Zaaknummer OLOGRF13 Onderwerp:
Voorontwerpbestemmingsplan Geerpark te Vlijmen
Collegevoorstel Inleiding: Tussen het dorp Vlijmen en de Abdij Mariënkroon ligt een gebied van ruim 38 hectare, waarop zo’n 800 huur- en koopwoningen moeten verrijzen. De gemeente Heusden, wooncorporatie Woonveste en provincie Noord-Brabant hebben de ambitie om er de meest duurzame wijk van Nederland van te maken. Voor de ontwikkeling is een samenwerkingsovereenkomst afgesloten tussen de gemeente en wooncorporatie Woonveste. Daarnaast zijn Wooncorporatie Woonveste, Provincie NoordBrabant en gemeente Heusden een intentieovereenkomst aangegaan. Ook het waterschap Aa en Maas ondersteunt de duurzame doelstellingen van Geerpark.
Feitelijke informatie: Het bestemmingsplan heeft tot doel de nieuwe ontwikkeling planologisch mogelijk te maken. In het plan worden onder meer meegenomen: circa 800 woningen, waterslinger, openbare ruimte waaronder het centrale park. Voor een uitvoerige beschrijving van de aanleiding en inhoud van het bestemmingsplan verwijs ik u kortheidshalve naar het bijgevoegde voorontwerpbestemmingsplan (zie bestemmingsplan toelichting, regels en plankaart) en de bijbehorende onderzoeken. Masterplan De gemeenteraad heeft de stedenbouwkundige opzet van Geerpark op 10 november 2009 vastgesteld en de bijbehorende exploitatieopzet goedgekeurd. In de huidige stedenbouwkundige opzet is ten opzichte van de opzet van 10 november 2009 het gedeelte ten zuidwesten van de Mortelweg niet opgenomen. Voor de ontwikkeling wordt een masterplan (stedenbouwkundig plan en beeldkwaliteitsinstrumentarium) opgesteld. Gelet op de lopende onderhandelingen is het masterplan nog niet definitief. Inspraak en overleg Inwoners en gebruikers worden geïnformeerd, doordat het plan ter inzage wordt gelegd. Gedurende de ter inzage legging kan door eenieder een inspraakreactie worden ingediend. Daarnaast wordt het voorontwerp in het kader van het vooroverleg ter beschikking gesteld van belanghebbende partijen en overheden. De inspraak- en overlegreacties worden betrokken bij de verdere uitwerking van het plan en kunnen tot aanpassing van het plan leiden. Verplichting op grond van de Wro In artikel 6.12 Wro is de verplichting aan de gemeenteraad opgelegd om een exploitatieplan vast te stellen. In dat artikel is bepaald dat in een drietal gevallen kan worden afgezien van vaststelling, namelijk als de kosten anderszins zijn verzekerd, het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is, of het stellen van eisen en regels niet nodig is. Geerpark is een initiatief van de gemeente en de grondeigenaren. Er wordt getracht om met de eigenaren een anterieure overeenkomst te sluiten, waardoor het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Het plan Geerpark voorziet in een gefaseerde uitvoering. Ook zullen aan de uitvoering nadere eisen en regels worden gesteld. De conclusie luidt dan ook dat voor het plan Geerpark een exploitatieplan moet worden vastgesteld. Conform artikel 3.1.6 f van het Besluit ruimtelijke ordening heeft een onderzoek plaatsgevonden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. Uit een summier exploitatieoverzicht is gebleken dat het plan economisch uitvoerbaar is. 1/4
Zaaknummer OLOGRF13 Onderwerp:
Voorontwerpbestemmingsplan Geerpark te Vlijmen
Na een positief besluit van uw college en de bespreking in de informatieraad zullen de overeenkomsten worden afgerond en met het ontwerpbestemmingsplan aan u worden voorgelegd. Conclusie Ik verzoek u in te stemmen met het voorontwerpbestemmingsplan en dit voor inspraak en overleg vrij te geven.
Afweging: De gemeente liet het bestemmingsplan opstellen conform het handboek bestemmingsplannen van gemeente Heusden, omdat het een ontwikkelingsplan betreft zijn niet alle regels een op een overgenomen, maar geldt een meer flexibele regeling. Deze regeling is wel gestoeld op de ruimtelijke uitgangspunten van het (concept) masterplan Geerpark.
Inzet van middelen: Er is een samenwerkingsovereenkomst afgesloten tussen wooncorporatie Woonveste en de gemeente Heusden. Wooncorporatie Woonveste, Provincie Noord-Brabant, gemeente Heusden en later ook waterschap Aa en Maas zijn een intentieovereenkomst aangegaan. In de Wro is in afdeling 6.4 de regelgeving rondom grondexploitatie (Grexwet) opgenomen. Centrale doelstelling van de Grexwet is om in de situatie van particuliere grondexploitatie te komen tot een verbetering van het gemeentelijk kostenverhaal en de versterking van de gemeentelijke regie bij locatieontwikkeling: • In artikel 6.12 van de Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. • In artikel 6.2.1 Bro is vastgelegd wat onder een bouwplan wordt verstaan. De bouw van een of meerdere hoofdgebouwen is in het betreffende artikel van het Bro opgenomen. Een exploitatieplan dient tegelijkertijd met een bestemmingsplan te worden vastgesteld. In de Wro is ook opgenomen, dat kan worden afgeweken van de verplichting tot het opstellen van een exploitatieplan indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is en indien het stellen van locatie- of faseringseisen niet noodzakelijk is. Het kostenverhaal is anderszins verzekerd indien de gemeente en de initiatiefnemer en/of de ontwikkelende partij een privaatrechtelijke overeenkomst hebben gesloten over de verdeling van kosten bij de grondexploitatie. Faseringseisen en woningbouwcategorieën kunnen alleen goed worden verankerd door (publiekrechtelijk) een exploitatieplan vast te stellen. Ondanks dat kostenverhaal verzekerd zal zijn door een anterieure overeenkomst, leidt het feit dat faserings- en woningbouweisen worden gesteld, ertoe dat toch een exploitatieplan wordt vastgesteld. Er zal daarom ongeveer gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan, een ontwerpexploitatieplan ter inzage worden gelegd. Zijn faserings- en woningbouweisen niet nodig, en kan een aanvulling op de huidige samenwerkingsovereenkomst met Woonveste worden gesloten, dan zal bij de vaststelling van een bestemmingsplan een expliciet besluit moeten worden genomen dat het niet noodzakelijk is om een exploitatieplan vast te stellen.
2/4
Zaaknummer OLOGRF13 Onderwerp:
Voorontwerpbestemmingsplan Geerpark te Vlijmen
Overeenkomst Gelet op de nieuwe Wro moet er een exploitatieplan of een anterieure overeenkomst vastgesteld worden voor de nieuwe ontwikkeling die in het plan worden meegenomen. De ontwikkeling van Geerpark is een initiatief van gemeente en ontwikkelende partijen. Voor de onderhavige ontwikkeling worden exploitatieovereenkomsten tussen gemeente en de initiatiefnemers ofwel de ontwikkelende partijen getracht te sluiten. Een exploitatieplan lijkt vooralsnog derhalve niet noodzakelijk. Met één grondeigenaar, Woonveste, is reeds een samenwerkingsovereenkomst gesloten. Aangezien een aantal bepalingen uit de overeenkomst niet meer uitvoerbaar zijn, dient de overeenkomst te worden aangepast of ontbonden. Na een positief besluit van uw college en de bespreking in de informatieraad zullen de overeenkomsten worden afgerond en met het ontwerpbestemmingsplan aan u worden voorgelegd. Conclusie Ik verzoek u in te stemmen met het voorontwerpbestemmingsplan en dit voor inspraak en overleg vrij te geven.
Procedure: •
vervolgstappen
De eerste stap in de bestemmingsplanprocedure is het ter inzage leggen van het voorontwerpbestemmingsplan en het opsturen ervan voor overleg aan de artikel 10 Bro instanties. Het voorontwerpbestemmingsplan zal van 19 augustus 2011 tot en met 16 september 2011 ter inzage worden gelegd. In verband met de zomervakantie wordt de bekendmaking twee maal gepubliceerd. Daarnaast zal het voorontwerpbestemmingsplan op 31 augustus 2011 in de informatieraad Ruimte worden besproken. • communicatie De ter inzagelegging van dit voorontwerpbestemmingsplan wordt gepubliceerd in de Scherper.
Advies: Ik stel u voor bijgaand besluit vast te stellen.
3/4
Zaaknummer OLOGRF13 Onderwerp:
Voorontwerpbestemmingsplan Geerpark te Vlijmen
BESLUIT Het college van Heusden heeft in de vergadering van 9 augustus 2011;
besloten: 1. in te stemmen met het voorontwerpbestemmingsplan Geerpark, zoals dat is aangegeven op de bij dit besluit behorende verbeelding, vervat in het digitale gebiedsgerichte besluit met identificatie: NL.IMRO.0797.BPgeerpark-VO01; 2. het voorontwerp gedurende 4 weken ter inzage te leggen voor inspraak en overleg en beschikbaar te stellen op de website en raadpleegbaar te maken via de landelijke voorziening (RO-Online); 3. de kennisgeving langs elektronische weg toe te zenden aan het Rijk, provincie en het waterschap; 4. een ieder de gelegenheid te geven tot het kenbaar maken van inspraakreacties; 5. het voorontwerpbestemmingsplan analoog en digitaal bekend te maken, beschikbaar te stellen, raadpleegbaar te maken en waar te merken; 6. het voorontwerpbestemmingsplan voor te leggen aan de informatieraad Ruimte.
namens het college van Heusden, de secretaris,
mr. J.T.A.J. van der Ven
4/4
Geerpark Heusden
bestemmingsplan
identificatie
planstatus
identificatiecode:
datum:
status:
15-05-2011
concept
26 juli 2011
voorontwerp
projectnummer:
ontwerp
0797.008410.00
vastgesteld
opdrachtleider:
ing. J.A. van Broekhoven
2
Inhoudsopgave
Toelichting
5
Hoofdstuk 1
Inleiding
7
1.1
Aanleiding
7
1.2
Het plangebied
9
1.3
Huidige juridische status plangebied
10
1.4
Planvorm
11
1.5
Leeswijzer
12
Hoofdstuk 2
Planologische beleidskaders
13
2.1
Rijksbeleid
13
2.2
Provinciaal en regionaal beleid
14
2.3
Gemeentelijk beleid
18
Hoofdstuk 3
Planbeschrijving
21
3.1
Beschrijving van het plangebied
21
3.2
Functies en voorzieningen in plangebied Geerpark
23
Hoofdstuk 4
Ontwikkeling
25
4.1
Kader ontwikkeling Geerpark
25
4.2
Ruimtelijk concept
26
4.3
Wonen en werken
27
4.4
Voorzieningen
28
4.5
Verkeer en vervoer
28
4.6
Landschappelijke structuur en biodiversiteit
29
4.7
Typering hoven, stroken en appartementencluster
31
4.8
Openbare ruimte
32
4.9
Fasering
33
Hoofdstuk 5
Realiserings- en uitvoeringsaspecten
37
5.1
Bodem
37
5.2
Toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten
43
5.3
Externe veiligheid
45
5.4
Archeologie
47
5.5
Monumenten
54
5.6
Natuur
55
5.7
Water
58
5.8
Verkeer en vervoer
59
5.9
Geluid
61
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
3
5.10
Luchtkwaliteit
61
5.11
Duurzaamheid
62
5.12
Energievisie
63
5.13
Overige belemmeringen
66
Hoofdstuk 6
Toelichting op de regels
67
6.1
Deregulering
67
6.2
Inleidende regels
68
6.3
Bestemmingsregels
68
6.4
Algemene regels
74
6.5
Overgangs- en slotregels 75
Hoofdstuk 7
Economische uitvoerbaarheid
77
Hoofdstuk 8
Resultaten inspraak- en overlegprocedure
79
Bijlagen
81
Regels
83
Hoofdstuk 1
Inleidende regels
85
Artikel 1
Begrippen
85
Artikel 2
Wijze van meten
95
Hoofdstuk 2
Bestemmingsregels
97
Artikel 3
Agrarisch
97
Artikel 4
Gemengd
99
Artikel 5
Groen
103
Artikel 6
Tuin
105
Artikel 7
Verkeer
106
Artikel 8
Verkeer - Verblijfsgebied
108
Artikel 9
Wonen
110
Artikel 10
Wonen - Uit te werken - 1
115
Artikel 11
Wonen - Uit te werken - 2
117
Artikel 12
Wonen - Uit te werken - 3
119
Artikel 13
Wonen - Uit te werken - 4
121
Artikel 14
Waarde - Archeologie
123
Hoofdstuk 3
Algemene regels
125
Artikel 15
Anti-dubbeltelregel
125
Artikel 16
Algemene aanduidingsregels
126
Artikel 17
Algemene bouwregels
127
Artikel 18
Algemene afwijkingsregels
128
Artikel 19
Algemene wijzigingsregels
129
Hoofdstuk 4
Overgangs- en slotregels
131
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
4
Artikel 20
Overgangsrecht
131
Artikel 21
Slotregel
132
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
5
Toelichting
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
6
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
7
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1
Aanleiding
Gemeentelijke woningbouwopgave Heusden heeft op basis van provinciale prognoses een taakstelling voor woningbouw voor ruim 3.500 woningen tot 2030. De gemeente heeft op basis van het bestuursconvenant Waalboss daarbij een subregionale woningbouwtaak. Daarenboven zijn nog eens circa 1.000 woningen benodigd in verband met herstructurering en sloop. Voor een deel kan in deze woningbouwopgave worden voorzien door de locatie Geerpark Vlijmen te ontwikkelen. Deze locatie heeft een plancapaciteit van circa 800 woningen. Ambities Geerpark De gemeente Heusden, Provincie Noord-Brabant, Woonveste en waterschap Aa en Maas hebben de ambitie uitgesproken om van Geerpark de meest duurzame wijk van Nederland te maken. De minister van Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) (nu hernoemt tot ministerie van Infrastructuur en Milieu) steunt dit initiatief en heeft Geerpark tot één van de 13 proeftuinen uit de regeling Excellente gebieden uitgeroepen. De voor Geerpark verwoorde kaders en ambities hebben zich vertaald in de volgende ambities. De gemeente heeft een en ander ook in diverse separate ambitiedocumenten vastgelegd. Duurzaam wonen en leven Wooncomfort en gezond binnenklimaat. Betaalbare woonlasten. Levensloop bestendig. Duurzaam gedrag bevorderen. Bouwen voor 100 jaar Hydrologisch en CO2 neutraal. Sluiten van kringlopen. Voor een brede bevolkingsgroep: 1/3 huur, 1/3 koopwoningen en 1/3 zelfbouw voor alle generaties. Leefkwaliteit, dorps karakter, autoluw, autovrij. Bouwen aan het landschap Passend in het landschap met zijn kamerstructuur. _______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
8
Groene dooradering en biodiversiteit als verbinding met de omgeving. Water als levensader. Ambities Gestreefd wordt deze ambities waar te maken duurzaamheidsprincipes en samenwerking bij de realisering.
door
toepassing
van
Duurzaamheidsprincipes Bij duurzaamheidsprincipes gaat het onder ander om: integrale aanpak; optimale balans tussen ecologie, economie en sociaal-culturele ontwikkeling; leefbaarheid, gezondheid, veiligheid en (bio)diversiteit; keep it simple; denken én doen (met lef); vrijheid in gebondenheid. Samenwerking Met betrekking tot samenwerking bij realisering wordt gestreefd naar: het prikkelen van het bedrijfsleven om maximaal mee te doen; structureel overleg; het uitdagen en oproepen tot creativiteit; het bieden van een Kwaliteitsgarantie bij oplevering. Opgave Geerpark De planopgave voor Geerpark omvat het volgende. Het woningbouwprogramma Geerpark bestaat uit circa 800 woningen (inclusief de ontwikkelingen Mommersteeg en enkele kleinere particuliere initiatieven). Er wordt een onderscheidende kwaliteit nagestreefd met de nadruk op duurzaamheid. De bestaande landschappelijk waardevolle elementen zoals waterlopen en bomenrijen worden behouden door binnen de bebouwingsclusters de bebouwingsdichtheid te intensiveren Aan het principe integratie van stad - land wordt met realisering van Geerpark invulling gegeven. Het groenblauwe karakter van de landelijke zone ten noorden van de Tuinbouwweg wordt versterkt zodat een duurzame en landschappelijke buffer gevormd wordt tussen Vlijmen en Haarsteeg. Bestaande en nieuwe stedelijke functies worden op een duurzame manier geïntegreerd. De openheid rondom kloostercomplex Mariënkroon wordt behouden. Het kloostercomplex Mariënkroon blijft als losstaand beeldbepalend element herkenbaar. Ontsluiting van het plangebied Geerpark vindt plaats via de Abt van Engelenlaan en de Tuinbouwweg. De langzaamverkeerroutes (fiets- en wandelpaden) sluiten aan op de Wolput en de Priemsteeg. Masterplan Geerpark De gemeente heeft ten behoeve van de ontwikkeling Geerpark een masterplan vervaardigd. Dit masterplan vormt het vertrekpunt voor het voorliggende bestemmingsplan. De uitgangspunten en randvoorwaarden zijn in de toelichting van het bestemmingsplan opgenomen en vertaald in een juridische regeling. Uitgangspunt
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
9
daarbij is het geschetste eindbeeld mogelijk te maken, zonder dat dit al te star is geregeld. Daarom is, met behoud van de primaire uitgangspunten, een flexibele bestemmingsregeling op hoofdlijnen uiteengezet, waarbinnen ruimte is voor verdere uitwerking en aanpassingen. Het masterplan (januari 2011) gaat tevens vergezeld van een beeldkwaliteitsplan. Beiden zijn tot stand gekomen onder leiding van de stuurgroep Geerpark, met daarin vertegenwoordigers van gemeente, provincie, Woonveste en waterschap. Het masterplan en het beeldkwaliteitsplan zijn tot stand gekomen met bijdragen van: de ambtelijke projectgroep (gemeente Heusden); de expertgroep duurzaamheid (Provincie Brabant); kunstenaars en adviesbureau's.
1.2
Het plangebied
Begrenzing Het bestemmingsplan heeft betrekking op een projectgebied van circa 38 ha. Het gebied is begrensd door: de Tuinbouwweg in het noorden; de Priemsteeg en het sportcomplex in het oosten; de Wolput en de Mortelweg in het zuiden; en agrarische percelen ten oosten van de Abt van Engelenlaan en Mariënkroon in het westen. Het plangebied omvat tevens de herontwikkeling van het complex Mommersteeg, het zogenoemde perceel Meijer en de randen van het nieuwe woongebied (met de daarop voorkomende bebouwing).
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
10
Figuur 1.1 Plangebied (bron: Masterplan Geerpark - Vlijmen) Context Op grotere schaal ligt Geerpark binnen de volgende context (zie figuur 1.1). De locatie Geerpark ligt ten westen van de kern Vlijmen en ten noorden van de A59. Ten westen en ten noorden ligt open landelijk gebied. Hierbinnen zijn de het complex Mariënkroon (1), bedrijvenpark Het Hoog (2) en begraafplaats Onsenoord (5) gesitueerd. Aan de noordoostzijde ligt tussen Geerpark en de Priemsteeg een met houtwallen omzoomd complex met sportvelden (3). In de zuid-oost hoek reikt het projectgebied tot aan de Priemsteeg met de bestaande bebouwing van Vlijmen. Ten zuiden ligt de oude lintbebouwing aan de Wolput met onder andere een rudiment van de oorspronkelijke zaadhandel, monument Mommersteeg. Aan de zuidwestzijde ligt tenslotte een glastuinbouwcomplex (4). Het is niet uitgesloten dat Geerpark op termijn ten zuiden van de Mortelweg nog uitgebreid zal worden in westelijke richting. Deze uitbreiding maakt vooralsnog geen deel uit van dit bestemmingsplan.
1.3
Huidige juridische status plangebied
Voor de locatie Geerpark geldt thans het volgende juridisch-planologische regime (zie tabel 1). Bestemmingsplan
Vastgesteld
Goedgekeurd
KB
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
11
Buitengebied Vlijmen
22 april 1991
10 december 1991
4 februari 1994
Buitengebied Vlijmen 1 e herziening
3 juli 2001
19 februari 2002
n.v.t.
Kom Vlijmen, inclusief de Vliedberg
21 september 2010
n.v.t.
n.v.t.
Tabel 1.1 Geldende juridisch-planologischregime De gronden zijn hierbinnen onder andere bestemd voor: agrarische doeleinden; maatschappelijke doeleinden; groen- en verkeersdoeleinden. De beoogde transformatie van het plangebied naar de meest duurzame woonwijk van Nederland is binnen dit geldende juridisch-planologisch regime niet mogelijk. Het opstellen van een nieuw bestemmingsplan dat het juridisch-planologisch toetsingskader voor de ontwikkeling vormt, is daarom nodig.
1.4
Planvorm
Uitgangspunt Het uitgangspunt voor dit bestemmingsplan is het mogelijk maken van: de ontwikkeling van het nieuwe woongebied Geerpark (circa 800 woningen en bijbehorende voorzieningen); de herstructurering van Mommersteeg; de realisering van enkele particuliere initiatieven; de actualisering van direct aangrenzende gronden, zodat sprake is van een logisch begrensd plangebied. Het bestemmingsplan is voor deze onderwerpen vooral gericht op het bieden van een juridisch-planologisch kader, waarmee de beoogde ontwikkelingen gerealiseerd kunnen worden. Uitgangspunt daarbij is een plan op hoofdlijnen voor realisering van de woningbouw. Ten aanzien van de bestaande bebouwing op de aan Geerpark aangrenzende gronden wordt een consoliderende regeling voorgestaan. Het bestemmingsplan is gebaseerd op het gemeentelijk handboek en gaat in op de toelaatbaarheid, vestigingsmogelijkheden van de diverse functies en de bouwmogelijkheden (bouwhoogte, bebouwingspercentage). Er vindt bovendien afstemming van de ontwikkeling op de actuele beleidskaders plaats. Het bestemmingsplan Geerpark is vervat in een verbeelding en regels en gaat vergezeld van deze toelichting. Verbeelding Analoog Op de verbeelding, bestaande uit een kaartblad, zijn onder meer de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangegeven met bijbehorende verklaring, het zogenoemde renvooi. De verklaring legt een verbinding tussen de bestemmingen, die op de verbeelding zijn aangegeven, en de regels. De verbeelding is getekend op
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
12
schaal 1:1.000. Digitaal Nieuwe bestemmingsplannen worden digitaal beschikbaar gesteld, zodat ze via internet te bekijken zijn. Dit is verplicht op grond van de Wet ruimtelijke ordening. Op de gemeentelijke website of www.ruimtelijkeplannen.nl kan het digitale bestemmingsplan worden bekeken. Bij raadpleging van het digitale bestemmingsplan wordt de gebruiker bij het aanklikken van de percelen op een beeldscherm vanzelf naar de relevante delen van het bestemmingsplan "doorverwezen". Regels De regels bevatten de regeling inzake het beoogd gebruik van de gronden die in het plan zijn begrepen. Daarmee wordt ruimte geboden voor de realisering van het programma voor de meest duurzame woonwijk van Nederland: Geerpark. Voor zover mogelijk is daarbij aangesloten bij het gemeentelijk handboek. Toelichting In de toelichting wordt de opzet van het plan beschreven en zijn de aan het plan ten grondslag liggende gedachten vermeld. Tevens wordt er (te zijner tijd) verslag gedaan van de resultaten van het over het plan gevoerde overleg en de inspraak.
1.5
Leeswijzer
Het bestemmingsplan is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt het beleidskader geschetst. In hoofdstuk 3 wordt de huidige situatie van het plangebied en de omgeving beschreven. In hoofdstuk 4 is de ontwikkeling Geerpark uiteengezet. Hoofdstuk 5 geeft een beschrijving van de realiserings- en uitvoeringsaspecten. In hoofdstuk 6 is een toelichting opgenomen op de juridische regeling. In hoofdstuk 7 volgt een beschrijving van de economische uitvoerbaarheid. Tenslotte is in hoofdstuk 8 ruimte gereserveerd voor de inspraak- en overlegreacties.
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
13
Hoofdstuk 2 Planologische beleidskaders
2.1
Rijksbeleid
Nota Ruimte Analyse De Nota Ruimte bevat het ruimtelijke beleid van het Rijk, waarmee het op hoofdlijnen sturing wil geven aan de inrichting van de ruimte en daarnaast sociale, culturele en economische ontwikkelingen ruimtelijk wil accommoderen. Wat betreft verstedelijking wordt ingezet op bundeling en nieuwbouw in bestaand stedelijk gebied. Nieuwe ontwikkelingen worden zoveel mogelijk aangesloten op bestaande bebouwing en infrastructuur. Verder stimuleert het rijk herstructurering en transformatie van zowel (verouderde) wijken als bedrijventerreinen in het algemeen. De stedelijke ruimte dient zo optimaal mogelijk te worden benut. Delen van de gemeente Heusden, waaronder het plangebied Geerpark, vallen binnen één van de Nationale Stedelijke Netwerken, de zogenoemde 'Brabantstad'. Toetsing Geerpark wordt ontwikkeld aansluitend aan bestaand bebouwd gebied. Er wordt gestreefd naar hoge kwaliteit en duurzaamheid. De ontwikkeling van Geerpark vindt aldus plaats in overeenstemming met de Nota Ruimte. Excellente gebieden Gebiedsontwikkeling Analyse Door het Agentschap NL van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie zijn 'excellente gebieden' aangewezen. Dit zijn innovatieve nieuwbouwprojecten waar energiezuinige bouwmethoden op grote schaal worden toegepast. Deze excellente gebieden variëren van een C O2-neutrale straat tot het meest groene bedrijventerrein van Nederland. Ook Geerpark behoort tot een van deze excellente gebieden. De kennis en ervaring opgedaan in de excellente gebieden wordt gebruikt om in 2020 energieneutraal te kunnen bouwen. Gemeentes, projectontwikkelaars en de andere partners passen op grote schaal innovaties toe die zich al op kleine schaal hebben bewezen. De resultaten van deze vernieuwingen in techniek, het bouwproces en de financiering worden door Agentschap NL verzameld en verspreid in een zogenaamd kennis- en leertraject. Voor het vinden van succesfactoren en verbeterpunten start Agentschap NL voor elk _______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
14
gebied een monitoringstraject. Het accent ligt in eerste instantie op het volgen van het proces. De gemeenten, ontwikkelaars en adviseurs leveren input voor deze monitoring. In 2011 worden monitoringsstudies die inzoomen op specifieke vernieuwingen per gebied gestart. Toetsing Geerpark behoort tot een excellent gebied. Hiermee heeft de rijksoverheid aangegeven dat uitgangspunten en ambities ten aanzien van de meest duurzame woonwijk van Nederland worden erkend.
