voorgoed geboekstaafd
V oorgoed ge b o e ks ta a f d De Katholieke Boekverkopers- en Uitgeversvereniging Sint Jan vanaf het 25-jarige jubileum in 1949 tot aan de opheffing in 1979
otto s. lankhorst
ksc/ksc • nijmegen • 1994
Vervolg op: W. van de Pas, De strijd voor het katholieke boek. Amsterdam 1949. [Uitgegeven bij gelegenheid van het vijfentwintig jarig bestaan van de R.K. Nederlandsche Boekhandelaren en Uitgeversvereeniging ‘Sint Jan’].
Omslag en vormgeving: Karel van Laar, De Bilt Druk: Drukkerij ssn Nijmegen Bindwerk: Boekbinderij Van de Burg Weurt
cip-gegevens koninklijke bibliotheek, den haag Lankhorst, Otto S. Voorgoed geboekstaafd : de Katholieke Boekverkopers- en Uitgeversvereniging Sint Jan vanaf het 25-jarige jubileum in 1949 tot aan de opheffing in 1979 / Otto S. Lankhorst. Nijmegen : kdc/ksc. - Ill. - (Scripta van het Katholiek Documentatie Centrum en het Katholiek Studiecentrum te Nijmegen ; 1) isbn 90-70504-43-x ingen. Trefw.: Katholieke Boekverkopers- en Uitgeversvereniging Sint Jan ; geschiedenis / boekgeschiedenis ; Nederland
© 1994 kdc/ksc, Nijmegen Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Inhoud
Inleiding 7 i. 29 september 1949: het vijfentwintigjarige bestaan 15 1. De 29ste september 1949 15 2. De rede van Paul Brand sr 16 3. idil 17 ii. 1949-1956: de oude ‘Sint Jan’ van boekverkopers en uitgevers 21 1. Het bestuur en Boek en leven 21 2. Het lectuurprobleem 25 3. Propaganda voor het katholieke boek 30 4. Behartiging van de belangen der leden 36 5. De vakcursus 39 6. idil 40 7. Splitsing in twee afzonderlijke bonden 43 iii. 1956-1968: de Nederlandse Katholieke Boekverkopersbond en de Nederlandse Bond van Katholieke Uitgevers binnen de Federatie Sint Jan 49 1. De oprichting, bondsbesturen en bondsorganen 49 2. Samenwerking van nkbb met nbb 54 3. Samenwerking van nbku met knub 61 4. Behartiging van de belangen der leden 64 5. Propaganda voor het katholieke boek en idil 68 6. De samenwerking met de cpnb 74 iv. 1969-1979: ‘Sint Jan’ sluimert en heft zich op 79 Bijlagen 85 1. Uitgaven van Sint Jan sedert 1949 85 2. Winnaars van de Brand-Van Gentprijs 87 3. Bestuur- en ledenlijst, 1924-1979 91
Inleiding
In 1979 kwam er een definitief einde aan het bestaan van ‘Sint Jan’, in 1924 begonnen als één vereniging voor katholieke boekverkopers en uitgevers tezamen, geëindigd als een overkoepelende federatie voor twee afzonderlijke bonden, de nbku (de Nederlandse Bond van Katholieke Uitgevers) en de nkbb (de Nederlandse Katholieke Boekverkopersbond). Op de laatste algemene ledenvergadering van de nkbb, waartoe het bestuur en vijf leden in het Utrechtse vergaderetablissement ‘Hoog Brabant’ bijeenkwamen, werd de bond opgeheven nadat nog één beslissing was genomen. Opdat voor de toekomst zou worden vastgelegd hetgeen door de leden van ‘Sint Jan’ in het verleden was verricht, besloot de vergadering tot het laten schrijven van “een eenvoudige bijdrage over de geschiedenis van het katholieke boek sedert 1949, het tijdstip waar het boek De strijd voor het katholieke boek van W. van de Pas ophoudt”. Het verschijnen van het boekje, dat hier in uw handen ligt, is dan ook te beschouwen als de laatste ademstoot van een vereniging, waarvan de voorlopers teruggaan tot 1900. Bij het 25-jarig bestaan van de vereniging had Willem van de Pas de hierboven vermelde jubileum-uitgave verzorgd1 en ongetwijfeld zou het bestuur hem hebben benaderd om een vervolg te schrijven op zijn eigen werk, ware het niet dat Van de Pas op 24 maart 1960 op nog jonge leeftijd door een verkeersongeval om het leven kwam. Het Centrum, van welke krant hij medewerker was en gedurende korte tijd de hoofdartikelen had geschreven, herdacht hem met de woorden: “Een man met het hoofd van
1
W. van de Pas, De strijd voor het katholieke boek, Amsterdam 1949. Aanvankelijk was door Sint Jan de opdracht verleend aan Gabriel Smit en D. de Lange (vgl. brief van P. Bogaard aan M. van Rossum e.a., 14 april 1949 (Archief Sint Jan, nr. 104). Zij verkregen medewerking van Van de Pas, die uiteindelijk de redactie van het gedenkboek geheel op zich nam. Deze was als docent werkzaam bij het A.C. de Bruijninstituut, het vormingsinstituut van de Katholieke Arbeiders Beweging en schreef in die functie een aantal publicaties: onder meer biografieën van Alfons Ariëns, Herman Schaepman en Henri Poels. Daarnaast publiceerde hij een biografie van Niels Stensen, een geschiedenis van de parochie Kockengen in Noord-West Utrecht en een bundel artikelen geschreven ter gelegenheid van het eeuwfeest in 1953 van het herstel der bisschoppelijke hiërarchie. 7
een geleerde, het hart van een dichter en het gemoed van een kind”.1 De vereniging van de boekverkopers en uitgevers stond bekend als ‘Sint Jan’ en op alle uitgaven, briefpapier en enveloppen figureerde een afbeelding van deze heilige, gezeten met schrijfwerktuig in de rechter- en een boek in de linkerhand. Geheel duidelijk was niet welke Sint Jan men als patroon had gekozen. Bij de eerste gelijknamige voorloper, die van 1900 tot 1904 had bestaan, was het in elk geval de H. Joannes de Deo geweest, maar in de openingsrede bij het 25-jarige bestaan in 1949 had de voorzitter Paul Brand sr zich openlijk afgevraagd, waarom juist deze heilige bekend als verpleger van lichamelijk en geestelijk zieken, als patroon was gekozen. Hij veronderstelde dat bij de volgende naamgevingen der verenigingen voor een niet nader gepreciseerde Sint Jan was gekozen. Of was het toch de evangelist Johannes – en het vignet doet wel denken aan hem – die als schrijver bescherming moest bieden aan uitgevers en boekverkopers? Als reactie op de rede van Brand wees echter W. Lampen in een artikel ‘Waarom juist Sint Jan?’ in het verenigingsblad Boek en leven erop, dat als patroonheilige wel degelijk de H. Joannes de Deo kon worden beschouwd, daar deze heilige alvorens zich op de ziekenverpleging toe te leggen zelf boekhandelaar en uitgever in Zuid-Spanje was geweest.2 Hoe dan ook, het was ‘Sint Jan’ en het bleef ‘Sint Jan’. Dat ‘Sint Jan’ bij en na zijn opheffing er waarde aan hechtte om vast te leggen hetgeen de vereniging tijdens haar arbeidzaam leven had verricht, getuigt van historisch besef. Helaas moet men juist in boekenland geregeld constateren dat bedrijven de kans om bij een jubileum aandacht te vestigen op hun geschiedenis voorbij laten gaan oftewel missen. In het onderhavige relaas staat het reilen en zeilen van de vereniging ‘Sint Jan’ en de twee bonden nkbb en nbku, centraal. Voor de algemene problemen die in de behandelde periode in het boekenvak speelden, moge verwezen worden naar de gedenkboeken3 van de drie organisaties waarin de Nederlandse uitgevers en boekverkopers hun belangen verdedigen en hun
1
Het Centrum, 25 maart 1960. W. Lampen, ‘Waarom juist Sint Jan?’, in: Boek en leven, 10(1950), nr. 3 , p. 67-70. 3 Pieter Hagers, Het doel der vereeniging is vereniging. 175 jaar Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels, 1815-1990, Zwolle 1990; Jaren weten meer dan boeken. Opstellen over de geschiedenis van de Koninklijke Nederlandse Uitgeversbond ter gelegenheid van zijn honderdjarig bestaan. O.r.v. H. Furstner en D. van der Stoep, Baarn 1980; H. Furstner, De Nederlandse Boekverkopersbond van 1947-1987. ’s-Gravenhage 1987. Tevens kan hier nog gewezen worden op het gedenkboek dat verscheen bij gelegenheid van het honderdjarig bestaan van het veteranengezelschap De Langste Dag: Het lam voor de glazen. Opstellen over een eeuw boekbedrijf. O.r.v. D. van der Stoep, Baarn 1977. 2
8
onderlinge relaties regelen: de Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels, de Koninklijke Nederlandse Uitgeversbond en de Nederlandse Boekverkopersbond. De geschiedenis van het katholieke boek in Nederland in de voorbije eeuwen vraagt nog veel onderzoek. Dat geldt voor alle drie aspecten die heden ten dage in de boekgeschiedenis worden bestudeerd: de productie, de distributie en de consumptie van het boek. Anton van Duinkerken stelde in 1949 in zijn recensie van het boek van Van de Pas een aantal kwesties aan de orde welke nog om bestudering vroegen alvorens een geschiedenis der katholieke uitgeverij en boekverspreiding geschreven zou kunnen worden.1 De door hem gestelde vragen betroffen het gebruik van de verschillende categorieën boeken, de verhouding tussen oorspronkelijk werk en vertalingen, de verspreiding onder en de bestrijding door andere bevolkingsgroepen en de invloed van de katholiciteit van auteurs in de beoordeling van hun werken. Al deze vragen kunnen veertig jaar later nog niet beantwoord worden, maar op een aantal punten heeft er sindsdien wel onderzoek plaatsgevonden. In 1951 verdedigde Lienke Leuven bij de Amsterdamse historicus Jan Romein haar proefschrift over de katholieke boekhandel te Amsterdam tijdens de Republiek.2 Van de eerste kwestie die Van Duinkerken aansneed, te weten “het boek als gebruiksvoorwerp van het publiek: het kerkboek, de bedevaartboekjes, de katechismusboekjes, de katholieke schoolboeken”, werd het kerkboek door Th. Clemens behandeld in zijn dissertatie uit 1988.3 En binnenkort is het proefschrift te verwachten van J.H.S. Evers over de Nederlandse preekbundels in de jaren 1840-1960. Dezelfde auteur4 werkt aan een inventaris van de veilingcatalogi van Nederlandse priesters, predikanten, theologen en theologische bibliotheken vanaf de catalogus van de bibliotheek van Philips van Marnix van Sint Aldegonde uit 1599 tot aan de dag van vandaag. Daarmee en met de uit
1
Anton van Duinkerken, ‘Het jubileum van Sint Jan. De strijd voor het goede boek. Een opmerkelijk overzicht’, in: de Tijd, 29 sept. 1949. 2 Lienke Leuven, De boekhandel te Amsterdam door katholieken gedreven tijdens de Republiek, Epe 1951. Vgl. hierbij de recensie door W. van de Pas in: Boek en leven, 12(1952), nr. 2 (maart), p. 21-24 en van Anton van Duinkerken in: de Tijd, 29 sept. 1951. 3 Theo Clemens, De godsdienstigheid in de Nederlanden in de spiegel van de katholieke kerkboeken, 1680-1840, Tilburg 1988, 2 dln. 4 Een eerste presentatie van zijn onderzoek gaf Evers reeds in zijn bijdrage ‘De gepubliceerde rooms-katholieke preek in Nederland 1840-1960. Een ‘fondsreconstructie’’, in: Munire Ecclesiam. Opstellen over ’gewone gelovigen’. Aangeboden aan prof. dr. W.A.J. Munier SSCC bij zijn zeventigste verjaardag (Maastricht 1990), p. 256-276. Vgl. ook J.H.S. Evers, ‘Gedrukte veilingcatalogi van de bibliotheken van Nederlandse predikanten, priesters, theologen en theologische instellingen. Een onderzoeksbericht’, in: Mededelingen van de Vereniging voor het Theologisch Bibliothecariaat, 40(1989), p. 36-41. 10
gave op microfiches van alle Nederlandse veiling- en boekhandelscatalogi1 zullen de bronnen beter toegankelijk worden voor een studie van de verspreiding van het boek onder de geestelijken. Voor de katholieken in de eerste helft van de 19e eeuw kan verwezen worden naar het inventariserend werk dat door Fr. Droës en St. Verschuuren werd verricht, met name het hoofdstuk over de priesterbibliotheken.2 Aan het katholieke boek in deze eeuw werd voor wat betreft de producenten aandacht besteed door Anton van Duinkerken in zijn studie over de belangrijke uitgeverij van Paul Brand.3 De in 1935 opgerichte uitgeverij het Spectrum bracht bij het vijftigjarig bestaan een gedenkboek uit, dat onrecht doet aan haar eigen prestigieuze verleden.4 De geschiedschrijving van de vnu, de Verenigde Nederlandse Uitgeversbedrijven bracht het helaas niet verder dan een intern archiefstuk.5 Voor de Utrechtse Firma Wed. J.R. van Rossum verscheen in 1989 een inventaris van het bewaard gebleven archief van de firma, dat aan de Gemeentelijke Archiefdienst Utrecht is overgedragen.6 De Nijmeegse en de Utrechtse vestiging van Dekker & van de Vegt werden door K.W.J. van Rossum beschreven;7 J.P.A. van Vugt publiceerde een korte geschiedenis van de drukkerij van het R.K. Jongensweeshuis te Tilburg en Herman Pijfers, directeur van 1963 tot 1985 van uitgeverij Ambo, publiceerde zijn herinneringen. Met de toenemende automatisering van de bibliotheekcatalogi en de daaraan gekoppelde grotere ontsluitingsmogelijkheden van het boekenbezit wordt het mogelijk om op minder arbeidsintensieve wijze dan voorheen de fondsen van de uitgevers te recon1
Book sales catalogues of the Dutch Republic, 1599-1800, on microfiche. Ed. by B. van Selm and J. Gruys. Leiden 1990-. 2 F. Droës, S. Verschuren, J.A. Bornewasser, Th. Clemens, Katholiek Nederland en de Verlichting. Een werkboek, Tilburg 1987, 2 delen: hfdst. 4 ’Priesterbibliotheken’, dl. 1, p.66-78 en bijlage in dl. 2, p. 30-31. 3 Anton van Duinkerken, Veertig jaar katholieke uitgeverij, Bussum 1951. 4 Jo van Rosmalen, Goud op snee. Boek en tijdschrift in de Lage Landen, 1935-1985, Utrecht 1985. Zie voor de beginperiode van het Spectrum ook: A.H. Bloemsma, ‘Uitgeverij Het Spectrum. Het Koningschap van Christus door middel van boekhandel’, in: SIC. Letterkundig tijdschrift, 4(1989), nr. 1/2, p. 17-24. 5 W.A.M. van der Kallen, Uit de voorgeschiedenis van de Verenigde Nederlandse Uitgeversbedrijven. [interne publicatie]. 6 G. Boer, Inventaris van het archief van de Firma Wed. J.R. van Rossum Boekhandel / Kunsthandel / Uitgeverij te Utrecht (1808) 1830-1987, Utrecht 1989. 7 K.W.J. van Rossum, ‘De Nijmeegse vestiging van Dekker & van de Vegt’, in: Numaga, 36(1989), p. 1-14 en ‘Uit de geschiedenis van Dekker & van de Vegt’, in: Maandblad Oud-Utrecht, 63(1990), p. 93-103; J.P.A. van Vugt, ‘Roomsche kleur in ’t werk. Een korte geschiedenis van de Drukkerij van het R.K. Jongensweeshuis (rkjwv)’, in: Kennis en deugd. Teksten en catalogus bij een tentoonstelling over de geschiedenis van de drukkerij-uitgeverij van het R.K. Jongensweeshuis te Tilburg ter gelegenheid van de openingsdag van het Dienstencentrum Kloosterarchieven in Nederland op 7 december 1990 (Nijmegen 1991), p. 35-53 en H. Pijfers, Alles heeft zijn tijd. Herinneringen van een uitgever, Tielt 1990. 11
strueren. Dat zal de mogelijkheid geven om beter overzicht te krijgen van wat de feitelijke produktie van de katholieke uitgevers was. Binnenkort zal door het Katholiek Documentatie Centrum een eerste dergelijke fondsreconstructie worden gepubliceerd voor de uitgaven van Dekker & van de Vegt. Onderwerpen binnen het ruimere terrein van de katholieke lectuurvoorziening die de laatste jaren werden onderzocht, zijn de studie van E. Peet over de Informatiedienst inzake lectuurvoorziening, idil1 en van E.M. Stapels over de Katholieke Keurraad voor Jeugdlectuur.2 In de recente studie van Schneiders over de geschiedenis van de openbare bibliotheek in Nederland, komt ook het katholieke bibliotheekwezen ter sprake.3 Aspecten van de katholieke pers werden behandeld in het Jaarboek 1988 van het Katholiek Documentatie Centrum.4 Zoals reeds gezegd, staat in deze studie het reilen en zeilen van ‘Sint Jan’ in de jaren 1949-1979 centraal. Het bronnenmateriaal bestond zowel uit de publicaties en tijdschriften als ook uit de archieven van de ‘oude’ Sint Jan, de nkbb, de nbku en de Federatie Sint Jan.5 Daarnaast zijn in 1988 enkele gesprekken gevoerd met oud-bestuursleden van ‘Sint Jan’,6 met mevr. E.J.M. Creyghton-van de Weijer en de heren A.E.J. van Hezik, W.J.C. van Rossum, C.H. Winants en H.C. de Wit. Tevens kon gebruik worden gemaakt van de tekst van een gesprek dat L. Winkeler in 1985 voerde met W. 1
Evert Peet, ‘De rooms-katholieke Informatie Dienst Inzake Lectuur (idil) 19371970’, in: Jaarboek van het Katholiek Documentatie Centrum, 15(1985), p. 50-80. Na de verschijning van dit artikel kwam een inventaris tot stand van het idil-archief, dat zich bevindt in het Katholiek Documentatie Centrum (voortaan kdc): M.J.H. Mulders, Inventaris van het archief van de Stichting Informatie-Dienst inzake Lectuur (IDIL) 1939-1971, Nijmegen 1986. Zie voor idil ook: Twan Geurts, ‘Met hoogrood aangelopen tonsuur. De katholieke recensiedienst idil, 1937-1970’, in: SIC. Letterkundig tijdschrift, 4(1989), nr. 1/2, p. 44-51. 2 E.M. Stapels, Katholieken en jeugdlectuur, 1950-1970. Een onderzoek naar de denkbeelden van katholieken over jeugdlectuur, en in het bijzonder naar de stichting I DIL en haar afdeling Katholieke Keurraad voor Jeugdlectuur, Nijmegen 1988 (Doctoraalscriptie Katholieke Universiteit Nijmegen, Nieuwe Geschiedenis na 1870). 3 Vgl. Paul Schneiders, Lezen voor iedereen. Geschiedenis van de openbare bibliotheek in Nederland, Den Haag 1990, met name de paragrafen ‘Eenheid in verscheidenheid’ (p. 94-100) en ‘Verzuiling, controverses, bevoogding’ (p. 201-215). 4 Jaarboek van het Katholiek Documentatie Centrum, 18(1988). Ook als afzonderlijke uitgave verschenen onder de titel: De gezegende pers. Aspecten van de katholieke persgeschiedenis in Nederland tijdens de 19de en 20ste eeuw, Zeist 1989. 5 Voor een overzicht van de publicaties en tijdschriften van ‘Sint Jan’, zie de bijlage. De archieven berusten in het Katholiek Documentatie Centrum (kdc) te Nijmegen. Een aantal stukken afkomstig van oud-leden van Sint Jan, bijeenverzameld tijdens de redactie van onderhavige brochure zijn overgedragen aan het kdc ter completering van het archief. 6 De gesprekken zijn op band opgenomen (m.u.v. het gesprek met de heer Winants) en in het kdc ter bewaring gegeven. Met dank aan dr. L. Winkeler voor het beschikbaar stellen van de uitgetypte tekst van het interview met W. van Gent. 12
van Gent. Uit de omstandigheid dat het verenigingsleven van ‘Sint Jan’ centraal werd gesteld, volgde logischerwijs de hoofdstukindeling. De hoofdstukken ii en iii vormen het pièce de résistance’. In hoofdstuk ii, de ‘oude’ Sint Jan, wordt de periode beschreven tot en met de splitsing in twee afzonderlijke bonden in 1956. In hoofdstuk iii komen de activiteiten aan de orde van de nbku, de nkbb en de Federatie Sint Jan. Ter inleiding staat een kort hoofdstuk over de feestelijke herdenking van het vijfentwintigjarig bestaan in 1949. Hoofdstuk iv verhaalt de afloop en de opheffing. In een publicatie waarin de geschiedenis van een organisatie wordt geschreven, past een documentair gedeelte waarin wordt geboekstaafd wie het bestuur en wie de leden waren en waarin een overzicht wordt gegeven van de door de betreffende organisatie uitgegeven publicaties. Die informatie wordt geboden in de bijlage, waarbij tevens wordt gememoreerd aan wie en met welke motivering de door ‘Sint Jan’ ingestelde prijs, de Brand-Van Gentprijs, in de loop der jaren is uitgereikt. In de ledenlijst is het door Van de Pas samengestelde overzicht hernomen, zodat de hier geboden lijst de gehele bestaansperiode van ‘Sint Jan’ bestrijkt. De namen van de leden zijn thans echter gegroepeerd per plaats en vervolgens per bedrijf en niet, zoals bij Van de Pas, gealfabetiseerd op naam der afzonderlijke leden. Bij het schrijven was een redactiecommissie betrokken van oud-bestuursleden van ‘Sint Jan’, bestaande uit mevr. E.J.M. Creyghton-van de Weijer en de heren K.J. Bekkers, W.J.C. van Rossum, R.J.N.M. Westers en H.C. de Wit. Voor hun adviezen, geduld en hartelijke samenwerking wil ik hen gaarne danken. Aan de Heer de Wit, die in het najaar van 1989 overleed, wordt die dank over de dood heen uitgesproken.
13
i 29 september 1949 Het vijfentwintigjarige bestaan
1. De 29ste september 1949 Op de trappen van het Internationaal Cultureel Centrum in het Vondelpark te Amsterdam poseerden op donderdagmiddag 29 september 1949 een gezelschap van 64 heren en één vrouw. Zij waren allen, op enkele gasten na, lid van de Roomsch-Katholieke Nederlandsche Boekhandelaren- en Uitgeversvereeniging Sint Jan en zij vierden op deze herfstdag het vijfentwintigjarig bestaan van hun organisatie. De resterende helft van het ledenbestand, dat ongeveer 130 namen telde, had zich die dag niet kunnen vrijmaken. Tijdens de ledenvergadering in januari 1949 had de Utrechtse boekverkoper J.J.A.M. van Mackelenbergh voorgesteld het feest in het zuiden des lands te vieren met een gala-avond en voorts tentoonstellingen in het gehele land, maar voorzitter W. van Gent had betoogd, dat de hoofdstad als plaats van samenkomst moest worden gekozen “wegens de uitnodiging van autoriteiten, ook niet-katholieke, en om ons gezag bij de ‘neutrale’ vakgenoten”.1 De feestdag was om elf uur begonnen met een stille H. Mis in de kerk van St. Petrus en Paulus, beter bekend als de Papegaai, in de Kalverstraat. Om kwart over twee ving in het Internationaal Cultureel Centrum de jubileumvergadering aan, waarop Paul Brand sr de openingsrede en mr Jan Derks, de hoofdredacteur van de Tijd, de feestrede hield.2 Daarna was er een receptie voor de genodigden en vervolgens werd er ‘entre nous’ de borrel en het feestdiner gehouden. Tijdens de maaltijd verliet de heer G. Verbiest, gegriefd door de woorden uit de tafelrede van Anton van Duinkerken, kwaad de zaal en daarmee eindigde de dag met een incident dat de daaropvolgende maanden binnen de vereniging voor de nodige beroering zou zorgen. 1
‘Verslag van de ledenvergadering gehouden op vrijdag 28 jan. 1949’, in: Boek en leven, 9(1949), nr. 1/2 (april), p. 17. 2 De rede van Paul Brand sr werd gepubliceerd in Boek en leven, 10(1950), nr. 1 (jan), p. 4-11. 15
2. De rede van Paul Brand sr Laten we echter eerst terugkeren naar de middag, waarop Paul Brand sr de openingstoespraak hield. De uitgever Brand was vanaf de oprichting in 1924 tot in 1946 voorzitter van Sint Jan geweest en vervulde sinds enkele maanden opnieuw deze functie, omdat W. van Gent wegens zijn gezondheidstoestand zich gedwongen had gezien af te treden. Brand begon zijn rede met uiteen te zetten hoezeer er aanleiding was om het vijfentwintigjarig bestaan van de vereniging feestelijk te vieren. Immers, de drie voorlopers van verenigingen van katholieke boekhandelaren en uitgevers – alle drie werkzaam onder het patronaatschap van Sint Jan – hadden elk slechts een kort leven geleid. Ze waren achtereenvolgens opgericht in 1901, 1907 en 1913, maar de drie verenigingen waren elk na luttele jaren van bestaan opgeheven.1 Toen in 1923 de overkoepelende landelijke organisatie in het boekenvak, de Vereniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels, plannen had om een lijst van erkende boekhandelaren op te stellen, waarop ook talloze wereldlijke en geestelijke onderwijsinstellingen ten onrechte zouden figureren, achtten enkele katholieke boekverkopers het onontbeerlijk om een nieuwe poging te doen tot een belangenorganisatie te komen en zich gezamenlijk te verzetten tegen de ‘lijst’. Aan alle boekverkopers en instellingen die op de ‘lijst’ van de Vereniging zouden staan, zou immers door de uitgevers met de gebruikelijke korting geleverd mogen worden; ook rechtstreeks aan de vele katholieke scholen, internaten en seminaries buiten de katholieke boekverkopers om. Dit betekende blijvende ernstige schade voor laatstgenoemden en de officiële bestendiging van een onduldbare mistoestand. In deze situatie kwam een jaar later de vierde ‘Sint Jan’ tot stand, wiens vijfentwintigjarig bestaan derhalve in 1949 kon worden gevierd. Na deze terugblik hield Brand een vurig pleidooi voor meer aandacht voor het katholieke boek en daarbij deed hij vooral een beroep op de katholieke radio en de pers meer belangstelling te tonen voor de boekenproduktie van de katholieke uitgevers, te meer vanwege de veronachtzaming in dezen door de niet-katholieken. Juist een behoorlijke bespreking van de katholieke uitgaven door radio en pers kan ertoe bijdragen, dat de katholieken tot meer lezen van goede boeken worden gebracht. En dat is nog al te zeer nodig, want – in de woorden van Brand – “onder de ka-
1
Behalve deze drie verenigingen “Sint Jan” (zie, W. van de Pas, De strijd voor het katholieke boek (Amsterdam 1949), p. 74-91) bestond ook nog vanaf 1918 gedurende enkele jaren de R.K. Hanzebond van R.K. Boek- en Kantoorboekhandelaren, waarin onder meer Th. Rosenberg uit Bovenkerk actief was. Deze R.K. Hanzebond gaf vanaf oktober 1918 tot en met zeker oktober 1922 een veertiendaags, later maandelijks orgaan uit: 16
tholieken [zijn] nog een massa boekenheidenen”.1 De achterstand van de katholieken ligt niet langer op sociaal en politiek terrein, maar nog wel op cultureel gebied. Brand eindigde zijn rede dan ook met de wens dat Sint Jan in de toekomst zou uitgroeien “tot een krachtige vereniging, tot heil van het Katholieke Culturele leven in Nederland”.2 De rede van Jan Derks, getiteld ‘Om de vrijheid van het woord’, heeft blijkbaar niet zoveel indruk gemaakt. Mr F. Rohling die zijn indrukken van de feestdag in Boek en leven weergaf, merkte op dat Derks met zoveel gloed de vrijheid van het woord verdedigde, “dat niemand het waagde ook slechts één zucht te slaken, laat staan één woord te spreken”.3 De verslaggever van het Nieuwsblad voor de boekhandel noemde de rede “een fraai stuk dialectiek, vol variaties op hetzelfde thema – voor velen echter iets te moeilijk en wat verwarrend door het spits gebruik van te veel herhaalde begrippen”.4
3. IDIL De tafelspeech van Anton van Duinkerken, uitgesproken tijdens het feestmaal, zorgde in tegenstelling met de rede van Derks voor de nodige praaten vergaderstof. Van Duinkerken deed een aanval op het werk van idil, de Informatie Dienst Inzake Lectuur, mede op initiatief van Sint Jan in 1937 tot stand gekomen en staande onder de energieke en patriarchale leiding van G. Verbiest.5 idil was uitgegroeid tot een voorlichtingsdienst, welke kort na het verschijnen van een boek aan zijn abonnees (boekverkopers en leeszalen) een bibliografisch signalement voorzien van een morele waardering stuurde. De waardering vond zijn neerslag in ‘morele kwalificatiecijfers’ van i “Verboden lectuur” tot en met v “Lectuur voor allen”. 6 idil streefde ernaar om zo spoedig mogelijk – bij medewerking van de uitgevers 1
Boek en leven, 10(1950), nr. 1 (jan.), p. 10. Ibidem, p. 11. 3 F.P.Th. Rohling, ‘Indrukken van het feest’, in: ibidem, p. 16-19. 4 Nieuwsblad voor den boekhandel, 116(1949), nr. 40 (6 okt.), p. 695. 5 Verbiest streefde al geruime tijd naar een snelle en alle nieuwe uitgaven omvattende bespreking voor het katholieke publiek. Het bibliografisch tijdschrift Boekenschouw van pater A.B.H. Gielen sj was hem daartoe te onvolledig en tot grote onvrede van Gielen was hij in 1925 begonnen met een nieuw tijdschrift, de Boekzaal der geheele wereld. Over het conflict tussen Gielen en Verbiest, zie: Titus Brandsma ocarm, ‘Bij een lustrum’, in: de Maasbode, 1 april 1930. 6 Voor idil, zie Evert Peet, ‘De rooms-katholieke Informatie Dienst Inzake Lectuur’ (zie hierboven: Inleiding, nt. 16). Peet wijst niet op de voorlopers en de voorgeschiedenis van idil; evenmin op buitenlandse gelijkgeaarde instellingen. Daardoor schildert hij idil al te zeer als een unieke aangelegenheid. In het kdc zijn de door idil en de Katholieke Keurraad op fiches verspreide recensies in een op auteursnaam gealfabetiseerd kaartsysteem te raadplegen. 2
17
nog vóór de verschijning van een boek – de abonnees een beoordeling te sturen. Later volgde dan een uitgebreidere recensie in de tijdschriften Boekzaal en IDIL-Tijdingen. De waarde die in katholieke kring aan het oordeel van idil werd geschonken, gaf een invloed aan het recensiewerk van Verbiest, die zeker de niet-katholieken, maar ook de voor eigen verantwoordelijkheid opkomende katholieken tegen de borst stuitte. Paul Brand had in zijn openingsrede ervoor gewaarschuwd, “dat idil toch er voor waakt niet de allures aan te nemen, of zelfs de schijn op zich te laden, van een Nederlandse Index te willen worden of te zijn”. 1 De tekst van de speech van Van Duinkerken is niet bewaard gebleven, maar de strekking van zijn woorden is af te lezen uit zijn recensie van Sint Jan’s jubileumuitgave De strijd voor het katholieke boek, verschenen op de avond van de feestdag in de Tijd. Daar schrijft hij dat de preventieve voorlichting van idil “gemakkelijk in preventieve censuur en die op haar beurt weer gemakkelijk in terroristisch totalitarisme kan ontaarden. (...) idil kan een lelijke domper op de katholieke vrijmoedigheid worden en is aldus zeker in staat, de beste katholieke schrijvers weg te jagen uit de katholieke uitgeverij, want een boek van een katholiek schrijver, door een katholieke uitgever in de handel gebracht en door idil om welke reden dan ook afgekeurd of voorbehouden, heeft weinig kansen meer.” Aan de feestdis hebben Van Duinkerkens woorden wellicht nog feller geklonken. Verbiest had op zijn beurt aan tafel nog willen spreken, waarbij hij zou hebben willen zeggen het niet zo erg te vinden, als idil af en toe als zondebok moest fungeren. Hij had zelfs voorzien een toast te drinken “met de vrienden die mij mijn feilen tonen (...) op het voortbestaan van de goede onderlinge verstandhoudingen in de familie”.2 De woorden van Van Duinkerken waren echter te veel voor Verbiest; hij verliet de zaal. In de daarop volgende weken deed Verbiest zijn beklag bij Sint Jan en ook bij de Adviserende Bisschoppelijke Commissie voor de InformatieDienst Inzake Lectuur. Deze liet al op 6 oktober in een brief aan het bestuur van Sint Jan weten, dat het bestaansrecht van idil niet in twijfel mocht worden getrokken. De machtspositie van idil inzake lectuur-voorlichting tast het principe van het bestaansrecht niet aan, maar moet slechts voor de leiders en medewerkers van idil een aanleiding zijn om zich van
1
Boek en leven, 10(1950), nr. 1 (jan.), p. 9. Archief IDIL (in: kdc), nr. 491. Op het kladje van zijn tafelspeech heeft Verbiest genoteerd: “(tweede) tafelspeechje is niet uitgesproken, daar ik eerder ben heengegaan”. Een eerder op de avond, wel uitgesproken korte speech is in het zelfde dossier bewaard.
