Planning voor procedure: PFO Sociaal 1 december 2015 DSB 10 december 2015
VOORSTEL DRECHTSTEDENBESTUUR 10 DECEMBER 2015 Portefeuillehouder regionaal/coördinerend/opdracht C.M.L. Lambrechts
Datum 16 november 2015
Status behandeling Carrousel (voorstel voor AgendaCie DR) n.v.t.
Stellers H. van Rooij
E-mail
[email protected]
Telefoonnummer 078-7707418
Onderwerp
Besluit en Beleidsregels maatwerkvoorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2016 Voorstel 1. Vaststellen van het Besluit maatwerkvoorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2016. Dit onder voorbehoud van vaststelling van de Verordening maatwerkvoorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2016. 2. Vaststellen van de Beleidsregels maatwerkvoorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2016 per 01-01-2016. 3. Intrekken Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2015 en Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden per 1 januari 2016. 4. Vaststellen van de reactie op het advies van de Regionale Adviesraad Wmo Drechtsteden inzake het voorstel. Bevoegdheid Drechtstedenbestuur (art. 6 GrD). Samenvatting Op 1 december 2015 stelt de Drechtraad de Verordening maatwerkvoorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2016 (verder: Verordening) vast. In het Besluit maatwerkvoorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2016 (verder: Besluit) stelt het Drechtstedenbestuur nadere regels vast op basis van de door de Drechtraad gedelegeerde bevoegdheid. Dit Besluit vormt samen met de Beleidsregels maatwerkvoorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2016 (verder: Beleidsregels) de nadere uitwerking van de Verordening. Zij treden, net als de Verordening, in werking per 1 januari 2016. Toelichting op het voorstel Aanleiding De voornaamste reden voor aanpassing van Besluit en Beleidsregels is de transformatie van de maatwerkvoorzieningen individuele begeleiding en persoonlijke verzorging. Daarnaast zijn het Besluit en Beleidsregels aangepast in verband met de huishoudelijke ondersteuning zorgstudio. Tevens zijn de in het Besluit neergelegde kostprijzen, die mede bepalend zijn voor de hoogte van de door de cliënt verschuldigde eigen bijdrage, voor de begeleidingsproducten aangepast. Tot slot is het beleid ten aanzien van het kortdurend verblijf in lijn gebracht met de huidige uitvoeringspraktijk en is indexering van de tarieven van een aantal naturavoorzieningen toegepast. 1. Transformatie In het Wmo-Beleidsplan Drechtsteden 2015-2018 is bij de invoering van de nieuwe Wmo onderscheid gemaakt tussen transitie en transformatie. Het jaar 2015 heeft in het teken gestaan van de transitie, d.w.z. de zorgvuldige overdracht van cliënten van het oude wettelijke regime naar het nieuwe, waarbij de dienstverlening zoals die gold onder de AWBZ in 2015 onder het regime van de Wmo vrijwel ongewijzigd is voortgezet. Tegelijkertijd is reeds in 2014 een begin gemaakt met de transformatie, d.w.z. de meerjarige veranderopgave om het AWBZ-regime om te vormen tot een systeem dat enerzijds meer recht doet aan de maatwerkgedachte van de Wmo en anderzijds een passend antwoord
pagina 2 Besluit en Beleidsregels maatwerkvoorzieningen maatschappelijke ondersteuning
biedt op de budgettaire opgave die het kabinet aan de hervorming van de langdurige zorg heeft verbonden. In 2015 heeft de focus van de transformatie gelegen op dagbesteding, individuele begeleiding en persoonlijke verzorging. Bij de dagbesteding is gebleken dat de transformatie daarvan op 1 september 2015 nog onvoldoende voldragen was om te kunnen invoeren. Het risico dat de continuïteit en kwaliteit van de dienstverlening in het geding zou komen werd te groot geacht. Dit proces wordt in 2016 vervolgd met het doel om met ingang van 1 januari 2017 de transformatie alsnog te kunnen afronden. De transformatie van individuele begeleiding en persoonlijke verzorging is wel