Voorstellen voor Afhoudingspercentages bij verhandeling van Toeslagrechten
September 2005
Leen Bas, Veerle Campens, Dirk Van Gijseghem Afdeling Monitoring en Studie (AM&S) Administratie Land- en Tuinbouw (ALT) Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Leuvenseplein 4 1000 Brussel
Voorstellen voor Afhoudingspercentages bij verhandeling van Toeslagrechten
Samenvatting ............................................................................................................................ 3 Inleiding..................................................................................................................................... 4 1 De Toeslagrechten en de bedrijfstoeslag ........................................................................ 5 1.1 Het ontstaan van Toeslagrechten en Bedrijfstoeslag.................................................. 5 1.2 De Uitbetalingwaarde van toeslagrechten .................................................................. 6 1.3 De Verkoopwaarde van toeslagrechten ...................................................................... 8 1.3.1 Net Present Value (NPV) ................................................................................... 9 1.3.2 De vergelijking met andere verhandelbare rechten .......................................... 10 1.3.3 De mening van landbouwers en makelaars ...................................................... 11 1.4 Invloed van de waarde van toeslagrechten op andere prijzen en waarden............... 11 1.4.1 Melkquotumprijs .............................................................................................. 11 1.4.2 De grondprijs .................................................................................................... 12 2 De Nationale Reserve ..................................................................................................... 13 2.1 Het begrip ................................................................................................................. 13 2.2 Bijdragers aan de nationale reserve .......................................................................... 13 2.3 Gebruikers van de nationale reserve ........................................................................ 13 2.4 Evenwichten ............................................................................................................. 15 3 Afhoudingspercentages .................................................................................................. 16 3.1 Afhoudingspercentages bij handel ........................................................................... 16 3.2 De verwachte handel ................................................................................................ 16 3.3 Factoren die van belang zijn bij de toekomstige handel in toeslagrechten zijn: ...... 17 3.4 Wat doen de andere lidstaten ................................................................................... 18 3.5 Argumenten pro en contra ........................................................................................ 18 4 Voorstellen voor afhoudingspercentages bij verhandeling van de bedrijfstoeslag .. 20 5 Conclusie ......................................................................................................................... 25 Bijlage I: Woordenlijst, literatuurlijst en lijst met tabellen en figuren
2
Samenvatting
De Mid Term Review van 2003 was een grote stap in de heroriëntering van het gemeenschappelijke landbouwbeleid (GLB) van een markt- en prijsondersteunende beleid naar een inkomensbeleid. Een belangrijk kenmerk van deze laatste hervorming is de ontkoppeling van steun en productie en zo het ontstaan van “toeslagrechten”. Vanaf 2006 zal het vrije marktprincipe gaan spelen bij de overdracht van toeslagrechten. De lidstaat kan hierbij een afhoudingspercentage vaststellen bij elke overdracht van toeslagrechten: → bij verkoop van TR zonder grond – max. 30%; → bij verkoop van TR met grond – max. 10%; → bij verkoop van TR met volledig bedrijf – max. 5%; Deze afhoudingen komen terecht in de nationale reserve, die op zijn beurt kan dienen om aan startende landbouwers toeslagrechten te verkopen. In opdracht van ABKL werd in deze studie onderzocht of dergelijke percentages moeten ingevoerd worden en wat dan een billijk percentage zal zijn. In de studie wordt in het eerste gedeelte algemeen ingegaan op de situering van de toeslagrechten, de uitbetalingwaarde en de verkoopwaarde ervan en de vergelijking met andere verhandelbare rechten. Vervolgens wordt de Nationale reserve geanalyseerd naar de mogelijke bijdragers en gebruikers van de reserve. Vooraleer over te gaan tot voorstellen voor afhoudingspercentages wordt eerst geschetst wat de mogelijke handel in toeslagrechten kan voorstellen, welke factoren hierin meespelen en wat de voorlopige beslissingen zijn in naburige lidstaten. Ten slotte worden er voorstellen gedaan onder de vorm van een vijftal scenario’s waar de verschillende mogelijkheden van wel, niet of gedeeltelijk invoeren van afhoudingspercentages bij verhandeling van toeslagrechten voorgesteld worden. Deze scenario’s worden vergeleken op basis van hun voor- en nadelen en hoe ze scoren op vlak van de beleidscriteria van “effectiviteit, efficiëntie, haalbaarheid en continuïteit”. Conclusie uit deze voorstellen is dat het scenario van “niet”-invoering van afhoudingspercentages het beste scoort op vlak van effectiviteit, efficiëntie en de afweging van voor- en nadelen. Deze keuze ligt ook het meest in de lijn van de huidige liberaliseringstrend en de vernieuwde rol van de overheid. Niet te vergeten binnen dit scenario is dat de overheid wel degelijk zijn rol van transparante informatieverstrekker moet spelen, zodat er op de vrije markt op een juiste manier kan ingespeeld worden op komende veranderingen.
3
Inleiding
Het gemeenschappelijk landbouwbeleid is sinds zijn ontstaan in de jaren zestig aan heel wat veranderingen onderhevig geweest. De laatste hervorming is die van juni 2003, de Mid Term Review. Deze hervorming was een laatste stap in de heroriëntering van het gemeenschappelijke landbouwbeleid (GLB) dat gestart is als een markt- en prijsondersteunende beleid en geëvolueerd naar een inkomensbeleid. Het voornaamste kenmerk van deze laatste hervorming is de ontkoppeling van steun en productie. Als gevolg van deze ontkoppeling zijn “toeslagrechten”ontstaan die in België vanaf 2006 verhandeld kunnen worden op de vrije markt. Binnen de opzet van het nieuwe systeem van de bedrijfstoeslag heeft de lidstaat de mogelijkheid om een nationale reserve op te bouwen. Dit gebeurt enerzijds door een vast percentage van maximaal 3% in te houden op de referentiebedragen. De nationale reserve kan daarna nog worden aangevuld door een bepaald percentage af te houden bij de verdeling van toeslagrechten en nogmaals een percentage bij de verhandeling van toeslagrechten. Vooraleer Vlaanderen een beslissing neemt over een eventueel af te houden percentage bij verhandeling, werd op vraag van ABKL met dit onderzoek naar de argumenten voor en tegen verschillende mogelijke afhoudingspercentages gestart. Is het wel nodig dat Vlaanderen bepaalde afhoudingspercentages toepast? Zo ja, wat zijn hiervoor billijke percentages? In dit document worden eerst de toeslagrechten gesitueerd met hun jaarlijkse uitbetalingswaarde en hun mogelijke marktwaarde bij verkoop. Daarna wordt een analyse gemaakt van de te verwachte grootte van de Nationale Reserve. Wie zal deze reserve aanvullen en wie zal er beroep op doen. Tenslotte worden de diverse afhoudingspercentages bij de te verwachtten handel beargumenteerd naar hun voor- en nadelen voor de betrokkenen. Deze onderbouw moet een verantwoorde keuze en overleg met andere betrokkenen toelaten voor de verdere Vlaamse beslissing over de vastlegging van de afhoudingspercentages bij verhandeling van toeslagrechten.
