Datum
november 2006
"Voorbeeldig geloosd!?" Vergunningverlening en handhaving door waterschappen voor de eigen RWZI's
Transport and Water Management Inspectorate Netherlands
Datum
Paginanummer
november 2006
3
Rapport
"Voorbeeldig geloosd!?"
Inhoudsopgave De kernboodschap
5
1
Inleiding
7
1.1 1.2
Centrale vraagstelling Werkwijze
7 7
2
Analyse en aanbevelingen
9
2.1 2.2
Inleiding Inspectie-aspecten
9 9
3
Checklist voor een zelfevaluatie en landelijk beeld
15
3.1 3.2
De checklist Landelijk beeld
15 16
Transport and Water Management Inspectorate Netherlands
Datum
Paginanummer
november 2006
4
Rapport
"Voorbeeldig geloosd!?"
Transport and Water Management Inspectorate Netherlands
Datum
Paginanummer
november 2006
5
Rapport
"Voorbeeldig geloosd!?"
De kernboodschap Dit rapport bevestigt het bestaan van een solide basis voor vergunningverlening en handhaving bij de waterschappen voor de RWZI’s, die lozen op “eigen water”. Om de voorbeeldfunctie van de waterschappen naar de burgers en bedrijven toe in de praktijk écht waar te kunnen maken dienen de volgende punten door een aantal waterschappen opgepakt te worden: -
draag zorg voor tijdige actualisatie van vergunningen.
-
laat de waterkwaliteitsbelangen nadrukkelijk in het afwegingsproces meewegen.
-
werk mee aan meer landelijke uniformiteit en rechtsgelijkheid door nauwer aan te sluiten op de CIW-standaardvergunning.
-
stel toezichtplannen op met duidelijke nalevingsniveau’s en communiceer hierover met de vergunninghouder.
-
“pak door”, blijf niet steken in het voortraject van handhavingsacties. Zie het informeren van het Openbaar Ministerie meer als een vanzelfsprekendheid.
-
zorg eveneens op bestuurlijk niveau voor functiescheiding, bijvoorbeeld door het aanwijzen van een onafhankelijke portefeuillehouder Handhaving.
Transport and Water Management Inspectorate Netherlands
Datum
Paginanummer
november 2006
6
Rapport
"Voorbeeldig geloosd!?"
Transport and Water Management Inspectorate Netherlands
Datum
Paginanummer
november 2006
7
Rapport
"Voorbeeldig geloosd!?"
1 Inleiding 1.1 Centrale vraagstelling Hoe wordt de vergunningverlening en handhaving op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) uitgevoerd door de waterschappen als het gaat om lozingen vanuit hun eigen rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI’s) die lozen op hun “eigen water”? Die vraag is onderwerp geweest van een inspectieonderzoek dat de Inspectie Verkeer en Waterstaat, Toezichteenheid Waterbeheer (hierna Inspectie) heeft uitgevoerd bij zes waterschappen. De uitgevoerde inspecties gaan in op de problematiek van “de slager die zijn eigen vlees keurt”: het waterschapsbestuur is voor de RWZI’s namelijk zowel vergunninghouder als toezichthouder.
1.2 Werkwijze Pragmatische invulling interbestuurlijk toezicht De Inspectie heeft ondermeer de taak om toe te zien op de uitvoering van de rijks wet- en regelgeving door waterschappen en provincies. Dit wordt “interbestuurlijk toezicht” genoemd. Deze taak is bij de Inspectie neergelegd en komt voort uit de bevoegdheid van de minister van V&W om informatie in te winnen bij de waterschappen (artikel 58 Waterschapswet). Daarnaast regelt de Wet Handhavingstructuur bevoegdheden van de minister op het gebied van de handhaving. De Inspectie wil deze taken en rollen samen met de betrokken medeoverheden op een praktische wijze inhoud geven. In dit verband zijn twee pilot-inspectieonderzoeken uitgevoerd bij in totaal twaalf waterschappen. De onderwerpen voor deze inspectieonderzoeken zijn vergunningverlening en handhaving rond RWZI’s in eigen beheer (dit onderzoek) en beoordeling van gemeentelijke rioleringsplannen door de waterschappen. Deze onderwerpen zijn geselecteerd op basis van diverse voorbereidende gesprekken met o.a. het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Unie van Waterschappen (UvW) en een aantal individuele waterschappen. De onderzoeken zijn projectmatig uitgevoerd, waarbij zoveel mogelijk is gewerkt volgens de standaardaanpak, die beschreven is in de brochure “Inspecties op het Waterbeheer, Toezicht in openheid”. De opgedane ervaringen in deze pilots zullen worden gebruikt bij een verdere concretisering van het interbestuurlijk toezicht. Zes waterschappen bezocht De volgende zes waterschappen zijn in deze pilot door de Inspectie bezocht: Waterschap Aa en Maas, Waterschap Peel en Maasvallei (Waterschapsbedrijf
Transport and Water Management Inspectorate Netherlands
Datum
Paginanummer
november 2006
8
Rapport
"Voorbeeldig geloosd!?"
