College Onderwerp:
V200900672 Voorontwerpbestemmingsplan Landgoed De Hooge Bank te Nieuwkuijk
Collegevoorstel Inleiding: De heer Gubbels heeft het initiatief genomen om een nieuw landgoed “De Hooge Bank” te vestigen. Voor deze ontwikkeling is een voorontwerp bestemmingsplan voorbereid.
Feitelijke informatie: Het bestemmingsplan heeft tot doel om te komen tot de ontwikkeling van een nieuw landgoed. Met het landgoed en de daarbij horende huizen wil de opdrachtgever een alternatieve opbrengst creëren van de aanwezige agrarische grond van slechte kwaliteit. Hiervoor in de plaats stelt hij grond ter beschikking waardoor agrariërs uit het als Natura 2000 aangewezen gebied het Vlijmensch Ven kunnen worden geruild. Deze ruilverkaveling geeft Natuurmonumenten de mogelijkheid een groot deel van het Vlijmens Ven in te richten en te beheren volgens de richtlijnen gesteld door Natura 2000. Het nieuwe landgoed sluit aan op het vigerend landgoederenbeleid van het Rijk en de provincie Noord Brabant. Zo houdt het plan rekening met bijvoorbeeld het Streekplan en het Beheer- en Landschapsgebiedplan. Voor een uitvoerige beschrijving van de aanleiding en inhoud van het bestemmingsplan verwijs ik u kortheidshalve naar het bijgevoegde voorontwerpbestemmingsplan (zie bestemmingsplan toelichting, regels en plankaart) en de bijbehorende onderzoeken. Daarnaast zijn als bijlage toegevoegd het beeldkwaliteitplan, beheerplan en planschaderisicoanalyse.
Afweging: Optifield liet het bestemmingsplan opstellen conform het handboek bestemmingsplannen van de gemeente Heusden. Daarnaast blijkt uit de toelichting en de daarvoor verrichte onderzoeken dat de beoogde ontwikkeling geen nadelige effecten veroorzaakt voor de directe omgeving en dat de huidige locatie geen negatieve invloed heeft op de beoogde ontwikkeling.
Inzet van middelen: Er zijn geen financiële en/of personele consequenties verbonden aan dit voorstel.
Procedure: De eerste stap in de bestemmingsplanprocedure is het ter inzage leggen van het voorontwerp en het opsturen van het voorontwerp voor overleg aan de artikel 10 Bro instanties. Het plan is opgesteld conform het handboek bestemmingsplannen.
Advies: Wij stellen u voor om bijgaand besluit vast te stellen.
1/2
College Onderwerp:
V200900672 Voorontwerpbestemmingsplan Landgoed De Hooge Bank te Nieuwkuijk
BESLUIT Het college van Heusden heeft in de vergadering van 23 juni 2009;
besloten: het voorontwerp bestemmingsplan “Landgoed De Hooge Bank” voor inspraak ter inzage te leggen en toe te sturen naar de bij het vooroverleg betrokken instanties.
namens het college van Heusden, de secretaris,
mr. J.T.A.J. van der Ven
2/2
688
215
210
686 202 214
211 213
212
687
690
263
689
788
220
684
624
789 623 685 622
w eu Ni eg ew ks i ku 682
N (swr-gwn) 683 595
N (swr-bhw) V
g e rw e d n u b rd e d n o H
Legenda Bestemmingsplangebied
763
(swr-bhw)
Bestemmingsplankaart Landgoed De Hooge Bank
619
Bestemmingen
N
Natuur
V
Verkeer
(p)
V-VB
Verkeer - Verblijfsgebied
614
W
Wonen
625
Dubbelbestemmingen
WS-WK
Waterstaat - Waterkering
Aanduidingen (gebiedsaanduiding) 618
vrijwaringszone - straalpad
Aanduidingen (functieaanduiding)
(p)
parkeerterrein
615
Ni eu wk ui ks ew eg
(sr-fp)
W
specifieke vorm van recreatie - fietspad
(swr-bhw)
specifieke vorm van waarde - bos, heide en waterpartijen
(swr-gwn)
specifieke vorm van waarde - grasland, watergangen en poelen; oevers
Aanduidingen (bouwvlak)
bouwvlak
N (swr-bhw)
6
8
-14,5
[sba-w1]
N
) hw b r sw (
Aanduidingen (bouwaanduiding)
731
[sba-w1]
specifieke bouwaanduiding - woning 1
[sba-w2]
specifieke bouwaanduiding - woning 2
[sba-w3]
specifieke bouwaanduiding - woning 3
[sba-w4]
specifieke bouwaanduiding - woning 4
V-VB
732
W
(sr-fp) 778 779
Aanduidingen (maatvoering)
N (swr-bhw)
734
maatvoeringsvlak 613
617
Aanduidingen (matrixsymbool) 4 4,5 - 9
W
[sba-w3]
a
b
c
d
minimale-maximale goot- en bouwhoogte (m)
a maximale goot- en bouwhoogte (m) b 3 10
[sba-w4]
Verklaringen (ondergrond)
6 11
kadastrale kaart
[sba-w2]
WS-WK 2197
Projekt:
Tekening nr.:
BESTEMMINGSPLAN
LTL/20472/1
LANDGOED ’DE HOOGE BANK’
Schaal:
Titel:
1:2000
VOORONTWERP
Datum:
2198
IDN: NL.IMRO.0797.BP09003-0001
5 JUNI 2009
aal an k s n e l e g n o Dr
Opdrachtgever:
Gewijzigd:
C. GUBBELS
-
2201
Lagendijk tuin- en landschapsarchitecten bv Weegbree 8, Postbus 67, 2860 AB Bergambacht Telefoon: 0182 - 35 70 77, Fax: 0182 - 35 70 27 E-mail:
[email protected], www.lagendijkTLarchitecten.nl I.S.M.:
OPTIFIELD - ADVIESBUREAU VOOR HET LANDELIJK GEBIED ADVIESBUREAU MOL - VAN ZELST
Inhoud 1.
INLEIDENDE REGELS ...................................................................................................................... 1 ARTIKEL 1. ARTIKEL 2.
2.
BESTEMMINGSREGELS................................................................................................................... 7 ARTIKEL 3. ARTIKEL 4. ARTIKEL 5. ARTIKEL 6. ARTIKEL 7.
3.
BEGRIPPEN ............................................................................................................................ 1 WIJZE VAN METEN ................................................................................................................ 5 NATUUR ................................................................................................................................. 7 VERKEER ............................................................................................................................... 9 VERKEER - VERBLIJF .......................................................................................................... 10 WONEN ............................................................................................................................. 11 - WATERSTAAT - WATERKERING ..................................................................................... 15
ALGEMENE REGELS.......................................................................................................................... 17 ARTIKEL 8. ANTI DUBBELTELBEPALING ................................................................................................ 17 ARTIKEL 9. ALGEMENE GEBRUIKSREGELS ............................................................................................ 17 ARTIKEL 10. ALGEMENE AANDUIDINGSREGELS ..................................................................................... 17 ARTIKEL 11. ALGEMENE ONTHEFFINGSREGELS ...................................................................................... 18 ARTIKEL 12. ALGEMENE PROCEDUREREGELS ......................................................................................... 18 ARTIKEL 13. OVERIGE REGELS ................................................................................................................... 19
4.
OVERGANGS- EN SLOTREGELS ................................................................................................. 20 ARTIKEL 14. OVERGANGSRECHT ................................................................................................................ 20 ARTIKEL 15. SLOTREGEL ............................................................................................................................. 20
1
1.
Inleidende regels
Artikel 1.
Begrippen
In deze voorschriften wordt verstaan onder: a. plan: het bestemmingsplan ‘’landgoed De Hooge Bank” van de gemeente Heusden. b. bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in GML-bestand NL.IMRO met de bijbehorende regels (en de bijlagen XXX). c. aanbouw: een aan een hoofdgebouw toegevoegde, afzonderlijke ruimte die qua afmetingen en/of visueel opzicht (onder meer voor wat betreft goothoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. d. aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. e. aan-huis-verbonden beroep: een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. e. bed and breakfast het tegen betaling aanbieden van logies en ontbijt in een bewoond pand, waarbij de hoofdfunctie wonen gehandhaafd blijft en waarbij sprake is van een wisselend publiek dat voor maximaal enkele nachten ter plaatse verblijft. f. bestaande situatie: a. t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning; b t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen. g. bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak.
1
h. bestemmingsvlak een geometrisch bepaald vlak met dezelfde bestemming.
i.
bouwgrens: de grens van een bouwvlak.
f.
bijgebouw: een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
j.
bos elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (een of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie.
k. bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. l.
bouwgrens: de grens van een bouwvlak.
m. bouwlaag: een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd; zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder (ruimte onder peil) en zolder (ruimten onder de kap) voor zover deze zonder ingrijpende voorzieningen geschikt kan worden gemaakt voor woonfuncties en daarmee gelijke gebruiksmogelijkheden biedt als de daaronder gelegen bouwlagen. n. bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. o. bouwperceelgrens: de grens van een bouwperceel. p. bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten. q. bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt op of in de grond.
2
r.
eerste bouwlaag: de bouwlaag op de begane grond.
s. escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus. t.
functie: doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
u. extensief grondgebonden agrarisch medegebruik Een vorm van agrarisch medegebruik die ten dient om de doelstellingen van de bestemming Natuur te realiseren. v. extensief recreatief medegebruik een vorm van recreatief medegebruik die in hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbeleving en die nauwelijks of geen invloed heeft op de in de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen gegeven doeleinden, zoals wandelen, fietsen, paardrijden. w. gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. x. hoofdgebouw: een gebouw, dat door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt. g. huishouden: een persoon of groep personen die een huishouding voert waarbij sprake is van continuïteit in de samenstelling en voor zover het een groep personen betreft van onderlinge verbondenheid. y. kelder: een geheel ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorende bovengronds bouwwerk. z. mantelzorg: het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een huishouden, die hulpbehoevend is, respectievelijk zijn, op het fysieke, psychische en/of sociale vlak. aa. ondergeschikte bouwdelen: ondergeschikte delen aan een gebouw zoals, trappen, bordessen, funderingen, kelderingangen, overstekende daken, goten, luifels, balkons, balkonhekken, schoorstenen, liftopbouwen en andere ondergeschikte (dak)opbouwen;
3
bb. overkapping: bouwwerken, geen gebouwen zijnde met één dakvlak en maximaal één gesloten wand; cc. perceelsgrens de grens van een perceel. dd. prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding. ee. raamprostitutie: een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen. ff. seksinrichting: een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar. gg. straatprostitutie: het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken. hh. stedenbouwkundig beeld: het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa’s bepaalde beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n). ii. uitbouw: de vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. h. voorgevelrooilijn: de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.
jj. woning: een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
4
Artikel 2.
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: afstand tot de zijdelingse perceelsgrens: de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk. bebouwd oppervlak van een bouwperceel: de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen. bebouwingspercentage: het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming. breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren. dakhelling: langs het dakvlak gemeten ten opzichte van het horizontale vlak. goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil verticaal tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
5
a b
peil: voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang; in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.
6
2.
bestemmingsregels
Artikel 3.
Natuur
3.1. Bestemmingsomschrijving De voor ‘Natuur´ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuur / landschapselementen / bos en de bijbehorende groeiplaats in de vorm van: ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van waarde – bos, heide en waterpartijen”: bos, bosranden, laanbeplantingen en solitaire bomen, heide, waterpartijen; ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van waarde – grasland, waterpartijen en –oevers”: grasland, watergangen en –poelen; oevers; b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van waarde – grasland, waterpartijen en –oevers”: extensief grondgebonden agrarisch medegebruik; c. ter plaatse van de aanduiding (p): een parkeerterrein; d. onverharde paden en wegen; e. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschaps- en natuurwaarden; f. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie – fiets- en/of wandelpaden”7: fiets- en/of wandelpaden; g. extensief recreatief medegebruik.
3.2.
Bouwregels
3.2.1 Algemeen Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3m. 3.2.2 Ondergronds bouwen Op de gronden binnen deze bestemming mag niet ondergronds worden gebouwd.
3.3.
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend: a. als stand- of ligplaats voor kampeermiddelen; b. als opslag-, stort-, lig- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden; c. voor het beproeven van voertuigen, voor het racen of crossen met motorvoertuigen of bromfietsen en voor het beoefenen van de modelvliegsport; d. het gebruik van gronden als paardenbak, rijbaan of anderszins voor het regelmatig berijden van paarden.
7
3.4.
Aanlegvergunning
3.4.1. Werken en werkzaamheden Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: a. in het algemeen: 1 het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m2 per perceel of met meer dan 0.40 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd; 2 het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0.40 m onder maaiveld; 3 het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem; 4 het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels; 5 het verlagen van de waterstand anders dan door sloten/greppels of drainage m.u.v. grondwateronttrekkingen; 8 het verwijderen van perceelsindelingen, paden en onverharde wegen; 9 het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m² per perceel; b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van waarde – grasland, waterpartijen en –oevers”: 1 het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden; 2 het verwijderen van natuur- en landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren; 3.4.2 Uitzonderingen Het in lid 3.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke: a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen; b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan. 3.4.3 Toelaatbaarheid De in lid 3.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.
8
Artikel 4.
Verkeer
4.1. Bestemmingsomschrijving De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. gebiedsontsluitingswegen; b. erftoegangswegen; c. fiets- en voetpaden; d. ongebouwde parkeervoorzieningen; e. natuurbeschermingsvoorzieningen; f. geluidwerende voorzieningen; g. kunstwerken; h. nutsvoorzieningen; i. groenvoorzieningen j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels 4.2.1. Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a. voor nutsvoorzieningen zijn de volgende regels van toepassing: 1. de oppervlakte mag niet meer dan 20 m2 bedragen; 2. de bouwhoogte mag niet meer dan 4,00 m bedragen; b. gebouwen anders dan toegelaten onder a zijn niet toegestaan. 4.2.2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12 m; b. de bouwhoogte van signalerings- en telecommunicatiemasten mag niet meer bedragen dan 4,00 m; c. de bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 12 m; d. de maximale bouwhoogte voor geluidwerende voorzieningen niet meer bedraagt dan blijkens akoestisch onderzoek noodzakelijk is om te kunnen voldoen aan de normen van de Wet geluidhinder; e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4,00 m.
9
Artikel 5.
Verkeer - Verblijf
5.1. Bestemmingsomschrijving De voor ‘Verkeer - Verblijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. ontsluitingswegen ten behoeve van bestemmingsverkeer; b. fietspaden en/of –stroken en voetpaden; c. ongebouwde parkeervoorzieningen; d. speelvoorzieningen; e. voorzieningen ten behoeve van extensieve recreatie; f. kunstwerken; g. nutsvoorzieningen; h. lanen; i. groenvoorzieningen; j. water.
5.2.
Bouwregels
5.2.1. Gebouwen Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. 5.2.2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van speelvoorzieningen, sierhekken en kunstwerken mag niet meer bedragen dan 5,00 m; b. de bouwhoogte van lichtmasten en verkeersinstallaties mag niet meer bedragen dan 9,00 m; c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals banken, bloembakken, nutskasten en informatieborden mag niet meer bedragen dan 3,50 m.
10
Artikel 6.
WONEN
6.1. Bestemmingsomschrijving De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor a. wonen; b. aan-huis-verbonden beroepen; c. tuinen, erven en verhardingen.
6.2. Bouwregels 6.2.1. Hoofdgebouwen Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: a. per bouwvlak is niet meer dan één hoofdgebouw toegestaan; b. per bouwperceel mag niet meer dan één woning worden gebouwd; c. hoofdgebouwen dienen binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat de voorgevelrooilijn uitsluitend mag worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: 1. de overschrijding mag niet meer bedragen dan 1,5 m; 2. de afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 3 m; 3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw; 4. de breedte van een erker mag niet meer bedragen dan 30% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw; d. de voorgevel van het hoofdgebouw moet worden gesitueerd in of evenwijdig aan de voorgevelrooilijn; e. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan zoals op de plankaart ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goothoogte’ is aangegeven, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding W4 de goothoogte aan de achterzijde en een afstand van 5,00 m gerekend vanaf de achterzijde 4,00 m mag bedragen; f. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan zoals op de plankaart ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’ is aangegeven; g. kelders zijn toegestaan tot een diepte van ten hoogste 5,00 m ten opzichte van het peil, mits de kelder geheel waterdicht worden gebouwd; h. de inhoud van een hoofdgebouw inclusief aan- en uitbouwen en exclusief kelders mag niet meer bedragen dan: 1. ter plaatse van de aanduiding W1: 2.250 m3; 2. ter plaatse van de aanduidingen W2, W3 en W4: 1.250 m3; i. voor de kapvorm en dakhelling geldt: 1. ter plaatse van de aanduidingen W1 en W2: tussen 45 o en 60 o; 2. ter plaatse van de aanduidingen W3 en W4: hoofddak 45 o, wolfseinden en schilden 45 o en 60 o.
11
6.2.2. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen: a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd; b. de voorgevels van aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen ten minste 3,00 m gesitueerd te worden achter de voorgevelrooilijn; c. per bouwperceel mag de oppervlakte van aan- en uitbouwen niet meer bedragen dan 50 m2; d. per bouwperceel mag de oppervlakte van bijgebouwen niet meer bedragen dan 150 m2; e. de afstand van een vrijstaand bijgebouw tot de achtergevel van het hoofdgebouw inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen dient ten minste 1,00 m te bedragen en mag niet meer bedragen dan 20,00 m; f. de afstand van een bijgebouw tot beide zijdelingse perceelsgrenzen dient ten minste 3,00 m te bedragen; g. de goothoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan: 1. ter plaatse van de aanduiding W1: 4,00 m; 2. ter plaatse van de aanduidingen W2, W3 en W4: 3,00 m; f. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,00 m; h. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan 6,00 m; i. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 6,50 m; j. voor de kapvorm en dakhelling van aan- en uitbouwen en bijgebouwen geldt: 1. ter plaatse van de aanduidingen W1 en W2 en W4: hetzij plat dak, hetzij tussen 45 o en 60 o; 2. ter plaatse van de aanduidingen W3: tussen 45 o en 60 o; 6.2.3. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels: a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd binnen en buiten het bouwvlak; b. de bouw van zwembaden en overkappingen is niet toegestaan voor de voorgevelrooilijn. c. met betrekking tot overkappingen gelden de volgende bepalingen: 1. de bebouwde oppervlakte aan overkappingen mag niet meer bedragen dan 30 m2; 2. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 3,00 m; d. de bouwhoogten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde in de vorm van toegangspoorten mag maximaal 3,00 m bedragen; e. de bouwhoogten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde in de vorm van vlaggenmasten mag maximaal 7,50 m bedragen; f. de bouwhoogten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde in de vorm van erfafscheidingen mag voor de voorgevelrooilijn maximaal 2,00 m bedragen en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2,50 m; g. de bouwhoogten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde in de vorm van zwembaden mag maximaal 2,50 m bedragen;
12
h. de bouwhoogten van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2,50 m bedragen.
6.3. Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing indien dit noodzakelijk is: a. voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld; b. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; c. ter bevordering van de verkeers- en brandveiligheid en sociale veiligheid;
6.4.
Specifieke gebruiksregels
6.4.1. Algemeen Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend: a. als stand- of ligplaats voor kampeermiddelen; b. als opslag-, stort-, lig- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden; c. voor het beproeven van voertuigen, voor het racen of crossen met motorvoertuigen of bromfietsen en voor het beoefenen van de modelvliegsport; d. het gebruik van gronden als paardenbak, rijbaan of anderszins voor het regelmatig berijden van paarden; e. het gebruik van gronden als tennisbaan buiten de bouwvlakken; f. het gebruik van gronden buiten de bouwvlakken: voor minder dan 30% opgaande beplanting; voor meer dan 10% verharding.
6.4.2. Aan-huis-verbonden beroepen Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn: a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 50 m²; b. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken; c. detailhandel is niet toegestaan; d. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
13
6.5.
Ontheffing van de gebruiksregels
6.5.1. Mantelzorg Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 1 teneinde afzonderlijke bewoning van een gedeelte van het hoofdgebouw of van een bijgebouw in het kader van mantelzorg toe te kunnen staan, met inachtneming van de volgende bepalingen: a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit het oogpunt van mantelzorg; b. op het perceel dient al een woning aanwezig te zijn; c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven; d. per woning mag maximaal één ontheffing ten behoeve van inwoning voor mantelzorg worden verleend;’ e. inwoning dient in beginsel plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben, het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is; f.
indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is, trekken burgemeester en wethouders de ontheffing in; g. maximaal 25% van hoofdgebouw en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning.
14
Artikel 7.
7.1.
- Waterstaat - Waterkering
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waterstaat - Waterkering’ aangewezen gronden zijn naast de overige daaraan gegeven bestemmingen primair bestemd voor de volgende doeleinden: voorzieningen voor de directe en indirecte kering van het water; aanleg, instandhouding en/of bescherming van de waterkering; verhardingen; groenvoorzieningen.
7.2.
Bouwregels
7.2.1. Gebouwen In afwijking van hetgeen elders in deze planregels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen gronden geen gebouwen worden gebouwd. 7.2.2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, noodzakelijk voor het beheer en onderhoud van de waterkering mogen worden opgericht tot een maximale bouwhoogte van 3 m.
7.3. Ontheffing van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen: a van het bepaalde in PM
7.4.
Aanlegvergunning
7.4.1. Aanlegvergunning Het is verboden op de gronden met de bestemming ‘Waterstaat - Waterkering’ zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: a. het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen; b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden; c. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem; d. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen; e. het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte. f. PM
15
7.4.2. Uitzonderingen Het in lid 7.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke: a. het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan. 7.4.3. Toelaatbaarheid a. De in lid 7.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de functie van de waterkering. b. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in dit lid sub 7.4.1 winnen burgemeester en wethouders advies in bij de beheerder van de waterkering.
16
3.
Algemene regels
Artikel 8.
Anti Dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. Artikel 9.
Algemene gebruiksregels
9.1. Strijdig gebruik Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval verstaan: a. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie; b. het gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte. 9.2. Niet strijdig gebruik Onder strijdig gebruik wordt niet begrepen het gebruik van woningen voor een “Bed en Breakfast”, mits voldaan wordt aan de volgende regels: a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de hoofd bebouwing en de daaraan gebouwde bijgebouwen tot een maximum van 45 m²; b. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoef te veroorzaken.
Artikel 10.
Algemene aanduidingsregels
Vrijwaringszone - Straalpad Voor zover gebouwen en andere bouwwerken, die zijn toegestaan op grond van de Bestemmingsomschrijvingen behorende bij de betreffende bestemmingen, zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding ‘Vrijwaringszone - Straalpad’, mag de bouwhoogte van de betreffende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’ is aangegeven.
17
Artikel 11.
Algemene ontheffingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen: a. van deze regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft; b. van deze regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat: 1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m3 mag bedragen; 2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen; c. van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot: 1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 40 m; 2. ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot niet meer dan 50 m; 3. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 10 m; d. van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat: 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak; 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,26 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw.
Artikel 12.
Algemene procedureregels
12.1. Ontheffing Wro Met betrekking tot de voorbereiding van ontheffing ingevolge artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening door Burgemeester en wethouders, geldt de volgende procedure: a. het voornemen wordt gepubliceerd in het plaatselijk huis-aan-huisblad; b. het voornemen ligt vervolgens twee weken ter inzage op het gemeentehuis; c. gedurende de periode van de ter-inzage-legging kunnen belanghebbenden schriftelijk hun zienswijze kenbaar maken aan het college van burgemeester en wethouders; d. na afloop van de termijn van de ter-inzage-legging beslissen burgemeester en wethouders omtrent ontheffing. 12.2. Wijziging Wro p.m.
18
Artikel 13.
Overige regels
13.1. Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen: a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen; b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer; c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten; d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen; e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, en f. de ruimte tussen bouwwerken. 13.2. Verwijzing naar andere wettelijke regelingen Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de ter-inzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.
19
4.
overgangs- en slotregels
Artikel 14.
Overgangsrecht
14.1. Overgangsrecht bouwwerken a Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan ,worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, 1 gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2 na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. b Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%. c Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 14.2. Overgangsrecht gebruik a Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van worden voortgezet. b Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. c Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. d Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15.
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan De Hooge Bank.
20
Bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ Voorontwerp
5 juni 2009 Adviesbureau Mol - van Zelst
Bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ Voorontwerp
Adviesbureau Mol - van Zelst
Optifield BV Graskamp 26 4175 CZ Haaften Telefoon: 0418 - 591011 Fax: 0418 - 592565 Mobiel: 06 - 20483495 E-mail:
[email protected] Home-page: www.optifield.nl
Adviesbureau Mol – van Zelst Rijksstraatweg 54 4254 XG Sleeuwijk Telefoon: 0183-304940 Mobiel: 06-53707470 E-mail:
[email protected] Home-page: www.molvanzelstplanologie.nl Drs. M.S. Mol – van Zelst
Ing. K. Koekkoek Opdrachtgever: De heer C. Gubbels Nieuwkuijkseweg 10 5268 LG Helvoirt
5 juni 2009
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’
2
Inhoudsopgave
TOELICHTING ..................................................................................................... 5 1.
INLEIDING............................................................................................. 6 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
2.
Aanleiding .............................................................................................. 6 Ligging nieuwe landgoed en plangebied....................................................... 6 Doel van het bestemmingsplan .................................................................. 6 Opbouw van de toelichting ........................................................................ 7 Beeldkwaliteit- en inrichtingsplan ............................................................... 7 HUIDIGE SITUATIE ................................................................................ 8
2.1 2.2 2.3 2.4 3
Ontstaansgeschiedenis van het landschap ................................................... 8 Geologie en bodem .................................................................................. 9 Water................................................................................................... 10 Natuurgebieden ..................................................................................... 10 HET PLAN ............................................................................................. 12
3.1 3.2 3.3 3.4 4.
Inleiding ............................................................................................... 12 Nieuwe landgoed onderdeel van gebiedsontwikkeling .................................. 14 Groene inrichting ................................................................................... 14 Bebouwing............................................................................................ 17 BELEIDSASPECTEN............................................................................... 22
4.1 4.2 4.3 4.3 4.3 4.4 5
Europees beleid ..................................................................................... 22 Rijksbeleid ............................................................................................ 22 Beleid provincie Noord-Brabant................................................................ 23 Beleid Waterschap Aa en Maas en watertoets............................................. 27 Gemeentelijk beleid ............................................................................... 30 Conclusies ten aanzien van het beleid ....................................................... 33 RESULTATEN VAN ONDERZOEKEN........................................................ 34
5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 6.
Quickscan natuurwetgeving..................................................................... 34 Archeologisch onderzoek......................................................................... 36 Infrastructuur, watergangen, riolering, kabels en leidingen .......................... 40 Milieuaspecten en externe veiligheid ......................................................... 40 Watertoets............................................................................................ 42 5.5.1 Fysieke omstandigheden waterhuishouding .................................... 42 5.5.2 Watertoets ................................................................................ 44 Planschaderisico-analyse......................................................................... 45 Economische uitvoerbaarheid .................................................................. 46 JURIDISCHE PLANTOELICHTING.......................................................... 47
6.1. 6.2. 6.3. 6.4 7.
Algemeen ............................................................................................. 47 De plankaart (geometrische plaatsbepaling) .............................................. 47 Bestemmingen ...................................................................................... 47 Inleidende regels, algemene regels en overgangs- en slotregels ................... 49 RESULTATEN VAN INSPRAAK EN OVERLEG .......................................... 50
7.1. 7.2.
Inspraak............................................................................................... 50 Overleg ................................................................................................ 50
REGELS ............................................................................................................. 51
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’
3
BIJLAGEN ......................................................................................................... 52 Bijlage 1: Geluidsberekeningen ......................................................................... 53 Bijlage 2: Notitie gebiedenwetgeving Landgoed De Hooge Bank ............................. 56 Bijlage 3: brief Natuurmonumenten ................................................................... 59 LOSSE BIJLAGEN • Optifield en Drijvers Oisterwijk, Beeldkwaliteit- en inrichtingsplan, 5 juni 2009 • Ecologica, Quickscan Natuurwetgeving Nieuw Landgoed – Vlijmen Fase 1 • Ecologica, Richtlijnen voor aanleg en beheer van Landgoed ‘De Hooge Bank’, juni 2009. • Archeopro, Archeologisch Rapport Nr 874 • Archeopro, Archeologisch Rapport Nr 952 • Milon, Planschaderisico-analyse ten behoeve van de realisatie van landgoed De Hooge Bank te Heusden, 20 mei 2009 • Biemans Accountants b.v. Expoitatieprognose Landgoed ‘De Hooge Bank’, 5 juni 2009
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’
4
Toelichting
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’
5
1.
Inleiding
1.1
Aanleiding
De heer C. Gubbels, woonachtig aan de Nieuwkuijkseweg 10 te Helvoirt, heeft het initiatief genomen om aan het Drongelens kanaal een nieuw landgoed ‘De Hooge Bank’ te ontwikkelen. Zijn initiatief staat niet op zichzelf, maar past in ontwikkelingen die in de omgeving wenselijk zijn. Door de vorming van het landgoed is het mogelijk om de ecologische hoofdstructuur af te ronden. De agrarische structuur wordt verbeterd, omdat met de realisatie van het landgoed een omvangrijke kavelruil tot stand kan worden gebracht. En landschappelijke visies worden door het nieuwe landgoed ten uitvoer gebracht. Het nieuwe landgoed past niet in de huidige bestemmingen die voor dit gebied gelden.
1.2
Ligging nieuwe landgoed en plangebied
Het landgoed is gesitueerd in de provincie Noord-Brabant, ten zuiden van de dorpen Nieuwkuijk en Vlijmen, in de gemeente Heusden. Het landgoed komt te liggen aan het Drongelens Kanaal en wordt doorkruist door de Nieuwkuijkseweg en de Honderdbunderweg (zie figuur 1).
Figuur 1: overzichtskaart met ligging landgoed en gebied nieuwe bestemmingsplan
1.3
Doel van het bestemmingsplan
Ter plaatse van het plangebied gelden twee bestemmingsplannen: het “Uitbreidingsplan in hoofdzaak van de gemeente Vlijmen” van de voormalige gemeente Vlijmen en het “Bestemmingsplan Buitengebied 1994” van de voormalige gemeente Helvoirt. Doel van het bestemmingsplan is om het landgoed planologisch mogelijk te maken. Daarvoor is een nieuw bestemmingsplan ter plaatse van het nieuwe landgoed noodzakelijk. In dit bestemmingsplan worden de aangrenzende natuurgebieden van Natuurmonumenten meegenomen om één aansluitend gebied in het bestemmingsplan op te nemen. De inhoud van de bestemmingsregelingen van deze gebieden verandert niet.
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’
6
1.4
Opbouw van de toelichting
In hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie (gebiedsprofiel) beschreven. In hoofdstuk 3 is het plan beschreven waarbij rekening is gehouden met het gebiedsprofiel en het beleid dat is opgenomen in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 4 bevat een samenvatting van het huidige, relevante, beleid. In hoofdstuk 5 volgt de motivering van de haalbaarheid op basis van onderzoeken.
1.5
Beeldkwaliteit- en inrichtingsplan
Voor het nieuwe landgoed is een beeldkwaliteitplan gemaakt met de randvoorwaarden voor de opbouw van het landgoed, de gebouwen en het landschap. De voor het bestemmingsplan relevante zaken zijn opgenomen in het bestemmingsplan. Het beeldkwaliteitplan van het nieuwe landgoed gaat onderdeel uitmaken van de Welstandsnota gemeente Heusden, zodat de gemeente bij de verdere plannen rondom het landgoed kan toetsen aan de Welstandsnota. Bij de uitvoering zal het Team Ruimtelijke Kwaliteit van de gemeente het beeldkwaliteitplan gebruiken om de ontwerpen van de woningen te toetsen.
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’
7
2.
Huidige situatie
2.1
Ontstaansgeschiedenis van het landschap
Sinds 1766 maakte het landgoed en omgeving deel uit van de Beerse en Baardwijkse Overlaat. Dit gebied werd onder water gezet als de Maas en/of Dommel een te hoge waterstand hadden. Vrijwel jaarlijks traden overstromingen op met basenrijk, slibrijk Maas- of Dommelwater. Met de komst van het Afwateringskanaal van Drongelen naar ’sHertogenbosch en de Bergsche Maas begin van de 20e eeuw verloor het gebied haar functie als overloopgebied. In figuur 2 is een kaart opgenomen van het gebied rond 1900.
Figuur 2: Situatiekaarten uit respectievelijk 1830 en 1896
De woeste gronden zijn tussen 1850 en 1900 ontgonnen en door de landbouw in gebruik genomen. In de jaren zestig en zeventig volgde een ingrijpende ruilverkaveling. In figuur 3 is een kaartbeeld opgenomen van de verkaveling rond 1960 en de huidige verkaveling in het gebied.
Figuur 3: verkavelingstructuur rond respectievelijk 1960 en 2008
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’
8
2.2
Geologie en bodem
Het landgoed en de omliggende gronden valt in de fysisch geografische regio van de Hogere zandgronden, met als landschapstype tevens ‘hogere zandgronden’. Ten noorden van het landgoed ligt een overstromingvlakte, een oost-west gerichte laagte die aan de zuidkant begrensd wordt door de aaneengesloten dekzandgronden (Loonse en Drunense Duinen en De Brand) en aan de noordkant door een keten van dekzandopduikingen waarop o.a. Waalwijk, Vlijmen en ’s-Hertogenbosch liggen. Ten noorden daarvan begint het eigenlijke rivierengebied met kleipolders. Het landgoed bestaat uit twee typen zandgronden. In figuur 4 is de bodemkaart van de omgeving opgenomen. Een afgegraven gooreerdgrond (pZn21) in het noordoostelijk gelegen deel. De veldpodzolgrond (Hn21) in het zuidelijke deel is een hogere zandkop (hoge bank), een uitloper van de Loonse en Drunense. Daarmee ligt het nieuwe landgoed precies op de grens tussen de hoge, droge besloten zandgronden en het open, lagere gebied van het Vlijmensch Ven. Er zijn duidelijke aanwijzingen dat het gehele plangebied is geëgaliseerd of afgegraven. Een uitsnede uit de geomorfologische kaart is in figuur 6 weergegeven. De legendaeenheid 2M48 geeft dit weer.
Figuur 4: bodemkaart plangebied
Figuur 5: hoogtekaart (m boven NAP)
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’
9
Figuur 6: geomorfologische kaart
2.3
Water
Door de hoogteverschillen komen in het gebied meerdere grondwaterstanden voor. In het meest noordelijke deel ligt de meest gunstige watertrap voor de landbouw (Grondwatertrap IV). Noordelijk van het projectgebied is relatief nat voor landbouw (Grondwatertrap III*) en sluit aan bij de beoogde natte schraalgraslanden van het Vlijmensch Ven. In het zuidelijke deel van de locatie bevinden zich diepe grondwaterstanden (Grondwatertrap VI en VII, dieper dan 1,2 meter beneden het maaiveld). In figuur 4 zijn de grondwatertrappen op de bodemkaart weergegeven. De diepe grondwaterstroming is noordelijk gericht en heeft ter plaatse van het landgoed een stijghoogte van ongeveer 2,7 meter boven NAP. De freatische grondwaterstanden in het zuidelijk deel van het projectgebied zijn in de zomer lager en in de winter hoger dan 2,7 meter boven NAP. Enkele honderden meters noordelijker is de freatische grondwaterstand lager, dus komt in het laagste deel van het Vlijmensch Ven kwel voor.
2.4
Natuurgebieden
Rondom het nieuwe landgoed zijn gebieden gronden aangewezen als Ecologische Hoofdstructuur (EHS), zie figuur 6. Ten noorden van het landgoed ligt het Vlijmens Ven en De Moerputten (Habitatrichtlijngebied en Natura 2000-gebied). Het Vlijmens Ven bestaat uit een grote oppervlakte zeer intensief gebruikte landbouwgronden. Sommige zijn (recent) verworven gronden. Andere zijn nog in eigendom en gebruik van agrariërs. Natuurmonumenten heeft delen van het Vlijmens Ven aangekocht en in hooilandbeheer genomen.
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ 10
Figuur 6: overzicht ecologische structuur
Het Vlijmens Ven is een bijzonder kwelgebied waar kranswiervegetaties worden aangetroffen in sloten. Er wordt gestreefd naar het natuurdoeltype vochtig schraalland /bloemrijkgrasland. Ten zuiden van het landgoed zijn de Loonse en Drunense Duinen gelegen (Habitatrichtlijngebied). Eén van de grootste stuifzandgebieden van ons land (en daarmee van West-Europa). Aan de zuidzijde van het landgoed grenst het Drongelens kanaal. Het kanaal vormt een belangrijke verbindingszone tussen de Moerputten en de hogere zandgronden ten zuiden daarvan. Ook vormt het kanaal de schakel tussen de Gement en het Bossche Broek. De bosstroken aan weerszijde van het kanaal zijn aangewezen als multifunctioneel bos. De grasstroken aan weerszijde van het kanaal als bloemrijke graslanden en het kanaal als soortenrijk water. Tussen het fietspad en het bos ten noorden van het kanaal ligt een strook bloemrijk grasland gecombineerd met braam- doornstruweel. Het bosgebied dat de twee delen van het landgoed van elkaar scheidt heeft het natuurdoeltype “Bos met verhoogde natuurwaarde”. Het bos kenmerkt zich door de aanwezigheid van Zomereik en Ruwe berk. Het bos is een voormalig hakhoutbos. De voormalige vuilstort en de strook ten westen daarvan heeft het natuurdoeltype “Bloemrijk grasland en Braam-doornstruweel” Het gebied waar het nieuwe landgoed is gepland, bestaat uit akker- en grasland. Binnen en langs de rand van het gebied ligt loof- en gemengd bos.
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ 11
3
Het plan
3.1
Inleiding
Voor het nieuwe landgoed is in de aanloop van gemaakt. Dit voorstel vormt de basis voor een inrichtingsplan. De beschrijving van het plan van het nieuwe toelichting beknopt gehouden. Voor meer beeldkwaliteits- en inrichtingsplan
de planvorming een inrichtingsvoorstel meer gedetailleerd beeldkwaliteits- en landgoed De Hooge Bank is in deze details wordt verwezen naar het
Uitgangspunten voor het ontwerp van het landgoed zijn: • Verkavelingspatroon van rond 1900 in ere herstellen. Gekozen is voor dit jaartal, omdat vóór die periode nog geen sprake was van een ontginning. • 22 ha landgoed opgedeeld in: 2ha privé, 20 ha nieuwe natuur met daarin de nodige infrastructuur zoals wandelpaden, fietspaden en een parkeerplaats. • Locatie keuze wooneenheden en natuur is gebaseerd op de hoogteligging in het landschap • Zo natuurlijk mogelijke scheiding tussen privé en openbare ruimte • Ecologische verbindingszone tussen Vlijmensch Ven en Drongelens kanaal moet gerealiseerd worden op het landgoed met behulp van poelen, plassen en natuurlijke oevers • Het terrein moet dasvriendelijk worden ingericht In totaal wordt er 22 hectare nieuw landgoed ontwikkeld, met één landhuis van allure en drie aan het landhuis ondergeschikte woningen. Landgoederen hebben een aantal zaken gemeen. Er is vaak sprake van een grote afwisseling in open, halfopen en besloten gebieden. Dit maakt het landgoed spannend. Lanen bepalen de zichtlijnen. Zichtlijnen naar open en besloten gebieden. Het bos op het landgoed is dooraderd met onverharde paden en zichtlijnen. Spannende plekken zijn te vinden op de kruispunten van de zichtlijnen en paden. Zo staat het landhuis vaak aan het eind van één van zichtlijnen. De entree naar het landhuis wordt geaccentueerd met een poort, waarna een oprijlaan naar het landgoed voert. Deze oprijlaan is aan weerzijden beplant, vaak met rhododendrons. Dit zorgt voor een statige entree. Het landhuis wordt omringd door een mooie landschappelijke tuin. De bijgebouwen zoals het koetshuis, boerderijen en schuren. liggen veelal uit het zicht, of plots in een zichtlijn of doorkijk. De natuur zal aansluiten bij de omliggende gebieden en de natuur ter plekke versterken, zodat De Hooge Bank een schakel zal zijn tussen het Drongelens kanaal en het Vlijmensch Ven. Daarnaast zal het gebied deels opengesteld worden voor het publiek. Over het landgoed komen verharde en onverharde paden. De inrichting van het landgoed kan uiteen gerafeld worden uit een groene inrichting (het herstellen en aanleggen van landschappelijke en natuurlijke inrichting zoals bomen, struiken en water) en uit het inpassen van rode componenten: 4 woningen met bijgebouwen. De inrichting is te vinden in figuur 9.
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ 12
Figuur 9: Inrichtingsplan Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ 13
3.2
Nieuwe landgoed onderdeel van gebiedsontwikkeling
In de gemeente Heusden wordt al ongeveer 10 jaar vrijwillige kavelruil uitgevoerd. De vorming van het landgoed legt de basis voor een ruiling van gronden, waardoor een groot aaneengesloten deel van de ecologische hoofdstructuur (EHS) tussen de Nieuwkuijkseweg, de Vaartweg en de Vliedbergweg (71 hectare) kan worden gerealiseerd en ook daadwerkelijk kan worden ingericht. Betrokken agrariër 2 (grijsbruin op de kaartjes) staat al jaren op het standpunt alles of niets te willen ruilen uit dit deel van de EHS. Hij heeft daar nu nog 32 hectare. Wanneer landgoedinitiatiefnemer Gubbels (blauw) daadwerkelijk de ruimte krijgt om het landgoed te gaan ontwikkelen, laat hij 14 hectare grond buiten de EHS liggen voor agrariërs 1 en 2. Samen met gronden die door middel van kavelruil beschikbaar komen zijn de wensen van agrariër 2 in te vullen. De ruiling met agrariër 2 uit de EHS vormt ook onderdeel van de goedkeuring van het landgoed door de Natuur- en Milieuvereniging Heusden. Ook agrariër 1 (mintkleurig) maakt gronden vrij in de EHS. De gemeente Heusden (oranje) maakt een belangrijk deel van de ruilingen mogelijk.
Figuur 10: verkaveling voor en na kavelruil De ontwikkeling van het landgoed is dus de ‘motor’ voor zowel agrarische verbetering als voor de realisatie van de natuurdoelstellingen ter plaatse. 3.3
Groene inrichting
Zichtlijnen Zichtlijnen zijn een belangrijk onderdeel van een landgoed. Om die te waarborgen mogen in de zichtlijnen niet belemmerd worden door bijvoorbeeld het aanbrengen van beplanting of bebouwing. In figuur 10 is een kaartje met de zichtlijnen weergegeven.
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ 14
Figuur 10: kaartje met de zichtlijnen Bos en natuur In het zuidelijk gelegen deel van het landgoed wordt bos aangelegd. De beplanting bestaat uit inheems beplantingsmateriaal dat thuishoort in het gebied, zoals Zomereik, Ruwe berk, Wintereik en sporkehout. De bestaande bosranden, die eigenlijk buiten het landgoed liggen, wordt aangevuld zodat er natuurlijkere overgangen naar de open gebieden komen. Richting de woningen worden de bosranden meer parkachting vormgeven met Linde, kastanje en Gewone Esdoorn.
Figuur 11 : toekomstige open bosrand
Figuur 12: Toekomstige gesloten bosrand
In hetzelfde zuidelijk deel van het landgoed wordt een gedeelte naar heide en schrale graslanden ontwikkeld. Hiermee wordt de situatie van vóór de ontginning van het gebied in hersteld. Ook worden hier plassen aangelegd. In het westelijk en noordelijk gelegen deel van het landgoed worden twee poelen aangelegd. Poelen zijn een prima voorziening voor amfibieën.
Figuur 13 : doorsnede poel
Figuur 14: grasland
doorsnede
sloot
in
bloemrijk
In het noordelijk gelegen gebied wordt aansluiting gezocht bij de verkavelingsstructuur van rond 1900. Er komen lijnvormige sloten met natuurlijke oevers. Hier kunnen moerasplanten zich ontwikkelen. Verder zijn het ideale biotopen voor amfibieën, insecten zoals libelle, kleine zoogdieren en vogels. Het gehele perceel wordt bloemrijk grasland, en extensief begraasd.
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ 15
Figuur 15: bloemrijk grasland Voor de dassen wordt ter hoogte van het noordelijke bestaande bos een dassentunnel aangelegd onder de Nieuwkuijkseweg door. Door de vorm van natuur waarnaar wordt gestreefd op het landgoed, wordt een ecologische verbinding tot stand gebracht tussen het Drongelens Kanaal en het Vlijmensch ven. Park, tuinen en lanen Het gebied rondom de woningen wordt parkachtige, bedoeld om de allure van het landgoed te verhogen. Bij de keuze van de beplanting wordt gebruik gemaakt van inheems plantmateriaal. Ook wordt Amerikaanse eik gebruikt, omdat deze boomsoort langs de Nieuwkuijkseweg voorkomt én omdat het zich goed als solitaire boom met prachtige kleuren leent. Ten aanzien van het kluster van drie woningen zal de inrichting van de huiskavel achter de voorgevelrooilijn aan de volgende voorwaarden moeten voldoen: maximaal 10% verharding en minimaal 30% opgaande beplanting. Voor het erf worden geen speciale randvoorwaarden gegeven, behoudens het gebruik van de materialen in het beeldkwaliteitplan. De huiskavel van ‘Huize Hooge Bank’ mag maximaal 10% verharding bevatten en minimaal 30% opgaande beplanting.
Figuur 16: doorsnede laan
Figuur 17: voorbeeld heg als perceelscheiding
De lanen sluiten aan bij de beplanting van de Nieuwkuijkseweg: o.a. Zomereik en Amerikaanse eik. Om het privégedeelte van het landgoed te scheiden van het openbare gedeelte worden perceelsscheidingen aangelegd. Om privégedeelten onderling van elkaar te scheiden, kunnen erfscheidingen worden aangelegd of opgericht. Perceels- of erfscheidingen kunnen bestaan uit beplanting of uit hekwerk.
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ 16
Wandelen, fietsen recreëren Het landgoed is voor het grootste gedeelte openbaar. Om de recreatie min of meer te sturen, worden er wandel- en fietspaden aangelegd. Door de padenstructuur wordt voorkomen dat recreanten het door het bos met de dassenburcht zullen wandelen. O.a. wordt voorkomen dat recreanten door het bos met de dassenburcht zullen wandelen. De wandelpaden moeten onopvallend door het landgoed lopen en zullen onverhard, smal en enigszins verdiept liggen. De paden worden +/- 1 meter breed. Het fietspad moet het hele jaar begaanbaar zijn. Veel mensen vanuit Heusden, Nieuwkuijk, Vlijmen en Helvoirt zullen gebruik maken van deze route. De drukke Nieuwkuijkseweg wordt op deze manier vermeden. Het fietspad zal een breedte krijgen van 2 meter. In figuur 18 is een kaartje weegegeven van de wandelpaden en fietspaden. Voor recreanten komt er een parkeerplaats langs de Honderdbunderweg. De parkeerplaats krijgt een afmeting van 25 bij 12,5 meter, geschikt voor 10 auto’s. De parkeerplaats is niet of half verhard. Uit oogpunt van sociale veiligheid is de parkeerplaats vanaf de Honderdbunderweg goed zichtbaar. Op het landgoed komen bankjes en picknicktafels.
Figuur 18: kaartje routestructuur wandel- en fietspaden 3.4
Bebouwing
De nieuwe landhuizen komen op het hoge gedeelte van het landgoed te liggen. Het hoofdhuis komt in het zicht te liggen van de Nieuwkuijkseweg. De aanwezigheid van zichtlijnen en lanen is erg belangrijk op het landgoed. De positie van de bebouwing is hierop afgestemd. De bebouwing dient voor de bezoekers als oriëntatiemiddel te functioneren op het landgoed. Het hoofdgebouw bevindt zich op het kruispunt van een aantal zichtlijnen. Het bij dit hoofdgebouw behorende bijgebouw dient ondergeschikt te zijn en zal dus terugliggend worden gesitueerd. Hierbij is met name afstand tot de zichtlijn belangrijk. Deze mag niet onderbroken of verstoord worden. De monumentaliteit van het hoofdgebouw moet voorop staan.
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ 17
De drie als bijgebouw geprojecteerde woningen worden enigszins geclusterd. Hierdoor vormen zij een eenheid ten opzichte van het meer op zichzelf staande hoofdgebouw. Ook hier vormt een zichtlijn een belangrijk uitgangspunt bij de positionering van de gebouwen. In figuur 19 is een tekening opgenomen van de ligging van de woningen. Het provinciale beleid geeft aan 1 dat in beginsel dient uitgegaan te worden van maximaal 1500 m3 per wooneenheid. Om de hiërarchie op het landgoed duidelijker tot uitdrukking te kunnen brengen wordt er in dit geval voor gekozen om het hoofdhuis een maximale inhoud van 2250 m3 tot te kennen en de 3 geclusterde woningen ieder 1250 m3. Op deze manier ontstaat er een beter ruimtelijk evenwicht tussen het hoofdhuis enerzijds en het cluster van de 3 kleinere woningen anderzijds. Er wordt zo voorkomen dat het hoofdhuis een te ondergeschikte visuele rol krijgt op het landgoed. De totale bouwmassa van de 4 woningen komt hiermee op 6000 m3, waarmee keurig in de maat wordt gelopen met het beleid
Figuur 19: locatie nieuwe bebouwing Hoofdhuis Het hoofdhuis is een woongebouw van allure, gescheiden van het publiek toegankelijk deel van het landgoed. Er dient te worden uitgegaan van maximaal 2250m3 bovengronds volume per wooneenheid inclusief de aanbouwen. Een eventuele onderkeldering onder de bebouwing is toegestaan. Als maximale goothoogte geldt 8 meter (minimaal 6 meter). Hierdoor is tevens een forse bouwlaaghoogte mogelijk, passend bij een landhuis. Een nokhoogte van 14,5 meter maakt een forse kap mogelijk, welke het statige aanzicht van het pand versterkt. Dakhelling tussen de 45 en 60 graden. De nieuwe bebouwing is geconcentreerd binnen één aaneengesloten compact bouwvlak en vormt één ruimtelijke eenheid. Eventuele aanbouwen zijn onderdeel van het hoofdgebouw. De goothoogte is maximaal 4 meter. De nokhoogte is maximaal 6,5 m met een dakhelling tussen de 45 en 60 graden. Bijgebouwen staan steeds los van het hoofdgebouw en krijgen een plek achter de voorgevelrooilijn (minimaal 5 meter).