4
1
De Toeslagrechten en de bedrijfstoeslag
1.1
Het ontstaan van Toeslagrechten en Bedrijfstoeslag
De invoering van de bedrijfstoeslag betekent een verdere stap richting afbouw prijssteun en directe gekoppelde inkomenssteun. De totale bedrijfstoeslag die de landbouwers ontvangen is gebaseerd op een referentiebedrag dat de betrokken betalingen aan hen in de referentieperiode 2000 tot en met 2002 omvat. Per hectare referentieareaal wordt één toeslagrecht toegekend. Door het referentiebedrag te delen door het referentieareaal, wordt de waarde van elk toeslagrecht, toegekend aan één landbouwbedrijf, berekend. De bedrijfstoeslag is de som van de toeslagrechten en komt dus overeen met een referentiebedrag dat is opgebouwd door in de referentieperiode rechtstreekse steun te ontvangen voor landbouwgrond of dieren die vanaf 2005 ontkoppeld worden. Er zijn drie verschillende soorten toeslagrechten (TR): •
Gewone toeslagrechten (GTR)
Dit zijn toeslagrechten gebaseerd op de referentieoppervlakte akkerbouw- en voedergewassen en op de referentieaantallen runderen en schapen. Deze toeslagrechten zijn verbonden aan een oppervlakte subsidiabele grond. De rechten worden uitgedrukt in een bedrag per hectare dat geactiveerd kan worden door de subsidiabele hectaren in gebruik te nemen. Bij de initiële verdeling van de toeslagrechten, hebben alle TR voor een bepaalde eigenaar eenzelfde waarde. Later, bij verhandeling vanaf 2006, kunnen per bedrijf de waarden van de toeslagrechten verschillen. •
Speciale toeslagrechten (STR)
Wanneer er geen grond is of als het referentieareaal kleiner is dan het referentiebedrag gedeeld door 5000 (d.i. de maximale waarde van een speciaal toeslagrecht), is er niet voldoende grond om het toeslagrecht aan te verbinden waardoor dit een speciaal toeslagrecht wordt. Het bijzondere aan speciale toeslagrechten is dat deze benut kunnen worden zonder daarvoor subsidiabele grond in gebruik te hebben. Een voorwaarde voor het gebruik is dat de landbouwer ten minste de helft van het gemiddelde aantal grootvee-eenheden (GVE’s) moet aanhouden van het aantal dat hij in de referentieperiode had. Speciale toeslagrechten kunnen ook gewone toeslagrechten worden wanneer
ze geactiveerd worden met een oppervlakte subsidiabele grond. Vanaf dat moment blijven ze steeds gewone toeslagrechten. •
Braakleggingstoeslagrechten (BTR)
De hectaren die in de referentieperiode verplicht braak lagen in het kader van de EUbraakverplichting, komen in aanmerking voor het verkrijgen van braakleggingstoeslagrechten (geen vrijwillige braak, omdat die wordt opgenomen in de berekening van de gewone toeslagrechten). Deze toeslagrechten zijn verbonden aan een oppervlakte subsidiabele grond, de rechten worden uitgedrukt in een bedrag per hectare dat geactiveerd kan worden door de subsidiabele hectaren braak te leggen.
De bedrijfstoeslag is de optelsom van de geactiveerde toeslagrechten (GTR, STR, BTR) van een bedrijf. Dit bedrag is dus gebaseerd op de premies ontvangen in de referentieperiode en afhankelijk van de jaarlijkse aanvraag. Daarbij is de bedrijfstoeslag onderhevig aan kortingen als gevolg van het Nationale plafond, lineaire afhoudingspercentages, de modulatie, de financiële discipline en een eventueel afhoudingspercentage bij handel.
5
Figuur 1: Overgang naar de bedrijfstoeslag
Eén
Gewone TR
Bedrijfstoeslag
Speciale TR
Diverse Braak TR
Produktspecifieke Premies
Nog gekoppelde premies: •Zaaizaad •Zoogkoeien •Slachtpremie kalveren •Melkpremie •Tabak (vanaf 2006 volledig ontkoppeld) •Gedroogde voedergewassen
Hieronder worden een aantal bedragen weergegeven van de Belgische of Vlaamse enveloppen voor de verschillende rechten en premies in 2005 en 2006. Naast de reeds gekende bedragen worden de voorlopig geschatte waarden weergegeven in Italic. Tabel 1: De Vlaamse en Belgische enveloppes voor 2005 en 2006
Bepaling Voorlopige toeslagrechten Definitieve Toeslagrechten Enveloppe: Zoogkoeien Gekoppelde premies Slachtpremie kalveren Steun zaaizaad (lijnzaad+spelt) Enveloppe: Totale enveloppe 2005 + ontkoppelde melkpremie en extra betalingen 2 + ontkoppelde tabakspremie Totale enveloppe 2006
Budget (in duizend Euro) Belgisch Vlaams (309.500) (150.737)
2006
2005
Bedrijfstoeslag
1.2 1 2
(eind 2005) 306.318 96.954 6.384
(148.700) 1
31.366 6.384
1.397 104.735 411.053 115.570 à 117.520 3.950 530.573
+-70.000 3 +- 3.634 4
De Uitbetalingwaarde van toeslagrechten
ruwe schatting op basis van stand van zaken in maart 2005 en het aantal niet aangevraagde toeslagrechten melkpremie + extra betalingen in 2004: € 23,134 miljoen in Vlaanderen + € 15,381 miljoen in Wallonië. In 2005: +- € 78,3 miljoen in België
3
schatting omdat 60% van de melkpremies Vlaams waren
4
schatting op basis van het feit dat 92 % van het tabaksareaal in Vlaanderen ligt
6
Met de uitbetalingwaarde van toeslagrechten wordt bedoeld het bedrag of dividend dat jaarlijks uitbetaald word aan de houder van het recht. De waarde van toeslagrechten wordt vastgelegd per hectare. Afhankelijk van de goedgekeurde aanvraag worden deze toeslagrechten jaarlijks uitbetaald aan het desbetreffende bedrijf. In december 2005, na de mogelijkheid tot correctie van de berekeningsprocedure, ligt de definitieve waarde van ieder toeslagrecht vast. Deze waarde kan nog stijgen met de toevoeging van de melkpremie in 2006. Mogelijks stijgt de waarde nog meer door de hervorming van het suikerregime. Hier is het echter nog niet duidelijk of er nieuwe TR worden gevormd, of dat de bestaande TR worden ‘geupgraded’. De melkpremie wordt dan immers ontkoppeld en het referentiebedrag dat overeenkomt met de melkpremie, wordt verdeeld over de bestaande toeslagrechten. Daarmee verandert dus niet het aantal, maar wel de waarde van de toeslagrechten. In de weinige gevallen dat een melkveehouder nog geen toeslagrechten had (omdat hij bvb. geen slachtpremie ontving), zal hij speciale toeslagrechten krijgen. De waarde van het toeslagrecht kan ook nog verminderen met het lineaire afhoudingspercentage, de modulatie, de financiële discipline en de afhouding bij verhandeling. →
Het Nationale plafond Om te zorgen dat de totale som van toeslagrechten niet hoger is dan de nationale enveloppe worden bij een overschrijding alle toeslagrechten lineair verminderd. Het afhoudingspercentage zal bepaald worden wanneer de totale som van bedrijfstoeslagen gekend is, namelijk op het einde van 2005. → Lineair afhoudingspercentage Iedere lidstaat mag een maximale lineaire afhouding doen van 3% op de referentiebedragen , dit voor het opvullen van de Nationale Reserve. Dit percentage zal vastliggen voor de verhandeling van toeslagrechten start. Dit zal bepaald worden wanneer eveneens de aanvragen van 2005 voor de nationale reserve gekend zijn, dus einde van 2005. → Bijkomend lineair afhoudingspercentage Indien de lineaire afhouding niet voldoende blijkt voor het opvullen van de Nationale Reserve, mag iedere lidstaat nog een bijkomende lineaire afhouding doen van alle toeslagrechten. Dit zal eveneens eind 2005 beslist worden. → Modulatie: Jaarlijks wordt er een bepaald percentage van de rechtstreekse inkomenssteun van grote bedrijven overgedragen naar het plattelandsbeleid, dit gebeurt onder vorm van een percentage per jaar op de bedrijfstoeslag en op de nog gekoppelde premies. Deze bedraagt 3% in 2005, 4% in 2006, en 5% vanaf 2007 tot 2012, de eerste 5.000 euro is vrijgesteld. → De financiële discipline: Om te vermijden dat het algemene landbouwbudget overschreden wordt kan vanaf 2007 jaarlijks een bijkomende korting opgelegd worden. → Afhoudingspercentage bij handel: Bij de verhandeling (vanaf 2006) van toeslagrechten kan de lidstaat een bepaald percentage afhouden van de waarde van het toeslagrecht, of het gelijkwaardige bedrag in aantal toeslagrechten uitgedrukt. Deze afhouding wordt toegewezen aan de nationale reserve. Bij verkoop aan landbouwers die met een landbouwactiviteit beginnen of bij feitelijke of verwachte vererving van toeslagrechten wordt geen afhouding toegepast.