Limburg), Waterschap Groot Salland, Waterschap Noorderzijlvest, Waterschap Vallei en Eem en Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Per waterschap is een individueel inspectierapport opgesteld. Deze rapporten zijn aangeboden aan het betreffende waterschap en de provincie(s), waarin het waterschap is gelegen. Toetskader De verschillende inspectie-aspecten in dit onderzoek zijn beoordeeld aan de hand van een toetskader, dat voor lozingen van RWZI’s bestaat uit: - EU Richtlijn Stedelijk Afvalwater - Lozingenbesluit Stedelijk Afvalwater (LBSA) - CIW modelvergunningen en CIW emissie-immissietoets - Besluit kwaliteitseisen Handhaving Milieubeheer - Eventueel door het waterschap zelf vastgestelde kaders en richtlijnen Landelijke aspecten en aanbevelingen Om te borgen dat de taken vanuit de rol van toezichthouder in de toekomst beter conform de vigerende wet- en regelgeving verlopen zijn voor de onderzochte inspectie-aspecten door de Inspectie aanbevelingen geformuleerd, die de aangetroffen situatie meer in overeenstemming kunnen brengen met de gewenste situatie. Niet alle aanbevelingen hebben hetzelfde gewicht en/of hebben een wettelijke verplichting, maar ze zullen naar de mening van de Inspectie allen krachtig kunnen bijdragen aan de kwaliteit én uniformiteit van de uitvoering van de V&W regelgeving. In dit koepelrapport zijn aan de hand van de individuele inspectierapporten, die aspecten en aanbevelingen geselecteerd en beschreven, die naar de mening van de Inspectie een landelijke betekenis hebben. Checklist voor een zelfevaluatie; reacties niet onderzochte waterschappen Door middel van het concept-koepelrapport worden de landelijke aspecten en aanbevelingen aangeboden aan alle waterschappen. In het laatste hoofdstuk zijn deze landelijke aspecten en aanbevelingen in de vorm van een checklist bondig samengevat. De niet onderzochte waterschappen hebben door middel van deze checklist de mogelijkheid tot een zelfevaluatie: de eigen werkwijze ten aanzien van de vergunningverlening en handhaving van de RWZI’s zelf toetsen en eventueel een actieplan opstellen om verbeteringen in de eigen organisatie door te voeren. Hiermee wordt de cirkel van “plan=>do=>check=>act” volledig gesloten, zodat de resultaten van dit onderzoek ook bij de niet onderzochte waterschappen kunnen bijdragen aan het verder verbeteren van het waterbeheer. De niet onderzochte waterschappen hebben een reactie gegeven op het conceptkoepelrapport. Deze reacties zijn op hoofdlijnen opgenomen in het laatste hoofdstuk van dit rapport en geven een indruk in hoeverre de niet onderzochte waterschappen zich herkennen in het hier geschetste beeld.
Transport and Water Management Inspectorate Netherlands
Datum
Paginanummer
november 2006
9
Rapport
"Voorbeeldig geloosd!?"