1
Provincie Noord-Brabant, Notitie Rood voor Groen Landgoederen in Brabant
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ 18
Woningen Naast het hoofdhuis is er op het nieuwe landgoed ook plaats voor 3 woonhuizen. Deze presenteren zich als bijgebouwen bij het hoofdhuis. Er is sprake van drie geclusterde vrijstaande woningen binnen een privaat bouwblok, gescheiden van het publiek toegankelijk deel van het landgoed. Er dient te worden uitgegaan van maximaal 1250m3 bovengronds volume per wooneenheid inclusief de aanbouwen. Een eventuele onderkeldering onder de bebouwing is toegestaan. De bebouwing moet worden gesitueerd binnen de daarvoor aangewezen bouwvlakken. De bijgebouwen dienen hierbij tenminste 5 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw geplaatst te worden. Om het groene karakter in het gebied te garanderen dienen de gebouwen tenminste 5 meter afstand van het hoofdgebouw en de onderlinge perceelsgrenzen te hebben. Eventuele aanbouwen zijn onderdeel van het hoofdgebouw. Bijgebouwen staan steeds los van het hoofdgebouw en krijgen een plek achter de voorgevelrooilijn (minimaal 5 meter). “Het Koetshuis” omsluit de openbare voorruimte door zijn redelijk hoge volume. Met een maximaal toegestane goothoogte van 4,5 meter (aan de voorgevel minimaal 4 meter) en een maximale nokhoogte van 9 meter wordt een markant volume geschapen, dat zich manifesteert naast het centraal gelegen huis “Kleine Hooge Bank”. Aanbouwen: De goothoogte is maximaal 3 m. De nokhoogte is maximaal 6 meter. Dakhelling 45 graden of plat dak. De “Kleine Hooge Bank” heeft een fors en monumentaal volume wat wordt mogelijk gemaakt door een minimale goothoogte van 5 meter en maximaal 6 meter en een maximale nokhoogte van 11 meter. Dakhelling tussen de 45 en 60 graden. Van de aanbouwen is de goothoogte maximaal 3 meter. De nokhoogte is maximaal 6 m. Dakhelling 45 tot 60 graden of een plat dak. De maximale goothoogte van “De Boerderij” bedraagt aan de voorzijde 3 meter. Aan de achterzijde is 4 meter toegestaan. Hierdoor kan aan de achterzijde meer openheid en transparantie gecreëerd worden, terwijl de voorgevel door de horizontale structuur het voorterrein afrondt. De nokhoogte bedraagt maximaal 10 meter. Van de aanbouwen is de goothoogte maximaal 3 meter. De nokhoogte is maximaal 6 m. Dakhelling tussen de 40 en 60 graden of een plat dak. Bij het hoofdhuis en de 3 woningen mogen ook bijgebouwen worden opgericht. Deze gebouwen dienen functioneel en architectonisch gekoppeld te zijn aan de woningen. Een maximale afstand tot de hoofdbebouwing van 20 meter dient hiertoe aangehouden te worden. De bijgebouwen dienen hierbij ondergeschikt te zijn aan deze hoofdgebouwen. De maximale goothoogte bedraagt 3 meter. De nokhoogte bedraagt maximaal 6,5 meter. Dakkapellen zijn niet toegestaan. De maximale totale oppervlakte voor de bijgebouwen bedraagt 150 m2
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ 19
Figuur Bank”
20:
massavoorstel
“Huize
Hooge
Figuur 21: massavoorstel “Koetshuis”
Figuur Bank”
22:
massavoorstel
“Kleine
Hooge
Figuur 23 : massavoorstel “Boerderij”
Bijgebouwen Bij het hoofdhuis en de 3 woningen mogen ook bijgebouwen worden opgericht. Deze gebouwen dienen functioneel en architectonisch gekoppeld te zijn aan de woningen. Een maximale afstand tot de hoofdbebouwing van 20 meter dient hiertoe aangehouden te worden. Voor het materiaal- en kleurgebruik van de bijgebouwen dient aansluiting te worden gezocht bij de respectievelijke hoofdgebouwen. De bijgebouwen dienen hierbij ondergeschikt te zijn aan deze hoofdgebouwen. De maximale goothoogte bedraagt 3 meter. De nokhoogte bedraagt maximaal 6,5 meter. Dakkapellen zijn niet toegestaan. Dit volume dient gekenmerkt te worden door een afgeronde kapvorm met schilden en/of wolfseinden. De maximale totale oppervlakte voor de bijgebouwen bedraagt 150 m2. Verharding en toegang (poort) tot landhuizen Op het privé gedeelte van het landgoed zijn 2 wegen. De entree naar het hoofdhuis en de 3 woonhuizen, waarover de bewoners met auto’s naar de woningen kunnen en de laan, afgesloten voor verkeer, die de zichtlijn vormt naar het hoofdhuis. Verharding De entree tot de gebouwen wordt voorzien van grind. Zo ontstaat er een duidelijke oprit naar de gebouwen. Deze wordt gezien als privé ruimte. De laan die de zichtlijn vormt naar het landhuis is ook onverhard maar zal een groen karakter hebben.
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ 20
Toegangspoort. Aan het begin van de laan, in het verlengde van de Nieuwkuijkseweg, zal een statige poort komen. Deze poort zal gesloten blijven om te voorkomen dat mensen de laan in rijden. Deze laan zal niet als ontsluiting van de landhuizen dienen en heeft puur een esthetische functie. De maximale hoogte van de poort is 3 meter. Verlichting De verlichting van de tuinen en de oprit wordt zo minimaal mogelijk gehouden. De ontsluiting van de woning loopt door de Ecologische Hoofdstructuur. Om deze structuur zo min mogelijk schade aan te doen, zal verlichting van het landgoed tot een minimum worden beperkt.
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ 21
4.
Beleidsaspecten
Dit hoofdstuk gaat in op de beleidsaspecten die van toepassing zijn op het plangebied. Achtereenvolgens worden Europees beleid, rijksbeleid, provinciaal beleid en gemeentelijke beleid dat van toepassing is op het plangebied en de omgeving behandeld. 4.1
Europees beleid
Habitatrichtlijn (Richtlijn 42/93/EEG, 1992) De Habitatrichtlijn, heeft tot doel bij te dragen tot het waarborgen van de biologische diversiteit in de lidstaten. Bij de richtlijn wordt een Europees ecologisch netwerk tot stand gebracht dat "Natura 2000" is genoemd. Dit netwerk bestaat uit speciale beschermingszones die door de lidstaten worden aangewezen Het Vlijmensch Ven, ten noorden van het plangebied, is vanwege de habitatrichtlijn aangewezen als Natura 2000 gebied. In het gebied zijn zeer hoge potenties aanwezig voor de uitbreiding en kwaliteitsverbetering van de habitattypen kranswierwateren, blauwgraslanden en glanshaver- en vossenstaarthooilanden (grote vossenstaart). Het gebied kan daarmee een belangrijke bijdrage leveren aan landelijke instandhoudingsdoelen voor deze habitattypen in beekdalen. Naast omvangrijke interne maatregelen en de aankoop van een grote oppervlakte EHS binnen het Natura 2000- gebied zijn daarvoor maatregelen in de waterhuishouding en reductie van grondwateronttrekkingen noodzakelijk. 4.2
Rijksbeleid
Nota Ruimte (2006) De Nota Ruimte is een strategische nota op hoofdlijnen, waarin het nationaal ruimtelijk beleid is ondergebracht. Deze nota stelt ‘ruimte voor ontwikkeling’ centraal. Er moet een samenspel ontstaan tussen overheden, maatschappelijke organisaties, burgers en marktpartijen om problemen effectief aan te pakken en kansen voor synergie te benutten. Er zal in de uitvoering van het beleid sprake moeten zijn van een goede koppeling tussen verstedelijking, economie, infrastructuur, groen, recreatie, natuur, waterhuishouding, milieu en veiligheid. Er worden mogelijkheden geboden om met ‘rode’ functies tevens andere maatschappelijk belangrijke functies, zoals natuur, recreatie, waterberging, te realiseren. De ontwikkeling van nieuwe landgoederen, vergezeld van nieuwe natuur zijn hiervan een voorbeeld. Het Vlijmensch Ven, het Drongelens Kanaal en het huidige bosgebied binnen het nieuwe landgoed ten zuiden van het plangebied maken onderdeel uit van de ecologische hoofdstructuur. Nota Natuur voor Mensen, Mensen voor Natuur (2000) Met deze nota wordt de aanpak van het natuurbeleid voor de komende tien jaar geschetst. Het kabinet kiest voor een verbreding van het natuurbeleid, om beter recht te doen aan de betekenis van natuur voor de samenleving. Hoofddoel is behoud, herstel, ontwikkeling en duurzaam gebruik van natuur en landschap, als essentiële bijdrage aan een leefbare en duurzame samenleving. Natuur heeft behalve een intrinsieke waarde, ook belevings- en gebruikswaarden. Daarop moet in een steeds dichter bevolkt land nadrukkelijker worden ingespeeld, zonder dat daarmee aan het belang van de intrinsieke waarde wordt afgedaan. Natuur dient nadrukkelijk een verantwoordelijkheid van heel de samenleving te zijn en ook breed te worden verankerd. Verbreden van het natuurbeleid kan alleen in samenwerking met anderen: bestuurlijke en maatschappelijke partners, bedrijfsleven en burgers.
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ 22
4.3
Beleid provincie Noord-Brabant
Streekplan (2002) Het provinciale beleidskader is vastgelegd in het Streekplan 2002 ‘Brabant in Balans’, met daarnaast enkele herzieningen van het plan. In paragraaf 3.6.2 staat de volgende tekst: “In afwijking van het woningbouwprogramma en in afwijking van paragraaf 3.4.12 kunnen nieuwe landgoederen worden aangelegd in het buitengebied. Dit moet wel gepaard gaan met een duidelijke verbetering van de landschappelijke, natuurlijke of recreatieve kwaliteiten van het gebied. Een nieuw landgoed moet een omvang van ten minste tien hectaren hebben. In een landelijke regio moet het bovendien ten minste 7,5 hectaren nieuw bos- of natuurgebied omvatten. In stedelijke regio’s kan vijf hectaren als minimale oppervlakte voor het nieuwe bos- of natuurgebied worden gehanteerd. De aanleg van een nieuw landgoed in de GHS-natuur is niet toegestaan. …….. Voor nieuwe landgoederen groter dan vijftien hectaren formuleren Gedeputeerde Staten aparte beleidslijnen. Hierbij wordt onder andere ingegaan op het aantal hectaren nieuw aan te leggen natuur, mede in relatie tot het aantal en de locatie van de wooneenheden.”
De agrarische gronden van het nieuwe landgoed vormen een onderdeel van de Groene Hoofdstructuur Landbouw (GHS Landbouw). Specifiek voor Leefgebied Kwetsbare Soorten. De kern van het nieuwe landgoed met het bestaande bosgebied is onderdeel van de Groene Hoofdstructuur Natuur (GHS Natuur), verder gespecificeerd als Overig Bos- en Natuurgebied. De overige bos- en natuurgebieden bevatten minder hoge natuurwaarden. In figuur 24 is een kaartje van het streekplan opgenomen.
Figuur 24: uitsnede plankaart Ruimtelijke hoofdstructuur Streekplan Notitie Rood voor Groen, nieuwe landgoederen in Brabant Voor de vorming van nieuwe landgoederen is de notitie ‘Rood voor Groen, nieuwe landgoederen in Brabant’ van belang. Stedelijke functies, zoals een nieuw landgoed, kunnen worden toegestaan mits er sprake is van een aanmerkelijke verbetering van de (groene) kwaliteiten van het buitengebied. De definitie van een nieuw landgoed is: “Een functionele eenheid, bestaande uit bos of natuur al dan niet met agrarische gronden met een productiedoelstelling. Vormen van bos- en landbouw kunnen onderdeel uitmaken van de bedrijfsvoering. Het geheel omvat minimaal tien hectaren grond en is overwegend openbaar toegankelijk. Op het landgoed staan één of meer wooncomplexen met tuin van allure en uitstraling. Als ruimtelijk kenmerk geldt dat er een raamwerk van wegen, waterlopen, lanen en singels is, waarbinnen de verschillende ruimtegebruikvormen zijn gerangschikt. Het geheel is een ecologische, economische en esthetische eenheid waarvan de invulling is geïnspireerd door het omringende landschap, de cultuurhistorie en de bodemgesteldheid.”
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ 23
Om een nieuw landgoed te kunnen ontwikkelen, moet er aan een aantal randvoorwaarden worden voldaan: 1. Meerwaarde natuur/ecologie Er dient sprake te zijn van aanleg van nieuw bos- en/of natuurgebied. Dit moet aansluiten op de karakteristieken en kwaliteiten ter plekke en bijdragen aan de te ontwikkelen groenstructuur. Planvoorstellen worden getoetst aan de hand van natuurdoeltypen, het soortenbeleid van rijk en de provincie en de waterhuishouding. Agrarische gronden mogen ook deel uitmaken van de het landgoed. Het landgoed voldoet het aan deze voorwaarden. 2. Meerwaarde voor recreatie Het nieuwe landgoed draagt bij aan te ontwikkelen groenstructuren en past binnen de recreatieve structuur in de regio en sluit aan bij de toeristisch-recreatieve voorzieningen waar behoefte aan is. Wegen en paden zijn openbaar. Er komt een fietspadvoorziening over het landgoed, waardoor fietser voor een groot deel de vrij drukke Nieuwkuijkseweg kunnen vermijden. De wandelmogelijkheden in het bestaande bos van Natuurmonumenten worden uitgebreid met wandelmogelijkheden op het nieuwe landgoed. 3. Meerwaarde voor cultuurhistorie en landschap Inrichting en ontwerp van zowel het ‘rode’ als het ‘groene’ onderdeel van het landgoed is afgestemd op het omringende landschap, de cultuurhistorie, de bodemgesteldheid en de waterhuishouding van het gebied (lagenbenadering). Reeds aanwezige cultuurhistorisch waardevolle bebouwing mag niet worden verwijderd. Het hoger gelegen zuidelijke deel wordt ontwikkeld naar meer schrale natuur. Het lager gelegen noordelijke deel wordt een nat gebied, waarbij ervoor is gekozen om de perceelsrichting van rond 1900 terug te laten komen. De waterhuishouding wordt ongemoeid gelaten. 4. Beeldkwaliteit Het landgoed dient een esthetische meerwaarde te hebben. Beeldkwaliteit is derhalve van groot belang. Er is ruimte voor vernieuwende architectuur. Voor de beeldkwaliteit is een beeldkwaliteitplan gemaakt, waarin ruim aandacht is besteed aan de esthetische waarde van het landgoed en de architectuur. Om de beeldkwaliteit te waarborgen, neemt de gemeente het beeldkwaliteitplan op als onderdeel van de Welstandsnota gemeente Heusden. 5. Rood Op het landgoed is sprake van (nieuwe) bebouwing in de vorm van woningen en eventuele bijgebouwen binnen een beperkt privaat bouwblok, gescheiden van het publiektoegankelijk deel van het landgoed. Bij ontwerp van de gebouwen gaat aandacht uit naar beeldkwaliteit en cultuurhistorie. Het beeldkwaliteitplan gaat onderdeel uitmaken van de Welstandsnota van de gemeente, waardoor dit punt is gewaarborgd. Ten aanzien van de situering van het landgoed hebben er ook enkele zaken voorkeur. 1. Situering beredeneerd vanuit de functies Vanwege de functie als uitloopgebied, is het wenselijk dat het landgoed in de omgeving van kernen is gelegen. De nieuwe natuur sluit bij voorkeur aan op bestaande natuur. Het landgoed omsluit als het ware een bestaand bosgebied van de EHS. Daarnaast zal het functioneren als een verbinding tussen de ecologische verbindingszone van het Drongelens Kanaal en het Natura 2000-gebied van het Vlijmensch Ven. Het ligt op fietsafstand vanaf Vlijmen, Nieuwkuijk en Helvoirt, waardoor het recreatief ook aantrekkelijk is. 2. Situering vanuit zones streekplan Uitgangspunt is dat nieuwe landgoederen gerealiseerd kunnen worden op locaties waar vanuit provinciaal en/of gemeentelijk beleid de versterking van natuur- en landschapswaarden wenselijk is en waar ten behoeve van realisatie ervan géén reguliere middelen bestaan. Met name in GHS-landbouw en AHS-landschap én langs
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ 24
ecologische verbindingszones. De huidige agrarische gronden van het nieuwe landgoed vormen een onderdeel van de GHS-Landbouw, specifiek Leefgebied Kwetsbare Soorten. Daarbij dient sprake te zijn van versterking van de aanwezige waarden. Verder zijn gebieden die vallen binnen de Regionale Natuur- en Landschapseenheden (RNLE) geschikt voor nieuwe landgoederen. Het nieuwe landgoed ligt in de GHS Landbouw, specifiek voor Leefgebied Kwetsbare soorten en maakt deel uit van een RNLE. Het leefgebied kwetsbare soorten omvat o.a. landbouwgronden waarop zeldzame planten of dieren voorkomen, die hoge eisen stellen aan de inrichting en het gebruik van hun omgeving, of waarop het voorkomen van zulke planten of dieren wordt nagestreefd overeenkomstig het in paragraaf 3.4.3 genoemde provinciaal beheers- en landschapsgebiedsplan. Het gaat hier om weidevogels en dassen. In het leefgebied kwetsbare soorten moeten landbouw, recreatie en andere activiteiten worden uitgeoefend met respect voor deze voorwaarden. De provincie gebruikt een toetsingskader om de wenselijkheid van een nieuw landgoed vast te stellen. Een plan voor een nieuw landgoed dient daarom uit de volgende onderdelen te bestaan: 1. Gebiedsprofiel van het nieuwe landgoed Geeft inzage in de ligging van het landgoed ten opzichte van de omgeving en motiveert waarom het landgoed past binnen de ruimtelijke structuur. Het nieuwe landgoed vormt een verbinding tussen de natuurgebieden rondom het Drongelens Kanaal en het Natura 2000 gebied van het Vlijmensch Ven. Het landgoed wordt zodanig ingericht dat de ecologische structuur van het gebied wordt versterkt (zie ook het rapport van Ecologica). 2. Inventarisatie van de aanwezige gebiedswaarden Hierbij moet o.a. gedacht worden aan natuur (ecologisch), landschappelijke, cultuurhistorische en waterhuishoudkundige waarden. Hiervoor zijn onderzoeken verricht. Samenvattingen zijn in hoofdstuk 5 opgenomen 3. Een inrichtingsschets en onderbouwing (projectprofiel) Geeft inzicht in en motiveert de configuratie en meerwaarde van nieuw groen en rood, de (recreatieve) padenstructuren en eventueel de opgenomen agrarische (productie)gronden. Tezamen met het beeldkwaliteitplan is een inrichtingsplan voor het nieuwe landgoed gemaakt. Met de inrichting van het gebied is gezocht naar een meerwaarde van het nieuwe landgoed voor de natuur en voor de recreatie. De bebouwing is monumentaal en uitnodigend voor de bezoekers van het nieuwe landgoed. 4. Een beeldkwaliteitplan Geeft inzicht in de kwaliteit van het nieuwe landgoed en geeft aan op welke wijze (fysiek en architectonisch) de bebouwing deel uitmaakt van het gebied. Het beeldkwaliteitplan geeft tevens inzicht in de wijze waarop bij de nieuwe bos- en natuurgebieden rekening is gehouden met de cultuurhistorische, archeologische en ecologische waarden en de waterhuishoudkundige omstandigheden. De beoordeling van de bebouwing zal mede aan de hand van het beeldkwaliteitplan plaatsvinden. Het beeldkwaliteitplan gaat in op al deze aspecten. Het beeldkwaliteitplan vormt het uitgangspunt voor het bestemmingsplan. Daarnaast wordt het beeldkwaliteitplan opgenomen in de welstandsnota van de gemeente Heusden. 5. Een exploitatieopzet Deze geeft inzicht in de haalbaarheid van het plan (korte termijn) en het continuïteitsperspectief (lange termijn). Partiële herziening Waterhuishoudingsplan (2003 - 2006) Naar aanleiding van een evaluatie van het geldende waterbeleid in 2001, ontwikkelingen op Europees niveau (Kaderrichtlijn water), nationaal niveau (Waterbeleid voor de 21e eeuw en de reconstructie van de zandgronden en provinciaal niveau (Streekplan Brabant
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ 25
in Balans) hebben ertoe geleid dat er een herziening van het Waterhuishoudingsplan heeft plaatsgevonden. Het waterbeleid van de provincie verschuift met de partiële herziening van het nemen van technische maatregelen naar het betrekken van water in ruimtelijke plannen. Voor het plangebied onderscheidt het waterhuishoudingsplan twee gebieden, namelijk de deelfuncties water voor GHS-landnatuur en water voor GHS-landbouw uit het streekplan. De GHS-landnatuur betreft in het plangebied het bestaande bos gebied. (zie figuur 25) Dit behoort bij de ecologische hoofdstructuur. De waterhuishouding (vooral kwel en grondwaterstand), waterkwaliteit en inrichting zijn afgestemd op de ecologische doelstellingen. Het overige deel van het plangebied betreft de huidige agrarische grond, GHS-landbouw. De waterhuishoudkundige doelstellingen voor deze gebieden worden bepaald door het landbouwkundig gebruik, in samenhang met de wijze waarop in de reconstructieplannen richting wordt gegeven aan landbouwkundige ontwikkelingsmogelijkheden (extensivering of verweving).
Figuur 25: Uitsnede kaart Partiële herziening Waterhuishoudingsplan Provinciale Milieuverordening (PMV) (2006 – concept) In het provinciale milieubeleidsplan worden de grondwaterbeschermingsgebieden aangewezen. Het plangebied valt deels binnen een beschermingsgebied voor drinkwatervoorziening (zie figuur 27 onder waterkansenkaart). De grondwaterbeschermingsgebieden zijn bedoeld om het grondwater rondom waterwinningen te beschermen. Een grondwaterbeschermingsgebied is opgebouwd uit zones: het waterwingebied direct rond de pompputten, de beschermingzone(s) en/of de boringsvrije zone. Het doel van een boringsvrije zone is het in stand houden van de afsluitende kleilaag. Binnen het plangebied ligt een “boringsvrije zone”. Ingevolge de Provinciale milieuverordening is het verboden om in de boringsvrije zones buiten inrichtingen: a. boorputten op te richten, in exploitatie te nemen of te hebben dieper dan 10 meter onder het maaiveld; b. de grond dieper te roeren dan 10 meter onder het maaiveld of anderszins werken op of in de bodem uit te voeren of te doen uitvoeren; onder deze werken worden in elk geval verstaan ontgrondingen, bodemstabiliseringswerken, grond- en funderingswerken en het plaatsen en verwijderen van damwanden en heipalen; c. warmtepompsystemen met een bodemwarmtewisselaar (gesloten systemen) op te richten Gebiedsplan Wijde Biesbosch (2004) In het kader van allerlei problemen die spelen in het landelijk gebied voor Wijde Biesbosch een revitaliseringtraject in gang gezet. Dit heeft in 2004 geresulteerd in het gebiedsplan, met een planhorizon van 2016. Het plan is gemaakt door de gebiedscommissie en het geldt voor de provincie als een beleidsmatig toetsingskader.
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ 26
Het plangebied De Hooge Bank ligt in een landschappelijk te versterken, open gebied. Het valt in een gebied dat is bestempeld als Regionale Natuur- en Landschaps Eenheid (RNLE). De hoofddoelstelling van een RNLE is de bescherming en ontwikkeling van natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden. De huidige agrarische gronden van het nieuwe landgoed vormen een onderdeel van de GHS-Landbouw (GHS Landbouw), specifiek voor Leefgebied Kwetsbare Soorten. In figuur 26 is een kaartje opgenomen van het plangebied en de directe omgeving. Nieuwe landgoederen bieden kansen om op gewenste plekken cultuurhistorie en natuur te versterken. Met name GHS-Landbouwgebieden zijn geschikt voor het vestigen van nieuwe landgoederen.
Figuur 26: Ambitiekaart Wijde Biesbosch In gebieden die zijn aangeduid met ‘grondgebonden landbouw – open landschappen’ is versterking of behoud van natuurwaarden gewenst is met in achtneming van landbouwkundige functies. Dit kan bijvoorbeeld bestaan uit versterking van de groenblauwe dooradering, behoud van de gebieden van kwetsbare soorten of gebieden voor geconcentreerde inzet van (agrarisch) natuurbeheer e.d. Het plangebied maakt deel uit van een Regionale Natuur- en Landschapseenheid (RNLE). De hoofddoelstelling van een RNLE is de bescherming en ontwikkeling van natuur-, landschap- en cultuurhistorische waarden. Uitgangspunt is dat de aanwezigheid van duurzame economische maar wel extensieve functies in deze gebieden op langere termijn bescherming bieden tegen verdere intensivering en verstedelijking. Met het planologisch regime dat van toepassing is op de RNLE wordt beoogd om een harde bescherming te bieden tegen verstedelijking. Paraplunota ruimtelijke ordening (2008) Ten aanzien van de ontwikkeling van nieuwe landgoederen sluit de paraplunota aan bij de notitie Rood van Groen. De locatie van het te ontwikkelingen nieuwe landgoed is aangeduid als GHS-Landbouw, en zou hier derhalve passen. 4.3
Beleid Waterschap Aa en Maas en watertoets
Algemeen Bij ruimtelijke ontwikkelingen hanteert het waterschap Aa en Maas een aantal beleidsuitgangsprincipes ten aanzien van het duurzaam omgaan met water. Die zijn van belang zijn als vertrekpunt van het overleg tussen initiatiefnemer en waterbeheerder. Een concept van dit hoofdstuk is beoordeeld door het waterschap Aa en Maas, waarna aanpassingen aan het plan hebben plaatsgevonden.
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ 27
In deze paragraaf is ingegaan op het beleid van het waterschap. In paragraaf 5 is de watertoets opgenomen, waarin meer specifiek op het gebied en gevolgen van de maatregelen op grond- en oppervlaktewater wordt ingegaan. Beleid Waterbeheersplan Maaskant en Strategie Nota (2006) De looptijd van het Waterbeheersplan Maaskant was tot 1 januari 2007. Door de provincie is uitstel verleend tot december 2009. Ter overbrugging van het beleid van het Waterschap Aa en Maas is een Strategie Nota vastgesteld. Deze nota gaat vooral in op de taken en verantwoordelijkheden van het Waterschap. Ten aanzien van het beleid in de gebieden geldt het Waterbeheersplan. Het gebied rond het Vlijmensch Ven vormt een laagte tussen de hoger gelegen zandgronden van de Loonse en Drunense Duinen en de dekzandrug bij Drunen en Vlijmen. Het heeft een grootschalig en open karakter. Het gebied heeft een belangrijke functie voor de melkveehouderij, maar bevat ook enkele zeer waardevolle natuurgebieden zoals Vlijmensch Ven. Het Drongelens Kanaal is eveneens een belangrijk ecologisch element binnen de Groene Hoofdstructuur. Het streven is dat er in 2018 geen verdroging meer plaatsvindt binnen de natuurkerngebieden, waaronder Vlijmensch Ven, door hydrologische maatregelen in en vooral om het gebied. Het streefbeeld voor het peilbeheer gaat uit van het realiseren van de gewenste grondWaterkansenkaart (2005) Op de Waterkansenkaart worden de kansen en belemmeringen vanuit het watersysteem op de ruimtelijke ontwikkeling weergegeven. Het is daarmee tevens een van de middelen om de watertoets mee uit te voeren. Nieuwe ontwikkelingen dienen te voldoen aan het principe van hydrologisch neutraal bouwen. In figuur 27 Is een kaartje weergenomen met de verschillende gebieden. Hieruit blijkt dat op de locatie waar bebouwing is voorzien op het nieuwe landgoed, weinig maartregelen nodig zijn om hydrologisch neutraal te bouwen. Het noordelijke puntje van het landgoed valt binnen de buffer voor een natte natuurparel (Vlijmensch Ven). Activiteiten mogen geen negatieve gevolgen hebben voor de parel. Hier is de Verordening waterhuishouding Noord-Brabant 2005 van toepassing. In een deel van het landgoed is hydrologisch neutraal bouwen niet mogelijk zonder ingrijpende maatregelen. In de planvorming is hier ook geen nieuwe bebouwing voorzien. De Hooge Bank is voor een klein deel gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied. De consequenties hiervan zijn opgenomen in de Provinciale Milieu Verordening.
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ 28
Figuur 27: Uitsnede waterkansenkaart
Waterbeheersplan Maaskant en Strategie Nota (2006) De looptijd van het Waterbeheersplan Maaskant was tot 1 januari 2007. Door de provincie is uitstel verleend tot december 2009. Ter overbrugging van het beleid van het Waterschap Aa en Maas is een Strategie Nota vastgesteld. Deze nota gaat vooral in op de taken en verantwoordelijkheden van het Waterschap. Ten aanzien van het beleid in de gebieden geldt het Waterbeheersplan. Het gebied rond het Vlijmensch Ven vormt een laagte tussen de hoger gelegen zandgronden van de Loonse en Drunense Duinen en de dekzandrug bij Drunen en Vlijmen. Het gebied heeft een grootschalig en open karakter en een belangrijke functie voor de melkveehouderij, maar bevat ook enkele zeer waardevolle natuurgebieden zoals het Vlijmensch Ven. Het Drongelens Kanaal is eveneens een belangrijk ecologisch element binnen de Groene Hoofdstructuur. Het streven is om in 2018 geen verdroging meer te laten plaatsvinden binnen de natuurkerngebieden, waaronder het Vlijmensch Ven, door hydrologische maatregelen in en vooral om het gebied. Het streefbeeld voor het peilbeheer gaat uit van het realiseren van de gewenste gronden oppervlaktewaterstanden (GGOR). De waterstanden in de huidige situatie komen nog niet overeen met die in de gewenste situatie. Dit geldt onder andere voor het Vlijmensch Ven. Waterkansenkaart (2005) Op de Waterkansenkaart worden de kansen en belemmeringen vanuit het watersysteem op de ruimtelijke ontwikkeling weergegeven. Het is daarmee tevens een van de middelen om de watertoets mee uit te voeren. Nieuwe ontwikkelingen dienen te voldoen aan het principe van hydrologisch neutraal bouwen. In figuur 28 Is een kaartje weergenomen met de verschillende gebieden, waaronder de natte natuurparel Vlijmensch Ven. Activiteiten mogen geen negatieve gevolgen hebben voor de parel. Hier is de Verordening waterhuishouding Noord-Brabant 2005 van toepassing. De Hooge Bank is voor een klein deel gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied. De consequenties hiervan zijn opgenomen in de Provinciale Milieu Verordening.
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ 29
4.3
Gemeentelijk beleid
Geldende bestemmingsplannen Ter plaatse van het plangebied gelden twee bestemmingsplannen: het “Uitbreidingsplan in hoofdzaak van de gemeente Vlijmen” van de voormalige gemeente Vlijmen en het “Bestemmingsplan Buitengebied 1994” van de voormalige gemeente Helvoirt. Uitbreidingsplan in Hoofdzaak van de gemeente Vlijmen Het noordelijk deel van het plangebied ligt op het grondgebied van de voormalige gemeente Vlijmen. Er is in 1991 door de gemeenteraad een bestemmingsplan vastgesteld, maar aan het deel van het bestemmingplan, waarin ook het plangebied ligt, is door de provincie goedkeuring onthouden. Hierdoor geldt voor het gedeelte waartoe het nieuwe landgoed behoort het Uitbreidingsplan in hoofdzaak van de gemeente Vlijmen. Dit bestemmingsplan dateert uit 19652. Legenda A: Landelijk gebied I B: Landelijk gebied III C: Weg van provinciale betekenis
B C A
Figuur 28: uitsnede plankaart Uitbreidingsplan in hoofdzaak gemeente Vlijmen (1965) Het grootste deel van het plangebied heeft de bestemming Landelijk gebied I. Op deze gronden is het oprichten van enigerlei bebouwing niet toegestaan (artikel 2 onder A). Burgemeester en wethouders kunnen hiervan ontheffing verlenen tot het oprichten van niet-permanente agrarische gebouwtjes, geen woning zijnde, waarvan de inhoud niet meer mag bedragen dan 150 m3. De zone langs de Vliedbergweg heeft de bestemming Landelijk gebied III (artikel 2 onder C). Op deze gronden mogen bij recht worden opgericht: woningen en andere gebouwen, uitsluitend ten behoeve van een agrarisch landbouw en/of veelteeltbedrijf. Enkele voorwaarden die gelden zijn dat de breedte van het bouwperceel ten minste 100 meter moet bedragen en de oppervlakte ten minste 1 ha. De Nieuwkuijkse Weg heeft de bestemming Weg van provinciale betekenis.
2
Uitbreidingsplan in hoofdzaak van de gemeente Vlijmen, vastgesteld door de raad van de voormalige gemeente Vlijmen op 13 oktober 1965; goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant op: 1 februari 1967 nr. 48929; Kroonbesluit: 02051969 nr. 19.
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ 30
Bestemmingsplan Buitengebied gemeente Helvoirt Het bestemmingsplan Buitengebied van de voormalige gemeente Helvoirt is vastgesteld door de toenmalige gemeenteraad in 19953. Binnen het plangebied komen de volgende bestemmingen voor: Anl (Agrarisch gebied met natuur- en landschappelijke waarde), inclusief een boringsvrije zone; De op de plankaart aangeduide Agrarische gebieden met natuur- en landschappelijke waarde zijn bestemd voor de agrarische bedrijven en behoud en herstel van de aanwezige natuur- en landschapswaarden. Om verontreiniging van grondwater tegen te gaan, is er voor een gedeelte een boringsvrije zone aangegeven. Nieuwvestiging van niet-grondgebonden landbouw en glastuinbouw is verboden. Hervestiging van een grondgebonden agrarische bedrijf behoort wel tot de mogelijkheden. Er is een aanlegvergunning nodig voor diverse handelingen die invloed hebben op de bodem of op het landschap, zoals het leggen van leidingen en het verwijderen van bosjes. Bn (Bosgebied met natuurwaarde); De bestemming Bosgebied met natuurwaarden is gericht op behoud, herstel en/of ontwikkeling van natuurlijke, landschappelijk, cultuurhistorische en bosbouwkundige waarden. Het dagrecreatief gebruik moet hier op worden afgestemd. Om verontreiniging van grondwater tegen te gaan, is er voor een gedeelte een boringsvrije zone aangegeven. Voor werkzaamheden zoals het aanleggen van wegen en paden en het verwijderen van houtopstanden is een aanlegvergunning vereist. B (Bos en verspreide houtopstanden); Ook de bestemming Bos is is gericht op behoud, herstel en/of ontwikkeling van natuurlijke, landschappelijk, cultuurhistorische en bosbouwkundige waarden. Het dagrecreatief gebruik moet hier op worden afgestemd. Waterhuishoudkundige doeleinden met natuurwaarden De zone langs het Drongelens Kanaal is bestemd als Waterhuishoudkundige doeleinden met natuurwaarden, daarbinnen is dit weer voorzien van de bestemming Bos. Vw1 (Verkeersdoeleinden met verharde wegen); De wegen in het plangebied zijn bestemd met Verkeersdoeleinden met verharde wegen. Ze zijn bestemd voor de ontsluiting van het omliggende gebied en voor landschappelijke doeleinden in de vorm van bijvoorbeeld laanbeplantingen Vw(f): Verkeersdoeleinden met fietspaden bestaand. Het fietspad langs het Drongelens Kanaal is voorzien van deze bestemming Voorts loopt er nog een straalpad over de zuidwestelijke hoek van het plangebied.
3
Bestemmingsplan "Buitengebied 1994 Helvoirt", vastgesteld door de raad van de voormalige gemeente Helvoirt op 19 december 1995, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant op 16 juli 1996, Kroon: -
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ 31
Legenda Anl = Agrarisch gebied met natuur- en landschappelijke waarde (deels met boringsvrije zone waterwinning) B = Bos en verspreide houtopstanden Bn = Bosgebied met natuurwaarden tevens boringsvrije zone waterwinning Vw1 = Verkeersdoeleinden met verharde wegen
Figuur 29: Uitsnede plankaart Bestemmingsplan Buitengebied Helvoirt 1994 Beleids- en actieplan recreatie en toerisme Heusden 2004 -2010 De gemeente zoekt naar mogelijkheden om recreatie te spreiden over de gemeente naar de dorpskernen en de omgeving vanuit de vesting Heusden en de duinen. Dit kan onder andere door wandel- en fietsmogelijkheden vanuit de kernen voor de bewoners van de gemeente en recreanten van buiten het gebied. Specifiek voor het plangebied, dat is gelegen in deelgebied Langstraat van dit beleidsplan, worden kansen gezien voor recreatieve routes. Waterplan Heusden 2008 De gemeente Heusden en haar waterpartners (waterschappen Aa en Maas en De Dommel, provincie Noord-Brabant en waterleidingmaatschappij Brabant Water) hebben een integraal waterplan opgesteld. De aanleiding hiervoor was een omslag in het denken en beleid rond water gedurende de afgelopen jaren: “In plaats van voort te borduren op het vertrouwde denken in waterbeheersing door technische ingrepen, kwam de nadruk te liggen op het aansluiten op de natuurlijke potenties van het landschap en het watersysteem (duurzaamheidprincipe).” Het waterplan heeft de status van kaderstellend beleidsplan. Het plan is hierdoor een “parapluplan” voor andere gemeentelijke plannen waarin water een rol speelt. Het plan kent echter geen directe planologische doorwerking. De waterdoelen en streefbeelden dienen wel door te werken in ruimtelijke afwegingen. Het streefbeeld voor het landelijke gebied is peilbeheer en inrichting van het watersysteem afgestemd op agrarisch gebruik met een aanvaardbare wateroverlast. De waterhuishoudkundige functie is agrarisch peilbeheer (GGOR-landbouw). Het water is aantrekkelijk, helder en schoon. Structuurvisie gemeente Heusden 2008 In de structuurvisie van de gemeente Heusden is het plangebied van De Hooge Bank gelegen in een zone die deels is aangemerkt als natuurparel (ten noorden van de
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ 32
Nieuwkuijkseweg) en als landschapszone met recreatieve potenties (ten zuiden van de Nieuwkuijkseweg). In figuur 30 is een uitsnede van de visiekaart opgenomen. Het nieuwe landgoed draagt aan beide gewenste gebiedsontwikkelingen mee door het landschap en de natuurwaarden te versterken en door recreatieve potenties te benutten.
Figuur 30: uitsnede Plankaart Structuurvisie Heusden
4.4
Conclusies ten aanzien van het beleid
De vorming van nieuwe landgoed is geen bedreiging voor het Natura 2000 gebied Vlijmensch Ven. Door de inrichting van het gebied wordt aangesloten op de doelstellingen van het Vlijmensch Ven. Door de ligging, de inrichting van het landgoed qua natuur, landschap, architectuur, recreatie, cultuurhistorie en omvang van de nieuwe bebouwing past het nieuwe landgoed in het provinciale beleid. Omdat het nieuwe landgoed niet geheel voldoet aan de voorwaarden voor de vestiging van een landgoed in de GHS moet toestemming aan de provincie worden gevraagd. Het nieuwe landgoed doorkruist niet het beleid van het waterschap Aa en Maas. Het nieuwe landgoed sluit aan op de wensen van de gemeente Heusden qua ontwikkeling van natuur en landschap. Omdat het nieuwe landgoed niet past binnen de huidige bestemmingsplannen, wordt een nieuw bestemmingsplan gemaakt.
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ 33
5
Resultaten van onderzoeken
5.1
Quickscan natuurwetgeving
In Juli 2008 is door Ecologica4 een quickscan natuurwetgeving uitgevoerd. Er is gekeken naar het eventueel voorkomen van beschermde flora en fauna in het plangebied en er is getoetst aan groene gebiedswetgeving. Het rapport geeft aan of nader onderzoek en een ontheffingsaanvraag noodzakelijk is. In deze paragraaf zijn de resultaten van het onderzoek samengevat en de conclusies weergegeven. Het rapport is als een bijlage bijgevoegd. Soortbescherming Planten Er zijn alleen algemeen beschermde planten in het gebied waargenomen. Voor deze soorten geldt voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting een vrijstelling. Het is dus niet nodig een ontheffing aan te vragen. Zoogdieren In het gebied is een aantal algemeen beschermde grondgebonden zoogdieren waargenomen, waarvoor een vrijstelling geldt. Daarnaast is de strenger beschermde eekhoorn in het gebied te verwachten, en komt de streng beschermde das er voor. Er wordt afgeraden om wandel- of fietspad langs het westelijk gelegen bos aan te leggen. Voor de eekhoorn zijn er geen negatieve effecten van de maatregelen te verwachten. Voor de das kunnen de maatregelen wel enige verstoring veroorzaken. Door af te zien van een fietspad grenzend aan het bos, de maatregelen in tijd te spreiden over de verschillende gebieden, geen of slechts in beperkte mate gebruik te maken van bouwlampen en de verlichting van het toekomstige landgoed zo gering mogelijk te houden, zijn er hiervan geen wezenlijke effecten op de das te verwachten. Daarnaast zou vooral de aanwezigheid van honden en mensen bij de burcht en in het foerageergebied voor verstoring kunnen zorgen. Deze verstoring dient zo beperkt mogelijk gehouden te worden (zie aanbevelingen). Er is voor de grondgebonden zoogdieren, indien gehoor wordt gegeven aan de gedane aanbevelingen, geen ontheffing noodzakelijk. Er kan een aantal beschermde vleermuissoorten in het onderzoeksgebied voorkomen. Door de maatregelen zullen geen rust- en verblijfplaatsen verstoord worden, ook foerageergebieden worden niet of nauwelijks aangetast. Wanneer er geen houtsingels worden verwijderd zullen ook eventuele vliegroutes niet of nauwelijks aangetast worden. Voor vleermuizen is dan ook geen ontheffing noodzakelijk. Vogels Er zijn geen jaarrond beschermde nesten aangetroffen in de bomen die wellicht gekapt gaan worden voor de aan te leggen zichtlijn en oprijlaan. Het is wel noodzakelijk maatregelen die van invloed zijn op broedvogels buiten het broedseizoen uit te voeren, aangezien een ontheffingsaanvraag voor broedvogels vrijwel niet haalbaar is. Amfibieën Er is een aantal beschermde amfibieënsoorten in het gebied aangetroffen of te verwachten binnen het plangebied. Het betreft hier echter allemaal algemeen beschermde soorten waarvoor voor de maatregelen een vrijstelling geldt.
4
Ecologica, Quickscan Natuurwetgeving Nieuw Landgoed – Vlijmen Fase 1, juli 2008
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ 34
Reptielen In het gebied is de levendbarende hagedis enkele jaren geleden aangetroffen. Het is echter niet waarschijnlijk dat de maatregelen een negatief effect op deze soort zullen hebben. Een ontheffingsaanvraag is hiervoor niet nodig. Ongewervelden Er is een aantal beschermde mierennesten aangetroffen. Deze soorten zijn echter algemeen beschermd, waarvoor een vrijstelling geldt voor de ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. De keizersmantel is als zwerver in het gebied aangetroffen, maar aangezien de maatregelen hierop geen effect zullen hebben, is een ontheffing aanvragen niet nodig. Het donker pimpernelblauwtje zou ook als zwerver op kunnen duiken. De kansen voor deze soort op het landgoed zullen in de toekomst echter alleen maar toenemen. Gebiedsbescherming Natura 2000 Het plangebied ligt in de buurt van twee Natura 2000-gebieden gelegen. Het Natura 2000-gebied Vlijmens Ven grenst bijna aan het plangebied. De maatregelen zijn echter van dien aard dat er vrijwel geen effecten van de maatregelen op de Natura 2000gebieden wordt verwacht: • Er is geen verlies aan oppervlakte aan Natura 2000-gebieden. • Door afname van de mestdruk en het afnemen van pesticiden- en herbicidengebruk neemt de chemische druk af. • Extra verstorende werking door autoverkeer wordt niet verwacht. • Een wezenlijke toename van recreatie in het reservaatsgebied wordt niet verwacht. • Door geen verlichting aan te brengen langs de Vendreef en de Nieuwkuijckseweg treedt geen verstoring door verlichting op Het nieuwe landgoed mag geen negatieve invloed hebben op de grondwaterstanden- en stromingen. Er moet bijvoorbeeld voldoende water in de bodem infiltreren. De ecologische samenhang van het gebied zal door de inrichting van het landgoed toenemen. Provinciaal beleid Het bos dat het centrum van het nieuwe landgoed vormt, maar daar geen deel van uitmaakt, behoort bij de EHS. Door de aanleg van het landgoed wordt de EHS in geringe mate verstoord door verlichting, geluid en betreding. Een wezenlijk effect op de natuurwaarden wordt niet verwacht. Voor deze aantasting wordt in ruime mate gecompenseerd door de aanleg van nieuwe natuur. Er dient wel toestemming te worden aangevraagd bij de provincie conform 'toetsingskader' nieuwe landgoederen. Door de aanleg van het landgoed wordt niet voldaan aan de ‘maximale rust’ die wordt gesteld voor overige bos en natuurgebieden binnen de GHS. Er wordt niet verwacht dat er een wezenlijke aantasting van de natuur plaatsvindt door de aanleg van het landgoed. Er dient hiervoor wel toestemming te worden aangevraagd bij de provincie conform 'toetsingskader' nieuwe landgoederen. Het plangebied maakt deel uit van een RNLE-landschapsdeel. Door de aanleg van het landgoed worden de criteria voor een RNLE-landschapsdeel echter niet aangetast. Het plangebied is aangewezen als leefgebied voor weidevogels, zwanen en ganzen. Volgens een notitie van Ecologica5 (zie bijlage) is het plangebied tussen het Drongelens kanaal en de Nieuwkuijkseweg niet geschikt voor weidevogels omdat het droog is, intensief wordt beheerd en monotoon is en vanwege het besloten karakter. Het gebied ten noorden van de Nieuwkuijkseweg krijgt in het plangebied een gunstige aanpassing door het bloemrijke grasland en de extra sloten. Ter plekke zou de locatie voor kieviten
5
Ecologica, Notitie gebiedenwetgeving Landgoed De Hooge Bank, 28 april 2009
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ 35
negatief kunnen worden beïnvloed, maar op grotere schaal gezien is er voor deze vogel voldoende afwisseling. Het plangebied valt in het leefgebied voor dassen. De inrichting van het plangebied is zodanig dat de dassenburcht niet verstoord wordt. Door de extensivering van het gebruik van het gebied en de toename van de structuurdiversiteit zal de kwaliteit als fourageergebied voor de dassen toenemen. Ook Natuurmonumenten ondersteunt het standpunt dat de ontwikkeling van het plan een bijdrage levert aan de natuurwaarden6. Conclusies Het oorspronkelijke plan is op enkele punten aangepast om de verstoring van soorten te verminderen. Het fiets- en wandelpad te westen van het westelijke bos is daarom vervallen. Vanwege de fourageermogelijkheden worden er in de nieuwe beplanting fruitbomen opgenomen. Mits voldaan wordt aan enkele aanbevelingen in het onderzoek, hoeven her geen ontheffingen te worden aangevraagd. Het nieuwe landgoed heeft positieve effecten op het Natura 2000-gebied. Door een geringe aantasting van de EHS en omdat niet geheel wordt voldaan aan de voorwaarden voor de GHS moet de provincie om toestemming worden gevraagd conform het toetsingskader nieuwe landgoederen. Bij het uitvoeren van de maatregelen is het, met inachtneming van de gemaakte kanttekeningen en gedane aanbevelingen, niet nodig een ontheffing aan te vragen in het kader van de flora- en faunawet. De aanbevelingen voor de das moeten dan wel strikt nageleefd worden. Daarnaast dient de zorgplicht in acht genomen te worden. Het landgoed zou mogelijk enige verstoring kunnen veroorzaken voor het Habitatrichtlijngebied Vlijmens Ven via grond- of oppervlaktewater. Dit punt is besproken met het waterschap. Het waterschap is van mening dat er geen negatieve invloed is. 5.2
Archeologisch onderzoek
In Juli 2008 is door ArcheoPro 7 een quickscan naar archeologische waarden uitgevoerd. In deze paragraaf zijn de resultaten van het onderzoek samengevat en de conclusies weergegeven. Het rapport is als een bijlage bijgevoegd. Methode Tijdens het bureauonderzoek wordt door de bestudering van beschikbare bronnen, kennis vergaard omtrent de bodem en geologie van het onderzoeksgebied en de hierin bekende en te verwachten archeologische waarden. Aan de hand van de resultaten van het bureauonderzoek kan de beste aanpak voor het veldonderzoek worden bepaald. Geomorfologie, aardkunde en bodem Tijdens het Midden-Pleistoceen (de periode van de ijstijden) vormden de Maas en de Rijn vlechtende rivieren met talrijke stroomgeulen waarin en waarlangs rivierzand en grind werd afgezet. Gedurende de laatste ijstijd kon de wind grote hoeveelheden zand kon verplaatsen vanuit het Noordzee-bekken over grote delen van Nederland. In de laagste delen van het landschap vond vanaf het begin van het Holoceen veengroei plaats.
6
Vereniging Natuurmonumenten, brief 24 februari 2009 7 Archeopro, ArcheoPro Archeologische rapport Nr 874, Hooge Bank, Nieuw Kuijk Gemeente Heusden Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O); Bureauonderzoek, mei 2009
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ 36
Tijdens hoge waterstanden van de Maas werden met name de laagste delen van het dekzandlandschap overstroomd. Hierdoor is ten noorden van het plangebied een vlakte van ten dele verspoelde dekzanden ontstaan. Het plangebied zelf ligt volgens de geomorfologische kaart op een vlakte die is ontstaan door afgraving of egalisatie. Temidden van de verschillende delen van het plangebied, geeft de geomorfologische kaart de ligging van een dekzandrug aan. Deze hoogte gaat abrupt over in aanzienlijk lager gelegen terreindelen. Met name ten noorden en ten westen van de dekzandrug is dit in extreme mate het geval. De hoogteverschillen bedragen hier ruim een meter. Dit vormt een duidelijke aanwijzing dat de vlakte waarop het plangebied ligt, inderdaad is ontstaan door afgraving. De door afgraving ontstane vlakte vormde oorspronkelijk een dekzandrug die vrijwel het gehele centrale en zuidelijke deel van het onderzoeksgebied besloeg. In het centrale deel van het onderzoeksgebied resteert hiervan nog slechts de hoogte die wordt omsloten door de delen van het plangebied. Volgens de bodemkaart bestaan de bodems op de vlakte van ten dele verspoelde dekzanden ten noorden van het plangebied, uit gooreerdgronden die zijn ontstaan in leemarm en zwaklemig fijn zand. Goor is een oude Nederlandse naam voor vochtige laagte. Op de zuidelijke delen van het plangebied geeft de bodemkaart de aanwezigheid van veldpodolgronden aan. Historie Historisch geografisch gezien maakt het plangebied deel uit van het gebied van de Baardwijkse overlaat. De waarde wordt op de provinciale Cultuurhistorische waardenkaart als redelijk hoog bestempeld. De overlaat bestaat uit een lager gelegen open landschap met ruim opgezette verkaveling, het grootste deel van de aanplant dateert uit de 1950-1960. De beplanting langs de Nieuwkuijkseweg door het bos is als historisch groen met een redelijk hoge waarde aangemerkt. Het betreft een laanbeplanting van zomereik, ruwe berk, Amerikaanse eik en Hollandse linde uit 1896-1905. Archeologie Volgens de Indicatieve Kaart Archeolgische Waarden (IKAW) ligt het plangebied voornamelijk in een zone met een lage trefkans op archeologische waarden. Aan weerszijde van de Nieuwkuijkseweg zijn stukken aangewezen met een middelhoge trefkans. In figuur 31 is dat te zien.
9 Figuur 31: Kaart IKAW trefkans archeologische waarden In het plangebied en in de omgeving is een beperkt aantal archeologische waarnemingen gedaan. In de directe omgeving zijn er 4 waarnemingen (zie ook figuur 32). Verder is
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ 37
door de Heemkundekring Onsenoort aangegeven dat er nog enkele niet-vermelde vondsten zijn gedaan.
