Bijlage 1
Voorafgaand aan de cursus
Inhoudsopgave
1.
Inleiding
2.
Doel intakegesprek
3.
Verloop van het intakegesprek
4.
Uitsluitingcriteria
5.
Intakeformulier
6.
Vragenlijst integratie
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
49
1. Inleiding Voorafgaand aan de training worden intakegesprekken gevoerd met mensen met afasie die mogelijk aan de cursus willen deelnemen. De aanwezigheid van een partner of verwante die de cliënt goed kent is zeer wenselijk. Het intakegesprek neemt ongeveer een half uur in beslag. De trainers kunnen daarvoor het bijgevoegde intakeformulier gebruiken.
2. Doel intakegesprek -
verzamelen van intakegegevens van de cliënt informatie geven over doel en inhoud van de cursus bespreken met de cliënt en zijn partner of deelname aan de cursus geschikt is (voorwaarden zijn cliëntgebonden maar ook afhankelijk van de samenstelling van de groep als geheel) reeds samen nadenken over het doel van de cursus voor de individuele cliënt verzamelen van de benodigde gegevens om na afloop van het intakegesprek samen met de andere trainers te bepalen of de cursus geschikt is voor de cliënt
3. Verloop van het intakegesprek •
Geven van informatie over de cursus: - 14 bijeenkomsten - groep van maximaal 6 deelnemers - mensen in de groep moeten bij elkaar passen. We kijken of de cursus voor u geschikt is, maar ook of de groepsleden bij elkaar passen - doel en inhoud van de cursus uitleggen, zie het intakeformulier.
•
Als de cliënt al deelnemer is in het Afasiecentrum: checken en aanvullen van de volgende basisgegevens (a.d.h.v. het algemeen intakeformulier van het Afasiecentrum). Naam Adres Telefoonnummer Contactpersoon + telefoonnummer Woonsituatie / gezinssituatie / belangrijke personen (Voormalig) beroep Hobby’s Hoe ziet uw week er op dit moment uit?
•
Intakevragen voor ‘Afasie en nu verder’ invullen op het intakeformulier. In principe kunnen op het formulier alleen de antwoorden van de cliënt ingevuld worden. In het gesprek over de verschillende aspecten van integratie zullen meer zaken ter sprake komen en de mening van de cliënt en zijn partner kan verschillen. Schrijf op de achterkant van het formulier aanvullende informatie die van belang is. Aan het eind van het intakegesprek krijgt de cliënt een kopie van het ingevulde formulier mee naar huis1.
•
In het intakegesprek wordt nog geen uitsluitsel gegeven over deelname.
4. Uitsluitingcriteria -
niet in groep kunnen functioneren zeer slecht ziekte-inzicht en/of grote acceptatieproblematiek te geringe leerbaarheid
Bij twijfel doorverwijzen voor gesprek met afasietherapeut
1
Indien het kennismakingsspel uit de handleiding gebruikt wordt in de eerste bijeenkomst, wordt tijdens het gesprek gevraagd of 5 aspecten uit het gesprek op kaartjes geschreven mogen worden om te gebruiken in het kennismakingsspel in de eerste bijeenkomst
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
50
5. Intakeformulier ‘Afasie en nu verder’ Informatie over de cursus In deze cursus staan we stil bij uw ‘integratie’ in de maatschappij. De contacten met uw omgeving zijn door de afasie veranderd. U laat uzelf op een andere manier zien. En mensen reageren ook anders op u. In deze cursus van 14 bijeenkomsten werkt u in een kleine groep aan uw eigen mogelijkheden om uw integratie te verbeteren. Verderop in het gesprek gaan we wat dieper in op wat integratie voor u inhoudt. Naam deelnemer:
Datum:
Intake gesprek afgenomen door: Cliënt is al deelnemer in afasiecentrum: De cursus wordt waarschijnlijk gegeven op van
0 Ja 0 Nee ochtend/middag, in de periode
tot
Is dit haalbaar voor u?
0 Ja 0 Nee 0 Weet niet
Opmerkingen:
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
51
Hoe is uw woon- en uw gezinssituatie?
Welke mensen zijn verder voor u belangrijk? Naam
Leeftijd
Relatie
Woonplaats
Wat is / was uw beroep?
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
52
Opmerkingen
Wat zijn uw hobby’s?
Hoe ziet globaal uw week er uit? Ma Di Wo Do Vrij Za Zo
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
53
6.
Vragenlijst Integratie
’Integratie’ is een lastig woord. We maken onderscheid tussen vijf onderdelen. De afbeeldingen van de vijf onderdelen maken het verschil duidelijk. Beantwoord de volgende vragen:
1. Accepteren de mensen u zoals u nu bent met de afasie?
Cliënt
Partner
0 Ja 0 Nee
0 Ja 0 Nee
0 Ja 0 Nee
0 Ja 0 Nee
Wie wel: Wie niet: •
Begrijpen ze wat de gevolgen zijn van uw hersenletsel? Wie wel: Wie niet:
•
Laat u voldoende kanten van uzelf zien waar u goed in bent ?
0 Ja 0 Nee
0 Ja 0 Nee
•
Bent u tevreden met uw functioneren op dit moment?
0 Ja 0 Nee
0 Ja 0 Nee
•
Weet u hoe u respect kunt krijgen van uw omgeving?
0 Ja 0 Nee
0 Ja 0 Nee
0 Ja 0 Nee
0 Ja 0 Nee
0 Ja 0 Nee
0 Ja 0 Nee
2. Kunt u voldoende aansluiting vinden bij anderen? •
Gaat u (naar uw smaak) voldoende contacten aan?
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
54
Cliënt
Partner
•
Bent u geïnteresseerd in anderen en kunt u dat laten merken?
0 Ja 0 Nee
0 Ja 0 Nee
•
Bent u in staat zelf actief te werken aan evenwicht in uw contacten wat betreft ‘geven’ en ‘ontvangen’?
0 Ja 0 Nee
0 Ja 0 Nee
Zijn uw persoonlijke contacten bevredigend?
0 Ja 0 Nee
0 Ja 0 Nee
0 Ja 0 Nee
0 Ja 0 Nee
0 Ja 0 Nee
0 Ja 0 Nee
0 Ja 0 Nee
0 Ja 0 Nee
•
3. Vindt u dat u voldoende meedoet in de maatschappij? •
Doet u mee met activiteiten in de samenleving die van belang worden geacht? Binnen de mogelijkheden die u heeft natuurlijk. Het gaat hierbij zeker niet alleen over het hebben van (betaald) werk. Voor veel mensen met afasie is betaald werk alleen al op grond van hun leeftijd vaak niet meer de belangrijkste rol in de maatschappij. Meedoen in de samenleving betekent: U betekent iets voor een ander.
4. Benut u voldoende alle mogelijkheden die u heeft? Iemand die geïntegreerd is, benut zijn eigen mogelijkheden optimaal.
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
55
Cliënt
Partner
•
Heeft u voldoende inzicht in uw mogelijkheden en beperkingen?
0 Ja 0 Nee
0 Ja 0 Nee
•
Weet u wat uw kwaliteiten zijn?
0 Ja 0 Nee
0 Ja 0 Nee
•
Bent u in staat voldoende de nadruk te leggen op wat u nog wel kunt?
0 Ja 0 Nee
0 Ja 0 Nee
5. Heeft u het idee dat u voldoende de eigen regie over uw leven voert?
0 Ja 0 Nee
0 Ja 0 Nee
•
Maakt u zelf keuzes voor wat betreft de vorm en inhoud van uw eigen leven?
0 Ja 0 Nee
0 Ja 0 Nee
•
Komt u voor u zelf op om uw eigen keuzes te volgen?
0 Ja 0 Nee
0 Ja 0 Nee
Als u de regie over uw eigen leven voert, maakt u zelf keuzes. Aan de ene kant krijgt u hulp voor de zaken die u niet meer zelf kunt doen om zelfstandig te functioneren. Maar aan de andere kant bepaalt u wel zelf de vorm en inhoud van uw eigen leven. Als u veel van de vragen hierboven beantwoordt met ‘nee’ dan is de cursus ‘Afasie en nu verder’ misschien iets voor u.
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
56
Voorwaarden voor deelname Voorwaarde om deel te kunnen nemen aan deze cursus is wel dat u de vragen hieronder zoveel mogelijk met ‘ja’ kunt beantwoorden. •
Wilt u uzelf zoveel mogelijk inzetten voor uw integratie?
0 Ja 0 Nee
0 Ja 0 Nee
•
Wilt u (leren) kijken naar wat u kunt, in plaats van kijken naar wat u niet kunt?
0 Ja 0 Nee
0 Ja 0 Nee
•
Wilt u leren hoe u actiever kunt bijdragen aan het verbeteren van uw contacten?
0 Ja 0 Nee
0 Ja 0 Nee
•
Wilt u meer inzicht (leren) krijgen in uw mogelijkheden om weer iets te betekenen voor een ander?
0 Ja 0 Nee
0 Ja 0 Nee
0 Ja 0 Nee
0 Ja 0 Nee
•
Wilt u strategieën leren om weerbaarder te zijn en meer voor uzelf op te komen?
Probeer alvast 1 persoonlijk doel voor deze cursus te bepalen:
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
57
Pas nadat alle intakegesprekken gevoerd zijn, kunnen wij aangeven of u deel kunt nemen aan de cursus. Het kan ook zijn dat u zelf na het intakegesprek besluit niet te willen deelnemen aan de cursus. Wij kijken samen met u of de cursus voor u geschikt is. En we kijken ook of de groepsleden bij elkaar passen.
De trainers
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
58
Bijlage 2
Materiaal voor de trainers
Inhoudsopgave
1.
Afbeeldingen voor de 5 aspecten van integratie
2.
‘Rolprent’ afbeelding
3.
Schilderopdrachten
4.
Afbeeldingen voor de 2 vragen ‘Waar sta ik?” en “Waar wil ik heen?”
5.
Kwaliteiten kiezen
6.
De onzichtbare gevolgen
7.
Voorbeelden van communicatie adviezen
8.
Voorbeelden van rollenspelen
9.
Informatie over evaluatie
10.
Informatie over het gebruik van SMART doelen
11.
Afbeelding denken, voelen en doen
12.
Voorbeelden van irrationele gedachten en omvormingen
13.
Informatie over feedback en assertiviteit
14.
Informatie over de verstoorde balans tussen geven en nemen
15.
Informatie over het spel ‘Waar het hart vol van is’
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
59
1 Afbeeldingen voor de 5 aspecten van integratie Deze afbeeldingen zijn gedurende de hele cursus en dan met name in de eerste bijeenkomsten van groot belang om steeds (letterlijk) naar te kunnen wijzen. De afbeeldingen zijn ook nodig voor opdracht 1: Bepalen van het gebied waarop jouw leerdoel ligt (zie: Bijlage 3: Opdrachten) In de pilot hebben wij hiervoor de volgende afbeeldingen gebruikt. Deze afbeeldingen zijn ter illustratie voor de trainers, er is geen toestemming om deze afbeeldingen in het groot door derden te gebruiken. Vandaar dat de afbeeldingen hier verkleind en met tekst er overheen zijn weergegeven. De trainers wordt aangeraden om ofwel zelf afbeeldingen te zoeken of de thema's zelf te illustreren.
Geen acceptatie of respect voelen van anderen
Acceptatie of respect voelen of krijgen van anderen
Geen aansluiting vinden bij de ander, afzijdig staan (dit doe je zelf)
Wel of niet deel uitmaken van de maatschappij
geen zelfinzicht hebben
Aansluiting vinden, meedoen (dit doe je zelf)
wel zelfinzicht hebben
Wel of niet de regie over eigen leven hebben
Het is heel belangrijk voor de deelnemers om deze abstracte aspecten (als “aansluiting vinden bij anderen”) te koppelen aan visuele informatie. In het vervolg van de training kan dan steeds weer gewezen worden naar deze afbeeldingen.