2 Analyse en aanbevelingen 2.1 Inleiding Als rode draad van het onderzoek komt naar voren dat de medewerkers van de waterschappen serieus werk maken van vergunningverlenende en handhavende activiteiten, ook ten aanzien van de lozingen door de eigen zuiveringen. Voorts valt op dat de ambtelijke scheiding tussen vergunningverlening en handhaving in de organisatie goed is doorgevoerd. Echter, de functiescheiding en verantwoordelijkheidsverdeling op bestuurlijk niveau ten aanzien van vergunningverlening, handhaving en zuiveringsbeheer heeft bij een aantal waterschappen nog niet plaatsgevonden. Ter bevordering van een eenduidig en daadkrachtig optreden van handhaving is het aan te raden om op bestuurlijk niveau een aparte portefeuillehouder Handhaving aan te wijzen, die volledig onafhankelijk is en niet betrokken wordt bij activiteiten op het gebied van vergunningverlening en zuiveringsbeheer. Het is ook duidelijk dat mede door het professionaliseringstraject voor de handhaving de kwaliteit van de handhaving in 2005 sterk is verbeterd, inclusief het handhavingsproces ten aanzien van de eigen zuiveringen. Dit uit zich ondermeer in een meer planmatige aanpak van de handhaving (risico gebaseerd) en bijvoorbeeld de invulling van het preventief handhaven (door middel van voorlichting en communicatie).
2.2 Inspectie-aspecten De volgende inspectie-aspecten vragen in de ogen van de Inspectie bij een aantal van de onderzochte waterschappen nog de nodige aandacht, zeker gelet op een sterkere invulling van de voorbeeldfunctie. Deze inspectie-aspecten zijn van landelijke betekenis en naar verwachting ook bij de niet onderzochte waterschappen te verbeteren. Per aspect is een korte toelichting gegeven en is minstens één aanbeveling geformuleerd. 1. Actualisatie vergunningen De onderzochte vergunningen van de RWZI’s zijn in veel gevallen niet actueel en daardoor ook vaak niet (meer) adequaat. Reden hiervoor is dat een actualisatiebeleid veelal ontbreekt of in de praktijk onvoldoende wordt ingevuld: hierdoor worden de vergunningen in veel gevallen niet systematisch doorgelicht in relatie tot nieuwe beleidsontwikkelingen en nieuwe zuiveringstechnieken. De vergunningverlener neemt in het proces van actualisatie in het algemeen een te afwachtende houding aan in de richting van de vergunninghouder met als gevolg dat vergunningen vaak alleen worden vernieuwd wanneer de vergunninghouder daarvoor aanleiding ziet (bijvoorbeeld vanwege een aanpassing van de
Transport and Water Management Inspectorate Netherlands
Datum
Paginanummer
november 2006
10
Rapport
"Voorbeeldig geloosd!?"
installatie). Deze situatie kan een adequate vergunningverlening in de weg staan, waardoor lozingssituaties van RWZI’s niet meer in overeenstemming kunnen zijn met het vigerend waterkwaliteitsbeleid. Aanbevelingen De Inspectie beveelt aan om als vergunningverlener/bevoegd gezag zelf de actualisatie van de vergunningen actief te bewaken en in nauwe samenwerking met handhaving de actuele lozingssituatie van de RWZI’s regelmatig (elke 4 jaar) te toetsen aan de vigerende vergunningseisen én aan het actuele waterkwaliteitsbeleid. Verder wordt aanbevolen om in de organisatie te borgen dat de vergunningverlening nieuwe beleidsontwikkelingen bijtijds vertaalt in termen van concrete eisen in de vergunningen. Met de komst van de Kaderrichtlijn Water wordt deze doorvertaling de komende jaren een cruciale randvoorwaarde om te komen tot een adequate vergunningverlening voor de RWZI’s. 2. Afweging van waterkwaliteitsbelangen In de recentere vergunningen wordt in het algemeen expliciet aandacht besteed aan de effecten van het effluent op de kwaliteit van het ontvangend oppervlaktewater (emissie-immissietoets). Dit leidt in de praktijk echter lang niet altijd tot een aanscherping van de lozingseisen, terwijl de resultaten van de emissie-immisietoets hiertoe vaak wel aanleiding geven. De afweging die ten grondslag heeft gelegen aan het besluit om desalniettemin af te zien van dergelijke verscherpte lozingseisen is in de regel niet of slechts