afgerond en wordt met ingang van 1 januari 2016 ingevoerd. De transformatie leidt tot een nieuwe productindeling, waarbij het onderscheid tussen individuele begeleiding en persoonlijke verzorging komt te vervallen. De nieuwe productindeling gaat bovendien gepaard aan resultaatfinanciering en een resultaatgerichte wijze van indiceren. Met de nieuwe productstructuur veranderen ook de, in het Besluit vastgelegde, pgb-tarieven en de voor de hoogte van de bijdrage in de kosten relevante kostprijzen. Nieuwe productstructuur Met ingang van 1 januari 2016 komt het onderscheid tussen individuele begeleiding en persoonlijke verzorging te vervallen. Persoonlijke verzorging wordt beschouwd als een bijzondere vorm van individuele begeleiding op het levensdomein ADL (algemeen dagelijkse levensverrichtingen). De productstructuur voor individuele begeleiding wordt vergaand vereenvoudigd en de tariefverschillen tussen de verschillende sectoren / aanbieders worden opgeheven. Er worden drie vormen (productcategorieën) van individuele begeleiding (IB) onderscheiden, waarbij de aard van de geboden ondersteuning het onderscheidende kenmerk vormt:1 1. Individuele begeleiding (IB1) toezicht en stimuleren 2. Individuele begeleiding (IB2) aanleren en oefenen 3. Individuele begeleiding (IB3) helpen, overnemen en regie IB2 is nadrukkelijk een tijdelijke vorm van begeleiding: indien de leerdoelen zijn bereikt, volgt uitstroom of eventueel de inzet van een andere vorm van begeleiding / maatwerkvoorziening. Naast de drie productcategorieën wordt een opslag gehanteerd, indien sprake is van een cliënt met (zeer) ernstige gedragsproblematiek. De reden voor de opslag is gelegen in de (grotere inzet van) specifieke hoger gekwalificeerde professionaliteit die nodig is voor het bijsturen van (zeer) ernstige gedragsproblematiek (vaak als gevolg van psychiatrisch ziektebeeld, verslaving of niet aangeboren hersenletsel). In de Beleidsregels zijn nadere criteria opgenomen om te beoordelen of sprake is van (zeer) ernstige gedragsproblematiek. Resultaatfinanciering In combinatie met de nieuwe productindeling wordt resultaatfinanciering ingevoerd. Met aanbieders is voor IB, per productcategorie, een vast tarief overeengekomen per klant per periode van 4 weken. Dit tarief dient om de met de indicatie gestelde doelen te realiseren. Het aantal professionele uren dat de aanbieder daarvoor inzet is niet relevant. Dát het doel wordt gerealiseerd staat voorop, niet de wijze waarop dat gebeurt. Er wordt een nieuwe – resultaatgerichte – wijze van indiceren ingevoerd. Niet langer is de beperking van de cliënt leidend is, maar zijn specifieke behoefte aan ondersteuning. Aan de basis van de nieuwe wijze van indiceren ligt de Zelfredzaamheidsmatrix (ZRM). De ZRM meet op 11 levensdomeinen de mate van zelfredzaamheid. Bij onvoldoende zelfredzaamheid op een of meer levensdomeinen kan worden besloten tot de inzet van een maatwerkvoorziening (w.o. IB) om het gebrek aan zelfredzaamheid op de betreffende domeinen te compenseren. Per (voor IB relevant) domein zijn in de Beleidsregels de te bereiken doelen vastgelegd. Deze doelen zijn gezamenlijk met de aanbieders geformuleerd. Daarnaast wordt bij de indicatie maximaal rekening gehouden met het ontwikkelpotentieel van cliënten, en is de ondersteuning – waar mogelijk – gericht op verbetering van hun ‘eigen’ zelfredzaamheid. Het indicatieproces zal zo worden ingericht dat zowel de doelen, alsook het door cliënt en aanbieder gezamenlijk opgestelde ondersteuningsplan (waarin o.a. is aangegeven hoe en wanneer de doelen bereikt gaan worden) onderdeel uit maken van de beschikking. Persoonsgebonden budget 1 In de praktijk gaat het vaak om een mix van verschillende soorten werkzaamheden. Bepalend voor de keuze welke vorm van ondersteuning aan een cliënt wordt geboden, is waar gedurende de indicatieperiode het zwaartepunt van de werkzaamheden komt te liggen.