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
60
2 Rolprent In Opdracht 2 wordt gebruik gemaakt van een ‘Rolprent’: een situatieplaat waarop figuren staan die diverse sociale rollen verbeelden m.b.t. integratie (zie ook: Bijlage 3: Opdrachten, 2) Voor de training ‘Afasie en nu verder’ is een eigen rolprent getekend. Het is raadzaam om de afbeelding op A3-formaat te vergroten en te kopiëren. Elke deelnemer krijgt de afbeelding twee maal. Eenmaal voor het beantwoorden van de vraag: Waar sta ik nu? En eenmaal voor het beantwoorden van de vraag: Waar wil ik naartoe? Indien mogelijk worden om het verschil aan te duiden twee vellen van verschillende kleur gebruikt (in de opdracht voor de deelnemers wordt blauw en geel gebruikt) Neem vooraf in ieder geval de afbeelding door met de deelnemers. Mensen met afasie hebben moeite om te abstraheren van de ‘letterlijke’ betekenis naar een andere mogelijke betekenis van een afbeelding. Bovendien zullen de interpretaties van alle mensen die naar zo’n afbeelding kijken, verschillen en zijn er meerdere ‘goede’ antwoorden mogelijk! Wees daarom zeer voorzichtig met interpreteren en vraag steeds m.b.v. ja/nee vragen welke gedachten de deelnemer zelf heeft bij een figuurtje. Ideeën voor vragen vooraf om de afbeelding door te nemen: • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Wie doet mee? Wie staat afzijdig? Wie zorgt voor anderen? Wie is blij? Wie is tevreden? Wie heeft pech? Wie voelt zich rot? Wie helpt iemand anders? Wie heeft hulp nodig? Wie wordt geaccepteerd? Wie wordt niet geaccepteerd? Wie heeft geen zelfinzicht? Wie heeft wel zelfinzicht? Zie je iemand die zichzelf overschat? Zie je iemand die zijn mogelijkheden onvoldoende benut? Wie benut zijn mogelijkheden goed? Wie maakt zich nuttig? Wie betekent iets voor een ander? Wie heeft de regie over zijn eigen leven? Wie heeft niet de regie over zijn eigen leven? Wie geniet van het leven? Wie rust uit? Wie is ziek? Zie je welke volwassene wordt geholpen door zijn kinderen? Wie is uitgeput? Wie zijn verliefd? Wie wil weg? Wie komt juist net aan?
Zie de afbeelding als een afspiegeling van de maatschappij. 1. Met wie identificeer jij je op dit moment? Als iemand bijvoorbeeld het poppetje linksonder dat voorovergebogen op de bank zit kiest, kun je vragen stellen als: Is hij ziek? Is hij uitgeput? Is hij verdrietig, huilt hij ? Kies je hem omdat hij alleen zit?
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
61
2. Wie zou je willen zijn? Vraag ook daarop door om erachter te komen welke betekenis de deelnemer aan het gekozen figuurtje geeft en waarom hij deze heeft uitgekozen.
De trainers kunnen ook gebruik maken van de ‘blob bar’. De afbeelding van het Blob-café komt uit 'Games without without Frontiers', isbn 0-551-01554-3. Voor meer informatie over de blobtekeningen zie www.blobtree.com. De afbeelding van de ‘blob bar’ hebben wij niet kunnen opnemen in de training omdat er geen copyrights verkregen konden worden.
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
62
3 Schilderopdrachten In deze training bestaan veel beeldende opdrachten uit het maken van een nat-in-nat schildering. De meeste deelnemers (en trainers) zullen deze schildertechniek niet kennen. Het is belangrijk dat in ieder geval één van de trainers wel bekend is met deze techniek en deze goed kan begeleiden. Als een trainer niet bekend is met deze techniek kan natuurlijk gezocht worden naar een andere schildertechniek of zelfs naar een hele andere beeldende opdracht. Benodigd materiaal voor het nat-in-nat schilderen: • schilderplanken (kunststof) • aquarelpenselen nr. 18 • aquarelverf (6 basiskleuren) • therapeutenpapier Bij de nabespreking van het schilderen is het belangrijk om steeds te benadrukken dat het niet om het resultaat gaat, maar om het proces. Hoe was het om te doen? – dit zal altijd de eerste vraag aan de deelnemers moeten zijn. Als de deelnemers niet of minder goed in staat zijn dit onder woorden te brengen – en dit is vaak het geval bij mensen met afasie –, dan is het zaak om zo zorgvuldig mogelijk te beschrijven wat je als trainer hebt waargenomen bij het schilderen en dit vervolgens steeds te checken bij de deelnemers. In deze beschrijving van wat je hebt waargenomen mogen geen oordelen doorklinken. Het gaat als het ware om een fenomenologische waarneming. Als iets je opvalt, dan is het altijd raadzaam om dat als één mogelijke manier te benoemen tegenover andere mogelijkheden, die je dan het liefst natuurlijk ook benoemt. Doel hiervan is om de deelnemers te helpen bewust te worden van hoe zij de dingen doen. Bewust worden van bepaalde ‘eenzijdigheden’ kan helpen om bepaalde patronen te doorbreken.
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
63
4 Afbeeldingen voor de twee vragen “Waar sta ik nu?” en “Waar wil ik heen?”. Deze twee vragen komen voor bij Opdracht 1: Bepalen van het gebied van integratie waarop jouw leerdoel ligt. Omdat de persoonlijke doelen van de deelnemers in de loop van de cursus steeds terug zullen komen, is het belangrijk dat deze zo helder mogelijk zijn voor de deelnemers. Deze twee getekende afbeeldingen geven goed weer waar het om gaat.
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
64
Waar sta ik nu?
?
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
65
Waar wil ik heen?
?
?
? Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
66
Wat staat mij in de weg?
?
?
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
67
Hoe kom ik in beweging?
?
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
68
Welke wensen zijn niet meer haalbaar?
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
69
Hoe ga ik verder?
Nu ?
Toekomst ?
… Afasie en nu verder, trainershandleiding
… Vilans
70
5 Kwaliteiten kiezen Dit spel is gebaseerd op het Kwaliteitenspel ontwikkeld door Peter Gerrickens (isbn 90-74123-015, NUR 780), zie ook: www.kwaliteitenspel.nl. Het oorspronkelijke spel bestaat uit 140 kaartjes met daarop menselijke eigenschappen. Op de ene helft staan woorden die kwaliteiten van mensen aanduiden, de zogenaamde ‘kwaliteitenkaartjes’. Op de andere helft staan woorden die vervormingen van mensen aanduiden. De kwaliteiten en vervormingen zijn zoveel mogelijk in de vorm van een bijvoeglijk naamwoord weergegeven vanwege de praktische bruikbaarheid. “Ik vind mijzelf een ... persoon.” Voor mensen met afasie is een puur verbaal spel in de vorm van kaartjes met woorden erg lastig om mee te werken. Daarom heeft het Afasiecentrum Utrecht nieuwe kaartjes ontwikkeld met afbeeldingen voor de kwaliteiten. Het aantal kwaliteiten is teruggebracht naar 60. Deze kaartjes worden gratis meegeleverd bij deze training. De gebruikte symbolen zijn Widgitsymbolen (www.symbolensoftware.nl). Voor het maken van de kaartjes is gebruik gemaakt van het software programma Inprint, te verkrijgen via www.eelkeverschuur.nl. Het gaat hierbij om de volgende kwaliteiten: Ambitieus Analytisch Assertief Avontuurlijk Bedachtzaam Behulpzaam Belangstellend Bescheiden Betrouwbaar Consequent Creatief Direct Doelgericht Doorzetter Eerlijk Enthousiast Evenwichtig Flexibel Gedisciplineerd Geduldig
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Gehoorzaam Genieter Gevoelig Goed luisteren Gul Handig Humoristisch Idealistisch IJverig Initiatiefrijk Inspirerend Intelligent Levendig Matig Mededogend Moedig Nuchter Ontspannen Oplettend Optimistisch
Vilans
Organisator Overtuigend Praktisch Rustig Serieus Speels Spontaan Tactvol Tevreden Vastberaden Veelzijdig Verantwoordelijk Vernieuwend Vriendelijk Vrijgevig Vrolijk Zelfstandig Zelfverzekerd Zorgvuldig Zorgzaam
71
Bij de pilot is de gebruikte spelvorm ontleend aan spelvorm 1 van het oorspronkelijke spel maar dan wel met maar 5 kaartjes in plaats van 8 kaartjes. De uitleg van hoe de 60 kaartjes thuis gebruikt moesten worden was daarbij als volgt: • Speel het kwaliteitenspel (in je eentje, met iemand naast je, die meekijkt) als volgt: • Schud de 60 kaartjes en maak een stapel. • Neem 5 kaartjes van de stapel en leg die open voor je neer. • Neem vervolgens steeds 1 nieuwe kaart van de stapel en • Ga na of je 1 van de 5 kaartjes die vóór je liggen wilt vervangen door dit nieuwe kaartje (of niet). • Leg dan 1 kaartje (het nieuwe kaartje of een ‘oude’) af op een aflegstapel. • Ga zo door tot de kaartjes van de stapel op zijn. • Je hebt dan de in jouw ogen 5 belangrijkste kwaliteiten voor je liggen. • Maak daarna een volgorde van belangrijkheid. • De kwaliteit die jou het meest dierbaar is zet je daarbij bovenaan. • Schrijf de 5 kwaliteiten in onderstaande tabel (of laat ze door iemand anders opschrijven)
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
72
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
73
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
74
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
75
6 De onzichtbare gevolgen Net zoals bij de kwaliteiten verdient het de voorkeur om de deelnemers niet een (verbale) vragenlijst met de mogelijke onzichtbare gevolgen mee te geven, maar kaartjes met afbeeldingen van de onzichtbare gevolgen, waaruit zij die kaartjes moeten selecteren die voor hen van toepassing zijn. In de pilot van de training (in de periode sept.– dec. 2008 op het Afasiecentrum Utrecht) is er wel gewerkt met kaartjes, maar deze zijn nog in ontwikkeling en kunnen op dit moment nog niet ter beschikking worden gesteld. Voor meer informatie hierover kunt u contact opnemen met Odette Stoutjesdijk, Afasiecentrum Utrecht, e-mail:
[email protected] Als er wel gebruik gemaakt kan worden van kaartjes met afbeeldingen (naast tekst) van de onzichtbare gevolgen, dan kan de volgende opdracht voor de deelnemer meegegeven worden.
Opdracht ‘De onzichtbare gevolgen” Doel van deze opdracht: • proberen er achter te komen wat voor jou de onzichtbare gevolgen zijn van het CVA Toelichting: • De opdracht bestaat uit 2 delen. • Deel A zijn de kaartjes die je hebt gekregen. Die zijn voor jou bedoeld. • Deel B is de enquête, de vragen met ja/nee er achter. • Deze moet door iemand, die jou goed kent, worden ingevuld. • Natuurlijk kun je wat er uitkomt bij allebei de delen achteraf met elkaar vergelijken. • In de bijeenkomst zullen we hier ook met elkaar naar gaan kijken. • Inzicht in je beperkingen is nodig om vervolgens te werken aan je doelen. • Zo kunnen we beter voorspellen welke hindernissen er op je pad komen. Opdracht voor jou zelf (Deel A): • Vraag of degene, die jou goed kent, naast je komt zitten met de vragen van Deel B. • Leg de kaartjes, die je hebt gekregen, op een omgekeerde stapel vóór je. • Trek steeds een kaartje van de stapel. • Laat degene die naast je zit (eventueel) de bijbehorende vraag van de enquête voorlezen. De vragen in de enquête geven soms meer informatie of voorbeelden. • Beoordeel of het getrokken kaartje op jou van toepassing is of niet. • Degene die naast jou zit, mag niet zijn/haar eigen oordeel hierover zeggen. • Het gaat om wat jij zelf denkt of vindt. • Zo ga je de hele stapel door totdat de kaartjes op zijn. • Stop de kaartjes die voor jou van toepassing zijn in het envelopje • “Ja, dit is voor mij van toepassing”. • Stop de kaartjes die NIET voor jou van toepassing zijn in het envelopje • “Nee, dit is NIET voor mij van toepassing. • Stop de kaartjes die je niet begrijpt in het envelopje “Begrijp ik niet”. Opdracht voor degene die jou goed kent (Deel B): • Vul deze enquête in naar eigen inzicht. Jij kunt als buitenstaander, als iemand die niet zelf het CVA heeft gehad, soms beter zien wat de gevolgen van dat CVA zijn.
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
76
7. Voorbeelden van communicatie adviezen •
Inzichtdoos, dat wil zeggen een mooie doos met bovenop bijvoorbeeld een afbeelding en een tekst erop. In deze doos zou iemand diverse folders over Afasie kunnen stoppen, maar ook misschien een of meerdere ansichtkaarten (naar eigen keuze) met specifieke informatie over hem/haar zelf. (zie voor de mogelijke teksten daarop de voorbeelden hieronder). Ook zou er andersoortige informatie in de doos kunnen, zoals een ervaringsboek van iemand met afasie, of het boek “De wonderlijke reis” van Herman Smith, of de dvd naar dit boek “Gatenkaas” enzovoorts. Wat er in zo’n doos mag komen is natuurlijk heel erg afhankelijk van de persoon, die de doos maakt.