7
Figuur 2: Van voorlopig toeslagrecht naar de finale jaarlijkse uitbetalingwaarde van een toeslagrecht
Voorlopige Toeslagrechten Definitieve Toeslagrechten Lineair en Extra Afhoudings%
Naar NR
Modulatie
Naar pijler II
Financiële discipline
Vermindering budget
Afhoudings% bij handel
Naar NR
Jaarlijkse Uitbetalingwaarde Toeslagrecht
1.3
De Verkoopwaarde van toeslagrechten
De verkoopwaarde van toeslagrechten zal uiteindelijk bepaald worden door de landbouwers onderling. De prijs van het toeslagrecht dat zal verkocht/verhuurd worden, wordt bepaald door vraag en aanbod. De verkoopwaarde van het toeslagrecht kan dalen met het eventueel door de overheid ingestelde afhoudingspercentage op verhandeling van toeslagrechten. De overdracht of verkoop van toeslagrechten kan enkel aan een andere landbouwer uit dezelfde lidstaat (tenzij bij vererving), in België kan dit enkel binnen eenzelfde regio. Bij verkoop kan de overdracht met of zonder grond gebeuren, bij verhuur is de overdracht enkel mogelijk met grond. Om nu reeds een inschatting te maken van de mogelijke waarde van toeslagrechten bij verhandeling bestaan er verschillende mogelijkheden. Volgende mogelijkheden worden hierna kort besproken: (1) waardebepaling via de Net Present Value-methode, (2) waardebepaling aan de hand van interviews met sectorspecialisten, (3) waardebepaling aan de hand van de prijs die voor andere soorten rechten in de landbouw wordt betaald. Het ligt voor de hand om voor het bepalen van de waarde van deze toeslagrechten de prijsvorming te bestuderen van andere soorten rechten die de laatste jaren in de landbouwsector werden geïntroduceerd. Echter, toeslagrechten verschillen met andere rechten in de landbouw doordat aan de houder van een toeslagrecht geen exclusief recht toegekend wordt om iets te produceren. Daarom zijn toeslagrechten het best vergelijkbaar met een puur financieel instrument zoals obligaties of kasbons. Dit rechtvaardigt meteen waarom hier ook de waarde van een toeslagrecht zal bepaald worden door middel van de Net Present Value. Deze vergelijking gaat echter niet helemaal op gezien de looptijd
8
niet vast ligt en de voorwaarde van agrarisch grondgebruik geldt. Dit recht heeft buiten de landbouw dus geen enkele waarde. De waardebepaling van de toeslagrechten zal ook van vele psychologische factoren afhangen gezien de specificiteit van de landbouwsector, het vernieuwende van dit soort rechten in deze sector en de steeds aanwezige maar zeker niet gewilde perceptie van onzekerheid over het voortbestaan van deze toeslagrechten en de hoogte van de waarde ervan. Deze factoren kunnen best in kaart gebracht worden door te rade te gaan bij de verschillende sectorspecialisten. 1.3.1
Net Present Value (NPV)
Een algemeen aanvaarde manier om de huidige waarde van een toekomstige stroom van inkomsten te berekenen is de Net Present Value. De NPV is gebaseerd op de prijs voor cash flow stromen op de financiële markt, met andere woorden wat zou je geld opbrengen indien belegd op de financiële markt. Een voorwaarde voor investering in een activiteit of in ons geval in de aankoop van TR is dat de opbrengst uit die investering of TR hoger is dan de NPV die behaald kan worden op de financiële markt. De formule is als volgt: T ⎡ TRt ⎤ NPV = ∑ ⎢ t ⎥ t =1 ⎣ (1 + r ) ⎦
met: • • • • •
NPV T t TR r
Net Present Value looptijd in jaren periode toeslagrecht discontovoet:
De looptijd, T, kan variëren van 1 tot oneindig. Aangezien de huidige MTR hervormingen lopen tot 2012, zou men kunnen stellen dat T = 7 stellen. Daarentegen gaan er meer stemmen op dat er in 2009 reeds een tweede hervorming zou komen, wat zou kunnen betekenen dat T = 4. Langer dan 20 jaar wordt er nooit genomen, men verwacht immers dat over een twintigtal jaren het toeslagrechtensysteem helemaal is afgebouwd. De discontovoet, r, kan per bedrijf verschillen, vaak wordt de rentevoet genomen, behorende bij het alternatief van het geld te sparen op de bank. ‘r’ kan geschat worden op 3 of 4%, maar kan ook oplopen tot 5%. Een rekenvoorbeeld: Een toeslagrecht met een jaarlijkse waarde van €1000 wordt verkocht in 2006. De looptijd is onzeker en is afhankelijk van wanneer er een volgende hervorming van het landbouwbeleid voorzien is. T kan dus 4 of 7 jaar zijn, de discontovoet kan 4 of 5% zijn. De berekeningen gebeurden via een standaard Excel-formule voor NPV, de resultaten zijn weergegeven in onderstaande tabel. Tabel 2: rekenvoorbeelden voor de Net Present Value met verschillende looptijd en discontovoet
Situatie A Situatie B Situatie C Situatie D
TR 1.000 1.000 1.000 1.000
T 7 4 7 4
r 0.04 0.04 0.05 0.05
NPV 6.002,05 3.629,90 5.786,37 3.545,95
9
Zoals verwacht is de looptijd van het toeslagrecht en de gehanteerde discontovoet bepalend in de waardeberekening. Hoe hoger de gehanteerde discontovoet, hoe lager de prijs. Daarentegen hoe langer de looptijd, hoe hoger de prijs. 1.3.2
De vergelijking met andere verhandelbare rechten
Melkquotum: Een melkquotum is ook een verhandelbaar recht, het geeft recht op de verkoop van een bepaalde hoeveelheid melk. Verschilpunt is dat het melkquotum nodig is voor de productie of de ontwikkeling van het bedrijf, waar dit voor toeslagrechten niet geldt. Melkquotum is een recht om te produceren en te verkopen terwijl een toeslagrecht een recht is op inkomsten. De waarde van melkquota bij verkoop lag in 2003 rond 10x de jaarlijkse waarde omdat er voor de melkquota een stabiliteit verwacht werd tot 2013. Nieuwe hervormingen zijn voorzien voor 2014/2015. Voor het verhandelen van melkquota gelden een aantal voorwaarden opgelegd door de overheid: Voorkeursbehandeling voor opstartende bedrijven en jonge melkveehouders Beperkte hantering van plafonds Geen controle meer op grondgebondenheid Suikerquotum: Suikerquota zijn leveringsrechten die door de fabrikanten verdeeld worden onder de bietentelers. De bieten genieten dan ook van een vaste minimumprijs.De verhandelbaarheid van deze rechten gebeurt echter niet via de vrije markt maar wordt geregeld door een Paritaire Commissie (met vertegenwoordigers van planters en fabrikanten). Deze zorgen voor de verdeling van de quota zonder dat er grote investeringen gevraagd worden van de nieuwe planters.De prijs komt neer op een redelijke vergoeding. De kosten van dit systeem worden grotendeels gefinancierd met de heffing aan bietentelers en suikerfabrikanten en betekent dus geen enorme belasting voor het Europese landbouwbudget. In de tabel hierna worden de verschillende verhandelbare systemen met mekaar vergeleken.
10
Tabel 3: Vergelijking tussen toeslagrechten en andere verhandelbare rechten
Melkquotum
Suikerquotum
Toeslagrechten
Doelstelling
Productiebeperking
Productiebeperking
Inkomenssteun
Grondgebonden
Nee, niet gecontroleerd
grondgebonden
Verwachtte Tijdsduur
Tot 2014 / 2015
Hervorming in 2006
Soort recht Handel / prijs
productierecht Niet tussen regio’s 60% verhandeld via de vrije markt 40% aan een vaste (lagere) prijs via het fonds 10x de waarde Voordeel voor jonge landbouwers
leveringsrecht Verdeling via de Paritaire Commissie, gecontroleerde markt met lage prijzen
Gewone toeslagrechten zijn verbonden aan grond maar kunnen los ervan verhandeld worden. 2012 maar hervormingen kunnen reeds in 2009 plaatsvinden inkomensrecht Vrije markt, eventueel afhouding van een bep. percentage
Extra Voorlopige resultaten
1.3.3
Voordeel voor nieuwe planters en jongeren
→ Schaalvergroting:
→ Productie werd beperkt Concentratie melk- → Deels auto-financierend beleid productie op grotere bedrijven, hogere productie/dier → Beheersbaar aanbod
-
-
De mening van landbouwers en makelaars
In Nederland werd door het adviesbureau Alfa een bevraging gedaan naar de inschatting door de landbouwers zelf van de waarde van de toeslagrechten bij verhandeling. De schatting van de landbouwers kwam neer op 4x de jaarlijkse waarde van het toeslagrecht. Als diezelfde vraag aan makelaars werd gesteld was het antwoord 7 à 8x de jaarlijkse waarde. Dit valt te verklaren doordat de landbouwers meer rekening houden met emotionele aspecten en een lager vertrouwen naar de toekomst hebben.