Figuur 32: vindplaatsen archeologische voorwerpen Op basis van de gegevens omtrent archeologische waarden kunnen er archeologische vondsten in het gebied zijn vanaf de Midden-Paleolithicum. Deze zullen naar verwachting diep gelegen zijn, omdat er uitgebreide verstoringen van de bodem zijn. Mogelijke vondsten zijn afhankelijk van de plekken waar de bodem nog intact is. Om vast te stellen waar de bodem intact is, zullen boringen moeten worden verricht: in het noordelijke plangebied extensief omdat hier is afgegraven. In het zuidelijke deel meer intensief omdat hier waarschijnlijk minder verstoring is opgetreden. Archeologische verwachtingen Op basis van de bekende gegevens omtrent archeologische waarden in het gebied is de conclusie dat binnen het onderzoeksgebied archeologische vondsten aanwezig kunnen zijn die dateren uit alle perioden vanaf het Midden-Paleolithicum. Voor het plangebied geldt dan ook een hoge verwachting voor archeologische waarden uit deze perioden. Het plangebied is aanzienlijk verlaagd. De potentiële aanwezigheid van archeologische resten binnen het plangebied, is volledig afhankelijk van de mate waarin de bodem nog intact is. Met name op het noordelijke en het westelijke deel van het plangebied, lijkt de kans op de aanwezigheid van zones met een nog deels intacte bodem, klein. Volgens het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel geldt voor het plangebied een hoge verwachting voor wat betreft de aanwezigheid van archeologische resten uit de Steentijd tot en met de IJzertijd. De eventuele aanwezigheid van archeologische sporen uit deze perioden is echter in hoge mate afhankelijk van de mate van bodemverstoring. Deze dient dan ook door middel van booronderzoek te worden vastgesteld (zie figuur 33).
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ 38
Figuur 33: plaatsen nader onderzoek Aanvullend veldonderzoek Naar aanleiding van de conclusies in de rapportage van het bureau-onderzoek, heeft Archeopro een veldonderzoek uitgevoerd8. Het rapport is als bijlage bijgevoegd. De resultaten van het booronderzoek bevestigen de op basis van de resultaten van het bureauonderzoek veronderstelde ingrijpende bodemverstoring op het noordelijke en het westelijke deel van het plangebied. Zowel het booronderzoek als de op deze beide terreindelen uitgevoerde oppervlaktekartering, hebben geen archeologische indicatoren opgeleverd. In de noordoosthoek van het zuidelijke terreindeel is de bodem nog enigszins intact. Om de kans op het aantreffen van archeologische indicatoren zo groot mogelijk te maken zijn op dit terreindeel boringen gezet met zowel een zandguts als een megaboor. Ondanks het zeven van het met de megaboor opgeboorde materiaal, zijn ook hier geen archeologische indicatoren aangetroffen. De op het centrale deel van het zuidelijke terreindeel uitgevoerde oppervlaktekartering, heeft evenmin archeologische indicatoren opgeleverd. Conclusie Gezien de over het geheel genomen, ingrijpende bodemverstoring en het ontbreken van archeologische indicatoren, geven de resultaten van het veldonderzoek geen aanleiding om archeologisch vervolgonderzoek te adviseren. Evenmin zijn tijdens het onderzoek archeologische resten aangetroffen waarmee tijdens de verdere planvorming of bij de uitvoering van de geplande werkzaamheden rekening zou moeten worden gehouden.
8
Archeopro, Archeologische rapport Nr. 952, Hooge Bank Heusden, gemeente Heusden, Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O); Oppervlaktekartering en karterend booronderzoek, mei 2009
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ 39
5.3
Infrastructuur, watergangen, riolering, kabels en leidingen
De Nieuwkuijkseweg en Honderdbunderweg komen samen in het plangebied. Beide zijn belangrijke verbindingswegen tussen de kernen in het gebied. Een fiets, -voetpad ligt langs het Drongelens Kanaal. Het kanaal kan gebruikt worden om te roeien en kanovaren. De hoofdfunctie van dit kanaal is afwatering. Het kanaal is niet geschikt voor scheepvaart. Langs het gebied lopen enkele watergangen. Binnen het gebied zijn geen watergangen voor de afwatering.
Figuur 34: leidingstraten
plangebied
met
Door het plangebied lopen geen leidingen voor het riool. Indien er woningen worden gebouwd in het gebied, dan moet er riolering met een gemaal worden aangelegd. Door het plangebied lopen geen kabels en leidingen. Over het zuidwestelijk deel van het gebied loopt een straalpad. 5.4
Milieuaspecten en externe veiligheid
Externe veiligheid en transportroutes Voor beschouwing van externe veiligheidsrisico’s zijn de aanwezige risicobronnen, veroorzaakt door gevaarlijke stoffen, van belang. In dit kader zijn de risicovolle inrichtingen, buisleidingen en transportassen (wegen, spoor en water) in (de omgeving van) het plangebied onderzocht. Externe veiligheidsrisico’s worden beheerst door het creëren van voldoende afstand van de risicobron tot (beperkt) kwetsbare bestemmingen zoals bijvoorbeeld woningen en scholen, het beperken van bevolkingsdichtheden in de nabijheid van de risicobron, of het reduceren van de risicobron. Echter, in veel gevallen zal er ook na het treffen van maatregelen, een restrisico blijven bestaan. De mate van het restrisico dat in Nederland als acceptabel wordt gevonden is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) en wordt uitgedrukt in het Plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Uit het onderzoek (bron Risicokaart Brabant) en telefonisch contact met de gemeente is gebleken dat er geen BEVI-inrichtingen binnen een straal van 500 m van het plangebied liggen. Er geldt in deze dan ook geen verantwoordingsplicht en nader onderzoek naar het externe veiligheidsrisico van transport van gevaarlijke stoffen over spoor, water of
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ 40
buisleidingen wordt niet nodig geacht. De afstand van de aanwezige bedrijven in de omgeving is voldoende om aan de richtafstanden op grond van de VNG publicatie Bedrijven en Milieuzonering. Luchtkwaliteit Op 15 november 2007 is een nieuw wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen van kracht geworden door de inwerkingtreding van de Wet luchtkwaliteit. De hoofdlijnen van de nieuwe regelgeving zijn te vinden in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de wet Milieubeheer. Door deze wijziging zijn het Besluit luchtkwaliteit 2005 en het Meet- en rekenvoorschrift bevoegdheden luchtkwaliteit 2006 komen te vervallen. Daarvoor in de plaats is een aantal nieuwe Ministeriële regelingen en Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB’s) van kracht geworden, waaronder de AMvB ‘Niet in Betekenende mate' (NIBM). Een belangrijk verschil met het oude Besluit luchtkwaliteit 2005 is een flexibele koppeling tussen ruimtelijke ontwikkelingen en luchtkwaliteit. Projecten die ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreinigingen hoeven niet meer afzonderlijk getoetst te worden aan de wettelijke luchtkwaliteitsnormen (in de vorm van grenswaarden). Het begrip NIBM is uitgewerkt in het Besluit ‘Niet in betekenende mate bijdragen’ en de Regeling ‘Niet in betekenende mate bijdragen’. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Daarin is bepaald dat woningbouwlocaties met een netto toename van minder dan 500 woningen met één ontsluitingsweg niet nader hoeven te worden onderzocht en wanneer het verkeer zich gelijkmatig verdeelt over twee ontsluitingswegen hoeven woningbouwprojecten met een netto toename van minder dan 1000 woningen niet nader te worden onderzocht. Doordat bij deze planontwikkeling de netto toename minder dan 500 woningen bedraagt, valt dit project onder de regeling NIBM. Onderzoek naar de effecten van het project op de luchtkwaliteit is derhalve wettelijk gezien niet (meer) noodzakelijk. De luchtkwaliteit ter plaatse vormt derhalve geen belemmering voor de voorgenomen planontwikkeling. Wet geluidhinder wegverkeerslawaai Het toetsingskader voor het geluidsniveau op de gevels van woningen is vastgelegd in de Wet geluidhinder. De wet kent een ondergrens (de voorkeursgrenswaarde) en een bovengrens (de maximaal toelaatbare geluidbelasting). Ligt de geluidbelasting onder de ondergrens, dan gelden er in het geheel geen beperkingen. Wanneer de geluidsbelasting hoger is dan de bovengrens, mogen er geen geluidgevoelige functies worden gerealiseerd. Ligt de geluidbelasting in de bandbreedte tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximaal toelaatbare geluidbelasting, dan kunnen mogelijk reducerende maatregelen worden getroffen. Wanneer dergelijke maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn of onoverkomelijke bezwaren met zich meedragen, kan door middel van een zogeheten ‘hogere waarde procedure’ Burgemeester en Wethouders een ontheffing verlenen. De gemeente Heusden heeft een verkeersprognose verstrekt voor het jaar 2020. Op basis hiervan is de met behulp van Standaard rekenmethode I de geluidcontour van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB vastgesteld. Zie figuur 35. De nieuw te realiseren geluidgevoelige bestemmingen liggen ruim buiten de 48 dB contour. Hiermee vormt wegverkeerslawaai geen belemmering voor de planontwikkeling. De berekeningen zijn opgenomen in bijlage 1.
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ 41
Figuur 35: berekeningsresultaten geluidcontouren Weg 48 dB Lden* contour in [m] Honderdbunderweg 23,5 Nieuwkuijkseweg noordelijk 37,6 deel Nieuwkuijkseweg zuidelijk 46,4 deel *Incl. aftrek artikel 110g Wgh Militaire laagvlieggebieden In het plangebied bevindt zich een militair laagvlieggebied. In militaire laagvlieggebieden is het helikopters en propellervliegtuigen toegestaan om lager te vliegen dan de reguliere minimumvlieghoogte. Het plaatsen van obstakels hoger dan 30 meter in dit gebied wordt door de Luchtmacht niet als wenselijk beschouwd. De realisatie hiervan zal echter niet actief worden tegengehouden. Obstakels als windturbines en antennemasten moeten echter wel voorzien worden van de voorgeschreven markeringen en obstakelverlichtingen. Het bestemmingsplan bevat overigens geen mogelijkheden voor bouwwerken van 30 meter of hoger. Stankcirkels agrarische bedrijven Voor rundveehouderijen dient dit ten opzichte van verspreid liggende burgerbebouwing minimaal 50 meter te zijn. De afstand tussen intensieve veehouderijen en burgerbebouwing is afhankelijk van het aantal mestvarkeneenheden. De veehouderijbedrijven binnen de gemeente Heusden liggen op 650 tot 750 meter afstand van het nieuwe landgoed. De dichtstbijzijnde bedrijven in de gemeente Haaren en de gemeente Vught liggen op ongeveer 1500 meter afstand en worden eerder belemmerd door bestaande bebouwing in de omgeving, dan door het geplande landgoed. Deze vormen dus geen belemmering (bron: gemeente Heusden). 5.5
Watertoets
5.5.1 Fysieke omstandigheden waterhuishouding Door de hoogteverschillen komen in het gebied meerdere grondwaterstanden voor. Uit de Bodemkaart van Nederland, blad 45 West [Stichting voor Bodemkartering, 1984] blijkt dat in noordelijke deel van het landgoed grondwatertrap IV voorkomt (GHG > 40, GLG 80 tot 120 cm beneden maaiveld). Noordelijk van het projectgebied is het natter (Gwt III*), wat gunstig is voor de beoogde natte schraalgraslanden van het Vlijmensch Ven. In het zuidelijke deel van de locatie bevindt zich de diepe grondwaterstand VI (GHG 40 tot 80, GLG > 120 cm beneden maaiveld). Juist er hoogte van de geplande bebouwing komt zelfs grondwatertrap VII voor (GHG > 80, GLG > 160 cm beneden maaiveld). In figuur 36 zijn de grondwatertrappen van de bodemkaart weergegeven.
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ 42
Figuur 36: Begrenzing gebieden met grondwatertrappen (rode lijnen) Uit de jongste Grondwaterkaarten [Dienst Grondwaterverkenning, TNO, 1983] blijkt dat in 1979 de diepe grondwaterstroming noord-noordoostelijk is gericht. Juist ter hoogte van de geplande bebouwing loopt de lijn met een stijghoogte van 3,0 meter boven NAP. Het meest noordelijke deel van het landgoed snijdt de 2,0 meter boven NAP-lijn aan.
Figuur 37: Bodemhoogtes ten opzichte van NAP In het noordelijk deel van het plangebied zijn geen meetgegevens van het freatische grondwaterpeil bekend. Vanuit de grondwatertrappen kan worden afgeleid dat het grondwaterpeil fluctueert tussen 1,5 en 2,5 meter boven NAP. Aangezien de jongste meetgegevens van 1979 aangeven dat de diepe grondwaterstanden in het noordelijk deel zich tussen 2,0 en 2,5 meter boven NAP bevinden, zal er in de meeste gevallen enige kwel zijn vanuit het eerste watervoerende pakket naar de deklaag, hoewel door de dikte van de deklaag (ongeveer 17 meter) de merkbaarheid daarvan nihil is. Enkele honderden meters noordelijker is de freatische grondwaterstand lager, dus komt in het laagste deel van het Vlijmensch Ven kwel voor.
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ 43
De freatische grondwaterstanden in het zuidelijk deel van het projectgebied zijn sterk afhankelijk van het peil in het Drongelens Kanaal. Omdat zowel het maaiveld als de stijghoogten van het diepe grondwater in het zuidelijk deel hoger zijn dan in het noordelijk deel, is ook hier eerder enige kwel dan inzijging te verwachten, maar ook hier is de merkbaarheid vanwege de kleine stijghoogteverschillen en de dikte van de deklaag nihil. 5.5.2 Watertoets Invloed van het project op de plaatselijke waterhuishoudkundige situatie Het noordelijk deel van het projectgebied is gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied, waardoor de grondwaterbeheerder (provincie) aanvullende kwalitatieve eisen stelt in de Provinciale Milieu Verordening (PMV). In dit gebied is de aanleg van een fietspad en natuur voorzien, wat niet conflicteert met de PMV. Er is ruimte in en rondom het plan om “Water als kans” te zien. Uit de waterkansenkaart blijkt dat op de locatie waar bebouwing is voorzien op het nieuwe landgoed, weinig maatregelen nodig zijn om hydrologisch neutraal te bouwen. Het noordelijke puntje van het landgoed valt binnen de buffer voor een natte natuurparel (Vlijmensch Ven). In het noordelijk deel van het landgoed is hydrologisch neutraal bouwen niet mogelijk zonder ingrijpende maatregelen. In het plan is hier ook geen nieuwe bebouwing voorzien. Rondom de geplande bebouwing zijn volgens de waterkansenkaart voor hydrologisch neutraal bouwen weinig maatregelen nodig. Bij de inrichting, het bouwen en het beheer van de gebouwen wordt het milieu belast. De locatie en de omvang zijn niet van dien aard dat specifieke aandachtspunten te verwachten zijn vanuit het Emissiebeheersplan van het waterschap. Vanwege de geringe breedtes van de paden en wegen in relatie tot de hoogte ten opzichte van het grondwater en de goede doorlatendheid van de bodem, wordt gesteld dat het afstromende water van wegen en paden direct naast die elementen zonder problemen in de grond kan trekken. Als gevolg van de grondwaterstanden en de bodemhoogten van het noordelijke projectdeel, die variëren van 3,0 tot 3,5 meter, zijn geen nadelige gevolgen te verwachten van de geplande maatregelen op het grond- en oppervlaktewater of omgekeerd. In het zuidelijk deel van het projectgebied vragen enerzijds de geplande waterpartijen en anderzijds de geplande bebouwing om een nadere beoordeling met betrekking tot water. Waterpartijen Het is bekend dat in het gebied sterke fluctuaties van de grondwaterstand voorkomen mede als gevolg van de peilwisselingen in het Drongelens Kanaal in relatie tot de goede doorlatendheid van de bodem. Open water vlakt per definitie grondwaterstandschommelingen af, omdat de hoeveelheid water in de bodem circa 30% is en in open water vanzelfsprekend 100%. Open water verdampt tevens minder water dan landbouwgewassen. In die zin zorgt open water ook voor minder verdroging. De beoogde natuur met heide, struiken en bomen die behoren bij schrale droge gronden dragen ook nauwelijks bij aan verdere verdroging en vormen in ieder geval een verbetering ten opzichte van landbouw. Bebouwing en erven Vuil water en schoon hemelwater worden geheel gescheiden verwerkt. Het vuile water wordt via de riolering verwerkt. Het schone hemelwater van daken en erven wordt binnen het plangebied opgevangen in kleine laagtes nabij de verharding, ook wel wadi’s genoemd, waarna het door infiltratie in de bodem kan trekken.
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ 44
In de plannen wordt vooral gewerkt met grind en half verharde parkeerplaatsen, erven en paden. Hiervan zal geen extra afstroming plaatsvinden. Per woning wordt rekening gehouden met maximaal 150 m2 bebouwing en maximaal 150 m2 terrassen en volledig verharde parkeerplaatsen. In totaal dus 1.200 m2 extra verhard oppervlak. Door het waterschap wordt aangenomen dat bij een bui die eens in de 10 jaar voorkomt (T=10), 54 mm neerslag valt binnen 4 uur tijd. De te realiseren waterbergingsruimte bij dit plan is dus 65 m3. Vanwege de kleinschaligheid van het plan is ervoor gekozen de berekening van de infiltratiecapaciteit achterwege te laten en te kiezen voor volledige berging van deze hoeveelheid water in wadi’s, waarna natuurlijk infiltratie kan plaatsvinden. De bodemhoogte in de omgeving van de woningen is ongeveer 4,0 meter boven NAP en de grondwaterstanden variëren tussen 2,0 en 3,0 meter, zodat geen enkele nadelige invloed van het grondwater is te verwachten bij het infiltreren van water. De wadi’s kunnen per woning of gecombineerd worden aangelegd. In aansluiting op het landelijke beleid (Nota Waterhuishouding 4, Waterbeheer 21e eeuw) wordt voldaan aan de afwegingsstappen “hergebruik - infiltratie - buffering - afvoer”, afgeleid van de trits “vasthouden - bergen - afvoeren”. Hergebruik van hemelwater wordt voornamelijk overwogen bij grootschalige voorzieningen als scholen, kantoorgebouwen en dergelijke. Voor kleinere initiatieven wordt dit, ook gezien de landelijke ervaringen met grijswatersystemen, niet gestimuleerd. In het plan wordt hydrologisch neutraal gebouwd: de hydrologische situatie blijft minimaal gelijk aan de uitgangssituatie. De natuurlijke GHG (Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand) wordt niet verlaagd. Waterkering De dijk van het kanaal valt in de categorie overige waterkeringen. Dat betekent dat er niet in de dijk zelf mag worden gegraven en ook niet te dicht bij de dijk om verzakking te voorkomen. Wat de keur waterkeringen betreft ligt onze invloed tot de teen van de dijk. Ten aanzien van water heeft overleg plaatsgevonden met een medewerker van waterschap Aa en Maas 5.6
Planschaderisico-analyse
Het adviesbureau Milon bv heeft een planschaderisico-analyse uitgevoerd voor de ontwikkeling van het landgoed 9. Bij de beoordeling van planschade is het van belang om te kijken naar de huidige planologische situatie voor belanghebbenden in vergelijking met het nieuwe planologische regime. Het is duidelijk dat het regime verandert. Dan moet de vraag worden beantwoord of de planologische wijziging een verslechtering inhoudt voor belanghebbenden. Daartoe zijn de volgende planschadefactoren beoordeeld: • toename verkeers- en parkeerhinder • toename geur, geluid, stof/verslechtering luchtkwaliteit en gevaar; • aantasting van privacy; • vermindering van uitzicht; • vermindering van lichtinval en schaduwwerking; • ontstaan ongunstiger ligging door wijziging oorspronkelijke karakter van het gebied. Uit de analyse komt naar voren dat het niet reëel is om te veronderstellen dat belanghebbende omwonenden en bedrijven een gegronde planschadeclaim kunnen indienen. Van het ontstaan van een planologisch nadeliger situatie is geen 9
Milon bv, Planschaderisico-analyse ten behoeve van de realisatie van landgoed De Hooge Bank te Heusden, 20 mei 2009
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ 45
sprake. De rapportage is als bijlage bijgevoegd. 5.7
Economische uitvoerbaarheid
De financiële haalbaarheid van de aanleg van het landgoed is getoetst door Biemans Accountants b.v.10 Zij komt tot een positief oordeel. Haar oordeel is gebaseerd op een analyse van de verwachte baten en de lasten van het project, waarbij gebruik is gemaakt van waarderingscijfers van een taxateur alsmede kostenramingen door gespecialiseerde adviesbureaus. Rekening houdend met een getaxeerde opbrengstwaarde van € 2.400.000 voor vier bouwpercelen voor woningen met bijbehorende natuur, komt Biemans Accountants b.v. tot een batig saldo voor de initiatiefnemer van € 267.176. In de opbrengst is rekening gehouden met het vestigen van een kwalitatieve verplichting voor de toekomstige eigenaren van de woningen ter zake de instandhouding van het landgoed. De gekapitaliseerde waarde van deze verplichting is geraamd op circa € 90.000. De totale projectkosten voor de initiatiefnemer worden inclusief de kosten van de inrichting van de natuur en voorzieningen, advieskosten, leges, financieringslasten en belastingen, geraamd op circa € 950.000. Aangezien de door de initiatiefnemer in te brengen landbouwgrond slechts in beperkte mate is gefinancierd, is de totale financieringsbehoefte voor de realisatie van het landgoed beperkt. Dit zal het verkrijgen van een externe financiering sterk vereenvoudigen.
10
Biemans Accountants b.v., Exploitatieprognose Landgoed ‘De Hooge Bank’, 5 juni 2009
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ 46
6.
Juridische plantoelichting
6.1.
Algemeen
De juridische opzet van het bestemmingsplan Het beleid zoals dat in de voorgaande hoofdstukken is beschreven, is vertaald in dit bestemmingsplan. Het juridisch bindende gedeelte bestaat uit de plankaart en de regels, aan de toelichting komt geen zelfstandige betekenis toe. De grondslag van de juridische opzet is het handboek van de gemeente Heusden. Ook bij de inhoud van de bestemmingen is het handboek bepalend geweest. Plankaart De plankaart is opgesteld conform SVBP 2008. De volgorde van de bestemmingen die in de legenda is weergegeven komt overeen met de volgorde van de bestemmingen die in de regels is aangehouden. Regels De regels zijn opgesteld conform de SVBP 2008. De regels zijn als volgt opgebouwd: • • • •
Hoofdstuk 1 bevat de begrippen en een bepaling over de manier waarop de in het plan genoemde maten moeten worden bepaald; Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingsregels, hierop zal in par. 7.3. nader worden ingegaan; Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, die voor alle bestemmingen uit hoofdstuk 2 gelden; Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotregels.
6.2.
De plankaart (geometrische plaatsbepaling)
De plankaart ofwel de geometrische plaatsbepaling, heeft als doel het aangeven van het werkingsgebied van het bestemmingsplan en vervolgens om de bestemmingen van de gronden aan te geven. Op de plankaart zijn aan het plangebied 5 bestemmingen toegekend. Deze worden nader omschreven in de volgende paragraaf. Daarnaast zijn op de plankaart aanduidingen aangegeven. Een belangrijke aanduiding is het bouwvlak, waarbinnen de gebouwen gerealiseerd dienen te worden. Ook de goot- en bouwhoogten van de hoofdgebouwen is op de plankaart binnen de bouwvlakken weergegeven met een zgn “maatvoeringsaanduiding”. 6.3.
Bestemmingen
De indeling van de bestemmingen Conform SVBP 2008 is er in alle bestemmingen een vaste volgorde is gehanteerd, te weten: • Bestemmingsomschrijving, hierin is aangegeven waarvoor de gronden gebruikt mogen worden. Er is aangegeven waar deze gronden voor bestemd zijn, welke functies daaraan ondergeschikt zijn en welke voorzieningen daarbijhoren. • Bouwregels, hierin is aangegeven wat er op de gronden binnen de betreffende bestemming mag worden gebouwd. Er is in elke bestemming een onderscheid gemaakt tussen bouwmogelijkheden voor gebouwen en bouwmogelijkheden voor
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ 47
• • • •
•
bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Onder een bouwwerk wordt verstaan: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt op of in de grond. Onder een gebouw wordt verstaan: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. Deze begrippen zijn in het bestemmingsplan gedefinieerd (artikel 1). Ontheffing van de bouwregels. Het gaat hier bijvoorbeeld om de verhoging van de goot- en/of bouwhoogte. Specifieke gebruiksregels. Hierin wordt aangegeven wanneer er sprake is van een gebruik, strijdig met de bestemming, of wanneer dat juist niet zo is. Ontheffing van de gebruiksregels. Hierin wordt aangegeven voor welke vormen van gebruik ontheffing kan worden verleend. Aanlegvergunningen. Hierin is aangegeven voor welke werken en werkzaamheden het verboden is zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) deze te uit te voeren of te doen uitvoeren. Aanlegvergunningen gelden niet voor alle bestemmingen. Wijzigingsregels. Deze geven aan of een bestemming in een andere bestemming kan worden gewijzigd.
Artikel 3 Natuur Het landgoed kent twee verschillende natuurdoeltypen, namelijk grasland bos met heide en waterpartijen. Gelet op de bestaande en de te ontwikkelen natuurwaarden, is het belangrijk dat deze natuurdoeltypen ook op de betreffende plekken worden gerealiseerd. Het zou niet goed zijn als het bestemmingsplan de aanleg van bos in het weidevogelgebied mogelijk maakt. Daarom is binnen de bestemming Natuur gewerkt met twee gebiedsaanduidingen: de aanduiding “specifieke vorm van waarde – bos, heide en waterpartijen” voor bos, bosranden, laanbeplantingen en solitaire bomen, heide, waterpartijen; de aanduiding “specifieke vorm van waarde – grasland, waterpartijen en – oevers” voor grasland, watergangen en –poelen; oevers; Daarnaast kunnen binnen deze bestemming een parkeerterrein worden gerealiseerd (ter plaatse van de aanduiding parkeerterrein en een fietspad worden aangelegd (ter plaatse van de aanduiding
Artikel 4 Verkeer De openbare wegen in het plangebied zijn voorzien van deze bestemming. Binnen de bestemming Verkeer is de bouw van natuurbeschermingsvoorzieningen, zoals dassentunnels, mogelijk. Artikel 5 Verkeer - Verblijf Deze bestemming is toegekend aan de toegangsweg naar de landgoedwoningen. Deze gronden zullen hoofdzakelijk een groene inrichting krijgen, waar ook geparkeerd kan worden. Door het toekennen van deze bestemming wordt de stedenbouwkundige kwaliteit zo goed mogelijk gewaarborgd. Artikel 6 Wonen Voor de verschillende typen woningen gelden vanuit het beeldkwaliteitsplan verschillende eisen. Dit is doorvertaald in de regels door voor elk type woning een aparte aanduiding
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ 48
op te nemen. Ook zijn voor de verschillende woningen verschillende bouwaanduidingen op de kaart opgenomen. De regels bieden de mogelijkheid voor aan huis verbonden beroepen. De regels bevatten een ontheffing om mantelzorgwoningen mogelijk te maken. Opgemerkt wordt voor het laten wonen van een extra persoon in een woning geen ontheffing noodzakelijk is. In geval van inwoning woont er een extra persoon in de woning, en wordt er één gemeenschappelijke huishouding gevoerd. Er is sprake van een mantelzorgwoning wanneer er voorzieningen als een eigen badkamer, WC of keuken worden gerealiseerd, waardoor er ingevolge de jurisprudentie al snel sprake zal zijn van een extra woning, ook al is dit nog zo klein. Voor de realisatie van de mantelzorgwoning dient daarom een aanvraag om bouwvergunning ingediend te worden. Een mantelzorgwoning is te allen tijde een tijdelijke woning. Het plan voorziet niet in de mogelijkheid van paardenbakken bij woningen. Tennisbanen mogen uitsluitend op gronden met de aanduiding ´erf´ gerealiseerd worden, maar hier mogen geen hoge vangnetten of omheiningen omheen orden gebouwd. De bouw van openluchtzwembaden is toelaatbaar. Artikel 7 Waterstaat - Waterkering Deze bestemming is uitsluitend toegekend aan de plek waar het nieuw aan te leggen fietspad aanhaakt aan het fietspad over de dijk langs het Drongelens Kanaal. Deze dijk is namelijk een waterkering, en is als zodanig voorzien van een dubbelbestemming. 6.4
Inleidende regels, algemene regels en overgangs- en slotregels
De redactie van de algemene regels en de overgangsregels zijn ontleend aan het Besluit ruimtelijke ordening, en zijn daarin dwingendrechtelijk voorgeschreven. Voor de tekst is de standaardbepaling uit het SVBP 2008 overgenomen. Ook voor een deel van de begrippen en van de wijze van meten zijn de standaardbepalingen uit het SVBP 2008 overgenomen. Voorts zijn de bepalingen uit het Handboek van de gemeente Heusden overgenomen.
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ 49
7.
Resultaten van inspraak en overleg
7.1.
Inspraak
Gezien de relatief grote impact van de voorgenomen landgoedontwikkeling op het gebied, vindt het gemeentebestuur het wenselijk om inspraak te verlenen. In het kader van de inspraak zal het voornemen om medewerking te verlenen aan de ontwikkeling van Landgoed De Hooge Bank gepubliceerd worden in de lokale krant. Tijdens de periode van terinzagelegging kan iedereen een inspraakreactie kenbaar maken bij het college burgemeester en wethouders. Ook zal er een informatie- en inspraakavond worden gehouden over de voorgenomen ontwikkeling.
7.2.
Overleg
Ingevolge artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, waar nodig, overleg gepleegd te worden met besturen van gemeenten, met rijks- en provinciale diensten etc. Overleg zal worden gevoerd met: • Directie Ruimtelijke ontwikkeling en Handhaving provincie Noord-Brabant; • VROM-inspectie Regio Zuid; • ZLTO; • Natuurmonumenten; • N.V. Nederlandse Gasunie; • KPN; • Waterschap Aa en Maas.
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ 50
Regels
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ 51
Bijlagen
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ 52
Bijlage 1: Geluidsberekeningen
Berekening geluidbelasting met Standaardrekenmethode I Nieuwkuijkseweg zuidelijk deel, prognosejaar 2020
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ 53
Berekening geluidbelasting met Standaardrekenmethode I Nieuwkuikseweg noordelijk deel, prognosejaar 2020
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ 54
Berekening geluidbelasting met Standaardrekenmethode I Honderdbunderweg, prognosejaar 2020
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ 55
Bijlage 2: Notitie gebiedenwetgeving Landgoed De Hooge Bank
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ 56
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ 57
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ 58
Bijlage 3: brief Natuurmonumenten
Brief Vereniging Natuurmonumenten dd. 24-2-2009
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ 59
Voorontwerp bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ 60
Beeldkwaliteit- en inrichtingsplan Landgoed ‘De Hooge Bank’
Optifield BV Graskamp 26 4175 CZ Haaften Telefoon: 0418 - 591011 Fax: 0418 - 592565 Mobiel: 06 - 20483495 E-mail:
[email protected] Home-page: www.optifield.nl Ing. K. Koekkoek (projectleiding), Ing. I. Röell Ing. R. Olde Loohuis (ROM3D)
Drijvers Oisterwijk BV Bureau voor architectuur en stedenbouw Burgemeester Suijslaan 1 5062 EP Oisterwijk Telefoon: 013 528 20 82 Fax: 013 528 63 96 E-mail:
[email protected] Home-page: www.drijversoisterwijk.nl Ir. N. Drijvers
Opdrachtgever: De heer C. Gubbels Nieuwkuijkseweg 10 5268 LG Helvoirt
5-6-2009
2
Inhoudsopgave Inleiding ..............................................................4 1. 1.1 Inleidend........................................................ 4 1.2 Doel .............................................................. 5 1.3 Opzet van beeldkwaliteitplan............................. 5 2. Inrichtingsplan in hoofdlijnen ..............................6 2.1 Visie op het landgoed ....................................... 6 2.2 Inrichtingsvoorstel in hoofdlijnen ....................... 6 2.2 Landschapsanalyse .......................................... 7 2.2 Landschapsanalyse .......................................... 8 2.3 Onderbouwing keuze locatie bebouwing ............ 10 3. Beeldkwaliteit landschap ...................................11 3.1 Zichtlijnen .................................................... 11 3.2 Natuur & landschap ....................................... 11 3.2.1 Bos ............................................................. 11 3.2.2 Bosranden .................................................... 11 3.2.3 Heide........................................................... 13 3.2.4 Plassen ........................................................ 13
Poelen .......................................................... 13 3.2.5 3.2.6 Sloten met natuurvriendelijke oevers ................ 14 3.2.7 Bloemrijke graslanden .................................... 14 3.2.8 Park en tuinen ............................................... 15 3.2.9 Lanen........................................................... 15 3.3 Dassentunnel ................................................ 16 3.4 Perceels- en erfscheiding................................. 16 3.5 Padenstructuur .............................................. 17 3.6 Parkeerplaats ................................................ 18 3.7 Voorzieningen................................................ 18 4. Beeldkwaliteit bebouwing .................................. 20 4.1 Visie op de bebouwing .................................... 20 4.2 Hoofdhuis: “Huize Hooge Bank”. ...................... 22 4.3 Woningen ..................................................... 23 4.3.1 Woonhuis “Het Koetshuis”. ............................. 25 4.3.2 Woonhuis “De Kleine Hooge Bank”................... 26 4.3.3 Woonhuis “De Boerderij”. ............................... 27 4.4 Bijgebouwen ................................................. 28 4.5 kleuren en materialen..................................... 29 4.6 Parkeren bewoners......................................... 31
3
1.
INLEIDING
1.1
Inleidend
Vanaf 2005 wordt op initiatief van de heer C. Gubbels gewerkt aan de vorming van een nieuw landgoed aan de Honderdbunderweg en de Nieuwkuijkseweg in de gemeente Heusden. Een initiatief waarbij ruim 22 hectare landbouwgrond wordt omgevormd naar een nieuw landgoed met één landhuis en drie aan het landhuis ondergeschikte woningen. Het idee is ontstaan naar aanleiding van de vrijwillige kavelruil in dit gebied. In 2007 is voor het nieuwe landgoed De Hooge Bank een inrichtingsvoorstel gemaakt en voorgelegd aan het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Heusden. Het college heeft aangegeven achter het plan te staan en dat de verdere planologische planvorming ingegaan kan worden. Om de randvoorwaarden te scheppen voor inrichting en ontwerp van het nieuwe landgoed is dit inrichting- en beeldkwaliteitsplan gemaakt. Het inrichting- en beeldkwaliteitsplan borduurt voort op het inrichtingsvoorstel. In figuur 1 is de ligging van het nieuwe landgoed aangegeven.
Figuur 1: overzichtskaartje met locatie van het nieuwe landgoed
4
overblijven voor de toekomstige eigenaren/bewoners van de woningen om hun eigen ideeën in het ontwerp kwijt te kunnen. 1.2
Doel
Het beeldkwaliteitplan beschrijft de randvoorwaarden voor de verdere opbouw van het landgoed, de gebouwen en het landschap. Er wordt een beeld geschetst van de toekomstige situatie. De punten zijn of richtinggevend of richtingbepalend. Het beeldkwaliteitplan heeft als doel de landschappelijke en architectonische inpassing van het nieuwe landgoed in de omgeving te waarborgen. Binnen de randvoorwaarden is er voldoende vrijheid voor het verdere ontwerp van de woningen en de bijbehorende gebouwen en tuinen.
1.3
Opzet van beeldkwaliteitplan
Het beeldkwaliteitplan is op te delen in een beschrijving van de bebouwing en het landschap. Met betrekking tot het landschap geeft het beeldkwaliteitsplan een vrij nauwkeurige beschrijving van het gewenste beeld. In die zien is het als een inrichtingsplan te beschouwen. Aan landschap zijn in de nota ‘Rood voor groen, nieuwe landgoederen in Brabant’ voorwaarden verbonden. Er moet een aanzienlijk percentage nieuwe natuur worden ontwikkeld. De nieuwe natuur moet van een bepaalde kwaliteit zijn. Voor de nieuwe natuur is het beeldkwaliteitplan in detail uitgewerkt.
Figuur 2: ligging van het landgoed in vogelvlucht gezien
Van de nieuwe bebouwing die in het gebied wordt gerealiseerd mag worden verwacht dat het voldoet aan een hoge kwaliteit. Het beeldkwaliteitsplan geeft de randvoorwaarden aan voor de te ontwerpen bebouwing. Anderzijds moet er voldoende speelruimte
5
2.
INRICHTINGSPLAN IN HOOFDLIJNEN
2.1
Visie op het landgoed
Vooraf aan het opstellen van het definitieve inrichtingsplan zijn een aantal landgoederen bezocht in de provincie Brabant in de nabijheid van het nieuwe landgoed “de hoge Bank”. Deze landgoederen zijn een inspiratiebron geweest voor het nieuwe landgoed. Landgoederen hebben een aantal zaken gemeen. Op landgoederen is vaak sprake van een grote afwisseling in open, halfopen en besloten gebieden. Dit maakt het landgoed spannend. Lanen bepalen de zichtlijnen. Zichtlijnen naar open en besloten gebieden. Het bos op het landgoed is dooraderd met onverharde paden en zichtlijnen. Spannende plekken zijn te vinden op de kruispunten van de zichtlijnen en paden. Zo staat het landhuis vaak aan het eind van één van zichtlijnen. De entree naar het landhuis wordt geaccentueerd met een poort, waarna een oprijlaan naar het landgoed voert. Deze oprijlaan is aan weerzijden beplant, vaak met rhododendrons. Dit zorgt voor een statige entree. Het landhuis wordt omringd door een mooie landschappelijke tuin. De bijgebouwen zoals het koetshuis, boerderijen en schuren. liggen veelal uit het zicht, of plots in een zichtlijn of doorkijk. 2.2
Inrichtingsvoorstel in hoofdlijnen
De heer C. Gubbels heeft het initiatief genomen om aan het Drongelens kanaal een nieuw landgoed ‘De Hooge Bank’ te ontwikkelen. Het landgoed is gesitueerd in de provincie NoordBrabant, ten zuiden van de dorpen Nieuwkuijk en Vlijmen, in de gemeente Heusden. Het landgoed komt te liggen aan het Drongelens Kanaal en wordt doorkruist door de Nieuwkuijkseweg en de Honderdbunderweg.
Voor een beeld van de ligging in de huidige situatie is figuur 2 opgenomen. Uitgangspunten voor het ontwerp van het landgoed zijn: • Verkavelingspatroon van rond 1900 in ere herstellen. Gekozen is voor dit jaartal, omdat vóór die periode nog geen sprake was van een ontginning. • 22 ha landgoed opgedeeld in: 2ha privé, 20 ha nieuwe natuur met daarin de nodige infrastructuur zoals wandelpaden, fietspaden en een parkeerplaats. • Locatie keuze wooneenheden en natuur is gebaseerd op de hoogteligging in het landschap • Zo natuurlijk mogelijke scheiding tussen privé en openbare ruimte • Ecologische verbindingszone tussen Vlijmensch Ven en Drongelens kanaal moet gerealiseerd worden op het landgoed met behulp van poelen, plassen en natuurlijke oevers • Het terrein moet dasvriendelijk worden ingericht In totaal wordt er 22 hectare nieuw landgoed ontwikkeld, met één landhuis van allure en drie aan het landhuis ondergeschikte woningen. De natuur zal aansluiten bij de omliggende gebieden en de natuur ter plekke versterken, zodat De Hooge Bank een schakel zal zijn tussen het Drongelens kanaal en het Vlijmensch Ven. Daarnaast zal het gebied deels opengesteld worden voor het publiek. Over het landgoed komen verharde en onverharde paden. In figuur 3 is de kaart van het inrichtingsplan weergegeven.
6
Figuur 3: inrichtingsplan
7
2.2
Landschapsanalyse
Historie Rond het jaar 1900 maakte de Hooge Bank in zijn geheel deel uit van de Helvoirtsche heide. Het hele landgoed was één groot heidegebied. Vanaf die tijd is er veel veranderd. Heide heeft plaatsgemaakt voor akkergronden en een bos. Het Drongelens kanaal is in aangelegd. Van de heide is niets meer over. In figuur 4 is een situatiekaart te zien van rond 1900.
Bodem: De hoge droge delen van het landgoed bestaan uit een veldpodzolgrond, een droge zandgrond. De nattere delen bestaan uit een gooreerdgrond, een nattere zandgrond. In figuur 5 is een bodemkaart van het gebied weergegeven. Legenda Hn21 Veldpodzolgrond pZn21 Gooreerdgrond
Figuur 5: bodemkaart Landschap Het nieuwe landgoed komt te liggen op een overgang van de droge hogere zandgronden, naar het natte gebied het Vlijmens Ven. De Hooge Bank is een hogere zandkop, een uitloper van de Loonse en Drunense Duinen die het open gebied in steekt. Daarmee ligt het nieuwe landgoed precies op de grens tussen de hoge, droge besloten zandgronden en het open, lagere gebied van het Vlijmensch Ven. In figuur 6 is de hoogtekaart opgenomen.
Figuur 4: situatiekaart uit 1896
8
ontwikkeling en inrichting een vrijstelling. Het is niet nodig hiervoor een ontheffing aan te vragen. Ongewervelden als keizersmantel en pimpernelblauwtje komen waarschijnlijk als zwerver in het gebied voor. In het gebied komen ook mierennesten voor. Bij de zoogdieren zijn eekhoorns, dassen en vleermuizen te verwachten. Aangezien geen maatregelen zullen worden genomen in het bestaande bos en houtsingels blijven bestaan of zelfs worden uitgebreid, zullen vliegroutes (vleermuizen) en nestbomen (eekhoorns) niet worden aangetast. In het gedeelte waar de dassenburcht ligt, worden geen fiets- of wandelvoorzieningen aangelegd. Onder de Nieuwkuijkseweg lopen twee dassentunnels. Mantel- en zoomvegetaties kunnen worden geoptimaliseerd. Bij de aanplant van bomen wordt ingezet op het aanplanten van inheemse boomsoorten.
Figuur 6: hoogtekaart Het huidige landschap kenmerkt zich door het agrarisch gebruik. Weiland, akkerland en bosschages vormen het beeld. Het plangebied is omringd met bossen, zoals ook in figuur 2 is te zien.
Het plangebied grenst aan het Habitatrichtlijngebied Vlijmensch Ven en de Loonse en Drunense Duinen. Vlijmensch Ven is ook een Natura 2000-gebied. Het Drongelens kanaal is een ecologische verbindingszone. Het bosgebied in de kern van het nieuwe landgoed is onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur. In figuur 7 zijn de bos- en natuurgebieden op kaart weergegeven.
Flora en fauna Het gebied waar het nieuwe landgoed is gepland, bestaat uit akker- en grasland. Binnen en langs de rand van het gebied ligt loof- en gemengd bos. In het bosgebied ligt een poel waarin o.a. kikkers voorkomen. Het bos behoort niet tot het plangebied van het nieuwe landgoed. In het gebied komen met name algemeen beschermde soorten flora en fauna voor. Voor deze soorten geldt voor ruimtelijke 9
Het hoofdgebouw bevindt zich op het kruispunt van een aantal zichtlijnen. Het bij dit hoofdgebouw behorende bijgebouw dient ondergeschikt te zijn en zal dus terugliggend worden gesitueerd. Hierbij is met name afstand tot de zichtlijn belangrijk. Deze mag niet onderbroken of verstoord worden. De monumentaliteit van het hoofdgebouw moet voorop staan. Deze monumentaliteit kan wellicht versterkt worden door het aanleggen van een vijver of voorhof op de zichtlijn. Hiermee wordt direct ook afstand en dus privacy gecreëerd tot het hoofdgebouw. De drie als bijgebouw geprojecteerde woningen worden enigszins geclusterd. Hierdoor lijken zij een eenheid te vormen ten opzichte van het meer op zichzelf staande hoofdgebouw. Ook hier vormt een zichtlijn een belangrijk uitgangspunt bij de positionering van de gebouwen. Figuur 7: bos- en natuurgebieden Infrastructuur: De Nieuwkuijkseweg en de Honderdbunderweg lopen dwars door het gebied. De wegen zorgen voor een goede ontsluiting van het landgoed, maar vormen een obstakel voor flora en fauna.
2.3
Onderbouwing keuze locatie bebouwing
De nieuwe landhuizen komen op het hoge gedeelte van het landgoed te liggen. Het hoofdhuis komt in het zicht te liggen van de Nieuwkuijkseweg. De aanwezigheid van zichtlijnen en lanen is erg belangrijk op het landgoed. De positie van de bebouwing is hierop afgestemd. De bebouwing dient voor de bezoekers als oriëntatiemiddel te functioneren op het landgoed.
Figuur 8: locatie nieuwe bebouwing
10
3.
BEELDKWALITEIT LANDSCHAP
3.1
Zichtlijnen
Zichtlijnen zijn een belangrijk onderdeel van een landgoed. Om die te waarborgen mogen in de zichtlijnen niet belemmerd worden door bijvoorbeeld het aanbrengen van beplanting of bebouwing
3.2
Natuur & landschap
In de onderstaande teksten is een beeld gegeven van de verschillende natuurtypen op het landgoed. De ontwikkeling van de natuur is sterk afhankelijk een correct beheer. De beschrijving geeft een beeld van gewenste situatie. De eerst komende jaren zal het beeld niet geheel kunnen voldoen aan het beeld zoals het in de onderstaande tekst staat beschreven. Voor de meeste natuurontwikkeling is een intensief verschralingsbeheer nodig. Verschralingsbeheer kan enkele jaren tot soms wel tientallen jaren duren, voordat het gewenste resultaat is bereikt.
3.2.1 Bos
Figuur 9: kaartje met de zichtlijnen
Het nieuwe bos bestaat uit loofhout, gedomineerd door Zomereik en Ruwe berk. In een kleiner percentage komen beuken voor. De struiklaag is weinig tot niet ontwikkeld (eventueel sporkehoutstruiken, wilde lijsterbessen, hulst, bramen en frambozen). De ondergroei bestaat uit korstmossen, wolfsklauw gevolgd door schrale grassen en dwergstruiken. Allemaal soorten, die van nature in het gebied thuishoren. Het bos is een matig hoog opgaand bos met een vrij open structuur. Het bos heeft een goede aansluiting op het bestaande bosgebied en de bosstrook langs het Drongelens kanaal. Het bos is kenmerkend voor schrale droge gronden, evenals de omliggende heide, heischraal grasland en de plassen.
3.2.2 Bosranden De kern van het landgoed bestaat uit een bestaand bos, een bosstrook langs het Drongelens kanaal en een nieuw aan te
11
leggen bos. De overgang van bos naar open gebied is de bosrand. Op het landgoed is in de toekomstige situatie een duidelijke tweedeling binnen de bosranden te herkennen: de gesloten volle bosranden tussen het bos en het park en de open natuurlijke bosranden tussen het bos en de heide/schraalgrasland. Open bosrand In de huidige situatie is de bosrand een scherpe overgang tussen bos en de akkergrond. In het natuurlijke gedeelte is er in de toekomstige situatie een geleidelijke overgang tussen bos en heide: een open bosrand. De bosrand bestaat uit een zoom en mantelvegetatie: een geleidelijke overgang met struiken en kruiden.
de struiklaag groeien Hazelaar, Hondsroos, Hulst, Lijsterbes, Meidoorn, Sleedoorn, Veldesdoorn en Boswilg. In het voorjaar geeft de bloeiende Meidoorn en Sleedoorn een prachtig beeld. Door de ruwe berken tegen een donkere achtergrond te plaatsen van bijvoorbeeld hulst en sleedoorn vallen de witte stammen extra op. Door op deze manier te spelen met kleuren kan een spannende mooie bosrand ontstaan. Voor de dassen worden wilde appel- en perenrassen en mispel aangeplant. Gesloten bosrand
Figuur 12: Toekomstige gesloten bosrand Figuur 10 : huidige bosrand
Figuur 11 : toekomstige open bosrand De bosranden langs de kern van het gebied worden in tegenstelling tot het bos niet verschraald. Door de rijke bodem wordt de bosrand gekenmerkt door boomsoorten zoals Grauwe abeel, Ruwe berk, Beuk, Zomer eik, Winter eik en Haagbeuk. In
Tot +/- 200 meter vanuit het hoofdhuis wordt het beeld van de bosrand naast de bovengenoemde boom- en struiksoorten ook gekenmerkt door: Gewone plataan, Paardenkastanje, Hollandse Linde, Tamme kastanje, Kleinbladige linde, Grootbladige linde, Gewone esdoorn, Noorse esdoorn, Kardinaalsmuts, Rode Kornoelje en Gele kornoelje. De bosranden dicht bij de landhuizen zijn rijk aan prachtige bomen en bloeiende struiken. De bomen en struiken worden gesnoeid en kennen verschillende vormen. Deze bosranden worden goed bijgehouden, ogen vol en volgroeid. Er is niet of nauwelijks een kruidlaag aanwezig. De overgang naar de grasvegetatie is strak. Bij de landhuizen kenmerkt de bosrand zich door het gebruik van rododendrons. 12
De bosranden die verder van de landhuizen vandaan liggen ogen natuurlijker, de randen zijn meer open en er is een duidelijke zoom en mantelvegetatie aanwezig. Deze bosranden zijn een geleidelijke overgang van het droge bos naar het heischrale grasland en de heide. De bosranden worden gekenmerkt door hier en daar prachtige volle vrijstaande bomen. Grote bomen met laaghangende takken. De bosrand is afwisselend open en gesloten. Van de bosrand maken vele kleine zoogdieren en insecten gebruik. Voor de dassen worden wilde appel- en perenrassen en mispel aangeplant.
3.2.3 Heide Een groot gedeelte van het landgoed zal de successie worden teruggezet naar heide. De heide zal zich kenmerken door heidestruiken en schrale graslandvegetaties. Een goed ontwikkeld heideterrein zal zich kenmerken door begroeiing van struikheide, met korstmossen, grassen, kruiden en eventuele dwergstruiken zoals Blauwe en Rode bosbes, Gewone dophei of Kraaihei.
als vennen. De term vennen slaat echter alleen op natuurlijke wateren en is hier dus niet van toepassing. Door de toevoer van grondwater zullen de plassen vermoedelijk het meest gaan lijken op zwak gebufferde vennen. De oever- en waterbegroeiing bestaat zeggen- en waterbiessoorten, fonteinkruiden en waterranonkels. De oeverbegroeiing blijft laag en de plassen bestaan veelal uit open water. Zo nu en dan vallen de plassen droog zoals dat ook bij zwak gebufferde vennen gebeurt.
3.2.5 Poelen Op het landgoed liggen twee relatief kleine stilstaande wateren, ook wel poelen genoemd. Door het relatief kleine wateroppervlak heeft de wind weinig invloed op het water. Doordat er een leemlaag is aangelegd fluctueert het water nauwelijks. De poel is ondiep en ligt in de volle zon. De poel kent een rijke en zeer afwisselende water- en oevervegetatie. Rond de poel treft u vele libellen en amfibieën aan. Zoogdieren en vogels maken gebruik van de poel om te drinken en voedsel te verzamelen. De poel heeft een doorsnede van 20-30 meter en een oevertalud van 1:3 of minder.
