Jaarverslag 2013
2
Jaarverslag 2013
3
Vooraf...................................................................................................................... 6 Algemene karakteristiek .......................................................................................... 8 Samenwerkingsverbanden ..................................................................................... 11 Onderwijsaanbod .................................................................................................. 15 Voortgezette professionalisering, advisering en ondersteuning ............................. 22 Kennisinstelling...................................................................................................... 24 Duurzame ontwikkeling ......................................................................................... 29 Kwaliteitszorg ........................................................................................................ 30 Personeel ............................................................................................................... 33 Bedrijfsbureau ....................................................................................................... 36 Continuïteitsparagraaf ........................................................................................... 37 Governance ........................................................................................................... 40 Prestatieafspraken ................................................................................................. 46 Verslag Raad van Toezicht...................................................................................... 48 Kerncijfers.............................................................................................................. 53 Balans per 31 december 2013 ................................................................................ 54 Staat van baten en lasten over 2013 ...................................................................... 55 Kasstroomoverzicht over 2013 ............................................................................... 56 Toelichting behorende bij de jaarrekening 2013..................................................... 57 Materiële vaste activa ............................................................................................ 62 Vorderingen ........................................................................................................... 63 Liquide middelen ................................................................................................... 65 Eigen vermogen ..................................................................................................... 66 Voorzieningen ........................................................................................................ 67 Langlopende schulden ........................................................................................... 68 Kortlopende schulden ............................................................................................ 69
4
Niet in de balans opgenomen verplichtingen ......................................................... 71 Rijksbijdragen ........................................................................................................ 73 Collegegelden ........................................................................................................ 74 Baten werk in opdrachten van derden ................................................................... 74 Overige baten ........................................................................................................ 74 Personeelslasten .................................................................................................... 76 Afschrijvingen op immateriële en materiële vaste activa ....................................... 77 Huisvestingslasten ................................................................................................. 78 Overige instellingslasten ........................................................................................ 79 Financiële baten en lasten...................................................................................... 79 Honoraria van de accountant ................................................................................. 80 Bezoldiging van bestuurders en toezichthouders ................................................... 81 Verklaring van de accountant ................................................................................. 82
5
Vooraf Het jaar 2013 stond voor de Marnix Academie voor een groot deel in het teken van het opstellen van een nieuw strategisch beleidsplan. Dit beleidsplan is tot stand gekomen met grote betrokkenheid van de organisatie en het werkveld. Het typeert de Marnix Academie dat een zo belangrijk document voor de toekomst van de organisatie tot stand komt, in nauwe afstemming met de buitenwereld. Samenwerking is voor de Marnix Academie van levensbelang. Het gaat dan om samenwerking met de partnerscholen die mede verantwoordelijkheid dragen voor het opleiden van de studenten tot leraar basisonderwijs. Op deze manier maakt de opleiding ook haar opdracht waar richting het veld om een bijdrage te leveren aan de schoolontwikkeling in het primair onderwijs. Het gaat ook om samenwerking met collega-instellingen en andere spelers in het hoger onderwijs. Het strategisch beleidsplan markeert de overgang naar een nieuwe fase voor de Marnix Academie waarin het accent zal komen te liggen op het opleiden van de nieuwe leerkracht die goed geëquipeerd is om kinderen te ondersteunen in e hun ontwikkeling en toerusting voor de samenleving in de 21 eeuw. Het is onze ambitie om studenten op te leiden tot leraren die goed zijn in hun vak, die kunnen omgaan met een grote heterogeniteit in hun klassen, die zich verbonden weten met een wereld die groter is dan de plaats waar ze opgroeiden en voor wie toepassing van technologie in hun lesgeven een vanzelfsprekendheid is. Bovenal willen we studenten opleiden tot leraren die gegrond zijn in hun eigen motieven, weten waar ze voor staan en zich ervan bewust zijn dat er meer is dan hetgeen we in cijfers kunnen vangen. Ook in de komende jaren zullen we ons erop toeleggen onze studenten een stevige basis mee te geven waarin er meer telt dan alleen het direct meetbare. Daar willen we graag op aangesproken worden.
Barbara de Kort, Joke Snippe en Gerard Veerbeek College van Bestuur
6
7
Algemene karakteristiek Algemene karakteristiek De Marnix Academie is een gespecialiseerde hogeschool die zich richt op de opleiding en voortgezette professionalisering van leraren en op de ondersteuning van scholen in hun ontwikkeling. De hogeschool wordt in stand gehouden door de Stichting Protestants-christelijk Hoger Beroepsonderwijs Utrecht. De Marnix Academie bestaat sinds 1984; de ontstaansgeschiedenis van het protestants-christelijk opleidingsonderwijs gaat verder terug, tot de negentiende eeuw.
Missie De Marnix Academie beschouwt het als haar kerntaak om goede leerkrachten op te leiden en verder te professionaliseren, om zo een bijdrage te leveren aan kwalitatief goed basisonderwijs. Daartoe verzorgt zij lerarenopleidingen op bachelor- en masterniveau, biedt zij mogelijkheden voor voortgaande professionalisering van onderwijsgevenden en leidinggevenden, ondersteunt en adviseert zij en verricht zij praktijkgericht onderzoek. De missie van de Marnix Academie is nauw verbonden met haar identiteit: de hogeschool is een open christelijke instelling die samenhang beoogt te realiseren tussen levensbeschouwelijke, pedagogische en onderwijskundige uitgangspunten. Goed leraarschap: Bekwaam, betrokken, bevlogen De verwoording van de missie roept de vraag op wat onder goed leraarschap kan worden verstaan. De Marnix Academie heeft haar visie hierop vervat in drie woorden: bekwaam, betrokken en bevlogen. Deze woorden zijn tevens de kernwaarden van waaruit de academie haar activiteiten vorm geeft. Bekwaam Een leraar dient in de eerste plaats een vakman of – vrouw te zijn. Hij/zij dient over voldoende kennis te beschikken en over de juiste vaardigheden en dus competent te zijn in alle dimensies van het vak. In de Nederlandse onderwijscontext dient het niveau van bekwaamheid voor het vak van leraar basisonderwijs minimaal hbo-niveau te zijn. Dat betekent dat de vakbekwaamheid ook vertaald wordt in zogeheten hbo-kwalificaties die gerelateerd kunnen worden aan ‘hogere-orde-denken’ en aan geldende ‘Dublin-descriptoren’. De Marnix Academie richt zich op de toerusting van de studenten voor modern onderwijs dat zich blijvend vernieuwt en dat inspeelt op de veranderingen in de samenleving. Dat houdt in dat studenten aan het eind van de opleiding
8
startbekwaam c.q. competent zijn om kwalitatief hoogwaardig onderwijs te verzorgen en in staat zijn zich te blijven ontwikkelen in hun ‘persoonlijk meesterschap’. Tevens zijn zij in staat een professionele bijdrage te leveren aan de schoolontwikkeling. De kernwaarde ‘bekwaam’ geldt ook volledig voor de medewerkers van de hogeschool. Zij zijn toegerust voor hun werk en blijven zich in dat werk ontwikkelen. Daarbij speelt ‘een leven lang leren’ om bekwaam te worden en te blijven een belangrijke rol. De Marnix Academie wil ook als organisatie ‘bekwaamheid’ realiseren door zich - op basis van de aanwezige en onderhouden kennis en bekwaamheid - te profileren als een erkende kennispartner ten behoeve van (de ontwikkeling van) leraren en scholen.
De Marnix Academie realiseert in haar onderwijsactiviteiten een omgeving waarin studenten zich optimaal kunnen ontplooien
Betrokken Kwalitatief hoogwaardig onderwijs kenmerkt zich door betrokkenheid (van de leraar) bij de leerling en zijn omgeving. Daarom is een goede leraar in de visie van de Marnix Academie ook een betrokken leraar: dat is de leraar die vorm geeft aan verantwoord pedagogisch handelen, aan een verantwoorde pedagogische relatie, gericht op de optimale ontplooiing en ontwikkeling van de leerlingen. Betrokkenheid is ook gericht op de context: ouders, school en samenleving. Betrokkenheid is (daarom) ook gerelateerd aan duurzame ontwikkeling. De Marnix Academie realiseert in haar onderwijsactiviteiten een omgeving waarin studenten zich optimaal kunnen ontplooien. Deze betrokkenheid is vooral zichtbaar in de wijze waarop de pedagogische en didactische rol die de academie heeft, wordt vervuld. De Marnix Academie realiseert een omgeving waarin ieder gekend en erkend wordt. Betrokkenheid als kernwaarde speelt ook een rol voor de medewerkers van de academie. Van medewerkers wordt verwacht dat zij (ook klantgericht) inspelen op signalen en leervragen vanuit studenten, cursisten en het beroepenveld. De academie geeft als organisatie vorm aan betrokkenheid door een lerende organisatie te zijn die aansluit bij de dagelijkse onderwijspraktijk, bij de ontwikkelingen in het onderwijs en in de samenleving. Essentieel daarbij is het partnerschap met scholen, waarin het volgende centraal staat:
het opleiden van aankomende en zittende leraren de inhoudelijke schoolontwikkeling zorg en aandacht voor de kwaliteit van het onderwijs innovatie van onderwijs en opleiding
9
Voor de periode van 2013 – 2017 is gekozen voor een koers, waarin de Marnix Academie als zelfstandige hogeschool in verbondenheid met partners zal blijven werken aan kwalitatief goed onderwijs.
