Voortijdig schoolverlaters, strategische visie en uitvoeringskader (concept) Inleiding De problematiek van voortijdig schoolverlaters, van jongeren die zonder startkwalificatie de school verlaten, is hardnekkig. Sinds ruim een decennium wordt er fors geïnvesteerd in het tegengaan van voortijdig schoolverlaten zonder dat de problematiek significant minder wordt. Geïnvesteerd is vooral in het beter hanteren van de leerplicht (sanctiebeleid) en in het weer toeleiden naar onderwijs van voortijdig schoolverlaters (al dan niet via speciaal opgezet ervaringsleren, bijv. de Bop-Akademie). Sinds de nota Aanval op de Uitval - april 2006 - van de rijksoverheid is er meer aandacht voor de preventieve kant. In de Stedendriehoek heeft dat rijksbeleid tot een regionaal uitvoeringsplan Schoolverlaters Offensief Stedendriehoek (gefinancierd door zowel provincie Overijssel als Gelderland en GSB-middelen van de gemeente Deventer) geleid dat in het najaar van 2007 door de betrokken gemeenteraden is vastgesteld en dat momenteel in de uitvoering is. Met betrekking tot het Schoolverlaters Offensief Stedendriehoek is in april 2007 met de 8 gemeenten het Voortgezet Onderwijs, ROC Aventus, AOC Oost, de beide bureaus Jeugdzorg, GGD, CWI, KvK en diverse instellingen voor jeugdzorg een twee jaar durend convenant over het voorkomen en bestrijden van voortijdig schoolverlaten afgesloten. Verder is in juni 2008 een convenant Voortijdig Schoolverlaten gesloten tussen Rijk, RMC-gemeente Apeldoorn en onderwijsinstellingen (VO en MBO)partners die in en op het onderwijs zijn betrokken. Daarin is de ambitie neergelegd om de komende 4 jaar het aantal voortijdig schoolverlaters met 10% per jaar te verminderen.
Aantal schoolverlaters Het totaal aantal jongeren in de leeftijd 18 t/m 23 jaar zonder startkwalificatie in Deventer bedraagt 1647 (bron: Stand van zaken voortijdige schoolverlaters per buurt, april 2007, KV). Gemiddeld naar jaar betekent dit dat er ongeveer 330 voortijdig schoolverlaters per jaar worden afgeleverd. Over 4 jaar mogen dit er niet meer dan 198 zijn en het liefst nog veel minder. De jongeren die zonder startkwalificatie de school hebben verlaten, zullen op grond van de Wet Investeren in Jongeren zo snel mogelijk aan het werk moeten zijn of onderwijs moeten volgen. Bijzondere aandacht gaat uit naar de VSV-ers uit de Rivierenwijk. De Rivierenwijk is een krachtwijk waar het aantal schoolverlaters relatief gezien ongeveer 1,5 maal zo groot is als elders1. In het wijkactieplan zijn hiervoor ambities opgenomen. Deze zijn: • Alle 239 jongeren in de leeftijd 18-23 jaar zonder startkwalificatie die niet bij een onderwijsinstelling zijn ingeschreven krijgen intensieve individuele begeleiding en zitten eind 2009 op school of zijn aan het werk (de curatieve aanpak). • Alle kinderen die in de Rivierenwijk naar de basisschool gaan krijgen vanaf groep 8 tot het einde van de leerplicht een aanbod voor studiebegeleiding vanuit de vertrouwde omgeving van de eigen wijk (de preventieve aanpak).