De heide mag heuvelig / glooiend zijn. Brede en smalle paden. De paden lopen verdiept door de heide. Op de heide vinden we lage bosschages van Bremrijk struweel of droge ruigte op de heide of op verlaten akkers. Figuur 13: doorsnede poel 3.2.4 Plassen In het zuidelijke gedeelte van het landgoed worden tevens plassen aangelegd. Deze plassen worden tot op het grondwater gegraven en worden dus ook met grondwater gevoed. Door hun landschappelijke inpassing en hun begroeiing zullen ze er uit zien
13
Figuur 15 : doorsnede sloot in bloemrijk grasland De sloten die tevens perceelgrens zijn met naastliggende landbouwpercelen hebben aan de westzijde een talud van +/1:5. Het talud aan de oostzijde kan de huidige vorm aanhouden. Deze sloot zal een gemiddelde breedte krijgen van 8 meter. Ruim 2.5 meter open wateroppervlak en ruim 1 meter diep. Figuur 14: referentiebeeld poel
3.2.6 Sloten met natuurvriendelijke oevers De sloten in het noordelijke gedeelte van het landgoed zijn lijnvormig en volgen de vroegere verkavelingsrichting. De sloten hebben een flauwe oever en kenmerken zich door een weelderige begroeiing van zowel ondergedoken planten als drijfbladplanten en helofyten (rietsoorten). Hoge moerasplanten, zoals riet, lisdodde en biezen bepalen de vegetatiestructuur. Langs de sloten, met de rietstroken treffen we veel insecten (zoals libellen), amfibieën, kleine zoogdieren en vogels. De sloten die het bloemrijke grasland insteken hebben een talud van minimaal 1:3 aan beide zijden. De sloot heeft een gemiddelde breedte van 10 meter. 4 meter breed open wateroppervlak en ruim 1 meter diep.
Figuur 16: doorsnede sloot op perceelsgrens
3.2.7 Bloemrijke graslanden De bloemrijke graslanden liggen op de overgang van de droge gronden, naar de wat nattere gronden van het Vlijmens Ven. De bodem bestaat uit een Gooreerdgrond, een wat nattere zandgrond. Bij een extensief maaibeheer kenmerkt het grasland
14
zich door hoge grassen en kruiden, met vele bloemen. Bij extensieve begrazing ontstaat een lagere grasvegetatie gedomineerd door rozetplanten. De voorkeur gaat uit naar een zeer extensieve begrazing, met bijvoorbeeld een oud koeienras. Bij zeer extensieve begrazing ontstaat er een tussenvorm tussen de hoge bloemrijke gras en kruidenstructuur en de lagere graslandvegetatie met rozetplanten. Extensieve begrazing zet de oevervegetatie langs de sloten terug in de successie, waardoor een bloemrijke oevervegetatie wordt gewaarborgd. Opgaande beplanting wordt in dit deel van het landgoed tegen gegaan, om te voorkomen dat predatoren van weidevogels hierin kunnen zitten.
3.2.8 Park en tuinen Het park en de tuinen rond de woningen zullen aansluiten bij het natuurlijke gedeelte van het landgoed. Dit kan door te kiezen voor natuurlijke gebiedseigen beplanting. De soorten vermeld onder ‘bos’ lenen zich hier goed voor. Verder zo veel mogelijk gebruik maken van soorten die van nature op deze plek thuis horen op en rondom erven op de hogere zandgronden: Kardinaalsmuts, Tamme kastanje, Gewone esdoorn, Noorse esdoorn, Rode Kornoelje, Gele kornoelje, Wilde liguster, Kleinbladige linde, Grootbladige linde, Hollandse Linde, Paardekastanje en Gewone plataan. Ten aanzien van het kluster van drie woningen zal de inrichting van de huiskavel achter de voorgevelrooilijn aan de volgende voorwaarden moeten voldoen: maximaal 10% verharding en minimaal 30% opgaande beplanting. Voor het erf worden geen speciale randvoorwaarden gegeven, behoudens het gebruik van de materialen die in figuur 36 zijn genoemd. De huiskavel van ‘Huize Hooge Bank’ mag maximaal 10% verharding bevatten en minimaal 30% opgaande beplanting. In het park gedeelte van het landgoed komen solitaire bomen en boomgroepen. Paardekastanje, Zomereik, Wintereik, Tamme kastanje en beuk lenen zich goed als solitaire boom of voor een boomgroep. Bij ‘Huize Hooge Bank’ komt een boog van Rododendrons. Deze struiken geven het landgoed een statige uitstraling.
Figuur 17 : referentiebeeld bloemrijk grasland
3.2.9 Lanen De huidige laanbeplanting langs de Nieuwkuijkseweg bestaat overwegend uit Zomereik, ruwe berk, Amerikaanse eik en Hollandse linde. De nieuw aan te leggen lanen op het landgoed worden aangeplant met Tamme kastanje of Hollandse linde. Op
15
deze manier sluiten de nieuwe lanen goed aan op de bestaande laan. Amerikaans eik kleurt prachtig in het najaar. Hollandse Linde of Tamme kastanje kunnen vrij groot worden en hebben een mooie volle kroon. Dit geeft het landgoed een statig beeld.
Perceels- of erfscheidingen kunnen bestaan uit beplanting of uit hekwerk. Rondom en tussen de huiskavels mag maximaal 30% van de scheidingen uit hekwerk bestaan. Beplanting die kan worden gebruikt zijn genoemd onder ‘bos’, ‘bosranden’ en ‘houtwallen’. De hekken en afscheidingen moeten over het gehele landgoed uit het zelfde materiaal zijn gemaakt en de zelfde donkere kleuren hebben. De maximale hoogte van de hekwerken bedraagt 2 meter.
Figuur 18: doorsnede laan 3.3
Dassentunnel
Er wordt een dassentunnel aangelegd onder de Nieuwkuijkseweg om een verbinding te maken tussen het noordelijk gelegen bestaande bos en het nieuw in te richten landgoed aan de oostzijde van de Nieuwkuijkseweg 3.4
Perceels- en erfscheiding
Om het privégedeelte van het landgoed te scheiden van het openbare gedeelte worden perceelsscheidingen aangelegd. Om privégedeelten onderling van elkaar te scheiden, kunnen erfscheidingen worden aangelegd of opgericht. Door de perceelscheidingen op het landgoed aan elkaar gelijk te houden ontstaat er een eenheid. Bij het plaatsen van een afscheiding dient men rekening te houden met zichtlijnen en zichtassen. Het zicht van deze lijnen mag niet worden belemmerd.
Figuur 19 : referentiebeeld van perceels- en erfscheidingen (heg, hek) De voortuin van ‘Huize Hooge Bank en van ‘De Kleine Hooge Bank’ kunnen een speciale perceelscheiding krijgen, namelijk een ‘aha’ (ook wel ‘haha’ genoemd). Dit is een Engels fenomeen dat veelal werd gebruikt door de tuinarchitect Copijn bij het inrichten van landgoed tuinen. In figuur 20 is hiervan een voorbeeld te zien.
16
Door middel van een ‘aha’ lijkt de tuin vloeiend over te lopen in de parkgraslanden / weilanden. Bezoekers kunnen niet al te dicht bij het landhuis komen waardoor de privé situatie wordt gewaarborgd. Het is een oplossing zonder gebruik te hoeven maken van hekken of hagen als scheiding. Op deze manier blijven de zichtlijnen zo veel mogelijk open.
Figuur 21: referentiebeelden van wandel- en fietspad Figuur 20: voorbeeld ‘aha’
3.5
Padenstructuur
Wandelpaden Het landgoed moet een natuurlijk karakter uitstralen. De wandelpaden moeten onopvallend door het landgoed lopen en zullen onverhard, smal en enigszins verdiept liggen. De paden worden +/- 1 meter breed.
Fietspaden Het fietspad moet het hele jaar begaanbaar zijn. Veel mensen vanuit Heusden, Nieuwkuijk, Vlijmen en Helvoirt zullen gebruik maken van deze route. De drukke Nieuwekuijkseweg wordt op deze manier voor een deel vermeden. Het wordt een tweerichtingen fietspad. Voor een goede begaanbaarheid zal het fietspad een verharding krijgen van asfalt. De begroeiing langs het fietspad mag over de randen heen groeien, maar mag de fietser niet belemmeren. Het fietspad zal een breedte krijgen van 2 meter.
Het lijnenspel van de landhuizen en tuinen wordt doorgezet in de padenstructuur. De paden worden zodanig gesitueerd dat de recreatie wordt gezoneerd: een lage druk bij de woningen, een hogere druk verder van de woningen vandaan.
17
Figuur 23 : referentiebeeld open parkeerterrein 3.7 Figuur 22: kaartje routestructuur wandel- en fietspaden
3.6
Parkeerplaats
Voor recreanten komt er een parkeerplaats langs de Honderdbunderweg. De parkeerplaats krijgt een afmeting van 25 bij 12,5 meter. Dit betekent dat er ruim 10 auto’s staan. De parkeerplaats is onverhard of verhard open grastegels of een andere open bestrating. Uit oogpunt van sociale veiligheid is de parkeerplaats vanaf de Hondertbunderweg goed zichtbaar.
Voorzieningen
Bankjes en picknicktafels Op het landgoed komen op verschillende plekken bankjes te staan. Daarnaast worden er enkele picknicktafels geplaatst. De bankjes en de picknicktafels vormen een eenheid. Alle bankjes hebben het zelfde model en de zelfde materialen. De picknicktafels zijn op een dusdanige manier op het landgoed geplaatst dat ze zowel voor de fietsers als voor de wandelaars in het zicht liggen en goed te bereiken zijn. (Informatie)borden Bij de parkeerplaats komt een algemeen informatiebord te staan. Dit bord draagt de kleuren van het landgoed. Het bord geeft informatie over het landgoed en de wandel- en fietsroutes. Bij de overige ontsluitingen van het landgoed komen borden te staan voor het openbare of privégedeelte. Op de borden staan de voor het landgoed geldende regels.
18
Voor de optimalisering van natuur is het wenselijk de recreanten weg te houden uit het noordelijke bosje. Hier is namelijk een dassenburcht. Het is daarom noodzakelijk dat de aanwezigheid van honden bij de burcht en in het foerageergebied zoveel mogelijk wordt voorkomen. Naast de aanbeveling geen wandelpaden in het bosje waar de burcht zich bevindt aan te leggen, dienen honden in het hele gebied aangelijnd te blijven. De wandelpaden liggen voor het grootste gedeelte in de zuidwest hoek van het landgoed. Vanuit hier is er een prachtig zicht op de landhuizen en de omliggende landbouwgebieden.
19
4.
BEELDKWALITEIT BEBOUWING
4.1
Visie op de bebouwing
De bebouwing dient de beoogde sfeer van het landgoed te ondersteunen. Gezamenlijk bepalen zij mede het beeld dat de bezoeker heeft van het landgoed. Dit beeld dient een beeld te zijn van natuur, zich hierin voegende architectuur en verbindende zichtlijnen. Een ontspannen wandeling over het landgoed moet worden bepaald door de aanwezige natuur. De gebouwen mogen hier een niet al te zware stempel drukken op de ervaring van het geheel. Het geheel moet een samenhangend en eenduidig verhaal vormen. Teveel aandacht opeisende architectuur is hierin niet passend. Om de bebouwing functioneel voor haar gebruikers te maken is een duidelijke scheiding tussen openbaar – privé noodzakelijk. Hierdoor kan enerzijds een sterk beeld worden opgeroepen, zoals het op een landgoed verwacht wordt. Anderzijds kunnen de bewoners een eigen privédomein creëren, waar de rust en sereniteit van het wonen op een landgoed waarheid wordt.
Figuur 24 : architectuur ondergeschikt aan de natuur De woningen dienen qua architectonisch beeld op elkaar afgestemd te zijn, waarbij individualiteit het totaalbeeld kan versterken. Deze woningen hebben elk hun eigen thema passend in de stijl van een landgoed. Het hoofdhuis heeft als thema: “Huize Hooge Bank” en de 3 woningen hebben achtereenvolgens de thema’s: “Het Koetshuis”,
Het architectonisch beeld dat nagestreefd wordt is een combinatie van monumentaliteit en terughoudendheid. De kracht van de architectuur dient te liggen in haar uitstraling als geheel, niet in een overmaat aan detaillering. De architectuur dient op afstand net zo overtuigend te zijn als van dichtbij. De ervaring van het landgoed als geheel, via de zichtlijnen, moet door de architectuur versterkt worden. Het zoeken naar de juiste verhoudingen van de volumes (in zichzelf en onderling) is hierbij evident.
20
niveau van de architectuur) van de afzonderlijke woningen dient onderdeel van deze beoordeling uit te maken. Het provinciale beleid geeft aan 1 dat in beginsel dient uitgegaan te worden van maximaal 1500 m3 per wooneenheid. Om de hiërarchie op het landgoed duidelijker tot uitdrukking te kunnen brengen wordt er in dit geval voor gekozen om het hoofdhuis een maximale inhoud van 2250 m3 tot te kennen en de 3 geclusterde woningen ieder 1250 m3. Op deze manier ontstaat er een beter ruimtelijk evenwicht tussen het hoofdhuis enerzijds en het cluster van de 3 kleinere woningen anderzijds. Er wordt zo voorkomen dat het hoofdhuis een te ondergeschikte visuele rol krijgt op het landgoed. De totale bouwmassa van de 4 woningen komt hiermee op 6000 m3, waarmee keurig in de maat wordt gelopen met het beleid.
Figuur 25 : op het landgoed afgestemde materialisering “De Kleine Hooge Bank”en “De Boerderij”. De verschillende thema’s zorgen voor diversiteit op het landgoed en kunnen als inspiratiebron bij de uitwerking van de gebouwen werken. Tevens doen ze recht aan de gewenste individualiteit van de verschillende woningen. Door overeenkomsten in de materialisering en goede afstemming van de onderlinge positionering (door middel van clustering en zichtlijnen) van de volumes blijft de eenheid echter behouden. Een kwalitatief goede architectuur is noodzakelijk om het gewenste totaalbeeld te bereiken. Dit dient ook bij de beoordeling van de uitgewerkte plannen meegenomen te worden. De onderlinge afstemming (qua soort architectuur, materialisering, positionering van de volumes, maar ook het
1
Provincie Noord-Brabant, Notitie Rood voor Groen Landgoederen in Brabant 21
4.2
Hoofdhuis: “Huize Hooge Bank”.
Het hoofdhuis is een woongebouw van allure, gescheiden van het publiek toegankelijk deel van het landgoed. Er dient te worden uitgegaan van maximaal 2250m3 bovengronds volume per woning inclusief aanbouwen. Een eventuele onderkeldering onder de bebouwing is toegestaan. Bijgebouwen ten dienste van beheer en onderhoud zijn toegestaan en dienen een duidelijke relatie te hebben met het landgoed en zijn qua omvang en positie in verhouding tot de woning duidelijk ondergeschikt.
Hierdoor is tevens een forse bouwlaaghoogte mogelijk, passend bij een landhuis. Een nokhoogte van 14,5 meter maakt een forse kap mogelijk, welke het statige aanzicht van het pand versterkt. Een compacte en voorname symmetrische vormgeving doet de positionering aan het einde van de zichtlijn aan de voorruimte eer aan. Dakhelling 45-60 graden. Dakkapellen dienen terughoudend te worden aangebracht, zij dienen ter ondersteuning van de gewenste monumentaliteit. Een eigenzinnige kapvorm met eventueel schilden / wolfseinden en duidelijk aanwezige schoorstenen kunnen het monumentale beeld ondersteunen.
De nieuwe bebouwing is geconcentreerd binnen één aaneengesloten compact bouwvlak en vormt één ruimtelijke eenheid. Eventuele aanbouwen zijn onderdeel van het hoofdgebouw. Bijgebouwen staan steeds los van het hoofdgebouw en krijgen een plek achter de voorgevelrooilijn (minimaal 5 meter). De architectuur van de aanbouw en van de bijgebouwen sluit qua materiaal- en kleurgebruik aan op de architectuur van het hoofdgebouw. Zorgvuldigheid in de architectuur staat hoog in het vaandel. Het gebouw gaat een dialoog aan met zijn omgeving. Naast architectuur die refereert naar de oude landhuizen met haar bijgebouwen kan ook een moderne vertaling gegeven worden aan het concept. Hierbij kan gedacht worden aan het toepassen van vernieuwende details, zoals aparte dakvormen en eigenzinnig materiaalgebruik. Het toepassen van kunststof kozijnen, kunststof riet of geglazuurde pannen wordt niet toegestaan.
Figuur 26: massavoorstel “Huize Hooge Bank” Aanbouwen: goothoogte maximaal 4 meter, nokhoogte maximaal 6,5 m en de dakhelling 45 tot 60 graden of plat dak.
Als maximale goothoogte geldt 8 meter en minimaal 6 meter. Eventueel kan hierbij het gehele gebouw op een kleine plint geplaatst worden, als verwijzing naar de onderkeldering.
22
geplaatst te worden. Om het groene karakter in het gebied te garanderen dienen de gebouwen tenminste 5 meter afstand van het hoofdgebouw en de onderlinge perceelsgrenzen te hebben. De 3 woningen hebben aan de publieke zijde een meer gesloten structuur. Aan de op de eigen tuin gerichte, private zijde is meer transparantie mogelijk. Hierdoor ontstaat een duidelijk front, gericht op de semi-openbare voorruimte. Voor de materialisering van de drie woningen kan worden uitgegaan van de basis-materialen metselwerk en houten geveldelen voor de gevels. De gevels hebben een 'warme' uitstraling waarbij een breed scala van handvorm bakstenen in natuurlijke bruin- en roodtinten of hout in natuurlijke tinten of zwart denkbaar zijn.
Figuur 27: referentiebeeld hoofdhuis 4.3
Woningen
Naast het hoofdhuis is er op het nieuwe landgoed ook plaats voor 3 woonhuizen. Deze presenteren zich als bijgebouwen bij het hoofdhuis. Er is sprake van drie geclusterde vrijstaande woningen binnen een beperkt privaat bouwblok, gescheiden van het publiek toegankelijk deel van het landgoed. Er dient te worden uitgegaan van maximaal 1250m3 bovengronds volume per wooneenheid. Een eventuele onderkeldering onder de bebouwing is toegestaan.
Dit in combinatie met keramische dakpannen en/of natuurriet als dakbedekking. Voor de dakpannen worden kleuren in natuurlijke tinten als donkerrood, zwart en leisteenkleur voorgesteld. Deze tinten sluiten goed aan bij de kleur van natuurlijk riet (ook na verloop van tijd). Glanzende pannen zijn niet toegestaan. Indien gewenst kan hout ook als dakbedekking worden toegepast. De kozijnen, ramen, deuren en luiken zijn uit te voeren in hout, in kleur volgens het bijgevoegde algemeen kleuren- en materialenschema. Overige materialen kunnen gebruikt worden als niet te beeldbepalend: zink, koper, stucwerk / geschilderde gevels.
De bebouwing moet worden gesitueerd binnen de daarvoor aangewezen bouwvlakken. De bijgebouwen dienen hierbij tenminste 5 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw
23
Figuur 28 : referentiebeeld passend materiaalgebruik Eventuele aanbouwen zijn onderdeel van het hoofdgebouw. Bijgebouwen staan steeds los van het hoofdgebouw en krijgen een plek achter de voorgevelrooilijn (min. 5 meter). De architectuur van de aanbouw en van de bijgebouwen sluit qua materiaal- en kleurgebruik aan op de architectuur van het hoofdgebouw.
Figuur 29 : clustervorming woningen
24
4.3.1 Woonhuis “Het Koetshuis”. “Het Koetshuis” omsluit de openbare voorruimte door zijn redelijk hoge volume. Met een maximaal toegestane goothoogte van 4,5 meter (aan de voorgevel minimaal 4 meter) en een maximale nokhoogte van 9 meter wordt een markant volume geschapen, dat zich manifesteert naast het centraal gelegen huis “Kleine Hooge Bank”. De nokrichting dwars op de voorruimte verzacht het beeld en laat meer ruimte voor groen rondom het pand. Dakhelling hoofddak 45 graden, wolfseinden en schilden tussen 45-60 graden. De maximale inhoud bedraagt 1250 m3 inclusief de aanbouwen. Tevens is de scheiding tussen privaat en openbaar hierdoor goed te realiseren.
“Het Koetshuis” dient aan de voorruimte een meer gesloten karakter te hebben, passend bij het archetype koetshuis. Aan de op de eigen tuin gerichte, private zijde is meer transparantie mogelijk.
Ook het bij “Het Koetshuis” behorende bijgebouw heeft een nokrichting dwars op de voorruimte. De koppeling van deze beide gebouwen versterkt het beeld. Hierdoor is een meer individuele uitwerking ten opzichte van de beide andere woningen mogelijk. Een uitdrukkingsvolle en sober / sterk gedetailleerde voorgevel maakt hier ook deel van uit. Figuur 31: massavoorstel “Koetshuis” Aanbouwen: goothoogte maximaal 3 m, nokhoogte maximaal 6m en de dakhelling 45 graden of plat dak.
Figuur 30: Referentiebeelden Koetshuis
25
4.3.2 Woonhuis “De Kleine Hooge Bank”. “De Kleine Hooge Bank” presenteert zich als centraal element in het cluster van de 3 bijgebouwen. Zijn positionering en gevelopbouw ondersteunen dit. In zijn architectonische uitwerking kan dit gebouw zich wat sterker profileren dan “De Boerderij”en “Het Koetshuis”. Een fors en monumentaal volume van maximaal 1250 m3 (inclusief aanbouwen) wordt mogelijk gemaakt door een maximale goothoogte van 6 meter en een maximale nokhoogte van 11 meter. Een compacte en voorname symmetrische vormgeving doet de positionering aan het einde van de zichtlijn centraal aan de voorruimte eer aan. Dakhelling tussen de 45 en 60 graden.
Figuur 32: massavoorstel “Kleine Hooge Bank”
Door zijn materialisering kan het kleine landhuis de gewenste statigheid ondersteunen. Te denken valt aan de toepassing van het algemeen genoemde metselwerk in combinatie met natuurstenen elementen. Rijk gedetailleerde gootlijsten en kozijnen en een voornaam vormgegeven voordeur zijn tevens passende elementen. Aanbouwen: goothoogte maximaal 3 m, nokhoogte maximaal 6m en de dakhelling 45 tot 60 graden of plat dak.
26
4.3.3 Woonhuis “De Boerderij”. “De Boerderij” presenteert zich als functioneel gebouw. Door zijn ligging is het ondergeschikt aan “De Kleine Hooge Bank”, qua architectuur is het ook iets terughoudender. Het iets lagere volume benadrukt dit. Door het horizontale karakter van het volume wordt de overgang naar het landschap verzacht en ingeleid. De maximale goothoogte aan de voorzijde bedraagt 3 meter. Aan de achterzijde is 4 meter toegestaan. Hierdoor kan aan de achterzijde meer openheid en transparantie gecreëerd worden, terwijl de voorgevel door de horizontale structuur het voorterrein
afrondt. De nokhoogte bedraagt maximaal 10 meter. Eventueel kunnen aan de achterzijde een aantal dakkapellen worden toegevoegd, deze dienen echter ondergeschikt aan het volume te zijn. Dit volume dient gekenmerkt te worden door een afgeronde kapvorm met schilden en/of wolfseinden. Maximaal 1250 m3 inclusief aanbouwen. Dakhelling hoofddak 45 graden, wolfseinden en schilden tussen 45 en 60 graden Voor het materiaal- en kleurgebruik van de woningen wordt verwezen naar de verschijningsvorm van de streekeigen langgevelboerderijen. Als gevelmateriaal wordt baksteen eventueel in combinatie met hout, en hout voor de kozijnen en deuren voorgesteld, een en ander in lijn met de algemene uitgangspunten voor wat betreft de materialisering. Aanbouwen: goothoogte maximaal 3 m, nokhoogte maximaal 6m en de dakhelling 40 tot 60 graden of plat dak.
Figuur 33: referentiebeelden Boerderij
Figuur 34: massavoorstel “Boerderij”
27
4.4
Bijgebouwen
Bij het hoofdhuis en de 3 woningen mogen ook bijgebouwen worden opgericht. Deze gebouwen dienen functioneel en architectonisch gekoppeld te zijn aan de woningen. Een maximale afstand tot de hoofdbebouwing van 20 meter dient hiertoe aangehouden te worden. Voor het materiaal- en kleurgebruik van de bijgebouwen dient aansluiting te worden gezocht bij de respectievelijke hoofdgebouwen. De bijgebouwen dienen hierbij ondergeschikt te zijn aan deze hoofdgebouwen. De maximale goothoogte bedraagt 3 meter. De nokhoogte bedraagt maximaal 6,5 meter. Dakkapellen zijn niet toegestaan. Dit volume dient gekenmerkt te worden door een afgeronde kapvorm met schilden en/of wolfseinden. De maximale totale oppervlakte voor de bijgebouwen bedraagt 150 m2.
Figuur 35: referentiebeeld van een modern bijgebouw
28
4.5
kleuren en materialen
Voor de materialisering van alle nieuwe bebouwing dient een keuze gemaakt te worden uit de kleuren en materialen zoals weergegeven in figuur 36.
Metselwerk baksteen
plint houtwerk kozijnen ramen deuren luiken
rood / roodbruin handvorm metselwerk gecementeerd of in lichte kleur geschilderd metselwerk hardsteen / cementplint / donker geschilderde plint
lichte zandkleur geschilderd hout lichte zandkleur geschilderd hout donkere kleur (afgestemd op luiken) geschilderd hout accentkleur volgens nadere opgave, een en ander volgens principeschets.
dakbedekking en dakpannen rieten dakbedekking leien / leipannen hout hekwerk
rode of blauw gesmoorde keramische dakpannen, model afgestemd op architectuur natuurriet met blauwe of rode nokvorsten natuurleien zwart / keramische leipannen, kleur afgestemd op architectuur transparant gelakt hout, afgestemd op architectuur Donkergroen of zwart gelakt stalen frame, met eveneens donker gekleurd gaas- of stijlenhekwerk. Het hekwerk kan eventueel van een afwerking d.m.v. beplanting worden voorzien, zodat een groen karakter ontstaat.
Figuur 36: Te gebruiken kleuren en materialen
29
Verharding en toegang (poort) tot landhuizen Op het privé gedeelte van het landgoed zijn 2 wegen. De entree naar het hoofdhuis en de 3 woonhuizen, waarover de bewoners met auto’s naar de woningen kunnen en de laan, afgesloten voor verkeer, die de zichtlijn vormt naar het hoofdhuis.
Toegangspoort. Aan het begin van de laan, in het verlengde van de Nieuwkuijkseweg, zal een statige poort komen. Deze poort zal gesloten blijven om te voorkomen dat mensen de laan in rijden. Deze laan zal niet als ontsluiting van de landhuizen dienen en heeft puur een esthetische functie. Maximale hoogte van de palen is 3 meter.
Verharding De entree tot de gebouwen wordt voorzien van grind. Zo ontstaat er een duidelijke oprit naar de gebouwen. Deze wordt gezien als privé ruimte. De laan die de zichtlijn vormt naar het landhuis is ook onverhard maar zal een groen karakter hebben.
Figuur 38: referentie toegangspoort
Figuur 37: grind als verharding
30
Verlichting De verlichting van de tuinen en de oprit wordt zo minimaal mogelijk gehouden. De ontsluiting van de woning loopt door de Ecologische Hoofdstructuur. Om deze structuur zo min mogelijk schade aan te doen, zal verlichting van het landgoed tot een minimum worden beperkt.
4.6
Parkeren bewoners
Bewoners krijgen op het eigen terrein parkeergelegenheid. De bestrating is net als de entree, grind. Hierdoor vormt het grind een verbindend element tussen de buitenruimte van de wooneenheden.
Figuur 39: parkeren bewoners
31
32
Richtlijnen voor aanleg en beheer van landgoed ‘De Hooge Bank’
Door: Anke Brouns Ivo Raemakers
ECOLOGICA In opdracht van: Optifield
Juni 2009
Colofon Door: Ecologica Rondven 22 6026 PX Maarheeze tel: 0495 - 46 20 70 fax: 0495 - 46 20 79
[email protected] www.ecologica.eu In opdracht van: Optifield BV Graskamp 26 4175 CZ Haaften Projectnummer: P2009/37 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, microfilm, fotokopie of op welke andere wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de opdrachtgever en auteurs. Ecologica is niet aansprakelijk voor directe of gevolgschade die voortvloeit uit toepassing van de conclusies, aanbevelingen en resultaten uit dit rapport en overige werkzaamheden van Ecologica. Opdrachtgever vrijwaart Ecologica in deze tevens voor aanspraken van derden.
Inhoudsopgave
INHOUDSOPGAVE
VOORWOORD................................................................................................................................... 4 1.
INLEIDING ............................................................................................................................... 5
2.
AANLEG EN BEHEER............................................................................................................ 7
3.
2.1.
Bos ..................................................................................................................................... 7
2.2.
Bosranden .......................................................................................................................... 8
2.3.
Heide.................................................................................................................................. 9
2.4.
Plassen ............................................................................................................................. 10
2.5.
Poelen............................................................................................................................... 10
2.6.
Sloten ............................................................................................................................... 11
2.7.
Bloemrijke graslanden ..................................................................................................... 12
2.8.
Lanen ............................................................................................................................... 13
2.9.
Dassentunnel.................................................................................................................... 13
2.10.
Fiets- en wandelpaden...................................................................................................... 14
2.11.
Parkeerplaats .................................................................................................................... 14
2.12.
Overige voorzieningen..................................................................................................... 15
KOSTENRAMING ................................................................................................................. 16
BRONNEN......................................................................................................................................... 19 BIJLAGE 1 WATERPEILEN ......................................................................................................... 20
Richtlijnen aanleg en beheer Landgoed Hooge Bank, ECOLOGICA
3
Voorwoord
VOORWOORD In de buurt van Vlijmen, aan de Nieuwkuijkseweg bij het Drongelens kanaal, zijn vergevorderde plannen voor de aanleg van een nieuw landgoed. Dit landgoed gaat ‘De Hooge Bank’ heten. Op basis van het bestaande inrichtingsplan is bekeken welke aanleg- en beheermaatregelen noodzakelijk zijn om het ecologische groen rond het landgoed te realiseren. Dit rapport geeft een overzicht van deze maatregelen. In samenwerking met Optifield is op basis van deze maatregelen tevens een globale kostenraming opgesteld. Opdrachtgever voor het project is Optifield BV. Vanuit Optifield fungeerde Ienze Koekkoek als contactpersoon en Stan Gloudemans leverde aanvullende informatie. Vanuit Ecologica zijn de werkzaamheden uitgevoerd door Anke Brouns en Ivo Raemakers.
Richtlijnen aanleg en beheer Landgoed Hooge Bank, ECOLOGICA
4
Inleiding
1. INLEIDING In opdracht van de heer C. Gubbels hebben Optifield BV en architectenbureau DrijversOisterwijk in 2009 een beeldkwaliteit- en inrichtingsplan opgesteld voor het nieuw aan te leggen landgoed ‘De Hooge Bank’ (zie figuur pagina 6). Het plan beslaat in totaal 22 ha en voorziet daarbij in 2 ha met de privé-domeinen van 4 huizen en 20 ha grotendeels nieuwe natuur met wandelpaden, fietspaden, een parkeerplaats en andere voorzieningen. De nieuwe natuur moet een belangrijke schakel gaan vormen tussen het Vlijmensch Ven en het Drongelens kanaal. Om meer inzicht te krijgen in de aanleg- en beheerkosten van het landgoed, is het schetsontwerp voor ‘De Hooge Bank’ zoveel mogelijk doorvertaald naar concrete aanleg- en beheermaatregelen. Ecologie en natuur stonden daarbij centraal. Op basis van de vastgestelde maatregelen is vervolgens een globale kostenraming opgesteld. De eenheidsprijzen voor de kostenraming zijn zoveel mogelijk ontleent aan het ‘Normenboek Natuur, Bos en Landschap 2008’ (Alterra 2008). De aanleg van de tuinen rond de gebouwen is buiten beschouwing gebleven. Bij de interpretatie van de hier gepresenteerde gegevens en resultaten dient steeds bedacht te worden dat de oppervlakten van de verschillende landschapselementen zijn ontleend aan een schetsontwerp. Tevens ontbreken concrete gegevens met betrekking tot de huidige bodemvruchtbaarheid (nutriëntenbeschikbaarheid). Op basis van de situatie in de directe omgeving lijkt het landgoed een prima uitgangssituatie voor natuurontwikkeling te bieden. Het valt echter niet volledig uit te sluiten dat de benodigde beheerintensiteit of –frequentie lokaal wat anders dient te liggen dan nu ingeschat.
Richtlijnen aanleg en beheer Landgoed Hooge Bank, ECOLOGICA
5
Inleiding
Richtlijnen aanleg en beheer Landgoed Hooge Bank, ECOLOGICA
6
Aanleg en beheer
2. AANLEG EN BEHEER
2.1. Bos Richtlijnen aanleg In totaal wordt circa 3 ha bos aangelegd. Rond de landgoedbebouwing betreft dit parkbos, op de heide vormt meer natuurlijk bos het streefbeeld. Voor het natuurbos biedt een spontane ontwikkeling naast bescheiden bosaanplant grote ecologische voordelen. Bij spontane ontwikkeling ontstaat een soortensamenstelling die de lokale omstandigheden weerspiegelt en door grotendeels spontane vestiging is er vanaf de start reeds sprake van grotere diversiteit in leeftijdsopbouw en vegetatiestructuur. Voor het natuurbos op de heide kan dan ook het best gekozen worden voor een lage plantdichtheid van circa 4 stuks per 100 m2.. De aanplant dient slechts als start van de bosontwikkeling en legt de contouren van het toekomstige bos vast. Het beplantingssortiment bestaat uit lokaal algemene en bij meer voedselarme landschappen passende boom- en struiksoorten: zomereik, ruwe berk, wilde lijsterbes en sporkehout. Omdat de bouwvoor niet wordt verwijderd en mogelijk zelfs wordt opgehoogd met bouwvoormateriaal van het heideterrein, kunnen ook soorten van wat voedselrijkere standplaatsen worden toegevoegd. Beuk, gewone esdoorn, gewone es, hazelaar, iepen, eenstijlige meidoorn en sleedoorn komen hiervoor het meest in aanmerking. Genoemde soorten zijn ook aan te treffen langs het nabij gelegen Drongelens kanaal. De randen van het natuurbos zijn gevarieerd met doorgaans een meer geleidelijk verloop in vegetatiestructuur. Voor het parkbos is juist een in leeftijd en structuur meer uniform opgaand bos met statige bomen wenselijk. De plantdichtheid ligt hier dan ook hoger met circa 25 stuks per 100 m2. Het beplantingssortiment omvat naast inheemse ook uitheemse soorten met als belangrijkste vertegenwoordigers: zomereik, beuk, gewone plataan, witte paardenkastanje, Noorse esdoorn, zomerlinde, winterlinde, Hollandse linde, hulst, rode en gele kornoelje en kardinaalsmuts. Aan de bosranden bij bebouwing wordt ook een rododendron-boog aangeplant. Algemene richtlijnen voor beheer Ontwikkelingsbeheer Voor een goede ontwikkeling van de jonge aanplant wordt de omringende vegetatie de eerste jaren omstreeks juni gemaaid. Bij hoge vraatdruk is het zaak de aanplant te beschermen bijvoorbeeld middels boommanchetten of wildgaaskokers. Dit is met name van belang bij het parkbos. In het parkbos vindt na het eerste jaar ook inboet plaats. Bij het natuurbos blijft inboet achterwege. Enige sterfte past bij de keuze voor een meer spontane bosontwikkeling. Instandhoudingsbeheer Voor het natuurbos is in principe geen instandhoudingsbeheer noodzakelijk. Het parkbos wordt door snoeiwerkzaamheden verfraaid en in model gehouden. De periodieke snoeiwerkzaamheden worden verricht in de periode tussen 1 november en 15 maart.
Richtlijnen aanleg en beheer Landgoed Hooge Bank, ECOLOGICA
7
Aanleg en beheer
2.2. Bosranden Richtlijnen aanleg De randen van de bossen krijgen op het landgoed extra aandacht. Voor zover ze grenzen aan heide en schraalland wordt gestreefd naar structuur- en soortenrijke open bosrand met veel vruchtdragende bomen en struiken. Nabij de landgoedbebouwing wordt gestreefd naar een kleurrijke gesloten bosrand die recht doet aan het meer statige karakter van het parkbos. De open bosranden worden aangeplant als circa 5m brede strook aansluitend op het natuurbos. In deze strook worden alleen struiken aangeplant in een lage dichtheid van circa 4 stuks per 100 m2. Door uitsluitend struiken aan te planten is het gemakkelijker om de open bosrand door middel van een hakhoutbeheer op zijn plaats te houden zonder dat dominante boomsoorten de soortenrijkdom steeds verder terug dringen en zonder dat de bosrand steeds verder de hei oploopt. Omdat de uitgangssituatie vanwege de aanwezige teeltlaag nogal voedselrijk is, kan gebruik worden gemaakt van een breed scala aan soorten: hazelaar, meidoorn, sleedoorn, sporkehout, wilde lijsterbes, wegedoorn, brem, rozen (vooral hondsroos) en bij voldoende vochtigheid ook gewone vogelkers en gelderse roos. Ecologisch is het waardevol om bijvoorbeeld ook bramen, framboos en wilde kamperfoelie toe te voegen. Een dergelijke soortencombinatie voorziet in een grote variatie aan vruchten wat onder andere de das zal weten te waarderen. Voor deze laatste soort zouden aanvullend ook nog appel- of perenbomen kunnen worden aangeplant. Genoemde soorten passen echter minder goed bij het natuurbos dat langs de heide en het schraalgrasland wordt nagestreefd. Het ligt meer voor de hand om deze soorten in de rand van het parkbos aan te planten De gesloten bosranden van het parkbos bieden door beschaduwing van boomkruinen minder mogelijkheden voor een grote soortdiversiteit. Afhankelijk van de precieze expositie zullen vooral de meer schaduwtolerante soorten weten te overleven. Bijmenging aan het bomenbestand kan best bestaan uit hazelaar, meidoorn, sporkehout, wilde lijsterbes, krentenboompje, hulst en eventueel appel en peer. De aanleg van de bosranden wordt tegelijkertijd met de bosaanplant uitgevoerd. Bij het planten wordt voor de randzones alleen een andere soortenassortiment gebruikt en bij het park kan plantdichtheid eventueel wat worden verhoogd omdat de struiken een aanvulling vormen op het bomenbestand. Algemene richtlijnen voor beheer Ontwikkelingsbeheer Voor een goede ontwikkeling van de jonge aanplant wordt de omringende vegetatie de eerste jaren omstreeks juni gemaaid. Bij hoge vraatdruk is het zaak de aanplant te beschermen bijvoorbeeld middels boommanchetten of wildgaaskokers. Dit is met name van belang bij het parkbos. Instandhoudingsbeheer Voor de instandhouding van een open bosrand die niet ten koste gaat van de aangrenzende open begroeiing is een hakhoutbeheer noodzakelijk. Daarbij kan een cyclus van vijf jaar worden aangehouden waarbij steeds het grootste deel van de hoog opgaande bomen en struiken worden afgezet. Dit beheer dient te worden uitgevoerd in de periode tussen 1 november en 15 maart. Om bij het parkbos een gesloten bosrand te behouden, dient de struiklaag om de drie jaar voor circa 50% te worden terug gesnoeid. Dit snoeien dient plaats te vinden in de periode van 1 november tot 15 maart.
Richtlijnen aanleg en beheer Landgoed Hooge Bank, ECOLOGICA
8
Aanleg en beheer
2.3. Heide Richtlijnen aanleg Heide en heischraalgrasland groeien op voedselarme bodems. Om een voedselarme uitgangssituatie te creëren op voormalige landbouwgrond moet op zijn minst de voedselrijke teeltlaag worden afgegraven. Door inspoeling van nutriënten kan het zelfs nodig zijn om dieper te ontgraven dan de teeltlaag. De lokaal noodzakelijke ontgravingsdikte bedraagt circa 0,3m, op basis van bodemonderzoek door Optifield. Het ontgraven dient niet ‘strak’ te gebeuren. Door direct bij het graafwerk enig reliëf aan te brengen ontstaat een veel gunstigere uitgangssituatie voor een gevarieerde en soortenrijkere heidegemeenschap. De vrijkomende teelaarde valt lokaal mogelijk deels te verwerken op de plekken waar nieuwe bosaanplant is voorzien. Hoewel in de directe omgeving nog heiderestanten aanwezig zijn, is niet waarschijnlijk dat onder de teeltlaag nog een zaadvoorraad met plantenzaden uit het heidelandschap aanwezig is. Omdat dispersie en vestiging van planten zeer langzaam verlopen, kan na ontgraving het best heidemaaisel of een dunne laag heideplagsel over het perceel worden verspreid. Het uit te strooien materiaal moet afkomstig zijn van een nabijgelegen heideterrein. Als voor begrazing wordt gekozen dient het terrein te worden uitgerasterd. Algemene richtlijnen voor beheer Ontwikkelingsbeheer Bij een lage bodemvruchtbaarheid door voldoende afgraven van de toplaag zal de biomassaproductie de eerste jaren laag zijn. De uitgangssituatie is dan gunstig voor de vestiging van heide, maar vaak ook voor de vestiging van bosopslag. Met name berken, dennen en wilgen, waarvan de zaden gemakkelijk door de wind worden verspreid, kunnen massaal opslaan bij voldoende bodemvochtigheid in de kiemtijd. In dat geval is het nodig om de jonge boompjes snel te verwijderen. Het best kan dit gebeuren door uittrekken of uitsteken. Bij maaien of begrazen lopen de boompjes vanuit hun wortelstelsel weer uit. De kosten om op deze arbeidsintensieve wijze boomopslag te verwijderen zijn moeilijk aan te geven. Instandhoudingsbeheer Extensieve begrazing is een geschikte methode om heide en heischraal grasland in stand te houden. Begrazing resulteert in een structuurrijke heide die rijker is aan karakteristieke fauna dan gemaaide heide. Het inscharen van vee hoeft geen geld te kosten, maar dat is afhankelijk van de lokale agrarische situatie. Enkele boomgroepen, solitaire bomen en enig struweel zijn gewenst vanwege hun betekenis voor de fauna. Relevante soorten zijn zomereik, ruwe berk, brem, sporkehout, braam, wilg en eventueel grove den. De totale bedekking van deze houtigen dient echter beneden de 10% bedekking te blijven. Indien nodig dient het teveel aan houtigen eens in de 4 jaar te worden verwijderd.
Richtlijnen aanleg en beheer Landgoed Hooge Bank, ECOLOGICA
9
Aanleg en beheer
2.4. Plassen Richtlijnen aanleg Binnen het heide- en schaalgraslandperceel wordt een drietal plassen met glooiende oevers aangelegd die van nature water houden. De grootte en diepte van de plassen varieert (Bijlage 1). Gemiddeld blijft ook in droge perioden op de diepste plekken circa 0,6m water staan. Over de westelijke plas wordt een circa 20m lange wandelbrug geplaatst. De vrijkomende teelaarde wordt afgevoerd of (deels) verwerkt binnen het terrein verwerkt op de plekken waar bos wordt aangeplant. De plassen worden niet uitgerasterd maar maken integraal onderdeel uit van de heidebegrazingseenheid. Mocht de extensieve begrazing toch ingrijpende vertrapping en vermesting opleveren dan kan in een later stadium alsnog worden uitgerasterd. De water- en oevervegetatie ontwikkelt zich spontaan zodat de plassen een natuurlijk karakter hebben. Wel wordt voor het natte oppervlak gestreefd naar instandhouding van circa 60% open water. Algemene richtlijnen voor beheer Ontwikkelingsbeheer Wanneer na aanleg veel opslag optreedt wordt deze verwijderd. Omdat de poelen binnen het heide- en schraalgraslandperceel liggen, is deze maatregel in de kostenraming opgenomen onder het heidebeheer. Instandhoudingsbeheer De oevers van de plassen worden meebegraasd en meebeheerd (verwijderen opslag) met de heide zodat voor de oever geen aanvullende maatregelen nodig zijn. Om voldoende open water te behouden en te ver gaande verlanding tegen te gaan worden de plassen periodiek en gefaseerd opgeschoond. Maximaal gebeurt dit eens per 10 jaar waarbij de maatregel maximaal 75% van het natte oppervlak beslaat.
2.5. Poelen Richtlijnen aanleg Op het landgoed worden 2 van nature waterhoudende poelen gegraven met een doorsnede van 20 à 30 meter. De poelen liggen in de volle zon en de oevertaluds hebben een helling van circa 1:3. In de diepste delen bedraagt het laagste waterpeil gedurende de periode van 1 april tot 1 oktober gemiddeld 0,5 meter. Incidenteel mag de poel droogvallen. Eén van beide poelen ligt in beweid grasland. Deze poel wordt uitgerasterd om grazers en daarmee vertrapping en vermesting te weren.
Richtlijnen aanleg en beheer Landgoed Hooge Bank, ECOLOGICA
10
Aanleg en beheer
Algemene richtlijnen voor het beheer Ontwikkelingsbeheer Ontwikkelingsbeheer is alleen noodzakelijk wanneer de oevers na aanleg sterk begroeid raken met opslag van bomen en struiken. In dat geval is het raadzaam om in een vroeg stadium de opslag met wortel en al te verwijderen. Het best kan dit gebeuren door de jonge boompjes uit te trekken of uit te steken. Bij maaien of begrazen lopen de boompjes vanuit hun wortelstelsel toch weer uit. Grootschaliger aanpak, zoals het afsteken van de bovenlaag van de bodem, creëert opnieuw een gunstig vestigingsmilieu voor houtigen. De kosten om boomopslag terug te dringen zijn moeilijk concreet aan te geven. Instandhoudingsbeheer Voor het natte oppervlak is het streven om circa 75% te laten bestaan uit open water. Om verdere dichtgroei te voorkomen wordt de zuidelijke oeverzone inclusief de aangrenzende ondiepe waterzone elke 3 jaar van vegetatie ontdaan. Aan de noordzijde gebeurt dit eens in de 6 jaar, zodanig dat de beheerjaren aan zuid- en noordkant niet samenvallen en de poel dus in ieder jaar minstens voor de helft ongemoeid wordt gelaten. Naast het schonen wordt de poel periodiek uitgebaggerd. De frequentie is afhankelijk van de snelheid van slibopbouw maar vindt niet vaker plaats dan eens per 5 jaar. Het baggeren wordt gefaseerd uitgevoerd om de aquatische fauna te sparen. Per keer wordt minstens een kwart van de waterbodem gespaard. Het vrijkomende slib wordt afgevoerd.
2.6. Sloten Richtlijnen aanleg Aan de noordoostzijde van het landgoed worden sloten met natuurvriendelijke oevers ontwikkeld, deels vanuit reeds bestaande watergangen. De sloten die het bloemrijke grasland insteken krijgen een gemiddelde breedte van 10m waarvan minstens 4m open water. Hun grootste diepte bedraagt ruim 1 m en beide plasdrasoevers hebben een minimale helling van 1:3. De plasdrasoevers aan de NW-zijde mogen zich tot rietruigte ontwikkelen, aan de ZO-zijde wordt nat grasland nagestreefd. De sloot op de perceelsgrens wordt verbreed tot circa 8m met minimaal 2,5m open water. Deze aanpassing vindt plaats aan de westzijde waar de oever een voor waadvogels interessante hellingshoek van circa 1:5 krijgt. Ook hier bedraagt de waterdiepte ruim 1m. De oever aan de oostzijde blijft in de huidige vorm behouden. Aan deze zijde mag zich rietruigte ontwikkelen. Aan de westzijde richt het beheer zich op de ontwikkeling van een grazige plasdrasoever. De waterdiepte van de sloten volgt de door het waterschap ingestelde peilen (Bijlage 1) of kan worden gefixeerd met een dam met overlaat. De bij het ontgraven vrijkomende teelaarde kan in principe zonder ecologische nadelen over het aangrenzende terrein worden verspreid. De overige grond wordt afgevoerd. De sloten en hun plasdrasoevers worden uitgerasterd om grote grazers te weren.
Richtlijnen aanleg en beheer Landgoed Hooge Bank, ECOLOGICA
11
Aanleg en beheer
Algemene richtlijnen voor beheer Ontwikkelingsbeheer Ontwikkelingsbeheer is niet voorzien. Slechts wanneer distels of boomopslag op de oevers sterk op de voorgrond treden, is aanvullend beheer van maaien of het verwijderen van opslag mogelijk noodzakelijk. Gezien het reguliere beheer van maaien is aanvullend ontwikkelingsbeheer waarschijnlijk niet nodig. Instandhoudingsbeheer Het instandhoudingsbeheer voor rietruigte bestaat uit driejaarlijks gefaseerd maaien en afvoeren waarbij per keer 50% van de rietruigte wordt verwijderd. Het beheer kan het best in de herfst worden uitgevoerd, maar dient in elk geval buiten het vogelbroedseizoen te worden uitgevoerd. Het instandhoudingsbeheer voor de grazige plasdrasoever bestaat uit het jaarlijks maaien en afvoeren van het gehele areaal van dit oevertype. Het maaien vindt plaats in de zomer na 16 juni. De sloten zelf worden periodiek geschoond. De frequentie is afhankelijk van de snelheid van slibopbouw maar vindt niet vaker plaats dan eens per 5 jaar. Het baggeren wordt gefaseerd uitgevoerd om de aquatische fauna te sparen. Per keer wordt minstens een kwart van de waterbodem gespaard. Het vrijkomende materiaal wordt afgevoerd. Verwerken in de rietruigte is in theorie mogelijk, maar leidt uiteindelijk tot ongewenste ophoging en verdroging van deze zone. Bij beperkte hoeveelheden schoningsmateriaal zou verspreiden op het bloemrijkgrasland op termijn (na verschraling) wel een optie kunnen zijn.
2.7. Bloemrijke graslanden Richtlijnen aanleg Het oppervlak te realiseren bloemrijk grasland bedraagt circa 7 ha. Het op korte termijn verschralen van een dergelijk oppervlak voormalige landbouwgrond is moeilijk haalbaar. Zonder ingrijpende verschraling is de vestiging van bloemrijk grasland echter ook vrijwel uitgesloten. Een tweeledige aanpak ligt dan ook voor de hand: pleksgewijs, op kleine schaal intensief verschralen middels het verwijderen van de teeltlaag om vestiging van bloemrijk grasland mogelijk te maken op grote schaal langzaam verschralen middels extensieve begrazing om de noodzakelijke inspanningen binnen te perken te houden. Het verwijderen van de teeltlaag valt praktisch en ecologisch het best te combineren met de aanleg van de natuurvriendelijk in te richten sloten. Door aansluitend aan de sloten een strook van circa 10m breed te ontdoen van de teeltlaag ontstaat een goede uitgangssituatie voor bloemrijk grasland. De stroken hoeven alleen te worden aangelegd aan de slootkant waar een natte grasoever is voorzien (zie 2.6 Sloten). De te ontgraven teeltlaag is circa 0,30m dik en de beperkte hoeveelheid vrijkomend materiaal kan zonder ecologische nadelen over het aangrenzende terrein worden verspreid. Het gehele grasland, inclusief de ontgraven bloemrijke stroken, wordt extensief begraasd zodat plaatsing van een veeraster noodzakelijk is. Om de vestiging van de gewenste bloemrijke vegetatie te bespoedigen worden de ontgraven stroken ingezaaid met een mengsel van wilde bloemzaden passend bij de lokale milieucondities. De ontgraven stroken vormen daarmee als het ware de bron van waaruit karakteristieke bloemen de rest van het verschralende perceel in de loop der tijd langzaam kunnen koloniseren.
