VOORBEELD LESPLAN SPORTKAMP GLOBALE IDEE De opbouw van dit lesplan vertrekt vanuit een mengeling van niet-sportspecifieke fundamentele vaardigheden en meer sportspecifieke vaardigheden. Bronnen zijn voornamelijk de lesgeversmap van Multimove en de BeeBall oefenmap. De niet-sportspecifieke fundamentele vaardigheden zijn opgesplitst in twee blokken: - 9u30 tot 10u50: vaardigheden betreffende objectcontrole zijnde vangen, werpen, slaan, trappen, dribbelen, heffen, duwen, trekken en dragen - 13u30 tot 14u50: locomotorische vaardigheden zijnde wandelen, lopen, glijden, klimmen, springen, landen, zwaaien en roteren. De meer sportspecifieke vaardigheden (11u10 tot 12u30 en 15u10 tot 16u30) zijn doorheen de week opgebouwd zodat vrijdagnamiddag een BeeBall tornooi gespeeld kan worden. Dit kan gemakkelijk op basis van de BeeBall trainingskaarten (beschikbaar op de website van VBSL of op kantoor van VBSL). Bij alle oefeningen en spelvormen, zowel sportspecifieke als fundamentele vaardigheden, ligt de nadruk op ervaring opdoen. De focus ligt daarbij op het aanbieden van een prikkelende context waarbij de kinderen zelf kunnen experimenteren, ervaren, uitgedaagd worden om te ontdekken en te denken. Het is niet de bedoeling om kinderen training te geven. Durf out of the box te denken en waag u gerust ook letterlijk op ongekend terrein (zwembad, bos, speelplein, …). Startactiviteiten en dagafsluiters zijn liefst met de hele groep samen, in het kader van de onderdelen van de dag. GLOBALE OPBOUW
9u00 – 9u30 9u30 – 10u50 10u50 – 11u10 11u10 – 12u30 12u30 – 13u30 13u30 – 14u50 14u50 – 15u10
Maandag Startactiviteit Vangen en werpen Break BeeBall Lunch Wandelen en lopen Break
Dinsdag Startactiviteit Slaan Break BeeBall Lunch Springen en landen Break
Woensdag Startactiviteit Trappen en dribbelen Break BeeBall Lunch Zwaaien en roteren Break
Bijlage: subsidiedossier: onderdeel sportkamp
Donderdag Startactiviteit Trekken en duwen Break BeeBall Lunch Klimmen en glijden Break
Vrijdag Startactiviteit Heffen en dragen Break BeeBall Lunch Afsluitend tornooi Vriendjes welkom!
15u10 – 16u30 16u30 – 17u00
BeeBall Dagafsluiter
BeeBall Dagafsluiter
BeeBall Dagafsluiter
BeeBall Dagafsluiter
ENKELE OEFENINGEN PER ONDERDEEL
Vaardigheden betreffende objectcontrole Vangen en werpen
Slaan
Basissetting Kabouterjacht De kabouters wonen in bomen en willen graag op bezoek bij de kabouters aan de andere kant van het bos. Ze moeten dan echter de open plek oversteken, waar de heks hen kan beheksen tot een standbeeld (aangooien met foambal). Als een kabouter behakst is kan deze bevrijd worden door een andere kabouter die door de benen kruipt/… .
Variatie Kabouters hebben een toverbol en kunnen bevrijd worden wanneer ze een toverbol heen en weer gooien. Laten ze de toverbol vallen, dan zijn ze ook behekst. Met vershillende hindernissen in het bos. Met twee heksen. De heksen moeten de kabouters raken op een bepaalde plek (benen, armen, rug, …).
Materiaal Bomen: hoepels, fietsbanden, kruisje op de grond, … Foamballen Toverbollen: pittenzakjes, tennisballen, plastic ballen, …
Aandachtspunten Maak de heks herkenbaar (hesje, …) Zorg dat kinderen niet naar het hoofd gooien.