•
Ansichtkaart met daarop uitleg over iets dat heel erg veranderd is bij een deelnemer, zoals “Ik kan nog steeds genieten van hele mooie dingen, ook al kan ik dat niet altijd goed duidelijk maken. Ik houd van: bloemen, kleuren, licht, buiten zijn, lekker borrelen met Franse kaas, reizen, theater en dans, muziek, Mercedes Sosa, Edith Piaf en zigeunermuziek. En nog veel meer! Oh ja, ik hou niet meer zo van verrassingen....” Of de tekst ”Soms lijkt mijn hoofd ‘LEEG’... er komen dan GEEN GEDACHTEN of ideeën bij mij op. En als er wel gedachten zijn, dan kan ik er vaak GEEN WOORDEN bij vinden, of ik weet niet HOE ik die woorden moet uiten!! Je helpt me het beste door me te ‘voeden’, met ideeën, bijvoorbeeld in meerkeuzevragen.” Of de tekst: “Ik reageer soms ‘stormachtig’... Ik word snel BOOS, verlies sneller de controle over mijn emoties. Dit komt door mijn HERSENBESCHADIGING. Ik vind het heel naar als ik je daardoor afschrik, pijn of verdriet doe. Dit wil ik absoluut niet. .... Heb geduld met mij....”
•
Persoonlijke folder In de pilotcursus is gewerkt met een persoonlijke folder (kleurenprint) op een in drieën gevouwen blad in A4 formaat. In de folder legt de persoon met afasie zelf uit hoe andere mensen rekening met hem of haar kunnen houden. In onze folder gebeurde dit aan de hand van drie vragen: - Wat is er voor mij veranderd? - Wat kun je doen om mij te ondersteunen? - Wat vind ik niet prettig? Een logopediste dient betrokken te zijn bij het opstellen van het communicatie-advies. Belangrijk is dat de formulering past bij de deelnemer. De tekst moet samen met de deelnemer en zijn partner en begrijpelijk voor de deelnemer geformuleerd worden. Belangrijk is dat het uiterlijk van de folder mooi en verzorgd is, en past bij de persoon voor wie het is. Met behulp van afbeeldingen, foto’s of een watermerk wordt het persoonlijk gemaakt. De deelnemer krijgt een aantal exemplaren en het digitale bestand, zodat in de eigen omgeving aanpassingen en reproducties gedaan kunnen worden. Een voorbeeld van een folder is opgenomen in een aparte bijlage (folder communicatieadvies).
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
77
8 Voorbeelden van rollenspelen Bij het bespreken van de onzichtbare gevolgen en hoe onduidelijk deze vaak zijn voor de omgeving, kan het heel inzichtelijk zijn om dit te laten zien door middel van een rollenspel. De rollenspelen worden gespeeld door de trainers. Een paar mogelijkheden zijn: Situatie X (een rollenspel over het onbegrip in de omgeving) Twee mensen staan op een feestje met elkaar te praten. Persoon A heeft afasie, persoon B is een vriendin van A en heeft geen afasie. Plotseling loopt A weg. Reden hiervoor is dat het te druk op het feestje is en de muziek te hard staat. (om het nog wat aan te scherpen zou B eventueel nog onder het gesprek de muziek harder kunnen zetten, omdat zij dat nummer zo leuk vindt). A is boos weggelopen. B blijft verbaasd achter en wordt vervolgens ook geïrriteerd of boos. (“zit ik net iets leuks te vertellen en dan loopt ze weg?!” of “Ik dacht dat A dit nummer vroeger ook altijd zo leuk vond?!”) Situatie Y (veeleisendheid: op 2 manieren uit te beelden) Veeleisendheid kun je laten zien als: 1. impulsief en veeleisend gedrag, bijvoorbeeld op een feestje, waar de muziek te hard staat. Persoon A zou dan zomaar de muziek uit kunnen doen, zonder met iemand daarover te overleggen. 2. assertief gedrag, bijvoorbeeld op een feestje. Als persoon A met afasie de muziek te hard zou vinden, zou zij direct vragen of de muziek wat zachter zou kunnen. Situatie Z (onverschilligheid) Als je deze emotie zou willen laten zien, is het belangrijk om de gelaagdheid van onverschilligheid te laten zien. Soms lijkt onverschilligheid van mensen met afasie op emotionele vlakte of echte onverschilligheid, maar het kan ook juist voortkomen uit onvermogen om zich te kunnen uiten. Situatie A (rollenspel over assertiviteit) Bij de dokter Bij dit rollenspel gaat het erom te laten zien/ervaren hoe iemand met afasie vaak genegeerd wordt door de omgeving en hoe je dit zou kunnen voorkomen door goed voor jezelf op te komen om dit niet te laten gebeuren. (assertief gedrag) Het wordt gespeeld door de trainers (2 personen zonder afasie) en een van de deelnemers. De vrijwilliger/deelnemer heeft al een tijdje last van spanningsklachten. Hij/zij slaapt slecht, heeft veel last van hoofdpijn, pijn in nek en schouders enz. En nu gaat hij/zij hiermee naar de dokter. Zijn/haar partner of naaste gaat met hem/haar mee. De dokter en de partner of naaste gaan tijdens dit bezoek al snel met elkaar in gesprek en praten dan eigenlijk over het hoofd van de vrijwilliger/deelnemer (de persoon met afasie) heen. Hoe reageert deze hierop?
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
78
9
Informatie over de evaluatie
Om de kwaliteit van de training te waarborgen is het van belang dat deze regelmatig wordt geëvalueerd en zo nodig bijgesteld. De training wordt op twee manieren geëvalueerd: via een evaluatie aan het einde van de training en via tussenevaluaties, één (op de helft) of meer (na drie of vier bijeenkomsten). In tegenstelling tot de originele cursus ‘Ik (b)en de samenleving’ is er voor gekozen om niet aan het einde van iedere bijeenkomst te evalueren. Door de evaluaties van een paar bijeenkomsten samen te voegen (en dus om de paar bijeenkomsten te evalueren), krijgen de deelnemers de gelegenheid om datgene wat is behandeld te verwerken en er mee te oefenen. Vervolgens kunnen ze de evaluatievragen in een breder perspectief plaatsen en daardoor beter beantwoorden. Aangeraden wordt om afhankelijk van de deelnemers de tussenevaluaties om de drie – zes bijeenkomsten te laten plaats vinden. Het is niet haalbaar om enkel met een eindevaluatie te werken, omdat de opdrachten en onderwerpen van het begin van de training teveel zijn weggezakt. Tussenevaluaties Om de drie - zes bijeenkomsten wordt er geëvalueerd. Afhankelijk van de deelnemers en afhankelijk van de invulling van de bijeenkomsten, wordt dit ingepland. Door middel van een vragenlijst worden de evaluatievragen besproken (voorgelezen door de trainers) en gewaardeerd (door de deelnemers, eventueel met hulp van de trainers). Het is raadzaam om de betreffende opdrachten en afbeeldingen erbij te houden, zodat de deelnemers beter weten waar de vraag over gaat. Per tussenevaluatie worden algemene vragen gesteld en specifieke vragen over de onderwerpen en wat de deelnemers hiervan hebben geleerd. In het document hieronder (Tussenevaluaties) staan vragen per onderwerp/bijeenkomst, de trainers maken hier een relevante en overzichtelijke selectie van. De vragen worden geselecteerd uit: ‘algemene’ vragen, de ‘persoonlijke ontwikkelingvragen’ en de ‘specifieke invulling per bijeenkomst’ vragen. Eindevaluatie In bijeenkomst 13, de voorlaatste bijeenkomst, is er gelegenheid om een uitgebreide evaluatie uit te voeren. Hierin kunnen onderwerpen uit de training worden besproken (en geëvalueerd), maar is er ook gelegenheid om te praten over datgene wat wel/niet bereikt is door de deelnemers. Eventuele onderwerpen of opdrachten die nog aandacht of verdieping nodig hebben, kunnen in de laatste (14e) bijeenkomst behandeld worden. Ook de vragen voor de eindevaluatie worden op relevante geselecteerd door de trainers, uit zowel het document ‘tussenevaluatie’ als het document ‘eindevaluatie’ (zie hieronder). De eindevaluatie zal bestaan uit algemene vragen over de training, en uit specifieke vragen die gaan over wat de deelnemers hebben geleerd over de 5 aspecten van integratie.
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
79
Tussenevaluaties
Algemeen: 1. De doelen van de bijeenkomst tot nu toe zijn voor mij duidelijk
onjuist
1
2
3
4
5
juist
2. De bijeenkomsten zijn duidelijk genoeg om ze te kunnen volgen
onjuist
1
2
3
4
5
juist
3. Ik vind het niveau van de cursus
te licht
4. Ik vind het verslag dat ik iedere week ontvang
niet zinvol
1
2
3
4
5
zeer zinvol
5. Ik vind de onderwerpen die we tot nu toe hebben behandeld
niet zinvol
1
2
3
4
5
zeer zinvol
6. Ik vind de huiswerkopdrachten duidelijk
onjuist
1
2
3
4
5
juist
7. Ik vind de huiswerkopdrachten zinvol
onjuist
1
2
3
4
5
juist
8. Ik vind het prettig en zinvol dat de partner ook bij de huiswerkopdrachten wordt betrokken
niet zinvol
1
2
3
4
5
zeer zinvol
9. De beeldende opdrachten (schilderen), vind ik
niet zinvol
1
2
3
4
5
zeer zinvol
Persoonlijke ontwikkeling: 10. Ik heb nieuwe dingen geleerd 11. Ik ben nieuwe dingen aan het oefenen/uitproberen
goed
te zwaar
onjuist
1
2
3
4
5
juist
onjuist
1
2
3
4
5
juist
Specifieke invulling van de bijeenkomsten Bijeenkomst 1: 1. Het kennismakingsspel 2. De in beeld gebrachte thema’s van de cursus (plaatjes) o acceptatie
