Marinebewapening 1900-2000
Inleiding Wat maakt een schip een marineschip? Volgens het internationaal recht is een oorlogsschip “…een schip dat behoort tot de marinestrijdkrachten van een staat en dat de uiterlijke onderscheidingstekens draagt van oorlogsschepen van zijn nationaliteit.” Het Nederlandse onderscheidingsteken is de oorlogswimpel: een lange smalle scheepsvaan in de kleuren rood-wit-blauw. Deze wordt op volle zee gevoerd aan de hoogste mast van een oorlogsschip. Voorts vermeld het internationaal recht dat oorlogsschepen “…bevoegd [zijn] tot het verrichten van oorlogshandelingen”. Om oorlogshandelingen te verrichten is een oorlogsschip voorzien van bewapening. Het schip zelf is in dat geval een transportmiddel om wapens en de mensen die ze bedienen naar een plek ter wereld te brengen waar ze ingezet kunnen worden. Zonder de bewapening kan een schip geen oorlogshandelingen uitvoeren. Talloze studies zijn er in de loop der tijd verschenen met als onderwerp de geschiedenis van de Koninklijke Marine in het algemeen, schepen en mensen in het bijzonder en de rol van de marine bij speciale operaties en gebeurtenissen. Vreemd genoeg is er in Nederland, op enkele uitzonderingen na, nog geen onderzoek gedaan naar één van de meest essentiële kenmerken van het oorlogsschip: de bewapening. Dit document pretendeert niet een volledig historisch overzicht te bieden van de historie van de bewapening van de Koninklijke Marine. Zij is ook niet bedoeld als wetenschappelijk onderbouwd naslagwerk van waaruit allerlei andere bronnen kunnen worden aangeboord. Maar wat niet is, kan nog komen…
2
1900 - 1930 Zwaar geschut en nieuwe wapens Vanaf het einde van de 19e eeuw bezat de Koninklijke Marine een fors aantal pantserschepen, voorzien van zwaar geschut. Maar uitvindingen als de kleine snelle torpedoboot, de onderzeeboot en de vistorpedo vormden een grote bedreiging voor de zware pantserschepen. Aanvankelijk werden de grote schepen met lichter snelvuurgeschut uitgerust. Later verschenen andere scheepstypen, zoals de torpedobootjager, ten tonele. In dit hoofdstuk treft u voor de periode 1900 tot 1930: -
klein kaliber wapens;
-
geschut;
-
torpedo’s;
-
vuurleiding.
Hr.Ms. pantserschip De Ruyter
3
1900-1930 Klein Kaliber Wapens
1906: Hr.Ms. Sperwer Instructievaartuig, toegevoegd aan het artillerie-instructieschip. Kanonniers van de marine kregen aan het begin van de 20e eeuw hun opleiding op het artillerieinstructieschip Hr.Ms. Bellona in Den Helder. Bij dit vaartuig was regelmatig een hulpschip toegevoegd.
De bemanning van de Sperwer toont haar tanden: een revolver M. ??, een geweer M.95 en een 3,7cm revolverkanon.
4
1900-1930 Klein Kaliber Wapens
1920: Luchtdoelmitrailleur Licht snelvuurwapen tegen vliegende doelen. De komst van militaire vliegtuigen in de Eerste Wereldoorlog vroeg om nieuwe verdedigingsmethodes. De mitrailleur was het meest doeltreffende wapen.
Op het marinevliegkamp De Kooy demonstreert een officier een lichte Browning mitrailleur.
5
1900-1930 Klein Kaliber Wapens
1920: Revolverschieten Revolver M. 18?? Aan boord werd hij normaliter niet gedragen, maar bij landingsoperaties vormde de revolver het persoonlijk wapen van de officier en onderofficier.
6
1900-1930 Klein Kaliber Wapens
1922: Geweerschieten Geweer M.95, kaliber 6,5mm Het in 1895 ingevoerde Mannlicher geweer bleef tot aan het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog het standaard geweer van de Koninklijke Marine. Het werd gebruikt bij parades, landingsacties en bij het laten springen van zeemijnen.