2.2
Provinciaal en regionaal beleid
Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (SVRO) werking 1 januari 2011)
(vastgesteld 1 oktober 2010,
in
Beleidskader De provincie geeft in de structuurvisie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie geeft een ruimtelijke vertaling van de opgaven en doelen uit de Agenda van Brabant. Daarnaast ondersteunt de structuurvisie het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals: economie; mobiliteit sociale zaken; cultuur; milieu- en natuur. Voorafgaand aan de structuurvisie is geconcludeerd dat het vigerende ruimtelijke beleid nog steeds actueel is en daarom ongewijzigd blijft. Het project Geerpark betreft een nieuw woongebied. In het provinciaal beleid wordt bij de opgave voor wonen en werken het accent sterker verlegd naar: de te ontwikkelen kwaliteiten; de inzet op herstructurering; het beheer van het bestaand stedelijk gebied. Door de verstedelijking te concentreren zijn er meer mogelijkheden om een hoog voorzieningenniveau in stand te houden en verder te ontwikkelen. De concentratie van verstedelijking vindt plaats in het zogenaamde “kralensnoer” van steden (met omliggende kleinere kernen) op de overgang van zand naar klei (van Bergen op Zoom tot aan Oss) en rond de steden op het zand (Eindhoven – Helmond, Tilburg en Uden – Veghel). Hier wordt de bovenlokale groei van de verstedelijking opgevangen. De gemeente Heusden maakt deel uit van dit gebied. De structuurvisie bestaat uit vier delen. Voor dit project zijn deel A en B relevant. Deel A. Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Op basis van trends en ontwikkelingen heeft de provincie haar ruimtelijke belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. In haar sturing biedt zij gemeenten meer ruimte om afwegingen te maken in een aantal vooraf gestelde kaders. Daarnaast zet de provincie zelf een aantal ontwikkelingen in gang. Deel B. In deel B staan de ambities, het beleid en de uitvoering voor de vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke _______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
15
structuur en de infrastructuur. Toetsing Het project betreft een nieuw woongebied met een specifiek karakter en thema: de meest duurzame woonwijk van Nederland. De woonwijk wordt ontwikkeld in een metropolitaan gebied, nabij de A59. Het gebied maakt deel uit van het 'kralensnoer' Bergen op Zoom - Oss. Gebiedsontwikkeling met een eigen onderscheidend karakter ten behoeve van wonen voldoet aan de beleidsuitgangspunten van de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening. Gebiedsagenda Brabant Beleidskader De Gebiedsagenda beschrijft de gedeelde visie, ambities, ruimtelijke opgaven en potentiële projecten van Rijk, provincie en gemeenten op het gebied van verstedelijking, mobiliteit, duurzaamheid, water en landschap in Brabant voor de middellange termijn (tot 2030). Er zijn majeure grensoverschrijdende en vijf thematische opgaven benoemd. Aan de hand van de Gebiedsagenda’s wordt een werkbare agenda gemaakt ter voorbereiding op het half jaarlijks bestuurlijk overleg tussen Rijk en provincie. Doel van de Gebiedsagenda is om, op basis van gedeelde integrale gebiedsopgaven, de samenwerking tussen de partners te structureren en de ruimtelijke investeringen goed op elkaar af te stemmen. De Gebiedsagenda: is opgesteld in nauwe samenwerking tussen de overheid en regionale partners; heeft geen formele status; bevat geen nieuw beleid, maar is een doorvertaling van het nationale en regionale ruimtelijke beleid. is een ‘levend’ document, dat periodiek wordt geactualiseerd. De Oostelijke Langstraat
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
16
Figuur 2.1 Visie Oostelijke Langstraat Oostelijke Langstraat De Oostelijke Langstraat ligt ten westen van ’s-Hertogenbosch en omvat de kernen Vlijmen/Nieuwkuijk, Drunen en Waalwijk en de groene ruimten daartussen. Ten zuiden ligt het Nationaal Park de Loonse en Drunense Duinen en ten noorden stroomt de Maas, overgaand in de Bergsche Maas. Van oost naar west vormt de A59 de ruggengraat van het gebied. Deze weg verbindt de drie stedelijke lobben met elkaar alsook het tussenliggende buitengebied bestaande uit een vervlechting van natuur en landbouw. Het gebied vormt zowel in infrastructurele zin als in ecologische zin een belangrijke schakel. De Oostelijke Langstraat maakt deel uit van de BTW-driehoek (Den Bosch, Tilburg, Waalwijk). Deze driehoek vormt een essentiële schakel in de oost-westverbinding tussen Brainport Eindhoven en de zuidvleugel van de Randstad. Dit zijn respectievelijk de tweede en de derde economische motor van Nederland. Ecologische schakel In ecologische zin vormt het gebied een schakel tussen het rivierengebied van de Maas en het Nationaal Park de Loonse en Drunense Duinen. Een aantal infrastructurele ontwikkelingen aan de A59 blokkeert de natuurlijke en waterafvoerende verbinding. Die ontwikkelingen staan een optimale ruimtelijke ontwikkeling dan ook danig in de weg.
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
17
Gebiedsontwikkeling Zonder de beoogde gebiedsontwikkeling zal de economische vitaliteit afnemen. Ook voor de biodiversiteit, de recreatie en de landbouw is een autonome ontwikkeling ongunstig. Bestaande en verdere versnippering maken het gebied onaantrekkelijk voor mens en milieu. De druk vanuit de Brabantse steden op het buitengebied neemt ondertussen toe. Om dit tegen te gaan startte de provincie in 2009 samen met een aantal partners een haalbaarheidsstudie. Deze wordt naar verwachting medio 2011 afgerond. Eind 2010 is de provincie met inmiddels negentien partners tot uitgewerkte bestuurlijke afspraken gekomen: de verbetering van de doorstroming op de A59; meer ruimte voor de natuur; de afvoer van hoog water rond ‘s-Hertogenbosch en de Groene Mal rond die stad; een betere bereikbaarheid van bedrijven; en de bevordering van recreatie en toerisme. Voor Vlijmen is aan de oost- en westzijde in totaal een woningbouwopgave voorzien van circa 1.500 woningen. Toetsing De voorgenomen ontwikkeling Geerpark is voorzien binnen de Gebiedsagenda. Ook zijn infrastructurele maatregelen ter bevordering van de ontsluiting voorzien. Verordening ruimte, fase 1 en 2 Beleidskader Per 1 juni 2010 geldt de Verordening ruimte, fase 1 van de provincie Noord-Brabant. Dit is het belangrijkste provinciale instrument om de ruimtelijke ontwikkeling van de steden, dorpen en buitengebied te sturen. In de verordening zijn instructieregels voor bestemmingsplannen en projectbesluiten opgenomen. De verordening bestaat uit tekst en kaartmateriaal. In de eerste fase van de verordening ruimte zijn beleidspunten uit de eerdere Interimstructuurvisie opgenomen die niet veranderd zijn, namelijk: stedelijke ontwikkeling; wonen en bedrijventerreinen; ecologische hoofdstructuur; ontwikkelmogelijkheden van intensieve veehouderij; ruimte-voor-ruimte-regeling; concentratiebeleid glastuinbouw; teeltondersteunende voorzieningen; regionale waterbergingsgebieden. In de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (SVRO) is voor de te bereiken doelen en ambities per onderwerp aangegeven welke instrumenten de provincie wil inzetten. In een (beperkt) aantal gevallen is gekozen voor het instrument planologische verordening. Als uitwerking daarvan heeft de provincie de Verordening Ruimte, fase 2, vastgesteld. Dit is een aanvulling op de Verordening Ruimte fase 1. Toetsing Het projectgebied is gesitueerd in een stedelijke regio. Aan het projectgebied is de aanduiding 'zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling' gegeven. Op basis van de Verordening is ontwikkeling van dit gebied voor stedelijke functies mogelijk wanneer: _______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
18
de toelichting hiervoor een verantwoording bevat; er mogelijkheden ontbreken voor inbreiding en ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied; de ontwikkeling aansluit op bestaand stedelijk gebied; er rekening wordt gehouden met de stedenbouwkundige en landschappelijke structuren en kwaliteiten in het plangebied en de context daarvan. Het project Geerpark (circa 800 woningen) voorziet in een aanzienlijk deel van de kwantitatieve woningbouwopgave van de regio (totaal circa 3.500 woningen, verdeeld over veelal middelgrote locaties). De ontwikkeling is geborgd in provinciaal en gemeentelijk beleid. Ten aanzien van de voorgenomen uitwerking is voorzien in de meest duurzame woonwijk van Nederland. Daarbij is veel aandacht voor de onderste lagen (landschap, watersysteem, ecologie), maar ook voor de leefkwaliteit. Het project voldoet daarmee aan de Verordening Ruimte.
2.3
Gemeentelijk beleid
Nota Volkshuisvesting Algemeen De Nota Volkshuisvesting biedt inzage in: ontwikkelingen van demografische aard zoals ''ontgroening'' en ''vergrijzing''; een gebrekkige doorstroming op de woningmarkt; de behoeften van doelgroepen als starters en 55-plussers. Op basis van de huidige inzichten schept de nota een kader voor wie de gemeente in de toekomst in woonruimte moet voorzien. Daarbij wordt aandacht besteed aan: de planologische randvoorwaarden; de gemeentelijke bouwopgave; een analyse van de bestaande woningvoorraad; de omvang en samenstelling van de bevolking tot 2030. De Woonvisie geeft inzicht in de kwalitatieve en de kwantitatieve bouwopgave. Kwalitatieve opgave De kwalitatieve bouwopgave heeft betrekking op het realiseren van een integrale zorg voor de kwaliteit van wonen, werken en welzijn (waaronder zorg en recreatie). Daarbij is specifieke aandacht voor de woningbehoefte van: 1.800 starters; 3.700 huishoudens, die onder de primaire doelgroep vallen (De primaire doelgroep van het beleid wordt afgebakend aan de hand van de inkomensgrenzen die gelden voor de huurtoeslag); 3.700 doorstromers; een groeiend aandeel 55-plussers. De belangrijkste oplossingsrichtingen zijn gelegen in: het vergroten van de kernvoorraad aan goedkope huurwoningen; het creëren van een gedifferentieerd aanbod aan koopwoningen in het goedkopere en duurdere segment.
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
19
Kwantitatieve opgave De kwantitatieve bouwopgave wordt ingevuld door de provinciale bouwopgave van 3.580 woningen. Er wordt uitgegaan van het zogenoemde open scenario (zie ook Structuurvisie gemeente Heusden). Voor Heusden wordt er tot het jaar 2030 uitgegaan van een bevolkingsgroei tot 44.465 inwoners. Hiermee wordt in de woningbehoefte van de eigen bevolking en instroom van buitenaf voorzien. De gemeente heeft aandacht voor marktontwikkelingen zodat daarop flexibel gereageerd kan worden. In provinciaal en gemeentelijk beleid is vastgelegd waar ontwikkeling van de woningvoorraad kan plaats vinden. Daarnaast wordt in het gemeentelijk woningbouwprogramma ingespeeld op de ontgroening en vergrijzing. Nagestreefd wordt daarbij het behoud of versterken van sociaal evenwicht in de kernen. Toetsing De uitbreidingslocatie Geerpark is benoemd tot proeftuin duurzame nieuwbouwwijk. Bij realisering van Geerpark wordt samengewerkt met de provincie Noord-Brabant en woningbouwcorporatie Woonveste. Binnen Geerpark worden door Woonveste circa 250 huurwoningen voorzien. Uitgangspunt is dat een gedifferentieerd programma wordt geboden. De ontwikkeling past daarmee binnen de uitgangspunten van de Woonvisie. Structuurvisie gemeente Heusden Deze structuurvisie geeft de ruimtelijke ambities van de gemeente Heusden voor een periode van 20 jaar, met een accent op de periode 2010-2020. Relevant voor dit bestemmingsplan zijn de thema's wonen, werken. Wonen De gemeente Heusden heeft met haar 'Nota Volkshuisvesting 2030' gekozen voor een open scenario. De meest recente provinciale prognoses gaan uit van een verruiming en versnelling van dit programma. Daarin wordt uit gegaan van de bouw van 3.320 woningen in de periode 2009 tot 2020 en 5.385 in de periode 2009-2030. Deze taakstelling biedt goede perspectieven om de woningvoorraad nog beter af te stemmen op de huidige en toekomstige behoeften op het gebied van woonkwaliteiten, zorg en welzijn. Nieuwe woningbouwlocaties worden geconcentreerd aan de randen van de kernen. Daarnaast wil de gemeente: duurzame bouw stimuleren; aantasting van het buitengebied voorkomen; het woonklimaat optimaliseren. De gemeente richt zich in eerste instantie op het afronden van lopende woningbouwprojecten. Deze plannen leveren bij elkaar een capaciteit op van circa 2.620 woningen. Geerpark ten noordwesten van Vlijmen neemt een bijzondere invulling plaats in. Het benutten van de landschappelijke context speelt bij de ontwikkeling van Geerpark een belangrijke rol. Er wordt gestreefd naar een integratie van de gebiedskenmerken van stad en land. Daarbij wordt een duurzame combinatie van wonen, werken, groen en waterberging nagestreefd, waarmee de eigen identiteit van Vlijmen en Haarsteeg
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
20
behouden blijft. Op de (middel)lange termijn is een afronding van Geerpark door het transformatie van het kassencomplex en de omgeving tot een landschappelijk ingepaste woningbouwlocatie die onderdeel gaat uitmaken van Geerpark voorzien. Verkeer Ingrijpende maatregelen zijn vereist om ervoor te zorgen dat de hoofdwegenstructuur beter benut wordt. Op- en toeritten van de A59 worden daarom aangepast. er wordt een parallelstructuur aangelegd. Aan de oostzijde van Vlijmen wordt een nieuwe aansluiting en westelijke randweg gerealiseerd. Aan de noordzijde van de kernen aan de A59 zijn randwegen voorzien. De gemeente werkt een en ander nader uit in een verkeerscirculatieplan en afzonderlijke bestemmingsplannen. Werken De gemeente wil voorkomen dat een economisch herstel wordt gefrustreerd door een gebrek aan ontplooiingsruimte. Om die reden wordt nog steeds uitgegaan van een toekomstige behoefte aan nieuwe bedrijvenlocaties, vooral voor kleinere bedrijven. Zodra uit monitoring en behoefteprognoses duidelijk wordt dat er weer tekorten dreigen op te treden worden er nieuwe initiatieven ontwikkeld. In voorliggend plan worden, behoudens mogelijkheden voor aan huis gebonden beroepen en bedrijven, geen nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden voor bedrijventerreinen voorzien. Toetsing De Structuurvisie biedt een belangrijke basis voor de gebiedsontwikkeling Geerpark. De ontwikkeling van een bijzonder woongebied met daarbij integratie stad en landschap wordt uitdrukkelijk voorgestaan. Voorts wordt een verbeterde ontsluiting van Vlijmen beoogd. Hiervoor worden separate procedures gevoerd.
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
21
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1
Beschrijving van het plangebied
3.1.1
Historie
Bebouwing Bebouwing in het gebied en de omgeving ervan volgt de oorspronkelijke agrarische en landschappelijke structuren, bestaande uit een fijnmazig lineair stelsel van sloten en greppels met houtwallen. Langs de Haarsteegsestraat, de Mommersteeg, De Wolput, de Akker en de Akkerstraat ontwikkelde zich lintbebouwing. Het lint Haarsteegsestraat ontwikkelde zich tot Haarsteeg. Uit de linten De Wolput, de Akker en de Akkerstraat ontstond de kern Vlijmen. De oorspronkelijke bebouwing is typisch Brabants: rechthoekig; doorgaans gekenmerkt door een stoere, soms gelaagde kappen, veelal met een wolfseind; laag met lage goothoogten, soms verhoogd om werktuigen binnen te kunnen laten; voorzien van kleine of juist grote gevelopeningen; gekenmerkt door een stoere detaillering die eenvoud uitstraalt. Cultuurhistorie In de omgeving zijn de volgende cultuurhistorische waarden te vinden. Mariënkroon. Aan de Abt van Engelenlaan is het kasteel van Onsenoort gesitueerd. Het kasteel is verwoest in 1372 en nadien herbouwd. Het kasteel is dienst gaan doen als Cisterciënzerklooster en heeft de naam ”Mariënkroon”. Op dit moment wordt de abdij bewoond door een aantal leefgemeenschappen en wordt er een meer publiek georiënteerd programma ontwikkeld . Een aanzienlijk deel van het projectgebied behoorde tot de voormalige Zaadteelt & Zaadhandel Mommersteeg. Het complex bestond uit een groot aantal loodsen en een markant industrieel gebouw aan de Wolput. De loodsen zijn inmiddels gesloopt. Het markant industrieel gebouw is behouden Het historische bedrijfsgebouw, voornamelijk daterend uit 1936 en 1951, is in 2001 door de Rijksdienst cultureel erfgoed aangemerkt als Rijksmonument. Het aan de straat gesitueerde complex bezit een L-vormige plattegrond en is drie bouwlagen hoog en wordt grotendeels afgedekt met een plat dak. De uitstekende bouwdelen hebben een eigen beëindiging met een lessenaarsdak waarvan de ene nok evenwijdig loopt met de voorgevel en de andere haaks op de voorgevel staat.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
22
3.1.2
Plangebied
Geerpark wordt ontwikkeld in een open landschap met een karakteristieke orthogonale structuur van sloten, bomen en wegen. Deze historische structuur is bepalend voor de ontwikkeling van het projectgebied. In het landschap liggen grotere ruimtelijke eenheden zoals: het groen omzoomde Mariënkroon; crematorium de Maaslanden en begraafplaats Onsenoort; sportvelden. In het masterplan zijn op basis van deze constateringen de volgende uitgangspunten geformuleerd. De herkenbaarheid van de landschappelijke eenheden kan alleen voortbestaan indien het omringend landschap een open karakter behoudt. Het is gewenst om het lintdorp Haarsteeg vrij te houden van de bebouwing van Vlijmen. De overgang van stad naar land is een belangrijk aandachtpunt. Het gebied tussen land van Maas en Waal en de Loonse en Drunense duinen biedt diverse aanleidingen voor een integrale ontwikkeling op het gebied van tuinbouw, natuurontwikkeling, recreatie en cultuur en verankering van Geerpark met zowel de stadskern als het buitengebied. Met name de groenblauwe structuur en de langzaamverkeerverbindingen bieden goede kansen voor de verankering van Geerpark. 3.1.3
Verkeer en vervoer
Openbaar vervoer De kern Vlijmen heeft zeer goede busverbindingen die aansluiten op het centraal station in ’s-Hertogenbosch (zowel streekbussen als stadsbussen). Jaarlijks bepaalt provincie Noord-Brabant de lijnvoering van de bussen. Langzaam verkeer Voor de fietser is in de regio een uitgebreid netwerk van wegen beschikbaar. Het fietsverkeer wordt met name gemengd afgewikkeld. Nabij Geerpark is de fietser vooral aangewezen op de Wolput, de Tuinbouwweg, de Abt van Engelenlaan en de Priemsteeg. Het is wenselijk om ook een noord-zuid fietsverbinding te realiseren door Geerpark. Op oude kaarten is te zien dat kasteel Onsenoort ontsloten was door zowel een noord-zuid verbinding, als door een oost-westpad: een abdijpad. Het abdijpad sloot in het oosten aan op Mommersteeg. In het centrum van het kruis lag het kasteel Onsenoort. Met de realisering van het bedrijventerrein 'Het Hoog' ten westen en ruilverkaveling is dit pad verloren gegaan. Gemotoriseerd verkeer Voor de auto ontsluiting is Vlijmen aangewezen op de A59. Vanaf de Wolput is er onder de A59 door een verbinding met Drunen en Nieuwkuijk. Vlijmen heeft twee aansluitingen op de A59: één aan de oostzijde in het verlengde van de Grote kerk; één aan de west zijde via de Wolput. De gemeente heeft de ambitie om de verkeersdruk op de Wolput te ontlasten en het
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
23
gebruik van de Abt van Engelenlaan en de Tuinbouwweg te intensiveren.
3.2
Functies en voorzieningen in plangebied Geerpark
Geerpark, Mommersteeg en enkele particuliere initiatieven vormen samen de ontwikkeling Geerpark. De ontwikkeling hiervan vindt in belangrijke mate plaats op voormalige agrarische gronden. Een deel wordt gerealiseerd ter plaatse van de gronden van het voormalige complex Mommersteeg. Ten aanzien van de huidige voorzieningen en het huidig gebruik van gronden in het plangebied worden de volgende constateringen gedaan. Gronden zijn voornamelijk agrarisch in gebruik. Ter plaatse van Mommersteeg ligt, behoudens het rijksmonument, de grond braak. De volgende overige functies zijn aanwezig. 1. Kantoorvoorzieningen en een dienstwoning in het historische complex Mommersteeg. 2. Incidentele bebouwing in de vorm van bestaande woningen aan de randen van het plan Geerpark.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
24
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
25
Hoofdstuk 4 Ontwikkeling
4.1
Kader ontwikkeling Geerpark
Algemeen Het kader voor de ontwikkeling Geerpark wordt gevormd door het door gemeente opgestelde masterplan en plan voor de beeldwaliteit Geerpark, aangevuld met de ruimtelijke onderbouwing Mommersteeg. Masterplan Ambities Het plan verenigt de verschillende ambities in één integraal ontwerp. Het ruimtelijk concept legt de structuur vast en werkt als een kapstok voor de ambities zoals: duurzaamheid; biodiversiteit; waterhuishouding; programma; variatie in woonvormen en ontwikkelmogelijkheden; mobiliteit; architectuur. Uitgangspunten De ruimtelijke hoofdstructuur van Geerpark biedt de mogelijkheid om nieuwe voortschrijdende inzichten ten aanzien van de ambities gedurende de ontwikkeling van Geerpark toe te passen. De structuur ligt vast maar is flexibel in invulling. In het proces van vernieuwing ligt een spanning tussen de gangbare opvattingen ten aan zien van ordening, energiesystemen, wegprofielen, parkeernormen, ontwikkelconcepten en dergelijke en nieuwe opvattingen. In het masterplan is er voor gekozen een raamwerk te ontwikkelen dat voldoet aan de huidige normen en ruimte laat voor vernieuwende inzichten. Het plan biedt ruimte voor een breed profiel van nieuwe bewoners die graag willen wonen in een duurzame wijk. Er wordt ruimte geboden voor mensen die collectief willen ontwikkelen en wonen en mensen die meer individueel willen leven. Bestemmingsplan Het masterplan en de daarin opgenomen uitgangspunten vormen de basis voor de bestemmingslegging. Deze bestemmingslegging dient voldoende rechtszekerheid te bieden, maar ook aan te sluiten op mogelijke veranderingen en wijzigingen in de
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
26
toekomst.
4.2
Ruimtelijk concept
Algemeen Het masterplan Geerpark gaat uit van duurzame integratie van stad en landschap. Het ontwerp respecteert het open karakter van het landschap naar de abdij Mariënkroon en naar Haarsteeg en reageert met één grote boomomrande parkkamer op grote groene eenheden in het landschap zoals: het sportcomplex; het crematorium Maaslanden; begraafplaats Onsenoort. De oorspronkelijke karakteristieke orthogonale structuur met houtwallen en watergangen vormt de basis voor het ontwerp van de nieuwe wijk. De waterstructuur bepaalt de kwaliteit en belevingswaarde en wordt functioneel en ruimtelijk verankerd in het landschap en de stad. De groen-, en waterstructuur bieden een uitstekende basis voor het continueren van bestaande flora en fauna en het ontwikkelen van nieuwe biodiversiteit in het toekomstige woonmilieu. De integratie van Geerpark en omgeving wordt in de toekomst verder versterkt met een nadere uitwerking van de waterstructuur en het landgebruik in het omringende landschap. Hoofdstructuur De hoofdstructuur van het ruimtelijk planconcept bestaat uit de volgende elementen. Een met bomen omrande centrale parkkamer. De parkkamer vormt het hart van de wijk en is een uitgelezen plek voor aanvullende voorzieningen en functies. Groenstructuur, waterslinger en langzaam verkeer komen hier bijeen. Bomenrijen in noord-zuidrichting. De waterslinger, een orthogonaal slingerende groenblauwe strook, variërend in breedte van 14 tot 40 meter. In deze waterslinger is een gevarieerd bodemreliëf, waartussen een waterstroom met wisselende waterstanden een dynamische belevingswaarde creëert. Het contrast tussen de rationele orthogonaliteit van het landschap (bomenrijen, orthogonale waterslinger) en de bevrijding ervan in dynamiek en vorm (waterstroom) geeft Geerpark een extra belevingswaarde. Woonmilieus Het masterplan gaat uit van vier onderscheidende woonmilieus( zie ook paragraaf 4.7). In de oksels van de waterslinger ligt in hoven gesitueerde bebouwing. De hofbebouwing is grotendeels omringd door water. De hoven vormen herkenbare eenheden die zich in ordening onderscheiden van de overige bebouwing. Tussen de hoven liggen te verkavelen stroken. De stroken bestaan uit een verzameling individuele bebouwing van bescheiden omvang. Ter plaatse van Mommersteeg is een ensemble voorzien van het monument
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
27
daarnaast gesitueerd met gestapelde bebouwing van drie tot vier lagen hoog, afgewisseld met grondgebonden woningen. Voor de gestapelde bebouwing is uitgegaan van gebouwd (half) verdiept parkeren. Voor de functies in het gebouw Mommersteeg wordt een overkapte parkeeraccommodatie gerealiseerd. Speelplaatsen Voor de jongsten zijn speelplaatsen voorzien in de hoven. Deze autoluwe pleinen, omgeven door woningen zijn veilig en geven de kleinsten geborgenheid en toezicht. Voor de oudere kinderen is een speciale locatie gereserveerd aan de Priemsteeg in een zijlob van de waterslinger. Deze natuurspeelplaats maakt deel uit van de waterslinger en varieert mee met de waterstand. Zo ontstaan er bij flinke neerslag eilanden. Het thema bereikbaarheid wordt zo een fantastisch spelthema.
4.3
Wonen en werken
De ambitie voor een unieke groene duurzame wijk in de overloop naar het open landschap biedt uitgelezen kansen voor het ontwikkelen van het nieuwe wonen in Vlijmen. Vanuit oogpunt van volkshuisvesting zijn er volop mogelijkheden om te experimenteren met duurzaamheidsaspecten, identiteit en collectief en particulier opdrachtgeverschap. Geerpark is een proeftuin. Dit betekent dat er ruimte is om voortschrijdend inzicht ten aanzien van duurzaamheid, architectuur, en woonvormen te implementeren. De primaire functie in Geerpark is wonen. Een wijk met louter woonfuncties kan leiden tot een doodse slaapwijk op door de weekse dagen. Het streven is daarom gericht op het stimuleren van woon/werk combinaties (aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven). Duurzaamheid betekent onder andere streven naar een gedifferentieerd aanbod met voldoende levensloopbestendige woningen. Er is een toenemende behoefte aan huisvesting voor kleine huishoudens met één of twee bewoners. Het programma voorziet in maximaal 800 woningen. Ten behoeve van het masterplan is een referentieplan opgesteld. Het referentieplan voorziet in 688 woningen. Het masterplan is tot stand gekomen in een proces van rekenen en tekenen. Het ruimtegebruik is gerelateerd aan typologieverdeling en bijbehorende parkeernormen. Het masterplan en daarmee het bestemmingsplan bieden ruimte voor aanpassingen van typologieverdeling en woning, woon/werkaantallen mits de doelstelling voor het percentage uitgeefbaar wordt gerealiseerd. Het referentieplan en masterplan vormen de basis voor dit bestemmingsplan. Daarbij wordt aangetekend dat het referentieplan en masterplan uitsluitend op hoofdlijnen is vertaald: structuur (groen, water, verkeer); woningbouwaantallen; globale verkaveling (bouwstroken).
