
-
Redding & berging Opsporing van verdwenen personen
12 personen voor het GRIMP-team;
GRIMP
-
Pyro-technische ongevallen
28
2004
In die globale kosten zijn inbegrepen, de kosten betreffende de reis en het verblijf van de des-
4 0 64 0 0 0 1 0 1 0 0 0 5 0 0 0 0 0 0 9 0 0 84
Tijdperk van de MPM’s en de Quick Wins om de kwaliteit van onze prestaties te verbeteren
1.
Inleiding
De ontwikkeling van de organisatie is een discipline die nauwelijks drie jaar werd opgenomen in de structuur van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid, alsook in die van de FOD Binnenlandse Zaken. De sindsdien afgelegde weg is vrij indrukwekkend. Met de komst van de «managers-mandatarissen» hebben wij geleerd strategische plannen en operationele plannen op te stellen. Later hebben wij ze ook aangewend. Wij hebben geleerd om “Balanced Score Cards” te gebruiken en werkprocedures te ontleden en te herzien. Ook leerden we kritieke prestatie-indicatoren op te maken. Stilaan maakt weerspannigheid plaats voor een enthousiaste samenwerking. De doelstelling: de kwaliteit en de kwantiteit van onze prestaties verbeteren met respect voor het welzijn van de medewerker. Dit is ongetwijfeld een grote uitdaging, die een team in embryofase elke dag met enthousiasme aangaat, mede dankzij de gevolgde opleidingen en de opgedane ervaring.
2.
MPM – "Moderniseringsproject – Projet de Modernisation"
De grootste gebeurtenis van 2004 was ontegensprekelijk de invoering van de MPM’s in de hele FOD Binnenlandse Zaken. Na de uitvoering van een SWOT-analyse (analyse van de sterke/zwakke punten en van de opportuniteiten/bedreigingen) werden in de verschillende algemene directies 21 moderniseringsprojecten opgestart. Sommige projecten zijn specifiek voor één Directie; andere projecten konden beschouwd worden als horizontale projecten die betrekking hadden op meerdere directies, of zelfs op alle algemene directies van de FOD Binnenlandse Zaken.
Voor de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid werden twee MPM’s in aanmerking genomen met de volgende doelstellingen: -
de taken en de organisatie van de operationele eenheden van de Civiele Bescherming optimaliseren (MPM 7)7;
-
de processen voor erkenning en schadeloosstelling in geval van rampen optimaliseren (MPM 8)8.
[7] Zie p. 16 [8] Zie p. 99
MANAGEMENT
C. Ontwikkeling van de organisatie 29
2004
30
ACTIVITEITENRAPPORT
De Algemene Directie van de Civiele Veiligheid heeft eveneens deelgenomen aan horizontale projecten met de volgende doelstellingen: -
het proces inzake voorbereiding van het algemeen beleid optimaliseren (MPM 1);
-
het inspectiebeleid en het inspectieproces optimaliseren (MPM 2);
-
het proces «rampenplanning» integreren en optimaliseren (MPM 9);
-
het beheer van de begroting en van de beheerscontrole optimaliseren (MPM 16);
-
de interne en externe communicatie optimaliseren (MPM 19)9.
Teneinde de MPM’s te realiseren werden 5 fases voorzien: de eerste vier fases werden gerealiseerd in 2004. De laatste fase zal uitgevoerd worden in 2005: het gaat hier om de concrete aanwending van de projecten.
De eerste fase strekte ertoe de sterke punten en de zwakke punten van de FOD Binnenlandse Zaken te identificeren door middel van een SWOT-analyse. Hierdoor konden we de behoeften afbakenen in termen van modernisering en verbetering van de werkprocessen. Daarna werd de lijst van de te realiseren MPM’s opgesteld. Tijdens de tweede fase werd voor elk project een beheersplan opgesteld. De derde en belangrijkste fase strekte ertoe de “TO BE-situatie”, dit wil zeggen de toekomstige of ideale situatie, te definiëren. Tijdens deze fase werd eerst de actuele situatie of “AS IS-situatie” beschreven. De te verwezenlijken doelstellingen, de strategie en de operationele principes werden vastgelegd. Er werden “Quick Wins” geïdentificeerd. Quick Wins zijn projecten die op zeer korte termijn en goedkoop kunnen worden uitgevoerd. Hun doelstelling bestond erin aan te tonen dat verandering mogelijk is en aan de gang is.
In het kader van het MPM 7 en 8 werden door het Directiecomité vier Quicks Wins gevalideerd.
De beoogde doelstellingen in het kader van deze projecten waren: -
de operationele communicatie tussen de eenheden verbeteren;
-
de operationele eenheden specialiseren;
-
de informatie van het publiek verbeteren betreffende de schadeloosstelling in geval van rampen, door middel van een verklarende brochure over de te volgen procedure om schadeloos gesteld te worden;
-
het imago van de Dienst Rampenschade verbeteren door het slachtoffer onmiddellijk op de hoogte te brengen van een eventueel probleem in het dossier dat de behandeling ervan zou kunnen vertragen.
Alle Quicks Wins werden uitgevoerd.
[9]
Zie Management – Communicatie en informatie p.32
naar de “TO BE-situatie” opgesteld en gepland. Voor elk MPM werd een aantal projecten gedefinieerd teneinde de verandering te concretiseren.
3.
Operationeel plan
Het eerste operationele plan van de Algemene Directie zag in 2003 het daglicht. Dit jaar, in september 2004, werd een eerste balans opgemaakt die het voorwerp heeft uitgemaakt van een uitgebreid verslag aan de Voorzitster van het Directiecomité, mevrouw M. DE KNOP. Deze balans maakte het ons mogelijk vast te stellen in welke mate de doelstellingen werden verwezenlijkt. Wij zullen de doelstellingen kunnen aanpassen aan de noodwendigheden, aan de beschikbare middelen en vooral aan de behoeften. In het algemeen zouden we kunnen zeggen dat de meeste voorziene projecten, in het kader van het operationeel plan, gerealiseerd werden of momenteel gerealiseerd worden. Sommige konden evenwel niet worden opgestart bij gebrek aan voldoende middelen op personeelsen/of financieel vlak.
4.
Kritieke prestatie-indicatoren (KPI)
Om de kwaliteit en de productiviteit van onze prestaties te meten, worden sinds 2003 binnen onze Algemene Directie prestatie-indicatoren gebruikt. Het ontwerpen van kritieke prestatie-indicatoren is een delicate kwestie. Na een eerste experiment moesten ze aangepast worden. In het kader van de MPM’s werden nieuwe indicatoren ontwikkeld, die vanaf volgend jaar gebruikt zullen worden. Het personeel heeft aanzienlijke inspanningen moeten leveren om die KPI aan te nemen, maar vandaag is iedereen zich bewust van het nut ervan.
MANAGEMENT
Tijdens de vierde fase werd het uitvoeringsplan teneinde van de “AS IS-situatie” over te gaan 31
ACTIVITEITENRAPPORT
32
1.
2004
D. Communicatie en informatie
Via MPM 19 hebben alle deelnemers van dat project een meer professionele weg kunnen
De interne en externe communicatie ontwikkelen op basis van een communicatieplan
Inleiding
Goede communicatie en informatie zijn essentieel voor de goede werking van elke organisatie. Het MPM 19 met als titel “De interne en externe communicatie optimaliseren”, waaraan de Algemene Directie actief heeft deelgenomen, heeft deze noodzaak eens te meer aangetoond.
inslaan. De communicatie en de informatie zijn twee disciplines die elkaar bovendien buitengewoon aanvullen; het belang ervan wordt te dikwijls onderschat in de administratie. In de loop van 2004 is die situatie stilaan veranderd.
2.
Communicatie
De grootste verwezenlijkingen van het jaar 2004 inzake communicatie zijn de volgende: -
de deelname aan de werkgroep van het MPM 19, waardoor onze Algemene Directie een kwalitatieve sprong voorwaarts heeft kunnen maken op dat vlak;
-
de opstelling van een communicatieplan voor 2005-2006;
-
de organisatie van de Veertiendaagse van de Veiligheid met als thema de bestrijding van CO-vergiftiging;
-
de deelname aan de door SELOR georganiseerde Jobdag;
-
de deelname aan het communicatienetwerk van de FOD Binnenlandse Zaken;
-
de deelname aan verschillende activiteiten georganiseerd door de FOD P&O.
2.1. Communicatieplan 2005-2006 Er werd een communicatieplan ontwikkeld voor de jaren 2005 en 2006. Eerste vaststelling: uit de ARTEMIS-enquête is gebleken dat er binnen de Algemene Directie een tekort aan interne communicatie is. Er is eveneens onvoldoende externe communicatie. Tweede vaststelling: de interne en externe communicatie beschikken over veel te weinig middelen. Deze vaststellingen hebben ons ertoe gebracht de doelstellingen voor 20052006 te definiëren.
•
de interne communicatie binnen en tussen de operationele eenheden verbeteren;
•
een betere samenwerking binnen en tussen de diensten van de Algemene Directie ontwikkelen teneinde een efficiëntere dienstverlening aan de terreindiensten te verzekeren;
•
de communicatie tussen de diensten van de AD en de operationele eenheden verbeteren;
•
de binnen de Algemene Directie gerealiseerde projecten productief maken teneinde de motivatie van de medewerkers te verhogen;
•
het onthaal en de integratie van de nieuwe collega’s verbeteren.
Voor de externe communicatie zijn de doelstellingen de volgende: •
de Civiele Bescherming en de openbare brandweerdiensten valoriseren bij hun partners en bij het grote publiek (EC 1);
•
de burgers helpen bij het aannemen van de gepaste gedragingen (EC2) teneinde ongevallen te vermijden en de schadelijke gevolgen in geval van ongevallen, catastrofen, rampen en schadegevallen te beperken;
•
de talrijke verwezenlijkingen van de Algemene Directie bekendmaken (EC 3).
De goedgekeurde Communicatieprincipes zijn de volgende: •
de informatie wordt zo snel mogelijk na de goedkeuring ervan meegedeeld
•
het interne publiek wordt geïnformeerd vóór het externe publiek
•
de informatie is correct, realistisch en aan de doelgroep aangepast
•
de efficiëntie van de communicatie wordt gemeten.
Teneinde de coherentie van de communicatie te verzekeren werden de voornaamste kernpunten gedefinieerd: •
de hervorming van de Civiele Veiligheid is het grootste project van onze Algemene Directie voor de komende jaren;
•
de kern van onze opdracht is het helpen en beschermen van de bevolking en de goederen in geval van rampen, catastrofen en schadegevallen;
•
elk lid van de Algemene Directie werkt op zijn niveau mee aan de verwezenlijking van onze opdrachten.
2.2. Organisatie van de CO-campagne De sensibiliseringscampagne, «CO-campagne» genaamd, strekte ertoe het grote publiek te sensibiliseren voor de gevaren verbonden aan CO-vergiftigingen. Deze campagne liep van 11 tot 26 september 2004.
MANAGEMENT
De doelstellingen inzake interne communicatie zijn: 33
ACTIVITEITENRAPPORT
34
openbare brandweerdiensten, de verspreiding van folders in de postkantoren en bibliotheken,
2004
Om het publiek te bereiken, werden verschillende kanalen gebruikt: de opendeurdagen in de
2.4. Informatie - Documentatie
alsook de verspreiding van een TV-spot.
2.3. Projecten De Algemene Directie is van plan om nog talrijke projecten te verwezenlijken. De belangrijkste daarvan zijn de creatie van een internetsite en de oprichting van een interne krant.
Binnen de Algemene Directie is er een documentatiecentrum.
De opdracht van dit centrum is tweevoudig: -
Het zo snel mogelijk toegankelijk maken voor de interne medewerkers van nuttige informatie voor de verwezenlijking van hun activiteiten
-
de externe informatie-aanvragen beantwoorden.
De voornaamste taken van de cel “Documentatie en Archieven” zijn: •
Beheer van diverse databanken - monografieën, audio- en/of VHS-cassettes, CD, DVD en beheer van de bestellingen, folders/brochures - adressen van hulpdiensten - parlementaire vragen - pers - commissies en comités - abonnementen
•
Verzameling en coördinatie van de reglementering betreffende de Brandweerdiensten
•
Verzameling en coördinatie van de reglementering betreffende de Civiele Bescherming
•
Beheer van de bestellingen en de abonnementen
•
Klassering en bewaring van de originele reglementaire teksten
•
Actualisering van de gegevens van de ADCV – aanvragen van externe instanties
•
Actualisering van de geografische kaart van de interventiezones van de brandweerdiensten: - wijziging van de gegevens, - bestelling van nieuwe kaarten
•
Antwoorden op de externe en interne informatie-aanvragen
In 2004 heeft het Documentatiecentrum 568 externe informatie-aanvragen beantwoord: 14 per brief; 181 per mail en 365 per telefoon.
ICT Studie en totstandbrenging van een «netwerk»-infrastructuur
1.
Inleiding
De opdrachten van de dienst ICT van de Algemene Directie zijn: -
de “helpdesk”-dienst verzekeren voor de gebruikers;
-
materiële en logistieke ondersteuning bieden bij de informatisering van de verschillende diensten van de Algemene Directie;
-
het communicatienetwerk inzake informatica van de Algemene Directie uitbreiden en verbeteren;
-
de veiligheid van de informatie en de infrastructuur verzekeren.
2.
Een helpdesk-dienst verzekeren voor de gebruikers
Een informaticanetwerk is enkel nuttig als het goed onderhouden wordt en als de onderdelen ervan goed functioneren. De dienst ICT zorgt ervoor dat het werkinstrument van de gebruikers permanent functioneert en dat herstellingen zo snel mogelijk uitgevoerd worden. Het volgen van de evolutie van de interventies en het opmaken van statistieken gebeurt dank zij het «reporting» instrument. In 2004 werden meer dan 700 herstellingen uitgevoerd. Teneinde de dienstverlening aan de klant nog te verbeteren, bestudeerde de informaticadienst een nieuw helpdesk-concept. Gebruiksvriendelijkheid, reactiesnelheid en een betere follow-up van de gebeurtenissen staan hierbij centraal.
3.
Een materiële en logistieke ondersteuning bieden
De te vervullen taken zijn hoofdzakelijk: -
functioneel materieel leveren;
-
de evolutie ervan volgen;
-
het vervangen wanneer het verouderd is.
In dat kader werd 30% van het informaticapark vervangen in 2004. Een server werd geïnstalleerd om de bijwerking van software zoals Windows en Office te automatiseren, terwijl er eveneens automatische installatieprocedures werden ontwikkeld met de bedoeling de werklast te verlagen bij de vervanging van oude computers. Binnen de Algemene Directie werden alle werkstations uitgerust met Windows 2000 of XP.
MANAGEMENT
E.
35
2004
36
ACTIVITEITENRAPPORT
4.
Het communicatienetwerk van de Algemene Directie uitbreiden en verbeteren
Eén van de opdrachten van de ICT-dienst bestaat erin een nationaal communicatienetwerk uit te bouwen en te onderhouden, zodat de Algemene Directie in contact kan blijven met de operationele eenheden in gans België. De studie, ontwikkeling en beheer van een «netwerk»-infrastructuur waren de belangrijkste taken van de dienst in 2004. Een nieuwe server voor toegang op afstand voor de colonnes werd geactiveerd. Om het beheer op afstand te vergemakkelijken, werd de toegang tot het centrale netwerk van de Civiele Veiligheid geconfigureerd via FEDMAN (netwerk op hoge snelheid van de federale Staat). Een studie over het gebruik van het IP-telefonienetwerk van Regetel voor de gegevensdoorgang werd aangevat in 2004; aangezien de haalbaarheidstests overtuigend waren, zal de ontwikkeling van het netwerk plaatsvinden in 2005. De operationele eenheden van Brasschaat en van Crisnée, alsook het Federaal Opleidingscentrum van Florival werden uitgerust met een beveiligd informaticanetwerk. In de loop van het jaar 2005 zullen die infrastructuren uitgebreid worden met de installatie van servers die de centralisering van de gegevens en de optimalisering van de werkmethodes mogelijk zullen maken. Een studie over het toetreden tot het netwerk van de nieuwe operationele eenheid van Libramont werd gerealiseerd in 2004; de productie ervan zal plaatsvinden bij de operationalisering van de operationele eenheid in 2005
5.
De veiligheid van de informatie en de infrastructuur beheren
De rol van de dienst bestaat erin zich ervan te vergewissen dat de gecentraliseerde gegevens op de servers van de Algemene Directie bestand zijn tegen schade, zoals informaticapiraterij, informaticavirussen, het verlies van gegevens naar aanleiding van pannes, enz. Daartoe wordt het dagelijks beheer van de anti-virussen verzekerd door een daarvoor bestemde server. In 2004 werden nieuwe instrumenten bestudeerd en ontwikkeld om on line back-ups te kunnen realiseren. Die instrumenten maken het mogelijk om, in geval van pannes, de laatste drie versies van het opgeslagen document terug te vinden. De beveiliging van het netwerk wordt verzekerd door de Algemene Diensten. De rol van de dienst ICT blijft beperkt tot het controleren of die beveiliging efficiënt is tegen externe aanvallen.
Beheer van de gebouwen Nieuwe infrastructuren op komst
1.
Inleiding
Overeenkomstig artikel 2 van de wet van 1 april 1971 houdende oprichting van een regie der gebouwen, is de Regie ermee belast “de terreinen, gebouwen en aanhorigheden ervan, die noodzakelijk zijn voor de diensten van de Staat, voor de door de Staat beheerde Openbare diensten, ter beschikking van de Staat te stellen”.De Directie Gebouwen en Brandvoorkoming vervult de taken van huurder van de gebouwen van de Civiele Bescherming, in overleg met de Regie der Gebouwen.
2.
Beheer van de gebouwen van de operationele eenheden van de Civiele Bescherming
De vestigingen van de Civiele Bescherming zijn: -
Permanente Eenheid van Liedekerke
-
Permanente Eenheid van Brasschaat
-
Permanente Eenheid van Ghlin
-
Permanente Eenheid van Crisnée
-
Grote Wacht van Libramont (op komst)
-
Grote Wacht van Jabbeke
-
Grote Wacht van Gembloux (op komst)
-
Grote Wacht van Hasselt (op komst)
-
Federaal Opleidingscentrum voor de hulpdiensten van Florival
De vooruitgeschoven posten, waarin de vrijwilligers tewerkgesteld zijn, moeten hier nog aan toegevoegd worden. In 2004 werden de volgende werkzaamheden uitgevoerd: -
Gembloux (binnenafwerking, elektriciteit, verwarming,…)
-
Ghlin (infrastructuurproblemen, verwarming, omgeving)
-
Brasschaat (project benzine- en mazouttank)
-
Crisnée (voorontwerp van nieuw gebouw)
-
Federaal Opleidingscentrum voor de hulpdiensten van Florival (detectie)
-
Liedekerke (nieuw gebouw, omgeving)
-
Lochristi (verhuis)
-
Koekelaere (post ingenomen door de BW, voorlopige inrichting)
-
Jabbeke (project nieuwe loods)
-
Hasselt (globaal project installatie van een nieuwe site)
MANAGEMENT
F.
37
2004
38
ACTIVITEITENRAPPORT
G. Begroting en boekhouding Werkprocessen die ertoe strekken de productiviteit te verhogen
1.
Inleiding
De activiteiten van de dienst die verantwoordelijk is voor de begroting en de boekhouding van de Algemene Directie, zijn: -
de uitwerking, de controle en de follow-up van de administratieve begroting van de Algemene Directie en van de operationele eenheden;
-
de facturering van de door de Civiele Bescherming uitgevoerde interventies en het verhaal van de schulden.
1.1. Beheer van de begroting en van de boekhouding •
Het boekhoudkundig beheer van de ontvangsten, met onder andere: - de opbrengst van de terugbetaling uitgevoerd door de overheidsbedrijven voor het personeel dat ter beschikking gesteld wordt van de centra inzake call takers - de heffingen bestemd voor het Seveso-fonds - de heffingen bestemd voor het Nucleaire fonds - de heffingen op de verzekering inzake burgerlijke aansprakelijkheid bestemd voor het Fonds voor Beveiliging tegen Brand en Ontploffing - de opbrengst van de facturering van het vervoer per ziekenwagen en van de te betalen interventies van de Civiele Bescherming - de gedeeltelijke recuperatie van de financiële tussenkomst bij de aankoop van brandweermaterieel - de controle van alle gewone rekeningen betreffende de voormelde ontvangsten - de controle van de gewone rekening betreffende de Nationale Kas voor Rampenschade
•
De verwerking van de uitgaven, met onder andere: - de subsidies betreffende de prestaties van de aangestelden van de 100-centra: berekeningen en budgettaire follow-up - de bestellingen van de Civiele Veiligheid en de specifieke vastleggingen hiervoor - de specifieke of voorlopige vastleggingen voor alle materies beheerd door de Civiele Veiligheid, die een financiële impact hebben - de verwerking van 6.976 facturen in 2004 - de vereffening van de facturen - de voorbereiding en follow-up van de fondsvoorschotten toegekend aan de buitengewone rekenplichtigen van de operationele diensten en aan het Federaal Opleidingscentrum voor de hulpdiensten
- de vergoeding en follow-up van alle financiële operaties betreffende het personeel dat ter beschikking gesteld wordt van de centra inzake call takers.
1.2. Facturering van de prestaties van de operationele eenheden van de Civiele Bescherming Niet alle interventies van de Civiele Bescherming moeten betaald worden, maar enkel die interventies, die aan welbepaalde criteria voldoen. De facturering van de prestaties van de operationele eenheden en het verhaal van de schulden gebeuren op basis van artikel 85 van de wet van 24 december 1976 betreffende de budgettaire voorstellen 1976-1977 en het koninklijk besluit van 27 januari 1978 tot regeling van de wijze van vaststelling en verhaal van de kosten van sommige interventies en prestaties van de civiele bescherming. Het verhaal van de kosten veroorzaakt door het vervoer per ziekenwagen gebeurt op basis van de wet van 8 juli 1964 betreffende de dringende geneeskundige hulpverlening en het koninklijk besluit van 7 april 1995 houdende vaststelling van het tarief voor het vervoer per ziekenwagen.
2.
Budgettaire realisaties 2004 van de Civiele Veiligheid per activiteitenprogramma
Overzicht van de uitgaven 2004 (budget 13 - afdeling 54 - vastleggingen) Voorwerp van de uitgave Programma 0: Bestaansmiddelenprogramma Programma 1: Algemene inspectie van de operaties en de opleiding Programma 2: Operaties van de Civiele Veiligheid; uitrusting en opleiding voor de Civiele Veiligheid, de brandweerdiensten en de “100”-centra Programma 3: Fonds voor aanschaffing van materieel en uitrusting voor de opdrachten van de brandweerdiensten, voor rekening van de gemeenten, de intercommunales en de Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Programma 4: Fonds voor de risico’s van zware ongevallen (Seveso) Programma 5: Fonds voor de risico’s van nucleaire ongevallen Programma 6: Directie van de financiële interventies voor derden Programma 7: Rampenschade Programma 8: Oorlogsschade Programma 9: Kustwacht Totaal
Vastleggingen (in duizenden euro) 28.675 2
24.528
0 3.586 2.682 21.447 1.414 73 33 82.440
MANAGEMENT
- de diverse subsidies 39
gingen) Voorwerp van de uitgave
Vastleggingen (in duizenden euro)
Programma 0: Geïntegreerde noodoproepcentra Totaal
3.
2004
40
ACTIVITEITENRAPPORT
Overzicht van de uitgaven 2004 betreffende Call Takers (budget 13 - afdeling 63 - vastleg-
82.440
Verhaal van de kosten veroorzaakt door de te betalen interventies en het vervoer per ziekenwagen
3.1. Interventies Er werden 1796 interventies geregistreerd, verdeeld als volgt: -
1.132 werden zonder gevolg geklasseerd (wettelijke opdrachten – niet invorderbaar bij gebrek aan informatie bij de Procureur des Konings, …);
-
479 interventies werden gefactureerd voor een totaal bedrag van EUR 246.851 waarvan EUR 164.768 verhaald werd; 3 van die dossiers werden voor inning naar de domeinen gestuurd (1.863 EUR);
-
Bij 182 dossiers werd vóór de facturering informatie gevraagd.
Bovendien werd voor het beheer van de niet-afgesloten dossiers «voorgaande jaren» in 2004 een bedrag van EUR 146.726 verhaald.
3.2. Ziekenwagens Er werden 1.650 interventies inzake vervoer per ziekenwagen gefactureerd. Een bedrag van 185.238 EUR werd verhaald. Daaraan moet eveneens het beheer van de niet-afgesloten dossiers «voorgaande jaren» worden toegevoegd, waarvoor in 2004 een bedrag van 28.598 EUR verhaald werd.
4.
Perspectieven
De algemene opdracht van de financiële directie bestaat erin de andere directies waaruit de Algemene Directie bestaat, te ondersteunen. Haar projecten strekken er voornamelijk toe de productiviteit en de kwaliteit van het werk te verhogen en de dienstverlening te verbeteren. Daartoe wil zij meer in het bijzonder de werkprocessen voortdurend verbeteren en controleren. Die inspanning zal de komende jaren natuurlijk voortgezet worden. De hervorming van de Rijkscomptabiliteit, een project waarbij alle financiële diensten van de federale administraties rechtstreeks betrokken zijn, zal zeker een invloed hebben op de werkprocessen van de dienst en zijn organisatie.
2 Hervorming van de civiele veiligheid
2004
42
ACTIVITEITENRAPPORT
In het teken van de Commissie Paulus
1.