Bevlogen Gevoed door de christelijke traditie (waarmee de academie zich verbonden weet) voegt de Marnix Academie aan haar beroepsbeeld het begrip ‘bevlogen’ toe. Een goede leraar is die leraar die vorm geeft aan ‘waardenvol’ en ook inspirerend onderwijs. Inspirerend handelen komt voort uit geïnspireerd worden door bronnen, door anderen en door de Ander. Het inspirerend handelen krijgt vorm in een betrokken en op inspiratie gerichte ontmoeting met leerlingen. In de lijn van de christelijke traditie wil de Marnix Academie geïnspireerde en inspirerende leraren opleiden, die vorm geven aan ‘waardenvol’ onderwijs. De academie verwacht van haar studenten dat zij hun (pedagogisch) handelen verantwoorden vanuit hun persoonlijke normatieve kader en zich bewust zijn van wat hen inspireert en drijft en hoe zijzelf kunnen inspireren en motiveren. De medewerkers van de opleiding begeleiden de studenten in deze ontwikkeling en dragen zorg voor een inspirerende, stimulerende en uitdagende leer- en werkomgeving. Ook voor medewerkers geldt de bezinning op en realisatie van wat hen drijft en motiveert in hun werk. Op organisatieniveau krijgt ‘bevlogen’ onder meer vorm in bijzondere kenmerken, zoals de aandacht voor (ook christelijk) geïnspireerd en inspirerend onderwijs, voor duurzame ontwikkeling en voor een benadering waarin vraagsturing en ‘er zijn ten dienste van de ander’ vorm en betekenis krijgen.
Strategische koers voor 2013 – 2017 In juni 2013 is het Strategisch Plan Nieuwe Leer-Kracht van kracht geworden. Voor de periode van 2013 – 2017 is gekozen voor een koers, waarin de Marnix Academie als zelfstandige hogeschool in verbondenheid met partners zal blijven werken aan kwalitatief goed onderwijs. In het plan wordt aandacht gevraagd voor de ‘paradigmashift’ die vanwege het ‘leren in de 21ste eeuw’ plaatsvindt en die vraagt om een heroriëntatie op het beroep en de rol van de leraar. De Marnix Academie kiest voor een versterking van de pedagogische rol van de leerkracht. Het plan voorziet in concrete doelstellingen voor:
10
de borging en toespitsing van het kenniscentrum dat de academie wil zijn innovatie identiteit partnerschap verbondenheid kwaliteitseisen.
Samenwerkingsverbanden De Marnix Academie participeert in netwerken en werkt goed samen met meerdere partners, in de eerste plaats binnen het domein van het basisonderwijs. Ook met scholen en instellingen buiten het primair onderwijs wordt inhoudelijk samengewerkt, zowel nationaal als internationaal.
Basisonderwijs Als monosectorale lerarenopleiding voor het primair onderwijs onderhoudt de Marnix Academie via het praktijkleren, het partnerschap met scholen en via de nascholingsactiviteiten intensieve contacten met basisscholen in MiddenNederland. (Vrijwel) alle studenten van de Marnix Academie worden in nauwe samenwerking met partnerscholen opgeleid. Dit leidt tot een intensieve samenwerking met scholen voor primair onderwijs. De Marnix Academie werkt met 37 schoolbesturen (met daaronder ressorterend 327 basisscholen) samen in Partners in Opleiding en Ontwikkeling. Met dit aantal is de doelstelling voor 2013 (bestendiging omvang partnerschap en verdieping samenwerking) gerealiseerd en worden vrijwel alle studenten opgeleid in opleidingsscholen met de bijbehorende infrastructuur. In het partnerschap worden gemeenschappelijk afspraken gemaakt over de ontwikkeling van aankomend (studenten) en zittend personeel vanuit de eigen schoolontwikkeling, de vorming van leergemeenschappen en gezamenlijke kwaliteitsborging. De samenwerking met de partnerscholen kreeg in 2013 een verdiepend karakter. Er is verder werk gemaakt van het certificeren van partnerscholen door middel van audits. Ook is het werken in leerwerkgemeenschappen onderwerp van aandacht geweest. Het aantal leerwerkgemeenschappen - waarin opleidingsdocenten, studenten en leerkrachten uit de beroepspraktijk gezamenlijk en al onderzoekend kennis creëren - is uitgebreid naar 80. In het partnerschap is een voorzichtige start gemaakt met het thema ‘internationalisering’ via studiereizen naar IJsland, die zijn gericht op het opleiden van aankomend en zittend personeel, duurzaamheid, onderwijsconcepten en waardering van het beroep van leraar. In het kader van het Network for the Education and Training of Teachers (NETT), een informeel netwerk van hogescholen binnen het Erasmus-programma van de Europese Unie, is in juni 2013 een voorstel neergelegd voor de wijze waarop internationalisering een plaats zou kunnen krijgen in het partnerschap. Om de samenwerking tussen lerarenopleidingen en scholen te versterken verwierf het partnerschap een subsidie. Deze subsidie is bedoeld om op zeven gebieden nadere samenwerking aan te gaan en/of te versterken:
11
De Marnix Academie heeft in samenwerking met Hogeschool de Kempel, Driestar Educatief, de Katholieke Pabo Zwolle, Iselinge Hogeschool en de Gereformeerde Hogeschool Zwolle het landelijk Expertisecentrum ‘Persoonlijk Meesterschap’ opgericht.
algemene doelen partnerschap omgaan met verschillen opbrengstgericht werken pesten ouderbetrokkenheid beginnende leerkrachten aansluiting profilering/werkveld.
Hogescholen Interactum De Marnix Academie maakt onderdeel uit van een samenwerkingsverband van vijf monosectorale lerarenopleidingen basisonderwijs: de Educatieve Federatie Interactum. Met de partners in Interactum – de hogescholen Ipabo Amsterdam/Alkmaar, De Kempel in Helmond, Iselinge in Doetinchem en Katholieke Pabo Zwolle – werd in 2013 vooral het volgende gerealiseerd:
Via samenwerking werd een omvangrijke internationale studentenmobiliteit bereikt. Binnen de vakdomeinen onderhielden docenten onderlinge inhoudelijke netwerken. Op het terrein van kwaliteitszorg is werk gemaakt van een intercollegiale audit op het gebied van toetsing. Tussen de lectoraten vond uitwisseling plaats. Met Driestar Educatief en de Gereformeerde Hogeschool is het Center of Expertise Persoonlijk Meesterschap (CEPM) gerealiseerd.
Center of Expertise Persoonlijk Meesterschap (CEPM) Als onderdeel van het traject gericht op het tot stand komen van prestatieafspraken, heeft de Marnix Academie in samenwerking met Hogeschool de Kempel, Driestar Educatief, de Katholieke Pabo Zwolle, Iselinge Hogeschool en de Gereformeerde Hogeschool Zwolle het landelijk Expertisecentrum ‘Persoonlijk Meesterschap’ opgericht. In het eerste jaar is gewerkt aan verdere verdieping van het theoretisch kader van het concept Persoonlijk Meesterschap. Na deze fase van onderzoek wordt nu in vier deelprojecten gewerkt aan concrete producten. Penta Nova Onder de naam Penta Nova, Academie voor Schoolleiderschap werkt de Marnix Academie samen met de Christelijke Hogeschool Ede, Driestar Educatief en de Gereformeerde Hogeschool. Vanuit dit samenwerkingsverband worden
12
opleidingen voor schoolleiders aangeboden, op meerdere locaties. Penta Nova heeft inmiddels een sterke en erkende positie verworven en ontwikkelt zich verder tot een algemeen expertisecentrum op het terrein van schoolleiderschap. In 2013 studeerde de tweede lichting studenten af in de hbo-masteropleiding Educational Leadership. Hogeschool Windesheim Onder licentie van de Hogeschool Windesheim verzorgt de Marnix Academie de lesplaats Utrecht voor de hbomasteropleiding Special Educational Needs. In totaal zijn in 2013 139 studenten via de Marnix Academie opgeleid.
Universiteiten De Marnix Academie werkt samen met de landelijke Expertisecentra Nederlands (voorheen onderdeel van de Radboud Universiteit te Nijmegen) en ELWIeR (voor rekenen en wiskunde). Tevens wordt samengewerkt met het Landelijk Expertisecentrum Opleidingen Nederlands en Diversiteit (LEONED). Met de Universiteit Utrecht wordt samengewerkt ten behoeve van de academische variant van de lerarenopleiding basisonderwijs van de Marnix Academie; onder meer is de pre-master Onderwijskunde ingedaald in het programma.
Drie medewerkers van de Marnix Academie doorlopen een promotietraject, met bijbehorende begeleiding vanuit een universiteit
Drie medewerkers van de Marnix Academie doorlopen een promotietraject, met bijbehorende begeleiding vanuit een universiteit. De Marnix-lectoren treden desgevraagd op als co-promotor. De in 2011 gestarte gesprekken met de Vrije Universiteit, gericht op een geïntensiveerde samenwerking bij de onderzoekstaakstelling van de Marnix Academie, konden in 2012 worden afgerond met het ondertekenen van een samenwerkingsconvenant. Door druk op de toelaatbaarheid tot een masteropleiding en, daarmee samenhangend, druk op een pre-mastertraject is de genoemde samenwerking tot op heden niet echt uitgebouwd. Inmiddels is een verkenning gestart met de Open Universiteit om de academische variant vorm te geven door studenten te scholen in onderzoeksvaardigheden en door blended learning te realiseren in het curriculum.