zeer summier gedocumenteerd. Toetsing van de RWZI’s aan de stand der techniek lijkt in veel gevallen een “ondergeschoven kindje” te zijn: in het overgrote deel van de vergunningen wordt weliswaar gesteld dat de installaties voldoen aan ALARA (BUT/BBT) maar dit is veelal niet tot nauwelijks onderbouwd. In het algemeen is het oordeel met betrekking tot de stand der techniek niet gebaseerd op een afweging, die is gemaakt vanuit de rol van het bevoegd gezag (vergunningverlener) maar veeleer vanuit de rol van initiatiefnemer (zuiveringsbeheer). Aanbevelingen De Inspectie beveelt aan om de afwegingen met betrekking tot de waterkwaliteitseffecten van de lozingen en met betrekking tot de mate waarin voldaan wordt aan de stand der techniek een nadrukkelijkere rol te laten spelen in het proces van vergunningverlening. Alleen dan is het meenemen ervan ook werkelijk zinvol vanuit het oogpunt van het waterkwaliteitsbeheer. Momenteel lijkt het meenemen van deze zaken met name voor “de bühne” te gebeuren. 3. Uniformering vergunningen Veel van de onderzochte vergunningen zijn niet opgesteld conform de CIWstandaardvergunning voor RWZI’s. Wel wordt de modelvergunning door de meeste waterschappen tegenwoordig als basis voor de vergunningverlening
Transport and Water Management Inspectorate Netherlands
Datum
Paginanummer
november 2006
11
Rapport
"Voorbeeldig geloosd!?"
gebruikt. De opbouw en het format zijn echter vaak aangepast aan de werkwijze van de desbetreffende organisatie. Aanbeveling De Inspectie beveelt aan om nauwer dan momenteel het geval is aansluiting te zoeken bij de CIW-modelvergunning voor RWZI’s. Hiermee kan namelijk belangrijk worden bijgedragen aan het verkrijgen van meer landelijke uniformiteit en wordt de rechtsgelijkheid met betrekking tot het vergunnen van lozingen door RWZI’s beter geborgd. 4. Relatie tussen vergunningverlening en handhaving In principe dient een vergunning voordat zij definitief gemaakt kan worden altijd onderworpen te worden aan een handhaafbaarheidtoets. In de praktijk vindt een dergelijke toets echter lang niet altijd plaats. In de gevallen waarin een dergelijke toets wel wordt uitgevoerd heeft dat proces in de regel een sterk informeel karakter met als gevolg dat de toets en de doorwerking van deze toets in de uiteindelijke definitieve vergunning in het algemeen niet of zeer summier is gedocumenteerd. Ook de overdracht van de definitieve vergunningen aan de afdelingen handhaving en zuiveringsbeheer wordt in het algemeen gekenmerkt door een sterk informeel karakter. Dit betekent niet dat aspecten als de handhaafbaarheid van vergunningen en de overdracht ervan per definitie onvoldoende serieus worden ingevuld, maar het informele karakter van de gevolgde procedures en het niet expliciet documenteren daarvan maakt het proces van vergunningverlening in de ogen van de Inspectie onvoldoende transparant. Aanbeveling De Inspectie beveelt aan om de verhoudingen tussen vergunningverlening, handhaving en zuiveringsbeheer een zakelijker en formeler karakter te geven. Hierbij hoort ook het expliciet documenteren van bijvoorbeeld afspraken gemaakt in het kader van het vooroverleg en de consequenties van de handhaafbaarheidtoets. Hiermee wordt de transparantie van het proces van vergunningverlening verbeterd, hetgeen de voorbeeldfunctie, die de vergunningverlening en handhaving van lozingen op “eigen water” in de ogen van de Inspectie zou moeten hebben, ten goede komt. 5. Handhavingstrategie en toezichtplan De strategie en handelwijze met betrekking tot handhaving eigen RWZI’s zijn meestal goed beschreven, maar in de dagelijkse praktijk niet altijd toegepast. Verder is de risicoanalyse veelal niet uitgevoerd op het niveau van individuele RWZI’s en zijn de nalevingsniveau’s onvoldoende SMART geformuleerd en niet in een toezichtplan opgenomen. Dit uit zich in de praktijk bijvoorbeeld in vage grenzen tussen wel of geen overtreding van een zogenoemde “kernbepaling”, met als gevolg onduidelijkheid over het wel of niet moeten informeren van het Openbaar Ministerie.