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
niet zinvol
1
2
3
4
5
zeer zinvol
niet zinvol
1
2
3
4
5
zeer zinvol
80
o o o o
aansluiting bij anderen meedoen in maatschappij zelfinzicht eigen regie
3. Het kiezen van een persoonlijk doel
niet zinvol
1
2
3
4
5
zeer zinvol
niet zinvol
1
2
3
4
5
zeer zinvol
5. De stappen en afbeeldingen o waar sta ik nu? o waar wil ik heen?
niet zinvol
1
2
3
4
5
zeer zinvol
6. Met zijn vieren op één vel papier een eigen boom schilderen (de eerste keer) (2e bijeenkomst)
niet zinvol
1
2
3
4
5
zeer zinvol
niet zinvol
1
2
3
4
5
zeer zinvol
8. De visualisatie ‘mijn kracht’ (eerste visualisatie)
niet zinvol
1
2
3
4
5
zeer zinvol
9. Met krijtjes tekenen van het ontvangen geschenk (1e keer visualisatie)
niet zinvol
1
2
3
4
5
zeer zinvol
niet zinvol
1
2
3
4
5
zeer zinvol
niet zinvol
1
2
3
4
5
zeer zinvol
niet zinvol
1
2
3
4
5
zeer zinvol
niet zinvol
1
2
3
4
5
zeer zinvol
Bijeenkomst 2 4. Rolprent
Bijeenkomst 3 7. Warm koud opdracht (enquête over vroeger)
Bijeenkomst 4 10. Kwaliteitenspel 11. Schilderen met karmijnrood (het ik) met indigo (wijsheid) en geel (verbinding) Bijeenkomst 5 12. Onzichtbare gevolgen (kaarten) 13. Schilderen met karmijnrood (het ik) met indigo (wijsheid) en geel (verbinding)
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
81
Bijeenkomst 6 14. Video ‘Ze zeggen dat ik zo veranderd ben’
niet zinvol
1
2
3
4
5
zeer zinvol
15. Onzichtbare gevolgen (enquête)
niet zinvol
1
2
3
4
5
zeer zinvol
16. Nadenken over het kenbaar maken van de onzichtbare gevolgen
niet zinvol
1
2
3
4
5
zeer zinvol
17. Met zijn tweeën een huis schilderen (1e keer)
niet zinvol
1
2
3
4
5
zeer zinvol
niet zinvol
1
2
3
4
5
zeer zinvol
19. Het praten over het kenbaar maken van de onzichtbare gevolgen (communicatie-advies)
niet zinvol
1
2
3
4
5
zeer zinvol
20. Met zijn tweeën een huis schilderen (1e keer)
niet zinvol
1
2
3
4
5
zeer zinvol
Bijeenkomst 8 21. Concreet maken welke situatie je zou willen veranderen
niet zinvol
1
2
3
4
5
zeer zinvol
22. In de netwerkcirkel aangeven in welk contact je iets zou willen veranderen
niet zinvol
1
2
3
4
5
zeer zinvol
23. De visualisatie ‘mijn hindernissen’ (tweede visualisatie)
niet zinvol
1
2
3
4
5
zeer zinvol
24. Schilderen van ‘mijn hindernissen’ (2e visualisatie)
niet zinvol
1
2
3
4
5
zeer zinvol
niet zinvol
1
2
3
4
5
zeer zinvol
niet zinvol
1
2
3
4
5
zeer zinvol
Bijeenkomst 7 18. Met elkaar (de ander en jij) de onzichtbare gevolgen bespreken
Bijeenkomst 9 25. Concreet maken van jouw hindernissen (obstakels) 26. Het omvormen van negatieve gedachten naar meer reële, positieve gedachten
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
82
Bijeenkomst 10 27. Afspraak: negatieve gedachte omgevormd tot positieve gedachte
niet zinvol
1
2
3
4
5
zeer zinvol
niet zinvol
1
2
3
4
5
zeer zinvol
Bijeenkomst 11 29. Verbeteren een aanvullen van de eigen folder
niet zinvol
1
2
3
4
5
zeer zinvol
30. Situatie beschrijven van geven en nemen
niet zinvol
1
2
3
4
5
zeer zinvol
31. Rollenspelen over assertiviteit en feedback/geven en nemen
niet zinvol
1
2
3
4
5
zeer zinvol
32. Met zijn vieren op één vel papier een eigen boom schilderen
niet zinvol
1
2
3
4
5
zeer zinvol
niet zinvol
1
2
3
4
5
zeer zinvol
34. Opdracht assertiviteit
niet zinvol
1
2
3
4
5
zeer zinvol
35. Het spel
niet zinvol
1
2
3
4
5
zeer zinvol
Bijeenkomst 13 36. Eindevaluatie
niet zinvol
1
2
3
4
5
zeer zinvol
niet zinvol
1
2
3
4
5
zeer zinvol
niet zinvol
1
2
3
4
5
zeer zinvol
39. Opbouwende feedback voor jezelf
niet zinvol
1
2
3
4
5
zeer zinvol
40. Vrij schilderen
niet zinvol
1
2
3
4
5
zeer zinvol
28. Omvormen van een zo lelijk mogelijke schildering naar een mooie schildering
Bijeenkomst 12 33. Opdracht geven en nemen
37. Beeldende, geleide opdracht Bijeenkomst 14 38. Complimentjes aan elkaar
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
83
Eindevaluatie Algemeen voor kringgesprek 1. Wat heb je geleerd? 2. Wat is er veranderd? 3. Wat heb je nu nog nodig? 4. Wat heb je gemist? 5. Wat zou je nog willen (behandelen of bespreken)? 6. Ik heb veel van deze training geleerd
onjuist
1
2
3
4
5
juist
7. Met wat ik geleerd heb in de training kan ik nu zelf aan de slag
onjuist
1
2
3
4
5
juist
8. De trainers stimuleren een actieve inbreng van de deelnemers
onjuist
1
2
3
4
5
juist
9. De trainers bevorderden de samenwerking in de groep
onjuist
1
2
3
4
5
juist
10. Wil je een cijfer geven voor de training in zijn geheel? 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11. Heb je verder nog opmerkingen over de training?
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
84
Specifiek In deze cursus hebben we stilgestaan bij uw ‘integratie’ in de maatschappij. De contacten die u heeft, uw interactie met de omgeving, uw manier van presenteren, en de reacties van anderen op u. In deze cursus is het voornamelijk om vijf aspecten van integratie gegaan: Acceptatie van anderen Aansluiting vinden bij anderen Meedoen in de maatschappij Zelfinzicht en uw eigen mogelijkheden benutten Eigen regie Voorafgaand aan de cursus hebben wij u een aantal vragen gesteld over deze aspecten van integratie. Aan de hand van uw antwoorden hebben we gezamenlijk besloten of deelname aan deze cursus voor u geschikt zou zijn. Nu vragen we weer naar deze vijf aspecten. Hiermee willen we met elkaar bekijken of de cursus heeft bijgedragen aan deze aspecten van integratie. 1. Acceptatie van anderen Heeft u het gevoel dat de mensen om u heen u accepteren zoals u nu bent met de afasie? Begrijpen ze wat de gevolgen zijn van uw hersenletsel?
niet niet
1 1
2 2
3 3
4 4
5 5
wel wel
Bent u tevreden met uw functioneren op dit moment?
niet
1
2
3
4
5
wel
Bent u in staat om anderen in te schakelen wanneer nodig?
niet
1
2
3
4
5
wel
2. Aansluiting bij anderen Heeft u (naar uw idee voldoende) contacten?
niet
1
2
3
4
5
wel
Bent u geïnteresseerd in anderen en kunt u dat laten merken?
niet
1
2
3
4
5
wel
Is het ‘geven’ en ‘nemen’ in balans in de contacten die u hebt?
niet
1
2
3
4
5
wel
Hebt u ideeën hoe u uw contacten kan verbeteren (indien wenselijk)?
niet
1
2
3
4
5
wel
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
85
3. Meedoen in de maatschappij? Vindt u dat u voldoende meedoet in de maatschappij?
niet
1
2
3
4
5
wel
Hebt u ideeën hoe u uw bijdrage aan de maatschappij kan vergroten (indien wenselijk)?
niet
1
2
3
4
5
wel
4. Zelfkennis Hebt u voldoende inzicht in uw kwaliteiten?
niet
1
2
3
4
5
wel
Hebt u voldoende inzicht in uw mogelijkheden en beperkingen?
niet
1
2
3
4
5
wel
Benut u voldoende al uw mogelijkheden?
niet
1
2
3
4
5
wel
Kunt u leren van de dingen die niet gelukt zijn?
niet
1
2
3
4
5
wel
Bent u in staat te kijken naar wat u kunt, in plaats naar wat u niet meer kunt?
niet
1
2
3
4
5
wel
5. Eigen regie Maakt u zelf keuzes wat betreft de vorm en inhoud van uw leven?
niet
1
2
3
4
5
wel
Komt u op voor uw eigen mening en eigen keuzes?
niet
1
2
3
4
5
wel
Heeft u voldoende handvatten/ideeën om voor uzelf op te komen?
niet
1
2
3
4
5
wel
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
86
10 Informatie over het gebruik van SMART doelen Bij het formuleren van doelen van de deelnemers is het belangrijk om in de gaten te houden of de doelen realistisch en haalbaar zijn. Doelen moeten altijd zo concreet mogelijk geformuleerd worden. Voor de trainers is het handig om hierbij een aantal aspecten van de SMART methode in het achterhoofd te hebben. Het is niet aan te raden om deze methode expliciet en in zijn geheel samen met de deelnemers te doorlopen, aangezien het een verbale methode is, die niet bruikbaar is bij deelnemers met afasie. SMART doelen staan voor: S= Specifiek M= Meetbaar A= Acceptabel R= Realistisch T= Tijdgebonden Specifiek wil zeggen dat je in je formulering het gedrag benoemt dat je wilt bereiken, bijvoorbeeld “ik wil (...)” of “ik kan (...)”. Verder is positief formuleren ook heel belangrijk, dus niet : ‘Ik ga communicatieve situaties niet meer uit de weg als ik niet weet wat ik moet zeggen”, maar “In een communicatieve situatie die ik anders uit de weg zou gaan als ik niet weet wat ik moet zeggen ga ik nu vragen of mensen rekening met mij willen houden.” Meetbaar betekent dat je kunt vaststellen of het doel behaald is. Je zou dus iets kunnen toevoegen als: ‘Ik vraag aan X of zij vindt dat ik communicatieve situaties niet meer uit de weg ga”. Acceptabel wil zeggen dat het je acceptabel gedrag moet formuleren. Ik vraag bijvoorbeeld of mensen rekening met mij willen houden door rustig aandacht te vragen en hen een communicatie advies te geven. Realistisch wil zeggen dat de deelnemer samen met de partner of naaste zou moeten bespreken of zijn/haar doel realistisch is. Zo kan het oppakken van werk of vrijwilligerswerk bijvoorbeeld tot discussie leiden over de mogelijkheden van de deelnemer. Tijdgebonden wil zeggen dat je moet formuleren wanneer je het doel behaald wilt hebben door er bijvoorbeeld een tijdsspanne aan te verbinden, bijvoorbeeld “over drie maanden doe ik (...)”.
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
87
11 Afbeelding denken, voelen en doen Iedereen heeft gedachten over zichzelf of over de ander die niet kloppen. Kijk eens naar het plaatje hieronder: Denken
Je denkt bijvoorbeeld in een winkel: “Ik kom vast niet goed uit mijn woorden.”
Voelen
Je voelt je opgelaten, want het is druk in de winkel, of je wordt zenuwachtig...
Doen
Je klapt dicht en het lukt je inderdaad niet om te zeggen wat je wilde zeggen.
Klopt het altijd wat je denkt?
Het is goed om bij de bespreking van de irrationele gedachten dit plaatje te gebruiken omdat het goed laat zien hoe deze drie dingen met elkaar verweven zijn.
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
88
12 Voorbeelden van irrationele gedachten Met de groep worden irrationele gedachten bedacht. Deze worden vervolgens vervangen voor meer rationele gedachten. Deelnemers hebben soms moeite met het bedenken van de gedachten die hen belemmeren, maar kunnen vaak wel een gevoel benoemen. “Voordat ik na een verjaardag moet, voel ik me al slecht. Dan ga ik maar niet”. Tussen het gevoel en de handeling, zit een gedachte. Probeer die te formuleren. Bijvoorbeeld; ze luisteren toch niet naar me. De vragen die de trainers bij elke gedachte stellen: 1. Is deze gedachte waar? (het moet meetbaar, aantoonbaar waar zijn, zo niet, dan is het een irrationele gedachte) 2. Is het een helpende gedachte? (alleen bij een gedachte die niet helpend is, ga je verder, positieve irrationele gedachten mogen blijven bestaan!) 3. Welke helpende, positieve gedachte kan ik er tegenover stellen? Leer de deelnemers dat zij zelf op zoek mogen gaan naar gedachten die hen helpen om een beter gevoel te krijgen of negatieve gevoelens te verminderen. Hieronder staan voorbeelden mogelijke irrationele gedachten waar de deelnemers (mensen met afasie) mee kunnen komen. Daar tegenover staan dan mogelijke meer rationele gedachten. vgl. Ik ben te langzaam • Ik ben misschien wel langzamer dan andere mensen, maar ik heb wel iets interessants te zeggen. • Mensen wachten maar op mij, dat is helemaal niet erg. Als mensen haast hebben, dan moeten ze dat zelf maar aangeven. Ik kan niet voor hen denken, of invullen hoe zij zich voelen. • Ik ben helemaal niet langzamer dan anderen. Dat denk ik zelf wel, maar het valt eigenlijk best mee. Het lukt mij toch niet • Zonder het te proberen, weet ik niet of het mij wel of niet lukt. Dus: eerst proberen, en dan pas zeggen. • Ik vind het moeilijk om dit te doen, maar dat is niet erg. Hoe vaker ik het zal doen, hoe makkelijker het zal gaan (oefening baart kunst). • Ik vind het moeilijk om dit te doen, maar met hulp van iemand anders kan ik het eigenlijk best. Dan valt het best mee. Ik kan het niet • ik kan het niet alleen, maar wel met hulp van iemand anders. • Ik kan het wel, het gaat alleen iets moeizamer, maar ik neem er gewoon wat meer tijd voor. Ik schaam me • ik vind dit wel moeilijk, maar ik ben wie ik ben, en daar hoef ik me niet voor te schamen. • Het CVA is me overkomen ,dat kan iedereen gebeuren. Ik ben nog steeds dezelfde, en daar hoef ik me helemaal niet voor te schamen! Ze luisteren toch niet naar me • Is dat zo? Luistert niemand naar mij? Dat klopt helemaal niet! Er luistert wel iemand naar mij. En anders vraag ik of iemand even wil luisteren.