2
18
hun grote verantwoordelijkheid bewust te wezen.1 Namens ‘Sint Jan’ antwoordde mr E. Brongersma, dat de opmerking van Paul Brand sr over idil in diens openingsrede door de Commissie foutief waren geïnterpreteerd en dat het bestaansrecht van idil in het geheel niet in twijfel was getrokken: “Van de vader kan men verwachten, dat hij zich bezorgd maakt over de ontwikkeling van zijn kind, doch niet, dat hij het bestaansrecht daarvan betwijfelt”. Over Van Duinkerken berichtte Brongersma, dat deze geen officiële functie binnen ‘Sint Jan’ had en zelfs geen lid was. De inhoud van zijn tafelrede was dan ook geheel voor zijn eigen verantwoordelijkheid.2 idil was mede door ‘Sint Jan’ opgericht en Verbiest vroeg aan het bestuur van Sint Jan op de eerstvolgende algemene vergadering op 10 november de aanval van Van Duinkerken op idil ter sprake te brengen, waartoe hij een zeven pagina’s tellend verweerschrift onder de leden van Sint Jan verspreidde.3 Het bestuur probeerde aanvankelijk de kwestie buiten de algemene ledenvergadering te houden. Aan Verbiest werd geschreven dat de woorden van Van Duinkerken geheel voor diens eigen verantwoordelijkheid waren en derhalve niet binnen Sint Jan besproken hoefden te worden. Wel wilde het bestuur betuigen dat het de plaats en tijd voor het uitspreken van Van Duinkerkens woorden niet juist gekozen achtte.4 Uiteindelijk werd op de vergadering toch het woord aan Verbiest gegeven, die nogmaals protesteerde tegen de bejegening van idil, speciaal van idil’s medewerkers, aan de feestmaaltijd. Hij vroeg de vergadering zich daarover uit te spreken, waarop een motie werd aangenomen, waarin gesteld werd dat Sint Jan de bejegening ten zeerste betreurde. Vervolgens deelde de penningmeester mee, dat ondanks de uitzonderlijke uitgaven van het feest 122 gulden en 28 cent was overgehouden van het bedrag dat de leden door de lustrumheffing van 100% op hun jaarlijkse contributie hadden bijeengebracht. De lustrumcommissie, bestaande uit de vier boekverkoperszonen Paul Brand jr, M. van Gent, C. Govers en F. Verbiest, werd dank gebracht en het feest was voorbij.
1
Brief Adviserende Bisschoppelijke Commissie voor de Informatie-Dienst Inzake Lectuur aan het bestuur van Sint Jan, 6 okt. 1949, in: Arch. IDIL , nr. 491. 2 Brief E. Brongersma aan Adviserende Bisschoppelijke Commissie voor idil, p/a H. Surig, 21 okt. 1956, in: Arch. Sint Jan, nr. 51. 3 Bewaard in Arch. IDIL , nr. 491. 4 Brief E. Brongersma aan G. Verbiest, 21 okt. 1949, in: Arch. IDIL , nr. 491. 19
ii (1949-1956) De oude ‘Sint Jan’ van boekverkopers en uitgevers 1. Het bestuur en Boek en leven De lustrumviering en de uitgave van het jubileumboek De strijd voor het katholieke boek van W. van de Pas droeg mogelijk ertoe bij dat ‘Sint Jan’ binnen en buiten katholieke kring grotere bekendheid kreeg, zoals het bestuur bij de voorbereiding van het feest voor ogen had gestaan, namelijk ‘Sint Jan’ “in de algemene belangstelling te trekken (...) m.a.w. tot een realiteit naar buiten te maken”.1 De strijd voor het katholieke boek was echter nog lang niet uitgestreden. Juist binnen de eigen katholieke kring moest de propaganda door ‘Sint Jan’ van het katholieke boek en het lezen in het algemeen worden voortgezet en de belangen van de leden worden verdedigd. Die propaganda en verdediging stonden ook in de eerste helft van de jaren vijftig centraal in de werkzaamheden van Sint Jan. Daarnaast zorgde in deze jaren de discussie over een eventuele splitsing van de vereniging in afzonderlijke bonden voor de boekverkopers en voor de uitgevers voor veel praatstof en vergaderstukken. Op de koerswijziging die zich in deze jaren binnen ‘Sint Jan’ voltrok, was de overdracht van de voorzittershamer per 1 januari 1952 aan P.H. Bogaard van belangrijke invloed. In 1949 was Paul Brand sr opnieuw tot voorzitter gekozen, omdat naar zijn zeggen anderen niet in aanmerking wensten te komen. Hij bezat binnen en buiten de katholieke kring groot aanzien. Met zijn uitgeverij had hij een belangrijke bijdrage geleverd aan de culturele emancipatie der katholieken2 en het was vooral aan hem te danken dat ‘Sint Jan’ was opgericht en in stand gebleven. Na zijn aftreden als voorzitter werd hij tijdens de jaarvergadering van 16 april 1952 samen met J. van Gent, die vanaf de oprichting tot en met 1946 penningmeester was ge1
Vgl. ‘Van het bestuur’, in: Boek en leven, 9(1949), nr. 1/2 (april), p. 1. Vgl. Anton van Duinkerken, Veertig jaar katholieke uitgeverij Paul Brand, Bussum 1951. 2
21
weest, tot erelid van ‘Sint Jan’ benoemd, waarbij de nieuwe voorzitter Bogaard opmerkte: “Naast de vreugde over behaalde successen, heeft hij ook volop teleurstellingen te verwerken gekregen. Al die jaren van zijn voorzitterschap heeft hij moeten vechten tegen misverstand en zelfs wantrouwen uit eigen kring.”1 De autoriteit die Brand binnen ‘Sint Jan’ genoot en zijn gave van het woord had tot gevolg dat hij een overheersende invloed binnen de vereniging had, waardoor andere meningen dan de zijne moeilijk aan bod kwamen. Typerend is wellicht de wijze waarop gereageerd werd, toen hij in 1953, na zijn aftreden als voorzitter, een bijdrage schreef in het verenigingsblad Boek en leven over de verkoop van het religieuze boek.2 Hierin bepleitte hij, dat de katholieke uitgevers niet alleen bijbels, psalm-, gezang- en gebedenboeken aan winkels in religieuze artikelen zouden leveren, maar tevens religieuze boeken via dit distributie-apparaat zouden verspreiden aan een publiek dat nooit boekwinkels bezocht. Het volgende nummer van Boek en leven bevatte een viertal reacties – een drietal onder initiaal –, waarin Brand werd kwalijk genomen “een lans [te] breken voor de rozenkransen-winkel van Piet de Koster om daar zijn religieuze uitgaven neer te leggen”.3 J. v. M. [= J. van Mackelenbergh] begon zijn antwoord met de veelzeggende zin: “Nu ik het waag om met de Heer Paul Brand de degen te kruisen.”4 Brand verzocht het onderwerp van de verkoop van het religieuze boek op de agenda van de jaarvergadering in april te plaatsen.5 Het verzet tegen de oud-voorzitter bleek uit de handtekeningenactie die werd ondernomen om van het bestuur gedaan te krijgen, dat dit niet zou gebeuren. Op 16 maart 1953 berichtte de Haagse afdeling van Sint Jan, dat niet minder dan 78 leden uit het gehele land adhesie hadden betuigd met het standpunt van de Haagse leden om het voorstel van Paul Brand sr in geen geval op de agenda van de jaarvergadering te plaatsen. Om reglementaire redenen kon aan dit tegenverzoek om het onderwerp niet ter sprake te brengen echter niet worden voldaan. Zo werd er dan toch uitvoerig over de kwestie gesproken, maar de discussie leverde geen ander resultaat op dan de instelling van een commissie om het probleem nader te bestuderen. Voor H. de Wit, de latere voorzitter van de nbku, was ‘Sint Jan’ onder het voorzitterschap van Paul Brand een belangenorganisatie van vakgenoten
1
[P.H. Bogaard], ‘Jaarrede van de voorzitter op de jaarvergadering van 16 april 1952’, in: Boek en leven, 12(1952), nr. 3 (mei), p. 38. 2 Vgl. Boek en leven, 13(1953), nr. 1 (jan.), p. 10-12. 3 A.P. [= A. Pillot], ‘De verkoop van het religieuze boek. Antwoord I’, in: Boek en leven, 13(1953), nr. 2 (maart), p. 23. 4 Ibidem, p. 24. 5 Arch. Sint Jan, nr. 36. 22
die het meer zochten in gezelligheid dan in effectief organisatiewerk.1 De benoeming van P. Bogaard heeft zeker een koerswending gebracht naar een organisatievorm waarin meer dan voorheen met andere instellingen in het boekenvak contacten werden onderhouden en samengewerkt. Deze visie van Bogaard had te maken met de positie die hij innam als directeur van NV Het Spectrum, de uitgeverij die in 1951 in Nederland met de Prisma-reeks het uitgeven van pocketboeken met succes grootscheeps aanpakte en daartoe een nieuwe wijze van produceren, propaganda en distributie in het boekenvak bracht. Het Spectrum was de eerste katholieke uitgeverij die zich met de Prisma-reeks tot een algemene uitgeverij ontwikkelde. In het jaarverslag over 1952, het eerste jaarverslag onder het voorzitterschap van Bogaard, werd het tweeledig program van ‘Sint Jan’ als volgt geformuleerd: “1) innerlijke versterking van de eigen organisatie zowel door toename van het ledental als door meer onderling contact en door bezinning op de eigen taak; 2) ‘Sint Jan’ naar buiten meer ‘aangezicht’ te geven door contact te onderhouden met de zusterorganisaties en door nauwe samenwerking te bevorderen met die instanties die eveneens tot taak hebben de verheffing van het katholieke culturele leven.”2 Het bestuur dat dit program zou uitvoeren bestond naast Bogaard uit de vice-voorzitter P. Coebergh, de secretaris J. Winters en de penningmeester W.J.C. van Rossum. Coebergh was vanaf 1930 secretaris geweest en in 1946 in die functie opgevolgd door J. Winters. Van Rossum beheerde al vanaf 1946 de penningen. Toen zijn taak eind 1953 werd overgenomen door A. Bloemsma, volgde hij gedurende één jaar (1954) Coebergh op als vice-voorzitter. De laatste twee jaar van het bestaan van de gezamenlijke ‘Sint Jan’ (1955-1956) was W. van Gent vice-voorzitter. Winters zou in 1956 als secretaris worden opgevolgd door P. Schoth. Het bestuur werd gecompleteerd door een vijfde bestuurslid, waartoe achtereenvolgens werden verkozen: C. Hesseling (1946-1950), Th. van der Marck (1950-1951), P. Brand jr. (1952-1953), P. Schoth (1954-1955) en M. Oomens (1956). Tot tweede secretaris werd, zoals verderop ter sprake zal komen, in 1952 J. van der Hoeven benoemd. Tenslotte werd de vereniging terzijde gestaan door een geestelijke en een juridische adviseur. Tot aan 1946 had prof. W. Nolet3 van het groot-seminarie Warmond de besluiten van de vereniging op hun katholiciteit getoetst en hij had in de beginperiode van ‘Sint Jan’ veel door het land gereisd om propaganda te maken voor de nieuwe vereniging. In het in memoriam-artikel dat in Kort geboekstaafd aan pastoor Nolet werd gewijd, werd 1 2 3
Mededeling van H.C. de Wit aan de auteur (vraaggesprek, 16 maart 1988). ‘Jaarverslag over 1952’, in: Boek en leven, 13(1953), nr. 3 (mei), p. 36. ‘In memoriam pastoor Willem Nolet’, in: Kort geboekstaafd, 9(1965), nr. 4 (sept.), p.
13. 23
daarover gezegd: “Samen met J.F.Th. van Rossum en Jac. van Gent was hij de reizende ambassadeur van het katholieke boek. Zij bezochten niet alleen boekhandels, maar vooral ook kloosters en colleges, om het euvel van de onbevoegde boekhandel en uitgeverij te bestrijden”. In 1953 werd hij voor zijn vele verdiensten tot erelid van Sint-Jan benoemd. Inmiddels was hij al sinds 1946 opgevolgd door zijn collega uit Warmond prof. drs J.A.M. van der Gaag. De juridische adviseurs waren achtereenvolgens: mr dr E. Brongersma (1949), mr J.M. Gresnigt (1950-1951) en mr R.B. van den Biggelaar (1953-1956). Om over een eigen orgaan te beschikken, had de vereniging in 1936 besloten tot de uitgave van het blad Boek en leven. In de jaren na de oorlog was er geen sprake van een geregelde verschijning: drie afleveringen in 1947 en steeds slechts één in 1948 en 1949. Voor de aflevering van 1949 tekende een nieuwe redactie, bestaande uit P. Coebergh, F. Verbiest en C. Winants en zij stelde zich voor met bescheiden aspiraties: “Dit is – zo menen wij – ook maar het beste, gezien de droeve ervaringen in het verleden, gezien de zeer droeve ervaringen in het nabije verleden: de vorige jaargang, slechts één nummer.... Maar ziet, de blos der schaamte – zo hij er is – wordt overbloosd door de blos der jeugd – en die is er zeker – de moed en de vreugde van het nieuwe begin dat deze nieuwe redactie begint.” 1 De moed en vreugde van de nieuwe redactie was slechts van korte duur, want het lukte niet nog een tweede nummer te doen verschijnen in 1949. Op de buitengewone algemene vergadering van 10 november van dat jaar werd het voorstel van het bestuur aanvaard om op grond van de ervaringen van de afgelopen jaren – onvolledige jaargangen en onregelmatige verschijning – over te gaan tot het aanstellen van een gesalarieerd redacteur, die in samenwerking met een redactiecommissie van drie leden de zorg voor periodieke verschijning van het orgaan op zich zou nemen. Tot nieuwe redactieleden werden gekozen de heren P. Brand jr, F. Verbiest en W. van Rossum en tot redactie-secretaris J. Van der Hoeven, aan wie een jaarlijks honorarium zou worden betaald van 300 gulden. In de nieuwe statuten werd als bijlage gevoegd het ‘Reglement voor het orgaan der vereniging’.2 Daarin werd ondermeer vastgelegd, dat Boek en leven tenminste eenmaal in de twee maanden zou worden uitgegeven en dat het de taak van de redactie-secretaris was tijdig voldoende kopij voor ieder nummer te verzamelen en de inhoud der nummers samen te stellen. In een poging om het blad een grotere verspreiding te geven werd de mogelijkheid geboden om voor het per1
Redactie, ‘Wij stellen ons voor’, in: Boek en leven, 9(1949), nr. 1/2 (april), p. 25. Het besluit tot het opstellen van nieuwe statuten werd genomen op de vergadering van 20 april 1950. De nieuwe statuten werden afgedrukt in de Nederlandse staatscourant, 1951, nr. 249 (21 dec.), nr. 1985. 2
24
soneel abonnementen tegen gereduceerde prijs beschikbaar te stellen, opdat “ook zij weten wat er in onze katholieke organisatie leeft”.1 Op de jaarvergadering in 1951 werd J. Gianotten in de redactiecommissie gekozen als opvolger van P. Brand jr. Bovendien werd besloten dat het blad advertenties zou gaan opnemen en daarmee zijn voortbestaan garanderen. De redactie-secretaris Van der Hoeven zorgde voor een regelmatige verschijning van het blad om de twee maanden. Eind 1951 vroeg hij echter zijn ontslag. Het bestuur kwam met het plan om het werk en het honorarium van redactie-secretaris in één functie te verenigen met die van tweedesecretaris van de vereniging. In de nieuwe statuten van 1951 was een dergelijke functie voorzien ter assistentie van de secretaris voor de praktische aangelegenheden. Het bestuur kon de tweede secretaris een beloning voor zijn werkzaamheden toekennen, indien hij geen lid van de vereniging was. Van der Hoeven kwam terug op zijn besluit. Als honorarium inclusief sociale lonen en de bijdrage voor het pensioenfonds stond voortaan een bedrag van drieduizend gulden op de begroting. Tot eind 1956 stond Van der Hoeven ervoor garant dat het blad zesmaal per jaar uitkwam. De plaats binnen de redactiecommissie van W. van Rossum werd successievelijk vervuld door J. Winters (1954-1955) en door W. van Gent (1956). In Boek en leven is in de gepubliceerde jaarverslagen, in de verslagen van vergaderingen en in de door de redactie geschreven of bijeengezamelde artikelen de weerslag te vinden van de kwesties die binnen de vereniging leefden: het lectuurprobleem, de propaganda van het katholieke boek, de bescherming van de belangen der leden, de opleiding van vakgenoten, idil en de discussie over een mogelijke reorganisatie van Sint Jan, die zou uitmonden in de splitsing tussen uitgevers en boekverkopers.
2. Het lectuurprobleem
Van meet af aan had ‘Sint Jan’ in zijn doelstelling geformuleerd dat het niet alleen wilde opkomen voor de belangen van zijn leden, maar dat het evenzeer beoogde de katholieken tot het lezen van goede boeken te brengen. In de eerste statuten uit 1927 was het doel van ‘Sint Jan’ als volgt geformuleerd:2 “de bevordering van het uitgeven en verspreiden van goede lectuur, in het algemeen”. In de vooroorlogse periode had de geestelijk adviseur pastoor W. Nolet hieraan zijn bijdrage geleverd door het houden van redevoeringen op onder meer de 3e Katholieken Dag te Den Haag in 1925 1 2
Boek en leven, 10(1950), nr. 1 (jan.), p. 3. Vgl. Nederlandsche staatscourant, 1927, nr. 45 (3 en 4 maart), bijvoegsel nr. 256. 25
en de 4e te Maastricht in 1928.1 Binnen ‘Sint Jan’ werd aan de propaganda gewerkt door de uitgave in 1933 van de Kataloog Sint Jan, waarin alle in de handel verkrijgbare katholieke boeken waren opgenomen.2 In de inleiding ontvouwde pater B. Kruitwagen ofm zijn gedachten over het katholieke boek en de katholieke boekhandel. De commissie die deze Kataloog had voorbereid, kreeg vervolgens als taak om de St. Nicolaaspropaganda te verzorgen en gaf bovendien twee supplementen uit op de Kataloog (in 1937 en 1940). In 1939 werd het reglement van de commissie voor de propaganda door de algemene ledenvergadering goedgekeurd en in het eerste artikel hiervan viel te lezen: “De commissie voor de propaganda heeft tot taak zorg te dragen voor het bevorderen van de belangstelling voor en de afzet van het goede boek”. Ook in de naoorlogse periode zou ‘Sint Jan’ veel werk verrichten om het katholieke boek te propageren – waarover uitgebreider in de volgende paragraaf – , maar tevens werd het algemenere probleem aan de orde gesteld, dat zo veel katholieken nog in het geheel niet lazen. In 1949 stelde een door ‘Sint Jan’ ingestelde Commissie van overleg een rapport op ter bestudering van de problemen en moeilijkheden in de katholieke uitgeverij en boekhandel. Daarin werd gesteld, dat Katholiek Nederland voor verreweg het grootste deel tot de boekenheidenen behoort, althans geen betekenis heeft voor de afname van het katholieke boek: “Wij mogen ons al ergeren aan het ‘catholica non leguntur’, meer ergerniswekkend is het dat wij met minstens evenveel waarheid kunnen zeggen ‘catholici non legunt’. Het doet er niet toe of de katholieken geen catholica lezen, omdat de algemene vervlakking ook op hen vat heeft of omdat hun behoefte daaraan niet groot is op grond van de zekerheid die zij in het geloof bezitten, – het feit ligt er en daarmee is een enorm probleem gegeven dat niet met halve maatregelen kan worden opgelost.”3 In hetzelfde jaar bracht een andere commissie, de Commissie voor gezamenlijke propaganda van ‘Sint Jan’, eveneens een rapport uit, dat werd aangeboden aan het episcopaat. Het betrof hier een intern rapport, dat niet werd gepubliceerd. Tegen enkele commentaren die in de pers waren verschenen naar aanleiding van het rapport, werd door ‘Sint Jan’ geprotes-
1
‘De katholieke boekhandel een katholiek belang’, in: Officieel verslag van den derden Nederlandschen Katholiekendag, gehouden te ’s-Gravenhage, 4-6 augustus 1925 (Hilversum 1925), p. 363-374 en Het Koningschap van Christus door middel van den boekhandel, Z.pl. z.j. 2 Catalogus van katholieke Nederlandsche boeken, Amsterdam 1933. De omslagtitel luidde: Kataloog Sint Jan. 3 Rapport van de Commissie van overleg, 1949, in Archief Sint Jan, nr. 27, p. 9-10. 26
teerd, omdat de vertrouwelijkheid was geschonden. 1 Vooral veel kritiek – en niet alleen binnen katholieke kring2 – leverde de uitlatingen van Bernard Verhoeven in de Tijd, die suggereerde dat vooral de boekhandelskortingen van 40% de oorzaak waren van de te hoge boekprijzen: “Men realisere zich, dat het boek 40% goedkoper aan het publiek kon worden gebracht, indien de tussenhandel werd uitgeschakeld”.3 Afgezien van deze reacties in de pers, was het rapport van 1949, zoals het bestuur enkele jaren later opmerkte, een eerzame maar geruisloze dood gestorven “in een vijftal eerbiedwaardige kanselarijen”.4 De nieuwe voorzitter, Bogaard, wijdde in 1952 zijn eerste jaarrede aan de door hem als ‘lectuurprobleem’ omschreven kwestie.5 Hij beoogde met zijn rede het lectuurprobleem in de openbaarheid te brengen en stelde onomwonden: “wanneer wij (...) beweren dat het katholieke volk als geheel genomen niet of nauwelijks leest, dan beweren wij geen woord teveel”. De protestants-christelijke bevolkingsgroep bezat van oudsher een traditie van lezen en de socialisten hadden, zo stelde Bogaard, in een uiterst korte periode kans gezien hun mensen vertrouwd te maken met de geschriften uit eigen kring. Over de oorzaak van de achterstand bij de katholieken wilde hij niet al te veel uitweiden, maar wel wijzen op één zeer elementaire fout: “het gebrek aan positieve belangstelling en medewerking (...) van hen, die het wel menen, of dienen te menen met de belangen van de katholieke volksgemeenschap”. Was het door de aanwezigheid van mgr. Alfrink, dat Bogaard niet expliciet sprak over de afwijzende houding die episcopaat en geestelijkheid zo lang had aangenomen tegenover het lezen van boeken? Deze afwijzing kwam voort uit de opvattingen van de Katholieke Kerk, die eeuwenlang de leek op afstand van het boek had gehouden. Paul Brand sr had in de openingsrede op de feestvergadering in 1949 niet voor niets gevraagd dat er vanaf de kansel eens een pleidooi zou worden gedaan ter aanbeveling van het lezen van een goed katholiek boek.
1
Vgl. de Nieuwe eeuw van 15 okt. 1949, waarop een reactie van J. Winters, de secretaris van ‘Sint Jan’, verscheen in de aflevering van 22 okt. en in het Weekblad van de Katholieke Lerarenvereniging Sint Bonaventura. 2 Vgl. ‘Bernard Verhoeven verdedigde de katholieke cultuur’, in: de Boekverkoper, 28(1949/50), nr. 4, p. 8. 3 Vgl. Bernard Verhoeven, ‘Rond de crisis van de katholieke cultuur’ en ‘Rond de crisis van het katholieke boek’, in: de Tijd van 9 en 10 nov. 1949, waarop een antwoord van W. van Gent in de aflevering van 16 nov. Verhoeven had het rapport als uitgever-lid van ‘Sint Jan’ ontvangen. 4 Vgl. ‘Jaarverslag over 1951’, in: Boek en leven, 13(1953), nr. 3 (mei), p. 36. 5 Vgl. P.H. Bogaard, ‘Het lectuurprobleem’, in: Boek en leven, 12(1952), nr. 3 (mei), p. 39-46. De lezing van Bogaard en de toespraak van mgr. B.J. Alfrink, uitgesproken op dezelfde jaarvergadering, werden ook als overdruk verspreid. 27
In zijn rede zette Bogaard uiteen dat het lectuurprobleem nu des te dringender was, omdat de katholieke gemeenschap door de veranderende sociale omstandigheden niet langer een in zichzelf besloten gemeenschap kon blijven. De geslotenheid was nu definitief doorbroken, hetgeen contact met andersdenkenden tot gevolg heeft. Dat vraagt lectuur om vorming tot zelfstandigheid te bewerkstelligen. Bovendien heeft de arbeidstijdverkorting meer vrije tijd gebracht. Als men de jeugd niet leert lezen, krijgt ze niet voldoende geestelijk voedsel tot het succesvol voeren van de strijd om het geestelijk bestaan. Op het terrein van de lectuurvoorziening zag Bogaard allereerst een taak weggelegd voor de katholieke pers. En dan niet alleen voor de katholieke krant. Het is niet voldoende dat er in een katholiek gezin een katholieke krant wordt gelezen. Voor de culturele ontwikkeling zijn evenzeer de katholieke week- en maandbladen nodig. Juist ook via de wetenschappelijke maandbladen moet het cultuurbesef doorwerken vanuit de intellectuele bovenlaag naar de rest van het katholieke volksdeel. Ter oplossing van het lectuurprobleem is het de taak van de katholieke uitgevers om goede lectuur te brengen op een gezonde economische basis. Voor de katholieke boekhandel schetste Bogaard dat er een groot te ontginnen terrein braak lag. Van de ruim 1400 erkende boekhandels waren er immers slechts 240 katholiek: 1 op 6, terwijl de katholieken 40% van de bevolking uitmaken “en rekenen wij met de jeugd op de lagere school dan komen wij reeds dicht bij de 48%”. Van die 240 winkels zijn het slechts 80 zaken die 87% van de boekenproductie van de katholieke uitgevers afnemen. De katholieke boekhandel is dus te zwak, maar dat is een gevolg van de vicieuze cirkel waarin ze gevangen zit: juist door de onvoldoende belangstelling onder zijn geloofsgenoten kan de katholieke boekverkoper zijn exploitatie niet rendabel maken en derhalve niet het vakbekwaam personeel aantrekken, dat in de winkel nodig is. Een werkelijke oplossing van het lectuurprobleem ligt niet binnen het bereik van uitsluitend de boekverkopers en uitgevers. Alleen door een samenwerking op grote schaal van de katholieke organisaties op het gebied van onderwijs en jeugdbeweging en van de standsorganisaties zal het katholieke volk tot het katholieke boek kunnen worden gebracht. De rede van Bogaard kreeg de nodige publiciteit en vormde de aanleiding tot het organiseren van een katholieke lectuurweek in de herfst van 1952, waaraan verschillende groeperingen gezamenlijk hun medewerking verleenden. Tot de initiatiefnemers behoorden de Katholieke Jeugdraad, de Katholieke Actie, de St. Willibrordvereniging, de kab, de St. Adelbertvereniging, de Katholieke Boeren- en Tuindersbond en ‘Sint Jan’, die daartoe de brochure Het onvervangbare boek van D. de Lange uitbracht. In het eerste nummer van Boek en leven van 1953 moest het bestuur echter klagen over 28
de medewerking van de leden tijdens de lectuurweek en de geringe afname van de brochure. Als vervolg op de rede van Bogaard verschenen er in Boek en leven een serie artikelen gewijd aan het lectuurprobleem.1 Met het Katholiek Sociaal-Kerkelijk Instituut (kaski) werd overlegd over een door dit instituut te houden sociografisch onderzoek naar de verspreiding van het boek onder de katholieken en naar de functie van de katholieke boekhandel. Nadat op de jaarvergadering 1953 pater W. Goddijn ofm op basis van een uitgebracht prae-advies het belang van een dergelijk onderzoek had toegelicht, werd het bestuur van ‘Sint Jan’ gemachtigd om te onderhandelen met het kaski over een eventuele opdracht tot onderzoek. De strekking van het prae-advies was, dat niet langer gedacht moest worden aan het inhalen van een achterstand, maar men zich moest bezinnen op het nemen van een voorsprong. In het jaarverslag over 1953 werd het praeadvies omschreven als: “een laatste stimulans om de omschakeling van een negatieve denkwijze naar een positieve te voltooien, om met meer kracht en overtuiging anderen er toe te brengen van de strijd tegen het slechte boek over te gaan naar bevordering van het goede boek, om van het defensief over te gaan tot het offensief.”2 De besprekingen tussen ‘Sint Jan’ en het kaski werden als het ware ingehaald door de snelheid waarmee het Katholiek Lectuur Centrum (klc) werd opgericht als overkoepelend orgaan voor de verschillende organisaties die rechtstreeks of zijdelings met de verspreiding van het katholiek boek te maken hadden. Op de jaarvergadering van ‘Sint Jan’ op 29 april 1954 kon de voorzitter in zijn openingsrede met voldoening opmerken dat het weliswaar jarenlang had geduurd eer het van plannen tot daden kwam, “doch eindelijk is het zover dat vooral dank zij de activiteit van Sint Jan en idil de oprichting [van het klc] binnenkort een feit zal zijn”.3 Op 24 juni 1954 vond de oprichtingsvergadering plaats van het klc, waarin ‘Sint Jan’ vertegenwoordigd werd door drie leden: P. Bogaard, P. Coebergh en J. van der Hoeven. De opdracht aan het kaski4 voor een sociografisch lectuuronder
1
De serie bestond uit de volgende zes bijdragen: Joh. van Boxtel, ‘Het boek in de zielzorg’; Lambert Tegenbosch, ‘De criticus aan het woord’; B. Kortekaas-Den Haan, ‘De vrouw en haar boekhandelaar’; J.N. van Rosmalen, ‘Lectuur en apostolaat’ en ‘Het boek en de plattelandszielzorg’; N. van Doornik msc over ‘De lectuur van de bekeerling’, verschenen in: Boek en leven, 12(1952), p. 78-80, 94-98; 13(1953), p. 20-22, 63-64, 75-78 en 92-95. 2 ‘Jaarverslag over 1953’, in: Boek en leven, 14(1954), nr. 3 (mei), p. 36. 3 ‘Openingsrede van de voorzitter op de jaarvergadering van 29 april 1954’, in: Boek en leven, 14(1954), nr. 3 (mei), p. 43. 4 In 1957 verscheen als Rapport, nr. 176 van het kaski: Het lectuurvraagstuk en de positie van de katholieke boekhandel en bibliotheek in Nederland. [Samengesteld o.l.v. W. Goddijn ofm], 1957, 81 p. 29
zoek onder de katholieken werd door het klc van ‘Sint Jan’ overgenomen. Het klc was voortaan het platform waar het ‘lectuurprobleem’ thuis hoorde.