Transport and Water Management Inspectorate Netherlands
Datum
Paginanummer
november 2006
12
Rapport
"Voorbeeldig geloosd!?"
Aanbevelingen De Inspectie beveelt aan om op basis van een risico-analyse een toezichtplan per RWZI op te stellen met als doel het toezicht per RWZI verder te optimaliseren en te objectiveren. In het plan dient specifiek aandacht te zijn voor ondermeer monstername, wijze van toetsing, nalevingsniveau’s en overige toezichthoudende verplichtingen (conform artikel 2.4, Besluit Kwaliteitseisen Handhaving Milieubeheer). Het periodiek uitvoeren van inspecties, waarin al deze aspecten integraal worden getoetst, strekt daarbij zeer tot aanbeveling. Aan de vergunninghouder moet vervolgens op voorhand duidelijk worden gemaakt wat de betekenis is van het toezichtplan en dat conform dat toezichtplan zal worden gehandhaafd. 6. Opvolging overtredingen In geval van handhavende activiteiten heeft de Inspectie geconstateerd dat in sommige situaties wordt afgeweken van de eigen sanctiestrategie. De daadkracht én onafhankelijkheid van de afdeling handhaving komt hiermee ernstig in het geding. In de helft van de gevallen is geconstateerd dat het hoofd handhaving geen of slechts een beperkte mandatering heeft met betrekking tot het handhavend optreden. Het sectorhoofd dan wel de secretaris-directeur draagt te vaak de eindverantwoordelijkheid voor de handhaving van eigen werken, waaronder de RWZI’s. De bijzondere rol en positie van de Buitengewoon OpsporingsAmbtenaar (BOA) voor wat betreft het strafrechtelijk handhaven (autonoom kunnen opstellen van een proces verbaal dan wel het autonoom informeren van het Openbaar Ministerie) wordt in samenhang met het toezicht op de RWZI’s niet expliciet in bepaalde procedures beschreven. De Inspectie heeft geconstateerd dat het Openbaar Ministerie helemaal niet of te laat wordt geïnformeerd over overtredingen door de RWZI’s. De reden hiervan is dat de overtreding als “te licht” wordt ingeschat en door middel van het traject van bestuurlijk handhaven wordt afgehandeld. Daarbij valt op dat in dit verband de door de afdeling handhaving opgestelde “waarschuwingsbrieven” een onduidelijke status hebben en geen afrekenbare afspraken met de vergunninghouder bevatten (te vaak “open einde” afspraken). Daarnaast is een functionele en personele scheiding tussen de toezichthouder en de BOA niet altijd in de organisatie doorgevoerd, hetgeen eveneens niet bijdraagt aan een verbetering van deze situatie. Aanbevelingen Het invullen van de voorbeeldfunctie richting eigen werken start met het optreden daar waar het moet en samenwerken waar het kan. Wijk niet af van de eigen vastgestelde handhavingstrategie, zorg voor duidelijke afspraken in waarschuwingsbrieven. Voorkom daarmee ongewilde gedoogsituaties en/of structurele handhavings-problemen (bijvoorbeeld gedurende langdurige renovaties).
Transport and Water Management Inspectorate Netherlands
Datum
Paginanummer
november 2006
13
Rapport
"Voorbeeldig geloosd!?"
