VOORONDERZOEK HBO-SAM KWALITEITSZORG
Eindrapport
Martine Boschmans (CVO HIK) Vera Pletincx (Arteveldehogeschool)
31 augustus 2009
VLOR – AR-WG-Samenwerking Hoger Beroepsonderwijs-kwaliteitszorg
Inhoudstafel 1
REGELGEVING _____________________________________________________ 3
1.1 Decreet betreffende het secundair na secundair onderwijs en het hoger beroepsonderwijs (30/04/2009; B.S. 20/07/2009) _______ 3 1.2 Regelgeving buiten HBO-decreet ___________________________________ 5 1.2.1 Decreet betreffende het volwassenenonderwijs (15 juni 2007; B.S. 31/08/2007)______________________________________________________________ 5 1.2.2 Decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs (30 april 2009; Stuk 2160 nr. 4) _____________________________________________________________________ 6 1.2.3 Decreet betreffende het onderwijs XIX (30 april 2009; Stuk 2159 nr. 5) ___ 7 1.2.4 Decreet betreffende de kwalificatiestructuur (30 april 2009; B.S. 16/07/2009)______________________________________________________________ 7
2
BEOORDELINGSKADERS EN OPERATIONELE PROCEDURES ____ 8
2.1 Onderwijsinspectie __________________________________________________ 8 2.1.1 Gedifferentieerde doorlichting _____________________________________________ 8 2.1.2 Onderzoek van gecombineerd onderwijs _________________________________ 10 2.2 Het huidige visitatie-accreditatiestelsel ___________________________ 2.2.1 Situering ________________________________________________________________ 2.2.2 Huidige accreditatiestelsel bachelor- en masteropleidingen _______________ 2.2.3 Huidige onderwijsvisitaties bachelor- en masteropleidingen ______________ 2.2.4 Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen __________ 2.2.5 Associate Degrees in Nederland __________________________________________
12 12 12 14 17 17
2.3 Concept accreditatiestelsel bachelor- en masteropleidingen in te voeren vanaf 2012 __________________________________________________ 18 2.3.1 Concept accreditatiestelsel bachelor- en masteropleidingen na 2012______ 18 2.3.2 Concept visitatiestelsel bachelor- en masteropleidingen na 2012 _________ 19 2.4 Het concept accreditatiekader HBO5-opleidingen / Associate Degrees (AD) _______________________________________________________ 20 2.4.1 Situering ________________________________________________________________ 20 2.4.2 Concept accreditatiekader HBO5 / Associate Degrees ____________________ 20
3
INVENTARISATIE KNELPUNTEN EN KANSEN TOT AFSTEMMING BIJ DE VISITATIES VAN DE HBO5- OPLEIDINGEN _____________ 22
3.1 Situering ____________________________________________________________ 22 3.2 Probleemstelling ____________________________________________________ 22 3.3 Inventarisatie knelpunten _________________________________________ 23 3.4 Mogelijke ideeën tot afstemming __________________________________ 24
4
INFORMATIETABEL VERSCHILLENDE BEOORDELINGSKADERS 26
4.1 Doorlichting SO & CVO (vernieuwde CIPO-kader) ________________ 26 4.2 Instellingsevaluatie ________________________________________________ 27
Projectoutput vooronderzoek HBO-SAM kwaliteitszorg – 31 augustus 2009
Pagina 1
VLOR – AR-WG-Samenwerking Hoger Beroepsonderwijs-kwaliteitszorg
4.3 Beoordelingskader HBO5-opleiding (decreet) ____________________ 28 4.4 Visitatie professionele bachelor vóór 2012 _______________________ 29 4.5 Visitatie SLO (concept) _____________________________________________ 30 4.6 Beperkte opleidingsbeoordeling (professionele bachelor na 2012) (concept NVAO 21 april 2009) _____________________________________ 31 4.7 Associate Degrees in Nederland ___________________________________ 32 4.8 Conceptkaders HBO5 / Associate Degrees (15 juli 2009)________ 34 Bijlage 1 Omschrijving niveau Short Cycle ‘Dublindescriptoren’
Projectoutput vooronderzoek HBO-SAM kwaliteitszorg – 31 augustus 2009
Pagina 2
VLOR – AR-WG-Samenwerking Hoger Beroepsonderwijs-kwaliteitszorg
1 REGELGEVING 1.1
Decreet betreffende het secundair na secundair onderwijs en het hoger beroepsonderwijs (30/04/2009; B.S. 20/07/2009)
De regelgeving met betrekking tot kwaliteitszorg is opgenomen in artikel 5 van het bovenstaande decreet, hierna genoemd HBO-decreet. In dit artikel wordt het beoordelingskader beschreven dat garandeert dat de instellingen een onderwijs aanbieden dat de cursisten bij het voltooien van de opleiding van het hoger beroepsonderwijs leidt naar een erkende onderwijskwalificatie van kwalificatieniveau 5. Het beoordelingskader omvat een aantal criteria zoals de onderwijsinhoud, het onderwijsproces, de uitkomst van het onderwijs en de materiële voorzieningen (zie verder 4.3). De visitaties van de opleidingen van het hoger beroepsonderwijs worden gecoördineerd door de VLHORA en de decretale stuurgroep. Ze verlopen op grond van een protocol van kwaliteitszorg dat afgestemd is op de criteria. Het protocol wordt vastgelegd en openbaar gemaakt door de Onderwijsinspectie, de VLHORA, de decretale stuurgroep en het accreditatieorgaan. In het protocol worden minimaal volgende onderwerpen opgenomen: 1.
de wijze van afstemming op elkaar van de beoordelingskaders van het hoger beroepsonderwijs, enerzijds, en de beoordelingskaders gebruikt door de Onderwijsinspectie bij de doorlichtingen van secundaire scholen en centra voor volwassenenonderwijs die hoger beroepsonderwijs inrichten, en de beoordelingskaders gebruikt door de VLHORA bij de visitaties van hogescholen die hoger beroepsonderwijs inrichten, anderzijds;
2.
de afspraken over de afstemming van de visitaties van de opleidingen van het hoger beroepsonderwijs, enerzijds, op de doorlichtingen van secundaire scholen en centra voor volwassenenonderwijs en de visitaties van de professionele bacheloropleidingen, anderzijds. Deze afspraken omvatten minimaal afspraken over de beoordeling van de materiële voorzieningen, de kwaliteit van het personeel, de organisatie en de interne kwaliteitszorg;
3.
de afspraken over de wijze van organisatorische samenwerking bij de visitatie van opleidingen van het hoger beroepsonderwijs;
4.
de criteria voor de samenstelling van de visitatiecommissies die ervoor zorgen dat de leden in onafhankelijkheid kunnen oordelen;
5.
de mogelijkheid voor het instellingsbestuur om technische opmerkingen en inhoudelijke bezwaren over te maken alvorens de visitatiecommissie de externe beoordeling definitief vaststelt en de plicht voor de visitatiecommissie om ten aanzien van het instellingsbestuur schriftelijk te antwoorden op de geformuleerde inhoudelijke bezwaren.
Dit protocol wordt Onderwijsraad.
door
de
Vlaamse
Regering
bekrachtigd
na
advies
van
de
Vlaamse
Voor de toepassing van dit decreet richt de Vlaamse Regering een Commissie Hoger Beroepsonderwijs op bij de Vlaamse overheid. Deze commissie oordeelt over de macrodoelmatigheid van een nieuwe opleiding van het hoger beroepsonderwijs. Daarnaast wordt de Vlaamse regering gemachtigd de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie aan te wijzen om de ‘toets nieuwe HBO5-opleiding’ uit te voeren en de accreditatie te verlenen voor het hoger beroepsonderwijs. Een instellingsbestuur kan een opleiding van het hoger beroepsonderwijs programmeren als voldaan is aan volgende voorwaarden: 1.
de opleiding heeft de “macrodoelmatigheidstoets” met positief gevolg ondergaan;
2.
de opleiding heeft de “toets nieuwe HBO5-opleiding” met positief gevolg ondergaan.
Indien een instellingsbestuur een nieuwe opleiding van het hoger beroepsonderwijs wil inrichten moet zij hiertoe een aanvraag indienen. Het instellingsbestuur dient daartoe één dossier in bij de Projectoutput vooronderzoek HBO-SAM kwaliteitszorg – 31 augustus 2009
Pagina 3
VLOR – AR-WG-Samenwerking Hoger Beroepsonderwijs-kwaliteitszorg
Commissie Hoger Beroepsonderwijs en de NVAO. Zij bepalen in overleg de vorm en de inhoud van het dossier dat bij de aanvraag wordt gevoegd. De regelgeving inzake kwaliteitszorg wordt verder beschreven in hoofdstuk II van het decreet. De instellingen die opleidingen van het hoger beroepsonderwijs aanbieden zorgen voor de interne kwaliteitszorg van de onderwijsactiviteiten in het kader van de opleidingen van het hoger beroepsonderwijs. Ze zien permanent en op eigen initiatief toe op de kwaliteit van hun opleidingen van het hoger beroepsonderwijs. De externe kwaliteitszorg voorziet in visitatie en accreditatie. De visitatie vindt ten minste om de acht jaar plaats voor de opleidingen van het hoger beroepsonderwijs. De visitatie wordt uitgevoerd, naar gelang het geval, per opleiding hoger beroepsonderwijs of per cluster van opleidingen voor alle instellingen die de opleiding of de cluster van opleidingen organiseren. De VLHORA en de decretale stuurgroep Volwassenenonderwijs bepalen de clusters van opleidingen in overleg met de Onderwijsinspectie. In elk geval worden opleidingen geclusterd binnen eenzelfde studiegebied. De visitatie wordt uitgevoerd door een visitatiecommissie. De VLHORA en de decretale stuurgroep Volwassenenonderwijs stellen de visitatiecommissies samen. Ze dragen er zorg voor dat de leden van de visitatiecommissie in onafhankelijkheid kunnen oordelen overeenkomstig het protocol zoals hiervoor vermeld. Van de visitatiecommissie maakt ten minste één deskundige deel uit die het beroepenveld van de opleiding of cluster van opleidingen vertegenwoordigt. Van de visitatiecommissie maakt ten minste één cursist deel uit die op het moment van de samenstelling van de commissie ingeschreven is aan een opleiding hoger beroepsonderwijs. Als blijkt dat geen cursist gevonden wordt om zitting te nemen in een visitatiecommissie, kan de visitatiecommissie toch haar taak uitvoeren. De Commissie Hoger Beroepsonderwijs verleent haar akkoord of niet-akkoord over de samenstelling van de visitatiecommissie. Indien zij niet akkoord gaat met de samenstelling legt de VLHORA en de decretale stuurgroep Volwassenenonderwijs een nieuw voorstel voor. De visitatiecommissie brengt de uitkomst van hun beoordeling van de opleiding of cluster van opleidingen samen in een openbaar visitatierapport. De visitatierapporten worden door de VLHORA en de decretale stuurgroep Volwassenenonderwijs integraal openbaar gemaakt. Het instellingsbestuur vraagt een accreditatie aan binnen 60 dagen na de vaststelling van het visitatierapport. De accreditatie van een opleiding van het hoger beroepsonderwijs is afhankelijk van het voldoende beantwoorden aan de criteria van het beoordelingskader zoals eerder beschreven. Het accreditatiekader is afgestemd op het protocol van kwaliteitszorg. De NVAO neemt een positief of een negatief accreditatiebesluit. Een opleiding van het hoger beroepsonderwijs wordt afgebouwd als het instellingsbestuur nalaat een accreditatieaanvraag in te dienen bij de NVAO of ingeval van een negatief accreditatiebesluit door de NVAO of een negatief besluit van de Vlaamse Regering over de tijdelijke erkenning van de opleiding. De opleiding 4de graad verpleegkunde wordt ingevolge dit decreet aangeduid als hoger beroepsonderwijs. Per 1 september 2009 wordt de opleiding verpleegkunde van de vierde graad van het beroepssecundair onderwijs van rechtswege omgezet naar een gelijknamige opleiding van het hoger beroepsonderwijs met een duurtijd van zes semesters. Ze kan evenwel uitsluitend worden ingericht door instellingen voor voltijds secundair onderwijs. Alle wettelijke, decretale en reglementaire bepalingen die van toepassing zijn op het voltijds secundair onderwijs of op instellingen voor voltijds secundair onderwijs, zijn, in voorkomend geval en tenzij uitdrukkelijk anders vermeld, ook onverminderd van toepassing op de opleiding verpleegkunde van het hoger beroepsonderwijs.
Projectoutput vooronderzoek HBO-SAM kwaliteitszorg – 31 augustus 2009
Pagina 4
VLOR – AR-WG-Samenwerking Hoger Beroepsonderwijs-kwaliteitszorg
1.2
Regelgeving buiten HBO-decreet
1.2.1
Decreet betreffende het volwassenenonderwijs (15 juni 2007; B.S. 31/08/2007)
De regelgeving met betrekking tot kwaliteitszorg voor de Centra voor Volwassenenonderwijs vindt hoofdzakelijk zijn oorsprong in het decreet van 15 juni 2007 betreffende het Volwassenenonderwijs waarin aan de centra de opdracht gegeven wordt een kwaliteitszorgsysteem te ontwikkelen met betrekking tot zeven aspecten: 1.
de organisatie van het onderwijsaanbod;
2.
de leertrajectbegeleiding op het niveau van de individuele cursist;
3.
de uitvoering van andere onderwijsopdrachten en -bevoegdheden die door dit decreet of door de Vlaamse Regering worden toegekend aan de centra;
4.
de organisatie en het beheer van de instelling zodat de doelstellingen van de organisatie behaald kunnen worden;
5.
de behandeling van de cursist en van de personeelsleden met respect voor hun rechten en plichten;
6.
de uitvoering van de administratieve en organisatorische opdrachten en bevoegdheden die door dit decreet of door de Vlaamse Regering worden toegewezen aan de centra;
7.
de permanente vorming van het personeel.
De centra realiseren dit kwaliteitszorgsysteem door permanent en op eigen initiatief toe te zien op de kwaliteit van hun onderwijsactiviteiten. De bevoegde inspectie gaat tijdens de doorlichting van de centra na of ze de opdracht inzake kwaliteitszorg uitvoeren. Voor de Specifieke Lerarenopleiding wordt in het decreet betreffende het Volwassenenonderwijs verwezen naar artikel 93 van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, zoals gewijzigd door artikel V.20 van het decreet van 19 maart 2004 (zie 4.5 Visitatie SLO (concept)). De Vlaamse Regering kan initiatieven nemen met betrekking tot de kwaliteitszorg van de lerarenopleidingen door een beleidsevaluatie te organiseren. Deze zal worden uitgevoerd door een commissie van onafhankelijke deskundigen. De Vlaamse Regering bepaalt de samenstelling van de commissie.
Projectoutput vooronderzoek HBO-SAM kwaliteitszorg – 31 augustus 2009
Pagina 5
VLOR – AR-WG-Samenwerking Hoger Beroepsonderwijs-kwaliteitszorg
1.2.2
Decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs (30 april 2009; Stuk 2160 nr. 4)
Elke onderwijsinstelling is, rekening houdend met haar pedagogisch of agogisch project, ervoor verantwoordelijk kwaliteitsonderwijs te verstrekken en het geboden onderwijs kwaliteitsvol te ondersteunen. Het verstrekken van kwaliteitsonderwijs houdt minimaal in dat de onderwijsinstelling de onderwijsreglementering respecteert. De realisatie hiervan veronderstelt dat de instelling beschikt over het beleidsvoerend vermogen dat haar in staat stelt om zelfstandig een kwaliteitsbeleid te voeren. Dat zelfstandige beleid respecteert de beleidscontext die door de overheid wordt vastgelegd in de regelgeving. Elke instelling onderzoekt en bewaakt op systematische wijze haar eigen kwaliteit. De instelling kiest zelf de wijze waarop zij dit doet. Ter ondersteuning van de kwaliteit wordt voorzien in nascholingsmiddelen voor de instellingen. Elke instelling stelt jaarlijks een nascholingsplan op. Dit nascholingsplan bevat op een samenhangende wijze alle vormingsinspanningen die erop gericht zijn de kennis, vaardigheden en attitudes van de personeelsleden van de instelling te ontwikkelen, te verbreden of te verdiepen en begeleidingsinitiatieven die gericht zijn op organisatieontwikkeling. De Vlaamse Gemeenschap stelt elk jaar nascholingsmiddelen ter beschikking van de instellingen om het nascholingsplan uit te voeren. Titel IV van dit decreet beschrijft de opdrachten en bevoegdheden van de Onderwijsinspectie. Deze bepalingen zijn niet van toepassing op: 1.
de specifieke lerarenopleiding in het volwassenenonderwijs;
2. het hoger beroepsonderwijs De Onderwijsinspectie oefent volgende opdrachten uit: 1. het verlenen van advies bij de opname van instellingen in de erkenning; 2. het uitvoeren van doorlichtingen van instellingen 3.
alle andere opdrachten die haar worden toegekend bij decreet of besluit van de Vlaamse Regering.