Richtlijnen aanleg en beheer Landgoed Hooge Bank, ECOLOGICA
12
Aanleg en beheer
Algemene richtlijnen voor beheer Ontwikkelingsbeheer Ontwikkelingsbeheer is niet voorzien. Slechts wanneer distels of opslag van houtigen op de ontgraven stroken sterk op de voorgrond treden, is een aanvullend beheer van maaien of het verwijderen van opslag noodzakelijk. Instandhoudingsbeheer Het instandhoudingsbeheer bestaat uit extensieve begrazing. De begrazingsintensiteit wordt afgestemd op de productiviteit van het grasland.
2.8. Lanen Richtlijnen aanleg De aan te leggen lanen beslaan een lengte van circa 400m. Aansluitend op bestaande lanen in de omgeving worden tamme kastanje of Hollandse linde aangeplant. De onderlinge plantafstand bedraagt 10m en het aanplanten vindt plaats in plantgaten met een diameter van 60 cm. Algemene richtlijnen voor beheer Ontwikkelingsbeheer Voor een goede ontwikkeling van de aanplant wordt de omringende vegetatie periodiek gemaaid. Bij sterfte worden nieuwe bomen geplant. Indien nodig wordt bij droogte gedurende de eerste jaren water geven indien nodig (normprijs: € 12,5 voor het bewateren van 10 bomen). Instandhoudingsbeheer Laanbomen worden periodiek gesnoeid. Het snoeihout wordt uit de laan verwijderd en bijvoorbeeld op rillen gezet in aangrenzend bos of afgevoerd. De periodieke snoeiwerkzaamheden worden verricht in de periode tussen 1 november en 15 maart.
2.9. Dassentunnel Richtlijnen aanleg In een bosje direct naast het landgoed leeft een dassenfamilie. Door middel van een dassentunnel kunnen de dieren zich een veiliger toegang verschaffen tot het bloemrijke grasland, wat een belangrijk foerageergebied vormt. Als dassentunnel wordt een betonnen buis met een diameter van 0,6 m onder de Nieuwkuijkse weg door geperst. De ingangen worden van grindkoffers voorzien om instroming van regenwater te voorkomen. De te overspannen breedte wordt op circa 10m geschat. Rasters langs de weg zijn naar verwachting reeds aanwezig of worden door Natuurmonumenten geplaatst buiten dit project om. Algemene richtlijnen voor beheer Ontwikkelingsbeheer Geen.
Richtlijnen aanleg en beheer Landgoed Hooge Bank, ECOLOGICA
13
Aanleg en beheer
Instandhoudingsbeheer Regulier beheer (indien nodig open houden van de ingangen door maaien of kappen) kan met de overige twee tunnels in het gebied worden meegenomen. Tunnel en aansluitend raster dienen tenminste om de drie jaar op toegankelijkheid respectievelijk ondoordringbaarheid te worden gecontroleerd.
2.10. Fiets- en wandelpaden Richtlijnen aanleg Om het landgoed voor recreanten toegankelijk te maken worden extra wandel- en fietspaden aangelegd met een totale lengte van 2,4 en respectievelijk 1 km. De wandelpaden worden eenvoudig aangelegd. Het betreft onverharde, open geschaafde zandpaden van circa 1m breed door heide en bos. De fietspaden zijn circa 2m breed, verhard met asfalt en bedoeld voor verkeer in twee richtingen. De begroeiing langs de paden mag over de randen heen groeien maar mag het verkeer niet hinderen. Algemene richtlijnen voor beheer Ontwikkelingsbeheer Geen. Instandhoudingsbeheer Het onderhoud van de wandel- en fietspaden bestaat uit het om het jaar klepelen en snoeien van aangrenzende vegetatie. Bij voedselrijke bermen kan het nodig zijn om de klepelfrequentie te verhogen. Incidenteel, bijvoorbeeld na (bos-)beheerwerkzaamheden kan het nodig zijn om de wandelpaden bij te schaven. In overleg met de gemeente wordt nagegaan of het beheer van de fietspaden (deels) kan worden opgenomen in het gangbare wegonderhoud van de aangrenzende wegen en paden.
2.11. Parkeerplaats Richtlijnen aanleg Met een wegenschaaf wordt een eenvoudige parkeerplaats aangelegd met een oppervlak van circa 300m2. Omdat de parkeerplaats op relatief laagliggend perceel wordt aangelegd, is enige vorm van verharding noodzakelijk. De verharding zal bestaan uit halfopen klinkers of gebroken puin. Bij de parkeerplaats wordt een informatiebord met betrekking tot het landgoed geplaatst. Algemene richtlijnen voor beheer Ontwikkelingsbeheer Geen. Instandhoudingsbeheer De parkeerplaats wordt onderhouden door middel van maaien en snoeien. In de begroting zijn hiervoor kosten opgenomen. Indien gekozen wordt voor verharding met gebroken puin dient dit periodiek te worden aangevuld (dit is niet in de begroting opgenomen). In overleg met de gemeente wordt nagegaan of het beheer kan worden opgenomen in het gangbare wegonderhoud van de aangrenzende wegen en paden.
Richtlijnen aanleg en beheer Landgoed Hooge Bank, ECOLOGICA
14
Aanleg en beheer
2.12. Overige voorzieningen Her en der op het landgoed worden voorzieningen geplaatst zoals bankjes, picknick-tafels en klappoortjes. Deze voorzieningen zijn opgenomen in de globale kostenraming. Het benodigde onderhoud en de levensduur van deze voorzieningen zijn vooraf moeilijk in te schatten. In de raming zijn hiervoor geen kosten opgenomen.
Richtlijnen aanleg en beheer Landgoed Hooge Bank, ECOLOGICA
15
Kostenraming
3. KOSTENRAMING Globale raming aanlegkosten excl. BTW Prijzen in Euro. element
maatregel
eenheid hoeveelheid eenheidsprijs kosten aanleg
Amfibiepoelen poel in driehoek
aanleg opbrengst teelaarde opbrengst winbaar zand
stuks m3 m3
Heide en schraalgrasland
verwijderen teeltlaag opbrengst teelaarde
ha m3
Bos
aanleg incl. soortenrijke rand leveren en aanbrengen boommanchetten
Bosrand
2 741 1074
3000 -1 -5
6000 -741 -5370
6 18000
5000 -1
30000 -18000
ha 100 stuks
3 43,5
10000 94
30000 4089
aanleg open bosrand (excl. NM-rand) aanleg gesloten bosrand
m m
1000 700
Lanen
planten inclusief graven plantgaten
km
0,38
10000
3800
Natuurvriendelijke sloten*
aanleg opbrengst teelaarde opbrengst winbaar zand
ha m3 m3
0,82 5500 745
10000 -1 -5
8200 -5500 -3725
Plassen plas west
aanleg opbrengst teelaarde opbrengst winbaar zand opbrengst teelaarde opbrengst winbaar zand opbrengst teelaarde opbrengst winbaar zand
ha m3 m3 m3 m3 m3 m3
1,2 2530 10519 552 1224 2300 6800
70000 -1 -5 -1 -5 -1 -5
84000 -2530 -52595 -552 -6120 -2300 -34000
Bloemrijk grasland
afgraven en direct verwerken teeltlaag inzaai bloemzaadmengsel
ha ha
7 7
500 500
3500 3500
Wandelpaden
eenvoudige aanleg met wegenschaaf
km
2,4
212
509
Fietspaden
aanleg met verharding
km
1
20000
20000
Dassentunnel**
aanleg
m
10
1200
12000
Overige voorzieningen rasters klappoortjes veerooster veerooster parkeerplaats picknickset bankjes prullenbak infopaneel wandelbrug, 1m breed
leveren en aanbrengen leveren en aanbrengen leveren en aanbrengen sleuf en aanvullen verharding aanleg inclusief eenvoudige verharding leveren en aanbrengen leveren en aanbrengen leveren en aanbrengen leveren en aanbrengen leveren en aanbrengen
100 m stuks stuks stuks m2 stuks stuks stuks stuks stuks
4,47 8 4 4 312,5 2 6 2 1 1
350 254 2472 75 40 817 447 135 1250 12500
1565 2032 9888 300 12500 1634 2682 270 1250 12500
plas midden plas zuid
Overige kosten leges ontgronding milieukundig bodemonderzoek TOTAAL
valt onder aanleg bos valt onder aanleg bos
10000 10000 138896
* De prijs voor begrazen wordt geacht gelijk te zijn aan de opbrengsten ervan (inscharen, hooi) ** Er is vanuit gegaan dat het raster al aanwezig is. Breedte van de weg is geschat op 10 meter *** Kosten sterk afhankelijk van hoeveelheid spontane opslag
Richtlijnen aanleg en beheer Landgoed Hooge Bank, ECOLOGICA
16
Kostenraming
Globale kostenraming beheer voor de komende 30 jaar. Prijzen in Euro excl. BTW element
maatregel
eenheid
Amfibiepoelen poel in driehoek
schonen maaien oevers oevermaaisel afvoeren
are km ha
Heide en schraalgrasland
opslag verwijderen 1ste keer*** opslag verwijderen daarna
ha ha
vrijmaaien aanplant incl. rand inboeten 10% snoei parkbos
ha stuks 100 stuks
onderhoud open bosrand onderhoud gesloten bosrand
ha ha
Lanen
opsnoeien
100 stuks
Natuurvriendelijke sloten*
schonen waterbodem en talud afvoeren bagger en taludmateriaal maaien rietoever 50% afvoeren rietoever 50% maaien natte grasoever afvoeren natte grasoever
Plassen
hoeveelheid eenheidsprijs kosten beheer jaar 1 jaar 2 jaar 3 jaar 4 jaar 5 jaar 6 jaar 7 jaar 8 jaar 9 jaar 10 jaar 11 jaar 12 jaar 13 jaar 14 jaar 15 100 100 100 20 20 20 20 20 20 20 20 20 20 20 20 20 20 75 75 75 75 75 75 75 75 75 75 75 75 75 75
0,5 0,2 0,2
200 98 373
6 6
188 63
3 375 10
2250 1,25 235
0,5 0,175
500 500
0,8
235
188
188
188
km ha km ha km ha
0,97 0,82 0,97 0,5 0,97 0,5
260 373 98 373 98 373
252 306
252 306 48 93 95 187
252 306 48 93 95 187
schonen 75%
are
106
200
Bloemrijk grasland
begrazen*
ha
7
0
Wandelpaden
snoeien en klepelen
100 m
24
36
864
864
864
864
864
864
864
Fietspaden
snoeien en klepelen
100 m
10
36
360
360
360
360
360
360
360
Dassentunnel**
controle
Bos
Bosrand
TOTAAL
1128 378 6750 469
378
378
6750 2350
95 187
48 93 95 187
2350
250 88
88
95 187
378
48 93 95 187
95 187
2350
250 88
48 93 95 187
48 93 95 187
88
95 187
48 93 95 187
88
95 187
250 88
88
48 93 95 187
48 93 95 187
95 187
15900 0
30
7530
30
9478
982
1771
30
3909
1741
1012
30
1600
604
21117
30
841
1741
634
1600
4428
* De prijs voor begrazen wordt geacht gelijk te zijn aan de opbrengsten ervan (inscharen, hooi) ** Er is vanuit gegaan dat het raster al aanwezig is. Breedte van de weg is geschat op 10 meter *** Kosten sterk afhankelijk van hoeveelheid spontane opslag
Richtlijnen aanleg en beheer Landgoed Hooge Bank, ECOLOGICA
17
Kostenraming
Globale kostenraming beheer voor de komende 30 jaar. Prijzen in Euro excl. BTW element
maatregel
eenheid hoeveelheid eenheidsprijs kosten beheer
Amfibiepoelen poel in driehoek
schonen maaien oevers oevermaaisel afvoeren
are km ha
Heide en schraalgrasland
opslag verwijderen 1ste keer*** opslag verwijderen daarna
ha ha
vrijmaaien aanplant incl. rand inboeten 10% snoei parkbos
ha stuks 100 stuks
onderhoud open bosrand onderhoud gesloten bosrand
ha ha
Lanen
opsnoeien
100 stuks
Natuurvriendelijke sloten*
schonen waterbodem en talud afvoeren bagger en taludmateriaal maaien rietoever 50% afvoeren rietoever 50% maaien natte grasoever afvoeren natte grasoever
Plassen
jaar 16 jaar 17 jaar 18 jaar 19 jaar 20 jaar 21 jaar 22 jaar 23 jaar 24 jaar 25 jaar 26 jaar 27 jaar 28 jaar 29 jaar 30 100 100 100 20 20 20 20 20 20 20 20 20 20 20 20 20 20 20 75 75 75 75 75 75 75 75 75 75 75 75 75 75 75
0,5 0,2 0,2
200 98 373
6 6
188 63
3 375 10
2250 1,25 235
0,5 0,175
500 500
0,8
235
188
188
188
km ha km ha km ha
0,97 0,82 0,97 0,5 0,97 0,5
260 373 98 373 98 373
252 306
252 306 48 93 95 187
252 306 48 93 95 187
schonen 75%
are
106
200
Bloemrijk grasland
begrazen*
ha
7
0
Wandelpaden
snoeien en klepelen
100 m
24
36
864
864
864
864
864
864
864
864
Fietspaden
snoeien en klepelen
100 m
10
36
360
360
360
360
360
360
360
360
Dassentunnel**
controle
Bos
Bosrand
TOTAAL
378
378
378
2350
2350
250 88
48 93 95 187
95 187
88
48 93 95 187
48 93 95 187
88
95 187
48 93 95 187
250 88
88
48 93 95 187
95 187
2350
48 93 95 187
88
95 187
48 93 95 187
88
48 93 95 187
15900
30
1771
15900
30
463
1741
1012 20946
95 187
30
604
1771
30
841
1741
4080
30
1600
982
1771
463 20837
* De prijs voor begrazen wordt geacht gelijk te zijn aan de opbrengsten ervan (inscharen, hooi) ** Er is vanuit gegaan dat het raster al aanwezig is. Breedte van de weg is geschat op 10 meter *** Kosten sterk afhankelijk van hoeveelheid spontane opslag
Richtlijnen aanleg en beheer Landgoed Hooge Bank, ECOLOGICA
18
Bronnen
BRONNEN • • • •
•
Alterra, 2008. Normenboek Natuur, Bos en Landschap. Tijd- en kostennormen voor inrichting en beheer van natuurterreinen, bossen en landschapselementen. Bekker, H. 2006. Wat beleidsmakers en projectmanagers moeten weten van ontsnippering. Rijkswaterstaat-DWW, Delft. Bleeker, M. & T. Faasen, 2008. Quickscan Natuurwetgeving Nieuw Landgoed – Vlijmen. Ecologica, Maarheeze. Koekkoek, K, I. Röel, R. Olde Loohuis & N. Drijvers, 2009. Beeldkwaliteit- en inrichtingsplan Landgoed ‘De Hooge Bank’. Optifield & Drijvers-Oisterwijk, Haaften en Oisterwijk. Van Rijbroek, G, 2009. Mondelinge mededelingen over kosten en opbrengsten grondverzet.
Richtlijnen aanleg en beheer Landgoed Hooge Bank, ECOLOGICA
19
Bijlage
BIJLAGE 1 WATERPEILEN Te verwachten waterpeilen zoals bepaald door Optifield (Stan Gloudemans).
Maatregel
GLG Gem.GWS GHG Gem. Mv Bodem Max diepte Min diepte cm Eenheid cm+NAP cm+NAP cm+NAP cm+NAP cm+NAP cm Formule Formule Formule Bron Optifield Optifield Optifield AHN
Sloten incl. poeltje noordzijde Poel driehoek Plas West Plas Midden Plas Zuid
200 175 185 195 200
Nvt 250 235 245 250
Richtlijnen aanleg en beheer Landgoed Hooge Bank, ECOLOGICA
230 300 285 295 300
300 315 390 365 375
150 175 125 125 125
80 125 160 170 175
50 0 60 70 75
20
MILON
advies tot realisatie
van
Huygensweg 24 5482 TG 5thijndel I
I 073
I
073
lio-il I
Planschaderisico-analyse ten behoeve de realisering van landgoed De Hooge Bank te Heusden
van
LLI
De heer C. Gubbels
Nieuwkuijkseweg
10 te Helvoirt
LU
MILON bv C
Huygensweg 24 5482 TG
I--I
Schijndel
547 72 53
-
-
549 39 55
[email protected] www.milon.nl
MILON
advies tot realisatie
van
Huygensweg 24 5482 TG 5chijndel I 073 I
I
il
547 72 53
-
073
-
549 39 55
[email protected] www.milon.nl
Planschaderisico-analyse ten behoeve van landgoed De Hooge Bank te Heusden
Titel:
de realisering
van
Status:
definitief
Datum:
20 mei 2009
Initiatiefnemer:
de heer C. Gubbels
Nieuwkuljkseweg
10 te Helvoirt
a.
Aanvrager:
de heer C. Gubbels Nieuwkuljkseweg 10 te Helvolrt
Auteur:
mr.
Projectnummer:
294797
Bestandsnaam:
P:\PRO.JECTEN\Heusden\Landgoed Hooge Bank te Heusden\Pra\Definitieve planschadeanalyse landgoed
David Wintraecken
Hooge Bank
Projectleider: Telefoonnummer: Faxnummer: E-mail: Website:
De
te Heusden
Wilfred van der Velden 073 5477253 073 5493955 -
-
[email protected] www.milon.nl
Handtekening directie:
uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de opdrachtgever en/of MILON bv. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze in opnamen of
gemaakt,
S
Eerland vom unennosanois
VKB p, 2001 v so-2oo2 vs p.2oos
VKB p. 1001
vses.2oo2 vaa
p.
too3
AAnnEMEns ehe
MILON bv is Kwalibo erkend
gecertificeerd conform NEN-EN-ISO 9001:2000, VKB-protocol 1001 (grond), 1002 (niet vormgegeven) en 1003 (vormgegeven statische partijen en verse mengsels) voor monsterneming Bouwstoffenbesluit, BRL SIKB 2000 "Veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek", VKB-protocol 6001"milieukundige begeleiding en evaluatie landbodemsanering" en voor VCA** 2004/04. en
MILON
advies tot realisatie
van
Huygensweg 24
Schijndel
5482 TG
i
I 073
I
073 il
liii I
547 72 53
-
-
549 39 55
[email protected] www.milon.nl
Inhoudsopgave 1.
In-/aanleiding....................................................................................4
1.1 Doelstelling....................................................................6 2. Planologische situatie.........................................................................7
Vigerende bestemmingsplannen.......................................7 Beschrijving feitelijke en gewenste situatie........................9 3. Planschaderisico-analyse .................................................................11 3.1 Bepaling van 'degene die schade lijdt of zal lijden'............ 11 3.2 11 Risicobeoordeling 3.2.1 Wijziging planologisch regime........................................................... 12 3.2.2 Vergelijking huidig en toekomstig planologisch regime......................... 12 3.2.3 Algemene beschouwingen 13 3.3 Belanghebbenden planologische vergelijking en bepaling 13 planologisch nadeel 3.3.1 P1anologische vergelijking / bepaling wijziging planologisch regime 13 3.3.2 Bepaling planologisch nadeel 14 3.3.3 Inschakeling makelaar-ta×ateur voor waardebepaling en 17 schadevaststelling 4. Conclusie en aanbevelingen .............................................................18 2.1
2.2
.........................................................
................................................................
-
.................................................................................
.......
............................................................
...................................................................................
y ¯
MILON
advies tot realisatie
van
HuygensWeg 24
5diijndel
5482 TG I 073
I
073
i
1.
-
549 39 55
info@m[lon.nl
il
il
547 72 53
-
www.milon.nl
In-/aanleiding
De heer C. Gubbels
(hierna verder te noemen: de initiatiefnemer) wil op zijn de percelen Honderdbunderweg en de Nieuwkuljkseweg te Heusden een realiseren landgoed (hierna verder te noemen: het plan). Op de afbeeldingen 1 en 2 zijn de gronden rood omlijnd aangegeven waar het plan gerealiseerd wordt. aan
Met het initiatief is ruim 22 hectare
dat deze landhuis
landbouwgrond gemoeld. Het is de bedoeling landbouwgrond wordt omgevormd naar een nieuw landgoed met één en drie aan het landhuis ondergeschikte woningen.
In 2007 is
College college
voor
van
het
plan
een
heeft zich
positief
inrichtingsvoorstel gemaakt
en
voorgelegd
aan
het
Wethouders van de gemeente Heusden. Het uitgelaten over het plan.
Burgemeester
en
Van de in totaal 22 hectare nieuw
landgoed worden ruim 20 hectare nieuwe nodige infrastructuur, zoals wandel- en fietspaden en een parkeerplaats, één landhuis van allure en drie aan het landhuis ondergeschikte woningen ontwikkeld. De natuur zoekt aansluiting bij de omliggende gebieden en versterkt de ter plaatse aanwezige natuur. Het plangebied wordt deels opengesteld voor het publiek voor extensieve (dag)recreatie (wandelen, fietsen, paardrijden, e.d.). natuur,
met daarin de
Voor het indicatieve
inrichtingsplan
Afbeelding 1: luchtfoto met rood omlijnd landgoed (bron: Google Maps)
de
wordt
verwezen naar
globale aanduidingen
van
afbeelding
het
6.
gewenste
Pagina
4 van 18
advies tot realisatie
van
HuygensWeg 24
5thijndel
5482 TG
I
073 073
i
il
a
I
Locatie
Landgoed
'De
547 72 53
-
-
549 39 55
[email protected] www.milon.nl
H.ooge Bank'
Afbeelding 2: overzichtskaart met rood omlijnd de ligging van het landgoed (bron: bestemmingsple n 'landgoed De Hooge Bank', Optiefield BV en Adviesbureau Mol-van Zelst) In
paragraaf
bestaande
en
2.2
(Beschrijving feitelijke
en
gewenste situatie) wordt de
de gewenste situatie nader beschreven.
plangebied is het bestemmingsplan 'Buitengebied 1994' van de voormalige gemeente Helvoirt, het bestemmingsplan 'Buitengebied 1991' van de voormalige gemeente Vlijmen en het 'Ultbreidingsplan in hoofdzaak' uit 1965 van de voormalige gemeente Vlijmen in meer of mindere mate van toepassing. Het plan is strijdig met deze vigerende planologische regimes omdat op het plangebied agrarische 'getinte' bestemmingen rusten. Met name de gewenste realisering van de landgoedwoningen is direct in strijd met de geldende bestemmingen vanwege het ontbreken van de hiervoor noodzakelijke bouwvlakken. Voor het realiseren van het plan is derhalve een planherzieningsprocedure noodzakelijk.
Voor het
inhoudelijke behandeling van het geldende planologische regime verwezen naar paragraaf 2.1 (Vigerende bestemmingsplannen).
Voor
een
Pagina
wordt
5 van 18
MILON
aaviss ts,
van
Huygensweg 24 5482 TG 5thijndel I
073
-
547 72 53
0/3-5493955
i
l' I
[email protected] wwurnilon.nl
Eén van de voorwaarden voor medewerking door de gemeente aan het plan is dat de initiatiefnemer een planschaderisico-analyse laat opstellen. Onderhavige notitie voorziet hierin.
1.1
Doelstelling
Planschade van een
worden
lid,
van
• • • • • • • • •
is te omschrijven als een nadelig gevolg voor een belanghebbende wijziging van het planologisch regime. De schade die als planschade kan aangeduid, moet een gevolg zijn van één van de in artikel 6.1, tweede de Wet ruimtelijke ordening (Wro) genoemde oorzaken:
bestemmingsplan; inpassingsplan; beheersverordening; ontheffing op grond van een beheersverordening; buitenplanse ontheffing; binnenplanse ontheffing, voorbereidingsbesluit; projectbesluit; aanhouding van een bouw-, sloop- of aanlegvergunning
of de weigering
daarvan. Het
planschaderegime van de analyse en op de afhandeling de planschade.
Wro is van toepassing op deze planschaderisicoeventuele verzoeken om tegemoetkoming in
van
'Degene die schade lijdt of zal lijden' kan tegemoetkoming in de planschade, maar gehele schade.
in aanmerking komen voor heeft geen recht op vergoeding
van
de
De gemeente kan medewerking aan een bestemmingsplan weigeren, omdat zij het financiële risico dat teweeg wordt gebracht door de kans op één of meerdere planschadeclaims, te groot acht. In het verlengde hiervan is het voor de uitvoerende partij, zoals de initiatiefnemers, uit financieel economisch oogpunt wenselijk dan wel noodzakelijk om een planschaderisico-analyse te laten uitvoeren om zowel kwantitatief als kwalitatief inzichtelijk te krijgen of er respectievelijk sprake zal zijn van gegronde planschadesituaties en welke omvang deze situaties kennen. Dit met het oog op de financieel economische haalbaarheid.
Pagina
6 van 18
¯
MILON
van
advies tot realisatie
Huygensweg 24 5482 TG
.
| 073 073
Schijndel 547 /2 53
-
-
549 39 55
[email protected] www.milon.nl
2.
Planologische situatie
Een
planschadeclaim
schade toebrengt situatie. 2.1
aan
is
mogelijk,
indien de wijziging
de situatie in
vergelijking
het planologisch regime huidige planologische
van
met de
Vigerende bestemmingsplannen
plaatse van het piangebied gelden het bestemmingsplan 'Buitengebied 1994' de voormalige gemeente Helvoirt, (in beginsel) het bestemmingsplan 'Buitengebied 1991' van de voormalige gemeente Vlijmen en het 'Ultbreidingsplan in hoofdzaak' uit 1965 van de voormalige gemeente Vlijmen. Ter
van
Afbeelding 3: uitsnede plankaart 'Buitengeb ed 1991' van de voormalige gemeente Vlijmen; noordelijk gedee te plangebied valt onder het bestemmingsplan uitsnede 'Buitengebied 1991'
Afbeelding 4: uitsnede plankaart 'Buitengebied 1994' van de voormalige gemeente Helvoirt; zuidelijk gedeelte piangebied valt onder het bestemmingsplan 'Buitengebied 1994'
Pagina
7 van 18
MILON
van
advies tot realisatie
Huygensweg 24 Schijndel
548Z TG I
I
073 073
li
Afbeelding
5
uitsnede
plankaart 'Uitbreidingsplan
547 72 53
-
-
549 39 55
info@m1|on.nl www.rnilon.nl
¯¯
in hoofdzaak' uit 1965
Het
noordelijke deel van het plangebied ligt dus op het grondgebied van de voormalige gemeente Vlijmen (zie afbeelding 3). Aan het in 1991 vastgestelde bestemmingsplan is gedeeltelijk goedkeuring onthouden door de provincie. De onthouding van goedkeuring heeft ook betrekking op het noordelijk gelegen gedeelte van het plangebied. Hlerdoor geldt voor dit gedeelte van het plan het 'Ultbreidingsplan in hoofdzaak' uit 1965. Het grootste deel van het piangebied heeft de bestemming 'Landelijk gebied I'. Het oprichten van gebouwen is binnen deze bestemming niet toegestaan. Een zone langs de Vliedbergweg heeft de bestemming 'Landelijk gebied III', Ten behoeve van de landbouw mogen hier gebouwen worden opgericht. Verreweg het grootste gedeelte
van het piangebied valt onder het regime van bestemmingsplan 'Buitengebied 1994' van de voormalige gemeente Helvoirt (zie afbeelding 4). De gronden van het plangebied dragen de bestemming 'Agrarisch gebied met natuur- en landschappelijke waarde (Ani)', inclusief een boringsvrije zone. De voor deze bestemming aangewezen gronden zijn kort samengevat bestemd voor agrarisch bedrijfsvoering met de daarbij behorende voorzieningen en het behoud en/of herstel en ontwikkeling van de aanwezige natuur- en landschappelijke waarden. Om verontreiniging van grondwater tegen te gaan, is er voor een gedeelte een boringsvrije zone aangegeven. Enkel binnen de gebiedsaanduiding 'Agrarisch bouwblok' mogen, onder voorwaarden, bouwwerken ten behoeve van een agrarisch bedrijf worden gebouwd. Buiten deze gebiedsaanduiding mogen enkel erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd tot een hoogte
het
van
maximaal 2 meter.
aanlegvergunning nodig voor diverse handelingen die invloed landschap, zoals het leggen van leidingen en het verwijderen van bosjes. Ook loopt er nog een straalpad over de zuidwestelijke hoek van het plangebied. Er is verder een
hebben op de bodem of op het
De
vigerende planologische mogelijkheden binnen het plangebied zijn
zin te scharen onder
'agrarisch grondgebruik
en
in zekere
agrarische bedrijfsvoering'
Pagina
met
8 van 18
MILON
van
advies tot realisatie
Huygensweg
I I
073 073
24
Schijndel
5482 TG
547 72 53
-
-
549 39 55
[email protected] www.milon.nl
enkel
vrijstelling (agrarische hulpgebouwen) beperkte bebouwingsmogelijkheden. Zoals in subparagraaf 3.2.2 (Vergelijking huidig en toekomstig planologisch regime) nog zal blijken, kunnen binnenplanse vrijstellings- en wijzigingsmogelijkheden onder de vigeur van de Wet ruimtelijke ordening als niet relevant voor planologische vergelijkingen worden beschouwd. -
na
-
De
voor deze planschaderisico-analyse als expliciet relevant aangemerkte bestemmingsplanvoorschriften komen verder nog aan bod in paragraaf 3.3
(Belanghebbenden 2.2
-
planologische vergelijking
Beschrijving feitelijke
en
en
bepaling planologisch nadeel).
gewenste situatie
De gewenste situatie is te
omschrijven als de huidige situatie met de noodzakelijke aanpassingen en procedures om het plan rechtmatig te
realiseren.
Het geplande landgoed is gesitueerd ten zuiden van de dorpen Nieuwkuljk Vlijmen, aan het Drongelens Kanaal en wordt doorkruist door de Nieuwkuljkseweg en de Honderdbunderweg.
en
¯
dit moment hebben de gronden in het plangebied een overwegend agrarische functie. De gronden worden gebruikt als agrarisch bouwland en er is geen
Op
bebouwing aanwezig. Op enige
afstand
van
de
p1angebiedlocaties zijn
enkele
agrarische bedrijven gevestigd. Zoals reeds opgemerkt in hoofdstuk 1 (In-/aanleiding) worden ruim 20 hectare nieuwe natuur, met daarin de nodige infrastructuur, zoals wandel- en
fietspaden parkeerplaats, één landhuis van allure en drie aan het landhuis ondergeschikte woningen ontwikkeld. Op onderstaande afbeelding 6 is het indicatieve inrichtingsplan opgenomen. en een
Pagina
9 van 18
¯
MILON
advies tot realisatie
van
Huygensweg 24 5482 T6 Schijndel I
073
I
073
i
I
Kaart
inrichtegsplan
landgoed
'De
547 72 53
-
-
549 39 55
[email protected] www.miton.nl
/
Hooge Ban1
Afbeelding 6: kaart inrichtingsplan (bron: BeeldkwaliteltBank', Optifield BV)
en
inrichtingsplan landgoed
'De
Hooge
hoofdhuis, groot maximaal 2.250 ma, is een woongebouw van allure, gescheiden van het voor het publiek toegankelijke deel van het landgoed. Naast het hoofdhuis is er op het landgoed ook plaats voor drie woonhuizen. Deze presenteren zich als bijgebouwen bij het hoofdhuis. Er is sprake van drie geclusterde vrijstaande woningen binnen een beperkt privaat bouwblok, gescheiden van het voor het publiek toegankelijk deel van het landgoed. Er dient te worden uitgegaan van maximaal 1.250 ma bovengronds volume per wooneenheid. Een eventuele onderkeldering onder de bebouwing is toegestaan. Het
Afbeelding
7:
geclusterde woningen
|
Pagina
10 van 18
MILON
van
savias tat
Huygensweg 24 5482 TG Schijndel i
I
073
li
3.
547 72 53
-
073
-
549 39 55
[email protected] www.milon.nl
Planschaderisico-analyse
Dit hoofdstuk vormt de kern van de rapportage en bestaat uit enerzijds de bepaling van 'degene die schade lijdt of zal lijden' (paragraaf 3.1) en anderzijds de risicobeoordeling (paragraaf 3.2) ten opzichte van 'degene die schade lijdt of zal lijden'.
3.1
Bepaling
'degene die schade lijdt of zal lijden'
van
De Wro kent alleen aan
belanghebbenden het recht toe op tegemoetkoming in planschade. Een belanghebbende is in het algemeen degene die een zakenrechtelijke of verbintenisrechtelijke relatie heeft met de onroerende zaak waarvoor een wijziging in het planologisch regime plaatsvindt. de
Risicobeoordeling
3.2
wethouders kennen degene die, in de vorm van een inkomensderving of een waardevermindering van een onroerende zaak, schade lijdt of zal lijden, op aanvraag een tegemoetkoming toe. De schade moet, zoals eerder vermeld, veroorzaakt worden door één van de in artikel 6.1, tweede ild, van de Wro genoemde oorzaken.
Burgemeester
en
Nabij gelegen bedrijven kunnen planschade lijden door omzetverlies en winstderving enerzijds en waardedaling van de percelen en opstallen anderzijds. Voor omwonenden wijst de praktijk uit dat vooral aantasting van het woon- en leefklimaat en de daarmee gepaard gaande waardevermindering van het onroerend goed tot een aanspraak op schadevergoeding kan leiden. De schade moet hoger zijn dan de financiële nadelen die worden omschreven als 'normaal maatschappelijk risico'. Omdat het moeilijk is precieze maatstaven of
criteria te geven die bestuur en rechter in staat stellen om te bepalen wanneer er sprake is van schade die uitgaat boven het normaal maatschappelijk risico heeft de wetgever voor een forfaltaire benadering gekozen. Dit houdt in dat een vermindering van de waarde van een onroerende zaak of een vermindering van het betrokken inkomen dat niet uitkomt boven 2% van de waarde van die zaak c.q. dat inkomen in ieder geval niet voor tegemoetkoming op grond van artikel 6.1 van de Wro in aanmerking komt. Afhankelijk van de omstandigheden van het
geval kunnen burgemeester
en wethouders echter ook besluiten, gesteund door het advies van een onafhankelijke deskundige, dat ook (een deel van de) schade die (dat) het forfaltaire percentage overstijgt als normaal maatschappelijk risico
rekening planschade.
voor
Bij
een
moet
blijven
van
degene
die verzoekt
om
waardevermindering of inkomensderving van 2% een schadevergoeding als de schade een gevolg
recht op
tegemoetkoming
of is
meer van
in de
bestaat het
ontwikkelingen
Pagina
11 van 18
MILON
es ta,
-,
Huygensweg 24 5482 TG Schijndel I
I
073 073
I I
547 72 53
-
549 39 55
-
[email protected] www.milon.nl
in de directe
omgeving (indirecte schade). Ontstaat de schade doordat bouw- of gebruiksmogelijkheden op het eigen perceel zijn verminderd of vervallen (directe schade), dan geldt er geen maatschappelijk (eigen) risico van 2%. Het gaat in deze notitie om een voorlopige inschatting van eventueel te lijden planschade. Een planschaderisico-analyse dient te worden beschouwd als hulpmiddel waaraan geen rechten ontleend kunnen worden. Pas als het
bestemmingsplan onherroepelijk is en er een verzoek om tegemoetkoming in de planschade wordt ingediend, kan daadwerkelijk worden beoordeeld of eventuele schade al dan niet voor tegemoetkoming in aanmerking komt. Er geldt echter een verjaringstermijn van 5 jaar na het onherroepelijk worden van de planologische wijziging. Voor het
opstellen van de planschaderisico-analyse is onder andere gebruik van de stukken, zoals die zijn aangeleverd namens de initiatiefnemer. Een locatiebezoek heeft niet plaatsgevonden. Er heeft verder geen inpandige bezichtiging plaatsgevonden van de betrokken onroerende zaken en ook zijn de betrokken eigenaren en/of andere zakelijk gerechtigden van de betrokken onroerende zaken niet gehoord. gemaakt
De
waarde(daling) van een onroerende zaak wordt bepaald door (schade)factoren, zoals de ligging, bereikbaarheid, directe omgeving, vorm en de omvang van de kavel, aard en de constructie van de opstallen, staat van onderhoud, ruimtelijke indeling van de opstallen en aanwendingsmogelijkheden, waarvoor de planologische situatie een belangrijke indicatie is. 3.2.1
Wijziging planologisch regime
Er
moet, zoals aangegeven, sprake zijn van een wijziging van het planologisch regime. Aan deze voorwaarde wordt voldaan, aangezien er in de onderhavige situatie 3.2.2 Om
sprake
is
van een
partiële bestemmingsplanherziening.
Vergelijking huidig
een
en
toekomstig planologisch regime
antwoord te kunnen geven op de vraag of
er
sprake is
van een
verslechtering van de planologische situatie voor belanghebbenden, moet vergelijking worden gemaakt tussen het geldend planologisch regime van vóór de planologische verandering en het regime van direct daarna.
er
een
direct
In casu gaat het om een vergelijking tussen het oude planologische regime, te weten het bestemmingsplan 'Buitengebied 1994' van de voormalige gemeente Helvoirt en het 'Uitbreidingsplan in hoofdzaak' uit 1965 van de voormalige gemeente
Vlijmen,
en
het nieuwe
planologische regime
van
het
plan.
Het gaat dan bij deze vergelijking niet om de feitelijke situatie, maar om de ma×1male planologische mogelijkheden, ongeacht of deze mogelijkheden ook
Pagina
12 van 18
MILON
vs.ses,«s ta
Huygensweg 24
Schijndel
5482 TG I
073 073
I
547 72 53
-
-
549 39 55
[email protected] wvmmilon.nl
benut zijn. Er moet dus een vergelijking worden gemaakt tussen de ma×imale bouw- en gebruiksmogelijkheden die het vorige planologische regime boden en de maximale bouw- en gebruiksmogelijkheden van het nieuwe regime. Dit houdt in dat, hoezeer ook een situatie feitelijk ingrijpend gewijzigd kan zijn/worden, dit niet noodzakelijkerwijs resulteert in een nadelige
daadwerkelijk
planologische verandering. Binnenplanse vrijstellingsmogelijkheden c.q. ontheffingsmogelijkheden onder de (oude) Wet op de Ruimtelijke Ordening (de zogenaamde flexibiliteitsbepalingen) voor een kunnen onder de vigeur van de (nieuwe) Wet ruimtelijke ordening worden als niet relevant worden Deze aangemerkt. planschaderisico-analyse dus, voor zover aanwezig in het bestemmingsplan, niet meegenomen in de planologische vergelijking. -
-
bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheden kunnen in het kader van de planologische vergelijking buiten beschouwing worden gelaten. Gewezen kan onder andere worden op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 januari 2005 inzake de gemeente Zaanstad (zaaknummers 200402061 en 200402103, Bouwrecht 2005, p. 621). Onder meer in deze uitspraak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak bepaald dat noch bij de vergelijking van het oude met het nieuwe planologische regime noch bij de beantwoording van de vraag of de planologische verslechtering voorzienbaar was, betekenis toekomt aan de niet verwezenlijkte wijzigingsbevoegdheid in het oude regime. Ook de in
3.2.3
een
Algemene beschouwingen
Onderhavig plan past goed in het planologische omgevingskader en vormt in beginsel een optimale ruimtelijke en functionele invulling. De ontwikkeling steunt de waarborging van de natuurlijke, landelijke en agrarische karakteristiek en identiteit ter
plaatse.
en de wijze van situeren passen goed in de omgeving. voldoende ruimte om de plannen te realiseren en blijft de afstand tot de in naaste omgeving gelegen opstallen voldoende groot.
De
kavelomvang
Bovendien is
3.3
er
Belanghebbenden planologische vergelijking bepaling planologisch nadeel -
en
Planologische vergelijking / bepaling wijziging planologisch regime 3.3.1
Zoals hiervoor reeds opgemerkt, dienen voor de planologische vergelijking de maximale bouw- en gebruiksmogelijkheden op grond van de vorige planologische regimes c.q. het bestemmingsplan 'Buitengebied 1994' van de
Pagina
13 van 18
¯
MILON
advies tot realisatie
van
Huygensweg 24 5482 TG
I
073 073
·
l
5chijndel 547 72 53
-
-
549 39 55
[email protected] www.milon.nl
voormalige gemeente Helvoirt en het 'Uitbreidingsplan in hoofdzaak' uit 1965 van de voormalige gemeente Vlijmen vergeleken te worden met de maximale bouw- en gebruiksmogelijkheden van het nieuwe regime c.q. onderhavig plan. Voor de
vigerende bestemmingen
wordt
verwezen
naar
paragraaf
2.1
(Vigerend
bestemmingsplannen). De vigerende planologische mogelijkheden zijn in zekere zin te scharen onder 'agrarisch grondgebruik en agrarische bedrijfsvoering' met enkel na vrijstelling (agrarische hulpgebouwen) beperkte bebouwingsmogelijkheden. Zoals echter in subparagraaf 3.2.2 (Vergelijking huidig en toekomstig planologisch regime) is gebleken, dienen binnenplanse vrijstellings- en wijzigingsmogelijkheden onder de vigeur van de Wet ruimtelijke ordening als niet relevant voor planologische vergelijkingen worden beschouwd. De bouwmogelijkheden binnen het plangebied zijn derhalve in het kader van deze planschaderisico-analyse minimaal, de gebruiksmogelijkheden maximaal gerelateerd aan de bewerking van het -
-
agrarisch bouwland. Ten behoeve
van
de
realisering
van
het
plan
dienen de vigerende
bestemmingen
te worden door op het plan toegesneden SVBP 2008-bestemmingen. Zo zullen in ieder geval de voor de geplande landgoedwoningen de bestemming
gewijzigd 'Wonen' worden.
en voor
de
natuurdoelstelling
de
bestemming
'Natuur'
gelegd
moeten
Er is dus
sprake van een planologische wijziging ten opzichte van het huidige planologische regime. Of de planologische wijziging ook een planologische verslechtering inhoudt voor de belanghebbenden is een andere vraag waar hieronder
3.3.2
een
antwoord op wordt gegeven.
Bepaling planologisch nadeel
Voor omwonenden wijst de praktijk uit dat vooral aantasting van het woonleefklimaat door diverse factoren en de daarmee gepaard gaande waardevermindering van het onroerend goed tot tegemoetkoming in de planschade kan leiden. De
volgende planschadefactoren
kunnen in
meer
of mindere mate
en
van
toepassing zijn: •
toename verkeers-
•
toename geur,
• • •
en parkeerhinder/-overlast; geluid, stof/verslechtering luchtkwaliteit aantasting van privacy; vermindering van uitzicht; vermindering van lichtinval en schaduwwerking;
en
gevaar;
Pagina
14 van 18
a
MILON
vanse...s22 Huygensweg 24
Schijndel
5482 TG
i
I
073 073
li
i I
•
ontstaan
het
547 72 53
-
-
549 39 55
[email protected] www.milon.nl
ongunstiger ligging door wijziging oorspronkelijke karakter
van
gebied.
Nabijgelegen bedrijven kunnen planschade lijden door omzetverlies en winstderving enerzijds en waardedaling van de percelen en opstallen anderzijds. Omrijden om het gebruikelijke afzetgebied te bereiken, verminderde bereikbaarheid van het bedrijf, een afname van de parkeermogelijkheden of bijvoorbeeld het teloor gaan van een zichtlocatie zijn belangrijke planschadefactoren. Hieronder worden de
planschadefactoren
nader beschouwd.
Op circa 700 meter afstand van de geplande landgoedwoningen zijn een tweetal agrarisch bedrijven gevestigd. Uit opgave van de gemeente Heusden (bron: bestemmingsplan 'landgoed De Hooge Bank', Optiefield BV en Adviesbureau Molvan Zelst) is gebleken dat het plan geen belemmering oplevert voor de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende agrarische bedrijven. Toename verkeers-
en
Op het privégedeelte
van
parkeerhinder/-overlast het landgoed zijn twee wegen gepland.
De entree naar de bewoners met auto's naar
het hoofdhuis en de drie woonhuizen waarover en de laan de woningen kunnen gaan afgesloten zichtlijn vormt naar het hoofdhuis. -
-
toekomstige bewoners parkeergelegenheid. De
plangebied wordt goed Honderdbunderweg.
voor
verkeer
-
die de
hebben op eigen terrein ruim voldoende
Voor de recreanten komt er een is plaats voor ruim 10 auto's. Het
-
parkeerplaats langs
ontsloten via de
de
Honderdbunderweg.
Nieuwkuijkseweg
en
Hier
de
planschaderisico-analyse is ervan uitgegaan dat het plan zal leiden verkeer en parkeer in vergelijking met de verkeers- en parkeersituatie onder het huidige planologische regime. Wij zijn echter van In deze
tot
een toename van
mening dat het aantal verkeersbewegingen, de eventuele verkeers- en parkeerhinder en de druk op de infrastructurele voorzieningen in de directe omgeving niet onevenredig zal toenemen na realisering van het plan. Er is verder geen sprake van een afname van de bereikbaarheid en een aangetaste
bedrijfsvoering
van
de
omliggende agrarische bedrijven.
Pagina
15 van 18
MILON
advies tot realisatie
van
Huygensweg 24
Schijndel
5482 TG
073
I
073
i
l
i
l
547 72 53
-
-
549 39 55
[email protected] www.milon.nl
Geconcludeerd wordt derhalve dat wat betreft mobiliteit en parkeren de omwonenden en omliggende bedrijven niet worden geschaad door het plan. Van het ontstaan van een planologisch nadeliger situatie en dus van planschade door een toename van verkeers- en parkeerhinder is naar onze mening geen sprake. Toename geur, geluid, stof/verslechtering luchtkwaliteit en gevaar Van de in de kop genoemde planschadefactoren is naar onze mening geen sprake. Weliswaar wordt het plangebied deels opengesteld voor het publiek ten behoeve van extensieve (dag)recreatie, maar deze vorm van recreatie is van kleinschalige aard en bovendien helemaal in lijn met het geplande natuurlijke karakter van het gebied. Eventuele overlast van stemgeluid is niet te verwachten vanwege het kleinschalige karakter van de extensieve (dag)recreatie en evenmin vanwege de afstand van het onroerend goed van omliggende omwonenden en
bedrijven
ten
opzichte
van
het
plangebied.
Wat betreft geur, geluid, stof/luchtkwaliteit en gevaar zijn er geen nadelige effecten te verwachten die voor omwonenden en nabij gelegen bedrijven een
planologisch nadeliger
situatie teweeg
brengen.
Aantasting van privacy, vermindering van lichtinval en schaduwwerking, vermindering van uitzicht Gelet op met name de situering en ligging van het plan in een primair landelijkagrarische omgeving, de afstand van het onroerend goed van omliggende omwonenden en bedrijven ten opzichte van het plangebied en zelfs de gennge bouw- en gebruiksmogelijkheden op grond van het vigerend bestemmingsplan is er naar onze mening van de in kop genoemde planschadefactoren geen sprake. Geconcludeerd kan worden dat het plan niet leidt tot een nadeliger planologische situatie ten opzichte van de huidige planologische situatie en van planschade is derhalve geen sprake. Ontstaan ongunstiger ligging door wijziging oorspronkelijke karakter van het gebied Gelet op wederom met name de afstand van het onroerend goed van omliggende omwonenden en bedrijven ten opzichte van het plangebied komt naar onze mening het omliggende onroerend goed niet ongunstiger te liggen door de wijziging van het oorspronkelijke agrarisch karakter van het gebied. Er zelfs gesteld kunnen worden dat er sprake is van het ontstaan van een gunstiger ligging door de kwalitatieve natuurimpuls die het plan teweeg brengt. zou
Van de nieuwe bebouwing die in het gebied wordt gerealiseerd, mag bovendien worden verwacht dat deze voldoet aan een hoge kwaliteit.
Pagina
16 van 18
MILON
-s
- se
Huygensweg 24 5482 TG
I 073 073
Inschakeling makelaar-taxateur schadevaststelling 3.3.3
Conclusie is
naar onze
voor
mening dat het plan niet leidt
547 72 53
-
-
I
www.milon.nl
waardebepaling tot een
549 39 55
[email protected]
i i
.
5thijndel
en
nadelig planologisch
effect in vergelijking met de vigerende planologische mogelijkheden en derhalve evenmin leidt tot omzetverlies en/of winstderving voor omliggende bedrijven
en/of waardedaling
van
de
percelen
en
opstallen
van
omwonenden.
Inschakeling
erkend makelaar-taxateur voor de taxatie (waardebepaling en schadevaststelling) wordt dan ook op voorhand _niet noodzakelijk geacht. van een
Pagina
17 van 18
MILON
se...s,
van
Huygensweg 24 5482 TG Schijndel i
I
073 073
i
547 72 53
-
-
549 39 55
[email protected] www.milon.nl
4. Conclusie
en
aanbevelingen
Gelet op het voorgaande is het niet reëel te veronderstellen dat belanghebbende omwonenden en bedrijven een gegronde planschadeclaim kunnen indienen. Van het ontstaan van een pianologisch nadeliger situatie is naar onze mening geen sprake. Hier komt nog bij dat in het geval van een verzoek om tegemoetkoming in de planschade rekening gehouden dient te worden met 2% maatschappelijk risico. Dit houdt kort samengevat in dat in het geval van een gegronde
planschadeclaim in ieder geval 2% van de waarde van het de bedrijfsinkomsten voor rekening van de claimer blijft. Op
basis
van
de beschikbare
beoordeling plaatsgevonden.
onroerend
goed
c.q.
informatie heeft een eerste verdere beoordeling of een
planologische Voor
een
belanghebbende recht heeft op vergoeding van planschade dient onder andere beoordeeld (getoetst) te worden of een belanghebbende een rechtsbetrekking heeft tot het getroffen object. Een dergelijke beoordeling is afhankelijk van concrete, individuele feiten en omstandigheden en kan pas plaatsvinden zodra de planologische wijziging in kwestie onherroepelijk is.
¯
CL
Ook schade boven de 2% maatschappelijk risico kan redelijkerwijs voor rekening van de belanghebbende blijven. Dit betreft situaties waarin er sprake is van voorzienbaarheid of dat de schade door belanghebbende kan worden voorkomen of beperkt, genoemd risicoaanvaarding (artikel 6.3 van de Wro). De schade dient dan redelijkerwijs ten laste van belanghebbende te blijven. Met actieve
tijde zijn
van
van
schade
risico-aanvaarding wordt bedoeld in hoeverre belanghebbende ten aankoop van zijn perceel redelijkerwijs op de hoogte had kunnen bepaalde negatieve ruimtelijke ontwikkelingen waardoor in de toekomst de
zou
kunnen ontstaan.
Met passieve risico-aanvaarding wordt bedoeld dat een bouw- of gebruiksmogelijkheid ten gevolge van de herziening van een bestemmingsplan
is
komen te vervallen. Tot slot wordt nog opgemerkt dat de
'vertaling' van de uitkomst van de planologische vergelijking een inschatting is die nooit geheel rekenkundig bepaalbaar is, hetgeen ook betekent dat tot op zekere hoogte beperkte verschillen in getaxeerde schadebedragen kunnen optreden.
Pagina
18 van 18
ArcheoPro Archeologisch rapport Nr 874 Hooge Bank, Nieuw Kuijk Gemeente Heusden Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O); Bureauonderzoek
Richard Exaltus Joep Orbons
mei 2009
ArcheoPro
Archeologische onderzoek Hooge Bank, Nieuw Kuijk, Gemeente Heusden.