Informeer het Openbaar Ministerie over alle overtredingen door een RWZI, ongeacht de frequentie en/of zwaarte van de overtreding. Voorkom daarmee op voorhand een “rollenprobleem” binnen de eigen organisatie. Voor een beter onafhankelijk optreden binnen het ambtelijke apparaat is er voor te pleiten een volledige mandatering bij het hoofd handhaving neer te leggen voor wat betreft de bevoegdheid om handhavend te mogen optreden. In dit verband is het ook van belang voor een functionele en personele scheiding tussen de BOA en de toezichthouder te zorgen. Stel naar aanleiding van uitgevoerde controles aandachtspunten op voor een volgende beoordeling en breng de vergunninghouder door middel van een schrijven formeel op de hoogte van mogelijke consequenties. Voorkom daarbij “open einde“ regelingen door afspraken met de vergunninghouder SMART te formuleren; zorg er tevens voor dat de status van dit schrijven duidelijk is vastgelegd. 7. Betrouwbaarheid van monstername en analyse Controle van bemonsteringsapparatuur vindt in het algemeen jaarlijks plaats, waarbij de controles van debietmeters niet expliciet worden meegenomen. De wijze van monstername is niet altijd ISO gecertificeerd. Controles door handhaving van de door zuiveringsbeheer aangeleverde kwartaalrapportages vinden veelal slechts globaal plaats, waarbij de rendementsberekeningen, zoals voorgeschreven in het LBSA, niet expliciet worden getoetst. De wijze van beoordeling en de eventuele consequenties hiervan is in de meeste gevallen niet aantoonbaar in dossiers vastgelegd. In het geval van contrabemonstering door handhaving is de wijze waarop de resultaten hiervan betrokken worden in het proces van handhaving niet traceerbaar. Aanbevelingen De Inspectie beveelt aan om de uitgevoerde controles op de door de RWZI’s aangeleverde (kwartaal) rapportages, alsmede de contrabemonstering een aantoonbare functie te geven en in het dossier vast te leggen. Maak daarbij helder wie verantwoordelijk is voor het toezien op de 75%gebiedsreductie, zoals aangegeven in het LBSA. Door het invoeren van interne roulatie onder de handhavers, het betrekken van collega-handhavers van een naburig waterschap en/of het incidenteel uitbesteden van controles op het gebied van bemonsteringsapparatuur aan derden kan een onafhankelijk optreden verder worden versterkt. 8. Dossiervorming De door de Inspectie onderzochte dossiers van vergunningverlening en handhaving zijn in veel gevallen niet goed geordend en vaak onvolledig. De toegankelijkheid en actualiteit van de dossiers laat dan ook te wensen over. De informatie is verspreid over papieren dossiers, werkdossiers en digitale dossiers. Belangrijke informatie over keuze momenten tijdens het vergunningentraject
Transport and Water Management Inspectorate Netherlands
Datum
Paginanummer
november 2006
14
Rapport
"Voorbeeldig geloosd!?"
ontbreken, evenals informatie over het wel of niet handhavend optreden naar aanleiding van de uitgevoerde veldcontroles. Een efficiënte en effectieve handhaving is daardoor onvoldoende mogelijk. Aanbevelingen De Inspectie beveelt aan om zo snel mogelijk over te stappen naar één samenhangend en overzichtelijk digitaal systeem, hetgeen bewaking van acties beter mogelijk maakt. Zorg tevens voor meer transparantie ten aanzien van gemaakte afwegingen in het voortraject van vergunningverlening én gedurende het proces van handhaving, door keuzes te expliciteren en in dossiers op te nemen. Leg de werkwijze en het oordeel van administratieve controles door de handhaver in alle gevallen aantoonbaar in het handhavingsdossier vast, ook indien alles akkoord is bevonden. Voor overdracht van het dossier en ter bevordering van eenduidig handelen, maar ook ter verantwoording van de gezette stappen dient de afhandeling van meldingen inzichtelijk te zijn.
Transport and Water Management Inspectorate Netherlands
Datum
Paginanummer
november 2006
15
Rapport
"Voorbeeldig geloosd!?"
3 Checklist voor een zelfevaluatie en landelijk beeld 3.1 De checklist Per inspectie-aspect zijn in de onderstaande lijst de aanbevelingen met een landelijke betekenis samengevat.
1
Inspectie-aspect
Aanbeveling
Actualisatie
Draag zorg voor tijdige actualisatie van vergunningen zodat
vergunningen
de vergunde lozingen te allen tijde in overeenstemming zijn
Wie? Hoe?
