Voorstellen voor de geplande Talennota van de Vlaamse minister van Onderwijs Januari 2011
1. Inleiding De voorbije jaren hebben de verschillende Vlaamse ministers van Onderwijs veel inspanningen gedaan om de talenkennis van onze leerlingen te verbeteren. Kosten noch moeite zijn gespaard om de kwaliteit van ons taalonderwijs te verhogen. Ook de huidige minister van Onderwijs kondigde in zijn Beleidsbrief 2010-2011 aan om hoog op talen in te zetten. Zijn plannen rond taal mogen we verwachten in een talennota rond Pasen. Ook voor de integratiesector is ‘taal’ een belangrijk thema. We ijveren voor een goede beheersing van de Nederlandse taal. Die taalkennis is een onmisbaar instrument dat deuren opent naar werk, opleidingen, maatschappelijke participatie,… Tegelijk vinden we dat er ook situaties zijn waarin anderstaligen hun moedertaal moeten kunnen gebruiken. Je moedertaal gebruiken is niet alleen een recht, het draagt ook bij tot het sociaalemotioneel welbevinden, en soms is het gewoonweg functioneler. Bijvoorbeeld omdat het in bepaalde gevallen het leerproces kan versnellen. Het uitgangspunt is dat elke vaardigheid/competentie, dus ook iemands kennis van andere talen, voor de betrokkene en zijn ruimere omgeving een meerwaarde kunnen zijn. Met dit document wil de werkgroep onderwijs i van het Kruispunt Migratie-Integratie de minister, vanuit onze expertise en contacten, aanbevelingen geven voor zijn aangekondigde talennota. We vertrekken vanuit een aantal vaststellingen om dan over te gaan tot een aantal concrete voorstellen: 1. Gebruik en ontwikkel het meertalig kapitaal van anderstalige leerlingen 2. Zorg ervoor dat het werken aan een positieve taalleerattitude een plaats heeft binnen het taalonderwijs 3. Creëer een rijk aanbod aan buitenschoolse initiatieven taalstimulering Nederlands 4. Geef minderheidstalen een plaats in ons vreemdetalenonderwijs 5. Ondersteun ouders in hun keuze en hun praktijk van een meertalige opvoeding 6. Verhoog de deskundigheid inzake het verantwoord omgaan met (talen)diversiteit
2. Onze vaststellingen Vaststelling 1: Onderwijsachterstand en anderstaligheid worden voordurend met elkaar in verband gebracht. Die koppeling is om twee redenen problematisch:
1. Ze gaat voorbij aan de vaststelling dat een meerderheid van de anderstalige leerlingen opgroeit in een gezin met een zogenaamde ‘lage socio-economische status’. Er zijn veel aanwijzingen dat net die lage socio-economische status, eerder dan de taalachtergrond van de leerlingen, de grootste impact heeft op onderwijssucces. ii 2. Door die koppeling gaat men er in het onderwijs te snel van uit dat het probleem van de onderwijsachterstand van anderstalige leerlingen opgelost zou raken of sterk zou verminderen als alle ouders hun kinderen in het Nederlands zouden opvoeden,.iii Maar zo eenvoudig is het niet: anderstalige ouders stimuleren om hun kinderen in het Nederlands op te voeden, zal niet automatisch het schooltaalprobleem oplossen. Dit is geen realistische verwachting. iv
Vaststelling 2: Niet alle talen hebben dezelfde status in ons onderwijs Er zijn duidelijk statusverschillen tussen talen: voor meerderheidstalen zoals Engels en Frans wordt meertaligheid gezien als een meerwaarde. Voor minderheidstalen zoals Turks en Berbers wordt gesproken over een probleem.v Het lijkt of er ‘goede’ en ‘slechte’ meertaligheid bestaat. Ons onderwijs moedigt de ‘goede’ meertaligheid op verschillende manieren aan. De ‘slechte’ meertaligheid ziet het onderwijs als een groot probleem.
Vaststelling 3: Het taalprobleem van anderstaligen wordt opgelost met ‘meer van hetzelfde’. We weten uit onderzoek dat kinderen – binnen en buiten de schoolmuren – het vlotst een taal leren als ze die gebruiken tijdens activiteiten die ze leuk, verrijkend en uitdagend vinden vi. Om hun taalprobleem op te lossen krijgen leerlingen met een taalachterstand echter steeds meer van hetzelfde: extra woordenschat en uitspraaklesjes. Buiten de schoolmuren worden ze aangemoedigd om deel te nemen aan allerlei taalstimuleringsactiviteiten die soms lijken op verkapte taallesjes. Een taal leren wordt vaak beschouwd als een louter technisch gebeuren. Maar bij het leren van een taal spelen ook emoties en motivaties een rol. Daaraan wordt te weinig aandacht besteed.