MBO De Marnix Academie heeft, met het oog op een soepele doorstroming voor mbo-studenten, actief bijgedragen aan de totstandkoming van een regionaal netwerk voor ROC’s en de lerarenopleidingen basisonderwijs. Met MBO Amersfoort en MBO Utrecht is het contact voortgezet en geïntensiveerd. Daarnaast is contact gelegd en uitgebouwd met ROC Midden Nederland. In het kader van de invoering van de kennisbases en de wijzigingen in de kwalificatiestructuur in het mbo zijn de contacten van groot belang.
13
Internationale contacten De Marnix Academie onderhoudt internationale contacten met instellingen voor hoger onderwijs in 22 landen: België, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, Turkije, Verenigd Koninkrijk, IJsland, Zweden en Zwitserland.
De Marnix Academie onderhoudt internationale contacten met instellingen voor hoger onderwijs in 22 landen.
14
Vanuit het samenwerkingsverband Interactum worden tevens contacten onderhouden met vijf lerarenopleidingen in België (Interactum Vlaanderen).
Onderwijsaanbod Bacheloropleiding De bachelor lerarenopleiding basisonderwijs wordt aangeboden in een voltijd- en een deeltijdprogramma. De voltijdopleiding is er in twee varianten: de reguliere lerarenopleiding basisonderwijs en een academische variant. Resultaten in 2013 Kwaliteit Opnieuw kwam uit programma-evaluaties en kwaliteitsoverleggen met studenten naar voren dat studenten tevreden zijn over de Marnix Academie. De studenttevredenheid scoort een ruime 8. Studenten raden de Marnix Academie met plezier aan hun vrienden en familie aan. Studenten waarderen het opleidingsprogramma van zowel de voltijd- als de deeltijdopleiding in zijn totaliteit waar het gaat om samenhang, hbo-niveau, ruimte voor zelfsturing en voorbereiding op de beroepspraktijk. Ook over docenten zijn studenten tevreden. Uit kwaliteitsoverleggen is gebleken dat er meer aandacht nodig is voor de roosters en zijn extra stiltewerkplekken gecreëerd in de mediatheek. Studentenaantallen In de majorfase is in 2013 opnieuw veel aandacht besteed aan de instroom. Dit resulteerde in 425 inschrijvingen (per 1 september 2013 voor het eerste jaar in de voltijd, inclusief 27 inschrijvingen in de academische variant). Dit is een forse toename van 40,7% ten opzichte van 2012. Het aantal inschrijvingen ligt boven de doelstelling van 400 nieuwe eerstejaars. 2009/2010 Voltijd 298 Deeltijd 65 Totaal 363 Tabel 1: Instroomgroepen en totale instroom op 1 oktober
2009/2010 Voltijd 915 Duaal 2 Deeltijd 156 Totaal 1.073 Tabel 2: Totaal aantal ingeschreven studenten op 1 oktober
2010/2011
2011/2012
2012/2013
2013/2014
340 126 466
360 116 476
302 92 394
425 101 526
2010/2011
2011/2012
2012/2013
2013/2014
948 0 229 1.177
1.042 0 234 1.276
999 0 306 1.305
1145 0 331 1.476
15
Niet alleen de verhoging van de instroom had de aandacht, ook het terugdringen van de uitval staat hoog op de agenda. Om nieuwe studenten beter voor te bereiden op de landelijke taal- en rekentoetsen, een belangrijke reden voor uitval, zijn ook in 2013 voortrajecten georganiseerd. In totaal hebben 156 studenten deelgenomen. Daarvan namen 77 deel aan de rekentoets en 131 aan de taaltoets. De toetsen kenden een slagingspercentage van respectievelijk 68 en 93%.
Ondanks de inspanningen is de uitval in het eerste jaar van de voltijdopleiding in het studiejaar 2012-2013 gestegen naar 34%, waar de doelstelling uitgaat van 30%. Een groot deel van de uitvallers (ca. 30%) geeft aan geen leraar te willen worden.
Alle studenten die startten met de opleiding in september 2013 zijn in de maanden mei en juni uitgenodigd voor een kennismakingsactiviteit. Deze kennismakingsactiviteit bestond uit een motivatiegesprek (van tevoren is een bezoek aan de basisschool gebracht) en het verzorgen van een presentatie. Studenten waarbij twijfel was over de motivatie voor het beroep van leraar basisonderwijs zijn extra bevraagd. Ondanks de inspanningen is de uitval in het eerste jaar van de voltijdopleiding in het studiejaar 2012-2013 gestegen naar 34%, waar de doelstelling uitgaat van 30%. Een groot deel van de uitvallers (ca. 30%) geeft aan geen leraar te willen worden. Andere redenen zijn: te zware studiebelasting, een BSA of de overstap naar een andere studie. Onder de mbo-studenten is de uitval hoger (45%) dan onder havisten (30%). Ook vallen deze mbo-ers vaker uit op grond van het niet behalen van de rekentoets. In de deeltijdopleiding is de uitval in het eerste jaar in lijn met eerdere jaren nagenoeg gelijk gebleven, namelijk 30%. Vanaf 2014 geldt voor alle studenten een verplichte studiekeuzeactiviteit. Inhoudelijke veranderingen In het eerste en tweede studiejaar zijn de kennisbases opgenomen in het curriculum. De kennisbasis Nederlands is voor het eerst getoetst met de landelijke kennisbasistoets in het tweede jaar, zowel in de voltijd- als in de deeltijdopleiding. De studenten van de deeltijdopleiding scoorden bovengemiddeld op deze toets. Voor het tweede en derde studiejaar is het onderwijs ontwikkeld en deels getest, zodat studenten in een doorgaande lijn vanaf het eerste tot en met het derde jaar worden voorbereid op het behalen van de landelijke kennistoetsen. Ontwikkelgroepen zijn bezig om de kennisbases te integreren in de minorfase. In het derde studiejaar is een pilot uitgevoerd met een minor waarin vakintegratie centraal staat. In het collegejaar 2013-2014 is gestart met het vernieuwde derde jaar en in het vierde jaar werd een pilot uitgevoerd. In het vierde jaar zullen zogenaamde specialisatieprofielen een plaats krijgen. Het gehele vierde jaar staat in het teken van het gekozen profiel.
16
Studenten kunnen kiezen uit een van de zeven profielen:
Kunst en Cultuur; Wereld, Wetenschap en Techniek; Oudere kind; Jonge kind; Cultuur en identiteit; Focus van leerkrachten op onderwijs- en ondersteuningsbehoeften Lesgeven op een brede school in een achterstandswijk.
Internationale uitwisseling De Marnix Academie beschouwt internationalisering en de mogelijkheden die geboden worden om kennis te maken met de ‘global society’ als een toegevoegde waarde voor studenten. Doelstelling is dat alle studenten tijdens hun opleiding minimaal één buitenlandse activiteit bezoeken. Om dat te bereiken krijgen alle studenten een voucher die zij kunnen inzetten voor deelname aan internationale uitwisseling.
De in het beleidsplan internationalisering beschreven doelen voor studentenmobiliteit van 8% en docentenmobiliteit van 18% zijn ruim gehaald. Met 30 buitenlandse studenten is ook het streefdoel van 25 inkomende studenten gerealiseerd.
De in het beleidsplan internationalisering beschreven doelen voor studentenmobiliteit van 8% en docentenmobiliteit van 18% zijn ruim gehaald. Met 30 buitenlandse studenten is ook het streefdoel van 25 inkomende studenten gerealiseerd. De Marnix Academie heeft een bilaterale overeenkomst met vierenveertig buitenlandse instellingen. De academie continueerde de Engelstalige minor Humanities in het reguliere curriculum. In 2013 werd het programma gevolgd door twintig buitenlandse studenten uit onder meer Namen (België), Linz (Oostenrijk), Krems (Oostenrijk), Ludwigsburg (Duitsland), Kecskemét (Hongarije), Zürich (Zwitserland), Rethymnon (Griekenland) en Madrid (Spanje). Voor de derde keer werd een tweede Engelstalig programma aangeboden op het terrein van Special Educational Needs. Tien studenten uit Boedapest (Hongarije), Krems (Oostenrijk), Halden (Noorwegen), Madrid (Spanje), Ludwigsburg (Duitsland) en Brno (Tjechië) namen daaraan deel. In 2013 was sprake van uitwisseling in de vorm van internationale themaweken, internationale programma’s, internationale studie en stage en docentenmobiliteit. De 13 themaweken werden gehouden in: Rhethymnon (Griekenland), Bradford (Engeland), Halden (Noorwegen), Kaunas (Litouwen), Krems (Oostenrijk), Boedapest
17
(Hongarije), Brussel (België), Madrid (Spanje), Roskilde (Denemarken), Tampere (Noorwegen), Zürich (Zwitserland), Reading (Engeland) en Utrecht. Per week namen vijftien tot negentien studenten van de Marnix Academie deel, vaak aangevuld met studenten van de gastinstellingen. Daarnaast hebben ook studenten uit Krems (Oostenrijk), Madrid (Spanje) en Siauliai (Litouwen) aan sommige internationale weken deelgenomen. Erasmusprogramma’s De Marnix Academie participeert in bekostigde Erasmusprogramma’s, te weten Crocre (Tartu, Estland) en LaDiva (Rethymnon, Griekenland). De academie was enerzijds betrokken bij de ontwikkeling van de programma’s, anderzijds participeerden vijf studenten en twee docenten in de genoemde programma’s. Studentenmobiliteit Zesendertig studenten verbleven voor hun studie in het buitenland in het kader van het Erasmusprogramma. Van januari tot eind mei/juni/juli of van september tot december studeerden de studenten onder andere in Oslo (Noorwegen), Roskilde (Denemarken), Siauliai (Litouwen), Zürich (Zwitserland). Achttien studenten (inclusief twee deeltijdstudenten) verbleven voor hun praktijkperiode leraar in opleiding drie of vijf maanden in Bonaire, Curaçao, Suriname en Zuid‐Afrika. Docentenmobiliteit In 2013 gingen tweeëntwintig docenten naar partnerinstellingen in Brussel (België), Bradford (Groot-Brittannië), Boedapest (Hongarije), Halden (Noorwegen), Kaunas (Litouwen), Krems (Oostenrijk), Madrid (Spanje), Reading (GrootBrittannië), Rethymno (Griekenland), Roskilde (Denemarken), Tampere (Finland), Zürich (Zwitserland). Daarnaast brachten de coördinatoren binnen het Interactum-verband een bezoek aan Suriname en Curaçao. Drie docenten uit Oostenrijk en Litouwen namen deel aan onze internationale week Utrecht. In 2013 heeft de Marnix Academie bezoeken gebracht aan partnerinstellingen in Faro (Portugal), Krems (Oostenrijk), Versailles (Frankrijk), Brussel (België) en Oslo (Noorwegen). In het kader van het partnerschap werd door docenten en collega’s uit het partnerschap een bezoek gebracht aan IJsland.