1.4
Invloed van de waarde van toeslagrechten op andere prijzen en waarden 1.4.1
Melkquotumprijs
De melkpremie en de extra betaling zijn direct afhankelijk van het aantal quota die de melkveehouder bezit 5 . Op 15 mei 2006 worden de melkpremie en de extra betaling ontkoppeld en opgenomen in de bedrijfstoeslag. De melkpremie en de extra betaling worden dan verdeeld over de gewone en de speciale toeslagrechten. De referentie voor de toekenning van de bedragen aan de bedrijfstoeslag is het quotum dat op 31 maart 2006 ter beschikking staat van de melkveehouder. Tot deze datum is er een zekere stimulans vanuit de MTR om quota aan te kopen of te leasen. Na 15 mei 2006 gaat er geen directe invloed meer uit van de bedrijfstoeslag op de leaseprijs of quotumprijs van de melk, beiden zijn immers apart te verhandelen.
5
Bvb in 2004: melkpremie + extra betaling = (0,00839 + 0,00380)euro/l melk x quotum
11
1.4.2
De grondprijs
De huidige grondprijs wordt eigenlijk mee bepaald door de ondersteunde EU-prijzen, gekoppelde premies en melkquota. Na de ontkoppeling van product en subsidies kan verwacht worden dat de lagere productprijzen aanleiding zullen geven tot lagere grondprijzen. Eenzelfde toeslag introduceren op elke hectare (zoals in Duitsland) zal tot gevolg hebben dat deze toeslag in de grondprijs verrekend wordt. Hierdoor worden landeigenaars bevoordeeld. Met het systeem dat in Vlaanderen gehanteerd wordt, zal het waarschijnlijk zo geen vaart lopen. Dit om de eenvoudige reden dat op niet alle gronden toeslagrechten kunnen komen en niet alle toeslagrechten recht geven op eenzelfde toeslag. Een grond verkopen samen met een toeslagrecht, zal logischerwijze meer kosten dan eenzelfde vergelijkbare grond zonder toeslagrecht. De totale prijs kan eenvoudigweg bepaald worden door de grondprijs vermeerderd met de prijs voor het toeslagrecht. Maar waarschijnlijk zullen kopers bereid zijn nog wat hoger te bieden gezien door deze dubbelverkoop doordat ze niet afzonderlijk moeten zoeken naar ofwel nog een stuk land, ofwel nog een toeslagrecht, wat ook een kost voor de koper met zich meebrengt.
12
2 2.1
De Nationale Reserve Het begrip
Iedere lidstaat beschikt over een nationale enveloppe waaruit de toeslagrechten betaald worden. Op basis van hun referentiebedrag en referentieareaal worden voor de landbouwers de toeslagrechten bepaald. Om ook tegemoet te komen aan de vele uitzonderingsgevallen of nieuwe starters in de landbouw werd er voorzien in een reservefonds namelijk de Nationale reserve. Deze Nationale reserve is niet gesplitst volgens gewest en moet nationaal behandeld worden. De landbouwers kunnen hier in specifieke situaties aanspraak op maken. In de Europese verordening 1782/2003 wordt het als volgt geformuleerd: “De lidstaten mogen de nationale reserve gebruiken om, op basis van objectieve criteria en op zodanige wijze dat een gelijke behandeling van de landbouwers wordt gewaarborgd en markt- en concurrentieverstoringen worden vermeden, referentiebedragen vast te stellen voor; ¾ Landbouwers die gestart zijn na 31 december 2002 ¾ Landbouwers in gebieden met herstructurering of ontwikkelingsprogramma’s” Daarnaast is de lidstaat verplicht om de nationale reserve te gebruiken voor landbouwers die zich in een bijzondere situatie bevinden. Bijzondere situatie is bvb: geïnvesteerd hebben in gronden en gebouwen ten laatste op 15 mei 2004 6 , zie verder.
2.2
Bijdragers aan de nationale reserve
De nationale reserve wordt in 2005 gevuld met: → Toeslagrechten die niet kunnen worden toegekend omdat de landbouwer zijn voorlopige toeslagrechten niet definitief heeft aangevraagd. → Een eventuele lineaire afhouding van maximum 3% van de referentiebedragen van alle producenten (eenmalige afhouding) → Eventueel bijkomende lineaire afhouding van alle toeslagrechten indien de reeds opgebouwde nationale reserve niet kan voldoen aan de vraag. (eenmalige afhouding) Na 2005 kan de nationale reserve opnieuw worden gevuld door: → Eventueel bij verkoop van toeslagrechten een bepaald percentage af te houden → Vrijwillige schenking van niet-gebruikte toeslagrechten aan de nationale reserve. In het geval dat landbouwers hun toeslagrechten willen verkopen zonder dat er het voorgaande jaar reeds 80% van de toeslagrechten geactiveerd werd, kunnen ze toch hun rechten verkopen indien ze het niet geactiveerde deel vrijwillig schenken aan de nationale reserve. → Toeslagrechten die gedurende 3 jaar niet geactiveerd werden, worden toegewezen aan de nationale reserve. → De lineaire en eventueel extra afhoudingen op de melkpremies die in 2006 toegevoegd worden aan de bedrijfstoeslag Voor de bepaling van het lineaire afhoudingspercentage voor Vlaanderen is er overleg nodig met Wallonië, omdat het percentage op nationaal niveau dient vastgelegd te worden. Het afhoudingspercentage voor de nationale reserve bij de ontkoppeling van de melk is in principe hetzelfde als dit dat werd toegepast om de initiële nationale reserve op te starten.
2.3
Gebruikers van de nationale reserve
6
Zie hiervoor EU-Verordening 394/2005 houdende wijziging van EU-Verordening 795/2004, Artikel 18 tot 23bis en het Ministerieel besluit betreffende de opbouwvorming en het gebruik van de nationale reserve met betrekking tot de bedrijfstoeslagregeling (in procedure).
13
Er zijn 868 aanvragen voor de nationale reserve ingediend in 2005. Pas in september zal het nodige bedrag geweten zijn. De gevallen waarin beroep kon gedaan worden op de nationale reserve in 2005 zijn (svz 12 juli 2005) → Voor een verhoging van de bestaande TR of voor nieuwe TR: o Landbouwers die tijdens of na de referentieperiode hebben geïnvesteerd in gebouwen bestemd voor de rundvee- en/of schapenhouderij (285 aanvragen in Vlaanderen); o Landbouwers die tijdens of na de referentieperiode landbouwgronden hebben geërfd, gekregen, gekocht of voor tenminste 6 jaar hebben gepacht (446 aanvragen in Vlaanderen); → Voor een compressie van de bedrijfstoeslag (zelfde bedrag op minder hectaren): Landbouwers die minder hectaren dan toeslagrechten hebben omwille van specifieke nadelen: de landbouwer heeft sinds de referentieperiode ongewild hectaren verloren waardoor hij nu onvoldoende heeft om al zijn toeslagrechten te activeren (96 aanvragen in Vlaanderen). Wie er na 2005 aanspraak kan op maken en onder welke voorwaarden, is momenteel nog niet bepaald. Via vastlegging van de categorieën voor de aanvragers van de nationale reserve in 2006 kan er invloed uitgeoefend worden op het aantal aanvragen dat zal ontstaan. Mogelijke categorieën van aanvragers voor 2006 zijn: → Landbouwers die gestart zijn na de referentieperiode Er starten 30 tot 50 landbouwers per jaar, maar dit aantal neemt jaarlijks af (bron: ABKL). → melkveehouders met overmacht → juridische uitspraken die gedaan worden in 2006 → Andere gevallen van prioritaire landbouwers; • Voor wat betreft de landbouwers die investeren in gebouwen bestemd voor de rundvee- en/of schapenhouderij, kan men, op basis van de voorbije 4 jaren 7 gemiddeld 473 bedrijven per jaar verwachten. • Voor wat betreft de eventuele verlenging van de compressie-maatregel voor landbouwers die ongewild percelen verliezen door o.a. ruilverkaveling, het Sigma-plan 8 , land- en natuurinrichting, infrastructuurwerken en bekkenbeheerplannen, moet men volgens de VLM rekening houden met een verlies aan landbouwgrond van ongeveer 40 ha per jaar door ruilverkaveling en in de periode van 2005 tot 2010 zal er in het slechtste geval 210 ha per jaar uit gebruik gaan door het Sigmaplan. Na 2010 wordt het 60 ha per jaar. Een verlenging van de compressiemaatregel heeft echter geen invloed op het budget van de nationale reserve, omdat de toeslagrechten van de getroffen landbouwer gewoon herverdeeld worden over het overgebleven areaal. Een toekomstige jaarlijkse mogelijkheid, om landbouwers die getroffen zijn door specifieke nadelen, beroep te laten doen op de compressiemaatregel, zou bijgevolg kosteloos zijn en daarbij tegemoet komen en flankerend zijn voor landbouwers die al getroffen zijn door het verlies van gronden. De Europese Commissie heeft bevestigd dat ook bvb. bij gevallen van een onteigening in 2006 of 2007 de compressiemaatregel kan worden toegepast op de oorspronkelijke TR en de resterende ha. 7 8
Gegevens uit VLIF, 2001-2004. Plan voor de ontwikkeling van maatregelen tegen overstromingen van de Schelde.