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
28
4.4
Voorzieningen
Geerpark maakt gebruik van reeds beschikbare voorzieningen in Vlijmen. Het centrale park biedt echter kansen voor het realiseren van aanvullende functies, zoals: een kinderboerderij; speelvoorzieningen; een multifunctionele bloemenweide voor een terrein voor gebeurtenissen, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur; een kas; kweektuinen; een wijkgebouw; een eetgelegenheid; voorzieningen ten behoeve van scholen zoals schooltuintjes; een living machine (overdekte ecologische waterzuivering). De parkkamer is daarmee een centrale ruimte voor de nieuwe bewoners. Het monument Mommersteeg leent zich bij uitstek voor een publieke functie zoals opvang voor kinderen of zorg.
4.5
Verkeer en vervoer
Openbaar vervoer Bij de provincie is het verzoek ingediend om aan de rand van de woonwijk Geerpark extra halteplaatsen te realiseren. Langzaam verkeer Voor het fietsverkeer is zowel in de noord-zuidrichting als in de oost-westrichting een fietsroute geprojecteerd. Hiermee is de wijk goed aangesloten op functionele en recreatieve verbindingen in zowel het landschap als de stad. De provincie en de gemeente hebben de ambitie om de nabijgelegen abdij en de daaromheen liggende landerijen meer recreatief te benutten. Bezien wordt of op termijn een oud abdijpad haaks op de Abt van Engelenlaan in ere kan worden hersteld. Gemotoriseerd verkeer De wijk is ontsloten door één centrale ontsluitingsweg. Via de aansluitingen Abt van Engelenlaan en de Tuinbouwweg wordt de wijk ontsloten op het omliggende wegennet. Er zijn geen doorgaande autoverbindingen naar de Priemsteeg en de Wolput. Binnen het plangebied Geerpark geldt voor alle wegen een maximum snelheid van 30 km/uur. In principe worden alle woningen in het gebied vanaf de centrale weg ontsloten. Uitzondering vormen de woningen die direct aan de Priemsteeg, de Hoprank of aan de Wolput staan De weg ligt op een aantal plaatsen langs de waterslinger, kruist de waterslinger en ligt aan twee zijden langs de parkkamer. De ontmoeting van de ontsluiting met de groenblauwe structuur bevordert de integrale beleving van de wijk. De centrale
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
29
wijkontsluitingsweg is onderscheidend van de andere wegen in profiel en materialisering. De woonstraten krijgen een groenere inrichting. Deze straten behoren bij het verblijfgebied van de woningen en dragen bij aan de mogelijkheden tot ontmoeten. Parkeren Uitgegaan is van een maximale loopafstand van 75 meter van een parkeerplaats tot woningen. De gehanteerde parkeernormen zijn opgenomen in navolgende tabel. Typologie
Parkeernorm
Rijwoningen
1,8 pp* per woning, waarvan 1,8 pp in de openbare ruimte.
Hoekwoningen
2,0 pp per woning, waarvan 1,0 pp in de openbare ruimte. In een aantal gevallen, zoals in 'de hoven' wordt 2,0 pp in de openbare ruimte gerealiseerd.
Twee onder één kapwoningen 2 ,0 pp per woning, waarvan 1,0 pp in de openbare ruimte. Vrijstaande woningen
2 ,0 pp, te realiseren op eigen terrein
Appartementen
1,8 pp te realiseren op eigen terrein, waarvan 0,8 pp openbaar toegankelijk.
* pp staat voor parkeerplaats Tabel 4.1 parkeernormen woongebied Geerpark Ten aanzien van de uitgangspunten.
parkeerplaatsen gelden de
volgende randvoorwaarden en
Overdekte parkeerplaatsen worden als volwaardige parkeerplaatsen meegeteld. Besloten parkeergarages gelden niet als volwaardige parkeerplaats. Een tweede parkeerplaats op eigen terrein moet vrij toegankelijk zijn. Dit betekent dat de auto’s de parkeerplaats moeten kunnen bereiken zonder dat de andere auto verplaatst moet worden. Er worden drie parkeerprincipes in de openbare ruimte gehanteerd: 1. parkeren in kleine insteekhavens langs de strokenverkaveling; 2. geconcentreerd parkeren in parkeerkamers tussen de bebouwing in de buitenrand van de hoven; 3. geconcentreerd parkeren nabij of onder appartementen. Het verdient aanbeveling om bij de realisering van geconcentreerde parkeeroplossingen voorzieningen voor electrische voedingen op te nemen. Hierdoor wordt elektrisch rijden ook mogelijk gemaakt voor huishoudens zonder een parkeerplaats op eigen kavel.
4.6
Landschappelijke structuur en biodiversiteit
De landschappelijke structuur van Geerpark bestaat uit: centraal gelegen parkkamer; de noord-zuid georiënteerde boomstructuren; de waterslinger
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
30
Centrale parkkamer Geerpark heeft in het centrum van de wijk een open groene ruimte ‘de parkkamer’. Deze parkkamer, omrand met een dubbele bomenrij, is een vanzelfsprekende aanvulling op de reeds aanwezige groene eenheden in het landschap zoals: Mariënkroon; het crematorium Maaslanden met daartegenover begraafplaats Onsenoort; de sportvelden. De parkkamer biedt met zijn droge en natte vegetatie een uitstekend habitat voor flora en fauna en vormt daarmee tevens het ecologisch hart van de wijk. Er wordt een separaat inrichtingsplan opgesteld. De parkkamer wordt ook ingezet voor de waterbergingsopgave. Noord-zuid georiënteerde boomstructuren In noord-zuidrichting is geïnspireerd op de houtwalstructuur uit het verleden een lijnvormig boomstructuur toegevoegd. De bomen onderstrepen het lineaire karakter van het landschap. Uitgangspunt is dat iedere lijn bestaat uit een onderscheidende boomsoort met een specifieke ecologische waarde. De boomstructuur is mede van belang voor vleermuizen in het gebied. Deze structuur wordt versterkt door de hagenstructuur op erfgrenzen. De variatie in beplanting versterkt zowel de identiteit van de stroken onderling als de ecologische waarde van het geheel. Waterslinger Watervoering en waterberging Tussen de landschappelijke structuur van parkkamer en bomenlijnen slingert in de orthogonale structuur van het landschap de waterslinger. Deze waterslinger verbindt in het zuidelijk deel inkomend water uit het westen met het stedelijke water van Vlijmen. Hetzelfde water stroomt in het noordelijk deel weer terug en verlaat het plangebied via het noordelijke deel. Geerpark en Vlijmen vormen in de toekomst één waterhuishoudkundige en ecologische eenheid. Waterhuishoudkundig is dit gebied aangehaakt op het (agrarische) buitengebied. De waterslinger heeft behalve een watervoerende functie derhalve ook een functie als waterberging. In de waterslinger loopt een stroompje dat zich vrij maakt van de orthogonaliteit. Ten aanzien van de waterslinger wordt uitgegaan van het volgende. Het bodemreliëf in de waterslinger is gevarieerd. Het waterpeil fluctueert afhankelijk van de neerslag. Het effect van het gevarieerde bodemreliëf laat zich vooral zien bij de wisselende waterstanden. Bij iedere waterstand verandert ook de beleving van de waterslinger. In droge tijden is er alleen een stroompje in de laagste delen van de slinger. Bij nattere tijden verbreedt de stroom en in zeer natte tijden kunnen er zelfs eilandjes ontstaan. Zo wordt de waterdynamiek maximaal zichtbaar. De dynamiek in waterstand vergroot de ecologische waarde van de bedding van de waterslinger. De centrale parkkamer maakt deel uit van de waterslinger en ondersteunt daarmee de waterbergingsopgave. _______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
31
Woonmilieus De groenblauwe strook is als slinger ontworpen. Hierdoor ontstaat een grote oeverlengte, waardoor een maximaal aantal woningen profiteert van de groenblauwe kwaliteit. Uitgangspunt is dat ieder dak in Geerpark is verbonden met het water dat door de wijk stroomt. Deze variatie draagt in belangrijke mate bij aan de duurzaamheid van het plan. Speelvoorzieningen De waterslinger biedt aanleidingen voor het opnemen van speelvoorzieningen. Ten zuiden van de entree voor fietsers vanaf de Priemsteeg is een lob aan de waterslinger voorzien speciaal voor speeldoeleinden. Deze waterspeelplaats ligt als schakel tussen de bestaande wijk en Geerpark. Ecologisch casco De combinatie groene parkkamer, boomstructuur en de waterslinger creëert een ecologische casco voor een zeer duurzame wijk met veel verschillende woonmilieus. De structuur biedt een geheel eigen identiteit en is landschappelijk verbonden met zijn omgeving. De uitwerking vormt een integrale ontwerpopgave, waarbij verdere verfijning mogelijk is.
4.7
Typering hoven, stroken en appartementencluster
Algemeen Het masterplan gaat uit van vier onderscheidende woonmilieus. hoven; stroken; appartementencluster Mommersteeg. Hoven In de oksels van de waterslinger liggen de hoven, grotendeels omringd door water. De hoven bestaan uit een kern van hoofdzakelijk geschakelde woningen en enkele vrijstaande bouwvolumes. Hoven lenen zich zo mogelijk voor collectief particulier opdrachtgeverschap. De hoven zijn als volgt herkenbaar. De doorgaande erfafscheiding langs de buitenrand (tuinmuur of vegetatiewand) gaat over in de gevels van de woningen. De erfafscheiding en de gevels van de woningen staan in één rooilijn en benadrukken eenheid. De hoven hebben een besloten karakter met een unieke invulling. De inrichting is sober en verwijst naar begroeiing en teelt in het land. Er is één bijzonder hof als besloten waterkamer voorzien. Het waterpeil in dit hof reageert op de hoeveelheid neerslag. Stroken Tussen de hoven liggen orthogonale stroken. Door een informele setting worden de stroken ontdaan van een te rigide lineaire uitstraling en wordt aan de stroken een onderscheidende identiteit gegeven. Ten aanzien van de stroken gelden de volgende uitgangspunten.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
32
In de stroken staan woningen niet in één rooilijn, maar verspringen juist. Woningen variëren in één of meerdere aspecten zoals: 1. ontwerp; 2. goothoogte; 3. kapvorm; 4. materialisering; en 5. kleur. Woningen zijn omgeven door gevarieerde hagen. AppartementenclusterMommersteeg Mommersteeg is gesitueerd tussen Wolput en de waterslinger. Dit gebied vormt een onderscheidende zelfstandige eenheid en onderscheid zich door: het monument Mommersteeg; nieuwe appartementenbebouwing; e n grondgebonden woningen. Het monument leent zich bij uitstek voor een (semi) publieke functie. De volgende enscenering is voorzien. De bebouwingseenheden zijn informeel en geclusterd geordend. Een kleinschalig plein of collectieve tuin liggen als schakel tussen het monument en de nieuwe bebouwing. De nieuwe bebouwing mag zowel met plat dak als kap worden uitgevoerd, gezien het industriële karakter van het monument.
4.8
Openbare ruimte
Er zijn verschillende niveaus in openbare ruimte te onderscheiden: eerste niveau: centrale parkkamer, bomenstructuren en waterslinger; tweede niveau: ontsluiting van de wijk; derde niveau: erfbeplanting van bebouwingseenheden; vierde niveau: inrichting van de verblijfsruimten. Eerste niveau Het hoogste (landschappelijke) niveau bestaat uit de parkkamer, bomenlijnen en de groene waterslinger. (Betekenis openbare ruimte in relatie tot duurzaam wonen). Deze openbare ruimte heeft een wijk overstijgende betekenis. De slinger verbindt de wijk immers met zowel het buitengebied als de stad en de parkkamer kan als één van de grote groene elementen in het landschap worden beschouwd. Ook functioneel hebben de parkkamer en de waterslinger een wijkoverstijgende betekenis. De parkkamer heeft een publieke functie die past in een regionaal netwerk van recreatieve voorzieningen en een ecologische betekenis voor dieren buiten de wijk en de waterslinger is een schakel in de waterhuishouding van zowel het landelijk gebied als Vlijmen. Tweede niveau Het tweede niveau in openbare ruimte bestaat uit de ontsluiting van de wijk. De hoofdontsluiting is herkenbaar aan profiel en materialisering (klinkers). Voor alle wegen geldt een maximum snelheid van 30 km /uur. De hoofdontsluiting heeft een onderscheidend profiel en inrichting. _______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
33
De woonstraten worden minder intensief gebruikt en zijn daardoor voorzien van een groenere inrichting met gedeeltelijk open verharding. Noord-zuid wegen zijn aan één zijde voorzien van bomen. Hierdoor ontstaan er ruimtelijk gezien stroken. Plaatselijk worden er bomenlijnen toegepast op erfgrenzen in de achterom. Parkeervoorzieningen worden uitgevoerd in open verharding. Derde niveau Het derde niveau in bebouwingseenheden.
de
openbare
ruimte
bestaat
uit
de
erfbeplanting
van
De stroken met kavels zijn herkenbaar aan de erfafscheiding. De erfafscheiding per strook bestaat uit hagen met één soort. Hofclusters kunnen een erfafscheiding hebben die bestaat uit steen, uit begroeiing of uit een combinatie van beiden. Bij hofclusters is de erfafscheiding een integraal onderdeel van de bebouwing. Vierde niveau Het vierde niveau van openbare ruimte is de inrichting van de verblijfsruimten: hoven; clusters; pleinen; tussenruimten; speelplekken. De inrichting van de clusters is geïnspireerd op thema’s. Ieder cluster heeft een eigen thema.
4.9
Fasering
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
34
Figuur 4.1 Beoogde fasering Ten behoeve van de fasering is een indeling gemaakt in ontwikkeleenheden. Deze indeling kan nader worden verfijnd. _______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
35
De volgende fasering is voorgestaan (opeenvolgend). Plandeel Plandeel Plandeel Plandeel
A en E. B en D (inclusief Mortelweg en deel parkkamer). F, G, H, en I en resterend deel parkkamer. C (het wijzigingsgebied).
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
36
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
37
Hoofdstuk 5 Realiserings- en uitvoeringsaspecten
5.1
Bodem
5.1.1
Algemeen
Normstelling en beleid Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient de bodemkwaliteit ter plaatse te worden onderzocht. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. De provincie hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging, dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht. Onderzoeken Voor de realisering van Geerpark zijn de volgende bodemonderzoeken verricht. Onderzoek Geerpark, fase 1, Tritium Advies B.V. , 12 november 2008; Verkennend bodemonderzoek , Tritium Advies B.V. , 2 december 2010; Verkennend bodemonderzoek Mortelweg (ong.) te Vlijmen, IDDS, 4 april 2011. Hierna wordt ingegaan op de bevindingen van de verrichte onderzoeken. 5.1.2
Geerpark
Onderzoek Tritium Advies B.V. heeft een bodemonderzoek verricht op de locatie Geerpark (Onderzoek Geerpark, fase 1, Tritium Advies B.V. , 12 november 2008). Het onderzoek is verricht in verband met de voorgenomen gefaseerde realisering van Geerpark. Het onderzoek kent de volgende doelstellingen: waterbodemonderzoek: het vastleggen van de milieuhygiënische kwaliteit van de waterbodem; infiltratieonderzoek: inzicht krijgen in de mogelijkheden van infiltratie van hemelwater; asfaltonderzoek: het bepalen van de teerhoudendheid van het asfalt op enkele _______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
38
wegen; asbestonderzoek: het bepalen of asbestverdacht materiaal binnen het plangebied aanwezig is op of in de bodem. Er is een vooronderzoek verricht. Op basis hiervan zijn de volgende deellocaties onderscheiden, waarvan wordt aangenomen dat de bodem verontreinigd is geraakt: A. B. C. D.
wasplaats locatie Mommersteeg; ondergrondse dieseltank en afgewerkte olietank Mommersteeg; achterterrein locatie Wolput 64A; olieverontreiniging Priemsteeg 25.
de overige locaties E, F en G worden als niet verdacht beschouwd. Bodemonderzoek Deellocatie A: wasplaats locatie Mommersteeg De meest verdachte grondlaag en het grondwater blijken zowel zintuiglijk als analytisch niet verontreinigd te zijn met de onderzochte stoffen. Deellocatie B: ondergrondse tanks locatie Mommersteeg De meest verdachte grondlagen zijn zintuiglijk niet verontreinigd met minerale olie. Het grondwater blijkt zowel zintuiglijk als analytisch niet verontreinigd te zijn met de onderzochte stoffen. Op 24 juni 2008 zijn de tanks verwijderd. Uit het evaluatierapport van de tanksanering blijkt dat geen verontreiniging met de onderzochte stoffen is aangetoond. Deellocatie C: achterterrein locatie Wolput 64A (asbest) Op het terrein Wolput 64 is reeds eerder asbesthoudend materiaal op het maaiveld aangetoond. Het materiaal komt plaatselijk, verspreid over het terrein voor. Op één locatie is naast asbest op het maaiveld ook asbest in de bodem aangetoond. Er wordt verwacht dat geen sprake is van een asbestconcentratie boven de interventiewaarde. Aanbevolen is het materiaal door middel van handpicking door een daartoe gespecialiseerd bedrijf te laten verwijderen. Deellocatie D: olieverontreiniging Priemsteeg 25 De olieverontreiniging is in de grond en het grondwater niet aangetroffen. Deellocatie E: onverdachte terreindeel voormalige bedrijfslocatie Mommersteeg In de zwak puinhoudende grond in het zuidelijke deel van de aanwezige bedrijfsgebouwen is een matige verontreiniging met PAK aangetroffen. De verontreiniging met PAK is niet afgeperkt en dient formeel nader onderzocht te worden. Het grondmengmonster blijkt tevens licht verontreinigd te zijn met zink. Hiervoor is geen nader onderzoek noodzakelijk. Verder zijn op de voormalige bedrijfslocatie van Mommersteeg in de grond ter plaatse van twee monsters verhoogde EOX-gehalten aangetoond ten opzichte van de streefwaarde. De gehalten overschrijden de waarde van 3,0 mg/kg ds niet. Verder onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
39
Op het overige deel van de voormalige bedrijfslocatie van Mommersteeg worden plaatselijk nog lichte verontreinigingen met PAK, koper, zink en olie aangetroffen, waarvoor geen nader onderzoek noodzakelijk wordt geacht. Deellocatie F: grootschalig onverdachte terrein (landbouwgebied) Ter plaatse van het landbouwgebied is op één plaats een lichte verontreiniging aangetroffen met olie en op één plaats een lichte verontreiniging met koper. Verder zijn er in de grond in dit gebied geen verontreinigingen met de onderzochte stoffen aangetroffen. Op één plaats (peilbuis 153; kadastraal perceel N4735) is in het grondwater een sterke verontreiniging met arseen aangetroffen. Na herbemonstering van het grondwater blijkt dat nog een lichte verontreiniging met arseen aanwezig is. Doordat in de grond geen bron voor de verontreiniging met arseen is aangetroffen, wordt er vanuit gegaan dat sprake is van een natuurlijke achtergrondwaarde. Het grondwater is over het algemeen licht verontreinigd met enkele metalen. Met name chroom wordt, verspreidt over een groot gebied, als lichte verontreiniging geconstateerd. Daarnaast wordt plaatselijk een lichte verontreiniging met per en xylenen aangetroffen. Een oorzaak van de lichte verontreinigingen kan niet worden gegeven. Gelet op de concentraties is nader onderzoek niet noodzakelijk. Voor de lichte verontreinigingen in de grond en in het grondwater wordt geen nader onderzoek noodzakelijk geacht. De sterke verontreiniging met arseen dient formeel nader onderzocht te worden. In het bodembeleidsplan van de gemeente is hierover het volgende opgenomen. In de gemeente Heusden worden in het grondwater vaak verhoogde gehalten aan de zware metalen chroom, zink en plaatselijk arseen aangetroffen. Dergelijke verhogingen komen voor in grote delen van de provincie Noord-Brabant. De oorzaak van de verhogingen is dat de aanwezige humus- en lutumarme zandgronden niet in staat zijn zware metalen te binden aan de bodemmatrix, met als gevolg verrijking van het grondwater met zware metalen. Sanering van deze diffuse verontreiniging is niet zinvol. Indien verhoogde gehalten (>streefwaarden) zijn ontstaan zonder een eenduidige oorzaak, haard en/of bron dan stelt de provincie Noord-Brabant dat de contour van het geval van bodemverontreiniging niet op het niveau van de streefwaarden, maar op het niveau van de verhoogde gehalten (achtergrondgehalten) wordt gelegd. Hierbij dient wel in acht te worden genomen dat het grondwater niet geschikt is voor consumptief gebruik, reiniging of beregening, proces- of koelwater en toepassing in de productiesfeer. Geconcludeerd wordt dat nader onderzoek naar arseen niet nodig is, vanwege de natuurlijke achtergrond concentratie. Deellocatie G1: Mommersteeg (weggedeelte), noordelijke deel De grond onder de weg blijkt plaatselijk licht verontreinigd met minerale olie. Verder zijn geen verontreiniging met de onderzochte stoffen aangetroffen. Het grondwater is, gelet op de doelstelling van het onderzoek, niet onderzocht. Nader onderzoek naar de lichte verontreiniging met minerale olie wordt niet noodzakelijk geacht.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
40
Deellocatie G2: Mommersteeg (weggedeelte), noordelijke deel De bovengrond blijkt niet verontreinigd te zijn met de onderzochte stoffen. Het grondwater is, gelet op de doelstelling van het onderzoek, niet onderzocht. Waterbodemonderzoek Uit de analyseresultaten blijkt dat de waterbodem: van de brede sloten binnen het plangebied (kadastraal N730, N734 en N727) voldoet aan klasse 1; ter plaatse van het meest zuidwestelijke gelegen deel van de sloot (kadastraal N727) voldoet aan klasse 2; ter plaatse van de sloot ten noorden van het plangebied voldoet aan klasse O. Klasse 0 baggerspecie kan worden toegepast zonder restricties. Klasse 1 baggerspecie mag op het aangrenzende perceel worden verspreid. Hiervoor geldt geen maximale afstand. Klasse 2 baggerspecie kan worden verspreid op de aangrenzende percelen tot maximaal 20 meter afstand van de watergang. De verspreiding mag niet plaatsvinden in onevenredige hoeveelheden, waardoor de functie van de ontvangende bodem in het gedrang kan komen. Daarnaast dient de specie zo snel mogelijk na het op de kant zetten gelijkmatig te worden verspreid. Infiltratieonderzoek Uit het infiltratieonderzoek kan geconcludeerd worden dat: infiltratie van een (zeer) beperkte hoeveelheid hemelwater in de onverzadigde zone ter plaatse van alle meetpunten mogelijk zou kunnen zijn; infiltratie van substantiële hoeveelheden hemelwater slechts ter plaatse van 7 van de 20 (35%) meetpunten van nature mogelijk is; infiltratie van grote hoeveelheden hemelwater in de onverzadigde zone (bijvoorbeeld na structuurverbeterende maatregelen) naar verwachting niet leidt tot een meetbare stijging van de freatische grondwaterspiegel. De doorlatendheid van de verzadigde zone is binnen het plangebied te classificeren als "goed" tot "zeer goed". Wanneer substantiële hoeveelheden hemelwater geïnfiltreerd dienen te worden in de onverzadigde zone binnen het plangebied, dan is het op de meeste plaatsen noodzakelijk om het oorspronkelijke bodemprofiel tot aan de freatische grondwaterspiegel (gemiddeld peil) te verbeteren. Dit kan plaatsvinden door bijvoorbeeld een combinatie van het verwijderen van leemlagen en het aanvoeren van goed doorlatend materiaal zoals drainagezand. Tijdens het uitgevoerde infiltratieonderzoek in april en mei 2008 varieerde de grondwaterstand in de peilbuizen tussen de 0,47 en 1,55 m-mv. Omdat de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) zich mogelijk ondieper bevindt, kan het noodzakelijk blijken om de locatie voorafgaand aan de geplande nieuwbouw voldoende op te hogen. Op deze wijze wordt de drooglegging verbeterd en neemt de dikte van de eventueel voor infiltratie te benutten onverzadigde zone toe. Omdat de keuze voor een bepaald type infiltratievoorziening op dit moment nog niet vast staat, wordt in algemene zin opgemerkt dat het ontwerpen en het aanleggen van
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
41
infiltratievoorzieningen door een op dit gebied ervaren specialist uitgevoerd moet worden. Het opstellen van een nader plan van aanpak (detailtekening en -berekening), het toepassen van grondverbetering en het realiseren van onderhoudsvoorzieningen maken in de regel onderdeel uit van deze werkzaamheden. Op deze wijze moet voorkomen worden dat de toekomstige infiltratievoorziening onjuist gedimensioneerd is, onvoldoende functioneert of dat de infiltratiecapaciteit na verloop van tijd te snel en te veel terugloopt. Asfaltonderzoek Uit de resultaten van de visuele beoordeling van de asfaltkernen met een PAK-marker blijkt dat de toplaag, met uitzondering van één boorkern (W9) vermoedelijk bestaat uit teerhoudend asfalt. Ter plaatse van één asfaltkern (W9) is een laagje niet teerhoudend asfalt aanwezig van circa 2 cm met daaronder een vermoedelijk teerhoudend laagje van circa 1 cm. Asbestonderzoek Ter plaatse van het zandpad is zintuiglijk en analytisch geen asbest aangetoond op het maaiveld en in de bodem. Aangenomen wordt derhalve dat de bodem niet verontreinigd is met asbest. Conclusie Er zijn op basis van het onderzoek geen beperkingen ten aanzien van het voorgenomen gebruik van de locatie. 5.1.3
Mommersteeg
Verkennend bodemonderzoek Wolput 72 Onderzoek Op basis van het vooronderzoek wordt de locatie als niet-verdacht beschouwd. Er is in 2009 door Tritiumadvies is een verkennend bodemonderzoek verricht (verkennend bodemonderzoek Wolput 72 te Vlijmen, Tritiumadvies , 2 december 2010). Uit de resultaten van het vooronderzoek, de veldwerkzaamheden en de uitgevoerde analyses wordt het volgende geconcludeerd: Zintuiglijk zijn tijdens de uitvoering van het veldwerk in de grond bijmengingen aangetroffen met puin en kooldeeltjes. Na vergelijking van de onderzoeksresultaten met de geldende achtergrond-, streefen interventiewaarden blijkt dat de bovengrond licht verontreinigd is met kwik. De ondergrond blijkt licht verontreinigd te zijn met lood. In het grondwater zijn verontreinigingen aangetoond. De licht verontreiniging met kwik en lood in de grond zijn in tegenspraak met de hypothese dat de onderzoekslocatie niet-verdacht is. De aangetroffen gehaltes zijn dermate laag, dat nader onderzoek hiernaar niet noodzakelijk wordt geacht. Het grondwater is niet verontreinigd met de onderzocht stoffen. Op het westelijk deel van de onderzoekslocatie is in het verleden een ondergrondse tank in gebruik geweest. Zowel zintuiglijk als analytisch zijn geen verontreinigingen met minerale olie aangetroffen. Er wordt verwacht dat er geen bodemverontreiniging is ontstaan als gevolg van de aanwezigheid van een ondergrondse tank. Conclusie
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
42
De onderzoeksresultaten leveren geen beperkingen op ten aanzien van het voorgenomen gebruik van de locatie en vormen geen belemmering voor de voorgenomen bestemmingsplanwijziging. Er is geen aanvullend bodemonderzoek herontwikkeling van Mommersteeg.
noodzakelijk
ten
behoeve
van
de
Rapport aanvullend verkennend en nader bodemonderzoek chemisch en asbest Door Koenders & Partners adviseurs en procesmanagers bv is na de sloopwerkzaamheden van de bedrijfsgebouwen een aanvullend verkennend en nader bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van het herontwikkelingsgebied Geerpark (voormalige bedrijfslocatie Mommersteeg). Het concept van deze rapportage (editie 30 mei 2011) wordt momenteel beoordeeld door de gemeente. De resultaten worden bij het ontwerp van het bestemmingsplan verwerkt. 5.1.4
Perceel Meijer
Onderzoek In verband met realisering van Geerpark wordt ook dit perceel ontwikkeld. Er is een verkennend bodemonderzoek verricht (verkennend bodemonderzoek Mortelweg ong. Vlijmen, IDDS, 4 april 2011). Op basis van het onderzoek wordt het volgende geconcludeerd. Bovengrond In de bovengrond zijn zeer plaatselijk bijmengingen met bodemvreemd materiaal waargenomen. Er zijn geen asbestverdachte materialen aangetroffen. De bovengrond met bijmengingen is licht verontreinigd met lood en zink en is niet verontreinigd met overige zware metalen, PCB's, PAK en minerale olie. De zintuiglijk schone bovengrond is niet verontreinigd met onderzochte zware metalen, PCB's, PAK en minerale olie. Ondergrond In de ondergrond zijn geen bijmengingen aangetroffen met bodemvreemd materiaal. De ondergrond is niet verontreinigd met onderzochte zware metalen, PCB's, PAK en minerale olie. Grondwater Het grondwater is licht verontreinigd met barium, cadmium, koper, nikkel en zink en is niet verontreinigd met overige onderzochte zware metalen, vluchtige aromaten, VOCI en minerale olie. Conclusie Er zijn op basis van het onderzoek geen beperkingen ten aanzien van het voorgenomen gebruik van de locatie. De onderzoeksresultaten tonen een overschrijding aan van de betreffende achtergrondwaarden (grond) en streefwaarden (grondwater). De gemeten waarden zijn dermate gering dat aanvullend onderzoek naar het voorkomen van stoffen in de bodem op het perceel niet noodzakelijk is.