18
Tenslotte werden in het kader van professionalisering en het bewerkstelligen van netwerken bezoeken gebracht aan Denemarken, Polen, Finland en Turkije. Diploma Christelijk Basisonderwijs Sinds 1999 wordt het Diploma Christelijk Basisonderwijs (DCBO) door pabo’s uitgegeven. Een DCBO-gediplomeerde moet, naast het vormgeven aan godsdienstige vorming, in staat zijn om als lid van het schoolteam mee te werken aan de brede identiteit van een (protestants-) christelijke school. Die identiteit heeft niet alleen levensbeschouwelijke aspecten, maar ook pedagogisch-didactische. Het diploma is belangrijk voor studenten die in het (protestants-) christelijk onderwijs willen gaan werken. In 2013 hebben 156 afgestudeerden, naast het getuigschrift van de bacheloropleiding van de Marnix Academie, het Diploma Christelijk Basisonderwijs ontvangen.
19
Masteropleidingen De Marnix Academie biedt drie masteropleidingen in verschillende samenwerkingsverbanden aan. Van twee masteropleidingen heeft de Marnix Academie de licentie (Leren & Innoveren en Educational Leadership). De master Special Educational Needs wordt in Utrecht aangeboden onder licentie van Hogeschool Windesheim te Zwolle. Per 1 januari 2013 is een gezamenlijke examencommissie geformeerd voor de beide masters van de Marnix Academie.
Resultaten in 2013 Master Leren en Innoveren (MLI) De Master Leren en Innoveren is een tweejarige deeltijd hbo master voor excellente leerkrachten die in hun onderwijspraktijk innovaties op gang brengen en implementeren. Zij doen dit in het basisonderwijs, het voortgezet onderwijs en het middelbaar- en hoger beroepsonderwijs. met de opleiding. In juni 2013 heeft de NVAO opnieuw een accreditatie verleend aan de opleiding. Op basis van het heraccreditatie-rapport is in het kader van de PDCA-cyclus (plan, do, check, act) gestart met het herzien van de toetslijn en heeft het thema innovatie veel meer nadruk gekregen. 2009/2010 e
2010/2011
1 jaars 29 28 e 2 jaars 29 ouderejaars totaal 29 57 Tabel 3: Aantal studenten master Leren en Innoveren in de lesplaats Utrecht
2011/2012
2012/2013
2013/2014
26 28
40 20 2 62
42 39 2 83
54
In het kader van het project Vierslagleren zijn 42 studenten gestart. Vierslagleren betreft een project van de Katholieke Pabo Zwolle in samenwerking met schoolbesturen, gericht op zowel het creëren van baankansen voor startende leraren als op de verdere scholing van zittende leraren. Een starter en een ervaren leraar volgen beiden een masteropleiding en vormen samen een duo voor de klas. Master Educational Leadership (MEL) In februari 2013 studeerden 12 studenten af als master Educational Leadership. In januari 2013 startten 34 studenten met de opleiding. In oktober 2013 is in Goes een groep van 14 studenten gestart met een driejarig mastertraject.
20
Het curriculum van de master Educational Leadership is verder bijgesteld op grond van student- en docentevaluaties. Met name het toetsplan met de beoordelingsformats is flink aangepast. Voor elke toets zijn rubrics ontwikkeld om de beoordeling beter te valideren. In 2013 is gestart met de voorbereiding voor het instellen van een Wetenschappelijke Adviesraad (WAR) voor de Master Educational Leadership, die vanaf komend studiejaar gecombineerd zal worden met de WAR van de master Leren en Innoveren. 2009 e
1 jaars 18 e 2 jaars totaal 18 Tabel 4: Aantal studenten master Educational Leadership
2010
2011
2012
2013
7 15 22
12 14 26
20 11 31
21 11 32
Master Special Educational Needs (SEN) In 2013 zijn 73 studenten gestart met de master Special Educational Needs. Door een scherpere intake wordt sinds 2012 beoogd de instroom op een kwalitatief hoger niveau te krijgen, zodat studenten binnen twee jaar de opleiding kunnen afronden. Dit heeft in 2013 geresulteerd in 31 afgestudeerde studenten. 2009/2010 e
2010/2011
Voltijd 1 jaar 19 16 Voltijd ouderejaars 10 18 e Deeltijd 1 jaar 87 77 e Deeltijd 2 jaar 37 64 Deeltijd ouderejaars 23 44 totaal 176 219 Tabel 5: Aantal studenten master Special Educational Needs in de lesplaats Utrecht
2011/2012
2012/2013
2013/2014
6 15 53 50 71 195
7 8 52 41 45 151
12 8 61 37 21 139
21
Voortgezette professionalisering, advisering en ondersteuning Het aandeel van de omzet dat wordt behaald door het verzorgen van, bij de Stichting Post-HBO Nederland, geregistreerde post-hbo-opleidingen, wordt steeds groter.
Het Marnix Onderwijscentrum (MOC) verzorgt het aanbod voor voortgezette professionalisering en ondersteuning van leraren, schoolleiders, teams en besturen in het primair onderwijs. Het gaat hier om marktgerichte activiteiten; deze vormen van scholing worden door deelnemers en werkgevers bekostigd. De omzet van het MOC is 6,7% gegroeid ten opzichte van 2012 en uitgekomen op ruim € 2.200.000. Het aandeel inkomsten uit marktgerichte activiteiten is uitgekomen op de gewenste 16% van de totale inkomsten van de Marnix Academie. Het aandeel van de omzet dat wordt behaald door het verzorgen van, bij de Stichting Post-HBO Nederland, geregistreerde post-hbo-opleidingen, wordt steeds groter. De opleidingen worden zowel op de Marnix Academie uitgevoerd als in company (op maat) voor grote schoolbesturen. In 2013 werden de eerste pilots uitgevoerd voor de post-hbo-opleiding Jonge kind specialist. Een opleiding die door het Landelijk Platform Nascholingsinstituten Primair Onderwijs (LPNPO) is geadopteerd en volgend schooljaar op meer dan tien hogescholen aangeboden zal worden. Het aantal maatwerkopdrachten nam ten opzichte van 2012 met 27% af. De omzet uit de maatwerktrajecten nam daarentegen met 5% toe. Zo was er begeleiding van scholen die Engels vanaf groep 1 aanboden (vroeg vreemdetalenonderwijs). In 2013 werd voor het eerst het Keurmerk TalenT aan een basisschool door de Marnix Academie verleend. Het keurmerk is erkend door het Europees Platform en mag door de Marnix Academie worden uitgereikt aan scholen die voldoen aan de eisen voor het geven van vroeg vreemdetalenonderwijs (vvto). In het domein van onderwijsmanagement is de omzet die via het samenwerkingsverband Penta Nova wordt gerealiseerd constant. De nieuw gestarte groep zij-instromende directeuren zorgde wederom voor extra omzet. In 2013 werd het in 2011 gestarte RAAK-subsidietraject ‘Uitdagend onderwijs’ succesvol opgeleverd. De centrale vraag van dit onderzoek was: Hoe kan een rijke, uitdagende taalomgeving voor laagtaalvaardige jonge kinderen gerealiseerd
22
worden? Met het project ging in 2013 een omzet van € 200.000 gepaard. De resultaten zijn gepubliceerd op www.uitdagentotgesprek.nl. 2009 Totaal aantal cursisten 954 Waarvan deelneemt aan een opleidingstraject 44% Tabel 6: Totaal aantal cursisten Marnix Onderwijscentrum
2010
2011
2012
2013
797 55%
790 68%
775 53%
649 63%
23
Kennisinstelling De Marnix Academie wil zich verder ontwikkelen als kennisinstelling op het gebied van leren en opleiden. Sleutelbegrippen hierbij zijn:
kenniscreatie en kenniscirculatie via lectoraten en bijbehorende kenniskringen kennisleergemeenschappen met het scholenveld kennisdienstverlening vanuit het Marnix Onderwijscentrum
Resultaten in 2013 Ook in 2013 kende de Marnix Academie drie lectoraten met bijbehorende kenniskringen en praktijkgericht onderzoek in de beroepspraktijk en de opleiding:
Dynamische identiteitsontwikkeling Interactie en taalbeleid Leiderschap in het onderwijs (Penta Nova)