7
1900-1930 Geschut
1910: Jacob van Heemskerck Hoofdbewapening van 2 kanonnen van 24cm. Pantserschepen als de Jacob van Heemskerck vormden in het eerste kwart van de 20e eeuw de artilleristische kern van de Nederlandse zeemacht.
Voordek van HM Pantserschip Jacob van Heemskerck
8
1900-1930 Geschut
1912: De Zeven Provinciën Hoofdbewapening van 2 kanonnen van 28 cm. De loodzware munitie voor de hoofdbewapening van het pantserschip De Zeven Provinciën werd met mechanische liften opgevoerd. De vuursnelheid lag echter laag. Om aan kleine, snelvarende doelen het hoofd te kunnen bieden was er lichter geschut aan boord, dat een hogere vuursnelheid had.
Nachtelijke schietoefening met een 7,5 cm kanon aan boord van Hr.Ms. De Zeven Provinciën.
9
1900-1930 Geschut
1916: Koningin Regentes Hoofdbewapening van 2 kanonnen van 24 cm. Het buskruit waarmee de 24 cm granaten van de Koningin Regentes werden verschoten produceerde enorme rookwolken. Rookloos buskruit deed zijn intrede na de Eerste Wereldoorlog.
De Koningin Regentes in actie
10
1900-1930 Geschut
1928: Admiralen-klasse torpedobootjagers Hoofdbewapening van 4 kanonnen van 12 cm. no. 3 De acht torpedobootjagers van de Admiralen-klasse werden in de 2e helft van de jaren '20 van de vorige eeuw in gebruik genomen. Naast een torpedobewapening voerden zij 4 kanonnen van 12 cm, door Wilton-Fijenoord vervaardigd in licentie van het Zweedse Bofors.
Adelborsten oefenen in de bediening van een kanon van een Admiralen-klasse torpedobootjager
11
1900-1930 Geschut
1928: Hr.Ms. Java Hoofdbewapening 10 kanonnen van 15 cm. Een deel van de kanonnen van de kruisers Java en Sumatra stond in de "brede zij". Dit soort opstellingen kwam na 1925 niet meer voor, aangezien het de vuurkracht van de gehele hoofdbatterij beperkte.
Schietoefening aan boord van de kruiser Hr.Ms. Java.
12
1900-1930 Geschut
1929: Hr.Ms. De Ruyter Hoofdbewapening 4 kanonnen van 12 cm. Tussen de beide wereldoorlogen lag het grootste deel van de Nederlandse oorlogsvloot in Nederlands-Indië. De artilleristen aan boord keken altijd uit naar de schietoefeningen.
Nachtelijke schietoefening aan boord van de torpedobootjager Hr.Ms. De Ruyter
13
1900-1930 Torpedo’s
1906: Proeflancering 45cm torpedo Proeflancering van een 45cm Whitehead torpedo vanaf een Draak-klasse torpedoboot op het Marine Etablissement (ME) Willemsoord. De torpedoboten van de Draak-klasse waren bestemd voor de dienst in Nederlands-Indië. Alvorens de reis naar de Oost te maken werd de bewapening getest op het ME Willemsoord.
Lancering 45cm torpedo
14
1900-1930 Torpedo’s
1916: Torpedolancering Hr.Ms. onderzeeboot O 6 lanceert een 45cm torpedo van het type "I 150" De eerste Nederlandse onderzeeboottorpedo was de door luchtdruk aangedreven 45cm "I 150" van Britse makelij. De 150-aanduiding stond voor de atmosferische druk in de luchtkamer.
De bellenbaan was karakteristiek voor de meeste torpedo’s van voor de Tweede Wereldoorlog
15
1900-1930 Vuurleiding
1910: Stereoscopische afstandmeter Een belangrijke sprong voorwaarts op het gebied van marine-vuurleiding was de introductie van stereoscopische afstandmeters rond 1900. In de 19e eeuw was de vuurleiding voor geschut (en later torpedo's) vooral gebaseerd op het menselijk oog en training. De geoefende artillerist was tevens een getraind afstandschatter. Hij wist uit ervaring hoe ver een bepaald doel weg was en hoe hoog hij zijn kanon moest eleveren om dat doel te kunnen raken. Aan een deel van dit giswerk kwam een einde met de introductie van de stereoscopische afstandmeter. De matroos die dit vreemdsoortige instrument bediende stelde de kijker scherp op het doel en kon vervolgens aflezen hoe ver het doel verwijderd was.