pagina 3 Besluit en Beleidsregels maatwerkvoorzieningen maatschappelijke ondersteuning
Bij het toekennen van een persoonsgebonden budget voor IB wordt de omvang vastgesteld in uren. Daarbij is ervoor gekozen om de uren niet per week, maar in lijn met de naturavoorziening per bijdrageperiode van 4 weken vast te stellen. Hierdoor wordt de flexibiliteit geboden aan de cliënt om in de bijdrageperiode enigszins op- en af te schalen in de individuele begeleiding die hij afneemt. De hoogte van het persoonsgebonden budget per uur voor IB is voor professionele ondersteuning bepaald op 100% van het uurtarief voor ondersteuning in natura, zijnde € 41,79 per uur. Indien er sprake is van zeer ernstige gedragsproblematiek én er specifieke hoger gekwalificeerde professionaliteit nodig is voor het bijsturen van (zeer) ernstige gedragsproblematiek kan het persoonsgebonden budget worden verhoogd met een opslag van € 13,67 per uur. Bij IB door het sociale netwerk is het persoonsgebonden budget, zoals nu al het geval is, bepaald op € 20,00 per uur 2. Huishoudelijke ondersteuning zorgstudio (HOZ) Door de versnelde invoering van “scheiden van wonen en zorg”, doet een groep klanten een beroep op de Wmo die voorheen onder de AWBZ vielen. Deze klanten huren zelfstandig een kamer binnen een verzorgingshuis. Dit zijn kleinschalige woningen waardoor de reguliere huishoudelijke ondersteuning (gebaseerd op gemiddeld 2,5 uur) een te dure vorm van ondersteuning is. Op 15 januari 2015 heeft het DSB, na positieve advisering door de regionale Adviesraad Wmo Drechtsteden, ingestemd met het voorstel om het bestaande contract huishoudelijke ondersteuning aan te passen aan de nieuwe woonvormen die ontstaan als gevolg van de extramuralisering. Met de aanbieders is een nieuwe variant huishoudelijke ondersteuning voor deze woonvormen (HOZ) overeengekomen. Voor deze HOZ geldt tegen een lager periodetarief, maar is het uitgangspunt van de ondersteuning, zoals bij huishoudelijke ondersteuning, de indicatie “schoon huis”. zoals die ook in het huidige contract is opgenomen. Bovendien is gekozen voor één variant HOZ, namelijk “Schoon huis, indien nodig inclusief de regietaken”. Hiermee is het onderscheid tussen HO en HO+ in de indicatiestelling en in de tariefstelling vervallen. 3. Kostprijzen begeleidingsproducten De door de cliënt verschuldigde bijdrage in de kosten voor maatwerkvoorzieningen is mede afhankelijk van de kostprijs van de maatwerkvoorziening. De bijdrage in de kosten bedraagt namelijk nooit meer dan de kostprijs. In het Besluit zijn de kostprijzen vastgelegd, waarbij het algemene uitgangspunt is dat de kostprijs gelijk is aan de daadwerkelijke kosten van de maatwerkvoorziening (natura of pgb). Er is voor gekozen om voor de begeleidingsproducten (individuele begeleiding en dagbesteding) een andere lijn te hanteren. De reden daarvoor is gelegen in het zoveel mogelijk voorkomen van zorgmijding in combinatie met de specifieke kenmerken van de doelgroep die gebruik maakt van begeleiding. De lijn is dat de, voor de bijdrage in de kosten van relevante, kostprijs voor de begeleidingsproducten gelijk is aan 50% van de werkelijke kostprijs. In de Verordening is de hoofdregel vastgelegd, te weten de kostprijs is gelijk aan de daadwerkelijke kosten van de maatwerkvoorziening (natura of pgb). Wel biedt de Verordening aan het DSB de mogelijkheid om afwijkende kostprijzen vast te stellen. Bij individuele begeleiding en dagbesteding geldt in 2015 bij verstrekking in natura reeds een lagere kostprijs van de daadwerkelijke kostprijs, namelijk € 20,00 per uur/dagdeel. Bij de dagbesteding