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
89
Ik moet perfect zijn • dat is niemand. Ik kan misschien op een verjaardag niet vertellen wat ik wil, maar wel de volgende dag alleen langsgaan. Een ander staat op de verjaardag alleen maar onzin uit te kramen Ik ben te langzaam • “ik ben wel langzamer dan andere mensen, maar dan is het nog steeds interessant wat ik te zeggen heb”. • “Mensen wachten maar op mij, dat is helemaal niet erg. Als mensen haast hebben, dan moeten ze dat zelf maar aangeven. Ik kan niet voor hen denken, of invullen hoe zij zich voelen.” • “Ik ben helemaal niet langzamer dan anderen, dat denk ik zelf, maar het valt best mee eigenlijk.” Het hoeft niet, ik vind het wel best zo • Vind ik het wel best zo? Stiekem zou ik wel mee willen doen. Ik ga iets anders verzinnen waardoor ik wel mee kan doen. Anderen nemen mij niet serieus • Dat denk ik alleen maar? Waarom zouden anderen mij niet serieus nemen? Ik kan nog steeds nadenken, misschien minder goed praten, maar ik ben niet dom! Anderen moeten veranderen, niet ik • Is het realistisch te denken dat anderen moeten veranderen? Waarom? Kan ik dat van hen verlangen? Ik heb zelf ook verantwoordelijkheid. Ik kan zelf ook dingen anders doen/ veranderen. Het werkt veel beter als ik zelf verander, dan weet ik tenminste wat ik doe, heb ik het zelf in de hand. Ik vergeet steeds weer wat ik wilde • Ik vergeet soms dingen. Maar niet steeds. Soms kan ik iets opschrijven, dan kan ik het terug zoeken. En een ander kan me helpen onthouden. Het lukt straks toch niet om te vertellen wat ik wil • Ik kan misschien niet zo makkelijk meer praten. En dat is heel vervelend. Maar ik kan wel op een andere manier duidelijk maken wat ik wil. Bv door gebaren. Of door het aan te wijzen. Of door de tijd er voor te nemen. Of om iets op te schrijven/ te tekenen. Ik moet wel zelf vragen of iemand iets meer tijd voor mij vrij maakt. Ik kan niet lezen of schrijven, dus het maakt toch niets meer uit. Dus ik doe toch niet meer mee in de maatschappij. • Ik kan dan wel niet meer zo goed lezen en schrijven als vroeger, maar ik kan nog wel (met veel tijd) iets lezen (de koppen van de krant) of iets schrijven. Dus het klopt niet dat ik dat helemaal niet meer kan. • Ook al kan ik niet meer zo goed lezen en schrijven, dat betekent niet dat ik niet meer mee doe. Ik heb nog steeds zinnige gedachten, en kan nog steeds iets bijdragen. Weliswaar op een andere manier, en daar moet ik wel aan wennen (want dat is niet altijd leuk), maar ik kan nog steeds voor anderen/voor de maatschappij iets betekenen. Bv een luisterend oor bieden. Of door er gewoon te zijn. Of door illustrator te worden bij het blad van het buurthuis….. Ik heb teveel hulp nodig • Ik heb voor sommige dingen wel hulp nodig. Maar ik kan ook dingen zelf. Ik mag best iets vragen aan een ander. Als ik maar niet dingen vraag die ik eigenlijk zelf zou kunnen doen.
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
90
13 Informatie over feedback en assertiviteit In Bijlage 3: Opdrachten, 14 is een stuk opgenomen ‘Regels en tips voor feedback’ dat eventueel aan de deelnemers meegegeven kan worden. Hieronder staat dezelfde tekst als in dit document. Voor de deelnemers is dat bewust in een ander en vooral groter lettertype gedaan. Assertief reageren: Kies een geschikt moment. 1. Benoem je gevoelens bij datgene wat er gebeurt. 2. Beschrijf het gedrag van de ander zo concreet mogelijk. 3. Geef aan welke gevolgen het gedrag van de ander voor jou heeft. 4. Zeg duidelijk en concreet wat je wel wilt.
Voorbeelden van feedback geven aan anderen: 1. “Is nu een geschikt moment om even te praten?” 2.
“Ik wil graag dat je…..”
3.
“Ik zie dat je…”
4.
“Dit zorgt bij mij voor….”
Positief a. Blijheid ☺ b. Opluchting ☺ c.Tevredenheid ☺ Neutraal a. Verbazing ‘?’ Negatief a. Irritatie b. Boosheid c.Teleurstelling d. Verdriet Regels bij feedback geven:
Wel doen bij feedback:
Melden wat je opmerkt: • Aangeven wat je feitelijk waarneemt, zonder te oordelen of te interpreteren. De ander kan zelf zijn of haar conclusies trekken. • Wees duidelijk en concreet Melden wat het effect daarvan op jou is: • Geef aan wat de gevolgen van het gedrag van de ander voor jou zijn. Geef informatie en niet direct advies. Melden wat je daarvan vindt: • Geef feedback waar de ander iets mee kan.
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
91
• Geef ook positieve feedback. • Ga na of de ander je heeft begrepen. Niet doen bij feedback:
• Niet feedback geven als de ander haast heeft. • Niet feedback geven als er veel andere mensen bij zijn. • Niet ‘oude koeien uit de sloot halen’. • Niet oordelen of interpreteren.
NB: Zie ook de afbeeldingen voor de deelnemers in de bijlage ‘regels bij feedback geven’
Tips bij feedback ontvangen: • • • • • •
Feedback is een kans om te leren en niet een aanval van de ander. Feedback zegt iets over hoe de ander jou ziet, maar dit betekent niet dat dit aangeeft wie jij bent. Verdedig je niet bij kritische opmerkingen. Vraag door wanneer je iets niet begrijpt. Check of je goed begrepen hebt wat de ander bedoelt. Aanvaard positieve feedback met “Dank je wel”.
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
92
14 De verstoorde balans tussen geven en nemen Bij mensen met een chronische ziekte is de balans tussen geven en nemen in contacten vaak verstoord. Bij mensen met afasie komen we dat nog vaker tegen. Dit heeft te maken met diverse factoren die met het hersenletsel te maken hebben; natuurlijk de moeite met communiceren, maar meer nog met verminderd initiatief, verminderd geheugen (als je niet onthouden hebt dat de buurvrouw op vakantie naar Italië gaat, is het moeilijk belangstellend te vragen hoe het was), verminderde flexibiliteit, verminderd zelfinzicht etc. In de cursus wordt expliciet aandacht besteed aan het verbeteren van de balans in de contacten tussen geven en nemen. Leg uit aan de deelnemers dat in het contact met de mensen in hun omgeving de balans tussen geven en nemen belangrijk is. Neem door met de deelnemers en met de partners hoe deze balans is. Leg uit dat de balans verstoord kan zijn bij personen met een chronische ziekte omdat zij noodgedwongen meer ontvangen van hun omgeving dan voorheen.
Balans richting meer ontvangen
1.
Balans richting meer ‘geven’.
In de eerste opdracht gaan de deelnemers bewust nadenken over wat ze kunnen betekenen voor de mensen in hun omgeving. Wat ze kunnen geven. Dat kunnen hele kleine dingen zijn; belangstelling tonen, de planten water geven, een kaart sturen ( je kunt al een kaart sturen zonder tekst, het gaat om de intentie), brood smeren, een compliment geven..
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
93
De deelnemers krijgen allemaal een figuur van de netwerkcirkel. Daarop worden de belangrijke personen aangegeven. De deelnemer tekent een pijl tussen zichzelf en de persoon. Een pijl in de richting van de deelnemer geeft aan dat de balans meer uitvalt in de richting van ‘nemen’. Een pijl de andere kant op betekent dat de deelnemer meer ‘geeft. Bij een gelijkwaardig contact wijst de pijl beide kanten op.
2. Een opdracht die hieraan gekoppeld kan worden is een oefening in opmerkzaamheid. Deelnemers zitten in een kring. Één deelnemer gaat de gang op. Iemand verandert iets aan zijn of haar uiterlijk. Vervolgens moet degene die terug komt, raden wat er veranderd is. 3. In de tweede opdracht bekijken de deelnemers een set met kaartjes waarop allemaal complimentjes staan. Alle kaartjes worden doorgenomen en de betekenis wordt besproken. De deelnemers kiezen een aantal kaartjes uit dat hen aanspreekt. De opdracht is om in de thuissituatie elke dag een kaartje te kiezen en een persoon aan wie de deelnemer dat compliment wil maken en hem of haar dit kaartje te laten zien. Ook kunnen de complimenten op stickervellen worden geprint zodat iemand zelf (ansicht)kaartjes kan maken. Complimenten: Wat zie je er leuk uit.
Wat zie je er goed uit.
Wat zit je haar leuk.
Dat heb je goed gedaan, dankjewel.
Fijn dat je er bent.
Je maakt mijn dag weer goed.
Leuk dat je ook van …. houdt.
Fijn dat je ….. gedaan hebt.
Fijn dat je goed naar mij luistert.
Fijn dat je de tijd voor mij neemt.
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
94
Fijn dat je niet over mijn hoofd heen praat.
Fijn dat je me begrijpt.
Fijn dat je eerlijk bent.
Fijn dat je zoveel voor mij doet.
Fijn dat je mij geholpen hebt.
Ik ben je dankbaar.
Je maakt me blij.
Ik hou van je.
Ik voel me vertrouwd bij jou.
Ik voel me prettig bij jou.
Ik vind je lekker.
Ik vind je aantrekkelijk.
Wat ben je romantisch.
Fijn dat je niet meer boos bent.
Ik ben trots op je!
Dat heb je leuk gedaan.
Dat heb je mooi gemaakt.
Ik vind het gezellig bij je.
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
95
15 Informatie over het spel “Waar het hart vol van is” Tijdens de pilot van de training is het spel “Waar het hart vol van is” gespeeld. De gekleurde vakjes corresponderen met verschillende vragen en opdrachten, waarvan steeds iets in een persoonlijk logboek wordt opgeschreven of gekopieerd. De vragen hebben o.a. betrekking op de kwaliteiten van de deelnemers, en wat zij te bieden hebben aan mensen in hun omgeving. Meer informatie is verkrijgbaar bij Afasiecentrum Utrecht:
[email protected]
Afb.: conceptversie van spel ‘Waar het hart vol van is’
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
96
Bijlage 3
Opdrachten voor de deelnemers
Inhoudsopgave 1.
Bij welk(e) aspect(en) van integratie ligt mijn doel?
2.
‘Rolprent’
3.
De warm – koud opdracht
4.
Kwaliteiten kiezen
5.
De onzichtbare gevolgen
6.
Terugkoppeling vragenlijst voor de ander
7.
Bespreken van de verschillen
8.
Concrete situatie waarin ik iets wil veranderen
9.
Mijn persoonlijke belemmeringen
10.
Onzichtbare gevolgen communiceren
11.
Afspraak met mijzelf
12.
Aanvullen en verbeteren van eigen folder
13.
Geven en nemen
14.
Regels en tips over feedback
15.
De balans tussen geven en nemen
16.
Evalueren en positieve feedback voor de andere deelnemers en jezelf
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
97
Opdracht 1 Bij welk(e) aspect(en) van integratie ligt mijn doel? Dit is het thema waar ik in de training aan wil werken:
Waar sta ik nu?
Waar wil ik heen?
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
98
Doel van deze opdracht • Aangeven van het leerdoel voor jou van deze training: “Dit is het thema waar ik in de training aan wil werken...” Toelichting Bij de 5 aspecten van integratie horen verschillende afbeeldingen. Hiervan heb je een A4-tje gekregen met diezelfde afbeeldingen. Het is de bedoeling dat je met behulp van deze afbeeldingen deze vraag probeert te beantwoorden. Kies één of twee afbeeldingen die speciaal voor jou van toepassing zijn. Knip deze plaatjes uit en plak deze op het vel ‘Opdracht 1’.
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
99
Opdracht 2 ‘Rolprent’ Doel van deze opdracht • Nadenken over de eigen rol in de samenleving • Waar sta je nu, op dit moment? • Waar zou je naar toe willen? Wat is jouw doel? Toelichting Probeer in deze opdracht jouw thema (bovenste plaatje) duidelijk te maken. Deze opdracht kun je het beste samen met iemand anders maken. Beantwoord deze twee vragen: 1. waar sta ik nu? 2. Waar wil ik heen? Bij de eerste vraag hoort het blauwe vel van de rolprent. Bij de tweede vraag hoort het gele vel. Op beide vellen staat dezelfde afbeelding van allerlei figuren. Iedereen doet hier iets anders. Het gaat duidelijk om verschillende soorten mensen. De een staat afzijdig. De ander zit gezellig tussen de anderen in. Weer een ander heeft het hoogste woord. We stellen ons voor dat deze omgeving onze samenleving is. Wat voor iemand bij jij nu, op dit moment in de samenleving? Dit is vraag 1 op het blauwe vel. Omcirkel de figuur die het meeste op jou lijkt. Je mag ook meerdere figuren omcirkelen. Wat voor iemand zou jij willen zijn? Waar zou je heen willen? Dit is vraag 2 op het gele vel. Omcirkel de figuur die jij zou willen zijn. Bedenk dat dit gaat over de samenleving.
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
100
Probeer deze opdracht te maken met jouw persoonlijke leerdoel in je achterhoofd. Het leerdoel dat je voor jezelf hebt vastgesteld in de opdracht met de plaatjes.