14
2.4
Evenwichten
Het is de bedoeling om een nationale reserve te onderhouden die in evenwicht is. De opbouw van de nationale reserve moet voldoende zijn om alsnog toeslagrechten toe te wijzen aan de landbouwers die recht hebben op toeslagrechten maar die door een bepaalde reden, die past in de criteria van 2005 en later, nog geen rechten toegewezen gekregen hebben. Anderzijds is het ook niet de bedoeling van veel overschot te hebben in de nationale reserve immers om deze op te vullen worden er afhoudingen gedaan op de individuele al toegewezen toeslagrechten. Een te hoge afhouding van deze toegewezen toeslagrechten kan nefast zijn voor de sector. In de komende jaren worden de volgende bewegingen verwacht voor de nationale reserve:
jaar
Tabel 4: Geraamde bewegingen van de nationale reserve
+ of -
2005
+
-
Bijdragers (+) en Gebruikers (-) van de Nationale reserve
Voorlopige schatting in Euro 0*
→ Afhouding voor het evenwicht tussen toegekende enveloppe en definitieve toeslagrechten 12.331.590** → Bepaling lineaire afhoudingspercentage op referentiebedragen (max 3%) → Eventueel extra afhoudingspercentage op definitieve toeslagrechten
0
→ Niet toegekende toeslagrechten
0
→ Vrijwillig afgestane voorlopige toeslagrechten
0
Aanvragen voor de nationale reserve volgens criteria aanvragers 2005 285x320***x → Landbouwers die tijdens of na de referentieperiode hebben geïnvesteerd in gemidd #ha (Vlaams) gebouwen bestemd voor de rundvee- en/of schapenhouderij (285 aanvragen); → Landbouwers die tijdens of na de referentieperiode landbouwgronden hebben 446x320x geërfd, gekregen, gekocht of voor tenminste 6 jaar hebben gepacht (446 gemidd #ha (Vlaams) aanvragen);
2006
+
→ Landbouwers die minder hectaren dan toeslagrechten hebben omwille van 96x320x gemidd #ha specifieke nadelen (96 aanvragen). (Vlaams) → Afhoudingspercentage op de toegevoegde toeslagrechten van de melkpremie 3.480.000**** (zelfde % als afhoudingspercentage op referentiebedragen in 2005) 0 → Niet toegekende toeslagrechten → Vrijwillig afgestane toeslagrechten
0
→ Aanvragen voor de nationale reserve volgens criteria aanvragers 2006 2007 en later
+
-
→ Niet toegekende toeslagrechten
0
→ Vrijwillig afgestane toeslagrechten
0
→ gedurende drie jaar niet geactiveerde rechten vervallen aan de nationale reserve
0
Aanvragen voor de nationale reserve volgens criteria aanvragers 2007 en later
* Bedragen die moeilijk te voorspellen zijn worden voorlopig op “0” gehouden ** Indien afhouding gebeurt op volledige enveloppe (gekoppeld en niet-gekoppeld) *** In de veronderstelling dat een gemiddeld toeslagrecht 320€ per hectare bedraagt ****Indien in 2006 de ontkoppelde melk premie 116.000.0000 Euro bedraagt.
15
3
3.1
Afhoudingspercentages
Afhoudingspercentages bij handel
De lidstaat kan een afhoudingspercentage vastleggen bij elke overdracht van TR, deze afhouding wordt toegewezen aan de nationale reserve. We vinden de wettelijke basis hiervoor terug in Artikel 9 van Verordening (EG) Nr. 795/2004. De mogelijke afhoudingspercentages bij overdracht van toeslagrechten worden hieronder weergegeven. Verhandeling toeslagrechten met grond Verhandeling toeslagrechten zonder grond Verhandeling toeslagrechten met het gehele bedrijf
→ maximum 10% → maximum 50% en na 3 jaar 30% → maximum 5%
Deze inhoudingen worden niet toegepast bij de verkoop aan een startende landbouwer of in geval van feitelijke of verwachte vererving.
3.2
De verwachte handel
Vanaf 2006 kunnen toeslagrechten met of zonder grond binnen de lidstaat verhandeld worden. Voorwaarde voor de verkoop van toeslagrechten zonder grond is dat de landbouwer minstens 80% van die toeslagrechten gedurende minstens één kalenderjaar geactiveerd 9 heeft. Heeft hij geen 80% geactiveerd dan kan hij nog verkopen indien hij het niet geactiveerde deel eerst vrijwillig aan de nationale reserve afstaat. Het overblijvende deel mag dan verkocht worden. Als het om braaktoeslagrechten gaat, wordt de braakverplichting ook mee verkocht. Verwacht wordt dat in de beginperiode de markt voor toeslagrechten erg ondoorzichtig zal zijn, met een erg hoog speculatiegehalte tot gevolg. Sommigen twijfelen zelfs of er eigenlijk wel een vraag zal zijn naar toeslagrechten. Toeslagrechten zijn immers niet echt nodig voor de ontwikkeling van een bedrijf, de looptijd is onduidelijk, ze zijn risicovol, de fiscale aspecten zijn nog niet afgesproken en ze zijn inflatiegevoelig. Een dynamisch bedrijf zal wellicht eerst kiezen voor andere meer nuttige investeringen. Het verwachte bedrag dat op basis van NIS-gegevens jaarlijks naar de nationale reserve zou kunnen vloeien bij verhandeling van toeslagrechten met grond, zou voldoende zijn voor 1.000 à 1.500 toeslagrechten van € 320/ha 10 . Volgens het NIS worden er immers jaarlijks een kleine 17.000 percelen teeltgronden en weiden verhandeld in België, waarvan 57% in Vlaanderen 11 . De gemiddelde grootte van een perceel in het land is 1,09 ha, in Vlaanderen zijn de percelen iets kleiner, namelijk 0,92 ha, in Wallonië bedragen ze gemiddeld 1,34 ha. Rekening houdend met het feit dat slechts 75% van de percelen verbonden zijn aan een toeslagrecht in Vlaanderen (overgenomen voor heel België), zou er dan ongeveer € 444.466 naar de nationale reserve gaan per jaar bij een afhouding van 10% en € 222.233 bij een afhouding van 5%. Men is echter niet verplicht de toeslagrechten mee te verkopen met de grond en het aantal verhandelde gronden daalt over de jaren heen. Er wordt hier tevens verondersteld dat een gemiddeld TR 320€/ha bedraagt. Voor Wallonië is dit waarschijnlijk een stuk lager. Het werkelijke bedrag dat naar de nationale reserve vloeit, zal bijgevolg nog een stuk kleiner zijn. 9
Activatie gebeurt door het toewijzen van een toeslagrecht aan een hectare om steun te trekken. Dit komt van: 320eur/ha regionaal gemiddelde voor Vlaanderen voor BTR+GTR afgerond naar boven, voor omgezette STR (ABKL-gegevens, situatie 1/3/2005), dit bedrag werd voor heel België overgenomen. 11 jaargemiddelde werd berekend op basis van cijfers voor 2001-2003 10
16
Tabel 5: Inschatting van de toekomstige verhandeling van toeslagrechten op basis van historische gegevens aantal verhandelde percelen (teeltgronden en weiden) Belgie Vlaanderen 2001 17.586 10.042 2002 17.342 10.170 2003 15.884 8.964 gemiddeld 9.725 16.937 gemiddelde grootte in ha 2001 2002 2003 gemiddeld
1,06 1,14 1,08 1,09
0,92 0,94 0,88 0,92
Wallonie 7.526 7.157 6.913 7.199
BHG
1,25 1,42 1,34 1,34
18 15 7 13
0,26 0,70 0,40 0,45
bedrag naar nationale reserve bij verhandeling met grond voor 75% van verhandelde grond 5% 106.794 115.379 73 222.233 10% 213.589 230.758 145 444.466
Voor wat betreft verhandeling van toeslagrechten met het gehele bedrijf worden er jaarlijks gemiddeld 170 bedrijven overgenomen die toeslagrechten kunnen bezitten. Dit met een gemiddelde kost van € 165.600 per bedrijf (bron: VLIF 2001-2004). Uit de VLIF-databank kon echter niet achterhaald worden hoeveel hectaren, toeslagrechten of premies elk bedrijf bezit.