Gevolgde aanpak Om tot de onderhavige visie te kunnen komen zijn de volgende stappen gezet: 1. Het onderzoeken of er patronen te ontdekken zijn in het ontstaan en het herkennen van voortijdig schoolverlaten. Dit onderzoek is door Kennis en Verkenning uitgevoerd. 2. Het bespreken/nader analyseren van de onderzoeksresultaten met een selectie van docenten, het management, schoolverlaters en hun ouders, leerplichtambtenaren en geselecteerden van ondersteunende instellingen in een kennisatelier. 3. Het op basis van de gewonnen informatie maken van een SWOT-analyse en het daarmee opstellen van een notitie van uitgangspunten met oplossingsrichtingen. 4. Het opstellen van een visie met bijbehorend uitvoeringskader binnen de gekozen oplossingsrichting. 1
Van de niet-leerplichtige jongeren in de leeftijd van 18 tot en met 23 jaar hebben in april 2007, 254 jongeren geen startkwalificatie. Het gaat om 88 jongeren in buurtcode 50 (Rivierenbuurt) en 166 jongeren in buurtcode 51 (Deltabuurt). Het totaal aantal jongeren zonder startkwalificatie in Deventer bedraagt 1647. Het aandeel Rivierenwijk in het totaal bedraagt m.a.w. 15,4%. Het aantal jongeren in de leeftijd 18 t/m 23 jaar in de genoemde buurten is 760 en in heel Deventer 6995 d.w.z. 10,9 %.
1 Eenheid Strategische Ontwikkeling
Programmering en Strategie
Het onderzoek Uit het onderzoek is het volgende naar voren gekomen: • Risicoleerlingen met betrekking tot voortijdig schoolverlaten zijn vroegtijdig te herkennen. • Schoolverzuim is een belangrijke indicator voor het risico op voortijdig schoolverlaten. • De risicogevallen blijken hun toekomstperspectief vaak onvoldoende te kunnen of te willen overzien, gebrekkig gemotiveerd te zijn en/of afwijkend of plotseling sterk veranderend gedrag te vertonen. • Factoren die bijdragen aan een risico op voortijdig schoolverlaten zijn: instabiele gezinssituatie, geringe betrokkenheid ouders en een leerachterstand/een te laag taalniveau (autochtoon en allochtoon). Dit beeld bevestigt deels wat al landelijk bekend is. Betrekkelijk nieuw is dat het risico op schoolverlaten vroegtijdig is te herkennen.
Kennisatelier In het kennisatelier zijn de resultaten van het onderzoek bevestigd en is een top 5 opgesteld van oplossingsrichtingen. De oplossingsrichtingen zijn in een voortgangsnotitie aan het College voorgelegd.
Visie en uitvoeringskader Voortijdig schoolverlaten vergroot het risico op werkloosheid, verspilling van talent en arbeidskracht en criminaliteit. Zaken die slecht zijn voor jongeren, hun ouders, omgeving en de maatschappij. Waar mogelijk dient dan ook te worden voorkomen dat jongeren zonder een startkwalificatie de schoolbanken verlaten. (Daarbij dient ter nuancering te worden aangetekend dat er altijd een groep zal zijn voor wie een startkwalificatie niet binnen hun bereik ligt) Om dat te bereiken zijn maatregelen nodig die zich richten op: aanpakken bij de bron, soepele overgangen tussen schooltypen, het bij de les houden van leerlingen en de praktijk als leermeester. Ofwel: voorkomen is beter dan genezen! Beleid om tot de juiste maatregelen te komen dient voor de effectiviteit uit te gaan van de volgende uitgangspunten: 1. Risicoleerlingen in verband met voortijdig schoolverlaten dienen zo vroeg mogelijk in beeld te worden gebracht en de juiste aandacht krijgen. Aandacht die zich dient te vertalen in: informatie, begeleiding, zorg, (re)pressie en een vroegtijdige herkenning. Informatie in de zin van het herhaaldelijk aansprekend wijzen op de noodzaak om met een diploma en eventuele startkwalificatie het onderwijs te verlaten. Om aan te geven dat het onderwijs er is om hen te helpen een goede plaats in de samenleving te verwerven en dat daarbij een startkwalificatie een noodzakelijke voorwaarde is. Dit naar ouders en kinderen. Daarbij zou kunnen worden overwogen om met hen als school een contract af te sluiten waarin staat wat de school levert en wat van hen, ouder(s) en jongere, wordt verwacht. Dit vanuit het perspectief om het beste voor de jongere mogelijk te maken. Een contract geeft een communicatiemogelijkheid om elkaar niet vrijblijvend aan te spreken. Begeleiding door als leerkracht/mentor de jongere aan te spreken op wat hij kan en door hem te stimuleren van zijn mogelijkheden gebruik te maken. Veel van de risicoleerlingen hebben al een negatieve ervaring met school. Al vroeg in hun jeugd is hen in het onderwijs duidelijk gemaakt dat zij niet tot de “besten” behoren. Dat heeft hun zelfbeeld mede bepaald en verklaart voor een deel hun manier van reageren, onder andere de geringe motivatie. Om het zelfbeeld positief om te buigen is een goede begeleiding cruciaal. Een begeleiding waarin wordt benadrukt dat de jongere wel degelijk van waarde is voor de samenleving, dat hij of zij goede dingen kan waar behoefte aan is! Begeleiding waarmee de jongere wordt geholpen zichzelf verder te ontwikkelen door ondersteunende activiteiten en mogelijkheden aan te bieden.