Andere omgeving Bos of speeltuin: gebruik natuurlijke hindernissen Water: kabouters lopen met romp onder water, baken een veilige zone af dat dient als bos, …
Eilandbal met haaien Eilandbewoners proberen grote kokosnoten naar elkaar te gooien zonder dat de haai ze kan onderscheppen. De haai probeet zoveel mogelijk kokosnoten te onderscheppen en verzamelen in een box.
Meerdere eilanden: van eiland A via eiland B en C naar eiland D Verschillende manieren van werpen tussen eilanden: rollen, onderhands, bovenhands, één hand, twee handen, botspas, …
Eilanden: matten, kegels, krijt, … Kokosnoten: allerlei ballen etc Grote doos voor haaien
Voorzie veel ballen. Zorg dat er zo weinig mogelijk niveauverschil is tussen eilanden en zee, zodat de kinderen hun voeten niet kunnen verzwikken.
Ballon hoog Ballon zo lang mogelijk in de lucht houden al
Met (niet)voorkeurshand Met twee handen tegelijk
Eén ballon per kind
Voorzie ballonnen van verschillende omvang
Bos of speeltuin: natuurlijke hindernissen gebruiken als eilanden Water: meer haaien (verplaatsen in water is moeilijker) Bos of speeltuin: natuurlijke
Bijlage: subsidiedossier: onderdeel sportkamp
Trappen
tikkend met handen in beperkte bewegingsruimte.
Afwisselend links en rechts Steeds ander lichaamsdeel (hoofd, been, hand, schouder, …) Verplaatsing: bv. overkant bereiken In mijnenveld (met hindernissen onderweg) Op zitvlak, op knieën, … Idem, twee kinderen met één ballon
Ruimte afbakenen met lint, krijt, …
Is dit hokey? Twee ploegen trachten object in doel of afgebakende zone te slaan
Allen met (niet)voorkeurshand Eén ploeg steekt over – laverend tussen andere ploeg, andere ploeg zit in veld en probeert al zittend “bal” weg te slaan
Geraakte herten worden mee jager Herten kunnen het schot afweren door de bal zelf weg te trappen De jagers krijgen meer ballen Gelijke groep jagers en herten. Wanneer een hert de bal kan stoppen onder de voet wisselen de functies. De geraakte herten dienen ter revalidatie naast het terrein door 3 poortjes te trappen en kunnen dan opnieuw de wei op.
Varieer het aantal spelers per ploeg i.f.v. de haalbaarheid, begin met 2 tot 4 spelers per ploeg. Kranten kunnen niet tegen regen, ook niet tegen een beetje Maak afspraken omtrent wegrollende ballen Baltype aanpassen aan lichaamsdelen die geraakt mogen worden en vaardigheden van kinderen
…
Hertenjacht De herten lopen op een afgebakend terrein. Eén of twee jagers trachten hen te raken (trappen met zachte bal). Wanneer een hert geraakt wordt, moet het voor verzorging even aan de kant.
Hockeystick met bal: krant met sokbal, tak met pingpongballetje, grote zitbal met zachte stok, … Doel: kegels, mat, krijt, … Zachte ballen, strandballen, …
Duizendpoot
Duizendpoot probeert ballen te
Zachte ballen
Ballen in functie van de
Speeltuin: extra
Bijlage: subsidiedossier: onderdeel sportkamp
hindernissen parcours Water: ballon mag water niet raken
Bos: herten kunnen zich verstoppen
Kinderen vormen een duizendpoot (schouders vasthouden, lint, …) die tegen de bal zal trappen. De lesgever trapt een bal naar verschillende plaatsen van de duizendpoot (kop, staart, links, rechts, …). De duizendpoot trapt terug op verschillende manieren (voetpunt, binnenkant voet, buitenkant voet, al liggend met onderbeen – als de duizendpoot rust, …)
Dribbelen
4 seizoenen In het midden van het terrein liggen vier soorten ballen door mekaar. In elke hoek ligt één bal. De kinderen dribbelen de juiste ballen naar de juiste hoek.