Inleiding
Op 12 juli 2003 zette de Regering de hervorming van de Civiele Veiligheid op de agenda. De Regering heeft met name het volgende verklaard: “Bij de huidige organisatie van de hulpverleningsdiensten (brandweer, civiele bescherming en dringende medische hulpverlening) zal getracht worden het beginsel van de integrale veiligheidszorg maximaal te ontwikkelen zonder bijkomende kost. Op reglementair vlak zal worden overgegaan tot een actualisering van de bestaande wetgeving om deze aan te passen aan de bestaande noden. Een analyse van mogelijke risico’s op het vlak van civiele veiligheid (brand, ontploffingen, wegongelukken, slecht weer, enz.) en dit voor het gehele grondgebied zal worden opgesteld. Op grond van deze analyse zullen de zones gerationaliseerd worden en het personeelsbeleid en het investeringsbeleid aangepast. Een betere dienstverlening aan de burger is daarbij het objectief.”10
In dat opzicht werd in februari 2004 een offerteaanvraag gelanceerd met het oog op een universitaire studie inzake de risicoanalyse. Die risicoanalyse heeft zowel betrekking op de in het ganse land aanwezige recurrerende risico’s (branden, dringende medische hulpverlening) als op de specifieke risico’s (overstroombare plaatsen, Seveso-ondernemingen, ondergrondse leidingen, …). Zij strekt er met name toe een parameetbaar informaticamodel voor de vestiging van de niet-politionele hulpdiensten te ontwikkelen.
Anderzijds werden in juni 2004 twee werkgroepen opgericht: de werkgroep “Organisatie” en de technische werkgroep “Risicoanalyse”. Die twee werkgroepen brengen verslag uit van hun werkzaamheden bij een begeleidingscommissie, de Commissie Paulus, bestaande uit vertegenwoordigers van de brandweerdiensten, de Civiele Bescherming, de verenigingen van steden en gemeenten, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, het Kabinet van de Minister van Binnenlandse Zaken en de administratie. De algemene doelstelling bestaat erin voorstellen uit te werken in het kader van de toekomstige hervorming van de brandweerdiensten. De catastrofe van Gellingen van 30 juli 2004 heeft eraan herinnerd “hoe gevaarlijk en tegelijk ook hoe levensbelangrijk het werk van onze brandweer en Civiele Bescherming is”.
Kort daarna, bij de opening van het parlementaire jaar, heeft de Eerste Minister eraan herinnerd “dat de structuren en de regelgeving aangepast moeten worden aan de noden en behoeften van de 21ste eeuw”11.
Werkgroepen en Commissie Paulus
De Algemene Directie was telkens vertegenwoordigd op de vergaderingen van de werkgroepen en van de commissie. Het secretariaat van de werkgroepen werd verzekerd door de administratie, in samenwerking met het Kabinet van de Minister van Binnenlandse Zaken. De aanwezigheid van de juristen van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid is noodzakelijk teneinde van bij het begin geïnformeerd te worden over de denkpistes en de doelstelling of de geest van de voorstellen tot hervorming. Die informatie van het terrein en de verworven kennis zal hen helpen bij het opstellen van de wetgevende teksten die de concretisering van de hervorming in een later stadium mogelijk zullen maken.
2.1.
Technische werkgroep
De technische werkgroep «Risicoanalyse» concentreert zich op de toekomstige operationele organisatie van de hulpdiensten en begeleidt de wetenschappelijke studie betreffende de risicoanalyse toevertrouwd aan een consortium van 4 universiteiten: de UCL (Université Catholique de Louvain), de VUB (Vrije Universiteit Brussel), de UA (Universiteit Antwerpen) en de UG (Universiteit Gent), die de technische medewerking kregen van Adhoc Solutions en N-Side. Die risicoanalyse strekt ertoe het aantal vereiste brandweerposten te definiëren om het Belgische grondgebied te dekken binnen een bepaalde interventietijd en rekening houdend met de aanwezige risico’s op plaatselijk niveau. De werkgroep onderzoekt de behoeften inzake personeel en materieel, die nodig zijn om het hoofd te bieden aan de aanwezige risico’s. Vertrekkende van een interventietermijn van 12 minuten moet zo het dekkingspercentage met de bestaande kazernes gemeten kunnen worden en moeten de ideale vestigingsplaatsen naar gelang van de gedekte grondgebieden gedefinieerd worden. Dat zal het voorwerp uitmaken van een informaticamodel dat de plaats aanduidt waar die brandweerposten idealiter geïnstalleerd moeten worden om het hele grondgebied binnen die interventietijd te bedienen. De doelstelling bestaat erin een beeld van de ideale situatie te verkrijgen en de resultaten van de risicoanalyse te kunnen gebruiken als objectief instrument bij het nemen van beleidsbeslissingen.
In een eerste stadium zal de ideale situatie niet gerealiseerd kunnen worden. We zullen eerst moeten proberen een optimale situatie te bereiken, door de situaties die het minst beantwoorden aan de ideale situatie prioritair te behandelen. [10] Regeerakkoord van 12 juli 2003, p.66 [11] Federale beleidsverklaring van 12 oktober 2004, p.29
HERVORMING
2.
43
ACTIVITEITENRAPPORT
44
ge wijze dat de medewerkers van de universiteiten hun vragen betreffende de operationele
2004
De technische werkgroep “Risicoanalyse” begeleidt de wetenschappelijke studie op zodani-
eiste personen en het nodige materieel vastgelegd worden.
realiteit van de hulpdiensten kunnen richten aan de leden van die werkgroep. De statistische gegevens of de vanuit die studie berekende resultaten kunnen eveneens getoetst worden aan de door de leden van de werkgroep opgedane ervaringen. De leden zullen daarna de operationele organisatie van de Civiele Veiligheid uitwerken, alsook de kwestie betreffende de interventietijd waarbinnen een burger moet kunnen rekenen op een interventie van de hulpdiensten. Bovendien zullen voor elke soort interventie het aantal ver-
De technische werkgroep “Risicoanalyse” vergaderde op 22 oktober, 22 november, 6 en 20 december 2004.
2.2. Werkgroep “Organisatie” De werkgroep “Organisatie” houdt zich voornamelijk bezig met de kwesties betreffende de administratieve organisatie van de Civiele Veiligheid. De leden van die werkgroep zullen zich uitspreken over de evolutie van de organisatie, de kwestie van de schaaleconomieën, de structurele maatregelen die kunnen bijdragen tot een efficiëntere organisatie. Bovendien zal er aandacht besteed worden aan de rechtspersoonlijkheid, de beheers- en bestuursorganen, hun samenstelling en hun bevoegdheden. Daarnaast denkt die werkgroep na over de grote lijnen van een eenvormig statuut voor het personeel van de brandweerdiensten, zowel voor de beroepsleden als voor de vrijwilligers. Het eenvormig statuut omvat zowel het financiële, administratieve en tuchtstatuut als het statuut op het vlak van het arbeidsrecht en de voorwaarden tot aanwerving en bevordering. De werkgroep “Organisatie” vergaderde op 28 oktober, 17 november en 2 december 2004.
2.3. Commissie Paulus De begeleidingscommissie werd geïnstalleerd op 7 september 2004 en kreeg de naam “Commissie Paulus” naar de naam van haar voorzitter, Camille Paulus, Gouverneur van de Provincie Antwerpen. De Commissie Paulus verzekert de coördinatie van de activiteiten en strekt ertoe een consensus te bereiken tussen de verschillende betrokken partijen omtrent het tussentijdse voorstel en het eindvoorstel van de 2 werkgroepen. Die Commissie zal haar taak natuurlijk voortzetten na 2004 en de voorstellen tot hervorming bestuderen zodat alle betrokken terreinactoren dezelfde richting uitgaan.
stellen betreffende de organisatie en de operationele werking van de Civiele Veiligheid, het statuut en de resultaten van de risicoanalyse aan de Minister voorleggen. De Minister zal dat eindvoorstel op zijn beurt omzetten in een beleidsinitiatief. Daarna zullen de ontwerpen van teksten die de concretisering van de hervorming mogelijk maken, opgesteld kunnen worden. Dan volgt het parlementair debat, tijdens welk de ontwerpen van wet hun parlementaire weg zullen vervolgen. De commissie "Paulus" vergaderde op 7 september, 8 november en 13 december 2004.
3.
Bijkomende middelen
Naar aanleiding van de catastrofe van Gellingen heeft de Regering besloten om bijkomende kredieten toe te kennen teneinde de openbare brandweerdiensten en de civiele bescherming uit te rusten met bijkomend materieel en bijkomende uitrustingen en de aanwerving van bijkomend personeel voor de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid mogelijk te maken.
Vóór Gellingen was de centrale administratie, zonder de dienst Rampenschade, beperkt tot 84 full time equivalents; de bijkomende kredieten hebben het mogelijk gemaakt om het kaderpersoneel uit te breiden door de aanwerving van 14 full time equivalents: 4 juristen, 2 industrieel ingenieurs voor de dienst aankopen, 3 ingenieurs-inspecteurs, 2 attachés voor de dienst opleiding en 3 bestuursassistenten.
HERVORMING
Wanneer de activiteiten van de twee werkgroepen beëindigd zijn, zal de Commissie de voor45
2004
ACTIVITEITENRAPPORT
46
3 Interventies
Interventies van de civiele bescherming Meer dan 3.591 interventies in 2004, de herziening van de werkprocessen
1.
Inleiding
De operationele eenheden van de Civiele Bescherming bieden, net zoals de openbare brandweerdiensten, hulp aan de bevolking, in geval van catastrofen, schadegevallen of rampen. Hun bestaan en hun activiteiten vormen de bestaansreden van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid.
2004
48
ACTIVITEITENRAPPORT
A.
Er zijn momenteel 6 operationele eenheden, gelegen te Brasschaat (dichtbij Antwerpen), Crisnée (dichtbij Luik), Ghlin (dichtbij Bergen), Jabbeke (tussen Brugge en Oostende), Liedekerke (in Vlaams-Brabant) en Neufchâteau (provincie Luxemburg). Zij interveniëren in België, maar ook in het buitenland. Zij nemen deel aan B-FAST12 en EU-FAST met het Detachement voor Interventie bij Rampen, DICa-DIR 13 genoemd.
Zij zijn belast met de volgende opdrachten14: a) Brandinterventies (versterking van de brandweerdiensten): •
Versterking bij de waterbevoorrading (pompen met zeer groot debiet en slangen) met gebruik van tanks ~ 2de niveau;
•
Versterking bij de schuimbevoorrading ~ 2de niveau;
•
Niet-dringende versterking inzake zwaar of gespecialiseerd materieel (bulldozer, kraan, tank);
•
Dringende versterking met superkanon.
b) Technische hulpverleningswerkzaamheden: •
Ambtshalve in geval van rampen of catastrofen;
•
Op aanvraag in geval van omvangrijke schadegevallen: zware werkzaamheden (stutten, afdekken met een zeil, opsporing en bevrijding van slachtoffers, vrijmaking van de openbare weg)
•
Ambtshalve interventie in geval van lucht- of spoorwegongevallen (opsporing en vrijmaking van slachtoffers);
•
Bijkomend versterking op aanvraag bij verkeersongevallen;
[12] B-FAST, p.57 [13] DICa-DIR, p.61 [14] De voormelde opdrachten worden geregeld door het koninklijk besluit van 7 april 2003 tot verdeling van de opdrachten inzake civiele bescherming tussen de openbare brandweerdiensten en de diensten van de civiele bescherming.
Duikersteam voor langdurige interventie;
•
Interventiegroep in gevaarlijke omgevingen;
•
Hondenbrigade: organisatie en interventie;
•
Speleohulpverleningsteam.
c) Interventies in geval van vervuilingen Vervuiling met koolwaterstoffen: •
Op aanvraag, in geval van vervuilingen waarvan de oppervlakte of het mogelijke risico op uitbreiding groter is dan 100 m2 (grond) of 25 m2 (water), voor de detectie, de neutralisatie, de verzameling en de reiniging;
•
Verwijdering en transport (gebruik van vacuümtank).
Chemische vervuilingen: •
Op aanvraag, in geval van schadegevallen die de interventiesite overschrijden of dreigen te overschrijden: detectie, dichting, overgieten, reiniging en ontsmetting;
•
Meetplan (specialisatie als analyse-instrument);
•
Transport en grote evacuatie;
•
Nazicht van de niet-besmette gaspakken geleverd door de FOD Binnenlandse Zaken voor de zonale en suprazonale diensten;
•
Ontsmetting en opvang van de bevolking.
Nucleaire vervuilingen: •
Uitvoering van het individuele meetplan;
•
Meetplan;
•
Ontsmetting van het personeel;
•
Ontsmetting en opvang van de bevolking.
Biologische vervuilingen: •
Logistiek bij epidemieën, epidemieën bij dieren, botulisme.
d) Interventies in geval van overstromingen: •
Versterking op aanvraag in geval van omvangrijke en zware pompwerken;
•
Dichting van dijken en interventies in geval van overstroming van waterlopen of risico op overstromingen;
•
Evacuatie van de bevolking en verdeling van levensmiddelen.
e) Telecommunicatie en coördinatie: •
Communicatie- en logistieke middelen voor het Federaal en Provinciaal Coördinatiecentrum.
INTERVENTIES
•
49
ACTIVITEITENRAPPORT
50
•
2004
f) Preventieve opdrachten: Op aanvraag van de overheden en de organisatoren: aanwezigheid tijdens manifesta-
h) Waarschuwing:
ties waarbij veel toeschouwers op een kleine oppervlakte aanwezig zijn en die, wegens hun hevig verloop en/of het gebruik van gevaarlijke mechanische toestellen, een risico op zware ongevallen inhouden.
g) Verdeling van drinkbaar water.
•
Waarschuwing door middel van sirenes in geval van chemische of nucleaire ongevallen.
i) Logistiek: •
Humanitaire opdrachten;
•
Langdurige gerechtelijke opdrachten;
•
Op aanvraag van de FOD Binnenlandse Zaken, vervoer van bijzonder materieel en/of goederen en personen;
•
Verdeling van levensmiddelen;
•
Hulp aan of repatriëring van slachtoffers.
Naast die activiteiten hebben de operationele eenheden van de Civiele Bescherming zich in 2004 gewijd aan een ongewone oefening: de herziening en de optimalisering van hun werkprocessen teneinde «de efficiëntie van de interventie» te garanderen, een doelstelling die vermeld wordt in het strategische plan van onze FOD 15. Dat moderniseringsproject werd omgedoopt tot het MPM 716.
[15] Strategische doelstelling nr. 9.6 [16] Zie infra, p. 29
Overzicht van de in 2004 uitgevoerde interventies INTERVENTIES
2.
2.1. Overzicht van de interventies per soort
Liedekerke
Neufchâteau
Ghlin
Jabbeke
Crisnée
Brasschaat
Totaal
Soort
Brand Vervuiling Overstroming Waterbevoorrading Verkeersongeval Instorting Ontploffing Storm Duiken Bomalarm Wespennesten Vervoer/Werkzaamheden Humanitaire hulp Preventieve interventie Logistiek Demo / Oefening Juridische bijstand Andere
46 228 29 53 23 5 2 7 0 1 101 21 5 7 20 22 62 33
34 212 3 47 17 0 0 4 0 0 0 63 0 10 8 4 0 77
86 228 9 80 61 8 32 15 0 0 0 162 85 12 39 40 0 0
4 67 5 4 1 0 0 1 0 0 0 52 10 1 94 20 12 17
47 182 7 56 80 22 2 11 53 1 1 56 130 83 13 32 0 6
31 103 0 48 73 1 1 9 1 6 0 11 28 34 164 10 0 0
248 1020 53 288 255 36 37 47 54 8 102 365 258 147 338 128 74 133
Totalen
665
479
857
288
782
520
3591
Vervoer/Werkzaamheden 10,2% Bomalarmen 0,2%
Wespennesten 2,8% Duiken 1,5%
Humanitaire hulp 7,2% Preventieve interventies 4,1%
Stormen 1,3% Logistiek 9,4%
Ontploffingen 1,0% Instortingen 1,0%
Tentoonstellingen/ Demo’s/Oefeningen 3,6%
Verkeersongevallen 7,1%
Gerechtelijke onderzoeken 2,1% Andere 3,7% Waterbevoorrading 9% Brand 6,9% Overstroming 1,5%
Vervuiling 28,4%
51
1000 857 782
800 665 600
520 479
400 2004
288
sc Br
as
Ja
C
ris
ha
né
at
e
e ek bb
hl in G
ha fc eu N
Li ed
ek
te
er
ke
0
au
200
2.3. Overzicht van alle prestaties Personen/Uren volgens de aard van de in 2004 uitgevoerde interventies
Ghlin
Jabbeke
Crisnée
Brasschaat
Brand Vervuiling Overstromingen Waterbevoorrading Verkeersongevallen Instortingen Ontploffingen Stormen Duiken Bomalarmen Wespennesten Vervoer/Werkzaamheden Humanitaire hulp Preventieve interventies Logistiek Tentoonstellingen/Demo’s/ Oefeningen Gerechtelijke onderzoeken Andere
573:3217 3272:55 361:51 579:35 241:14 55:20 27:00 58:55 0:00 11:56 149:14 182:57 242:35 189:18 968:48
894:52 2041:13 36:35 753:55 374:15 0:00 0:00 128:25 0:00 0:00 0:00 722:30 0:00 243:20 228:00
1273 :16 2182 :08 82:32 761:50 754 :08 86:10 977:08 115:00 0:00 0:00 0:00 2438 :36 2837 :05 1219:00 1147 :26
99:23 2887:26 56:26 8:55 21:00 0:00 0:00 39:05 0:00 0:00 0:00 647:55 2407:30 7:30 1913:05
1362:50 1845:15 68:13 448:55 388:43 167:27 64:00 117:29 2176:03 6:12 4:30 1338:02 5090:53 2067:40 117:08
943:16 2481:31 0:00 166:21 208:17 1:00 43:00 130:47 35:40 10:48 0:00 297:35 2113:40 410:26 6010:43
5147 :09 14710 :28 605 :37 2719 :31 1987 :37 309 :57 1111 :08 589 :41 2211 :43 28 :56 153 :44 5627 :35 12691 :43 4137 :14 10385 :10
1362:32 1891:01 949:37
165:30 0:00 3815:18
1578 :16 0:00 0:00
891:35 536:50 288:35
1786:29 0:00 148:24
483:03 0:00 0:00
6267 :25 2427 :51 5201:54
Totaal
11118:20
9403:53
15452:35
9805:15
17198:13
13336:07
76314 :23
[17] 573 : 23 = 573 uur en 23 minuten
Totaal
Neufchâteau
Aard Liedekerke
52
ACTIVITEITENRAPPORT
2.2. Overzicht van de interventies per operationele eenheid
2.4. Totaal van de prestaties Personen/Uren per operationele INTERVENTIES
eenheid voor het jaar 200418
20000 17.198:13 15.452:35 15000
13.333:7 11.118:20 9.805:15
9.403:53
10000
at sc as
Br
C
ris
ha
né
e
e Ja
bb ek
hl in G
ha fc eu N
Li
ed
ek
te
er
ke
0
au
5000
3.
Evolutie van het aantal interventies in de tijd
3.1. Aantal interventies per soort Soort
2001
2002
2003
2004
Brand Vervuiling Overstromingen Waterbevoorrading Verkeersongevallen Instortingen Ontploffingen Stormen Duiken Bomalarm Wespennesten Vervoer / Werkzaamheden Humanitaire hulp Preventieve interventies Logistiek Demo / Oefeningen Gerechtelijke onderzoeken Andere
242 1.562 234 480 330 29 11 54 14 1 47 359 107 304 112 105 7 97
229 1158 994 423 335 39 9 328 1 8 68 378 304 133 80 117 14 93
406 1116 442 669 263 38 1 29 61 5 82 344 171 180 298 122 49 99
248 1020 53 288 255 36 37 47 54 8 102 365 258 147 338 128 74 133
Totaal
4095
4711
4375
3591
[18] NB: De berekening van de prestaties vloeit voort uit de volgende operatie: Duur van de interventies in Uren x Aantal personen = Totaal aantal gepresteerde uren (vb. 573 :23 = 573 uren en 23 minuten)
53
ACTIVITEITENRAPPORT
54
Naast de overstromingen, de versterkingen bij brand en de drinkwaterbevoorradingen die een
2004
3.2. Evolutie van de interventies tussen 2003 en 2004
tuigen en een ruim gamma aan diverse producten teneinde de vervuilingen, zowel op het land
sterke daling gekend hebben, zijn de andere interventies in 2004 fors gestegen. Die stijging kan vooral verklaard worden door de groeiende interventieaanvragen voor stormen, ontploffingen en langdurige humanitaire opdrachten (zoals de interventie in de gevangenissen bij stakingen van het penitentiair personeel). De aanvragen tot logistieke bijstand in het kader van de verschillende gerechtelijke onderzoeken zijn eveneens vermeerderd in aantal. Dankzij de specifieke opleiding van het personeel, de aankoop van speciaal uitgeruste voer-
als op het water, ecologisch en snel te bestrijden, worden de operationele eenheden steeds meer opgeroepen om de brandweerdiensten te versterken.
Anderzijds werden de operationele eenheden sinds 2001 belast met de verzameling van brieven en pakketten die de antraxbacterie zouden kunnen bevatten en met het transport ervan naar het onderzoekslaboratorium CODA-SERVA teneinde de analyse van de genomen stalen uit te voeren. De gebrevetteerde dragers van chemische tenues hebben eveneens gezorgd voor de ontsmetting van de vervuilde plaatsen. Ten opzichte van vorig jaar waren er relatief weinig interventies nodig naar aanleiding van verkeersongevallen. Daarnaast moet er vastgesteld worden dat er de twee laatste jaren een verhoging was van het aantal duikinterventies: 54 interventies in 2004 tegenover 1 interventie in 2002.
Ten slotte werd er dit jaar weinig beroep gedaan op de Civiele Bescherming voor preventieve opdrachten, vervoer of technische hulpverlening bij instortingen.
Civiele Bescherming uitgevoerde interventies sinds 1993
4711
5000 4095
4375
3962 4000 3476 3321 3631
2955
3591 3302
3000
3025 2766
2000
1000
0 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004
3.4. Algemeen overzicht van de «antrax-interventies» uitgevoerd door de operationele eenheden tussen oktober 2001 en december 2004
Aantal interventies Liedekerke Neufchateau Ghlin Jabbeke Crisnée Brasschaat
558 36 198 103 174 142 1211
INTERVENTIES
3.3. Totaal van de door de operationele eenheden van de 55
2004
56
ACTIVITEITENRAPPORT
4.
Optimalisering van de taken en van de organisatie van de operationele eenheden
Om de werkprocessen binnen de operationele eenheden te verbeteren, werd er in januari 2004 een werkgroep opgericht van een tiental medewerkers van die eenheden. Het ging om medewerkers van verschillende niveaus en van een verschillende taalgroep die gegroepeerd werden rond een projectleider, de heer F. De Kock, leidend ambtenaar van de operationele eenheid van Liedekerke. Deze werkgroep heeft gedurende 2004 eenmaal per week vergaderd om in de eerste plaats een inventaris op te maken van de bestaande werkprocessen en ze te onderzoeken (AS IS). Daarna werden die processen geanalyseerd, verbeterd en beschreven (TO BE).
De werkprocessen waaraan de groep in het bijzonder aandacht besteed heeft, zijn de volgende: -
het proces «definiëring van de opdrachten»
-
het proces «afsluiten van overeenkomsten met de partners/klanten»
-
het proces «interne verdeling van de opdrachten (specialisatie)»
-
het proces «coördinatie van de interventies en operationele communicatie»
-
het proces «interventie en uitvoering»
-
het proces «oefening met externe diensten»
-
het proces «opleiding»
-
het proces «beheer van de beschikbaarheid van het personeel»
-
het proces «aankoop van materieel»
-
het proces «onderhoud van het materieel»
-
het proces «beheer van de beschikbaarheid van het materieel»
-
het proces «verdeling van de budgetten»
-
het proces «beheer van de consumptiegoederen en van het materieel».
Zodra de processen herbekeken waren, moest er een raming komen van de human resources, de infrastructuur, de uitrusting, de ICT,… nodig voor de aanwending ervan. Er werd een risicoanalyse i.v.m. de nieuwe processen gerealiseerd. Daarna werd een aantal maatregelen gedefinieerd teneinde de risico’s te vermijden of te beperken. Tijdens dat jaar werden twee Quick Wins aangewend met de volgende doelstellingen: -
verbetering van de operationele communicatie tussen de eenheden;
-
specialisatie van de operationele eenheden.
Om de analysefase van het moderniseringsproject af te sluiten, werd een reeks projecten gedefinieerd die de geleidelijke overgang van de bestaande situatie (AS IS) naar de ideale situatie (TO BE) mogelijk zullen maken. De concrete aanwending ervan zal starten in januari 2005.
Een snelle-interventiestructuur in het buitenland
1.
Inleiding
Naar aanleiding van de aardbevingen in Turkije heeft België in augustus en november 1999 humanitaire hulpoperaties opgezet. Voor deze operaties werd er een beroep gedaan op personeel en materieel van enkele federale departementen (Buitenlandse Zaken, Landsverdediging, Volksgezondheid, Binnenlandse Zaken), van de brandweerdiensten en van sommige niet-gouvernementele organisaties (Artsen Zonder Grenzen, Rode Kruis, enz.).
Hoewel ons land bij de eerste was om hulp te bieden en hoewel de geleverde bijstand ten zeerste geapprecieerd werd, is tijdens deze operaties evenwel gebleken dat er verbeteringen konden worden aangebracht op het vlak van de voorbereiding en de coördinatie. Deze verbeteringen vereisten de organisatie van een structuur die voortdurend op een vlugge en efficiënte manier kon worden gemobiliseerd.
Op 10 november 2000 heeft de federale Regering derhalve de beslissing genomen om een snelle-interventiestructuur op et richten met het oog op de organisatie van dringende acties van humanitaire bijstand in het buitenland bij catastrofen of rampen (Belgian First Aid & Support Team – B-FAST)19.