ArcheoPro Rapport 874, Pagina 2
ArcheoPro Archeologisch rapport Nr 874 Hooge Bank, Nieuw Kuijk Gemeente Heusden Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O); Bureauonderzoek
Colofon Opdrachtgever: C. Gubbels, Nieuwkuijkseweg 10, 5268 LG Helvoirt Status: versie 19 mei 2009 Projectcode : 08-095-S Hooge Bank, Heusden Bestandsnaam : ArcheoPro, Hooge Bank, Heusden, 2008 11 10 Opgesteld conform KNA 3.1 Archis CIS-nummer: 30632 Bevoegd gezag: Gemeente Heusden Opslagplaats documentatie: Provincie Noord-Brabant Auteur: Richard Exaltus, Joep Orbons Projectleider : Richard Exaltus, Joep Orbons Projectmedewerkers: Hon Rik Onderaannemers: nvt Autorisatie: Richard Exaltus ISSN : 1569-7363 Uitgegeven door Souterrains, Partner of ArcheoPro © Copyright 2008 Souterrains, Maastricht
Souterrains, Partner of ArcheoPro Holdaal 6 NL 6228 GH Maastricht Nederland
Versie 19-05-2009
Tel : 0(0 31) 43 3672586 Fax: 0(0 31) 43 3672585 Mobiel: 0(0-31) 6-15 071 366
BTW: NL.1575.24.541.B01 e-mail:
[email protected] www.souterrains.nl
Kamer van Koophandel Zuid Limburg: 14066883 Postbank: 8980640 IBAN: NL29PSTB0008980640 BIC/ Swift: PSTBN L21
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Hooge Bank, Nieuw Kuijk, Gemeente Heusden.
ArcheoPro Rapport 874, Pagina 3
Inhoudsopgave: Samenvatting................................................................................................................................ 4 1 Inleiding .................................................................................................................................... 5 1.1 Algemeen ............................................................................................................................... 5 1.2 Locatiegegevens:.................................................................................................................... 5 1.3 Onderzoek .............................................................................................................................. 5 2 Bureauonderzoek ...................................................................................................................... 7 2.1 Methode ................................................................................................................................. 7 2.2 Geo(morfo)logie, aardkunde en bodem ................................................................................. 8 2.3 Archeologie.......................................................................................................................... 11 2.4 Informatie amateurarcheologen ........................................................................................... 14 2.5 Historie................................................................................................................................. 15 2.6 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel .............................................................. 18 2.7 Onderzoeksstrategie............................................................................................................. 19 3 Conclusies en aanbevelingen .................................................................................................. 21 Literatuur.................................................................................................................................... 22
Versie 19-05-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Hooge Bank, Nieuw Kuijk, Gemeente Heusden.
ArcheoPro Rapport 874, Pagina 4
Samenvatting Door ArcheoPro is een Inventariserend VeldOnderzoek (IVO-O), deel; bureauonderzoek, uitgevoerd op een terrein aan de Hooge Bank te Heusden. Bureauonderzoek heeft tot doel om op basis van beschikbare informatie te komen tot een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel voor het plangebied. Door ArcheoPro is een bureaustudie verricht met betrekking tot het plangebied Hooge Bank in de gemeente Heusden. De aanleiding tot het onderzoek vormt de voorgenomen natuurontwikkeling binnen het plangebied. Voorafgaande aan de negentiende- en twintigste eeuwse ontginningen, maakte het plangebied deel uit van de Helvoirtse heide. Het plangebied de Hooge Bank bestaat uit drie terreindelen die op een vlakte liggen die is ontstaan door afgraving of egalisatie. Temidden van deze drie terreindelen ligt een dekzandrug (de eigenlijke Hooge Bank). Uit hoogtegegevens blijkt dat het westelijke en het noordelijke deel van het plangebied in sterke mate moeten zijn afgegraven. Voor het zuidelijke deel van het plangebied, is dit aanmerkelijk minder duidelijk; hier is het oorspronkelijke reliëf mogelijk nog grotendeels intact. Volgens het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel geldt voor het plangebied een hoge verwachting voor wat betreft de aanwezigheid van archeologische resten uit de Steentijd tot en met de IJzertijd. De eventuele aanwezigheid van archeologische sporen uit deze perioden is echter in hoge mate afhankelijk van de mate van bodemverstoring. Deze dient dan ook door middel van een booronderzoek te worden vastgesteld. Hiertoe kan het beste gebruik gemaakt worden van een zandguts zodat de bodemopbouw nauwkeurig kan worden beschreven. Op het westelijke en het noordelijke terreindeel kan in eerste instantie volstaan worden met een extensief boorgrid terwijl op het zuidelijke terreindeel direct een intensief boorgrid dient te worden toegepast. Overal waar dit booronderzoek een in meer of mindere mate intacte bodemopbouw oplevert, dient het booronderzoek zodanig geïntensiveerd te worden dat dit volgens de onderzoekseisen van de provincie Noord-Brabant volstaat voor de opsporing van vindplaatsen uit het Paleo- en Mesolithicum.
Versie 19-05-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Hooge Bank, Nieuw Kuijk, Gemeente Heusden.
ArcheoPro Rapport 874, Pagina 5
1 Inleiding 1.1 Algemeen - Opdrachtgever: C. Gubbels, Nieuwkuijkseweg 10, 5268 LG Helvoirt - Geplande ingrepen: Inrichtingsplan, bodemingreepdiepte nog niet bekend - Archis CIS nummer: 30632 - Opgesteld conform KNA 3.1, met gebruikmaking van de minimumeisen voor archeologisch onderzoek van de provincie Noord-Brabant. - Bevoegd gezag: Gemeente Heusden - Bewaarplaats vondsten: Provincie Noord-Brabant - Bewaarplaats documentatie: Provincie Noord-Brabant 1.2 Locatiegegevens: - Provincie: Noord-Brabant - Gemeente: Heusden - Plaats: Helvoirt - Toponiem: Hooge Bank - Globale ligging: Ten noorden van het afwateringskanaal - Hoekcoördinaten plangebied: o 141.360 / 410.020 o 141.890 / 409.560 o 141.750 / 409.040 o 141.320 / 409.030 - Oppervlakte plangebied: 21.5 ha - Eigendom: Particulier - Grondgebruik: Akker - Hoogteligging: ± 4 m +NAP - Bepaling locaties: GPS Garmin, meetlinten - Onderzoeksgebied bureauonderzoek: Cirkel met een straal van één kilometer rond het centrum van het plangebied 1.3 Onderzoek Door ArcheoPro is een Inventariserend VeldOnderzoek (IVO-O), deel; bureauonderzoek, uitgevoerd op een terrein aan de Hooge Bank te Heusden. Bureauonderzoek heeft tot doel om op basis van beschikbare informatie te komen tot een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel voor het plangebied. ArcheoPro voert haar onderzoeken uit conform de hiervoor vastgelegde normen en richtlijnen en is door de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) vergunning verleend tot het verrichten van bepaalde archeologische werkzaamheden in het kader van het doen van opgravingen, bestaande uit prospectie door middel van booronderzoek. Het onderzoek is uitgevoerd door drs. R.P. Exaltus (senior-archeoloog) en ing. P.J. Orbons (senior vakspecialist) en H. Rik (veld-technicus).
Versie 19-05-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Hooge Bank, Nieuw Kuijk, Gemeente Heusden.
ArcheoPro Rapport 874, Pagina 6
Figuur 1: De ligging van het plangebied (rood omlijnd) met daaromheen de cirkel die de buitengrens van het onderzoeksgebied aangeeft. © Topografische Dienst Kadaster, Emmen, 2008
Versie 19-05-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Hooge Bank, Nieuw Kuijk, Gemeente Heusden.
ArcheoPro Rapport 874, Pagina 7
2 Bureauonderzoek 2.1 Methode en bronnen Tijdens het bureauonderzoek wordt door de bestudering van beschikbare bronnen, kennis vergaard omtrent de bodem en geologie van het onderzoeksgebied en de hierin bekende en te verwachten archeologische waarden. Aan de hand van de resultaten van het bureauonderzoek kan de beste aanpak voor het veldonderzoek worden bepaald. Hierbij zijn de volgende bronnen geraadpleegd: -Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) -Archeologische MonumentenKaart (AMK) -ARCHeologisch Informatie Systeem (ARCHIS) -Atlas van topografische kaarten Nederland 1955-1965, 1:50.000 -Bodemkaart 1:50.000 -Geomorfologische kaart 1:50.000 -Geologische kaart 1:50.000 -Grote historische topografische atlas van Nederland, provincie Noord-Brabant 1:25.000 1894-1926 -Grote historische atlas van Nederland 1:50.000 1838-1857 (Deel 4) -Historische topografische atlas van Noord-Brabant 1836-1843, 1:25.000 -Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) -Kadastrale minuutplan met aanwijzende tafels, 1830 -Met Gansen trou; tijdschrift van de heemkundekring Onsenoort, Nieuwkuijk. -Provincie Noord-Brabant, Cultuurhistorische waardekaart
Figuur 2: Luchtfoto met daarop rood omlijnd het onderzoeksgebied. Bron: http://maps.google.nl/. Versie 19-05-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Hooge Bank, Nieuw Kuijk, Gemeente Heusden.
ArcheoPro Rapport 874, Pagina 8
2.2 Geo(morfo)logie, aardkunde en bodem Tijdens het Midden-Pleistoceen (de periode van de ijstijden) vormden de Maas en de Rijn vlechtende rivieren met talrijke stroomgeulen waarin en waarlangs rivierzand en grind (de formatie van Veghel) werd afgezet. Gedurende de laatste ijstijd (het Weichseliën110.000-10.000 jaar geleden), voorkwam het poolklimaat de ontwikkeling van vegetatie waardoor de wind grote hoeveelheden zand kon verplaatsen dat vanuit het Noordzee-bekken over grote delen van Nederland werd afgezet. Dit dekzand wordt tot de Formatie van Boxtel gerekend (voorheen Formatie van Twente). Ongeveer 10.000 jaar geleden eindigde de periode van de ijstijden en begon het Holoceen. In de laagste delen van het landschap vond vanaf het begin van het Holoceen veengroei plaats. Dit veen breidde zich geleidelijk uit over het landschap. Ook laag gelegen delen van het dekzandlandschap raakten bedekt met veen. Het landschap ten noorden van het plangebied lag deels binnen de invloedsfeer van de Maas. Tijdens hoge waterstanden werden met name de laagste delen van het dekzandlandschap overstroomd. Hierdoor is ten noorden van het plangebied een vlakte van ten dele verspoelde dekzanden ontstaan (figuur 3; legenda-eenheid 2M14). Het plangebied zelf ligt volgens de geomorfologische kaart op een vlakte die is ontstaan door afgraving of egalisatie (figuur 3; legenda-eenheid 2M48). Temidden van de verschillende delen van het plangebied, geeft de geomorfologische kaart de ligging van een dekzandrug aan (figuur 3; legenda-eenheid 3L5). Op de uitsnede uit het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN; figuur 4), is deze dekzandrug duidelijk als een hoogte herkenbaar. Tevens is hier goed op te zien dat deze hoogte abrupt overgaat in aanzienlijk lager gelegen terreindelen. Met name ten noorden en ten westen van de dekzandrug is dit in extreme mate het geval. De hoogteverschillen bedragen hier ruim een meter. Dit vormt een duidelijke aanwijzing dat de vlakte waarop het plangebied ligt, inderdaad is ontstaan door afgraving. De geomorfologische kaart laat zien dat deze vlakte aansluit op de dekzandruggen in het zuiden van het onderzoeksgebied. De door afgraving ontstane vlakte vormde oorspronkelijk een dekzandrug die vrijwel het gehele centrale en zuidelijke deel van het onderzoeksgebied besloeg. In het centrale deel van het onderzoeksgebied resteert hiervan nog slechts de hoogte die wordt omsloten door de delen van het plangebied. Volgens de bodemkaart bestaan de bodems op de vlakte van ten dele verspoelde dekzanden ten noorden van het plangebied, uit gooreerdgronden die zijn ontstaan in leemarm en zwak lemig fijn zand. Goor is een oude Nederlandse naam voor vochtige laagte. Deze bodems hebben een donkere bovengrond zonder onderliggende inspoelingshorizont. Op de zuidelijke delen van het plangebied geeft de bodemkaart de aanwezigheid van veldpodolgronden aan. Deze worden gekenmerkt door een inspoelingslaag met amorfe humus (B-horizont). Door ontijzering heeft de ondergrond (de C-horizont) een vaalgrijze kleur.
Versie 19-05-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Hooge Bank, Nieuw Kuijk, Gemeente Heusden.
ArcheoPro Rapport 874, Pagina 9
Figuur 3: Uitsnede uit de geomorfologische kaart met daarin rood omlijnd het plangebied met daaromheen de cirkel die de buitengrens van het onderzoeksgebied aangeeft.
Versie 19-05-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Hooge Bank, Nieuw Kuijk, Gemeente Heusden.
ArcheoPro Rapport 874, Pagina 10
Figuur 4: Uitsnede uit het Actueel Hoogtebestand Nederland met daarin rood omlijnd het plangebied met daaromheen de cirkel die de buitengrens van het onderzoeksgebied aangeeft.
Versie 19-05-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Hooge Bank, Nieuw Kuijk, Gemeente Heusden.
ArcheoPro Rapport 874, Pagina 11
2.3 Archeologie Volgens de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) ligt het plangebied voornamelijk in een zone met een lage kans op het aantreffen van archeologische waarden. Langs de zuidrand van het noordelijke terreindeel en langs de noordrand van het zuidelijke terreindeel, geeft de IKAW een middelhoge kans op het aantreffen van archeologische waarden aan. In verband met de relatief geringe hoeveelheid bekende vindplaatsen in de omgeving van het plangebied is voor wat betreft dit aspect van het bureauonderzoek, het onderzoeksgebied vergroot tot een gebied met een straal van twee kilometer rond het centrum van het plangebied. Binnen dit onderzoeksgebied liggen tien waarnemingen. Op figuur 5 zijn ten zuidoosten van het onderzoeksgebied, nog twee waarnemingen zichtbaar. Ook deze worden hieronder besproken. Monumenten ontbreken binnen het onderzoeksgebied. In de directe omgeving van het plangebied liggen de vier waarnemingen 44230, 44238, 44239 en 45566. Elk van deze waarneming is gedaan tijdens in 1982 uitgevoerde ontgrondingswerkzaamheden. De waarnemingen 44230 en 45566 betreffen respectievelijk een bronzen amulet uit de Romeinse tijd en een glazen La Tene armband uit de Late IJzertijd tot Vroeg Romeinse tijd. De waarnemingen 44238 en 44239 liggen respectievelijk in, en net buiten het plangebied. Ter plaatse van waarneming 44238 is bewerkt vuursteen uit het Mesolithicum aangetroffen. Hierbij wordt aangegeven dat het om verspoeld materiaal gaat. Ditzelfde geldt ook voor vondsten van kwartsiet die op beide vindplaatsen zijn aangetroffen en als werktuigen/gereedschappen uit het Midden-Paleolithicum vermeld staan. Het gaat waarschijnlijk om stenen die hier in het Pleistoceen door de Maas zijn afgezet. In het noorden van het onderzoeksgebied liggen de 35954 en 35955. De waarneming 35954 betreft niet nader gedateerd vuursteen. De waarneming 35955 betreft vondsten uit het Laat paleolithicum, het Mesolithicum, Neolithicum tot Bronstijd, de Romeinse tijd en de IJzertijd. Ongeveer anderhalve kilometer ten oosten van het plangebied is ter plaatse van waarneming 21598, een vuurstenen bijl uit het Neolithicum aangetroffen. In en net buiten het zuidoostelijke deel van het plangebied, ligt een gebied dat in 1991 door RAAP is onderzocht (Dirkx en Soonius 1991). Tijdens dit onderzoek zijn de waarnemingen 105297, 105301, 105306 en 105308 gedaan. In elk van de vier gevallen gaat het om aardewerkvondsten uit de Late Middeleeuwen. Waarnemingen Nummer Coördinaat 21598 35954 35955
143.400/409.360 142.580/410.975 142.000/411.100
44230 44238
142.000/410.000 141.500/409.860
44239 45565
141.350/409.750 142.900/408.375
45566
141.050/410.050
105297 105301 105306 105308
142.380/408.060 142.540/408.650 143.200/408.210 144.040/407.910
Versie 19-05-2009
Periode
Vondsten
Neolithicum Onbekend a) -Laat Paleolithicum b) -Mesolithicum c) -Neolithicum – Bronstijd d) -IJzertijd e) -Romeinse tijd Romeinse tijd Midden Paleolithicum en Mesolithicum Midden Paleolithicum Late IJzertijd tot Vroeg Romeinse tijd Late IJzertijd tot Vroeg Romeinse tijd Late Middeleeuwen Late Middeleeuwen Late Middeleeuwen Late Middeleeuwen
Vuurstenen bijl Vuurtseen a) -Vuursteen b) -Vuursteen c) -Stenen bijl d) -Spinklos en aardewerk e) -Aardewerk Bronzen amulet Vuursteen Stenen werktuigen La Tene ring La Tene armband Aardewerk Aardewerk Aardewerk Aardewerk www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Hooge Bank, Nieuw Kuijk, Gemeente Heusden.
ArcheoPro Rapport 874, Pagina 12
Figuur 5: Kaart met Archis-gegevens met daarop een cirkel met een straal van één kilometer rond het plangebied die de buitengrens van het onderzoeksgebied aangeeft.
Versie 19-05-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Hooge Bank, Nieuw Kuijk, Gemeente Heusden.
ArcheoPro Rapport 874, Pagina 13
Figuur 6: Kaart met daarop de ligging van de in Archis vermelde vindplaatsen in combinatie met de geomorfologie.
Versie 19-05-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Hooge Bank, Nieuw Kuijk, Gemeente Heusden.
ArcheoPro Rapport 874, Pagina 14
2.4 Informatie amateurarcheologen ArcheoPro heeft contact opgenomen met de heer Bart Beaard, secretaris van de Heemkundekring Onsenoort. De heer Beaard heeft ArcheoPro op de volgende niet in Archis vermelde archeologische waarden in en nabij het plangebied gewezen: Op het meest zuidelijke terreindeel van het plangebied zijn door Frans Somers en Marlies Reijers diverse steentijdvondsten gedaan die nooit gepubliceerd, om de vindplaats geheim ten houden voor een 'archeologische roofridder' uit de streek. De vondsten worden bewaard in de collectie van Marlies Rijers in Vlijmen. Op ditzelfde perceel is ook een glazen ring uit de Late IJzertijd gevonden, gemaakt uit een gebroken glazen armband, Haevernick type 3b. (Met Gansen Trou, 2002, pag. 10-13). Aan de zuidzijde van het kanaal is nog een tweede ring gevonden. Daar is in een aspergeveld ook een groot stuk Rijckholtvuursteen (neolithisch) gevonden: dit is niet gepubliceerd, omdat het onbewerkt was: kennelijk als "grondstof" vanuit Zuid-Limburg naar hier getransporteerd. Aan de oostzijde van het onderzoeksgebied is op enkele tientallen meters ten noorden van het kanaal (in de gemeente Vught) een neolithische bijl gevonden door F. Somers (Met Gansen Trou, 1990, pag. 48). Aan de westrand van het onderzoeksgebied is door Anton van de Lee een Lousberg bijl gevonden (Met Gansen Trou, 1992, pag. 165-167).
Versie 19-05-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Hooge Bank, Nieuw Kuijk, Gemeente Heusden.
ArcheoPro Rapport 874, Pagina 15
2.5 Historie De kadasterkaart uit 1830 toont nog geen ontginningsstructuren binnen het plangebied. Het pad dat tegenwoordig de Nieuw-Kuijkseweg is, is wel duidelijk aangegeven.
Figuur 7: Kadasterkaart 1830
Versie 19-05-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Hooge Bank, Nieuw Kuijk, Gemeente Heusden.
ArcheoPro Rapport 874, Pagina 16
Figuur 8 toont achtereenvolgens topografische kaarten van het onderzoeksgebied uit 1837, 1896, +/-1960 en 2008. Op deze kaarten is te zien dat tweehonderd jaar geleden het plangebied nog deel uitmaakte van de Helvoirtse heide. De huidige NieuwKuijkse weg was destijds al als pad aanwezig. Hierop sloten enkele noord-zuid lopende paden aan die tegenwoordig niet meer aanwezig zijn. Op de kaart uit 1896 is te zien dat op dat moment al een groot deel van de Helvoirtse heide was ontgonnen. Op het noordoostelijke deel na, wordt het plangebied dan echter nog aangegeven als heideterrein. De naam “Hooge Bank” geeft aan dat hier een opvallende hoogte aanwezig was, deze is ook duidelijk op de kaart aangegeven. De kaart uit 1960 toont het plangebied na de voltooiing van de ontginningen. De hoogte zoals aangegeven op de kaart uit 1896, is beplant met bos. Inmiddels is ten zuiden van het plangebied het afwateringskanaal aangelegd dat op de kaart uit 1896 nog slechts als gepland stond aangegeven. Op de kaart uit 1960 is tevens goed het verschil te zien in kavelgrootte tussen de laaggelegen terreindelen ten noorden van het plangebied en de hoger gelegen terreindelen in, rond en ten zuiden van het plangebied. De kaart uit 2008 laat zien dat sinds 1960, schaalvergroting heeft plaatsgevonden. Binnen het plangebied zijn sindsdien nauwelijks nog perceelsgrenzen aanwezig. Ten westen van het plangebied is bovendien de Honderd Bundersweg aangelegd.
Figuur 8: Uitsneden uit de topografische kaarten uit achtereenvolgens: 1837, 1896, +/-1960 en 2008. © Topografische Dienst Kadaster, Emmen, 2008 Versie 19-05-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Hooge Bank, Nieuw Kuijk, Gemeente Heusden.
ArcheoPro Rapport 874, Pagina 17
De cultuurhistorische waardekaart van de provincie Noord-Brabant toont met betrekking tot het plangebied dat het grootste deel van de Nieuwkuijkse weg een zone vormt van historisch groen. Verder valt het gehele plangebied in een zone van redelijke hoge historisch geografische waarde.
Figuur 9: Provinciale waardekaart, uitsnede onderzoeksgebied. (In deze kaart is de archeologische laag uitgezet omdat deze informatie reeds in de Archis figuur van figuur 5 is afgebeeld. Het toevoegen van de archeologische gegevens in deze kaart, zou de kaart nodeloos onleesbaar maken) (http:///brabant.esrinl.com/chw)
Versie 19-05-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Hooge Bank, Nieuw Kuijk, Gemeente Heusden.
ArcheoPro Rapport 874, Pagina 18
2.6 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel Verwachte perioden (datering) Op basis van de bekende gegevens omtrent archeologische waarden in het gebied moet worden geconcludeerd dat binnen het onderzoeksgebied archeologische vondsten aanwezig kunnen zijn die dateren uit alle perioden vanaf het Midden-Paleolithicum. Diverse van deze vondsten zijn binnen, of in de directe nabijheid van het plangebied aangetroffen. Het betreft zowel Steentijd-vondsten als vondsten uit de IJzertijd. Voor het plangebied geldt dan ook een hoge verwachting voor archeologische waarden uit deze perioden. Specifieke ligging (locatie) Het plangebied ligt aan de noordrand van een oorspronkelijk relatief hooggelegen, dekzandgebied, op de overgang naar aanmerkelijk lagere landschapstypen. Mogelijke verstoringen Het plangebied is aanzienlijk verlaagd. Nauwkeurige bestudering van de AHN-gegevens laat zien dat met name het westelijke en het noordelijke deel van het plangebied aanmerkelijk lager liggen dan de Hooge bank en dat de overgang in hoogte tussen deze terreindelen en de Hooge Bank, zeer abrupt is; hier is sprake van een plotseling hoogteverschil van één tot anderhalve meter. Op het zuidelijke deel van het plangebied is dit effect aanmerkelijk minder sterk. Hier bedraagt het hoogteverschil met de Hooge Bank minder dan een meter en lijkt het oorspronkelijke reliëf nog deels bewaard te zijn gebleven.
Figuur 10: Detail-uitsnede uit het Actueel Hoogtebestand Nederland met daarin rood omlijnd het plangebied.
Versie 19-05-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Hooge Bank, Nieuw Kuijk, Gemeente Heusden.
ArcheoPro Rapport 874, Pagina 19
Complextypen Resten uit het Midden-Paleolithicum bestaan mogelijk uit verspoeld materiaal dat door de Maas is afgezet. Resten uit het Mesolithicum tot en met de Bronstijd kunnen zowel bestaan uit de neerslag van tijdelijke kampementen als uit de resten van permanente nederzettingen (Neolithicum en Bronstijd). Ook uit de IJzertijd en de Romeinse tijd kunnen resten van permanente nederzettingen aanwezig zijn. Tevens kunnen uit de periode Neolithicum tot en met Romeinse tijd, (resten van) grafvelden aanwezig zijn. Resten uit de Middeleeuwen zullen met name perifere verschijnselen zijn van meer naar het zuiden gelegen woonkernen. Het kan hierbij zowel gaan om een enkele huisplaats als om structuren die samenhangen met specifiek hier uitgevoerde activiteiten. Uiterlijke kenmerken Archeologische resten binnen het plangebied zullen door de ontgrondingen binnen het plangebied, voornamelijk uit diep gelegen resten van grondsporen bestaan. Huidig gebruik voor de akkerbouw kan tot het aanploegen van dergelijke resten van grondsporen geleid hebben en daarbij vondststrooingen, hebben doen ontstaan.
2.7 Onderzoeksstrategie De potentiële aanwezigheid van archeologische resten binnen het plangebied, is volledig afhankelijk van de mate waarin de bodem nog intact is. Met name op het noordelijke en het westelijke deel van het plangebied, lijkt de kans op de aanwezigheid van zones met een nog deels intacte bodem, klein. Om vast te stellen of dergelijke zones aanwezig zijn, kan op het noordelijke en het westelijke deel van het plangebied in eerste instantie geboord in een verspringend netwerk met telkens vijftig meter afstand tussen de boringen en veertig meter afstand tussen de boorraaien. Hierbij kan het beste gebruik gemaakt worden van een zandguts zodat de bodemopbouw nauwkeurig kan worden beschreven. Overal waar de bodemopbouw nog in meer of mindere mate intact lijkt, dient het boornetwerk verdicht te worden tot twintig boringen per hectare waarbij de afstanden tussen de boringen en de boorraaien worden gehalveerd. Hierbij dient gebruik te worden gemaakt van een edelmanboor met een diameter van vijftien centimeter. Het hiermee opgeboorde materiaal moet worden gezeefd met een zeef met een maaswijdte van vier millimeter. Een dergelijke boordichtheid voldoet volgens de Leidraad inventariserend veldonderzoek; Deel: karterend booronderzoek (SIKB, 2006), als brede zoekoptie om vindplaatsen uit alle perioden, in zand op te sporen. Tevens voldoet deze boordichtheid aan de door de provincie Noord-Brabant verplicht gestelde boordichtheid van 24 boringen per hectare voor de opsporing van vindplaatsen uit het Paleo- en Mesolithicum (Onderzoekseisen Provincie Noord-Brabant t.b.v. archeologisch vooronderzoek in de vorm van een inventariserend en waarderend veldonderzoek). Van alle boorpunten moet de NAP-hoogte worden bepaald. Gezien de waarschijnlijk slechts geringe verstoring op het zuidelijke deel van het plangebied, dient hier direct geboord te worden in een netwerk met telkens 25 m tussen de boringen en 20 m tussen de boorraaien. Overal waar de vondstzichtbaarheid dit toelaat (onbegroeide percelen) moet het oppervlak worden geïnspecteerd op de aanwezigheid van archeologische vondsten. Hiertoe dienen parallel aan elkaar liggende banen te worden belopen met een maximale tussenafstand van vijf meter. Hierbij gedane vondsten moeten worden verzameld en in kaart worden gebracht.
Versie 19-05-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Hooge Bank, Nieuw Kuijk, Gemeente Heusden.
ArcheoPro Rapport 874, Pagina 20
Figuur 11: Plangebied met leidingstraten. © Topografische Dienst Kadaster, Emmen, 2008
Versie 19-05-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Hooge Bank, Nieuw Kuijk, Gemeente Heusden.
ArcheoPro Rapport 874, Pagina 21
3 Conclusies en aanbevelingen (selectieadvies) Door ArcheoPro is een bureaustudie verricht met betrekking tot het plangebied Hooge Bank in de gemeente Heusden. De aanleiding tot het onderzoek vormt de voorgenomen natuurontwikkeling binnen het plangebied. Voorafgaande aan de negentiende- en twintigste eeuwse ontginningen, maakte het plangebied deel uit van de Helvoirtse heide. Het plangebied de Hooge Bank bestaat uit drie terreindelen die op een vlakte liggen die is ontstaan door afgraving of egalisatie. Te midden van deze drie terreindelen ligt een dekzandrug (de eigenlijke Hooge Bank). Uit hoogtegegevens blijkt dat het westelijke en het noordelijke deel van het plangebied in sterke mate moeten zijn afgegraven. Voor het zuidelijke deel van het plangebied, is dit aanmerkelijk minder duidelijk; hier is het oorspronkelijke reliëf mogelijk nog grotendeels intact. Volgens het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel geldt voor het plangebied een hoge verwachting voor wat betreft de aanwezigheid van archeologische resten uit de Steentijd tot en met de IJzertijd. De eventuele aanwezigheid van archeologische sporen uit deze perioden is echter in hoge mate afhankelijk van de mate van bodemverstoring. Deze dient dan ook door middel van booronderzoek te worden vastgesteld. Hiertoe kan het beste gebruik gemaakt worden van een zandguts zodat de bodemopbouw nauwkeurig kan worden beschreven. Op het westelijke en het noordelijke terreindeel kan in eerste instantie volstaan worden met een extensief boorgrid waarbij geboord wordt in de delen van het plangebied waarin watergangen gepland zijn. Op het zuidelijke terreindeel dient op de delen waarop bodemingrepen gepland zijn, direct een intensief boorgrid te worden toegepast. Overal waar het booronderzoek een in meer of mindere mate intacte bodemopbouw oplevert, dient het booronderzoek zodanig geïntensiveerd te worden dat dit volgens de onderzoekseisen van de provincie NoordBrabant volstaat voor de opsporing van vindplaatsen uit het Paleo- en Mesolithicum. In alle gevallen geldt dat indien archeologische materialen en/of sporen aangetroffen worden, deze gemeld dienen te Figuur 12: Voorstel vervolgonderzoek worden bij de gemeente Heusden, conform Monumentenwet 1988, laatste wijzing van 1 september 2007, paragraaf 7, artikel 53 en verder.
Drs. R.P. Exaltus, Senior-archeoloog Versie 19-05-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Hooge Bank, Nieuw Kuijk, Gemeente Heusden.
Archeologische tijdschaal Periode Midden- en Laat Paleolithicum (oude steentijd) Mesolithicum (midden steentijd) Neoliticum (nieuwe steentijd) Bronstijd Ijzertijd Romeinse tijd Vroege middeleeuwen Volle middeleeuwen Late middeleeuwen Nieuwe tijd
Datering 250.000 9000 4500 2000 800 12 v chr 500 1000 1250 1500
ArcheoPro Rapport 874, Pagina 22
-
9000 4500 2100 800 12 v. chr 500 n. chr. 1000 1250 1500 heden
Literatuur Dirkx, G. H. P. & C. M. Soonius, 1991. Archeologie en cultuurlandschap in het herinrichtingsgebied De Leijen-oost. Een archeologische en historisch-geografische inventarisatie, karetering, beschrijving en wardering. DLO-Staring Centrum rapport 13. Staring Centrum / RAAP, Wageningen/Amsterdam. Es. Van W.A., Sarfatij, H. & P.J. Woltering (red.) 1988. Archeologie in Nederland; De rijkdom van het bodemarchief. Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek. Amersfoort. Grote historische Provincie Atlas van Nederland; deel 4 Zuid-Nederland 1838-1857 1:50.000. Topografische dienst Wolters Noordhoff Groningen 1990 Grote historische topografische Provincie Atlas Noord-Brabant; 1905 1:25.000. Nieuwland Tilburg 2006 Grote topografische atlas van Nederland 1:50.000 Deel 4 Zuid-Nederland. Topografische dienst. Wolters Noordhoff Groningen 1997 Kuiper, M. 2006/2007. Atlas van topografische kaarten Nederland, 1955-1965. Uitgeverij 12 Provinciën, Landsmeer. Met Gansen Trou: 2002, pag. 10-13; 1990, pag. 48 en 1992, pag. 165-167. Tijdschrift van de Heemkundekring Onsenoort, Nieuwkuijk. Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek 2000, IKAW 2 (Indicatieve kaart Archeologische Waarden), Amersfoort. Stichting voor Bodemkartering, 1989. Bodemkaart van Nederland 1:50.000. Wageningen. Stichting voor Bodemkartering: Geomorfologische kaart van Nederland 1:50.000, Staring Centrum, Wageningen, 1989 Twaalf provinciën 2007. Atlas van topografische kaarten. Nederland 1955-1965. Uitgeverij twaalf provinciën. Landsmeer.
Versie 19-05-2009
www.ArcheoPro.nl
ArcheoPro Archeologisch rapport Nr 952 Hooge Bank, Heusden Gemeente Heusden Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O); Oppervlaktekartering en karterend booronderzoek
Richard Exaltus Joep Orbons
Mei 2009
ArcheoPro
Archeologische onderzoek Hooge Bank, Heusden.
ArcheoPro Rapport, 952, Pagina 2
ArcheoPro Archeologisch rapport Nr 952 Hooge Bank, Heusden Gemeente Heusden Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O); Oppervlaktekartering en karterend booronderzoek
Colofon Opdrachtgever: C. Gubbels, Nieuwkuijkseweg 10, 5268 LG Helvoirt Status: versie 17-05-2009 Projectcode : 08-095-S 2009 05 14 Bestandsnaam : ArcheoPro, Hooge Bank, Heusden, 2009 05 17 Opgesteld conform KNA 3.1 Archis onderzoeksmelding (CIS nummer): 30632 Bevoegd gezag: Gemeente Heusden Opslagplaats documentatie: Provincie Noord-Brabant Auteur: Richard Exaltus, Joep Orbons Projectleider : Richard Exaltus Projectmedewerkers: Walther van der Coelen, Hon Rik Onderaannemers: nvt Autorisatie: Drs. R.P. Exaltus; senior-archeoloog ISSN : 1569-7363 Uitgegeven door Souterrains, Partner of ArcheoPro © Copyright 2008 Souterrains, Maastricht
Souterrains, Partner of ArcheoPro Holdaal 6 NL 6228 GH Maastricht Nederland
Versie: 17-05-2009
Tel : 0(0 31) 43 3672586 Fax: 0(0 31) 43 3672585 Mobiel: 0(0-31) 6-15 071 366
BTW: NL.1575.24.541.B01 e-mail:
[email protected] www.souterrains.nl
Kamer van Koophandel Zuid Limburg: 14066883 Postbank: 8980640 IBAN: NL29PSTB0008980640 BIC/ Swift: PSTBN L21
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Hooge Bank, Heusden.
ArcheoPro Rapport, 952, Pagina 3
Inhoudsopgave: Samenvatting................................................................................................................................ 4 1 Inleiding .................................................................................................................................... 5 1.1 Algemeen ............................................................................................................................... 5 1.2 Locatiegegevens:.................................................................................................................... 5 1.3 Onderzoek .............................................................................................................................. 5 1.4 Onderzoeksstrategie............................................................................................................... 6 2 Veldonderzoek .......................................................................................................................... 9 2.1 Verrichte werkzaamheden ..................................................................................................... 9 2.2 Resultaten oppervlaktekartering ............................................................................................ 9 2.3 Resultaten booronderzoek.................................................................................................... 11 3 Conclusies en aanbevelingen (selectieadvies) ........................................................................ 18 Verklarende woordenlijst........................................................................................................... 19 Archeologische tijdschaal .......................................................................................................... 19 Bronnen...................................................................................................................................... 19 Literatuur.................................................................................................................................... 19 Bijlage 1: Boorbeschrijving ....................................................................................................... 20
Versie: 17-05-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Hooge Bank, Heusden.
ArcheoPro Rapport, 952, Pagina 4
Samenvatting Door ArcheoPro is een Inventariserend VeldOnderzoek (IVO-O), uitgevoerd op een terrein aan de Hooge Bank te Heusden. Het bureauonderzoek heeft reeds in oktober 2008 plaatsgevonden (Exaltus, R.P. & J. Orbons; ArcheoPro-rapport 874). Op basis van dit bureauonderzoek is het volgende gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel voor het plangebied geformuleerd: Voor het plangebied geldt een hoge verwachting voor wat betreft de aanwezigheid van archeologische resten uit de Steentijd tot en met de IJzertijd. De eventuele aanwezigheid van archeologische sporen uit deze perioden is echter in hoge mate afhankelijk van de mate van bodemverstoring. Het plangebied de Hooge Bank bestaat uit drie terreindelen die op een vlakte liggen die is ontstaan door afgraving of egalisatie. Te midden van deze drie terreindelen ligt een dekzandrug (de eigenlijke Hooge Bank). Uit hoogtegegevens blijkt dat het westelijke en het noordelijke deel van het plangebied in sterke mate moeten zijn afgegraven. Het Inventariserend Veldonderzoek heeft tot doel om het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel te toetsen door middel van veldwaarnemingen. Hiermee kan de vraagstelling beantwoord worden of binnen het plangebied archeologische waarden aanwezig (kunnen) zijn en of deze vervolgonderzoek en/of planaanpassing vereisen. Het plangebied de Hooge Bank bestaat namelijk uit drie terreindelen die op een vlakte liggen die is ontstaan door afgraving of egalisatie. De resultaten van het booronderzoek bevestigen de op basis van de resultaten van het bureauonderzoek veronderstelde ingrijpende bodemverstoring op het noordelijke en het westelijke deel van het plangebied. Voorafgaande aan de afgraving van schoon geel zand, is hier de bouwvoor en het door podzolvorming aaneen gekitte zand verwijderd. Na voltooiing van de winning van het schone gele zand, is dit materiaal weer teruggestort. Zowel het booronderzoek als de op deze beide terreindelen uitgevoerde oppervlaktekartering, hebben geen archeologische indicatoren opgeleverd. Hoewel ook op het zuidelijke terreindeel de bodemverstoring op veruit de meeste plaatsen tot in de C-horizont reikt, bleek in de noordoosthoek van dit terreindeel de bodem nog enigszins intact. Om de kans op het aantreffen van archeologische indicatoren zo groot mogelijk te maken zijn op dit terreindeel boringen gezet met zowel een zandguts als een megaboor. Ondanks het zeven van het met de megaboor opgeboorde materiaal, zijn ook hier geen archeologische indicatoren aangetroffen. De op het centrale deel van het zuidelijke terreindeel uitgevoerde oppervlaktekartering, heeft evenmin archeologische indicatoren opgeleverd. Gezien de ingrijpende bodemverstoring en het ontbreken van archeologische indicatoren, geven de resultaten van het veldonderzoek geen aanleiding om archeologisch vervolgonderzoek te adviseren. Evenmin zijn tijdens het onderzoek archeologische resten aangetroffen waarmee tijdens de verdere planvorming of bij de uitvoering van de geplande werkzaamheden rekening zou moeten worden gehouden. In verband met het volledig ontbreken van archeologische indicatoren binnen het plangebied, zijn de KNA-onderdelen Waardestelling en Selectieadvies, in dit rapport niet nader uitgewerkt.
Versie: 17-05-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Hooge Bank, Heusden.
ArcheoPro Rapport, 952, Pagina 5
1 Inleiding 1.1 Algemeen - Opdrachtgever: C. Gubbels, Nieuwkuijkseweg 10, 5268 LG Helvoirt - Geplande ingrepen: Inrichtingsplan, bodemingreepdiepte nog niet bekend - Archis CIS nummer: 30632 - Opgesteld conform KNA 3.1, met gebruikmaking van de minimumeisen voor archeologisch onderzoek van de provincie Noord-Brabant. - Bevoegd gezag: Gemeente Heusden - Bewaarplaats vondsten: Provincie Noord-Brabant - Bewaarplaats documentatie: Provincie Noord-Brabant 1.2 Locatiegegevens: - Provincie: Noord-Brabant - Gemeente: Heusden - Plaats: Heusden - Toponiem: Hooge Bank - Globale ligging: Ten noorden van het afwateringskanaal - Hoekcoördinaten plangebied: o 141.360 / 410.020 o 141.890 / 409.560 o 141.750 / 409.040 o 141.320 / 409.030 - Oppervlakte plangebied: 21.5 ha - Eigendom: Particulier - Grondgebruik: Akker - Hoogteligging: ± 4 m +NAP - Bepaling locaties: GPS Garmin, meetlinten 1.3 Onderzoek Door ArcheoPro is een Inventariserend VeldOnderzoek (IVO-O), uitgevoerd op een terrein aan de Hooge Bank te Heusden. Het bureauonderzoek heeft reeds in oktober 2008 plaatsgevonden (Exaltus, R.P. & J. Orbons; ArcheoPro-rapport 874). Op basis van dit bureauonderzoek is het volgende gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel voor het plangebied geformuleerd: Voor het plangebied geldt een hoge verwachting voor wat betreft de aanwezigheid van archeologische resten uit de Steentijd tot en met de IJzertijd. De eventuele aanwezigheid van archeologische sporen uit deze perioden is echter in hoge mate afhankelijk van de mate van bodemverstoring. Het plangebied de Hooge Bank bestaat uit drie terreindelen die op een vlakte liggen die is ontstaan door afgraving of egalisatie. Te midden van deze drie terreindelen ligt een dekzandrug (de eigenlijke Hooge Bank). Uit hoogtegegevens blijkt dat het westelijke en het noordelijke deel van het plangebied in sterke mate moeten zijn afgegraven. Het Inventariserend Veldonderzoek heeft tot doel om het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel te toetsen door middel van veldwaarnemingen. Hiermee kan de vraagstelling beantwoord worden of binnen het plangebied archeologische waarden aanwezig (kunnen) zijn en of deze vervolgonderzoek en/of planaanpassing vereisen.
Versie: 17-05-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Hooge Bank, Heusden.
ArcheoPro Rapport, 952, Pagina 6
1.4 Onderzoeksstrategie De potentiële aanwezigheid van archeologische resten binnen het plangebied, is volledig afhankelijk van de mate waarin de bodem nog intact is. Met name op het noordelijke en het westelijke deel van het plangebied, lijkt de kans op de aanwezigheid van zones met een nog deels intacte bodem, klein. Op het westelijke en het noordelijke terreindeel kan in eerste instantie volstaan worden met een extensief boorgrid waarbij geboord wordt in de delen van het plangebied waarin watergangen gepland zijn. Hierbij kan het beste gebruik gemaakt worden van een zandguts zodat de bodemopbouw nauwkeurig kan worden beschreven. Overal waar de bodemopbouw nog in meer of mindere mate intact blijkt, dient het boornetwerk verdicht te worden tot twintig boringen per hectare waarbij de afstanden tussen de boringen en de boorraaien worden gehalveerd. Hierbij dient gebruik te worden gemaakt van een edelmanboor met een diameter van vijftien centimeter. Het hiermee opgeboorde materiaal moet worden gezeefd met een zeef met een maaswijdte van vier millimeter. Een dergelijke boordichtheid voldoet volgens de Leidraad inventariserend veldonderzoek; Deel: karterend booronderzoek (SIKB, 2006), als brede zoekoptie om vindplaatsen uit alle perioden, in zand op te sporen. Tevens voldoet deze boordichtheid aan de door de provincie NoordBrabant verplicht gestelde boordichtheid van 24 boringen per hectare voor de opsporing van vindplaatsen uit het Paleo- en Mesolithicum (Onderzoekseisen Provincie Noord-Brabant t.b.v. archeologisch vooronderzoek in de vorm van een inventariserend en waarderend veldonderzoek). Van alle boorpunten moet de NAP-hoogte worden bepaald. Overal waar de vondstzichtbaarheid dit toelaat (onbegroeide percelen) moet het oppervlak worden geïnspecteerd op de aanwezigheid van archeologische vondsten. Hiertoe dienen parallel aan elkaar liggende banen te worden belopen met een maximale tussenafstand van vijf meter. Hierbij gedane vondsten moeten worden verzameld en in kaart worden gebracht. Gezien de waarschijnlijk slechts geringe verstoring op het zuidelijke deel van het plangebied, dient hier op alle terreindelen waarop geen oppervlaktekartering kan worden uitgevoerd, direct geboord te worden in een netwerk met telkens 25 m tussen de boringen en 20 m tussen de boorraaien. ArcheoPro voert haar onderzoeken uit conform de hiervoor vastgelegde normen en richtlijnen en is door de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) vergunning verleend tot het verrichten van bepaalde archeologische werkzaamheden in het kader van het doen van opgravingen, bestaande uit prospectie door middel van booronderzoek. Het onderzoek is uitgevoerd door drs. R.P. Exaltus (senior-archeoloog) en ing. P.J. Orbons (senior vakspecialist), W. van der Coelen en H. Rik (veld-technicus).
Versie: 17-05-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Hooge Bank, Heusden.
ArcheoPro Rapport, 952, Pagina 7
Figuur 1: De ligging van het plangebied (rood omlijnd).
Versie: 17-05-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Hooge Bank, Heusden.
ArcheoPro Rapport, 952, Pagina 8
Figuur 2: Luchtfoto met daarop rood omlijnd het plangebied.
Versie: 17-05-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Hooge Bank, Heusden.
ArcheoPro Rapport, 952, Pagina 9
2 Veldonderzoek 2.1 Verrichte werkzaamheden - Positie boringen: regelmatige verdeling over het plangebied, zie figuur 10. - Gebruikt boormateriaal: zandguts met diameter van 2 cm / edelmanboor met diameter van 15 cm. - Totaal aantal boringen: 118 - Boorgrid: 20 x 25 en 40 x 50 m - Boordichtheid: 6 en 20 boringen per hectare - Geboorde diepte: 0.60 – 1.0 m -Mv - Inmeten boorlocaties: GPS, meetlint en waterpas - Boorbeschrijving: Archeologische Standaard Boorbeschrijving (ASB 5.1) - Inspectie bodemontsluitingen en/of oppervlaktekartering: Op de in figuur 4 gearceerde terreindelen heerste ten tijde van het veldonderzoek een goede vondstzichtbaarheid en is derhalve een vlakdekkende oppervlaktekartering uitgevoerd. 2.2 Resultaten oppervlaktekartering Ondanks de goede vondstzichtbaarheid (zie figuur 3) zijn tijdens de oppervlaktekartering geen vondsten gedaan die van voor de twintigste eeuw dateren. Verspreid over het plangebied zijn slechts relatief moderne resten aangetroffen zoals stukken vensterglas, hulzen van jachtpatronen, fragmenten van moderne tegels, stukken plastic en een gloeilampje.
Figuur 3: De vondstzichtbaarheid op het westelijke terreindeel
Versie: 17-05-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Hooge Bank, Heusden.
ArcheoPro Rapport, 952, Pagina 10
Figuur 4: Gekarteerde delen van het plangebied
Versie: 17-05-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Hooge Bank, Heusden.
ArcheoPro Rapport, 952, Pagina 11
2.3 Resultaten booronderzoek De ligging van de boorpunten is weergegeven op de boorpuntenkaart. De resultaten van het booronderzoek zijn opgesomd in Bijlage 1. Noordelijke terreindeel Tijdens het veldonderzoek zijn op het noordelijke terreindeel de boringen 1 tot en met 14 en 16 tot en met 25 gezet. De opbouw van deze boringen wordt gekenmerkt door een 30 tot 40 cm dikke humusrijke toplaag. Deze bouwvoor gaat in de boringen 7, 8, 12, 14, 21 en 22, direct over in het schone gele zand van de C-horizont. In de boringen 4, 10, 11, 13, 16, 17, 18 19, 20, 23, 24, 27 en 29, is onder de humusrijke toplaag een eveneens humusrijk pakket zand aangetroffen met daarin brokken van andere bodemhorizonten zoals brokken door ijzer aaneengekit zand (B- en BC-horizont) en brokken schoon geel zand (C-horizont). In de boringen 10, 18 en 28 is onder de bouwvoor een laag aangetroffen waarin door herhaaldelijk ploegen, humusrijk zand met brokken schoon geel zand vermengd is geraakt (de AC-horizont). In de boringen 1 tot en met 6, 9, 11, 16, 23, 25, 26 en 28, is de top van de Chorizont enigszins geroerd. Dit blijkt uit het sporadisch voorkomen hierin van een enkele brok humusrijk zand. De aanwezigheid van brokken podzolhorizont in de boringen 4, 10, 11, 13, 16, 17, 18 19, 20, 23, 24, 27 en 29 vormt een aanwijzing dat hier oorspronkelijk podzolbodems aanwezig zijn geweest doch dat vrijwel volledig (tot in de C-horizont) zijn verstoord. Dit is vrijwel zeker het gevolg van de zandafgravingen die hier hebben plaatsgevonden. Het lijkt er op dat de winning van zand zich met name richtte op het schone gele zand van de C-horizont en dat voorafgaande aan de winning hiervan, de humusrijke toplaag en het aaneen gekitte zand van de B- en de BC-horizont werden weggegraven om na de beëindiging van de winning van schoon zand, weer te worden teruggestort. Overigens dient te worden opgemerkt dat door deze zandafgravingen, de op figuur 10 weergegeven verstoringsdiepten sterk worden vertekend. Hierbij dient nog minstens enkele decimeters te worden opgeteld. Langs de zuidrand van het noordelijke terreindeel loopt de dikte van het afgegraven deel van de bodem zelfs op tot één á anderhalve meter. Zowel tijdens het booronderzoek als tijdens de hier uitgevoerde oppervlaktekartering (zie hoofdstuk 2.2) zijn op het noordelijke terreindeel geen archeologische indicatoren aangetroffen.
Figuur 5: Foto van het door de aanwezigheid van brokken van andere bodemhorizonten gekenmerkte zandpakket zoals dit is aangetroffen in de boringen 4, 10, 11, 13, 16, 17, 18 19, 20, 23, 24, 27 en 29.
Versie: 17-05-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Hooge Bank, Heusden.
ArcheoPro Rapport, 952, Pagina 12
Figuur 6: Boorprofielen noordelijke terreindeel
Versie: 17-05-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Hooge Bank, Heusden.
ArcheoPro Rapport, 952, Pagina 13
Westelijke terreindeel Tijdens het veldonderzoek zijn op het noordelijke terreindeel de boringen 26 tot en met 29 gezet. In elk van deze vier boringen is de bodem tot ongeveer een halve meter beneden het maaiveld verstoord. De opbouw van deze boringen wordt gekenmerkt door een ongeveer 30 dikke bouwvoor met daaronder in de boringen 27 en 29 een eveneens humusrijk pakket zand met daarin brokken van andere bodemhorizonten zoals brokken door ijzer aaneengekit zand (B- en BC-horizont) en brokken schoon geel zand (C-horizont). Hieronder is in deze boringen het schone gele zand van de C-horizont aangetroffen. In boring 28 is onder de bouwvoor een dunnen AC-horizont aangetroffen. In zowel deze boring als in boring 26, is de top van de top van de C-horizont enigszins geroerd. Dit blijkt uit het sporadisch voorkomen hierin van een enkele brok humusrijk zand. Voor dit terreindeel geldt net als voor het noordelijke terreindeel dat de winning van zand hier tot verlaging van het maaiveld heeft geleidt en dat bij de op figuur 10 weergegeven verstoringsdiepten tenminste enkele decimeters dient te worden opgeteld. Zowel tijdens het booronderzoek als tijdens de hier uitgevoerde oppervlaktekartering (zie hoofdstuk 2.2) zijn op het westelijke terreindeel geen archeologische indicatoren aangetroffen.
Figuur 7: Boorprofielen westelijke terreindeel
Versie: 17-05-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Hooge Bank, Heusden.