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
43
5.1.5
Overige locaties
Naast de ontwikkeling van Geerpark worden in verband met een logische begrenzing ook aangrenzende, met name woonpercelen betrokken in dit bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is voor deze gronden consoliderend van aard. Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Voor de overige locaties is actualisering van de bestemmingsregeling aan de orde. Het bestemmingsplan voorziet niet in rechtstreeks mogelijk gemaakte nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Bodemonderzoek is dan ook niet uitgevoerd voor de overige locaties. 5.1.6
Eindconclusies
Ten aanzien van het aspect bodem geldt dat vooralsnog geen belemmeringen aanwezig zijn voor de ontwikkeling van de projecten Geerpark, Mommersteeg en Meijer. Ook voor wat betreft de actualisering zijn geen belemmeringen aan de orde.
5.2
Toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten
Algemeen In deze paragraaf wordt ingegaan op de milieuaspecten van de in en in de nabijheid van het plangebied aanwezige bedrijven. Onderscheid wordt gemaakt in bedrijven, horeca en overige voorzieningen (zoals sportvelden). Milieuzonering Milieuzonering is in de ruimtelijke ordening “het rekening houden met milieuhinder van bedrijven en andere functies ten opzichte van milieugevoelige functies”. Aan de randen van de beoogde woonwijk Geerpark zijn diverse (bedrijfs)functies aanwezig. De positionering van deze functies ten opzichte van elkaar moet zodanig zijn, dat de gebruikers van de ene functie geen hinder ondervinden van de naastgelegen functie(s). Om de gemeenten een handreiking te bieden voor een verantwoorde inpassing van bedrijvigheid in haar fysieke omgeving of van gevoelige functies nabij bedrijven, is door de VNG de publicatie “ bedrijven en milieuzonering (geactualiseerde uitgave 2009) opgesteld. In deze uitgave is een bedrijvenlijst opgenomen, die informatie geeft over de milieukenmerken van typen bedrijven. Vervolgens wordt in de lijst op basis van een aantal factoren (waaronder geluid, gevaar en verkeer) een indicatie gegeven van de richtafstanden tussen bedrijfstypen en het omgevingstype waarmee gemeenten bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening kunnen houden. Deze afstand is gebaseerd op de grootste indicatieve afstand ten opzichte van een rustige woonwijk. Zoals ook in de VNG-publicatie is aangegeven en in vaste jurisprudentie is bevestigd, kan voor andere gebiedstypen worden afgeweken van deze richtafstanden. De lijst is algemeen geaccepteerd als uitgangspunt bij het opstellen van bestemmingsplannen. Het woongebied Geerpark wordt ontworpen als een rustige woonwijk. De zuidelijke rand van het plangebied (de Wolput) is gedeeltelijk in het plangebied betrokken. Dit betreft een bebouwingslint gelegen nabij de drukke rijksweg A59. Voor wat betreft de toepassing van de richtafstanden uit de VNG-brochure kan daarom worden uitgegaan van de richtafstanden die gelden voor een gemengd gebied (gebied met
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
44
functiemenging). Afwijken van richtafstanden is in het woongebied Geerpark zelf niet aan de orde. Toetsing Plangebied In het plangebied zijn, behoudens enkele maatschappelijke voorzieningen in de centrale parkkamer en het monumentale gebouw Mommersteeg, geen bedrijfsfuncties voorzien. Ten aanzien van de maatschappelijke functies is van belang dat bij de situering rekening wordt gehouden met de relatie tot de beoogde woningen, zodat hinder kan worden voorkomen. Overigens zullen het functies zijn die passen in een woongebied. Daarnaast zijn in het plangebied, ingevolge jurisprudentie aan-huis-gebonden-beroepen binnen de reguliere woonbestemmingen (in zekere mate) toegestaan. In Heusden - en daarmee in Geerpark - worden ook kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in dezelfde beperkte omvang zoals aan-huis-gebonden-beroepen aanvaardbaar geacht. Omgeving plangebied In de omgeving van het plangebied liggen diverse functies, waarmee bij de realisering van het woongebied mogelijk rekening moet worden gehouden. Het gaat om: diverse bedrijven aan de Wolput; bloemkwekerij de Mortel (Wolput 94); sportpark Haarsteeg (aan de Priemsteeg). De afstand van het beoogde woongebied tot aan Bedrijventerrein Het Hoog II is zo groot dat hiervan geen hinder hoeft te worden verwacht. De activiteiten van de agrarische bedrijven aan de Priemsteeg worden ten behoeve van de ontwikkeling van het woongebied beëindigd. Diverse bedrijven Wolput Aan de Wolput, de zuidrand van het plangebied, zijn diverse (bedrijfs)functies gevestigd te midden van woningen, zoals een transportbedrijf en een kinderdagverblijf. Er is hier duidelijk sprake van een gemengd gebied. De bedrijven in dit lint zijn hier van oudsher gevestigd, daarnaast ondervindt het gebied hinder van de nabijgelegen rijksweg A59. De bedrijfsvoering van de aanwezige bedrijven is afgestemd op de naastgelegen woningen. De eerste woningen in het nieuwe woongebied liggen op circa 50 meter vanaf het lint. De gemeente verwacht daarom dat er vanwege de verschillende functies aan de Wolput geen belemmeringen aanwezig zijn voor het beoogde woongebied. Ook zullen deze bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt door het nieuwe woongebied. Bloemkwekerij de Mortel Voor een glastuinbouwbedrijf geldt op grond van het Besluit glastuinbouw een afstand van 50 m geldt ten opzichte van woningen van derden. De afstand van de kassen tot aan het beoogde woongebied bedraagt ruim f. Het bedrijf vormt daarom geen belemmering voor de realisering van het woongebied. Evenmin wordt het bedrijf belemmerd door de beoogde woningbouw. Sportpark de Haarsteeg Ten oosten van de locatie, aan de Priemsteeg, bevindt zich een sportpark. Het sportveldencomplex omvat enkele voetbalvelden en korfbalvelden , beide met verlichting, en parkeervoorzieningen. Voor een veldsportcomplex met verlichting geldt een _______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
45
richtafstand van 50 meter. Belangrijke milieuaspecten zijn geluid, verkeersaantrekkende werking en visuele hinder afkomstig van de lichtmasten. Tussen het sportpark en de beoogde woonwijk wordt een brede groengordel, van circa 50 m breed, aangelegd. Aan de richtafstand wordt dan ook voldaan. Ten aanzien van de lichtmasten is van belang dat de lichtbundels van de dichtstbijzijnde lichtmasten van het plangebied zijn afgekeerd. Hinder is dan ook, mede gelet op de te realiseren groengordel, niet te verwachten. Conclusie De in het plangebied en omgeving aanwezige (bedrijfs) functies vormen geen belemmering voor de realisering van het beoogde woongebied. Evenmin worden deze functies in de bedrijfsvoering beperkt. Een en ander is in de regeling bevestigd.
5.3
Externe veiligheid
Algemeen De doelstelling van het (externe) veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woonen leefomgeving door het beheersen van risico's van industriële activiteiten met opslag en transport van gevaarlijke stoffen. Het beleid is er op gericht te voorkomen dat er te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. De overheid stelt grenzen aan de grootte van externe veiligheidsrisico's, die de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gebieden beïnvloeden. Gevaarlijke stoffen komen voor bij risicovolle bedrijven, waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen inclusief de bijbehorende regeling van toepassing is en bij vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor, weg of buisleiding. Voor het transport van gevaarlijke stoffen over weg, het binnenwater of het spoor is de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen van 4 augustus 2004 van toepassing. Voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van bestaande aardgastransportleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen van 24 juli 2010 van toepassing. Het besluit is op 1 januari 2011 in werking getreden. De risicobenadering externe veiligheid kent twee begrippen om het risiconiveau voor activiteiten met gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving aan te geven. Dit zijn het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In de wet- en regelgeving is het groepsrisico niet vervat in een vaste grenswaarde of norm. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht, waarbij de oriëntatiewaarde moet worden gezien als richtlijn. Risicovolle bedrijven Plaatsgebonden risico Aan de westzijde van het plangebied ligt op circa 800 meter van het plangebied een risicovolle inrichting. Deze inrichting veroorzaakt geen plaatsgebonden risico hoger dan 10-6 per jaar. Daarmee wordt voldaan aan de grenswaarde.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
46
Figuur 5.1 Het plaatsgebonden risico van Alliance B.V. (rood=10-6/jaar, geel=10-7/jaar, groen=10-8/jaar): Groepsrisico Een deel van het plangebied Geerpark is gelegen binnen het invloedsgebied (een cirkel met een straal van 1660 meter) van de inrichting. Echter het plangebied ligt niet binnen de 10-8 contour veroorzaakt door het bedrijf. Berekeningen zullen geen meerwaarde hebben, omdat ervaring uitwijst dat de bijdrage van het te ontwikkelen plangebied niet zichtbaar zal zijn als toename. Verder zijn in de omgeving van het plan geen andere risicovolle inrichtingen gelegen die van invloed kunnen zijn op het plangebied Vervoer van gevaarlijke stoffen Plaatsgebonden risico Aan de zuidkant van het plangebied ligt de A59, waarover gevaarlijke stoffen worden
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
47
vervoerd. Deze transportroute veroorzaken geen plaatsgebonden risico hoger dan 10-6 per jaar. Daarmee wordt voldaan aan de grenswaarde. Groepsrisico Het deel van het plangebied Geerpark dat binnen het invloedsgebied voor het groepsrisico valt, is zeer beperkt. Ook hier geldt dat het te ontwikkelen plangebied valt buiten de 10-8 contour en dat uit berekeningen geen toename van het groepsrisico zichtbaar zal worden. Dat betekent dat de vaststelling van het bestemmingsplan niet leidt tot een toename van het groepsrisico, veroorzaakt door de snelweg. Verantwoorden groepsrisico De gemeente Heusden heeft de ambitie om haar inwoners een veilige omgeving te bieden. Het beleid is erop gericht om de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van een risicovol bedrijf en een snelweg, echter buiten de 10-8 contour. Verantwoording van het groepsrisico heeft daarom uitsluitend beperkt plaatsgevonden. In de uitwerking van het bestemmingsplan zullen maatregelen worden getroffen ter beperking van de risico's. Het betreft: Bij het inrichten en aanleggen van infrastructuur zal worden voorzien in voldoende mogelijkheden voor aanwezige personen om het gebied te ontvluchten. De vluchtroute is zo veel mogelijk van de bron af gericht. Door goede risicocommunicatie aan de bewoners en gebruikers kan hen een handelingsperspectief worden geboden in geval van een incident. Hierdoor wordt de zelfredzaamheid vergroot. Met deze maatregelen wordt het restrisico aanvaardbaar geacht.
5.4
Archeologie
5.4.1
Onderzoeken
De volgende onderzoeken zijn verricht: Archeologisch bureauonderzoek Plangebied Geerpark te Vlijmen, BAAC V-07.0222, juni 2007; Archeologisch inventariserend veldonderzoek, verkennende fase, BAAC, rapport V-08.0002, 6 maart 2008; Inventariserend veldonderzoek door middel van Proefsleuven, BAAC, rapport A-09.0122, juli 2009; Inventariserend veldonderzoek (verkennende fase), BAAC, rapport V-10.0198, 10 september 2010; Selectieadvies Archeologische Monumentenzorg Wolput 90-92, Archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) 28 juli 2010; Archeologisch bureauonderzoek en inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase, IDDS, 18 mei 2011; 5.4.2
Geerpark
Onderzoek Archeologisch bureauonderzoek Plangebied Geerpark te Vlijmen, BAAC V-07.0222, juni 2007;
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
48
In 2007 heeft BAAC een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor het plangebied Geerpark. Het gebied is begrensd door de Tuinbouwweg, Priemsteeg, bebouwing van de woonwijk Vijfhoeven en het buitengebied.
Onderzoek
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
49
Het onderzoeksgebied heeft op basis van het bureauonderzoek een middelhoge specifieke archeologische verwachting. De verwachting betreft vondstmateriaal en of sporen vanaf het Laat-Paleolithicum, met de nadruk op vondsten en/of sporen uit de Ijzertijd en mogelijk ook de Bronstijd of Romeinse tijd. Ook kunnen vondsten en/of sporen uit de Late Middeleeuwen aanwezig zijn die samenhangen met de laatmiddeleeuwse ontginning van het gebied. Deze verwachting hangt samen met de aanwezigheid van een Ijzertijd-site pal naast het plangebied, in een soortgelijke geomorfologische eenheid (dekzandvlakte) en de laat-middeleeuwse ontginningsactiviteiten in het plangebied en omgeving. Uit de Vroege Middeleeuwen worden geen vondstmateriaal verwacht. Conclusie Voor de locatie geldt een middelhoge verwachting op het aantreffen van vindplaatsen uit de Ijzertijd en Late Middeleeuwen. Er is daarom vervolgonderzoek noodzakelijk in de vorm van booronderzoek. Archeologisch inventariserend veldonderzoek, verkennende fase, BAAC, rapport V-08.0002, 6 maart 2008 Onderzoek In 2008 heeft BAAC een inventariserend veldonderzoek (IVO, verkennende fase) uitgevoerd voor Geerpark. Uitvoering van het verkennend veldonderzoek volgt op het bureauonderzoek van 2007 en omvat het zelfde plangebied. In vrijwel het hele plangebied met uitzondering van het meest zuidelijke deel en het bebouwde deel aan de Wolput, bestaat de bodem uit een 30 tot 50 cm dikke bouwvoor die direct over gaat in de ongeroerde grond (AC-profiel). Deze bodem is als gooreerdgrond geïnterpreteerd. Waarschijnlijk was het eerder een veldpodzolgrond waarvan de oorspronkelijke podzol-B bij de ontginning is verdwenen. In vrijwel alle boringen bleek het zand in de C-horizont matig tot slecht gesorteerd, en daarmee verspoeld te zijn. In het meest zuidelijke van het plangebied is sprake van in situ verstoven zand en een deels intact bodemprofiel. Het betreft vermoedelijk een dekzandrug, dan wel een flank of uitloper daarvan. Ten noorden van Wolput 72 is een hoge enkeerdgrond aanwezig. Conclusie In de zone waar een dekzandrug en waar enkeerdgronden zijn aangetroffen, is vervolg onderzoek nodig in de vorm van een waarderend veldonderzoek door middel van proefsleufonderzoek. Een controlesleuf kan aangelegd worden bij de vermoedelijke IJzertijdsite, omdat eventuele diepere grondsporen, zoals paalsporen of waterputten nog in de grond aanwezig kunnen zijn. Inventariserend veldonderzoek door middel van Proefsleuven, BAAC, rapport A-09.0122, juli 2009 Onderzoek In 2009 heeft BAAC in opdracht van de gemeente Heusden een inventariserend veldonderzoek (IVO) uitgevoerd binnen het plangebied Geerpark te Vlijmen. Het IVO betrof een inventariserend veldonderzoek door middel van het graven van proefsleuven (IVO-P).
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
50
Het onderzoeksgebied bevindt zich ten westen van de woonwijk ‘Vijfhuizen’ te Vlijmen en bestaat uit twee deelgebieden: zone A waarin 3 proefsleuven zijn aangelegd; zone B waarin 1 proefsleuf is aangelegd.
Alle archeologische sporen zijn gevonden in zone A. De archeologische sporen bestonden uit greppels/sloten, paalkuilen en kuilen. De greppels zijn opgevuld met recent materiaal en lagen in alle drie de werkputten van zone A verspreid over het vlak. De paalsporen waren tot geringe diepte bewaard. Ze zijn aangetroffen in de meest noordelijke en middelste werkputten (2 en 3). Werkput 4 is aangelegd om de zuidelijke begrenzing van de verspreiding van paalsporen te bepalen.
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
51
De aangetroffen greppels danwel sloten zijn vermoedelijk middeleeuws. Ze behoren waarschijnlijk tot het middeleeuws verkavelingpatroon, dat ontstaan is bij de ontginning van het gebied. De paalsporen en kuilen zijn moeilijk te dateren vanwege het gebrek aan vondsten. Conclusie Op basis van: het gebrek aan vondsten; de geringe diepte van de aangetroffen sporen; onduidelijkheid over de aard van de sporen wordt vervolgonderzoek voor de onderzoekslocatie niet geadviseerd. Inventariserend veldonderzoek 10 september 2010
(verkennende
fase),
BAAC,
rapport
V-10.0198,
In 2010 heeft BAAC in opdracht van de gemeente Heusden een inventariserend veldonderzoek (IVO) door middel van boringen uitgevoerd binnen het plangebied Geerpark te Vlijmen. Het plangebied wordt begrensd door de Priemsteeg, landbouwgebied en een woonwijk.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
52
In het merendeel van het plangebied bestaat de bodem uit circa 50 cm dikke bouwvoor die direct over gaat in de ongeroerde grond (A/C-profiel). Deze bodem is als gooreerdgrond geïnterpreteerd. Waarschijnlijk was het eerder een veldpodzolgrond waarvan de oorspronkelijke podzol-B bij de ontginning is verdwenen. In vrijwel alle boringen bleek het zand in de C-horizont lemig en/of slecht gesorteerd te zijn, hetgeen duidt op verspoeling.
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
53
Het gebied lijkt landschappelijk gezien te nat te zijn geweest voor vestiging. Bovendien is de bovenkant van de oorspronkelijke bodem verdwenen. Derhalve wordt vervolgonderzoek niet noodzakelijk geacht. Op basis van het bureauonderzoek Van Putten (2007) en het eerder uitgevoerde veldonderzoek (Archeologisch inventariserend veldonderzoek, verkennende fase, BAAC, rapport V-08.0002, 6 maart 2008) en onderhavig veldonderzoek wordt een vervolgonderzoek niet noodzakelijk geacht. 5.4.3
Mommersteeg
Onderzoek De herontwikkeling van Mommersteeg is betrokken in het archeologisch onderzoek voor Geerpark. 5.4.4
Perceel Meijer
Onderzoek Het plangebied ligt direct ten oosten van de Mortelweg en omvat circa 2.115 m2. Archeologisch onderzoeksbureau Becker & Van de Graaf bv, onderdeel van de IDDS-groep, heeft een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO) verkennende fase door middel van boringen uitgevoerd aan de Mortelweg perceel N 4164 in Vlijmen, gemeente Heusden. Resultaten Op basis van het bureauonderzoek werd verwacht dat op het dekzand vanaf de Late Ijzertijd of de Vroeg Romeinse tijd een veenpakket zou zijn ontstaan en dat dat veen in de Late Middeleeuwen, vanaf het begin van de 12e eeuw, is ontgonnen. In de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd zou het veenpakket mogelijk deels vergraven zijn en/of vermengd geraakt met de top van het dekzand. In de top van het dekzand werden archeologische resten uit het Paleolithicum tot en met de Late Ijzertijd of Vroeg-Romeinse tijd verwacht. De verwachting op archeologische resten uit de Midden Romeinse tijd tot en met de Late Middeleeuwen (t/m de 11e eeuw) is laag. In en direct onder het (vergraven) veen werden resten uit de Late Middeleeuwen vanaf de 12e eeuw en de Nieuwe tijd verwacht. Uit de resultaten van het veldonderzoek blijkt dat het veenpakket inderdaad is vermengd met zand, vermoedelijk de top van het dekzand. Dit pakket heeft een dikte van 50-70 cm. De top van het dekzand is daarbij vermoedelijk (gedeeltelijk) in het veenpakket opgenomen. In de top van de C-horizont onder het vermoedelijke plaggendek kunnen archeologische resten voorkomen uit het Paleolithicum tot en met de Late Ijzertijd of de Vroeg Romeinse tijd. Deze resten zullen naar verwachting vooral bestaan uit concentraties vuursteen en uit de perioden Neolithicum tot en met Vroeg Romeinse tijd mogelijk ook aardewerk. Aanbevelingen Tijdens het onderzoek is geconstateerd dat in het gehele plangebied een hoge bruine enkeerdgrond aanwezig is, die vermoedelijk is ontstaan door het vermengen van een voormalig afdekkende veenlaag met het ondergelegen dekzand. In de top van het dekzand, voornamelijk in de humueuze bovengrond, kunnen archeologische resten
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
54
voorkomen uit het Laat-Paleolithicum tot en met de Late Ijzertijd of Vroeg Romeinse tijd. Deze mogelijk aanwezige resten zullen als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling geheel worden verstoord. Omdat de eventuele resten naar verwachting vooral zullen bestaan uit concentraties van vuursteen en eventueel aardewerk, wordt geadviseerd een vervolgonderzoek uit te voeren in de vorm van een karterend booronderzoek. Conclusie Op basis van het booronderzoek wordt geadviseerd om in het gehele plangebied een karterend veldonderzoek uit te laten voeren in de vorm van proefsleuven, waarbij de sleuven worden aangelegd in de top van de C-horizont, op 50 tot 70 cm diepte. 5.4.5
Overige locaties
Naast de ontwikkeling van Geerpark worden in verband met een logische begrenzing ook aangrenzende, met name woonpercelen betrokken in dit bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is voor deze gronden consoliderend van aard. Er is voor deze percelen geen archeologisch onderzoek verricht. Ter plaatse zijn geen indicatieve archeologische waarden gekarteerd. Het is daarom op dit niet bekend of ter plaatse te beschermen archeologische waarden aanwezig zijn. Ter plaatste van de overige locaties zijn geen ontwikkelingen voorzien. En wordt volstaan met vigerende bouwmogelijkheden. Bij het ontwerp van het bestemmingsplan wordt bezien of archeologische waarden te verwachten zijn en of planologische bescherming daarvan gewenst is. 5.4.6
Selectieadvies
Voor de diverse onderzoeksgebieden wordt een selectieadvies opgesteld. Het selectieadvies is bij het ontwerp van het bestemmingsplan beschikbaar. Voordat dit besluit genomen is, kunnen geen bodemverstorende activiteiten of activiteiten die voorbereiden op bodemverstoringen plaatsvinden. 5.4.7
Eindconclusie
De reeds verrichte archeologische onderzoeken en uitgevoerde vervolgonderzoeken Voor Geerpark en Mommersteeg tonen aan dat er geen belemmeringen bestaan voor de ontwikkeling van Geerpark / Mommersteeg. Voor perceel Meijer en de overige locaties waarvoor een consoliderende regeling is voorzien, wordt bij het ontwerp bestemmingsplan een eindconclusie opgenomen.
5.5
Monumenten
In het plangebied staat het volgende rijksmonument. Wolput 72a, (Mommersteeg). De gemeente streeft naar behoud en bescherming van dit rijksmonument.