blijft deze lijn in 2016 ongewijzigd. Bij individuele begeleiding wordt de ondersteuning vanaf 2016 niet langer uitgedrukt in uren, maar in resultaten. Daarbij wordt de kostprijs bepaald op 50% van het tarief dat wij betalen aan de aanbieders. Dit zou in individuele gevallen kunnen leiden tot een verhoging van de kostprijs én, bij een hoger bijdrageplichtig inkomen, tot een hogere bijdrage in de kosten. We zullen de effecten blijven monitoren en de eventuele nadelige effecten in individuele gevallen compenseren. Dat zal veelal al plaatsvinden via de Collectieve Zorgverzekering voor Minima (CZM) of de bijzondere bijstand. In 2015 worden bij een persoonsgebonden budget voor de begeleidingsproducten de daadwerkelijke kosten als kostprijs gehanteerd, dus de kostprijs is gelijk aan de hoogte van het persoonsgebonden budget. Voor 2016 is gekozen om voor beide begeleidingsproducten (individuele begeleiding en dagbesteding) een andere lijn te hanteren. De reden daarvoor is gelegen in het zoveel mogelijk voorkomen van zorgmijding in combinatie met de specifieke kenmerken van de doelgroep die gebruik maakt van begeleiding. Deze lijn is dat de, voor de bijdrage in de kosten van relevante, kostprijs voor de begeleidingsproducten die in de vorm van een persoonsgebonden budget worden verstrekt, gelijk is aan 50% van het pgb-bedrag. De groep klanten met een persoonsgebonden budget voor begeleidingsproducten krijgt dus te maken met een lagere kostprijs en mitsdien een lagere maximale bijdrage in de kosten. 4. Kortdurend verblijf De AWBZ kende de mogelijkheid van een kortdurende logeervoorziening ter ontlasting van mantelzorgers. Conform de uitvoeringsregels van de AWBZ betrof deze vorm van opvang maximaal 3 etmalen per week. Voor het transitiejaar 2015 zijn deze regels in het Besluit Wmo 2015 en de
pagina 4 Besluit en Beleidsregels maatwerkvoorzieningen maatschappelijke ondersteuning
Beleidsregels Wmo 2015 overgenomen. In de uitvoeringspraktijk is echter gebleken dat de AWBZregels niet geheel passend waren. Enerzijds werd er regelmatig een beroep gedaan op kortdurend verblijf voor vakantie van de mantelzorger. Onder het regime van de AWBZ werd dit oogluikend toegestaan en konden betrokkenen hun geïndiceerde dagen per week 'opsparen' voor een vakantie. Deze mogelijkheid is in de voorliggende stukken opgenomen met een totaal maximum van 3 weken vakantieopvang, te verdelen over maximaal drie periodes. Bovendien geldt onverkort dat het maximaal aantal etmalen per jaar 104 (52 weken x 2 etmalen per week) bedraagt. Kortdurend verblijf onder het regime van de AWBZ werd vooral ingezet voor de zwaarste doelgroep die nog thuis woonde. Eind 2014 heeft de staatssecretaris besloten deze doelgroep alsnog over te hevelen naar de WLZ. Dit maakt dat binnen de Wmo nog slechts een kleine, lichtere doelgroep aanspraak maakt op kortdurend verblijf. Voor deze doelgroep wordt een maximum van 2 etmalen per week (weekend) ruimschoots toereikend geacht. Meer dagen kortdurend verblijf is in feite een indicatie dat WLZ aan de orde zou zijn voor deze personen. De beleidsregels zijn daarom conform dit uitgangspunt aangepast. Tot slot wordt kortdurend verblijf met ingang van 2016 weer – net als onder het regime van de AWBZ – integraal ingekocht. In 2015 is hiervan afgeweken en werden het verblijf zelf en de benodigde begeleiding apart ingekocht en geïndiceerd. Dit compliceerde zowel het indicatieproces (2 indicaties per aanvrager) als de administratieve afhandeling (afrekenen in uren geleverde begeleiding en dagen verblijf) terwijl de het gemiddelde aantal uren begeleiding per cliënt minimaal varieerde. In het voorliggende besluit zijn daarom de bedragen ZIN gewijzigd. De methodiek en bijbehorende bedragen voor het PGB kortdurend verblijf zijn identiek aan 2015. 