Sindsdien zijn de hulpdiensten, de Civiele Bescherming en de openbare Brandweerdiensten meermaals samen tussengekomen in het buitenland: •
Een operatie naar aanleiding van een vulkaanuitbarsting in Goma (Democratische Republiek Kongo) in januari 2001;
•
Een operatie naar aanleiding van buitengewone overstromingen van de rivier Vitava in de Republiek Tsjechië in augustus 2002;
•
Operaties naar aanleiding van de olievlekken veroorzaakt door de schipbreuk van de olietanker Prestige in Galicië (Spanje) en aan de kust van Portugal in november en december 2002; •
Een operatie naar aanleiding van een aardbeving in Algerije in mei 2003;
[19] Het koninklijk besluit van 28 februari 2003 tot oprichting van een coördinatieraad voor noodbijstand in het buitenland bij catastrofe of calamiteit en van een ondersteunende permanente dienst B-FAST (Belgian First Aid and Support Team) – Belgisch Staatsblad van 24/07/2003.
INTERVENTIES
B. Belgian First Aid & Support Team (B-FAST)
57
2004
58
ACTIVITEITENRAPPORT
•
Een operatie naar aanleiding van de buitengewone overstromingen in het zuiden van Frankrijk in december 2003;
•
Een operatie naar aanleiding van een aardbeving in Iran in december 2003.
2.
Zendingen
De doelstelling van de B-FAST structuur bestaat erin de eerste noodhulp te verlenen binnen de 12 uur na de beslissing tot interventie. Een B-FAST zending mag in principe niet langer duren dan 10 dagen.
De B-FAST structuur wordt geactiveerd wanneer er voldaan wordt aan drie voorwaarden: •
De ramp moet zo’n omvang hebben dat de hulpdiensten van de betrokken landen niet meer in staat zijn om de vereiste bijstand te leveren en dat het leven of de gezondheid van de personen in gevaar komt;
•
De overheden van de getroffen landen moeten een beroep doen op de Belgische hulp of op de hulp van de internationale gemeenschap;
•
Er wordt niet geïntervenieerd bij gewapende conflicten.
3.
Werking
In het kader van de voormelde structuur bestaat er binnen de FOD Buitenlandse Zaken een permanente ondersteuningsdienst, «Cel B-FAST» genoemd. Daarbij zijn drie organen betrokken: een Coördinatieraad, een Planningcomité en een Adviescomité.
3.1. Cel B-FAST Naar gelang van de activeringsgraad van de structuur B-FAST, is de Cel B-FAST belast met: •
het onderhouden van permanente contacten met de Belgische diplomatieke en consulaire posten in het buitenland, evenals met de internationale organisaties (NAVO, EU, VN, enz.)
•
het verzekeren van het secretariaat van de vergaderingen van de Coördinatieraad
•
het voorbereiden van het budget van B-FAST
•
het opmaken van een inventaris van het materieel B-FAST
•
het opmaken van een situatieschema in geval van rampen of catastrofen in het buitenland
•
het leveren van een administratieve ondersteuning in geval van operaties
•
het uitvoeren van een debriefing na de operaties
•
of het verzekeren van de follow-up van het personeel dat van een zending terugkomt.
Binnen dat orgaan wordt de Algemene Directie vertegenwoordigd door een verbindingsofficier.
Coördinatieraad
Buiten de activeringsfases van B-FAST is de Coördinatieraad het beheersorgaan van de structuur. Hij moet dus een aantal beslissingen nemen, met name inzake investerings- en werkingskosten van de structuur. Zodra een derde land een aanvraag tot dringende hulp formuleert die overeenstemt met de mogelijke opdrachten van B-FAST, roept de Minister van Buitenlandse Zaken of zijn gemachtigde, in zijn hoedanigheid van Voorzitter van de Coördinatieraad, de leden van deze raad bijeen. Na deze vergadering doet de Voorzitter van de Coördinatieraad een voorstel aan de Ministerraad die onmiddellijk samenkomt om dit voorstel al dan niet goed te keuren. De Voorzitter van de Coördinatieraad is verantwoordelijk voor de uitvoering van de beslissing van de Ministerraad. Hiertoe wijst hij de persoon aan die belast is met de coördinatie van de Belgische actie in de geteisterde buitenlandse zone. De Raad is samengesteld uit vertegenwoordigers van de verschillende betrokken FOD’s. De voor de operaties verantwoordelijke adviseur-generaal zetelt binnen dat orgaan.
3.3. Planningcomité Het Planningcomité functioneert als een werkgroep die de verschillende dossiers voorbereidt die door de Directeur van de Cel B-FAST ter goedkeuring aan de Coördinatieraad voorgelegd zullen worden. Deze dossiers hebben met name betrekking op de ontwikkeling van de interventieprocedures, de oprichting van samenwerkingsverbanden tussen de verschillende departementen of de uitwerking van nieuwe actiewijzen. Wat het gebruik van de aan B-FAST toegekende kredieten betreft (aankoop van materieel, opleiding van het personeel, enz.), kan het Planningcomité eveneens voorstellen doen aan de Directeur van de Cel B-FAST. Deze voorstellen worden bestudeerd door de Cel B-FAST die het budget van de structuur voorbereidt om het aan de Coördinatieraad voor te leggen. Het comité brengt de vertegenwoordigers van de verschillende betrokken departementen bijeen. Naar gelang van de agendapunten, stuurt de Algemene Directie desbetreffende technici of deskundigen.
3.4. Adviescomité Het Adviescomité wordt bij de werkzaamheden van het Planningcomité betrokken voor de voorbereiding van bepaalde dossiers (samenwerking tussen de Staat en de NGO’s, totstandbrenging van specifieke interventiemiddelen, enz.). De FOD Binnenlandse Zaken is niet vertegenwoordigd binnen dit orgaan.
INTERVENTIES
3.2
59
ACTIVITEITENRAPPORT
60
Operaties en oefeningen in 200420
In februari 2004 heeft de B-FAST structuur beslist om deel te nemen aan een operatie naar
2004
4.
5.
aanleiding van een aardbeving in de provincie Al Hoceima in het noordoosten van Marokko. Er werd eveneens besloten om deel te nemen aan een oefening georganiseerd door het Communautaire Mechanisme inzake Civiele Bescherming (Europese Commissie) in Finland in november 2004 (scenario waarbij een aardbeving gesimuleerd werd).
Budget
De investerings- en werkingskosten van de B-FAST structuur, alsook die van de operaties en de opleidingen (met name die van het DICa-DIR) die zij organiseert, worden gedekt door een jaarlijkse toelage aan de FOD Buitenlandse Zaken.
Organisatie van B-FAST:
Ministerraad Coördinatieraad B-FAST Voorzitter: Minister van Buitenlandse Zaken of zijn afgevaardigde Vertegenwoordigers van de: Eerste Minister Minister van Ontwikkelingssamenwerking Minister van Begroting Minister van Defensie Minister van Volksgezondheid Minister van Binnenlandse Zaken Permanente secretaris: Directeur van de Cel B-FAST
Cel B-FAST (FOD Buitenlandse Zaken) Directeur en 2 ambtenaren van de FOD Buitenlandse Zaken Verbindingsofficieren van de andere FOD’s (tijdens de operaties)
Planningcomité B-FAST
Adviescomité B-FAST
Voorzitter: Directeur van de Cel B-FAST
Vertegenwoordigers van NGO's & deskundigen inzake noodhulp (Rode Kruis, CNVV, Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, enz.)
Vertegenwoordigers van : FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking FOD Binnenlandse Zaken MInisterie van Defensie FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen & Leefmilieu FOD Budget & Beheerscontrole
[20] DICa-DIR p. 61
Interventie in Marokko en oefening in Finland
1.
Inleiding
Het «Detachement voor Interventie bij Rampen» (DICa-DIR) vormt de bijdrage van de FOD Binnenlandse Zaken tot de door B-FAST21 georganiseerde operaties. Het is de vrucht van een nauwe samenwerking tussen de Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid.
Het DICa-DIR kan interveniëren in het buitenland bij eender welke soort catastrofe of ramp (overstromingen, vervuilingen, aardbevingen, enz.). Wat de hulpverleningsinterventies na aardbevingen betreft, is snel de noodzaak gebleken om te beschikken over specialisten. Daarom moeten de teamleden van het detachement die dit soort opdrachten uitvoeren, een specifieke selectieve opleiding volgen22. Zij vormen het DICaDIR USAR (Urban Search And Rescue).
2.
Doelstelling
De doelstelling van het DICa-DIR bestaat erin een detachement voor snelle interventie ter beschikking te stellen van B-FAST, dat duidelijk geïdentificeerd is en aan België de mogelijkheid geeft gestructureerde en multidisciplinaire hulp aan te bieden in het buitenland bij hulpverleningsoperaties. De leden van het DICa-DIR behoren ofwel tot de Civiele Bescherming ofwel tot een openbare brandweerdienst; ze worden opgenomen in een reserve. Op verzoek van de Coördinatieraad B-FAST kan het detachement geactiveerd en opgericht worden vanuit die reserve. De teamleden die het detachement vormen, zijn dus niet altijd dezelfde en het aantal leden kan variëren. Het detachement heeft al deelgenomen aan verschillende operaties en talrijke oefeningen.
[21] Zie Belgian First Aid & Support Team, p. 57 [22] Zie Opleiding, p. 16
INTERVENTIES
C. DICa-DIR 61
2004
62
ACTIVITEITENRAPPORT
3.
Selectie en opleiding van de teamleden van het DICa-DIR USAR
Er wordt een selectieve opleiding georganiseerd voor de teamleden van het detachement die zich willen specialiseren in de operaties naar aanleiding van aardbevingen, ontploffingen en aardverschuivingen. Eind 2001 heeft de Algemene Directie bij de Civiele Bescherming en bij sommige brandweerdiensten een oproep gedaan voor dit soort kandidaat-teamleden. De eerste selectiefase, die plaatsvond tijdens het eerste trimester van 2002, bestond uit een verhoor door een examencommissie, gevolgd door een onderhoud tussen de kandidaat en een psycholoog. De kandidaten die in aanmerking werden genomen bij deze voorselectie (ongeveer 300), mogen deelnemen aan een opleidingscyclus met twee stages gedurende welke zij geëvalueerd worden. De laureaten van deze stages worden effectieve teamleden van het DICa-DIR USAR. De eerste stage strekt ertoe de stagiairs op te leiden in technieken van opsporing, lokalisering, opgraving en evacuatie van levende personen bedolven onder puin ten gevolge van instortingen veroorzaakt door een aardbeving, een ontploffing of een aardverschuiving. De tweede stage is erop gericht de werkomgeving van een opdracht te simuleren in geval van een ramp of een catastrofe in het buitenland (leven in groep, beperkt comfort, fysiek en psychologisch moeilijk te verdragen situaties). Voor de kandidaten die de voorselectie van 2002 haalden, werden twee selectieve opleidingssessies georganiseerd in 2002, een derde in 2003 en een laatste in 2004 23. Momenteel beschikt het DICa-DIR USAR over een reserve van 200 gespecialiseerde teamleden.
4.
Materieel
Het meeste materieel dat specifiek is voor de behoeften van de gespecialiseerde opdrachten van het detachement, werd reeds aangekocht door B-FAST. Het is opgeborgen in een site van Defensie (samen met het materieel B-FAST van Defensie), dichtbij de militaire luchthaven van Melsbroek. De aankoop van bijkomend materieel is voorzien in het budget B-FAST van dit jaar.
[23] Zie opleiding p. 16
Operaties en oefeningen
Naar aanleiding van de door de structuur B-FAST genomen beslissing, hebben de openbare brandweerdiensten en de Civiele Bescherming in februari 2004 deelgenomen aan een operatie naar aanleiding van een aardbeving in de provincie Al Hoceima in het noordoosten van Marokko. Het team DICa-DIR bestond uit 18 leden die behoorden tot de Civiele Bescherming en de openbare brandweerdiensten. Zijn opdracht bestond uit het plaatsen van tenten en het verdelen van dekens. Het team B-FAST - DICa-DIR heeft in november 2004 eveneens deelgenomen aan een oefening georganiseerd door het Communautaire Mechanisme inzake Civiele Bescherming (Europese Commissie) in Finland (scenario waarbij een aardbeving gesimuleerd werd). Die oefening strekte er voornamelijk toe het Communautaire Mechanisme inzake Civiele Bescherming te testen, in omstandigheden die zo goed mogelijk bij de werkelijkheid aansloten. Dit gebeurde aan de hand van een grootschalige oefening, gevolgd door een debriefing. Het scenario simuleerde een ingewikkelde noodsituatie, namelijk een aardbeving die enkele technologische en milieu-ongevallen veroorzaakte. In totaal hebben twee waarnemers en vijftien leden van de Belgische hulpdiensten (openbare brandweerdiensten en Civiele Bescherming) aan die oefening deelgenomen. Het Belgische team moest middelen aanbrengen teneinde de reddings- en bergingsoperaties te verzekeren. Het bestond eveneens uit een kynologenhulpverleningsteam.
6.
Perspectieven
De werking van een organisatie zoals het DICa-DIR vereist een nauwkeurigheid die enkel gebaseerd kan zijn op een reglementering waarbij niets aan het toeval wordt overgelaten. Daarom heeft de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid een ontwerp van ministerieel besluit opgesteld betreffende het detachement voor interventie bij rampen of catastrofen in het buitenland (DICa-DIR) en betreffende de coördinatiecel van het detachement voor interventie bij rampen of catastrofen in het buitenland (coördinatiecel van het DICa-DIR) . Dit besluit werd ter advies aan het Comité A voorgelegd en zou bekendgemaakt worden in 2005.
INTERVENTIES
5.
63
2004
64
ACTIVITEITENRAPPORT
D. Kynologenhulpverlening «Hondenbrigades» Een steeds grotere vraag om hulp te bieden aan bedolven personen
1.
Inleiding
Sinds enkele jaren werkt de Algemene Directie aan de uitwerking van een volledige reglementering die ertoe strekt ons land uit te rusten met een georganiseerde structuur inzake kynologenhulpverlening. Na veel getreuzel in dit dossier heeft de actualiteit van de maand augustus 1999 – aardbeving in Turkije – een heropleving van de werkzaamheden betreffende de organisatie van kynologenhulpverleningsteams veroorzaakt. Het totaalbeeld betreffende het beheer en de coördinatie van de teams van Belgische redders die zich vergezeld van honden naar de plaats van die catastrofe begeven hebben, heeft immers aangetoond dat er heel wat gebreken waren op dat vlak. Het gevolg daarvan was dat ons land dringend nood had aan een duidelijk geïdentificeerde en georganiseerde structuur inzake kynologenhulpverlening. De Algemene Directie was zich bewust van die problematiek en eind 1999 heeft zij een werkgroep opgericht, belast met het uitwerken van desbetreffende voorstellen. De beslissing van de federale Regering van 10 november 2000 om een snelle-interventiestructuur op te richten met het oog op de organisatie van dringende acties inzake humanitaire bijstand in het buitenland in geval van catastrofen of rampen (mechanisme B-FAST)24 heeft de noodzaak om georganiseerde kynologenhulpverleningsteams op te richten, nog versterkt. Eén van de opdrachten van die structuur is immers de interventie van leden van de openbare hulpdiensten (brandweerdiensten & Civiele Bescherming) bij aardbevingen in het buitenland teneinde onder puin bedolven personen op te sporen en hulp te bieden. Dit impliceert meteen het gebruik van kynologenhulpverleningsteams.
2.
Oprichting van de structuur
In 2002 werd een eerste en belangrijke stap genomen voor het opzetten van een gestructureerde organisatie van de kynologenhulpverleningsteams: op 18 oktober 2002 werd immers het koninklijk besluit van 11 oktober 2002 tot organisatie van kynologenhulpverleningsteams in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. De overgangsmaatregelen van het koninklijk besluit bepalen dat de kynologenhulpverlenings-
[24] Zie Belgian First Aid & Support Team, p. 57
weerdiensten en permanente eenheden van de Civiele Bescherming, een voorlopige accreditering van de FOD Binnenlandse Zaken kunnen genieten. Zij genieten deze accreditering tot op het moment dat de eerste examensessie tot het behalen van een getuigschrift van hulphondengeleider georganiseerd wordt. Eind december 2002 is de Algemene Directie overgegaan tot de inventarisatie van de teams, in samenwerking met de Koninklijke Belgische Brandweerfederatie, de “Fédération Royale des Corps de Sapeurs-Pompiers de Belgique” en de permanente eenheden van de Civiele Bescherming. Begin 2003 werd door de Algemene Directie een test georganiseerd om de competenties van deze teams te evalueren en over te gaan tot de voorlopige accreditering van de teams die voor de test geslaagd zijn.
In april 2003 hebben het Technisch Comité (inzake kynologenhulpverlening) – opgericht door het koninklijk besluit – en de Algemene Directie het volgende georganiseerd: 1.
een seminarie voor de actualisering van de kynologenhulpverleningstechnieken, bestemd voor de aanwijzing van de eerste instructeurs inzake kynologenhulpverlening;
2.
een examen bestemd voor de aanwijzing van de eerste coördinatoren van de kynologenhulpverleningsoperaties.
Daarna werd overgegaan tot de officiële aanwijzing van de eerste instructeurs en coördinatoren. Overeenkomstig artikel 34 van het voormelde besluit, heeft de FOD Binnenlandse Zaken – Directie van de Civiele Veiligheid een overeenkomst gesloten met elke overheid waarvan een openbare brandweerdienst afhangt die hondengeleiders of coördinatoren van de kynologenhulpverleningsoperaties binnen zijn leden telt. In 2004 heeft de Algemene Directie een contract afgesloten met Ethias teneinde het herstel van de schade te verzekeren die voortvloeit uit ongevallen waarvan de hondengeleider het slachtoffer is tijdens of wegens kynologenhulpverleningsoperaties en voortgezette opleidingen uitgevoerd in toepassing van de overeenkomst, met inbegrip van de ongevallen die kunnen gebeuren op de weg van en naar de interventieplaats of de opleidingsplaats.
3.
Opdrachten en structuren
De opdrachten van de kynologenhulpverleningsteams zijn: a)
de opsporing en de redding van bedolven personen naar aanleiding van met name ontploffingen, instortingen van gebouwen, aardbevingen of aardverschuivingen. Om dit soort opdracht te kunnen uitvoeren, moet het kynologenhulpverleningsteam houder zijn van een accrediteringskaart in de specialiteit “reddingshond”.
INTERVENTIES
teams die vóór de inwerkingtreding van het besluit reeds officieus bestonden in de brand65
2004
66
ACTIVITEITENRAPPORT
b)
de opsporing, op verzoek van de politiële of gerechtelijke overheden, van vermiste personen van wie de fysieke integriteit bedreigd zou kunnen zijn. Om dit soort opdracht te kunnen uitvoeren, moet het kynologenhulpverleningsteam houder zijn van een accrediteringskaart in de specialiteit "vlakterevierenhond" of "speurhond op menselijke geur".
3.1. Coördinator van de kynologenhulpverleningsoperaties De coördinator van de kynologenhulpverleningsoperaties staat ter beschikking van de directeur van de hulpverleningsoperaties (brandweerofficier of elke andere autoriteit belast met de leiding van de hulpverlening op het terrein) of de politiële of gerechtelijke macht waarvan hij technisch adviseur is; hij leidt de kynologenhulpverleningsteams op het terrein.
3.2. Interventies Bij een rampspoedige gebeurtenis, een catastrofe of een schadegeval is het de directeur van de hulpverleningsoperaties die een beroep zal doen op de kynologenhulpverleningsteams.
Bij de verdwijning van personen van wie de fysieke integriteit bedreigd zou kunnen zijn, zijn het de politiële of gerechtelijke machten die een beroep zullen doen op de kynologenhulpverleningsteams.
3.3. Deelname van de brandweerdiensten en de “private sector” Naast de teams van de Civiele Bescherming voorziet het koninklijk besluit de interventie van hondengeleiders afkomstig van de brandweerdiensten en van de private sector, namelijk personen die niet tot de openbare hulpdiensten behoren.
3.4. Technisch comité Het koninklijk besluit25 richt een technisch comité op bestaande uit vertegenwoordigers van de verschillende componenten van de kynologenhulpverleningsteams (Civiele Bescherming, brandweerdiensten & private sector). Dit comité heeft als opdracht een advies te geven over de technische en operationele kwesties betreffende de kynologenhulpverleningsteams, ofwel op eigen initiatief, ofwel op verzoek van de Minister van Binnenlandse Zaken of zijn afgevaardigde. Het technisch comité speelt eveneens een essentiële rol bij de aanwijzing van de coördinatoren en het beheer van de teams.
[25] Koninklijk besluit van 11 oktober 2002 tot organisatie van kynologenhulpverleningsteams (BS 18.10.02)
Speleohulpverdeling Partnership-interventie voor ondergrondse reddings- en opsporingsoperaties
1.
Inleiding
Sinds lange tijd helpt de «Union Belge de Spéléologie (U.B.S.)» de hulpdiensten bij ondergrondse interventies. De manier waarop die samenwerking verliep, beantwoordde evenwel niet meer aan de efficiëntie- en prestatievereisten van de huidige methodes om hulpverleningsoperaties te beheren. De Algemene Directie is zich bewust van de noodzaak om te beschikken over ervaren specialisten om ondergrondse of daarmee gelijkgestelde hulpverleningsinterventies binnen zeer korte termijnen uit te voeren. Op woensdag 17 januari 2001 heeft ze een samenwerkingsovereenkomst afgesloten met de U.B.S., teneinde een beroep te doen op het Speleohulpverleningsteam dat binnen de U.B.S. opgericht werd.
2.
Samenwerkingsovereenkomst van 17 januari 2001
Deze overeenkomst is het resultaat van een gemeenschappelijke denkoefening van vertegenwoordigers van de Algemene Directie en de U.B.S. Ze strekt ertoe een efficiënt samenwerkingsverband tot stand te brengen tussen de openbare hulpdiensten en het Speleohulpverleningsteam. Zij heeft voornamelijk betrekking op de modaliteiten inzake organisatie, opleiding en interventie van het Speleohulpverleningsteam dat samengesteld is uit ervaren speleologen die een gepaste opleiding gevolgd hebben inzake knelpunten bij ondergrondse reddingsoperaties. Sommige speleologen bezitten tevens een andere specialiteit (geneesheer, verpleger, technicus inzake telecommunicatie, duiker, enz.).
3.
Interventieterreinen
In grotten voelen de interveniërende personen van het Speleohulpverleningsteam zich natuurlijk het beste thuis, maar zij kunnen eveneens efficiënt interveniëren in buiten dienst gestelde steengroeven en tunnels, oude mijngangen, drinkwaterputten of luchtkokers en, in het algemeen, op moeilijk bereikbare ondergrondse plaatsen.
4.
Operationele aanwending
De bevoegde overheden en diensten inzake hulpverlening aan de bevolking (provinciegouverneurs, burgemeesters, brandweerdiensten, 100-centra, enz.) kunnen een beroep doen op het Speleohulpverleningsteam via de operationele eenheden van Crisnée en Brasschaat.
INTERVENTIES
E.
67
wending van het Speleohulpverleningsteam.
De speleologen staan op de interventieplaats onder leiding van een technisch adviseur inzake Speleohulpverlening. Deze is belast met: -
de evaluatie van de te nemen maatregelen, in overleg met de verantwoordelijke van de openbare hulpdiensten op het terrein;
-
de relatie tussen de speleologen en de voormelde verantwoordelijke, teneinde een perfecte samenwerking tussen het Speleohulpverleningsteam en de openbare hulpdien-
2004
68
ACTIVITEITENRAPPORT
Zodra een dergelijke aanvraag ontvangen wordt, zorgt de P.E.C.B. voor de operationele aan-
sten te verzekeren; -
de coördinatie van de ondergrondse en daarmee gelijkgestelde hulpverleningsoperaties waarvoor hij verantwoordelijk is.
Alle kosten i.v.m. de interventie van dat specialistenteam worden betaald door de FOD Binnenlandse Zaken. Het Speleohulpverleningsteam is dus volledig gratis voor de overheden en de hulpdiensten.
5.
Interventies in 2004
•
10 april 2004 – Maillen: Bevrijding van een speleoloog die in de grot Trou Bernard vastzat;
•
26 oktober 2004 – Eprave: Deelname van de vrijwillige speleopersoneelsleden aan de redding van een persoon die in de grot Trou du Virage te Rochefort vastzat (vrijmakings, boor- en afsteekwerkzaamheden);
•
5 december 2004 – Goffontaine: Opsporing en berging van het lichaam van een vermiste duiker te Goffontaine.
6.
Oefeneingen en opleidingen in 2004
•
14 februari 2004 – Opleidingsmodule 1 in het Fort de Barchon;
•
2 & 3 oktober 2004 – Pomp- en vrijmakingsoefening in het Réseau de Frênes te Lustin;
•
11 december 2004 – Administratieve opleiding «Hulp aan slachtoffers en administratie van het alarmplan» te Crisnée.
4 Preventie
2004
70
ACTIVITEITENRAPPORT
A.
Preventie van branden en ontploffingen Talrijke werkgroepen en adviezen
1.
Inleiding
De verdeling van de bevoegdheden inzake brandvoorkoming werd door het Arbitragehof gedefinieerd. De principes ervan zijn de volgende: -
De federale Staat is bevoegd voor de algemene basisnormen, dit wil zeggen de normen die niet specifiek verband houden met de bestemming van een constructie;
-
De gewesten, gemeenschappen en nationale overheden kunnen die normen aanvullen met specifieke regels voor de constructies waarvan de bestemming tot hun respectieve bevoegdheden behoort.
In de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen, worden die principes bepaald. Deze wet geeft de Koning de bevoegdheid om de basispreventienormen die één of meer categorieën van constructies gemeen hebben, te bepalen, ongeacht hun bestemming. Ter uitvoering van die bepaling, werd het koninklijk besluit van 7 juli 1994 opgesteld dat de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing bepaalt waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen.
2.