2 Eenheid Strategische Ontwikkeling
Programmering en Strategie
Bijvoorbeeld taalcursus, een (vrijwillige) coach/mentor, etc. Begeleiding door alert te zijn op signalen, bijvoorbeeld gedragsverandering, deze te bespreken en zo nodig door te verwijzen (bijv. naar het zorgadviesteam). Zorg door de jongere en of zijn ouders zijn problemen te helpen op te lossen of in ieder geval hanteerbaar te helpen maken. Een aantal risicoleerlingen verkeert in multi-probleem situaties en de bijbehorende dagelijkse zorg maakt het moeilijk om geconcentreerd het onderwijs te blijven volgen. Verder zitten jongeren in een lichamelijke en geestelijke ontwikkeling met de daarbij horende verschijnselen en problemen. De een groeit daar positief uit en de ander blijft er in hangen of gaat de verkeerde kant op. Om jongeren te helpen goed uit te groeien en het onderwijs te blijven volgen, is een helpende hand op het juiste moment gewenst. Voor de zorg, vooral voor de organisatie daarvan, is het zaak om er op het juiste moment er voor de jongere te zijn! Dit door naadloos geschakeld te zijn met de zorg advies team. (Re)pressie door jongeren en hun ouders te confronteren met de gevolgen van hun keuzen. Hier natuurlijk de schaal van zachte drang tot harde straf. De eerste stap is de jongere en de ouders te confronteren met het niet nakomen van de gemaakte afspraken (in het contract). Een volgende het opleggen van straf, bijv. schorsing, en het inschakelen van leerplicht. De laatste stap het verbaliseren door leerplicht en de rechterlijke afdoening. Zaak bij (re)pressie is dat zeer vroeg duidelijk is voor ouders en jongeren wat de normen zijn en wat de consequenties van het zich niet houden aan de normen inhouden. Tevens dat keuzen gevolgen hebben en dat deze niet zullen uitblijven. Daarbij ligt de voorkeur bij het lik-op-stuk beleid omdat dit het meest effectief is (bijv. taakstraffen in het kader van HALT). Maar ook zaken als het betrekken van de gevolgde schoolcarrière bij de eventuele honorering van een bijstandsaanvraag op latere leeftijd, zou hierbij kunnen worden overwogen. Daarbij ligt de kracht niet in het toepassen van deze maatregel maar in de communicatie over de mogelijkheid ervan! De effectiviteit van informatie, begeleiding, zorg en (re)pressie staat of valt bij een vroegtijdige herkenning van de risicoleerling. Hier zal veel aandacht voor moeten zijn. Enerzijds door gericht te observeren en te concluderen. Anderzijds door een goede en tijdige overdracht van informatie, van het leerlingendossier. Dit van de basisschool naar het voortgezet onderwijs en van het voortgezet onderwijs naar het MBO. De mogelijkheid om dossiers over te dragen wordt beperkt door de privacywetgeving. Tussen verschillende organisaties mogen schriftelijk vastgelegde privacy gevoelige gegevens niet worden uitgewisseld. Vraag is of hiermee de leerling is gediend, want met de overdracht wordt beoogd zijn belang te dienen. Dit is punt van aandacht voor de gemeente om bij het rijk in te brengen. Alternatieven voor het niet door mogen geven van de dossiers zijn: een warme overdracht waarbij mondeling gegevens worden gewisseld, het aan de leerling meegeven van een (kopie) van het dossier en deze opvragen bij de leerling en het uitwisselen van de dossiers via leerplicht (omdat deze de verbindende schakel is). Een warme overdracht vindt momenteel plaats tussen basisonderwijs en voortgezet onderwijs. Het probleem geldt dus met name de overgang van het VO naar het MBO. Naast een vroegtijdige herkenning is het delen van informatie van belang. Het voorkomt dubbelingen en zorgt ervoor dat ieder voor zich de benodigde meerwaarde kan realiseren. Vooral de leerkracht/mentor is gebaat bij een terugkoppeling van de activiteiten rond zijn leerling, hij ziet hem vrijwel dagelijks en kan alleen goed zijn rol spelen als hij alle informatie heeft. Het delen van informatie zal daarom aanhoudende aandacht moeten krijgen.