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
55
5.6
Natuur
5.6.1
Onderzoeken
De volgende onderzoeken zijn verricht: Flora- en faunaonderzoek Geerpark, Vlijmen, Croonen Adviseurs, 16 april 2010; Expert judgement vleermuisonderzoek Geerpark Vlijmen, Zoogdierenvereniging, 22 september 2010. 5.6.2
Geerpark
Onderzoek In 2010 is door Croonen Adviseurs een flora en fauna onderzoek (Flora en Fauna onderzoek Geerpark Vlijmen, Croonen adviseurs 16 april 2010) verricht. Op basis van dit onderzoek wordt geconstateerd dat het onderzoeksgebied een habitat biedt voor een aantal (algemene) beschermde soorten. Vleermuizen In het onderzoeksgebied zijn vier soorten vleermuizen waargenomen, die het plangebied voornamelijk als vliegroute en foerageergebied gebruiken. Een deel van het open landschap zal verdwijnen met de realisering van de plannen. Dit heeft een effect op het foerageergebied van de rosse vleermuis. Er wordt echter verwacht dat er geen negatieve effecten op de populatie of de vaste verblijfplaats ontstaan. De waterweg kan zowel voor de rosse vleermuis als voor de andere drie vleermuissoorten nieuw foerageergebied en/of nieuwe vliegroutes betekenen, mits er geen lichtverstoring is. Compensatie is dan niet aan de orde. Aangezien er een woonwijk met infrastructuur gerealiseerd zal worden, zal de verlichting in het gebied aanzienlijk toenemen. Verlichting van vliegroutes kan een significant negatief effect hebben op het gebruik ervan door alle soorten vleermuizen. Er moeten daarom mitigerende maatregelen getroffen worden ten opzichte van lichtverstoring. Mitigerende maatregelen kunnen bestaan uit: zo weinig mogelijk straatverlichting aan brengen langs de bestaande vliegroutes en de waterslinger; verlichting gebruiken met lage armaturen met wit of geel licht die naar beneden uitstralen, of verlichting aan de kant van de vliegroutes en foerageergebieden aan een kant afdekken; geen groen licht gebruiken, aangezien dit verstorend werkt op vleermuizen; vliegroutes en foerageergebieden beschermen tegen lichtuitstraling vanuit de huizen door bomenlanen en struweel tussen de huizen en de routes aan te planten, zodat (een deel van) het licht tegengehouden wordt. Vogels In totaal zijn 50 soorten als broedvogel vastgesteld. Van deze soorten komen er tien voor op de Rode Lijst van bedreigde en kwetsbare vogelsoorten in Nederland. De huismus is de enige soort die beschermd is onder de Flora- en faunawet en compensatieplichtig. De huismus broedt buiten het plangebied aan de Wolput. Er wordt geen negatief effect verwacht op deze soort met het realiseren van de plannen. Compenserende maatregelen in het kader van Flora- en Faunawet zijn daarom niet aan
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
56
de orde. Een deel van het leefgebied van akkervogels zal verdwijnen met de aanleg van woningen en intensivering van het gebruik van het gebied. Er is echter in de omgeving voldoende leefgebied aanwezig om de instandhouding van de soorten niet in gevaar te brengen. Het aanleggen van natuurvriendelijke oevers en rietkragen langs de waterslinger en d e aanleg van open, kruidenrijk grasland afgewisseld met struweelzones zal een positief effect hebben op veel van de in Geerpark voorkomende vogelsoorten. Amfibieën Er zijn drie soorten amfibieën verspreid in het gebied aangetroffen. Deze vallen allen onder tabel 1 van de Flora- en faunawet, waarvoor vrijstelling geldt met betrekking tot het uitvoeren van de werkzaamheden. Er zijn geen compenserende of mitigerende maatregelen aan de orde voor de aangetroffen amfibieën. Het aanleggen van de waterslinger met natuurlijke oevers zal het leefgebied voor amfibieën verbeteren. Vissen In het gebied zijn met zowel netten als fuiken ruim dertig kleine modderkruipers gevangen. Hoogstwaarschijnlijk maken kleine modderkruipers gebruik van alle sloten in het plangebied. De kleine modderkruiper is beschermd onder tabel 2 van de Flora- en faunawet. Als de werkzaamheden hydrologisch neutraal worden uitgevoerd, wordt er geen permanent negatief effect verwacht op de populatie. Echter, bij vergravingen in of aanpassingen aan de watergangen tijdens de ingreep, is wel een ontheffingsaanvraag noodzakelijk voor de (tijdelijke) aantasting van de kleine modderkruiper, tenzij er kan worden gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode. De waterslinger vormt op termijn een geschikt habitat voor de kleine modderkruiper, wanneer er natuurlijke oevers worden aangelegd. Op deze natuurlijke oevers kan een goede oever- en watervegetatie ontstaan met een modderige bodem. Compensatie voor de kleine modderkruiper is niet aan de orde. Conclusie Op basis van de onderzoeksresultaten wordt het volgende geconcludeerd. Vleermuizen. Er zijn geen belemmeringen voor vleermuizen, wanneer mitigerende maatregelen ten opzichte van verlichting worden getroffen. Voor vogels, amfibieën en vissen zijn geen belemmeringen te verwachten als gevolg van de realisering van Geerpark. Er zijn geen mitigerende maatregelen nodig.
5.6.3
Mommersteeg
Onderzoek In 2010 is door Croonen Adviseurs een flora en fauna onderzoek (Flora en Fauna
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
57
onderzoek Geerpark Vlijmen, Croonen adviseurs 16 april 2010) uitgevoerd naar alle beschermende natuurwaarden in het plangebied van het totale nieuw te bouwen woonwijk “Geerpark”, waarvan het plangebied “Mommersteeg” een klein onderdeel is. Op basis van dit flora en fauna onderzoek worden volgende bevindingen gedaan. Ten oosten van pand Mommersteeg wordt gefoerageerd dwergvleermuizen. De huismus is aangetroffen. Er zijn geen amfibieën en vissen aangetroffen in het plangebied.
door
gewone
In navolging van bovenstaand onderzoek en de sloop van de achtergelegen hallen samen met herontwikkeling van het pand “Mommersteeg’ is door Woonveste in 2010 opdracht gegeven aan Koenders & Partners om een ecologische inventarisatie (veldonderzoek) uit te voeren (Notitie ecologische inventarisatie, Koenders & Partners d.d. 8 juni 2010). De conclusies van de ecologische inventarisatie luiden als volgt. Vogels. In de groenstroken van het plangebied broeden verschillende vogelsoorten. Onder de broedvogels zijn geen vogels van wie het nest jaarrond beschermd is. Voor de bosranden en groenstroken binnen het plangebied geldt dat eventuele kap- of rooiwerkzaamheden buiten het broedseizoen moeten plaatsvinden. Vleermuizen. Het plangebied wordt door de gewone dwergvleermuis gebruikt als jachtgebied. Daarbij gaat het voornamelijk om de eikenbosjes die wat verder vanaf het pand staan richting het achtergelegen gebied. Jachtgebieden en vliegroutes van vleermuizen zijn ontheffingsplichtig indien ze van zeer groot belang zijn voor de locale populatie vleermuizen. De jachtgebieden en vliegroutes blijven (grotendeels) intact hierdoor is ontheffing niet nodig. Overige soorten; In het plangebied worden enkele algemene zoogdier- en amfibieënsoorten verwacht, die vallen onder tabel-1 van de flora- en faunawet. Er zijn geen beschermde planten-, vissen- of insectensoorten in het plangebied waargenomen en deze worden ook niet verwacht. Conclusie Ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet is niet nodig. 5.6.4
Perceel Meijer
Onderzoek In 2010 is door Croonen Adviseurs een flora en fauna onderzoek (Flora en Fauna onderzoek Geerpark Vlijmen, Croonen adviseurs 16 april 2010) verricht. Ook het perceel Meijer aan de Mortelweg ongenummerd is in het onderzoek betrokken. Aanvullend onderzoek is om deze reden niet nodig. Conclusie De ontwikkeling van het perceel Meijer naar woongebied is mogelijk. Voor de groene randen en groenstroken binnen het plangebied geldt dat eventuele kap- of rooiwerkzaamheden buiten het broedseizoen moeten plaatsvinden.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
58
5.7
Water
Algemeen De waterparagraaf is de vertaling van de resultaten van de watertoets in een bestemmingsplan of projectbesluit. Het is wettelijk verplicht in een bestemmingsplan of projectbesluit een beschouwing (waterparagraaf of natte paragraaf) op te nemen over de aan het plan verbonden waterhuishoudkundige aspecten. Een waterparagraaf beschrijft (in ieder geval) het advies van het waterschap en hoe dit advies in het plan is uitgewerkt. Watersysteem op orde In de afgelopen jaren bouwden de gemeente en het waterschap een schat aan gebiedskennis op over werking en functioneren van watersystemen in de gemeente. Voor de bebouwde omgeving werden aandachtpunten en knelpunten van riolering en regenwaterstelsels, grondwater- en oppervlaktewatersystemen in kaart gebracht. Specifiek keken gemeente en waterschap naar de kansen voor verbeteringen van de waterhuishouding die de ruimtelijke ontwikkelingen rondom Vlijmen Noord - concreet: Geerpark en De Grassen - zouden kunnen bieden. Gemeente en waterschap concludeerden dat het ruimtelijk spoor hier goede mogelijkheden biedt om het watersysteem op orde te brengen én te houden. Samen stelden partijen daartoe een watervisie op. De visie gaat uit van een stapsgewijze transformatie van het lokale - van oorsprong voor de landbouw ontworpen - water aanen afvoersysteem, naar een hedendaags stedelijk watersysteem. De Waterslinger van Geerpark is één van de basiselementen uit de eindvisie om de waterhuishouding hier op orde te brengen én te houden. Wateroverlastvrij bestemmen Met dit bestemmingsplan verandert de bestemming van agrarisch gebruik naar een woonbestemming. Met deze nieuwe bestemming wordt de locatie kwetsbaarder voor wateroverlast. Om de gewenste drooglegging en bescherming tegen wateroverlast te bereiken, hoogt de gemeente het plangebied op. Daarnaast zal het waterschap voor de woonbestemming een passend nieuw oppervlaktewaterregime instellen. Het landbouwregime met een zomer- en winterpeil maakt plaats voor een jaarrond streefpeil. Systeemoptimalisatie Uitgangspunt voor het ontwerp van het nieuwe oppervlaktewatersysteem is dat de bovenstrooms gelegen gebieden géén negatieve gevolgen ondervinden van de wijzigingen in de lokale waterhuishouding. Dit voor zowel de bestaande bestemmingen als ook voor de voorziene woonbestemming De Grassen. Om een goede afwatering van de bovenstrooms gelegen woonbebouwing te kunnen waarborgen, is het noodzakelijk om de afvoercapaciteit van de leggerwatergang daar te vergroten. Het ontwerp van de Waterslinger ziet daarom toe op de optimalisatie van de afvoercapaciteit van deze hoofdwatergang.
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
59
Hydrologisch neutraal ontwikkelen Alom is het inzicht aanwezig dat water verwerkt moet worden waar het valt. De term 'hydrologisch neutraal ontwikkelen' geeft invulling aan dit principe. Hydrologisch neutraal betekent dat de realisatie van het plan de waterhuishouding niet mag verslechteren ten opzichte van de uitgangssituatie. Voor de ruimtelijke ontwikkeling Geerpark is hydrologisch neutraal uitgangspunt. Het plan voorziet in een verhardingstoename van circa 16,5 hectare verhard oppervlak. Dit is inclusief het deelgebied Mommersteeg. De gemeente berekende dat voor deze verhardingstoename 17.327 m3 waterberging nodig is. Ook berekende de gemeente dat de Waterslinger uit het stedenbouwkundige plan ruimte biedt voor 16.980 m3 regenwater. De Waterslinger lost de totale bergingsopgave daarmee (net) niet op. In aanvulling op de bergingscapaciteit van de Waterslinger zoekt de gemeente bergingscapaciteit op particulier terrein. Te denken valt aan waterberging op groendaken en/of bergings- en infiltratievoorzieningen in tuinen en opritten. Voor de gemeente is uitgangspunt dat particulieren 30 mm per vierkante meter verhard oppervlak bergen op eigen terrein. Daarvoor geldt een minimum van 1,5 m3 per woning. Met de combinatie van centrale waterberging in de Waterslinger en retentie op eigen terrein geeft plan Geerpark op eigentijdse wijze invulling aan de duurzaamheidsprincipes van integraal waterbeheer en het principe van hydrologisch neutraal ontwikkelen. Voorkom watervervuiling Het gemeentelijke beleid voor het omgaan met regenwater is erop gericht schoon regenwater niet te vermengen met vuilwaterstromen. Voor nieuwbouwlocaties als plan Geerpark zijn volledig gescheiden stelsels dan ook 'common practice'. In Geerpark blijven schone waterstromen strikt gescheiden van vuile stromen. Afvalwaterbehandeling Huishoudelijk afvalwater krijgt in Geerpark een eigen verzamel- en transportsysteem waarmee vervuiling van lokaal oppervlaktewater is uitgesloten. De afvalwaterbehandeling vindt plaats in de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) te 's-Hertogenbosch. De capaciteit van het transportsysteem en de RWZI is voldoende om dit extra afvalwater uit de nieuwe woonwijk te verwerken. Als (toekomstig) alternatief voor centrale afvalwaterbehandeling kan gedacht worden aan locale afvalwaterbehandeling (decentraal). Het plan anticipeert hierop door een afwijkingsbevoegdheid voor een Living Machine.
5.8
Verkeer en vervoer
Aanleiding De gemeente Heusden wil de komende jaren in Vlijmen de volgende nieuwbouw realiseren: aan de oostzijde (Grassen); aan de westzijde (Geerpark); in het centrum van Vlijmen het centrumplan.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
60
Voorts heeft de gemeente, overeenkomstig de diverse beleidsuitgangspunten voorbereidingen gestart voor de gebiedsontwikkeling Vlijmen-Oost, waarbij een oostelijke ontsluitingsweg wordt gerealiseerd. Om inzicht te krijgen op de mogelijke verkeersstromen zijn diverse varianten met het beschikbare regionale verkeersmodel doorgerekend. Het volgende is daarbij van belang. Voordat conclusies kunnen worden getrokken is ook inzicht in de verkeers- en milieueffecten van de autonome situatie 2020 noodzakelijk. Voor deze autonome situatie is : uitgegaan van een ongewijzigde wegenstructuur ten opzichte van de huidige structuur. De volgende ontwikkelingen worden daarbij gezien als autonoom: 1. doorgetrokken parallelstructuur tot aan de Vendreef; 2. Achterstraat 30 km/h. rekening gehouden met de (algemene) ontwikkelingen 'buiten' Vlijmen; de realisering van 'Geerpark'. Met betrekking tot het bestemmingsplan is vooralsnog daarom uitgegaan van de autonome variant, omdat realisering van de overige ontwikkelingen pas op termijn plaats vinden, nadat ook daar planologische procedures voor zijn gevoerd. Goudappel Coffeng heeft de bevindingen ten aanzien van de verkeersafwikkeling opgenomen in een conceptrapportage (Verkeers- milieuberekeningen Geerpark, van november 2010). Verwacht wordt dat bij het ontwerp van het bestemmingsplan definitieve rapportages beschikbaar zijn. Verkeerseffecten Met het regionale verkeersmodel van de GGA-regio 's-Hertogenbosch is een analyse uitgevoerd. Berekend is de autonome situatie voor het jaar 2020. Effecten Tussen het basisjaar 2007 en 2020 zullen de intensiteiten op het wegennet van Heusden toenemen. Dit is het gevolg van de autonome groei van het verkeer en de vastgestelde ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen in de gemeente en elders in de regio. Tussen De Grote Kerk en de Achterstraat (deel centrumroute) is uitgegaan van een maximumsnelheid van 30 km/h. In vergelijking met 2007 betekent dat hier een afname van de intensiteit ontstaat. Er is sprake van een afname van circa 1.200 mvt/etm op het Plein en circa 1.700 mvt/etm op de Julianastraat. Deels wordt dit ook door de parallelstructuur veroorzaakt. Verder leidt de doorgetrokken parallelstructuur tot aan de Vendreef, aan de zuidzijde van de A59, tot een toename van verkeer op deze route (toename van circa 4.200 mvt/etm op het deel van de parallelstructuur ter hoogte van de Tunnelweg). Als gevolg hiervan neemt het verkeer op de Nieuwkuijksestraat en Wolput af met respectievelijk circa 4.000 mvt/etm en circa 3.000 mvt/etm op het deel van de Wolput ten westen van de Groen van Prinstererlaan. Als gevolg van de ruimtelijke ontwikkelingen Geerpark is er een toename te constateren op de Tuinbouwweg en Abt van Engelenlaan. De intensiteiten op deze wegvakken zijn respectievelijk 7.000 mvt/etm en 6.400 mvt/etm. Bij realisering van Geerpark is sprake van een toename van 1.200 mvt/etm op de _______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
61
Tuinbouwweg en 2.400 mvt/etm op de Abt van Engelenlaan. Knelpunten Op het gemeentelijke wegennet ter hoogte van Vlijmen blijven mogelijke afwikkelingsknelpunten in beide spitsperioden op de Wolput en Grote Kerk, nabij de aansluitingen met de A59 bestaan. Het betreft reeds bestaande knelpunten die in het refferentiejaar 2007 reeds aanwezig zijn. De realisering van Geerpark leidt tot weinig of geen extra verkeershinder voor de omgeving. Conclusies Door de autonome groei en de ontwikkelingen 'buiten' Vlijmen en 'Geerpark' vindt een toename van de verkeersintensiteiten tot 2020 plaats op het wegennet van Vlijmen. Dit leidt echter niet tot nieuwe afwikkelingsknelpunten in de kern. Ondanks de afname van verkeersintensiteit tussen 2007 en 2020 op de Wolput en Grote Kerk blijven in beide spitsperioden de huidige afwikkelingsknelpunten bestaan. De voorgenomen ontwikkeling Geerpark leidt daarbij tot weinig of geen extra verkeershinder voor de omgeving. Het onderzoek wordt de komende maanden afgerond. In het ontwerp van dit bestemmingsplan worden de eindresultaten van het onderzoek verwerkt.
5.9
Geluid
Momenteel wordt onderzoek verricht naar wegverkeerslawaai en de effecten hiervan op de ontwikkeling Geerpark. De resultaten worden te zijner tijd in deze paragraaf opgenomen
5.10 Luchtkwaliteit Toetsingskader Als referentiekader voor het aspect luchtkwaliteit worden de grenswaarden uit de Wet Luchtkwaliteit gehanteerd. De luchtconcentraties worden inzichtelijk gemaakt voor de stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De bijbehorende grenswaarden waaraan wordt gerefereerd zijn 40 µg/m3 voor de jaargemiddelde concentraties van deze stoffen. Hieraan moet in 2011 (PM10) dan wel 2015 (NO2) worden voldaan. Analyse luchtkwaliteit Onderzoeksmethode Om de effecten voor geluidbelasting en luchtkwaliteit in beeld te brengen, is door Goudappel Coffeng een analyse uitgevoerd met het gemeentelijke milieumodel (verkeers- en milieuberekeningen Geerpark, Goudappel Coffeng, concept, november 2010). Dit model heeft als basisjaar 2007. Uitgegaan is van het scenario 2020 met daarin: een ongewijzigde de wegenstructuur ten opzichte van de huidige structuur; ontwikkelingen van ‘buiten’ Vlijmen en ‘Geerpark’ . De verkeersintensiteiten zijn afkomstig uit het verkeersmodel, de milieukenmerken zijn _______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
62
vastgelegd in het milieumodel. De luchtberekeningen hebben plaatsgevonden binnen het softwarepakket PROMILspatial. Voor de berekening van de luchtkwaliteit is gebruik gemaakt van het CAR-II-model versie 9.0 (uitgekomen in mei 2010). Hierin is de snelwegbijdrage volgens de dubbeltellingsregel gecorrigeerd. Onderzoek De normen voor de luchtkwaliteit zijn maximaal 40 µg/m3 voor de jaargemiddelden van zowel NO2 als PM10. Voor zowel NO2 als PM10 wordt deze waarde niet overschreden in 2007 noch in de variant 2020. Er is een sterke afname zichtbaar tussen 2007 en variant 2020. In variant 2020 worden geen concentraties meer geconstateerd van meer dan 25 µg/m3. Naar de toekomst toe (vergelijking van de jaren 2007 met variant 2020 (emmissieparameters 20091 met emissieparameters 2020), en dus 11 jaar verschil) wordt de luchtkwaliteitsituatie significant beter. Dit komt onder andere door het schoner worden van voertuigen. Voor de ontwikkeling van de emissiefactoren en achtergrondconcentraties is gebruik gemaakt van landelijk vastgestelde databronnen. Deze informatie is opgenomen in het CAR 9.0 model en wordt ook gebruikt bij de berekeningen rond het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Er is niet een duidelijke locatie aan te wijzen binnen de gemeente waar de luchtkwaliteit meer verbetert dan elders, het is diffuus en verspreid over de gemeente. Conclusie De luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de realisering van Geerpark.
5.11 Duurzaamheid Inleiding Met het oog op de belevingswaarde, gebruikswaarde en toekomstwaarde van het plangebied wordt veel aandacht besteed aan het kwalitatief programma. Duurzaam bouwen verhoogt de gebruikswaarde (functioneel), belevingswaarde (vorm) en de toekomst (tijd) voor de bebouwde omgeving. Duurzaam bouwen is in dit geval te onderscheiden in stedenbouwkundig (woonkwaliteit) en bouwkundig duurzaam bouwen. Stedenbouwkundig duurzaam (woonkwaliteit) komt tot uitdrukking in de ruimtelijke opzet van het stedenbouwkundig plan voor het gebied en valt daarmee binnen de brede interpretatie van de duurzaamheids-doelstelling. Belangrijke woonkwaliteitsthema's zijn onder meer: flexibel/aanpasbaar bouwen en (sociale)veiligheid. Daarnaast is een duurzame stedenbouwkundige structuur en architectonische kwaliteit een belangrijk aandachtspunt. Voor het behouden van de stedenbouwkundige structuur en een architectonische kwaliteit is in een later stadium een gebiedsspecifiek welstandsbeleid gewenst. Flexibiliteit en aanpasbaarheid Ten aanzien van de flexibiliteit en de aanpasbaarheid is het wenselijk een breder scala aan woningtypen te realiseren dan enkel de traditionele eengezinswoning. De voorkeur gaat uit naar typen die op verschillende manieren en door verschillende doelgroepen kunnen worden bewoond. Flexibiliteit draagt positief bij aan de (fysieke en
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
63
maatschappelijke) duurzaamheid van de gebouwde omgeving. De stedenbouwkundige opzet van de wijk voorziet in een zo gedifferentieerd mogelijk woonmilieu. Uitgangspunt is dat het bouwen gericht moet zijn op het realiseren van verschillende woningtypen voor verschillende doelgroepen en op (de mogelijkheid tot) het aanpassen en voortdurend wijzigende leef- en woonomstandigheden. Sociale veiligheid Naast een toegankelijke en aanpasbare woonomgeving zal de woonomgeving vooral ook (sociaal) veilig in het gebruik moeten zijn. De factoren die kunnen bijdragen aan (het gevoel van) meer veiligheid zijn: informeel toezicht op de openbare ruimte, persoonlijke controle over de ("eigen") omgeving en het imago van het gebied. Toegespitst op het plangebied betekent dit, dat door inrichting en beheer van de openbare ruimte een goede sociale controle mogelijk dient te zijn. Een aantal aspecten waarmee in de planvorming rekening is gehouden, zijn: stedenbouwkundige inrichting: adequate relatie openbaar-privé, menging tuin- en straatgericht wonen, overzichtelijkheid van stratenpatronen en parkeervoorzieningen, openbare verlichting; vrijliggende groenvoorzieningen: vooral waarborging overzichtelijkheid; langzaam verkeerroutes: primaire routes zijn zoveel mogelijk begeleid door woonbebouwing; buurtbeheer: optredende gebreken als gevolg van dagelijks gebruik adequaat en snel herstellen; jeugdopvang: creëren van adequate speel- en ontmoetingsplekken. Bouwkundig duurzaam bouwen Duurzaamheid van het bouwen en wonen wordt geconcretiseerd aan de hand van verschillende thema's zoals: gebruik van duurzame materialen; spaarzaam omgaan met water; energiezuinig bouwen in relatie zonne-energie; benutting van stadsverwarming.
tot
benutting
van
passieve-
en
actieve
Energie-'misbruik' wordt voorkomen door in het plan te zorgen voor een goede zonoriëntatie van de woningen, zodat optimaal gebruik kan worden gemaakt van (passieve) zonne-energie. Door goede zonering, compartimentering, aan(een)bouwen en goede isolatie kan de niet-compacte bouwvorm redelijk gecompenseerd worden.
5.12 Energievisie De gemeente Heusden, Provincie Noord-Brabant en Woonveste willen Geerpark ontwikkelen als een duurzame en energiezuinige locatie. Geerpark is door de provincie benoemd als proeftuin ‘Nieuwbouw’, die zich kenmerkt als concreet, zichtbaar, samen en innovatief. Gezamenlijk hebben de drie bovengenoemde partijen (hierna te noemen de opdrachtgevers) de visie en ambities voor Geerpark vastgesteld. Zo ook de ambities op het gebied van duurzaamheid. Geerpark moet ontwikkeld worden tot een duurzame en energiezuinige locatie. Om deze ambities te bereiken is een EPC tussen 0 en 0,4 vastgesteld. Door BuildDesk Benelux is onderzoek (Energievisie Geerpark Heusden, 2009) gedaan naar de effecten en kosten van verschillende energieconcepten voor Geerpark. _______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
64
Scenario’s Om na te gaan welke energiesystemen in Geerpark toepasbaar zijn, is een integrale afweging gemaakt. Dit houdt in dat allerlei systemen zijn bekeken aan de hand van verschillende criteria. Hierbij speelde niet alleen de energieprestatie een rol, maar bijvoorbeeld ook de innovativiteit en de invloed op de ruimte. Naar aanleiding van deze afweging zijn vijf scenario’s uitgewerkt, waarbij in alle woningen douchewarmteterugwinning en gebalanceerde ventilatie met warmteterugwinning wordt toegepast: a. b. c. d.
e.
passiefhuizen met luchtwarmtepomp, zonnecollector; ondiepe geothermie met warmtepompboiler; collectieve warmtekoudeopslag per cluster, met warmtepompboilers, zonnecollectoren, extra isolatie in de woningen; collectieve warmtekoudeopslag per cluster voor de rijwoningen en appartementen en individuele verticale bodemwarmtewisselaars voor de overige woningen. In de woningen verder zonnecollectoren en extra isolatie; Restwarmte van een biogas warmtekrachtkoppelingscentrale en in de woningen verder zonnecollectoren en extra isolatie.
Daarnaast zijn de mogelijkheden van toepassing van zonnecellen passiefhuisconcept, zodat een energienota-neutralewoning ontstaat.
bij
het
Toelichting op duurzame energiesystemen/concepten Verticale BodemWarmteWisselaar (VBWW) Bij verticale bodemwarmtewisselaars vindt warmte-uitwisseling plaats met de bodem via een gesloten systeem. In de woning brengt een warmtepomp het warmte water uit het systeem op hogere temperatuur. Warmte-koude-opslag (WKO) In de winter wordt uit een bron warm grondwater omhoog gepompt en – na gebruik van de warmte door middel van een warmtepomp - afgekoeld teruggepompt in een andere bron. In de zomer wordt de pomprichting omgekeerd en wordt het koele water opgepompt voor ruimtekoeling en opgewarmd weer teruggepompt. Ondiepe Geothermie Dit is een soortgelijk systeem als WKO, maar er wordt dieper geboord en heter water opgepompt, wat direct gebruikt kan worden voor lage temperatuurverwarming. Daarnaast is nog wel apparatuur nodig voor warm tapwater. Bij diepe geothermie is geen aanvullende apparatuur nodig, maar vanwege de hogere boorkosten ten opzichte van ondiepe geothermie is dat systeem pas haalbaar bij enkele duizenden woningen. Warmteterugwinning (WTW) Bij warmteterugwinning wordt gebruik gemaakt van de warmte van af te voeren ventilatielucht of douchewater om verse ventilatielucht respectievelijk koud douchewater voor te verwarmen. Zonnecollector Een zonnecollector is een apparaat dat zonlicht omzet in warmte. Deze warmte kan
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
65
vervolgens gebruikt worden voor het verwarmen van tapwater en/of ruimtes. Passiefhuis Extreem goed geïsoleerde woningen die nauwelijks nog warmtevraag hebben voor ruimteverwarming. Deze woningen maken optimaal gebruik van passieve zonne-energie waarmee de warmtevraag grotendeels ingevuld wordt en waarmee oververhitting van de woning wordt vermeden. Financiële consequenties Een EPC van minder dan 0,4 vraagt een meerinvestering bij de start van het project. Deze meerinvesteringen worden in de exploitatiefase duidelijk terugverdiend, gezien de positieve netto contante waarde (NCW). De NCW is de waarde die het systeem na de tijdsperiode zal opleveren. De meerinvestering kan door de verschillende betrokken partijen gedaan worden. 1. 2. 3.