3.3
Factoren die van belang zijn bij de toekomstige handel in toeslagrechten zijn:
¾ De toekomstperspectieven Niemand weet momenteel hoe lang deze toeslagrechten nog zullen blijven bestaan. Eerst werd gedacht dat deze toch wel tot 2012 onder deze vorm bleven bestaan maar meer en meer worden de landbouwsubsidies in vraag gesteld en nieuwe Europese hervormingen in 2009 zijn niet meer ondenkbeeldig. Het vertrekpunt van de Europese Commissie is steeds geweest een maximale ontkoppeling na te streven. Deze onzekerheid heeft natuurlijk een grote invloed op de handel in toeslagrechten, niemand is geïnteresseerd in rechten die binnen korte tijd verdwijnen of geregionaliseerd kunnen worden. Vlaanderen zou ook binnen een aantal jaren kunnen overschakelen naar een regionale premie naar het voorbeeld van Duitsland. Indien dit zou te gebeuren staan is het veel verstandiger om grond aan te kopen in plaats van toeslagrechten, omdat de premies dan toch over de beschikbare hectaren grond worden verdeeld. Indien de toeslagrechten blijven bestaan in hun huidige vorm is het wel weer interessant om toeslagrechten en eventueel grond aan te kopen. Kortom het is dus van belang om een juist beeld van de toekomstplannen van de overheid te krijgen om te weten wat momenteel de beste investering is. Zo snel mogelijk rechtszekerheid en duidelijkheid is dus noodzakelijk. ¾ Het aandeel grond zonder toeslagrechten ten aanzien van grond met toeslagrechten Het aandeel landbouwgrond zonder toeslagrechten is van belang omdat dit de mobiliteit van de verhandeling van toeslagrechten zonder grond weergeeft. Enkel landbouwers die zelf grond zonder toeslagrechten hebben of er willen verwerven kunnen toeslagrechten zonder grond aankopen. Volgens voorlopige berekeningen zijn er samen 467.840 (voorlopige) gewone en braaktoeslagrechten. Bijgevolg kan 74% van het NIS-landbouwareaal in Vlaanderen (633.769 ha in 2004) aanspraak maken op een toeslagrecht. Dit percentage kan nog licht oplopen, indien er een aantal van de 3.187 speciale toeslagrechten omgezet kunnen worden in gewone toeslagrechten.???? (nog na te zien) Tabel 6: De verhouding grond met tav grond zonder toeslagrechten
17
Totaal areaal Areaal met (voorlopige) gewone en braaktoeslagrechten, indien geactiveerd Verhouding (voorlopige)Speciale Toeslagrechten Verhouding
Vlaanderen (ha) 633.769 467.840 73,82% 3187 74,32%
¾ De bedrijfsfilosofie Algemeen gesteld zal de bedrijfsfilosofie van de landbouwer zijn gedrag gaan bepalen. Een boer die wil uitbreiden kan bvb. zijn toeslagrechten verkopen met de bedoeling geld vrij te krijgen om te investeren. ¾ De hoogte van de waarde van het toeslagrecht per ha In de verhandeling zal ook de hoogte van de nominale waarde van het toeslagrecht meespelen. Voor een toeslagrechte met een dergelijke hogere waarde zal relatief gezien wellicht meer geboden worden dan voor een lagere waarde. Dit gegeven wordt echter niet met de huidige NPV-formule weergegeven. ¾ De belastingstarieven Ten slotte is het marginaal belastingstarief ook nog van invloed. Aangezien het ontvangen van de toeslagrechten een inkomst is die ook belast zal worden (16,5%), zal het aankopen van rechten worden gezien als een bedrijfskost. Dit kan dan wellicht een manier zijn om in een jaar met een relatief hoog inkomen het inkomen te drukken door aankoop van toeslagrechten. De fiscus betaalt dan mee voor de toeslagrechten. Bij verkoop van de rechten, zal de verkoper echter ook belast worden, verwacht wordt dat dit ook een afhouding van 16,5% zal zijn. Hierdoor loopt de totale belastingsdruk nog verder op. 3.4
Wat doen de andere lidstaten
In Nederland werd het lineaire afhoudingspercentage op 0,25 % gesteld en verwacht wordt dat de afhouding bij verhandeling 0% zal zijn. De bedoeling van Nederland is om de nationale reserve slechts eenmalig te verdelen en daarna geen reserve meer aan te houden. In Frankrijk zal het lineaire afhoudingspercentage pas vastgelegd worden eind 2006. De afhouding bij verhandeling van de rechten werden wel reeds voorgesteld. Men verkiest verhandeling via clausules. Vanaf 15 mei 2006 wordt, bij verhandeling van toeslagrechten met grond, 3% afgehouden, zonder grond wordt deze afhouding 50%. Indien het over overdracht binnen de familie of over nieuwe starters gaat wordt er 0% afgehouden. Er ligt nog een voorstel van de “Jeunes Agriculteurs” op tafel die wensen dat er 10% wordt afgehouden voor grote uitbreidingen van bedrijven. In Duitsland wordt het afhoudingspercentage bij verhandeling op 0% gehouden en wordt er dus ook geen differentiatie gedaan naar overdracht met of zonder grond of wel of niet binnen de familie. Dit ligt in de lijn van de verwachtingen voor Duitsland omdat: → ze één unieke hectarenpremie per deelstaat hebben, de bedoeling is om deze gelijk te houden en dus zou een systeem van afhouding bij verhandeling opnieuw verschillen doen ontstaan → er weinig aanvragen verwacht worden aan de nationale reserve omdat bijna alle gronden reeds verbonden zullen zijn aan een bedrijfstoeslag → dit voorstel administratief gezien het meest eenvoudige voorstel is. 3.5
Argumenten pro en contra
Voor hoge afhoudingspercentages : Een hoog afhoudingspercentage kan ervoor zorgen dat er zo weinig mogelijk handel ontstaat tussen de landbouwers. Zo worden speculaties vermeden
18
De nationale reserve zal opgevuld worden door deze afhoudingen waardoor er meer landbouwers beroep kunnen doen op de reserve. Een mogelijke denkpiste kan zijn om met de reserve jonge landbouwers te ondersteunen d.m.v. het toekennen van toeslagrechten Frankrijk heeft gekozen om een hoog percentage op de verkoop van toeslagrechten zonder grond toe te passen. Hiermee wil Frankrijk de toeslagrechten grondgebonden houden om zo speculatie tegen te gaan Hoge percentages laten de overheid toe een sturende rol te spelen bij de overdrachten van toeslagrechten, dit kan enkel op voorwaarde dat er objectieve criteria aan verbonden zijn
Tegen hoge afhoudingspercentages : De nationale reserve is voldoende groot, het heeft geen nut om ook nog afhoudingen op de handel in toeslagrechten te doen ten voordele van de nationale reserve De mogelijke meeropbrengst voor de nationale reserve uit deze afhoudingspercentages is zowiezo toch relatief klein Het verhandelen van toeslagrechten is in het voordeel van de economisch sterkere of de zittende boer. De jongeren en starters worden belemmerd door de hoge opstartkosten die ze nodig hebben om toeslagrechten aan te kopen. De opstartkosten worden nog verhoogd als er hoge afhoudingspercentage gehanteerd worden. Indien de toeslagrechten niet verhandeld worden, leiden ze op termijn tot een welvaartsvermindering omdat ze niet toegewezen zijn op basis van de meest efficiënt producerende maar op basis van historische referenties (economische theorie). Afhoudingspercentages zouden enkel de handel belemmeren. De nationale reserve moet niet meer gevuld worden dan nodig, na 2006 komen er ook de lineaire afhouding en de niet aangevraagde toeslagrechten van de ontkoppelde melkpremies bij. Welke kunnen de betrachtingen of argumenten van een overheid zijn: De administratieve opvolging van deze afhouding is best zo eenvoudig mogelijk. Het eenvoudigste voorstel is de 0% afhouding bij overdracht; De prijzen van de toeslagrechten mogen niet te hoog oplopen om het nodige kapitaal voor starters niet nog te laten toenemen; De toeslagrechten behoren bij voorkeur toe aan de actieve laag van de landbouwers. Dus niet aan de stoppende landbouwers of de grondeigenaars. De optie om over te gaan naar een regionale premie moet best nog opengelaten worden. Verhandeling zou dit bemoeilijken omdat landbouwers dan gaan investeren in iets wat mogelijk afgeschaft zal worden. Erg belangrijk is “zekerheid” bieden naar de toekomst voor de landbouwers, hiervoor is rechtszekerheid en duidelijkheid vanuit het beleid noodzakelijk. De belangrijkste beslissingen worden evenwel op Europees niveau bepaald, toch is er hier ook een rol voor Vlaanderen weggelegd.