2. Overgangen tussen scholen dienen voor jongeren vloeiend te verlopen wat betreft benadering en pedagogisch regime. Hier betreft het zaken als: • Het er voor zorgen dat de jongeren een goed beroepsbeeld hebben voordat ze een keuze maken. Verder dat ouders een goed beeld van de mogelijkheden van hun kind hebben. Hier zou de maatschappelijke stage deels gericht voor ingezet kunnen worden. Verder natuurlijk de al georganiseerde bedrijfsbezoeken. • Het opzetten van Zorg Advies Teams óók op het MBO. Op het VO functioneren deze teams. Het ligt in de bedoeling van het ROC dat deze op het MBO ook in Apeldoorn en Deventer komen.
3 Eenheid Strategische Ontwikkeling
Programmering en Strategie
•
•
•
•
Vervlechting VMBO en MBO voor leerlingen van de basisberoepsgerichte leerweg. Deze leerlingen, die doorstromen naar niveau 1 en 2 van het MBO, vormen de grootste risicogroep wat betreft voortijdig schoolverlaters. Met een vervlechting kan het overgangstraject voor deze leerlingen vloeiend verlopen. Etty Hillesum en Aventus hebben op 15 januari 2009 een aanvraag voor een experiment vmbo-mbo-2 ingediend. Op het MBO minder uitgaan van de zelfstandigheid van de ‘risicoleerling’ en hem meer ondersteuning en begeleiding bieden. Bijv. door bij de eerste introductie studenten te koppelen aan ouderejaars voor begeleiding. Ook door de afstemming verbeteren in de per school gebruikte systematieken van begeleiding, bijv. door uitwisseling van docenten en een vaste leertrajectbegeleider (MBO). Dit zijn beperkte voorbeelden en creatief zal moeten worden gezocht naar de meest doelgerichte aanpak. Aandacht geven op het MBO aan de relatie ouders/school door de relatie intensief te laten zijn en de lijn kort te houden (door het rapport aan de ouder uit te reiken). De leeftijdsgrens van 18 jaar moet geen belemmering zijn en ouders willen op de hoogte blijven over de vorderingen van hun kind. Verder zou aan contracten tussen leerling, ouders en school kunnen worden gedacht (voor een deel zijn deze er al). Vooral voor ouders met een taalachterstand dient extra aandacht te zijn (taalachterstand is een extra risico). Er voor zorgen dat er een vaste persoon is die dezelfde dag actie onderneemt bij verzuim en contact legt met leerplicht. Scholen moeten niet te lang wachten met het inschakelen van leerplicht! De invoering van het digitaal loket van IBG in de regio en het servicedocument schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten VO en MBO met werkprocesbeschrijving voor leerplicht faciliteren dergelijk gewenste acties.