4.
De gemeente: door middel van subsidies of verlaging van de grondprijs. De energie-exploitant: deze doet de meerinvestering en verrekent dit over de jaren in het vastrecht en energieprijzen. De projectontwikkelaar: een projectontwikkelaar kan ervoor kiezen om als energieleverancier op te treden. Een andere optie is dat de projectontwikkelaar wil investeren in duurzaamheid voor imago of kennisontwikkeling. De bewoner: de projectontwikkelaar kan de prijs van de woning verhogen.
Een verdeling van de meerkosten is ook mogelijk. Op welke manier deze meerinvestering het beste gefinancierd kan worden (welke gedeelte in de grondprijs, in de vastgoedprijs en dergelijke verwerkt gaat worden) moet in gezamenlijk overleg met de verschillende partijen bepaald worden. Aanbevelingen Systeemkeuze Om het energienotaneutraal concept te bereiken wordt aangeraden: passiefhuizen te realiseren; in passiefhuizen een luchtwarmtepomp te installeren; elektriciteit met PV panelen op te wekken. Op deze manier is het systeem volledig in de handen van de bewoner. Dit is ook het systeem waarbij de bewoners de laagste lasten hebben, een innovatief systeem gebruikt wordt en tevens koeling mogelijk is. Wat betreft meerinvestering en NCW is een collectieve WKO met collectieve warmtepomp per cluster het meest interessant. In dat geval moet rekening worden gehouden met een exploitant. Gasaansluiting Geerpark wordt bij voorbaat gasloos, om aan de energienul doelstelling te voldoen. Het risico bestaat dat een gasleverancier alsnog gasvoorzieningen aan gaat leggen. Omdat het aanleggen van gas, in tegenstelling tot elektriciteit, niet verplicht is, heeft de gemeente als eigenaar van de openbare ruimte hierover zeggenschap. Ontwerp
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
66
Geef de gebouwen meer massa waar het warmte en koude in op kan slaan. Beperk de leidinglengtes in de woning om onnodig verlies van warmte te voorkomen en bovendien water te besparen. Bouw compact: de verhouding tussen het (verwarmde) gebruiksoppervlak (vloeroppervlak) en het verliesoppervlak (gevels en daken) is zo gunstig mogelijk zodat het energieverlies zo klein mogelijk is. Probeer zongericht te verkavelen, gebruik de maximale afwijking van 20° van het zuiden en de vrijstaande woningen om variatie in het plan te creëren. Groepeer koude vertrekken zoveel mogelijk bij elkaar aan de noordzijde van de woning en de warme vertrekken aan de zuidzijde. Voor gevels geldt dat het de voorkeur heeft de hoeveelheid ramen aan de noordzijde te beperken en aan de zuidzijde juist te vergroten, bijvoorbeeld door middel van een serre. Voorkoming oververhitting in de zomer door de plaatsing van zonwering, in welke vorm dan ook. Wees bewust van de mate van ontwerpvrijheid bij de keuze van het energiesysteem: een individueel systeem (LWP, zonnecollector) geeft meer ontwerpvrijheid dan een collectief systeem waarbij beperking van leidinglengtes van belang is.
5.13 Overige belemmeringen 5.13.1
Kabels en leidingen
In het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen aanwezig.
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
67
Hoofdstuk 6 Toelichting op de regels
6.1
Deregulering
Overmatige regelgeving vormt een onnodige belasting voor de burger. Niet alleen omdat sommige regels de handelingsalternatieven van de burger beperken zonder dat daar een goede reden voor is, maar ook omdat de burger steeds meer het zicht verliest op wat wel en wat niet is toegestaan. Om die reden is bij het opstellen van de bestemmingsplansystematiek, die sinds 2009 de standaard vormt voor alle bestemmingsplannen in de gemeente Heusden, kritisch gekeken naar de beperkingen en procedures die de planregels opleggen. Bij het saneren van die regels zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: Zo weinig mogelijk binnenplanse mogelijkheden tot afwijken van het bestemmingsplan. Datgene wat normaal gesproken bij afwijken van een bestemmingsplan mogelijk werd gemaakt, wordt nu direct (bij recht) toegestaan het Voorbeelden daarvan zijn het laten vervallen van afwijkingen van het bestemmingsplan voor het: 1. bouwen tot 10% boven de maximale bouwhoogte met gelijktijdige verhoging van de maximale bouwhoogte; 2. uitoefenen van beroep aan huis, hetgeen nu in de planregels direct wordt toegestaan. De planregels zo toegankelijk mogelijk maken. Dit is gebeurd door de bouwmogelijkheden per perceel zoveel mogelijk op de plankaart te verbeelden. Verder draagt ook het hanteren van een vaste systematiek voor de gehele gemeente bij aan de leesbaarheid van de plannen. Bestaande bouwmogelijkheden worden zoveel mogelijk gerespecteerd door het plan, ook als deze minder goed inpasbaar zijn in de nieuwe systematiek. Daar waar de nieuwe standaardafmetingen voor vrijstaande, halfvrijstaande en rijenwoningen tot verruiming leiden van de bestaande bouwmogelijkheden, zijn deze zoveel mogelijk toegekend. De mogelijkheden voor het bouwen van bijgebouwen op grote percelen zijn verruimd. Het toestaan van mogelijkheden voor “Bed and Breakfast”. Het verruimen van de mogelijkheden voor de bouw van carports voor de voorgevelrooilijn. Het verminderen van het aantal bestemmingen. Deze opsomming geeft de huidige stand van zaken bij het tot stand komen van dit
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
68
bestemmingsplan. Dat wil echter niet zeggen dat het dereguleringsproces bij bestemmingsplannen hiermee is afgerond. Indien door nieuwe beleidsinzichten of praktijkervaringen duidelijk wordt dat ook op andere onderdelen de regels kunnen worden vereenvoudigd, dan wel geschrapt, zal dit niet alleen in nieuwe bestemmingsplannen worden toegepast, maar ook in de vorm van technische herzieningen van reeds eerder vastgestelde plannen. Op die wijze is de rechtsgelijkheid voor burgers van de gemeente zoveel mogelijk gewaarborgd.
6.2
Inleidende regels
In deze paragraaf zijn in artikel 1 de begrippen verklaard die gebruikt worden in de regels. Een en ander voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Specifiek voor Geerpark zijn daarbij de begrippen hof en living machine opgenomen. Hof: een vierhoekig stedenbouwkundig bouwblok met een vierhoekige openbaar toegankelijke ruimte. Living machine: een waterzuiveringsinstallatie in de open lucht, in een broeikas of onder een lichtdoorlatend dak, waarbij afvalwater op een ecologische wijze wordt gezuiverd. In artikel 2 "wijze van meten" is bepaald hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.
6.3
Bestemmingsregels
In deze paragraaf zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. In ieder artikel is per bestemming bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bebouwingsregels er gelden. Tevens zijn in enkele gevallen flexibiliteitsbepalingen opgenomen. De toekenning van bestemmingen aan een bepaald perceel is gebaseerd op basis van het masterplan Geerpark en het daarbij opgestelde referentieplan. Voor de bestemmingslegging zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd. De hoofdstructuur (centrale parkkamer, waterslinger, en hoofdontsluiting) wordt vastgelegd en direct bestemd. Woongebieden worden gefaseerd ontwikkeld (zie ook 4.9). 1. De delen die als eerste worden ontwikkeld (Mommersteeg, Meijer en woongebieden ten zuiden en oosten van de centrale parkkamer, met uitzondering van een wijzigingsgebied 1) worden direct bestemd. Er is gekozen voor een globale bestemmingslegging, zodat bij realisering van het project nog wijzigingen in bijvoorbeeld het woningtype en de locatie van parkeer- en groenvoorzieningen mogelijk zijn. 2. De delen ten noorden van de centrale parkkamer worden later ontwikkeld en om deze reden voorzien van een uit te werken bestemming Wonen. Deze gronden mogen worden uitgewerkt in de bestemmingen Tuin, Verkeer - Verblijfsgebied, en Wonen 3. Een deel van de gronden aan de westzijde van de Priemsteeg en ten zuiden van de Mortelweg zijn voorzien van een wijzigingsbevoegdheid waarmee op termijn realisering van dit hof wordt mogelijk gemaakt. Deze gronden bevinden zich ten _______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
69
noordoosten van Mommersteeg. Op deze wijze resulteert de bestemmingslegging in een raamwerk. De belangrijkste onderdelen van de toekomstige inrichting zijn daarbinnen vastgelegd. 6.3.1
Agrarisch
Deze gronden zijn bestemd voor grondgebonden agrarische bedrijven met bijbehorende voorzieningen en extensief recreatief medegebruik. Er zijn geen gebouwen en ondergrondse bouwwerken toegestaan. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn regels opgenomen. In de specifieke gebruiksregels is bepaald dat fruitteelt met het gebruik van chemische bestrijdingsmiddellen niet is toegestaan binnen 50 meter van de gronden met de bestemming Wonen en Tuin. Voor de gronden met de bestemming Agrarisch is tevens een wro-zone wijziginggebied 1 opgenomen. Er zijn regels geformuleerd onder welke voorwaarden wijziging van dit gebied naar de bestemming Groen, Tuin, Verkeer-Verblijfsgebied en Wonen mogelijk is. 6.3.2
Gemengd
Bestemming De bestemming Gemengd (artikel 4) is gelegd op de gronden in de oksel van de waterslinger in de centrale parkkamer. Ook het gebouw Mommersteeg is van deze bestemming voorzien. Binnen de bestemming is naast de reguliere functies, zoals opgenomen in de modelregels van de gemeente Heusden, ook het volgende gebruik mogelijk gemaakt: een kinderboerderij met daaraan ondergeschikte detailhandel, dienstverlening en horeca ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie'. Geregeld is bovendien dat het gebouw Mommersteeg in stand wordt gehouden en beschermd. Bouwregels In de centrale parkkamer is één bouwvlak ingetekend dat voor 50% mag worden bebouwd. Er is een goot- en bouwhoogte toegestaan van 7 respectievelijk 10 meter. Ten aanzien van het gebouw Mommersteeg steeg geldt dat het bouwvlak geheel mag worden bebouwd. Er is een aanduiding 'plat dak' opgenomen en een 'specifieke bouwaanduiding -9' en "specifieke bouwaanduiding - 10' in verband met de monumentale waarde en de lessenaarsdaken. Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van: de stedenbouwkundige inpassing (ruimtelijke kwaliteit, stedenbouwkundig beeld); aantasting van het gebruik van aangrenzende gronden; de veiligheid. Afwijken van de gebruiksregels: living machine In het masterplan is een zogenoemde livingmachine mogelijk geacht binnen de grond met de aanduiding 'dagrecreatie'. Op voorhand is nog niet zeker of deze natuurlijke waterzuiveringsinstallatie wordt gerealiseerd. Bij situering van de natuurlijke _______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
70
waterzuiveringsinstallatie wenst de gemeente nadere sturing te bieden. Daarom is een afwijkingsbevoegdheid van de gebruiksregels opgenomen. Binnen de afwijkingsbevoegdheid worden eisen gesteld aan de situering, oppervlakte en bouwhoogte van de living machine, waardoor geen onevenredige afbreuk aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken wordt gedaan. De woon- en leefkwaliteit in Geerpark blijft hierdoor gegarandeerd. 6.3.3
Groen
Bestemmingsomschrijving De bestaande en beoogde groenstructuur is als Groen bestemd. Binnen de groenbestemming zijn onder andere speelvoorzieningen, watergangen en partijen met bijbehorende voorzieningen, voetpaden, nutsvoorzieningen, straatmeubilair en geluidwerende voorzieningen toegestaan. Evenemententerrein In de centrale parkkamer zijn eveneens gemeenschappelijke activiteiten gedacht (zie ook 4.4). Ten behoeve van het multifunctionele park is de aanduiding 'evenemententerrein' opgenomen. Daarmee worden gebeurtenissen, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur mogelijk gemaakt. Waterslinger De waterslinger maakt deel uit van de hoofdstructuur van Geerpark en wordt direct bestemd met de bestemming Groen. Om zeker te stellen dat binnen de waterslinger voldoende ruimte voor waterberging wordt vastgelegd is de aanduiding 'waterberging' opgenomen. Op de gronden met deze aanduiding fluctueert het waterpeil van de waterslinger. Bouwregels Er zijn bouwregels gebouwen zijnde.
opgenomen
voor
nutsvoorzieningen
en
bouwwerken,
geen
Afwijken van de gebruiksregels: Living machine In de centrale parkkamer acht de gemeente net als bij de bestemming Gemengd een living machine mogelijk. Op voorhand is nog niet zeker of deze natuurlijke waterzuiveringsinstallatie wordt gerealiseerd binnen de bestemming Gemengd of Groen. Daarom is ook in Groen een afwijkingsbevoegdheid van de gebruiksregels opgenomen. Binnen de afwijkingsbevoegdheid worden, net als bij de bestemming Gemengd, eisen gesteld aan de situering, oppervlakte en bouwhoogte van de living machine, waardoor geen onevenredige afbreuk aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken wordt gedaan. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en van werkzaamheden De waterberging wordt beschermd door het opnemen van een Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en van werkzaamheden. Het wijzigen van de waterhuishouding wordt daarmee tegen gegaan. Geerpark wordt nog gerealiseerd, daarom is de aanleg van de waterberging en de verkeersstructuur uitgezonderd. Ook regulier onderhoud blijft mogelijk zonder omgevingsvergunning. In _______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
71
alle andere gevallen is een omgevingsvergunning nodig. Deze wordt verleend wanneer (blijkens een advies van de beheerder van de waterhuishoudkundige voorziening) vaststaat dat de waterhuishoudkundige voorzieningen niet worden geschaad. 6.3.4
Tuin
Bestemmingsomschrijving De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, erven en verhardingen. Ook parkeervoorzieningen zijn mogelijk gemaakt, in verband met de wens het stedenbouwkundig plan flexibel in te vullen. Bouwregels Op en in de gronden mogen aan een hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming erkers, balkons of luifels, worden gebouwd. De diepte bedraagt niet meer dan 1,5 meter; de afstand tot de bestemming 'Verkeer' niet minder dan 3 meter. 6.3.5
Verkeer en Verkeer - Verblijfsgebied
Bestemmingsomschrijving Binnen de bestemmingen Verkeer (hoofdontsluiting Geerpark) en Verkeer Verblijfsgebied (erftoegangsweg / woonstraten Geerpark) zijn naast de wegen en fietsen voetpaden, ook voorzieningen voor de waterhuishouding, parkeer- en groenvoorzieningen toegestaan. Gebiedsontsluitingswegen zorgen ervoor dat stedelijke gebieden bereikbaar zijn. De erftoegangswegen, toegestaan in beide bestemmingen, hebben als functie het veilig toegankelijk maken van percelen in verblijfsgebieden. Ter plaatse van de Mommersteeg is alleen een ontsluiting voor langzaam verkeer gewenst en niet voor autoverkeer. In die gevallen is een aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 1' opgenomen. De waterslinger meandert door Geerpark en kruist hierdoor diverse keren de hoofdontsluitingsstructuur en de secundaire verkeersstructuur. Om een doorlopende waterberging en verkeersstructuur te garanderen is een aanduiding 'brug' en 'waterberging' opgenomen. Bouwregels Toegestaan zijn gebouwen voor nutsvoorziening en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Binnen Verkeer -Verblijfsgebied is ten oosten van het gebouw Mommersteeg een bouwvlak opgenomen voor een gebouwde overdekte parkeervoorziening (goothoogte 3 meter, bouwhoogte 7 meter). Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en van werkzaamheden De waterberging wordt beschermd door het opnemen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en van werkzaamheden (zie ook bestemming Groen).
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
72
6.3.6
Wonen
Bestemmingsomschrijving De woonbuurten, hoven, en stroken, ten zuiden van de centrale parkkamer, het appartementencluster en Mommersteeg zijn direct bestemd. Er is wat betreft de redactie aangesloten bij de standaard regeling voor Wonen (modelregels). Voor de hoven zijn de volgende specifieke bouwaanduidingen opgenomen: specifieke specifieke specifieke specifieke specifieke
bouwaanduiding bouwaanduiding bouwaanduiding bouwaanduiding bouwaanduiding
- 1; - 2; - 3; - 4; - 5.
Voor de stroken zijn de volgende specifieke bouwaanduidingen opgenomen: specifieke bouwaanduiding - 6; specifieke bouwaanduiding - 7; specifieke bouwaanduiding - 8. Bouwregels De te realiseren woningen zijn niet, zoals bij een actualisering vaak gebruikelijk is, voorzien van een bouwvlak per woning. In verband met de beoogde realisering van Geerpark zijn juist grote bouwvlakken (stroken) ingetekend, met daaraan gekoppeld een 'specifieke bouwaanduiding 1 t/m 8'. Dit biedt als grote voordeel dat geringe verschuivingen van woningen en veranderingen van woningtypologie zonder meer mogelijk zijn. Door middel van de bouwaanduidingen is bepaald: de mengverhouding vrijstaand/halfvrijstaand ten opzichte van aaneengebouwd; de positie van de voorgevel van het hoofdgebouw. 1. In de 'hoven' is een positie deels in de voorgevelrooilijn beoogd. Daarom is vastgelegd dat 60% van de hoofdgebouwen in de voorgevelrooilijn dient te worden gerealiseerd; 2. voor woningen in de 'stroken' is een afwisselend bebouwingsbeeld voorzien en zijn specifieke maatvoeringen opgenomen. Incidenteel is sprake van een strook met uitsluitend vrijstaande, aaneengebouwde of gestapelde woningen. In die gevallen zijn hiervoor de bouwaanduiding [vrij] voor vrijstaand, [aeg] voor aaneengebouwd en [gs] voor gestapeld opgenomen. Overeenkomstig de modelregels van de gemeente zijn de bouwregels voor hoofdgebouwen van vrijstaande/halfvrijstaande, aaneengebouwde en gestapelde hoofdgebouwen overgenomen. Het gaat daarbij om onder andere: de diepte ; breedte; afstand tot de zijdelingse perceelsgrens; de parkeernorm (normen volgens het masterplan); maximale goot- en bouwhoogte; erfbebouwingsregeling aan- en uitbouwen en bijgebouwen; regels bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
73
Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van: de stedenbouwkundige inpassing (ruimtelijke kwaliteit, stedenbouwkundig beeld); aantasting van het gebruik van aangrenzende gronden; de veiligheid (sociale veiligheid, externe veiligheid). 6.3.7
Wonen - Uit te werken -1 tot en met 4
Bestemmingsomschrijving De woonbuurten ten noorden van de centrale parkkamer zijn bestemd tot Wonen - Uit te werken - 1 tot en met Wonen - Uit te werken - 4. De begrenzing van de verschillende uit te werken gebieden hangt samen met het verloop van de waterslinger en de daaraangekoppelde hoofdontsluiting van Geerpark en de stedenbouwkundige structuur in hoven en stroken. In de bestemmingsomschrijving is bepaald dat de gronden onder andere zijn bestemd voor het wonen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, voorzieningen voor verkeer en verblijf, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Uitwerkingsregels Algemeen De bestemmingen Wonen - Uit te werken 1 tot en met 4 mogen worden uitgewerkt in de bestemmingen Tuin, Verkeer-Verblijfsgebied en Wonen. Op de gronden mag uitsluitend worden gebouwd met een in werking getreden uitwerkingsplan. Hiermee wordt voorkomen dat een ongewenste en onomkeerbare situatie ontstaat. In de uitwerkingsregels is vastgelegd: het aantal vrijstaande, halfvrijstaande of aaneengebouwde woningen, uitgedrukt in een percentage. In uitwerkingsgebied 2 zijn alleen patiowoningen en aaneengebouwde woningen voorzien; het maximum aantal aaneengebouwde hoofdgebouwen per blok en rij; de afstand van hoofdgebouwen tot de voorste, zijdelingse en achterste perceelsgrens; de breedte, diepte, goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen, inclusief aan- en uitbouwen; parkeernormen. Wonen - Uit te werken - 1 Het uitwerkingsgebied omvat 75 grondgebonden woningen en is gesitueerd direct ten noorden van de centrale parkkamer, tussen de waterslinger en de groenstrook rond het sportcomplex. De stedenbouwkundige uitgangspunten van het masterplan zijn vertaald in de uitwerkingsregels. Er zijn in dit deel stroken beoogd. Hoofdgebouwen worden daarom in niet minder dan 4 noord-zuid georiënteerde bouwstroken gebouwd. Wonen - Uit te werken - 2 Dit uitwerkingsgebied is gesitueerd ten noorden van uitwerkingsgebied 1 en wordt begrensd door de waterslinger, met daarachter de Tuinbouwweg en het sportcomplex. In dit uitwerkingsgebied zijn 55 grondgebonden woningen voorzien.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
74
Het gebied wordt doorsneden door een zichtlijn op de abdij 'Mariënkroon'. Deze zichtlijn is voorzien van een functie aanduiding 'specifieke vorm van waarde - zichtlijn'. Ter plaatse zijn geen woonbestemmingen toegestaan, waarmee een blokkade van de zichtlijn door bebouwing wordt voorkomen. De zichtlijn vormt de zuidgrens van het uitwerkingsgebied. Op basis van het masterplan is in dit uitwerkingsgebied een hof voorzien, bestaande uit een dubbele rij bouwpercelen. De oppervlakte van de centrale ruimte binnen het hof bedraagt niet minder dan 900 m². Wonen - Uit te werken - 3 Het derde uitwerkingsgebied omvat niet meer dan 65 grondgebonden woningen en is gesitueerd ten westen van uitwerkingsgebied 1, ten noorden van de centrale parkkamer. Binnen het uitwerkingsgebied worden hoofdgebouwen gerealiseerd in een hof, bestaande uit een enkele rij bouwpercelen. De oppervlakte van de centrale ruimte binnen het hof mag niet minder bedragen dan 2.500 m². Uitwerkingsgebied 3 is een specifiek hof. Hier zijn uitsluitend patiowoningen voorzien. De hoofdgebouwen vooral georiënteerd op de binnenhof. Binnen 30 meter van de hoeken van het hof is oriëntatie op de buitenzijde van het hof voorgeschreven. Wonen - Uit te werken - 4 Dit gebied is gesitueerd ten noorden van uitwerkingsgebied 3 tussen de westelijke plangrens, de hoofdverkeersstructuur en de groenstrook ten zuiden van de Tuinbouwweg. Er zijn niet meer dan 100 grondgebonden woningen toegestaan. Het uitwerkingsgebied wordt evenals uitwerkingsgebied 2 doorsneden door de zichtlijn op de abdij en daarom voorzien van een gelijkluidende regeling.
6.4
Algemene regels
In deze paragraaf worden, in aanvulling op de bestemmingsregels, aanvullende regels gesteld. 6.4.1
Antidubbeltelregel
Artikel 15 'Antidubbeltelregel' bevat regels om te voorkomen dat met het bestemmingsplan strijdige situaties ontstaan of worden vergroot. De bepaling met deze formulering is verplicht gesteld in het Bro (Besluit ruimtelijke ordening). 6.4.2
Algemene bouwregels
In dit artikel zijn aanvullende bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. Bijvoorbeeld extra bouwmogelijkheden voor ondergeschikte bouwdelen, zoals balkons, galerijen en kelders. 6.4.3
Algemene aanduidingsregels
In het bestemmingsplan Geerpark zijn, met uitzondering van enkele individuele ontwikkelingen zoals Kbiri , Meijer en Verboord en de reeds bestaande woningen langs de zuidgrens en oostgrens maximaal 800 woningen vervat. De woningen zijn als volgt over Geerpark verdeeld. In de uitwerkingsgebieden (Wonen - Uit te werken - 1 t/m 4) worden 295 woningen
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
75
mogelijk gemaakt. In het wijzigingsgebied wro-zone wijzigingsgebied 1 is het aantal woningen vastgelegd op 135. In het direct bestemde deel zijn daarmee maximaal 370 woningen toegestaan. Tussen de verschillende bestemmingsvlakken is enige flexibiliteit in het aantal woningen gewenst. De direct bestemde woningen zijn daardoor niet exact met individuele bouwvlakken begrensd. Gekozen is juist voor ruime bouwstroken, waarbinnen diverse invullingen met inachtneming van de bouwregels, mogelijk is. Ook tussen de bouwstroken is uitwisseling van woningaantallen wenselijk. Derhalve is niet per bouwstrook een maximum aantal wooneenheden vastgelegd, en is juist een gebiedsaanduiding 'Geerpark' geïntroduceerd. In de behorende regel is bepaald dat ter plaatse van deze gebiedsaanduiding niet meer dan 370 woningen zijn toegestaan. 6.4.4
Algemene afwijkingsregels
In dit artikel zijn in aanvulling op het afwijken van de bouwregels in de verschillende bestemmingen nog een aantal algemene regels om af te wijken van het bestemmingsplan opgenomen. Het betreft hier een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken. 6.4.5
Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is in aanvulling op de al opgenomen wijzigingsbevoegdheden in de bestemmingen nog een algemene wijzigingsmogelijkheden opgenomen voor het wijzigen van de Bestemmingsgrenzen 'Verkeer' en 'Verkeer-Verblijf'. Bij toepassing van deze wijzigingsregel zijn geringe wijzigingen in bestemmingsgrenzen mogelijk als gevolg van: het aanpassen van het beloop of profiel van wegen; de aansluiting van wegen onderling; de aanleg en realisering van parkeervoorzieningen.