Het voornemen om in samenwerking met het basisonderwijs een lectoraat in te richten en in stand te houden is niet gerealiseerd. Dat had onder andere te maken met de (te) beperkte budgetten in het primair onderwijs. De ontwikkeling tot een kennisinstelling is overigens niet uitsluitend gerelateerd aan de lectoraten, maar kwam ook tot uiting in de vorming van leerwerkgemeenschappen in het partnerschap met scholen. In een leerwerkgemeenschap creëren opleidingsdocenten, studenten en leerkrachten uit de beroepspraktijk gezamenlijk en al onderzoekend kennis. In 2013 hebben 80 leerwerkgemeenschappen binnen de partnerscholen gefunctioneerd. Binnen het Marnix Onderwijscentrum functioneren ‘kenniscentra’, waarin op specifieke gebieden gewerkt wordt aan innovatie en kennisontwikkeling. In 2012 is het traject dat moest leiden tot het voldoen aan de eisen van de BKO (Brancheprotocol Kwaliteitszorg Onderzoek) afgerond met een voorwaardelijke validering van de onderzoeksfunctie van de hogeschool. Bij dat oordeel
24
is overigens vertrouwen uitgesproken over het vervolg en de mogelijkheid om tot definitieve validering te komen. Tijdens en na het traject BKO zijn stappen gezet om te komen tot een samenhangend onderzoeksprogramma, ondergebracht in een ‘centrum voor praktijkonderzoek’. Dat centrum is inmiddels actief: er is een onderzoeksprogramma geformuleerd in samenwerking met de lectoren en er is gewerkt aan een overzicht van te hanteren onderzoeksmethodieken. Voor het centrum is een perspectief voor 2017 geschetst en is vanuit dat perspectief een jaarplan voor 2013-2014 opgesteld. Evenals in voorgaande jaren maakte de Marnix Academie het voor drie medewerkers mogelijk om aan een promotieonderzoek te werken: een onderzoek gericht op ‘onderzoekend leiderschap’, een onderzoek naar ‘betekenisvol leren in de academische lerarenopleidingen’ en een onderzoek naar ‘een model voor creatieve en verbeeldende levensbeschouwelijke vorming’. Ten slotte is verder gewerkt aan de afstemming en verdere ontwikkeling van onderzoek in de opleidingen. Er is een onderzoekslijn vastgesteld, met aandacht voor training van onderzoeksvaardigheden, het doen van praktijkgericht onderzoek en voor een doorgaande lijn tussen de bachelor- en masteropleidingen.
Lectoraat Dynamische identiteitsontwikkeling Het lectoraat Dynamische identiteitsontwikkeling doet sinds 2004 wetenschappelijk onderbouwd praktijkonderzoek op en met basisscholen naar de identiteitsontwikkeling van leraren en leerlingen, naar creatieve levensbeschouwelijke vorming en naar zingeving in het werken op de basisschool. Omdat het lectoraat in de visie van de Marnix Academie van groot belang is voor de verdere identiteitsontwikkeling op scholen en de opleiding, is besloten een derde termijn in te gaan met het lectoraat. In september 2012 zijn de onderwerpen voor de periode 2012-2016 met het College van Bestuur, de Veldadviesraad en de resonansgroep van het lectoraat vastgesteld. Voor het tweede jaar in deze periode, 2013-2014, is een jaarplan opgesteld. Resultaten in 2013 In de onderzoeksfunctie heeft het lectoraat in 2013 een de RAAK-subsidie voor het onderzoek Ruimte voor levensbeschouwelijke ontwikkeling van iedere leerling (RULVO) gedaan. Deze aanvraag heeft een helder theoretisch kader, vraagarticulatie op scholen in de drie regio’s en een methodische aanpak van het praktijkonderzoek op de scholen voor twee jaar opgeleverd. Het gaat om praktijkonderzoek - op bijzondere en openbare basisscholen in drie regio’s - naar het vormgeven en begeleiden van levensbeschouwelijk leren door leerkrachten.
25
Het onderzoek naar levensbeschouwelijke diversiteit in de Marnix Academie geeft inzicht in de wijze waarop betekenis gegeven kan worden aan die diversiteit. Het onderzoek heeft verder kwantitatieve instrumenten opgeleverd die ingezet kunnen worden voor het in kaart brengen van de identiteit in diversiteit op scholen, die betrokken zijn bij de Marnix Academie. Het onderzoek naar vaardigheden voor leren in de 21e eeuw, waaronder kritisch denken, heeft een helder theoretisch kader opgeleverd. Daarnaast is er een instrument ontwikkeld om in kaart te brengen hoe docenten van de Marnix Academie en leraren basisonderwijs het kritisch denken - en andere vaardigheden voor 21e eeuws leren – kunnen stimuleren bij studenten respectievelijk leerlingen. Voor het curriculum van de academische lerarenopleiding basisonderwijs is het atelier Interculturele Identiteitsontwikkeling van leerlingen op de basisschool in grootstedelijke omgeving verder uitgewerkt. Studenten hebben laten zien context-specifieke ontwerpen te kunnen maken en intercultureel onderwijs te kunnen uitvoeren. Daarbij staat het dialogisch leren en het van elkaar leren door leerlingen centraal. In de masteropleiding Leren en Innoveren is de module Ontwikkeling van de professionele identiteit vormgegeven vanuit kennis en inzicht dat in het lectoraat is gecreëerd. Studenten zijn in staat onderzoek te doen naar de ontwikkeling van hun professionele identiteit. In september is het boek Geloof je het zelf?! Levensbeschouwelijk leren in het basisonderwijs (Bussum, Coutinho) volledig herzien en uitgebreid. Dit boek moet het levensbeschouwelijk leren van alle leerlingen op bijzondere en openbare basisscholen stimuleren. In september heeft eveneens de publicatie Het kind en de grote verhalen (Amersfoort, Kwintessens) het licht gezien. Dit boek is de vrucht van een tweejarig onderzoekstraject in Zeeland, waar het lectoraat bij betrokken is. Het boek doet verslag van het proces dat leerkrachten, studenten en onderzoekers hebben doorgemaakt én van de producten die zij hebben opgeleverd.
26
Lectoraat Interactie en taalbeleid Het lectoraat Interactie en taalbeleid richt zich op gesprekken in de klas die taal- en denkontwikkeling van leerlingen bevorderen. Alle kinderen in de basisschool moeten de kans krijgen om te leren door middel van kwalitatief hoogwaardige interactie. Resultaten in 2013 In de huidige lectoraatsperiode onderzoekt het lectoraat hoe geschiedenisdidactiek en interactiedidactiek gecombineerd kunnen worden. Dit gebeurt in een aantal cycli van ontwerponderzoek. In de tweede helft van 2013 is de laatste ontwerpcyclus gestart met acht bovenbouwleraren van drie verschillende scholen. Uiteindelijk doel is een op praktijk en theorie gefundeerde geschiedenisinteractie-didactiek te realiseren waarmee leraren historisch redeneren van leerlingen stimuleren en tegelijkertijd taal- en denkontwikkeling in bredere zin bevorderen. Met ingang van het studiejaar 2013-2014 is de geheel vernieuwde training van interactievaardigheden opgenomen in de bacheloropleiding. Alle derdejaarsstudenten volgen deze training - Taal en uitdagend onderwijs - in combinatie met de geïntegreerde minor. In de bacheloropleiding heeft het lectoraat verder bijgedragen in de vorm van gastcolleges en workshops over interactie en de opleiding van collega-docenten tot interactie-trainer. De lector participeert in de werkgroep ‘Onderzoek’ van de bacheloropleiding. De lector heeft als copromotor een promovendus van de Universiteit van Amsterdam begeleid: D.J. van Dijk is op 27 november 2013 gepromoveerd op het proefschrift De taal van oplossingen. Een empirisch begrippenkader van oplossingsgerichte interactie. De lector leidt het onderzoek in het RAAK-project Uitdagend onderwijs voor laagtaalvaardige jonge kinderen. Dit project is op 20 november 2013 afgesloten met een conferentie en de opening van een website met alle materialen: www.uitdagentotgesprek.nl. Als lid van de werkgroep Center of Expertise Persoonlijk Meesterschap is de lector betrokken bij het opzetten van onderzoeksplannen voor dat centrum.
