Liturgie voor de morgendienst in kerkcentrum Open Hof Op 6 december 2015 om 10.00 uur Voorganger: ds. Wim Terlouw Organist: Harry Hamer
Vooraf oefenen: projectlied Refrein: Wij weten hoe laat het is, want in de geschiedenis van koning en keizer begint een verhaal: Het licht zal gaan schijnen voor ons allemaal. Als in Galilea een engel verschijnt, weerklinkt voor Maria een kostbaar geheim. Muziek in haar oren, een hemelse groet: ‘Een kind wordt geboren, God maakt alles goed. Refrein: Wij weten hoe laat het is, want in de geschiedenis van koning en keizer begint een verhaal: Het licht zal gaan schijnen voor ons allemaal.
Welkom en mededelingen Aanvangslied: Gezang 148 : 1 en 2 Wees wellekom, Immanuël, in vlees en bloed ons metgezel, ons Heiland en behoeder! Wees wellekom, o Godes Zoon, die komt van uit uws Vaders troon, ons aller Heer en broeder! Welkom, welkom, die ons harten, onze smarten komt genezen, welkom moet ons Jezus wezen! Uw heerlijkheid en godlijk licht wordt nu vertoond voor ons gezicht met al zijn gulden klaarheid; de vaadren zagen dit van ver als in de nacht de morgenster, nu schijnt de zon in waarheid. Welkom, welkom, die ons harten, onze smarten komt genezen, welkom moet ons Jezus wezen!
Bemoediging en groet Zingen: Lied 437 : 1, 2, 5 en 6 Kom tot ons, scheur de hemelen, Heer, daal, Heiland, uit uw hemel neer. Ruk open, rijt ze uit het slot, de hemeldeuren, Zoon van God. Dauw, hemelen, schenk u maatloos uit, daal, Heer, als dauw op dorstig kruid. Gij wolken, breek in regens neer, regen de Heiland, Israëls Heer. Gij klare zon, gij schone ster, door ons aanschouwd van eindloos ver, o zon ga op, o zonneschijn, laat ons niet in het donker zijn.
Wij zijn hier in zo grote nood, wij leven allen naar de dood. O kom, en voer met sterke hand ons weer terug in ’t vaderland.
Gebed Zingen: Psalm 24 : 2, 3 en 5 Wie is de mens die op zal gaan en voor Gods heilig aanschijn staan? Wie mag de tempel binnentreden? Wie niet op loze wijsheid bouwt, zijn hart en handen zuiver houdt van kwade trouw en valse eden. God is hem zegenrijk nabij, in ’t recht des Heren wandelt hij, de God des heils zal hem verblijden. Een nieuw geslacht gaat op in ’t licht en zoekt des Heren aangezicht, Jakob, het volk dat Hij zal leiden. Gij poorten, hef uw hoofd omhoog, aloude deur, maak wijd uw boog, ruim baan voor de verheven koning. Wie is die vorst zo groot in kracht? Het hoofd van ’s hemels legermacht! Hij komt, Hij maakt bij ons zijn woning.
Inleiding op de kindernevendienst Lezingen OT: Jesaja 11 : 1 – 10 1
Maar uit de stronk van Isaï schiet een telg op, een scheut van zijn wortels komt tot bloei. 2 De geest van de HEER zal op hem rusten: een geest van wijsheid en inzicht, een geest van kracht en verstandig beleid, een geest van kennis en ontzag voor de HEER. 3 Hij ademt ontzag voor de HEER; zijn oordeel stoelt niet op uiterlijke schijn, noch grondt hij zijn vonnis op geruchten. 4 Over de zwakken velt hij een rechtvaardig oordeel, de armen in het land geeft hij een eerlijk vonnis. Hij tuchtigt de aarde met de gesel van zijn mond, met de adem van zijn lippen doodt hij de schuldigen. 5 Hij draagt gerechtigheid als een gordel om zijn lendenen en trouw als een gordel om zijn heupen.
6
Dan zal een wolf zich neerleggen naast een lam, een panter vlijt zich bij een bokje neer; kalf en leeuw zullen samen weiden en een kleine jongen zal ze hoeden. 7 Een koe en een beer grazen samen, hun jongen liggen bijeen; een leeuw en een rund eten beide stro. 8 Bij het hol van een adder speelt een zuigeling, een kind graait met zijn hand naar het nest van een slang. 9 Niemand doet kwaad, niemand sticht onheil op heel mijn heilige berg. Want kennis van de HEER vervult de aarde, zoals het water de bodem van de zee bedekt. 10 Op die dag zal de telg van Isaï als een vaandel voor alle volken staan. Dan zullen de volken hem zoeken en zijn woonplaats zal schitterend zijn.
Zingen: Lied 459 : 1, 2, 3 en 7 Ik breng een rechter aan het licht, zo spreekt de Heer, en zijn gericht zal over alle volken gaan, de tirannie heeft afgedaan. Een koning bij de gratie Gods, het onrecht breekt hij en de trots van die grootspreken in hun waan en kleinen naar het leven staan. Hij is geen schreeuwer in de straat, geen holle klank, geen potentaat, de roep van zijn verlossend woord wordt in het verste land gehoord. De vorst der vorsten is een knecht, de volken komen tot hun recht, vrijheid en vrede eren hem die ’t hart is van Jeruzalem.