Hoge Raad voor beveiliging tegen brand en ontploffing
De Hoge Raad voor beveiliging tegen brand en ontploffing werd opgericht door de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen. Die Raad bestaat uit vertegenwoordigers van overheid en privé. Hij heeft als opdracht: -
het voorstellen van alle maatregelen inzake beveiliging tegen brand en ontploffing;
-
het geven van advies over ieder ontwerpbesluit betreffende de preventie van branden en ontploffingen.
Het secretariaat van de Hoge Raad en van de daarbinnen opgerichte werkgroepen (opstelling van verslagen, voorbereiding van documenten) wordt verzekerd door de ingenieurs van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid.
In 2004 werden de volgende werkgroepen opgericht: -
aanpassing van het koninklijk besluit van 7 juli 1994 aan de Europese normen inzake brandweerstand;
-
uitwerking van constructieregels voor de gevels;
uitwerking van voorschriften voor de industriële gebouwen;
-
uitwerking van voorschriften voor de renovatie van gebouwen;
-
uitwerking van voorschriften voor de toegang tot gesloten parkings voor LPG-voertuigen;
-
evaluatie van de brandweerstand door berekeningen (Eurocodes).
In 2004 heeft de Hoge Raad adviezen uitgebracht over: -
een ontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling van de veiligheidsmaatregelen waaraan de gesloten parkeergebouwen moeten voldoen om LPG-voertuigen te parkeren;
-
een voorontwerp van besluit van de Waalse Regering betreffende de aanwezigheid van branddetectoren in de woningen;
-
een ontwerp van ministerieel besluit tot vaststelling van de gelijkstelling van de Europese en Belgische klassen inzake reactie bij brand van de isolatiematerialen.
In 2004 werd een ontwerp van koninklijk besluit voorbereid dat ertoe strekt de samenstelling van de Hoge Raad uit te breiden tot vertegenwoordigers van de gewesten en gemeenschappen. De goedkeuringsprocedure zal in 2005 voortgezet worden. De werkgroepen «Weerstand», «Eurocodes», «Gevels» en «Industriële gebouwen» zouden hun werkzaamheden in 2005 moeten beëindigen, terwijl een werkgroep «Reactie bij brand» in 2005 zal worden opgericht.
3.
Basisnormen26 waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen
3.1. Officieuze coördinatie van de basisnormen De basisnormen werden meermaals gewijzigd. Er werd een gecoördineerde tekst voorbereid.
3.2. Interpretatie van de basisnormen De beroepsmensen inzake brandvoorkoming (architecten, brandweerdiensten,…) hebben diverse interpretatievragen gesteld over de basisnormen. Telkens wordt er overleg gepleegd tussen de ingenieurs van de Algemene Directie over de juiste interpretatie en wordt een antwoord naar de aanvrager gestuurd. Al die vragen en hun antwoorden werden verzameld. Op basis daarvan werd een “gids” van de basisnormen opgesteld. Een ontwerp van publicatie van een "gids" voor bijlage 1 van de basisnormen werd in 2004 afgewerkt. De bijlagen 2 tot 5 van de basisnormen zullen eveneens in dergelijke gidsen gegoten worden. [26] Koninklijk besluit van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen
PREVENTIE
-
71
ACTIVITEITENRAPPORT
72
De basisnormen legden de verplichting op dat de brandweerstand van de brandwerende
2004
3.3. Deurplaatsers
Na overleg met de betrokken instellingen (Bouwconfederatie, Bouwunie, ISIB, FOD Eco-
deuren aangetoond moest worden door het label Benor Atg en dat die deuren geplaatst moesten worden door deurplaatsers Rf, erkend door de Minister van Binnenlandse Zaken volgens een door de Minister van Binnenlandse Zaken vastgelegde procedure. Het ministerieel besluit van 5 mei 1995 legde die procedure vast. Bij arrest van 23 maart 2004 heeft de Raad van State de reglementering betreffende de plaatsers van brandwerende deuren geannuleerd.
nomie,…) werd een nieuwe reglementering uitgewerkt. De werkzaamheden worden voortgezet teneinde een systeem te ontwikkelen dat hetzelfde veiligheidsniveau waarborgt dan dat van vóór het arrest van de Raad van State.
3.4. Omzendbrief betreffende de doorvoeringen De basisnormen voorzien dat de doorvoering van een bouwelement door vloeistof- of elektriciteitsleidingen geen invloed mag hebben op de voor dat element vereiste graad van weerstand bij brand. Voor de toepassing van deze bepaling werden aanbevelingen uitgewerkt op basis van een reeks tests uitgevoerd in het kader van een door de FOD Binnenlandse Zaken gesubsidieerd onderzoeksprogramma. Deze aanbevelingen werden verspreid door de omzendbrief van 15 april 2004 ter attentie van de burgemeesters. Er wordt momenteel een ontwerp van wijziging van de voorschriften van de basisnormen betreffende de doorvoeringen voorbereid.
3.5. Commissie voor afwijking De wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen, voorziet de mogelijkheid om van de basisnormen inzake preventie van brand en ontploffing af te wijken wanneer het onmogelijk is om eraan te voldoen. De alternatieve oplossingen moeten minstens van een gelijkwaardig veiligheidsniveau zijn als het door de bepalingen waarvoor de afwijking aangevraagd wordt, vereiste niveau (artikel 2 gewijzigd door de wet van 22 december 2003). De commissie voor gelijkstelling en afwijking is belast met het geven van adviezen aan de Minister van Binnenlandse Zaken over de aanvragen tot afwijking en gelijkstelling. Zij functioneert sinds 1996 en vergadert éénmaal per maand. De ingenieurs van de Algemene Directie behandelen de dossiers voor aanvragen tot afwijking en zijn lid van de commissie voor afwijking.
Brandvoorkoming en Gebouwen. Sinds haar oprichting heeft de commissie 687 dossiers voor afwijking behandeld, waaronder 497 Nederlandstalige en 190 Franstalige. In 2004 werden 97 dossiers voor afwijking behandeld.
Aantal dossiers voor afwijking behandeld per jaar
100 F
N
80
60
40
20
0 1996
1998
2000
2002
2004
NB: Na de stijging van het aantal dossiers behandeld door de commissie voor afwijking in 2002 en 2003, is dit aantal in 2004 gedaald. Dat kan verklaard worden door de wijziging in mei 2003 van de basisnormen betreffende de voorschriften voor de liften zonder machinekamer en door de beperking van het toepassingsgebied van de basisnormen tot de op te richten gebouwen en uitbreidingen. Een ontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling van de samenstelling en de werking van de commissie voor afwijking en tot bepaling van de procedure en de voorwaarden volgens welke de afwijkingen aan de basisnormen inzake preventie worden toegekend, werd voorbereid in toepassing van de wet van 30 juli 1979.
PREVENTIE
Het secretariaat en het voorzitterschap van de commissie wordt verzekerd door de Directie 73
ACTIVITEITENRAPPORT
74
Het onderzoek is een onontbeerlijke ondersteuning voor de uitwerking van de regels inzake
2004
3.6. Wetenschappelijk onderzoek
toegepast worden bij brandscenario’s in de atriums evalueert. Deze studie zal de nodige infor-
brandvoorkoming. Op de begroting van de Civiele veiligheid zijn kredieten ingeschreven met het oog op de tussenkomst in de kosten van de laboratoria die onderzoeken betreffende de brandvoorkoming uitvoeren. Deze wetenschappelijke onderzoeken worden op de voet gevolgd. Er werd een subsidie toegekend aan de VZW Institut de Sécurité Incendie - Instituut voor Brandveiligheid (I.S.I.B.) die de methodes inzake rook- en warmteafvoersystemen (RWA) die
matie leveren voor de erkenning van RWA-methodes door de Minister van Binnenlandse Zaken, zoals de basisnormen voorzien. In 2004 werd het programma van 2003 gerealiseerd met de evaluatie van de methodes inzake rook- en warmteafvoersystemen (RWA) die toegepast worden bij brandscenario’s op grote oppervlakken. De conclusies die bij deze van het onderzoek 2004 gevoegd worden, zullen de Minister van Binnenlandse Zaken de mogelijkheid bieden RWA-methodes te erkennen.
3.7. Informatiedagen Teneinde kennis te maken met de basisnormen en ze te begrijpen, hebben de ingenieurs conferenties voorbereid en gepresenteerd tijdens verschillende seminaries over brandvoorkoming. Het ging meer bepaald over seminaries georganiseerd door: -
ABEE-BEVAD;
-
Steunpunt Jeugd Vlaanderen;
-
ORI (A.S.B.L. Organisation des bureaux d’ingénieurs conseils, d’ingénierie et de consultance);
-
Centrum voor Duurzaam Bouwen.
Vertegenwoordiging binnen externe organen
4.1. Erkenning Het Belgische erkenningssysteem wordt georganiseerd door de wet van 20 juli 1990 betreffende de accreditatie van instellingen voor de conformiteitsbeoordeling. Dit systeem wordt gecoördineerd door de Nationale Raad voor Accreditatie en Certificatie. De Algemene Directie is lid van die Raad, alsook van de coördinatiecommissie BELCERT (belast met de uitwerking van de procedures) en van het Bureau "certificatie van personen" belast met de behandeling van de dossiers voor erkenning van instellingen voor certificatie van personen.
4.2. BOSEC BOSEC is een vereniging zonder winstoogmerk die opgericht werd door de verschillende instellingen die betrokken zijn bij de nieuwe certificatieregels op het vlak van de brandbescherming en de intrusie. Deze vereniging heeft als opdracht de erkenning en de certificatie van het brandgedrag van de bouwproducten voor zover dit gedrag een hoofdkenmerk van het product is. De Algemene Directie is vertegenwoordigd binnen het technisch comité voor certificatie passieve veiligheid (TCC1) en binnen het technisch comité voor certificatie branddetectie (TCC2).
4.3. Fire Regulator Group Eén van de essentiële vereisten van de Europese richtlijn (98/106/EGG) betreffende de voor de bouw bestemde producten is de brandveiligheid. Om die richtlijn in de praktijk om te zetten, geeft de Europese Commissie aan het ECN (Europees Centrum voor Normalisatie) mandaten, opdat dit centrum zogenaamde geharmoniseerde normen zou ontwikkelen die de EGmarkering van de voor de bouw bestemde producten mogelijk zullen maken. De Fire Regulator Group verzekert de follow-up van die mandaten en bereidt de beslissingen voor die overeenkomstig de richtlijn genomen worden. De Fire Regulator Group vergadert onder het voorzitterschap van de Europese Commissie.
De Algemene Directie vertegenwoordigt België binnen die groep. De voornaamste onderwerpen van het voorbije jaar waren: -
de indeling van het brandgedrag van de elektrische kabels en van de kabels voor gegevensoverdracht;
-
de reactie bij brand van de bouwmaterialen.
PREVENTIE
4.
75
ACTIVITEITENRAPPORT 2004
76
B. Preventie van de risico’s van zware ongevallen SEVESO Investeringen en projecten op basis van het Seveso-fonds
1.
Inleiding
Toen in de jaren ’70 in Europa twee zware chemische ongevallen gebeurden, konden de Europese overheden niet anders dan reageren. Naar aanleiding van een ongecontroleerde reactie tijdens het ongeval te Meda (dichtbij Seveso, in de buurt van Milaan), ontsnapte er dioxine. Het ging om een chemische installatie waarin onkruidverdelgers en pesticiden synthetisch geproduceerd werden. Het ongeval had geen onmiddellijke dodelijke gevolgen, maar door de verspreiding van de dioxine, een kankerverwekkende stof, werd een groot gebied rond de inrichting evenwel besmet. De stad Seveso was het zwaarst getroffen. Meer dan 600 mensen werden geëvacueerd en minstens 2000 mensen werden tegen dioxinevergiftiging behandeld. Dit ongeval heeft vooral talrijke reacties opgeleverd bij de publieke opinie en het Europees Parlement. Zo ontstond in 1982 de richtlijn 82/501/EG van 24 juni 1982 die snel de benaming “Seveso-richtlijn” kreeg. Zij legde verplichtingen op, zowel aan de exploitant van een industriële activiteit met een risico op een zwaar ongeval als aan de bevoegde overheidsdiensten. Dit om zware ongevallen te vermijden en de gevolgen van een eventueel ongeval op mens en milieu te beperken. De richtlijn van 1982 werd in 1996 vervangen door de richtlijn 1996/82/EG van 9 december 1996 met dezelfde doelstellingen, maar met een breder toepassingsgebied. Aangezien zij de oorspronkelijke richtlijn volledig vervangt, draagt zij de naam "Seveso II"-richtlijn. Naar aanleiding van het ongeval van Baia Mare in januari 2000, de ontploffing van de vuurwerkfabriek te Enschede in mei 2000 en de ontploffing van de fabriek AZF te Toulouse in september 20001, werd het toepassingsgebied van de richtlijn Seveso II uitgebreid via de richtlijn 2003/105/EG van 16 december 2003. De doelstelling van de richtlijnen is tweevoudig: zware chemische ongevallen vermijden en de gevolgen van dergelijke ongevallen voor mens en milieu beperken.
Belgisch recht
Op 21 juni 1999 hebben de federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een samenwerkingsakkoord afgesloten "betreffende de controle van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn". Zo werden de richtlijn Seveso II, het verdrag van Helsinki inzake de grensoverschrijdende gevolgen en de ILO-conventie nr. 174 naar Belgisch recht omgezet. De wet van 22 mei 2001 bevestigt het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 tussen de federale Staat, het Vlaams, het Waals en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn.
3.
Seveso-installaties in België
Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen twee categorieën van Seveso-installaties, enerzijds de zogenaamde «drempel 1-installaties» (kleine installaties) en anderzijds de «drempel 2-installaties» (grote installaties). In België zijn er momenteel 187 'kleine' Sevesoinstallaties en 131 'grote' Seveso-installaties. De verplichtingen van de exploitant variëren naar gelang van het type van installatie. Zowel de drempel 2- als de drempel 1-installaties moeten zich kenbaar maken door een notificatie en over een intern rampenplan beschikken. Daarentegen moet enkel de exploitant van een drempel 2-installatie een veiligheidsverslag opstellen op basis waarvan een extern rampenplan zal worden opgemaakt.
4.
Seveso-fonds en de stijving ervan
Er wordt een heffing geïnd per industriële activiteit overeenkomstig de wet van 21 januari 1987 ter stijving van het fonds voor risico’s van zware ongevallen en van het fonds voor preventie van zware ongevallen teneinde het Seveso-fonds te stijven. Dat fonds strekt ertoe de door de Algemene Directie gerealiseerde investeringen te dekken teneinde de hulpdiensten uit te rusten met materieel en uitrustingen die onontbeerlijk zijn voor interventies waarbij gevaarlijke producten betrokken zijn, dit materieel en deze uitrustingen te onderhouden en studies en projecten te realiseren. In 2004 werden 135 Seveso-ondernemingen verzocht om een heffing te betalen. De inkomsten voor 2004 bedroegen in totaal 7.359.649,03 EUR.
PREVENTIE
2.
77
2004
78
ACTIVITEITENRAPPORT
Onderstaande grafiek toont het totale bedrag van de inkomsten van de Seveso-belastingen vanaf 1995:
800 713,66
700
735,96
600 489,59
496,28
500 488,52
485,87
480,42
478,66
505,85
488,23
400 300 200 191,76 100 0 1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
maart 2002
okt 2002
maart maart 2003 2004
In oktober 2002 was er ten gevolge van een aanpassing van de wetgeving, een supplementaire heffing voor de installaties van drempel 2 die er door die aanpassing waren bijgekomen.
5.
Bestedingsprogramma van het Seveso-fonds
De Seveso-heffingen vormen de inkomsten van het "fonds voor risico’s van zware ongevallen". Jaarlijks wordt een bedrag van 1.487.361,15 EUR (60.000.000 BEF) van die inkomsten ingeschreven op de begroting van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg ter spijzing van het "Fonds voor preventie van zware ongevallen".
Op de begroting van het departement Binnenlandse Zaken worden drie uitgavenposten ingeschreven: a)
Personeelskrediet voor de bezoldiging van het federale en provinciale personeel belast met het beheer van het fonds voor risico’s van zware ongevallen;
b)
Werkingskrediet voor diverse administratie-, werkings- en studiekosten betreffende de bescherming van de bevolking tegen de gevaren van ioniserende stralingen;
c)
Investeringskrediet bestemd voor diverse investeringen betreffende de risico’s van zware ongevallen.
studiekosten Dat krediet wordt hoofdzakelijk gebruikt om de jaarlijkse terugkerende werkingskosten te dekken. In 2004: -
onderhoud van het materieel aangekocht op het Seveso-fonds (onderhoud van de inversieventielen en de pneumatische compressoren van de ademhalingstoestellen, het detectiematerieel) voor een bedrag van 123.473,94 EUR
-
onderhoud van de laboratoria in de permanente eenheden van de Civiele Bescherming (2.700,00 EUR)
-
contract betreffende het bijstandsysteem Belintra (11.115,21 EUR)
-
werkingskrediet voor dringende en onvoorziene kosten (20.500,00 EUR)
-
werkingskredieten voor de provincies (74.368,04 EUR)
Naast de jaarlijkse terugkerende werkingskosten, waren er in 2004 eveneens andere werkingskosten: -
aankoop van ademhalingsfilters, meetbuisjes en reactieve buisjes voor de interventiediensten (35.264,72 EUR)
-
aankoop van beschermkledij voor de oefeningen tegen de chemische vervuiling, bestemd voor de hulpdiensten van de provincie Luik, teneinde de stock van de permanente eenheden van de Civiele Bescherming aan te vullen (70.754,63 EUR)
-
aankoop van het schuimproduct voor het superbluskanon van de Civiele Bescherming (116.462,50 EUR)
-
aankoop van absorberend product voor de interventiediensten (71.399,46 EUR)
-
gespecialiseerde studies (44.749,90 EUR)
5.2. Investeringskrediet bestemd voor diverse investeringen betreffende de risico’s van zware ongevallen In het kader van het investeringskrediet kunnen drie soorten uitgaven onderscheiden worden: •
Aankoop van nieuw interventiematerieel voor de betrokken lokale, provinciale en federale hulpdiensten: - ademhalingstoestellen (113.854,60 EUR) bestemd voor de brandweerdiensten van de provincies Henegouwen, Namen, Vlaams-Brabant en Waals-Brabant - communicatiesets (68.805,44 EUR) bestemd voor de brandweerdiensten van de provincies Henegouwen, Waals-Brabant, Vlaams-Brabant en West-Vlaanderen, alsook voor de permanente eenheden van de Civiele Bescherming
PREVENTIE
5.1. Werkingskrediet voor diverse administratie-, werkings- en 79
- gespecialiseerde hulpvoertuigen (846.379,91 EUR) bestemd voor de lokale brandweerdiensten binnen de provincies Limburg en Oost-Vlaanderen, alsook voor de
ACTIVITEITENRAPPORT 2004
80
permanente eenheden - gespecialiseerd interventiematerieel (134.257,18 EUR) voor de permanente eenheden en de brandweerdiensten in de provincies Namen, Oost-Vlaanderen en Henegouwen - materieel bestemd voor de uitrusting van de provinciale crisiscentra van VlaamsBrabant, Brussel-Hoofdstad en Henegouwen (99.769,42 EUR)
•
Bijkomende investeringen voor het reeds aangekochte interventiematerieel: - opties betreffende de ademhalingstoestellen (11.548,03 EUR) - aanpassingen aan de gespecialiseerde hulpvoertuigen (52.218,27 EUR) - aanpassingen aan de reeds bestaande projecten, zoals de ontwikkeling van het videoconferentienetwerk (12.860,95 EUR) en de upgrade van de GIS-systemen (2.722,50 EUR)
•
Nieuwe projecten: - detectie en meting van gevaarlijke producten voor een bedrag van 476.047,04 EUR: • aankoop van een gespecialiseerd detectietoestel voor onbekende poeders (permanente eenheden) • gasdetectoren (permanente eenheden, brandweerdiensten van de provincies Luik, Waals-Brabant, Vlaams-Brabant en Henegouwen) • project betreffende de meetteams van de provincie Antwerpen • explosiemeters (provincie Luxemburg) - de financiering van projecten in de provincie Antwerpen teneinde de communicatie tussen de hulpdiensten en de communicatie aan de bevolking te bevorderen (178.365,03 EUR)
5.3. Projecten gerealiseerd dankzij het Seveso-fonds Project CAMHIE Het project CAMHIE (Computer Assisted Modelling of HAZMAT Incident Emissions) strekt ertoe voor de hulpdiensten een software te ontwikkelen om de emissiewolken in geval van ongevallen waarbij gevaarlijke producten betrokken zijn, te voorspellen, te berekenen en voor te stellen. Dat project werd opgestart op het einde van 2002. In overleg met verschillende brandweerdiensten, werd de ontwikkeling van die software voortgezet in 2004. Het programma werd afgestemd op de praktische behoeften van de brandweerdiensten op het terrein. Het project CAMHIE zal afgewerkt worden in 2005.
Overeenkomstig artikel 5 § 2 van het Samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999, werden de Algemene Directie en de betrokken brandweerdiensten aangewezen als evaluatiedienst van de veiligheidsverslagen van zogenaamde “hoge drempel-” of “drempel 2-installaties”. Overeenkomstig artikel 17 § 1 en § 2 van hetzelfde Samenwerkingsakkoord, ziet de voor de Civiele Bescherming bevoegde Minister erop toe dat er een extern rampenplan opgesteld wordt voor elke hoge drempel-installatie.
Bovendien bepaalt artikel 16 dat de gewestelijke regeringen geraadpleegd moeten worden teneinde de afbakeningscriteria van de rampenplanningszones vast te leggen. Een ontwerp van ministerieel besluit tot vaststelling van de criteria waarmee de exploitant rekening moet houden om het grondgebied af te bakenen, wordt afgewerkt.
Wat de veiligheidsverslagen betreft, heeft de Algemene Directie een overeenkomst afgesloten met de firma CEMAC (Crisis and Emergency Management Centre), waarin deze belast werd met de ontwikkeling van: -
procedurevoorstellen;
-
ontwerpen van handleiding;
-
een checklist voor de structurele analyse en de evaluatie van de veiligheidsverslagen van hoge drempel-installaties.
In 2004 werden die documenten voor advies voorgelegd aan de territoriaal bevoegde brandweerdiensten en de brandweerfederaties. Zij werden aangepast, rekening houdend met hun opmerkingen.
C. Preventie van nucleaire ongevallen Profiteren van de ervaringen die opgedaan werden bij catastrofen in het buitenland
1.
Inleiding
Het koninklijk besluit van 17 oktober 200327 legt het nucleair en radiologisch rampenplan voor het Belgische grondgebied vast. Deze tekst is de vrucht van de ervaringen die opgedaan werden bij catastrofen in het buitenland (Tsjernobyl, Tokai-Mura,…) en bij nationale en internationale oefeningen waaraan België heeft deelgenomen.
[27] BS 20 november 2003
PREVENTIE
Evaluatie van de Seveso-veiligheidsverslagen 81
ACTIVITEITENRAPPORT
82
de bevolking en het milieu in geval van radiologische noodsituaties die het Belgische grond-
2004
Het plan strekt ertoe de coördinatie te verzekeren van de maatregelen ter bescherming van
-
Oefening Belgonucleaire van 16 juni 2004
-
Oefening kerncentrale Doel van 12 oktober 2004
-
Oefening kerncentrale Tihange van 22 december 2004
gebied rechtstreeks of onrechtstreeks bedreigen. Het legt de uit te voeren opdrachten en de bevoegdheden van elkeen vast.
2.
Oefeningen
De Algemene Directie heeft aan de volgende oefeningen inzake nucleaire rampenplanning deelgenomen:
België heeft eveneens deelgenomen aan de Frans-Belgische oefening inzake rampenplanning betreffende de kerncentrale van Gravelines van 6 mei 2004. Wat het Studiecentrum voor Kernenergie (SCK) van Mol betreft, werd op 8 december 2004 een «table top»-oefening georganiseerd.
3.
Nucleair fonds
Het fonds voor de risico’s van nucleaire ongevallen (het zogenaamde ‘nucleair’ fonds) werd opgericht in het kader van de begroting van de FOD Binnenlandse Zaken teneinde de kosten te dekken veroorzaakt door de uitvoering van het nucleair en radiologisch rampenplan voor het Belgische grondgebied. Daartoe worden heffingen geïnd van de kernenergieproducenten. In 2004 hebben deze heffingen 3.088.587,32 EUR opgebracht. Ze vormen de inkomsten van drie uitgavenkredieten op de begroting van het departement van Binnenlandse Zaken: a)
Personeelskrediet voor de bezoldiging van het federale personeel belast met het beheer van het fonds voor de risico’s van nucleaire ongevallen;
b)
Werkingskrediet voor diverse administratie-, studie- en werkingskosten betreffende de bescherming van de bevolking tegen de gevaren van ioniserende stralingen;
c)
Investeringskrediet bestemd voor diverse investeringen betreffende de bescherming van de bevolking tegen de gevaren van ioniserende stralingen.
kosten betreffende de bescherming van de bevolking tegen de gevaren van ioniserende stralingen Dit krediet wordt hoofdzakelijk gebruikt om de jaarlijks terugkerende werkingskosten te dekken: •
onderhoud van het materieel aangekocht op het nucleair fonds: persluchtflessen, detectiematerieel, toestellen voor het meten van stralingen en gasmaskers (172.089,69 EUR).
•
kosten die voortvloeien uit de kaderovereenkomsten met de volgende gespecialiseerde instellingen: het Studiecentrum voor Kernenergie (SCK), het Nationaal Instituut van de Radio-elementen (IRE) en de Association Vinçotte Nucléaire (AVN). Eind 2001 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken deze instellingen belast met technische opdrachten zoals het meten van de radioactiviteit op het terrein en in het laboratorium, het controleren van de installaties,… Dit zijn taken die zij moeten uitvoeren in het kader van het rampenplan voor nucleaire risico’s voor het Belgische grondgebied (271.000,00 EUR).