ontwijken. Wanneer hij geraakt wordt moet hij zich op een andere manier verplaatsen (op handen en knieën, rugwaarts, al huppelend, …) Duizendpoot heeft een zwakke plek (duidelijk aangeduid). Wanneer deze geraakt wordt, wisselen de kinderen aan de rand van het terrein met de duizendpoot van functie. Twee duizendpoten trachten mekaar te raken op hun zwakke plek. Voorzie veel ballen op het terrein. De duizendpoot verdedigt een doel, de andere kinderen trachten te scoren. De duizendpoot verplaatst zich en tracht binnen een bepaalde tijd zoveel mogelijk doelpunten te maken. Op het terrein zijn er verschillende doelen en veel ballen. Ballen drijven aan de voet(en) Ballen drijven over de grond met de hand(en) 4 lichte ballen: pingpongbal, tennisbal, strandbal en ballon Aan elke balsoort een andere manier van dribbelen toekennen (basketbal met linkerhand, volleybal met rechterhand, voetbal met linkervoet, foambal met rechtervoet)
Bijlage: subsidiedossier: onderdeel sportkamp
Verschillende ballen: voetbal, volleybal, basketbal, basebal, softbal, pingpongbal, foambal, strandbal, tennisbal, zitbal, … Materiaal om
vaardigheden van de kinderen Doelen: rij kegeltjes, doel, dozen, hoepels, poortje, …
beschutting voor duizendpoot, andere kinderen kunnen ook vanaop hoogte trappen. Water: waterslang in ondiep water. Trappen met knie, onderbeen en voet.
Zorg ervoor dat de ballen niet kunnen wegrollen Benadruk dat de oefeningen niet op snelheid uitgeoefend moeten worden Overloop vooraf welke bal in welke hoek moet komen
Bos: vooral aan de voet drijven
midden terrein en hoeken aan te duiden: matten, krijt, kegels, lint, dozen, … Pak me dan als je kan Iedereen heeft één bal en dribbelt over het terrein. Ondertussen probeert men de bal bij de ander weg te slaan. Wie zijn bal kwijt is, haalt hem terug en doet weer mee.
Trekken en duwen
Duwdans Twee kinderen staan tegenover elkaar (aangezicht naar elkaar) en houden de handen op elkaars schouders. Proberen elkaar al duwend uit evenwicht te brengen. Wie als eerste een voet verplaatst verliest.
Omwenteling
Bal aan de voet drijven Bal met handen over de grond drijven Lesgever kiest tikker(s) Wie bal verliest, legt bal aan de kant, geeft hand aan kind dat bal wegduwde. Ze vormen een duo met één bal. Vier terrein, bij balverlies, schuif je een terrein op. Idem, op één been. Eerste die tweede voet op grond zet, verliest. Op één been, handen op rug, duwen met schouders. Op knieën tegenover elkaar. Eerste die valt, verliest. Krabpositie (handen- en voetensteun, zitvlak naar grond). Door duwen tegenstander dwingen met zitvlak grond te raken. Idem met pittenzak op buik. Pittenzak valt = verliezen.
Verschillende soorten ballen Terrein afbakenen: kegels, krijt, lint, … Hesje voor tikkers
Balbezit is belangrijker dan bal van een ander kind wegduwen. Tikkers herkenbaar maken. Zorg ervoor dat ballen niet ver kunnen wegrollen.
…
Mat Pittenzakjes
Regelmatig wisselen van partner
Water: oefening op knieën meest geschikt.
Idem, in buiklig.
Zachte
Regelmatig wisselen van
Water: ondiep
Bijlage: subsidiedossier: onderdeel sportkamp
Heffen en dragen
Per twee. Ene kind in ruglig, armen en benen gespreid. Andere kind draait ene kind om. Eerst biedt liggend kind geen weerstand, nadien wel. Brandweerman Twee kinderen kruisen de armen en nemen elkaars polsen vast. Een derde kind (voor de kleinste: een pop, knuffelbeer, kist, …) gaat op de armen zitten. Op deze manier verplaatst het drietal zich op het terrein.
Idem, handen- en voetensteun. Trachten omver te duwen. Met en zonder weerstand.
ondergrond (matten, gras, …)
partner
water
De dragers draaien 360° Het gedragen kind ligt in buiklig over de gekruiste armen Hindernissen waarover, -rond, onder, -langs het drietal zich verplaatst
Poppen, knuffelberen, dozen, …
Niet op snelheid. Aandacht gaat naar juiste manier van dragen.