Volgens art. 33 is de Onderwijsinspectie niet bevoegd voor de controle op de invulling van het pedagogisch of agogisch project, noch voor de controle op de gebruikte pedagogische, agogische, artistieke of begeleidingsmethoden. Iedere instelling komt binnen een periode van tien jaar minimaal één keer aan bod om te worden doorgelicht. Een doorlichting wordt uitgevoerd door een doorlichtingsteam dat bestaat uit ten minste twee inspecteurs. Het doorlichtingsteam kan worden uitgebreid met één of meer externe deskundigen. Tijdens een doorlichting van een onderwijsinstelling gaat de Onderwijsinspectie na of de onderwijsinstelling de onderwijsreglementering respecteert en of de onderwijsinstelling op systematische wijze haar eigen kwaliteit onderzoekt en bewaakt. De Vlaamse Regering expliciteert het referentiekader dat de Onderwijsinspectie hanteert bij de doorlichtingen en kan daarbij differentieringen aanbrengen per onderwijsniveau. Het referentiekader is opgebouwd rond de componenten context, input, proces en output. De component proces wordt verder onderverdeeld in de domeinen algemeen beleid, personeelsbeleid, logistiek beleid en onderwijskundig beleid. De componenten en domeinen worden verder onderverdeeld in indicatoren en variabelen. De Onderwijsinspectie stelt op basis van het referentiekader de doorlichtingsinstrumenten vast en maakt die bekend. De Onderwijsinspectie baseert zich voor de bepaling van de frequentie en de intensiteit van de doorlichting op het profiel van de instelling dat tot stand komt op basis van een reeks vooraf vastgestelde een meegedeelde gegevens met betrekking tot de instelling en op het vorige doorlichtingsverslag (en eventueel de opvolgingsverslagen). In afwijking hiervan kan de
Projectoutput vooronderzoek HBO-SAM kwaliteitszorg – 31 augustus 2009
Pagina 6
VLOR – AR-WG-Samenwerking Hoger Beroepsonderwijs-kwaliteitszorg
Onderwijsinspectie, naar aanleiding van ernstige klachten over een instelling, op vraag van de Vlaamse Regering een doorlichting uitvoeren. Het toezicht op de voorwaarden inzake hygiëne, veiligheid en bewoonbaarheid van de gebouwen en lokalen kan afzonderlijk van de doorlichting uitgevoerd worden. Elke doorlichting resulteert in een schriftelijk doorlichtingsverslag dat bestaat uit een beschrijvend gedeelte, een concluderend gedeelte en een advies aan de Vlaamse Regering. Het advies, dat betrekking heeft op de hele instelling of op een structuuronderdeel afzonderlijk, kan op drie manieren worden uitgebracht: een gunstig advies, een beperkt gunstig advies of een ongunstig advies. 1.2.3
Decreet betreffende het onderwijs XIX (30 april 2009; Stuk 2159 nr. 5)
Met Onderwijsdecreet XIX zijn vanaf 1 september 2009, tal van wijzigingen aangebracht in het begrip gecombineerd onderwijs. De Onderwijsinspectie geeft geen advies op basis van het dossier en dus geen voorlopige goedkeuring voor 1 jaar. De Onderwijsinspectie verstrekt advies na onderzoek ter plaatse. Zie ook punt 2.1.2 voor een uitgebreidere bespreking van deze wijzigingen. OD XIX voorziet eveneens in de oprichting van een VZW door de hogescholen, de universiteiten en de associaties onder de benaming VLUHR (Vlaamse Universiteiten en Hogescholen Raad) vóór eind 2009. De VLUHR vertegenwoordigt alle hogescholen, alle universiteiten en alle associaties in de Vlaamse Gemeenschap. De VLUHR is ondermeer bevoegd voor de externe kwaliteitsbeoordelingen van de instellingen zoals bepaald in artikel 93 van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen. De VLUHR kan daartoe een verzelfstandigd orgaan oprichten. De VLIR en de VLHORA blijven werkzaam onder de huidige constellatie tot de VLUHR operationeel is. De VLUHR treedt vanaf de visitaties die plaatsvinden op basis van zelfevaluatierapporten die op 1 september 2010 klaar moeten zijn, in de plaats van de VLIR en de VLHORA als evaluatieorgaan voor de externe evaluatie van de opleidingen. Daarnaast worden een aantal operationele procedures inzake visitatie en accreditatie verfijnd of gewijzigd. Deze wijzigingen komen, indien van toepassing, in latere hoofdstukken aan bod. 1.2.4
Decreet betreffende de kwalificatiestructuur (30 april 2009; B.S. 16/07/2009)
De kwalificatiestructuur is een systematische ordening van erkende kwalificaties op basis van een algemeen geldend raamwerk. Deze ordening beoogt kwalificaties en hun onderlinge verhoudingen transparant te maken zodat onderwijs, opleidingsverstrekkers alsook maatschappelijke actoren eenduidig over kwalificaties en de daarin vervatte competenties kunnen communiceren. Het kwalificatieraamwerk onderscheidt acht niveaus, die oplopen van niveau één naar niveau acht. Onderwijskwalificaties die zich situeren op de niveaus één tot en met vijf bestaan uit eindtermen, specifieke eindtermen of erkende beroepskwalificaties. De onderwijskwalificaties op niveau vijf bestaan uit één of meerdere beroepskwalificaties op niveau vijf. De bevoegde dienst van de Vlaamse Regering werkt voorstellen van onderwijskwalificaties uit op eigen initiatief of op vraag van iedere belanghebbende. Ieder voorstel of iedere vraag zal voor advies aan de Vlaamse Onderwijsraad worden voorgelegd. Voor de onderwijskwalificaties van niveau vijf werkt de bevoegde dienst van de Vlaamse Regering haar voorstellen uit uiterlijk zestig dagen na de erkenning van de desbetreffende beroepskwalificatie(s). De Vlaamse Regering erkent de onderwijskwalificaties op gezamenlijk voorstel van de minister bevoegd voor Vorming en de minister bevoegd voor Onderwijs.
Projectoutput vooronderzoek HBO-SAM kwaliteitszorg – 31 augustus 2009
Pagina 7
VLOR – AR-WG-Samenwerking Hoger Beroepsonderwijs-kwaliteitszorg
2 BEOORDELINGSKADERS EN OPERATIONELE PROCEDURES 2.1
Onderwijsinspectie
2.1.1 Gedifferentieerde doorlichting De overheid verwacht dat onderwijsinstellingen kwaliteit leveren. De regelgeving creëert een kader om die kwaliteit te waarborgen. De Onderwijsinspectie heeft de verwachtingen die via dit regelgevende kader verduidelijkt worden, verzameld en geordend in een referentiekader: het CIPO-referentiekader. CIPO als generiek instrument voor kwaliteitszorg, bestaat uit 4 componenten C, I, P, O onderverdeeld in domeinen, indicatoren en variabelen. CIPO vindt zijn basis in het EFQMmodel. Toegepast op onderwijs omvat CIPO specifieke indicatoren en variabelen die betrekking hebben op onderwijs. Deze variabelen vinden hun legitimatie vanuit de regelgeving (zie 4.1 Doorlichting So & CVO – vernieuwde CIPO-kader). Het vernieuwde CIPO-kader is geactualiseerd op basis van de evolutie in opvattingen over de kwaliteit van onderwijs. Het kader werd afgeslankt. Vroeger bestond er per onderwijsniveau een CIPO-kader, met gemeenschappelijke stam. Nu is er één generiek kader voor onderwijsinstellingen (alle onderwijsvormen) en centra voor leerlingenbegeleiding. De frequentie en intensiteit van de doorlichtingen is gebaseerd op indicatoren van het referentiekader en vorige doorlichtingsverslagen. Minstens om de tien jaar vindt een doorlichting plaats. Toezicht op de infrastructuur kan afzonderlijk van de doorlichting gebeuren. De doorlichting bestaat uit drie fasen: 1. Vooronderzoek Het vooronderzoek vertrekt steeds vanuit een integrale benadering om van daaruit de focus voor de doorlichtingsfase te bepalen. Het vooronderzoek speelt een cruciale rol en mondt uit in de focus. De focus geeft een representatief beeld tussen zwakke/sterke punten van de school. Het doorlichtingsteam spitst zich enkel toe op de focus en onderzoekt de feitelijke kwaliteit van de elementen in de focus. Het advies creëert een hefboom voor scholen naar algemeen beleid. Het vooronderzoek bevat verschillende fasen:
bronnenonderzoek
bezoek ter plaatse door 2 inspecteurs + soort Quickscan
deliberatiefase en bepalen van de focus
Belangrijk hierbij is dat deze fase van het vooronderzoek integraal is (alle indicatoren uit het CIPOreferentiekader komen aan bod) en voor alle onderwijsinstellingen gelijk verloopt. Het bronnenonderzoek baseert zich o.m. op vorige doorlichtings- en opvolgingsverslagen, klachten, databanken en een beperkt informatiedossier. Dit bronnenonderzoek gebeurt in samenwerking met het beleidsdomein onderwijs en vorming. Een eerste bron zijn de cijfergegevens uit de databanken van de overheid. Dit zijn de data die onderwijsinstellingen via Edison doorsturen aan het Departement Onderwijs. Uit deze databanken werden de nodige gegevens betreffende instellingen, leerlingen/cursisten en personeel samengebracht in een nieuw ontworpen datawarehouse. Via intelligente software is het mogelijk om deze gegevens onderling te relateren. Met deze data worden een aantal schoolindicatoren samengesteld en in een standaardrapport opgenomen. Een tweede bron is het informatiedossier. Dit dossier is afgeslankt en beknopt gehouden. Het bevat Ja/Neen-vragen (op basis van sjabloon). In de toekomst zoekt men naar een tussenoplossing en worden ook open vragen opgenomen. In max. 1-2 items/onderwerpen kan een instelling aangeven waaraan het de laatste jaren gewerkt heeft i.f.v. zelfevaluatie. Een derde bron is alle informatie i.s.m. beleidsdomein onderwijs en vorming (vorige doorlichtingsen opvolgingsverslagen, schooldossier, …). Uit de drie gegevensbronnen heeft de Onderwijsinspectie een reeks data ter beschikking voor verschillende indicatoren. Deze gegevens komen in een rapport. Het standaardrapport van een
Projectoutput vooronderzoek HBO-SAM kwaliteitszorg – 31 augustus 2009
Pagina 8
VLOR – AR-WG-Samenwerking Hoger Beroepsonderwijs-kwaliteitszorg
individuele instelling bevat gegevens voor een aantal leerling/cursist- en personeelsgebonden indicatoren. Dit rapport krijgt pas betekenis wanneer een individuele instelling zich voor elke indicator kan positioneren binnen een aantal vergelijkbare referentiegroepen. Op basis van 3 criteria kunnen verschillende referentiegroepen samengesteld worden:
geografisch criterium
onderwijsniveau
aanbod
De indicatorwaarden van alle instellingen in een referentiegroep worden in een spreidingsmaat weergegeven zodat elke school zich kan positioneren binnen een vergelijkbare groep van instellingen. Tijdens het bezoek ter plaatse wordt er verder verfijnd. Tijdens dit bezoek krijgt de school de mogelijkheid om het bronnenmateriaal verder aan te vullen, te concretiseren of te nuanceren. Op basis van observaties, gesprekken, documentanalyse, niveau van school en aanbod kan de focus bepaald worden en kunnen vakspecialisten maximaal ingepland worden. De interpretatie- en deliberatiefase vertrekt vanuit een integrale benadering van de ingeschatte sterktes en zwaktes. Van hieruit komt men tot een representatieve selectie van ingeschatte sterktes en zwaktes en tot de doorlichtingsfocus. Om de gelijkgerichtheid van de inspecteurs in het deliberatieproces te garanderen, hanteren de inspecteurs hiervoor een stappenplan (intern werkinstrument) dat hen helpt reliëf aan te brengen in het CIPOreferentiekader van een instelling. De resultaten worden voorgelegd en de eigenlijke focus wordt gepland en verdeeld over het team. 2. Doorlichtingsfase De feitelijke doorlichting zelf gebeurt ter plaatse in de instelling op basis van onderzoek en analyse van documenten en gegevens, observaties en gesprekken. Deze observaties en gesprekken verlopen in functie van de beeldvorming van wat gebeurt. De waarde en de betekenis van andere gegevens zoals documenten worden in kaart gebracht. De doorlichting wordt een tweetal weken vooraf aangekondigd. De doorlichting zelf gebeurt in principe door een team van inspecteurs. De instelling ontvangt vooraf de doorlichtingsfocus, het aantal dagen, de samenstelling van het doorlichtingsteam, praktische afspraken, een overzicht van klaar te leggen documenten en een planning van observaties en gesprekken. Het doorlichtingsonderzoek ter plaatse gebeurt met volgende basisvragen als leidraad: Welke initiatieven worden ontplooid?
Welke effecten wil men met deze initiatieven bereiken?
Welke ontwikkelingen zijn aan de gang?
Hoe verantwoordt men de gekozen initiatieven, effecten, ontwikkelingen, …
Hoe evalueert men zelf het bekomen resultaat?
Hoe worden (verwante) evaluaties door anderen gebruikt?
Deze gegevens worden verder geïnterpreteerd om te bepalen in welke mate de gegevens getuigen van een weloverwogen aanpak. Gaat het om in de instelling algemeen verspreide trends en bestaat er voldoende samenhang? Op basis van de gegevens van de feitelijke doorlichting en rekening houdend met de verzamelde gegevens, de context en de input gaat de Onderwijsinspectie na:
Realiseert de instelling met haar leerlingen/cursisten in voldoende mate de wettelijk vastgelegde verwachtingen? (beoordeling-advies)
Wat is het huidige kwaliteitsniveau van de instelling? (stimulerende situering)
3. Adviesverstrekking en verslaglegging Het onderzoek mondt uit in een verslag. Er werd één verslagsjabloon uitgewerkt voor alle instellingen. In het verslag worden relevante kenmerken, de focus van de doorlichting, het
Projectoutput vooronderzoek HBO-SAM kwaliteitszorg – 31 augustus 2009
Pagina 9
VLOR – AR-WG-Samenwerking Hoger Beroepsonderwijs-kwaliteitszorg
kwaliteitsprofiel, de resultaten en de aspecten van de werking beschreven. In een conclusie worden sterktes en zwaktes en dringende actiepunten weergegeven. Het verslag besluit met een advies (één advies per schoolnummer) en regeling voor het vervolg. Het doorlichtingsverslag resulteert in één van drie mogelijke adviezen: gunstig, beperkt gunstig of ongunstig. De Inspecteur-verslaggever stuurt een ontwerpverslag door. Daarna volgt de bespreking van het ontwerpverslag en tenslotte wordt het verslag gefinaliseerd door de Inspecteurverslaggever. Het definitieve verslag wordt doorgestuurd aan de directie en het schoolbestuur, de inrichtende macht en eventueel de algemeen directeur van de scholengroep. Het verslag is openbaar en wordt gepubliceerd op de website van het departement onderwijs. Na een beperkt gunstig advies volgt er een opvolgingsdoorlichting en een opvolgingsverslag. Dit verslag kan een gunstig of ongunstig advies geven. Nieuwe tekortkomingen vastgesteld tijdens de opvolgingsdoorlichting kunnen opgenomen worden in een aanvullend doorlichtingsverslag. Na een ongunstig advies start de procedure tot intrekking erkenning. Op vraag kan er een tijdelijke erkenning met verbeterplan toegestaan worden. Er volgt een nieuwe doorlichting, met paritair college. Het advies van deze doorlichting kan gunstig of beperkt gunstig zijn of kan aanleiding geven tot de definitieve intrekking van de erkenning (van de hele instelling of structuuronderdeel / beperkingen).