Wanneer?
met het actuele beleid. 2
Afweging van
Laat de waterkwaliteitsbelangen, en dan met name de
waterkwaliteitsbelangen effecten op het ontvangend oppervlaktewater, nadrukkelijker meewegen in het formuleren van de uiteindelijke lozingseisen. 3
Uniformering
Draag zorg voor het bereiken van meer landelijke
vergunningen
uniformiteit en rechtsgelijkheid door zo nauw mogelijk aan te sluiten bij de beschikbare CIW-standaardvergunning.
4
Relatie tussen
Zorg voor een meer zakelijker karakter tussen
vergunningverlening en
vergunningverlening, handhaving en zuiveringsbeheer.
handhaving
Vergroot daarmee de transparantie van het proces van vergunningverlening en handhaving.
5
Handhavingstrategie
Stel toezichtplannen op met SMART gedefinieerde
en toezichtplan
nalevingsniveau’s en maak vooraf duidelijk dat daarop integraal zal worden gehandhaafd.
6
Opvolging
Zorg dat in het traject van bestuursrechtelijk en
overtredingen
strafrechtelijk handhaven de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de betrokkenen op elk moment helder en transparant zijn en handel daar ook naar.
7
Betrouwbaarheid
Toets expliciet of de rendementsberekeningen conform
van monstername
LBSA zijn uitgevoerd. Versterk het onafhankelijk optreden
en analyse
door bijvoorbeeld een collegiale toets van een naburig waterschap.
8
Dossiervorming
Stap over naar één systeem, voorkom versnippering. Zorg voor meer transparantie ten aanzien van gemaakte afwegingen gedurende het vergunningenproces. Leg alle handhavingsacties goed vast, ook indien alles akkoord is bevonden.
In de optiek van de Inspectie zal met het invulling geven aan deze aanbevelingen het proces van vergunningverlening en handhaving door waterschappen nog beter in overeenstemming komen met de vigerende wet- en regelgeving en het
Transport and Water Management Inspectorate Netherlands
Datum
Paginanummer
november 2006
16
Rapport
"Voorbeeldig geloosd!?"
landelijke beleid. De lijst is bedoeld voor een zelfevaluatie door de waterschappen die tijdens dit onderzoek niet zijn bezocht door de Inspectie: het waterschap kan deze lijst langslopen en de voor hun organisatie relevante aanbevelingen nader uitwerken en uitvoeren. Per uitgewerkte aanbeveling kan in de lijst aangegeven worden wie (welke afdeling?) , hoe (welke actie?) en wanneer (per direct, binnen 3 maanden, binnen 6 maanden, later) de verbeteringen worden uitgevoerd. Het ambtelijk apparaat kan op deze wijze snel een zelfevaluatie maken en daarover verantwoording afleggen aan het eigen waterschapsbestuur. Daarnaast zal in een aantal gevallen de functiescheiding en verantwoordelijkheidsverdeling op bestuurlijk niveau met betrekking tot deze problematiek nog eens expliciet aan de orde moeten worden gesteld.
3.2 Landelijk beeld Van de 20 niet onderzochte waterschappen hebben 17 waterschappen op het concept-koepelrapport gereageerd. Op hoofdlijnen levert dit het volgende beeld op: - In zijn algemeenheid kunnen de waterschappen zich vinden in het geschetste beeld. De meeste waterschappen zijn al bezig om één of meerdere aanbevelingen uit het rapport te vertalen naar concrete acties. Een aantal waterschappen is van mening nu al volledige invulling te geven aan de door de Inspectie genoemde aanbevelingen. - De functiescheiding en verantwoordelijkheidsverdeling op bestuurlijk niveau is niet bij alle waterschappen doorgevoerd. Een aantal van deze waterschappen is voornemens om dit alsnog te doen. - In het algemeen blijkt dat er geen duidelijk actualisatiebeleid is voor vergunningen en dat beoordeling van bestaande vergunningen een sterk ad-hoc karakter heeft. Onderkend wordt dat landelijke ontwikkelingen ten aanzien van regelgeving en beleid actiever kunnen worden gevolgd om zo de actualisatie van vergunningen beter te waarborgen. Een aantal waterschappen is momenteel bezig met een inhaalslag en verwacht in 2007 over actuele vergunningen te kunnen beschikken. - De reacties bevestigen het beeld dat de waterkwaliteitsbelangen nadrukkelijker dan nu in het afwegingsproces moeten worden meegenomen. De waterschappen willen hier, mede in het licht van de Kader Richtlijn Water, meer aandacht aan besteden. - De waterschappen willen graag meewerken aan meer landelijke uniformiteit en rechtsgelijkheid, maar geven ook aan dat een aantal voorschriften in de CIW modelvergunning in de praktijk minder bruikbaar is. - Een aantal waterschappen is van plan de onafhankelijkheid van de afdeling handhaving te willen verbeteren door meer verantwoordelijkheid neer te leggen bij het hoofd of teamleider handhaving. Verder wordt vaak uitgesproken zakelijker en formeler met elkaar te willen omgaan, hetgeen reeds is ingezet met de professionalisering van de
Transport and Water Management Inspectorate Netherlands
Datum
Paginanummer
november 2006
17
Rapport
"Voorbeeldig geloosd!?"