ArcheoPro Rapport, 952, Pagina 14
Zuidelijke terreindeel Tijdens het veldonderzoek zijn op het zuidelijke terreindeel de boringen 33 tot en met 52, 60, 62, 64, 72, 74, 76, 78, 95, 97, 99, 106, 108 en 117 tot en met 167 gezet. Het wegvallen van boornummers tussen 52 en 117 komt doordat tijdens het veldonderzoek bleek dat hier een goede vondstzichtbaarheid gold en dat daarom beter een oppervlaktekartering kon worden uitgevoerd dan een karterend booronderzoek. De opbouw van de boringen op het zuidelijke terreindeel wordt gekenmerkt door een 30 tot 40 cm dikke humusrijke toplaag. Deze bouwvoor gaat in de boringen 30, 31, 32, 39, 40, 41, 42, 72, 87, 89, 95, 99, 106, 117, 119, 120, 124, 125, 128, 129, 131, 132, 136, 138, 140, 144, 150, 151, 156, 157, 165 en 167, direct over in het schone gele zand van de C-horizont. In de in de noordoosthoek van het zuidelijke terreindeel gezette boringen 149, 155, 158, 163, 166 en 168, is onder de bouwvoor, sterk geoxideerd zand aangetroffen dat door ijzer in lichte mate aaneen wordt gekit. Het betreft hier een (deels) intacte BC-horizont die in elk van deze boringen overgaat in het schone gele zand van de C-horizont. In de boringen 33 tot en met 38, 43 tot en met 46, , 44, 45, 60, 62, 64, 74, 76, 78, 85, 97, 108118, 121, 122, 123, 126, 130, 133, 134, 135, 137, 139, 141, 142, 143, 145 tot en met 148, 152, 153, 154 en 159 tot en met 164, is onder de bouwvoor een laag aangetroffen waarin door herhaaldelijk ploegen, humusrijk zand met brokken schoon geel zand vermengd is geraakt (de AC-horizont). In boringen 127 is de top van de C-horizont enigszins geroerd. Dit blijkt uit het sporadisch voorkomen hierin van een enkele brok humusrijk zand. De aanwezigheid van een (deels) intacte BC-horizont in de boringen 149, 155, 158, 163, 166 en 168 vormt een aanwijzing dat hier oorspronkelijk podzolbodems aanwezig zijn geweest doch dat deze (behalve in de noordoosthoek van dit terreindeel) tot in de C-horizont zijn verstoord. In verband met de plaatselijk nog enigszins intacte bodemopbouw alhier, zijn de boringen op het oostelijke deel van het zuidelijke terreindeel nageboord met een edelmanboor met een diameter van 15 cm waarbij het opgeboorde zand is gezeefd op een zeef met een maaswijdte van vier millimeter. Hierbij zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Ook tijdens het op de overige delen van dit terreindeel verrichte booronderzoek zijn zowel tijdens het booronderzoek als tijdens de (op het centrale deel) uitgevoerde oppervlaktekartering (zie hoofdstuk 2.2), geen archeologische indicatoren aangetroffen.
Figuur 8: Foto van boring 44 met een AC-horizont tussen de C-horizont (links en de bouwvoor (rechts).
Versie: 17-05-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Hooge Bank, Heusden.
ArcheoPro Rapport, 952, Pagina 15
Figuur 9a: Boorprofielen zuidelijke terreindeel
Versie: 17-05-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Hooge Bank, Heusden.
ArcheoPro Rapport, 952, Pagina 16
Figuur 9b: Boorprofielen zuidelijke terreindeel
Versie: 17-05-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Hooge Bank, Heusden.
ArcheoPro Rapport, 952, Pagina 17
Figuur 10: Boorpunten met verstoringsdiepten.
Versie: 17-05-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Hooge Bank, Heusden.
ArcheoPro Rapport, 952, Pagina 18
3 Conclusies en aanbevelingen (selectieadvies) Volgens het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel geldt voor het plangebied een hoge verwachting voor wat betreft de aanwezigheid van archeologische resten uit de Steentijd tot en met de IJzertijd. De eventuele aanwezigheid van archeologische sporen uit deze perioden is echter in hoge mate afhankelijk van de mate van bodemverstoring. Het plangebied de Hooge Bank bestaat namelijk uit drie terreindelen die op een vlakte liggen die is ontstaan door afgraving of egalisatie (zie figuur 11). De resultaten van het booronderzoek bevestigen de op basis van de resultaten van het bureauonderzoek veronderstelde ingrijpende bodemverstoring op het noordelijke en het westelijke deel van het plangebied. Voorafgaande aan de afgraving van schoon geel zand, is hier de bouwvoor en het door podzolvorming aaneen gekitte zand verwijderd. Na voltooiing van de winning van het schone gele zand, is dit materiaal weer Figuur 11: De afgegraven rand van het plangebied teruggestort. Zowel het booronderzoek als de op deze beide terreindelen uitgevoerde oppervlaktekartering, hebben geen archeologische indicatoren opgeleverd. Hoewel ook op het zuidelijke terreindeel de bodemverstoring op veruit de meeste plaatsen tot in de C-horizont reikt, bleek in de noordoosthoek van dit terreindeel de bodem nog enigszins intact. Om de kans op het aantreffen van archeologische indicatoren zo groot mogelijk te maken zijn op dit terreindeel boringen gezet met zowel een zandguts als een megaboor. Ondanks het zeven van het met de megaboor opgeboorde materiaal, zijn ook hier geen archeologische indicatoren aangetroffen. De op het centrale deel van het zuidelijke terreindeel uitgevoerde oppervlaktekartering, heeft evenmin archeologische indicatoren opgeleverd. Gezien de over het geheel genomen, ingrijpende bodemverstoring en het ontbreken van archeologische indicatoren, geven de resultaten van het veldonderzoek geen aanleiding om archeologisch vervolgonderzoek te adviseren. Evenmin zijn tijdens het onderzoek archeologische resten aangetroffen waarmee tijdens de verdere planvorming of bij de uitvoering van de geplande werkzaamheden rekening zou moeten worden gehouden. In verband met het volledig ontbreken van archeologische indicatoren binnen het plangebied, zijn de KNA-onderdelen Waardestelling en Selectieadvies, in dit rapport niet nader uitgewerkt. In alle gevallen geldt dat indien archeologische materialen en/of sporen aangetroffen worden, deze gemeld dienen te worden bij de gemeente Heusden, conform Monumentenwet 1988, laatste wijzing van 1 september 2007, paragraaf 7, artikel 53 en verder.
Versie: 17-05-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Hooge Bank, Heusden.
ArcheoPro Rapport, 952, Pagina 19
Verklarende woordenlijst: GPS: Global Positioning System IVO: Inventariserend VeldOnderzoek NAP: Nieuw Amsterdams Peil. RCE: Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed SIKB: Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer Archeologische tijdschaal Periode Midden- en Laat Paleolithicum (oude steentijd) Mesolithicum (midden steentijd) Neolithicum (nieuwe steentijd) Bronstijd IJzertijd Romeinse tijd Vroege middeleeuwen Volle middeleeuwen Late middeleeuwen Nieuwe tijd
Datering 250.000 9000 4500 2000 800 12 v chr. 500 1000 1250 1500
-
9000 4500 2100 800 12 v. chr. 500 n. chr. 1000 1250 1500 heden
Bronnen Kadaster Topografische Dienst, Top25Raster, Top10Vector, GBKN kaarten, Emmen 2008 Luchtfoto, http://maps.google.nl
Literatuur Exaltus R.P. & P.J. Orbons, 2008, ArcheoPro rapport 874 Hooge Bank, Heusden, The Netherlands. Maastricht.
Versie: 17-05-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Hooge Bank, Heusden.
ArcheoPro Rapport, 952, Pagina 20
Bijlage 1: Boorbeschrijving Algemene kopgegevens Soort boring Projectnummer Projectnaam Deelgebied Organisatie CIS-code coördinaatsysteem Coördinaatsysteemdatum Locatiebepaling Referentievlak Bepaling maaiveldhoogte Boormethode Boordiameter Opdrachtgever
BAR 08-095-S Hooge Bank, Heusden Nvt ArcheoPro 30632 RD2000 ETRS89 GPS en meetlint NAP AHN – Waterpas Guts en edelman 3 cm en 15 cm C. Gubbels
Posities van de boringen (boorlocaties) Boornummer XCO YCO 1 141367.0 409990.4 2 141406.4 409956.3 3 141440.0 409918.1 4 141481.8 409890.6 5 141523.8 409863.1 6 141561.7 409827.6 7 141600.0 409796.7 8 141635.1 409753.1 9 141675.6 409723.3 10 141713.5 409690.8 11 141755.4 409663.3 12 141790.5 409627.6 13 141826.7 409589.2 14 141868.1 409555.2 16 141481.9 409842.5 17 141581.9 409757.4 18 141559.6 409714.8 19 141610.1 409710.9 20 141590.4 409676.1 21 141711.7 409641.4 22 141688.3 409608.4 23 141769.2 409603.1 24 141757.9 409566.1 25 141841.7 409511.1 26 141388.4 409521.6 27 141391.5 409475.4 28 141354.2 409497.7 29 141353.2 409455.2 30 141359.4 409117.5 31 141362.2 409142.0 32 141367.9 409167.1 33 141371.9 409191.6 34 141372.3 409076.0 35 141376.3 409100.8 36 141380.4 409125.5 37 141384.4 409150.3 38 141388.4 409175.0 39 141390.1 409057.8 40 141393.5 409084.0 41 141397.5 409109.6 42 141401.5 409133.5 43 141405.5 409158.5 44 141410.6 409183.0 45 141414.6 409207.5 46 141411.4 409067.8 47 141415.5 409092.5 48 141419.5 409117.3 49 141423.6 409142.0 50 141427.6 409166.7 51 141431.6 409191.5 52 141435.7 409191.5
Versie: 17-05-2009
MA, M´s tov NAP 3.02 3.06 3.20 3.16 3.09 3.10 3.11 3.14 3.02 3.01 2.97 3.11 3.25 3.26 3.40 3.20 3.36 3.20 3.27 3.10 3.16 3.11 3.61 3.40 3.26 3.23 3.30 3.23 3.91 3.88 3.82 3.65 3.82 4.13 3.72 3.90 3.65 3.69 3.80 3.67 3.84 3.66 3.57 3.54 3.69 3.87 3.82 3.70 3.56 3.53 3.65
60 62 64 72 74 76 78 85 87 89 95 97 99 106 108 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150 151 152 153 154
141454.7 141462.8 141470.8 141489.8 141497.9 141506.0 141514.1 141532.9 141541.0 141549.1 141576.1 141584.2 141592.3 141619.3 141627.4 141650.4 141654.4 141658.5 141662.5 141666.6 141670.6 141674.7 141673.1 141677.1 141677.1 141683.3 141688.5 141691.3 141694.7 141693.6 141697.7 141701.7 141705.7 141709.8 141713.8 141717.8 141721.9 141725.9 141710.7 141713.5 141718.6 141722.6 141726.0 141731.2 141735.7 141739.7 141742.5 141746.5 141732.8 141736.8 141740.8 141744.9 141748.9
409084.2 409133.7 409183.2 409051.2 409100.7 409150.2 409199.7 409067.7 409117.2 409166.7 409084.2 409133.7 409183.2 409100.7 409150.1 409042.9 409067.6 409092.4 409117.1 409141.9 409166.6 409191.3 409051.5 409074.3 409100.5 409123.2 409149.4 409173.3 409200.7 409059.4 409084.1 409108.8 409133.6 409158.3 409183.1 409207.8 409232.6 409257.3 409043.0 409068.0 409091.9 409115.3 409142.6 409164.8 409191.0 409216.6 409238.8 409265.6 409051.1 409075.8 409100.6 409125.3 409150.1
3.66 3.56 3.56 3.66 3.60 3.54 3.56 3.75 3.74 3.63 3.90 3.89 3.98 3.80 3.76 4.05 3.84 3.84 3.86 3.86 3.96 4.02 3.88 3.89 3.86 3.78 4.00 4.13 3.99 3.82 3.86 3.91 3.98 4.01 3.86 4.01 3.98 4.01 3.92 3.90 3.90 3.86 3.99 3.95 4.03 4.09 3.95 4.28 3.95 3.88 3.82 3.91 4.08
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Hooge Bank, Heusden.
155 156 157 158 159 160 161
141753.0 141757.0 141761.0 141765.1 141753.9 141759.1 141761.9
409174.8 409199.6 409224.3 409249.0 409058.9 409084.5 409110.7
Boorbeschrijving volgens ASB 5.1 Boor LDO Lithologie Nr GD B BS BZ B K G 1 40 Z 1 60 Z 1 80 Z 1 2 30 Z 1 70 Z 1 100 Z 1 3 30 Z 1 50 Z 1 80 Z 1 4 35 Z 1 60 Z 1 70 Z 1 100 Z 1 5 35 Z 1 50 Z 1 80 Z 1 6 35 Z 1 60 Z 1 90 Z 1 7 35 Z 1 70 Z 1 8 35 Z 1 60 Z 1 9 30 Z 1 90 Z 1 120 Z 1 10 30 Z 1 40 Z 1 80 Z 1 11 25 Z 1 35 Z 1 45 Z 1 70 Z 1 12 35 Z 1 80 Z 1 13 35 Z 1 50 Z 1 80 Z 1 14 30 Z 1 60 Z 1 16 35 Z 1 80 Z 1 100 Z 1 120 Z 1 17 30 Z 1 95 Z 1 120 Z 1 18 30 Z 1 70 Z 1 80 Z 1 120 Z 1 19 35 Z 1 80 Z 1 120 Z 1 20 30 Z 1 70 Z 1 90 Z 1 120 Z 1 21 35 Z 1
Versie: 17-05-2009
ArcheoPro Rapport, 952, Pagina 21
4.07 4.19 3.99 4.20 3.72 3.87 3.91
BH 3 1 3 1 3 1 3 3 1 3 1 3 1 3 3 3 1 3 2 3 3 1 3 3 3 3 3 3 1 3 3 3 3 2 3 3 3 3 2 3
Kleur HK BR BR GE BR BR GE BR BR GE BR BR BR GE BR BR GE BR BR GE BR GE BR GE BR BR GE BR BR GE BR BR BR GE BR GE BR BR GE BR GE BR BR BR GE BR BR GE BR BR BR GE BR BR GE BR BR BR GE BR
TK IK
162 163 164 165 166 167 168
141765.9 141769.3 141773.9 141780.7 141782.4 141796.2 141800.2
VLK
Overige kenmerken C PLH VS SST O
DO
GE BR
DO
GE BR
DO
GE BR
DO
GE
409132.4 409159.1 409180.2 409206.9 409230.8 409191.3 409216.0
3.98 3.99 4.13 4.12 4.17 4.15 4.08
AIS BHN
BI BOV ROG
BHC
DEZ BOV ROG
BHC
DEZ BOV ROG
BHC
DEZ BOV ROG ROG
BR BHC DO
GE BR
DO
GE BR
DO
GE
DO
GE
DO
GE BR
DO
GE GE
DEZ BOV ROG
BHC
DEZ BOV ROG
BHC
DEZ BOV
BHC
DEZ BOV
BHC
DEZ BOV ROG
BHC
DO
DEZ BOV
BHAC BHC
GE
DEZ BOV ROG ROG
BR BHC DO
GE
DO
GE
DO
GE
DO
GE
DEZ BOV
BHC
DEZ BOV ROG
BHC
DEZ BOV
BHC
DEZ BOV ROG ROG
BR BHC DO
GE
DO
GE
DEZ BOV ROG
BHC
GE DO
GE
DO
GE
DEZ BOV ROG
BHAC BHC
DEZ BOV ROG
BHC
GE DO
GE
GI
DEZ BOV ROG
BHAC BHC
DEZ BOV
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Hooge Bank, Heusden.
22 23
24
25
26
27
28
29
30 31 32 33
34
35
36
37
38
39 40 41 42 43
44
45
46
47
80 35 70 20 55 80 120 35 50 80 35 60 90 30 50 80 30 50 80 30 35 55 80 30 50 80 35 60 35 60 35 60 40 60 90 35 40 70 30 50 80 30 45 70 30 35 60 30 40 60 35 70 35 70 35 70 30 60 30 50 70 30 40 70 30 40 60 35 40 70 30 45
Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z
Versie: 17-05-2009
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
3 3 3 1 3 3 3 1 3 1 3 3 3 2 1 3 3 3 3 3 3 2 3 2 3 2 3 2 3 2 3 2 3 3 3 3 3 2 3 2 3 2 3 2 3 1
GE BR GE BR BR BR GE BR BR GE BR BR GE BR BR GE BR BR GE BR BR BR GE BR BR GE BR GE BR GE BR GE BR BR GE BR BR GE BR BR GE BR BR GE BR BR GE BR BR GE BR GE BR GE BR GE BR GE BR BR GE BR BR GE BR BR GE BR BR GE BR BR
ArcheoPro Rapport, 952, Pagina 22
BHC DO
GE
DO
GE
DEZ BOV
BHC
DEZ BOV ROG ROG
BR BHC DO
GE
DO
GE BR
DO
GE BR
DO
GE
DO
GE GE BR
DEZ BOV ROG
BHC
DEZ BOV ROG
BHC
DEZ BOV ROG
BHC
DEZ BOV ROG
BHC
DEZ BOV
BHAC ROG BHC
DO
GE
DO
GE
DO
GE
DO
GE
DO
GE GE
DEZ BOV ROG
BHC
DEZ BOV
BHC
DEZ BOV
BHC
DEZ BOV
BHC
DO
DEZ BOV
BHAC BHC
GE
DEZ BOV
BHAC BHC DO
DO
DO
DO
GE GE GE GE GE GE GE GE
DO
GE
DO
GE
DO
GE
DO
GE
DO
GE GE
DEZ BOV
BHAC BHC
DEZ BOV
BHAC BHC
DEZ BOV
BHAC BHC
DEZ BOV
BHAC BHC
DEZ BOV
BHC
DEZ BOV
BHC
DEZ BOV
BHC
DEZ BOV
BHC
DO
DO
DO
DO
GE GE GE GE GE GE GE BR
DEZ BOV
BHAC BHC
DEZ BOV
BHAC BHC
DEZ BOV
BHAC BHC
DEZ BOV
BHAC BHC
DEZ BOV ROG
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Hooge Bank, Heusden.
48
49
50
51
52
60
62
64
72 74
76
78
85
87 89 95 97
99 106 108
117 118
119 120 121
122
123
70 25 35 70 30 40 70 35 60 80 30 40 70 30 45 70 30 40 70 35 45 70 30 50 70 35 70 35 50 80 35 45 80 35 70 100 40 60 70 35 70 35 70 35 70 35 70 100 30 70 30 60 35 40 70 45 70 30 50 80 35 70 35 70 35 50 70 30 45 70 40 50
Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z
Versie: 17-05-2009
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
3
3 2 3 2 3 2 3 2 3 2 3 2 3 2 3 3 2 3 2 3 2 3 2 3 3 3 3 2 3 3 3 2 3 3 2 3 3 3 2 3 2 3 2
GE BR BR GE BR BR GE BR BR GE BR BR GE BR BR GE BR BR GE BR BR GE BR BR GE BR GE BR BR GE BR BR GE BR BR GE BR BR GE BR GE BR GE BR GE BR BR GE BR GE BR GE BR BR GE BR GE BR BR GE BR GE BR GE BR BR GE BR BR GE BR BR
ArcheoPro Rapport, 952, Pagina 23
BHC DO
DO
DO
DO
DO
DO
DO
DO
GE GE GE GE GE GE GE GE GE GE GE GE GE GE GE GE
DO
GE
DO
GE GE
DEZ BOV
BHAC BHC
DEZ BOV
BHAC BHC
DEZ BOV
BHAC BHC
DEZ BOV
BHAC BHC
DEZ BOV
BHAC BHC
DEZ BOV
BHAC BHC
DEZ BOV
BHAC BHC
DEZ BOV
BHAC BHC
DEZ BOV
BHC
DO
DO
DO
GE GE GE GE GE GE
DO
GE
DO
GE
DO
GE
DO
GE GE
DEZ BOV
BHAC BHC
DEZ BOV
BHAC BHC
DEZ BOV
BHAC BHC
DEZ BOV
BHAC BHC
DEZ BOV
BHC
DEZ BOV
BHC
DEZ BOV
BHC
DO
GE
DO
GE
DO
GE GE
DEZ BOV
BHAC BHC
DEZ BOV
BHC
DEZ BOV
BHC
DO
GE
DO
GE GE
DEZ BOV
BHAC BHC
DEZ BOV
BHC
DO
GE
DO
GE
DO
GE GE
DEZ BOV
BHAC BHC
DEZ BOV
BHC
DEZ BOV
BHC
DO
DO
GE GE GE GE
DEZ BOV
BHAC BHC
DEZ BOV
BHAC BHC
DEZ BOV
BHAC
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Hooge Bank, Heusden.
124 125 126
127
128 129 130
131 132 133
134
135
136 137
138 139
140 141
142
143
144 145
146
147
148
149
150 151
80 40 70 30 70 30 40 70 40 80 100 40 70 30 60 35 50 80 35 70 40 70 25 50 80 35 45 80 35 40 70 35 70 30 50 80 40 70 40 45 70 30 70 30 40 70 40 45 80 30 40 70 40 70 35 45 70 30 40 70 30 40 70 30 45 70 35 50 80 30 60 30
Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z
Versie: 17-05-2009
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
3 3 3 2 3 3 3 3 3 2 3 3 3 2 3 2 3 2 3 3 2 3 3 2 3 3 2 3 2 3 2 3 3 2 3 2 3 2 3 2 3
3 3
GE BR GE BR GE BR BR GE BR BR GE BR GE BR GE BR BR GE BR GE BR GE BR BR GE BR BR GE BR BR GE BR GE BR BR GE BR GE BR BR GE BR GE BR BR GE BR BR GE BR BR GE BR GE BR BR GE BR BR GE BR BR GE BR BR GE BR OR GE BR GE BR
ArcheoPro Rapport, 952, Pagina 24
BHC DO
GE
DO
GE
DO
GE GE
DEZ BOV
BHC
DEZ BOV
BHC
DO
GE
DO
GE
DO
GE
DO
GE GE
DEZ BOV
BHAC BHC
DEZ BOV ROG
BHC
DEZ BOV
BHC
DEZ BOV
BHC
DO
GE
DO
GE
DO
GE GE
DEZ BOV
BHAC BHC
DEZ BOV
BHC
DEZ BOV
BHC
DO
DEZ BOV
BHAC BHC
GE
DEZ BOV
BHAC BHC DO
GE
DEZ BOV
BHAC BHC DO
GE
DO
GE GE
DEZ BOV
BHC
DO
GE
DO
GE GE
DEZ BOV
BHAC BHC
DEZ BOV
BHC
DO
GE
DO
GE GE
DEZ BOV
BHAC BHC
DEZ BOV
BHC
DO
DO
GE GE GE GE
DO
GE
DO
GE GE
DEZ BOV
BHAC BHC
DEZ BOV
BHAC BHC
DEZ BOV
BHAC BHC
DEZ BOV
BHC
DO
DO
DO
DO
GE GE GE GE GE GE
DEZ BOV
BHAC BHC
DEZ BOV
BHAC BHC
DEZ BOV
BHAC BHC
DEZ BOV
BHAC BHC
GE
DEZ BOV
BHBC BHC DO
GE
DO
GE
DEZ BOV
BHC
DEZ BOV
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Hooge Bank, Heusden.
152
153
154
155
156 157 158
159
160
161
162
163
164
165 166
167 168
60 30 35 60 30 45 70 35 50 80 35 65 100 35 60 35 60 35 60 90 40 45 75 40 55 80 40 50 75 35 45 70 30 40 60 90 35 45 70 35 70 40 65 90 40 70 30 45 70
Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
3 2 3 2 3 2 3
3 3 3
3 2 3 2 3 2 3 2 3 2
3 2 3 3
3 3
GE BR BR GE BR BR GE BR BR GE BR OR GE BR GE BR GE BR OR GE BR BR GE BR BR GE BR BR GE BR BR GE BR BR OR GE BR BR GE BR GE BR OR GE BR GE BR OR GE
ArcheoPro Rapport, 952, Pagina 25
BHC DO
DO
DO
DO
GE GE GE GE GE GE
DEZ BOV
BHAC BHC
DEZ BOV
BHAC BHC
DEZ BOV
BHAC BHC
GE
DEZ BOV
BHBC BHC DO
GE
DO
GE
DO
GE
DEZ BOV
BHC
DEZ BOV
BHC
DEZ BOV
BHBC BHC DO
GE
DEZ BOV
BHAC BHC DO
GE
DEZ BOV
BHAC BHC DO
GE
DEZ BOV
BHAC BHC DO
DO
DO
GE GE GE GE
GE GE
DO
GE
DO
GE
DEZ BOV
BHAC BHC
DEZ BOV
BHAC BHBC BHC
DEZ BOV
BHAC BHC
DEZ BOV
BHC
DEZ BOV
BHBC BHC DO
GE
DO
GE
DEZ BOV
BHC
DEZ BOV
BHBC BHC
DEZ
Betekenis van de afkortingen: LDO – Onderzijde boortraject Lithologie: GD – Onverharde sedimenten: G = grind, K = klei, L = leem, V = veen en Z = zand Bijmengsels: BK = bijmengsel klei, BS = bijmengsel silt, BZ =bijmengsel zand, BG= bijmengsel grind, BH = bijmengsel humus. Betekenis toegevoegde cijfers: 1 = zwak, 2 = matig, 3 = sterk en 4 = uiterst. Kleur: HK = hoofdkleur, BL = blauw, BR = bruin, GE = geel, GN = groen, GR = grijs, OL = olijf, OR =oranje, PA = paars, RO = rood, RZ = roze, WI = wit, ZW = zwart. TK = Tweede kleur (kleurafkortingen als boven). IK = Intensiteit kleur: LI = licht en DO = donker VLK = Vlekken (V): 2e en 3e letter is kleurafkorting als boven, 1 = weinig, 2 = matig , 3= veel Overige kenmerken: CO = Consistentie (C ): ZSL-zeer slap, SLA-slap, MSL-matig slap, MST-matig stevig, STV-stevig PLH = plantenresten (PL0 = geen, PL1 = spoor, PL2 = weinig, PL3 = veel) VS = veensoorten SST = Sedimentaire structuren BHN = Bodemhorizont; BHC = C-horizont, BHBC = BC-horizont BI = Bodemkundige interpretaties; BOV = bouwvoor , ROG = rommelig, OPG = opgebracht GI = Geologische interpretaties; DEZ = dekzand AIS = Archeologische indicatoren
Versie: 17-05-2009
www.ArcheoPro.nl
Quickscan Natuurwetgeving Nieuw Landgoed - Vlijmen
Fase 1
Door: Maartje Bleeker Tim Faasen
ECOLOGICA In opdracht van: Optifield BV
Juli 2008
Colofon Door: Ecologica Rondven 22 6026 PX Maarheeze tel: 0495 - 46 20 70 fax: 0495 - 46 20 79
[email protected] www.ecologica.eu In opdracht van: Optifield BV Graskamp 26 4175 CZ Haaften tel: 0418-591011 fax: 0418-592565
[email protected] www.optifield.nl Projectnr. P2008/30 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, microfilm, fotokopie of op welke andere wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de opdrachtgever en auteurs. Ecologica is niet aansprakelijk voor directe of gevolgschade die voortvloeit uit toepassing van de conclusies, aanbevelingen en resultaten uit dit rapport en overige werkzaamheden van Ecologica. Opdrachtgever vrijwaart Ecologica in deze tevens voor aanspraken van derden.
Inhoudsopgave
INHOUDSOPGAVE INHOUDSOPGAVE...................................................................................................................... 3 VOORWOORD ............................................................................................................................. 4 1.
INLEIDING.......................................................................................................................... 5
2.
BELEIDSKADER ................................................................................................................ 7 2.1. 2.2.
Gebiedsbescherming...................................................................................................... 7 Flora- en faunawet en ruimtelijke planvorming ............................................................ 11
3.
GEBIEDSBESCHRIJVING............................................................................................... 13
4.
GEPLANDE MAATREGELEN ........................................................................................ 16
5.
BESCHERMDE FLORA EN FAUNA............................................................................... 18
6.
GEBIEDSBESCHERMING............................................................................................... 23 6.1. 6.2.
Natura 2000................................................................................................................. 23 Provinciaal beleid........................................................................................................ 25
7.
CONCLUSIES.................................................................................................................... 28
8.
AANBEVELINGEN........................................................................................................... 30
BRONNEN................................................................................................................................... 31
Quickscan natuurwetgeving, nieuw landgoed - Vlijmen, ECO LOGICA
3
Voorwoord
VOORWOORD Er zijn plannen om in de buurt van Vlijmen, aan de Nieuwkuijkseweg bij het Drongelens kanaal, een nieuw landgoed aan te leggen. Er is gekeken naar het eventueel voorkomen van beschermde flora en fauna in het gebied en er is getoetst aan groene gebiedswetgeving. Dit rapport doet verslag van fase 1 waarin wordt bepaald of nader onderzoek en een ontheffingsaanvraag noodzakelijk is. Wanneer dit het geval is zal dit in fase 2 verder afgehandeld worden. Opdrachtgever voor het project is Optifield BV met Stan Gloudemans en Ineke Röell als contactpersonen. Vanuit Ecologica zijn de werkzaamheden uitgevoerd door Maartje Bleeker en Tim Faasen.
Quickscan natuurwetgeving, nieuw landgoed - Vlijmen, ECO LOGICA
4
Inleiding
1. INLEIDING Naar aanleiding van de geplande aanleg van een nieuw landgoed aan de Nieuwkuijkseweg langs het Drongelens kanaal in de buurt van Vlijmen is een quickscan uitgevoerd om de (mogelijke) aanwezigheid van beschermde soorten dieren en planten in het kader van de Flora- en faunawet vast te stellen. Daarnaast is gekeken naar de manier waarop het gebied zelf bescherming geniet. Op Europees niveau betreft het meestal de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn, oftewel het netwerk Natura 2000. Op landelijk niveau werken deze richtlijnen door in de Natuurbeschermingswet en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De Ecologische Hoofdstructuur is beschreven in de Nota Ruimte en is verder voor NoordBrabant op Provinciaal niveau uitgewerkt in het Streekplan Noord-Brabant 2002 en de reconstructieplannen en gebiedsplannen. De resultaten van dit onderzoek geven aan of de geplande maatregelen nadelig kunnen zijn voor beschermde planten, dieren of gebieden. Zo ja, dan wordt aangegeven voor welke soorten of gebieden mitigerende maatregelen dienen te worden genomen en/ of ontheffing moet worden aangevraagd.
Onderzoeksaanpak Omdat vooraf niet kan worden voorzien of ontheffingsaanvragen nodig zijn, valt de aanpak uiteen in twee fasen. Indien geen ontheffingsaanvraag nodig is, hoeft fase 2 niet te worden uitgevoerd. Dit rapport doet verslag van fase 1 waarin wordt onderzocht voor welke ingrepen een ontheffingsaanvraag nodig is.
Fase 1: 1. Gebiedsbezoek Gedurende een veldbezoek op dinsdag 17 juni 2008 is een overzicht opgesteld van aanwezige biotooptypen en beplantingen met hun omvang. Waarnemingen van beschermde soorten zijn genoteerd. Een gebiedsbeschrijving wordt weergegeven in hoofdstuk 3. 2. Beleidskader Alle relevante groene wet- en regelgeving met betrekking tot het onderzoeksgebied is toegelicht en de consequenties ervan zijn beschreven. Dit betreft het Rijksbeleid, zowel gebiedsgericht (Natuurbeschermingswet, Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn) als soortgericht (Flora- en faunawet). Ook het Provinciaal beleid komt aan de orde. 3. Gebiedsbeschrijving en planbeschrijving Er is een beschrijving gemaakt van het onderzoeksgebied, de ligging en de omgeving. Ook is kort omschreven welke maatregelen in het plangebied zullen plaatsvinden en, voor zover bekend, in welk seizoen ze zullen worden uitgevoerd. 4. Toetsing aan het soortenbeleid Omdat één gebiedsbezoek onvoldoende is om een volledig beeld te krijgen van de aanwezige beschermde flora en fauna is tevens een bronnenonderzoek uitgevoerd naar beschikbare veldgegevens. Alle verzamelde gegevens zijn meegenomen in de analyse. Aan de hand van de aanwezige biotopen en biotoopkwaliteit is ingeschat welke beschermde soorten in het onderzoeksgebied aanwezig zijn, naast de waargenomen soorten. Dit is gedaan op basis van 'expert judgement'. Het gaat hier om soorten die daadwerkelijk voorkomen op de locaties waar de maatregelen worden genomen. Aangegeven is of locaties gebruikt worden als permanent leefgebied, foerageergebied, overwinteringsgebied etc. Per aanwezige of te verwachten soort is tevens aangegeven onder welk beschermingsniveau deze valt. Tenslotte
Quickscan natuurwetgeving, nieuw landgoed - Vlijmen, ECO LOGICA
5
Inleiding
wordt beknopt aangegeven wat de te verwachten effecten van de maatregelen op de aanwezige beschermde soorten zijn. Ook is bekeken of indirecte effecten te verwachten zijn. Op basis hiervan wordt ingeschat of nader onderzoek of een ontheffingsaanvraag nodig is. 5. Toetsing aan het ruimtelijke beleid Er is vervolgens gekeken of het onderzoeksgebied valt binnen een gebied met een beschermde status en of de geplande maatregelen er invloed op hebben. Dit kan de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) zijn, Habitatrichtlijn of Vogelrichtlijn (samen Natura 2000). 6. Conclusies en aanbevelingen Er wordt beschreven wat de consequenties van de groene wetgeving zijn voor de voorgenomen maatregelen.
Fase 2: Indien het onderzoeksgebied deel uitmaakt van de EHS, een Habitatrichtlijngebied of een Vogelrichtlijngebied (ofwel er een indirect negatief effect is), of indien blijkt dat beschermde soorten worden waargenomen of te verwachten zijn die effecten zullen ondervinden van de geplande maatregelen, zijn de volgende stappen noodzakelijk; 7. Maatschappelijk belang en alternatieven Maatregelen en de periode waarin deze plaats vinden worden in deze fase concreet uitgewerkt en gemotiveerd. Indien in het onderzoeksgebied soorten voorkomen die vermeld worden in bijlage 4 van de Habitatrichtlijn, ofwel als het onderzoeksgebied ligt binnen de begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur, Habitatrichtlijngebieden of Vogelrichtlijngebieden (Natura 2000) moet worden gemotiveerd wat het maatschappelijk belang (nut en noodzaak) is van de ingrepen. Ook dient in dit geval de lokatiekeuze nader te worden gemotiveerd (ontbreken van alternatieven). 8. Effecten op beschermde soorten en gebieden Indien een ontheffingsaanvraag voor beschermde soorten nodig is of indien het onderzoeksgebied in de nabijheid ligt van een Habitat- of Vogelrichtlijngebied en er effecten te verwachten zijn op deze gebieden, is het noodzakelijk om de effecten nader te onderbouwen en toe te lichten. Hierbij moet rekening gehouden worden met drie aspecten, namelijk de populatieomvang, het verspreidingsgebied en de natuurlijkheid van de situatie. Ook de effecten op beschermde habitats worden ingeschat. 9. Mitigatie en compensatie Indien er significante effecten op beschermde gebieden of aanwezige beschermde soorten zijn te verwachten, moet worden aangegeven hoe deze effecten kunnen worden verzacht (= mitigeren). In tweede instantie moet er gekeken worden naar compensatie indien mitigerende maatregelen onvoldoende zijn. Indien van toepassing zullen de resultaten van de analyses van fase 2 in een vervolgrapport worden verwerkt, dat dient als toelichting op de ontheffingsaanvraag.
Quickscan natuurwetgeving, nieuw landgoed - Vlijmen, ECO LOGICA
6
Beleidskader
2. BELEIDSKADER 2.1. Gebiedsbescherming In Nederland kunnen gebieden via diverse wet- en regelgevingen op allerlei niveaus beschermd zijn. Op Europees niveau zijn dit meestal de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn, oftewel het netwerk Natura 2000. Op landelijk niveau werken deze richtlijnen door in de Natuurbeschermingswet en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De Ecologische Hoofdstructuur is beschreven in de Nota Ruimte en verder op Provinciaal niveau uitgewerkt in het Streekplan Noord-Brabant 2002 en de reconstructieplannen. In de onderstaande subparagrafen worden de hierboven vermelde wetten nader toegelicht.
2.1.1. Vogelrichtlijn De Vogelrichtlijn dateert uit 1979 en verplicht de EG-lidstaten om alle van nature in het wild voorkomende vogelsoorten op het Europese grondgebied inclusief hun leefgebieden te beschermen. De rijksoverheid dient alle noodzakelijke maatregelen te nemen om deze vogelsoorten op een niveau te houden of te brengen dat recht doet aan de ecologische, wetenschappelijke en culturele eisen. Daarbij dient wel rekening te worden gehouden met economische en recreatieve belangen (Lenders et al, 1997). Voor een aantal vogelsoorten worden speciale maatregelen voorgesteld, zoals het instellen van speciale beschermingszones, zodat deze soorten in de gebieden waar ze nu voorkomen, kunnen voortbestaan en zich kunnen voortplanten. Ook voor relatief veel voorkomende trekvogels dienen beschermde maatregelen genomen te worden. Het gaat dan om broed-, rui-, overwinterings- en rustgebieden, met bijzondere aandacht voor waterrijke gebieden. De EG-lidstaten moeten ook passende maatregelen nemen wanneer vogelgebieden bedreigd worden door vervuiling, verslechtering en verstoring. De soortbescherming zoals die is verwoord in de Vogelrichting is verankerd in de Nederlandse wetgeving via de Flora- en faunawet (zie subparagraaf 2.2). Het deel over de gebiedsbescherming is verankerd in de Natuurbeschermingswet 1998 (zie paragraaf 2.1.3).
2.1.2. Habitatrichtlijn De raad van de Europese Unie heeft in 1992 de Habitatrichtlijn vastgesteld. Deze richtlijn richt zich op de bescherming van soorten en natuurlijke habitats op het grondgebied van de Europese Unie. Uitzondering hierop zijn de vogels, die reeds beschermd werden via de Vogelrichtlijn. In de Habitatrichtlijn zijn bepalingen opgenomen die betrekking hebben op de bescherming van dier- en plantensoorten. Samengevat komt het erop neer dat het verboden is om beschermde soorten te vangen, doden, plukken, ontwortelen; opzettelijk verstoren en het beschadigen of vernielen van voortplantings- en rustplaatsen. De verboden gelden echter slechts voor een relatief klein aantal soorten, namelijk de soorten genoemd in Bijlage II en IV van de Habitatrichtlijn. Voor een aantal andere soorten (genoemd in Bijlage V en VI van de Habitatrichtlijn) geldt een lichter beschermingsregime. Hierbij gaat het uitsluitend om beperkingen aan de onttrekking van exemplaren aan de natuur bijvoorbeeld door middel van jacht. Voor alle soorten genoemd in Bijlage II en IV en de habitats van Bijlage I geldt een algemene verplichting om verstoring en biotoopverslechtering te voorkomen. Daarbij genieten
Quickscan natuurwetgeving, nieuw landgoed - Vlijmen, ECO LOGICA
7
Beleidskader
alle soorten van bijlage IV een strikte bescherming. Voor soorten van bijlage II geldt de verplichting alleen voor zover het soorten betreft waarvoor het gebied in kwestie is aangewezen als Speciale Beschermings Zone (SBZ) (Osieck, 1998). Ook hier is de soortbescherming zoals die is verwoord in de Habitatrichtlijn verankerd in de Nederlandse wetgeving via de Flora- en faunawet (zie paragraaf 2.2) en het deel over de gebiedsbescherming in de Natuurbeschermingswet 1998 (zie paragraaf 2.1.3).
2.1.3. Natuurbeschermingswet 1998 De Natuurbeschermingswet regelt de aanwijzing en bescherming van Natura 2000-gebieden, beschermde natuurmonumenten en gebieden die de Minister van LNV aanwijst ter uitvoering van verdragen of andere internationale verplichtingen, zoals wetlands. De Natura 2000-gebieden vormen de Ecologische Hoofdstructuur van Europa en omvatten de Vogelen Habitatrichtlijngebieden (zie respectievelijk subparagraaf 2.1.1 en 2.1.2). De Natuurbeschermingswet stelt dat projecten en werkzaamheden die de kwaliteit van in stand te houden habitats kunnen verslechteren of die aangewezen soorten kunnen verstoren, niet zonder vergunning mogen worden uitgevoerd. Wanneer een negatief, maar niet significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen wordt verwacht, dan wordt de vergunningsaanvraag beoordeeld middels een zogenaamde verslechterings- of verstoringstoets. Bestaat er een kans op een significant negatief effect dan wordt er getoetst aan de zwaardere ADC-criteria. Daarbij wordt gekeken naar Alternatieven, Dwingende redenen en Compensatiemogelijkheden. De toetsing en vergunningverlening wordt in principe uitgevoerd door de Gedeputeerde Staten van de provincie waarin het mogelijk benadeelde gebied ligt.
2.1.4. Ecologische hoofdstructuur De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) werd in 1990 geïntroduceerd in het Natuurbeleidsplan (NBP). De EHS is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur (plant en dier) in feite voorrang heeft. Het netwerk moet voorkomen dat planten en dieren door isolatie van gebieden uitsterven en dat de Nederlandse biodiversiteit afneemt. De EHS is samengesteld uit: Bestaande natuurgebieden, reservaten en natuurontwikkelingsgebieden en robuuste verbindingen. Landbouwgebieden met mogelijkheden voor agrarisch natuurbeheer (beheersgebieden). Grote wateren (zoals de kustzone van de Noordzee, het IJsselmeer en de Waddenzee). Het is de bedoeling dat de EHS in 2018 helemaal gerealiseerd is. In de Nota ruimte is de globale begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur (bruto EHS) weergegeven. Deze is door de provincies verder uitgewerkt tot de netto-EHS, met concrete gebiedsbegrenzingen. Voor de EHS-gebieden geldt het 'nee, tenzij'-beginsel. Dat betekent dat ingrepen die schadelijke gevolgen hebben voor vastgelegde waarden en kenmerken, in beginsel niet zijn toegestaan. Als er geen alternatieven zijn en sprake is van redenen van groot openbaar belang, kan een ingreep onder voorwaarden worden toegestaan. Er moet dan tegelijkertijd worden besloten over aard, manier en tijdstip van compenserende maatregelen. Indien gebieden die deel uitmaken van de EHS hun natuurfunctie verliezen of deze functie wordt aangetast zullen compenserende maatregelen moeten worden getroffen waarbij per geval geen 'netto verlies' aan natuurwaarden mag optreden wat betreft oppervlak en kwaliteit. Aan compensatie worden wel voorwaarden gesteld. Zo mag er netto geen verlies aan waarden plaatsvinden, voor wat betreft areaal, kwaliteit en samenhang. De compensatie moet aansluitend of nabij het gebied plaatsvinden, onder de voorwaarde dat een duurzame situatie ontstaat. Indien dit niet mogelijk is moet compensatie
Quickscan natuurwetgeving, nieuw landgoed - Vlijmen, ECO LOGICA
8
Beleidskader
plaatsvinden op een verder weg gelegen gebied om kwalitatief gelijkwaardige waarden te creëren. Indien ook dit niet mogelijk is kan financiële compensatie plaatsvinden. In de Provincie Noord-Brabant is de EHS definitief begrensd. Voor het plangebied is de EHS weergegeven in het gebiedsplan Wijde Biesbosch. Het gebiedsplan is een beleidsmatig toetsingskader en beschrijft de visie van de Provincie op het gebied en hoe deze visie te realiseren. Het plan is vergelijkbaar met de reconstructieplannen voor Oost-Brabant, die zijn opgesteld ter uitvoering van de Reconstructiewet. Voor West-Brabant geldt deze wet niet, maar is besloten voor een vergelijkbaar plan en proces.
2.1.5. Groene Hoofdstructuur De groene hoofdstructuur (GHS) is het Provinciale netwerk van alle natuur- en bosgebieden, landbouwgebieden en andere gebieden met bijzondere natuurwaarden of potenties voor de ontwikkeling van natuurwaarden zoals vastgelegd in het streekplan. De provincie NoordBrabant wil hiermee de (potentiële) natuurwaarden en de hiermee samenhangende landschappelijke waarden planologisch beschermen. De Groene Hoofdstructuur is dus een initiatief van de Provincie Noord-Brabant zelf dat los staat van de EHS, waaraan de provincie in de reconstructieplannen een uitwerking heeft moeten geven. In de huidige situatie is de begrenzing van de EHS het meest concreet vastgelegd (op perceelsniveau). Toch dient ook met de GHS reeds rekening te worden gehouden. Binnen de GHS wordt onderscheid gemaakt in 2 hoofdzones en 6 subzones (zie onderstaande tabel). Gebieden die vallen onder GHS-natuur vallen voor het overgrote deel ook onder de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Voor de overige categorieën zijn de overeenkomsten minder duidelijk. GHS-natuur
GHS-landbouw
Natuurparel Overig bos- en natuurgebied Ecologische verbindingszone Leefgebied kwetsbare soorten Leefgebied struweelvogels Natuurontwikkelingsgebied
In de natuurparels en in de overige bos- en natuurgebieden moet worden gezorgd voor maximale rust en ruimte voor de ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden. Ecologische verbindingszones moeten zodanig kunnen worden ingericht dat planten- of diersoorten zich van het ene naar het andere natuurgebied kunnen verplaatsen. In de leefgebieden van kwetsbare soorten moeten landbouw, recreatie en andere activiteiten worden uitgeoefend met respect voor de bestaansvoorwaarden van de kwetsbare soorten. Onder kwetsbare soorten worden waarschijnlijk verstaan: amfibieën, reptielen, enkele inheemse ganzen en zwanen, specifiek aangewezen weidevogelgebieden en aangewezen leefgebieden van provinciale aandachtsplantensoorten. Dit zal in een nieuwe Ecologische bouwstenennota worden uitgewerkt. Deze is echter nog niet beschikbaar (mond. med. Provincie Noord-Brabant). Bij de te beschermen bestaansvoorwaarden moet men denken aan rust, beslotenheid, hoge waterpeilen en stabiliteit in inrichting en beheer. In leefgebieden van struweelvogels dient met respect omgegaan te worden met de bestaansvoorwaarden van struweelvogels. Het gaat hier om de soorten roodborsttapuit, geelgors, blauwborst, boomleeuwerik, nachtegaal, grasmus, patrijs, paapje en rietzanger. Hun bestaansvoorwaarden zijn volgens het streekplan een besloten of halfopen landschapsstructuur, kleinschalige percelering, houtwallen, ruige perceelsranden en slootkanten, overhoekjes, solitaire bomen, dijken en onverharde wegen en paden. In de natuurontwikkelingsgebieden tenslotte moeten ruimtelijke ingrepen achterwege blijven die natuurontwikkeling in de nabije toekomst kunnen frustreren.
Quickscan natuurwetgeving, nieuw landgoed - Vlijmen, ECO LOGICA
9
Beleidskader
Buiten de GHS wordt in het streekplan ook nog expliciet aandacht besteed aan natuurwaarden die zijn gelegen in de Agrarische hoofdstructuur (AHS). Het gaat hier dan om de hoofdzone AHS-landschap, met de subzones ‘leefgebied dassen’, ‘waterpotentiegebied’ en ‘RNLE-landschapsdeel’. In het leefgebied van dassen moeten activiteiten worden uitgevoerd met voldoende respect voor de bestaansvoorwaarden van de das. Burchten moeten met rust worden gelaten, dassen moeten kunnen foerageren in het gebied en er moeten voldoende landschappelijke structuren als houtwallen aanwezig zijn. Waterpotentiegebieden moeten hun geschiktheid voor natuurontwikkeling in de verre toekomst behouden. In het RNLE-landschapsdeel moet de ontwikkeling van natuur en landschap worden ondersteund. Voor alle bovengenoemde GHS- en AHS-zones geldt dat deze moeten worden beschermd tegen intensieve vormen van ruimtegebruik die in beginsel niet thuishoren in het buitengebied (bijv. verstedelijking). Verder moeten de natuurwaarden binnen deze zones worden beschermd tegen ruimtelijke ingrepen die thuis kunnen horen in het buitengebied, zoals agrarische bebouwing. Voor de aanleg of uitbreiding van infrastructuur binnen de RNLE-en en in de natuurparels geldt het ‘nee-principe’. Voor de overige delen van de GHS en de AHS-landschap geldt het ‘nee, tenzij-principe’. Hier is uitbreiding van het stedelijke ruimtebeslag alleen toelaatbaar als daar zwaarwegende maatschappelijke belangen aan ten grondslag liggen én geen alternatieve locaties voorhanden zijn buiten de GHS en de AHS-landschap én geen alternatieve oplossingen denkbaar zijn die aantasting voorkomen. In dit geval dient aantasting tot een minimum te worden beperkt en te worden gecompenseerd. Wat betreft de bescherming van de overige gebieden met natuur- en landschapswaarden, gelegen buiten de hierboven beschreven beschermingszones, volgt de provincie in beginsel de gemeentelijke besluitvorming. De reconstructieplannen verwijzen wat betreft de Groene hoofdstructuur (GHS) terug naar het streekplanbeleid: "Ten aanzien van de concrete inpasbaarheid van ontwikkelingen in de GHS, AHS-landschap en AHS-landbouw geldt het beleid zoals verwoord in het Streekplan". De reconstructieplannen hebben verder het beleid uitgezet om maatregelen gericht op behoud en ontwikkeling van natuurwaarden te stimuleren.
Quickscan natuurwetgeving, nieuw landgoed - Vlijmen, ECO LOGICA
10
Beleidskader
2.2. Flora- en faunawet en ruimtelijke planvorming De bescherming van specifieke soorten is in Nederland geregeld via de Flora- en Faunawet (1 april 2002). Dit is een raamwet gebaseerd op reeds bestaande Nederlandse soortbeschermingswetten en zorgt voor de implementatie van de Europese Habitatrichtlijn en de Europese Vogelrichtlijn. Doel van de Flora- en faunawet is dan ook om het voortbestaan van honderden van de 40.000 in Nederland voorkomende planten- en diersoorten te garanderen. Onder de beschermde soorten vallen voor het grootste deel alle van nature in Nederland voorkomende zoogdieren, vogels, reptielen, amfibieën en een groot aantal vissen. Daarnaast nog redelijk wat planten en enkele veelal zeldzame ongewervelden en schaal- en schelpdieren die niet onder de Visserijwet vallen. Consequentie van deze wet is dat een ontheffing moet worden aangevraagd als door activiteiten een beschermde soort of leefgebied van een beschermde soort kan worden aangetast. Ruimtelijke ingrepen hebben verschillende consequenties. Zo kan er o.a. verstoring, versnippering of vernietiging van leefgebieden optreden. Een activiteit in het projectgebied kan daarnaast ook directe en indirecte negatieve effecten hebben op beschermde soorten in de omgeving. Vertraging in het planproces hoeft niet plaats te vinden indien tijdig wordt gestart met onderzoek in het kader van de ontheffingsaanvraag. Ook kan de procedure worden vereenvoudigd door de planning van de werkzaamheden af te stemmen op de periode waarin de soorten het minst kwetsbaar zijn. Zo kunnen de negatieve effecten van de maatregelen tot een minimum worden beperkt.