•
werkingskosten in het kader van het videoconferentienetwerk: abonnements- en gesprekskosten van het systeem, onderhoud van de videoconferentieposten in de provincies en in het Crisiscentrum en specifieke werkingskosten voor de ontwikkeling van het netwerk (445.473,14 EUR).
•
werkingskredieten voor de provincies (74.368,04 EUR).
•
centrale stock van jodiumtabletten bij de vennootschap Multipharma (14.049,43 EUR).
•
werkingskrediet voor de betaling van de kosten voor de verdeling van jodiumtabletten aan collectiviteiten (79.679,20 EUR).
•
jaarlijkse conformiteitscontrole van de jodiumtabletten bij het Wetenschappelijk Instituut Pasteur (8.924,17 EUR).
•
onderhoud van het verkeersplan voor de haven van Antwerpen (49.842,63 EUR).
Naast de jaarlijks terugkerende werkingskosten, waren er in 2004 eveneens andere werkingskosten: •
aankoop van ademhalingsfilters voor de interventiediensten van de provincies Henegouwen, Vlaams-Brabant, Namen, Luik, Waals-Brabant en Brussel-Hoofdstad, alsook voor de permanente eenheden van de Civiele Bescherming (23.842,41 EUR).
•
aankoop van beschermkledij voor de oefeningen tegen de radioactieve vervuiling, bestemd voor de permanente eenheden van de Civiele Bescherming en voor de hulpdiensten van de provincies Henegouwen, Vlaams-Brabant, Namen, Luik, OostVlaanderen en Brussel-Hoofdstad (111.725,71 EUR).
PREVENTIE
3.1. Werkingskrediet voor diverse administratie-, studie en werkings83
2004
84
ACTIVITEITENRAPPORT
•
terugbetaling aan de gemeenten van de kosten voor de 100-aangestelden in het kader van het Astrid-project (190.066,67 EUR).
•
informatiedagen van de Algemene Directie van het Crisiscentrum betreffende het nucleair en radiologisch rampenplan (11.869,39 EUR).
3.2. Investeringskrediet bestemd voor diverse investeringen betreffende de bescherming van de bevolking tegen de gevaren van ioniserende stralingen In het kader van het investeringskrediet kunnen drie soorten uitgaven onderscheiden worden: Aankoop van nieuw interventiematerieel voor de lokale, provinciale en federale hulpdiensten: -
ademhalingstoestellen bestemd voor de interventiediensten van de provincies Limburg, Vlaams-Brabant, Oost-Vlaanderen, Luik, Namen en Henegouwen (146.554,66 EUR);
-
voertuigen met een hydraulische arm bestemd voor de permanente eenheden (145.133,41 EUR);
-
dosimeters voor de permanente eenheden (46.961,92 EUR);
-
materieel bestemd voor de uitrusting van de provinciale crisiscentra van OostVlaanderen en Luik (32.895,57 EUR).
Bijkomende investeringen: -
voor het reeds aangekochte interventiematerieel: opties betreffende de ademhalingstoestellen ( 29.079,94 EUR).
-
voor de reeds bestaande projecten: • ontwikkeling van het sirenenetwerk (198.525,32 EUR); • voortzetting van het ontsmettingsproject (6.284,56 EUR); • uitbreiding van het verkeersplan voor de haven van Antwerpen (151.500,00 EUR).
Nieuwe investeringen: -
uitrusting met lichtborden “public-adress” en luidsprekers van de voertuigen van de korpsen van de lokale politie belast met het interveniëren in de rampenplanningszone van 10 km rond de kerncentrale van Tihange (45.878,36 EUR);
-
aankoop van navigatiesystemen voor de Civiele Veiligheid (4.619,96 EUR).
5 Reglementering en controle
2004
86
ACTIVITEITENRAPPORT
A.
Reglementering en adviezen De beleidsvisie vertalen in reglementaire teksten
1.
Inleiding
De Algemene Directie is belast met het opstellen van de reglementering inzake civiele veiligheid. Het uitbrengen van adviezen over de organisatie en het beleid betreffende de brandweerdiensten en de Civiele Bescherming neemt zij ook op zich. Bovendien geeft zij adviezen over het specifiek administratief toezicht op de gemeenteraadsbesluiten met betrekking tot de brandweerdiensten. In samenwerking met de Coördinatie- en Ondersteuningsdienst van de FOD Binnenlandse Zaken, staat zij eveneens in voor het beheer van de geschillen waarbij de Algemene Directie betrokken is. De met deze taken belaste dienst treedt actief op binnen het Raadgevend Comité voor de Brandweer en is vertegenwoordigd in de Hoge Raad voor Beveiliging tegen Brand en Ontploffing. Naar aanleiding van de catastrofe van Gellingen heeft de regering beslist om de hervorming van de Civiele Veiligheid te versnellen. Binnen dat project krijgt de Algemene Directie een belangrijke opdracht toegewezen. Zij zal met name de beleidsvisie moeten vertalen in reglementaire teksten.
2.
Reglementering
2.1. Opdracht De Algemene Directie heeft als opdracht het opstellen, wijzigen, aanvullen en, indien nodig, opheffen van ontwerpen van wetten, koninklijke besluiten, ministeriële besluiten en omzendbrieven betreffende de civiele veiligheid. Zij staat in voor de follow-up van de wijzigingen aan de reglementering tijdens de verschillende fases, vanaf de adviesaanvragen tot de definitieve bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. Aan de goedkeuring van een ontwerp van wettelijke bepaling gaan verschillende stappen vooraf. Deze variëren naar gelang van de aard en de inhoud van het ontwerp. Mogelijke fases zijn: de samenwerking met de Gewesten, het advies van de Ministerraad, het advies van de Inspecteur van Financiën, het akkoord van de Minister van Begroting, de onderhandeling of het overleg met de vakbondsorganisaties, het advies van de Raad van State. De civiele veiligheid wordt geregeld door talrijke teksten, waaronder:
de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming;
-
het koninklijk besluit van 23 juni 1971 houdende organisatie van de opdrachten van de civiele bescherming en coördinatie van de operaties bij rampspoedige gebeurtenissen, catastrofen en schadegevallen;
-
het koninklijk besluit van 8 november 1967 houdende, voor de vredestijd, organisatie van de gemeentelijke en gewestelijke brandweerdiensten en coördinatie van de hulpverlening in geval van brand;
-
het koninklijk besluit van 6 mei 1971 tot vaststelling van de modellen van gemeentelijke reglementen betreffende de organisatie van de gemeentelijke brandweerdiensten;
-
de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen;
-
het koninklijk besluit van 7 april 2003 tot verdeling van de opdrachten inzake civiele bescherming tussen de openbare brandweerdiensten en de diensten van de civiele bescherming.
2.2. Ontwerpen van reglementaire teksten Volgende ontwerpen van reglementaire teksten en omzendbrieven werden in 2004 opgesteld, besproken en afgewerkt: -
de programmawet van 27 december 2004 (de artikelen 453 tot 486);
-
de omzendbrief van 17 juni 2004 betreffende het koninklijk besluit van 7 april 2003 tot verdeling van de opdrachten inzake civiele bescherming tussen de openbare brandweerdiensten en de diensten van de civiele bescherming;
-
de omzendbrief van 19 mei 2004 betreffende het gebruik van de blauwe lichten en het speciaal geluidstoestel;
-
de omzendbrief van 9 juni 2004 betreffende het koninklijk besluit van 2 december 2003 betreffende het vakantiegeld voor de leden van de openbare brandweerdiensten;
-
het koninklijk besluit van 14 september 2004 tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 juni 1999 betreffende de invoering van de mogelijkheid van een verlof voorafgaand aan de pensionering voor de leden van een beroepsbrandweerkorps.
In de loop van 2004 werden volgende teksten voorbereid: -
een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 maart 2002 tot vaststelling van de algemene bepalingen betreffende het geldelijk in aanmerking nemen van de diensten verricht door vrijwilligers van openbare brandweerdiensten aangeworven als beroepsbrandweerlieden;
-
een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 oktober
REGLEMENTERING EN CONTROLE
-
87
2004
88
ACTIVITEITENRAPPORT
1975 houdende organisatie van de inspectie van de brandweerdiensten van de gemeenten, de agglomeraties en de federaties van gemeenten; -
een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 maart 1970 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder gemeenten die over een brandweerdienst beschikken, in aanmerking komen voor een staatsbijdrage voor het aankopen van brandweermaterieel;
-
een ontwerp van koninklijk besluit betreffende de facturering van sommige interventies van de openbare brandweerdiensten;
-
een ontwerp van koninklijk besluit betreffende de wettelijke bepalingen waarbinnen de bijzondere vergoedingen voor de brandweerlieden worden vastgesteld;
-
een ontwerp van koninklijk besluit betreffende de rampenplanning.
2.3. Studies Diverse reglementeringen van andere departementen hebben het voorwerp uitgemaakt van een studie teneinde na te gaan of zij van toepassing waren op de personeelsleden van de Civiele Veiligheid, en, zo ja, toe te zien op hun toepassing.
Tijdens het jaar 2004 werden de volgende wetgevingen onderworpen aan een diepgaande studie: -
het koninklijk besluit van 25 april 1997 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico’s voortkomende uit ioniserende straling;
-
het koninklijk besluit van 20 juli 2001 tot inwerkingstelling van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor nucleaire controle;
-
de nieuwe reglementering betreffende de duikers, met name het koninklijk besluit van 23 december 2003 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico’s bij werkzaamheden in een hyperbare omgeving.
3.
Adviezen
Elk jaar worden talrijke adviesaanvragen tot de Algemene Directie gericht. Deze aanvragen hebben betrekking op de organisatie en het beleid betreffende de brandweerdiensten en de Civiele Bescherming. De aanvragen gaan uit van de provinciegouverneurs, de openbare brandweerdiensten en de gemeenten, maar ook van verzekeringsmaatschappijen, diverse verenigingen, brandweerlieden, parlementairen en particulieren.
-
de aansprakelijkheid van de leden van de brandweerdiensten;
-
de arbeidstijd van de leden van de brandweerdiensten en van de Civiele Bescherming;
-
de verdeling van de bevoegdheden betreffende de brandweerdiensten tussen de Gewesten en de federale Staat;
-
de plaatsing van de sirenes van de Civiele Bescherming;
-
de verdeling van de bevoegdheden betreffende de dringende medische hulpverlening;
-
de eventuele facturering van de taken van de brandweerdiensten;
-
de situatie van de in disponibiliteit gestelde militairen die als vrijwilliger bij de brandweerdiensten werken;
-
de mogelijkheden van toekenning van verlof voorafgaand aan het pensioen;
-
de toegang van LPG-voertuigen tot gesloten parkeergebouwen;
-
de plaatsing van brandwerende deuren na de desbetreffende vernietigingsarresten van de Raad van State;
-
de aanwervingen en bevorderingen van de brandweerofficieren;
-
de organieke reglementen van de brandweerdiensten;
-
de verplichting inzake verblijfplaats voor de leden van de brandweerdiensten;
-
de verplichte verzekering van de burgerlijke aansprakelijkheid in geval van brand en ontploffing voor de inrichtingen die gewoonlijk voor het publiek toegankelijk zijn;
-
de cumulatie van vergoedingen en weddensupplementen;
-
het gebruik van blauwe zwaailichten en sirenes;
-
het werk in een hogedrukomgeving (duikers);
-
het bezit van het correcte rijbewijs voor het besturen van de brandweervoertuigen;
-
de toekenning van subsidies;
-
de aangiftes en schadeloosstellingen in geval van arbeidsongevallen.
In de loop van 2004 werden ongeveer 200 schriftelijke adviezen en 600 telefonische adviezen uitgebracht.
4.
Geschillen
4.1. Opdracht De Algemene Directie beheert diverse geschillen, ongeacht hun aard: de interpretatie van de wetgeving, de overheidsopdrachten…
4.2. Activiteiten Zowel de behandelingsduur van de dossiers als het aantal en het belang van de vereiste prestaties variëren naar gelang van de complexiteit van het dossier. In 2004 werden 11 dossiers behandeld.
REGLEMENTERING EN CONTROLE
In 2004 handelden zij met name over: 89
Adviesverlening in het kader van het specifiek administratief toezicht op de gemeenteraadsbesluiten
In het kader van artikel 13 § 2 en § 4 van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming, worden talrijke adviezen uitgebracht: -
aan de toezichthoudende overheden over de ontwerpen van organieke reglementen, de wijzigingen die daaraan aangebracht worden, alsook alle eventuele problemen die voortvloeien uit de toepassing ervan;
-
2004
90
ACTIVITEITENRAPPORT
5.
aan de toezichthoudende overheden over alle benoemingen en bevorderingen van de brandweerofficieren, alsook over de tuchtmaatregelen die op hen betrekking hebben.
In 2004 heeft de dienst zowel inzake personeel als inzake organieke reglementen veel adviezen verstrekt. Deze garanderen de eenvormigheid van de regels die worden toegepast. Er werden 370 dossiers behandeld, waarvan 170 voor het Nederlandstalige en 200 voor het Franstalige landsgedeelte.
Er werden adviezen over de gemeenteraadsbesluiten uitgebracht voor de volgende gemeenten: -
provincie Antwerpen: Antwerpen, Baarle-Hertog, Balen, Beerse, Berlaar, Brecht, Duffel, Heist-op-den-Berg, Herentals, Kalmthout, Kasterlee, Kontich, Lier, Mechelen, Malle, Mol, Niel, Putte, Puurs, Ravels, Rijkevorsel, Schoten, Turnhout, Vosselaar, Westerlo, Wuustwezel.
-
provincie Oost-Vlaanderen: Aalst, Assenede, Beveren, Dendermonde, Eeklo, Gavere, Gent, Geraardsbergen, Kluisbergen, Kruishoutem, Lokeren, Nevele, Sint-Niklaas, Zele, Zelzate, Zomergem.
-
provincie West-Vlaanderen: Anzegem, Blankenberge, Brugge, De Haan, Deerlijk, Diksmuide, Ieper, Koekelare, Kortrijk, Middelkerke, Moorslede, Nieuwpoort, Oostkamp, Poperinge, Ruiselede, Torhout, Veurne, Waregem, Wervik, Wevelgem, Zonnebeke.
-
provincie Vlaams-Brabant: Asse, Halle, Leuven, Londerzeel, Vilvoorde.
-
provincie Limburg: Hasselt.
-
provincie Waals-Brabant: Eigenbrakel, Geldenaken, Nijvel, Tubeke, Waver.
-
provincie Henegouwen: Antoing, Ath, Beaumont, Beloeil, Binche, Charleroi, Chimay, Doornik, Komen-Waasten, Fleurus, La Louvière, Lessen, Bergen, Moeskroen, Zinnik.
-
provincie Luik: Amel, Aywaille, Büllingen, Eupen, Flémalle,
-
provincie Luxemburg: Bertrix, Bouillon, Erezée, Houffalize, Marche-en-Famenne, Neufchâteau, Paliseul, Vielsalm, Virton.
-
provincie Namen: Andenne, Beauraing, Ciney, Dinant, Eghezée, Fosses-la-Ville, Gedinne, Namen, Philippeville, Sambreville, Yvoir.
6.
Deelname aan het Raadgevend Comité voor de Brandweer
Het Raadgevend Comité voor de Brandweer bestaat uit vertegenwoordigers van de openbare brandweerdiensten. Het brengt adviezen uit betreffende het beleid van de openbare brandweerdiensten. In 2004 heeft het negen maal vergaderd.
Tijdens deze vergaderingen werd een groot aantal dossiers ter advies voorgelegd, bijvoorbeeld: -
de omzendbrief betreffende het vakantiegeld
-
de omzendbrief betreffende het gebruik van de blauwe knipperlichten en het speciaal geluidstoestel
-
de omzendbrief betreffende de verplichting van verblijfplaats
-
de statistieken 2003 betreffende de openbare brandweerdiensten
-
de hervorming van de Civiele Veiligheid
-
de activiteiten van de werkgroep ‘asbest’ en van de werkgroep ‘facturering’
-
het eenvormig statuut
-
het aankoopbeleid van brandweermaterieel
-
de Veertiendaagse van de veiligheid
-
het ontwerp van koninklijk besluit betreffende de rampenplanning
-
het ontwerp van koninklijk besluit betreffende de facturering van de opdrachten van de hulpdiensten
-
het verlof voorafgaand aan het pensioen
-
het geldelijk in aanmerking nemen van voorgaande diensten uitgevoerd als vrijwilliger van de brandweerdiensten
-
Astrid
-
de toepassing van de reglementering betreffende de ioniserende stralingen en de reglementering betreffende de veiligheid op het werk
-
de politiebevoegdheid voor de brandweerdiensten
-
de brandwerende deuren
-
de inhoud van de programmawet
-
de militairen in disponibiliteit.
REGLEMENTERING EN CONTROLE
Hamoir, Hannuit, Herve, Pepinster, Plombières, Sankt Vith, Stavelot, Verviers, Waimes. 91
ACTIVITEITENRAPPORT
92
de terreinrealiteit waarmee de brandweerdiensten geconfronteerd worden, op elkaar af te
2004
De door het Raadgevend Comité uitgebrachte adviezen maken het mogelijk om het beleid en
De Hoge Raad voor Beveiliging tegen Brand en Ontploffing heeft als opdrachten:
stemmen. Het Comité is een plaats waar informatie wordt uitgewisseld en dialoog wordt gevoerd tussen de administratie en de terreinactoren. Het is een overleg- en denkplatform.
7.
Deelname aan de activiteiten van de Hoge Raad voor Beveiliging tegen Brand28 en Ontploffing
-
het voorstellen van alle maatregelen inzake brandveiligheid en ontploffing;
-
het uitbrengen van een advies over elk ontwerp van besluit betreffende de voorkoming van brand en ontploffing.
In 2004 kwam de Raad vijf maal samen. De agendapunten van het voorbije jaar hadden betrekking op de brandwerende deuren, de rookdetectoren in de woningen, de LPG-voertuigen in ondergrondse parkeergebouwen, de basisnormen voor de industriële gebouwen, de aanpassing van de basisnormen aan de nieuwe Europese indeling inzake brandweerstand en de basisnormen betreffende de gevels.
8.
Toekomstperspectieven
Eind 2004 is de Algemene Directie begonnen met selectie- en aanwervingsprocedures voor juristen met als doel de efficiëntie van haar juridische dienst, die slechts 2,5 zogenaamde voltijdse equivalenten (juristen) telde, te verhogen. Door die aanwervingen zal de hervorming van de brandweerdiensten en van de Civiele Bescherming in 2005 optimaal begeleid kunnen worden.
[28] Zie Preventie, p. 70
Regelmatige inspecties ter plaatse om zich te vergewissen van de efficiëntie van onze bescherming
De Algemene Directie is belast met de inspectie van de openbare brandweerdiensten.
1.
Organisatie van de openbare brandweerdiensten in een notendop
België telt 251 brandweerdiensten: 165 in het Vlaams Gewest, 85 in het Waals Gewest en 1 in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De opdrachten van de brandweerdiensten worden vastgelegd in het koninklijk besluit van 7 april 2003 tot verdeling van de opdrachten inzake civiele bescherming tussen de openbare brandweerdiensten en de diensten van de civiele bescherming. De regels inzake de algemene organisatie van de openbare brandweerdiensten worden vastgelegd in talrijke koninklijke besluiten. Deze teksten stellen de algemene bepalingen op waarbinnen het kader, het geldelijk en administratief statuut, de weddenschalen, de vergoedingen en de toelagen – met name de haard- en standplaatstoelage, het vakantiegeld en het gezinsvakantiegeld – vastgesteld worden. De voorwaarden inzake aanwerving, benoeming en bevordering van de personeelsleden van de openbare brandweerdiensten worden eveneens bij koninklijk besluit geregeld. Een brandweerdienst wordt gekwalificeerd als beroepsbrandweerdienst, gemengd korps of vrijwilligerskorps. Bovendien worden de brandweerdiensten onderverdeeld in verschillende categorieën (X, Y, Z of autonoom). De X-diensten zijn uitsluitend beroepsdiensten. De Y-diensten zijn ofwel beroepsdiensten, ofwel gemengde korpsen (beroepspersoneel en vrijwilligers). De Z-diensten zijn ofwel gemengde korpsen, ofwel vrijwillige korpsen. Een autonome brandweerdienst wordt gekenmerkt door het feit dat hij enkel het gemeentelijke grondgebied waarop hij gelegen is, beschermt.
2.
Inspectie
Overeenkomstig artikel 9 van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming, zijn de openbare brandweerdiensten onderworpen aan de door de koning georganiseerde inspectie. Deze inspectie omvat de controle ter plaatse van de toepassing van de wettelijke en reglementaire bepalingen en van de uitvoering van de voorziene maatregelen inzake brandvoorkoming en –bestrijding. Het met de inspectie belaste personeel heeft steeds toegang tot de installaties waarover de brandweerdiensten beschikken en mag onderzoeken instellen.
REGLEMENTERING EN CONTROLE
B. Brandweerinspectie 93
1.
de controle van de organisatie en de werking van de brandweerdiensten. Zij delen de verantwoordelijke autoriteiten hun standpunten en suggesties mee omtrent alle maatregelen die op dat vlak tot verbetering kunnen leiden. Daartoe stellen zij een verslag op.
2.
de controle van de wijze waarop de brandweerdiensten hun taken inzake brandbestrijding uitvoeren. Indien nodig sporen zij de oorzaken en de omstandigheden van de brand op.
3.
de controle van de wijze waarop de brandweerdiensten hun taken inzake brandvoorkoming uitvoeren. Indien nodig delen zij hun opmerkingen mee aan de verantwoordelijke
2004
94
ACTIVITEITENRAPPORT
De leden van de inspectie hebben volgende opdrachten:
autoriteiten.
Bij de uitvoering van hun inspectieopdracht moeten de inspecteurs de documenten controleren die bijgehouden moeten worden volgens de administratieve en technische reglementering voor de openbare brandweerdiensten.
3.
Inspectie op het terrein
De inspectie ter plaatse en het noteren van de opmerkingen in het inspectieverslag gebeuren stapsgewijs. Daarbij worden volgende punten geanalyseerd: -
organisatorische en administratieve gegevens (type brandweerdienst, beschermde gemeenten, personeel van de brandweerdiensten, hulpverleningszone, brevetten,…)
-
reglementen van toepassing binnen de dienst (organiek reglement, huishoudelijk reglement, retributiereglement,…)
-
andere wettelijke documenten (jaarverslag, inventarissen, fiches gevaarlijke producten,…)
-
verstandhouding binnen de dienst
-
aanwezigheidspercentage bij interventies (tijdens en buiten de werkuren)
-
organisatie van de oefeningen, systematiek van de oefeningen, deelname,...
-
wijze van alarmering, telecommunicatiemiddelen
-
organisatie van de verschillende wachtdiensten
-
verdeling van de specifieke taken van de officieren
-
interventies (beknopte statistieken, interventieprocedures, operationele richtlijnen,…)
-
organisatie van de dringende medische hulpverlening
-
maatregelen inzake brandvoorkoming die van toepassing zijn op verschillende gebouwen, onderzoek, preventieverslag, follow-upcontroles,...
-
politiereglement(en) betreffende de brandvoorkoming
opstelling van interventieplannen
-
bluswatervoorraden, opstelling van de plannen voor de installatie van brandkranen, controles van de brandkranen, signalisatie van de brandkranen,…
-
kazernering (vooruitgeschoven posten, werkplaatsen, leefinfrastructuren voor het personeel, oppervlakte, inplanting, parkings, voorbehouden gebruik van de kazerne, functionele integriteit,…)
-
rollend en niet-rollend materieel (onderhoud + registratie van het onderhoud, gebruiksstaat, inventaris, wettelijke inspecties,…)
-
persoonlijke beschermingsmiddelen (gebruiksstaat, wettelijke inspecties, registratie van het onderhoud in eigen beheer,...)
De inspectie speelt eveneens een bemiddelende rol in geval van specifieke problemen binnen de brandweerdiensten die de goede werking van de dienst in gevaar zouden kunnen brengen.
4.
Activiteiten
In 2004 werden 107 inspecties uitgevoerd, waarvan 35 in het Nederlandstalige en 72 in het Franstalige landsgedeelte. Er werden inspecties uitgevoerd in de volgende gemeenten: -
provincie Antwerpen: Baarle-Hertog, Geel, Herenthout, Lier, Puurs, Vosselaar, Westerlo en Zandhoven.
-
provincie Vlaams-Brabant: Aarschot, Asse, Diest en Tienen.
-
provincie Oost-Vlaanderen: Kaprijke, Lokeren, Nevele, Wetteren en Wichelen.
-
provincie Limburg: Bree en Hasselt.
-
provincie West-Vlaanderen: Ieper, Ingelmunster, Koekelare, Lendelede, Lichtervelde, Menen, Moorslede, Oostende, Oostkamp, Tielt, Wervik, Wingene en Zonnebeke.
-
provincie Namen: Andenne, Beauraing, Ciney, Couvin, Dinant, Eghezée, Florennes, Fosses-la-Ville, Gedinne, Gembloux, Jemeppe, Namen, Philippeville, Rochefort, Sambreville en Yvoir.
-
provincie Luik: Borgworm, Büllingen, Burg-Reuland, Eupen, Flémalle, Hamoir, Hannuit, Herve, Luik, Lontzen, Malmedy, Pepinster, Plombières, Sankt Vith, Stavelot, Theux, Verviers, Waimes en Welkenraedt.
-
provincie Waals-Brabant: Waver.
-
provincie Henegouwen: Antoing, Beaumont, Beloeil, Bergen, Binche, Charleroi, Chimay, Doornik, Dour, Fleurus, Komen, Lessen, Leuze-en-Hainaut, Moeskroen, Péruwelz, Saint-Ghislain, Thuin en Zinnik.