3. Leerplicht dient zijn (belangrijke) rol in het kader van preventie op te pakken. Het onderwijs heeft gemerkt dat leerplicht een mindere tijd heeft gehad. Gelukkig komt leerplicht weer op de rails. Van leerplicht wordt verwacht dat zij een meerwaarde leveren door nauwe samenwerking te zoeken met de school en mentor. Daarbij dient leerplicht aan te sluiten op de acties die school al heeft ondernomen tav de verzuimer. De leerplichtambtenaar bezoekt bij voorkeur ouderavonden, geeft voorlichting op scholen, communiceert duidelijk over schoolvakanties en is als gezicht herkenbaar en toegankelijk op school (bijvoorbeeld door een vast dagdeel per week op school te zijn). 4. Instellingen rondom de risicojongere dienen een keten te vormen. Factoren in de omgeving van de jongere die de kans op voortijdig schoolverlaten vergroten zijn: • Het deel uitmaken van een gezin met een meervoudige problematiek. • Te weinig stimulansen om tot een goede Nederlandse taalvaardigheid te komen. Beide zaken spelen al lang voordat de jongere een stap in het voortgezet onderwijs heeft gezet en vormen de kern van de huidige achterstandsproblematiek. Het voortgezet onderwijs en het MBO kunnen hier extra aandacht aan geven, maar dit niet oplossen! Beter is om het veel eerder aan te pakken. Dit door: • Te helpen problemen op te lossen of in ieder geval hanteerbaar te maken, opdat ze niet voortdurend escaleren. In de meeste gevallen zijn de gezinnen met een meervoudige problematiek bekend bij verschillende instanties: peuterspeelzaal/basisschool, sociale dienst, schoolarts en overige hulpverleningsinstellingen. Zaak is om de onderlinge activiteiten af te stemmen, om tot een keten te komen, waardoor tot een aanvaardbare situatie wordt gekomen. • Ouders er van te doordringen dat een goede beheersing van de Nederlandse taal een noodzakelijke voorwaarde is om hun kinderen maatschappelijk te laten slagen. Dit bijv. door afspraken hierover te maken (het thuis ook goed Nederlands praten) en door hen te blijven wijzen op de noodzaak van een goede taalvaardigheid. Daarnaast om de ouders te ondersteunen in het taalgebruik en het kinderen bieden van extra stimulansen (via de VVE programma’s en natuurlijk de Brede School). Om de keten tot stand te brengen is regie nodig. Voor jongeren tot 18 jaar zou de regie bij de schoolarts kunnen liggen want deze is de verbindende schakel vanaf de basisschool tot het eind van het voortgezet onderwijs. Daarbij zou de gemeente de GGD meer inzet kunnen vragen op risicoleerlingen en minder op ‘normale leerlingen’. Voor jongeren boven de 18 jaar zou de regie bij de zorgcoördinator van de school kunnen liggen.
4 Eenheid Strategische Ontwikkeling
Programmering en Strategie
Zoals gezegd zijn de mogelijkheden van het VO en MBO beperkt om achterstandssituaties op te lossen. Daarentegen kan men wel een bijdrage leveren aan het voorkomen dat de problemen intragenerationeel worden doorgeven, dat de jongere niet in dezelfde situatie beland als zijn ouders. Dit door er voor te zorgen dat de jongere tijdig wordt gesignaleerd en de juiste begeleiding en de juiste uitdagingen krijgt. Ook hiervoor is een sluitende keten van instellingen een noodzakelijke voorwaarde, maar ook en vooral dat (zorg)instellingen op scholen een ‘gezicht’ krijgen in de vorm van dezelfde aanspreekbare persoon die regelmatig aanwezig is. Mocht een keten niet tot stand komen of de benodigde partners onvoldoende inspanning leveren dan heeft de gemeente een rol (doorzettingsmacht) om hen alsnog tot een goede samenwerking te bewegen.