Verbodsbepalingen: Iedere initiatiefnemer voor een Kader 1 ruimtelijke ingreep heeft de plicht Samenvatting van de verbodsbepalingen in de Flora- en faunawet: zich te houden aan de verbodsbe Het is verboden beschermde planten te vernielen, te beschadigen, paling uit de Flora- en faunawet. te ontwortelen of op enigerlei wijze van hun groeiplaats te verGlobaal komt het er op neer dat wijderen; Het is verboden beschermde dieren te doden, te verwonden, te alle handelingen die een negatieve vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen; invloed hebben op beschermde Het is verboden beschermde dieren opzettelijk te verontrusten; soorten in principe verboden zijn Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde dieren te beschadigen, te (zie kader 1). vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren; Daarnaast heeft iedere initiatiefne Het is verboden eieren van beschermde dieren te zoeken, te mer ook een zorgplicht. Dit houdt rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen. in dat iedereen betrokken bij het project zó dient te handelen, of juist deze handelingen na te laten, dat de in het wild voorkomende plant- en diersoorten daarvan géén of zo min mogelijk hinder ondervinden. In bijna ieder projectgebied is wel een beschermde soort aanwezig of te verwachten, omdat er ook zeer algemene soorten beschermd zijn. Dit betekent dat de hierboven genoemde verbodsbepalingen daarom vrijwel altijd van toepassing kunnen zijn op elk project. Concreet houdt dit in dat er dus vrijwel altijd een onderzoek moet worden uitgevoerd waarin wordt vastgesteld of negatieve effecten te verwachten zijn op beschermde soorten.
Quickscan natuurwetgeving, nieuw landgoed - Vlijmen, ECO LOGICA
11
Beleidskader
AMvB artikel 75 Op 23 februari 2005 is de “AMvB Kader 2 (Algemene Maatregel van Bestuur) artikel 75” van de Flora- en faunastreng beschermd wet in werking getreden. De beschermde soorten van de Flora- en faunawet worden in de AMvB in overig beschermd drie verschillende beschermingsnialgemeen veaus verdeeld: streng beschermde soorten (Tabel 3), algemene soorten (Tabel 1) en overige soorten (Tabel 2)(zie kader 2) (LNV, 2005).
bijzondere beschermde soorten die staan in de bijlage van de AMvB (incl. Rode lijst categorie bedreigd, ernstig bedreigd of verdwenen) en/of in de Habitatrichtlijn op bijlage 4. Tabel 3. soorten die niet onder niveau 1 en 3 vallen. Tabel 2. zeer algemene soorten (genoemd in de bijlage van de AMvB). Tabel 1
De AMvB regelt een vrijstelling voor algemeen voorkomende beschermde soorten voor drie categorieën van activiteiten: bestendig beheer en onderhoud bestendig gebruik ruimtelijke ontwikkeling en inrichting Als de maatregelen onder één van deze categorieën vallen, is een ontheffingsaanvraag voor algemene beschermde soorten niet nodig. Als er volgens een goedgekeurde gedragscode wordt gewerkt, is ook geen ontheffing nodig voor de normaal beschermde (overige) soorten. Voor vogels moeten de maatregelen buiten het broedseizoen worden uitgevoerd, ofwel er moet worden gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode. Alleen voor streng beschermde soorten is vrijwel altijd een ontheffing nodig. Ook als de maatregelen niet vallen onder de bovengenoemde drie categorieën is altijd een ontheffing nodig.
Toetsing Het verschil tussen de beschermingsniveaus zit verder in de toetsing die plaatsvindt om de ontheffingsaanvraag te beoordelen. Deze is veel uitgebreider bij streng beschermde soorten en bij vogels. Bij de zeer algemene soorten en overige beschermde soorten wordt alleen getoetst of de werkzaamheden het voortbestaan van de soort niet in gevaar brengen. Voor streng beschermde soorten en vogels wordt een uitgebreide toets uitgevoerd, die globaal bestaat uit: de maatregelen mogen het voortbestaan van de soort niet in gevaar brengen. er is geen alternatief voor de maatregel. met de maatregel wordt een maatschappelijk belang gediend, conform een specifieke lijst. er moet zorgvuldig worden gehandeld. Dienst Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (=LNV) toetst een ontheffingsaanvraag eerst op volledigheid en legt de aanvraag voor inhoudelijk advies voor aan de regiodirectie van LNV. LNV beoordeelt vervolgens op juistheid en actualiteit van verspreidingsgegevens, effectinschatting, gevolgen van de ingreep voor de gunstige staat van instandhouding van de betreffende beschermde soorten, maar ook het verkennen van alternatieven en het afwegen van belangen (Broekmeyer et al., 2003). Dit advies wordt vervolgens voorgelegd bij Dienst Regelingen, die wel of niet de ontheffing verleent. Dienst Regelingen neemt in principe binnen 8 weken een besluit over de ontheffingsaanvraag. Deze termijn kan verlengd worden tot 6 maanden wanneer daar aanleiding toe is. De praktijk van de afgelopen jaren wijst uit dat een termijn van 5-6 maanden regelmatig voorkomt.
Quickscan natuurwetgeving, nieuw landgoed - Vlijmen, ECO LOGICA
12
Gebiedsbeschrijving
3. GEBIEDSBESCHRIJVING Ligging Het onderzoeksgebied ligt ten noorden van Drongelens kanaal ter hoogte van de Nieuwkuijkseweg en ligt in de kilometerhokken met de Amersfoortcoördinaten 141/142 409.
Figuur 1: ligging plangebied (omlijnd)
Beschrijving Het nieuw te vormen landgoed kan ingedeeld worden in 4 percelen (figuur 2). Perceel IV is momenteel in eigendom van Natuurmonumenten. Hier zullen momenteel geen maatregelen genomen worden. In de toekomst is het wellicht mogelijk dat dit bos onder eigendom van het landgoed valt en worden er wellicht enkele paden aangelegd. Aan de noordzijde van de weg bestaat het bos uit loofbomen. De bomen staan erg dicht op elkaar waardoor het bos een stakerige indruk maakt. In het midden van dit bos is recentelijk een groot stuk gekapt. Het bos aan de zuidzijde is gemengd bos, met grove den als dominante soort en verder, voornamelijk aan de randen, onder andere robinia, zomereik, amerikaanse eik, berk en beuk. In de zuidoost punt van dit perceel is op een oude puinstort een poel ontstaan met daaromheen een gevarieerde ruigte (foto 1). In de poel komen groene kikkers voor en er groeit onder andere munt, kikkerbeet, krabbenscheer en gele lis. Om de poel groeien onder
Quickscan natuurwetgeving, nieuw landgoed - Vlijmen, ECO LOGICA
13
Gebiedsbeschrijving
andere wilde marjolein, vrouwenmantel, guldenroede, walstro, kaardenbol en koningskaars. Tussen de poel en perceel 1 is een jong open dennenbos aanwezig. Perceel III is momenteel in gebruik als akkerland. Aan deze kant van de weg wordt de grens van het landgoed gevormd door een sloot. Tijdens het veldbezoek lag de noordelijke helft van de sloot droog. Het gedeelte van de sloot dat watervoerend is, bevat helder water. Naast draadwieren groeien in de sloot ook waterranonkel en grote waterweegbree. De akkers aan weerszijden komen tot op de oever van de sloot. In het verlengde van de sloot in zuidoostelijke richting ligt een verwaarloosde houtsingel. Deze singel bestaat uit een rij grote zomereiken met een maximale doorsnede van ongeveer 70 cm. De singel valt momenteel buiten het plangebied, maar wordt in de toekomst mogelijk bij het landgoed getrokken. Perceel II bestaat momenteel uit maïsakker. Perceel I bestaat uit akker en grasland (foto 2). Aan de oostzijde van dit perceel is een jong dennenbos aanwezig (perceel IV).
Figuur 2: Toekomstige percelen van het nieuwe landgoed
Foto 1: Poel op de oude puinstort op perceel IV
Quickscan natuurwetgeving, nieuw landgoed - Vlijmen, ECO LOGICA
14
Gebiedsbeschrijving
Foto 2: Uitzicht naar het westen vanaf de toekomstige gebouwen, perceel I
Quickscan natuurwetgeving, nieuw landgoed - Vlijmen, ECO LOGICA
15
Geplande maatregelen
4. GEPLANDE MAATREGELEN Voor de aanleg en beheer van het landgoed zal een aantal maatregelen getroffen worden. Deze maatregelen kunnen van invloed zijn op de aanwezige flora en fauna. Om inzicht te krijgen in deze maatregelen worden in figuur 3 en 4 de huidige situatie en de inrichtingsvisie gegeven. Verder worden de maatregelen hieronder puntsgewijs genoemd: grondwerkzaamheden ten behoeve van nieuwbouw bouwwerkzaamheden ten behoeve van nieuwbouw aanleg infrastructuur kap bomen grondbewerking ten behoeve van aanplant zaaien wildmengsel aanplant bomen maaien begrazing aanleg poelen aanleg houtwallen graven nieuwe sloten oeververflauwing aanleg dassentunnel plaatsen dassenraster aanleg recreatieve voorzieningen graafwerkzaamheden ten behoeve van Nutsvoorzieningen.
Figuur 3: Huidige situatie
Quickscan natuurwetgeving, nieuw landgoed - Vlijmen, ECO LOGICA
Figuur 4: Ontwerp landgoed
16
Geplande maatregelen
Toelichting: In het kader van de wetgeving vallen de maatregelen onder de categorie ruimtelijke inrichting en ontwikkeling (AMvB art. 75) Indien een ontheffingsaanvraag noodzakelijk is (fase 2), moeten de maatregelen meer in detail worden beschreven en moet worden aangegeven wanneer iedere maatregel wordt uitgevoerd.
Quickscan natuurwetgeving, nieuw landgoed - Vlijmen, ECO LOGICA
17
Beschermde flora en fauna
5. BESCHERMDE FLORA EN FAUNA Algemeen In dit hoofdstuk worden alle beschermde soorten genoemd die in het onderzochte gebied of in de directe omgeving zijn waargenomen of te verwachten. Het betreft hier soorten die voorkomen in de biotopen die bij de gebiedsbeschrijving zijn genoemd.
Verspreidingsgegevens Naast eigen waarnemingen en inschattingen is gebruik gemaakt van waarneming.nl. De gegevens van het natuurloket zijn nauwelijks relevant. Verder is de algemene literatuur geraadpleegd.
Toelichting In de volgende paragrafen wordt per soort steeds de volgende gegevens vermeld:
Naam Jaar Het meest recente jaar waarin de soort daadwerkelijk is waargenomen Gebiedsfunctie De functie die het gebied heeft voor de betreffende soort. Onderscheiden worden: Flora Mogelijke groeiplaats Groeiplaats Fauna Mogelijk leefgebied Waarschijnlijk leefgebied Leefgebied Mogelijk foerageergebied Waarschijnlijk foerageergebied Foerageergebied Beschermingsstatus FF 1 = Algemeen FF 2 = Beschermd FF 3 = Streng beschermd HR = Habitatrichtlijnsoort
In de paragrafen wordt ook ingegaan op de waargenomen en te verwachten beschermde soorten per soortgroep. Bij zoogdieren wordt apart ingegaan op grondgebonden zoogdieren en vleermuizen, vanwege hun verschil in leefwijze en daarmee te verwachten effecten van de maatregelen. Er wordt per soortgroep gemotiveerd of een ontheffingsaanvraag noodzakelijk is en zo ja, voor welke soorten.
Quickscan natuurwetgeving, nieuw landgoed - Vlijmen, ECO LOGICA
18
Beschermde flora en fauna
Planten Tijdens het veldbezoek zijn twee beschermde soorten waargenomen: de brede wespenorchis en het grasklokje. Beide stonden in de berm van de Nieuwkuijkseweg. De brede wespenorchis is verder ook nog in het dennenbosje ten oosten van perceel I aangetroffen. Verder is het waarschijnlijk dat de gewone vogelmelk in het gebied voorkomt. Dit is echter een vroege soort en is in de tijd dat het veldbezoek plaatsvond niet meer te inventariseren. Onderstaande tabel geeft een overzicht van waargenomen en te verwachten plantensoorten. Naam
Jaar
Gebiedsfunc tie
brede wespenorchis (Epipactis helleborine)
2008
groeiplaats
x
grasklokje (Campanula rotundifolia)
2008
groeiplaats
x
waarschijnlijke groeiplaats
x
gewone vogelmelk (Ornithogalum umbellatum)
-
FF 1
FF 2
FF 3
Het grasklokje en de brede wespenorchis zijn in de berm aangetroffen, waar de toekomstige visuele oprijlaan van het landgoed komt te liggen. Ook de gewone vogelmelk komt waarschijnlijk in de berm voor. De soorten kunnen hierdoor benadeeld worden. Deze soorten vallen echter onder algemeen beschermde soorten, waarvoor een vrijstelling geldt voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Van het jonge dennenbosje worden hoogstens enkele bomen gekapt, de brede wespenorchis die hier is aangetroffen lag dieper in het bos, en het is niet waarschijnlijk dat deze hierdoor schade ondervind. Er hoeft voor deze soorten geen ontheffing aangevraagd te worden.
Grondgebonden zoogdieren Tijdens het bezoek aan het onderzoeksterrein is een ree waargenomen. Daarnaast zijn sporen van das, mol en konijn gevonden. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de op het terrein waargenomen en te verwachten grondgebonden zoogdiersoorten: Naam aardmuis (Microtus agrestis ) bosmuis (Apodemus sylvaticus ) bunzing (Mustela putorius ) das (Meles meles) dwergmuis (Micromys minutus) dwergspitsmuis (Sorex minutus) eekhoorn (Sciurus vulgaris) egel (Erinaceus europaeus ) gewone bosspitsmuis (Sorex araneus ) haas (Lepus europaeus ) hermelijn (Mustela erminea ) huisspitsmuis (Crocidura russula ) konijn (Oryctolagus cuniculus ) mol (Talpa europaea ) ondergrondse woelmuis (Pitymys subterraneus) ree (Capreolus capreolus ) rosse woelmuis (Clethrionomys glareolus ) tweekleurige bosspitsmuis (Sorex coronatus ) veldmuis (Microtus arvalis ) vos (Vulpes vulpes ) wezel (Mustela nivalis ) woelrat (Arvicola terrestris)
Jaar 2008 2008 2008 2008 -
Gebied mogelijk leefgebied waa rschijnlijk leefgebied waa rschijnlijk leefgebied leefgebied mogelijk leefgebied mogelijk leefgebied waa rschijnlijk leefgebied waa rschijnlijk leefgebied mogelijk leefgebied waa rschijnlijk leefgebied waa rschijnlijk leefgebied mogelijk leefgebied leefgebied leefgebied mogelijk leefgebied leefgebied waa rschijnlijk leefgebied mogelijk leefgebied mogelijk leefgebied waa rschijnlijk leefgebied waa rschijnlijk leefgebied mogelijk leefgebied
FF 1 x x x
FF 2
FF 3
x x x x x x x x x x x x x x x x x x x
Voor de kleinere soorten, zoals muizen en mollen, kan door berijding en de inrichting van het terrein leefgebied verloren gaan. Individuen kunnen dus ernstig benadeeld worden, maar op populatieniveau zijn voor deze soorten geen significante effecten te verwachten.
Quickscan natuurwetgeving, nieuw landgoed - Vlijmen, ECO LOGICA
19
Beschermde flora en fauna
Bovendien geldt voor deze soorten een algemene vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling en inrichting zoals hier het geval is. De eekhoorn zou goed in de bossen voor kunnen komen. Hier zijn echter geen maatregelen gepland, waardoor het niet waarschijnlijk is dat deze soort hinder gaat ondervinden van de maatregelen. Wanneer in de toekomst paden aangelegd gaan worden door het bos is het wel belangrijk dat hiervoor geen bomen met eekhoornnesten gekapt gaan worden. De eekhoorn is verder niet bijzonder verstoringsgevoelig, dus ook van toename van recreatie zijn geen wezenlijk negatieve effecten te verwachten. Er is een dassenburcht aanwezig in het noordelijke gedeelte van het bos. In dit gedeelte van het bos worden geen maatregelen genomen. Ook in de toekomst is het belangrijk geen wandelpaden in dit gedeelte aan te leggen, hier zou de das last van kunnen ondervinden. De huidige akkers, grasland en bos om dit bosje dienen zeer waarschijnlijk als foerageergebied van de das. Tijdens de werkzaamheden ten behoeve van de inrichting van het terrein zal de das hier mogelijk hinder van ondervinden. Door de inrichting van de verschillende percelen niet tegelijkertijd te laten plaatsvinden kan deze hinder beperkt worden. Er zal bij de nieuwe gebouwen wel een klein gedeelte minder geschikt worden als foerageergebied. In de rest van het gebied zal de kwaliteit van het foerageergebied voor de das echter waarschijnlijk toenemen. Ook de aanleg van de dassentunnel en de dassenrasters heeft waarschijnlijk een positief effect op de dassenpopulatie. Na de werkzaamheden zal er in het gebied wel een toename van de recreatiedruk plaatsvinden. Een fietspad ten noordwesten van het bosje met daarin de burcht zou voor verstoring kunnen zorgen. Het voorgestelde tracé wordt dan ook met klem afgeraden. Optimaal zou zijn het traject ten noorden van de Honderd bundersweg te laten vervallen. Eventueel kan het fietspad ook verder naar het westen worden gelegd. Is dit niet mogelijk dan zijn mitigerende maatregelen en een ontheffingsaanvraag noodzakelijk. Ook de aanwezigheid van wandelaars met honden kan een verstoring veroorzaken. Het is daarom noodzakelijk dat de aanwezigheid van honden bij de burcht en in het foerageergebied zoveel mogelijk wordt voorkomen. Naast de aanbeveling geen wandelpaden in het bosje waar de burcht zich bevindt aan te leggen, dienen honden in het hele gebied aangelijnd te blijven. Aanwezigheid van verlichting kan ook als verstorende factor optreden. Zolang tijdens de werkzaamheden ’s nachts geen gebruik wordt gemaakt van bouwlampen, of slechts op één plek tegelijkertijd, zal dit tijdens de werkzaamheden geen wezenlijk effect hebben. Er zal bij de nieuwe woningen waarschijnlijk wel een permanente toename in verlichting zijn. Zolang dit zoveel mogelijk beperkt wordt tot de directe omgeving van de gebouwen wordt hiervan geen wezenlijk effect op de das verwacht. Rekening houdend met de aan te leggen dassentunnel en de verbeterde kwaliteit van het foerageergebied zal de das er in totaal waarschijnlijk op vooruit gaan. Het is dus niet nodig ontheffing aan te vragen, mits het geplande fietspad ten noorden van de Honderd bundersweg komt te vervallen.
Vleermuizen Hoewel tijdens het veldbezoek overdag uiteraard geen vleermuizen zijn waargenomen, is het wel mogelijk dat het gebied door vleermuizen wordt gebruikt. Op basis van biotoop en verspreidingsgegevens zijn de volgende vleermuissoorten in het gebied te verwachten. Naam (gewone) baardvleermuis (Myotis mystacinus ) franjesta art (Myotis nattere ri ) gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus ) gewone grootoorvleermuis (Plecotus auritus ) laatvlieger (Eptesicus serotinus ) meervleermuis (My otis dasy cneme) ruige dwergvleermuis (Pipistrellus nathusii ) rosse vleermuis (Nyctalus noctula ) watervleermuis (Myotis daubentonii)
Jaar -
Quickscan natuurwetgeving, nieuw landgoed - Vlijmen, ECO LOGICA
Gebiedsfunctie mogelijk leefgebied mogelijk leefgebied waa rschijnlijk fourageergebied mogelijk leefgebied mogelijk fourageergebied mogelijk leefgebied mogelijk leefgebied mogelijk leefgebied mogelijk leefgebied
FF 1
FF 2
FF 3 x x x x x x x x x
20
Beschermde flora en fauna
Vleermuizen bewonen gebouwen en/of bomen, afhankelijk van de soort. Voor de aanleg van het landgoed worden hooguit enkele bomen gekapt van het jonge dennenbos ten oosten van de nieuw aan te leggen gebouwen, en enkele bomen op de toekomstige zichtlijn en oprijlaan. Hier waren echter geen bomen aanwezig die geschikt zijn voor vleermuizen. Tijdens de uitvoering van de maatregelen zou enige verstoring op kunnen treden voor de vleermuizen. Wanneer ’s nachts geen gebruik wordt gemaakt van bouwlampen zullen de werkzaamheden echter nauwelijks effect hebben. Na de inrichting zal het gebied als foerageergebied voor de vleermuizen waarschijnlijk in kwaliteit zijn toegenomen. Ook voor vleermuizen kan toegenomen verlichting een verstorende werking hebben. Zolang dit echter zoveel mogelijk tot de gebouwen wordt beperkt, wordt er niet verwacht dat dit een wezenlijk effect op vleermuizen zal hebben. Vleermuizen gebruiken bepaalde landschapselementen als vliegroutes, bijvoorbeeld bomenrijen. In de huidige plannen is geen sprake van het verwijderen van houtsingels, wanneer dit echter in de toekomst wel het geval mocht zijn, dan dient er nader onderzoek te worden gedaan en wellicht een ontheffing te worden aangevraagd. De verwaarloosde houtsingel die in het verlengde ligt van de sloot is bijvoorbeeld geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen en kan ook als vliegroute gebruikt worden. Wanneer hier bomen gekapt gaan worden is nader onderzoek, of een ontheffingsaanvraag wel nodig. Bij de huidige plannen, waarbij geen bomenrijen of bomen dikker dan 30 cm worden gekapt, is het niet nodig nader onderzoek te doen of een ontheffing aan te vragen.
Vogels Tijdens het veldbezoek werden verschillende vogelsoorten gezien, waaronder havik en buizerd. De nesten van deze soorten bevinden zich in bomen en zijn jaarrond beschermd. In de bomen die gekapt gaan worden voor de zichtlijn en oprijlaan, of in het kleine dennenbosje ten oosten van perceel I zijn echter geen jaarrond beschermde nesten of roestplaatsen gevonden. Er hoeft hiervoor dus geen ontheffing aangevraagd te worden. Wettelijk gezien kan er voor broedvogels voor de geplande maatregelen binnen het broedseizoen geen ontheffing worden aangevraagd. Daarom is het van groot belang met deze dieren rekening te houden. Dit betekent dat de maatregelen waarbij vegetatie wordt verwijderd buiten het broedseizoen plaats moeten vinden. Verder moet worden voorkomen dat zich in de kale situatie toch broedvogels vestigen zolang er nog maatregelen worden genomen.
Amfibieën In het onderzoeksgebied zijn bastaardkikker en gewone pad aangetroffen. Verder worden er nog een aantal soorten in het onderzoeksgebied verwacht. De heikikker en rugstreeppad komen in de omgeving van het onderzoeksgebied voor, maar er wordt, gezien het biotoop, niet verwacht dat de soorten in het onderzoeksgebied aanwezig zijn. Er wordt wel verwacht dat de rugstreeppad de nieuwe poelen zal koloniseren. De onderstaande tabel geeft de aangetroffen of te verwachten soorten weer. Naam bastaardkikker (Rana klepton esculenta ) bruine kikker (Rana temporaria ) gewone pad (Bufo bufo ) kleine watersalamander (Triturus vulgaris )
Jaar 2008 2008 -
Gebiedsfunctie leefgebied waarschijnlijk leefgebied leefgebied waarschijnlijk leefgebied
FF 1 x x x x
FF 2
FF 3
Door de maatregelen kan leefgebied verloren gaan. Vooral voor de gewone pad wordt verwacht dat er individuen ernstig benadeeld worden, maar op populatieniveau zijn voor deze soort geen significante effecten te verwachten. Bovendien zijn alle soorten algemeen beschermde soorten waarvoor voor de maatregelen een vrijstelling geldt.
Quickscan natuurwetgeving, nieuw landgoed - Vlijmen, ECO LOGICA
21
Beschermde flora en fauna
Reptielen Tijdens het veldbezoek zijn geen reptielen waargenomen. In 2006 is een levendbarende hagedis waargenomen op het ruige stukje bij de poel in perceel IV (brief De Zangert). Er worden geen andere soorten reptielen in het gebied verwacht. Naam levendbarende hagedis (Lacerta v ivipara )
Jaar 2006
Gebiedsfunctie leefgebied
FF 1
FF 2 x
FF 3
De levendbarende hagedis zal zich voornamelijk op het ruige stukje bij de poel bevinden en eventueel in het bos. Op het ruige stukje zullen geen werkzaamheden plaatsvinden, en er zullen slechts een paar geringe maatregelen plaatsvinden aan de rand van het bos, namelijk het kappen van enkele bomen. Het is niet waarschijnlijk dat dit een nadelige invloed op de levendbarende hagedis zal hebben. Nader onderzoek of het aanvragen van een ontheffing zijn daarom niet nodig.
Ongewervelden Tijdens het veldbezoek zijn er enkele beschermde mierennesten aangetroffen. Het pimpernelblauwtje en het donker pimpernelblauwtje (beide streng beschermde vlindersoorten) komen in de buurt voor (o.a. eigen waarnemingen, 2006). Er zijn echter geen geschikte waardplanten gevonden voor deze soorten dus het is zeer onwaarschijnlijk dat deze soorten een populatie hebben in het onderzoeksgebied. Wel zou met name het donker pimpernelblauwtje af en toe als zwerver op kunnen duiken en bij geschikt beheer zou deze soort zich in de nabije toekomst ook wel kunnen vestigen. Het zou positief zijn als hiermee in het beheer rekening gehouden zou worden. Verder is er de dagvlinder keizersmantel aangetroffen in 2006 (brief De Zangert). Onderstaande tabel geeft de aangetroffen of te verwachte beschermde ongewervelden. Naam rode bosmier (Formica polyctena/rufa) zwartrugbosmier (Formica pratensis) keizersmantel (Argynnis paphia ) donker pimpernelblauwtje (Maculinea nausithpus )
Jaar 2008 2008 2006 -
Gebiedsfunc tie leefgebied leefgebied zwerver mogelijke zwerver
FF 1 x x
FF 2
FF 3
x x
De mierennesten zijn aangetroffen in de berm van de Nieuwkuijkseweg, waar een zichtlijn gecreëerd gaat worden. Hier zullen de mierennesten schade door ondervinden. Het betreft echter algemeen beschermde soorten waarvoor een ontheffing geldt voor de te nemen maatregelen. In het ruigte gebiedje is een keizersmantel aangetroffen. Het betreft hier echter een zwerver. Door de genomen maatregelen zal er geen biotoop voor deze vlinder verloren gaan. Een ontheffingsaanvraag is voor deze groepen dus niet nodig.
Quickscan natuurwetgeving, nieuw landgoed - Vlijmen, ECO LOGICA
22
Gebiedsbescherming
6. GEBIEDSBESCHERMING 6.1. Natura 2000 Het plangebied grenst aan het Natura 2000-gebied nr. 132: Vlijmens ven, Moerputten en Bossche Broek. Dit gebied is aangewezen als habitatrichtlijngebied voor de habitattypen kranswierwateren, blauwgraslanden en glanshaver- en vossenstaarthooilanden, en voor de habitatrichtlijnsoorten: pimpernelblauwtje, donker pimpernelblauwtje, grote modderkruiper, kleine modderkruiper en drijvende waterweegbree. Kernopgaven voor dit gebied zijn: a) het nastreven van een meer evenwichtig systeem b) vergroting en verbetering van het leefgebied van de pimpernelblauwtjes c) herstel van de kwaliteit en uitbreiding van het areaal heischrale graslanden en blauwgraslanden. Aan de overzijde van het kanaal ligt Natura 2000-gebied nr. 131: Loonse en Drunense Duinen en Leemkuilen. Dit gebied is aangewezen als habitatrichtlijngebied voor de habitattypen stuifzandheiden met struikhei, zandverstuivingen, zwakgebufferde vennen, vochtige heiden en vochtige alluviale bossen. Het gebied is verder aangewezen voor de soorten kamsalamander en drijvende waterweegbree. Hieronder vindt de analyse van mogelijke effecten plaats per aandachtspunt.
Figuur 5: Het Natura 2000 gebied nr. 132: Vlijmens Ven, Moerputten en Bossche Broek grenst aan het plangebied. Het plangebied is roodomlijnd.
Achteruitgang kwantiteit van habitattype en leefgebied (oppervlakte verlies) Het onderzoeksgebied grenst aan de Habitatrichtlijngebieden Vlijmens Ven en Loonse en Drunense Duinen. Aangezien het plangebied buiten de grenzen van de Habitatrichtlijngebieden valt vindt er dus geen direct verlies plaats van oppervlakte van de habitats waarvoor de Habitatrichtlijngebieden zijn aangewezen. Deze habitats zijn bovendien niet aanwezig binnen het onderzoeksgebied. Het Natura 2000-gebied Vlijmens Ven is o.a. beschermd voor het donker pimpernelblauwtje. Deze heeft zich in de bermen van
Quickscan natuurwetgeving, nieuw landgoed - Vlijmen, ECO LOGICA
23
Gebiedsbescherming
de wegen die vlakbij het plangebied ligt kunnen vestigen, en zou zich ook in de toekomst in de bermen van de Nieuwkuijkseweg kunnen vestigen. Momenteel is de waardplant daar echter niet aangetroffen, en is hier momenteel dus geen geschikt habitat voor het donker pimpernelblauwtje aanwezig. Door de maatregelen verdwijnt er dus geen habitat voor het donker pimpernelblauwtje, daarnaast verhinderen de maatregelen ook niet dat de soort er zich zou kunnen gaan vestigen. De bermen zullen maar op een paar plaatsen onderbroken worden voor de aanleg van een oprijlaan en een zichtlijn, wat geen wezenlijke invloed zal hebben op het eventueel toekomstige areaal van geschikte bermen. Achteruitgang kwaliteit leefgebied: chemische effecten Door de komst van een aantal woningen zou er in de directe omgeving van de huizen enige vervuiling op kunnen treden door bijvoorbeeld het wassen van auto’s en gebruik van pesticiden in de tuin. Het eventueel vervuilde water zal echter niet richting het Vlijmens Ven of de Loonse en Drunense Duinen stromen, maar eerder via het kanaal afgevoerd worden waardoor dit geen effect zal hebben op de habitatrichtlijngebieden. Habitatrichtlijngebied Het Vlijmens Ven ligt dichterbij de bebouwde kom van Nieuwkuijk en Vlijmen, waarvan een veel grotere invloed is te verwachten. Het Natura 2000-gebied De Loonse en Drunense duinen ligt nog een stukje verder weg, en op dit gebied is helemaal geen invloed te verwachten. Daarnaast worden door het aan te leggen landgoed enkele landbouwpercelen omgezet in natuurgebied, en enkele intensieve landbouwpercelen omgezet in extensieve landbouw, waardoor de mestdruk en eventueel pesticiden- en herbicidengebruik af zal nemen. Achteruitgang kwaliteit leefgebied: verstorende effecten Er wordt niet verwacht dat het autoverkeer door de komst van het landgoed wezenlijk zal toenemen. Ook een wezenlijke toename van de recreatie in het reservaat gebied zelf valt niet te verwachten. Eventuele verlichting zal door de afstand tot de habitatrichtlijngebieden geen negatieve invloed hebben. Alleen de bermen van de Vendreef die tot het Natura 2000gebied Vlijmens Ven behoren liggen dichtbij genoeg voor een eventueel verstorend effect van een toename in verlichting. Dit is echter te voorkomen door langs de Vendreef zelf en langs de Nieuwkuikse Weg geen extra verlichting aan te brengen. Verlichting in en rond de bebouwing wordt voldoende afgeschermd door het bos langs de Nieuwkuikse Weg. Bovendien zijn de habitattypen en soorten waarvoor het gebied is aangewezen niet gevoelig voor voorlichting. Achteruitgang kwaliteit leefgebied: fysieke effecten Het is lastig in te schatten of voorgenomen maatregelen effect hebben op oppervlaktewater, grondwaterstanden of -stromingen in de directe omgeving van het Habitatrichtlijngebied. De habitattypen en soorten waarvoor het gebied is aangewezen zijn namelijk allemaal min of meer (indirect) afhankelijk van water en enkele zijn zeer gevoelig voor de kwaliteit en kwantiteit van grond- en oppervlaktewater. Hierop mag dus geen enkel negatief effect te verwachten zijn. Aangezien er gebouwd gaat worden op een droog gedeelte van het plangebied is aangenomen dat er geen drainagemaatregelen nodig zijn. Door de komst van gebouwen zal het verharde oppervlak echter toenemen. Het effect op de hoeveelheid regenwater dat kan infiltreren is echter onduidelijk. Ook is onbekend in hoeverre het grondwater binnen het reservaatsgebied hierdoor wordt beïnvloed. Er zou eventueel gekozen kunnen worden om het regenwater van de daken te infiltreren in plaats van af te voeren via de riolering (indien ervoor gewaakt wordt dat het regenwater niet vervuild raakt door gebruik van bijvoorbeeld zware metalen als bouwmateriaal). Er moet in elk geval worden voorkomen dat door de komst van het landgoed extra grondwaterwinning in het gebied plaatsvinden. Door de komst van het landgoed worden echter ook enkele landbouwpercelen omgezet in natuur of geëxtensiveerd, waardoor netto
Quickscan natuurwetgeving, nieuw landgoed - Vlijmen, ECO LOGICA
24
Gebiedsbescherming
mogelijk minder water onttrokken zal worden aan de omgeving dan momenteel het geval is. Echt verdrogende effecten zijn dus niet direct te verwachten door de komst van het landgoed, maar om hier zekerheid over te krijgen is nader onderzoek of een gedegen onderbouwing nodig naar het effect van de komst het landgoed op de (grond)waterstand. Indien er namelijk mogelijk negatieve effecten zijn op het reservaatsgebied, is er al een ontheffingsaanvraag noodzakelijk. Achteruitgang ruimtelijke samenhang Door de komst van het landgoed zal er weliswaar bebouwing in het gebied komen, maar door de inrichting van extra natuur zal de ecologische samenhang eerder toenemen dan afnemen. De bescherming van de overige soorten vermeld in de richtlijnen voor Natura 2000gebieden is door de Nederlandse overheid opgenomen in de Flora- en faunawet, zie Hoofdstuk 4. Conclusie De werkzaamheden kunnen mogelijk enig effect hebben op het habitatrichtlijngebied Vlijmens Ven via het grond- en oppervlaktewater. Er dient nadere onderbouwing plaats te vinden van de effecten van de aanleg van het landgoed op de hydrologie.
6.2. Provinciaal beleid EHS Het bos aan weerszijden van de Nieuwkuijkseweg en het Drongelens kanaal met de groene stroken langs het kanaal vormen de EHS bij het plangebied (figuur 6). De bouw van de woningen valt net buiten de EHS. Alleen de aanleg van een oprijlaan en een zichtlijn vinden plaats binnen de EHS. Tevens worden er wellicht enkele bomen gekapt ten oosten van de nieuwe woningen. De EHS wordt hiermee (in geringe mate) aangetast. De begroeiing die verwijderd gaat worden voor de zichtlijn en de oprijlaan, en de enkele bomen aan de oostzijde van het bouwperceel hebben een geringe natuurwaarde. Er staan geen bijzondere soorten en het voegt niets extra’s toe aan het gebied. De weg en zichtlijn zouden een versnipperend effect kunnen hebben. Aangezien de weg echter extensief gebruikt zal worden zal deze versnippering minimaal zijn. Over de zichtlijn zal nagenoeg geen verkeer rijden, waardoor de versnippering van deze lijn zeer minimaal zal zijn. Door de wegen bovendien half te verharden en de boomkroon boven de weg weer te laten sluiten, kan de versnippering vrijwel geheel ongedaan gemaakt worden. Het verlies aan natuur wordt in ruime mate gecompenseerd door de aanleg van nieuwe natuur. Door de bouw van het landgoed en de bijbehorende ontwikkeling van extra natuur vindt er netto een vergroting van het areaal natuur plaats (figuur 3 en 4).
Quickscan natuurwetgeving, nieuw landgoed - Vlijmen, ECO LOGICA
25
Gebiedsbescherming
0 200 400 600 Meters
N
Beheersgebied Bestaand bos- of natuurgebied Ecologische verbindingszone Gepland bos- of natuurgebied Natuurontwikkelingsgebied Natuurontwikkelingsgebied plus Reservaatsgebied
Figuur 6: EHS in de omgeving van het plangebied. Het plangebied is met rood omlijnd.
Door de komst van woningen vlak naast de EHS zal er enige verstoring plaatsvinden. Hierbij valt te denken aan een toegenomen verlichting, geluid en betreding van het gebied. Door de komst van het landgoed zal ook de recreatiedruk toenemen. Er wordt echter niet verwacht dat deze verstoring een wezenlijk effect zal hebben op de aanwezige natuurwaarden. Eventuele vervuilende effecten zijn te verwaarlozen. Alleen de verdrogende effecten door de aanleg van het landgoed zijn nog onduidelijk (zie paragraaf 6.1). Wel zou een toename in verlichting voor enige verstoring kunnen zorgen, zolang dit echter beperkt wordt tot de bebouwing, zal dit geen wezenlijk effect hebben. De EHS zal slechts in zeer geringe mate aangetast worden door de komst van het landgoed. Er wordt hiervoor ruim gecompenseerd door de aanleg van nieuwe natuur. Er dient toestemming aan de provincie te worden aangevraagd. Hiervoor zijn bestaande toetsingskaders, zoals uitgewerkt in het document 'Beleid en info Hooge Bank'.
GHS In het Streekplan Noord-Brabant is de Groene hoofdstructuur (GHS) opgenomen. De GHS is een ruimtelijke hoofdstructuur waar het behoud van natuurwaarden voorop staat. De GHS beslaat een grotere oppervlakte dan de begrensde EHS, omdat ook buiten de EHS belangrijke te beschermen natuurwaarden en potenties voorkomen. Het plangebied ligt in gebied dat is aangewezen als bos en overige natuurgebieden en leefgebied kwetsbare soorten. Voor de functie bos en overige natuurgebieden geldt dat er moet worden gezorgd voor maximale rust en ruimte voor de ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden. Door de komst van het landgoed wordt niet helemaal voldaan aan het criterium van maximale rust. Er wordt echter niet verwacht dat dit een wezenlijk effect heeft op de aanwezige natuurwaarden. Aan het criterium ruimte voor de ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden wordt wel voldaan door de ontwikkeling van de nieuwe natuur op het landgoed. In de leefgebieden van kwetsbare soorten moeten landbouw, recreatie en andere activiteiten worden uitgeoefend met respect voor de bestaansvoorwaarden van de kwetsbare
Quickscan natuurwetgeving, nieuw landgoed - Vlijmen, ECO LOGICA
26
Gebiedsbescherming
soorten. Met de aanleg van het landgoed worden er geen bestaansvoorwaarden van kwetsbare soorten aangetast. Aangezien er niet geheel aan de eisen voldaan wordt die gesteld worden voor de GHS (‘maximale rust’) dient er toestemming aan de provincie te worden aangevraagd. Hiervoor zijn bestaande toetsingskaders, zoals uitgewerkt in het document 'Beleid en info Hooge Bank'.
bos en overige natuurgebieden leefgebied dassen leefgebied kwetsbare soorten natuurontwikkelingsgebied natuurparel overig waterpotentiegebied 0 RNLE-landschapsdeel
N
400 Meters
Figuur 7: GHS in de omgeving van het plangebied. Het plangebied is met rood omlijnd.
Daarnaast maakt het plangebied nog deel uit van RNLE Loonse en Drunense Duinen (Gebiedsplan Wijde Biesbosch, 2005). In een RNLE-landschapsdeel moet de ontwikkeling van natuur en landschap worden ondersteund. Door de aanleg van het landgoed wordt nieuwe natuur ontwikkeld en het landgoed wordt zodanig ontworpen dat het past in het landschap. Er wordt derhalve aan deze eisen voldaan.
Quickscan natuurwetgeving, nieuw landgoed - Vlijmen, ECO LOGICA
27
Conclusies
7. CONCLUSIES Planten Er zijn alleen algemeen beschermde planten in het gebied waargenomen. Voor deze soorten geldt voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting een vrijstelling. Het is dus niet nodig een ontheffing aan te vragen.
Zoogdieren In het gebied is een aantal algemeen beschermde grondgebonden zoogdieren waargenomen, waarvoor een vrijstelling geldt. Daarnaast is de strenger beschermde eekhoorn in het gebied te verwachten, en komt de streng beschermde das er voor. Voor de eekhoorn zijn er geen negatieve effecten van de maatregelen te verwachten, aangezien er in het bos geen maatregelen worden genomen die invloed hebben op nestbomen, en eekhoorns vrij ongevoelig zijn voor verstoring. Voor de das kunnen de maatregelen wel enige verstoring veroorzaken. Door af te zien van een fietspad grenzend aan het bos, de maatregelen in tijd te spreiden over de verschillende gebieden, geen of slechts in beperkte mate gebruik te maken van bouwlampen en de verlichting van het toekomstige landgoed zo gering mogelijk te houden, zijn er hiervan geen wezenlijke effecten op de das te verwachten. Daarnaast zou vooral de aanwezigheid van honden en mensen bij de burcht en in het foerageergebied voor verstoring kunnen zorgen. Deze verstoring dient zo beperkt mogelijk gehouden te worden (zie aanbevelingen). Er is voor de grondgebonden zoogdieren, indien gehoor wordt gegeven aan de gedane aanbevelingen, geen ontheffing noodzakelijk. Er kan een aantal beschermde vleermuissoorten in het onderzoeksgebied voorkomen. Door de maatregelen zullen geen rust- en verblijfplaatsen verstoord worden, ook foerageergebieden worden niet of nauwelijks aangetast. Wanneer er geen houtsingels worden verwijderd zullen ook eventuele vliegroutes niet of nauwelijks aangetast worden. Voor vleermuizen is dan ook geen ontheffing noodzakelijk.
Vogels Er zijn geen jaarrond beschermde nesten aangetroffen in de bomen die wellicht gekapt gaan worden voor de aan te leggen zichtlijn en oprijlaan of in het dennenbosje aan de oostrand van perceel I. Het is wel noodzakelijk maatregelen die van invloed zijn op broedvogels buiten het broedseizoen uit te voeren (zie aanbevelingen), aangezien een ontheffingsaanvraag voor broedvogels vrijwel niet haalbaar is.
Amfibieën Er is een aantal beschermde amfibieënsoorten in het gebied aangetroffen of te verwachten binnen het plangebied. Het betreft hier echter allemaal algemeen beschermde soorten waarvoor voor de maatregelen een vrijstelling geldt.
Reptielen In het gebied is de levendbarende hagedis enkele jaren geleden aangetroffen. Het is echter niet waarschijnlijk dat de maatregelen een negatief effect op deze soort zullen hebben. Een ontheffingsaanvraag is hiervoor niet nodig.
Quickscan natuurwetgeving, nieuw landgoed - Vlijmen, ECO LOGICA
28
Conclusies
Ongewervelden Er is een aantal beschermde mierennesten aangetroffen. Deze soorten zijn echter algemeen beschermd, waarvoor een vrijstelling geldt voor de ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. De keizersmantel is als zwerver in het gebied aangetroffen, maar aangezien de maatregelen hierop geen effect zullen hebben, is een ontheffing aanvragen niet nodig. Het donker pimpernelblauwtje zou ook als zwerver op kunnen duiken. De kansen voor deze soort op het landgoed zullen in de toekomst echter alleen maar toenemen.
Gebiedsbescherming Het plangebied is vlakbij twee Natura 2000-gebieden gelegen. Het Natura 2000-gebied Vlijmens Ven grenst zelfs aan het plangebied. De maatregelen zijn echter van dien aard dat er vrijwel geen effecten van de maatregelen op de Natura 2000-gebieden wordt verwacht,. Alleen het effect op de hydrologie is onduidelijk en negatieve effecten zijn wel mogelijk. Er dient daarom nader onderzoek of een nadere onderbouwing plaats te vinden. Het bos dat het centrum van het nieuwe landgoed vormt maakt deel uit van de EHS. Door de aanleg van het landgoed wordt de EHS in geringe mate aangetast. Voor deze aantasting wordt in ruime mate gecompenseerd door de aanleg van nieuwe natuur. Er dient wel toestemming te worden aangevraagd bij de provincie conform 'toetsingskader' nieuwe landgoederen. Door de aanleg van het landgoed wordt niet voldaan aan de ‘maximale rust’ die wordt gesteld voor overige bos en natuurgebieden binnen de GHS. Er wordt echter niet verwacht dat er een wezenlijke aantasting van de natuur plaatsvindt door de aanleg van het landgoed. Er dient hiervoor wel toestemming te worden aangevraagd bij de provincie conform 'toetsingskader' nieuwe landgoederen. Het plangebied maakt deel uit van een RNLE-landschapsdeel. Door de aanleg van het landgoed worden de criteria voor een RNLE-landschapsdeel echter niet aangetast. Er is hiervoor geen ontheffing nodig.
Uitvoer fase 2 Bij het uitvoeren van de maatregelen is, met inachtneming van de gemaakte kanttekeningen en gedane aanbevelingen, het niet nodig een ontheffing aan te vragen in het kader van de flora- en faunawet. De aanbevelingen voor de das moeten dan wel strikt nageleefd worden. Daarnaast dient de zorgplicht in acht genomen te worden. Het landgoed zou mogelijk enige verstoring kunnen veroorzaken voor het Habitatrichtlijngebied Vlijmens Ven via grond- of oppervlaktewater. Er dient nader onderzoek of onderbouwing hiervan plaats te vinden. Verder dient er voor aantasting van de EHS en GHS toestemming te worden aangevraagd bij de provincie.
Quickscan natuurwetgeving, nieuw landgoed - Vlijmen, ECO LOGICA
29
Aanbevelingen
8. AANBEVELINGEN Los van de conclusies dienen de volgende aanbevelingen te worden gevolgd: Beschermde broedvogels kunnen in het gebied voorkomen tussen de aanwezige vegetatie of in de bebouwing. Daarom is het van groot belang met het broedseizoen van deze beschermde vogelsoorten rekening te houden. Dit betekent dat maatregelen waarbij vegetatie wordt verwijderd buiten het broedseizoen moeten plaatsvinden om verstoring te voorkomen. De kans dat er helemaal geen vogels broeden is namelijk klein. LNV geeft als richtlijn voor het broedseizoen de periode half maart tot half juni. Algemeen wordt aangehouden dat het broedseizoen van de meeste vogels loopt van half maart tot half juli. Om rekening te houden met een klein aantal soorten die eerder of later broeden wordt aangeraden tussen half februari en eind augustus géén maatregelen te treffen. Indien besloten wordt ertoe over te gaan om het gebied vóór de broedtijd kaal te maken en vervolgens in de broedtijd door te werken, is het van belang ervoor te waken, dat er zich in de nieuwe kale situatie geen nieuwe broedgevallen voordoen zolang er nog maatregelen moeten worden uitgevoerd. Sluit de aanwezigheid van nesten uit tijdens alle fasen van de werkzaamheden. De zorgplicht dient ook voor andere organismen in acht te worden genomen. Dit houdt in dat er volgens normaal gebruik zorgvuldig gewerkt moet worden, waarbij indien mogelijk verstoring wordt voorkomen. Actief doden van dieren is altijd verboden. Om de verstoring voor de das en vleermuizen te beperken dient de verlichting tijdens de bouwactiviteiten tot een minimum beperkt te worden. Ook na de bouwactiviteiten dient er spaarzaam met verlichting omgegaan te worden en alleen de gebouwen eventueel te verlichten. In het bos waar zich de dassenburcht bevindt dienen geen wandelpaden aangelegd te worden. Daarnaast moet er afgezien worden van een fietspad langs dit bos. Ook moeten honden in het hele gebied aangelijnd zijn, om de geur van honden in het foerageergebied van de das zoveel mogelijk te beperken en verstoring van de burcht te voorkomen. Om de overlast in de aangrenzende EHS te beperken is het belangrijk om lichtbronnen te beperken tot de bebouwing. Er wordt sterk aanbevolen geen grove den aan te planten. Verder wordt er aanbevolen in plaats van witte berk, de inheemse ruwe berk aan te planten. Daarnaast wordt aanbevolen om in overleg met een ecoloog mantel- en zoomvegetaties te optimaliseren.
Quickscan natuurwetgeving, nieuw landgoed - Vlijmen, ECO LOGICA
30
BRONNEN
Brief: Plantage De Zangert 2006. Broekhuizen, S., Hoekstra, B., Laar, V. van en Thissen, J.B.M (1992). Atlas van de Nederlandse zoogdieren. KNNV uitgeverij. Broekmeyer, M.E.A., Ottburg, F.G.W.A. en Kistenkas, F.H. (2003). Flora- en faunawet. Toepassing van artikel 75 in de praktijk. Natuurplanbureau, werkdocument 2003/14. Delft, J.J.C.W. van en W. Schuitema (2005). Werkatlas amfibieën en reptielen in Noord-Brabant. RAVON Noord-Brabant, Tilburg / Stichting RAVON, Nijmegen. Gebiedendocumenten Natura 2000, www.minlnv.nl Gebiedsplan Wijde Biesbosch (2005). Heusden, W.R.M. van en Vreugdenhil, S.J., (2006). Handreiking Flora- en faunawet. Dienst Landelijk Gebied. Limpens, H., Mostert, K en Bongers, W. (1997). Atlas van de Nederlandse vleermuizen. KNNV uitgeverij. LNV (2003). Ondernemen en de Flora- en faunawet. LNV (2005). Buiten aan het werk? Houd tijdig rekening met beschermde dieren en planten! Provincie N-Brabant (2002): Streekplan Noord-Brabant.
Quickscan natuurwetgeving, nieuw landgoed - Vlijmen, ECO LOGICA
31
BESTEMMINGSPLAN
Voorontwerpbestemmingsplan “Landgoed De Hooge Bank” te Nieuwkuijk Het college van Heusden maakt bekend dat met ingang van 2 juli 2009 gedurende vier weken voor een ieder ter inzage ligt het voorontwerpbestemmingsplan “Landgoed De Hooge Bank” te Nieuwkuijk. Het plangebied ligt in het buitengebied ten zuiden van Nieuwkuijk en Vlijmen, op het kruispunt van de Honderdbunderweg en de Nieuwkuijkseweg in de gemeente Heusden. In totaal wordt er circa 22 hectare nieuw landgoed ontwikkeld, waarvan ruim 18 hectare nieuwe natuur en vier landhuizen met daarbij behorende privégronden. Het landgoed wordt, buiten de privégronden, openbaar toegankelijk en is voorzien van verharde en onverharde voet- en fietspaden. Inzage De stukken liggen van 2 juli 2009 tot en met 30 juli 2009 ter inzage. U kunt de stukken inzien in het gemeentehuis in Drunen en Vlijmen en in de bibliotheek in Heusden. Dit kan tijdens openingstijden. Inspraakreactie Gedurende de bovengenoemde termijn van vier weken kan een ieder naar keuze schriftelijk (wat de voorkeur heeft) of mondeling zijn of haar zienswijze omtrent het voorontwerpbestemmingsplan naar voren brengen bij het college van Heusden. Een schriftelijke zienswijze kunt u sturen naar het college van Heusden, postbus 41, 5250 AA Vlijmen. Indien u mondeling wilt reageren, maar ook als u wat meer informatie of een toelichting wenst, kunt u contact opnemen voor een afspraak met dhr. R. Flipsen, telefoonnummer 073-5131789.
PUBLICATIE OP INFORMATIEPAGINA EN IN DE SCHERPER VAN 1 JULI 2009