Bos, speeltuin: natuurlijke hindernissen gebruiken Water: Dragers gebruiken een plankje om kindje te verplaatsen
Touw dragen Dik touw met uiteinden aan elkaar geknoopt op de grond. Kinderen in een kring heffen het touw van de grond en leggen een parcours af zonder het touw los te laten en zonder dat het touw de grond raakt.
Idem, lichte voorwerpen aan touw die grond niet mogen raken. Aan het touw is een vlaggetje bevestigt. Touw doorgeven tot vlaggetje op de beginpositie eindigt. Idem, kinderen liggen in ruglig met hooft naar midden van kring. Heffen touw boven hoofd. Idem, met meerdere vlaggetjes Kinderen heffen het touw, gaan zitten en staan terug recht. Idem, kinderen liggen in ruglig met hoofden naar midden van kring.
Dik touw Vlaggetjes Lichte voorwerpen
Lesgever helpt touw te dragen.
Water: touw dat zinkt, touw dat niet zinkt
Variatie Per 2 hand in hand, zonder blinddoek
Materiaal Blinddoeken
Aandachtspunten Tip voor kinderen:
Locomotorische vaardigheden Wandelen en lopen
Basissetting Het koekoeksnest (wandelen)
Bijlage: subsidiedossier: onderdeel sportkamp
Omgeving In water:
Materiaal verspreid in de zaal = eieren. Kinderen vetrerekken in koppeltjes (1 geblinddoekt, 1 wijst via verbale instructies de weg) aan één zijde. Doel: aan overkant raken en zo min mogelijk eireren stuk trappen.
Per 3 in een treintje, laatste geen blinddoek Variaties in richting, snelheid, …
Eieren (kegels, blokken, lege drankverpakking en, …)
duidelijke en korte instructies Matriaal: zacht en mag omvallen
drijvende objecten ontwijken In bos: takken etc ontwijken
Droog naar de overkant (wandelen – evenwicht) Kinderen proberen m.b.v. 3 materialen de overkant te halen zonder de grond te raken.
Overkant bereiken a.d.h.v. afbeeldingen: groen licht is bewegen, rood licht is stilstaan in afgeproken houding (handen in de lucht, zo klein mogelijk, …) Overkant bereiken op afgesproken manier (tippen van tenen, door benen buigen, …) Per 2 met 3 materialen Per 4 met 4 materialen
Bierviltjes, samen gevouwen kranten, tegels, blokken, …
Tip voor kinderen: stap voor step, niet om ter snelst Laat de kinderen creatief zijn
In water: stappen van ene naar andere plankje dat ondergeduwd wordt
Ritmisch schaduwlopen (lopen) Kinderen volgen lesgever kriskras over het terrein. Niemand mag nog bewegen als de lesgever stopt en zich omdraait. Loopstijlen afwisslen (snel/traag, links/rechts, …). Ritmisch lopen.
Altijd ander kind vooraan in trein Per 2 Achterwaarts lopen, zijwaarts lopen, … Andere bewegingsvormen: huppelen, galopperen, met de armen draaien, …
Geen
Ritme: steun van muziek, handgeklap, … Iedereen een keer achter lesgever/koploper Stabiel evenwicht bij bevriezen
…
Blad, steen, schaar (lopen – reactiesnelheid) Kinderen staan tegenover elkaar. Duel blad, steen, schaar. Verliezer spurt weg (over een lijn). Winnaar probeert winnaar te tikken.
Winnende kind tikt eerst de grond en dan verliezer Zit, rug aan rug. Eén kind vertrekt onverwacht, tweede probeert te tikken.
Sokkenbal, krantenball in plastic zak, …
Tip voor kinderen: knieën hoog heffen en sprinten op bal van voet (eventueel eerst oefening daarop)
In water: blad, steen, schaar (na) kopje onder (gaan)
Bijlage: subsidiedossier: onderdeel sportkamp
Springen en landen
Zwaaien
Haaientikspel De kinderen lopen verspreid op het terrein. Wanneerd e lesgever “Haai!” roept, springen alle kinderen in een hoepel. De haai tikt de kinderen die nog niet in de hoepel gesprongen zijn. Het eerst getikte kind wordt de nieuwe haai.