27
Lectoraat Leiderschap in het onderwijs Het lectoraat Leiderschap in het onderwijs ontwikkelt en ondersteunt leiderschap in scholen. Leidraad is daarbij de internationale ontwikkeling naar nieuw leiderschap - met name onderzoeksmatig leiderschap - en onderzoekende scholen. Het lectoraat wil een centrum zijn voor schoolleiders waar door middel van (praktijk)onderzoek kennis wordt gecreëerd, waar kennis wordt verspreid en waar deling van kennis en ervaringen plaatsvindt. De verbinding met wetenschappelijk onderzoek is daarbij uitgangspunt. De lector staat, samen met een ontwikkelgroep, aan de basis van de master Educational Leadership. Resultaten in 2013 In oktober 2012 heeft de Inspectie van Onderwijs de lector gevraagd mee te werken aan een onderzoek naar de kwaliteit van schoolleiders in Nederland, waarbij opbrengstgericht en onderzoekend werken en leidinggeven een belangrijke rol speelt. Het landelijke beroepsprofiel PO, ontwikkeld door de lector en dr. Inge Andersen, vormde de basis voor de ontwikkelde vragenlijst. Het onderzoek loopt nog. Daarnaast is er een digitaal instrument ontwikkeld: een instrument voor schoolleiders in het voortgezet onderwijs om hun basiscompetenties te vertalen naar hun specifieke competenties. Dit instrument is in juni gereed gekomen. Vóór de zomer is een boek geschreven door de kenniskringleden onder redactie van de lector: Leidinggeven aan onderzoekende scholen (Bussum, Coutinho). In het kader van het verschijnen van dit boek en de voortzetting van het lectoraat, in een tweede periode, was er een symposium op 3 oktober 2013. Er is werk gemaakt van de verbinding van afstudeeronderzoeken van studenten van de master Educational Leadership aan het kennisdomein van de kenniskring. Er is een gezamenlijk onderzoek ontstaan van een van de schoolleiders uit de kenniskring met een van de studenten.
28
Duurzame ontwikkeling Binnen de Marnix Academie is een taakgroep duurzame ontwikkeling actief. De taakgroep werkt permanent aan verbreding van draagvlak en bekendheid met het thema. Leden van de taakgroep participeren in diverse overleggroepen binnen de Marnix Academie om aandacht voor duurzame ontwikkeling breed door te laten werken. Ook is er een hechte relatie met het werk van het lectoraat Dynamische identiteitsontwikkeling. Leden van de taakgroep participeren ook buiten de initiële opleiding van de Marnix Academie in overleggroepen, bijvoorbeeld: Duurzame Pabo, binnen Nederland en The Learning Teacher network buiten Nederland.
Resultaten in 2013 Het duurzaamheidsbeleid van de Marnix Academie is gehandhaafd op niveau aishe3, het derde (van vier) niveau voor de certificering voor Duurzaam Hoger Onderwijs. Aishe staat voor Auditing Instrument for Sustainability in Higher Education. Vanwege een vervolgaudit in 2015, op basis van vernieuwde criteria, is in 2013 een verkenning uitgevoerd naar de stand van zaken. Er zijn contacten gelegd met Unesco in het kader van het onderzoek naar de mogelijkheden voor aansluiting bij Unesco. Het jaarthema ‘Iedereen is van de wereld’ werkt door in diverse vieringen, colleges en bijzondere evenementen zoals de jaaropening in de Domkerk. Dit thema is ontleend aan het boekje Vensters op de Wereld, canon voor wereldburgerschap (NCDO/UU). De taakgroep duurzame ontwikkeling is steviger verankerd in het geheel van de organisatie door uitbreiding van de taakgroep en directere relaties met coördinatoren uit de fase opleidingsbekwaam (het eerste jaar) en de stage.
29
Kwaliteitszorg Kwaliteitszorg werkt aan een continu verbeterproces om zodoende aan de kwaliteitseisen te voldoen. Er wordt gewerkt met kwaliteitszorgsystemen voor de opleidingen, waaronder het uitzetten en verwerken van evaluaties. Kwaliteitszorg draagt zorg voor de voorbereiding en begeleiding van de accreditaties.
Midterm Review master Educational Leadership (MEL) In het najaar heeft een midterm review plaatsgevonden als voorbereiding op de heraccreditatie van de master. Kwaliteitszorg was betrokken bij de voorbereidingen hiervan. Met ingang van juni 2013 wordt de aanpak kwaliteitszorg MEL gehanteerd. In deze aanpak is vastgelegd waar en hoe de opleidings- en examencommissie, medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld zijn betrokken bij de evaluatie en verbetering van de opleiding. Er zijn nieuwe online evaluatieformulieren ontwikkeld voor de studenten en docenten van de MEL.
Post-hbo-opleidingen In 2013 is Kwaliteitszorg betrokken geweest bij de aanvraag van certificering van de volgende post-hbo-opleidingen:
Het jonge kind Leescoördinator Specialist brede school
De opleidingen zijn alle gecertificeerd door het Centrum Post-Initieel Onderwijs Nederland (CPION). Afgelopen jaar zijn, ten behoeve van kwaliteitszorg, evaluatieformulieren ontwikkeld voor de studenten en docenten van de post-hbo-opleidingen. De opleidingen zijn hiermee voor het eerst online geëvalueerd. Op grond van de evaluatiegegevens zijn verbeterplannen geschreven.
Leergang bewegingsonderwijs via pabo Naast de jaarlijkse kwaliteitsrapportage voor de leergang bewegingsonderwijs moet eenmaal per vier jaar de programmabeschrijving bewegingsonderwijs geactualiseerd worden ten behoeve van herregistratie van de leergang.
30
Na toetsing van de notitie, heeft CPION heeft de registratie van de Leergang bewegingsonderwijs via de pabo gecontinueerd.
Evaluaties Kwaliteitszorg coördineert de kwaliteitsonderzoeken van de Marnix Academie. De meeste onderwijsevaluaties worden intern uitgevoerd; daarnaast wordt deelgenomen aan landelijke onderzoeken. In 2013 zijn intern online evaluaties afgenomen onder voltijd- en deeltijdstudenten van de bacheloropleiding. De master Leren en Innoveren (MLI) en de master Educational Leadership (MEL) zijn geëvalueerd onder studenten en alumni en, voor de MLI, ook onder werkgevers. Daarnaast zijn alle studenten van de Marnix Academie (van de opleidingen bachelor, MLI en MEL) uitgenodigd voor deelname aan de Nationale Studenten Enquête (NSE). De alumni van de bacheloropleiding aan de Marnix Academie hebben net als voorgaande jaren, deelgenomen aan de HBO-monitor. Verder zijn alle cursisten en opdrachtgevers van het MOC uitgenodigd om hun cursus of traject te evalueren. Om de twee jaar houdt de Marnix Academie een onderzoek onder eigen medewerkers (MTO). Dit keer is er voor gekozen om het onderzoek uit te laten voeren door het onderzoeksbureau Integron in verband met de mogelijkheid tot benchmarking. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat de gemiddelde tevredenheid, berekend over alle indicatoren voor de Marnix Academie, ligt op 7,4. De score van de benchmark ligt op 6,9. Jaar meting
Publicatie
Vraag/stelling
Gemiddelde score
Interpretatie oordeel
Studenten algemeen (NSE)
Voorjaar 2013
2013
Je studie in het algemeen
Alle opleidingen scoren (ver) boven de norm van de NSE (3,5)
Alumni bachelor (HBO Monitor 2012)
Afgestudeerd in 2010-2011
2013
(Zeer) tevreden over de studie
4,0 (voltijd) 3,9 (deeltijd) 3,6 (MLI) 4,4 (MEL) (op 5puntschaal) 75% (voltijd) deeltijd te lage respons (n=7)
Landelijk gemiddelde: 55 %
Tabel 7: Externe tevredenheidsmetingen onder doelgroepen
31
In de Keuzegids HBO Voltijd 2014 (publicatie najaar 2013) staat de bacheloropleiding van de Marnix Academie op de vierde plaats bij de pabo’s in de regio Midden en Oost. In de Keuzegids Voltijd 2013 nam de Marnix Academie de tweede plaats in. In het landelijke overzicht staat de Marnix Academie op de elfde plaats van de lerarenopleidingen basisonderwijs. De deeltijdopleiding bachelor van de Marnix Academie staat net als de afgelopen drie jaar op de tweede plaats in de ranglijst van de Keuzegids Deeltijd & Duaal 2013 (publicatie voorjaar 2013). De Marnix Academie scoort op alle onderdelen beter dan gemiddeld. Ook het tijdschrift Elsevier publiceert jaarlijks in De beste studies een ranglijst van hogescholen op basis van de uitkomsten van de Nationale Studenten Enquête. De Marnix Academie staat op de achtste plaats van de pabo’s (editie 29 september 2013). Op vrijwel alle onderdelen scoort de Marnix Academie significant hoger dan het gemiddelde van alle 26 pabo's.