5. Indexering De volgende bedragen in het voorliggende Besluit zijn ten opzichte van 2015 conform contractafspraken geïndexeerd: de kostprijs voor huishoudelijke ondersteuning (ZIN, art. 3.1.5) en de hulpmiddelen (art, 3.1.6). Geen indexatie is toegepast op de PGB's (huishoudelijke ondersteuning, art. 2.2; sportvoorzieningen, art. 2.8, het bezoekbaar maken van de woning, art. 2.9 en vervoersvoorzieningen, art. 2.10). De genoemde bedragen worden toereikend geacht voor de inkoop van de benodigde ondersteuning. Consequenties Financiële consequenties Het uitgangspunt bij de contractering is geweest dat de prijzen voor individuele begeleiding passen binnen het daarvoor beschikbare budget 2016. Er is voor de inkoop 2016 geen verdere taakstelling aan de aanbieders opgelegd, omdat in 2015 de betreffende voorziening naar verwachting binnen budget zal worden uitgevoerd. De verwachting is dan ook dat de individuele begeleiding binnen het budget wordt uitgevoerd.
Personele en organisatorische consequenties Niet van toepassing. Juridische consequenties Het Besluit maatwerkvoorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2016 en de Beleidsregels maatwerkvoorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2016 vervangen het huidige Besluit en de huidige Beleidsregels. Met de transformatie, die ook in het Besluit en de Beleidsregels zijn beslag krijgt, wordt verder gegaan met het vorm geven van de paradigmashift die de decentralisatie feitelijk behelst: van verzekerd recht op zorg op basis van een beperking (AWBZ) naar compensatiegerichte ondersteuning op maat (Wmo 2015). Deze nieuwe aanpak zal, na herindicatie, voor bestaande cliënten zeker gewenning vergen. Dat kan ertoe leiden dat, zeker in het begin, het aantal af te handelen bezwaar- en beroepszaken zal toenemen, Naar verwachting zal dit echter een lichte toename zijn, mede gelet op de ervaringen in het verleden bij de transformatie van de huishoudelijke ondersteuning. Consequenties voor de mate van efficiënt besturen en werken in het netwerk Niet van toepassing. Relatie met andere beleidsvelden, organisaties en duurzaamheid Niet van toepassing. Fatale termijn
pagina 5 Besluit en Beleidsregels maatwerkvoorzieningen maatschappelijke ondersteuning
De fatale termijn voor het Besluit en de Beleidsregels is, overeenkomstig de Verordening, 1 januari 2016, gelet op de transformatie van individuele begeleiding en persoonlijke verzorging die per deze datum wordt ingevoerd. Advies en draagvlak Het Besluit en de Beleidsregels vallen onder de bevoegdheid van de GR Drechtsteden. Om die reden is zij niet voorgelegd aan de individuele colleges. Wel zijn het Besluit en de Beleidsregels ter advisering voorgelegd aan de Regionale Wmo Adviesraad Drechtsteden (verder: Adviesraad). Indien de Adviesraad advies uitbrengt, wordt dit separaat nagezonden. Verdere procedure, communicatie en uitvoering Het Besluit en de Beleidsregels worden gepubliceerd op de in de Drechtsteden gebruikelijke wijze en treden in werking op 1 januari 2016. Onderliggende stukken 1. Besluit maatwerkvoorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2016. 2. Beleidsregels maatwerkvoorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2016. 3. Advies Regionale Adviesraad Wmo Drechtsteden d.d. 7 december 2015 inzake het Besluit en de Beleidsregels Wmo 2016. 4. Concept-reactie op het advies van de Regionale Adviesraad Wmo Drechtsteden.