5. Jongeren die het kunnen dienen binnen het onderwijs een startkwalificatie te halen. Alternatieve leerwegen buiten het onderwijs dienen niet te worden aangemoedigd. Helaas zijn er jongeren die het helemaal met de school hebben gehad (en vaak ook andersom). Hun motivatie is volstrekt weg en men is nergens toe te bewegen. Via een alternatief, bijv. de Bopakademie, wordt getracht een haakje achter hen te krijgen en hen weer op traject te krijgen. Opvallend aan dergelijke alternatieven is dat de eerste stap bestaat uit het opbouwen van een positief zelfbeeld, van het weer vertrouwen krijgen in het eigen kunnen. Blijkbaar is het positieve zelfbeeld ergens in het opvoeding- en ontwikkelingstraject verloren gegaan, dan wel niet ondersteund! Verder zijn het veelal jongeren met een meervoudige problematiek, wat ook alles heeft te maken met het zelfbeeld. De indruk bestaat dat motivatie en de afwezigheid van een positief zelfbeeld sterk samenhangen. Hierop dient het reguliere onderwijs dan ook alert te zijn. Verder is het regulier onderwijs, en vooral het MBO, in verandering. Men ziet dat de ‘zelfstandige leerling’ een ideaalbeeld is en is bezig ruimte te maken voor meer begeleiding en contacturen. Door in het onderwijs ook aandacht te geven aan het zelfbeeld van jongeren, en dit waar nodig en mogelijk te ondersteunen, zal het aantal gedemotiveerden afnemen en daarmee ook het aantal voortijdig schoolverlaters. Verder zal het centraler stellen van de bijdrage van het onderwijs aan het zelfbeeld van jongeren een cultuurverandering inzetten waardoor de kans dat jongeren afhaken of niet meer aanhaken een stuk kleiner wordt. Een keerzijde van het gebrek aan motivatie is het ontbreken van drang om gemotiveerd te raken en te blijven. Naast een intrinsieke heeft motivatie natuurlijk ook een extrinsieke kant. Hier kan de gemeente een rol spelen. Een rol die groter wordt met de invoering van de Wet bevordering duurzame arbeidsinschakeling jongeren tot 27 jaar (Wet investeren in jongeren) die in mei 2009 van kracht wordt. Door van begin af aan volstrekt helder te maken dat van de jongere wordt verwacht dat hij zich naar vermogen kwalificeert voor een plaats in de samenleving en dat gebrek aan inzet consequenties heeft, is voor de jongere zijn handelingskader helder. Dit begint met de leerplicht die direct normstellend optreedt in geval van verzuim en eindigt bij de bijstandsverlening die wordt gerelateerd aan de geleverde inspanningen om zich te kwalificeren voor de arbeidsmarkt. Voor jongeren die al een aantal jaren de school hebben verlaten zonder startkwalificatie zal het “terug naar school” gecombineerd moeten worden met werk, dat wil zeggen de beroepsbegeleidende leerweg. Hiervoor is het noodzakelijk dat er werkgevers zijn die deze jongeren een kans willen geven. Het aan zich binden van zulke werkgevers is een zaak van het ROC, waarbij de gemeente zo nodig een bemiddelende rol wil en kan vervullen. Daarbij kunnen EVC-trajecten (Erkennen van Verworven Competenties) voor schooluitvallers van 18 tot 23 jaar een rol spelen. De jongere waarmee binnen de reguliere kaders niets meer mogelijk is kan eventueel via een campus weer op traject komen. De campus bestaat nu in de vorm van negen landelijke proefprojecten en zijn gericht op zeer moeilijke jongeren. In 2010 besluit het Rijk of het concept campus aan zijn doel beantwoord en daarmee een structurele voorziening moet worden. Voor al deze trajecten is het van belang dat de jongere in het oog wordt gehouden en waar mogelijk en nodig wordt aangesproken. Tot 23 jaar zijn jongeren bekend bij het RMC, daarna pas als ze zich melden voor een bijstandsuitkering. Overwogen zou kunnen worden om het RMC jongeren tot 27 jaar te laten volgen.