32
Personeel Personeelsbestand Het personeelsbestand is in 2013, als gevolg van de groeiende studentenaantallen, toegenomen. Er werden 12 nieuwe medewerkers aangetrokken, met name voor onderwijsgevende taken. De meesten in een deeltijdaanstelling. Aan het eind van dit jaar werkten er bijna 6 fte meer medewerkers bij de Marnix Academie dan het jaar daarvoor. Het personeelsbestand op 31 december 2013 bedroeg 117,5 fte. Leeftijd
Aantal
Fte
25 - 34 jaar 18 12,5 25 - 34 jaar 50 35,4 45 - 54 jaar 44 33,4 55 - 59 jaar 24 19,2 > 60 21 17,0 Totaal 157 117,5 Tabel 8: Opbouw personeel in aantallen en fte's op 31 december 2013
Opbouw personeel in aantallen en fte's op 31 december 2013
60 50
aantal fte
40 30 20 10 0 25 - 34 jaar 35 - 44 jaar 45 - 54 jaar 55 - 59 jaar
> 60
33
Verzuimcijfers Het ziekteverzuim inclusief langdurig verzuim en zwangerschappen, laat een stijging van 2,1% zien ten opzichte van 2012. De oorzaak van de stijging ligt met name in niet arbeidsgerelateerd, langdurig verzuim. Dergelijk verzuim is niet of nauwelijks te beïnvloeden. Het ziekteverzuim exclusief langdurig verzuim en zwangerschappen is gedaald met 0,3%. 2009
2010
2011
2012
2013
Totaal ZV 2 1,4 1,8 1,7 1,8 1,5 Mannen ZV 1 4,6 4,5 5,5 3,7 7,5 Vrouwen ZV 1 5,9 4,1 3 2,8 4,3 Totaal ZV 1 5,4 4,3 3,8 3,1 5,2 Tabel 9: Ontwikkeling ziekteverzuim 2009 – 2013 ZV 1: ziekteverzuimpercentage totaal ZV 2: ziekteverzuimpercentage, exclusief langdurig verzuim en exclusief zwangerschappen
Ontwikkeling ziekteverzuim 2009 -2013
6 Totaal ZV 1
5 4
Totaal ZV 2
3 2 1 0 2009
34
2010
2011 jaren
2012
2013
Prestatieafspraken De ratio OP/OBP is momenteel 2:1 en daarmee op het niveau zoals afgesproken met het ministerie. Op 31 december 2013 beschikte 84% van de docenten over een masterniveau (inclusief MO-b). Hoewel ook dit percentage al op streefniveau is, zal aan medewerkers die nog niet beschikken over een masterniveau de mogelijkheid worden aangeboden om een opleiding te volgen. Medewerkerstevredenheidsonderzoek Aan het medewerkerstevredenheidsonderzoek heeft 87% van de medewerkers deelgenomen. Dit percentage ligt ruim boven de gemiddelde respons binnen hogescholen in Nederland (63%). De resultaten zijn in groepen besproken, tijdens de personeelsbijeenkomst van december. Op grond van deze gesprekken en de aanbevelingen in de schriftelijke rapportages is een plan van aanpak opgesteld. Verbeterpunten zitten met name op het vlak van werkdruk, inhoud/perspectief van het werk en een gewijzigde visie op arbeidsrelaties die zijn weerslag vindt in verbeterpunten ten aanzien van communicatie en (stijl van) leidinggeven. Professionalisering In 2013 zijn aanzetten gedaan richting een nieuw te formuleren professionaliseringsbeleid waarin de ‘professionele dialoog’ een belangrijke plaats inneemt. In december is hiertoe een professionaliseringsplan aan de medewerkers voorgelegd. Het plan is van kracht met ingang van 2014.
35
Bedrijfsbureau De ondersteuning van het primaire proces is ondergebracht bij de stafmedewerkers en het bedrijfsbureau. De Marnix Academie werkt aan een Digitale Leer en Werkomgeving (DLWO). Het DLWO is te zien als een set digitale diensten en randvoorwaarden die het leren en werken op de Marnix Academie efficiënter en gemakkelijker maken. De Marnix Academie faciliteert daarmee het leren als leer-, werk- en onderzoeksproces in een context van 21st century learning.
Resultaten in 2013 In 2013 zijn grote stappen gezet in de realisatie van de Digitale Leer- en Werkomgeving. Belangrijke ontwikkelingen zijn de Europese aanbesteding van de vervanging van pc’s en laptops voor medewerkers en de studentenwerkplekken en tablets voor medewerkers. Ook is het wifi-netwerk vervangen. In de zomer van 2013 is de mediatheek verbouwd waarbij stiltewerkplekken en samenwerkingsplekken zijn gecreëerd. De ruimte van de stiltewerkplekken is multifunctioneel ingericht zodat bij afname van digitale toetsen ook van deze ruimte gebruik gemaakt kan worden. Ook voorziet de mediatheek in een medialab, waar studenten en docenten kunnen experimenteren met bijvoorbeeld educatieve apps en mobiele sites. Achter de schermen zijn de voorbereidingen gedaan voor de uitfasering van overbodige ict-systemen en de koppeling van ict-systemen die overblijven. Gebruiksgemak voor studenten en medewerkers en veiligheid staan daarbij voorop. Het studentenadministratiesysteem TrajectPlanner is aangepast zodat het systeem als bron kan dienen voor andere systemen, zoals Active Directory dat single sign-on mogelijk maakt, het roosterprogramma en het boekhoudsysteem.
36
Continuïteitsparagraaf Het financiële beleid van de Marnix Academie wordt zichtbaar gemaakt door de planning- en controlcyclus. In de cyclus wordt door middel van periodieke rapportage inzicht gegeven in de financiële informatiestromen en – resultaten ten behoeve van de interne beheersing en de administratieve organisatie. In het strategisch beleidsplan zijn de uitgangspunten geformuleerd voor de komende vier jaren, waarop het financiële beleid is afgestemd. Op basis van de geraamde studentenaantallen voor de komende drie jaar, kan worden vastgesteld welke financiële speelruimte er is om het onderwijsaanbod in stand te houden. Daartoe is een financiële meerjarenraming en een meerjaren investeringsbegroting gemaakt. Afgeleid hiervan is de meerjaren liquiditeitsprognose. 2013/2014
2014/2015
2015/2016
2016/2017
Bachelor voltijd 1.146 1.111 1.081 1.109 Bachelor deeltijd 334 300 275 250 Master 84 80 80 80 Totaal 1.560 1.491 1.436 1.439 Tabel 10: Raming aantal ingeschreven studenten bij aanvang van het collegejaar
2013/2014
2014/2015
OP bachelor 59,2 61,4 Onderwijsadviseurs 17,4 17,2 Lectoren 2,3 2,3 OBP 36,6 35,4 CvB 2,0 2,0 Totaal 117,5 118,3 Tabel 11: Aantal fte’s bij aanvang van het collegejaar
2015/2016
2016/2017
58,4 17,2 2,3 35,4 2,0 115,3
55,9 17,2 2,3 35,4 2,0 112,8
37
2014
2015
2016
2017
Baten Rijksbijdragen Collegegelden Contractactiviteiten Overige baten Totaal baten
8.736 2.461 2.100 558 13.854
9.003 2.403 2.100 428 13.933
8.526 2.397 2.100 428 13.451
8.210 2.433 2.100 428 13.170
Lasten Personele lasten Afschrijvingen Huisvesting Overige instellingslasten Financiële lasten Totaal lasten
9.620 850 775 2.103 80 13.428
9.779 906 794 1.994 79 13.551
9.597 874 772 1.724 75 13.042
9.398 856 756 1.681 73 12.764
382
409
407
Resultaat 426 Tabel 12: Meerjarenraming 2014-2017
In de ramingen is uitgegaan van een stabiele jaarlijkse instroom van 450 bachelorstudenten, voltijd en deeltijd, en van 40 nieuwe masterstudenten. Dit komt overeen met een marktaandeel van ongeveer 7%. In het strategisch beleidsplan wordt ervan uitgegaan dat het jaarlijks aantal ingeschreven studenten 1.350 zal bedragen. Met de geprognosticeerde instroom van nieuwe studenten wordt hiermee recht gedaan. Bij het vaststellen van de personeelsformatie is rekening gehouden met de volgende indicatoren: bij aanvang van het studiejaar bedraagt de docent/studentratio 1:25 en de verhouding tussen opleidingspersoneel en ondersteunend personeel is 2:1. De balansverhoudingen zullen de komende jaren niet in belangrijke mate wijzigen. Het balanstotaal zal ongeveer 11 miljoen euro bedragen. Wel zal de verhouding tussen het eigen vermogen en het vreemde vermogen veranderen ten gunste van het eigen vermogen doordat de geprognosticeerde batige saldi per boekjaar aan het eigen vermogen worden toegevoegd, terwijl de aflossing van de langlopende lening het vreemd vermogen doet afnemen. Er zijn geen grote veranderingen in de vaste activa te verwachten. Deze post op de balans zal daardoor, behoudens de waardevermindering, gelijk blijven.
38
Het eigen vermogen (€ x 1.000) zal zich volgens de ramingen als volg ontwikkelen: 2014
2015
2016
2017
Eigen vermogen 4.511 Geprognostiseerd resultaat 426 Eigen vermogen na toevoeging resultaat 4.937 Tabel 13: Ontwikkeling eigen vermogen 2014-2017
4.937 382 5.319
5.319 409 5.728
5.728 407 6.135
Er wordt gestreefd naar een betere liquiditeitspositie op de balans ten gunste van de post debiteuren en de overige vorderingen, onder andere door een verlaging van de betalingstermijnen. Versterking van de liquide positie wordt bereikt door de positieve geprognosticeerde resultaten en het spreiden van de vervangings-investeringen. In de ramingen is rekening gehouden met loon- en prijscompensatie.