3. Propaganda voor het katholieke boek De propaganda voor het katholieke boek bleef vanzelfsprekend een der belangrijkste taken welke ‘Sint Jan’ zich stelde. Daarmee werd het in de statuten vastgelegde geestelijk belang der “bevordering van het uitgeven en verspreiden van goede lectuur” gediend. En evenzeer werden daarmee de stoffelijke belangen van de leden behartigd: verkoop van de boeken uit de opslagruimtes van de leden-uitgevers en uit de winkels van de leden-boekverkopers. De propaganda werd zelf in de hand genomen door de uitgave van of medewerking bij het samenstellen van boekengidsen en gedurende enige tijd door de organisatie van een reizende tentoonstelling. Bovendien probeerde het bestuur ook anderen aan te sporen om het katholieke boek meer bekendheid te geven. In 1947 had de Commissie voor de Propaganda van het Nederlandse Boek (cpnb) – een commissie van de Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels – het initiatief genomen tot het driemaal per jaar verzorgen van een Boekengids. In de motieven tot uitgave van de gidsen speelde mee, dat men een eventuele inzinking in de verkoop wilde opvangen: “het gaat er óók om degenen, die in den oorlog leerden lezen, als klanten te behouden”.1 Voor ‘Sint Jan’ was verspreiding van deze gids onder de leden onverantwoord wegens de “massale, tot rijpe en onrijpe, ontwikkelde en onontwikkelde lezers gerichte reclame, die wij voor bepaalde boeken niet wenschen”. Het bestuur leek het “welhaast onmogelijk, dat een Boekengids kon worden samengesteld, waarin alle titels ontbreken, waartegen de katholieken onoverkomelijke bezwaren hebben of het nodige voorbehoud in acht nemen”, omdat dat immers zou neerkomen op “een katholieke censuur voor het overige deel van het Nederlandsche publiek”.2 Tegenover deze afwijzing tot verspreiding van de neutrale boekengids wilde ‘Sint Jan’ wel een positieve daad stellen door te komen tot een gezamenlijke reclame van de gehele katholieke boekhandel. ‘Sint Jan’ ging daarom in 1948 over tot het uitgeven van een eigen boekengids, die volgens de toelichting een algemene gids wilde zijn, waarin “met de grootste zorg 1
Vgl. ‘De Boekengids’, in: Nieuwsblad voor den boekhandel, 113(1946), nr. 45 (7 nov.), p. 441. 2 W. v[an] G[ent], ‘De katholieke boekhandel en de Boekengids’, in: Boek en leven, 7(1947), nr. 2/3, p. 28. 30
en in grote verscheidenheid catholica en andere werken zijn gerangschikt”.1 De gids werd in mei uitgebracht, na de boekenweek, opdat de boekverkopers tijdens de boekenweek bijzondere aandacht konden schenken aan reclame voor hun eigen oude voorraden. In de volgende jaren werd er tussen de cpnb en ‘Sint Jan’ veelvuldig onderhandeld om tot een gezamenlijke boekengids te komen. W. van Gent, de toenmalige voorzitter van Sint Jan, had in 1947 zijn bijdrage aan Boek en leven over de boekengids beëindigd met de woorden: “Van harte hopen wij, dat een dieper doorwerken van de beginselen van een geestelijk federalisme en (...) nieuwe technische vondsten het eens praktisch mogelijk maken, dat b.v. een Katholieke en een Neutrale Boekengids onder auspiciën van de volijverige C.P.N.B. verschijnen!”2 In feite gebeurde dit in november 1951 toen van de 11e aflevering van de Boekengids van de cpnb een rooms-katholieke editie verscheen. In de katholieke editie waren acht pagina’s uit de algemene editie vervangen door pagina’s, “geheel gewijd aan R.K. boeken”. Tot in 1962 zouden de algemene en de katholieke editie driemaal per jaar naast elkaar blijven verschijnen, waarbij aanvankelijk het onderscheid werd aangebracht door een verschillend kleurgebruik voor de omslag en later door de editievermelding in de ondertitel. Wel bleven er geregeld strubbelingen plaatsvinden tussen cpnb en ‘Sint Jan’ over het al dan niet plaatsen van advertenties voor bepaalde boeken. Voordat het in 1951 kon komen tot een katholieke editie, was het nodig geweest eerst binnen de katholieke kring tot eensgezindheid te komen, want er bestonden verschillende boekhandelsorganisaties naast elkaar, NV Alfa Boekhandel, de Venstercombinatie en Combinatie Boekenland. De eerste twee gaven een eigen gids uit, 18 Karaats en het Venster, en het koste enige moeite om hen ertoe te brengen de Boekengids te steunen en voortaan af te zien van het uitbrengen van hun eigen orgaan. Bij het eeuwfeest van het herstel der bisschoppelijke hiërarchie in 1953 gaf ‘Sint Jan’ de bijna honderd pagina’s tellende catalogus Boeken bewegen de wereld uit, waarin een zo veelzijdig mogelijke keuze werd aangeboden van de katholieke boekenrijkdom. Deze catalogus werd verspreid in een oplage van 50.000 exemplaren. Een jaar later verscheen de catalogus Boeken veroveren de jeugd met een aanbod van 600 jeugdboeken. Hiervan werden ruim 38.000 exemplaren door de boekhandel verspreid. In 1955 verscheen een nieuwe editie in een verhoogde oplage van 48.000 exemplaren, inclusief een noodzakelijk gebleken tweede druk. De propaganda van het katholieke boek vond ook plaats door het organise1 2
Toelichting in de Boekengids Sint Jan van 1948. W. v[an] G[ent], ‘De katholieke boekhandel’, p. 29. 31
ren van een reizende tentoonstelling, die was opgezet om grotere bekendheid te geven aan de uitgaven van de katholieke uitgevers. Deze werden daartoe verzocht hun uitgaven, “voorzien van stevig cellophaan” om de boeken te beschermen, voor de expositie af te staan. De voorbereidingen namen de nodige tijd in beslag en de ingestelde commissie klaagde regelmatig over het gebrek aan medewerking van de leden. Op 5 november 1950 vond echter de eerste tentoonstelling plaats in Schiedam. In de volgende jaren werd met een zekere regelmaat de tentoonstelling opgebouwd: in 1953 zestien maal, in 1954 dertien keer. Over dit aantal oordeelde het jaarverslag, dat het niet groot was, “maar ook niet onbevredigend”. Geregeld klaagde de commissie over te weinig interesse van de kant van de leden: “Het is zelfs voorgekomen, dat een van de eigen leden de reeds verkregen medewerking van de geestelijkheid ernstig in gevaar bracht door laatdunkende uitlatingen”.1 In het jaarverslag over 1955 leest men: “De reizende tentoonstelling is nog steeds een zorgenkind voor de [propaganda]commissie. Wederom is getracht door beperking van het aantal titels de vraag naar deze tentoonstelling te verhogen.” Ondanks de moeilijkheden bleef de tentoonstelling echter tot in de jaren zestig door het land reizen en leverde een bijdrage aan de propaganda van het katholieke boek. Ter bevordering van een grotere bekendheid van het katholieke boek diende tevens de toekenning van de Brand-Van Gentprijs. In 1946 was het Brand-van Gent-Fonds opgericht ter gelegenheid van het afscheid van P. Brand sr en J. van Gent, respectievelijk de eerste voorzitter en penningmeester van ‘Sint Jan’. Het reglement bepaalde dat uit dit fonds om de drie jaar de Brand-Van Gentprijs werd toegekend beurtelings: “a) Aan een Nederlandse schrijver of Nederlandse schrijfster van een in Nederland gedrukte en bij een erkende uitgever uitgegeven katholieke roman; b) Aan een Nederlandse uitgever voor het fraaist uitgegeven katholieke boek of voor een grootse katholieke uitgave, of aan een Nederlandse schrijver of Nederlandse schrijfster voor de beste publicatie over de emancipatie van de katholieken in Nederland, of meer speciaal betrekking hebbende op de geschiedenis van de katholieke boekhandel in Nederland.”2 In de jaren zestig toen de oude vereniging ‘Sint Jan’ was veranderd in een Federatie werden de criteria enigszins veranderd. Een katholiek auteur kon voortaan de prijs ontvangen voor een werk van belletristische of wetenschappelijke aard, dan wel ter bekroning van zijn gezamenlijke oeuvre; een
1
Boek en leven, 10(1950), p. 109. ‘Reglement voor het Brand van Gent Fonds’, bijlage III in: Statuten en huishoudelijk reglement van de R.K. Nederlandse Boekhandelaren en Uitgeversvereniging Sint Jan, z. pl., z.j., p. 15-16. 2
32
katholieke uitgever voor en belangrijke onderneming op publicistisch gebied, dan wel ter bekroning van zijn totale prestaties.1 En de prijs werd eventueel niet langer toegekend voor de behandeling van het speciale thema van de katholieke emancipatie of de katholieke boekhandel, maar voor een werk, dat meer in het bijzonder de oecumenische toenadering der kerken of de internationale samenwerking der volkeren beoogde te bevorderen. De oorspronkelijke beloning van een gouden medaille ter innerlijke waarde van 250 gulden werd verhoogd tot 1000 gulden. Indien gewenst kon de bekroonde dit bedrag ook in geld ontvangen. De prijs was in 1948 voor het eerst toegekend aan Marie Koenen voor haar roman Wassend graan. In 1951 werd uitgeverij J.J. Romen & Zonen bekroond voor de serie De godsdiensten der mensheid, in 1954 Antoon Coolen voor De vrouw met de zes slapers, in 1956 prof. dr F. van der Meer voor Keerpunt der Middeleeuwen, in 1958 uitgeverij Het Spectrum voor haar gezamenlijke pocketuitgaven, in 1960 Jos. Panhuijsen, in 1963 prof. H. Renckens sj voor zijn hele exegetische werk en in 1966 voor het laatst Gabriël Smit. Passages uit de juryrapporten zijn opgenomen in het tweede gedeelte van de bijlage. Een éénmalige prijs die door ‘Sint Jan’ werd uitgereikt was in 1955 aan de winnaars van een prijsvraag, uitgeschreven onder de katholieke studenten in de theologie met als opdracht een verhandeling te schrijven van minstens 7500 woorden over de apostolische waarde van het boek en hoe deze waarde in de zielzorg te benutten is. Er was een jury gevormd, bestaande uit prof. drs. J. van der Gaag, pater S. van Nuenen oesa, pater C.F. Pauwels op, pater dr P. Schoonenberg sj en prof. dr F. Tellegen. Zij hadden 24 inzendingen te beoordelen. Twee eerste prijzen werden toegekend aan R.J. Bunnik en aan fr. Gelasius Vrolijks ofm. Bunnik schreef een verhandeling getiteld ‘Het boek in onze geloofsverkondiging’. In de woorden van de jury: “[Bunnik heeft] in het bijzonder de apostolische waarde van het boek, sterk genuanceerd met name ten aanzien van H. Schrift en katholieke roman, onder theologisch aspect rustig en voortreffelijk (...) belicht, ook het boek in zijn eigen waarde latend.” Over de bijdrage van frater Gelasius Vrolijks oordeelde de jury, dat hij, “gegrepen door zijn onderwerp, op begeesterende wijze in het bijzonder ook over de apostolische waarde van het boek een voortreffelijke sterk theologische christocentrische verhandeling heeft geschreven.” De twee be-
1
In 1954 was het reglement al zodanig veranderd, dat voortaan om de twee jaar een prijs kon worden uitgereikt, “om beurten voor de beste katholieke roman, voor de beste belletristische publicatie van andere aard, voor het fraaist uitgegeven boek of voor een grootse katholieke uitgave”. Vgl. Boek en leven, 15(1955), nr, 2 (maart), p. 25. 34
kroonde inzendingen werden afgedrukt in het september- en novembernummer 1955 van Boek en leven en werden ook als overdruk verspreid.1 Tenslotte moet hier bij de activiteiten van ‘Sint Jan’ ter bevordering van het katholieke boek gewezen worden op het stimuleren van de katholieke pers en radio meer aandacht te besteden aan de uitgaven van de katholieke uitgevers. Paul Brand sr deed een dergelijke oproep tijdens zijn rede op het jubileumcongres in 1949: “terwijl en juist omdat de niet-katholieke Pers en Radio van het katholieke boek vrijwel geen notitie neemt, [heeft] het goede katholieke boek recht op de volle belangstelling van de katholieke Pers en Radio”. Anton van Duinkerken schreef in een reactie in de Tijd, dat de krant bovenal een nieuwsblad is, een tribune ter beoordeling van hetgeen in de wereld speelt. De lezer van een krant hecht aan voorlichtende boekbesprekingen, maar heeft “over het algemeen het land aan twistgeschrijf over boeken en aan technische bemerkingen, inzonderheid van theologische, staatsrechtelijke of geschiedkundige aard”. De katholieke krant kan slechts ten dele de geesten bereid maken om de werken der grote mystieken, theologen en kanselredenaars te lezen.2 ‘Sint Jan’ reageerde in Boek en leven bij monde van J. van der Hoeven op de reactie van Van Duinkerken en herhaalde, “dat het katholieke boek het uitsluitend moet hebben van de katholieke pers, omdat de anderen ons negeren en dan zeer zelfgenoegzaam zeggen, dat wij ons isoleren!”. Hetgeen de katholieke uitgevers vragen, is: “de welwillende aandacht voor wat zij uitgeven, zij vragen voorrang boven de uitgaven van niet-katholieke uitgeverszaken, die het minder moeilijk hebben, omdat deze ’van alle markten thuis’ zijn en van vele walletjes eten, – en zij vragen met klem door de katholieke pers, hun pers, die zij meehielpen opbouwen, niet te worden achtergesteld.”3 Tijdens de gehele bestaansperiode zou ‘Sint Jan’ blijven proberen meer aandacht van pers en radio te krijgen voor de boekenproduktie van de katholieke uitgevers. Daarmee beantwoordde zij aan haar opgave het katholieke boek te bevorderen, maar evenzeer aan de belangenbehartiging van haar leden.
1
Alle inzendingen zijn bewaard in Arch. Sint Jan, nr. 108. Anton van Duinkerken, ‘Boekbespreking in de krant. Een beginselkwestie. Of reclame?’, in: De Tijd, 8 okt. 1949. 3 J. van der Hoeven, ‘De pers en het boek’ en ‘Noot van de redactie’, in: Boek en leven, 10(1950), nr. 1 (jan.), p. 23-27. 2
35
4. Behartiging van de belangen der leden In zijn openingsrede bij het vijfde lustrum had Paul Brand uiteengezet hoe in de geschiedenis van de huidige ‘Sint Jan’ en zijn voorlopers de belangen van de katholieke boekhandelaren en uitgevers verdedigd moesten worden juist tegen “geestelijke instellingen”, waarmee hij doelde op de katholieke scholen, pensionaten en seminaries die voortdurend hadden gepoogd de benodigde boeken tegen kortingen buiten de katholieke boekverkopers om te verkrijgen. Op de jaarvergadering in april 1951 moest hij hierop terugkomen en stellen dat ‘Sint Jan’ er nog steeds niet in was geslaagd om “hen, van wie wij dit op de eerste plaats mochten verwachten, [te] kunnen overtuigen, dat een bloeiende katholieke boekhandel en uitgeverij een noodzakelijke voorwaarde is tot de culturele emancipatie van de Katholieken in Nederland”. Thans was het de Vereniging van Seminarie- en Kloosterbibliotheken (vskb) die probeerde via de oprichting van een eigen bestelcentrale de buitenlandse boekenbestellingen buiten de boekhandel om te verkrijgen tegen kortingsprijzen. In eerste instantie had de vskb verzocht te bevorderen dat de hoge omrekeningskoersen voor geïmporteerde boeken en tijdschriften, zoals die door de Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels op 15 december 1949 waren vastgesteld, zouden worden verlaagd. Tegelijkertijd was er door de vskb voor gepleit, dat aan de boekhandelaren zou worden toegestaan een korting van 10% te verlenen op de particuliere prijs van boeken en tijdschriften ten gunste van klooster- en seminariebibliotheken. Een dergelijke korting ging echter in tegen de recente afschaffing door de algemene Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels (vbbb) van de z.g. 10-procent-lijst. Door die afschaffing verviel de dispensatie volgens welke aan instellingen van onderwijs met 10% korting mocht worden geleverd. Er gold nog slechts een korting van 5% voor instellingen, indien zij vielen onder artikel 25 van het verkeersreglement van de vbbb. De klooster-en seminariebibliotheken behoorden daar niet toe – bij uitzondering was aan de bisschoppelijke groot-seminaries door de vbbb dispensatie verleend – en er kon dan ook geen sprake zijn van korting. In het voorjaar van 1950 was er overleg geweest tussen ‘Sint Jan’ en de vskb, waarbij ‘Sint Jan’ had uiteengezet dat de kosten van de boekverkopers om inzake buitenlandse boeken hun klanten zo goed mogelijk van dienst te zijn, zeker in de naoorlogse jaren zeer hoog waren en dat het derhalve billijk was dat de ‘bureaukosten’ werden doorberekend. Wel zou in bepaalde uitzonderingsgevallen (bij grote bestellingen) enige verlaging mogelijk kunnen zijn. Een eventuele korting van 10% op boeken geleverd aan vskb-bibliotheken werd vanwege de economische situatie onmogelijk ge36
acht. De voor de katholieke boekhandel zo noodzakelijke winstmarge maakte het haar immers mogelijk zich verder te ontplooien.1 Het overleg met de vskb had niet tot direct resultaat geleid en in haar mededelingenblad gaf de vskb toe, dat Paul Brand terecht had opgemerkt, dat de kwestie van de omrekeningskoers een aangelegenheid van de vbbb was en buiten de competentie van ‘Sint Jan’ viel. De vskb zette in de herfst van 1950 haar plan van een eigen bestelcentrale voor de buitenlandse boeken door. ‘Sint Jan’ werd daarvan zijdelings op de hoogte gesteld door buitenlandse uitgevers en was onaangenaam getroffen en verontwaardigd. Een bespreking tussen beide partijen leverde geen resultaat op en op de ledenvergadering van Sint Jan, 26 april 1951, werd de verontwaardiging als volgt door de voorzitter Brand geuit: “De bestelcentrale van de vskb is opgericht en is in werking. Hiermede wordt een ernstige, zeer ernstige slag aan de katholieke boekhandel toegebracht, vooral aan die katholieke boekhandel, welke zich toelegt op de verspreiding van het wetenschappelijke buitenlandse boek.”2 De betrekkingen tussen ‘Sint Jan’ en de vskb verslechterden ijlings. De vskb noemde de woorden van Brand demagogisch en verweet Sint Jan de Bestel-centrale “met alle middelen, geoorloofde en ongeoorloofde”, in de grond te willen boren.3 Een beroep gedaan door ‘Sint Jan’ op bemiddeling door de aartsbisschop van Utrecht resulteerde weliswaar in een adviescommissie, maar haar rapport sanctioneerde min of meer de werkzaamheden van de Bestelcentrale.4 ‘Sint Jan’ probeerde de vbbb bereid te vinden om een onpartijdig onderzoek te laten instellen naar de vastgestelde omrekeningskoersen. In de daartoe door de vbbb ingestelde commissie ad hoc had M.F.M. van Rossum namens ‘Sint Jan’ zitting, maar in het jaarverslag over 1952 wordt over deze aangelegenheid gesproken als “een lijdensweg: met de commissie ad hoc werden uitvoerige nota’s gewisseld en besprekingen gevoerd, zonder het gewenste resultaat te bereiken”.5 Verheugend werd wel genoemd, dat de gespannen verhouding met de vskb was verminderd. De kwestie bleef slepen. In 1955 werden de besprekingen tussen ‘Sint Jan’ en de vskb weer hervat. Een commissie zou een basisplan moeten opstellen. De gedachten gingen uit naar een compromis, waarbij de
1
Vgl. Boek en leven, 10(1950), nr. 3 (mei), p. 53-59, alwaar de nota’s van de vskb en de antwoorden van ‘Sint Jan’ zijn afgedrukt. 2 Boek en leven, 11(1951), nr. 3 (mei), p. 39. 3 Vgl. Mededelingen van de Vereniging voor Seminarie- en Kloosterbibliothecarissen, 3(1951), nr. 12, p. 99-100. 4 Vgl. Ibidem, 1952, nr. 1, p. 1-2. 5 ‘Jaarverslag over 1952’, in: Boek en leven, 13(1953), nr. 3 (mei), p. 40. 37
Bestelcentrale in ‘Sint Jan’ zou worden opgenomen. Eerst zou echter de op handen zijnde reorganisatie van ‘Sint Jan’ worden afgewacht. Terwijl de katholieke boekverkopers zich voelden aangevallen door de Bestelcentrale, namen de uitgevers het kwalijk dat katholieke instellingen buiten hen om overgingen tot het uitgeven van boeken en tijdschriften. In 1951 verstuurde ‘Sint Jan’ een rondzendbrief naar katholieke instellingen met een oproep om uitgaven bij erkende uitgevers te laten verschijnen en via de erkende boekhandel te verspreiden: “Ook al zijn er gevallen denkbaar dat door gebruikmaking van goedkope krachten (bijv. door het drukken en binden in kloosterdrukkerijen), of van gratis krachten door het verspreiden (zelatrices) een ogenblikkelijk voordeel bereikt wordt door het verbreken der ordening – ook dan nog verzoeken wij te overwegen of het nadeel, dat hierdoor in ander opzicht gesticht wordt, hiervan niet moet terughouden (Men moet ook bij deze kwestie de grote lijn niet uit het oog verliezen). Voor de ontplooiing van het godsdienstige zowel als van het culturele en wetenschappelijk leven van de Nederlandse Katholieken is een goed-geoutilleerde Kath. boekhandel en uitgeverij een noodzakelijk onderdeel. Het is dus van belang het normale boeken productie-apparaat niet te verstoren of te vertragen.”1 Met name de nieuw opgerichte uitgeverij van de Katholieke Arbeiders Beweging (kab) en de voorziene uitgave van een lectuurreeks was een doorn in het oog van de katholieke uitgevers. W. van Gent had de kab hierover al eerder bekritiseerd en in de Tijd geschreven, dat verbetering van de katholieke boekhandel en uitgeverij alleen mogelijk was langs de weg van “geleidelijke verhoging van het peil, de opvoeding tot verantwoordelijkheid en cultuurbesef ook der krententellers. Indien de kab bijvoorbeeld, in plaats van de bestaande katholieke uitgeverijen nog met één te vermeerderen, eens in de provincie en sommige grote steden vijf of zes vakbekwame boekhandels stichtte, waren wij al een heel eind.”2 Via overleg en het vormen van een commissie werd geprobeerd tot een oplossing te komen. De kab verzekerde bij monde van A.C. de Bruyn tijdens een onderhoud op 13 april 1950, dat het niet in de bedoeling lag de uitgevers of boekhandelaren enige schade te berokkenen, maar dat het ieders recht was, dus ook van de kab om een uitgeverij te stichten. Ondanks verzet van ‘Sint Jan’ bleef de kab bij zijn besluit. Op 1 maart 1950 was de NV Uitgeverij De Lanteern met haar werkzaamheden gestart. In het KAB Verslag over de jaren 1948-1954 werd bericht dat sedert haar oprichting De Lanteern 343.738 boeken voornamelijk onder de leden van de kab had ver1 2
Arch. Sint Jan, nr. 34. De Tijd, 16 nov. 1949. 38
spreid.1 ‘Sint Jan’ had het bestaan van De Lanteern te aanvaarden en bood ook geen verzet, toen deze aan de vbbb om officiële erkenning verzocht. In 1955 trad R. Westers namens de Lanteern toe tot ‘Sint Jan’ en hij zou enkele jaren later een bestuursfunctie gaan bekleden binnen de nbku en de Federatie Sint Jan.
5. De vakcursus Het plan om te komen tot een eigen Vakopleiding Katholieke boekhandel en uitgeverij heeft jarenlang binnen ‘Sint Jan’ gebroed, voordat het tot verwezenlijking kwam. Van meet af aan was het de bedoeling te komen tot een schriftelijke cursus die gevolgd kon worden naast of na de vakopleiding van de Vereeniging van de Boekhandel.2 Het diploma zou uitsluitend behaald kunnen worden door personen die reeds in bezit waren van het Vereenigingsdiploma. Op de jaarvergadering in augustus 1947 werd al uitvoerig gesproken over de te behandelen stof en men hoopte in september 1948 reeds te kunnen starten. Dit bleek te optimistisch. Zo moest in 1950 de commissie voor de vakcursus, bestaande uit de heren J. Asberg, P. Coebergh, J. van Mackelenberg en W. van Rossum – later zou A. Pillot zich bij hen voegen – berichten: “De voorbereiding van de vakcursus vindt gestaag voortgang (...). Deze uiterst belangrijke zaak vraagt om een gedegen voorbereiding; men wil geen enkel risico lopen en daarom zullen nog verschillende maatregelen getroffen worden om deze cursus zo veilig mogelijk te stellen”.3 Uiteindelijk kon de cursus in het najaar 1954 in samenwerking met het Nederlands Schriftelijk Studie-Centrum te Culemborg en met de Katholieke Centrale Vereniging voor Lectuurvoorziening in Nederland van start gaan als ‘Schriftelijke cursus voor r.k. bibliothecarissen en r.k. boekhandelaren en uitgevers’. Het studieprogramma omvatte 20 lessen. De lessen 1 t/m 13 vormden het algemeen gedeelte, waarin ter sprake kwamen algemenere zaken betreffende het boek (zijn verspreiding en de morele aspecten), culturele vorming, boekhandel, uitgeverij en bibliotheken, literatuur, boekbespreking, voorlichting (inclusief het werk van idil) en de katholieke lectuurvoorziening in Nederland. Van de lessen 14 t/m 20 bestonden twee 1
Verslag van de Nederlandse Katholieke Arbeidersbeweging betrekking hebbende op de werkzaamheden gedurende de jaren 1948-1954, Utrecht z.j., dl. 1, p. 193. 2 Over de algemene vakopleiding voor boekhandel en uitgeverij, zie: Hans Furstner, Vijftig jaar vakwerk. Terugblik op een halve eeuw opleidingen voor het boekenvak, Amsterdam 1987. 3 Boek en leven, 10(1950), nr. 3 (mei), p. 51. 39
reeksen, waarvan de een speciaal bestemd was voor de bibliothecarissen en de ander voor de boekhandelaren en uitgevers. In de reeks voor de boekhandelaren en uitgevers kwamen ter sprake: bibliografie, de uiterlijke verzorging van het boek, liturgische boeken, kerkelijke wetenschappen, de Nederlandse katholieke uitgeverij, de belangrijkste buitenlandse katholieke uitgevers en in de laatste les de verkoop en propaganda.1 Er was veel werk gestoken in het schrijven van het lesmateriaal. Voor het algemene gedeelte waren elf, voor het specifieke gedeelte nog eens zes andere personen aangezocht. De deelname viel helaas nogal tegen. Het bestuur van ‘Sint Jan’ moest in november 1955 berichten: “Het resultaat van de circulaire inzake de vakcursus is niet om enthousiast over te zijn. Het bestuur heeft niet de indruk, dat deze vakcursus de leden bijzonder ter harte gaat.”2 Weliswaar had de cursus niet het succes, waarop was gehoopt, maar toch bleef er voldoende belangstelling om jaarlijks nieuwe deelnemers de gelegenheid te bieden op deze wijze hun vakkennis uit te breiden. Het cursusmateriaal verscheen in 1961 opnieuw, verzorgd door de nkbb en specifiek aangepast voor de katholieke boekhandelaren.