Weglopende partner trachten te raken met krantenbal, sokkenbal, … Springen met vooraf afgesproken sprongetjes (zijwaarts, achterwaarts, … op één been, …) In hoepel springen en gaan zitten Lopen 2 per 2 hand in hand Huppelen tussendoor Verschillende materialen vervangen hoepels (bank, krant, blok, …) Meerdere haaien
Hoepels, alternatieve voor hoepels Hesje (voor haaien)
Blad, steen, schaar eerst oefenen Let op dat kinderen niet uitschuiven over de opgestelde materialen
In water: duiken door horizontale of verticale hoepel In bos: springen op stronken, … In speeltuin: springen op tuigen, …
Beestige sprongen Kinderen springen verspreid op terrein volgens instructies van lesgever: als een konijn, kikker, aap, kangoeroe, kat, hond, tijger, ooievaar, slang , …
Ter plaatse of in verplaatsing 2 groepen, in midden afbeelding met rugzijde omhoog. 1 kind gaat afbeelding oprapen en toont deze aan zijn groep. Groep beeldt uit, andere groep raadt.
Afbeeldingen van dieren
Laat veel ruimte voor expressie en creativiteit bij de kinderen Geef als lesgever niet alleen het voorbeeld, maar spring ook mee
Vlaggenzwaaien (slingeren) Kinderen verspreid met vlag. Fanfaremuziek. Kinderen zwaaien ter plaatsen: Laag bij de grond Hoog in de lucht Links naar rechts Boven naar onder Voor naar achter …
Lesgever doet voor, kinderen imiteren Per 2: spiegelbeeld Zwaaiend rondstappen, mekaar niet raken In treintje (in stand, al stappend), voorste leidt Idem, twee stappende treintjes die mekaar niet hinderen
Vlaggen (met of zonder stok) Muziek
Tip voor kinderen: goed steunen Laat kinderen zowel rechts als links draaien.
In water: spetten zoals dieren In bos: tikkertje spelen als springende dieren In bos: extra hindernissen, vlag is stok met bladeren
Touwzwaaien (slingeren) Kinderen verpreid met touw. Muziek met
Per 2: 1 touw heen en weer zwaaien Per 3: 2 zwaaien touw heen en weer,
Touw (sjaal, slinger, …)
Voldoende spreiding van kinderen
In water: per 2 touw over
Bijlage: subsidiedossier: onderdeel sportkamp
Roteren
Klimmen
verschillende ritmes. Kinderen zwaaien op ritme van muziek: Slingerend in de lucht Kronkelend over de grond Op snel muziekritma …
3e springt er over Per 2 touw heen en weer zwaaien, rest springt 1 voor 1 over touw Per 2 touw heen en weer zwaaien, rest springt ter plaatse omhoog wanneer touw passeert
Muziek met verschillende ritmes
Regelmatig wisselen van functie bij partnerwerk
Hoog en droog (zwaaien) De kinderen staan op een trapeze. De lesgever of partner ondersteunt de schommelbeweging. Kinderen maken tijdens schommelen een halve draai.