2.1.2 Onderzoek van gecombineerd onderwijs In functie van het advies over de verlenging van een project gecombineerd onderwijs in de centra voor volwassenenonderwijs voert de Onderwijsinspectie een onderzoek uit naar de kwaliteit van deze projecten. De Onderwijsinspectie zal zich daarbij focussen op onderstaande indicatoren.
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
De projectrealisatie heeft betrekking op de modules/vakken zoals vermeld in de geadviseerde projectaanvraag. Het project respecteert de verhouding contact- / afstandsonderwijs zoals vermeld in de geadviseerde projectaanvraag. Het centrum screent de deelnemers op het vlak van ICT-vaardigheid. Het centrum onderzoekt de beschikbaarheid van ICT-apparatuur bij de deelnemers. Het centrum bewaakt de groepsgrootte i.f.v. de kwaliteit van het project. Het centrum communiceert op transparante wijze de doelstellingen van het project met de doelgroep. Het cursusmateriaal is afgestemd op de leerplandoelstellingen, (specifieke) eindtermen. Het cursusmateriaal wordt aangewend voor multimediaal gebruik i.c. e-leren (discussieforum, chatsessies, online toetsen, interactieve lessen, ...) en er is een actieve inbreng van de cursisten. Het cursusmateriaal is interactief en dynamisch van aard (o.m. embedded support devices). Het centrum doet een beroep op de nodige technische expertise. Het centrum beschikt over de nodige hardware om het afstandsonderwijs te realiseren. Het centrum beschikt over de geschikte media o.m. een elektronisch leerplatform of elektronische leeromgeving. De leervorderingen van de cursisten worden opgevolgd via een volgsysteem. De cursisten kunnen een beroep doen op technische ondersteuning. De cursisten krijgen in het afstandsonderwijs mogelijkheden tot oriëntering en bijsturing van het individuele leerproces. De gehanteerde of voorziene evaluatie-instrumenten zijn afgestemd op de leerplandoelstellingen. De evaluatieprocedures en -criteria zijn transparant. Het centrum bevordert de deskundigheid van de lesgevers. Het centrum heeft een inschatting gemaakt van de opportuniteiten en de valkuilen (teamoverleg, planlast, taakverdeling, ontwikkeling van cursusmateriaal, …). Het project wordt tussentijds en/of op het einde geëvalueerd. De cursisten worden bij de evaluatie betrokken. De leerkrachten worden bij de evaluatie betrokken. De evaluatie leidt tot bijsturing. Binnen de regio zijn afspraken gemaakt omtrent het project. Het centrum respecteert de regio-afspraken.
Projectoutput vooronderzoek HBO-SAM kwaliteitszorg – 31 augustus 2009
Pagina 10
VLOR – AR-WG-Samenwerking Hoger Beroepsonderwijs-kwaliteitszorg
• • •
Het project heeft een aantoonbare meerwaarde voor de cursist. Het project heeft een aantoonbare meerwaarde voor de leerkracht. Het project heeft een aantoonbare meerwaarde voor het centrum
De Onderwijsinspectie vraagt voor dit onderzoek inzage in diverse documenten die door de centra voorgelegd worden tijdens een onderzoek ter plaatse. In de huidige definitie omvat gecombineerd onderwijs ten minste 25% contactonderwijs. Er bestaat een aanvraagprocedure met voorlopige goedkeuring. Mits goedkeuring wordt er 120% financiering/subsidiëring voorzien, ongeacht het aandeel afstandsonderwijs. Met Onderwijsdecreet XIX zijn tal van wijzigingen aangebracht. Vanaf 1 september 2009 dient enkel nog het evaluatiemoment als contactmoment voorzien te zijn. Een andere belangrijke wijziging is de voorwaarde waaraan het gecombineerd onderwijs moet voldoen vooraleer het volume aan lesurencursist dat gegenereerd wordt in dit gecombineerd onderwijs, vermenigvuldigd wordt met een factor 1,2. De nieuwe voorwaarde is dat gecombineerd onderwijs minimaal 25% afstandsonderwijs dient te bevatten. Enkel voor deze modules moet een aanvraag ingediend worden. Dit betekent dat projecten gecombineerd onderwijs die minder dan 25% afstandsonderwijs bevatten geen dossier moeten indienen maar enkel de bevoegde administratie op de hoogte moeten brengen. De Onderwijsinspectie geeft geen advies op basis van het dossier en dus geen voorlopige goedkeuring voor 1 jaar. De Onderwijsinspectie verstrekt advies na onderzoek ter plaatse. Bij een gunstig advies is er 120% financiering vanaf het schooljaar waarin het gecombineerd onderwijs van start is gegaan en voor vijf opeenvolgende schooljaren. Ongunstig advies resulteert in 100% financiering. Het volume aan lesurencursist gegenereerd in gecombineerd onderwijs waaraan de Onderwijsinspectie voor de schooljaren 2008-2009 tot en met 2012-2013 een positief advies heeft verleend, wordt tot en met 2012-2013 met een factor 1,2 vermenigvuldigd, ongeacht het aandeel afstandsonderwijs. Naast 120% financiering voorziet Onderwijsdecreet XIX in een aanvullende subsidiëring van projecten die gecombineerd onderwijs ondersteunen en stimuleren.
Projectoutput vooronderzoek HBO-SAM kwaliteitszorg – 31 augustus 2009
financiering/
Pagina 11
VLOR – AR-WG-Samenwerking Hoger Beroepsonderwijs-kwaliteitszorg
2.2
Het huidige visitatie-accreditatiestelsel
2.2.1 Situering Het Structuurdecreet (Artikel 93) bepaalt dat de hogescholen en universiteiten verantwoordelijk zijn voor de interne en de externe kwaliteitszorg van het onderwijs. Er wordt gezamenlijk voorzien in een regelmatige externe beoordeling van de kwaliteit van hun onderwijsactiviteiten, en dit per opleiding of cluster van opleidingen. Naast het systeem van interne en externe kwaliteitszorg vormt de accreditatie het sluitstuk van het proces van externe kwaliteitszorg. Het globale visitatiestelsel bestaat uit een aantal opeenvolgende stappen: de opleidingen schrijven een zelfevaluatierapport, een visitatiecommissie brengt vervolgens een bezoek aan de opleidingen en ten slotte wordt een openbaar rapport gepubliceerd. Deze externe beoordeling die ten minste om de 8 jaar plaatsvindt, is een taak van de visitatiecommissie die onder coördinatie van VLIR/VLHORA haar werkzaamheden uitvoert. Accreditatie gebeurt in Vlaanderen door de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO). De opleidingen moeten, na de publicatie van het visitatierapport, een accreditatie aanvragen bij de NVAO. Het oordeel van de NVAO over een opleiding wordt gebaseerd op het visitatierapport dat zij aftoetst aan haar eigen accreditatiekader. Accreditatie is de formele erkenning van een opleiding op grond van een beslissing van een onafhankelijk orgaan waarin vastgesteld wordt dat de opleiding voldoet aan vooraf vastgestelde minimale kwaliteits- en niveauvereisten. Ze is afhankelijk van de aanwezigheid van voldoende generieke kwaliteitswaarborgen. Accreditatie vormt het sluitstuk van de beoordeling van de kwaliteit van opleidingen door het verlenen van een formeel kwaliteitskeurmerk. Het keurmerk wordt toegekend door een Accreditatieorgaan na toetsing van een externe beoordeling die is opgesteld door een visitatiecommissie onder coördinatie van een evaluatieorgaan. Het aangrijpingspunt voor accreditatie is de opleiding. Het initiatief voor aanvraag van de accreditatie ligt bij de instelling. Het accreditatiekader bachelor- en masteropleidingen is momenteel ter discussie in Nederland en derhalve ook in Vlaanderen. Een kantelmoment vormt het jaar 2012. Op dat moment zal de tweede ronde van visitaties ten einde lopen. Momenteel ligt het nieuwe visitatiestelsel na 2012 ter discussie. VLIR/VLHORA wensen een externe kwaliteitszorgsystematiek uit te bouwen die uit twee componenten bestaat: een inhoudelijke en op verbetering gerichte en afgeslankte opleidingsvisitatie en een op ondersteuning en verbetering gerichte instellingsaudit. De voorbije maanden hebben zich gekenmerkt door de evaluatie van de pilots die het concept van het nieuwe accreditatiekader bachelor- en masteropleidingen zowel in Vlaanderen als in Nederland hebben uitgetest.
2.2.2 Huidige accreditatiestelsel bachelor- en masteropleidingen De accreditatie van bestaande opleidingen wordt gebaseerd op een beoordeling van zes onderwerpen (zie 4.4 visitatie professionele bachelor vóór 2012): – doelstellingen – programma – inzet van personeel – voorzieningen – interne kwaliteitszorg – resultaten Optioneel kan een instelling een evaluatieorgaan verzoeken om een beoordeling van bijzondere kwaliteitskenmerken van de opleiding te laten uitvoeren, waarover in het accreditatierapport een aantekening kan worden opgenomen. De beoordeling van bijzondere kwaliteitskenmerken is niet van invloed op de uitkomst van de accreditatie. Bij de beoordeling wordt een beoordelingsschaal toegepast en worden beslisregels gehanteerd die gebaseerd zijn op een weging van de facetten. Accreditatie is afhankelijk van validering door het Accreditatieorgaan van de externe beoordeling. Hiertoe zijn criteria vastgesteld voor beoordeling van de gevolgde werkwijze en het rapport van het evaluatieorgaan. Uiterlijk 6 maanden voor het verstrijken van de geldigheid van de lopende accreditatie of van de erkenning als nieuwe opleiding of van de tijdelijke erkenning moet het instellingsbestuur een Projectoutput vooronderzoek HBO-SAM kwaliteitszorg – 31 augustus 2009
Pagina 12
VLOR – AR-WG-Samenwerking Hoger Beroepsonderwijs-kwaliteitszorg
accreditatieaanvraag indienen bij de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO). De NVAO accrediteert een opleiding op basis van een accreditatieaanvraag: deze bevat tenminste een gepubliceerde externe beoordeling (visitatierapport). De accreditatieorganisatie beoordeelt het visitatierapport van de visitatiecommissie en het daarin uitgesproken samenvattend oordeel over de opleiding en toetst het aan het accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs. Indien een instelling daarom heeft verzocht, toetst de NVAO tevens of is voldaan aan de criteria voor de bijzondere kwaliteitskenmerken. Het instellingsbestuur vraagt een accreditatie aan binnen een periode van 2 maanden na de publicatie van het visitatierapport. Voor een accreditatieaanvraag, gebaseerd op een eerder verkregen buitenlands accreditatierapport, geldt een indieningstermijn van 90 kalenderdagen na de oplevering van het buitenlandse accreditatierapport. Er wordt nadrukkelijk gesteld dat elk visitatieprotocol moet voorzien in de mogelijkheid voor het instellingsbestuur om inhoudelijke bezwaren over te maken aan de visitatiecommissie, die in haar eindrapport inzichtelijk moet maken waarom (niet) is ingegaan op de aangebrachte opmerkingen. De NVAO toetst het visitatierapport op zijn regelmatigheid en volledigheid. Daarbij kan de NVAO rekening houden met de bijkomende nota die is toegevoegd aan de accreditatieaanvraag en waarin wordt aangegeven dat de instelling bezwaren heeft geformuleerd die door de visitatiecommissie kennelijk zijn veronachtzaamd. Indien de NVAO eenvoudig herstelbare onregelmatigheden of onvolledigheden vaststelt, dan kan zij het evaluatieorgaan of het instellingsbestuur hierover aanspreken die schriftelijk aanvullende inlichtingen, toelichtingen of zienswijzen kunnen verstrekken. Volstaan deze aanvullingen om te komen tot een helder en onderbouwd accreditatierapport en –besluit, dan gaat de accreditatieprocedure gewoon verder. De NVAO neemt binnen 4 maanden na ontvangst van de aanvraag een besluit dat positief of negatief kan zijn. Het besluit wordt onderbouwd door bevindingen die zijn vastgelegd in een accreditatierapport. Het ontwerp van accreditatierapport en van accreditatiebesluit worden, vooraleer ze definitief worden vastgelegd, aan het instellingsbestuur bezorgd dat binnen een termijn van 15 kalenderdagen na ontvangst, bezwaren en opmerkingen kan formuleren. Het accreditatiebesluit treedt bij bekendmaking in werking of - in de toekomst - met ingang van de vervaldag van het vorige besluit. Indien de NVAO binnen de gestelde termijn geen besluit heeft getroffen, wordt de geldigheidsduur van de lopende accreditatie verlengd tot het einde van het academiejaar waarin het accreditatiebesluit uiteindelijk wordt genomen. Indien de NVAO oordeelt dat het visitatierapport onvoldoende zorgvuldig is uitgevoerd of geformuleerd om op basis daarvan een accreditatiebeslissing te kunnen nemen, geldt de volgende procedure: de leden van de visitatiecommissie worden door de NVAO gehoord (schriftelijk en/of mondeling). Hiervan wordt een proces-verbaal opgemaakt dat bij het accreditatiedossier wordt toegevoegd. Indien het proces-verbaal en het visitatierapport onvoldoende elementen bevatten om tot een accreditatiebeslissing te kunnen komen, wordt het instellingsbestuur daarvan op de hoogte gebracht. De NVAO vermeldt daarbij door welke gebreken de externe beoordeling is aangetast en binnen welke termijn een nieuwe dan wel aanvullende externe beoordeling moet worden afgeleverd. De NVAO neemt geen accreditatiebeslissing waardoor de lopende accreditatie wordt verlengd tot het einde van het academiejaar waarin het accreditatiebesluit wordt genomen. Een positief besluit van de NVAO leidt tot accreditatie van de opleiding voor een periode van 8 jaar, gemeten in academiejaren, vanaf het academiejaar waarin de bestaande accreditatie (van rechtswege) vervalt. Bij een negatief besluit kan de instelling voor de betreffende opleiding niet langer de graad van bachelor of master uitreiken. Verder wordt de opleiding geschrapt uit het Hoger Onderwijsregister. In het geval dat een opleiding niet langer wordt aangeboden moet het instellingsbestuur maatregelen nemen ten aanzien van de studenten die de opleiding nog niet hebben voltooid. Indien het instellingsbestuur instemt met een negatief accreditatiebesluit kan het binnen een termijn van 30 kalenderdagen na de bekendmaking van het negatief besluit een aanvraag voor een tijdelijke erkenning, vergezeld van een gedetailleerd verbeterplan, indienen bij de Vlaamse regering. De Vlaamse regering neemt binnen een termijn van 3 maanden, na advies van de erkenningscommissie, een besluit dat bij de bekendmaking in werking treedt. Indien het besluit niet binnen de gestelde termijn is genomen, wordt het geacht positief te zijn. Tijdelijke erkenning kan variëren van één tot drie jaar.