-
provincie Luxemburg: Aarlen, Aubange, Bastenaken, Bouillon, Etalle, Houffalize, Marche-en-Famenne, Neufchâteau, Paliseul, Saint-Hubert, Vielsalm en Virton.
REGLEMENTERING EN CONTROLE
-
95
ACTIVITEITENRAPPORT
96
1 november 2004 kregen zij het gezelschap van een Franstalige collega. De aanwerving van
2004
Begin 2004 waren er twee inspecteurs in dienst: één Nederlandstalige en één Franstalige. Op
De ingenieurs van de Directie Brandvoorkoming en Gebouwen zijn met deze opdracht belast.
twee Nederlandstalige inspecteurs is voorzien voor 2005.
5.
Technische inspectie
De technische inspectie van de openbare brandweerdiensten is één aspect van de inspectie. Zij strekt ertoe de openbare brandweerdiensten raad te geven op technisch vlak, maar eveneens de infrastructuur en het materieel van deze diensten te controleren.
5.1. Technische inspectie van de brandweerdiensten De technische inspecteurs hebben deelgenomen aan de inspectie van de volgende brandweerdiensten: Bastenaken, Theux, Verviers, Marche, Waver, Virton, Aarlen, Etalle, Bouillon, Houffalize, Hannuit, Paliseul, Péruwelz, Gedinne, Beloeil, Leuze-en-Hainaut, Antoing, Namen, Thuin, Binche, Rochefort, Dinant, Beaumont, Diest, Edegem.
5.2. Bouw van brandweerkazernes Artikel 5 van het koninklijk besluit van 8 november 1967 bepaalt het volgende: "De gemeenten die een brandweerdienst hebben moeten voldoende kazernering tot zijn beschikking stellen om er het personeel en het materieel in onder te brengen, evenals een alarmsysteem dat beantwoordt aan de maatstaven die vastgelegd zijn door de Minister van Binnenlandse Zaken". Bij elke subsidieaanvraag van de gemeenten aan het Gewest voor het bouwen, verbouwen of vergroten van een kazernering voor de brandweerdiensten, wordt de brandweerinspectie geraadpleegd teneinde te bepalen of het project overeenstemt met de door de Minister van Binnenlandse Zaken vastgelegde criteria. In 2004 heeft de technische inspectie een advies gegeven voor de kazerneringsprojecten van Couvin, Dinant, Doornik, Burg-Reuland, Waarschoot en Lo-Reninge.
voorkoming De inspecteurs brengen eveneens adviezen uit naar aanleiding van aanvragen tot afwijkingen van diverse reglementeringen betreffende de brandvoorkoming.
Hier volgt een overzicht van de dossiers die in 2004 in dat kader behandeld werden: •
Dossiers van aanvragen tot afwijking in rusthuizen Het samenwerkingsakkoord van 31 juli 1990 tussen de Vlaamse Gemeenschap en de federale Staat voorziet de interventie van de technische brandweerinspectie bij de procedure tot erkenning van de verzorgingsinstellingen voor bejaarden. In 2004 heeft de technische inspectie twee vestigingen bestemd voor bejaarden bezocht en een advies uitgebracht in het kader van hun aanvragen tot afwijking.
•
Dossiers van aanvragen tot afwijking in de ziekenhuizen Artikel 6 van het koninklijk besluit van 6 november 1979 tot vaststelling van de normen inzake beveiliging tegen brand en paniek waaraan ziekenhuizen moeten voldoen, bepaalt het volgende: "Op verzoek van de ziekenhuisbeheerder, kan de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort, afwijkingen toestaan van de normen bepaald in de bijlage van dit besluit. Hij wint vooraf het advies van de Minister van Binnenlandse Zaken in, die dat advies uitbrengt na verslag van de Inspectie ingesteld bij artikel 9 van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming". De technische brandweerinspectie heeft in 2004 vijf verslagen opgesteld i.v.m. aanvragen tot afwijking van het voormelde koninklijk besluit.
REGLEMENTERING EN CONTROLE
5.3. Afwijkingen van de specifieke reglementeringen inzake brand97
2004
ACTIVITEITENRAPPORT
98
6 Rampen
2004
100
ACTIVITEITENRAPPORT
De behandeling van de dossiers inzake schadeloosstelling bij voorkeur via elektronische weg
1.
Inleiding
De opdrachten van de Directie Rampenschade vinden hun oorsprong in de noodzakelijke nationale solidariteit ten opzichte van slachtoffers van natuurrampen en ten opzichte van hen die materiële schade geleden hebben naar aanleiding van oorlogsfeiten of van de onafhankelijkheid van Kongo.
De Directie Rampenschade behandelt de schadeloosstellingen betreffende: -
Algemene rampen: Tussenkomst van de Staat (onder de vorm van schadevergoedingen en herstelkredieten) in de herstelling van door algemene rampen veroorzaakte schade aan private goederen, alsook aan goederen die tot het openbaar domein van bepaalde publiekrechtelijke personen behoren (wet van 12 juli 1976).
-
Oorlogsschade: Schadeloosstelling van oorlogsschade voortvloeiend uit de oorlog 14-18 aan private en openbare goederen (wetten gecoördineerd bij koninklijk besluit van 6 september 1921) en oorlogsschade voortvloeiend uit de oorlog 40-45 aan private goederen (wetten gecoördineerd bij koninklijk besluit van 30 januari 1954) en openbare goederen (wet van 6 juli 1948).
-
Schade in Kongo: Tussenkomst van de Staat voor de schade veroorzaakt aan private goederen naar aanleiding van de onafhankelijkheid van de Democratische Republiek Kongo (wet van 14 april 1965).
De uitgaven betreffende deze schadeloosstellingen worden ten laste genomen door: -
de Nationale Kas voor Rampenschade (FOD Financiën), voor de algemene rampen, de oorlogsschade 40-45 aan private goederen en de schade in Kongo;
-
de FOD Binnenlandse Zaken, voor de oorlogsschade 14-18 en de oorlogsschade 4045 aan openbare goederen. Het is vanzelfsprekend dat de activiteiten van de directie hoofdzakelijk gericht zijn op de algemene rampen, ongeacht of het nu is in het kader van de procedure tot erkenning van de rampen of in het kader van de schadeloosstelling van de slachtoffers.
Erkenning van een natuurverschijnsel als algemene ramp
2.1. Principes Om het slachtoffer van een natuurramp schadeloos te kunnen stellen, moet die ramp, bij in de Ministerraad overlegd koninklijk besluit, erkend worden als algemene ramp. Een ministeriële omzendbrief van 30 november 2001 bepaalt de vereiste criteria om een erkenning mogelijk te maken. Bij een catastrofe verzamelt de Directie Rampenschade de nodige wetenschappelijke (bij de bevoegde instelling voor het natuurverschijnsel) en financiële (bij de Provinciegouverneurs) informatie; zij stelt, indien nodig, het dossier samen dat de Minister van Binnenlandse Zaken aan de Raad zal voorleggen. Na de goedkeuring van de Raad volgen de handtekening van de Koning en de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
2.2. In 2004 behandelde aanvragen tot erkenning -
Er werd een nieuwe ramp erkend (de overstromingen van 6 tot 10 november 2002) en van twee rampen werd de geografische uitgestrektheid uitgebreid (overstromingen en overlopen van riolen tussen 24 en 31 juli 2000 te Oud-Turnhout; overstromingen van 17 tot 20 september 2001 te Péruwelz, De Panne, Hooglede, Koekelare, LangemarkPoelkapelle, Oostkamp, Zedelgem, Kaprijke, Sint-Laureins).
-
Voor drie gebeurtenissen werd de erkenning geweigerd aangezien er niet voldaan werd aan de vereiste criteria.
-
Op het einde van het jaar werden nog acht aanvragen tot erkenning onderzocht, waarvan één aanvraag tot uitbreiding.
2.3. Verbetering van de erkenningsprocedure Het proces «Erkenning» werd geanalyseerd en verbeterd in het kader van een moderniseringsproject (MPM 8) dat binnen de directie in 2004 aangewend werd.
De volgende maatregelen werden genomen: -
de parallelle raadpleging (in de mate van het mogelijke, rekening houdend met de huidige vereiste van een bepaalde financiële omvang van de schade) van de wetenschappelijke instellingen en de gouverneurs;
RAMPEN
2.
101
2004
102
ACTIVITEITENRAPPORT
-
de integratie van de gegevens die de gouverneurs door middel van een modeltabel moeten leveren (met alle gemeenten van de provincie) in een nationale samenvattende tabel;
-
een brief gericht aan de betrokken gouverneurs in geval van overdracht van een dossier met het oog op de erkenning.
Er werd eveneens begonnen met de herziening van de erkenningscriteria van de algemene rampen, die momenteel vastgelegd zijn in de ministeriële omzendbrief van 30 november 2001. De volgende wetenschappelijke en technische instellingen werden hierbij geraadpleegd: Koninklijk Meteorologisch Instituut, Koninklijk Observatorium van België, Direction générale des Voies hydrauliques van het Waals Gewest, Afdeling Waterbouwkundig Laboratorium en Hydrologisch Onderzoek van de Vlaamse Gemeenschap, Université de Liège, Faculté des Sciences agronomiques van Gembloux. In de eerste helft van 2005 zou een nieuwe omzendbrief het daglicht moeten zien.
3.
Schadeloosstelling van de slachtoffers
3.1. Principes Private goederen (wet van 12 juli 1976) Zodra het besluit bekendgemaakt is, beschikken de slachtoffers over een termijn van drie maanden vanaf de maand die volgt op de bekendmaking, om hun aanvraag tot financiële tussenkomst in te dienen bij de Provinciegouverneur. Hij onderzoekt de dossiers en neemt de beslissingen tot schadeloosstelling in eerste aanleg. De Directie Rampenschade controleert de gegrondheid van de beslissingen van de Gouverneur, tekent eventueel hoger beroep aan bij het Hof van Beroep of vraagt aan de Gouverneur om zijn beslissing te herzien. Indien er tegen de beslissing geen bezwaren zijn en na controle van de wederbelegging (herstel van de schade), wordt er aan de Nationale Kas voor Rampenschade (FOD Financiën) de opdracht gegeven om de vergoeding te betalen. Er dient eveneens vermeld te worden dat de Directie ook instaat voor de controle van en het toezicht op de vereffening van de provinciale werkingskosten, alsook voor het antwoorden op de talrijke briefwisseling (brieven van particulieren, parlementaire vragen, Kabinetsnota’s, diverse informatie-aanvragen, levering van algemene statistieken…) i.v.m. de behandelde materie.
De Directie Rampenschade behandelt deze dossiers zelf rechtstreeks; de slachtoffers beschikken over een termijn van 6 maanden vanaf de maand die volgt op de bekendmaking van het erkenningsbesluit, om hun aanvraag in te dienen.
3.2. Gegevens betreffende 2004 Private goederen •
aantal beslissingen genotificeerd door de Gouverneurs: 2001
•
bedrag van de toegekende vergoedingen: 8.396.615 EUR
•
aantal betaalopdrachten gegeven aan de Nationale Kas voor Rampenschade: 2.887
•
aantal hangende gerechtelijke procedures in het begin van het jaar: 184
•
aantal door de Staat ingediende beroepen tijdens het jaar: beroepen: 17 herzieningen: 88
•
aantal door de slachtoffers ingediende beroepen tijdens het jaar: beroepen: 9 herzieningen: 108
Goederen van het openbaar domein •
aantal genotificeerde beslissingen: 15
•
bedrag van de toegekende vergoedingen: 244.698,51 EUR
3.3. Verbetering van de schadeloosstellingsprocedure (privé-goederen) Het proces «Schadeloosstelling van het slachtoffer» werd eveneens geanalyseerd in het kader van het voormelde moderniseringsproject (MPM 8). De door de Minister goedgekeurde conclusies van de werkgroep voorzien een aantal verbeteringspunten. Eerst en vooral dient er benadrukt te worden dat de door de Task Force Rampenschade 2003 (werkgroep opgericht vóór de aanwending van het MPM) voorgestelde maatregelen, integraal deel uitmaken van de hervorming van dat proces op provinciaal niveau. Deze maatregelen werden geconcretiseerd door twee brieven van de Minister van Binnenlandse Zaken (dd 20 februari 2004) aan de Provinciegouverneurs. Deze maatregelen strekken ertoe •
een werkmethodologie te ontwikkelen teneinde een optimale werking van de provinciale diensten te verzekeren, alsook het behoud op provinciaal niveau van een kern van personeelsleden die de vereiste know-how bezitten;
RAMPEN
Goederen van het openbaar domein (wet van 12 juli 1976; KB van 14 september 1984) 103
2004
104
ACTIVITEITENRAPPORT
•
een versterkte samenwerking met de gemeentelijke autoriteiten tot stand te brengen, die geconcretiseerd wordt door de aanwijzing van een gemeentelijke ambtenaar-coördinator van wie opdrachten gedetailleerd beschreven worden.
De verbeteringen die rechtstreeks uit het MPM voortvloeien, hebben betrekking op verschillende aspecten, zowel de informatie van de slachtoffers als het onderzoek van de dossiers op provinciaal niveau, de controle en de betaling van de schadevergoedingen op centraal niveau.
Informatie van de slachtoffers (centraal en provinciaal niveau) Het publiek moet de materie gemakkelijk begrijpen. Daarom wordt meer informatie gegeven aan de slachtoffers, zowel over de toegepaste reglementering als over de stand van zaken van hun persoonlijk dossier. Dat betekent eveneens een verbetering van de contacten met de media, die geacht worden de ontvangen informatie op adequate wijze aan de bevolking mee te delen. In dit opzicht garandeert de Directie Rampenschade de voortdurende bijwerking van de Internetsite en van het vademecum, alsook de terbeschikkingstelling op Internet van de formulieren om een tussenkomst aan te vragen. Verder werd er ook gewerkt aan de opstelling van een verklarende brochure, de organisatie van een systeem voor follow-up van de dossiers, het gebruik van typebrieven om de slachtoffers te laten weten dat het onderzoek van het dossier een bepaalde termijn vereist, en de totstandbrenging van een groen telefoonnummer.
Onderzoeken en beslissen (provinciaal niveau) •
Bij de codering van het dossier in CALIS (informaticaprogramma voor dossierbehandeling), print het systeem automatisch een ontvangstbewijs af; indien nodig, zal het eveneens aan het slachtoffer meedelen welke documenten nog moeten afgeleverd worden teneinde zijn dossier te vervolledigen.
•
De onmiddellijke codering onder welbepaalde vormen zal vermijden dat hetzelfde dossier meermaals gecodeerd wordt: het bestaan van één enkel dossier moet gegarandeerd worden.
•
Alle expertises moeten volgens hetzelfde schema uitgevoerd worden teneinde de gelijke behandeling van de slachtoffers te garanderen en de controle daarvan te vergemakkelijken.
•
Er zullen dus verplicht eenvormige expertiseverslagen gebruikt moeten worden.
•
Teneinde elke vergissing te vermijden, zal hetzelfde volmachtformulier in alle provincies gebruikt worden.
Een goed beheer van een dossier vereist dat een bepaald personeelslid de verantwoordelijkheid daarover op zich neemt: die verantwoordelijkheid mag niet afzwakken. Daarom zal éénzelfde persoon vanaf het begin van een dossier belast worden met de afhandeling ervan, tot de ondertekening door de Provinciegouverneur.
•
Teneinde fouten bij de opstelling en de interpretatie van de beslissingen inzake schadeloosstelling te vermijden, zullen deze beslissingen, alsook de begeleidende verklarende nota, via het CALIS-programma gestandaardiseerd worden.
De beslissing ontvangen (centraal niveau) Teneinde de operaties te versnellen en het manuele werk te verminderen, zal de controlefiche, bij de codering van de notificatiedatum van de beslissing, rechtstreeks uit CALIS afgedrukt worden. De opmerkingen van de personeelsleden zullen eveneens in CALIS opgenomen worden. Een follow-up tabel van het dossier zal geïntegreerd worden in de CALIS-software. Dit zal de mogelijkheid bieden om een dossier steeds terug te vinden en om sneller te kunnen antwoorden op een eventuele desbetreffende informatie-aanvraag. Vóór elke betaling zal een adequate doelgerichte controle van de beslissingen gebeuren. Een dergelijke werkwijze garandeert beter een gelijke behandeling van de slachtoffers en maakt het mogelijk om het grootste deel van de procedures inzake recuperatie van niet-verschuldigde bedragen te vermijden.
De beslissing uitvoeren (centraal niveau) Momenteel worden de documenten voor de Nationale Kas voor Rampenschade per bode, in papieren vorm, naar de bestemming gebracht. De toekomstige betalingsopdrachten zullen elektronisch verstuurd worden. De bevoegdheid inzake recuperatie van de niet-verschuldigde bedragen zal overgedragen worden naar de FOD Financiën, die beter gekwalificeerd is en meer ervaring en documentatie heeft om dit soort procedure tot een goed einde te brengen; hiertoe is evenwel een wijziging van de wet van 12 juli 1976 noodzakelijk. Sommige voorziene maatregelen werden reeds aangewend; andere (i.v.m. de herschrijving van het CALIS-programma) worden momenteel uitgevoerd of zullen uitgevoerd worden (vereiste wettelijke wijziging) in de komende maanden. Bovendien •
werd begonnen met een herziening van de wet van 12 juli 1976 teneinde de bepalingen die verouderd zijn wegens de socio-economische evolutie, te verwijderen of sommige onduidelijke punten te verklaren;
RAMPEN
•
105
2004
106
ACTIVITEITENRAPPORT
•
hebben er onderhandelingen plaatsgevonden met de Regie der Gebouwen teneinde, indien nodig, snel deskundigen-ambtenaren ter beschikking te stellen van de Gouverneurs;
•
werden ‘Kritieke Prestatie Indicatoren’ tot stand gebracht; deze indicatoren strekken ertoe het door de provinciale diensten en de Directie Rampenschade geleverde werk te evalueren, zowel kwantitatief als kwalitatief. Deze KPI hebben betrekking op het proces «Erkenning» en «Schadeloosstelling van het slachtoffer»;
•
werd door de Minister van Economie een ontwerp van wet tot stand gebracht «tot wijziging van de wet van 21 mei 2003 tot wijziging van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst en de wet van 12 juli 1976 betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen». Deze wet strekt ertoe de dekking van de natuurrampen door de verzekeraars verplicht te maken in het kader van de brandverzekering. De goedkeuring van die tekst door de wetgever zal een zekere, doch eerder beperkte impact hebben op het werk van de Directie Rampenschade;
•
maakt een lid van de Directie deel uit van het Stuurcomité van de Outsourcing belast met de goede werking van het informatica-instrument.
3.4. Oorlogsschade Schade 14-18 Zelfs nu wordt nog regelmatig materiële schade veroorzaakt door de ontploffing van een granaat of de instorting van een ondergrondse gang uit de eerste wereldoorlog. Een bij koninklijk besluit benoemde Staatssecretaris moet met het slachtoffer een overeenkomst betreffende de schadeloosstelling afsluiten; die overeenkomst wordt dan door de Directie Rampenschade gecontroleerd. In het jaar 2004 hebben vier dossiers het voorwerp uitgemaakt van een schadeloosstelling voor een totaal bedrag van 44.955,70 EUR.
Schade 40-45 aan private goederen Een schadelijk feit dat zijn oorsprong vindt in de tweede wereldoorlog kan ook nu nog aan de basis liggen van een schadeloosstelling. Een jurist van de Directie Rampenschade is bekleed met het bijzondere mandaat van «Juridisch adviseur» en is gemachtigd om een beslissing inzake schadeloosstelling te nemen. In 2004 werd geen enkele schadeloosstelling toegekend; er kwamen evenwel regelmatig
neelsleden van de Commissie van schadeloosstelling van de Joodse Gemeenschap regelmatig om de archieven te raadplegen. De wetgevingen betreffende de schadeloosstelling van de schade 14-18 en 40-45 aan de private goederen zijn momenteel niet aangepast. In het kader van de herziening van de wet van 12 juli 1976 wordt er overwogen om ze te integreren in de bestaande wetgeving, teneinde de toekenning van die schadeloosstellingen te uniformeren en te vereenvoudigen.
Schade 40-45 aan de openbare goederen De wet van 2 juli 1999 heeft het mogelijk gemaakt om de verjaring van een aantal dossiers op te schorten. Het initiatief moet nu komen van de slachtoffers. Zij moeten een bestek indienen dat door de administratie goedgekeurd moet worden en daarna overgaan tot de gunning van de opdracht. Op basis van een belofte van de Minister, die die gunning goedkeurt, worden de schadevergoedingen vervolgens geleidelijk aan uitbetaald. In 2004 bedroeg het bedrag van de uitgevoerde betaalopdrachten 20.275,77 EUR. De vastleggingen bedroegen 26.069,45 EUR. Er dient vermeld te worden dat er nog negen dossiers hangende zijn voor de Raad van State, waarbij de betrokkenen bezwaar indienden tegen de ministeriële beslissing waarbij bepaalde schade verworpen werd; drie dossiers zijn nog hangende voor gerechtelijke rechtscolleges.
3.5. Schade in Kongo Net zoals de oorlogsschade aan de openbare goederen, is deze materie zo goed als uitgedoofd. De voormelde jurist is eveneens bekleed met het bijzondere mandaat van «bemiddelaar» inzake schade in Kongo en is in die hoedanigheid belast met het beheer van de procedures in eerste aanleg. Zijn hoofdtaak bestaat vandaag evenwel uit het beantwoorden van talrijke informatie-aanvragen. Momenteel is het laatste dringende dossier hangende bij de Raad van State; de Belgische Staat had bezwaar ingediend tegen de beslissing die in beroep genomen werd door de Hoge Commissie voor Schadeloosstelling. Geen enkele schadevergoeding werd betaald in 2004.
RAMPEN
aanvragen binnen om informatie betreffende oude dossiers te krijgen. Zo vroegen de perso107
2004
ACTIVITEITENRAPPORT
108
7 Telecommunicatie
ACTIVITEITENRAPPORT
110
Telecommunicatie
1.
2004
A.
ste wereldoorlog op talrijke plaatsen elektromechanische installaties geïnstalleerd. Op het
Ontwikkelingen van het elektronische sirenenetwerk en ideeën over andere alarmmiddelen
Inleiding
1.1. Alarmnetwerk Teneinde de bevolking te waarschuwen in geval van dreigend gevaar, werden tijdens de laat-
einde van de oorlog steeg het aantal geïnstalleerde sirenes enorm. Door ze onderling te verbinden, ontstond een nationaal alarmnetwerk. Rampen, zoals die van Tsjernobyl en Seveso, hebben aangetoond dat er een alarmnetwerk nodig was, dat niet alleen op oorlogssituaties gericht zou zijn. Daarom ging de Civiele Veiligheid over tot de ontwikkeling van een elektronisch sirenenetwerk in welbepaalde risicozones. Parallel met de ontwikkeling van dat netwerk werd het oude netwerk van elektromechanische sirenes ontmanteld. De elektronische sirenes produceren niet alleen huiltonen, maar ook korte gesproken berichten die ertoe strekken de bevolking te waarschuwen en de te nemen maatregelen mee te delen. De bediening van deze sirenes gebeurt van op afstand en is gebaseerd op een uitgestrekt informaticasysteem. In de komende jaren willen wij het sirenenetwerk uitbreiden met een telefonisch alarmsysteem dat pre-geregistreerde berichten voor collectiviteiten, zoals ziekenhuizen, scholen… zou kunnen verspreiden. Andere alarmsystemen worden eveneens onderzocht, zoals de alarmering via SMS of e-mail. In 2004 werden reeds tests uitgevoerd op enkele systemen.
1.2. Telecommunicatie Teneinde een optimale operationele communicatie te verzekeren, zijn de met interventies op het terrein belaste operationele eenheden van de Civiele Bescherming uitgerust met radio’s. De meeste posten die momenteel nog gebruikt worden, zijn analoge radioposten. In de loop van 2004 deden de eerste digitale radioposten (zie ASTRID-project) hun intrede in de eenheden; zij zullen geleidelijk aan de oude vervangen. Het departement «Telecom en informaticaproducten» is belast met de controle van deze uitrusting en het beheer van de telefonietoestellen (GSM,…) die ter beschikking staan van de administratieve diensten van de Algemene Directie.
2.1
Alarmnetwerk Uitbreiding van het alarmnetwerk
In 2004 werden 100 nieuwe elektronische sirenes geïnstalleerd. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige situatie van het netwerk per provincie:
Totaal aantal elektronische sirenes
AN
HG
LB
LG
LX
NM
VB
OV
WV
BR
Totaal
eind 2003 eind 2004
102 136
28 47
23 25
99 117
1 2
90 96
4 4
34 46
-3
-5
381 481
2.2. Procedure voorafgaand aan de installatie van een sirene Elke installatie wordt voorafgegaan door één of meerdere bezoeken ter plaatse en door onderhandelingen met de gemeenten en de eigenaars van de betrokken gebouwen. Indien nodig wordt er ook onderhandeld met diverse andere instanties waarvan het advies en/of het akkoord noodzakelijk is. Bovendien vereist de installatie van een sirene in principe het verkrijgen van een bouwvergunning. In het Vlaams Gewest is die vergunning evenwel niet nodig voor sirenes die op bestaande gebouwen geplaatst worden. In de loop van het jaar 2004 werden eveneens stappen ondernomen voor de installatie van een aantal sirenes in 2005. Om het netwerk te vervolledigen, moeten nog een honderdtal sirenes geïnstalleerd worden.
2.3. Bediening van het alarmnetwerk Voor de bediening van deze sirenes beschikt de Alarmeringsdienst over commandoposten in de permanente eenheden en daarmee verbonden relais-stations, die de ontvangst in verder gelegen regio’s moeten garanderen.