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
101
Opdracht 3 De warm – koud opdracht Doel van deze opdracht proberen er achter te komen waar je vroeger als kind warm voor liep Toelichting • een kind staat vaak dicht bij zichzelf • als volwassene kun je de verbinding met wat je als kind graag deed kwijt zijn geraakt • door als volwassene terug te kijken naar jezelf als kind ontdek je misschien weer waar je vroeger warm voor liep • waar je vroeger warm voor liep geeft misschien een richting waarheen je nu in je leven zou kunnen gaan Vooraf/Inleving in de periode • hoe was jij als kind op de lagere school (van ongeveer 7 tot 14 jaar) • schrijf met ‘de andere hand’ je naam en adres waar je toen woonde en misschien ook de school waar je toen op zat • doe dat HEEL LANGZAAM (alsof je het kind van toen was) • dit kan helpen om die periode in je leven terug te halen Opdracht • Vul samen met iemand die jou goed kent de enquête in op de volgende bladzijde
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
102
Enquete warm - koud Cirkel een van de 5 getallen aan bij onderstaande vragen: 1. Ik ga graag naar school.
niet waar
1
2
3
4
5
waar
2. Ik heb veel vriendjes en/of vriendinnetjes.
niet waar
1
2
3
4
5
waar
3. De vriendjes en/of vriendinnetjes ken ik van school.
niet waar
1
2
3
4
5
waar
4. De vriendjes en/of vriendinnetjes ken ik niet van school maar van de buurt waar ik woon.
niet waar
1
2
3
4
5
waar
5. Ik speel meestal met vriendjes bij ons thuis.
niet waar
1
2
3
4
5
waar
6. Ik speel vaker bij anderen dan bij mij thuis.
niet waar
1
2
3
4
5
waar
7. Ik speel thuis ook graag met jongere of oudere broer(s) of zus(sen).
niet waar
1
2
3
4
5
waar
8. Ik kan heel goed alleen spelen.
niet waar
1
2
3
4
5
waar
9. Ik speel vooral met kinderen van mijn eigen geslacht.
niet waar
1
2
3
4
5
waar
10. Ik speel graag fantasiespelletjes (en toen was jij de ...).
niet waar
1
2
3
4
5
waar
11. Ik ben een blij kind.
niet waar
1
2
3
4
5
waar
12. Ik ben gezond in deze periode (ben nooit lang ziek).
niet waar
1
2
3
4
5
waar
13. Ik krijg veel liefde en warmte thuis.
niet waar
1
2
3
4
5
waar
14. Ik krijg veel liefde en warmte op school.
niet waar
1
2
3
4
5
waar
15. Ik krijg veel liefde en warmte van vriend(innet)jes
niet waar
1
2
3
4
5
waar
16. Ik ben het liefst buiten.
niet waar
1
2
3
4
5
waar
17. Ik ben liever binnen dan buiten.
niet waar
1
2
3
4
5
waar
18. Ik ben een druk kind.
niet waar
1
2
3
4
5
waar
19. Ik ben een rustig kind.
niet waar
1
2
3
4
5
waar
20. Ik ben een makkelijk kind.
niet waar
1
2
3
4
5
waar
21. Ik ben een moeilijk kind.
niet waar
1
2
3
4
5
waar
23. Ik sport graag.
niet waar
1
2
3
4
5
waar
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
103
24. Mijn lievelingssport is in een team.
niet waar
1
2
3
4
5
waar
25. Mijn lievelingssport is een individuele sport.
niet waar
1
2
3
4
5
waar
26. Ik bespeel een instrument.
niet waar
1
2
3
4
5
waar
27. Ik houd van muziek.
niet waar
1
2
3
4
5
waar
28. Ik houd van zingen.
niet waar
1
2
3
4
5
waar
29. Ik heb een huisdier .
niet waar
1
2
3
4
5
waar
30. Ik vind het leuk om in de tuin te werken of met plantjes bezig te zijn.
niet waar
1
2
3
4
5
waar
31. Ik vind het leuk om in de keuken mee te helpen en bijvoorbeeld een cake te bakken. niet waar
1
2
3
4
5
waar
32. Ik houd van knutselen (papier, karton, hout e.d.)
niet waar
1
2
3
4
5
waar
33. Ik brei, haak of borduur graag.
niet waar
1
2
3
4
5
waar
34. Ik houd veel van tekenen.
niet waar
1
2
3
4
5
waar
35. Ik lees veel.
niet waar
1
2
3
4
5
waar
36. Ik schrijf veel.
niet waar
1
2
3
4
5
waar
37. Ik treed graag op (toneel, muziek, dans)
niet waar
1
2
3
4
5
waar
38. Ik ben een dromer (zeggen ze)
niet waar
1
2
3
4
5
waar
39. Ik doe alles heel snel
niet waar
1
2
3
4
5
waar
40. Ik doe alles heel langzaam
niet waar
1
2
3
4
5
waar
Ik zei vroeger altijd: “Later, als ik groot ben, wil ik ................................................................................... worden.”
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
104
Opdracht 4 Kwaliteiten kiezen Doel van deze opdracht • je probeert er achter te komen wat je kwaliteiten zijn, • je kwaliteiten in het hier en nu • je kwaliteiten van vroeger, als kind, die je misschien bent ‘kwijtgeraakt’ in de loop van de jaren Toelichting • bij de vorige huiswerkopdracht (de warm – koud opdracht) zijn we op zoek gegaan naar waar je vroeger warm voor liep • in de bijeenkomst van vandaag hebben we samen geprobeerd daar kwaliteiten aan te verbinden (de kwaliteiten in de eerste kolom) • welke kwaliteiten zou je als kind gehad (moeten) hebben om de vragen van de enquête zo te beantwoorden als je gedaan hebt? Opdracht Het is prettig als er iemand die jou goed kent naast je zit bij deze opdracht. • Speel het kwaliteitenspel (in je eentje, met iemand naast je, die meekijkt) als volgt: • Schud de 60 kaartjes en maak een stapel. • Neem 5 kaartjes van de stapel en leg die open voor je neer. • Neem vervolgens steeds 1 nieuwe kaart van de stapel. • Het kaartje dat het minste goed bij jou past, leg je weg. • Je houdt dan weer 5 kaartjes over. • Ga zo door tot de kaartjes van de stapel op zijn. • Je hebt dan de in jouw ogen 5 belangrijkste kwaliteiten voor je liggen. • Je maakt daarna een volgorde van belangrijkheid. • De kwaliteit die jou het meest dierbaar is zet je daarbij bovenaan. • Schrijf de 5 kwaliteiten in onderstaande tabel (of laat ze door iemand anders opschrijven)
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
105
Kwaliteiten van mij vroeger, als kind
Kwaliteiten van mij nu, op dit moment
1e kwaliteit:
2e kwaliteit:
3e kwaliteit:
4e kwaliteit:
5e kwaliteit:
Twee kwaliteiten die ik niet heb, maar (stiekem) wel zou willen hebben (mijzelf zou toewensen) zijn:
Welke kwaliteiten ziet mijn partner of naaste in mij, die hierboven nog niet genoemd zijn?
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
106
Opdracht 5 De onzichtbare gevolgen Onderstaande enquête moet 2 keer ingevuld worden! 1. allereerst door jou zelf • vraag eventueel iemand, die jou goed kent, om hierbij te gaan zitten • vul de vragen in naar eigen inzicht • laat je niet beïnvloeden door de ander • het gaat om jouw eigen inzicht 2. door iemand die jou goed kent • een buitenstaander, iemand die niet zelf het CVA heeft gehad, kan soms beter zien wat de gevolgen van het CVA zijn voor jou • het is belangrijk om dit onafhankelijk van wat de ander heeft ingevuld in te vullen
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
107
Vragenlijst over de onzichtbare gevolgen In te vullen door de deelnemer Naam deelnemer: Waarneming 1. Ik bots (vaker) tegen voorwerpen of deuren aan.
ja / nee
2. Ik verwar (vaker) links en rechts met elkaar.
ja / nee
3. Ik vergeet soms een kant van mijn lichaam. rechterkant / linkerkant
ja / nee
4. Mijn kijken is veranderd. (Bijvoorbeeld: linker/rechterdeel van het gezichtsveld wordt niet meer bewust waargenomen.)
ja / nee
5. Mijn reukvermogen is verminderd.
ja / nee
6. Ik verlies sneller mijn evenwicht.
ja / nee
Planning (denken) 7. Ik doe bepaalde handelingen niet in de juiste volgorde. (zoals eten koken, wassen, aankleden). 8. Ik vind het moeilijk om de juiste spullen te kiezen die nodig zijn voor een bepaalde handeling. (zoals koken, schoonmaken). Oriëntatie (denken) 9. Ik verdwaal makkelijk(er). (in onbekende omgeving/ in bekende omgeving) 10. Ik heb moeite met tijdsbegrip. (zoals: moeite met inschatten hoe laat het is, of geen inzicht hebben in hoe lang iets duurt)
ja / nee
ja / nee
ja / nee ja / nee
Flexibiliteit (denken) 11. Ik ben minder flexibel. (zoals: tijdens een gesprek moeite met omschakelen tussen onderwerpen, of moeite om de ene instructie na de andere op te volgen, of…) ja / nee 12. Ik kan soms blijven ‘ hangen’ in een bepaalde handeling of onderwerp: blijven herhalen van hetzelfde.
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
ja / nee
108
13. Ik heb moeite met onverwachte gebeurtenissen. (Als bijvoorbeeld de taxi een kwartier later komt, dan kan ik daar niet zo goed mee overweg.) Tempo (denken) 14. Ik doe langer over dingen die vroeger ‘vanzelf’ gingen. (zoals: het aankleden dat veel langzamer gaat of koffie zetten enz.)
ja / nee
ja / nee
15. Ik ben vaker moe. ja / nee (Ik heb bijvoorbeeld in de avond geen puf meer voor dingen. Ik kan geen twee dingen op één dag plannen. Dit soort dingen kon ik vroeger wel. Ik moet tegenwoordig eerder rusten in de middag. enz.) Abstractievermogen (denken) 16. Ik kan mij moeilijk een andere situatie dan die op dit moment voorstellen. (weinig voorstellingsvermogen) 17. Ik begrijp grapjes minder.
ja / nee ja / nee
Aandacht 18. Als ik in een groep ben (verjaardag, cursus) vind ik dat moeilijk.
ja / nee
19. Ik heb moeite met drukte of lawaai om mij heen.
ja / nee
20. Ik heb moeite met 2 dingen tegelijk doen.
ja / nee
21. Ik ben sneller afgeleid. (Ik kan mij minder goed concentreren.)
ja / nee
22. Ik kan minder goed nadenken (Het is chaotisch in mijn hoofd.)
ja / nee
23. Ik spring vaak van de hak op de tak in een gesprek
ja / nee
Geheugen 24. Ik vergeet snel wat er tegen mij gezegd is. (in gesprekken, op tv, of wat ik gelezen heb in de krant)
ja / nee
25. Ik vind het moeilijk om te vertellen wat ik gisteren of de vorige keer (week) gedaan heb.
ja / nee
26. Ik heb moeite met afspraken onthouden.
ja / nee
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
109
Communicatie 27. Ik kan niet goed praten.
ja / nee
28. Ik heb moeite met woorden vinden.
ja / nee
29. Ik heb moeite met een ander begrijpen.
ja / nee
30. Ik heb moeite met lezen.
ja / nee
31. Ik kan niet goed schrijven.
ja / nee
Gedrag/ emotie/ karakter 32. Ik heb moeite met het begrijpen van sociale situaties.
ja / nee
33. Ik heb moeite met zorgen voor anderen.
ja / nee
34. Ik kan soms erg veeleisend zijn. (Ik vraag soms veel aandacht, of doe alleen wat ik wil)
ja / nee
35. Ik stel mij vaak (of vaker) afhankelijk op. (Dit kan soms als kinderlijk gedrag overkomen.)
ja / nee
36. Ik overschat snel mijn mogelijkheden.
ja / nee
37. Ik heb weinig inzicht in mijn beperkingen.
ja / nee
38. Ik let minder goed op mijn eigen veiligheid. (Ik kan bijv. het gevaar niet goed inschatten.)
ja / nee
39. Ik vertoon weinig (of minder) initiatief. (Ik opper bijvoorbeeld geen ideeën om iets te gaan doen of vertel minder gauw iets uit mijzelf. Of ik neem vaak een afwachtende houding aan.)