Projectoutput vooronderzoek HBO-SAM kwaliteitszorg – 31 augustus 2009
Pagina 13
VLOR – AR-WG-Samenwerking Hoger Beroepsonderwijs-kwaliteitszorg
Na afloop van de tijdelijke erkenning kan de accreditatie van een opleiding via een verkorte procedure verlopen. De beoordeling (zelfevaluatie, visitatie en beoordeling door de NVAO) wordt beperkt tot de onderwerpen, afstudeerrichtingen en/of locaties die oorspronkelijk ondermaats werden geëvalueerd. De rest van de opleiding werd immers reeds positief beoordeeld. Indien het instellingsbestuur niet instemt met een negatief accreditatiebesluit kan bij de Vlaamse regering beroep worden aangetekend. De Vlaamse regering toetst de betwiste beslissing en kan deze, afhankelijk van haar bevindingen, vernietigen. In bepaalde gevallen kan een opleiding bij een negatief accreditatiebesluit, genieten van een tijdelijke erkenning van rechtswege. De Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie actualiseert het Hoger Onderwijsregister (HOR) permanent in functie van het reële opleidingenaanbod.
2.2.3 Huidige onderwijsvisitaties bachelor- en masteropleidingen Bij de invoering van het Structuurdecreet werd er door VLIR/VLHORA een tijdspad opgesteld waarbij van alle bachelor- en masteropleidingen in Vlaanderen bepaald wordt wanneer het zelfevaluatierapport moet worden ingediend, wat de termijnen van (overgangs)accreditatie zijn en welke opleidingen eventueel geclusterd kunnen worden. VLIR/VLHORA zijn tevens verantwoordelijk voor de uitgave van de handleiding onderwijsvisitaties als een schriftelijke weergave van het visitatieprotocol van VLIR/VLHORA en afgestemd op de accreditatievereisten. Momenteel wordt versie september 2008 gehanteerd. Hierin worden de verschillende fasen van het visitatiestelsel zorgvuldig uitgewerkt: 1. 2. 3. 4. 5. 1.
Het schrijven van het zelfevaluatierapport; De samenstelling van de visitatiecommissie; Het visitatieproces; De publicatie van het openbaar visitatierapport; De indiening van de accreditatieaanvraag. Het schrijven van het zelfevaluatierapport
Naast het bepalen van een aantal vormelijke vereisten waaraan dit zelfevaluatierapport dient te beantwoorden, wordt aangegeven hoe het zelfevaluatierapport moet worden opgebouwd. Opdat het informatiegehalte voldoende zou zijn voor een gefundeerde oordeelsvorming door de visitatiecommissie ten aanzien van de door de NVAO opgelegde onderwerpen, facetten en criteria van het accreditatiekader zijn er aanwijzingen gegeven voor zelfevaluatie. Er wordt eveneens aangegeven welke bijlagen minimaal moeten worden opgenomen bij het zelfevaluatierapport. Sommigen van deze verplichte bijlagen zijn zorgvuldig uitgewerkt in sjablonen en tabellen die aldus moeten worden gebruikt, dit om tegemoet te komen aan het vergelijkend perspectief van de opleidingen. 2.
De samenstelling van de visitatiecommissie
Een visitatiecommissie telt in de regel vijf leden, met name drie vakdeskundigen, een onderwijsdeskundige en een student. Onafhankelijkheid, deskundigheid en gezag zijn belangrijke eisen die aan de visitatiecommissie worden gesteld. Verder worden een aantal criteria uitgewerkt voor de samenstelling van de commissie. Decretaal is tevens bepaald dat het voorstel voor de samenstelling van de visitatiecommissie ter bekrachtiging aan de Erkenningscommissie Hoger Onderwijs moet worden voorgelegd. Vervolgens wordt de taak, de verwachtingen ten aanzien van de visitatiecommissie en de deontologische code en gedragsregels verder geëxpliciteerd.
Projectoutput vooronderzoek HBO-SAM kwaliteitszorg – 31 augustus 2009
Pagina 14
VLOR – AR-WG-Samenwerking Hoger Beroepsonderwijs-kwaliteitszorg
3.
Het visitatieproces
Volgende fasen komen daarbij aan bod: 3.1 De voorbereiding Het is de bedoeling dat de commissieleden de zelfevaluatierapporten bestuderen ter voorbereiding van de bespreking ervan tijdens de installatievergadering. De commissieleden bestuderen de zelfevaluatierapporten tegen de achtergrond van het visitatieprotocol dat hen vooraf is overgemaakt. In de zelfevaluatierapporten van de opleidingen is telkens een lijst van maximaal 30 recente masterproeven/eindwerken en/of stageverslagen opgenomen. Aan de vakdeskundige commissieleden wordt gevraagd uit deze lijst minimaal twee werken te kiezen en deze keuze aan de projectbegeleider / secretaris over te maken. Voor iedere (groep van) opleiding(en) moet een eigen domeinspecifiek referentiekader worden ontwikkeld dat door de commissie zal worden gebruikt bij de beoordeling van de opleidingen. De visitatiecommissie is verantwoordelijk voor het tot stand komen van dit domeinspecifiek referentiekader en steunt daarbij op de domeinspecifieke referentiekaders die worden aangeleverd door de opleidingen. 3.2 De installatievergadering De installatievergadering wordt aangegrepen als eerste moment waarop de commissieleden kennis kunnen maken met elkaar, verdere toelichting krijgen bij het visitatieproces en zich voorbereiden op de werkzaamheden. Het domeinspecifiek referentiekader dat door de voorzitter en de projectbegeleider/secretaris is opgesteld (zie 4.4), wordt met de visitatiecommissie besproken en, na eventueel door de commissie noodzakelijk geachte of gewenste aanpassing, vastgelegd. Vervolgens wordt het voorgelegd aan de betrokken opleidingen. Het domeinspecifiek referentiekader wordt tijdens de bezoeken bediscussieerd met de opleidingen. Bedoeling is tot een eerste oordeel te komen over de opleidingen en specifieke vragen en aandachtpunten te formuleren die tijdens de bezoeken aan de orde moeten komen. De masterproeven/eindwerken en/of stageverslagen worden eveneens beoordeeld zodat de meningen van de leden kunnen worden betrokken bij de bespreking van de eerste algemene indrukken en de formulering van de vragen en aandachtspunten. De onderwerpen en facetten waarover de commissie zich een oordeel moet vormen, zijn uitgewerkt in een beoordelingsformulier dat de commissie hanteert tijdens de bezoeken. Het beoordelingsformulier volgt het NVAO-accreditatiekader en biedt de commissieleden de mogelijkheid om zich meer in detail uit te spreken over de opleiding, enerzijds door een kwalitatieve uitspraak te doen en anderzijds door persoonlijke opmerkingen te formuleren. Tijdens de installatievergadering worden ook de bezoekschema’s besproken en worden concrete afspraken gemaakt over een mogelijke taakverdeling binnen de visitatiecommissie, de manier waarop de commissie zal omgaan met eventuele verzoeken tot het beoordelen van bijzondere kwaliteitsaspecten. 3.3 Het visitatiebezoek De visitatiecommissie bezoekt de instellingen in principe gedurende twee en een halve dagen, waarbij zij afzonderlijke gesprekken voert met de verschillende geledingen die bij het onderwijs betrokken zijn op het centraal niveau, het niveau van het departement/de faculteit en op het niveau van de opleiding. Deze gesprekken gebeuren op basis van de lectuur van het zelfevaluatierapport en de bijlagen, een representatieve set van studiemateriaal, relevante verslagen van vergaderingen, een aantal masterproeven, eindwerken en/of stageverslagen dat vooraf wordt bestudeerd. Een gedeelte van het programma is voorzien voor het bekijken van de gebouwen en infrastructuur: collegezalen en werkgroepruimten, bibliotheek, computerruimten, laboratoria, atelierruimte en dergelijke. Afhankelijk van de situatie kan de commissie zich voor deze bezoeken opsplitsen.
Projectoutput vooronderzoek HBO-SAM kwaliteitszorg – 31 augustus 2009
Pagina 15
VLOR – AR-WG-Samenwerking Hoger Beroepsonderwijs-kwaliteitszorg
Na het laatste gesprek, trekt de commissie zich terug ter voorbereiding van de mondelinge rapportering. Aan de hand van de onderwerpen, facetten en criteria evalueert de commissie de opleiding. Ieder commissielid vult het beoordelingsformulier in die hij/zij aan het begin van elk bezoek van de projectbegeleider / secretaris heeft gekregen. Van de commissieleden wordt verwacht dat ze het ingevulde beoordelingsformulier op het einde van het visitatiebezoek zouden overhandigen aan de projectbegeleider / secretaris van de commissie. Het bezoek van de commissie wordt afgesloten met een mondelinge rapportering van de eerste voorlopige bevindingen, conclusies en aanbevelingen. Zowel sterke als zwakke punten van de opleiding worden tijdens de rapportering aangegeven. 3.4. De rapportering Nadat alle bezoeken zijn afgelegd, schrijft de projectbegeleider/secretaris van de commissie op basis van de zelfevaluaties en de ingevulde beoordelingsformulieren, nota’s van de gesprekken die de commissie tijdens haar bezoeken heeft gevoerd, het intern beraad en de mondelinge rapportering en eventueel bijkomende informatie ter verduidelijking opgevraagd na het visitatiebezoek, het concepteindrapport. Het eindrapport van de commissie, dat openbaar is, bevat een algemeen inleidend deel, een specifiek deel waarin de opleidingsrapporten zijn opgenomen en een aantal verplichte bijlagen. De ontwerpen van de opleidingsrapporten worden aan de commissieleden voorgelegd en tijdens een vergadering besproken. Na goedkeuring worden de opleidingsrapporten naar de betrokken opleiding en instelling gezonden voor een reactie. Elke opleiding/instelling krijgt hierbij enkel zijn eigen opleidingsrapport toegestuurd. De opleidingen/instellingen worden verzocht om alleszins feitelijke onjuistheden in het concept opleidingsrapport te corrigeren, maar ook opmerkingen van inhoudelijke aard kunnen aan de visitatiecommissie worden overgemaakt. De reacties van de opleidingen worden met instemming van het instellingsbestuur aan de (projectbegeleider van de) visitatiecommissie overgemaakt, drie weken na het ontvangen van het ontwerp opleidingsrapport. 4.
De publicatie van het openbaar rapport
Het vergelijkend hoofdstuk dat een onderdeel vormt van het algemeen deel van het visitatierapport, geeft de belangrijkste conclusies en aanbevelingen van de commissie vergelijkenderwijs weer. Dit hoofdstuk wordt geschreven op basis van de definitief vastgelegde opleidingsrapporten. De oordelen van de visitatiecommissie worden ook in een vergelijkende tabel weergegeven, waarbij per onderwerp en de bijbehorende facetten wordt weergegeven in welke mate de opleiding volgens de visitatiecommissie aan de gestelde eisen voldoet. Het vergelijkend gedeelte wordt, samen met de reacties van de opleidingen/instellingen in een slotvergadering met alle commissieleden besproken, en wordt vervolgens voor reactie aan de opleidingen toegezonden. Indien de opleiding/instelling niet tevreden is over de wijze waarop de commissie met de bemerkingen heeft rekening gehouden, en indien de opleiding/instelling het noodzakelijk acht, kan er een reactie – in te sturen binnen de drie weken - van de instelling als bijlage bij het eindrapport worden opgenomen. Het geheel van reacties wordt in een dossier bijeengebracht binnen de cel kwaliteitszorg van VLIR en/of VLHORA. De opleiding/instelling kan ook beroep aantekenen tegen het oordeel van de visitatiecommissie, als het oordeel op facet of onderwerp onvoldoende is. Daartoe kan zij een klacht indienen volgens de modaliteiten van de interne beroepsprocedure. Als laatste stap in het visitatieproces wordt het eindrapport persklaar gemaakt en gepubliceerd. Het rapport wordt op een bijeenkomst formeel door de voorzitter van de visitatiecommissie aangeboden aan de bestuursorganen van VLIR en/of VLHORA. De bestuursorganen van VLIR en/of VLHORA geven ook in onderling overleg met de voorzitter van de commissie een persbericht uit waarin de belangrijkste bevindingen van de commissie worden samengevat. Het visitatierapport wordt, met een duidelijke datering, op de webstek van de VLIR en VLHORA geplaatst zodat het publiek toegankelijk is. Projectoutput vooronderzoek HBO-SAM kwaliteitszorg – 31 augustus 2009
Pagina 16
VLOR – AR-WG-Samenwerking Hoger Beroepsonderwijs-kwaliteitszorg
5.
De opvolging en het indienen van de accreditatieaanvraag
Wat er uiteindelijk met de resultaten van de visitaties wordt gedaan is in eerste instantie een aangelegenheid van de instellingen zelf. Het is de verantwoordelijkheid van de instellingen om acties te ondernemen op basis van de bevindingen en aanbevelingen van visitatiecommissies. Ook het initiatief voor accreditatie ligt bij de instellingen zelf.
2.2.4 Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen De instellingsbesturen vragen een toets nieuwe opleiding aan voor elk voorstel van nieuwe opleiding: een bachelor- of masteropleiding die in hoofde van de instelling nog niet voorkomt in het Hogeronderwijsregister (HOR). De Toets Nieuwe Opleiding is een onderdeel van de erkenningsprocedure voor nieuwe opleidingen. Dit proces omvat de volgende stappen: 1.
Het bestuur dient een aanvraag in bij de Erkenningscommissie met het oog de toetsing van de macrodoelmatigheid van de nieuwe opleiding; 2. Het instellingsbestuur dat een positief macrodoelmatigheidsoordeel heeft verkregen, bezorgt vervolgens een aanvraag voor de Toets Nieuwe Opleiding aan de NVAO; 3. De NVAO onderzoekt de ontvankelijkheid van de aanvraag; 4. De NVAO installeert voor elke ontvankelijke aanvraag een commissie; 5. De procescoördinator van de NVAO informeert vervolgens de commissie en nodigt de leden uit voor een installatievergadering; 6. Op de installatievergadering bespreekt de commissie voor de eerste maal het aanvraagdossier en spreekt zich uit over de aanvaarding van het door het instellingsbestuur aangereikte referentiekader betreffende de domeinspecifieke eisen; 7. De procescoördinator legt in samenspraak met het instellingsbestuur een bezoekschema vast voor de vraaggesprekken en het eventuele plaatsbezoek; 8. De commissie legt vervolgens haar bevindingen vast in het adviesrapport. Alle leden zijn bij de beraadslaging en de beslissing over het adviesrapport betrokken; 9. De NVAO stelt eerst een ontwerp van toetsingsrapport op. Dit ontwerp van rapport wordt bezorgd aan het instellingsbestuur; 10. De instelling kan aan de NVAO opmerkingen van technische aard aangaande een ontwerp overmaken. Er is een procedure voorhanden voor bezwaren. 11. Het definitief vastgestelde toetsingsrapport wordt overgemaakt aan de Vlaamse Regering. Het rapport wordt ook aan het instellingsbestuur bezorgd. De opleidingen worden geacht geaccrediteerd te zijn tot en met het einde van het vierde academiejaar na de opstart van de opleiding. Daarna komt men terecht in de normale visitatieaccreditatiecyclus.
2.2.5 Associate Degrees in Nederland Een Nederlandse hogeschool kan binnen een (geaccrediteerde) hbo-bacheloropleiding een tweejarig Associate-degreeprogramma instellen. De studielast van het Ad-programma bedraagt ten minste 120 ECTS. Studenten die het examen met goed gevolg hebben afgelegd, krijgen de graad Associate degree, afgekort Ad. De Tweede Kamer heeft in mei 2007 ingestemd met de wettelijke verankering van de Associate degree. De NVAO beoordeelt de kwaliteit van de aanvragen voor Ad-programma's en heeft hiervoor in februari 2008 het Accreditatiekader Associate-degreeprogramma's ontwikkeld . Wanneer de bacheloropleiding moet worden beoordeeld, wordt conform de wens van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap tevens het Associate-degreeprogramma bekeken (zolang de pilot duurt). De NVAO heeft de VBI's in november 2007 geïnformeerd dat de mate van beoordeling afhankelijk is van de startdatum van het aangeboden Ad-programma (het peilmoment is de visitatiedatum van de bachelor):
• •
nog geen jaar geleden = geen uitspraak van het panel noodzakelijk. een jaar tot twee jaar geleden = het Ad-programma wordt licht getoetst. Het panel beoordeelt hierbij de uitvoering en zo mogelijk de resultaten van het programma. Dit
Projectoutput vooronderzoek HBO-SAM kwaliteitszorg – 31 augustus 2009
Pagina 17
VLOR – AR-WG-Samenwerking Hoger Beroepsonderwijs-kwaliteitszorg
•
oordeel heeft geen consequenties voor de beoordeling van de bachelor. Het panel besteedt in het rapport in een apart hoofdstuk aandacht aan het Ad-programma. twee jaar of langer geleden = het Ad-programma wordt getoetst. Dit oordeel heeft consequenties voor de beoordeling van de bachelor, conform die van de varianten en locaties van een opleiding (indien wenselijk kunnen deze uit de aanvraag worden teruggetrokken).