De commandoposten en de daaraan verbonden zenders zijn geïnstalleerd in de: -
PE Brasschaat (zenders: Brasschaat, Balen)
-
PE Neufchâteau (zenders: Neufchâteau, Haut-Fays, Velaine-sur-Sambre)
-
PE Crisnée (zenders: Crisnée, Hoei, Modave)
-
PE Liedekerke (zenders: Liedekerke, Gent, Beveren, Brussel)
-
PE Ghlin (zenders: Ghlin, Seneffe, Fleurus)
-
PE Jabbeke (zender: Jabbeke)
T E L E C O M M U N I C AT I E
2.
111
ACTIVITEITENRAPPORT
112
om de sirenes te activeren. In de toekomst zullen de andere 100-centrales eveneens uitge-
2004
Bovendien beschikte de 100-centrale van Hasselt in 2004 ook over de nodige infrastructuur
door de bevolking niet gehoord kunnen worden en regelmatig uitgevoerd worden door de
rust worden met commandoposten om de elektronische sirenes te activeren.
2.4. Controle en onderhoud van het alarmnetwerk Dankzij het informaticasysteem waarmee de sirenes verbonden zijn, maakt een ondervraging op afstand het mogelijk om informatie te krijgen over de operationaliteit van de sirenes. Bijkomende informatie over de werking van de sirenes wordt geleverd door «stille tests» die
bevoegde operatoren in de operationele eenheden van de Civiele Bescherming. Al deze informatie wordt automatisch doorgestuurd naar de nationale centrale te Brussel, waar zij geanalyseerd wordt. Indien nodig, wordt een technisch team ter plaatse gestuurd om herstellingen uit te voeren. Op elke sirene wordt een sticker aangebracht met een 0800-nummer om de bevolking de mogelijkheid te geven een eventuele abnormale werking van een sirene te melden. Dergelijke Nederlandstalige oproepen worden gecentraliseerd te Brasschaat, Franstalige te Neufchâteau.
2.5. Luide tests In tegenstelling tot de ondervragingen op afstand betreffende de operationaliteit van de sirenes en de stille tests, bieden de luide tests de mogelijkheid informatie te verzamelen over de hoorbaarheid van de signalen. In 2004 werden vier luide tests georganiseerd. Bij elke test is gebleken dat ongeveer 98% van de sirenes normaal werkten. Tijdens drie van deze luide tests werden bij een bepaald aantal inwoners onderzoeken gevoerd teneinde de hoorbaarheid van de sirene en van de gesproken berichten te evalueren. Die personen werden willekeurig geselecteerd naar gelang van de afstand tot de sirene en de geografische ligging van hun woonplaats ten opzichte van de sirene.
De voornaamste resultaten worden in onderstaande tabel weergegeven: Personen die op de hoogte waren van het bestaan van de sirenes
73%
Personen die de sirenes gehoord hebben
73%
Personen die de hoorbaarheid van het schelle geluid positief evalueerden Maximale afstand waarop het schelle geluid positief geëvalueerd werd Personen die de verstaanbaarheid van het bericht positief evalueerden Maximale afstand waarop de verstaanbaarheid positief beoordeeld wordt Personen die wisten dat er sirenetests zouden plaatsvinden
74% 2000m 24% 666m 36%
-
op de hoogte zijn van het bestaan van de sirenes;
-
beter geïnformeerd zijn over de plaats van de sirenes.
T E L E C O M M U N I C AT I E
De analyses tonen aan dat de hoorbaarheid verbetert naarmate de personen:
Het voorgaande legt de nadruk op het belang van de informatie, zowel op nationaal als op regionaal of lokaal niveau. Er moeten nog enkele factoren geëvalueerd worden, zoals de invloed van windkracht en windrichting en de rol van obstakels bij de verspreiding van het geluid, …
2.6. Ontmanteling van het oude (elektromechanische) alarmnetwerk Parallel met de installatie van de nieuwe sirenes werd het oude alarmnetwerk ontmanteld.
De ontmanteling gebeurt op verschillende manieren: -
door de oude sirene over te dragen aan de lokale overheid (in dit geval de gemeenten); de radiozender wordt evenwel verwijderd, zodat de sirene geen deel meer uitmaakt van het netwerk.
-
door de oude sirenes, reeds geïnstalleerd in nucleaire en/of Seveso-zones, te vervangen door elektronische sirenes, voor zover dat technisch mogelijk is.
-
in alle andere gevallen: door de oude installaties volledig te demonteren.
In 2004 werden 28 sirenes volgens één van deze procedures uitgeschakeld. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de evolutie van de ontmanteling van het oude netwerk per provincie: Provincie
AN
Brussel
HG
LG
NM
Nog te demonteren eind 2003 Gedemonteerd in 2004 Nog te demonteren
37 7 30
1 0 1
43 2 41
29 3 26
24 2 22
Oost-Vl. West-Vl. 29 8 21
6 5 1
Totaal 169 27 142
113
2004
114
ACTIVITEITENRAPPORT
3.
Telecommunicatie
3.1. Radiofonie In 2004 heeft de Alarmeringsdienst 383 radiostations beheerd waarvoor vergunningen werden afgeleverd door het BIPT. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de verdeling van die stations tussen de diverse diensten en eenheden:
Brasschaat Crisnée Liedekerke Ghlin Neufchâteau Jabbeke Andere centra
Basisstations
Draagbare
Mobiele
Totaal
1 1 1 1 1 1 14
33 21 40 21 22 15 9
50 39 39 31 24 12 7
84 61 80 53 47 28 30
3.2. Andere communicatiemiddelen Naast de radioverbindingen heeft de dienst «Telecom en informaticaproducten» in 2004 ook gezorgd voor het beheer van de 574 telefoniecontracten. Onderstaande tabel geeft daarvan een overzicht: Telefoonverbindingen
- Belgacom
433
- Inmarsat & Iridium
12
- Mobistar
45
- Proximus
84
Een deel van deze verbindingen werd gerealiseerd ten behoeve van het Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering en het crisiscentrum van de Provinciegouverneurs, waar de Alarmeringsdienst tevens instond voor het onderhoud van de eindapparatuur. Ten slotte moeten nog de dertien vaste en mobiele telefooncentrales vermeld worden, die geïnstalleerd werden in de buitendiensten van de Civiele Veiligheid.
4.
Infrastructuur
Zowel de verspreiding van gesproken berichten als de overdracht van gegevens en signalen is gebaseerd op een pylonennet met zenders, ontvangers, versterkers en antennes. De dienst “Telecom en informaticaproducten” is verantwoordelijk voor de ontwikkeling, het behoud en het onderhoud van de infrastructuur. In 2004 omvatte deze infrastructuur installaties te Brussel (Leuvenseweg), Libramont, Gent (Citadelpark), Hasselt (Brandweerdienst), Leuven (Brandweerdienst), Lubbeek (Pellenberg) en in elke permanente eenheid.
Nieuw materieel en nieuwe teams voor efficiëntere telecommunicatie
1.
Inleiding
1.1. ASTRID Alvorens het ASTRID-project voor te stellen, moet er gepreciseerd worden wat de term «Astrid» inhoudt. ASTRID is een radiocommunicatiesysteem dat gebaseerd is op de TETRA-technologie. Dit communicatiesysteem steunt op een aantal pylonen op het Belgisch grondgebied die op centrales aangesloten zijn. Het systeem vereist het gebruik van digitale radioposten bestemd voor de gebruikers van het voormelde communicatiesysteem. Het omvat eveneens een systeem van informaticabijstand (Computer Aided Dispatching) dat het mogelijk zal moeten maken om de dringende oproepen te behandelen en de gepaste hulp ter plaatse te sturen. Er moet gepreciseerd worden dat momenteel enkel de oproepen naar het nummer 101, dit wil zeggen de dringende oproepen bestemd voor de politiediensten, via deze technologie behandeld worden. ASTRID, dat is ook de NV ASTRID, een naamloze vennootschap van publiek recht, opgericht overeenkomstig de wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten. Sinds 1998 is deze vennootschap bezig met de uitwerking van een systeem dat een antwoord moet bieden op de behoeften inzake snelle en betrouwbare communicatie van de voormelde diensten. De vennootschap ontwikkelt een technologie, maar legt geen gebruiksvoorwaarden en –procedures vast.
1.2. Beheer van incidenten en crisissen, of afgekort, het ICM-project Teneinde het beheer van incidenten en crisissen te optimaliseren, heeft de Ministerraad van 16 oktober 2002 besloten om: a) een proefproject op te starten in Luik en Antwerpen voor de periode van november 2002 tot december 2005 teneinde de ASTRID-technologie ter beschikking te stellen van alle politionele en niet-politionele hulpdiensten dankzij een geïntegreerd systeem; b) een stuurcomité en werkgroepen op te richten belast met de begeleiding en de coördinatie van het hele project.
T E L E C O M M U N I C AT I E
B. ASTRID-project 115
ACTIVITEITENRAPPORT
116
-
de tenlasteneming van de noodoproepen rationaliseren;
-
een neutrale en multidisciplinaire behandeling van de noodoproepen verzekeren;
-
een bepaald aantal personeelsleden die onder andere tot het politiepersoneel behoren,
2004
Enkele doelstellingen ondersteunen dit initiatief:
De Algemene Directie, belast met de coördinatie van de hulpverlening en het beheer van de
de mogelijkheid bieden hun administratieve functie in te ruilen voor een job op het terrein; -
alles in het werk stellen opdat de verwezenlijking van dit idee een minimale financiële impact heeft op de burger.
100-centra, is natuurlijk bij dit project betrokken.
2.
Evolutie van het project
2.1.
Januari 2004
Op 13 januari 2004 heeft het stuurcomité een eerste tussentijds verslag voorgelegd, waarin drie eventuele operationele modellen (top-down, bottum-up en bilaterale aanpak), alsook hun voor- en nadelen, via een SWOT-analyse worden voorgesteld. Al deze voorstellen gingen enerzijds over het ontvangen van de oproep (“call taking”), anderzijds over het versturen van de gepaste hulp (“dispatching”). Het verslag nodigde de Regering uit om een bepaald model te kiezen (met eventueel een overgangsfase). Bovendien werden in dit verslag aan de Regering een aantal vragen gesteld betreffende de interpretatie van het Regeerakkoord en de werkmodellen. Tijdens het Ministerieel Kerncomité van 28 januari 2004 werd de beslissing genomen om geleidelijk aan over te gaan tot de organisatie van het gecentraliseerde beheer van de noodoproepen bestemd voor tegelijk de dringende medische hulpverlening, de brandweerdiensten en de politiediensten. Er werd evenwel niet voor een bepaald model gekozen. Wel werd het project opgestart voor de aanwerving van 231 contractuelen als neutrale teleoperatoren of «call takers» die afhangen van en betaald worden door de FOD Binnenlandse Zaken. Dit personeel zal tewerkgesteld worden bij de Informatie- en Communicatiecentra (CIC) van de federale politie (101-centra); daar kan het kennismaken met de ASTRID-software die ontworpen is voor de behandeling van noodoproepen. Er werd eveneens overeengekomen dat het aldus aangeworven personeel op termijn zal worden overgedragen naar een federaal agentschap dat daartoe opgericht zal worden en zal afhangen van de Minister van Binnenlandse Zaken en van Volksgezondheid.
Maart 2004
De Ministerraad van 30 en 31 maart 2004 besliste om de tenlasteneming van de noodoproepen te verzekeren door de aanwerving van beschikbare personeelsleden van het autonoom overheidsbedrijf Belgacom. In een eerste fase is het project beperkt tot de neutrale tenlasteneming van de oproepen bestemd voor de 101-alarmcentrale. Alle destijds vastgelegde regels, waarvan men hier de synthese vindt, zullen vervolgens opgenomen worden in de programmawet van 9 juli 2004, alsook in het koninklijk besluit van 13 september 2004 betreffende de bepaling van het project, het vereist aantal in te zetten personeelsleden en de modaliteiten van het inzetten van personeelsleden van Belgacom voor de organisatie en invulling van de neutrale call taking van de alarmcentrales 112, 101 en 100.
2.2.1
Aan te werven personeel
In een eerste fase besliste men om over te gaan tot de aanwerving van 137 personeelsleden (aantal daarna teruggebracht tot 135) verdeeld als volgt: 1.
Zes personeelsleden – dat aantal zal later teruggebracht worden tot 4 – belast met de opstarting en de follow-up van het project binnen de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken: het gaat om «administratieve functies». In afwachting van de oprichting van het voormelde agentschap en rekening houdend met het feit dat het politiepersoneel dat moet instaan voor de noodoproepen, zo snel mogelijk vrijgemaakt moet worden, werd er besloten om de aanwerving, de opleiding en de begeleiding van de neutrale call takers toe te vertrouwen aan een projectleider binnen de FOD Binnenlandse Zaken.
2.
Het personeel van de call centers zelf, namelijk 131 personeelsleden verdeeld over de 12 Informatie- en Communicatiecentra. Er was voorzien dat 81 van hen in 2004 een opleiding zouden beginnen voor het aannemen van oproepen van de nummers 101 en 112. Er werd ook overeengekomen om daaraan reeds cursussen inzake dringende medische hulpverlening toe te voegen, zodat het toekomstige personeel reeds voorbereid zal zijn op het behandelen van dergelijke oproepen.
2.2.2
Selectieprocedure
Oproep tot kandidaturen bij het personeel van Belgacom De selectieprocedure wordt geleid door een systeem van vrijwillige kandidaturen: Belgacom lanceert een oproep tot kandidaten aan al het statutaire personeel dat aan der vereiste niveauvoorwaarden voldoet. Er wordt meer in het bijzonder (maar niet uitsluitend) een doelgroep beoogd: het statutaire personeel waarvan de post afgeschaft moet worden, alsook de
T E L E C O M M U N I C AT I E
2.2
117
ACTIVITEITENRAPPORT
118
den wegens een herstructurering.
2004
statutaire personeelsleden van wie de post in de nabije toekomst afgeschaft zou kunnen wor-
ganiseerd door de FOD Binnenlandse Zaken, de stafdienst P&O, vertegenwoordigers van de
Selectieproeven In een eerste fase is Belgacom belast met het controleren van de overeenstemming van de ingediende kandidaturen met het functieprofiel en de functiebeschrijving, die voorafgaandelijk opgesteld zijn door de FOD Binnenlandse Zaken en de federale politie. De door Belgacom goedgekeurde kandidaten zijn daarna onderworpen aan een selectie geor-
verschillende betrokken disciplines en SELOR, het selectiebureau van de federale overheid.
Deze proeven bestaan uit: -
een schriftelijke vergelijkende selectie, schiftend;
-
een mondelinge vergelijkende selectie voor een examencommissie, doorslaggevend.
2.2.3. Geldelijk en administratief statuut van het geselecteerde personeel De geselecteerde personeelsleden worden door Belgacom met verlof voor opdracht geplaatst voor de duur van hun stage bij de FOD Binnenlandse Zaken. Dit verlof garandeert het behoud van al hun statutaire rechten, met inbegrip van het recht op pensioen: deze periode wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Het personeel wordt betaald door de FOD Binnenlandse Zaken, maar Belgacom stort aan de FOD gedurende 3 jaar een premie, die overeenstemt met het verschil tussen de baremische wedde als Rijkspersoneelslid en het salaris bij Belgacom. Tegelijkertijd worden die personeelsleden statutair personeel van de FOD Binnenlandse Zaken. In de toekomst zullen zij ambtenaren worden van het “Agentschap voor de oproepen aan de hulpdiensten”, waarvan de oprichting voorzien is in de programmawet van 9 juli 2004. Daarom zijn zij onderworpen aan het administratief en geldelijk statuut van het Rijkspersoneel, met uitzondering van de afwijkende maatregelen, voorzien in het koninklijk besluit van 13 september 2004. Elk personeelslid blijft aangeworven in de weddenschaal die overeenstemt met zijn diploma en de uit te oefenen functie. Zo zullen de neutrale tele-operatoren aangeworven worden volgens hun diploma in weddenschaal CT1 of BT1, waarbij zij minimaal de geldelijke anciënniteit behouden die zij bij Belgacom genoten. Op administratief vlak vallen zij ook onder het statuut van het Rijkspersoneel, o.a. wat de evaluatie of het tuchtstelsel betreft. De FOD Binnenlandse Zaken wordt, juridisch gezien, hun werkgever en oefent op hen de hiërarchische macht uit.
mogelijke tewerkgesteld in het door hen gekozen Informatie- en Communicatiecentrum. Ook moeten zij een verplichte opleiding van 4 maanden volgen. Daarna zullen zij nog een praktische training van minstens 2 maanden moeten volgen teneinde de taken die zij in de call centers zullen moeten uitvoeren, onder de knie te krijgen. Op dit vlak is er een afwijking van de stageverplichtingen zoals die voor het Rijkspersoneel voorzien zijn. Bij het beëindigen van hun stage een jaar na hun aanwerving binnen het project, moeten de betrokken personeelsleden een definitieve keuze maken: ofwel doen zij afstand van het project en keren zij terug naar Belgacom, ofwel kiezen zij voor de FOD Binnenlandse Zaken. Het personeelslid dat bij Belgacom weggaat, krijgt een éénmalige vertrekpremie, waarvan het bedrag vastgelegd is binnen de paritaire commissie van het autonoom overheidsbedrijf.
2.2.4. Ten laste neming van de salariskosten van het betrokken personeel Het is al meteen noodzakelijk om binnen de begroting van de FOD Binnenlandse Zaken een fonds met de nodige kredieten op te richten om de financiering van het project te verzekeren. Daarom worden de salariskosten betreffende het voor het project tewerkgestelde personeel gedragen door een Bijzonder Fonds voor de geïntegreerde centra van de dringende oproepen, “Fonds 112” genaamd. Tijdens de maand die de benoeming van het personeelslid als stagiair voorafgaat, stort Belgacom aan dit Fonds in één keer de financiële tussenkomst die overeengekomen werd met de Minister van Overheidsbedrijven. Die tussenkomst bedraagt ongeveer 50%. Dit systeem moet een garantie zijn voor de financiële leefbaarheid van het project gedurende de jaren 2004 en 2005, met inbegrip van de werking- en opleidingskosten en zonder bijkomende uitgaven op de begroting 2004.
2.3. Juli 2004 De programmawet van 9 juli 2004 (BS 15 juli 2004) voorziet in hoofdstuk VII betreffende het beheer van de oproepen tot de hulpdiensten, de oprichting van een Agentschap voor de oproepen tot de hulpdiensten. Dat Agentschap zal instaan voor het beheer van het eenvormig oproepsysteem, dat de oproepen naar de telefoonnummers 112, 100 en 101 groepeert. Momenteel zijn er nog steeds besprekingen aan de gang tussen de FOD Binnenlandse Zaken en de FOD Volksgezondheid over de wijze waarop het beheer gerealiseerd moet worden.
2.4. Oktober 2004 Naar aanleiding van de afgesloten overeenkomsten en de vastlegging van het wettelijk en reglementair kader van het project, doet Belgacom achtereenvolgens twee oproepen tot kandidaten bij het personeel.
T E L E C O M M U N I C AT I E
Na hun aanwerving worden de toekomstige neutrale tele-operatoren in de mate van het 119
ACTIVITEITENRAPPORT
120
den uiteindelijk 32 personeelsleden geselecteerd voor de functie van neutrale tele-operator.
2004
Na een kritische studie van de kandidaturen en na schriftelijke en mondelinge selecties, wor-
vruchten afwerpen vóór 2005. Om voldoende personeel te blijven vinden voor het project,
Hun opleiding begint op 1 oktober 2004. In de loop van 2005 zullen zij effectief in dienst treden na hun praktische trainingsperiode. Uit die cijfers blijkt dat de oorspronkelijke cijferdoelstelling (81 personeelsleden beginnen hun opleiding in 2004) verre van bereikt is. Daarom werd snel een overeenkomst met Belgacom afgesloten teneinde een derde oproep tot kandidaten te lanceren. Rekening houdend met de tijd die nodig is voor de organisatie van de selectieproeven, zal die beslissing evenwel geen
ontstond het idee om de aanwerving uit te breiden tot andere overheidsbedrijven of –diensten, die interesse toonden. Gelijktijdig met de selectie van de neutrale tele-operatoren konden, dank zij de door Belgacom gedane oproepen tot kandidaten, twee van de vier leden van de administratieve coördinatiecel woden geselecteerd. Hoewel het project nog lang niet afgerond is, kan er vastgesteld worden dat in 2004 een aantal belangrijke stappen werden gezet.
3.
Project “Three-country pilot” – grensoverschrijdende operationele communicatie
Duitsland, Nederland en België wensten te weten in welke mate de TETRA-technologie zou kunnen voldoen aan hun grensoverschrijdende behoeften inzake operationele communicatie tussen de politionele en niet-politionele diensten. Teneinde die kwestie te onderzoeken, werd een proefproject opgestart in de regio Aix-laChapelle (Duitsland), Limburg Zuid (Nederland) en Luik (België). Een aantal tests werden met succes uitgevoerd in juni 2003 en het verslag betreffende de eerste fase van het project werd in november 2003 bekendgemaakt. Dit verslag bevatte een reeks operationele, juridischadministratieve en technische aanbevelingen. Teneinde die tests in werkelijke omstandigheden te kunnen uitvoeren, werd een tijdelijke interface of universele voorziening ontwikkeld, die de verenigbaarheid van de in de 3 landen gebruikte systemen mogelijk maakte, Om de test om te zetten in de dagelijkse praktijk, zou de industrie een interface moeten voorstellen die de systemen compatibel maakt. Na het voeren van besprekingen ondertekenden de twee leveranciers van het radiocommunicatiesysteem in de drie voormelde landen op 30 juni 2004 een memorandum, waarin zij hun bereidwilligheid bevestigen om in die richting te werken. In de loop van 2005 zal onderzocht worden in welke mate andere partners eveneens bij dit project kunnen betrokken worden.
De ontwikkeling van de 100-centra via een operationele uniformering
1.
Inleiding
De desbetreffende bevoegdheden worden vastgelegd door de volgende wettelijke teksten: -
de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming29, waarvan artikel 2 bis bepaalt dat één van de opdrachten van de civiele bescherming het verzekeren van dringende geneeskundige hulpverlening is;
-
de wet van 8 juli 1964 betreffende de dringende geneeskundige hulpverlening30 die het volgende bepaalt: 1. het onmiddellijk verstrekken van aangepaste hulp aan alle personen van wie de gezondheidstoestand een dringende tussenkomst vereist na een oproep via het eenvormig oproepstelsel (100) waardoor de hulpverlening, het vervoer en de omvang in een aangepaste ziekenhuisdienst worden verzekerd31; 2. de installatie en de werkingskosten zijn ten laste van de Staat32; 3. de gemeenten, door de Koning aangeduid als centra van het eenvormig oproepstelsel, moeten voor de geregelde werking hiervan instaan33.
-
het koninklijk besluit van 2 april 1965 houdende vaststelling van de modaliteiten tot inrichting van de dringende geneeskundige hulpverlening en houdende aanwijzing van de gemeenten als centra van het eenvormig oproepstelsel34 Dit besluit preciseert het volgende: «De installatie en de werking van het eenvormig oproepstelsel vallen onder de bevoegdheid van de Minister tot wiens bevoegdheid Binnenlandse Zaken behoren. De andere aspecten van de organisatie van de dringende geneeskundige hulpverlening vallen onder de bevoegdheid van de Minister tot wiens bevoegdheid Volksgezondheid behoort»35. De colleges van Burgemeester en Schepenen van de gemeenten, aangewezen als centra voor het eenvormig oproepstelsel waken voor het opvolgen door de aangestelden van het oproepstelsel van de instructies welke hun gegeven worden door de bevoegde Ministers of hun afgevaardigden36.
[29] [30] [31] [32] [33] [34] [35] [36]
BS 16.01.1964 BS 25.07.1964 Artikel 1 Art. 2 Art. 3 BS 12.05.1965 Art. 2, § 1 Art. 2, § 2
T E L E C O M M U N I C AT I E
C. Beheer van de 100-centra 121
ACTIVITEITENRAPPORT
122
Werking van de 100-centra
De 100-centra gelegen te Antwerpen, Brugge, Gent, Leuven, Brussel, Luik, Namen, Aarlen,
2004
2.
bestemde oproepen worden momenteel beheerd door het 100-centrum van Namen.
Bergen zijn momenteel operationeel. In dit geval is er sprake van «provincialisering» : de oproepen van de gemeenten komen toe in de centrale van de provincie waarin de gemeente gelegen is. Uitzonderingen op deze procedure worden momenteel opgeheven, vb. in Waals-Brabant: de uitrusting van dit 100-centrum is geïnstalleerd in de openbare brandweerdienst van Waver, maar de aanwerving door de stad van het nodige personeel vond nog steeds niet plaats. De voor dat 100-centrum
3.
Perspectieven
Rekening houdend met de verhouding aantal oproepen/aantal klachten, kan men zeggen dat de diensten verzekerd door de 100-centra - «call taking» en «dispatching» - goed functioneren. Het momenteel lopende ASTRID-project37 zal het mogelijk maken om de werking van deze centra nog te verbeteren.
[37] Zie Astrid, p. 115
8 Aankopen en ontwikkelingen
505 bestelbonnen en 82 voorlopige opleveringen
1.
Inleiding
De Directie Aankopen en Ontwikkelingen handelt in toepassing van: -
de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming;
-
het koninklijk besluit van 8 november 1967 houdende in vredestijd organisatie van de gemeentelijke en gewestelijke brandweerdiensten en coördinatie van de hulpverlening
2004
124
ACTIVITEITENRAPPORT
Aankopen en ontwikkelingen
in geval van brand; -
het koninklijk besluit van 23 maart 1970 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder gemeenten die over een brandweerdienst beschikken, in aanmerking komen voor een staatsbijdrage voor het aankopen van brandweermaterieel;
-
de wet van 21 januari 1987 inzake de risico’s van zware ongevallen bij bepaalde industriële activiteiten (wet SEVESO);
-
de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle;
-
de wetgeving betreffende de overheidsopdrachten.