19
4
Voorstellen voor afhoudingspercentages bij verhandeling van de bedrijfstoeslag
Op basis van voorgaande achtergrond en argumenten kunnen er een aantal scenario’s voorgesteld worden met betrekking tot het al dan niet instellen van een afhoudingspercentage bij de verhandeling van toeslagrechten in Vlaanderen.
Scenario 1: Volledige vrijheid van handel en informatie voor de landbouwers
Er wordt geen afhoudingspercentage toegepast, de markt wordt volledig vrijgelaten voor de landbouwers. Dit kan aanleiding geven tot speculatie maar deze wordt ingeperkt door het geven van juiste en transparante informatie over de looptijd van de toeslagrechten voor Vlaanderen en de verwachte waardeverminderingen door andere afhoudingen. Verhandeling toeslagrechten met grond Verhandeling toeslagrechten zonder grond Verhandeling toeslagrechten met het gehele bedrijf
→0% →0% →0%
Voordelen
→ Administratief eenvoudig → Landbouwers hebben alle vrijheid om te kopen en te verkopen → Het nodige kapitaal voor jonge of uitbreidende landbouwers neemt niet onnodig toe → Lage afhoudingspercentages zijn ook de keuze van bepaalde landbouworganisaties → Vrije verhandeling leidt op termijn tot welvaartsvermeerdering omdat de toeslagrechten aangekocht kunnen worden door de meest efficiënte landbouwers → Ligt in de lijn van de liberalisering van de landbouw
Nadelen
→ Overheid moet nu reeds beslissingen nemen over de toekomst van de toeslagrechten, dit vereist een duidelijke lange termijnsvisie vanuit de overheid. → De toeslagrechten kunnen in handen komen van de meest kapitaalkrachtige landbouwers en kunnen wegvloeien uit bepaalde sectoren, dit kan ongewenste sociale gevolgen met zich meebrengen → De verhandeling van toeslagrechten zonder grond kan aanleiding geven tot speculatie → Geen bijdrage voor de nationale reserve → Niet goed ter voorbereiding van regionale premie, behalve als er op voorhand duidelijk gecommuniceerd wordt wanneer de regionale premie van start zou gaan
Beleidscriteria: Effectiviteit Efficiëntie Haalbaarheid Continuïteit
Er worden geen specifieke beleidsdoelen nagestreefd Efficiënt systeem, weinig extra kosten nodig Haalbaar, vraagt geen extra beheerssystemen Systeem kan voortduren, overgang regionale premie moeilijk
20
++ ++ -
Scenario 2: Sturen van de handel in toeslagrechten zodanig dat er zo weinig mogelijk verhandeling ontstaat
Overal worden de maximale afhoudingspercentages toegepast, de markt wordt bepaald door de hoge afhoudingspercentages en weinigen zullen geneigd zijn om te handelen in toeslagrechten. Dit kan aanleiding geven tot economisch minder ideale situaties, de toeslagrechten kunnen immers niet gaan naar diegene die er het efficiëntst mee om kan gaan.
Verhandeling toeslagrechten met grond Verhandeling toeslagrechten zonder grond Verhandeling toeslagrechten met het gehele bedrijf
→ 10% → 50% en na 3 jaar 30% → 5%
Voordelen
→ Vermijden van speculatie doordat de handel in toeslagrechten zonder grond wordt beperkt door de hoge afhoudingspercentages; → Bij verhandeling zullen er hoge percentages naar de nationale reserve gaan → Een hoge nationale reserve is een mogelijk budget om bepaalde beleidsdoelstellingen mee na te streven → Doordat de handel wordt beperkt, is er nog de mogelijkheid voor de overheid om over te schakelen naar een regionale premie.
Nadelen
→ Waardeverlies voor de landbouwers indien ze toeslagrechten willen kopen of verkopen → Kapitaalskosten voor jonge of uitbreidende landbouwers omdat er zo hoge percentages afgestaan moeten worden → Grote ontevredenheid bij de landbouwers en de landbouworganisaties omdat er bij verhandeling een waardeverlies ontstaat → Wordt op twee tegengestelde paarden gewed: enerzijds beperken van handel, anderzijds spijzen van de nationale reserve. Waarschijnlijk zullen de hoge percentages de handel in het algemeen belemmeren en er zal uiteindelijk weinig naar de nationale reserve vloeien → Complexe administratie die vereist dat er nieuwe systemen van opvolging ontworpen worden → Benadelen van de pachters die enkel toeslagrechten in eigendom hebben en geen grond → Gaat in tegen tendens van liberalisering van de landbouw
Beleidscriteria: Effectiviteit Efficiëntie Haalbaarheid Continuïteit
Het verhandelen en de speculatie van TR worden tegengehouden, weinig andere beleidsdoelen worden nagestreefd Veel bijkomende administratieve lasten, niet efficiënt Moeilijk haalbaar, vraagt ingewikkelde extra beheerssystemen Systeem kan voortduren, overgang regionale premie gemakkelijk
21
+ --+
Scenario 3: Sturen van de handel in toeslagrechten zodat er zo weinig mogelijk verhandeling zonder grond ontstaat
Vrije handel van toeslagrechten met grond, hierop wordt geen afhoudingspercentage gesteld. Door hoge toeslagrechten te stellen voor de verhandeling zonder grond komt er een rem op verhandeling ervan en worden speculaties vermeden.