De positionering van de Associate degrees is momenteel nog ter discussie in Nederland. De derde ronde van maximaal 40 pilots in 2008 was speciaal bestemd voor Ad-programma's van hbo-bacheloropleidingen die leiden tot een onderwijsbevoegdheid voor voortgezet onderwijs of beroepsonderwijs. De instellingen konden tot november 2008 een aanvraag voor een pilot indienen. De werkwijze die gebruikt werd bij de beoordeling om tot de pilots te behoren is de volgende: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
2.3
De instelling dient een aanvraagdossier in; De NVAO beoordeelt of het informatiedossier voldoende volledig is en voldoet aan de eisen van de aanvraag om de behandeling te starten; De NVAO stelt een beoordelingspanel aan bestaande uit een groep van onafhankelijke externe en inhoudelijke vakdeskundigen en dito onderwijsdeskundigen; Het beoordelingspanel hanteert bij de beoordeling het domeinspecifiek referentiekader; Het beoordelingspanel kan om aanvullende informatie verzoeken of zonodig een hoorzitting houden; De beoordeling resulteert in een advies naar de NVAO, die vervolgens haar definitief advies over de aanvraag formuleert aan de hogeschool; De NVAO stuurt dit advies naar het ministerie dat een beslissing neemt over de toewijzing van de aanvraag.
Concept accreditatiestelsel bachelor- en masteropleidingen in te voeren vanaf 2012
2.3.1 Concept accreditatiestelsel bachelor- en masteropleidingen na 2012 In het nieuwe concept accreditatiestelsel blijft men uitgaan van een accreditatie op het niveau van de opleiding. Maar daarnaast kan de instelling een instellingsaudit laten verrichten door de NVAO. Wanneer immers door de NVAO kan worden vastgesteld dat de kwaliteitszorg van een instelling dermate goed is georganiseerd dat de kwaliteit van de opleidingen continu wordt verbeterd, komt de instelling in een ander accreditatieregime terecht. In een dergelijk regime gebeurt de accreditatie van de opleidingen op een andere wijze dan in het geval er geen positieve instellingsaudit is. In dit regime beoordeelt een visitatiecommissie een opleiding op een klein aantal standaarden die het hart van de onderwijskwaliteit betreffen en accrediteert de NVAO op basis daarvan de opleiding. Op instellingsniveau is dan immers al aangetoond dat een instelling voor de randvoorwaardelijke facetten vertrouwen verdient. Het is dus een stelsel waarin : • • •
door de instellingsaudit de interne kwaliteitscultuur instellingsbreed een impuls krijgt; bij de opleidingsaccreditatie de aandacht ligt bij de essentie van het onderwijs: (verbetering van) de inhoudelijke kwaliteit; een goede balans ontstaat tussen de kwaliteit van de opleidingen vaststellen enerzijds en de verbeterfunctie anderzijds.
Het concept van het nieuwe accreditatiestelsel bevat zes beoordelingskaders: 1. Een kader op instellingsniveau voor de instellingstoets kwaliteitszorg, de zogenoemde instellingsaudit; 2. Een kader op opleidingsniveau met beperkte beoordelingscriteria accreditatie bij instellingen die met positief gevolg de instellingsaudit hebben doorlopen, met name de beperkte opleidingsbeoordeling 3. Een kader op opleidingsniveau met uitgebreide beoordelingscriteria voor verlenen van accreditatie, met name de uitgebreide opleidingsbeoordeling (noodzakelijk bij negatieve instellingsaudit of indien een instelling geen instellingsaudit heeft aangevraagd);
Projectoutput vooronderzoek HBO-SAM kwaliteitszorg – 31 augustus 2009
Pagina 18
VLOR – AR-WG-Samenwerking Hoger Beroepsonderwijs-kwaliteitszorg
4. Een kader op opleidingsniveau met beperkte beoordelingscriteria toets nieuwe opleiding bij instellingen die met positief gevolg de instellingsaudit hebben doorlopen, met name de beperkte TNO; 5. Een kader op opleidingsniveau met uitgebreide beoordelingscriteria voor verlenen toets nieuwe opleiding, met name de uitgebreide TNO (noodzakelijk bij een negatieve instellingsaudit of indien een instelling geen instellingsaudit heeft aangevraagd); 6. Een beoordelingskader aan de hand waarvan vastgesteld kan worden of een instelling of een opleiding beschikt over een bijzonder kenmerk.
2.3.2 Concept visitatiestelsel bachelor- en masteropleidingen na 2012 Het nieuwe concept visitatiestelsel ligt momenteel ter discussie. Een binair stelsel wordt gepromoot: een verplichte instellingsaudit en een beperkte opleidingsbeoordeling. De complementariteit van een instellingsaudit met opleidingsbeoordelingen heeft een dubbel nut met name een verdere ontwikkeling en verbetering van de kwaliteit van de instelling en de opleidingen en een lastenvermindering. 1.
De instellingsaudit
VLIR en VLHORA coördineren de instellingsaudit. De voorkeur gaat uit naar het werken met één evaluatieorgaan nl. de NVAO. De instellingen moeten de aanbevelingen van de instellingsaudit ter harte nemen. Follow-up wordt daarom georganiseerd in twee richtingen: • •
Follow-up van de instellingsaudit in de opleidingsbeoordeling door de aanbevelingen van de instellingsaudit te checken tijdens de opleidingsbeoordeling maar dan toegepast in de opleiding. Follow-up van de opleidingsbeoordelingen in de instellingsaudit door de verbeterpunten uit de opleidingsbeoordelingen mee te nemen bij de bepalingen van de audittrails.
De eerste ronde loopt van 2012 tot 2015. De volgende ronden hebben een periodiciteit van zes/acht jaar (nog punt ter discussie). 2.
De opleidingsbeoordeling
De opleidingsbeoordeling richt zich uitsluitend op de essentie van de (onderwijs)kwaliteit van de opleiding. Door de focus op de kern van de opleiding te leggen dient minder informatie te worden aangeleverd. De voorbereidingstijd zal verminderen omdat de organisatie van de instellingsaudit zal leiden tot het verder uitwerken van de reeds aanwezige kwaliteitscultuur en kwaliteitsbewustzijn op instellingsniveau waardoor informatie voorhanden zal zijn en dus efficiënter zal kunnen worden aangeleverd aan de opleidingen. VLIR/VLHORA organiseren de visitaties. Follow-up wordt daarom georganiseerd in twee richtingen: • •
Follow-up van de instellingsaudit in de opleidingsbeoordeling door de aanbevelingen van de instellingsaudit te checken tijdens de opleidingsbeoordeling maar dan toegepast in de opleiding. Follow-up van de opleidingsbeoordelingen in de instellingsaudit door de verbeterpunten uit de opleidingsbeoordelingen mee te nemen bij de bepalingen van de audittrails.
De periodiciteit is acht jaar.
Projectoutput vooronderzoek HBO-SAM kwaliteitszorg – 31 augustus 2009
Pagina 19
VLOR – AR-WG-Samenwerking Hoger Beroepsonderwijs-kwaliteitszorg
2.4
Het concept accreditatiekader HBO5-opleidingen / Associate Degrees (AD)
2.4.1 Situering Bestaande HBO5-opleidingen in het volwassenenonderwijs en de 4de graad verpleegkunde in het secundair onderwijs zullen tegen 2012 worden omgevormd en een ‘Toets nieuwe opleiding voor omgevormde AD-opleidingen’ bij de NVAO indienen. Vervolgens worden de HBO5-opleidingen opgenomen in een accreditatiecyclus. Een nieuwe HBO5-opleiding moet gebaseerd zijn op een beroepscompetentieprofiel ingeschaald op niveau 5 van de Vlaamse Kwalificatiestructuur. Een instellingsbestuur kan een nieuwe opleiding van het hoger beroepsonderwijs programmeren als is voldaan aan de volgende voorwaarden: de opleiding heeft de ‘macrodoelmatigheidstoets’ ingediend bij de Commissie Hoger Beroepsonderwijs met een positief gevolg en heeft de ‘Toets nieuwe AD-opleiding’ ondergaan bij de NVAO eveneens met een positief gevolg. Beide beslissingen over de macrodoelmatigheid en de toets nieuwe opleidingen moeten worden bekrachtigd door de Vlaamse Regering. De procedure is vergelijkbaar met die voor de bachelor- en de masteropleidingen, startend met het opstellen van een informatiedossier of kritische reflectie over de opleiding, gevolgd door oordeelsvorming door deskundigen, een locatiebezoek en/of een toelichtend gesprek, en het opstellen van een beoordelingsrapport. Ze wordt afgesloten met de beslissing door de NVAO.
2.4.2 Concept accreditatiekader HBO5 / Associate Degrees In het concept accreditatiekader HBO5-Associate Degrees 1 van 15 juli 2009 2 van de NVAO zijn daarom drie kaders opgenomen (voor details zie 4.8): 1. het toetsingskader voor omgevormde AD-opleidingen; 2. het toetsingskader voor nieuwe AD-opleidingen; 3. het accreditatiekader voor bestaande AD-opleidingen. Op basis van dit concept zal men in overleg gaan met de verschillende betrokken partijen (VLHORA/decretale stuurgroep Volwassenenonderwijs, Onderwijsinspectie, instellingen). Na afstemming zou een definitief kader moeten worden voorgelegd aan het algemeen bestuur van de NVAO op 12 oktober 2009, zodat dit klaar ligt in november 2009. Onderwerpen en facetten Elk kader bestaat uit onderwerpen en facetten, die afhankelijk van het kader wat verschillend zijn. De beoordelingscommissie geeft op basis van het informatiedossier, dat al of niet wordt aangevuld met een verplicht locatiebezoek, eerst een oordeel over alle facetten van het beoordelingskader. Het oordeel over de facetten wordt gemotiveerd door een weging van de positieve en kritische elementen uit de bevindingen van de commissie. Het oordeel kan zijn: onvoldoende of voldoende. Vervolgens formuleert de commissie een gewogen en gemotiveerd oordeel over het bijbehorende onderwerp en tot slot over de kwaliteit van de opleiding als geheel. Ook deze oordelen worden gegeven op een tweepuntenschaal: onvoldoende of voldoende.
Samenstelling van de beoordelingscommissie Het is van belang dat de beoordelingscommissie op een dusdanige manier wordt samengesteld dat een zinvolle beoordeling door ‘peers’ kan ontstaan, waarbij de commissie voldoende onafhankelijk is. Voor de beoordeling van omgevormde AD-opleidingen wordt deze commissie per opleiding aangevuld met een opleidingsspecifieke referent. Aan de beoordelingscommissie en de referenten worden een aantal eisen gesteld. De beoordelingscommissie wordt begeleid door de procescoördinator van de NVAO, eventueel aangevuld met een onafhankelijke secretaris voor de toetsing van omgevormde en nieuwe opleidingen. In het geval van een accreditatie van een bestaande opleiding wordt de organisatie van de visitatie gecoördineerd door de VLHORA, in samenwerking met de decretale stuurgroep Volwassenenonderwijs, de verpleegkundeopleidingen uitgezonderd.
1 2
Associate Degrees verwijst hier naar de Engelse vertaling van HBO5-opleidingen Onder voorbehoud van wijziging
Projectoutput vooronderzoek HBO-SAM kwaliteitszorg – 31 augustus 2009
Pagina 20
VLOR – AR-WG-Samenwerking Hoger Beroepsonderwijs-kwaliteitszorg
Het panel wordt in dit geval bijgestaan door een onafhankelijke secretaris van de VLHORA en de onafhankelijkheid van de commissie wordt beoordeeld door de Commissie Hoger Beroepsonderwijs. Het beoordelingsproces Informatiedossier/kritische reflectie De opleiding presenteert ten behoeve van de beoordeling door de commissie een informatiedossier over de opleiding. Het informatiedossier/kritische reflectie dient de onderwerpen en facetten van het beoordelingskader te volgen. Bij het toetsingskader voor omgevormde en nieuwe opleidingen wordt de opleiding gepositioneerd ten opzichte van bestaande (en nieuwe) opleidingen in binnen- en buitenland. Bij de accreditatie van bestaande opleidingen wordt een sterkte-zwakteanalyse beschreven en de verbetermaatregelen aangegeven die zijn genomen naar aanleiding van de vorige visitatie. Het informatiedossier/kritische reflectie is een op zichzelf staand document, dat zelfstandig te lezen is. De omvang van het informatiedossier/kritische reflectie is maximaal 30 pagina’s, exclusief bijlagen. Verplichte bijlagen bij het informatiedossier/kritische reflectie Het informatiedossier/kritische reflectie bevat een aantal verplichte bijlagen. Voor de toetsing van de omgevormde opleidingen betreffen dit de opgestelde leerresultaten, het programmaoverzicht en de beschrijving van de onderdelen, de literatuurlijst, de onderwijs- en examenregeling, het personeelsbestand (zowel kwantitatief als kwalitatief), het kwaliteitszorgplan en verslagen van overleg in relevante commissies. De resultaten van de macrodoelmatigheid dienen voor de toetsing van nieuwe opleidingen te worden bijgevoegd. Voor de accreditatie van bestaande opleidingen moet ook een overzichtslijst van afstudeerwerken en eventueel het doorlichtingsverslag van de instelling of visitatierapport van de professionele bacheloropleiding worden bijgevoegd. (Verplicht) locatiebezoek/visitatiebezoek In geval het de toetsing van een omgevormde opleiding betreft, zal de beoordelingscommissie zich een voorlopig oordeel vormen op basis van de bestudering van het informatiedossier, eventueel aanvullend met een toelichtend gesprek. In de andere gevallen gebeurt een aanvullend locatiebezoek/visitatiebezoek dat in regel een (of meerdere) dag(en) duurt, waarbij de beoordelingscommissie met de delegaties van de opleidingen gesprekken voert. Bij het visitatiebezoek zullen ook een aantal documenten ter inzage moeten worden klaargelegd zoals toetsopgaven, handboeken en studiemateriaal,…. Beoordelingsrapport In geval van de toetsing van een omgevormde AD-opleiding zal de secretaris van de beoordelingscommissie een beoordelingsrapport opstellen van ongeveer 5 pagina’s. In de overige gevallen wordt een beoordelingsrapport van ongeveer 20 pagina’s opgesteld. Het beoordelingsrapport wordt voorafgegaan door een beknopt samenvattend oordeel over de kwaliteit van de opleiding. De secretaris van de beoordelingscommissie stuurt het beoordelingsrapport aan het bestuur van de instelling, nadat alle commissieleden hebben ingestemd met de inhoud van het rapport. De instelling krijgt de gelegenheid om te reageren op feitelijke onjuistheden in het rapport, waarna de voorzitter van de commissie het rapport definitief vaststelt. Het rapport wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissie. Besluitvorming De NVAO kan voor omgevormde en nieuwe AD-opleidingen twee mogelijke besluiten nemen: een positief oordeel of een negatief oordeel. Het positieve oordeel geldt voor een periode van vier jaar. Voor de accreditatie van bestaande opleidingen vraagt het instellingsbestuur op basis van het beoordelingsrapport accreditatie aan bij de NVAO. De NVAO kan op hoofdlijnen twee mogelijke besluiten nemen: geaccrediteerd en niet geaccrediteerd. Een opleiding kan bij een negatief accreditatiebesluit, naast de voorziene beroepsmogelijkheden, een tijdelijke erkenning voor maximaal drie jaar aanvragen bij de Vlaamse Regering. Bij de aanvraag dient de instelling een gedetailleerd verbeterplan te voegen waarin het instellingsbestuur op een toetsbare wijze aangeeft hoe het voornemens is de kwaliteit en het niveau van de opleiding te verbeteren. Vooraleer een besluit tot tijdelijke erkenning te nemen wint de Vlaamse regering het advies in van de Commissie Hoger Beroepsonderwijs omtrent de realiseerbaarheid en de haalbaarheid van de voorgestelde verbetertrajecten.