Lezing NT: Lucas 1 : 26 – 38 26
In de zesde maand zond God de engel Gabriël naar de stad Na27 zaret in Galilea, naar een meisje dat was uitgehuwelijkt aan een man die Jozef heette, een afstammeling van David. Het meisje 28 heette Maria. Gabriël ging haar huis binnen en zei: ‘Gegroet Ma29 ria, je bent begenadigd, de Heer is met je.’ Ze schrok hevig bij het horen van zijn woorden en vroeg zich af wat die begroeting te 30 betekenen had. Maar de engel zei tegen haar: ‘Wees niet bang, 31 Maria, God heeft je zijn gunst geschonken. Luister, je zult zwanger worden en een zoon baren, en je moet hem Jezus noemen. 32 Hij zal een groot man worden en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God, de Heer, zal hem de troon van zijn vader 33 David geven. Tot in eeuwigheid zal hij koning zijn over het volk van Jakob, en aan zijn koningschap zal geen einde komen.’ 34 Maria vroeg aan de engel: ‘Hoe zal dat gebeuren? Ik heb immers 35 nog nooit gemeenschap met een man gehad.’ De engel antwoordde: ‘De heilige Geest zal over je komen en de kracht van de Allerhoogste zal je als een schaduw bedekken. Daarom zal het kind dat geboren wordt, heilig worden genoemd en Zoon van God. 36 Luister, ook je familielid Elisabet is zwanger van een zoon, ondanks haar hoge leeftijd. Ze is nu, ook al hield men haar voor on37 vruchtbaar, in de zesde maand van haar zwangerschap, want 38 voor God is niets onmogelijk.’ Maria zei: ‘De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd.’ Daarna liet de engel haar weer alleen.
Zingen: Lied 313 : 2 en 5 God opent hart en oren, opdat wij in geloof zijn roepstem zouden horen, voor and´re stemmen doof. Gods woord gordt mensen aan, om zonder te versagen het smalle pad te gaan en stil het kruis te dragen achter hun Heiland aan. O Gij die wilt ontmoeten wie vragen naar uw wil, zie hoe wij aan uw voeten zitten en luist´ren stil. Geef dat tot U, o Heer, ’t woord van uw welbehagen niet ledig wederkeer’, maar dat het vrucht mag dragen, uw grote naam ter eer
Uitleg en verkondiging Zingen : Lied 906 : 1, 6 en 8 God is tegenwoordig, God is in ons midden, laat ons diep in ’t stof aanbidden. God is in ons midden, laat nu alles zwijgen alles in ons voor Hem neigen. Wie de stem heft tot Hem sla de ogen neder, geve ’t hart Hem weder. Streel Gij met uw stralen, God van licht en leven, mijn gezicht tot U geheven. Evenals de bloemen voor het zonlicht buiten zo gewillig zich ontsluiten, zo laat Gij, zon van mij, in uw licht mij groeien voor U openbloeien. Heer kom in mij wonen, zij mijn hart en leven, U ten heiligdom gegeven. Gij die zo nabij zijt, wend mij toe uw wezen, dat Ge in mij uw beeld kunt lezen. Waar ik ga zit of sta, laat mij U aanschouwen, met een stil vertrouwen.
Gebeden Mededelingen en Gaven Kinderen terug – projectlied Refrein: Wij weten hoe laat het is, want in de geschiedenis van koning en keizer begint een verhaal: Het licht zal gaan schijnen voor ons allemaal. Als in Galilea een engel verschijnt, weerklinkt voor Maria een kostbaar geheim. Muziek in haar oren, een hemelse groet: ‘Een kind wordt geboren, God maakt alles goed.
Refrein: Wij weten hoe laat het is, want in de geschiedenis van koning en keizer begint een verhaal: Het licht zal gaan schijnen voor ons allemaal.
Slotlied: Lied 440 Ga, stillen in den lande, uw koning tegemoet, de intocht is ophanden van Hem die wonderen doet. Gij die de Heer verwacht, laat ons vóór alle dingen Hem ons hosanna zingen. Hij komt, Hij komt met macht. Vat moed, bedroefde harten, de koning nadert al. Vergeet uw angst en smarten, daar Hij u helpen zal. Er is weer nieuwe hoop: Hij noemt u zijn beminden, in ’t woord laat Hij zich vinden, in avondmaal en doop. Wees onbezorgd, gij armen, aan kinderen gelijk; in koninklijk erbarmen maakt God u groot en rijk. Hij die het veld bekleedt, de vogelen kan spijzen, wil ook zijn kind bewijzen dat Hij zijn noden weet. Gij schenkt met volle handen, die zelf de armoe draagt. Gij maakt uzelf te schande, die steeds naar zondaars vraagt. Wij willen, groot en klein, die ’t al van U ontvingen, U ons hosanna zingen en eeuwig dankbaar zijn.
Zegen