Afstandmeting aan boord van een torpedoboot
16
1900-1930 Vuurleiding
1926: Kanonneerboot Soemba De kanonneerboten Soemba en Flores bezaten grote stereoscopische afstandmeters. Schepen die speciaal voor atilleristische taken waren gebouwd, zoals de kanonneerboten Flores en Soemba, hadden goede vuurleiding nodig. De afstandmeters van deze schepen waren dan ook groot, en de bediening van deze apparatuur was voorbestemd voor een matrozen met een speciaal dienstvak: de afstandwaarnemers.
Secundaire afstandmeter aan boord Hr.Ms. Soemba
17
1930 – 1965 Kleinere kalibers, snelvuurgeschut en specialistische wapens Vóór, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog koos de Koninklijke Marine voor relatief snelle schepen die met snelvuurkanonnen waren uitgerust. Daarnaast ontstonden nieuwe wapens als de dieptebom, speciaal bedoeld tegen onderzeeboten. In dit hoofdstuk treft u voor de periode 1930 tot 1965: -
klein kaliber wapens;
-
geschut;
-
torpedo’s;
-
dieptebommen;
-
vuurleiding.
Hr.Ms. torpedobootjager Van Galen
18
1930-1965 Klein Kaliber Wapens
1940: Landingsdivisie Een groep adelborsten tijdens een landings-exercitie in 1940. De grotere schepen van de Koninklijke Marine hebben lange tijd één of meer landingsdivisies aan boord gehad. Deze eenheden gingen in tijd van nood aan land om patrouilles uit te voeren of daadwerkelijk strijd te leveren.
De adelborsten poseren met (v.l.n.r.): een Browning .30 watergekoelde mitrailleur, het geweer M.95 en een Lewis lichte mitrailleur.
19
1930-1965 Geschut
1934: 8,8cm onderzeebootkanon Het kanon van Hr.Ms. onderzeeboot K XV Vóór en tijdens de Tweede Wereldoorlog voeren duikboten de meeste tijd op hun dieselmotoren boven water, om in geval van een naderende vijand te duiken en op accustroom verder te varen. Logischerwijs werden deze boten voorzien van bewapening die boven water kon worden afgevuurd. Bijkomend voordeel was dat kleine doelen konden worden uitgeschakeld zonder dat er een kostbare torpedo op moest worden afgeschoten. Aan het eind van de oorlog verschenen de eerste echte onderzeeboten, d.w.z. onderzeeërs die voornamelijk onder water voeren en voor hun luchtvoorziening een snorkel boven water uitstaken. Een kanon was voor deze boten geen optie.
8,8cm onderzeebootkanon
20
1930-1965 Geschut
1934: 40mm mitrailleur aan boord van Hr.Ms. onderzeeboot K XV De onderzeeboten voor de dienst in Nederlands-Indië waren relatief zwaar bewapend Naast een uitgebreide torpedobewapening voerden de vier onderzeeboten van de K XV-klasse ieder een 8,8 cm kanon en twee watergekoelde 40mm mitrailleurs. De mitrailleurs konden wegzakken in speciale kokers die vóór en achter de commandotoren geplaatst waren.
Watergekoeld 40mm mitrailleur
21
1930-1965 Geschut
1935: Kanon van 12cm no. 3 Geschutsexercitie aan boord van Hr.Ms. torpedobootjager Kortenaer De acht torpedobootjagers van de Admiralen-klasse waren bedoeld voor de bescherming van de grotere kruisers in Nederlands-Indië. Zij waren daarvoor bewapend met torpedokanonnen, dieptebomwerpers en vier kanonnen van 12cm. Het geschut werd door de scheepswerf Wilton Feyenoord in licentie van het Zweedse Bofors vervaardigd.