Vaststelling 4: Het meertalig kapitaal van anderstalige leerlingen wordt niet aangesproken om Nederlands te leren of algemeen om kennis te ontsluiten. De meertaligheid van leerlingen wordt zelden als een troef of als een bron van persoonlijke en maatschappelijke verrijking gezien. Nochtans wijst onderzoek uit dat je leerprocessen (onder andere het leren van de Nederlandse taal) net kan versnellen door het meertalig kapitaal functioneel te benutten. Je kan leerlingen bijvoorbeeld elkaar een oefening laten uitleggen in hun eigen taal vii We stellen ook vast dat er in de lerarenopleidingen, nascholingscentra, pedagogische begeleidingsdiensten,… vaak onvoldoende deskundigheid is over hoe je het meertalig kapitaal van leerlingen optimaal benut.
2
Voorstellen voor de Talennota van de minister van Onderwijs
3. Onze voorstellen voor een taalbeleid dat alle meertaligheid als meerwaarde ziet 1. Gebruik en ontwikkel het meertalig kapitaal van anderstalige leerlingen De werkgroep onderwijs van het Kruispunt Migratie-Integratie stelt voor: • Waar mogelijk zet de minister proefprojecten op die de moedertaal van anderstalige leerlingen verder versterken. We denken aan projecten zoals die al bestaan in Gent en Brussel (Thuistaalproject, OETC-project). Kinderen leren daarbij bijvoorbeeld eerst leren lezen in het Turks en daarna pas in het Nederlands. De minister volgt de proefprojecten wetenschappelijk op. • De minister stimuleert scholen om het meertalig kapitaal van leerlingen optimaal te benutten om kennis te ontsluiten. Een anderstalige leerling is geen onbeschreven blad, maar iemand die in een andere context competenties in een andere taal heeft opgebouwd. Die competenties kan de leerling actief gebruiken, onder andere om Nederlands te leren. De eerste taal van de leerling vormt dus een steiger die ondersteuning biedt bij het leren van een tweede taal, maar ook bij het verwerven van nieuwe leerinhouden viii. Een voorbeeld: de leerkracht kan kinderen aanmoedigen om parallellen te zoeken tussen hun eigen taal en het Nederlands.
2. Zorg ervoor dat werken aan een positieve taalleerattitude een plaats krijgt in het taalonderwijs. Emoties en attitudes bij een taal krijgen een steeds grotere impact naarmate men ouder wordt. Jongeren kunnen gedreven een taal leren of zich er juist sterk tegen afzetten. Goede taalmethodes en de inzet van leerkrachten zullen maar vruchten afwerpen als er continu gewerkt wordt aan de ontwikkeling van een positieve leerhouding. Leerlingen hebben gevoelens en ideeën bij de talen die ze leren en bij de meertalige context waarin ze leven. Het is cruciaal dat die gevoelens en ideeën bespreekbaar gemaakt worden.
3. Creëer een rijk en professioneel aanbod aan buitenschoolse initiatieven taalstimulering Nederlands De werkgroep onderwijs van het Kruispunt Migratie-Integratie stelt voor: • De minister investeert in zinvolle buitenschoolse initiatieven voor taalstimulering Nederlands. We denken daarbij aan alledaagse, speelse activiteiten met veel interactiemogelijkheden. Juist zulke activiteiten bieden de beste garanties op een vlotte taalverwerving. Zeker voor pubers en adolescenten is het aanbod momenteel heel beperkt. • De minister zorgt ervoor dat anderstalige kinderen en jongeren meer aansluiting vinden bij het reguliere jeugdwerk. Dat lukt nu nog maar zelden. Terwijl het net de plek bij uitstek is waar ze in een speelse, betekenisvolle context op een natuurlijke manier taalleerkansen vinden.
4. Geef minderheidstalen een plaats in het vreemdetalenonderwijs In het vreemdetalenonderwijs krijgt het Engels, Frans en het Duits om evidente redenen een belangrijke plaats . Tegelijk zijn er ook veel argumenten om minderheidstalen – bijvoorbeeld Turks of Marokkaans-Arabisch – een plaats te geven in ons onderwijsix. De werkgroep onderwijs van het Kruispunt Migratie-Integratie stelt voor: • De minister creëert mogelijkheden om minderheidstalen een plaats te geven in het curriculum of Voorstellen voor de Talennota van de minister van Onderwijs
3
om na schooltijd lessen in minderheidstalen te organiseren. Dat laatste kan bijvoorbeeld gebeuren met fnanciële/organisatorische ondersteuning in het kader van bredeschoolprojecten. Elke leerling kan die minderheidstalen leren, niet alleen leerlingen die ze taal als thuistaal hebben.