ja / nee
40. Ik ben impulsief, doe snel dingen zonder er over na te denken of de consequenties te overzien.
ja / nee
41. Ik kan soms zonder ophouden doorpraten zonder onderscheid te maken tegen wie ik praat.
ja / nee
42. Ik verlies soms de controle over zichzelf. (Ik heb bijv. minder geduld hebben in bepaalde situaties.)
ja / nee
43. Ik kan soms iemand ongepast aanraken.
ja / nee
44. Ik maak soms ongepaste opmerkingen zonder dat ik me dat bewust ben op dat moment.
ja / nee
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
110
45. Ik lach soms wanneer dat niet gepast is.
ja / nee
46. Ik heb veel behoefte aan affectie.
ja / nee
47. Mijn stemming wisselt soms heel snel.
ja / nee
48. Ik ben sneller verdrietig.
ja / nee
49. Ik ben sneller boos.
ja / nee
50. Ik ben vaker onverschillig.
ja / nee
51. Ik toon minder emoties.
ja / nee
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
111
Vragenlijst over de onzichtbare gevolgen. In te vullen door iemand die de deelnemer goed kent. Naam : Naam deelnemer : Relatie tot de deelnemer : Waarneming 1. Hij/zij botst tegen voorwerpen of deuren aan.
ja / nee
2. Hij/zij verwart links en rechts met elkaar.
ja / nee
3. Hij/zij vergeet soms een kant van zijn/haar lichaam. rechterkant / linkerkant
ja / nee
4. Zijn/haar kijken is veranderd. (Bijvoorbeeld: linker/rechterdeel van het gezichtsveld wordt niet meer bewust waargenomen.)
ja / nee
5. Zijn/haar reukvermogen is verminderd.
ja / nee
6. Hij/zij verliest sneller zijn/haar evenwicht.
ja / nee
Planning (denken) 7. Hij/zij doet bepaalde handelingen niet in de juiste volgorde (zoals eten koken, wassen, aankleden). 8. Hij/zij vindt het moeilijk om de juiste spullen te kiezen die nodig zijn voor een bepaalde handeling (zoals koken, schoonmaken).
ja / nee
Oriëntatie (denken) 9. Hij/zij verdwaalt makkelijk (in onbekende omgeving/ in bekende omgeving)
ja / nee
10. Hij/zij heeft moeite met tijdsbegrip. (zoals: moeite met inschatten hoe laat het is, of geen inzicht hebben in hoe lang iets duurt)
ja / nee
ja / nee
Flexibiliteit (denken) 11. Hij/zij is minder flexibel. (zoals: tijdens een gesprek moeite met omschakelen tussen onderwerpen, of moeite om de ene instructie na de andere op te volgen, of…)
ja / nee
12. Hij/zij kan soms blijven ‘ hangen’ in bepaalde handeling of onderwerp: blijven herhalen van hetzelfde.
ja / nee
13. Hij/zij heeft moeite met onverwachtse gebeurtenissen. (bijvoorbeeld als de taxi een kwartier later komt, kan hij/zij daar mee omgaan?)
ja / nee
Tempo (denken) 14. Hij/zij doet langer over dingen die vroeger ‘vanzelf’ gingen. (zoals: het aankleden dat veel langzamer gaat of
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
112
koffie zetten enz.).
ja / nee
15. Hij/zij is vaker moe. (zoals: in de avond geen puf meer hebben voor dingen, of geen twee dingen op 1 dag plannen, terwijl dit vroeger wel ging; of moeten rusten tussen de middag, enz.) ja / nee Abstractievermogen (denken) 16. Hij/zij kan zich moeilijk een andere situatie dan die op dat moment voorstellen. (weinig voorstellingsvermogen) 17. Hij/zij begrijpt grapjes minder.
ja / nee ja / nee
Aandacht 18. Als hij/zij in een groep is (op een feestje, cursus, andere bijeenkomst), vind hij/zij dat moeilijk.
Ja / nee
19. Hij/zij heeft moeite met drukte of lawaai om zich heen.
ja / nee
20. Hij/zij heeft moeite met 2 dingen tegelijk doen.
ja / nee
21. Hij/zij is sneller afgeleid. (kan zich minder goed concentreren.)
ja / nee
22. Hij/zij kan minder goed nadenken (chaos in zijn/haar hoofd).
ja / nee
23. Hij/zij springt van hak op de tak in een gesprek
ja / nee
Geheugen 24. Hij/zij vergeet snel wat er tegen hem/haar wordt gezegd. (zoals: in gesprekken, op tv, of wat hij/zij heeft gelezen in de krant.)
ja / nee
25. Hij/zij vindt het moeilijk om te vertellen wat hij/zij gisteren heeft gedaan.
ja / nee
26. Hij/zij heeft moeite om afspraken te onthouden.
ja / nee
Communicatie 27. Hij/zij kan niet goed praten.
ja / nee
28. Hij/zij heeft moeite met woorden vinden.
Ja / nee
29. Hij/zij heeft moeite met een ander begrijpen.
ja / nee
30. Hij/zij heeft moeite met lezen.
ja / nee
31. Hij/zij kan niet goed schrijven.
ja / nee
Gedrag/ emotie/ karakter 32. Hij/zij heeft moeite met het begrijpen van sociale situaties.
ja / nee
33. Hij/zij heeft moeite met zorgen voor anderen.
ja / nee
34. Hij/zij kan soms erg veeleisend zijn.
ja / nee
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
113
(zoals veel aandacht vragen, of alles doen wat hij/zij wil) 35. Hij/zij stelt zich afhankelijk op. (soms kan dit op kinderlijk gedrag lijken)
ja / nee
36. Hij/zij overschat snel zijn/haar mogelijkheden.
ja / nee
37. Hij/zij heeft weinig inzicht in zijn/haar beperkingen.
ja / nee
38. Hij/zij let minder goed op zijn/haar eigen veiligheid. (bijv. Kan het gevaar niet goed inschatten)
ja / nee
39. Hij/zij vertoont weinig initiatief. ja / nee (zoals geen ideeën opperen om iets te gaan doen, of om iets te vertellen, of juist een afwachtende houding aannemen). 40. Hij/zij is impulsief, doet snel dingen zonder er over na te denken of de consequenties te overzien.
ja / nee
41. Hij/zij kan soms zonder ophouden doorpraten zonder onderscheid te maken tegen wie wordt gepraat.
ja / nee
42. Hij/zij verliest soms de controle over zichzelf. (zoals het minder geduld hebben in situaties)
ja / nee
43. Hij/ zij kan soms iemand ongepast aanraken.
ja / nee
44. Hij/zij maakt soms ongepaste opmerkingen zonder dat hij/zij zich daarvan bewust is.
ja / nee
45. Hij/zij lacht soms wanneer dat niet gepast is.
ja / nee
46. Hij/zij heeft veel behoefte aan affectie.
ja / nee
47. Zijn/haar stemming wisselt soms heel snel.
ja / nee
48. Hij/zij is sneller verdrietig.
ja / nee
49. Hij/zij is sneller boos.
ja / nee
50. Hij/zij is vaker onverschillig.
ja / nee
51. Hij/zij toont minder emoties.
ja / nee
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
114
Opdracht 6 Terugkoppeling vragenlijst voor de ander Onderstaande vragen zijn bedoeld voor degene die ook de vragenlijst ‘Onzichtbare gevolgen’ voor een van de deelnemers heeft ingevuld. Vraag 1 Hoe vond u het om de vragenlijst ‘Onzichtbare gevolgen’ in te vullen?
Vraag 2 Was het confronterend en/of inzichtelijk om dit te doen?
Vraag 3 Waren er veel verschillen tussen wat u invulde bij de vragenlijst en wat de deelnemer (in uw bijzijn) heeft ingevuld?
Vraag 4 Heeft het u iets opgeleverd? Heeft u er iets van geleerd?
Deze vragen zijn ingevuld door:
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
115
Opdracht 7 Bespreken van de verschillen Het gaat om de verschillen in de antwoorden op de ‘Vragenlijst onzichtbare gevolgen’ tussen wat de deelnemer zelf heeft ingevuld en wat de partner of naaste van die deelnemer heeft ingevuld. Doel van de opdracht Wederzijds inzicht krijgen in waarom jij en de ander op bepaalde punten verschillende dingen hebben ingevuld bij de enquête over de onzichtbare gevolgen. Toelichting • De vorige keer hebben we in de bijeenkomst alle vragen en antwoorden besproken. • Hierbij werd duidelijk dat bij iedere deelnemer op andere punten verschillen waren met ‘de ander’. • ‘De ander’ is degene, die de enquête over de onzichtbare gevolgen van het CVA bij jou, heeft ingevuld. • Wij hebben nu voor iedere deelnemer apart die verschillen bij elkaar gezet. • Het is de bedoeling dat je die samen met de ander doorneemt. • Ga bij ieder verschil samen na waarom jullie daarbij van mening verschillen. • Geef zoveel mogelijk concrete voorbeelden, die jouw antwoord steunen. Let op! • Het is geen discussie! • Het gaat er absoluut niet om wie er ‘gelijk’ heeft of niet, want er is geen sprake van ‘gelijk hebben’. • Iedereen heeft vanuit zijn eigen standpunt gezien ‘gelijk’. • Wat jij zegt of vindt is waar, maar wat de ander zegt of vindt is ook waar! • Want jullie ervaringen zijn op bepaalde punten waarschijnlijk anders. • Dat is heel normaal. • Ook zonder hersenletsel kunnen mensen hele verschillende ideeën hebben over vragen van de enquête. • En sommige verschillende meningen waren misschien ook al voor jouw CVA aanwezig tussen jou en de ander.
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
116
• Het gaat er nu om dat je probeert te begrijpen waarom de ander een andere mening heeft. • Het gaat dus echt alleen om begrip en respect voor de opvatting van de ander!
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
117
Opdracht 8 Concrete situatie waarin ik iets wil veranderen Inmiddels heb je de afgelopen bijeenkomsten al een heleboel informatie over jezelf verzameld, zoals: • de thema’s waaraan je wilt werken • de warm koud oefening (met kwaliteiten die erbij hoorden). • de kwaliteiten van nu • jouw onzichtbare gevolgen • de onzichtbare gevolgen die de ander bij jou ziet Daarnaast hebben we geprobeerd om al deze informatie steeds te plaatsen in een concrete situatie, een voorbeeld. • situaties waar je nu ontevreden over bent Deze informatie draagt bij aan het zelfinzicht. Zelfinzicht is een belangrijk onderdeel van ‘integratie’. We willen je nu vragen om over je doel na te denken. Deze opdracht is bedoeld om uiteindelijk een doel te kunnen formuleren over dat wat je wilt bereiken om je integratie in de samenleving te verbeteren. Probeer samen met de ander jouw doel op te schrijven. Kun je nu een situatie bedenken waarin je zelf iets zou kunnen veranderen? Veranderen zodat je jezelf prettiger voelt in deze situatie. Wie je nu bent, met je afasie, neem je als uitgangspunt 1. In contact met welke persoon (of personen) zou je iets willen veranderen? Met wie in je omgeving heeft de situatie te maken? Geef in de netwerkcirkel aan bij wie dat is: • Het contact met degene(n) die je het meest nabij staan (zoals een (ex)partner of kinderen)? • Het contact met vrienden? • Het contact met bekenden (zoals misschien je buren)? • Het contact met familie (gezinsleden of ooms/tantes, enzovoorts)? • Het contact met dienstverleners (artsen, logopedist, fysiotherapeut)?
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
118
• Het contact met de samenleving (zoals in de winkel, de bus, enzovoorts)? • Het contact met werk, school, verblijfplaats (zoals collega’s huisgenoten)?
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
119
Netwerkcirkel Samenleving Mensen in de winkel, in de bus, vreemden, …
Familie: Ooms, tantes, nichten, neven,..
IK
Liefsten en onmisbaren
Vrienden Diensten: Arts, logopedist, fysiotherapeut, hulp thuis,…
Bekenden
Werk, dagbesteding, hobby’s, wonen: Collega’s, huisgenoten, andere deelnemers, ...
2. Om welke situatie gaat het? (probeer deze kort te omschrijven):
3. Wat doe je nu in die situatie? En wat zou je zelf misschien anders kunnen doen?
4. Wat gebeurt er nu in deze situatie? Wat zou je willen dat er gebeurt?
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
121
Opdracht 9 Mijn persoonlijke belemmeringen Doel van de opdracht • Je probeert er achter te komen waar jouw (persoonlijke) belemmeringen zitten. • Wat zijn voor jou de zogenaamde ‘beren op de weg’? • Wat maakt het nu speciaal voor jou moeilijk om je doel te bereiken? Toelichting • Ieder mens heeft zijn eigen goede en slechte eigenschappen. • Ieder mens zit hiermee (soms) zijn eigen ontwikkeling zelf in de weg. • Waar dat in zit, heb je niet altijd van jezelf in de gaten. • We proberen er in deze oefening achter te komen wat dat voor jou is. Aan de hand van de visualisatieoefening zijn er (hopelijk) drie mogelijke belemmeringen naar boven gekomen. 1. Welk dier stond bij jou midden op het pad? 2. Welk groot obstakel versperde de weg? 3. Welke persoon hield jou tegen? • • • • •
Misschien kon je tijdens de visualisatie niet op een dier, obstakel of persoon komen. Probeer dan nu te bedenken welk dier, obstakel of persoon dat zou kunnen zijn. En ga voor iedere belemmering na wat dat voor jou betekent. Dit is een speelse manier om er achter te komen wat jou in de weg staat. Dit is ook een manier om jezelf beter te leren kennen.