6. IDIL In het vervolg op de feestvergadering van 29 september 1949 was, zoals in het eerste hoofdstuk ter sprake kwam, de verhouding tussen idil en ‘Sint Jan’ op nogal ruzieachtige wijze ter discussie gesteld. Nauwelijks was dit rumoer verstomd of idil werd opnieuw aangevallen, maar nu vanuit nietkatholieke hoek. In het augustus-septembernummer 1950 van het tijdschrift Podium schreef W.F. Hermans een ‘Open brief aan de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde’, waarin hij een aantal voorstellen deed om het literair klimaat in Nederland te verbeteren.3 Punt 8 luidde: “Verbod van het rooms-katholieke culturele terreurinstituut I.D.I.L. te Tilburg”. Kort tevoren was over de roman Tranen der acacia’s van Hermans in Idil’s boekennieuws (nr. 27) geschreven: “de walgelijke levenszinloosheid walmt u [eruit] tegen”. Ook Van Duinkerken mengde zich opnieuw in de discussie en verweet in het artikel ‘Rome en de tolerantie’ in de Tijd4 dat idil de katholieke schrijvers in hun vrijheid beperkte. De pennestrijd brak nu in alle hevig1
Een exemplaar van de cursus is aanwezig in Arch. Sint Jan, nr. 76. Boek en leven, 15(1955), nr. 6 (nov.), p. 107. 3 Podium, 6(1950), nr. 8/9 (aug./sept.), p. 579-580. G. Verbiest schreef een weerwoord, ‘De Heilige idil en haar nar’, opgenomen samen met een reactie van Hermans in: Podium, 6(1950), nr. 10/12 (okt./dec.), p. 636-641. 4 De Tijd, 30 juni 1951. 2
40
heid in verschillende dag- en weekbladen los. Peet heeft er reeds op gewezen dat op een aantal punten idil ten onrechte werd aangevallen.1 idil was geen commerciële instelling van Gerard Verbiest, maar sinds 1949 een stichting met ideëel oogmerk; idil werkte niet anoniem, maar de Boekzaalrecensies waren ondertekend en iedereen kon in bibliotheken inzage hebben in de recensies; idil was niet de officiële kerkelijke censuur, maar wel een door de kerkelijke overheid beschermde instantie die uitspraken deed over hetgeen katholieken wel en niet mochten lezen. Ook binnen ‘Sint Jan’ leefde er echter kritiek op idil. In het rapport van de Commissie van overleg (1949) waren ernstige bezwaren gemaakt tegen de werkwijze van idil en tegen de gezagspositie welke deze steeds meer ging innemen. De oorspronkelijke opzet van idil was de voorlichting aan de boekhandel geweest. In een uitbreiding tot het recenseren voor een groter publiek scholen gevaren, zo meende de Commissie. idil kon immers niet de katholieke beoordeling geven: “Deze bestaat eenvoudig niet en het is bovendien onmogelijk om door één instantie een werk te laten beoordelen voor alle lezers. Zoals de recensies van idil gewoonlijk zijn, hebben zij voor het publiek weinig of geen betekenis en wanneer idil ook het publiek wil inlichten, dan moet zij dit alleen in positieve zin doen. Er wordt al genoeg gewaarschuwd tegen het slechte boek en meestal met een averechtse uitwerking.”2 De Commissie sprak de wens uit dat idil zich in de toekomst in ieder geval zou onthouden van literaire kritiek. De voorstanders van idil binnen ‘Sint Jan’ waren vooral de boekverkopers. W. van Rossum noemde idil in Boek en leven een onmisbaar hulpmiddel, dat met de “betrouwbare, snelle, systematische, gemakkelijk hanteerbare, concrete recensies” in de plaats is gekomen van de door de boekverkopers zo moeizaam zelf aangelegde en bijgehouden knipsel-kaartsystemen van recensies uit dagbladen en tijdschriften. Wel behoudt de boekverkoper vanzelfsprekend het volste recht het met sommige idil-recensies niet eens te zijn en idil ontheft hem niet “van zijn eigen verantwoordelijkheid en van de plicht zich soms op eigen, mits gevormd, oordeel te verlaten”.3 Enkele jaren later herhaalde Van Rossum zijn mening in een aan idil gewijd nummer van het tijdschrift Roeping: “idil moet verstandig gebruikt worden als richtsnoer zonder uit het oog te verliezen: de eigen verantwoordelijkheid van de boekhandelaar en de eigen verantwoordelijkheid van de lezer. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken, dat boekhandel en publiek wel eens deze verantwoordelijkheid ge1
Evert Peet, ‘De rooms-katholieke Informatie Dienst Inzake Lectuur’, p. 71-72. Rapport van de Commissie van overleg, 1949, in Archief Sint Jan, nr. 27, p. 5. 3 W. v. R[ossum], ‘Twaalf en een half jaar IDIL’, in: Boek en leven, 10(1950), nr. 5 (sept.), p. 98-99. 2
41
heel afschuiven op de recenserende instelling die idil is. Ik wil er dan ook bijzonder de nadruk op leggen, dat voor ieder de persoonlijke verantwoordelijkheid van zijn eigen geweten blijft.”1 ‘Sint Jan’ wilde een poging doen om voor- en tegenstanders van idil binnen de katholieke kring bij elkaar te brengen. Een ‘Ronde-Tafelconferentie’ van betrokkenen (idil, ‘Sint Jan’ en vertegenwoordigers van de katholieke pers) zou de twist moeten beëindigen, maar uiteindelijk zag idil af van deelname aan een dergelijk gesprek. Onder boekverkopers en uitgevers werd door Sint Jan een enquête georganiseerd om de meningen over idil te peilen. De respons was bedroevend weinig (10% van de boekverkopers reageerde; 50% van de uitgevers), maar de binnengekomen brieven geven wel enig inzicht over de beoordeling door de vakgenoten. De antwoorden van de boekverkopers benadrukten de praktische waarde van idil voor hen. Br. Antonius van de Boekhandel St. Willibrordus in Steyl schreef idil niet graag te willen missen, “omdat men nu eenmaal toch een maatstaf moet hebben. Men is dan nog vrij er anders over te denken.” Huninks Boekhandel uit Deventer antwoordde: “Wat wij in idil appreciëren is de volledigheid en vaak het snelle advies, dat ons boekhandelaren van veel gemak is”. Uitgeverij Het Spectrum had geen bezwaren, zolang idil zich bewoog op het terrein van de voorlichting aan de direct belanghebbenden, maar oordeelde, dat de informatiedienst beter kon afzien van de propaganda voor het goede boek onder het publiek, in elk geval onbesproken laten wat niet voor aanbeveling in aanmerking komt. Hoewel in de enquête geen vraag was opgenomen over de persoon van Gerard Verbiest, maakten verschillende inzenders wel gebruik van de mogelijkheid hun oordeel over zijn persoon te uiten. “Late Gerard C.J.M. Verbiest, met alle eer, zijn otium cum dignitate ingaan”, schreef W. van Gent van Boekhandel Mosmans uit Den Bosch, tekenend als “katholieke boekverkoper en ongeneeslijk vrijzinnige geest”. En Br. Antonius uit Steyl eindigde zijn brief als volgt: “Verder is mijn mening dat heel wat geschrijf over idil zou voorkomen worden, wanneer Verbiest niet op alle slakken zout zou leggen. Het lijkt me meer een hobby van hem om overal op te ageren en daardoor ontstaan dan vaak weer nieuwe moeilijkheden.”2 Dat ook de katholieke boekverkopers steeds kritischer stonden tegenover de activiteiten van idil, mag wel blijken uit de wijze waarop werd geschreven in het eerste nummer van het nieuwe blad voor de nkbb, Boek en zaak: 1
Willem J.C. van Rossum, ‘IDIL en de katholieke boekhandel’, in: Roeping, 31(1955/56), nr. 11 (maart), p. 653-655. 2 Rondzendbrief van ‘Sint Jan’ met acht vragen betreffende idil aan uitgevers en boekverkopers, 10. sept. 1951, en de binnengekomen antwoorden, in: Archief Sint Jan, nr. 387. 42
“Na aanvankelijk van idil het kwalificatie cijfer iii te hebben verkregen, gaf een hernieuwde recensie (waarschijnlijk uitgelokt door protesten uit Vlaanderen) een ii aan de Verzamelde Werken van Elsschot. Hoofdmotief schijnt te zijn, dat één afzonderlijke roman van deze schrijver nog juist zonder gevaar gesavoureerd kan worden, maar alle tezamen gelezen een funeste invloed uitoefenen. Een nieuwe verklaring van het “Opera omnia” van de Index: wie de Oeuvres Complètes van Balzac dus wil herlezen, verdele zijn lectuur over een aantal jaren.”1
7. Splitsing in twee afzonderlijke bonden Van oudsher was de activiteit van het uitgeven én verkopen van boeken verenigd in één en dezelfde persoon, de boekverkoper, die boeken drukte (of liet drukken) en via ruilhandel met collegae zijn eigen fonds uitbreidde. Binnen de boekverkopersgilden in de Republiek en binnen de in 1815 opgerichte Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels was er dan ook geen sprake van afzonderlijke groeperingen. Pas in de loop van de negentiende eeuw kwam er een scheiding op gang tussen de uitgevers enerzijds en boekverkopers anderzijds, hetgeen zich uitte in de oprichting van de Koninklijke Nederlandse Uitgeversbond in 1880 en van de Nederlandse Boekverkopersbond in 1907. Bij de oprichting van ‘Sint Jan’ in 1924 was de katholieke boekhandel en de katholieke uitgeverij nog zozeer in elkaar verstrengeld, dat het eventueel vormen van afzonderlijke verenigingen niet ter sprake hoefde te komen. Bovendien beoogden de initiatiefnemers niet alleen de behartiging van de vakbelangen, maar evenzeer de bevordering van het uitgeven en verspreiden van ‘goede’ lectuur, en daartoe moesten katholieke boekhandel en uitgeverij samenwerken. Na de Tweede Wereldoorlog uitte zich echter ook binnen ‘Sint Jan’ af en toe een tegenstelling tussen uitgevers en boekverkopers. Zo werd op de jaarvergadering van 20 april 1950 langdurig van gedachten gewisseld over een voorstel van de heer C. Aleven van Gooi & Sticht om twee secties binnen ‘Sint Jan’ te vormen, één van uitgevers en één van boekhandelaren. Tijdens de eerstvolgende bestuursvergadering werd hierover nagesproken en de juridisch adviseur E. Brongersma antwoordde aan Aleven, dat het bestuur de voor- en nadelen van een splitsing nog eens had overwogen, maar tot de conclusie was gekomen dat de nadelen en gevaren prevaleerden boven de voordelen: “Van een splitsing in een betrekkelijke kleine groep als de Vereniging Sint Jan zou eerder een toespitsen van de tegen1
Boek en zaak, 1(1958), nr. 1 (febr.), p. 16, rubriek ‘Gladaf’. 43
stellingen te duchten zijn en dit moet juist tot iedere prijs worden voorkomen”. Bovendien, zo werd gezegd, waren slechts weinig leden uitsluitend boekhandelaar of uitsluitend uitgever. Aleven legde zich bij het besluit van de bestuursleiding neer: “ten eerste omdat een overtuiging moet groeien en het niet zo gemakkelijk valt van een eenmaal ingenomen standpunt naar een andere zienswijze over te stappen en ten tweede, omdat ik de sfeer van Sint Jan een goede vind, welke sfeer gekweekt is door Uw bestuur; en daar U meent dat die sfeer door splitsing in secties gewijzigd zou worden, vind ik geen vrijheid hiertegen in te gaan.”1 Weliswaar kwam het dus nog niet tot een splitsing, maar vanaf 1948 had zich al een Kring Katholieke Uitgevers gevormd, die ter propaganda van hun uitgaven een tijdschriftje Uw boek verspreidden.2 Ook de boekverkopers verenigden zich in eigen groeperingen, de NV Alfa Boekhandel en de Venstercombinatie, waarbij zich in 1951 nog de Combinatie Boekenland voegde. In het begin van dit hoofdstuk is reeds ter sprake gebracht dat de benoeming van P. Bogaard in 1952 als voorzitter van ‘Sint Jan’ een koerswending betekende, waarbij het accent meer en meer kwam te liggen op de behartiging van de vakbelangen der leden. Daartoe achtte Bogaard het wenselijk dat ‘Sint Jan’ zich zou splitsen in twee afzonderlijke bonden van uitgevers en van boekverkopers. De mogelijke invoering van de Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisaties (pbo) in het economisch leven, waarover in het begin van de jaren vijftig veel werd gesproken, vormde een extra reden om tot een dergelijke splitsing te komen. In het eerste jaarverslag van Bogaard over 1952 werd er reeds op gewezen dat de maatschappelijke ontwikkeling in de richting van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie het boekenvak niet onberoerd zou laten en dat het noodzakelijk zou zijn deze ontwikkeling met open ogen te volgen om tijdig over te gaan tot die maatregelen welke de structuur van het boekenvak moet aanpassen aan de nieuwe omstandigheden. In 1954 stelde Bogaard de door hem gewenste splitsing binnen ‘Sint Jan’ aan de orde. Hij deed dat in eerste instantie op 14 juli tijdens een als ‘hearing’ aangeduide bijeenkomst in het Jaarbeursrestaurant te Utrecht. Daartoe waren naast het bestuur een tiental leden uitgenodigd. Die uitnodigingen waren persoonlijk en vertrouwelijk. Bogaard begon zijn toespraak met het verzoek de bijeenkomst als strikt vertrouwelijk te beschouwen en
1
Brief E. Brongersma aan C.M.J. Aleven, 15 mei 1950, en C.M.J. Aleven aan ‘Sint Jan’, 27 mei 1950, in: Archief Sint Jan, nr. 33. 2 De verslagen van de Kring Katholieke Uitgevers over de jaren 1948-1955, in: Arch. Sint Jan, nrs. 19-26. 44
er geen ruchtbaarheid aan te geven. Hij zette uiteen dat de vorming van bedrijfschappen en produktschappen niet tegen was te houden, “ongeacht of men deze gang van zaken toejuicht of verfoeit”. Daarom moet de vraag worden beantwoord of ‘Sint Jan’ buiten het organisatorische verband van het boekenvak mag blijven staan. De algemene Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels kan krachtens haar algemeen karakter geen aandacht besteden aan de specifiek katholieke en evenmin aan de protestants-christelijke belangen. Dat moet voor de katholieke zaak ‘Sint Jan’ doen, maar “zolang de structuur van ons vak blijft zoals ze nu is, zal ‘Sint Jan’ zich altijd bevinden in de positie van de jongeman die rozen wil kopen voor zijn meisje, maar het algehele beheer van zijn portemonnaie heeft toevertrouwd aan zijn medeminnaar”. Een reorganisatie is nodig, waarbij twee afzonderlijke katholieke bonden (uitgevers en boekverkopers) als volwaardige vakorganisaties binnen het economisch leven hun rol kunnen spelen. In een federatief verband zou met de algemene en eventueel protestants-christelijke bonden kunnen worden samengewerkt. Met het episcopaat was reeds overleg geweest en in een gesprek met de aartsbisschop-coadjutor mgr. Geerdinck was duidelijk geworden dat het episcopaat positief stond tegenover een dergelijke reorganisatie, mits voldoende katholieke vakgenoten een dergelijke stap steunen.1 In het debat dat volgde op de rede van Bogaard werden de bezwaren geuit. P. Coebergh meende dat de pbo nog ver in het verschiet lag en nog geen dringende reden vormde tot radicale veranderingen. Voor H. Teulings waren stappen om te komen tot federatieve samenwerking ongewenst, waar het in het boekenvak niet alleen om economische belangen, maar evenzeer ook om culturele belangen handelt. W. van Gent zou betreuren dat bij een eigen katholieke vakorganisatie de deelname van katholieken in de algemene instellingen zou vervallen. Hij hechtte aan deze ‘pacifieke penetratie’; misschien een wat langzame en moeilijke weg, maar over de resultaten ervan was hij niet ontevreden. Ook Teulings wees erop dat zeker binnen de Nederlandse Uitgevers Bond de confessionelen “volledig aan hun trekken” komen. Als praktisch punt tegen de reorganisatie werd door verschillende personen betwijfeld of er wel voldoende geschikte personen te vinden zouden zijn om functies te vervullen. Immers, zo stelde Coebergh: “onze ervaring is toch dat we in ons vak te weinig R.K. mensen vinden die bekwaam en bereid zijn functies te vervullen”. Bogaard repliceerde daarop: “Wat gedaan moet worden, moet gebeuren, ook al zal het althans aanvankelijk wel 1
Openingrede van P. Bogaard tijdens de hearing van het bestuur van Sint Jan, 14 juli 1954, in: Arch. Sint Jan, nr. 89. 46
eens wat primitief gebeuren”.1 In het jaarverslag over 1954 werd niet gerept over de hearing, maar het bevatte wel de zinsnede dat er een radicale situatieverandering met ingrijpende betekenis voor ‘Sint Jan’ op handen was. Meer dan in het verleden zullen de belangen behartigd moeten worden, “die meer in de vaktechnische, vakorganisatorische en economische sector liggen”. Tijdens de jaarvergadering op 28 april 1955 werd een commissie ingesteld die over de reorganisatie een rapport zou uitbrengen. Voor het voorzitterschap werd prof. dr A.A. Ariëns gevraagd. Als secretaris fungeerde J. van der Hoeven. Verder waren lid: mr. J.B. Laudy, W. van Rossum, P. Schoth en Paul Brand. Deze laatste nam de plaats in van H. Teulings, die ernstige bezwaren had tegen de reorganisatie en bovendien zich door het bestuur aangevallen voelde in zijn optreden binnen de Nederlandse Uitgevers Bond. In december 1955 publiceerde de commissie het dertig pagina’s tellende Rapport over de organisatie van de katholieke uitgevers en boekhandelaren. Een buitengewone algemene ledenvergadering werd belegd op 31 januari 1956 te Utrecht om het rapport te bespreken. Alle leden kregen het rapport toegestuurd en werden persoonlijk en per aangetekende brief op 9 januari opgeroepen te komen: “Met aandrang beveelt het bestuur u aan bijgaand rapport grondig te bestuderen en zo mogelijk met enkele andere leden te bespreken, opdat een vruchtbare discussie ter vergadering mogelijk zal zijn”.2 Op 24 januari werd nogmaals een brief aan 62 leden verstuurd die nog niet hadden geantwoord. In het rapport werden na een historisch overzicht de overwegingen uiteengezet om tot een reorganisatie te komen en een beschouwing gegeven over de wijze waarop samenwerking met andere organisaties in de bedrijfstak wenselijk zou zijn. De conclusie van het rapport luidde “dat een meer doelmatige organisatievorm behoort te worden gekozen en dat naar eigen verbanden van uitgevers en van boekhandelaren moet worden gestreefd”. Samenwerking tussen de beide groeperingen moet echter wel zoveel mogelijk worden behouden en daartoe stelde de reorganisatiecommissie voor te komen tot een overkoepelende ‘Sint Jan’: “een Vereniging van leden-verenigingen: van een zelfstandige vereniging van katholieke boekhandelaren, een zelfstandige vereniging van katholieke uitgevers en eventueel van andere katholieke verenigingen die hiervoor in aanmerking komen waarbij met name gedacht wordt aan de Nederlandse Katholieke Bond van Leesbibliotheekhouders.”3
1 2 3
Notulen van de hearing, 14 juli 1954, in: Arch. Sint Jan, nr. 89. Brief van ‘Sint Jan’ aan de leden, 9 jan. 1956, in: Arch. Sint Jan, nr. 101. Rapport over de organisatie van de katholieke uitgevers en boekhandelaren, 1955, p. 17. 47
Tijdens de buitengewone algemene ledenvergadering werd het rapport uitvoerig besproken en allereerst door de commissie toegelicht.1 Nadat aanvankelijk vooral tegenstanders het woord hadden gevoerd, kwam voorzitter Bogaard er duidelijk voor uit dat het bestuur geheel achter het rapport stond. Toen aan het einde van de vergadering het bestuursvoorstel om het rapport te aanvaarden ter stemming kwam, wees Bogaard nogmaals op het belang van de te nemen beslissing: “Men moet zich bewust zijn van de verantwoordelijkheid die men nu draagt. Wanneer over 25 jaar zou blijken dat een positieve beslissing juist is geweest, dan zal het niet prettig zijn te weten dat men tegen was”.2 Het was vooral door toedoen van Bogaard dat de aanvankelijke negatieve houding jegens het rapport veranderde in instemming. De conclusies van het rapport werden door de vergadering aanvaard met 60 stemmen voor en één tegen. Bogaard had zijn plan om te komen tot twee afzonderlijke bonden kunnen verwezenlijken. De dag na de vergadering schreef Gerard Verbiest hem een felicitatiebrief: “Dat ondanks aanvankelijke afwijzing van zo velen, tenslotte toch bijna eenstemmig met het voorstel werd accoord gegaan, is indrukwekkend en moet voor U, die in deze pionierswerk hebt verricht van historische betekenis, een grote voldoening zijn, mede wegens het algemeen vertrouwen in U, dat hier in ligt opgesloten. Ik verheug mij hierover en wens U hiermede van harte geluk.”3 Toen bij de oprichtingsvergadering van de ‘nieuwe’ Sint Jan op 25 oktober 1956 afscheid werd genomen van Bogaard, sprak W. van Gent namens de leden woorden van waardering. Hij zei niet goed te weten wat men het meest in Bogaard moet bewonderen; “zijn fabelachtige werkkracht, zijn grote overtuigingskracht of zijn breedheid van visie.” 4 De splitsing in twee bonden was door het bestuur al geheel voorbereid en aan het einde van de buitengewone algemene ledenvergadering werden de voorlopige besturen van de nieuw te vormen bonden gekozen. De definitieve oprichting van de bonden en de federatie kon doorgaan en de statuten worden opgesteld. ‘Sint Jan’ had gekozen voor verzuiling en dat was niet zo verwonderlijk. Het was slechts twee jaar geleden dat de bisschoppen in het mandement van 1954 de waarde van eigen katholieke organisaties nog eens sterk hadden benadrukt.
1
Een uitvoerig verslag van de vergadering verscheen in Boek en leven, 16(1956), nr. 3 (mei). In dit verslag werden geen namen genoemd: “Om het vertrouwelijk karakter der besprekingen ook voor de geschiedenis te handhaven zijn de namen van voor- en tegenstanders niet vermeld. Het gaat immers om standpunten, niet om personen.” 2 Notulen van de buitengewone algemene ledenvergadering, 31 jan. 1956, in: Arch. Sint Jan, nr. 13. 3 Brief van G. Verbiest aan P. Bogaard, 1 febr. 1956, in: Arch. Sint Jan, nr. 39. 4 Boek en leven, 16(1956), nr. 6 (nov.), p. 97. 48
iii (1956-1968) De Nederlandse Katholieke Boekverkopersbond en de Nederlandse Bond van Katholieke Uitgevers binnen de Federatie Sint Jan 1. De oprichting, bondsbesturen en bondsorganen Toen op de vergadering van 31 januari 1956 de beslissing was genomen om ‘Sint Jan’ te splitsen in de twee afzonderlijke bonden voor uitgevers en boekverkopers, moest in de daaropvolgende maanden de feitelijke oprichting van de bonden worden voorbereid. Veel papier werd daartoe gebruikt, getuige onder meer de opeenvolgende versies van de concept-statuten.1 Daaruit blijkt dat aanvankelijk werd overwogen om de organisaties tot verenigingen en niet tot bonden te maken, maar hiervan werd afgezien. De leden kregen de concept-begrotingen, -statuten en -reglementen toegestuurd. De boekverkopers verenigden zich in de Nederlandse Katholieke Boekverkopersbond (nkbb) en de uitgevers in de Nederlandse Bond van Katholieke Uitgevers (nbku). Mgr. J.P. Huibers, de bisschop van Haarlem, liet nog wel vragen waarom de boekverkopers zich niet in overeenstemming met de uitgevers wilden verenigen onder de naam van Bond van Katholieke Boekverkopers, maar het bestuur bleef bij de gekozen benaming van Katholieke Boekverkopersbond.2 Na de beslissing van de splitsing in twee bonden, was de vraag opgeworpen of de nieuwe bonden een patroonheilige zouden krijgen. Gerard Verbiest haastte zich na de vergadering van 31 januari Bogaard geluk te wensen en om hem Don Bosco voor te stellen als patroonheilige voor de katholieke uitgevers: “D.B. heeft zijn hele leven lang kosten noch moeite gespaard 1
Concept-statuten van de Federatie Sint Jan, de nbku en de nkbb, in: Archief Sint Jan, nr. 6-8 en in: Archief NKBB , nr. 1. 2 Arch. NKBB, nr. 1. 49
goede boeken te verspreiden: hij hielp ze in het licht komen en wel op alle gebieden en op allerlei manieren; door als auteur, als plannenmaker, als oprichter van drukkerijen (uitgeverijen) er voor te zorgen dat goede boeken en bladen inderdaad tot stand kwamen en in grote oplagen verspreid werden. Hij is in de ware zin de Apostel van het boek”. Bogaard antwoordde dat Don Bosco inderdaad een grote kans maakte. Hij voegde daaraan toe persoonlijk de voorkeur te geven “aan een Nederlandse heilige die hiervoor in aanmerking zou komen, maar ik geloof niet dat die er is”. 1 In het eerste concept van de statuten figureerde Don Bosco inderdaad als patroonheilige, maar uiteindelijk verdween hij van het toneel. Sint Jan bleef de overkoepelende patroonheilige voor het hele katholieke boekenvak. De oprichtingsvergadering van de nieuwe bonden was vastgesteld op 25 oktober. Op die dag werd eerst nog de laatste vergadering van het ‘oude’ Sint Jan gehouden, waarbij het voorstel tot ontbinding werd aanvaard. Die ontbinding zou echter pas plaatsvinden na het verkrijgen van de koninklijke goedkeuring van de twee nieuwe bonden. Daarna verdeelden de leden zich over twee afzonderlijke ruimtes voor de oprichtingsvergaderingen van de nkbb en de nbku. De boekverkopers kwamen bij elkaar onder leiding van de waarnemend voorzitter W. van Rossum. De belangrijkste punten op de agenda waren de goedkeuring door de leden van de statuten, van de reglementen en van de begroting voor 1957. Daarna werd overgegaan tot het kiezen van een voorzitter en andere bestuursleden. Na uitvoerige discussies werd besloten eerst vijf bestuursleden te kiezen en daaruit het bestuur samen te stellen. Met ruime meerderheid werden gekozen; W. van Gent, Th. Gianotten, M. Oomens, A. Pillot en P. Schoth. Van Gent verklaarde zich bereid voor één jaar het voorzitterschap op zich te nemen. Oomens werd vice-voorzitter en Gianotten penningmeester. J. van der Hoeven zou de eerste maanden als waarnemend secretaris fungeren. Aangezien de geestelijk adviseur van het ‘oude Sint Jan’, pastoor Van der Gaag meeging naar de nbku, werd voor de nkbb pater P.J. Cools msc bereid gevonden deze functie op zich te nemen. Cools – in de woorden van C.H. Winants een joviaal en energiek persoon – was goed thuis in de boekenwereld en aldaar op verschillende terreinen actief.2 Hij was mede-oprichter en bestuurslid van de Vereniging van Seminarie- en Kloosterbibliotheken (vskb), lid van de Rijkscommissie van Advies inzake het bibliotheekwezen, docent aan de opleiding voor bibliothecarissen en sedert 1967 bibliothecaris van de nieuw opgerichte Theologische 1
Brief van G. Verbiest aan P. Bogaard, 1 febr. 1956, en antwoord van P. Bogaard aan G. Verbiest, 13 febr. 1956, in: Arch. Sint Jan, nr. 39. 2 Mededeling van C.H. Winants aan de auteur (vraaggesprek, 7 april 1988). Vgl. ook In memoriam in: De Brug / Missionarissen van het Heilig Hart, 1973, maart. 50
Faculteit te Tilburg. Kritisch, ruimdenkend en met inachtneming van ieders persoonlijke verantwoordelijkheid heeft hij zijn adviseursfunctie inhoud gegeven. In de loop der jaren zouden de nodige bestuurswisselingen optreden. De voorzittershamer werd achtereenvolgens overgenomen door M. Oomens, W. van Gent, N. Louwers, W. van Rossum, C.H. Winants en W. Willems. In het beheer van de financiën was er meer stabiliteit: tot 1963 gebeurde dit door Th. Gianotten en daarna tot aan de opheffing door mevr. E. Creyghton-van de Weijer. De functie van secretaris werd slechts kort door Van der Hoeven vervuld. Vanaf 1 januari 1957 trad mr. R.J. Nelissen op als secretaris. Hij was evenals zijn opvolger, Th.M. Hazekamp tevens secretaris van de Nederlandse Katholieke Middenstandsbond. Nadat de nkbb nauw was gaan samenwerken met de nbb, werd het secretariaatswerk enkele jaren verricht door C.J. Steur, chef de bureau bij de algemene bond. In de laatste jaren was het tenslotte A. van Hezik die het secretariaat voerde van zowel de katholieke uitgevers- als boekverkopersbond. De nbku koos eveneens op 25 oktober 1956 zijn eerste bestuur: voorzitter F. Verbiest, vice-voorzitter J. Gianotten en penningmeester H. van Gent. Pastoor Van der Gaag was bereid het geestelijk adviseurschap van ‘Sint Jan’ voort te zetten en P. Gerth werd waarnemend secretaris. De functies van voorzitter, vice-voorzitter en penningmeester gingen in de bestaansperiode van de nbku éénmaal over in ander handen: in 1960 werd H.C. de Wit voorzitter, in 1965 K.J. Bekkers vice-voorzitter en in 1961 R.J.N.M. Westers penningmeester. Het secretariaat werd achtereenvolgens beheerd door J. Laudy, Th. Holland en vanaf 1959 door A.E.J. van Hezik. De twee bondsbesturen kwamen – elk afzonderlijk – frequent, meestal maandelijks bijeen. De vergaderingen van de overkoepelende federatie ‘Sint Jan’ waren minder frequent. Jaarlijks waren er afzonderlijke algemene ledenvergaderingen van de nbku en de nkbb. In de beginperiode van de twee bonden moesten er veel praktische zaken worden geregeld. Over de eerste bestuursvergadering van de nbku werd in het verslag geschreven: “Het was zo helemaal een dag van kleine zorgen en zorgjes, gelijk de baker aan de wieg van de boreling verricht”.1 Zo werd op deze eerste bestuursvergadering besloten aan Aldert Witte de opdracht te geven om het briefpapier voor de nieuwe bond te ontwerpen. De vergaderingen werden altijd besloten met een diner en dat was niet het onbelangrijkste onderdeel van de dag. In de woorden van secretaris Van Hezik: “Ze [de nbku] zochten een goede keuken en daar werd een zaaltje bij besproken”.2 1 2
Kort geboekstaafd, 1(1957), nr. 1 (april). Mededeling van A.E.J. van Hezik aan de auteur (vraaggesprek 24 maart 1988). 52
In 1956 telde ‘Sint Jan’ in totaal 140 leden, waarvan 91 leden boekverkoper waren, 28 uitgever en 21 als van oudsher de beide activiteiten uitoefenden. 1 Na de oprichting van de twee bonden groeide het aantal leden van de nkbb tot 160 en van de nbku tot 50 in 1961. Op dat ogenblik waren ongeveer 90 katholieke boekverkopers en 12 katholieke uitgevers geen lid van de twee confessionele bonden.2 Met name het bestuur van de boekverkopersbond beschouwde de ledenwerving als een belangrijk punt. Als uitgangspunt bij de ledenwerving werd niet langer het begrip ‘katholieke boekhandel’ gehanteerd, maar het ging er om alle ‘katholieke boekhandelaren’ te verenigen.3 Toen dan ook de Vereeniging ter bevordering van de belangen des boekhandels de boekenafdelingen van het roomsgezinde warenhuis Vroom & Dreesmann als officiële boekhandelaren erkende (19591960), werden door de nkbb alle V&D-directeuren aangeschreven met de vraag om lid te worden.4 De Katholieke Boekverkopers Bond stelde een contributieheffing in, waarbij de omzet de hoogte van de contributie bepaalde. Deze kon oplopen van ƒ 20 bij een jaarlijkse omzet van minder dan ƒ 50.000 tot ƒ 200 bij een omzet van meer dan ƒ 175.000. Deze nieuwe berekeningswijze leverde nogal wat strubbelingen en enkele opzeggingen op. J. Kessels van de boekwinkel Van Piere uit Eindhoven schreef op 22 januari 1958 aan het nkbbbestuur, dat hij zijn met ƒ 75 gulden verhoogde contributie zou overmaken, maar hij voegde daaraan toe: “De priesterlijke aanmaning bij zijn bezoek ontvangen van Pater Cools, is hieraan niet vreemd. (...) Hoeveel maanden moeten wij werken voor contributie- en belastingbetaling? En de grote vraag waar het om gaat, heeft het allemaal zin, om daarvoor zoveel geld te spenderen? Heeft het zin, de meeste (bijna alle) problemen door Katholieke en neutrale instanties gelijktijdig te doen geschieden? Economisch blijkt het niet te zijn. Ik behoor helaas (?) tot de categorie die dit betwijfelen.”5 Ondanks deze kritische woorden zou Kessels tot aan de opheffing trouw lid blijven. Met de opheffing van ‘Sint Jan’ als bond van boekverkopers én uitgevers was in november 1956 ook het laatste nummer van het orgaan Boek en leven verschenen. De uitgevers voelden weldra behoefte aan een nieuw orgaan en 1
Arch. Sint Jan, nr. 92. Cijfers ontleend aan W.J.M. van Gent, Monopolie of verscheidenheid? Positie en taak der katholieke vakgenoten in het geheel van de organisatie van het boekenbedrijf (Den Haag 1961), p. 6. 3 W. van Gent op de eerste jaarvergadering van de nkbb; vgl. Mededelingen / Nederlandse Katholieke Boekverkopersbond, nr. 3 (6 juni 1957), p. 2. 4 Arch. NKBB, nr. 30. 5 Arch. NKBB, nr. 25. 2
53
in april 1957 verscheen het eerste nummer van Kort geboekstaafd. In de inleidende tekst schreef de redactie dat de voornaamste bedoeling van het tijdschrift was: “het boekstaven van alles wat voor leden en bond van zodanig belang is dat het een beter conserveringsmiddel dan de vluchtige circulaire verdient. Gij wordt dus verondersteld dit blad niet slechts te lezen (wat al een heel ding is), maar ook nog te bewaren.” Er was geprobeerd, zo werd vervolgd, om samen met de nkbb Boek en leven voort te zetten, maar dat idee bleek bij de boekverkopers geen bijval te vinden. De nkbb besloot in eerste instantie een gestencild mededelingenblad uit te geven, waarvan in totaal vijf nummers zijn verschenen.1 In februari 1958 verscheen echter het eerste nummer van het nieuwe bondsorgaan, dat de titel kreeg Boek en zaak. Daarin werd de keuze van de titel als volgt gemotiveerd: “Voorop staat het Boek, hetgeen voor ons in de eerste plaats zorg voor het katholieke boek betekent. Voorzover dit uit ideële motieven geschiedt, wordt onze handel en wandel steeds minder door verbod of voorbehoud bepaald, doch ligt de nadruk op het positieve aanprijzen in een sfeer van geestelijke vrijheid en volstrekte verdraagzaamheid. Maar zelfs wanneer wij in het eigen katholieke kamp voor onze vakbelangen optreden, moeten wij ons wel bewust zijn dàn alleen aanspraak op de goede zaak te mogen maken, wanneer ons bedrijf zakelijk goed geleid is. Boek en zaak is nu eenmaal een zakelijke handel in boeken.” Binnen vijf jaar zou het laatste nummer verschijnen, waarin een terugblik werd gegeven op het bestaan van het blad: “De kleine groep die er aan dokterde in een vrijgevochten kwartiertje was zelf overbelast met organisatorische kwesties, die steeds ingewikkelder werden naarmate de bewustwording van een eigen leven, van eigen zelfstandigheid groeide.”2 Vanaf juli 1962 functioneerde de nkbb als sectie binnen de algemene bond van boekverkopers, de nbb, en de katholieke boekverkopers kregen beschikking over hun eigen pagina’s in het algemene blad de Boekverkoper.