6.5
Overgangs- en slotregels
6.5.1
Overgangsrecht
In de overgangs- en slotregels is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of het strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. Deze bepalingen met deze formulering zijn verplicht gesteld in het Bro (Besluit ruimtelijke ordening). 6.5.2
Slotregel
In de slotregel is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam 'bestemmingsplan Geerpark' kan het bestemmingsplan aangehaald worden.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
76
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
77
Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid
Grexwet In de Wro is in afdeling 6.4 de regelgeving rondom grondexploitatie (Grexwet) opgenomen. Centrale doelstelling van de Grexwet is om in de situatie van particuliere grondexploitatie te komen tot een verbetering van het gemeentelijk kostenverhaal en de versterking van de gemeentelijke regie bij locatieontwikkeling. In artikel 6.12 van de Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1 Bro is vastgelegd wat onder een bouwplan wordt verstaan. De bouw van een of meerdere hoofdgebouwen is in het betreffende artikel van het Bro opgenomen. Een exploitatieplan dient tegelijkertijd met een bestemmingsplan te worden vastgesteld. In de Wro is tevens opgenomen, dat kan worden afgeweken van de verplichting tot het opstellen van een exploitatieplan indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is. Dit is het geval indien de gemeente en de initiatiefnemer en/of de ontwikkelende partij een privaatrechtelijke overeenkomst hebben gesloten over de verdeling van kosten bij de grondexploitatie. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet een expliciet besluit worden genomen dat het niet noodzakelijk is om een exploitatieplan vast te stellen. Geerpark De beoogde ontwikkeling van Geerpark is een initiatief van gemeente en woningcorporatie. Voor de onderhavige ontwikkeling worden exploitatieovereenkomsten tussen de gemeente en de initiatiefnemer ofwel de ontwikkelende partijen getracht te sluiten. Een exploitatieplan lijkt vooralsnog derhalve niet noodzakelijk. Onderzoek uitvoerbaarheid Conform artikel 3.1.6 f van het Besluit ruimtelijke ordening heeft een onderzoek plaatsgevonden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. Het bouwprogramma van maximaal 800 woningen en de woningdichtheid van circa 20 woningen per hectare zijn verwerkt in een summier exploitatieoverzicht. Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat het gaat om een financieel zelfstandig uitvoerbaar plan. Gebleken is dat het plan economisch uitvoerbaar is.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
78
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
79
Hoofdstuk 8 Resultaten overlegprocedure
In dit hoofdstuk worden te overlegprocedure opgenomen.
zijner
inspraak-
tijd
de
resultaten
van
de
en
inspraak-
en
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
80
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
81
Bijlagen
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
82
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
83
Regels
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
84
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
85
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 1.1
Begrippen
plan:
het bestemmingsplan Geerpark van de gemeente Heusden. 1.2
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het NL.IMRO.0797.BPgeerpark-VO01 met de bijbehorende regels en bijlagen. 1.3
GML-bestand
aanbouw:
een aan een hoofdgebouw toegevoegde, afzonderlijke ruimte die qua afmetingen en/of visueel opzicht (onder meer voor wat betreft goothoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. 1.4
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.5
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.6
aan-huis-verbonden bedrijf:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang dusdanig is dat de activiteit in een woning en/of daarbij behorende andere gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. 1.7
aan-huis-verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. 1.8
achtergevel:
een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
86
1.9
achtergevelrooilijn:
de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd. Indien er geen sprake is van een achterste grens van een bouwvlak dan wel geen bouwvlak is aangegeven: de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw - zonder aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen - alsmede het verlengde daarvan. 1.10
afhankelijke woonruimte:
een bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huishouden, zoals gehuisvest in die woning, uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht. 1.11
afwijking van de bouwregels en/of van de gebruiksregels:
een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening. 1.12
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 1.13
bed and breakfast:
een aan de woonfunctie ondergeschikte recreatieve verblijfsvoorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt. Onder een Bed and Breakfast voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur. 1.14
beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden. 1.15
beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlak:
het totale vloeroppervlak van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein dat wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke. 1.16 bestaande situatie: a. ten aanzien van bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning; b. ten aanzien van gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan. 1.17
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
87
1.18
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.19
bevi:
Besluit externe veiligheid inrichtingen. 1.20
bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. 1.21
bijzondere woonruimte:
woonruimte waarin, al dan niet zelfstandige, woningen zijn opgenomen met gemeenschappelijke voorzieningen, zoals een bejaardenhuis, woonzorgcomplex of daarmee gelijk te stellen voorziening. 1.22
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. 1.23
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak. 1.24
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd; zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder (ruimte onder peil) en zolder (ruimten onder de kap) voor zover deze zonder ingrijpende voorzieningen geschikt kan worden gemaakt voor woonfuncties en daarmee gelijke gebruiksmogelijkheden biedt als de daaronder gelegen bouwlagen. 1.25
bouwmarkt:
detailhandel met een al dan niet geheel overdekte verkoopvloeroppervlakte van minimaal 1.000 m², waarop het volledige assortiment van bouw- en doehetzelf-producten aan zowel vakman als particulier grotendeels op basis van zelfbediening ten verkoop wordt aangeboden. 1.26
bouwmassa:
een verzameling gebouwen bestaande uit een vrijstaand hoofdgebouw, dan wel twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen, inclusief aan- en uitbouwen. 1.27
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 1.28
bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
88
1.29
bouwstrook
een aaneengesloten strook met zijdelings aan elkaar grenzende bouwpercelen. 1.30
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten. 1.31
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond. 1.32
cultuurhistorischewaarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur. 1.33
dagrecreatie:
recreatieve activiteit die plaats vindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang. 1.34
dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw. 1.35
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die, die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. 1.36
dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en prostitutie. 1.37
eenheden:
een verblijfsruimte binnen een complex of gebouw bedoeld voor recreatief nachtverblijf. 1.38
eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond. 1.39
evenemententerrein:
een terrein voor gebeurtenissen, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur.
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
89
1.40
escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus. 1.41
functie:
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan. 1.42
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.43
gesloten bebouwing:
bebouwing bestaande uit overwegend aaneengebouwde hoofdgebouwen. 1.44
gestapelde bebouwing:
bebouwing bestaande uit zich in één hoofdgebouw boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten. 1.45
hoekwoning:
een woning op een bouwperceel, gelegen op de hoek van twee wegen. 1.46
hoofdfunctie:
een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt. 1.47
hof
een vierhoekig stedenbouwkundig toegankelijke ruimte. 1.48
bouwblok
met
een
vierhoekige
openbaar
hoofdgebouw:
een gebouw, dat door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt. 1.49
horeca:
een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor consumptie ter plaatse worden verstrekt en/of waar bedrijfsmatig logies wordt verstrekt. 1.50
horeca categorie 1:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren ten behoeve van consumptie ter plaatse, alsmede het daaraan ondergeschikt verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, al dan niet in combinatie met het verstrekken van nachtverblijf en/of van zaalverhuur, zoals een (hotel-) restaurant, pannenkoekhuis, eetcafé en pizzeria, uitgezonderd een maaltijdafhaalcentrum.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
90
1.51
horeca categorie 2:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse bereide snacks, ijs en kleine maaltijden voor consumptie zowel ter plaatse als elders, met daaraan ondergeschikt het verstrekken van dranken, zoals een snackbar, cafetaria, lunchroom en ijssalon. 1.52
horeca categorie 3:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van overwegend alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, al dan niet in combinatie met kleine etenswaren, zoals een café. 1.53
horeca categorie 4:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot dansen, al dan niet in combinatie met het verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, zoals een partycentrum, een café met dansvloer van enige omvang of een discotheek. 1.54
huishouden:
een persoon of groep personen die een huishouding voert waarbij sprake is van continuïteit in de samenstelling en voor zover het een groep personen betreft van onderlinge verbondenheid. 1.55
incidentele detailhandel:
sporadische verkopen die geen essentieel onderdeel uitmaken van het totale gebruik van het pand of accommodatie en die in distributief opzicht geen invloed hebben op de verzorgingsstructuur. 1.56
inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder:
bedrijven en/of inrichtingen welke zijn genoemd in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Wet Milieubeheer. 1.57
kas:
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van onder andere vruchten, bloemen, groente of planten. 1.58
kelder:
een geheel ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorende bovengronds bouwwerk. 1.59
kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in achtgenomen moet worden. 1.60
living machine
een waterzuiveringsinstallatie in de open lucht, in een broeikas of onder een lichtdoorlatend dak, waarbij afvalwater op een ecologische wijze wordt gezuiverd.
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
91
1.61
maatschappelijke en culturele voorzieningen:
educatieve, (para)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijsvoorzieningen, sportvoorzieningen, recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen. 1.62
mantelzorg:
het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een huishouden, die hulpbehoevend is, respectievelijk zijn, op het fysieke, psychische en/of sociale vlak. 1.63
omgevingsvergunning:
een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. 1.64 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouw-werken zijnde, en werkzaamheden: een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening. 1.65
omgevingsvergunningten behoeve van het slopen van bouwwerken:
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3. onder b van de Wet ruimtelijke ordening. 1.66
onderbouw:
een gedeelte van een gebouw, dat gedeeltelijk onder peil is gelegen. 1.67
ondergeschikte bouwdelen
ondergeschikte delen aan een gebouw zoals, trappen, bordessen, funderingen, kelderingangen, overstekende daken, goten, luifels, balkons, balkonhekken, schoorstenen, liftopbouwen en andere ondergeschikte (dak)opbouwen. 1.68
ondergeschikte detailhandel:
beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van rechtstreeks verband houden met de bedrijfsactiviteiten. 1.69
goederen,
die
functioneel
ondergeschikte functie:
functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt. 1.70
overkapping:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met één dakvlak en maximaal één gesloten wand. 1.71
patiowoning:
een woning met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnentuin, gevormd door de gevels van belendende, dan wel op het eigen bouwperceel aanwezige bebouwing. 1.72
perceelsgrens:
de grens van een perceel.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
92
1.73
plaatsgebonden risico:
risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is. 1.74
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding. 1.75
publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:
een beroeps of bedrijfsactiviteit, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan. 1.76
publiekverzorgend ambacht en dienstverlening:
een ambachtelijk c.q. dienstverlenend bedrijf dat zijn goederen en diensten rechtstreeks levert aan de consument zoals een goudsmid, schoenmaker, kapper en videotheek, alsmede commerciële en medische dienstverlening, met dien verstande dat de detailhandelsfunctie ondergeschikt en gerelateerd is aan het bedrijf. 1.77
raamprostitutie:
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen. 1.78
risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten. 1.79
ruimtelijke kwaliteit:
de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte. 1.80
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar. 1.81
straatprostitutie:
het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
93
1.82
standplaats
het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel. 1.83
stedenbouwkundigbeeld:
het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n). 1.84
terras:
een buiten een gebouw gelegen gebied, waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of etenswaren verstrekt. 1.85
uitbouw:
de vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. 1.86
verkoopvloeroppervlakte (vvo):
de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte binnen een gebouw, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank. 1.87
voorgevel:
de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel. 1.88
voorgevellijn:
de lijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan. 1.89
voorgevelrooilijn:
de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd. 1.90
waterhuishoudkundigevoorzieningen:
voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop. 1.91
werk:
een constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde. 1.92
windturbine:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor het omzetten van de energie van bewegende lucht in andere energievormen, waaronder begrepen elektriciteit en warmte.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
94
1.93
winkel:
een gebouw dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk is bedoeld om te worden gebruikt voor de uitoefening van detailhandel. 1.94
woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden. 1.95
woonzorgvoorziening/woonzorgcomplex:
bebouwing bestaande uit woningen in combinatie met maatschappelijke en algemene voorzieningen in hoofdzaak ten behoeve van de bewoners van deze woningen zoals voorzieningen in het kader van de gezondheidszorg, kleinschalige detailhandel, publiekverzorgend ambacht en dienstverlening. 1.96
zaalverhuur:
een inrichting ten behoeve van het al dan niet bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, waarbij het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren en/of het verstrekken van drank voor consumptie ter plaatse mogelijk is. 1.97
zijstrook:
de strook grond gelegen naast het hoofdgebouw, waarvan de breedte wordt bepaald door de afstand tussen de zijdelingse perceelsgrens en de zijgevel van het hoofdgebouw over de volledige diepte van het bouwperceel, behorende bij het hoofdgebouw.
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
95
Artikel 2
Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1
afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk. 2.2
bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen. 2.3
bebouwingspercentage:
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming. 2.4
bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil verticaal tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.5
breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren. 2.6
dakhelling:
langs het dakvlak gemeten ten opzichte van het horizontale vlak. 2.7
goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. 2.8
inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.9
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 2.10 peil: a. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang; b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein. 2.11
hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine. _______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
96
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
97
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 3.1
Agrarisch
Bestemmingsomschrijving
De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d.
grondgebonden agrarische bedrijven met bijbehorende voorzieningen; verharde en onverharde paden, wegen en parkeervoorzieningen; water en waterhuishoudkundige voorzieningen; extensief recreatief medegebruik.
3.2 3.2.1
Bouwregels Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. 3.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a.
b.
permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: 1. de bouwhoogte van permanente teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m; 2. de oppervlakte aan permanente teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 1 ha; de bouwhoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m, waarbij geldt dat de oppervlakte niet meer dan 2,5 ha mag bedragen.
3.2.3
Ondergronds bouwen
Op de gronden binnen deze bestemming mag niet ondergronds worden gebouwd. 3.3 Specifieke gebruiksregels a. ter plaatse van gronden die zijn gelegen binnen een afstand van 50 meter van de bestemming Tuin en/of Wonen is fruitteelt met het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen niet toegestaan. 3.4
Wijzigingsbevoegdheid 'wro-zone - wijzigingsgebied 1'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen van gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' te wijzigen in de bestemmingen Groen, Tuin, Wonen en Verkeer - Verblijfsgebied, met inachtneming van de volgende regels: a. b.
vast dient te staan dat ter plaatse geen agrarisch bedrijf meer is gevestigd; het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 135;
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
98
c. d.
woningen worden grondgebonden gerealiseerd; grondgebonden woningen mogen vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd worden gebouwd; e. het aantal meer dan twee aaneengebouwde grondgebonden woningen mag niet meer bedragen dan 20, waarbij het aantal aaneengebouwde woningen in één rij niet meer mag bedragen dan 7; f. voor vrijstaande of halfvrijstaande woningen mag per woning niet minder dan 2 parkeerplaats worden gerealiseerd, waarvan niet minder dan 1 parkeerplaats op eigen terrein; g. voor aaneengebouwde woningen mag per woning niet minder dan 1,8 parkeerplaats worden gerealiseerd, waarbij de parkeerplaatsen zijn gesitueerd op eigen terrein of in de openbare ruimte; h. aaneengebouwde woningen worden in de voorgevellijn gebouwd, vrijstaande of halfvrijstaande woningen worden gebouwd in de voorgevellijn of binnen 15 meter daarachter; i. voldaan dient te worden aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder; j. de nieuwe woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat; k. aangetoond is dat de financiële uitvoerbaarheid voldoende is verzekerd; l. vooraf dient een watertoets te worden uitgevoerd.
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
99
Artikel 4 4.1
Gemengd
Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de categorie A, met uitzondering van: 1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen; 2. risicovolle inrichtingen; b. tevens dagrecreatieve voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie', waaronder begrepen: 1. kinderboerderij; 2. hieraan ondergeschikte detailhandel, dienstverlening en horeca; c. dienstverlening; d. groenvoorzieningen; e. kantoren; f. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend: 1. een gemeenschapscentrum; 2. een kinderdagverblijf; 3. een kinderdagopvang; 4. een huisartsenpost of daarmee vergelijkbare medische voorziening; 5. hieraan ondergeschikte detailhandel, dienstverlening en horeca uit horeca categorie 2; g. nutsvoorzieningen; h. terrassen; i. tuinen, erven en verhardingen; j. voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder begrepen ontsluitingswegen, langzaamverkeerroutes, parkeervoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van bevoorrading; k. wonen in een woning, ter plaatse van de aanduiding 'wonen'; l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen; m. de instandhouding en bescherming van het rijksmonument, ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 9'. 4.2 4.2.1
Bouwregels Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken geldt dat het bouwvlak volledig mag worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' een ander maximum bebouwingspercentage is aangegeven. 4.2.2
Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: a.
gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat de voorgevelrooilijn uitsluitend mag worden overschreden met een erker, balkon of luifel, onder de volgende voorwaarden: 1. de overschrijding mag niet meer bedragen dan 1,5 m; 2. de afstand tot de bestemming Verkeer of Verkeer - Verblijfsgebied mag niet minder bedragen dan 2 m; 3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw; 4. de breedte van een erker mag niet meer bedragen dan 66% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
100
b. c. d. e. f.
de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van niet meer dan 3 m daarachter; de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' een andere maximale goothoogte is aangegeven; de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' een andere bouwhoogte is aangegeven; uitsluitend een plat dak, ter plaatse van de bouwaanduiding 'plat dak'; tevens een lessenaarsdak, ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding -10'.
4.2.3
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen gelden de volgende regels: a.
aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd; b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd; c. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 60 m²; d. voor zover de oppervlakte van de strook grond achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 300 m2 mag de onder c geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 150 m²; e. de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mogen voor maximaal 50% worden bebouwd; f. bij vrijstaande hoofdgebouwen dient één der zijstroken vrij van aan- en uitbouwen en bijgebouwen te blijven tot de lijn evenwijdig aan en op een afstand van 25 m achter de voorgevellijn; g. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m; h. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m. 4.2.4
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij andere gebouwen dan woningen
Voor het bouwen van uit- en aanbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels: a. b. c. d.
aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd; aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw gebouwd; de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mogen voor maximaal 75% worden bebouwd; de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane-grondlaag van het hoofdgebouw.
4.2.5
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a. b.
c.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd; de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer mag bedragen dan 1 m; de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
101
4.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing indien dit noodzakelijk is: a. b. c. d. e.
f.
voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld; ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; ter bevordering van de verkeers- en brandveiligheid en sociale veiligheid; ter voorkoming dat bebouwing gelegen is binnen de veiligheidszone van een inrichting in de zin van het BEVI; ter voorkoming dat bebouwing onevenredige belemmeringen oplevert voor de bedrijfsvoering van en/of ontwikkelingsmogelijkheden van de in de omgeving liggende inrichtingen in de zin van het BEVI of bedrijven; voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument'.
4.4 Specifieke gebruiksregels a. het gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte is niet toegestaan; b. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting is niet toegestaan; c. het gebruik van woningen voor recreatieve verblijfsvoorzieningen in de vorm van 'bed en breakfast' is toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende regels: 1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de hoofdgebouwen en de daaraan gebouwde bijgebouwen; 2. het aantal personen ten dienste van de recreatieve verblijfsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 10; 3. er dient minimaal 1 parkeerplaats per 12 m2 van de onder a genoemde gezamenlijke vloeroppervlakte te worden gerealiseerd op eigen terrein; d. het gebruik van de gronden met de bestemming Gemengd zonder de aanduiding 'dagrecreatie' voor maatschappelijke voorzieningen, kantoren en dienstverlening is toegestaan, indien vaststaat dat is voorzien in minimaal 91 parkeerplaatsen; 4.5 4.5.1
Afwijken van de gebruiksregels Living machine
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van een living machine, met inachtneming van de volgende regels: a. b. c. d. e. f.
een living machine is toegestaan ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'dagrecreatie'; de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m; de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m; de netto vloeroppervlakte van een living machine mag niet meer bedragen dan 200 m; de afstand van een living machine tot de zuidelijke grens van het bestemmingsvlak mag niet minder bedragen dan 30 m; er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
102
4.5.2
Maatschappelijke voorzieningen
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.1 onder f ten behoeve van andere maatschappelijke voorzieningen, met in achtneming van de volgende regels: g.
a.
maatschappelijke voorzieningen zijn alleen toelaatbaar, voor zover het maatschappelijke voorzieningen betreft die naar aard en omvang passend in de woonomgeving zijn; andere maatschappelijke voorzieningen zijn alleen toelaatbaar, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
103
Artikel 5 5.1
Groen
Bestemmingsomschrijving
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e. f. g. h. i.
bermen en beplantingen; geluidwerende voorzieningen; groenvoorzieningen; nutsvoorzieningen; speelvoorzieningen; voorzieningen voor langzaam verkeer; water en waterhuishoudkundige voorzieningen; ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein': tevens evenemententerrein; ter plaatse van de aanduiding 'waterberging': tevens water waterhuishoudkundige voorzieningen ten behoeve van de waterberging.
5.2 5.2.1
een en
Bouwregels Gebouwen
Op of in deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd, uitsluitend ten behoeve van nutsvoorzieningen. Voor deze gebouwen gelden de volgende regels: a. b.
de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m2; de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.
5.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a. b. c.
de maximale bouwhoogte voor lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m; de maximale bouwhoogte voor geluidwerende voorzieningen mag niet meer bedragen 11 m; bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
5.3 5.3.1
Afwijken van de gebruiksregels Living machine
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.1 ten behoeve van een living machine, met inachtneming van de volgende regels: a. b. c. d. e. f. g.
een living machine is toegestaan ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'evenemententerrein'; het aantal living machines bedraagt niet meer dan 1; de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m; de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m; de netto vloeroppervlakte van een living machine mag niet meer bedragen dan 200 m; de afstand van een living machine tot de bestemmingsgrens van de bestemming Verkeer en Verblijf mag niet minder bedragen dan 30 m; er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
104
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en van werkzaamheden 5.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op de gronden met de bestemming Groen en de aanduiding 'waterberging' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: a. b. c.
het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem; het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van oppervlakte verhardingen; werken of werkzaamheden, welke wijziging van de waterhuishouding beogen of ten gevolge hebben conform de keur van het beherende waterschap.
5.4.2
Uitzondering op het uitvoeringsverbod
Het in 5.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken en werkzaamheden zijnde, die: a. b.
c.
betrekking hebben op de aanleg van de bestemming Groen; het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming; reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
5.4.3
Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De in 5.4.1 genoemde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en van werkzaamheden kan slechts worden verleend: a. b.
indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterhuishoudkundige voorzieningen; nadat advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterloop c.q. waterhuishoudkundige voorziening.
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
105
Artikel 6 6.1
Tuin
Bestemmingsomschrijving
De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c.
parkeervoorzieningen; tuinen, erven, verhardingen; water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 6.2.1
Bouwregels Gebouwen
Op of in deze gronden mogen als gebouwen uitsluitend erkers, balkons of luifels en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, aan een hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming worden gebouwd, met in achtneming van de volgende regels: a. b. c. d.
de diepte mag niet meer bedragen dan 1,5 m; de afstand tot de bestemmingsgrens van de bestemming Verkeer of Verkeer Verblijfsgebied mag niet minder bedragen dan 3 m; de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw; de breedte van een erker mag niet meer bedragen dan 66% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
6.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a. b.
c.
de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m; met betrekking tot overkappingen gelden de volgende bepalingen: 1. de bebouwde oppervlakte aan overkappingen mag niet meer bedragen dan 30 m2; 2. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 3 m; 3. de afstand tot de bestemmingsgrens van de bestemming Verkeer of Verkeer Verblijfsgebied mag niet minder bedragen dan 3 m; de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
106
Artikel 7 7.1
Verkeer
Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e. f. g. h. i. j. k. l.
erftoegangswegen; fiets- en voetpaden; gebiedsontsluitingswegen; geluidwerende voorzieningen; groenvoorzieningen; nutsvoorzieningen; parkeervoorzieningen; standplaatsen; straatmeubilair; water en waterhuishoudkundige voorzieningen; ter plaatse van de aanduiding 'brug': tevens een brug; ter plaatse van de aanduiding 'waterberging': tevens water waterhuishoudkundige voorzieningen ten behoeve van de waterberging.
7.2 7.2.1
en
Bouwregels Gebouwen
Op of in deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd, uitsluitend ten behoeve van nutsvoorzieningen. Voor deze gebouwen gelden de volgende regels: a. b.
de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m2; de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.
7.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a. b. c. d. e.
de bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12 m; de bouwhoogte van signalerings- en telecommunicatiemasten mag niet meer bedragen dan 4 m; de bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 12 m; de maximale bouwhoogte voor geluidwerende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 11 m; de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en van werkzaamheden 7.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op de gronden met de bestemming Verkeer en de aanduiding 'waterberging' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: a. b. c.
het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem; het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van oppervlakte verhardingen; werken of werkzaamheden, welke wijziging van de waterhuishouding beogen of ten gevolge hebben conform de keur van het beherende waterschap.
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
107
7.3.2
Uitzondering op het uitvoeringsverbod
Het in 7.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken en werkzaamheden zijnde, die: a. b.
c.
betrekking hebben op de aanleg van de bestemming Verkeer; het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming; reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
7.3.3
Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De in 7.3.1 genoemde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en van werkzaamheden kan slechts worden verleend: a. b.
indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterhuishoudkundige voorzieningen; nadat advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterloop c.q. waterhuishoudkundige voorziening.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
108
Artikel 8 8.1
Verkeer - Verblijfsgebied
Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e. f. g. h. i. j. k.
erftoegangswegen; fiets- en voetpaden; groenvoorzieningen; nutsvoorzieningen; parkeervoorzieningen; standplaatsen; straatmeubilair; water en waterhuishoudkundige voorzieningen; ter plaatse van de aanduiding 'brug': tevens een brug; ter plaatse van de aanduiding 'waterberging': tevens water en waterhuishoudkundige voorzieningen ten behoeve van de waterberging; ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 2': uitsluitend een langzaamverkeersverbinding.
8.2 Bouwregels 8.2.1 Gebouwen a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 1 ' mogen tevens overdekte parkeervoorzieningen worden gebouwd, met in achtneming van de volgende regels: 1. overdekte parkeervoorzieningen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak; 2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' een andere maximale goothoogte is aangegeven; 3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' een andere bouwhoogte is aangegeven; 4. de oppervlakte van de overdekte parkeervoorzieningen mag niet meer bedragen dan 700 m²; b. voor nutsvoorzieningen zijn de volgende regels van toepassing: 1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m2; 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m; c. gebouwen anders dan toegelaten onder a en b, zijn niet toegestaan. 8.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a. b. c. d.
de bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12 m; de bouwhoogte van signalerings- en telecommunicatiemasten mag niet meer bedragen dan 4 m; de bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 12 m; de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
109
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en van werkzaamheden 8.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op de gronden met de bestemming Verkeer en de aanduiding 'waterberging' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: a. b. c.
het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem; het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van oppervlakte verhardingen; werken of werkzaamheden, welke wijziging van de waterhuishouding beogen of ten gevolge hebben conform de keur van het beherende waterschap.
8.3.2
Uitzondering op het uitvoeringsverbod
Het in 8.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken en werkzaamheden zijnde, die: a. b.
c.
betrekking hebben op de aanleg van de bestemming Verkeer; het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming; reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
8.3.3
Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De in 8.3.1 genoemde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en van werkzaamheden kan slechts worden verleend: a. b.
indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterhuishoudkundige voorzieningen; nadat advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterloop c.q. waterhuishoudkundige voorziening.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
110
Artikel 9 9.1
Wonen
Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e. f. g. h.
wonen in een woning; aan-huis-verbonden beroep of bedrijf; garageboxen; nutsvoorzieningen; parkeervoorzieningen; tuinen, erven en verhardingen; voorzieningen voor verkeer en verblijf; water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
9.2 9.2.1
Bouwregels Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: a. b.