-
-
-
-
milieuhandhaving (onder meer met betrekking tot de handhaafbaarheidtoets). Echter, een volledige onafhankelijkheid tussen zuiveringsbeheer, vergunningverlening en handhaving wordt in de praktijk vrijwel niet haalbaar geacht (rolwisselingen, collegiale omgang, werkcultuur). Het belang van de aanbeveling over een duidelijke handhavingstrategie en toezichtplan wordt breed gedragen. Een deel van de waterschappen geeft aan nu al conform de voorgestelde aanpak te werken, terwijl anderen dit punt snel willen doorvoeren. Sommige waterschappen geven expliciet aan altijd de eigen sanctiestrategie toe te passen en hebben dit handhavingsproces voor de RWZI’s in de organisatie geborgd (specifiek beleidslijn voor optreden eigen werken, duidelijke mandatering, rol BOA goed beschreven, etc.). Een aantal andere waterschappen blijft hierover onduidelijk en/of heeft in de praktijk nog weinig ervaring opgedaan. De aanbeveling “het te allen tijde informeren van het Openbaar Ministerie” wordt door sommige waterschappen niet overgenomen; andere waterschappen zijn ter verbetering van het toezicht op de RWZI’s weer wél bereid deze aanbeveling over te nemen. De suggestie een collegiale toets door een collega-handhaver van een naburig waterschap te laten uitvoeren ter verbetering van de betrouwbaarheid van de monstername en analyse wordt vaak serieus in overweging genomen. De concrete mogelijkheden daartoe worden door de desbetreffende waterschappen nog nader verkend. Verder blijkt dat een interne borging op de rendementsberekeningen als bedoeld in het Lozingenbesluit vaak ontbreekt. Een aantal waterschappen heeft aangegeven dit aspect te willen verbeteren en de rolopvatting van de handhaving ten aanzien van dit aspect te willen verbreden. De opmerkingen over dossiervorming worden zeker herkend en de aanbeveling spreekt dan ook eigenlijk voor zich. Veel waterschappen geven aan momenteel te werken aan het implementeren van digitale systemen ter ondersteuning van vergunningverlening en handhaving. Op korte termijn worden door de waterschappen dan ook aanzienlijke verbeteringen ten aanzien van dit aspect verwacht.
Transport and Water Management Inspectorate Netherlands
Datum
Paginanummer
november 2006
18
Rapport
"Voorbeeldig geloosd!?"
Transport and Water Management Inspectorate Netherlands
Datum
Paginanummer
november 2006
19
Rapport
"Voorbeeldig geloosd!?"
Colofon Uitgever
Inspectie Verkeer en Waterstaat Toezichteenheid Waterbeheer Adres
Noorderwagenplein 6 Postbus 61 8200 AB Lelystad Uitvoerder
onderzoeksteam IVW: Francisco Leus Bertie van der Heijdt Irma Philips Henri Emond Contactpersoon
Francisco Leus Doorkiesnummer: Fax:
0320-299564 0320-299501
Druk
Multicopy, Lelystad Foto’s
Inspectie Verkeer en Waterstaat
Transport and Water Management Inspectorate Netherlands