2. Samenwerking van nkbb met nbb De splitsing van ‘Sint Jan’ in twee afzonderlijke bonden had bovenal ten doel gehad om te komen tot duidelijkere vakorganisaties. Een aantal leden bleef zich hiertegen verzetten en op jaarvergadering van de nkbb op 28
1 2
Bewaard in Arch. NKBB, nr. 91. ‘De laatste ronde ...’, in: Boek en zaak, 1962, ongen. [mei/juni], p. 5. 54
april 1958 herhaalde voorzitter Oomens nog eens dat de leden van de nkbb moesten beseffen “dat zij leden zijn van een vakorganisatie, die evenals iedere andere vakorganisatie dus tot taak heeft de vakbelangen te behartigen”.1 Als vakorganisaties kwamen zowel katholieke boekverkopers en uitgevers, verenigd in nkbb en nbku meer dan voorheen te staan tegenover de algemene bonden, respectievelijk de Nederlandse Boekverkopersbond (nbb) en de Koninklijke Nederlandse Uitgevers Bond (knub). Van meet af aan speelde binnen de twee katholieke bonden het probleem van erkenning door de algemene bonden als volwaardige gesprekspartner en vervolgens van de wijze waarop samenwerking zou kunnen plaatsvinden. De nkbb en de nbku gingen hierin elk hun eigen weg. De katholieke boekverkopers kwamen aanvankelijk in heviger botsing met de nbb dan de katholieke uitgevers met de knub, maar na het conflict kwam het sneller tot een samengaan tussen nkbb en nbb dan tussen nbku en knub. Met name de katholieke boekverkopers voelden zich strijdvaardig en zelfbewust. Op hun eerste jaarvergadering op 29 april 1957 in Utrecht zei de voorzitter W. van Gent: “In October 1956 hebben wij gekozen voor de verzuiling. Dit was en is noodzakelijk (...) wij zijn te irenisch geweest, wij worden toch nooit als katholieken bemind”.2 Toen vijf jaar later de nkbb als sectie opging in de nbb werd in strijdbare woorden teruggeblikt: “In de geschiedenis van de Katholieke boekhandel is misschien wel nooit met zo’n élan en strijdlust en zo bitter hard gevochten voor (...) autonomie en voor de rechten van de katholieken in de organisatie van de grote Vereeniging [ter bevordering van de belangen des boekhandels]. (...) Het slagveld waarop soms met felle wapens gestreden werd, is leeg en verlaten. Op een nieuw, schoon omheind veld kunnen nieuwe toernooien beginnen.”3 De sectievorming van de katholieke bond binnen de nbb was het resultaat van veel vergaderen en veel overleg.4 Het eerste nummer van Boek en zaak berichtte dat op 30 dec. 1957 de eerste bijeenkomst had plaatsgevonden met een delegatie van het bestuur van de nbb. Het had in de bedoeling gelegen eens in de drie maanden een dergelijk bespreking te houden, maar het gesprek was moeizaam geweest: “Gezien het verloop van voorgenoemde bespreking moet er echter aan getwijfeld worden of een voortzetting van dit contact in de toekomst reden van bestaan heeft”.5 Volgens de 1
Vgl. Boek en zaak, 1(1958/59), nr. 3/4, p. 26. Mededelingen / Nederlandse Katholieke Boekverkopersbond, nr. 3 (6 juni 1957), p.2. 3 ‘De laatste ronde ...’, in: Boek en zaak, 1962, ongen.[mei/juni], p. 5-6. 4 Schriftelijke neerslag van alle vergaderingen in: Arch. NKBB, nrs. 111-120: Stukken betreffende de samenwerking met de nbb, 1957-1964. 5 Boek en zaak, 1(1958/59), nr. 1, p. 3. 2
55
nbb was er op korte termijn geen reden te spreken over organisatorische samenwerking. De zogenaamde ‘kruidenierskwestie’ zou echter voor een zekere stroomversnelling in de ontwikkelingen zorgen. In de jaren vijftig had de uitgave van het pocketboek een grote vlucht genomen. Deze niet gebonden, in grote oplage gedrukte uitgaven van klein formaat, die meestal in reeksverband verschenen, waren een belangrijk onderdeel van het winkelassortiment geworden. De relatief goedkope pockets brachten tevens nieuwe kopers in de winkel. In de woorden van Oomens: “Pocketboeken worden veel gekocht door dames: huisvrouwen en anderen (...). Er zijn er velen, die door het pocketboek de weg naar de boekhandel hebben gevonden”.1 Voor de boekverkopers dreigde er echter concurrentie, doordat ook niet-erkende zaken ertoe overgingen om pockets te verkopen. In het najaar van 1958 legde uitgeverij de Bron contacten met kruideniers en kruideniersorganisaties over de verkoop van een door haar uitgegeven serie pocketboeken. Dit leidde tot de ‘kruidenierskwestie’. Voorzitter Oomens trok onmiddellijk fel van leer in het bondsorgaan Boek en zaak. Voor hem missen de kruideniers de benodigde literaire scholing om verantwoord boeken te verkopen: “Laat de kruidenier haarfijn het verschil weten tussen Knorr- en Royco-soepen, maar laat het aan de boekhandelaar over om te praten over de werken van Shaw en Dostojewski”. Oomens wees ook op het gevaar dat als eenmaal het pocketboek bij de kruidenier te koop is, de kookboeken, boeken over dranken, dieetboeken etc. zullen volgen.2 In het volgende nummer van Boek en zaak werd zelfs in de vorm van Sinterklaasgedichten kritiek op de kruideniers geuit: “Volgens de schoolmeester: Een kruidenier is iemand, / Die bang is voor niemand. Met het grootste plezier, / Verkoopt hij pockets en bier. Vrij naar Joost van den Vondel: Ai siet de cruydenieren / Al in de schoone consten mieren, Sij trachten ’t Boeckhuys te ontlopen, / Door self de pockets te vercoopen. De moderne dichter: Goed boek / Mooi boek / Pracht boek / Dik boek / Pocketboek Waar / Daar / Hier / Bij de kruidenier.”3
1 2 3
Boek en zaak, 1(1958/59), nr. 3/4. Ibidem. Boek en zaak, 1(1958/59), nr. 5/6 (jan. 1959). 56
De kruidenierskwestie bracht de katholieke en de algemene bond tot gemeenschappelijk handelen. Het overleg tussen nbb en nkbb resulteerde in een poging om snel te komen tot een vestigingsbesluit, waardoor krachtens de Vestigingswet Bedrijven 1954 het voortaan verboden zou zijn zonder vergunning van de Sociaal-Economische Raad boeken te verkopen (met uitzondering van enkele categorieën, zoals antiquarische boeken, bijbels, psalm- en gebedenboeken, boeken bestemd voor peuters en kleuters). In afwachting van de afkondiging van het Vestigingsbesluit werd op 28 november 1958 door het Ministerie van Economische Zaken een Vestigingsbeschikking uitgevaardigd, waardoor de tot dusver heersende situatie als bindend werd verklaard. Daarmee moest worden voorkomen dat zich nog snel nieuwe handelaars in de branche zouden vestigen en zich daarmee ‘historische’ rechten zouden verwerven. De actie van nbb en nkbb verliep geheel buiten medeweten van de Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels en van de knub, die bij het Ministerie protesteerden tegen de gang van zaken. Daarop werd een Commissie Vestigingsbeschikking ingesteld onder voorzitterschap van R.E.M. van den Brink. nkbb en nkbu waren in eerste instantie niet tot deelname uitgenodigd, maar na protest van katholieke zijde werden zij en de protestantse collegae gevraagd afgevaardigden voor de commissie te benoemen. Uiteindelijk liepen alle inspanningen om te komen tot een Vestigingsbesluit op niets uit: op 22 maart 1960 verklaarde de Hoge Raad der Nederlanden op grond van artikel 7 van de Grondwet (“Niemand heeft voorafgaand verlof nodig, om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid voor de wet”) de Vestigingsbeschikking Boekverkopersbedrijf van november 1958 onverbindend. De Commissie Vestigingsbeschikking werd omgedoopt in Commissie Contact Overheid, waarin het overleg met het Ministerie van Economische Zaken werd gecontinueerd. De katholieke bonden van boekverkopers en uitgevers waren nu weliswaar tijdelijk door de overheid en de algemene bonden aanvaard als gesprekspartners, maar binnen de Vereeniging [ter bevordering van de belangen des boekhandels] was er nog geen plaats om de katholieke bonden te laten deelnemen in de besluitvorming. De Vereeniging nam in 1959 het initiatief tot het instellen van een Structuurcommissie die tot taak kreeg de positie van de confessionele bonden in de Vereeniging te regelen. Op aandringen van de katholieke bonden werd de taakstelling verruimd tot het herzien van de gehele organisatiestructuur van het boekenvak. W.J.M. van Gent en R.J. Nelissen vertegenwoordigden de nkbb in deze commissie; de nbku stuurde F.J.M. Verbiest en A.E.J. van Hezik. Deze commissie kwam tot geen enkel resultaat. 58
De strijdvaardigheid van de katholieke boekverkopers bracht hen inmiddels tot een eenzijdig optreden: op een buitengewone ledenvergadering van de nkbb op 24 september 1959 deelden de bestuursleden mee dat zij hun lidmaatschap van de nbb hadden opgezegd en zij adviseerden de leden dringend hun voorbeeld te volgen. Omstandig legde waarnemend voorzitter Van Gent de beweegredenen uit. Hij recapituleerde alle pogingen van de nkbb om door de nbb als gelijkwaardige vakorganisatie te worden aanvaard: “Onze conclusie is, dat wij na twee en een half jaar praten en onderhandelen in wezen geen stap vooruit zijn gekomen. (...) Welnu als woorden falen, moet de taal der feiten spreken. Als onderhandelingen vastlopen is het tijd voor de verlossende daad. Uittreden uit de nbb op dit moment schept een duidelijke en klare situatie (...). Wij moeten duidelijk maken, dat het ons ernst is als groep op te treden en dat wij een volwaardige vakorganisatie willen zijn.”1 Het besluit om uit de nbb te treden was mede ingegeven door de afwijzende houding van de nbb om tegen een hogere prijs de boekenbon ook ter beschikking te stellen aan de nkbb-leden die geen lid waren van de algemene bond. De nkbb gingen een eigen boekenbon uitgeven. Tijdens de jaarvergadering op 25 april 1960 kon Van Gent meedelen, dat de meerderheid van de ‘dubbelgeorganiseerden’ (leden van nbb en van nkbb) het bestuursadvies hadden opgevolgd en uit de nbb waren getreden. Slechts vijftien procent van de nkbb-leden was lid gebleven van de algemene bond. Uit hun midden heeft zich een Commissie van Goede Diensten (onder voorzitterschap van H.J.M. Nelissen) gevormd die wil meehelpen om beide partijen tot elkaar te brengen. De nkbb streefde ernaar om als autonome vakbond tegelijkertijd een sectie te vormen binnen de nbb. De voorzitter van de nbb, H.W. Blok, bleef bij zijn eerder uitgesproken mening dat een federatief verband tussen beide bonden uitgesloten was. Hij bood nu echter wel uitzicht op de mogelijkheid van secties binnen de nbb. De algemene vergadering van de nbb ging ermee accoord dat het plan van secties binnen de bond verder zou worden uitgewerkt. Daartoe werden nieuwe statuten en een nieuw huishoudelijk reglement in overleg met de zojuist genoemde Commissie van Goede Diensten ontworpen. Volgens artikel 16 van de nieuwe statuten konden tenminste vijftig leden zich op levensbeschouwelijke grondslag organiseren en een sectie binnen de Bond vormen. Een dergelijke sectie kreeg het recht zich te onthouden van medewerking aan de uitvoering van nbb-besluiten, indien deze in strijd waren met de op levensbeschouwelijke grondslag gefundeerde overtuiging van de 1
W. van Gent, ‘Openingsrede’ [op de buitengewone ledenvergadering van de nkbb, 24 sept. 1959], in: Boek en zaak, 2(1959), nr. 5 (okt.), p. 10. 59
leden van de sectie. In dat geval kon de sectie eigen activiteiten op het omstreden terrein ontplooien. Zowel binnen de nbb als de nkbb was er oppositie tegen het plan van de sectievorming, omdat het al te zeer de verzuiling zou voortzetten in een tijd waarin de Sint Willibrord Vereniging duidelijk pleitte voor openheid naar buiten.1 In de brochure Monopolie of verscheidenheid? verweerde W. van Gent zich echter tegen de katholieke intellectuelen voor wie verzuilde organisaties een historisch relict waren geworden “juist in kringen van katholieke uitgevers en boekverkopers – deze half-intellectuelen, die evenals de journalisten, als bemiddelaars fungeren tussen de wereld van de geest en die van produktie en commercie”.2 Voor Van Gent stonden katholieke uitgevers en boekverkopers nog in het prille begin van verwerving van een zekere machtspositie binnen de organisatie van hun bedrijfsleven en was het derhalve nog te vroeg om het idee van eigen organisatie op te geven. De voorstanders van sectievorming waren binnen de nkbb en binnen de nbb in de meerderheid. De besprekingen tussen beide partijen namen wel de nodige tijd in beslag, “vooreerst omdat – in de woorden van Van Gent – niet in alle onderdelen onmiddellijk overeenstemming kon worden bereikt, vervolgens omdat ons bestuur een begrijpelijke periode van aarzeling, twijfel en gewetenskwelling moest doormaken, voordat het zijn definitief besluit kon nemen”.3 Na veel vergaderen en overleg trad op 1 juli 1962 de overeenkomst tussen nbb en nkbb in werking. De nkbb werd een afzonderlijke sectie binnen de nbb, maar het laatste nummer van Boek en zaak zette nog eens uiteen dat de katholieke bond een zelfstandige autonome vakorganisatie bleef met eigen rechtspersoonlijkheid en zelfstandig optreden, met eigen ledenballotage en eigen financiën. De nkbb verplichtte zich echter “steeds vooraf overleg te plegen met de nbb, haar werk zoveel als mogelijk is te coördineren met en zelfs eventueel op te doen gaan in het werk van de nbb teneinde een zo efficiënt en eensgezind mogelijke werking te verkrijgen”.4 De uitgetreden nkbb-leden keerden weer terug bij de nbb, de katholieke boekenbon werd afgeschaft en zoals reeds werd gezegd, het bondsorgaan Boek en zaak verdween. De nkbb kreeg ruimte toebedeeld in het nbb-bondsblad de Boekverkoper.
1
Vgl. de reactie van de nkbb op het rapport Openheid en geslotenheid van de katholieken in Nederland van de Sint Willibrord Vereniging in: Boek en zaak, 1(1958/59), nr. 2 (april 1958), ‘Groepsvorming en openheid’. 2 W.J.M. van Gent, Monopolie of verscheidenheid, p. 17. 3 W. van Gent, ‘Autonomie en samenwerking’, in: Boek en zaak, 4(1961), nr. 5, p. 3. 4 Th.M. Hazekamp, ‘Samenwerking met en binnen de Ned. Boekverkopersbond een feit’, in: Boek en zaak, 1962, ongen. [mei/juni], p. 3. 60
Onder leiding van P. Bogaard had ‘Sint Jan’ in 1956 het besluit genomen tot splitsing in twee bonden; onder aanvoering van W. van Gent had de nkbb zijn nieuwe positie verworven. De geestelijk adviseur pater Cools schreef in het laatste nummer van Boek en zaak bij het afscheidswoord voor de scheidende voorzitter, dat hij Van Gent had meegemaakt “vol ijver voor en gebeten op het recht zichzelf te zijn, maar evenzeer vervuld van gedachten des vredes om te komen tot een gemeenschap van vele gedifferentieerden”.1 Van Gent zelf nam op de algemene ledenvergadering van 26 april 1962 als volgt afscheid als voorzitter: “Nu ik u als Mozes uit Egypte geleid heb, ga ik in het zicht van het beloofde land langs de weg zitten”.2 In een interview gehouden met Lodewijk Winkeler in 1985 keek Van Gent met de nodige distantie terug op het uittreden van de nkbb-leden uit de nbb: “Het was een drukmiddel om meer invloed te krijgen. Na een paar jaar hebben we dus een compromis gesloten dat er altijd enkele katholieken in het bestuur [van de nbb] zouden komen (...) Ik vond het een soort van oorlogsspelletje. Ik heb zelfs op een gegeven moment (...) Suhard geciteerd: de groep zal de groep kerstenen. Maar ik voelde het zelf als een beetje demagogie aan. Aan de ene kant dacht ik: dat is allemaal onzin, dat is niet meer zo, dat is niet meer van onzen tijd hè? En van de ander kant vond ik het wel een leuk politiek spelletje, vooral om invloed te krijgen. Het was toch (...) een verlate emancipatiestrijd.”3
3. Samenwerking van nbku met knub Op 29 april 1957 hield de nbku zijn eerste algemene ledenvergadering. Voorzitter F. Verbiest sprak in zijn openingsrede over die dag als “een mijlpaal in de geschiedenis van het Nederlandse boekwezen: Voor het eerst zijn de katholieke uitgevers van Nederland in georganiseerd verband bijeen om vrij en autonoom hun beleid uit te stippelen en hun specifieke uitgeversbelangen te behartigen”.4 De katholieke uitgevers hadden weliswaar hun autonomie verworven, maar dat betekende niet dat zij zich afzijdig wilden houden van samenwerking met hun andersdenkende vakgenoten. Zo vond er op 27 september 1957 een bespreking plaats tussen enerzijds de algemene bond, de Koninklijke Nederlandse Uitgevers Bond, en anderzijds de nkbu en de Vereniging van Christelijke Uitgevers, gewijd aan de plaats 1
P.J. Cools msc, ‘Voorzitter W.J.M. van Gent’, in: Boek en zaak, 1962, ongen. [mei/juni], p. 2. 2 Kort geboekstaafd, 6(1962), nr. 2 (juni), p. 20. 3 Mededeling van W. van Gent aan L. Winkeler (vraaggesprek 17 sept. 1985). 4 Arch. NBKU, nr. 4. 61
van de confessionele uitgever in de bedrijfstak.1 Enkele maanden later, op 20 december 1957 werd er een ‘agreement’ gesloten tussen de knub en de nbku betreffende het overleg over kandidaten voor de bestuursfuncties in de verschillende besturen en commissies van de algemene vakorganisaties. Tot nu toe hadden enkele katholieke vakgenoten (Paul Brand jr, P.J.L. Creyghton en P.G.M. Coebergh) incidenteel een bestuursfunctie bekleed, maar de nbku streefde er thans naar dat op een structurelere wijze aan katholieken functies zouden worden toegewezen. In het jaarverslag over 1958 van de nbku moest echter worden gezegd dat dit ‘agreement’ niet de gewenste resultaten had opgeleverd. De toegezegde zetel was niet beschikbaar gesteld en bovendien was de ‘geest’ van het ‘agreement’ “al te lichtvaardig gebruikt om initiatieven onzerzijds als ongeoorloofd te brandmerken”. Het eerste resultaat van het kandidaten-‘agreement’ was de benoeming van A.H. Bloemsma per 1 januari 1959 in twee commissies van de Vereeniging: de Commissie voor het Leesbibliotheekbedrijf en in de Commissie van Bijstand, maar in de belangrijkste colleges van de Vereeniging ontbrak nog steeds een katholieke uitgever. Wel sprak het jaarverslag over de verwachting dat de wederzijdse verhouding geleidelijk in een milder klimaat zou komen.2 De Structuurcommissie die, zoals hierboven reeds werd vermeld, in 1959 was opgericht om de gehele structuur van het boekenvak onder de loupe te nemen, kon tot geen enkel concreet resultaat komen. Vanuit de nbku werd eind 1960 de Commissie Samenwerkingsvormen opgericht. Deze studiecommissie moest advies uitbrengen over het structuurvraagstuk in de bedrijfstak en met name zich beraden over de voorstellen van de knub om te komen tot een sectie van katholiek uitgevers binnen de algemene bond. Deze Commissie Samenwerkingsvormen bestond uit de heren prof.dr. A.A. Ariëns, mr. R.B. van de Biggelaar, P.H. Bogaard, drs. R.E.M. van de Brink, drs. H.A.M. Elsen, mr. R.J. Nelissen en F.J.M. Verbiest. De bondssecretaris drs. A.E.J. van Hezik werd als rapporteur aan de commissie toegevoegd. Op de algemene vergadering van de nbku van 26 april 1962 werd het rapport van de Commissie Samenwerkingsvormen besproken. Inmiddels had de knub haar statuten gewijzigd, waardoor de mogelijkheid was gecreëerd om te komen tot secties op levensbeschouwelijke grondslag binnen de algemene bond. Voor de nbku was de taakomschrijving van de secties veel te beperkt en hij wilde dan ook geen medewerking verlenen aan de oprichting van een katholieke sectie. De leden werd ontraden mee te werken aan de totstandkoming van een dergelijke R.K. sectie binnen de knub. 1 2
Kort geboekstaafd, 1(1957), nr. 3 (okt.), p. 32. Verslag over 1958, in: Kort geboekstaafd, 1959, p. 5. 62
In het verslag van de nbku-vergadering van 26 april werd opgemerkt: “Niemand in de vergadering heeft enig punt kunnen ontdekken waarin de oprichting van een sectie iets zou toevoegen aan de bescheiden rol die de katholieken in het vak reeds is toebedeeld”.1 Geconcludeerd werd dan ook dat de nbku zou moeten voortgaan op de wijze zoals zij dat de laatste vijf jaren had gedaan, tot het ogenblik waarop een bevredigende regeling van samenwerking tussen knub en nbku zou zijn gevonden. In het jaarverslag over 1963 was te lezen dat er slechts informeel en incidenteel contact met het bestuur van de knub was geweest en ook in het verslagjaar 1964 was er blijkens de woorden van voorzitter De Wit op de nbku-vergadering van 18 mei 1965 geen samenwerking geweest: “Dit jaar meer nog dan in vorige jaren zijn wij in stilzwijgen aan elkaar voorbij gegaan”.2 In 1965 en 1966 was er weer enig overleg met de knub in verband met besprekingen op het Ministerie van Economische Zaken over de boekenprijzen en op de algemene ledenvergadering van 1966 pleitte De Wit voor samenwerking van alle uitgevers. Daaraan voegde hij toe dat de nbku bereid was tot samenwerking, “maar zolang hiermede geen resultaten bereikt zijn, zullen wij ons ook dit jaar bezig houden met alles wat van een vakorganisatie gevraagd kan worden en in het bijzonder met het voorlichting geven op het gebied van de sociale wetgeving, het ontwerpen van leveringsvoorwaarden van uitgevers, het onderzoeken van de mogelijkheid een collectieve credietverzekering af te sluiten bij uitbreiding van het aantal verkooppunten, enz. enz.”.3 In 1967 groeide binnen de knub en de nbku langzaam de bereidheid tot samenwerking. Het jaarverslag van de nbku over 1967 formuleerde behoedzaam: “Op het einde van het verslagjaar werden plannen gemaakt om het overleg over nauwe samenwerking [met de knub] officieel te openen”.4 Op de in december 1967 te Delft gehouden ‘najaarsledenvergadering’ had voorzitter De Wit gewezen op de uitermate dringende noodzaak van structuurherziening in de algehele organisatorische opzet van het boekenvak. Hij drukte zijn spijt uit over de uit de constellatie tot nu toe voortspruitende splitsing. Allerlei activiteiten die gebundeld zouden kunnen worden, geschiedden nog gescheiden, met veel verspilling van mankracht. Als voorbeelden van punten waarop samenwerking met de knub urgent is, noemde hij onder meer de belasting toegevoegde waarde, de auteurswet en de Col-
1
‘De sectievoorstellen van de K.N.U.B.’, in: Kort geboekstaafd, 6(1962), nr. 3 (sept.), p.
14. 2 3 4
Vgl. Kort geboekstaafd, 9(1965), nr. 3 (juni), p. 6. Vgl. Kort geboekstaafd, 10(1966), nr. 3 (juni), p. 7. Vgl. Kort geboekstaafd, 12(1968), nr. 3 (juni), p. 15. 63
lectieve Arbeids Overeenkomsten.1 Op 23 januari 1968 vond er overleg plaats met de knub over de integratie. Op 18 april werd besloten de ledenvergadering uit te stellen totdat het overleg met de knub in een verder stadium gevorderd zou zijn. Belangrijk was de bestuursvergadering op 30 mei 1968, waarop werd besloten dat het wenselijk zou zijn dat de knub voortaan de uitgevers-vakbelangen voor alle uitgevers zou behartigen, dus ook voor de leden van de nbku. Een complete integratie zoals die had plaatsgevonden tussen nkbb en nbb werd niet haalbaar geacht. In het bestuursvoorstel kregen de leden van de nkbu het advies lid te worden van de knub en dan eventueel ook van de R.K. sectie van de knub, indien daartoe een aanvaardbare regeling voor kon worden getroffen. De nbku zou dan als rechtspersoon worden gehandhaafd, maar met beperkte doeleinden. 2 Op 28 oktober 1968 vond in hotel Heidepark te Bilthoven de jaarvergadering plaats, waarop het bestuursvoorstel om tot nauwe samenwerking met de knub te komen werd goedgekeurd. Tijdens de vergadering zette voorzitter De Wit uiteen dat de veranderingen binnen de knub, met name de grondige herziening van de contributieregeling, het mogelijk maken om de zelfstandig gerichte activiteiten van de nbku voortaan voor een groot deel samen te bundelen met die van andere organisaties. Aan het bestuur van de knub werd een brief verstuurd waarin werd meegedeeld dat de nbku alle vakorganisatorische aangelegenheden van technische of economische aard voortaan via de knub zou doen geschieden en dat de leden het advies hadden gekregen om lid te worden van de knub. De nbku zou blijven bestaan als een ‘bezinningsverbond’ voor gerichte propagandistische werkzaamheden. De contributie voor de nbku zou drastisch worden verlaagd en het eigen orgaan Kort geboekstaafd worden stopgezet. In het decembernummer van de 12e jaargang van 1968 konden de genomen besluiten nog worden meegedeeld, maar dat was dan tevens het allerlaatste nummer. Nadat in 1962 de katholieke boekverkopers waren geïntegreerd met de algemene boekverkopersbond, ging per 1 januari 1969 de bond van de katholieke uitgevers een sluimerend bestaan leiden.
4. Behartiging van de belangen der leden Nadat hierboven is verhaald hoe de nkbb en de nbku in de jaren zestig zijn geïntegreerd in de algemene bonden, zal in de volgende paragrafen het specifieke werk van de twee katholieke bonden ter sprake komen: de belan1 2
Vgl. Kort geboekstaafd, 11(1967), nr. 6. Arch. NBKU, nr. 19: notulen bestuursvergadering 30 mei 1968. 64
genbehartiging van de leden en de propaganda van het katholieke boek. Zoals gezegd, de splitsing in 1956 in de twee afzonderlijke bonden van boekverkopers en uitgevers kwam mede voort uit de behoefte om meer dan voorheen te komen tot duidelijkere vakorganisaties. Hieruit vloeide voort dat de twee bonden aansluiting zochten tot de overkoepelende organisaties voor de katholieke vakorganisaties: de boekverkopers bij de nrkm, de Nederlandse R.K. Middenstandsbond, en de uitgevers, die zich niet als middenstanders wensten te beschouwen, bij de kvwv, het Katholiek Verbond van Werkgeversvakverenigingen. Op de eerste ledenvergadering van de nkbb zette voorzitter Van Gent uiteen waarom de bond zich bij de nrkm aansloot: “Dit heeft tot gevolg een mededelen in de belangenbehartiging op hoog niveau; bovendien kan indien nodig of gewenst een beroep gedaan worden op de vertegenwoordigers van deze centrale in de diverse overheids-, en semi-overheidsinstanties en in de organen der publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties.” De nkbb-secretarissen Nelissen en Hazekamp waren beiden functionarissen van het nrkm en het secretariaat was daarmee ook gevestigd in het nrkm-gebouw. Voor de uitgevers werd in het eerste nummer van Kort geboekstaafd uiteengezet wat de praktische voordelen waren van aansluiting bij de kvwv. De nbku kon voortaan de service van de kvwv-afdelingen benutten “voor algemene economische zaken, pensioen- en spaarfondsen, personeelsbeleid, public relations, loontechniek, publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie, fiscale zaken, buitenlandse zaken, juridische zaken en sociale verzekeringen”.1 Voor de algemene financiële en economische belangenbehartiging van hun leden konden de beide bonden een beroep doen op de expertise van de overkoepelende organisaties. Daarnaast bleef er een breed scala van specifieke boekverkopers- en uitgeversbelangen, ter behartiging waarvan de besturen van nkbb en nbku zich inzetten. De katholieke boekverkopersbond was altijd attent op concurrentie in de verkoop van boeken buiten de boekhandel. Hierboven kwam al de commotie ter sprake die de verkoop van pocketboeken door kruideniers teweegbracht. Maar de nkbb protesteerde samen met de nbb bijvoorbeeld ook, toen in 1960 de Standaard-Boekhandel kinderboeken en met name ‘beeldverhalen’ zoals Suske en Wiske ging leveren aan de kantoorboekhandel.2 Bij uitgeverij Gottmer uit Haarlem werd geprotesteerd, toen deze breviers aan geestelijken ging leveren met een korting van 40%. In het protestschrijven van W. van Rossum werd weliswaar toegegeven dat brevieren niet onder de
1 2
Vgl. Kort geboekstaafd, 1(1957), nr. 1 (april). Vgl. Arch. NKBB, nr. 157. 65
bepalingen van het verkeersreglement vielen, maar het optreden van Gottmer werd beoordeeld als indruisend tegen het ‘handelsfatsoen’.1 De opkomst van het pocketboek bracht ook andere zorgen. De rentabiliteit van de boekhandels moest worden bevorderd en daartoe moest de verkoop tegen contante betaling worden gestimuleerd. Met name Het Spectrum was rond 1960 de belangrijkste uitgever van het pocketboek en daarom benaderde de nkbb deze uitgeverij met het verzoek op de prospectussen een aanbeveling tot contante betaling te drukken. Van de gelegenheid werd tevens gebruik gemaakt om Het Spectrum te vragen zakjes aan de boekhandel te verstrekken voor de verkoop van één of twee pockets.2 Ook de kro, de Katholieke Radio Omroep, werd benaderd in verband met het nieuwe verschijnsel van de pocketboeken. In het najaar van 1959 schreef het nkbb-bestuur een brief aan de kro waarin de zorg werd geuit dat voortaan slechts pocketboeken op de radio besproken zouden worden. De kro antwoordde dat die veronderstelling niet juist was. Er zouden niet uitsluitend pocketboeken worden besproken, maar wel meer dan voorheen: “Wij menen n.l. dat onze taak om het lezen van het goede boek te stimuleren zeer belangrijk is ten opzichte van het grote publiek, dat niet zo gauw bereid is de prijzen van grotere uitgaven te betalen”.3 Drie jaar later werd opnieuw aan de kro geschreven: Zuster Alix, hoofd van het internaat voor schipperskinderen in Arnhem, zou in het veelbeluisterde programma ‘Moeders wil is wet’ van Mia Smelt geklaagd hebben over het zoetelijk gehalte van communieboekjes. Mia Smelt antwoordde echter dat deze informatie niet juist was: Zuster Alix had gesproken over de kitsch in de communieprentjes en niet die in de kinderboeken.4 Grotere belangen waren in de jaren zestig gemoeid met de ingrijpende veranderingen in de uitgave van de liturgische teksten, een gevolg van het door het Tweede Vaticaanse Concilie genomen besluit inzake het gebruik van de volkstaal binnen de Kerk. In De Tijd van 20 januari 1965 was een bedrag van meer dan één miljoen gulden genoemd, dat de strop zou vormen voor tientallen uitgevers, grossiers in religieuze artikelen en boekhandelaren die gedupeerd waren doordat zij kostbare voorraden missalen en gebedenboeken hadden die onbruikbaar waren geworden. De nbku probeerde zich zo goed mogelijk voor zijn leden in te zetten. Allereerst beij-
1
Vgl. Arch. NKBB, nr. 149. Vgl. Arch. NKBB, nr. 148. 3 Brief nkbb-bestuur aan de kro, 11 sept. 1959, en antwoord van de kro, 30 sept. 1959, in: Arch. NKBB, nr. 146. 4 Brief nkbb-bestuur aan de kro, 9 april 1962 en antwoord van de kro, 11 april 1962, in: Arch. NKBB, nr. 146. 2
66
verde de bond voor betere voorlichting over inhoud en vorm van de nieuwe liturgie, opdat de uitgevers zouden weten waar ze aan toe waren en zij zich konden aanpassen aan de nieuwe situatie. Voorts werd het episcopaat verzocht om aan de gelovigen een duidelijke, positieve zienswijze te geven over het gebruik en het nut van missaals en gebedenboeken. In een brief van de bisschoppen van 26 februari 1965 werd inderdaad op het blijvend nut van deze boeken bij de nieuwe liturgieviering gewezen, maar de nbku betreurde dat deze bisschoppelijke brief niet in de kerken werd voorgelezen, maar slechts in de kerkbladen werd gepubliceerd en daardoor weinig bekendheid kreeg. Voor de uitgevers die aanzienlijke financiële schade hadden geleden, doordat zij met grote voorraden in onbruik geraakte liturgische uitgaven waren blijven zitten, lukte het aan de nbku om bij het episcopaat financiële schadevergoeding te bewerkstelligen. Ook probeerde de nbku om te worden ingeschakeld bij de uitgave van de later zo succesvol gebleken Nieuwe Katechismus, maar hierover schreef Kardinaal Alfrink op 9 april 1966: “de onderhandelingen zijn in een te vergevorderd stadium dan dat daarvoor thans nog de mogelijkheid bestaat”.1 De Nieuwe Katechismus zou verschijnen als een gezamenlijke uitgave van drie katholieke uitgevers: Paul Brand in Hilversum, Malmberg in ’s-Hertogenbosch en Romen en Zonen in Roermond. In het voorjaar van 1967 stelde R. Westers op de bestuursvergadering van de nbku aan de orde dat er een nieuwe ‘kleine’ katechismus zou verschijnen en dat het episcopaat gevraagd moest worden de ‘gedupeerden’ bij de uitgave daarvan te betrekken. Kardinaal Alfrink antwoordde echter dienaangaande dat hem niets bekend was omtrent de uitgave van een catechismus voor de jongeren en de bisschoppen zouden ook niet wensen dat een dergelijke uitgave de benaming catechismus zou dragen, “omdat deze naam een officiële autorisatie suggereert.”2 Als onderdeel van de behartiging van de belangen der leden kan hier ook nog worden gewezen op de schriftelijke cursus voor het personeel in katholieke boekwinkels. In de jaren vijftig hadden enkele leden van het oude ‘Sint Jan’ veel aandacht besteed aan het opzetten van deze cursus. In 1961 werd de cursus opnieuw gestart, nu als aanvulling op de algemene vakcursus van de Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels. De cursus ging in februari 1961 van start met 56 deelnemers en dit was, zo schreef de nkbb “meer dan 100% boven het verwachte aantal”.