Verhandeling toeslagrechten met grond Verhandeling toeslagrechten zonder grond Verhandeling toeslagrechten met het gehele bedrijf
Voordelen
Nadelen
Beleidscriteria Effectiviteit Efficiëntie Haalbaarheid Continuïteit
→0% → 50% en na 3 jaar 30% →0%
→ Vermijden van speculatie doordat de handel in toeslagrechten zonder grond beperkt is. → Administratieve opvolging nog beperkt complex → Vrijheid van handelen zolang de rechten verbonden zijn aan grond → Hoog afhoudingspercentage bij verhandelen zonder grond is de keuze van bepaalde landbouworganisaties → Er zullen weinig verschuivingen tussen de landbouwregio’s ontstaan omdat de verhandeling gebonden is aan grond. → Administratief moet er een opvolging gedaan worden van de overdrachten van eigenaars. → Beperkt de mobiliteit van toeslagrechten → Overschakeling naar een regionale premie nog moeilijk te verantwoorden → De niet echt vrije verhandeling leidt op termijn tot welvaartsvermindering omdat de toeslagrechten niet aangekocht kunnen worden door de meest efficiënte landbouwers maar door diegenen die ze samen met de grond kunnen overnemen. → Benadelen van de pachters die enkel toeslagrechten maar geen grond in eigendom hebben. → Gaat in tegen tendens van liberalisering van de landbouw Vrije handel mogelijk, speculatie tegengehouden, er worden weinig andere beleidsdoelen nagestreefd bijkomende administratieve lasten, niet efficiënt Moeilijk haalbaar, vraagt extra beheerssystemen Systeem kan voortduren, overgang regionale premie moeilijk
22
0 -
Scenario 4: Diverse afhoudingspercentages naargelang de aard van de overdracht
Naargelang de aard van de overdracht en aan wie de overdracht wordt gedaan kunnen er telkens verschillende percentages vastgelegd worden. Een aantal voorbeelden: Aard van de overdracht: - verkopen met of zonder grond - gewone of braaktoeslagrechten Aan wie wordt overgedragen: - aan jongeren - aan familie
Verhandeling toeslagrechten met grond - als aan jongeren - als aan familie → 0% Verhandeling toeslagrechten zonder grond - als aan jongeren - als aan familie → 5% Verhandeling toeslagrechten met het gehele bedrijf
→ 3% → 1% → 30% → 10% → 1%
Voordelen
→ Beleidsdoelen kunnen nagestreefd worden door sturing via de afhoudingspercentages (bvb voordeel voor jongeren,…) → Bij een hoog aantal overdrachten vloeit er veel naar de nationale reserve → Het startkapitaal voor jongeren of uitbreiders neemt niet erg toe (1% en 10%)
Nadelen
→ Zeer complexe administratieve die vereist dat er nieuwe systemen van opvolging ontworpen worden → Overgang naar een regionale premie wordt moeilijk omdat er redelijk wat handel en waardeverliezen ontstaan → Een te grote nationale reserve kan niet meer opgebruikt worden. → Ontevredenheid bij landbouwers en landbouworganisaties omdat er bij verhandeling dikwijls een waardeverlies ontstaat. → Benadelen van pachters die wel toeslagrechten maar geen grond in eigendom hebben. → Gaat ten koste van transparantie en dit heeft dan weer efficiëntieverlies tot gevolg.
Beleidscriteria Effectiviteit Efficiëntie Haalbaarheid Continuïteit
Vrije handel en speculatie tegengehouden, bepaalde beleidsdoelen nagestreefd bijkomende administratieve lasten, niet efficiënt Moeilijk haalbaar, vraagt zeer ingewikkelde extra beheerssystemen Systeem kan voortduren, overgang regionale premie moeilijk
23
++ ---
Scenario 5: Sturen via afhoudingspercentages en andere bijkomende maatregelen
Het afhoudingspercentage is niet van toepassing op de handel van toeslagrechten met grond. Door een hoog afhoudingspercentage te hanteren bij de verhandeling van toeslagrechten zonder grond komt er een rem te staan op deze transacties en de bijhorende speculaties. Daarnaast kunnen er nog maatregelen getroffen worden die specifieke beleidsdoelen nastreven. Enkele voorbeelden: (1) vermijden dat stoppende boeren de bedrijfstoeslag als een pensioen gaan gebruiken. De toeslagrechten moeten toebehoren aan de actieve laag van de landbouwers. (2) de toeslagrechten van stoppers toekennen aan de nationale reserve of rechten altijd verbinden aan grond. Volgens de Europese regelgeving, mag zo een maatregel enkel worden toegepast indien het gestoeld werd op een objectief criterium, leeftijd is bvb. geen objectief criterium, aangezien een landbouwer vaak doorwerkt tot na zijn pensioengerechtigde leeftijd.
Verhandeling toeslagrechten met grond → 0% Verhandeling toeslagrechten zonder grond → 50% en na 3 jaar 30% Verhandeling toeslagrechten met het gehele bedrijf → 0% + maatregelen die vermijden dat niet-actieve boeren toeslagrechten blijven activeren
Voordelen
→ Vermijden van speculatie doordat de handel in toeslagrechten zonder grond beperkt is. → Vermijden van bepaalde ongewenste effecten: bvb. De bedrijfstoeslag gebruiken als pensioen
Nadelen
→ Administratief niet eenvoudig → Niet zeker of de sturende maatregelen wel aanvaard worden door Europa en de sector. → Niet eenvoudig om objectieve criteria vast te leggen voor de maatregelen zonder bepaalde groepen te gaan benadelen. → Benadelen van pachters die wel toeslagrechten in eigendom hebben maar geen grond
Beleidscriteria: Effectiviteit Efficiëntie Haalbaarheid Continuïteit
Vrije handel en speculatie tegengehouden, bepaalde beleidsdoelen nagestreefd bijkomende administratieve lasten, niet efficiënt Moeilijk haalbaar, vraagt extra beheerssystemen Systeem kan voortduren, overgang regionale premie moeilijk
24
++ -
5
Conclusie
Beleidscriteria Effectiviteit Efficiëntie Haalbaarheid Continuïteit
Scenario 1 ++ ++ -
Scenario 2 + --+
Scenario 3 0 -
Scenario 4 ++ ---
Scenario 5 ++ -
Als we de beleidscriteria van de voorgaande voorstellen samen met de geformuleerde voor en nadelen overlopen kunnen we stellen dat objectief gezien scenario 1 het meest aangewezen voorstel is. De handel in toeslagrechten wordt hier op de meest efficiënte manier georganiseerd en strookt met de wensen van de sector zelf. In dit scenario is er weinig ruimte voor het nastreven van extra beleidsdoelen maar deze kunnen wellicht beter via andere meer aangewezen instrumenten worden nagestreefd. Erg belangrijk bij dit scenario van “vrije handel en informatie” is dat er ook juiste en transparante informatie verstrekt wordt aan de landbouwers. Dit is een verantwoordelijkheid die de overheid dient op te nemen.
25
Bijlage I: Woordenlijst, literatuurlijst en lijst met tabellen en figuren Woordenlijst: ♦ Bedrijfstoeslag: Inkomenssteun die niet meer afhankelijk is van de productie ♦ Bedrijfstoeslagareaal: De gemiddelde oppervlakte die in de referentieperiode heeft geleid tot een areaaluitbetaling inclusief al het voederareaal ♦ Toeslagrechten:Eenheden die gebruikt worden in de berekening van de bedrijfstoeslag (meestal gelijk aan hectaren) Literatuurlijst: - Breen James and Thia Hennessy Teagasc, Outlook 2003, “The impact of the MTR and WHO reform on Irish Farms” - Carels Koen, VOLT “Verhandelbare productie- en emissierechten in de landbouw –, Brussel maart 2003 - COPA seminarie - DG Agri, European Commission, Presentation on Impact assessment of the MTR proposals on agricultural markets and income in the EU-15 & EU-25 (2004-2009), januari 2003 - Gabriels Pieter, AM&S “Gevolgen van de hervorming van het EU-suikerbeleid voor de Vlaamse landbouwer”, oktober 2004 - Lips Markus, Lei “The CAP Mid Term Review and the WTO Doha Round” - Meester Gerrit, Arie Oskam, Huib Silvis, “EU beleid voor landbouw, voedsel en groen – Van politiek naar praktijk” - OECD Working Party on Agricultural Policies and Markets “The impact on land use decisions – entry, exit and product choice- of area payments” - OECD Working Party on Agricultural Policies and Markets “Decoupling – Preliminary Policy Implications” - OECD Working Party on Agricultural Policies and Markets “Proposal for future work on decoupling” - OECD Working Party on Agricultural Policies and Markets “Bankruptcy risk as a link between direct payment subsidies and farm investment” - OECD Working Party on Agricultural Policies and Markets “A review of empirical studies of the acreage and production response to US production flexibility contract payments under the fair act and related payments under the fair Act and related payments under supplementary legislation ” - Renard José, “La reforme de la Politique Agricole Commun, et apres“ au table ronde de l’ ABER/BVLE Lijst met tabellen:
Tabel 1: De Vlaamse en Belgische enveloppes voor 2005 en 2006 .......................................... 6 Tabel 2: rekenvoorbeelden voor de Net Present Value met verschillende looptijd en discontovoet ....................................................................................................................... 9 Tabel 3: Vergelijking tussen toeslagrechten en andere verhandelbare rechten ....................... 11 Tabel 4: Bewegingen van de nationale reserve........................................................................ 15 Tabel 5: Inschatting van de toekomstige verhandeling van toeslagrechten op basis van historische gegevens......................................................................................................... 17 Tabel 6: De verhouding grond met tav grond zonder toeslagrechten ...................................... 17 Lijst met figuren:
Figuur 1: Overgang naar de bedrijfstoeslag ............................................................................... 6 Figuur 2: Van voorlopig toeslagrecht naar de finale jaarlijkse uitbetalingwaarde van een toeslagrecht......................................................................................................................... 8
26