Kanon van 12cm
22
1930-1965 Geschut
1938: Kanon van 15cm no. 4 De kruisers Java en Sumatra waren uitgerust met een hoofdbatterij van 10 kanonnen van 15cm. Na ieder schot werd de lege huls uitgeworpen en met de hand een nieuwe patroon ingebracht. Bij het uitwerpen van de huls kwamen giftige dampen vrij.
Het laden van één van de kanonnen van Hr.Ms. kruiser Java
23
1930-1965 Geschut
1938: Mitrailleur van 40mm De antiluchtdoel bewapening van de kruisers Java en Sumatra is meermalen gemoderniseerd. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoolog was die van de Java het meest geavanceerd. Zij bestond uit een achttal 40mm Bofors-mitrailleurs die in dubbelopstellingen vóór het achterschip stonden opgesteld. De wapens waren voorzien van een ultra-moderne 3-assige stabilisatie van het ontwerp van de Hengelose Hazemeyer fabrieken. Hierdoor bleven de mitrailleurs gericht op het doel, ongeacht de bewegingen van het schip.
Exercitie met een 40mm luchtdoel mitrailleur aan boord Hr.Ms. kruiser Java
24
1930-1965 Geschut
1938: Kanon van 15cm no. 8 De in 1936 in dienst gestelde kruiser Hr.Ms. De Ruyter had een hoofdbewapening van zeven kanonnen van 15cm.
Nachtelijke schietoefening aan boord van Hr.Ms. kruiser De Ruyter
25
1930-1965 Torpedo’s
1930: Torpedolancering Piet Hein De Admiralen-klasse torpedobootjagers uit de jaren '20 en '30 van de vorige eeuw waren uitgerust met twee drieling torpedokanonnen voor torpedo's van het type II 53.
De torpedobootjager Piet Hein lanceert een 53cm torpedo
26
1930-1965 Torpedo’s
1941: Torpedomotorboot TM 5 De TM's werden in de jaren 1940-'42 op het Marine Etablissement in Soerabaja gebouwd. De meeste torpedomotorboten van het type TM 4 waren uitgerust met de 45cm torpedolanceerbuizen van de oude Roofdier-klasse torpedobootjagers en de Z-klasse torpedoboten. De TM's waren in de jaren 1940-'42 op het Marine Etablissement in Soerabaja gebouwd.
Lancering van een 45cm torpedo vanaf de torpedomotorboot TM 5
27
1930-1965 Torpedo’s
1957: Torpedobootjager Hr.Ms. Evertsen De torpedobootjagers die de Koninklijke Marine tijdens en na de Tweede Wereldoorlog van de Royal Navy overnam waren voorzien van MK.9 torpedolanceerinrichtingen. De MK.9 was het ruim 7 meter lange bovenwaterbroertje van de beroemde MK.8 onderzeeboottorpedo. Het bereik was maximaal 17 kilometer met een snelheid van 35 mijl.
Lancering van een MK.9 torpedo vanaf de torpedobootjager Evertsen
28
1930-1965 Dieptebommen
1935: Dieptebomwerpers Vóór de ontwikkeling van ASDIC en SONAR in de Tweede Wereldoorlog was het alleen mogelijk om een onderzeeboot te ontdekken als hij boven water voer. Als de onderzeeër vervolgens onder water dook, was het werpen van dieptebommen (vaten met springstof die op een ingestelde diepte ontploften) de enige manier om hem aan te vallen. De Admiralen-klasse torpedobootjagers hadden vier van deze rudimentaire dieptebomwerpers aan boord.
Dieptebomwerpers aan boord van een Admiralen-klasse torpedobootjager
29
1930-1965 Dieptebommen
1941: Jan van Brakel In 1941 kreeg de naar Engeland uitgeweken mijnenlegger Jan van Brakel de taak om in het Caribische gebied konvooien te beschermen tegen onderzeebootaanvallen. De mijnenlegger kreeg daarvoor dieptebommen aan boord. De Van Brakel is regelmatig in actie geweest tegen Duitse onderzeeboten, maar van een "hard kill" is geen sprake geweest.