1
Brief Kardinaal B. Alfrink aan nkbb-bestuur, 9 april 1966, in: Arch. NKBU, nr. 18. Vgl. verslagen van de bestuursvergaderingen van 23 febr. 1967 en 5 juni 1967, in; Arch. NKBU, nr. 29. 2
67
5. Propaganda voor het katholieke boek en idil De propaganda voor de verspreiding van het katholieke boek was evenzeer van belang voor de uitgevers als voor de boekverkopers. Een aantal activiteiten om bekendheid te geven aan het katholieke boek geschiedde dan ook onder de auspiciën van de overkoepelende Federatie Sint Jan. Zo werd de reizende tentoonstelling van recent verschenen katholieke uitgaven in 1958 van stal gehaald. De commissie voor de propaganda vroeg de leden eraan mee te werken om de tentoonstelling te plaatsen op ouderavonden, parochie-avonden, culturele bijeenkomsten van verenigingen en instanties. Voor de jeugd was er een kleinere selectie van 350 boeken en een grotere van 700 boeken beschikbaar; voor de volwassenen bestond de expositie uit 500 titels. “Alle boeken zijn in rubrieken ingedeeld, voorzien van een korte beschrijving vóór in de boeken, en alle in plastic gekaft”. 1 In het jaarverslag van de Federatie Sint Jan over 1958 werd bericht dat in het verslagjaar de reizende tentoonstelling op 17 plaatsen was geweest, van Brielle tot Boekel en van Emmer-Compascuum tot Zevenbergen.2 Na enkele jaren verflauwde de belangstelling voor de reizende tentoonstelling. In 1963 suggereerde de nbku aan de Federatie Sint Jan een nieuwe opzet: “b.v. door het inrichten van een reizende tentoonstelling in de vorm van een auto-truck, bemand met een chauffeur en een persoon voor de inrichting en voorlichting. Deze zou regelmatig scholen en daartoe geëigende bijeenkomsten dienen te bezoeken”.3 Tot verwezenlijking van dit plan kwam het niet. Met de verspreiding van diverse boekengidsen en boekenlijsten kon vanzelfsprekend een veel groter publiek bereikt worden dan met de reizende tentoonstelling. Naast de deelname aan de activiteiten van de cpnb, welke in de volgende paragraaf ter sprake zal komen, hadden de katholieke boekverkopers en uitgevers hun eigen uitgaven om propaganda te voeren voor het katholieke boek. Daar was allereerst Boeken veroveren de jeugd, de voortzetting van de Rafael-catalogus. Hierin werden die jeugdboeken opgenomen en kort gepresenteerd die beantwoordden aan drie normen: “1) het boek mag niet in strijd zijn met godsdienst of zeden, het moet ’t godsdienstig zedelijk element doen spreken waar de stof dit uiteraard vereist, 2) het boek moet esthetisch en kunstzinnig verantwoord zijn, 3) het moet natuur en leven geven en berekend zijn voor hen, voor wie het bestemd is”. De hoogste oplage kende Boeken veroveren de jeugd in 1956, toen er 46.000 exemplaren werden verspreid. In de jaren zestig schommelde dit getal 1
Vgl. Boek en zaak, 1(1958/59), nr. 3/4, p. 23. Arch. NKBU, nr. 4: Jaarverslag Federatie Sint Jan 1958. 3 Brief nkbb-bestuur aan bestuur Federatie Sint Jan, 18 april 1963, in: Arch. NKBU, nr. 22. 2
68
rond de 30.000. Boeken veroveren de jeugd was een jaarlijkse uitgave van de afdeling Katholieke Keurraad voor Jeugdlectuuur van idil, uitgegeven in samenwerking met ‘Sint Jan’. idil bleef ondanks de steeds terugkerende kritiek op haar functioneren bestaan tot 1970. De katholieke boekverkopers, voor en door wie idil was opgericht, distantieerden zich echter allengs. In 1957 vroeg idil expliciet om een adhesiebetuiging van de nkbb, waarop als antwoord werd verstuurd “dat de bond het werk van de Stichting idil zeer zeker waardeert, aangezien het door idil verrichte werk ongetwijfeld aan redelijk te stellen eisen voldoet. De culturele waarde van dit werk wordt door niemand in onze kring in twijfel getrokken”. In een tweede brief op dezelfde dag verstuurd klonk meer kritiek: dat idil van zijn oorspronkelijke doelstelling (informatie aan boekverkopers en bibliothecarissen) was afgeweken en zich ook grote publiciteit had verworven buiten de vakkringen. Daardoor is de indruk gewekt, “dat de meningen in IDIL-recensies weergegeven belangrijker, officiëler en meer bindend zouden zijn, dan verantwoorde couranten of weekbladen-recensies. (...) Het publiek ontvangt juist van de idilrecensies een al te categorische indruk”. idil antwoordde bij monde van G. Verbiest: “idil’s taak is heel wat zwaarder en kwetsbaarder dan die van recensenten die kolommen vullen, maar eigenlijk zich niet duidelijk uitspreken. Dit kan prachtig studie-materiaal zijn voor de high brow, voor de gewone praktijk is zoiets van aanzienlijk minder waarde. Een hanteerbare indicatie moet duidelijk zijn”.1 Als typerend voorbeeld voor de houding van de boekverkopers kan geciteerd worden uit een brief van Markx’ Boekhandel in Alphen aan den Rijn aan de nkbb, die zich in 1961 erover beklaagde dat idil te duur is geworden en te laat komt: “Wij hebben de boeken allang in de verkoop, voordat we de beoordeling van het idil krijgen. (...) De practijk heeft ons geleerd, dat we heel goed op het advies van de diverse vertegenwoordigers kunnen afgaan, wat betreft of een boek geschikt is voor onze zaak of niet. Tot nu toe hebben ze ons altijd goed geadviseerd. Ik zeg het er altijd bij, dat wij R.K. zijn, en geen boeken willen verkopen, die wat hun inhoud betreft niet in onze zaak thuis horen.” In zijn antwoord aan Markx’ Boekhandel onthield het nkbb-bestuur zich van een advies over het al dan niet opzeggen van het idil-abonnement: “Dit dient U nl. geheel in Uw eigen beleid te bezien”.2 In 1962 vierde idil zijn 25-jarig bestaan, waarbij onder meer de bisschop van Den Bosch, monseigneur W.M. Bekkers, een toespraak hield. Bekkers 1
Vgl. brieven van nkbb aan idil, 19 aug. 1957 en antwoord van G. Verbiest aan nkbb, 30 sept. 1957, in: Arch. NKBB, nr. 133. 2 Brief Markx' Boekhandel aan nkbb, 19 jan. 1961, en antwoord van nkbb, 3 febr. 1961, in: Arch. NKBB, nr. 134. 70
prees idil als “een waardevolle dienst aan boekhandelaren, bibliotheekpersoneel, jeugdleiders, leraren en allen die direct aan het front van de lectuurvoorziening staan”, maar hij hield tevens een pleidooi voor recensies die ruimte scheppen (“ruimte voor het vormen van een éigen mening”) en voor “waardeschattingen”, waarin het beroep op de persoonlijke verantwoordelijkheid doorklinkt, “de opvoeding tot een keuze, een oriëntering, een standpunt”. De bisschop hield de idil-recensenten de moderne biechtvader ten voorbeeld, die “het eigen geweten van elke mens [respecteert], en bereid is om te helpen bij de vorming van een goed en sterk geweten, en om aan te moedigen tot het nemen van echte gewetensbeslissingen”.1 ‘Sint Jan’ zocht voor advies bij het redigeren van haar boekenlijsten niet langer uitsluitend hulp bij idil, maar wendde zich tot andere instanties. Zo verzocht de nbku in 1960 het Katechetisch Centrum Canisianum te Nijmegen een prospectus samen te stellen van boeken geschikt om cadeau te doen bij de eerste communie en de plechtige hernieuwing van de doopbeloften, die onder de titel Boeken voor de grote dag gratis beschikbaar werd gesteld aan pastorieën, katholieke scholen en boekhandels. “Het is zeer verheugend”, zo leest men in de inleiding van de eerste uitgave van 1960, “dat op deze twee dagen, die in het kinderleven van zoveel belang kunnen zijn, steeds meer boeken als geschenk gegeven worden”. De prospectus bevatte uitsluitend boeken met een godsdienstige strekking, maar in de inleiding werd daarover geschreven: “Naast het religieuze boek, waarvan dit prospectus spreekt, mogen andere goede boeken in onze gezinnen zeker niet ontbreken”. De folder werd gratis onder de klanten verspreid. De boekverkopers moesten voor de folder aan ‘Sint Jan’ betalen; in 1964 klaagde Boekhandel Winants uit Heerlen bij de nkbb erover dat hij voor het geld dat hij voor de door hem bestelde 1.000 exemplaren van Boeken voor de grote dag moest betalen, toch wel een wat fraaiere uitvoering had verwacht: “Het moet ons (...) van het hart dat wij het wat uitvoering en wervingskwaliteiten betreft een waardeloos prul vinden”. Met een “Goede Beterschap” eindigde zijn brief.2 Tot en met 1967 bleef de prospectus in elk voorjaar verschijnen in een oplage die groeide van 45.000 tot 70.000. De veranderingen binnen de Kerk gingen ook niet voorbij aan de jeugd. Toen de prospectus in 1966 voor de zevende maal verscheen, berichtte Kort geboekstaafd: “Ook de inhoud van deze lectuurwijzer weerspiegelt de jongste ontwikkelingen en vraagstukken rond de liturgie. De missaals zijn geheel uit deze lectuurwij-
1
Mgr. W.M. Bekkers, ‘Een hart onder de riem’, in: de Boekverkoper, 41(1962/63), nr. 3 (nov.), p. 11-12. 2 Brief Boekhandel Winants aan nkbb, 28 april 1964, in: Arch. NKBB, nr. 106. 71
zer verdwenen. Terwijl juist het missaal vroeger hét geschenk was bij de Plechtige Hernieuwing van de doopbeloften, is hiervoor in deze overgangstijd weinig of geen belangstelling”.1 In 1964 deed de nkbb het voorstel aan de Federatie Sint Jan om propaganda voor het katholieke boek te gaan maken onder de fabrieksjeugd van 16 tot 20 jaar. Daarbij zou, zo werd gesuggereerd, gedacht kunnen worden aan folders als Boeken voor de grote dag of “het in de fabrieken doen ophangen van een lijst waarop bijv. romans van goede strekking worden besproken; er zal daarbij uiteraard moeten worden gestreefd naar een moderne en een sprekende uitvoering, de vorm van een zedenpreek zal zoveel mogelijk moeten worden vermeden”.2 Er werd binnen de Federatie wel over gesproken, maar van een daadwerkelijk resultaat kwam het niet. Voor de volwassen lezers had ‘Sint Jan’ in 1953 de catalogus Boeken bewegen de wereld uitgegeven, een éénmalige, fiks uitgevallen ‘kataloog’ van 95 bladzijden. In 1960 begon de Federatie Sint Jan met de jaarlijkse uitgave Neem en lees met de ondertitel ‘Vijfhonderd actuele boeken over katholieke onderwerpen’, aangeprezen als “een waardevol instrument, dat uitzicht en inzicht opent op wat in veelal onvermoede verscheidenheid door de boekhandel voor de zoekende mens in gereedheid wordt gehouden”. Deze boekengids werd in een oplage van 40.000 exemplaren verspreid. De keuze van de titel en de bijbehorende afbeelding op het omslag werden in een persbericht als volgt toegelicht: “De titel Neem en lees herinnert op zinvolle wijze aan de bekende wonderlijke wending in het leven van de heilige Augustinus, die in de lente van het jaar 387 van achter zijn tuinmuur in Milaan, het tolle-lege vernam, waarna hij terstond de brief van Paulus opensloeg die op beslissende wijze tot zijn bekering bijdroeg. Men weet nooit welk een boek de Voorzienigheid voor òns bestemd heeft. Misschien komen wij door deze catalogus op het spoor ervan”.3 Vanaf 1963 werd er ook een rubriek ‘romans en leesboeken met religieuze inslag of met gezond positieve levenswaarde’ aan toegevoegd. Ook hier hadden de liturgische veranderingen in de Kerk hun gevolgen. Vanaf 1965 verdween de rubriek missaals en kerkboeken: “Een aantal gebedenboeken zijn ondergebracht bij gebed en meditatie of bij opvoeding; het merendeel is weggelaten o.a. omdat deze soort boeken niet onder de voorraad van de zuivere boekhandel valt”. 4 Voor de Nederlandse emigranten werd in 1961 in samenwerking met de Katholieke Emigratie Stichting een folder uitgegeven: Een keuze van boeken voor emigranten. De Katholieke Emigratie Stichting schreef ook een aantal 1 2 3 4
Kort geboekstaafd, 10(1966), nr. 2 (april), p. 13. Brief nkbb aan Federatie Sint Jan, 9 sept. 1964, in: Arch. NKBB, nr. 106. Persbericht Federatie ‘Sint Jan’, aug. 1960, in: Arch. NKBU, nr. 24. Neem en lees, 1965/66, p. 1. 72
katholieke uitgevers aan met de vraag boeken te leveren voor een expositie. In die brief zette zij uiteen dat het meenemen van boeken naar emigratielanden in het algemeen werd beschouwd als overtollig, omdat de emigrant toch geen Nederlandse boeken meer zou lezen in zijn nieuwe land, maar “de praktijk heeft echter het tegendeel bewezen; het overgrote deel van onze emigranten snakt naar het Nederlandse boek, tijdschriften en couranten”.1 In 1962 werd door de Federatie ‘Sint Jan’ op nog grotere schaal een prospectus verspreid ter stimulering van het katholieke boek: Wegwijs, met de ondertitel ‘Welk boek over huwelijk, verkering, sexualiteit, sexuele voorlichting en kindertal? ’ De redactie was in handen gelegd van C. Trimbos, verbonden aan het Instituut voor Psychische Hygiëne, het wetenschappelijk studiecentrum van het Katholiek Nationaal Bureau voor Geestelijke Gezondheidszorg. De oplage bedroeg maar liefst 760.000 en werd verspreid via het Katholiek Lectuurcentrum onder de leden van vak- en standsorganisaties: “Dat betekent dat duizenden arbeiders, landbouwers, werknemende middenstanders, onderwijzers, enz. van hun eigen organisaties opwekkingen ontvingen tot het lezen en kopen van boeken!”2 Er was veel belangstelling voor de folder en de reacties waren merendeels positief. Kardinaal Alfrink schreef namens het episcopaat vanuit Rome dat de bisschoppen hoopten “dat dit belangrijk initiatief heel veel goede vruchten mag opleveren”.3 De Federatie van de R.K Verenigingen Meisjesbelangen was zo enthousiast dat ze voorstelde om Wegwijs huis aan huis te gaan verspreiden. Er waren ook enkele negatievere geluiden, zoals het Dekenaal Sociaal Caritatief Centrum uit Thorn dat het aantal opgesomde werken te groot vond: “Zeker ten platte lande leest men weinig en is het voor veel mensen ingewikkeld een folder te hanteren, waarin zowel voor ‘beginnelingen’ als voor ‘gevorderden’ een aantal boeken worden vermeld”. 4 De positieve reacties waren overheersend en in 1965 verscheen een nieuwe editie, waarin naast boeken op het gebied van huwelijk en voorlichting nu ook een rubriek over opvoeding was opgenomen.
1
Vgl. Arch. NKBB, nrs. 103 en 159. L.J.M. Kammer, ‘Sint Jan - patroon van onze public relation?’, in: de Boekverkoper, 45(1962/63), nr. 4 (dec.), p. 10. 3 Brief kardinaal B. Alfrink, 29 okt. 1962, in: Arch. Sint Jan, nr. 38. 4 Brief Dekenaal Sociaal Charitatief Centrum, Thorn, 15 febr. 1963, in: Arch. Sint Jan, nr. 38. 2
73
6. De samenwerking met de cpnb Met de Commissie voor de Propaganda van het Nederlandse Boek, de cpnb, werkte ‘Sint Jan’ samen in de uitgave van de Boekengids waarvan sinds 1951 een katholieke editie verscheen naast de algemene. Langzamerhand groeide de wens om tot één gezamenlijke editie te komen, in elk geval om de aanduiding ‘R.K. editie’ te laten vallen. Op de algemene vergadering van de nkbb in april 1957 kwam de kwestie ter sprake. De suggestie van één der leden om de katholieke editie eventueel in een aparte kleur te laten verschijnen, werd beantwoord met de opmerking, “dat ‘men’ dit toch direct door heeft”. Betwijfeld werd echter of één editie mogelijk zou zijn: “De boekengids blijft immers steeds het karakter van reclame en aanbeveling behouden”.1 Drie jaar later schreef de nkbb aan de cpnb, dat tal van katholieke boekverkopers om “reclame-psychologische redenen” de opdruk R.K.-editie ongewenst achten. Bovendien van katholieke zijde werd de nadruk steeds meer gelegd op de positieve zijde (“de aanvulling met advertenties en titels van specifiek-katholieke uitgaven of meer voor het publiek geëigende titels”) dan op de negatieve kant (“het weren van ons niet welgevallige uitgaven”). Namens de nkbb stelde F. Verbiest voor om de katholieke editie de opdruk mee te geven: “Een algemene collectie boeken, aangevuld met speciaal voor katholieken bestemde uitgaven”.2 De cpnb antwoordde dat er in de katholieke editie toch nog steeds veel moest worden weggelaten en stelde als opdruk voor: “Een keuze van algemene en R.K. boeken”. Vervolgens wilde de nkbb het woord ‘keuze’ veranderd zien in ‘keur’, maar daarmee kon de cpnb niet akkoord gaan, omdat ‘keur’ een kwalitatief peil suggereert, “dat misschien in een catalogus door een redactie samengesteld kan worden bereikt, maar dat in een advertentieblad eenvoudigweg niet in de lijn der dingen ligt”.3 De nkbb beschouwde de kwestie om te komen tot één algemene editie van de Boekengids als een zeer serieuze kwestie. In februari werd door de geestelijk adviseur pater Cools aan drie moraaltheologen schriftelijk de vraag voorgelegd: “Zijn er onoverkoombare bezwaren tegen het verschijnen van een enkele algemene editie, waarbij dus katholiek en niet-katholiek precies dezelfde aangekondigde reclame ontvangt? Pater H. van Zunderen msc uit Stein antwoordde als eerste. Hij zag als bezwaren dat de katholieke boekhandelaar op een dergelijke wijze het publiek attent maakt op het verschijnen van ongeschikte boeken; de boekhandelaar is “aanleiding 1
Mededelingen / Nederlandse Katholieke Boekverkopersbond, nr. 3 (juni 1957) p. 15. Brief F. Verbiest aan nkbb, 20 april 1960, in: Arch. NKBB, nr. 22. 3 Brieven van nkbb aan cpnb, 20 april 1960 en 29 aug. 1960 en van cpnb aan nkbb, 28 juni 1960 en 12 sept. 1960, in: Arch. NKBB, nr. 22. 2
74
tot zonde van zijn klant”. Daartegenover staat dat bij twee afzonderlijke edities het risico bestaat, dat “meerderen naar de niet katholieke boekhandel gaan, terwijl het een groot goed is, dat een r.k. zijn weg naar de r.k. boekhandel blijft betreden”. Om de bezwaren weg te nemen, zo stelde Van Zunderen voor, zou een inlegvel met een algemene waarschuwing kunnen worden toegevoegd, bij voorkeur voorzien van kwalificatiecijfers, zoals idil die gebruikt. Pater C.F. Pauwels op beoordeelde een afzonderlijke katholieke boekengids als een “relict uit tijdperk van de beschermende zielzorg (...), omdat onze katholieken niet in staat zouden zijn (...) zelf enige verantwoordelijkheid te dragen”, een “relict uit de periode waarin men steeds sprak over een eigen katholieke cultuur en niet inzag dat de katholieken volop behoren deel te nemen aan het algemene culturele leven in Nederland en Europa”. Volgens Pauwels waren de katholieke lezers te zeer verwend en gemakzuchtig gemaakt. Zij moesten vertrouwd worden gemaakt met de gedachte van eigen verantwoordelijkheid. Ook de derde geconsulteerde moraaltheoloog, Th. Beemer, zag geen onoverkomelijke, principiële bezwaren tegen één enkele algemene editie. Wel achtte hij het wenselijk om enkele boeken met name inzake godsdienst of zedenleer van een kwalificatie te voorzien.1 In 1962 werd het probleem ‘opgelost’, doordat de cpnb de katholieken voor een voldongen feit plaatste door de katholieke editie op te heffen, waarbij zij meende te handelen conform overleg met de Federatie Sint Jan. ‘Sint Jan’ protesteerde echter en voelde zich gepasseerd. De éne herfsteditie van de Boekengids, zoals die nu was verschenen, ontlokte uiteenlopende reacties. F. Verbiest van idil constateerde een “ernstige achteruitgang” en wilde streven naar herstel van de status quo, d.w.z. naar een eigen katholieke editie. Professor C. Trimbos van het Katholiek Nationaal Bureau voor Geestelijke Gezondheidszorg was juist getroffen door de vele uitgesproken katholieke publicaties in de gids: “Op deze wijze komt goede katholieke literatuur onder de ogen van een zeer groot publiek, hetgeen verheugend genoemd kan worden”.2 In 1963 wijdde de nkbu een geheel nummer van Kort geboekstaafd aan de collectieve propaganda, waarin F. Verbiest nogmaals zijn bezwaren tegen de algemene editie uitte,3 waarin “de catholica uit de dure advertentiekolommen [zijn] gejaagd en er de pikante eendagsliteratuur voor in de plaats [heeft] gebracht”. Daarop lieten de katholieke 1
Voor de brief van Cools (16 febr. 1961), en de antwoorden van H. van Zunderen, C.F. Pauwels en Th. Beemer (respectievelijk 19 febr. 21 febr. en 2 maart 1961), zie: Arch. NKBB , nr. 22. 2 Brieven van Trimbos en van F. Verbiest aan nkbb-bestuur, in: Arch. NKBB, nr. 23. 3 F. Verbiest, ‘Kies vrij uw boeken ... nadat wij u er niet veel wijzer over hebben gemaakt’, in: Kort geboekstaafd, 7(1963), nr. 3/4 (mei), p. 7. 76
boekverkopers bij monde van hun secretaris Th.M. Hazekamp aan de nkbu weten dat zij het artikel van Verbiest toch wel wat eenzijdig vonden. Vroeger werd de katholieke editie in een oplage van 80.000 exemplaren verspreid; thans bereikt de algemene editie niet alleen ± 300.00 katholieken, maar ook ± 700.000 niet-katholieken.1 De cpnb verving in 1963 de Boekengids door een nieuwe uitgave, Goed geboekt. De katholieke leden van de cpnb hadden het recht om de aankondiging van bepaalde boeken na overleg met de adverteerder van een commentaar of verduidelijking te voorzien. Meteen in het eerste nummer van Goed geboekt werd er echter een procedurefout gemaakt: zonder medeweten van de uitgever werd op verzoek van de katholieke commissieleden bij de advertentie voor Een vinger op de lippen van Pierre H. Dubois de opmerking geplaatst “Atheïstisch”. Ook in de volgende jaren bleven er nog af en toe kleine conflicten rijzen over boeken die volgens de katholieken voorzien moesten worden van een annotatie, zoals voor de advertentie van de serie Klassieke werken uit de liefdesliteratuur van Kruseman’s Uitgeversmaatschappij in Boeken in huis, een andere uitgave van de cpnb. Kruseman kon niet akkoord kon gaan met de voorgestelde annotatie (“Deze boeken zijn voor de katholieke en protestants-christelijke lezers onaanvaardbaar”) en uit protest trok hij de advertentiepagina in. Mede naar aanleiding van dit incident vergaderden nkbb en cpnb op 21 december 1964, waarbij enkele formuleringen werden vastgelegd die voortaan zouden worden gebruikt: “Nog niet getoetst aan r.k. standpunten”, “Met (enig, ernstig) voorbehoud van r.k zijde”, “Kan geacht worden te vallen onder r.k. boekenwet”, “In strijd met r.k. levensopvatting” en “De wijze van behandeling is voor katholieken onaanvaardbaar”. In het volgende nummer van Boeken in huis zou bij de advertentie van Uitgeverij Contact voor Lady Chatterley’s minnaar van D.H. Lawrence de annotatie geplaatst worden “met voorbehoud van r.k. zijde” en voor vijf boeken van Jean-Paul Sartre van dezelfde uitgever zou gelden “kan geacht worden te vallen onder r.k. boekenwet”.2 De katholieke annotaties in de uitgaven van de cpnb zouden echter spoedig gaan verdwijnen. Het Tweede Vaticaans Concilie had bevorderd dat de leken meer en meer gewezen werden op hun eigen verantwoordelijkheid. In Rome liet de Congregatie voor de Geloofsleer op 14 juni 1966 weten dat de Index librorum prohibitorum voortaan geen kracht van wet meer had. Kardinaal Ottaviani van de Congregatie voor de Geloofsleer zei bij die gelegenheid dat de grenzen van wat katholieken kunnen lezen, bepaald worden
1
Brief Th.M. Hazekamp aan het nnkbu-bestuur, 8 aug. 1963, in: Arch. NKBB, nr.
108. 2
Vgl. ‘De annotatieprocedure van Boeken in huis’, in: Arch. NKBB, nr. 215. 77
door het persoonlijk geweten en in overleg met de lagere kerkelijke autoriteiten.1 Nog één keer was er sprake van een aanvaring tussen cpnb en de katholieke boekverkopers, en wel over het jaarlijkse boekenbal in 1969. Al eerder waren er moeilijkheden geweest. Zo had in 1965 het bestuur van de katholieke uitgevers zich beklaagd over de openingsavond van de boekenweek, welke als niet ‘comme il faut’ werd beoordeeld: “beneden alle peil (...); de Vereeniging en de wereld van het boek onwaardig”2. Vier jaar later schokten de versieringen die waren aangebracht in het Stedelijk Museum in Amsterdam, waar het boekenbal plaatsvond, niet alleen de nkbb, maar ook andere katholieke groeperingen. Metten Koornstra had een ‘Palais du Pape’ ingericht, waar onder meer de paus was afgebeeld met een jarretelgordel en een zichtbaar zwangere non. De commotie ontstond doordat de vara op de televisie beelden vertoonde van dit in principe besloten evenement. Metten Koornstra schreef in een open brief: “Bijna dagelijks worden wij in de pers geconfronteerd met verloofde, in concubinaat levende, protesterende en bedroefde pastoors, en ik behoud mij het recht voor deze, voor een niet katholiek onheldere zaak op een vriendelijke manier in de maling te nemen”.3 De nkbb protesteerde en drie leden van het bestuur, mevr. Creyghton-van de Weijer en de heren Winants en Kühne, gingen kijken. De penningmeesteresse bezat de wijsheid om de zaak te laten rusten.