5 Eenheid Strategische Ontwikkeling
Programmering en Strategie
Vervolg Het in het beleid gestalte geven aan genoemde uitgangspunten, het uitvoeringskader, kan op verschillende manieren. Op tactisch en operationeel niveau moet dit verder worden uitgewerkt door de programmamanager onderwijs. Gelukkig zijn reeds een aantal zaken gerealiseerd, dan wel staan er aan te komen, die binnen het uitvoeringskader vallen. Deze zaken zijn ontwikkeld in het kader van het uitvoeringsplan schoolverlaters offensief Stedendriehoek en in het kader van het juni 2008 getekende convenant Voortijdig School Verlaters 2007-2011 Stedendriehoek. Door het schoolverlaters offensief en het convenant is het ROC een stevige partner geworden en worden in gang gezette zaken verder uitgebouwd (zoals bijv. de komst van Zorgadviesteams in het MBO). Extra aandacht zal daarnaast vooral uit moeten gaan naar: •
Het verder verstevigen van de leerplicht, waarbij deze zorgt voor een meerwaarde ten aanzien van het onderwijs (door op school aanwezig te zijn en door regelmatig voorlichting te geven). Dit wordt opgepakt door de teammanager Welzijn & Zorg van de gemeente Deventer. Het op school aanwezig zijn en het regelmatig geven van voorlichting is in het leerjaar 2009-2010 gerealiseerd. Verder in dat kader het nader uitwerken van de (re)pressiemogelijkheden (o.a. de Wet Investeren in Jongeren). Dit wordt opgepakt door de programmamanager werk en inkomen in het kader van de uitwerking WIJ. In het najaar komen hier voorstellen over.
•
Het vloeiend laten verlopen van de overgangen, vooral voor het niveau 1 en 2 leerlingen, tussen VMBO en MBO. Dit o.a. door uitvoering van het project De Overstap dat op initiatief van Aventus tot stand is gekomen. Het ROC en Etty Hillesum Lyceum geven hier uitvoering aan. Het project draait een jaar en de vervolg schoolkeuze van leerlingen en het daadwerkelijk aankomen op de school wordt gevolgd. Komen jongeren niet aan dan worden ze thuis door leerplicht bezocht en alsnog naar een school toegeleid. Het project weet steeds meer jongeren te bereiken. Een andere mogelijkheid is het integreren van VMBO en MBO (niveau 1 en 2). Hierover wordt door ROC en Etty Hillesum nagedacht en zal er rond de zomervakantie duidelijkheid zijn over een dergelijk geïntegreerd aangeboden opleiding.
•
Meer aandacht geven aan het vroegtijdig herkennen van risicoleerlingen en het gericht aandacht geven aan deze leerlingen. Via het project “Beroepskolom Stedendriehoek” wordt hieraan gewerkt. Het doel is om in de regio optimaal beroepsonderwijs aan te bieden en leerlijnen, zorglijnen, loopbaanoriëntatie, etc. op elkaar aan te laten sluiten. Voor de overdracht van VMBO naar MBO zijn verschillende activiteiten in gang gezet. Daardoor worden risicoleerlingen vroegtijdig in beeld gebracht.
•
Het realiseren van een sluitende keten rond de risicojongere, inclusief het drempelloos doorgeven van informatie. De programmamanager Jeugd en onderwijs komt rond de zomervakantie met een voorstel over hoe een sluitende keten vorm te geven. Verder zal dit jaar een jongerenloket in Deventer gestalte krijgen
•
Het binnen het reguliere onderwijs weer op traject zetten van de (langdurig) uitgevallen schoolverlaters. Dit is een verantwoordelijkheid van de programmamanager Werk & Inkomen van de gemeente Deventer en ROC Aventus. In het najaar komen hier in het kader van de WIJ voorstellen over.
Binnen het convenantoverleg Schoolverlaters Offensief Stedendriehoek wordt de uitvoering gevolgd en indien nodig bijgesteld. Momenteel wordt daarin het werkprogramma 2009-2010 voorbereid. De gemeente is actief deelnemer aan dat overleg en zal de uitvoering van bovengenoemde punten zo nodig inbrengen en kritisch volgen.
6 Eenheid Strategische Ontwikkeling
Programmering en Strategie