De Directie Aankopen en Ontwikkelingen is belast met de aankoop van het interventiematerieel en de persoonlijke beschermingsmiddelen voor de 251 brandweerdiensten van België, wat een budget van 12.327.000 EUR vergt. De Directie is bovendien verantwoordelijk voor de aankoop van interventiematerieel en uitrustingen voor de operationele diensten van de Civiele Bescherming en de vrijwilligers van de Civiele Bescherming voor een totaal bedrag van 1.263.581 EUR. Zij is eveneens bevoegd voor het aankopen van materieel voor de aanwending van de hulpverleningsplannen opgesteld overeenkomstig de wetgeving betreffende de ondernemingen die grote industriële risico’s vertonen (Seveso-fonds) en dit voor een totaal bedrag van 1.999.957 EUR. De Directie Aankopen is verantwoordelijk voor het aankopen van materieel voor de aanwending van de hulpverleningsplannen, opgesteld overeenkomstig de wetgeving betreffende de ondernemingen die risico’s op nucleaire ongevallen vertonen (nucleair fonds), voor een totaal bedrag van 807.433 EUR.
Basisactiviteiten
Overeenkomstig de voor 2004 toegekende budgetten, heeft de Directie Aankopen en Ontwikkelingen de volgende opdrachten gerealiseerd.
2.1. Aankopen De Directie programmeert de aankopen van materieel voor de Brandweerdiensten, wat talrijke contacten inhoudt met de gemeenten die over een Brandweerdienst beschikken, de provinciegouverneurs en de Minister. 150 dossiers van dit type werden in 2004 behandeld. In het kader van de opdrachten inzake brandweermaterieel, is de Directie tevens belast met het opstellen van de technische specificaties (technische nota’s), het verdedigen van die voorstellen voor een gebruikerscommissie, het opstellen van de bijzondere bestekken en andere documenten inzake prijsaanvragen. In 2004 werden 52 prijsaanvragen verstuurd. Daarna worden die documenten voorgelegd aan de bevoegde overheid (Minister, Voorzitster van de FOD of Directeur-generaal). Indien nodig, voert de Directie de diverse formaliteiten uit i.v.m. de bekendmaking van de overheidsopdrachten. Zij opent de offertes, onderzoekt hun administratieve regelmatigheiden en voert het technische onderzoek van deze offertes; in het verslag van dit onderzoek worden de voorstellen tot gunning van de opdracht geformuleerd, die vervolgens worden verdedigd voor een gebruikerscommissie. Zij formuleert vervolgens een gunningsvoorstel voor de opdrachten en gaat over tot de kennisgevingen. Zij stelt de bestelbonnen op en verzekert (in samenwerking met de boekhouding) de administratieve follow-up van de bestellingen: borgtocht, eventuele aanhangsels, prijsherzieningen, enz. In 04 werden 380 bestelbonnen opgemaakt. Naast de administratieve follow-up staat de Directie in voor de technische follow-up en kwalitatieve controle van de geleverde producten. In samenwerking met de gebruikerscommissie, de leveranciers, bepaalde laboratoria en gespecialiseerde instellingen, zorgt zij voor de verschillende soorten opleveringen voorzien door de reglementering inzake overheidsopdrachten. In overleg met de leveranciers en de diensten waarvoor het materieel bestemd is, organiseert en controleert zij de leveringen en de opleidingen, die deel uitmaken van de contractuele verplichtingen. Zij volgt de uitvoering van de budgetten inzake vastleggingen en ordonnanceringen, in samenwerking met de financiële dienst. Zij controleert de facturen en bereidt de dossiers voor met het oog op de invordering van het aandeel van de gemeenten – 25% van de waarde van het aangekochte materieel -, steeds in samenwerking met de financiële dienst. Tenslotte ziet de Directie toe op de naleving van de contractuele verplichtingen van de leveranciers tijdens en na de waarborgperiode.
AANKOPEN EN ONTWIKKELINGEN
2.
125
ACTIVITEITENRAPPORT
126
procedure en 306 bestelbonnen in het kader van de bestaande meerjaarlijkse opdrachten.
2004
In 2004 werden 505 bestelbonnen opgemaakt: 199 bestelbonnen via de onderhandelings-
2.2. Onderhoud van het materieel en de uitrusting
82 voorlopige opleveringen van materieel werden gerealiseerd door de ingenieurs van de Algemene Directie. Die voorlopige opleveringen werden gevolgd door 82 leveringen, dit binnen de twee weken na de oplevering opgesteld door de ingenieurs. In 2004 werden 150 «witte bonnen» (interne bestelbonnen) behandeld voor een totaal bedrag van 380.484,00 EUR.
Naast de aankopen verzekert de Directie, zowel voor bepaald aangekocht materieel als in het kader van gebouwen (blusapparaten, reiniging…), voor de opstelling van onderhoudscontracten, de follow-up van de goede uitvoering van die contracten en de controle van de facturen. Zij brengt adviezen uit over de voorstellen tot herstelling van het materieel van de Civiele Bescherming en over bepaalde aankopen van klein materieel en bijkomende uitrustingen voor het bestaande materieel. Zij staat in voor het beheer van de inventaris van het operationele materieel van de Civiele Bescherming, van de inschrijving tot de afschrijving ervan, het beheer van de bevoorradingsmiddelen inzake brandstof en controle van het verbruik van de uitrustingen van de Civiele Bescherming.
2.3. Expertise en ontwikkeling Als deskundige inspireert deze dienst de werkzaamheden van de Gebruikerscommissie, belast met de opstelling van functionele analyses die de essentiële vereisten van het aan te kopen materieel definiëren. Hij helpt de hulpdiensten en de administraties die daartoe verzoeken, bij het opstellen van de technische specificaties en het uitvoeren van aankopen en opleveringen van materieel. Hij geeft advies betreffende het onderhoud of de vernieuwing van sommige uitrustingen.
9 Internationale relaties
2004
128
ACTIVITEITENRAPPORT
Steeds meer supra-nationale samenwerking om onze opdracht te vervullen
1.
Inleiding
De Algemene Directie beheert de internationale relaties inzake civiele bescherming, niet alleen met de Europese Unie, maar ook met: •
de diensten van de Civiele Veiligheid van andere Staten (bilaterale relaties)
•
de NAVO
•
indien nodig, andere internationale organisaties.
De relaties met de Europese Unie nemen ongetwijfeld het meeste tijd in beslag, gezien de aanzienlijke evolutie van de reglementering en de activiteiten van de civiele bescherming op communautair niveau.
2.
Werkzaamheden met betrekking tot de relaties met de Europese Unie
2.1. Werkzaamheden op het niveau van het Secretariaat van de Ministerraad De Algemene Directie van de Civiele Veiligheid is betrokken bij de voorbereiding van de reglementeringen betreffende de civiele bescherming en de discussies inzake strategisch beleid op het niveau van de Raad, met name in de volgende werkgroepen: -
Werkgroep Civiele Bescherming van de Raad (PROCIV), bestaande uit deskundigen van de civiele bescherming;
-
Comité voor het civiele beheer van crisissen (CIVCOM), voor de kwesties betreffende het civiele crisisbeheer, wanneer er punten in het belang van de civiele bescherming besproken worden.
De resultaten van die groepen worden daarna voorgelegd aan het Comité van Permanente Vertegenwoordigers (COREPER), vervolgens aan de Ministerraad. De Algemene Directie neemt eveneens deel aan de voorbereiding van de dossiers van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ) voor de materies met betrekking tot de civiele bescherming, tijdens JBZ-coördinatievergaderingen voorgezeten door de Voorzitster van het Directiecomité.
Werkzaamheden op het niveau van de Commissie
De aanwending van de wetgevende instrumenten die het mogelijk maken de Europese samenwerking te verbeteren, in het bijzonder het Communautaire Mechanisme , impliceert 38
een werk op verschillende niveaus, met name inzake opleiding (deelname aan de werkgroepen, conferenties, oefeningen, cursussen en andere projecten georganiseerd in het kader van het Actieprogramma en het Mechanisme), opmaken van de inventaris van beschikbare middelen, informatisering en ontwikkeling van een netwerk, ontwikkeling van best practices en uitwisseling van ervaringen. Ter herinnering, het «Communautaire mechanisme ter vergemakkelijking van versterkte samenwerking bij bijstandsinterventies in het kader van civiele bescherming», opgericht in oktober 2001, omvat 30 deelnemende Staten (EU alsook Bulgarije, Roemenië, IJsland, Noorwegen en Liechtenstein).
Zijn rol is tweevoudig: -
de voorbereiding op de interventies versterken via de oprichting van een databank ter identificatie van de beschikbare middelen van de civiele bescherming, de organisatie van oefeningen en opleidingen voor de interventieteams en het uitbouwen van een gemeenschappelijk systeem inzake noodcommunicatie en -informatie (CECIS);
-
de interventies inzake civiele bescherming vergemakkelijken en ondersteunen via het MIC (Monitoring and Information Center), dat 24u/24 geactiveerd kan worden.
Het Communautaire Mechanisme kan gebruikt worden bij natuurrampen, milieurampen of technologische rampen, binnen en buiten de EU, eveneens in het kader van de gevolgen van terroristische aanslagen. Het maakt het voor de deelnemende Staten mogelijk om, in geval van nood, onmiddellijk toegang te hebben tot de essentiële informatie betreffende deskundigen, interventieteams en andere mogelijke bijstandsmiddelen. Onze vertegenwoordigingsopdracht wordt met name uitgeoefend in het kader van het Beheerscomité van het Actieprogramma39 en van het Mechanisme, dat belast is met het toezicht op de concrete uitvoering van de beslissingen, en van de vergaderingen van het Netwerk van Permanente Correspondenten (orgaan ter ondersteuning van de activiteiten van de Eenheid Civiele Bescherming van de Commissie). Wij nemen eveneens deel aan de tweejaarlijkse vergaderingen van de Directeurs-generaal van de Civiele Bescherming, die het voor de Lidstaten mogelijk maken van gedachten te wisselen
[38] Communautair Mechanisme ter vergemakkelijking van versterkte samenwerking bij bijstandsinterventies in het kader van civiele bescherming, afgekort “het Mechanisme” genaamd, opgericht bij Beschikking van de Raad van 23 oktober 2001 (ref. 2001/792/EG, Euratom) [39] Communautair Actieprogramma voor civiele bescherming, opgericht en telkens met vijf jaar verlengd, Beschikking 1999/847/EG
I N T E R N AT I O N A L E R E L AT I E S
2.2.
129
ACTIVITEITENRAPPORT
130
Ten slotte levert de Civiele Veiligheid een niet te verwaarlozen bijdrage aan de Europese
2004
over de strategische en politieke visies betreffende de toekomst van de civiele bescherming.
Naar aanleiding van de Verklaring van de Europese Raad van 25 maart 2004 betreffende de
gecoördineerde bijstand bij rampen in het buitenland.
2.3.
Activiteiten 2004 in het kader van de Raad
PROCIV
bestrijding van het terrorisme, na de aanslagen van Madrid, werd het gezamenlijke Programma Raad/Commissie van 20 december 2002 dat ertoe strekt de samenwerking binnen de EU te verbeteren teneinde de gevolgen van nucleaire, radiologische, biologische en chemische dreigingen te voorkomen en te beperken, uitgebreid tot alle soorten dreigingen en vervangen door het Solidariteitsprogramma van de EU t.o.v. de gevolgen van terroristische dreigingen en aanslagen, goedgekeurd in december 2004. Dit programma vloeit voort uit en is geïntegreerd in het Actieplan van de Europese Unie tegen het terrorisme, door de Raad goedgekeurd in juni 2004.
De groep PROCIV heeft eveneens gezorgd voor de goedkeuring in december van de conclusies van de Raad betreffende de preventie, de voorbereiding en de reactie in geval van terroristische aanslagen, naar aanleiding van de bekendmaking door de Commissie van enkele punten: -
terroristische aanslagen: preventie, voorbereiding en antwoord40,
-
bescherming van de kritieke infrastructuren in het kader van de bestrijding van het terrorisme41,
-
bestrijding van het terrorisme: voorbereiding en beheer van de gevolgen42,
-
de financiering van het terrorisme voorkomen en bestrijden door maatregelen die ertoe strekken de informatie-uitwisseling, de doorzichtigheid en de achterhaalbaarheid van de financiële transacties te verbeteren43.
België stelde het initiatief EU-FAST voor, dat voortvloeit uit een vergadering van vier ministers van Defensie op 29 april 2003. De meeste elementen van dit initiatief werden eerst geïnte-
[40] [41] [42] [43]
Doc. Doc. Doc. Doc.
13978/04 13979/04 13980/04 13982/04
- COM (2004) 698 – COM (2004) 702 – COM (2004) 701 – COM (2004) 700
middelen van de civiele bescherming van de EU en werden op 10 oktober 2004 goedgekeurd in de «Conclusies van de Raad over de versterking van de middelen van de civiele bescherming», waarbij er aan de Commissie een mandaat gegeven werd om het communautaire mechanisme inzake civiele bescherming te versterken. De inspanningen zullen met name gericht zijn op de verbetering van de zichtbaarheid van de Europese interventieteams civiele bescherming, de coördinatie op het terrein, de ontwikkeling van de databank van mogelijk beschikbare middelen op basis van scenario’s, de opleiding en de interoperabiliteit en een beter gebruik van de militaire middelen. Een Beschikking houdende uitbreiding van het communautaire Actieprogramma (zie supra) voor twee jaar (2005-2006) werd door de Raad aangenomen op 20 december 2004, waarbij de resultaten van de evaluatie van het Actieprogramma en het Mechanisme afgewacht werden. Een wijziging van die instrumenten is voorzien vóór 2007.
CIVCOM De werkzaamheden van het CIVCOM hadden betrekking op de uitbreiding van de databank inzake middelen voor het operationele beheer van de crisissen van 15 tot 25 Lidstaten. Een conferentie voor aanschaf van middelen voor de civiele bescherming vond eveneens plaats in november 2004. Een simulatie-oefening, CME 04, van 18 tot 27 mei 2004 zette de beperkte middelen van de civiele bescherming op het spel, teneinde de gezamenlijke verklaring van 29 september 2003 over het gebruik van het Mechanisme in het kader van het operationele beheer van de crisissen, te testen.
2.4.
Communautaire activiteiten in 2004
Gestructureerde dialoog met de Verenigde Naties Tijdens de zomer van 2004 vond er briefwisseling plaats tussen de Algemene Directie Milieu van de Commissie, waarvan de Eenheid Civiele Bescherming afhangt, en het Bureau Humanitaire Zaken van de Verenigde Naties (UN-OCHA). Dit draagt ongetwijfeld bij tot de verduidelijking van de coördinatie- en samenwerkingsmodaliteiten van die twee actoren, zowel op het niveau van de hoofdkwartieren als op het terrein, voor de rampen in derde landen.
I N T E R N AT I O N A L E R E L AT I E S
greerd in de Mededeling van de Commissie van 25 maart 2004 over de versterking van de 131
ACTIVITEITENRAPPORT
132
Het Gemeenschappelijke Systeem inzake Communicatie en Informatie in geval van rampen
2004
Aanwending van het mechanisme
Overeenkomstig het mandaat gegeven aan de Commissie door de Raad van juni om over te
(CECIS) werd geïnstalleerd, getest en gebruikt tijdens de oefening ESCEX 2004 en de opleidingen van de gebruikers werden opgestart. Het gaat om een beveiligd netwerk dat het mogelijk maakt de nationale overheden inzake civiele bescherming met elkaar te verbinden om de uitwisseling van informatie en ervaringen te vergemakkelijken en een efficiënt instrument in geval van rampen te bekomen. De databank “middelen civiele bescherming” wordt momenteel opgericht.
gaan tot een inventaris van de middelen van de Lidstaten voor het beheer van de gevolgen van terroristische aanslagen met inbegrip van NRBC, werd een beperkte werkgroep EU opgericht waaraan wij hebben deelgenomen. Op basis van algemene scenario’s die ertoe strekten een schema te definiëren voor de verzameling van de gegevens, hebben de Lidstaten informatie geleverd teneinde een databank NRBC op te richten. Ter herinnering, op militair vlak werden dezelfde processen en schema’s gebruikt voor de inventaris van de militaire middelen.
Opleiding De deelname aan de opleidingen en oefeningen draagt bij tot de oprichting van een gemeenschappelijke databank inzake procedures en samenwerking bij bijstandsinterventies in het buitenland en tot de ontwikkeling van de capaciteit van teams die moeten werken in een internationale omgeving en in uitzonderlijke omstandigheden. Naast de bijzondere werkgroepen, hebben leden van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid deelgenomen aan de opleidingen in het kader van het mechanisme georganiseerd voor de toekomstige leden van de Europese evaluatie- en coördinatieteams, die naar het terrein gestuurd worden.
2.5. Oefening bosbranden (Valabre, 17-20 april 2004) Deze grootschalige oefening strekte ertoe de verzending in werkelijke tijd en de integratie van Europese bijstandsmiddelen (Belgische, Spaanse, Griekse, Italiaanse, Luxemburgse, Portugese en Sloveense) in de commando-inrichting van een land in moeilijkheden binnen de EU te testen, en dit in het kader van het communautaire mechanisme. Voor die oefening hebben wij 29 leden van de Civiele Veiligheid (brandweer en civiele bescherming) en materieel, waaronder grote watertanks, ter beschikking gesteld van Frankrijk. Aangezien het risico om in ons land geconfronteerd te worden met dergelijke bosbranden
om de bijzonderheden van de bestrijding van dat soort rampen te ontdekken en om de bijstand die België in de toekomst zou leveren in het kader van een activering van het Europese Mechanisme inzake civiele bescherming, beter te oriënteren en te structureren.
Wij zijn er ons immers van bewust dat ons interventiepotentieel (logistieke middelen voor grote waterbevoorrading, maar ook verdediging van sites) een opmerkelijke rol kon spelen in deze context. De Algemene Directie wenst derhalve de desbetreffende samenwerking met Frankrijk te ontwikkelen. De civiele bescherming was overigens stand-by om onze Franse vrienden te helpen tijdens het seizoen van de branden 2004.
2.6. ESCEX 2004 (Kuopio, 22-25 november 2004) ESCEX 2004 was een oefening, op basis van een scenario aardbeving in een denkbeeldige staat van de Europese Unie, inzake de coördinatie van de Europese hulpdiensten in moeilijke klimatologische omstandigheden en dit in het kader van het Communautaire Mechanisme inzake civiele bescherming, Het Dica-Dir (Detachement voor Interventie bij Rampen) van de Civiele Veiligheid heeft aan die oefening deelgenomen in het kader van B-FAST (Belgian First Aid and Support Team). Het SAR-team (redding berging) bestond uit 16 personen van enkele brandweerdiensten en eenheden van de civiele bescherming, met inbegrip van twee hondengeleiders. Vijf andere landen hadden middelen ter plekke gestuurd: Estland, Finland, Polen, Zweden en Denemarken.
2.7. Toekomstperspectieven van de Europese samenwerking De Civiele Bescherming bevindt zich op de tweesprong van zijn leven. In een wereld waar steeds meer rampen gebeuren, van welke aard ook, groeit de rol ervan ontegensprekelijk. De werkzaamheden om de efficiëntie ervan te verbeteren, moeten voortgezet en versterkt worden op basis van de opgedane ervaringen. De versterking van het communautaire mechanisme zou eveneens veel aandacht moeten krijgen en op globale en “inter-pijler” wijze aangepakt moeten worden. Wat de communautaire opleidingen betreft, zal de opleiding van de leden van de Civiele Veiligheid voortgezet worden in het kader van het Mechanisme, maar eveneens in het kader van het systeem UNDAC (coördinatie- en evaluatieteam van UN-OCHA) van de Verenigde Naties. Ook moet verder worden gewerkt aan het inventariseren van de beschikbare middelen voor de operaties in het buitenland. De databank van de middelen NRBC zal eveneens efficiënt moeten worden gemaakt, o.a. door aanvulling en analyse op Europees niveau.
I N T E R N AT I O N A L E R E L AT I E S
relatief klein is, vormde deze oefening voor de Belgische civiele veiligheid een opportuniteit 133
Werkzaamheden in het kader van de NAVO
3.1. Besprekingen binnen het Civil Protection Committee (CPC) Het Comité Civiele Bescherming van de Raad Euro-Atlantisch Partnership (EAPC) verenigt de vertegenwoordigers van de nationale administraties bevoegd voor de civiele veiligheid.
De voornaamste onderwerpen zijn: -
2004
134
ACTIVITEITENRAPPORT
3.
opstellen en onderhouden van efficiënte middelen (opleiding, oefeningen, seminaries, bescherming van de essentiële infrastructuren, kritieke tekorten, relaties met de internationale en niet-gouvernementele organisaties, groep van deskundigen inzake de alarm- en detectiesystemen);
-
ondersteuning van de civiele sector bij militaire operaties (deelname aan het operationele beheer van de crisissen, herziening van de procedures, samenwerking met de militaire overheden, problematiek van de bevolkingsbewegingen; ondersteuning van de groep van deskundigen inzake alarm- en detectiesystemen bij de militaire overheden, samenwerking tussen de militaire en de civiele overheden);
-
ondersteuning van de nationale overheden in geval van noodsituaties op civiel vlak (samenwerking op vlak van de hulpverlening in geval van rampen in vredestijd; voorbereiding, opleiding, oefeningen; regionale samenwerking en wederzijdse ondersteuning; efficiënt informatiebeleid over de bescherming van de bevolking, procedures en middelen);
-
ondersteuning van de nationale overheden voor de bescherming van de bevolking tegen de gevolgen van massavernietigingswapens (verbetering van de voorbereiding van de civiele sector t.o.v. het risico op aanslagen NRBC, terrorisme, bescherming van de essentiële infrastructuren; evaluatie van de kwetsbaarheid van de civiele bevolking t.o.v. de massavernietigingswapens; uitwerking van samenwerkingsprocedures met de groep van deskundigen inzake alarm- en detectiesystemen; uitwisselen van informatie en uitrustingen om het hoofd te bieden aan de bedreiging van massavernietigingswapens);
-
samenwerking met de partners (een versterkte samenwerking tussen de landen van het EAPC bevorderen betreffende de civiele bescherming; de deelname van deskundigen aanmoedigen; uitwisseling van informatie en samenwerking betreffende de hulpverlening; waarneming of deelname aan de oefeningen NAVO of EAPC; regionale samenwerking en wederzijdse ondersteuning);
-
informatie van de media wat de civiele bescherming betreft (internetsite, artikels, documenten).
rijker in het kader van de bescherming van de bevolking en van de kritieke infrastructuren tegen eventuele NRBC-dreigingen. De civiele-militaire samenwerking veronderstelt zowel de steun van de civiele middelen aan de militaire overheden als de militaire steun aan de civiele overheden. Het CPC organiseert regelmatig vergaderingen die die samenwerking tussen de diensten inzake civiele bescherming van de verschillende Lidstaten van de Euro-Atlantic Partnership Council aantonen en aanmoedigen. Op de zetel van de NAVO te Brussel werd een Euro Atlantic Disaster Coordination Centre opgericht; dit centrum stuurt frequent aanvragen tot humanitaire hulp door en beheert de verdeling van de aangeboden middelen volgens de behoeften. Het Euro Atlantic Disaster Coordination Centre (EADRCC) is geïntervenieerd na de ramp van de Tsunami in Azië. Er wordt momenteel gewerkt aan een ontwikkelingsplan voor dat centrum. Gezien de perspectieven inzake geografische uitbreiding van de Euro-Atlantic Partnership Council, is de problematiek van de militair-civiele samenwerking en van de toekomstige ontwikkeling van het EADRCC van enorm belang. Het feit dat de Europese Unie beschikt over een bevoegdheid om acties inzake ondersteuning, coördinatie of aanvulling wat de civiele bescherming betreft te voeren, draagt evenwel ook bij tot de verwezenlijking van gelijkaardige doelstellingen. Modaliteiten inzake overleg en samenwerking tussen de Europese Unie en de Euro-Atlantic Partnership Council (EADRCC), alsook de VN (UN-OCHA, UNDAC) en andere organisaties zoals het CICR, zullen derhalve uitgewerkt moeten worden teneinde de verwezenlijking van de taken inzake civiele bescherming te optimaliseren, waarbij de bijzonderheden van elke organisatie en van elke crisissituatie nageleefd worden.
I N T E R N AT I O N A L E R E L AT I E S
Het CPC acht de internationale en militair-civiele bidirectionele samenwerking steeds belang135
ACTIVITEITENRAPPORT
136
Met het NATO Crisis Respons System (NCRS) wil de NAVO conflicten voorkomen en de
2004
3.2. Reactiesysteem van de NAVO op de crisissituaties (NCRS)
doelstellingen maken deel uit van de humanitaire taken inzake civiele bescherming, die beper-
vrede bewaren of herstellen. Om die doelstellingen te bereiken, stelt het NCRS de inventaris op van maatregelen die genomen kunnen worden. Die maatregelen variëren sterk en kunnen van politieke, diplomatieke, humanitaire, juridische of militaire aard zijn. In geval van gewapende conflicten, zou de Civiele Bescherming moeten deelnemen aan de realisatie van bepaalde civiele doelstellingen, opgesomd door de NAVO in het NCRS. Die
kend opgesomd zijn in artikel 61 van het Eerste Bijkomende Protocol bij de Conventies van Genève van 12 augustus 1949, getekend op 8 juni 1977 en goedgekeurd door de wet van 16 april 1986 (BS 7 november 1986 en 22 november 1986).
De Algemene Directie heeft recentelijk een nota gericht aan de Commissie voor de Nationale Vraagstukken inzake Verdediging, betreffende de civiele doelstellingen NCRS i.v.m. de diensten van de civiele bescherming. De voorgestelde maatregelen zijn vertrouwelijk.