1
Vgl. Katholiek Archief, 21(1966), nr. 17. Vgl. Kort geboekstaafd, 9(1965), nr. 3 (juni), p. 15. 3 Vgl. Jan Blokker, De kwadratuur van de kwatta-reep. Zestig jaar Collectieve Propaganda voor het Nederlandse Boek (Amsterdam 1990), pp. 141 en 217, noot 65. 2
78
iv (1969-1979) ‘Sint Jan’ sluimert en heft zich op
Toen een delegatie van de nkbb in 1969 poolshoogte ging nemen bij de gewraakte versieringen op het Boekenbal, was er in feite al een einde gekomen aan het actieve leven van de nkbb, de nbku en de overkoepelende federatie. In 1966 was voor de laatste keer de Brand – Van Gentprijs uitgereikt aan Gabriël Smit. Eind 1967 hadden de katholieke boekverkopers voor het laatst twee pagina’s bondsnieuws verzorgd in het blad de Boekverkoper. De katholieke uitgevers hadden per 1 januari 1969 de vakorganisatorische aangelegenheden van hun bond gedelegeerd aan de knub en in december 1968 was het laatste nummer van hun blad Kort geboekstaafd verschenen. In dit laatste nummer van de nkbu schreef de redactie de oorzaken van het afscheid toe aan “de algemene deconfessionalisering, de algehele ontzuiling van het confessionele organisatieleven, en daarmee gepaard gaande: de opkomst van totale samenwerkingsverbanden”. Er waren de laatste jaren nog wel voortdurend pogingen gedaan nieuwe leden te werven. Zo werden in 1967 G. Schouten van Uitgeverij Elsevier en Herman Pijfers van Uitgeverij Ambo benaderd met de vraag of zij lid wilden worden van de nbku, maar op de bestuursvergadering van 23 augustus 1967 moest worden bericht, dat beiden niet op de uitnodiging ingingen.1 Er waren meer leden die hun lidmaatschap opzeiden dan nieuwe leden. Zo schreef broeder Antonius van Boekhandel Sint Willibrordus te Deurne op 11 november 1966 aan de nbku: “Nu de kerkboekuitgaven geheel stop liggen en het er niet naar uit ziet dat hierin binnenkort verandering zal komen, heeft het voor mij niet veel nut langer lid te blijven”.2 En eind 1967 motiveerde R.E.M. van den Brink de opzegging van zijn lidmaatschap als volgt: “Steeds meer ben ik tot de overtuiging gekomen dat het bestaansrecht van een afzonderlijke bond van katholieke uitgevers in het geheel niet 1 2
Notulen bestuursvergadering 23 aug. 1967, in: Arch. NKBU, nr. 19. Brief br. Antonius aan nbku, 11 nov. 1966, in: Arch. NKBU, nr. 50. 79
meer past in de huidige organisatie van het bedrijfsleven.”1 Op de najaarsledenvergadering in 1967 wist de nbku nog 20 leden te verzamelen in Delft. In 1968 viel, zoals gezegd, de beslissing om de nbku voort te zetten als een “bezinningsoord” voor gerichte propagandistische activiteiten. De nkbb beraadde zich in deze jaren eveneens over de toekomst. In 1966 waren op de algemene ledenvergadering van de nkbb in Hotel Noord-Brabant te Utrecht nog slechts 15 personen aanwezig (inclusief het bestuur en de geestelijk adviseur). Voorzitter Winants betreurde de geringe opkomst, maar zo stelde hij troostend vast: “het kader van de katholieke boekhandel” is er. Ook in 1967 was de opkomst op de ledenvergadering niet imponerend. De verslaggever van het Nieuwsblad voor de boekhandel sprak van een gering aantal leden, dat in gemoedelijke sfeer rondom een grote vergadertafel zat. Voorzitter Winants stelde “de vraag, of de nkbb opgeheven diende te worden, weer eens aan de orde. Hij zag geen reden, de bond op te heffen; daarvoor waren er te veel veranderingen aan de gang. Wel zal de structuur opnieuw moeten worden bekeken en aangepast aan de nieuwe tijd”.2 In december 1968 verstuurde het bestuur van de nkbb een circulaire aan de leden, waarin het schreef zich te hebben beraden over de geringer wordende belangstelling van de leden voor de bond, blijkend uit het kleine aantal bezoekers aan de vergaderingen en uit de steeds terugkerende vraag “of een organisatie als de onze in deze tijd nog reden van bestaan heeft”. Volgens het bestuur was de noodzaak niet meer zo groot, daar de vakbelangen immers “uitmuntend” behandeld werden door de nbb en er geen specifiek katholieke problemen meer waren. Het bestuur wilde echter niet de bond zonder meer opheffen en daardoor alle schepen achter zich verbranden. “Wij hebben daarom besloten, de bond voorlopig een sluimerend bestaan te laten leiden, maar vooral diligent te blijven; de noodzaak om in de toekomst nieuwe aktiviteiten te gaan ontplooien kan wellicht naar voren komen”. De contributie werd teruggebracht tot 15 gulden per jaar.3 In 1971 werd op een bestuursvergadering besloten de nkbb nog te laten voortbestaan, waarbij als argumenten onder meer werden aangevoerd, dat het opnieuw oprichten van een dergelijke organisatie, indien nodig, in de toekomst praktisch onmogelijk zou blijken te zijn en dat de nkbb via de Federatie ‘Sint Jan’ een bestuurslid had in het Katholiek Bibliotheekcentrum en daarmee in het nieuwe Nederlandse Bibliotheek- en Lectuurcentrum. Bovendien bleef het mogelijk nieuwe catalogi in de geest
1
Brief R.E.M. van den Brink, 28 dec. 1967, in: Arch. NKBU, nr. 160. Vgl. ‘Katholieke vakgenoten bijeen’, in: Nieuwsblad voor de boekhandel, 134(1967), nr. 23 (15 juli). 3 Circulaire, 19 dec. 1968, in: Arch. NKBB, inv. nr. 71. 2
80
van Neem en lees uit te geven of via ‘Sint Jan’ de Brand-Van Gent Prijs nog eens uit te reiken.1 In 1974 werden de nog ingeschreven nkbb-leden (in totaal: 101) benaderd over de vraag of zij wilden dat de bond zou blijven voortbestaan of worden opgeheven. Het bestuur was verdeeld. Een gedeelte wilde opheffing, omdat de vereniging niet meer functioneerde en ook geen taak meer had te vervullen. Een ander gedeelte was van mening dat er momenteel weliswaar geen behoefte bleek te zijn aan een boekverkopersbond van katholieke signatuur, maar dat de geschiedenis leerde dat daarin nog wel eens verandering zou kunnen komen.2 De leden konden zich uitspreken over het voortbestaan van de bond via een enquêteformulier. De uitslag van de enquête was niet doorslaggevend vóór of tegen opheffing. Op de vraag of de bond moest blijven voortbestaan antwoordde 39 leden met ‘ja’, 42 leden met ‘nee’. 41 leden waren voor liquidatie op korte termijn en 37 leden tegen. Maar op de vraag of men bereid was bij voortzetting jaarlijks een kleine symbolische contributie te betalen van 10 gulden, antwoordde 49 leden ‘ja’ en 32 ‘nee’. 3 Het bestuur oordeelde het resultaat zodanig positief dat de bond niet werd opgeheven, “te meer daar de meesten uwer blijkens de beantwoording van de vragen er geen behoefte aan hebben om voor deze beslissing een aparte bijeenkomst te beleggen”. Wel werd er een informele bijeenkomst belegd op 9 april 1975; als vanouds in de nabijheid van het Centraal Station in Utrecht, maar thans in het nieuwe winkelcentrum Hoog Catharijne, in restaurant Hoog-Brabant: “Aan tafel is er voor elke disgenoot(genote) gelegenheid om het woord te voeren over een onderwerp dat hem (haar) ter harte gaat”.4 Tijdens de bijeenkomst bleek er op de vraag, welke activiteiten er van de nkbb nog verwacht werden, geen antwoord te zijn. De bond bleef toch nog voortbestaan.5 De laatste fase speelde in 1979. De besturen van nbku en nkbb besloten tot opheffing over te gaan en daarmee zou dan ook de Federatie automatisch ophouden te bestaan. De nbku en nkbb belegden daartoe beide een vergadering op 22 januari 1979 in Hoog-Brabant te Utrecht. Het enige agendapunt vormde de opheffing. Na de vergaderingen boden de besturen nog éénmaal een gezamenlijke maaltijd van boekverkopers en uitgevers aan. De aanwezigen stemden in met de opheffing, maar in de vergadering
1
Verslag van de bestuursvergadering van de nkbb, 17 dec. 1971. Circulaire aan de leden van de nkbb, 28 mei 1974. 3 Resultaat enqûete nkbb, in: Arch. NKBB, nr. 78. 4 Circulaire aan de leden van de nkbb, 18 maart 1975. 5 Blijkbaar werd de bijeenkomst elders gehouden; de gereserveerde zaal in HoogBrabant werd in elk geval geannuleerd. Vgl. ‘Annulering van zaal in Hoog-Brabant’, in: Arch. NKBB, nr. 77. 2
82
van de boekverkopers moest de voorzitter constateren dat slechts 7 van de 21 stemgerechtigde leden aanwezig waren. Volgens de statuten was dat te weinig. Er moest een nieuwe bijeenkomst worden uitgeschreven, te houden op 20 februari 1979, waarop volgens de statuten tot opheffing kon worden besloten ongeacht het aantal aanwezige leden. En zo gebeurde. Het laatste besluit van de opheffingsvergaderingen was het laten schrijven van een korte geschiedenis van ‘Sint Jan’ als vervolg op het boek De strijd voor het katholieke boek van W. van der Pas. Het heeft even geduurd, maar ook dat is nu gebeurd. Tot slot is het woord aan een van de leden van ‘Sint Jan’, aan M.F.M. van Rossum (1896-1991), directeur van de Utrechtse boekhandel Dekker & van de Vegt, die bij een terugblik op zijn leven in 1976 zijn opvatting van het beroep boekverkoper omschreef als een roeping, “die alleen met enthousiasme en met verantwoordelijkheid kan worden gevolgd”.1 En tien jaar later gaf hij nog een aanvulling: “Het katholieke boek? Nee, verdwenen is het niet, maar de wierook is wel opgetrokken. St. Jan bestaat niet meer. We zijn uit onze hoek gekomen, we hebben ons geëmancipeerd, we hebben het venster naar de wereld opengezet.”2
1
M.F.M. van Rossum, ‘Ervaringen en herinneringen van een boekhandelaar en uitgever’, in: MemoReeks. Herinneringen aan personen en gebeurtenissen uit het katholiek leven, cahier 8 (Nijmegen 1979), p. 69. 2 ‘Michael van Rossum, more nostro’, in: Gerrit H. Jansen, Sabine Vess, Ballonnen en brood. Utrechtse portretten (Utrecht 1986), p. 68. 83
Bijlagen
1. Uitgaven van Sint Jan sedert 1949
r.k. nederlandsche boekhandelaren- en uitgeversvereeniging sint jan a) afzonderlijke publicaties: – W. van de Pas, De strijd voor het katholieke boek, Amsterdam 1949, 180 p. (Uitgegeven bij gelegenheid van het vijfentwintigjarig bestaan van de vereniging) – [P.H. Bogaard], Het lectuurprobleem. Openingsrede van de voorzitter op de Algemene vergadering (...) 16 april 1952 en de toespraak van (...) mgr dr B.J. Alfrink, Z.pl. 12 p. (Overdruk van Boek en leven, 12(1952), nr. 3 (mei)) – D. de Lange, Het onvervangbare boek. Een pleidooi in het bijzonder aan het adres der Nederlandse katholieken, Amsterdam 1952, 15 p. (Bijlage van Boek en leven, 12(1952), nr. 6 (nov.)) – J.N. van Rosmalen, Lectuur en gezin, [Utrecht] 1954, 15 p. – R.J. Bunnik, Het boek in onze geloofsverkondiging, Z.pl. 1955, 35 p. (Bekroonde inzending op de door de vereniging uitgeschreven prijsvraag over de apostolische waarde van het boek. Overdruk van Boek en leven, 15(1955), nr. 5 (sept,), p. 72-102) – Gelasius Vrolijks ofm, Het boek als getuigenis van Christus, Z. pl. 1955, 35 p. (Eveneens bekroonde inzending). Overdruk van Boek en leven, 15(1955), nr. 6 (nov.), p. 108140) – Rapport over de organisatie van de katholieke uitgevers en boekhandelaren, Z. pl. 1955, 30 p. (Rapport uitgebracht door de commissie, daartoe ingesteld op 14 april 1955 door de vereniging)
b) tijdschrift: – Boek en leven. Officieel orgaan van de R.K. Nederlandsche Boekhandelaren- en Uitgeversvereeniging Sint Jan, 1 (1936), nr. 1 (maart)-16(1956), nr. 6 (nov.).
c) propagandamateriaal: – Boeken bewegen de wereld. Kataloog verschenen bij het eeuwfeest van het herstel der bisschoppelijke hiërarchie in Nederland, Z.pl. [1953], 95 p.
85
federatie van katholieke ondernemersvakbonden voor lectuurvoorziening sint jan a) propagandamateriaal: – Boeken veroveren de jeugd. Rafael-catalogus. Samengesteld door de idil, afd. Katholieke Keurraad voor jeugdlectuur en uitgegeven in samenwerking met de R.K. Ned. Boekhandel en Uitgevers-Vereeniging Sint Jan (later: met de Federatie Sint Jan), 195419(1970). – Neem en lees. Actuele boeken over katholieke onderwerpen, 1(1960)-8(1968/69). Deze catalogus met recent uitgekomen boeken verscheen jaarlijks in de herfst.
nederlandse bond van katholieke uitgevers (nbku) a) tijdschrift: – Kort geboekstaafd. Orgaan van de Nederlandse Bond van Katholieke Uitgevers, 1(1957), nr. 1(april)-12(1968), nr. 5/6 (dec.). De redactie was achtereeenvolgens gevestigd te Den Haag (1957), Tilburg (1958), Voorburg (1959-1960), Nijmegen (1961) en Utrecht (1962-1968); de administratie te Den Haag (1957), Tilburg (1958) en Voorburg (1959-1968), Het blad verscheen 3 x in 1957 en 1958, 1 x in 1959 en 1960, 2 x in 1961, 4 x in 1962, 7 x in 1963 en 6 x in 1964-1968.
nederlandse katholieke boekverkopersbond (nkbb) a) afzonderlijke publicatie: – W.J.M. van Gent, Monopolie of verscheidenheid? Positie en taak der katholieke vakgenoten in het geheel van de organisatie van het boekenbedrijf, Den Haag 1961, 24 p.
b) tijdschrift: – Mededelingen / Nederlandse Katholieke Boekverkopersbond, 1957, nr. 1[febr.] - nr. 5 (26 okt.) Voortgezet als: – Boek en zaak. Orgaan (vanaf 1960: Officieel orgaan) van de Nederlandse Katholieke Boekverkopersbond, 1(1958), nr. 1 (febr.)-1962, ongen. [mei/juni]. Tweemaandelijks uitgegeven te Den Haag. Toen per 1 juli 1962 de nkbb als sectie werd opgenomen binnen de Nederlandse Boekverkopersbond (nbb), kreeg de nkbb een eigen redactiegedeelte binnen de Boekverkoper, het orgaan van de nbb. Deze nkbb-pagina’s verschenen in de Boekverkoper vanaf 41(1962/63), nr. 1/2 (sept/okt.) tot en met 46(1967/68), nr. 3 (nov.).
86
2. Winnaars van de Brand-Van Gentprijs 1948 Jury: pater dr J. van Heugten sj, Piet Oomes en Bernard Verhoeven. Toegekend aan Marie Koenen voor Wassend graan: “Het werk van Marie Koenen (...) omspant de gehele letterkundige periode, die aanvangt bij Van Onzen Tijd en via De Beiaard, Roeping en De Gemeenschap, langs hoogte- en dieptepunten doorloopt tot de huidige dag met zijn onzekere beloften. Aangevangen in een tijd, waarin het katholieke volksdeel cultureel zich nauwelijks bewust was en geen volk van boekenlezers en zeker niet van boekenkopers; begonnen in de jaren toen kleine oplagen regel waren en de auteur met een karig ereloon genoegen moest nemen, heeft dit werk wellicht thans zijn hoogtepunt bereikt, nu haar laatste romans: De Korrel in de Voor en Wassend Graan in grote oplagen aan de markt kwamen en gretige kopers vonden, en nu een ondernemend uitgever het aandurft bij haar leven haar Verzamelde Werken uit te geven, terwijl die van Schaepman en Alb. Thijm zelfs na hun dood niet konden verschijnen. Wij eren in Marie Koenen die traditie van werklust en volharding der pioniers, die het zaad in de onvruchtbare akkers strooien en die onvoldoende weerklank vonden, zonder daardoor ontmoedigd te worden. Het is haar gegeven de late erkenning te plukken van de verdiensten harer generatie, wier voorbeeld een spoorslag zij voor het jongere geslacht, ook in tegenspoed en stoffelijke nood.”
1951 Jury: W. van Gent, Gerard Knuvelder en mgr W. Nolet. Toegekend aan de uitgeverij J.J. Romen & Zonen (Th.J.A.M. van der Marck): “voor haar groots opgezette uitgave: De 16-delige serie: De godsdiensten der mensheid (...). Met te meer reden meent de jury deze uitgever voor deze belangrijke, wetenschappelijk verantwoorde en fraai uitgevoerde uitgave te moeten bekronen, omdat deze uitgeverij ook in het verleden herhaalde malen zeer belangrijk, specifiek-katholieke uitgaven het licht heeft doen zien. Zij denkt hierbij met name aan de uitgaven op scripturistisch gebied, zoals de Bijbelse monographieën, de Commentaar op het Nieuwe Testament van Professor Keulers, de Bijkelse geschiedenis van Keulers en het Bijbels woordenboek. Voorts denkt zij o.m. aan de serie Handboeken, meergenaamd Romen’s compendia. Het is haar daarom een genoegen de serie De godsdiensten der mensheid ter bekroning voor te dragen, als zijnde een staal van stoutmoedige ondernemingslust van deze uitgever.”
1954 Jury: dr J. van Heugten sj, dr K. Meeuwesse en Piet Oomes. Toegekend aan: Antoon Coolen voor zijn boek De vrouw met de zes slapers: “Dit boek is niet zo zeer een roman als wel een prachtig verteld verhaal in melodieus proza, volgens een Coolen eigen procédé, waardoor het geheel zich afspeelt als een verre gesluierde herinnering. (...) Het boek verheugt bijzonder door dichterlijke in-
87
ventie en speelse ironie, terwijl een wijze, enigszins weemoedige humor aan het romantisch gebeuren een lichte toets verleent. Tevens heeft de Jury voor de geest gestaan het rijke en zeer verdienstelijke langjarige oeuvre van de schrijver.”
1956 Jury: Antoon Coolen, dr Harrie Kapteyns, Bernard Verhoeven. Toegekend aan: prof. dr F. van der Meer voor zijn boek Keerpunt der Middeleeuwen: “Het werk is ingegeven door de beschouwing van twee franse kathedralen, die van Sens en de abdijkerk van Cluny, beide uit het begin van de twaalfde eeuw. De gedachte, hoe tussen het eerste monument als het beslissend visioen der toekomst en het laatste als de afsluiting van een monastiek verleden, een der grote scheidingslijnen ligt tussen de gothische en romaanse cultuur wordt in het boek meesterlijk uitgewerkt. (...) Het boek getuigt van een zeldzame eruditie evenzeer als van een groot evocatief vermogen tot het oproepen van een heel tijdsbeeld. Het is een voorbeeld van die cultuurgeschiedschrijving, die het levende verband tussen het verleden en het er zich uit ontwikkelende heden voelbaar maakt. Het is geschreven in de klare stijl van een bijzonder woordgevoelig en rijk proza, dat het zonder twijfel rangschikt onder de rubriek der fraaie letteren. De commissie heeft in de overweging tot het toekennen van deze onderscheiding ook het andere, omvangrijke werk van de auteur betrokken, waaronder de van vóór 1950 daterende Augustinusbiographie en Christus’ oudste gewaad en de na 1951 verschenen Atlas der Westerse beschaving, voor welke werken de commissie dezelfde bewondering heeft als voor het bekroonde boek. De commissie beschouwt het werk van dr F. van der Meer als een uiterst waardevolle bijdrage aan de Nederlandse cultuurhistorische literatuur, waarvan het een fonkelend facet is.”
1958. Jury: L. van den Ham, prof. dr F. van der Meer en J. van Sleeuwen. Toegekend aan Uitgeverij Het Spectrum voor haar gezamenlijke pocketuitgaven, speciaal de Prisma-reeks: “een grootse onderneming op publicistisch gebied, die ongekende mogelijkheden tot verspreiding van het goede boek onder steeds bredere lagen van het publiek heeft verwezenlijkt.”
1960. Jury: M. van der Plas, G. Smit en A. Wesseling (prof. dr J. Aerts). Toegekend aan Jos. Panhuijsen voor zijn romans: “die zich in onze hedendaagse letterkunde onderscheiden door een zeer eenvoudige, nuchtere verteltrant, een droge humor, zeer gave compositie en vooral door de onalledaagse behandeling van alledaagse problemen.In Panhuijsen’s werk lijkt men een kentering te kunnen waarnemen van de moderne christelijke probleemroman in deze zin, dat de grenssituaties plaats maken voor die van alledag, de ongewone held het veld ruimt voor de doorsneemens, en de afstand tussen heiligheid en zonde,
88
rechtvaardigen en zondaars wordt teruggebracht tot een overzienbaar stuk niemandsland waarin Gods genade werkzaam blijkt. (...) Het is Panhuijsen in het bijzonder schitterend gelukt het gewone van een christenleven als ongewoon te laten beleven, door het uit te diepen, door de waarde van het schijnbaar waardeloze aan te tonen en door de lezer uit te dagen tot de bewuste beleving van kleine en grote crises in zijn unieke bestaan.”
1963. Jury: Kees Fens, C.F. Pauwels op en Lambert Tegenbosch. Toegekend aan prof. H. Renckens sj voor zijn hele exegetische werk, met name voor De godsdienst van Israël: waarin “een bijzonder waardevol theologie van het Oude Testament” wordt gegeven en “waarin alle verworvenheden van zijn vroegere werk zijn opgenomen en uitgewerkt”. "Met De Godsdienst van Israël heeft professor Renckens op hoog wetenschappelijk niveau een oorspronkelijke bijdrage geleverd aan de verdieping van het inzicht in het geschreven woord van God, verdieping door vele katholieken steeds meer als noodzakelijk gevoeld. De ont-binding van een plaats- en tijdgebonden woord met het resultaat dat het oude woord in zijn volle kracht en betekenis voor het heden klinkt, is niet de geringste verdienste van het exegetisch werk van professor Renckens.”
1966. Jury: drs. D. de Lange, prof. dr K. Meeuwesse en dr. J. Starink. Toegekend aan Gabriël Smit, “in het bijzonder [voor] de persoonlijke poëzie van de dichter, bijeengebracht in de bundel Voorspel, waarmee hij in 1931 debuteerde, Weerklank, Requiem in memoriam matris, Spiegelbeeld, Fragment, Temauwemood, Geboorte, Ik geloof en Dichterbij” Tevens wees de jury “op een aantal voortreffelijke vertalingen van de hand van Gabriël Smit, die als herscheppingen een integrerend deel uitmaken van Smits persoonlijk poëtisch oeuvre, alsmede op de bijzonder goede vertaling van Romano Guardini’s Der Herr.”
90
3. Bestuur- en ledenlijst, 1924-1979
Besturen r.k. nederlandse boekhandelaren- en uitgeversvereniging sint jan Erelid: J.F.Th. van Rossum, 1938-1948 Paul Brand sr, 1952-1956 J.A.M. van Gent, 1952-1953 mgr W. Nolet, 1953-1956
W.J.C. van Rossum, 1946-1953 A.H. Bloemsma, 1954-1956 Bestuursleden: J.F.Th. van Rossum, 1924-1938 A.W. Coebergh, 1924-1928 J. Meijer, 1928-1944 M.F.M. van Rossum, 1938-1941 J.A.L.M. Winters, 1941-1946 C.H.M. Hesseling, 1946-1950 Th. van der Marck, 1950-1951 Paul Brand jr, 1952-1953 P.J.F. Schoth, 1954-1955 M.J.A.I. Oomens, 1956
Voorzitter: Paul Brand sr, 1924-1946; 1949-1951 W.J.M. van Gent, 1946-1949 P.H. Bogaard, 1952-1956 Vice-voorzitter: P.G.M. Coebergh, 1946-1953 W.J.C. van Rossum, 1954 W.J.M. van Gent, 1955-1956
Geestelijk adviseur: mgr W. Nolet, 1924-1946 prof. drs J.A.M. van der Gaag, 1946-1956
Secretaris: H. van den Eerenbeemt, 1924-1929 J.F.Th. van Rossum (waarn.), 1929-1930 P.G.M. Coebergh, 1930-1941 C.H.M. Hesseling, 1941-1946 J.A.L.M. Winters, 1946-1955 P.J.F. Schoth, 1956
Juridisch adviseur: mr dr P.J. Witteman, 1924-1936 mr F.P.Th. Rohling, 1936-1946 mr R. Witte, 1946-1948 mr A.J. Haakman, 1948-1949 mr dr E. Brongersma, 1949-1950 mr J.M. Gresnigt, 1950-1951 mr R.B. van den Biggelaar, 1953-1956
Tweede secretaris (redactie-secretaris Boek en leven): J.Th.G. van der Hoeven, 1952-1956 Penningmeester: J.A.M. van Gent, 1924-1946
91
federatie van katholieke ondernemersvakbonden voor lectuurvoorziening sint jan Erelid: Paul Brand sr, 1956-1968 mgr W. Nolet, 1956-1965
Th. Gianotten, 1961-1963 mevr. E.J.M. Creyghton-van de Weijer, 1963-1979
Voorzitter: J. Gianotten, 1956-1960 W.J.M. van Gent, 1961-1962 H.C. de Wit, 1962-1969 W.A.A. Willems, 1969-1979
Bestuursleden: K.J. Bekkers A.H. Bloemsma J.H.J. Gianotten Th. Gianotten mr Th. Holland N.A.J.P. Louwers R.M.M. Nelissen M.J.A.I. Oomens W.J.C. van Rossum F.J.M. Verbiest R.J.N.M. Westers W.A.A. Willems H.C. de Wit
Vice-voorzitter: W.J.M. van Gent, 1956-1960 J. Gianotten, 1961-1962 W.J.C. van Rossum, 1962-1965 C.H. Winants, 1965-1969 K.J. Bekkers, 1969-1979 Secretaris: mr J. Laudy, 1956-1957 P. Gerth, waarn secr., 1957-1959 drs A.E.J. van Hezik, 1959-1979
Geestelijk adviseur: pastoor-deken drs J.A.M. van der Gaag
Penningmeester: P. Gerth, 1956-1959
nederlandse bond van katholieke uitgevers (nbku) Voorzitter: F.J.M. Verbiest, 1956-1960 H.C. de Wit, 1960-1979
mr J. Laudy, 1957 mr Th. Holland, 1958-1959 drs A.E.J. van Hezik, 1959-1979
Vice-voorzitter: J.H.J. Gianotten, 1956-1964 K.J. Bekkers, 1965-1979
Penningmeester: H.J.M. van Gent, 1956-1960 R.J.N.M. Westers, 1961-1979
Secretaris: P. Gerth, waarn. secr., 1956-1957
Bestuursleden: K.J. Bekkers
92
A.H. Bloemsma drs J.M. de Brabander H.J.M. van Gent P. Gerth drs W.G.M. Hendriks G.D. de Vré
H.C. de Wit Geestelijk adviseur: pastoor-deken drs J.A.M. van der Gaag
nederlandse katholieke boekverkopersbond (nkbb) Voorzitter: W.J.M. van Gent, 1956-1957 M.J.A.I. Oomens, 1957-1960 W.J.M. van Gent, 1960-1962 N.A.J.P. Louwers, 1962-1963 W.J.C. van Rossum, 1964-1965 (in 1964 waarn.) C.H. Winants, 1965-1979 (in 1965 waarn.)
Penningmeester: Th. Gianotten, 1956-1963 mevr. E.J.M. Creyghton-van de Weijer, 1964-1979 Bestuursleden: W.J.M. van Gent L. Kamer A.G.J. Kühne N.A.J.P. Louwers A.C.M. Pillot W.H.M. Schellen P.J.F. Schoth W.A.A. Willems C.H. Winants C.N. Yocarini
Vice-voorzitter: M.J.A.I. Oomens, 1956-1957 C.H. Winants, 1964-1965 Secretaris: J.Th.G. van der Hoeven, waarn. secr., 1956 mr R.J. Nelissen, 1957-1960 Th.M. Hazekamp, 1960-1963 C.J. Steur, 1963-1965 drs A.E.J. van Hezik, 1965-1979
Geestelijk adviseur: pater J. Cools msc
Leden In onderstaand overzicht is de ledenlijst uit W. van der Pas, De strijd voor het katholieke boek hernomen, maar de alfabetisering is hier echter niet op persoonsnaam, maar op plaatsnaam en vervolgens op naam van uitgeverij of boekhandel. De bedrijven zijn meestal onder hun oorspronkelijke naam opgenomen. Voor de jaren na 1956 is het lidmaatschap van de bond van boekverkopers of uitgevers aangegeven met respectievelijk een b of een u. Het was 93
niet mogelijk de jaren van lidmaatschap in alle gevallen exact terug te vinden. Er is gebruik gemaakt van vierkante haken (bijvoorbeeld: [1973]) voor die dateringen die niet geheel zeker zijn. De datering die tussen vierkante haken is vermeld, is zeker vanaf c.q. tot en met het vermelde jaar, maar strekt zich mogelijk ook uit over vroegere, c.q. latere jaren. Plaats
Firmanaam
Leden
Lidmaatschap
Alkmaar
Kühne, Boekhandel Jan
Alphen a/d Rijn Amersfoort
Poa, NV Markx’ Boekhandel Born, M.L. v.d. Gastel, Boekhandel B.A. van
J.T.A. Kühne A.G.J. Kühne J. Oortmeijer A. van der Hulst M.L.v.d. Born H. Kerkhofs B. van Gastel H.W. van Valkenhoef A.M. Vugs J.N. Favié G. Merckx F.W.Th. Rosenberg J.A.E.M. Ditters J.J.C. Bleys mej. M.J.M. Peters V. Lycklama à Nijeholt Bernard Verhoeven A.J.H. Boezeman R.B. van den Biggelaar P. Bergmans R.E.M. van den Brink J.V.L.M. Verbiest A.J.A. Nesten
1946-1953 1953-1979 b 1928-1948 1959-[1973] b 1936-1937 1944-1946 1945-1951 1955-[1976] b
Amstelveen
Amsterdam
Nova, Boekhandel Favié Merckx, Boekhandel Rosenberg Argus, NV Uitgeverij Bleys, Boekhandel Como, Boekhandel 1
Desclée de Brouwer
Diligentia, NV Uitgevers Mij Elsevier, NV Uitg. Mij
Fidelitas
1 2
Later gevestigd te Utrecht. Boezeman was reeds lid als vertegenwoordiger van Parcival te Breda.
94
1949-1953 [1969] b 1961-[1973] b [1969]-1979 b 1962-1963 u 1958-[1969] b [1969]-[1973] b 1945-1951 1946-1950 2
-1979 u 1950-1963 u
1957-1968 u 1957-1968 u 1931-1936 1935-1936
Pius X, Boekhandel
P. v.d. Kruyf J.A.C. Peters J.H.J. Gianotten F.N.W.M. Gianotten M. van de Broek C.C.A. Hoes A.M.J. Schulte H. Joosten J.A. Mommersteeg J.W. Henfling J.B.M. Verwey V.C. Breed Jac. Misdom H. van den Eerenbeemt H.J.M. Nelissen mevr. W. Nieuwenhuis A.J.M. van der Waart mej. R. de Wit
R.K. Boekcentrale, NV de
A.A.J.M. van de Broek sr J. van Lieshout
Geert Grote, Boekhandel Gianotten, nv Centr. Uitgeverij Hoef, Boekhandel van der Joost van den Vondel, NV Uitgevers Mij Joosten, H. Keesing, NV Internat. Uitg. Systemen Keizerskroon, NV Uitgeverij Lieverlee, NV Uitgeverij Lyceumboekhandel Munsters’ Uitgevers Mij, NV van Nelissen, Boekhandel H. Obrecht, Boekhandel
Rembrandt
Rijk, J.H. de Roman-Boek- en Kunstboekhandel Sancta Maria, Boekhandel Sint Jozef de Tijd, NV Drukkerij de
95
J.H.E. Asberg A.A.M. Winkelhagen H.B. Merison J.H. de Rijk H.M.G.M. Nelissen sr J.F.A. Klaassens jr F.J.L. van Onna F. Wierdels J.J.W. Boerrigter W.C.H. Leijdeckers
1935-1939 1947-1948 1957-1967 u 1967-[1968] u [1973] b 1934-1953 1953-1960 u 1943-1945 1964-1967 u 1946-1949 1951-[1968] u 1952-[1964] b 1924-1929 1924-1951 ?-[1973] b 1936-1939 1939-[1973] b 1927-1929, 1937-1942 1948-1950 1924-1929, 1932-1946 1937-? 1960-[1967] b [1969] b [1960] b 1936-1957 1938-[1969] b 1960-[1964] b 1928-1931 1936-1967 u 1963-1964 u
Apeldoorn Arnhem
Asten
Beek (L.) Bergen op Zoom
Berkel (Z.H.)