Kinderen onderhouden zelf schommelbeweging Volledige draai maken Afwisselend linker- en rechterbeen heffen Door benen buigen tijdens schommelen Tegen (aangereikt) voorwerp slaan of trappen Afwisselend snel en traag Afwisselend krachtig, zwak en voorzichtig Afwisselend strak en ontspannen Oefeningen met gehele lichaam staand, zittend, knielend, liggend, groot, klein, smal, breed, … uitvoeren Uitvoeren a.d.h.v. beschrijvingen (als een boor, kurkkentrekker, tol, boomstam, …) Achterwaarts, zijwaarts, … Kruipen sluipen Sluipen met vastgebonden voeten. Per 2: achter mekaar, naast mekaar
Trapeze (schommel, stok, 2 touwen aan elkaar geknoopt, 2 ringen met stok, …) Foambal, …
Voldoende spreiding van kinderen Zwaaibewegingen met hele arm, niet met pols alleen
Eventueel muziek
Instructies geven aan de hand van vragen (wie kan er …?) Muziek verhoogt de intensiteit, plezierbeleving, inleving, …)
Draden, belletjes, stoelen (of zoiets)
Laat plaats, zodat ze niet in mekaars gezicht trappen Voeten niet te strak
Rollen en roteren Kennismaken met verschillende vormen via instructies van lesgever: Roteren met: 1 arm, andere arm, 2 armen, 1 been, ander been, 2 benen, vuisten, enkels, bovenlichaam, onderlichaam, hele licchaam, … Hoog boven, laag beneden, voorwaarts, achterwaarts, zijwaarts, met richtingsveranderingen, ter plaatsen, in beweging roteren Elektrische draad (sluipen en kruipen) Kinderen sluipen onder steeds lager hangende draden. (Eventeel belletje verraadt wanneer draad geraakt wordt = elektrische
Bijlage: subsidiedossier: onderdeel sportkamp
wateroppervlak, 3e springt als een dolfijn over touw
In water: sluipen met zoveel mogelijk van het lichaam
Glijden
schok).
Per 2: A geblinddoekt, B instructies
samen binden
onder water Zandbak: …
Spiderman (sluipen en kruipen) Kinderen zijn spinnen en verplaatsen zich volgens de instructies van de lesgever door het net (willekeurig gespannen touwen op allerlei hoogtes – max 1m – tussen stoelen, tafels, sportramen, …): Willekeurig onder, over en tussen draden Enkel sluipen onder draden Enkel klauteren over en tussen draden Idem steeds 1 voet en hand houdt contact met grond Afwisselend over en onder een draad Grote lenteschoonmaak (glijden) Kinderen verspreid met doekje. Volgens instructies van lesgever houden ze een gezamellijke lenteschoonmaak: vloer schrobben met beide handen, met linker hand, met rechter hand, in verschillende richtingen met onder elk hand een doekje, met linkervoet, met rechtervoet, Zittend met beide voeten, zittend met achterwerk, liggend met rug, liggend met buik, … muren poetsen met …
Voorwerpen naar een doos brengen: - gele voorwerpen naar gele doos, … - gele groep ale voorwerpen naar gele doos, …
Draden, belletjes, stoelen (of zoiets), gekleurde voorwerpen, 4 dozen
Draden voldoende strak houden (desnoods aanspannen) Materiaal mag niet omvallen als kind in draad blijft haken
In bos: tussen bomen en struiken In speeltuin: op en rond speeltuigen
Schrobben met cirkelvormige bewegingen, met rechtlijnige bewegingen Kleine en grote bewegingen Handen of voeten in 1 of 2 plastic voeten Ter plaatse of in beweging In afgebakende zone zonder te botsen Per 2 Met skateboard, op knieën (knieën blijven ter plaatsen)
Doeken die goed glijden op ondergrond (stoffen doeken, platic borden, skateboard, plastic zakken, …)
Test vooraf de doeken
In water: wanden en bodem van zwembad schrobben In speeltuin: toestellen schrobben
Skateboard (glijden) Ruitenwisser: vanuit handen- en knieënsteun linke en rechts bewegen (skateboard onder
Kniestand: één knie op skateboard, “steppen”, met beiden handen skateboard vasthouden
Skateboarden Rekkers/fietsban den/…
Zorg dat de kinderen stevige schoenen dragen, geen turnpantoffels
Bijlage: subsidiedossier: onderdeel sportkamp
handen, skateboard onder knieën, …) Houtzagen: per 2 met skateboard hout zagen (kniezit) Wand-zit: rug tegen muur, skateboard er tussen, op en neer rijden over muur Tegen de stroom: skateboard vastmaken aan rek/boom/paal/… met rekker/fietsband/… . Kind tracht tegen de stroom in te bewegen
Handenwerk: kniezit of buiklig, voortbewegen met handen Skaten: één been = steunbeen op skateboard, met andere been afduwen Bochten maken door gewicht te verplaatsen op skateboard
Bijlage: subsidiedossier: onderdeel sportkamp
Rek/boom/paal/ …