5. Ondersteun ouders in hun keuze en hun praktijk van een meertalige opvoeding Anderstalige ouders beslissen vaak om hun kinderen in een andere taal (talen) dan het Nederlands op te voeden. Scholen respecteren die taalkeuze van de ouders. Voor de algemene taalontwikkeling , het welbevinden en de identiteitsontwikkeling van het kind is het cruciaal dat de school en de ouders elkaar vinden in de meertalige opvoeding van het kind. De werkgroep onderwijs van het Kruispunt Migratie-Integratie stelt voor: • De minister stimuleert de scholen om met anderstalige ouders in dialoog te gaan over die meertalige opvoeding. Ze maken afspraken met ouders opdat leerlingen voldoende kansen krijgen om zowel de thuistaal of -talen als het Nederlands te leren.
6. Verhoog de deskundigheid over het verantwoord omgaan met (talen)diversiteit De werkgroep onderwijs van het Kruispunt Migratie-Integratie stelt voor: • De minister zet lerarenopleidingen, nascholingscentra, pedagogische begeleidingsdiensten, scholen… aan om zich te professionaliseren in het verantwoord omgaan met diversiteit: daartoe behoort onder andere • omgaan talendiversiteit, maar ook omgaan met diverse sociaal-economische achtergronden. We rekenen op al die instanties om bovenstaande voorstellen mee in de praktijk te brengen.
4
Voorstellen voor de Talennota van de minister van Onderwijs
i
Noten
De werkgroep onderwijs bestaat uit alle integratiecentra en enkele onthaalbureaus.
ii
Van den Branden K., 2010 Padmos T., Van den Berghe , 2009; Van Den Branden K. & Verhelst, M. ;2008
iii
iv
Van Den Branden K. & Verhelst, M., 2008; Van den Branden K. , 2009; Padmos T., Van den Berghe, 2009, Van den Branden en Van Avermaet, 2000 v
Steunpunt Diversiteit en Leren, VMC, 2006, Van Gorp K., 2005
vi
Van den Branden K et al., 2010
vii
Sierens en Avermaet, 2010
viii
Sierens en Avermaet, 2010.
ix
Vandenbranden K, 2010
Bibliografe Agirdag O. (2009).Gok Van Pascal: mythes over taalachterstand en onderwijs. Opiniestuk verschenen in De Morgen. Dialektopoulos, A. (2003). Van tweeën een. Bicultureel-tweetalige socialisatie van Griekse leerlingen in Nederland. Groningen: Regenboog. 348 p. Padmos T., Van den Berghe (2009). Het verschil maken. Gelijke kansen in het beroeps- en technisch secundair onderwijs in Vlaanderen. Steunpunt Gelijke Onderwijskansen. 130 p. Pels T, Distelbrink M; Postma L., (2009). Opvoeding in de migratiecontext. Review van onderzoek naar de opvoeding in gezinnen van nieuwe Nederlanders. Verwey-Jonker Instituut. 61 p. Sierens S. en Avermaet P. (2010). Taaldiversiteit in het onderwijs: van meertalig onderwijs naar functioneel veeltalig leren. In: Van Avermaet P. et al (2010). Goed geGOKt? Refecties op twintig jaar geljike-onderwijskansenbeleid in Vlaanderen. Steunpunt Diversiteit en Leren. www.steunpuntdiversiteitenleren.be
Diversiteit:
constructief
verder,
afstappen
van
het
polariseren.
Van den Branden K.(2010). Handboek taalbeleid. Acco Leuven / Den Haag. 296 p. Van den Branden K. et al. (2010). Naar een taalstimulerend jeugdbeleid voor alle kinderen en jongeren. Opiniestuk, verschenen in De Standaard op 10 november 2010 Van den Branden K. (2009). Succes in onderwijs. Taal, taal en nog eens taal?. De Morgen. Van den Branden K, Van Avermaet P. (2000). Taal, onderwijs en ongelijkheid: quo vadis? T.O.R.B. 2000-2001/5-6 , p. 393- 403 Van Den Branden K. & Verhelst, M. (2008). Naar een volwaardig talenbeleid. Omgaan met meertaligheid in het Vlaams Onderwijs. Tijdschrift voor Onderwijsrecht en Onderwijsbeleid, jrg. 2007-2008, 315-332. Vlaams Minderhedencentrum (2006). Meertaligheid als meerwaarde. Visietekst mbt het constructief omgaan met thuistalen in onderwijs en opvoeding.