Best Beverwijk
Bilthoven Bladel
A.W.M. van der 1965-[1968] u Kallen Tummers, Boekhandel -[1976] b Urbi et Orbi, NV Boekhandel J.H.E. Asberg 1937-? R. Tummers [1969] b Viribus Unitis NV P. Woerdeman 1935-1939, 1946-1951 Vroom en Dreesmann H.G. Lievers 1972-[1973] b de Zaaier, Boekhandel mevr. G.M. Smits- 1945-1951 Kramer P.D. Otten 1951-1959 Wouters, Boekhandel T.J. mej. T.J. Wouters 1946-1961 b Enschot, H.G.F.M. van H.G.F.M. van 1940-1951 Enschot het Centrum, Boekhandel H. van der Burgt 1924-1942 mevr. G.M.C. 1946-[1969] b Neerincx-van der Burgt A.J.A.M.L. Neerincx[1973] b Mastrigt, Boekhandel A. Klemann 1924-1927 v/h J.J. van S. van de Burgt sr 1928-1940, 1946-1957 b S. van de Burgt jr 1957-1979 b Berkers, Boekhandel Hub. mej. P.J.M. 1966-? b Berkers H. Berkers [1969]-[1976] b Mennen, Boekhandel H.J. Mennen [1964]-[1973] b Hoppers’ Boekhandel E.J.H. Hoppers 1959-[1973] b Janssen, Boekhandel G. R.M. Janssen 1946-[1969] b Kreek & Zoon, A. Magnee 1945-[1964] b Boekhandel W. v/d Stoetzer H.E. Stoetzer 1966-1972 b Burg, Boekhandel van de G.S.J.M. van 1960-[1973] b de Burg mevr. M.J. van ?-1979 b de Burg Wijdeven, Boekhandel A.J. Wijdeven [1969]-? b Burger, Boekhandel D. Burger 1959-[1973] b Swart, Jos de R.A. Spruyt 1945-1951 J.C.H. de Swart 1959-[1964] b Nelissen, Uitgeverij H. R.M.M. Nelissen 1958-1979 u Voort, Boekhandel van de Th.C.M. van 1960-[1969] b de Voort 96
Blerick
Simons-Spee, Boekhandel Wed. G. Steylen, Firma B. en A.
Bolsward Bovenkarspel
Schermer’s Boekhandel Buysman, Boekhandel Paul
Bovenkerk
Rosenberg, Boekhandel Th.
mej. M. Simons
1946-[1964] b
A.J.A. Steylen S. Steylen P.M.C. Mulder P. Buysman J. Buysman Th. Rosenberg F.W.Th. Rosen-
1959-? b [1964]-[1969] b 1946-[1949] 1939-[1969] b [1973]-[1976] b 1946-1951 1951-[1964] b
berg Boxmeer
Boxtel
Breda
Breukelen Brunssum
1
Dinter’s, Kantoorboekhandel mevr. H. van [1969]-[1976] b Van Dinter-Palstra Schoth, Firma F. P.J.F. Schoth 1946-[1976] b mevr. M. Schoth- [1973] b van Sleeuwen Bogaerts, H. H. Bogaerts 1936-1938 Bosse, Boekhandel H.L.M. Bosse [1969]-? b Robben, Boekhandel A.J. Robben 1961-[1964] b Tielen, Boekhandel J.P.Tielen 1946-[1964] b Bergmans NV, Drukkerij M.J.A.I. Oomens 1937-1946 Henri Ernste, A.M. M.Ernste 1938-1939 Liempt, A.H. van A.H. van Liempt 1937-1940 Oomens’ Boekhandel mej. M. Oomens 1948-1954 C.J.I.M. Kreyns 1953-[1964] b M.J.A.I. Oomens 1961-1966 b Parcival NV, Uitgevers-Mij W.A. de Bruyn 1957-1959 u 1 A.J.H. Boezeman 1959- u Turnhout, Boekhandel C.S. Fikken 1946-[1976] b J.J. van Vives mej. M.J.H. van 1960-[1969] b Riel Wees, Boekhandel Ed. van H. van Wees 1927-[1949] Ch.J.J.M. van 1951-1972 b Wees het Keizerrijck, Boekhandel M.N.J. van 1943-1946 Kralingen Hoppers’ Boekhandel J. Hoppers 1959-[1969] b Huystee-Eyck, Boekhandel K.J.B. van Huystee 1951-1959 b
Later was Boezeman lid als vertegenwoordiger van Desclée de Brouwer te Amsterdam.
97
Bussum
Cuyk Delft Deurne
Deventer
Didam Dieren Djakarta Doesburg Dongen Eindhoven
Emmeloord
1 2 3
Blommesteijn, Boekhandel M. Brand, Paul
F.J. Blommesteijn 1960-[1964] b
Paul Brand sr 1924-[1968] u Paul Brand jr 1942-1979 u Cuykse Boekhandel H.A. Derks 1960-[1973] b Kempers, Boekhandel H.J. Kempers 1959-1979 b Eynde, Boekhandel van den A.N.J. van den [1964]-[1969] b Eynde Keijzers Boekhandel mevr. Th.W. [1969]-? b Keijzers-Veldhuijzen Sint Willibrordus, Uitgeverij br. J. Veldt 1965-[1976] b + u 1 mej. P.M. Hunink 1952-1958 b Hunink, Boekhandel A.F. Klein Beernink, Boekhandel J.W.J. Klein 1954-[1973] b Beernink W. Klein ?-1979 b Beernink Veldhuis, Boekhandel P.J. Veldhuis 1959-[1973] b Leonards, Gebr. Th.M.G. Leonards 1945-[1973] b Rebers, Boekhandel W.A. Rebers 1965-[1969] b Obor, NV J.C. Oostermeijer 1952-1954 Rijntjes, Boekhandel A.W. A.G. Rijntjes 1952-[1969] b Leijten, J.W. H. Leijten 1946-[1969] b Dijck, Boekhandel van P.F. van Dijck 1960-[1973] b het Hooghuis v/h Van Eupen A. Vervoort 1924-1934 J.A.L.M. Winters 1934-1979 b + u Jonkers, H.J. H.J. Jonkers 1952-1958 Koonings Jzn, J. J. Koonings Jzn 1924-1959 J.M.H. Koonings 1960-[1973] b 2 Th.F.M. Vrijdag 1938-1952 de Pelgrim Piere, M.F. van B.P.J.M. Kessels 1924-1933, 1937-1949 J.W.M. Kessels 1949-1952, 1954-[1973] b Smaling, H.P. H.P. Smaling 1927-1939 3 E.M.J.M. 1952-1979 b Vrijdag, Boekhandel Theo Frencken Marsman, Boekhandel J.A. Marsman 1960-[1976] b
Voortgezet als: Boekhandel Veldhuis. Voortgezet als: Boekhandel Theo Vrijdag. Later: Boekhandel E. Frencken.
98
Enschede
Franeker Geleen
Gemert
Gennep Goirle Gouda
Grave
’s-Gravenhage
Onze Courant, Boekhandel
W. Platvoet 1927-1931 mej. W. van der 1935-1937 Horn Witkam, Boekhandel W.G. Witkam 1937-[1969] b Bonnema, Boekhandel P. Bonnema 1960-[1969] b Knippenberg-Spanjaard J. Knippenberg 1946-[1964] b P.J.G.M. 1950-1952 Spanjaard zie ook: Sittard, Schrijnemakers & Spanjaard mevr. M.C.J. [1969]-? b Knippenberg Muurmans, Boekhandel mevr. R.H. [1969]-? b Muurmans-Voncken Gembo, Boekhandel J.G. van der [1969]-[1973] b Vrande Wijn, Boekhandel mej. J.P. Wijn 1960-[1976] b Noord Limburgse Boekhandel E.H.J.A. Schafrat 1960-[1973] b van Diessens’ Boekhandel J.B.A.M. van de 1946-[1964] b Laar Quant, Boekhandel A. H.J.M. Quant 1952-[1969] b Verkaaik, Boekhandel M.F.F. Verkaaik 1952-? mevr. J.W.M. [1964]-1972 b Verkaaik-Verwey Verhaak’s Boekhandel F.O.C.E.E. 1959-? b Kwakkernaat H.J.C. Zwartjens [1964] b Bijenkorf, Magazijn de mej. M.J. Moor [1973] b Cohen, NV Uitg. Mij mevr. M. Cohen- 1931-1935 Erven M.G. Wingen J. Commandeur 1954-? Dieben NV, Uitgeverij H.J. H.J. Dieben 1924-1941 W.T.M. Dieben 1948-1955 P. Gerth 1952-1958 u mevr.M.C. 1955-1965 u Dieben-Brouwer Doove, J.C. J.C. Doove 1946-1948 Govers NV, A.N. A.N. Govers 1924-1934 E. Govers 1934-1951 C.M.B. Govers 1949-1955 Hagen’s Drukkerij en Th.P.A.J. ten 1929-1933 Uitgevers Mij NV, Ten Hagen 99
Langenhuysen, C.L. van Lannoo Nederland NV Lannoo, Uitgeverij Paagman, Boekhandel Plantijn NV, Boekhandel
Roebert, A.J. Sint Joris, Uitgeverij
Staatsdrukkerij- en Uitgeverijbedrijf het Suyden de Violier, NV Boekhandel
Groenlo
Groesbeek Groningen
Vroom en Dreesmann Wiegerinck, G.J.
Groesbeekse Boekhandel, Eerste Heuvel, Boekhandel Reese
Grootebroek Haaksbergen
Rijkes, C.J. Huis in ’t Veld
100
H.J.H. Godijn 1955-1967 u Th.P.A.J. ten 1955-1958 u Hagen M.C.G.M. ten 1958-1967 u Hagen B. Mensing 1924-1927 J.A.A. 1965-[1968] u Leechburch Auwers P. Lannoo 1954-[1968] u G.J.W. Paagman 1957-1979 b P.J.L. Creyghton 1941-1946 M.J.A.I. Oomens 1947-1961 mevr. E.J.M. 1953-1979 b Creyghton-van de Weijer A.J. Roebert 1927-1933, 1935-1953 J. Zwijnenberg 1953-1958 U P. Gerth 1958-1959 U J. Hörnmann 1958-1962 U Th. Oltheten 1959-[1968] u H.Th.A. Stumpel 1957-1961 b O.L. Gooiker 1961-[1969] b Th. van Bergen 1924-1926, 1947-1957 b J. van Lint 1952-1954 J.A.B.F. 1946-1949 Wygerinck mevr. H.A.M. 1951-[1964] b Groot-Zevert A.J.M. Konings [1969]-[1976] b P.A. Jacobs 1958-[1964] b mevr. B. Heuvel N.J. Stokkermans mevr. P.W.B. Reese-Huising C.J. Rijkes mej. A.C. Huis in ’t Veld
1924-1925 1938-[1964] b [1969] b 1946-1979 b 1948-[1969] b
Haaren
Vugs, J.A.
Haarlem
Coebergh, H.
J.A. Vugs
Gottmer, J.H. Kuijeren, van Sint Jacobs Godshuis de Spaarnestad, NV
Halfweg Heemskerk
Kuypers, Boekhandel ABC Boekhandel
Heemstede
de Toorts
’s-Heerenberg
Schuurman’s Boekhandel
Heerlen
Alberts, Jos. Limburgse Boek- en Kunsthandel
Heeswijk
Heiloo Heino den Helder Helmond
1
1926-1938, 1940-[1949] F.J. Vugs [1964]-1972 b P.G.M. Coebergh 1926-[1969] b H. Coebergh 1927-1933 J.H. Gottmer 1940-1945 C.J. van Kuijeren 1959-[1973] b H.J. Habraken 1925-1944 A. Hartendorp 1938-1948 G.D. de Vré 1948-1968 u J.P. Smael 1966-[1968] u J.J.J. Kuypers 1957-1979 b mevr. A.M. 1962-[1973] b Beentjes-Commandeur W.M. Wijnhoven 1937-1939 C.H.M. Hesseling 1939-1961 u H. Schnabel 1941-[1955] G. Wijdeveld 1953-1954 W.H.A. 1960-1972 b Schuurman H.G. Alberts 1931-1951 F. Weijers 1924-1944
mej. M.B.E. van den Boorn P. Soons Roosenboom, Joh. Joh. Roosenboom Winants, Boekhandel C.H. Winants Berne, Boekhandel Abdij van J. Klesser opraem C. Hoekx opraem N.P. van Beynen 1 B. van der Laan Kinheim Uitgeverij Overmars, J.R. mevr. G.M. SmitOvermars Van Andel, Boekhandel C.R. van Andel Burgt, J.M. v.d. J.M. v.d. Burgt Helmond, NV Boek- en H.A.F.M. van der en Handelsdrukkerij Grinten W.G.M. Hendriks
Later: Uitgeverij Van der Laan.
101
1944-1953 1944-1954 1931-1961 u 1945-1979 b + u 1961-[1964] b 1969-1973 b 1973-[1976] b 1944-[1968] u 1946-[1973] b [1969]-? b 1927-1934 1946-1967 u 1952-1979 u
Verhagen-de Reijdt, Boekhandel H. Franssen Höfte, Boekhandel Witkam, Boekhandel
J.J.F.Verhagen 1946-1954 J.F.H.Verhagen 1946-[1973] b + u Hengelo L.J. van Straaten 1960-[1969] b J.M. Höfte 1958-[1973] b mej. M.J. 1948-1949 Hoefnagels ’s-Hertogenbosch Bergmans, B.V. E.J. Jekel [1972] b de Kathedraal C. van Loon 1960-[1964] b Klaroen, Uitgeverij G.D. de Vré 1966-[1968] u Malcorps, A. A. Malcorps 1924-1925 Malmberg NV, L.C.G. A.W. Coebergh 1924-1951 H.A.J.M. Teulings 1927-1960 u F.A.M. Cuppen 1959-[1968] u P. Hagers 1964-1966 u Moors, Boekhandel mej. J.M.A. Moors 1961-[1969] b Mosmans Zoon, G. J. d’Herripon 1924-1935 J.A.M. van Gent 1924-1952 H.J.M. van Gent 1935-1979 b + u W.J.M. van Gent 1945-[1964] b mej. C.J.W.M. van Gent [1969]-? b Rooy-Krijnen, A, van A.P.J. van Rooy 1936-[1973] b J.M. van Rooy [1964]-[1976] b Zuid-Nederlandse J.A.M. Cleerdin 1937-1943, 1947Drukkerij, NV 1955 Hillegom Klugt, Boekhandel van der P.J. van der Klugt 1957-[1976] b Hilversum Blommesteijn, M. M. Blommesteijn 1924-1932 H. Blommesteijn 1940-1958 b mevr. Blomme1959-[1969] b steijn-Meesters Gooi en Sticht NV C.M.J. Aleven 1937-1953 mej. H.C.Aleven 1961-1965 u F.A.E. de Gruyter 1965-[1968] u Modern, Boekhandel C.H.H. Koks 1931-1939 Hoensbroek Belle van Gassel v/h S. Hulst J.D. Belle 1954-1979 b Hoofddorp Grieken, Boekhandel M. van M.C. van Grieken 1960-[1964] b Hoorn Stumpel, NV BoekH.A.M. Stumpel 1935-1956 en Kantoorboekhandel M.H.J. Stumpel 1956-[1976] b Hulst Geyt, Boekhandel van P.A. van Geyt 1953-[1969] b Kerkrade de Zuid-Limburger, NV W.J. Aalmans 1943-1945 H.J. van Wersch 1945-1955
102
Kloosterzande Laren Leeuwarden Leiden
Duerinck-Krachten, Boekhandel Koning, F.W. de Berndes Boek- en Kantoorboekhandel Ars Catholica Nederlandse Wetenschappelijke Boekhandel Pompe, J. Zandvliet, N.G.
Lisse
Graficus Lisse
Losser
de Lange’s Boekhandel
Lutjebroek Lutterade
Groot, Th. N. Muurmans, Boekhandel
Maastricht
Aelst, E. van Meijer-Dupuits
de Meern Meijel
Schenk, J. Stols, A.A.M. Veldeke Vos, J.H. Kooten, Boekhandel van Pluijm’s Boekhandel
Mill Nederweert
Vero, Boekhandel Knapen-Jetten, Boekhandel
Nijmegen
Berkhout,J.J.
103
H.H. Sips H.K.M. Timmermans Jac. DuerinckKrachten F.W. de Koning G.P.A. Kuypers
1955-[1969] b 1955-? [1969]-? b 1946-1958 u 1946-1955
Joh. van Lith 1928-1941 J.L.A.M. Vervoort 1947-1951 J. Pompe N.G. Zandvliet J.G. Zandvliet N.G. Zandvliet J. de Vos J. de Vos jr mej. A.M. de Lange Th. N. Groot A.H. Muurmans mevr. R.H. Muurmans E. van Aelst J.G.L. Broens J. Meijer H.P.M.J. Meijer J. Schenk A.A.M. Stols P.A. van Druenen J.G.M. Teulings N.H. van Kooten J.M. Pluijm mevr. A.W.F.M. Coolen-Pluijm P.F.J. Verstraten mevr. J.D.A.M. Knapen-Jetten J.J. Berkhout W. Smolders L.J.G. Krüger
1946-1950 1930-1934,1948-1951 1952-[1969] b [1973] b 1957-1959 b 1959-[1969] b 1959-[1976] b 1953-1972 b 1943-1945 1943-[1964] b 1928-1939 1957-[1968] u 1927-1944 1938-[1973] b 1946-1979 u 1928-1929 1959-1960 b 1950-1952 [1969]-[1973] b 1960-[1969] b [1973]-[1976] b 1959-[1969] b [1969]-[1976] b 1936-1938 1946-1952 1954-1959 b
Dekker & van de Vegt, NV
Dencker, A. Eucharistische Boekhandel Gisteren, Boekhandel van Gottmer’s Uitgeversbedrijf Hooydonk, A.T. van Joost van den Vondel, Boekhandel Kloosterman, J.F.
de Koepel
Nuth
1
Wilt, A.J. de Wito, Boekhandel Alferink’s Boekhandel 2 Flora, Boekhandel
Oisterwijk
Tillmans, Boek-en Kantoorboekhandel de Croon-van Heerbeek, Boekhandel Oisterwijk, Boekhandel
Oldenzaal
Verhaag, J.
Oirschot
1 2
K.W.J. van Rossum C.F.J. Simons A. Dencker H.J.H. Boeracker F. van Gisteren B. Gottmer A.T. van Hooydonk B.J. Rosijn mej. J. Janssen A.J. Janssen C.N. Yocarini J.C. Oostermeijer J.R. Lucassen
Sint Augustinus Boek- en Kunsthandel Sint Gregoriushuis
Nijverdal Noordwijk
Th. Verhoeff A.J.W. v.d. Bilt
Later gevestigd te Roosendaal. Later: Boekhandel Buyze.
104
L.P.W. Hofman
1924-1928 1924-[1968] u en [1969] b 1958-1979 u 1963-[1973] b 1924-1925 1936-[1969] b 1959-[1969] b [1958]-1979 u 1924-1936 1966-? b 1932-1934 1937-1955 1959-[1969] b 1945-1951 1945-[1955], 1964-[1968] 1946-[1969] b
mej. M.M. van de Veer A.J. de Wilt B.J. Rosijn B. Alferink H. Buijze J. Buijze J.W. Tillmans
1960-[1969] b 1924-1925 [1973] b 1962-[1964] b 1952-1953 1953-[1973] b 1957-? b
H.F. de Croon
1957-[1976] b
A. Molenaar J.G.J. van den Boogaard mej. A.Th.H.E. Verhaag
1957-? B [1964]-[1969] b 1948-1966
Oostburg Oosterhout
Oss
Panningen Purmerend Raamsdonksveer
Rijssen Roermond
mevr. M.C. [1969]-? b Verhaag-Diever L.C.J. Slager [1973] b Ouwendijk, Boekhandel J.G. Ouwendijk 1962-1963 b St. Paulus Abdij, Dom Fr. Renier 1960-[1976] b Boekhandel der (= H.P. van Cranenburgh) Vermijs en Zoon, Boekhandel S.A. Vermijs [1964]-[1973] b Vermo, Boek- en mevr. J.C. [1973] b Kantoorboekhandel Vermijs-Oomen Cooijmans, Boekhandel M. W. Derijks 1952Cremers J. Cremers 1927-1932 H. Cremers 1932-1933, 1946-[1964] b Derijks en Zoon, W. Derijks [1964]-[1973] b Boekhandel W. Meys-Wolf, Firma mevr. H. Meys1927-1929 Wolf A.A. van Hal 1952-1979 b de Gouden Leeuw, G.H. Keltjens 1959-[1976] b Boekhandel de Wit, Boekhandel mevr. V.M.M. de [1969]-[1976] b Wit-Ruyter Bavel, Boekhandel van A.B. van Bavel 1960-[1964] b mevr. Van Bavel [1969] -De Veth J.P.J.M. van de [1973]-[1976] b Laan Dongen, A.J. van A.J. van Dongen 1937-1941 Velder, Boekhandel A.A. Velder 1960-[1969] b Marck, D.E.P.M. van der D.E.P.M. van der 1946-1949 Marck Marck, NV H. van der H. Schaapveld 1938-1940 Romen & Zonen, J.J. Th.J.A.M. van der 1924-1966 u Marck R. van der Marck 1965-1966 u Schulpen, W.H. W.H. Schulpen 1928-1930 Timmermans, H.M.J.J. H.M.J.J. 1937-1939 Timmermans mevr. H. 1959-[1969] b Timmermans Willems, Boekhandel Henri W.A.A. Willems 1945-1979 b 105
Roosendaal
Leeuwen, NV Boekhandel D. van
Rotterdam
Auwers-Faber-Van Raaij Collenburg, Wed. F. de Forel Literair Centrum, NV de Maasbode, NV Mentor Simons van de Broek, P.J.
Schagen Schiedam
Schijndel St.Michielsgestel Sittard
Sneek Soest Soesterberg Someren Stadskanaal Steenbergen 1
Sint Laurens Boek- en 1 Kunsthandel Plukker, W.G. Roodbol, A. Schiedamse Boek- en Kunsthandel
Sint Jan, Boek- en Kunsthandel Wiel, Th.J. van de Dekkers, Boekhandel Alberts, Boekhandel Alberts, Drukkerijen het Boekhuis Schrijnemakers & Spanjaard Schmidt, Boekhandel C.G.
A.J.M. Roes mej. Th.W. Roes E.J. Jekel J.Th.A. van Raaij mevr. F. Collenburg J.C.Th. de Bruin
1937-[1949] 1961-[1969] b 1972 b 1966-? b 1931-1932
1934-1954; 1963-1967 u V.C. Breed 1950-1951 Joh. Kuypers 1958-1960 (buitengew. lid) Th.P. Hanou [1964] b P. Simons van de 1924-1927 Broek Th. Hanou 1924-[1949] J.E.J.M. Hanou 1942-1979 b W.G. Plukker 1960-[1963] b J.P. Roodbol 1947-[1964] b P. Hanou 1941-1944 mevr. J.C. Hanou- 1944-[1973] b Hoefsmit P. Hanou [1964] b J. Zoetmulder 1961-1972 b
Th.J. van de Wiel 1930-1932 J.A. Dekkers [1969]-[1973] b G.M.J.C. Alberts 1950-[1969] b G.M.J.C. Alberts 1950-1979 u C.A.A. Hagenaars 1935-1959 b P.J.G. Spanjaard 1952 mej. S.J. Schmidt 1936-[1949] R. Slippens [1964]-[1969] b Alders, Boekhandel C.J.L. Alders 1959-[1969] b Leeuwen, Boekhandel van mej. J.W. van 1960-[1973] b Leeuwen Moosdijk, Boekhandel van de mevr. W.A. 1959-[1976] b Willems-v.d. Moosdijk Ossel, Boekhandel Max M.B. Ossel [1969]-[1973] b Vermeulen, Boekhandel J.A. Vermeulen 1946-[1964] b
Later: Boekhandel Hanou.
106
Stein Steyl Swalmen Terneuzen
Brouns, Boekhandel Sint Willibrordus, Boekhandel Swalmer Boekhandel Ververs’ Boekhandel
Tiel
Sint Maarten, Boekhandel
Tilburg
Bergmans NV, Drukkerij Henri Bergmans, Boekhandel W.
Gianotten, Th. de Kempen Nederland’s Boekhuis
het Nieuwe Centrum
Pillot, A.C.M. Remmers, Boekhandel 1
R.K. Jongensweeshuis
2
Ughelen Uitgeest
1 2
Smits, Boekhandel Standaardboekhandel, NV Triborgh, Boekhandel Don Bosco, Uitgeverij Hoek, Boekhandel v/h van der
Later: Uitgeverij Zwijsen. Vanaf 1959 in 's-Heerenberg.
107
P.J.A.M. 1957-[1973] b Vermeulen P.H. Brouns 1963-[1969] b G. van den Heuvel 1937-[1949] Br. Antonius 1952-1966 b + u H.H. Huysmans 1960-[1973] b G.P. Ververs 1959-[1964] b Ch. Ververs [1969]-[1973] b B.P.F. Bruggeman 1937-1939, 1946-1949 L. Bergmans 1924-1926 mevr. L. 1926-1929 Bergmans P. Bergmans 1929-1953 F.C. de Beer 1952-[1969] b J.J.J. Bergmans 1957-[1968] u Th. Gianotten 1949-[1976] b J. Pillot 1933-1939 G.C.J.M. Verbiest 1924-1930, 1935-[1968] u F.J.M. Verbiest 1945-1979 U C.S. Gianotten 1960-[1969] b P.C.J.M. [1973] B Gianotten A.C.M. Pillot 1939-1941, 1952-[1969] b L.P.H.M. 1966-[1973] b Remmers Fr. Ignatius 1924-1950 (= J.A.J. Smeulders) Fr. M. Placentius 1950-[1968] u (= J.A.M. Ansems) Jos Smits 1958-[1964] b J.H.J. Gianotten 1946-[1949] u H.G.M. Veldkamp 1936-1943 M. van Pelt 1954-1968 u P.W. Kalkman 1952-
Uithoorn Utrecht
1
Grieken, J. van Ten Hoope, Boekhandel de Bieb, Boekhandel Ceboha, Boekhandel Cantecleer, Uitgeverij Dekker & van de Vegt, NV
Joh. van Grieken L.J. ten Hoope H.J. Weymans J.M. de Brabander K.J. Bekkers M.F.M. van Rossum P.G.M. van Rossum Eijndthoven, Boekhandel van Th. van Eijndthoven Fontein A.H. Bloemsma Gadella NV H. W. Gadella de Gemeenschap L. Kuitenbrouwer het Karveel, Uitgeverij S.C.R.E.A.M. Jonckx 1 R.J.N.M. Westers de Lanteern, Uitgeverij P.J. Bellersen Ons Huis J.M. de Brabander Radboud Boek- en N.A.J.P. Louwers Kunsthandel Ros, L.M. A. Lagas Rossum, Wed. J.R. van J.F.Th van Rossum P.M.A. van Rossum W.J.C. van Rossum J.R. van Rossum Sint Gregoriushuis Fr. Vitus Fr. Ignatius Fr. A. ten Kroode het Spectrum A.H. Bloemsma P.H. Bogaard Gabriël Smit H.C. de Wit Standaardboekhandel H.D. Wijers van Wees C.V., J.H. J.J.A.M. van Mackelenbergh
Later: Uitgeverij Westers.
108
1958-[1964] b [1969]-[1973] b 1960-[1964] b 1973 B 1952-1979 u 1924-1979 b 1963-[1969] b 1961-[1973] b 1946-1979 u 1960-[1964] b 1927-1928 1965-[1968] u 1955-1979 b + u 1961-? b 1963-1979 u 1960-1963 b 1924-1932 1924-1948 1930-1967 u 1935-1979 b [1969] b 1924-1936 1936-1964 u 1962-[1968] u 1936-1946 1938-1979 u 1947-1950 1957-1979 u [1969]-? b 1924-[1955]
Valkenburg Valkenswaard
Crolla, Jos Heijden jr., Hub. van der
Veghel
Schellen, Boekhandel W. Veghel, C. van Laan’s Boek- en Kantoorboekhandel Koops, J.A.
Velsen Venlo
Mosmans sr, G.
Venray
Voorburg
J.A.M. Koops
mej. E.C.M. Mosmans Uyttenbroek, Wed. H.H. H. Lebesque Wolters-van Wylick, J. J.C.A.M. Wolters H.E.L. Wolters Messemaeckers, Boekhandel H. Messemaeckers E.Th.M. Messemaeckers Pax P.A. Matthijsse jr. Sint Martijn, Boekhandel
Voorhout
Foreholte, Uitgeverij
Voorschoten Vught
Heuvel, B. v.d. Edele Brabant, Boekhandel
Wassenaar
Hoogeveen, W.J.
Wateringen
Lannoo (Thielt)
1
J.J.M. van Mackelenbergh J. Crolla Hub. van der Heijden jr W.H.M. Schellen C. van Veghel S.J.J. Laan
1
Vanaf 1955: Boekhandel Klemann.
109
1952-[1968] b + u 1929-1930 19451960-1979 b 1929-1930 [1969]-[1976] b 1928-1932, 1946-[1976] b 1924-1928 1927-1932 1946-1952 1952-[1973] b 1958-[1969] b [1973] b
1928-1934, 1940-1954 P.J. Versteeg 1952-1955 mevr. M. 1955Versteeg-Broeders br. Ephraïm 1927-1958 u (=Th. van Huystee) br. Genesius 1946-1956 F. van de Weijer 1956-1960 of 1961 u H.A.M. Kerkhoff 1957-? u br. Aufridius 1961-1963 u A.J.W. Janmaat 1963-1965 u B. v.d. Heuvel 1924-1927 M.F.W.M. van 1960-[1976] b Rosmalen W.J. Hoogeveen 1936-[1949] N. Hoogeveen 1959-1963 b A.C.M. Klemann 1949-[1976] b C.J.M. Klemann 1949-[1964] b
Weert Wychen
Verkuylen & Zoon, Boekhandel Norbert Kleyn, Boekhandel P.Th. de
Zaandam
Gras, Boekhandel
Zeist Zevenaar Zevenbergen
Grundmeijer’s Boekhandel. Akkermans, A.J.M. Schouwenaars, Boek- en Kantoorboekhandel de Nieuwe Boekhandel Waanders, J.M.W.
Zierikzee Zwolle
110
Ch.J.J. Verkuylen 1959-[1976] b F. de Kleyn J.D.W. de Kleyn F. Gras N.A. Gras J.A.Grundmeijer A.J.Akkermans J. Schouwenaars
1960-[1964] b [1969]-[1976] b 1945-1948 1963-[1964] b 1929-1972 b 1953-[1976] b 1959-[1969] b
J. Volkeri J.M.W. Waanders G.J.M. Siegers J. Verlinden C.J.A.Verlinden W.A.M. Waanders W.J.G.Waanders
1959-[1973] b 1925-1944 1944-1947 1946-1955 1955-1960 1960-[1964] b 1967-[1976] b + u
Over de auteur Otto S. Lankhorst (geb. 1953), studeerde geschiedenis aan de Katholieke Universiteit Nijmegen en aan de Université de Sciences Humaines te Straatsburg. In Straatsburg behaalde hij een doctorat d’université: Les revues de sciences religieuses. Approche bibliographique internationale. Strasbourg 1979. In Nijmegen promoveerde hij op het proefschrift getiteld: Reinier Leers, uitgever en boekverkoper te Rotterdam (1654-1714). Een Europees ‘libraire’ en zijn fonds. Amsterdam/Maarssen 1983. Sedert 1 januari 1994 als medewerker verbonden aan de bibliotheek van de Katholieke Universiteit van Nijmegen. Voordien onder meer werkzaam geweest bij het Katholiek Documentatie Centrum voor het samenstellen van de Bibliografie van Katholieke Nederlandse Periodieken (bknp) en als fellow van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen bij het Pierre Bayle-Instituut voor onderzoek naar de internationale rol van de Noordnederlandse boekhandel in de 18e eeuw.
111
Scripta van het Katholiek Documentatie Centrum en het Katholiek Studiecentrum te Nijmegen 1. O. Lankhorst, Voorgoed geboekstaafd
112