Dier • Wat zijn de objectieve kenmerken van dit dier? (woordenboek, encyclopedie)
•
Wat zijn de kenmerken van het dier dat jij zag (of voor je ziet)?
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
122
•
Met welke eigenschappen in jezelf kunnen die kenmerken te maken hebben?
•
Hoe, op wat voor manier, zitten die eigenschappen jou in de weg?
Obstakel • Wat zijn de kenmerken van de wegversperring? (zwaar, groot enz.)
•
Met welke eigenschappen in jezelf kunnen die kenmerken te maken hebben?
•
Hoe, op wat voor manier, zitten die eigenschappen jou in de weg?
Persoon • Welke kenmerken heeft deze persoon?
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
123
•
Ken je deze persoon?
•
Zo ja, hoe belemmert die persoon jou?
•
Zo nee, met wat voor eigenschappen in jezelf heeft die persoon te maken?
•
Hoe, op wat voor manier, zitten die eigenschappen jou in de weg?
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
124
Opdracht 10 Onzichtbare gevolgen communiceren Omcirkel één manier om aan anderen duidelijk te maken hoe zij rekening met jou zouden kunnen houden a. Folder (zie: voorbeeld) b. Doos of map (met zowel algemene informatie over afasie (zoals de AVN folder “Wat is afasie”) als persoonlijke informatie c. Een Hyves (internet) pagina
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
125
Opdracht 11 Afspraak met mijzelf Oefenen: Negatieve gedachte -- positieve gedachte Bij elke negatieve gedachte denk ik: • is het waar? (Kan ik écht meten of aantonen dat het helemaal waar is?) • Helpt deze gedachte mij? • Kan ik er een positieve gedachte tegenover zetten? Je zou dit contract ergens kunnen ophangen, zodat je er aan herinnerd wordt. Naam:
Hier ga ik de komende weken aan werken:
Een negatieve, irrationele gedachte van mij is:
Deze kan ik vervangen door de volgende positieve en rationele gedachte:
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
126
Opdracht 12 Aanvullen en verbeteren van eigen folder Toelichting Ieder van jullie krijgt een aanzet mee van een folder over jezelf. Het is moeilijk om de onzichtbare gevolgen van het CVA dat je hebt gehad duidelijk te maken aan anderen. Jij kunt jezelf en de mensen in je omgeving helpen om de onzichtbare gevolgen zichtbaar te maken. En om uit te leggen hoe mensen jou kunnen benaderen. Opdracht Lees de folder door met iemand die jou goed kent. Verbeter samen de dingen die er niet goed in staan. De informatie hierin kan natuurlijk ook op een andere manier ‘verpakt’ worden. •
Op de voorkant staat op de achtergrond jouw foto (als een soort watermerk) Deze foto of een andere?
Dan komt de tekst:
Waarom deze folder? Ik heb afasie sinds
als gevolg van
Veel mensen weten niet zo goed wat afasie is en ook niet hoe verschillend de onzichtbare gevolgen kunnen zijn. Vandaar deze folder. Als ik je/u deze folder geef, wil ik je helpen om met mij te praten. Ik kan soms niet zo goed zelf duidelijk maken wat ik wil zeggen.
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
127
Maar ik wil je/u wel graag uitleggen waarom dat zo is en hoe je/u me kunt helpen. - Wat is er nu zo moeilijk voor mij? - Wat moet je/u vooral niet doen? - Hoe kun je/kunt u me helpen ? Naam in het groot Naam en adresgegevens <Welke gegevens mogen hier staan van jou?>
•
Op de binnenkant van de folder staan drie kolommen:
Wat is moeilijk voor mij? Oftewel wat is anders dan vroeger? <Welke gegevens moeten hier van jou staan?>
Wat moet je/u vooral niet doen?
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
128
Wat kun je / kunt u doen om mij te helpen?
•
Op de achterkant is ruimte voor meer algemene informatie en bijvoorbeeld een mooie afbeelding (bij de folder van Meike stond hier een plaatje van Herman Smith, ‘De karmische schep’)
Welke algemene gegevens zou je hier willen neerzetten anders dan nu in de voorbeeldfolder van Meike staan?
Welke (kunst) afbeelding, gedicht, foto zou je hier misschien willen hebben?
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
129
Opdracht 13a Geven en nemen
1. Geef minimaal één voorbeeld van een situatie waarin je voor jezelf bent opgekomen. • Wat was dat voor situatie?
• Wat deed jij toen?
• Wat deed de ander, dat jij vervelend of niet prettig vond?
2. Geef minimaal één voorbeeld van een situatie waarin je iets positiefs tegen een ander hebt gezegd, of waarin je heel duidelijk hebt laten merken dat je iets van de ander zeer waardeert. • Wat was dat voor situatie?
• Wat deed jij toen?
• Wat deed de ander, dat jij vervelend of niet prettig vond?
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
130
Opdracht 13b Geven en nemen (alternatieve opdracht) Vragen voor de partner of naaste: 1. Geef een voorbeeld van een evenwichtige situatie mbt geven en nemen in de contacten van de deelnemer met zijn omgeving.
2. In welke situaties/ contacten kan de deelnemer iets veranderen in de balans tussen geven en nemen?
3. Wat zou hij zij kunnen doen om deze balans meer in evenwicht te brengen?
4. Geef een voorbeeld van een situatie waarin de deelnemer op een positieve manier voor zichzelf opkwam.
5. Geef een voorbeeld van een situatie waarin de deelnemer op een manier voor zichzelf opkwam die irritatie of onbegrip bij de omgeving bracht.
6. Op welke manier zou de deelnemer zo’n situatie volgende keer anders kunnen aanpakken?
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
131
Opdracht 14 Regels en tips over feedback Gebruik hierbij ook de afbeeldingen ‘regels voor het geven van feedback’ Assertief reageren: 1. Kies een geschikt moment. 2. Benoem je gevoelens bij datgene wat er gebeurt. 3. Beschrijf het gedrag van de ander zo concreet mogelijk. 4. Geef aan welke gevolgen het gedrag van de ander voor jou heeft. 5. Zeg duidelijk en concreet wat je wel wilt. Voorbeelden van feedback geven aan anderen: 1. “Is nu een geschikt moment om even te praten?” 2. “Ik wil graag dat je…..” 3. “Ik zie dat je…” 4. “Dit zorgt bij mij voor….”
Positief a. Blijheid ☺ b. Opluchting ☺ c. Tevredenheid ☺ Neutraal a. Verbazing ‘?’
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
132
Negatief a. b. c. d.
Irritatie Boosheid Teleurstelling Verdriet
Regels bij feedback geven: Wel doen bij feedback:
Melden wat je opmerkt: • Aangeven wat je feitelijk waarneemt, zonder te oordelen of te interpreteren. De ander kan zelf zijn of haar conclusies trekken. • Wees duidelijk en concreet Melden wat het effect daarvan op jou is: • Geef aan wat de gevolgen van het gedrag van de ander voor jou zijn. Geef informatie en niet direct advies. Melden wat je daarvan vindt: • Geef feedback waar de ander iets mee kan. • Geef ook positieve feedback. • Ga na of de ander je heeft begrepen.
Niet doen bij feedback:
•
Niet feedback geven als de ander haast heeft.
•
Niet feedback geven als er veel andere mensen bij zijn.
•
Niet ‘oude koeien uit de sloot halen’.
•
Niet oordelen of interpreteren.
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
133
Tips bij feedback ontvangen: Feedback is een kans om te leren en niet een aanval van de ander.
Feedback zegt iets over hoe de ander jou ziet, maar dit betekent niet dat dit aangeeft wie jij bent.
Verdedig je niet bij kritische opmerkingen.
Vraag door wanneer je iets niet begrijpt.
Check of je goed begrepen hebt wat de ander bedoelt.
Aanvaard positieve feedback met “Dank je wel”.
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
134
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
135
Opdracht 15 De balans tussen geven en nemen Ga na samen met je partner hoe de balans tussen geven en nemen is in het contact met de mensen om jou heen. De balans kan gemakkelijk verstoord zijn bij iemand met afasie omdat je noodgedwongen meer ontvangt van je omgeving dan voorheen.
Balans richting meer ontvangen
Balans richting meer ‘geven’. 1. Geef in het figuur van de netwerkcirkel de voor jou belangrijkste personen aan. 2. Teken nu steeds een pijl tussen jou zelf en de andere persoon. 3. Een pijl in de richting van jou zelf wijst op meer ontvangen. Een pijl de andere kant op betekent dat jij meer ‘geeft’. Bij een gelijkwaardig contact wijst de pijl beide kanten op.
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
136
4. Gebruik onderstaande netwerkcirkel of de netwerkcirkel die eerder is uitgedeeld. 5. Is je partner het eens met de pijlen? 6. Bedenk samen: Wat kun je doen om de balans te verbeteren? 7. Zijn er kleine dingen die je meer kunt geven? Een luisterend oor, een attentie, af en toe een kaartje? Of kun je meer activiteiten zelf uitvoeren? Je eigen brood smeren? Welke hulp krijg je nu van je partner? Kan iemand anders iets van jouw partner overnemen? 8. Kies tot slot komende week elke dag een kaartje uit de lijst met complimenten. Kies een persoon aan wie je dat compliment wil maken en doe dat ook daadwerkelijk!
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
137
Complimenten: Wat zie je er leuk uit.
Wat zie je er goed uit.
Wat zit je haar leuk.
Dat heb je goed gedaan, dankjewel.
Fijn dat je er bent.
Je maakt mijn dag weer goed.
Leuk dat je ook van …. houdt.
Fijn dat je ….. gedaan hebt.
Fijn dat je goed naar mij luistert.
Fijn dat je de tijd voor mij neemt.
Fijn dat je niet over mijn hoofd heen praat.
Fijn dat je me begrijpt.
Fijn dat je eerlijk bent.
Fijn dat je zoveel voor mij doet.
Fijn dat je mij geholpen hebt.
Ik ben je dankbaar.
Je maakt me blij.
Ik hou van je.
Ik voel me vertrouwd bij jou.
Ik voel me prettig bij jou.
Ik vind je lekker.
Ik vind je aantrekkelijk.
Wat ben je romantisch.
Fijn dat je niet meer boos bent.
Ik ben trots op je!
Dat heb je leuk gedaan.
Dat heb je mooi gemaakt.
Ik vind het gezellig bij je.
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
138
Opdracht 16 Evalueren en positieve feedback voor de andere deelnemers en jezelf Positieve feedback op de deelnemers geven Om de training af te sluiten, vragen we je om positieve feedback te bedenken voor je medecursisten. Je kunt denken aan: •
Wat vond je leuk, fijn, inspirerend aan je medecursisten?
•
Misschien heb je gemerkt dat een van je medecursisten door de cursus allerlei nieuwe activiteiten heeft opgepikt?
•
Misschien vind je dat iemand in een bepaald opzicht veranderd is?
•
Misschien is je iets anders opgevallen?
Hieronder staan de namen van alle deelnemers, en dus ook je eigen naam. Bij je eigen naam kun je invullen wat je van jezelf positief vond in de cursus.
Ik vind dit erg positief aan ____________________________________:
Ik vind dit erg positief aan ____________________________________:
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
139
Ik vind dit erg positief aan ____________________________________:
Ik vind dit erg positief aan ____________________________________:
Ik vind dit erg positief aan ____________________________________:
Ik vind dit erg positief aan ____________________________________:
Opbouwende feedback voor jezelf Feedback gaat natuurlijk ook over dingen die nog verbeterd kunnen worden. Dit wordt ook wel negatieve feedback benoemd. Beter is om dit “opbouwende feedback” te noemen. Dit geeft aan dat je nog ergens aan moet werken. Verzin voor jezelf opbouwende feedback. Waar vind je dat jezelf nog aan moet werken? (In relatie tot de doelen die je jezelf gesteld hebt in de training). Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
140
Mijn opbouwende feedback voor mezelf is:
Afasie en nu verder, trainershandleiding
Vilans
141