"Big surprise for the U-boat"
30
1930-1965 Vuurleiding
1938: Kruiser Sumatra In de tweede helft van de jaren '30 van de vorige eeuw werden de grotere schepen met een afstandsklok uitgerust. Een afstandsklok bestond uit een wijzerplaat waarop de centrale vuurleiding de afstand en de richting van het doel aangaf. Deze informatie was afleesbaar in de geschuttorens van het eigen schip, maar bovendien ook vanaf andere schepen die met het eerste schip in verband voeren.
Afstandklok aan boord van de kruiser Sumatra
31
1930-1965 Vuurleiding
1949: Oefenen afstandwaarnemers In de Navigatie- en Gevechtsinformatie School (NAVGIS) in Den Helder oefenden de aankomende afstandwaarnemers in de bediening van de stereoscopische afstandmeters. Deze grote apparaten stonden opgesteld op de Helderse zeedijk.
Afstandwaarnemers in opleiding bedienen een afstandmeter
32
1965-2005 Geleide wapens en moderne vuurleiding In 1964 neemt de Koninklijke Marine de eerste geleidewapen kruiser in gebruik: Hr.Ms. De Zeven Provinciën. Vuurleidingprocessen worden steeds effectiever: radar, sonar, passieve electronica en computers vergroten de trefkans met reuzensprongen. Raketten en torpedo's kunnen afstanden overbruggen die tot dan toe onbereikbaar waren. Maar ondanks alle moderne ontwikkelingen blijft het 'goeie ouwe' kanon prominent aanwezig. In dit hoofdstuk treft u voor de periode 1965 tot 2005: -
geschut;
-
raketten.
De geleidewapen kruiser Hr.Ms. De Zeven Provinciën
33
1965-2005 Geschut
1965: 15,2 cm kanonnen De kruisers van de De Ruyter-klasse (1954-1976) waren oorspronkelijk ontworpen als platform voor drie drielingtorens van 15cm kanons. Na de oorlog werden de kruisers afgebouwd en voorzien van vier dubbeltorens van 15,2cm van de Zweedse firma Bofors. De wapens verschoten maximaal 10 granaten (51 kg p/st!) per minuut per loop over een effectieve afstand van 20 kilometer. Bij de verbouwing tot geleidewapenkruiser in de periode 1962-'64 werden de achterste 2 geschutstorens van De Zeven Provinciën verwijderd om plaats te maken voor de Terriër raketlanceerinstallatie.
Aan boord van de kruiser De Zeven Provinciën geven toren 1 en 2 een salvo over bakboord
34
1965-2005 Geschut
1966: Kanon van 12cm no. 10 De hoofdbewapening van de onderzeebootjagers van de Holland- en Friesland-klasse (19511983) bestond uit twee dubbeltorens met 12cm kanons. Het kanon van 12cm no. 10 verschoot per minuut 80 granaten over een effectieve afstand van 15 kilometer. De geschutstorens van de onderzeebootjager Gelderland werden in 1976 geplaatst aan boord van de geleide-wapen fregatten van de Tromp-klasse (1976-2001). Als zodanig heeft dit type kanon bijna een halve eeuw deel uitgemaakt van het Nederlandse marine-arsenaal.
Kanon van 12cm no.10 op de bak van een onderzeebootjager
35
1965-2005 Geschut
1970: Kanon van 4,5 inch De zes fregatten van de Van Speijk-klasse (1967-1986) waren geënt op het Britse Leander-ontwerp. Samen met dit ontwerp kwam het Engelse kanon van 4,5 inch mark 6 mee. Met een vuursnelheid van 18 schoten per minuut was dit storingsgevoelige wapen niet echt een vooruitgang. Bij de Midlife Modernisation van de schepen eind jaren ’70 werd de 4,5 inch vervangen door het Oto Melara 7,6cm snelvuurkanon.
De wapentechnische dienst van het fregat Hr.Ms. Isaac Sweers bij het kanon van 4,5 inch.