Projectoutput vooronderzoek HBO-SAM kwaliteitszorg – 31 augustus 2009
Pagina 21
VLOR – AR-WG-Samenwerking Hoger Beroepsonderwijs-kwaliteitszorg
3 INVENTARISATIE KNELPUNTEN EN KANSEN TOT AFSTEMMING BIJ DE VISITATIES VAN DE HBO5OPLEIDINGEN 3.1
Situering
De HBO5-opleidingen worden ingericht door Centra voor Volwassenenonderwijs alleen, door Centra voor Volwassenenonderwijs in samenwerking met hogescholen en door hogescholen alleen. Zij behoren tot het hoger onderwijs. De opleidingen 4de graad verpleegkunde zijn eveneens HBO5 opleidingen maar worden ingericht door instellingen van het voltijds secundair onderwijs. De Centra voor Volwassenenonderwijs richten naast HBO5-opleidingen soms een Specifieke Lerarenopleiding en/of opleidingen secundair volwassenenonderwijs in. De VLHORA en de decretale stuurgroep Volwassenenonderwijs zijn verantwoordelijk voor de coördinatie van de externe beoordelingen van de HBO5-opleidingen die ingericht worden aan de CVO’s en aan CVO’s in samenwerking met hogescholen. De VLHORA en de Onderwijsinspectie zijn verantwoordelijk voor de organisatie van het uitvoeren van de externe beoordelingen van de 4de graad verpleegkunde opleidingen. De VLHORA is verantwoordelijk voor de organisatie van het uitvoeren van de HBO5-opleidingen die enkel aan de hogescholen worden ingericht. De Centra voor Volwassenenonderwijs worden door de Onderwijsinspectie doorgelicht volgens de vernieuwde aanpak van de gedifferentieerde doorlichting. De instellingen secundair onderwijs waar ook een 4de graad verpleegkunde wordt ingericht, worden eveneens doorgelicht volgens deze vernieuwde aanpak. Het beoordelingskader van de Specifieke Lerarenopleiding is opgesteld en volgt een beoordelingstraject dat eind 2012-2013 zou worden afgerond door VLIR/VLHORA. Voor de HBO5-opleidingen moet verder worden gewerkt aan het expliciteren van het protocol zoals bedoeld in het HBO-decreet. De instellingen krijgen met andere woorden te maken met verschillende externe beoordelingssystemen. Bovendien is een sterke ontwikkelingsdynamiek aan beoordelingsorganen die betrokken zijn bij deze afstemming.
3.2
de
gang
in
de
verschillende
Probleemstelling
Wanneer een CVO zowel secundaire opleidingen als HBO5-opleidingen als een Specifieke Lerarenopleiding inricht, krijgt de instelling te maken met verschillende beoordelingskaders die bovendien met een verschillende frequentie en een verschillende scope worden gehanteerd: •
Gedifferentieerde doorlichting (Onderwijsinspectie) (minstens om de 10 jaar)
•
Onderzoek gecombineerd onderwijs (op aanvraag van de instelling, jaarlijks bij elke nieuwe aanvraag of niet goedgekeurde aanvraag; indien goedgekeurd geldig voor 5 jaar voor de betreffende modules) (Onderwijsinspectie)
•
Visitatie specifieke lerarenopleiding (minstens om de 8 jaar) (VLIR/VLHORA)
•
Programmatie HBO5-opleidingen: indiening omvormingsdossier bij bestaande opleidingen of programmatieprocedure bij nieuwe opleidingen: Toets Nieuwe HBO5-Opleiding (NVAO) en macrodoelmatigheidstoets (eenmalig) (Commissie Hoger Beroepsonderwijs).
•
Opleidingsvisitatie voor elke HBO5-opleiding (VLHORA/decretale stuurgroep) (om de acht jaar)
•
Accreditatie voor elke HBO5-opleiding (om de acht jaar) (NVAO)
•
Sectorspecifieke erkenningen zoals bijvoorbeeld opleiding gids-reisleider bij Toerisme Vlaanderen (afhankelijk van de sector; meestal eenmalig)
Projectoutput vooronderzoek HBO-SAM kwaliteitszorg – 31 augustus 2009
Pagina 22
VLOR – AR-WG-Samenwerking Hoger Beroepsonderwijs-kwaliteitszorg
De instellingen met verschillende opleidingen secundair onderwijs en de 4de graad verpleegkunde opleidingen krijgen te maken met: •
Programmatie HBO5-opleidingen: indiening omvormingsdossier bij bestaande opleidingen of programmatieprocedure bij nieuwe opleidingen: Toets Nieuwe HBO5-Opleiding (NVAO) en macrodoelmatigheidstoets (eenmalig) (Commissie Hoger Beroepsonderwijs).
•
Gedifferentieerde doorlichting (minstens om de 10 jaar) (Onderwijsinspectie)
•
Opleidingsvisitatie voor (VLHORA/Onderwijsinspectie)
•
Accreditatie voor de HBO5-opleiding (om de acht jaar) (NVAO)
de
HBO5-opleiding
(om
de
acht
jaar)
Indien een HBO5-opleiding gemeenschappelijk wordt georganiseerd door een CVO en/of hogescholen en andere onderwijs- en opleidingsverstrekkers kan men in tweede orde geconfronteerd worden met andere beoordelingskaders.
3.3 •
Inventarisatie knelpunten De operationele uitrol en de implementatie van de gedifferentieerde doorlichting betreffende CVO’s zijn nog niet ten volle gerealiseerd
De planning van de doorlichting gebeurt op basis van neutrale selectiecriteria. Per semester wordt een groep van instellingen geselecteerd die representatief is voor Vlaanderen. Bij de selectie wordt rekening gehouden met een aantal criteria: haalbaarheidscriterium (beschikbare inspecteurs), geografisch criterium (spreiding over drie zones), netgebonden criterium (spreiding over de koepelorganisaties) en instellingsgebonden criteria. Het vooronderzoek dat resulteert in de focus omvat een bronnenonderzoek, een bezoek ter plaatse en een deliberatiefase (focusbepaling). De datawarehousetool is onderhevig aan een technisch begrippenkader. Er is nood aan eenduidige definities in de datawarehousetool die door de verschillende instanties eenduidig worden geïnterpreteerd. Bv. wat is een ‘afhaker’? Afstemming van deze definities is nodig. Daarnaast is er een gebrek aan referentiegroepen voor de CVO’s. Ook is er nood aan een gestructureerde rapportering als output van het vooronderzoek. De beschikbaarheid van standaardrapporten vanuit de datawarehousetool voor het Volwassenenonderwijs dient genuanceerd te worden. Deze gegevens zijn op dit moment nog niet operationeel. Voor de opleidingen vierde graad verpleegkunde is de input voor standaardrapporten beschikbaar. Het vooronderzoek leidt tot een bepaalde doorlichtingsfocus. Deze focus is niet steeds instellingsbreed. •
CVO’s met enkel HBO5-opleidingen of enkel een SLO opleiding?
Worden deze onderworpen aan doorlichting of niet? De Onderwijsinspectie staat wel in voor de controle van de erkenningsvoorwaarden. •
Gecombineerd onderwijs binnen HBO5-opleidingen: bevoegdheid Onderwijsinspectie
Naast de gedifferentieerde doorlichtingen behoort ook het onderzoek van gecombineerd onderwijs tot de bevoegdheden van de Onderwijsinspectie. Moet het gecombineerd onderwijs binnen HBO5-opleidingen nog door de Onderwijsinspectie worden opgevolgd of wordt dit een taak van de visitatiecommissie betreffende de HBO5-opleidingen? •
De betrokkenheid garanderen van de cursisten in de samenstelling van de visitatiecommissie
De betrokkenheid van studenten in het visitatieproces biedt een bijzondere meerwaarde. Bij de procedure VLIR/VLHORA is de Vlaamse Vereniging voor Studenten (VVS) verantwoordelijk voor het afvaardigen van de studenten in de visitatiecommissies. Er is daarbij een contract met een resultaatsverbintenis opgesteld tussen VLIR/VLHORA en de VVS. De VVS heeft geen betrekking op volwassenenonderwijs. Voor de cursisten van het volwassenenonderwijs en voor de cursisten voor Projectoutput vooronderzoek HBO-SAM kwaliteitszorg – 31 augustus 2009
Pagina 23
VLOR – AR-WG-Samenwerking Hoger Beroepsonderwijs-kwaliteitszorg
de 4de graad verpleegkunde bestaat er nog geen officiële koepelvereniging. Indien de afvaardiging van cursisten als een belangrijke meerwaarde wordt erkend bij de samenstelling van de visitatiecommissies, wie zal dan instaan voor de organisatie van deze cursistenwerving- en afvaardiging? •
Werkbare omschrijving van het afnemend veld
De afstemming tussen de HBO5-opleidingen en de professionele bacheloropleidingen die hierop verder schakelen zal gemakkelijker verlopen indien duidelijk is wat het afnemend veld is van de HBO5-opleidingen, met andere woorden met welke professionele bacheloropleidingen kan geschakeld worden. •
De Commissie Hoger Beroepsonderwijs is nog niet samengesteld
De Commissie Hoger Beroepsonderwijs is tot op heden nog niet samengesteld. •
De samenstelling en afvaardiging van het afnemend beroepenveld in de commissie
Om tot een optimale samenstelling van de visitatiecommissies te komen is het belangrijk dat het afnemend beroepenveld duidelijk wordt gedefinieerd. Indien de opleiding opleidt tot een in het werkveld erkende/bestaande beroepsfinaliteit zal dit minder moeilijkheden opleveren dan wanneer er bredere opleidingsprofielen bestaan. •
Invloed van de verschillende beoordelingskaders op de interne kwaliteitszorg van de instellingen/opleidingen
De uitwerking van de interne kwaliteitszorg in de verschillende instellingen/opleidingen dient weliswaar los gezien te worden van deze externe beoordelingen, maar niettemin zal dit vaak als een richtsnoer worden gebruikt. Indien er meerdere beoordelingskaders in eenzelfde instelling van kracht zijn, bemoeilijkt dit de uitwerking van een congruent intern kwaliteitszorgsysteem. •
De beoordelingskaders van de NVAO zijn enkel in conceptversie voorhanden en het visitatieprotocol is derhalve nog niet uitgewerkt
De beoordelingskaders van de NVAO zijn enkel in conceptversie voorhanden en het visitatieprotocol dat hierop gebaseerd moet worden is nog niet voorhanden. Dit zal door de betrokkenen na oktober 2009 moeten worden uitgewerkt.
3.4
Mogelijke ideeën tot afstemming
Het omgaan met deze verschillende beoordelingskaders door de instelling, de voorbereiding van zelfevaluaties en opmaak van overige documenten en/of dossiers ten behoeve van de beoordeling en de haalbaarheid ervan voor de instellingen in de realisatie vraagt expliciete aandacht. Afstemming op diverse vlakken dringt zich daarom op. •
Een erkenning van elkaars werkmethoden en output zal formeel moeten worden bekrachtigd in de respectieve procedures
Vermits er mogelijks gebruik gemaakt wordt van elkaars rapporteringen (zowel de Onderwijsinspectie van het visitatierapport/accreditatiebesluit tijdens het vooronderzoek als de VLHORA/decretale stuurgroep of NVAO van de resultaten van het vooronderzoek als input bij hun processen) zal de erkenning van elkaars werkmethoden formeel moeten opgenomen worden in de respectieve procedures. Dit zal in het protocol moeten worden opgenomen. •
De samenstelling van de visitatiecommissie zo efficiënt mogelijk (in zo weinig mogelijk stappen) laten verlopen
De samenstelling van de visitatiecommissie gebeurt door het opstellen van een pool van visitatiecommissieleden in overleg met de instellingen. De VLHORA/decretale stuurgroep staan in voor de installatie van de visitatiecommissie: het voorstellen van voorzitters en de commissieleden op basis van deze pool, rekening houdend met de onverenigbaarheden van de verschillende leden.
Projectoutput vooronderzoek HBO-SAM kwaliteitszorg – 31 augustus 2009
Pagina 24
VLOR – AR-WG-Samenwerking Hoger Beroepsonderwijs-kwaliteitszorg
De Commissie Hoger Beroepsonderwijs keurt de samenstelling van de visitatiecommissies zoals voorgesteld door de Onderwijsinspectie of VLHORA en decretale stuurgroep goed. •
Afvaardiging van Onderwijsinspectie in de visitatiecommissies
Ook voor het opnemen van een afvaardiging van Onderwijsinspectie in de visitatiecommissies is afstemming nodig. Valt afvaardiging in de visitatiecommissies te combineren met de planning van de Onderwijsinspectie? •
Afstemming van tijdspad Onderwijsinspectie en VLHORA/decretale stuurgroep
Om tot een optimale afstemming en samenwerking te kunnen komen tussen de Onderwijsinspectie en VLHORA/decretale stuurgroep zal werk moeten worden gemaakt van een zo verregaand mogelijk op elkaar afgestemd tijdspad. Ook het samenstellen van de clusters van opleidingen dient te gebeuren in overleg. Alhoewel de afstemming een zeer moeilijk gegeven is zal enkel een optimale afstemming kunnen worden gerealiseerd indien hiernaar voldoende aandacht gaat. •
De instellingsbrede kenmerken worden beoordeeld door de NVAO
Zoals voorzien in het concept voor het nieuwe accreditatiestelsel hoger onderwijs (conceptnota van 21 april 2009) en in het concept van VLIR/VLHORA m.b.t. de vernieuwde externe kwaliteitszorgdynamiek wordt de instellingsaudit uitgevoerd door de NVAO. Instellingsbrede kenmerken van de instellingen die één of meerdere HBO5-opleidingen inrichten zou men in een gezamenlijk moment kunnen beoordelen. Deze resultaten zou men bij elke visitatie van de HBO5opleidingen kunnen gebruiken. Om de CVO’s niet extra te belasten met telkens wederkerende beoordelingscriteria, zou de NVAO na het uitvoeren van de Toets Nieuwe Opleiding van de HBO5opleidingen opnieuw aan de slag kunnen voor het uitvoeren van deze instellingsaudit in analogie met de hogescholen/universiteiten. Uiteraard is deze uitbreiding van taken en bevoegdheden van het NVAO nog niet opgenomen in het HBO-decreet. •
De instellingsbrede kenmerken worden beoordeeld door de Onderwijsinspectie
De Onderwijsinspectie zou haar operationele procedures van het vooronderzoek (die een instellingsbrede focus heeft) met name de output ervan kunnen wijzigen zodat dit ook bruikbaar wordt als input bij de opleidingsvisitaties van de HBO5-opleidingen. Afstemming over het gebruik van de output van het vooronderzoek als bewijs van evidentie voor de beoordelingsstandaarden is noodzakelijk. •
Het gebruik van de output van visitatie/accreditatie PBA-opleidingen en HBO5- opleidingen
Indien er een substantiële link bestaat tussen de HBO5-opleiding en de bacheloropleiding zou de output van de visitatie/accreditatie van een PBA-opleiding gebruikt kunnen worden bij de beoordeling van de HBO5-opleiding.