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; ter plaatse van de aanduidingen zoals hierna in de tabel genoemd, mogen hoofdgebouwen worden gebouwd in de volgende verhoudingen tussen de bouwpercelen per aanduidingsvlak: vrijstaand / half vrijstaand aaneengebouwd
'specifieke bouwaanduiding 1'
niet meer dan 60 %
niet meer dan 60 %
'specifieke bouwaanduiding 2'
niet meer dan 60 %
niet meer dan 80 %
'specifieke bouwaanduiding 3'
niet meer dan 30 %
niet meer dan 90 %
'specifieke bouwaanduiding 4'
niet meer dan 20 %
niet meer dan 90 %
'specifieke bouwaanduiding 5'
niet meer dan 50 %
niet meer dan 70 %
'specifieke bouwaanduiding 6'
100 %
0%
'specifieke bouwaanduiding 7'
niet meer dan 50 %
niet meer dan 70 %
'specifieke bouwaanduiding 8'
niet meer dan 70 %
niet meer dan 50 %
c. d. e. f.
ter plaatse van aanduiding 'aaneengebouwd' mogen uitsluitend aaneengebouwde hoofdgebouwen worden gebouwd; ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen uitsluitend gestapelde hoofdgebouwen worden gebouwd; ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen uitsluitend vrijstaande hoofdgebouwen worden gebouwd; ter plaatse van de aanduidingen zoals hierna in de tabel genoemd, mag de voorgevel van het hoofdgebouw als volgt worden gesitueerd:
'specifieke bouwaanduiding 1'
tenminste 60% van het aantal hoofdgebouwen in de voorgevelrooilijn;
'specifieke bouwaanduiding 2'
tenminste 60% van het aantal hoofdgebouwen in de voorgevelrooilijn;
'specifieke bouwaanduiding 3'
tenminste 60% van het aantal hoofdgebouwen in de voorgevelrooilijn;
'specifieke bouwaanduiding 4'
tenminste 60% van het aantal hoofdgebouwen in de voorgevelrooilijn;
'specifieke bouwaanduiding 5'
tenminste 60% van het aantal hoofdgebouwen in de voorgevelrooilijn;
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
111
'specifieke bouwaanduiding 6'
in de voorgevelrooilijn of tot niet meer dan 7 m daarachter, met dien verstande dat de voorgevellijn van vrijstaande en halfvrijstaande hoofdgebouwen ten minste 1 m verspringt ten opzichte van de aan weerszijden gelegen niet aaneengebouwde hoofdgebouwen;
'specifieke bouwaanduiding 7'
van de vrijstaande en halfvrijstaande hoofdgebouwen in de voorgevelrooilijn of tot niet meer dan 7 m daarachter en van aaneengebouwde hoofdgebouwen in de voorgevelrooilijn of tot niet meer dan 2 m daarachter, met dien verstande dat de voorgevellijn van 50% van de vrijstaande en halfvrijstaande hoofdgebouwen ten minste 1 m verspringt ten opzichte van de aan weerszijden gelegen niet aaneengebouwde hoofdgebouwen;
'specifieke bouwaanduiding 8'
vrijstaande en halfvrijstaande hoofdgebouwen in de voorgevelrooilijn of tot niet meer dan 20 m daarachter en van aaneengebouwde hoofdgebouwen in de voorgevelrooilijn of tot niet meer dan 5 m daarachter, met dien verstande dat de voorgevellijn van 50% van de vrijstaande en halfvrijstaande hoofdgebouwen ten minste 1 m verspringt ten opzichte van de aan weerszijden gelegen niet aaneengebouwde hoofdgebouwen;
'vrijstaand'
in de voorgevelrooilijn of tot niet meer dan 15 m daarachter, met dien verstande dat de voorgevellijn van 50% van de hoofdgebouwen ten minste 1 m verspringt ten opzichte van de aan weerszijden gelegen hoofdgebouwen;
'aaneengebouwd'
uitsluitend in de voorgevelrooilijn;
'gestapeld'
uitsluitend in de voorgevelrooilijn;
g.
voor het bouwen van vrijstaande of halfvrijstaande hoofdgebouwen gelden de volgende regels: 1. de diepte van een hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 15 m; 2. de breedte van een hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 15 m; 3. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m, met dien verstande dat bij halfvrijstaande hoofdgebouwen de afstand van 3 m niet van toepassing is voor de zijdelingse perceelsgrens waarin de hoofdgebouwen aaneen zijn gebouwd; 4. een omgevingsvergunning voor het bouwen van een vrijstaand hoofdgebouw wordt slechts verleend, indien vaststaat dat per woning minimaal 2 parkeerplaatsen worden gerealiseerd, waarvan minimaal 2 parkeerplaatsen op eigen terrein; 5. een omgevingsvergunning voor het bouwen van een halfvrijstaand hoofdgebouw wordt slechts verleend, indien vaststaat dat per woning minimaal 2 parkeerplaatsen worden gerealiseerd, waarvan minimaal 1 parkeerplaats op eigen terrein; h. voor het bouwen van aaneengebouwde hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
112
1.
i.
j. k.
de diepte van een hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 15 m; 2. de breedte van een hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m; 3. per aanduidingsvlak mag per straatwand niet meer dan 1 blok meer dan 2 aaneen worden gebouwd, met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 8', waar per straatwand niet meer dan 3 blokken meer dan 2 aaneen mogen worden gebouwd. 4. een omgevingsvergunning voor het bouwen van een aaneengebouwd hoofdgebouw wordt slechts verleend, indien vaststaat dat per woning minimaal 1,8 parkeerplaats wordt gerealiseerd, op eigen terrein of in de openbare ruimte; 5. een omgevingsvergunning voor het bouwen van een hoekwoning in een aaneengebouwd hoofdgebouw ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding 6', 'specifieke bouwaanduiding - 7' en 'specifieke bouwaanduiding - 8' wordt slechts verleend, indien vaststaat dat per hoekwoning minimaal 2 parkeerplaatsen worden gerealiseerd, waarvan minimaal 1 parkeerplaats op eigen terrein; voor het bouwen van gestapelde hoofdgebouwen gelden de volgende regels: 1. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' een ander maximum bebouwingspercentage is aangegeven; 2. diepte van een hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 25 m; 3. de breedte van een hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 40 m; 4. een omgevingsvergunning voor het bouwen van een hoofdgebouw wordt slechts verleend, indien vaststaat dat per woning minimaal 1,8 parkeerplaats wordt gerealiseerd, op eigen terrein, waarvan 0,8 parkeerplaats openbaar toegankelijk is; de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' een andere maximale goothoogte is aangegeven; de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' een andere maximale bouwhoogte is aangegeven.
9.2.2
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels: a. b. c.
d. e.
f.
aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd; de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak, mag niet meer bedragen dan 60 m²; voor zover de oppervlakte van de strook grond achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 300 m2 mag de onder b geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 150 m²; de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mogen voor maximaal 50% worden bebouwd; bij vrijstaande hoofdgebouwen dient één der zijstroken vrij van aan- en uitbouwen en bijgebouwen te blijven tot de lijn evenwijdig aan en op een afstand van 25 m achter de voorgevellijn; de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
113
g.
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
9.2.3
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a. b.
c.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen en buiten het bouwvlak; de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer mag bedragen dan 1 m; de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
9.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing indien dit noodzakelijk is: a. b. c. d. e.
f.
voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld; ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; ter bevordering van de verkeers- en brandveiligheid en sociale veiligheid; ter voorkoming dat bebouwing gelegen is binnen de veiligheidszone van een inrichting in de zin van het BEVI; ter voorkoming dat bebouwing onevenredige belemmeringen oplevert voor de bedrijfsvoering van en/of ontwikkelingsmogelijkheden van de in de omgeving liggende inrichtingen in de zin van het BEVI of bedrijven; ter voorkoming dat bebouwing de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en inrichtingen, woningen en bouwwerken onevenredig aantast.
9.4 Specifieke gebruiksregels 9.4.1 Algemeen a. het gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte is niet toegestaan; b. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting is niet toegestaan; c. het gebruik van woningen voor recreatieve verblijfsvoorzieningen in de vorm van 'bed en breakfast' is toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende regels: 1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de hoofdgebouwen en de daaraan gebouwde bijgebouwen; 2. het aantal personen ten dienste van de recreatieve verblijfsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 10; 3. er dient minimaal 1 parkeerplaats per 12 m2 van de onder a genoemde gezamenlijke vloeroppervlakte te worden gerealiseerd op eigen terrein. 9.4.2
Aan-huis-verbonden beroep of bedrijf
Voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, gelden de volgende regels: a. b.
de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 50 m²; er dient minimaal 1 parkeerplaats per 12 m2 van de onder a genoemde gezamenlijke vloeroppervlakte te worden gerealiseerd op eigen terrein;
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
114
c. d.
detailhandel is niet toegestaan; de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
115
Artikel 10 10.1
Wonen - Uit te werken - 1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Uit te werken- 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e. f. g. h. i. j.
wonen in een woning; aan-huis-verbonden beroep of bedrijf; garageboxen; groenvoorzieningen; nutsvoorzieningen; parkeervoorzieningen; speelvoorzieningen; tuinen, erven en verhardingen; voorzieningen voor verkeer en verblijf; water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
10.2
Uitwerkingsregels
Burgemeester en wethouders werken de in lid 10.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels: a. b. c. d.
e.
in het uitwerkingsplan mogen de bestemmingen Tuin, Verkeer - Verblijfsgebied en Wonen worden opgenomen; hoofdgebouwen mogen uitsluitend grondgebonden worden gebouwd; hoofdgebouwen in het centrale deel van het uitwerkingsgebied mogen in niet minder dan vier noord-zuid georiënteerde bouwstroken worden gebouwd; het aantal hoofdgebouwen mag niet meer dan 75 bedragen, met dien verstande dat van het aantal hoofdgebouwen: 1. niet meer dan 60% vrijstaand mag worden gebouwd; 2. niet meer dan 20% halfvrijstaand wordt mag worden gebouwd; 3. niet meer dan 50% aaneengebouwd mag worden gebouwd, met dien verstande dat het aantal aaneengebouwde hoofdgebouwen per bouwstrook niet meer mag bedragen dan 50%, waarbij het aantal aaneengebouwde hoofdgebouwen per blok niet meer mag bedragen dan 7; voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: 1. de afstand van een vrijstaand en een halfvrijstaand hoofdgebouw tot de voorste of de achterste perceelsgrens mag niet meer bedragen dan 15 m; 2. de afstand van een aaneengebouwd hoofdgebouw tot de voorste perceelsgrens mag niet meer bedragen dan 2 m; 3. de voorgevellijn van vrijstaande en halfvrijstaande hoofdgebouwen verspringt ten minste 1 m ten opzichte van de aan weerszijden gelegen niet aaneengebouwde hoofdgebouwen; 4. de afstand van een vrijstaand of halfvrijstaand hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m, met dien verstande dat bij halfvrijstaande woningen de afstand van 3 m niet van toepassing is voor de zijdelingse perceelsgrens waarin de hoofdgebouwen aaneen zijn gebouwd; 5. de maximale diepte van een hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 15 m; 6. de breedte van een vrijstaand hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, mag niet meer bedragen dan 15 m en de breedte van een halfvrijstaand of een aaneengebouwd hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, niet meer dan 10 m; 7. een omgevingsvergunning voor het bouwen van een vrijstaand hoofdgebouw wordt slechts verleend, indien vaststaat dat per woning minimaal
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
116
f. g.
2 parkeerplaatsen worden gerealiseerd, waarvan minimaal 2 parkeerplaatsen op eigen terrein; 8. een omgevingsvergunning voor het bouwen van een halfvrijstaand hoofdgebouw wordt slechts verleend, indien vaststaat dat per woning minimaal 2 parkeerplaatsen worden gerealiseerd, waarvan minimaal 1 parkeerplaats op eigen terrein; 9. een omgevingsvergunning voor het bouwen van een hoekwoning in een aaneengebouwd hoofdgebouw wordt slechts verleend, indien vaststaat dat per hoekwoning minimaal 2 parkeerplaatsen worden gerealiseerd, waarvan minimaal 1 parkeerplaats op eigen terrein; 10. een omgevingsvergunning voor het bouwen van een aaneengebouwd hoofdgebouw niet zijnde een hoekwoning wordt slechts verleend, indien vaststaat dat per woning minimaal 1,8 parkeerplaats wordt gerealiseerd, op eigen terrein of in de openbare ruimte; de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' een andere maximale goothoogte is aangegeven; de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' een andere maximale bouwhoogte is aangegeven.
10.3
Bouwregels
Op deze gronden mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een in werking getreden uitwerkingsplan en met inachtneming van de in dat plan opgenomen regels. 10.4
Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.3, indien de op te richten bebouwing naar zijn bestemming en gebruik, alsmede naar zijn afmetingen en zijn plaats binnen het plangebied in overeenstemming zal zijn met, dan wel op verantwoorde wijze kan worden ingepast in een reeds vastgesteld uitwerkingsplan of een daarvoor ter inzage gelegd ontwerp.
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
117
Artikel 11 11.1
Wonen - Uit te werken - 2
Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen - Uit te werken - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e. f. g. h. i. j. k.
wonen in een woning; aan-huis-verbonden beroep of bedrijf; garageboxen; groenvoorzieningen; nutsvoorzieningen; parkeervoorzieningen; speelvoorzieningen; tuinen, erven en verhardingen; voorzieningen voor verkeer en verblijf; water en waterhuishoudkundige voorzieningen; ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van instandhouding van de zichtlijn op de abdij Mariënkroon.
11.2
waarde
- zichtlijn' de
Uitwerkingsregels
Burgemeester en wethouders werken de in lid 11.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels: a. b. c. d. e. f.
g.
in het uitwerkingsplan mogen de bestemmingen Tuin, Verkeer - Verblijfsgebied en Wonen worden opgenomen; ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 1' is geen woonbestemming toegestaan; hoofdgebouwen mogen uitsluitend grondgebonden worden gebouwd; hoofdgebouwen mogen uitsluitend in een hof bestaande uit een dubbele rij bouwpercelen worden gebouwd; de oppervlakte van de centrale openbare ruimte in het hof mag niet minder bedragen dan 900 m²; het aantal hoofdgebouwen mag niet meer dan 55 bedragen, met dien verstande dat van het aantal hoofdgebouwen : 1. niet meer dan 40% vrijstaand mag worden gebouwd; 2. niet meer dan 30% halfvrijstaand wordt mag worden gebouwd; 3. niet meer dan 60% aaneengebouwd mag worden gebouwd, waarbij het aantal aaneengebouwde hoofdgebouwen per blok niet minder mag bedragen dan 3 en niet meer dan 7; voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: 1. hoofdgebouwen aan de buitenzijde van het hof mogen uitsluitend vrijstaand en halfvrijstaand worden gebouwd; aan de binnenzijde van het hof zijn tevens aaneengebouwde hoofdgebouwen toegestaan; 2. hoofdgebouwen worden in de voorste perceelsgrens gebouwd; 3. de afstand van een vrijstaand of halfvrijstaand hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m, met dien verstande dat bij halfvrijstaande hoofdgebouwen de afstand van 3 m niet van toepassing is voor de zijdelingse perceelsgrens waarin de hoofdgebouwen aaneen zijn gebouwd; 4. de maximale diepte van een hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, mag niet meer bedragen dan 15 m; 5. de breedte van een vrijstaand hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, mag niet meer bedragen dan 15 m en de breedte van een halfvrijstaand of een aaneengebouwd hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, niet meer dan 10 m;
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
118
6.
een omgevingsvergunning voor het bouwen van een vrijstaand hoofdgebouw wordt slechts verleend, indien vaststaat dat per woning minimaal 2 parkeerplaatsen worden gerealiseerd, waarvan minimaal 2 parkeerplaatsen op eigen terrein; 7. een omgevingsvergunning voor het bouwen van een halfvrijstaand hoofdgebouw wordt slechts verleend, indien vaststaat dat per woning minimaal 2 parkeerplaatsen worden gerealiseerd, waarvan minimaal 1 parkeerplaats op eigen terrein; 8. een omgevingsvergunning voor het bouwen van een aaneengebouwd hoofdgebouw wordt slechts verleend, indien vaststaat dat per woning minimaal 1,8 parkeerplaats wordt gerealiseerd, op eigen terrein of in de openbare ruimte; h. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' een andere maximale goothoogte is aangegeven; i. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' een andere maximale bouwhoogte is aangegeven. 11.3
Bouwregels
Op deze gronden mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een in werking getreden uitwerkingsplan en met inachtneming van de in dat plan opgenomen regels. 11.4
Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.3, indien de op te richten bebouwing naar zijn bestemming en gebruik, alsmede naar zijn afmetingen en zijn plaats binnen het plangebied in overeenstemming zal zijn met, dan wel op verantwoorde wijze kan worden ingepast in een reeds vastgesteld uitwerkingsplan of een daarvoor ter inzage gelegd ontwerp.
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
119
Artikel 12 12.1
Wonen - Uit te werken - 3
Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen - Uit te werken - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e. f. g. h. i. j.
wonen in een woning; aan-huis-verbonden beroep of bedrijf; garageboxen; groenvoorzieningen; nutsvoorzieningen; parkeervoorzieningen; speelvoorzieningen; tuinen, erven en verhardingen; voorzieningen voor verkeer en verblijf; water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
12.2
Uitwerkingsregels
Burgemeester en wethouders werken de in lid 12.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels: a.
in het uitwerkingsplan mogen de bestemmingen Tuin, Verkeer - Verblijfsgebied en Wonen worden opgenomen; b. hoofdgebouwen mogen uitsluitend grondgebonden worden gebouwd; c. hoofdgebouwen mogen uitsluitend in een hof bestaande uit een enkele rij bouwpercelen worden gebouwd; d. de oppervlakte van de centrale openbare ruimte in het hof mag niet minder bedragen dan 2.500 m²; e. het aantal hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 65; f. hoofdgebouwen mogen uitsluitend als aaneengebouwde patiowoning worden gebouwd en binnen 30 meter van de hoeken van het bestemmingsvlak ook als aaneengebouwde hoofdgebouwen, waarbij het aantal aaneengebouwde hoofdgebouwen per blok niet minder dan 12 mag bedragen en het aantal blokken niet minder dan 4 mag bedragen; g. voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: 1. de voorgevel van het hoofdgebouw wordt georiënteerd op de centrale openbare ruimte, met dien verstande dat de voorgevel van een hoofdgebouw binnen 30 meter van de hoeken van het bestemmingsvlak georiënteerd wordt op de buitenzijde van het hof; 2. de voorgevel wordt in de voorste perceelsgrens gebouwd; 3. de maximale diepte van een hoofdgebouw inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 20 m; 4. de breedte van een aaneengebouwd hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, mag niet minder dan 6 m bedragen, met dien verstande dat binnen 30 m van de hoeken van het bestemmingsvlak de breedte van een aaneengebouwd hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, niet meer mag bedragen dan 15 m; 5. een omgevingsvergunning voor het bouwen van een aaneengebouwd hoofdgebouw wordt slechts verleend, indien vaststaat dat per woning minimaal 1,8 parkeerplaats wordt gerealiseerd, op eigen terrein of in de openbare ruimte; h. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' een andere maximale goothoogte is aangegeven; i. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' een andere maximale bouwhoogte is
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
120
aangegeven. 12.3
Bouwregels
Op deze gronden mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een in werking getreden uitwerkingsplan en met inachtneming van de in dat plan opgenomen regels. 12.4
Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.3, indien de op te richten bebouwing naar zijn bestemming en gebruik, alsmede naar zijn afmetingen en zijn plaats binnen het plangebied in overeenstemming zal zijn met, dan wel op verantwoorde wijze kan worden ingepast in een reeds vastgesteld uitwerkingsplan of een daarvoor ter inzage gelegd ontwerp.
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
121
Artikel 13 13.1
Wonen - Uit te werken - 4
Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen - Uit te werken - 4 aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e. f. g. h. i. j. k.
wonen in een woning; aan-huis-verbonden beroep of bedrijf; garageboxen; groenvoorzieningen; nutsvoorzieningen; parkeervoorzieningen; speelvoorzieningen; tuinen, erven en verhardingen; voorzieningen voor verkeer en verblijf; water en waterhuishoudkundige voorzieningen; ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van instandhouding van de zichtlijn op de abdij Mariënkroon.
13.2
waarde
- zichtlijn' de
Uitwerkingsregels
Burgemeester en wethouders werken de in lid 13.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels: a. b. c. d.
e.
in het uitwerkingsplan mogen de bestemmingen Tuin, Verkeer - Verblijfsgebied en Wonen worden opgenomen; ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - zichtlijn' is geen woonbestemming toegestaan; hoofdgebouwen mogen uitsluitend grondgebonden worden gebouwd; het aantal hoofdgebouwen mag niet meer dan 100 bedragen, met dien verstande dat van het aantal hoofdgebouwen: 1. niet meer dan 45% vrijstaand mag worden gebouwd; 2. niet meer dan 25% halfvrijstaand mag worden gebouwd; 3. niet meer dan 60% aaneengebouwd mag worden gebouwd, waarbij het aantal aaneengebouwde hoofdgebouwen per blok niet meer mag bedragen dan 7; voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: 1. hoofdgebouwen mogen in niet minder dan 3 bouwstroken worden gebouwd, waarvan niet minder dan 50% noord-zuid is georiënteerd; 2. de afstand van een vrijstaand en een halfvrijstaand hoofdgebouw tot de voorste of de achterste perceelsgrens mag niet meer bedragen dan 17 m; 3. de afstand van een aaneengebouwd hoofdgebouw tot de voorste perceelsgrens mag niet meer bedragen dan 2 m; 4. de voorgevellijn van vrijstaande en halfvrijstaande hoofdgebouwen verspringt ten minste 1 m ten opzichte van de aan weerszijden gelegen niet aaneengebouwde hoofdgebouwen; 5. de afstand van een vrijstaand of halfvrijstaand hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m, met dien verstande dat bij halfvrijstaande hoofdgebouwen de afstand van 3 m niet van toepassing is voor de zijdelingse perceelsgrens waarin de hoofdgebouwen aaneen zijn gebouwd; 6. de maximale diepte van een hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, mag niet meer bedragen dan 15 m; 7. de breedte van een vrijstaand hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, mag niet meer bedragen dan 15 m en de breedte van een halfvrijstaand of een aaneengebouwd hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen niet meer dan 10 m;
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
122
8.
f. g.
een omgevingsvergunning voor het bouwen van een vrijstaand hoofdgebouw wordt slechts verleend, indien vaststaat dat per woning minimaal 2 parkeerplaatsen worden gerealiseerd, waarvan minimaal 2 parkeerplaatsen op eigen terrein; 9. een omgevingsvergunning voor het bouwen van een halfvrijstaand hoofdgebouw wordt slechts verleend, indien vaststaat dat per woning minimaal 2 parkeerplaatsen worden gerealiseerd, waarvan minimaal 1 parkeerplaats op eigen terrein; 10. een omgevingsvergunning voor het bouwen van een hoekwoning in een aaneengebouwd hoofdgebouw wordt slechts verleend, indien vaststaat dat per hoekwoning minimaal 2 parkeerplaatsen worden gerealiseerd, waarvan minimaal 1 parkeerplaats op eigen terrein; 11. een omgevingsvergunning voor het bouwen van een aaneengebouwd hoofdgebouw niet zijnde een hoekwoning wordt slechts verleend, indien vaststaat dat per woning minimaal 1,8 parkeerplaats wordt gerealiseerd, op eigen terrein of in de openbare ruimte; de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' een andere maximale goothoogte is aangegeven; de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' een andere maximale bouwhoogte is aangegeven.
13.3
Bouwregels
Op deze gronden mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een in werking getreden uitwerkingsplan en met inachtneming van de in dat plan opgenomen regels. 13.4
Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 13.3, indien de op te richten bebouwing naar zijn bestemming en gebruik, alsmede naar zijn afmetingen en zijn plaats binnen het plangebied in overeenstemming zal zijn met, dan wel op verantwoorde wijze kan worden ingepast in een reeds vastgesteld uitwerkingsplan of een daarvoor ter inzage gelegd ontwerp.
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
123
Artikel 14 14.1
Waarde - Archeologie
Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden. 14.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a.
b.
c.
voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m², een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld; een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd. indien uit het in lid 14.2 onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen: 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en van werkzaamheden 14.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren: a.
b. c.
het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,70 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen; het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels; het aanleggen van leidingen dieper dan 0,70 m onder het maaiveld
14.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod Het verbod van lid 14.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden: a. b.
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen; reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
124
14.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning De werken en werkzaamheden, zoals in lid 14.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar indien: a. b.
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden; de aanvrager een rapport overlegt waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, met dien verstande dat een rapport niet noodzakelijk is indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
125
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 15
Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
126
Artikel 16 16.1
Algemene aanduidingsregels
Geerpark
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding Geerpark mag het totaal aantal woningen niet meer bedragen dan 370.
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
127
Artikel 17 17.1
Algemene bouwregels
Bestaande afmetingen en afstanden
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand tot enige grens van bouwwerken, die rechtens, in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
128
Artikel 18
Algemene afwijkingsregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de regels ten aanzien van: a.
b.
c.
het bouwen van openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, met dien verstande dat: 1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m3 mag bedragen; 2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen; de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat : 1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, de bouwhoogte mag worden vergroot tot niet meer dan 40 m; 2. ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten, de bouwhoogte mag worden vergroot tot niet meer dan 50 m; 3. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de bouwhoogte mag worden vergroot tot niet meer dan 10 m; van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak; 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,26 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw.
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
129
Artikel 19 19.1
Algemene wijzigingsregels
Wijzigen bestemmingsgrenzenVerkeer en Verkeer- Verblijf
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van: a. b. c.
het in geringe mate aanpassen van het beloop of het profiel van wegen; de aansluiting van wegen onderling; de aanleg en realisering van parkeervoorzieningen;
indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
130
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
131
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 20 20.1
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt: a.
b.
c.
een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan; het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%; dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
20.2
Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt: a.
b.
c.
d.
het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet; het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind; indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten; dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
008410.00
132
Artikel 21
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Geerpark'.
_______________________________________________________________________________________________________________ 008410.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
BESTEMMINGSPLAN
Voorontwerpbestemmingsplan “Geerpark” te Vlijmen Het college van Heusden maakt bekend dat met ingang van 19 augustus 2011 gedurende vier weken voor een ieder ter inzage ligt het voorontwerpbestemmingsplan “Geerpark” te Vlijmen. Het plangebied heeft een grootte van circa 38 ha en is begrensd door de Tuinbouwweg in het noorden, de Priemsteeg en het sportcomplex in het oosten, de Wolput en de Mortelweg in het zuiden en de agrarische percelen ten oosten van de Abt van Engelenlaan en Mariënkroon in het westen. Het plangebied omvat ook de herontwikkeling van het Mommersteegcomplex, het zogenoemde perceel Meijer en de randen van het nieuwe woongebied (met de daarop voorkomende bebouwing). Het bestemmingsplan biedt een juridisch-planologisch kader voor de realisatie van het nieuwe woongebied met circa 800 woningen en bijbehorende voorzieningen, de herstructurering van Mommersteeg, de realisering van enkele particuliere initiatieven en de actualisering van direct aangrenzende gronden, zodat sprake is van een logisch begrensd plangebied. Inzage De stukken liggen van 19 augustus 2011 tot en met 16 september 2011 ter inzage. U kunt de stukken inzien in het gemeentehuis in Drunen en Vlijmen en in de bibliotheek in Heusden. Dit kan tijdens openingstijden. Inspraakreactie Gedurende de bovengenoemde termijn van vier weken kan een ieder naar keuze schriftelijk (wat de voorkeur heeft) of mondeling zijn of haar zienswijze omtrent het voorontwerpbestemmingsplan naar voren brengen bij het college van Heusden. Een schriftelijke zienswijze kunt u sturen naar het college van Heusden, postbus 41, 5250 AA Vlijmen. Indien u mondeling wilt reageren, maar ook als u wat meer informatie of een toelichting wenst, kunt u contact opnemen voor een afspraak met dhr. R. Flipsen, telefoonnummer 073-5131789.
PUBLICATIE OP INFORMATIEPAGINA EN IN DE SCHERPER VAN 17 AUGUSTUS 2011