36
1965-2005 Geschut
1998: Oto Melara 7,6cm snelvuurkanon De acht multi-purpose fregatten van de Karel Doorman-klasse (1991-) kregen evenals hun voorgangers (de standaard-fregatten van de Kortenaer-klasse) de beschikking over het Italiaanse 7,6cm Oto Melara snelvuurkanon. De Super Rapid uitvoering van dit wapen verschiet 120 granaten per minuut en is inzetbaar tegen zee- en luchtdoelen.
Het Oto Melara snelvuurkanon aan boord van het fregat Hr.Ms. Willem van der Zaan
37
1965-2005 Geschut
1992: Mitrailleur van 20mm no.2 Het ontwerp voor de Oerlikon 20mm mitrailleur dateert van vóór 1940. Tijdens en na de Tweede Wereldoorlog werden diverse Nederlandse marineschepen met deze wapens uitgerust. De Oerlikon bezat een vuursnelheid van 480 schoten per minuut en werd ingezet als luchtdoelmitrailleur en voor de nabijheidsbescherming tegen kleine snelle vaartuigen. De effectieve schootsafstand bedroeg 1000 meter en het trommelmagazijn bevatte 60 patronen. Van de jaren ’50 tot en met de jaren ’90 stonden Oerlikons opgesteld aan boord van de meeste mijnenvegers, patrouillevaartuigen en fregatten. Pas aan het begin van de 21e eeuw werden de laatste Oerlikons uit het marine-arsenaal afgevoerd. Inmiddels is hun taak overgenomen door Browning 12,7mm mitrailleurs.
Bemanningslid van de Pieter Florisz tijdens een exercitie in 1992. De patroontrommel is niet op het wapen geplaatst. De webbing zak is voor het opvangen van de lege hulzen.
38
1965-2005 Raketten
1980: SM-1 Standard Missile Voor de verdediging tegen luchtdoelen op middellange afstand beschikten de GW-fregatten Tromp en De Ruyter over de SM-1 Standard Missile. Het bereik van dit wapen bedroeg ca. 35 kilometer en de schepen hadden er 40 aan boord. De raket maakte gebruik van een semi-actief geleidingssysteem, waarbij het wapen de radargolven uit het Tartar vuurleidingssysteem aan boord van het schip gebruikte voor het bepalen van richting en afstand tot het doel.
Raketlancering vanaf het geleidewapen fregat Hr.Ms. Tromp
39
Met de toenemende luchtdreiging in de jaren tachtig van de 20e eeuw besloot de Koninklijke Marine een tweetal geplande standaardfregatten te modificeren tot luchtverdedigingsfregatten. De L-fregatten Jacob van Heemskerck en Witte de With beschikten over het Standard Missile SM-1 raketsysteem voor de luchtverdediging op middellange afstand. Op de foto is duidelijk te zien hoe de STIR vuurleidingradar (de halve bol) is gericht op het doel.
Raketlancering vanaf het luchtverdedigingsfregat Witte de With
40
1965-2005 Raketten
1998: Sea Sparrow Voor de luchtverdediging op korte afstand beschikten de geleidewapen fregatten van de Trompklasse over het Sea Sparrow raketsysteem. Dit systeem bestond uit de kenmerkende Mk.29 lanceerinstallatie (8 raketten in beweegbare lanceerinrichting) en de WM25 radar van Hollandse Signaal Apparaten. Het bereik van de Sea Sparrow raket bedroeg 19 kilometer.
Lancering van een Sea Sparrow raket aan boord Hr.Ms. Tromp
De acht multi-purpose fregatten van de Karel Doorman-klasse (1991-) vervoeren 16 Sea Sparrow raketten in de Mk.48 vertical launch (VLS) canisters aan de bakboordzijde van de helicopterhangar. De RIM-7 Sea Sparrow is in eerste instantie bedoeld tegen vliegtuigen en raketten, maar kan ook tegen schepen worden ingezet. Aan boord van de Nederlandse fregatten wordt het wapen naar het doel geleid door de STIR vuurleidingradar. De raket heeft een bereik van 19 kilometer.
41
Aan boord van de M-fregatten wordt de Sea Sparrow verticaal gelanceerd, waarna de raket de straal van de vuurleidingradar opzoekt die op het doel is gericht.
42