Projectoutput vooronderzoek HBO-SAM kwaliteitszorg – 31 augustus 2009
Pagina 25
VLOR – AR-WG-Samenwerking Hoger Beroepsonderwijs-kwaliteitszorg
4 INFORMATIETABEL VERSCHILLENDE BEOORDELINGSKADERS 4.1
Doorlichting SO & CVO (vernieuwde CIPO-kader)
Context Identificatie Administratieve gegevens van de instelling Structuur Inplanting Gebouwen en terreinen Ligging Kenmerken werkgebied Historiek Veranderingen in het beleid Veranderingen in de structuur Reglementair kader Algemene regelgeving Specifieke regelgeving Input Personeelskenmerken Leerlingen en cursistenkenmerken Proces Algemeen beleid Leiderschap Visie Besluitvorming Kwaliteitszorg : zelfevaluatie en kwaliteitssysteem Personeelsbeleid Personeelsbeheer: personeelsorganisatie en evaluatiesysteem Professionalisering van personeel: aanvangsbegeleiding en deskundigheidsbevordering Logistiek beleid Materieel beheer Welzijn Onderwijskundig beleid Curriculum: initiatieven die de instelling neemt met betrekking tot de invulling en organisatie van haar onderwijs, onderwijsaanbod en onderwijsorganisatie Begeleiding: de afstemming tussen de instelling en andere partners, leerbegeleiding, loopbaanbegeleiding, sociale en emotionele begeleiding Evaluatie: evaluatiepraktijk en rapporteringspraktijk Output (Leer)prestaties: te bereiken prestaties en na te streven prestaties Schoolloopbaan: rendement, toegang tot onderwijs Outcomes: de mate waarin de afgestudeerden van de instelling doorstromen naar/in het vervolgonderwijs of naar de arbeidsmarkt Tevredenheid: cursisten, personeel en partners Gedifferentieerde doorlichting (vernieuwde aanpak): de doorlichting bestaat uit drie fasen: het vooronderzoek, de feitelijke doorlichting en het verslag. Het vooronderzoek vertrekt vanuit een integrale benadering om van daaruit de focus voor de doorlichting te bepalen. De focus geeft een representatief beeld tussen zwakke/sterke punten van de school. Het doorlichtingsteam spitst zich enkel toe op de focus en onderzoekt de feitelijke kwaliteit van de elementen in de focus.
Projectoutput vooronderzoek HBO-SAM kwaliteitszorg – 31 augustus 2009
Pagina 26
VLOR – AR-WG-Samenwerking Hoger Beroepsonderwijs-kwaliteitszorg
4.2
Instellingsevaluatie
(concept NVAO 21 april 2009) Visie op de kwaliteit van het onderwijs Standaard 1 : De instelling beschikt over een breed gedragen visie die gericht is op de kwaliteit van haar onderwijs en op het ontwikkelen van een kwaliteitscultuur. Toelichting: De visie heeft betrekking op de ambitie van de instelling ten aanzien van de kwaliteit van haar onderwijs en opleidingen. Ten behoeve van het ontwikkelen van een kwaliteitscultuur stimuleert het instellingsbestuur de opleidingen om hun kwaliteit te monitoren. Een actieve rol van alle die bij het onderwijs betrokken zijn, is hierbij van groot belang. Beleid Standaard 2: De instelling beschikt over adequaat beleid om de visie met betrekking tot de kwaliteit van haar onderwijs te realiseren. Dit omvat in elk geval: beleid op het gebied van personeel, voorzieningen, de verankering van onderzoek in het onderwijs, alsmede de verwevenheid tussen onderwijs en het beroepenveld c.q. het (internationale) vakgebied. Toelichting:Adequaat beleid veronderstelt concrete voorstellingen die voortvloeien uit de visie en toewijzing van voldoende middelen voor de implementatie van het beleid. De verankering van onderzoek in het onderwijs is van belang omdat instellingen voor hoger onderwijs alle in meer of mindere mate te maken hebben met onderzoek, zelf als ze zelf geen onderzoek verrichten en de studenten slechts op de hoogte willen brengen van nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen in het domein van hun opleiding. Bij de verankering van onderzoek in het onderwijs gaat het niet om de beoordeling van het onderzoek zelf. Resultaten Standaard 3: De instelling heeft zicht op de mate waarin haar visie op de kwaliteit van haar onderwijs wordt gerealiseerd en meet en evalueert op regelmatige basis de kwaliteit van haar opleidingen bij studenten, medewerkers, alumni en vertegenwoordigers van het beroepenveld. Toelichting: Met betrekking tot de uitvoering van het beleid en de resultaten van haar opleidingen beschikt de instelling over managementinformatie en hanteert ze een adequaat systeem van interne evaluaties en externe beoordelingen. De evaluatie- en meetactiviteiten zijn goed opgezet en leveren geaggregeerde informatie op voor het bestuur van de instelling. Het is niet noodzakelijk dat de evaluatie- en meetactiviteiten uniform zijn. Verbeterbeleid Standaard 4: De instelling kan aantonen dat zij de kwaliteit van haar opleidingen waar nodig systematisch verbetert. Toelichting: De instelling voert een actief beleid op grond van haar zicht op de verkregen resultaten. Dit draagt bij aan de kwaliteitscultuur binnen de instelling. Organisatie- en beslissingsstructuur Standaard 5: De instelling heeft een effectieve organisatie- en beslissingsstructuur met betrekking tot de kwaliteit van haar opleidingen, waarin de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden duidelijk zijn afgebakend en waarvan de inspraak van studenten en medewerkers deel uitmaakt. Toelichting: De organisatie- en beslissingsstructuur laat toe om de visie , het beleid, de resultaten en het verbeterbeleid in samenhang te realiseren. De betrokkenheid van medewerkers en studenten blijkt uit de wijze waarop zij worden geraadpleegd en uit de doorwerking van hun aanbevelingen in de opleidingen. Bij de beoordeling van deze standaard worden (indien wettelijk vereist) ook de taakstelling en de positionering van examencommissies en opleidingscommissies betrokken.
Projectoutput vooronderzoek HBO-SAM kwaliteitszorg – 31 augustus 2009
Pagina 27
VLOR – AR-WG-Samenwerking Hoger Beroepsonderwijs-kwaliteitszorg
4.3
Beoordelingskader HBO5-opleiding (decreet)
De onderwijsinhoud het kwalificatieniveau van de opleiding, de competenties die in de opleiding worden behaald, waarin ten minste alle competenties zijn vervat van de onderwijskwalificatie waartoe de opleiding leidt, voldoende samenhang in het opleidingsprogramma, de studieomvang van de opleiding en de onderdelen ervan uitgedrukt in studiepunten, een duidelijke relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het opleidingsprogramma een relevant aandeel werkplekleren; Het onderwijsproces de aangewezen trajecten om in te stromen in de opleiding, de mogelijke verkorte of aangepaste trajecten in het hoger beroepsonderwijs de mogelijke verkorte of aangepaste trajecten in aansluitende opleidingen in het hoger beroepsonderwijs en/of het hoger onderwijs, voldoende studiebegeleiding inzichtelijke beoordeling en toetsing van het onderwijs een flexibele organisatie van de opleiding De uitkomst van het onderwijs voldoende maatschappelijke relevantie van de bereikte eindkwalificaties van afgestudeerden van de opleiding voldoende rendement van de opleiding De materiële voorzieningen De kwaliteit van het personeel De organisatie De interne kwaliteitszorg
Projectoutput vooronderzoek HBO-SAM kwaliteitszorg – 31 augustus 2009
Pagina 28
VLOR – AR-WG-Samenwerking Hoger Beroepsonderwijs-kwaliteitszorg
4.4
Visitatie professionele bachelor vóór 2012
(handleiding onderwijsvisitaties VLIR-VLHORA) De doelstellingen van de opleiding niveau en oriëntatie van opleiding domeinspecifieke eisen: de doelstellingen van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door vakgenoten en het relevante beroepenveld gesteld worden aan een opleiding Het programma eisen professionele en academische gerichtheid: het programma sluit aan bij de criteria voor professionele of academische gerichtheid relatie tussen doelstellingen en inhoud programma: het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificatie van de opleiding qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen samenhang programma: studenten volgen een inhoudelijk samenhangend programma studielast: de werkelijke studietijd wordt getoetst en sluit aan bij de normen vastgelegd bij decreet toelatingsvoorwaarden: het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten studieomvang: de opleiding voldoet aan de formele eisen m.b.t. de studieomvang afstemming tussen vormgeving en inhoud: het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen beoordeling en toetsing De inzet van personeel Eisen professionele/academische gerichtheid: de opleiding sluit aan bij de criteria voor de inzet van personeel van een professionele of academisch gerichte opleiding er wordt voldoende personeel ingezet het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma Voorzieningen materiële voorzieningen: de huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren studiebegeleiding: de studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op studievoortgang en sluiten aan bij de behoefte van studenten Interne kwaliteitzorg: evaluatie resultaten: de opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen maatregelen tot verbetering: de uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan realisatie van de doelstellingen betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld: bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Resultaten gerealiseerd niveau: de gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde competenties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen onderwijsrendement: streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleiding
Projectoutput vooronderzoek HBO-SAM kwaliteitszorg – 31 augustus 2009
Pagina 29
VLOR – AR-WG-Samenwerking Hoger Beroepsonderwijs-kwaliteitszorg
4.5
Visitatie SLO (concept)
De doelstellingen van de opleiding niveau en oriëntatie van de opleiding en domeinspecifieke eisen: de doelstellingen van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door vakgenoten en het relevante beroepenveld gesteld worden aan een opleiding Het programma relatie tussen doelstellingen en inhoud: het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties van de opleiding qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen eisen professionele en academische gerichtheid: competentieontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroeps- of kunstpraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk, de kunstpraktijk en/of toegepast onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met de actuele ontwikkelingen in het vakgebied, de discipline en de beroepspraktijk samenhang van het programma: studenten volgen een inhoudelijk samenhangend programma. Studieomvang: de opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang: 60 studiepunten (30 theorie – 30 praktijk) Studietijd: de werkelijke studietijd sluit aan bij de norm van 60 studiepunten per jaar. Het programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen afstemming tussen vormgeving en inhoud: het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. Het didactisch concept is op een doeltreffende manier geoperationaliseerd. beoordeling en toetsing: door de beoordeling, toetsingen en examens wordt adequaat en voor studenten/cursisten inzichtelijk getoetst of de studenten/cursisten de doelstellingen van (onderdelen van ) het programma hebben gerealiseerd. Toelatingsvoorwaarden: het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten/cursisten.
Inzet van personeel kwaliteit personeel: het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma kwantiteit personeel: er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen
Voorzieningen materiële voorzieningen: de huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Studiebegeleiding: de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten/cursisten zijn adequaat met het oog op studievoortgang en sluiten aan bij de behoefte van studenten/cursisten.
Interne kwaliteitszorg evaluatie resultaten: de opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen maatregelen tot verbetering: de uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen betrekken van medewerkers, studenten/cursisten, alumni en beroepenveld
Resultaten gerealiseerd niveau: de gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde competenties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen onderwijsrendement: de opleiding brengt het onderwijsrendement in kaart en voert op basis daarvan een beleid.
Projectoutput vooronderzoek HBO-SAM kwaliteitszorg – 31 augustus 2009
Pagina 30
VLOR – AR-WG-Samenwerking Hoger Beroepsonderwijs-kwaliteitszorg
4.6
Beperkte opleidingsbeoordeling (professionele bachelor na 2012) (concept NVAO 21 april 2009)
Beoogde eindkwalificaties Standaard 1: De beoogde eindkwalificaties van de opleiding zijn wat betreft inhoud, niveau en oriëntatie geconcretiseerd en internationaal geaccepteerd. Toelichting: De beoogde eindkwalificaties passen wat betreft niveau en oriëntatie binnen het kwalificatieraamwerk. Ze sluiten bovendien aan bij de actuele eisen die in internationaal perspectief vanuit de discipline en de beroepspraktijk worden gesteld aan de inhoud van de opleiding. Leeromgeving Standaard 2: De inhoud en de opzet van het programma, de kwaliteit van het personeel en de opleidingsspecifieke voorzieningen maken het voor de instromende studenten mogelijk de beoogde eindkwalificaties te realiseren. Toelichting: Programma, personeel en de voorzieningen vormen een voor studenten samenhangende leeromgeving. Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties Standaard 3: De opleiding beschikt over een adequaat systeem van toetsing en kan aantonen dat de beoogde eindkwalificaties qua inhoud, niveau en oriëntatie worden gerealiseerd. Toelichting: Dit blijkt uit de tussentijdse en afsluitende vormen van toetsing, de afstudeerwerken en de wijze waarop afgestudeerden in de praktijk of in een vervolgopleiding functioneren. De toetsen en de beoordeling ervan zijn valide, betrouwbaar en voor studenten inzichtelijk.
Projectoutput vooronderzoek HBO-SAM kwaliteitszorg – 31 augustus 2009
Pagina 31
VLOR – AR-WG-Samenwerking Hoger Beroepsonderwijs-kwaliteitszorg
4.7
Associate Degrees in Nederland
Doelstellingen opleiding Domeinspecifieke eisen: de eindkwalificaties van het Ad-programma sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan het programma in het desbetreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk) Niveau: bachelor: de eindkwalificaties van het Ad-programma sluiten aantoonbaar aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Ad-programma in de hbo-bachelor (zie Dublindescriptoren voor de Short Cycle) Orientatie HBO: de eindkwalificaties van een Ad-programma sluiten aan bij de volgende beschrijvingen: • De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak) met het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties; • Een afgestudeerde van een Ad-programma heeft de kwalificaties voor het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een Ad-programma in het hbo vereist of dienstig is. Programma Eisen HBO: Het Ad-programma sluit aan bij de volgende criteria voor het Ad-programma in de hbobacheloropleiding: 1. Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en of (toegepast) onderzoek. 2. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. 3. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma 1. Het Ad-programma, het didactisch concept, de werkvormen en de wijze van toetsing weerspiegelen de te bereiken eindkwalificaties van het programma. 2. De te bereiken eindkwalificaties zijn aantoonbaar vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het Ad-programma. 3. De inhoud van het Ad-programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Samenhang programma: Het Ad-programma is inhoudelijk samenhangend. Studielast: Het Ad-programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Instroom: Het Ad-programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten. Duur : Het Ad-programma voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: minimaal 120 studiepunten. Afstemming tussen vormgeving en inhoud: Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen van het Ad-programma. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Beoordeling en toetsing : Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van -(onderdelen van) het Ad-programma hebben gerealiseerd. Inzet van personeel Eisen HBO: De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een HBO-opleiding: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Kwantiteit personeel: Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Kwaliteit personeel : Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.
Projectoutput vooronderzoek HBO-SAM kwaliteitszorg – 31 augustus 2009
Pagina 32
VLOR – AR-WG-Samenwerking Hoger Beroepsonderwijs-kwaliteitszorg
Voorzieningen Materiële Voorzieningen: De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren Studiebegeleiding: De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op studievoortgang. De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten Interne kwaliteitszorg Evaluatie resultaten: De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen Maatregelen tot verbetering: De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan realisatie van de streefdoelen Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld: Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken Resultaten Gerealiseerd niveau: De gerealiseerde eindkwalificaties van de Ad-studenten zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Onderwijsrendement: Voor het onderwijsrendement van het Ad-programma zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement van het Ad-programma voldoet aan deze streefcijfers.
Projectoutput vooronderzoek HBO-SAM kwaliteitszorg – 31 augustus 2009
Pagina 33
VLOR – AR-WG-Samenwerking Hoger Beroepsonderwijs-kwaliteitszorg
4.8
Conceptkaders HBO5 / Associate Degrees (15 juli 2009)
Drie kaders: a. Het toetsingskader voor omgevormde AD-opleidingen b. Het toetsingskader voor nieuwe AD-opleidingen c. Het accreditatiekader voor bestaande AD-opleidingen a.
Het toetsingskader voor omgevormde AD-opleidingen
1. Beoogde leerresultaten 1.1 Niveau en oriëntatie De beoogde leerresultaten sluiten wat betreft niveau en oriëntatie aan bij de ‘descriptors of the qualification framework for the European Higher Education Area for the short cycle’ 3 . Oordeel: Onvoldoende, voldoende. (Gewogen en gemotiveerd.) 1.2 Domeinspecifieke eisen De beoogde leerresultaten sluiten aan bij de actuele eisen die in internationaal perspectief vanuit het beroepenveld en het vakgebied worden gesteld aan de inhoud van de opleiding. Oordeel: Onvoldoende, voldoende. (Gewogen en gemotiveerd.) Totaaloordeel beoogde leerresultaten: Onvoldoende, voldoende. (Gewogen en gemotiveerd.) Programma 2.1 Professionele gerichtheid Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk.
2.
Oordeel:
Onvoldoende, voldoende. (Gewogen en gemotiveerd.)
Relatie tussen beoogde leerresultaten en inhoud programma De beoogde leerresultaten zijn adequaat vertaald in de leerdoelen van de onderdelen van het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de beoogde leerresultaten te bereiken. Oordeel: Onvoldoende, voldoende. (Gewogen en gemotiveerd.)
2.2
2.3 Samenhang programma Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma. Oordeel:
Onvoldoende, voldoende. (Gewogen en gemotiveerd.)
2.4 Relatie tussen beoogde leerresultaten en vormgeving Het didactisch concept is in lijn met de beoogde leerresultaten. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Oordeel:
Onvoldoende, voldoende. (Gewogen en gemotiveerd.)
3
Zie bijlage 1.
Projectoutput vooronderzoek HBO-SAM kwaliteitszorg – 31 augustus 2009
Pagina 34
VLOR – AR-WG-Samenwerking Hoger Beroepsonderwijs-kwaliteitszorg
2.5 Instroom Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten. Oordeel:
Onvoldoende, voldoende. (Gewogen en gemotiveerd.)
Totaaloordeel programma: Onvoldoende, voldoende. (Gewogen en gemotiveerd.) 3. Inzet van personeel 3.1 Professionele gerichtheid Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Oordeel: Onvoldoende, voldoende. (Gewogen en gemotiveerd.) 3.2 Kwaliteit en kwantiteit personeel Het personeel is qua niveau en omvang gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Oordeel:
Onvoldoende, voldoende. (Gewogen en gemotiveerd.)
Totaaloordeel inzet van personeel: Onvoldoende, voldoende. (Gewogen en gemotiveerd.) 4. Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen De huisvesting en de materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Oordeel: Onvoldoende, voldoende. (Gewogen en gemotiveerd.) 4.2 Studiebegeleiding en informatievoorziening De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op studievoortgang. De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Oordeel: Onvoldoende, voldoende. (Gewogen en gemotiveerd.) Totaaloordeel voorzieningen: Onvoldoende, voldoende. (Gewogen en gemotiveerd.) 5. Interne kwaliteitszorg 5.1 Kwaliteitssysteem Er is voorzien in een systeem van interne kwaliteitszorg, waarbij mede aan de hand van toetsbare streefdoelen en periodieke evaluaties verbetermaatregelen worden getroffen. Oordeel: Onvoldoende, voldoende. (Gewogen en gemotiveerd.) 5.2 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Bij de interne kwaliteitszorg zullen medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief worden betrokken. Oordeel: Onvoldoende, voldoende. (Gewogen en gemotiveerd.) Totaaloordeel interne kwaliteitszorg: Onvoldoende, voldoende. (Gewogen en gemotiveerd.) 6. Toetsing 6.1 Toetsing en beoordeling De toetsing en de beoordeling zijn valide, betrouwbaar en voor studenten inzichtelijk. Oordeel: Onvoldoende, voldoende. (Gewogen en gemotiveerd.)
Projectoutput vooronderzoek HBO-SAM kwaliteitszorg – 31 augustus 2009
Pagina 35
VLOR – AR-WG-Samenwerking Hoger Beroepsonderwijs-kwaliteitszorg
6.2 Afsluitende toetsing De beoogde afsluitende vormen van toetsing weerspiegelen de beoogde leerresultaten. Oordeel: Onvoldoende, voldoende. (Gewogen en gemotiveerd.) Totaaloordeel toetsing: Onvoldoende, voldoende. (Gewogen en gemotiveerd.) 7. Algemene conclusie De kwaliteit van de opleiding is Onvoldoende, voldoende. (Gewogen en gemotiveerd.)
b.
Het toetsingskader voor nieuwe AD-opleidingen
1. Beoogde leerresultaten 1.1 Niveau en oriëntatie De beoogde leerresultaten sluiten wat betreft niveau en oriëntatie aan bij de ‘descriptors of the qualification framework for the European Higher Education Area for the short cycle’ 4 . Oordeel: Onvoldoende, voldoende. (Gewogen en gemotiveerd.) 1.2 Domeinspecifieke eisen De beoogde leerresultaten sluiten aan bij de actuele eisen die in internationaal perspectief vanuit het beroepenveld en het vakgebied worden gesteld aan de inhoud van de opleiding. Oordeel: Onvoldoende, voldoende. (Gewogen en gemotiveerd.) Totaaloordeel beoogde leerresultaten: Onvoldoende, voldoende. (Gewogen en gemotiveerd.) 2. Programma 2.1 Professionele gerichtheid Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Oordeel:
Onvoldoende, voldoende. (Gewogen en gemotiveerd.)
2.2 Relatie tussen beoogde leerresultaten en inhoud programma De beoogde leerresultaten zijn adequaat vertaald in de leerdoelen van de onderdelen van het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de beoogde leerresultaten te bereiken. Oordeel:
Onvoldoende, voldoende. (Gewogen en gemotiveerd.)
2.3 Samenhang programma Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma. Oordeel:
Onvoldoende, voldoende. (Gewogen en gemotiveerd.)
2.4 Relatie tussen beoogde leerresultaten en vormgeving Het didactisch concept is in lijn met de beoogde leerresultaten. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Oordeel:
Onvoldoende, voldoende. (Gewogen en gemotiveerd.)
4
Zie bijlage 1.
Projectoutput vooronderzoek HBO-SAM kwaliteitszorg – 31 augustus 2009
Pagina 36
VLOR – AR-WG-Samenwerking Hoger Beroepsonderwijs-kwaliteitszorg
2.5 Instroom Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten. Oordeel:
Onvoldoende, voldoende. (Gewogen en gemotiveerd.)
Totaaloordeel programma: Onvoldoende, voldoende. (Gewogen en gemotiveerd.) 3. Inzet van personeel 3.1 Professionele gerichtheid Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Oordeel: Onvoldoende, voldoende. (Gewogen en gemotiveerd.) 3.2 Kwaliteit en kwantiteit personeel Het personeel is qua niveau en omvang gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Oordeel:
Onvoldoende, voldoende. (Gewogen en gemotiveerd.)
Totaaloordeel inzet van personeel: Onvoldoende, voldoende. (Gewogen en gemotiveerd.) 4. Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen De huisvesting en de materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Oordeel: Onvoldoende, voldoende. (Gewogen en gemotiveerd.) 4.2 Studiebegeleiding en informatievoorziening De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op studievoortgang. De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Oordeel: Onvoldoende, voldoende. (Gewogen en gemotiveerd.) Totaaloordeel voorzieningen: Onvoldoende, voldoende. (Gewogen en gemotiveerd.) 5. Interne kwaliteitszorg 5.1 Kwaliteitssysteem Er is voorzien in een systeem van interne kwaliteitszorg, waarbij mede aan de hand van toetsbare streefdoelen en periodieke evaluaties verbetermaatregelen worden getroffen. Oordeel: Onvoldoende, voldoende. (Gewogen en gemotiveerd.) 5.2 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Bij de interne kwaliteitszorg zullen medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief worden betrokken. Oordeel: Onvoldoende, voldoende. (Gewogen en gemotiveerd.) Totaaloordeel interne kwaliteitszorg: Onvoldoende, voldoende. (Gewogen en gemotiveerd.) 6. Toetsing 6.1 Toetsing en beoordeling De toetsing en de beoordeling zijn valide, betrouwbaar en voor studenten inzichtelijk. Oordeel: Onvoldoende, voldoende. (Gewogen en gemotiveerd.) 6.2 Afsluitende toetsing De beoogde afsluitende vormen van toetsing weerspiegelen de beoogde leerresultaten. Oordeel: Onvoldoende, voldoende. (Gewogen en gemotiveerd.) Projectoutput vooronderzoek HBO-SAM kwaliteitszorg – 31 augustus 2009
Pagina 37
VLOR – AR-WG-Samenwerking Hoger Beroepsonderwijs-kwaliteitszorg
Totaaloordeel toetsing: Onvoldoende, voldoende. (Gewogen en gemotiveerd.) 7 Afstudeergarantie en financiële voorzieningen 7.1 Afstudeergarantie De instelling geeft aan studenten de garantie dat het programma volledig kan worden doorlopen. De afstudeergarantie beslaat een redelijke termijn. Oordeel: Onvoldoende, voldoende. (Gewogen en gemotiveerd.) 7.2 Financiële voorzieningen De instelling stelt toereikende financiële voorzieningen beschikbaar. Oordeel: Onvoldoende, voldoende. (Gewogen en gemotiveerd.) 8 Algemene conclusie De kwaliteit van de opleiding is Onvoldoende, voldoende. (Gewogen en gemotiveerd.)
c.
Het accreditatiekader voor bestaande AD-opleidingen
1. Beoogde leerresultaten 1.1 Niveau en oriëntatie De beoogde leerresultaten sluiten wat betreft niveau en oriëntatie aan bij de ‘descriptors of the qualification framework for the European Higher Education Area for the short cycle’ 5 . Oordeel: Onvoldoende, voldoende, goed, excellent. (Gewogen en gemotiveerd.) 1.2 Domeinspecifieke eisen De beoogde leerresultaten sluiten aan bij de actuele eisen die in internationaal perspectief vanuit het beroepenveld en het vakgebied worden gesteld aan de inhoud van de opleiding. Oordeel: Onvoldoende, voldoende, goed, excellent. (Gewogen en gemotiveerd.) Totaaloordeel beoogde leerresultaten: Onvoldoende, voldoende, goed, excellent. (Gewogen en gemotiveerd.) 2. Programma 2.1 Professionele gerichtheid Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Oordeel:
Onvoldoende, voldoende, goed, excellent. (Gewogen en gemotiveerd.)
2.2 Relatie tussen beoogde leerresultaten en inhoud programma De beoogde leerresultaten zijn adequaat vertaald in de leerdoelen van de onderdelen van het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de beoogde leerresultaten te bereiken. Oordeel:
Onvoldoende, voldoende, goed, excellent. (Gewogen en gemotiveerd.)
2.3 Samenhang programma Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma. Oordeel:
Onvoldoende, voldoende, goed, excellent. (Gewogen en gemotiveerd.)
5
Zie bijlage 1.
Projectoutput vooronderzoek HBO-SAM kwaliteitszorg – 31 augustus 2009
Pagina 38
VLOR – AR-WG-Samenwerking Hoger Beroepsonderwijs-kwaliteitszorg
2.4 Relatie tussen beoogde leerresultaten en vormgeving Het didactisch concept is in lijn met de beoogde leerresultaten. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Oordeel: Onvoldoende, voldoende, goed, excellent. (Gewogen en gemotiveerd.) 2.5 Instroom Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten. Oordeel: Onvoldoende, voldoende, goed, excellent. (Gewogen en gemotiveerd.) Totaaloordeel programma: Onvoldoende, voldoende, goed, excellent. (Gewogen en gemotiveerd.) 3. Inzet van personeel 3.1 Professionele gerichtheid Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Oordeel: Onvoldoende, voldoende, goed, excellent. (Gewogen en gemotiveerd.) 3.2 Kwaliteit en kwantiteit personeel Het personeel is qua niveau en omvang gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Oordeel:
Onvoldoende, voldoende, goed, excellent. (Gewogen en gemotiveerd.)
Totaaloordeel inzet van personeel: Onvoldoende, voldoende, goed, excellent. (Gewogen en gemotiveerd.) 4. Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen De huisvesting en de materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Oordeel: Onvoldoende, voldoende, goed, excellent. (Gewogen en gemotiveerd.) 4.2 Studiebegeleiding en informatievoorziening De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op studievoortgang. De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Oordeel: Onvoldoende, voldoende, goed, excellent. (Gewogen en gemotiveerd.) Totaaloordeel voorzieningen: Onvoldoende, voldoende, goed, excellent. (Gewogen en gemotiveerd.) 5. Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Oordeel: Onvoldoende, voldoende, goed, excellent. (Gewogen en gemotiveerd.) 5.2 Maatregelen tot verbetering De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan realisatie van de streefdoelen. Oordeel: Onvoldoende, voldoende, goed, excellent. (Gewogen en gemotiveerd.) 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Oordeel: Onvoldoende, voldoende, goed, excellent. (Gewogen en gemotiveerd.)
Projectoutput vooronderzoek HBO-SAM kwaliteitszorg – 31 augustus 2009
Pagina 39
VLOR – AR-WG-Samenwerking Hoger Beroepsonderwijs-kwaliteitszorg
Totaaloordeel interne kwaliteitszorg: Onvoldoende, voldoende, goed, excellent. (Gewogen en gemotiveerd.) 6. Toetsing en gerealiseerde leerresultaten 6.1 Toetsing en beoordeling De toetsing en de beoordeling zijn valide, betrouwbaar en voor studenten inzichtelijk. Oordeel: Onvoldoende, voldoende, goed, excellent. (Gewogen en gemotiveerd.) 6.2 Gerealiseerde leerresultaten Uit de tussentijdse en afsluitende vormen van toetsing en de wijze waarop afgestudeerden in de beroepspraktijk of in een vervolgopleiding functioneren blijkt dat de beoogde leerresultaten worden gerealiseerd. Oordeel: Onvoldoende, voldoende, goed, excellent. (Gewogen en gemotiveerd.) Totaaloordeel toetsing en gerealiseerde leerresultaten: Onvoldoende, voldoende, goed, excellent. (Gewogen en gemotiveerd.) 7. Algemene conclusie De kwaliteit van de opleiding is Onvoldoende, voldoende, goed, excellent. (Gewogen en gemotiveerd.)
Projectoutput vooronderzoek HBO-SAM kwaliteitszorg – 31 augustus 2009
Pagina 40
VLOR – AR-WG-Samenwerking Hoger Beroepsonderwijs-kwaliteitszorg
Bijlage 1 Omschrijving niveau Short Cycle ‘Dublindescriptoren’
Kwalificaties Een afgestudeerde van het Ad-programma in de hbo-bachelor (Cinop, 2005):
Kennis en inzicht
heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied waarbij wordt voortgebouwd op algemeen voortgezet onderwijs*, functioneert doorgaans op het niveau van gevorderde leerboeken, heeft een kennisondergrond voor een beroepenveld of een beroep, voor persoonlijke ontwikkeling en voor verdere studie om de eerste cyclus (bachelor) af te ronden; * in het kader van dit protocol moet hier ook worden gelezen ‘het middelbaar beroepsonderwijs, niveau-4’
Toepassen kennis en inzicht
is in staat om kennis en inzicht in beroepsmatige contexten toe te passen;
Oordeelsvorming
heeft de vaardigheid om gegevens te identificeren en te gebruiken, teneinde een respons te bepalen met betrekking tot duidelijk gedefinieerde, concrete en abstracte problemen;
Communicatie
kan communiceren met gelijken, leidinggevenden en cliënten over begrip, vaardigheden en werkzaamheden;
Leervaardigheden
bezit de leervaardigheden om een vervolgopleiding die een zekere mate van autonomie vraagt, aan te gaan.
Projectoutput vooronderzoek HBO-SAM kwaliteitszorg – 31 augustus 2009
Pagina 41