Interne risicobeheersing en interne controle Het nieuwe strategische beleidsplan heeft geleid tot het opnieuw in kaart brengen van de risico’s die de organisatie loopt. De belangrijkste daarvan liggen op het terrein van de bedrijfsvoering. De sturing en beheersing van de kritische bedrijfsprocessen staat op de eerste plaats van de te onderkennen risico’s. Er wordt op dit moment gewerkt aan de invoering van een digitale leer- en werkomgeving. De beheersing van de financiële administratie maakt daar deel van uit, net als de herziening van het roosterproces en de studentenadministratie. Een ander aspect van de bedrijfsvoering gaat over de administratieve organisatie als geheel. In dit kader vindt een herziening van de planning- en controlcyclus plaats waarbij indicatoren op basis van het strategische beleidsplan zijn benoemd. Die worden vervolgens gekoppeld aan jaarplannen en worden opgenomen in resultaatafspraken per resultaatverantwoordelijke eenheid. De rapportagelijn op de belangrijkste indicatoren voor bedrijfsvoering is herzien en geïmplementeerd. Een volgend risico heeft te maken met de mate waarin er sprake is van compliance aan interne regelgeving. Gebleken is dat deze compliance kan verbeteren door de bestaande interne regels goed door te lichten op complexiteit en uitvoerbaarheid. Waar mogelijk zal vereenvoudiging van de regels plaatsvinden zodat dit de compliance bevordert. Het vierde risico betreft het element van kwaliteitszorg dat is te benoemen als het creëren van een kwaliteitscultuur. Hoewel er gewerkt wordt met een systeem voor kwaliteitszorg, kan de kwaliteitscultuur nog verder verbeteren. Het gaat dan om het realiseren van een gedegen kwaliteitsbesef op alle niveaus van de organisatie. De hier benoemde risico’s zijn besproken met de externe accountant en de Raad van Toezicht.
39
Governance College van Bestuur Het College van Bestuur is belast met het besturen van de hogeschool. Het college legt verantwoording af aan de Raad van Toezicht. Vanwege langdurige ziekte van voorzitter Gerard Veerbeek fungeert Barbara de Kort sinds 1 september 2013 als waarnemend voorzitter en is Joke Snippe toegevoegd aan het College van Bestuur als interim-lid. Naam
Functie
Dhr. drs. G.J. Veerbeek
voorzitter
Portefeuilles
Naam
Functie
Portefeuilles
Mw. drs. B.E. de Kort
waarnemend voorzitter
Mw. dr. J. Snippe MBA
lid a.i.
Onderwijs en onderzoek, bachelor, lectoraten, rechtsbeschermingsregelingen, kwaliteitszorg, personeel Algemeen beleid, masters en post-initieel, lectoraten, studentenzaken, financiën, facilitair beheer, internationalisering
Algemeen beleid, masters en post-initieel, lectoraten, studentenzaken, financiën, facilitair beheer, internationalisering Mw. drs. B.E. de Kort lid Onderwijs en onderzoek, bachelor, lectoraten, rechtsbeschermingsregelingen, kwaliteitszorg, personeel Tabel 14: Samenstelling en portefeuilleverdeling College van Bestuur tot 1 september 2013
Dhr. drs. G.J. Veerbeek lid Tabel 15: Samenstelling en portefeuilleverdeling College van Bestuur vanaf 1 september 2013
Op 1 januari 2013 is de wet Normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector in werking getreden. Naar aanleiding hiervan heeft het platform toezichthouders hogescholen een nieuwe bezoldigingscode voor bestuurders vastgesteld, de Bezoldigingscode Bestuurders Hogescholen, die door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is goedgekeurd. Dit heeft niet geleid tot een wijziging van de bezoldiging van de bestuurders van de Marnix Academie. Pensioenopbouw vindt plaats bij het ABP, conform de in het hbo geldende voorwaarden. In de jaarrekening is een overzicht van de bezoldiging en overige vergoedingen van de leden van het College van Bestuur opgenomen conform het format van de HBO-raad (Zie hoofdstuk 35: Jaarrekening).
40
De leden van het College van Bestuur zijn niet betrokken geweest bij transacties waarbij sprake kon zijn van (potentieel) tegenstrijdige belangen.
Horizontale dialoog In het kader van de horizontale dialoog voert de Marnix Academie overleg met twee ‘klantgroepen’: de studenten en het beroepenveld. Studenten Met vertegenwoordigers van de studenten wordt gesproken over de uitwerking van het opleidingsprogramma en de inrichting van de leerwerkomgeving. Dit overleg vindt plaats met de Studentenraad en in het zogeheten kwaliteitsoverleg. Beroepenveld Met het beroepenveld onderhoudt de Marnix Academie intensief contact. Aan elke opleiding is een veldadviesraad verbonden. Ten behoeve van de bacheloropleiding wordt ook overleg gevoerd met de stuurgroep van Partners in Opleiding en Ontwikkeling en het regionale bestuurlijk overleg (PIO). In de veldadviesraden bespreken de Marnix Academie en een aantal vertegenwoordigers van het beroepenveld de opleiding en de ontwikkelingen in het beroepenveld teneinde deze op elkaar af te stemmen. De Veldadviesraad bacheloropleiding is vijf maal bijeen geweest. Belangrijke gespreksonderwerpen in 2013 waren met name de implementatie van de kennisbases en het strategisch plan van de Marnix Academie. Naam
Functie
Mw. J.C. IJntema Dhr. A.D. de Jong Mw. M. F. van der Ploeg Mw. B. LindemulderHendriks Dhr. H.M. de Vink MES
Adjunct-directeur/ico SBO De Brug te Vianen Directeur de Fontein 1en 2 te Alphen aan den Rijn Directeur Koningin Beatrixschool te Nijkerk Directielid SBO De Windroos te Veenendaal,
Voorzitter College van Bestuur SPCO Groene Hart Woerden en omstreken Mw. L. Buijs Coördinator opleiden Onderwijsgroep Amstelland te Amstelveen Mw J. van der Lee Schoolleider basisschool Op de Groene Alm Tabel 16: Samenstelling Veldadviesraad bacheloropleiding in 2013
41
De Veldadviesraad master Leren en Innoveren is twee keer bijeen geweest. Belangrijke gespreksonderwerpen in 2013 waren:
verbeterplan naar aanleiding van de heraccreditatie toetsing project Vierslagleren
Naam
Functie
Dhr. drs. B. Boshoven Projectmanager OnderwijsAdvies, gemeente Zoetermeer Mw. M. Rieter MEL Directeur X11, school voor grafimedia, Utrecht Mw. C. Heeringa Directeur De Rank, PCPO Krimpenerwaard Dhr J. Vodegel Directeur Scope Scholengroep Alphen ad Rijn Dhr. drs. J. Spronk Directeur Grafisch Lyceum Utrecht Tabel 17: Samenstelling Veldadviesraad Master Leren en Innoveren 2013
De Veldadviesraad Master Educational Leadership is in 2013 twee keer bijeen geweest. Belangrijke gespreksonderwerpen waren:
Kritische Reflectie ter voorbereiding midterm review Nieuwe competenties voor schoolleiders primair- en voortgezet onderwijs
Naam
Functie
Dhr. A. de Haan HR Functionaris GSG Groningen Dhr. R. Renting Directeur Onderwijskwaliteit PCOU Utrecht Mw. M. de Haan MEL Directeur basisschool Het Baken, Veenendaal Dhr. drs. A. Smit Rector Corlaer College, Nijkerk Tabel 18: Samenstelling Veldadviesraad master Educational Leadership 2013
De Stuurgroep Partners in Opleiding en Ontwikkeling is een bestuurlijk overleg waarin de besluiten worden genomen over het partnerschap. De stuurgroep is in 2013 twee keer bij elkaar gekomen en heeft onder andere gesproken over:
42
de subsidie Versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen de accreditatie en erkenning van opleidingsscholen het strategisch beleidsplan 2013-2016 van de Marnix Academie de verdere ontwikkeling van het partnerschap
In het Regionaal platform Partners in Onderwijs in Utrecht en omstreken (PIO) voeren de twee Utrechtse lerarenopleidingen en de regionale werkgevers overleg over arbeidsmarktvraagstukken en professionalisering. Gespreksonderwerpen waren in 2013 onder andere ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en overleg met de PO-raad. Er is gesproken over mogelijke projecten die tot doel hebben afgestudeerden te behouden voor de onderwijsarbeidsmarkt. Medezeggenschapsraad In de medezeggenschapsraad worden de belangen van de organisatie als geheel (vertegenwoordigd door het College van Bestuur) besproken met de belangenvertegenwoordigers van medewerkers en studenten. Alle beleidsstukken worden voorgelegd aan de medezeggenschapsraad met het verzoek om instemming of advies (afhankelijk van het onderwerp). De medezeggenschapsraad heeft afgelopen jaar elf keer vergaderd. Vier van deze vergaderingen waren samen met het CvB, de andere bijeenkomsten waren werkoverleggen. Daarnaast is eenmaal overleg geweest met het de Raad van Toezicht en het CvB en is een afvaardiging van de medezeggenschapsraad als toehoorder aanwezig geweest bij het overleg tussen het CvB en de vakbonden (het lokale cao-overleg). Naast de jaarlijks terugkerende onderwerpen, bijvoorbeeld de Onderwijs- en Examenregelingen (OER) en de begroting, is in 2013 onder meer gesproken over het strategisch beleidsplan, de voortgang van het project Digitale leer- en werkomgeving (DLWO) en het nieuwe professionaliseringsplan. Daarnaast bespreekt de MR een aantal keren per jaar de voortgang van de in de begroting opgenomen investeringen en blijven praktische zaken als roosters en het klimaat haar aandacht houden. Sinds de zomer is de bezetting van de MR weer compleet. Medewerkers
Studenten
Rob van den Dool‐Wamelink, voorzitter Ruben Schippers Martin Hunziker Tom van Baardewijk Vera Kok Rik Mooibroek Anne-Marie van der Horst (vanaf 1-9-2013) Anne Mulder Abigail Pater (vanaf 1-9-2013) Rosanne van Putten (vanaf 1-9-2013) Marieke ten Holt (tot 31-8-2013) Tabel 19: Samenstelling medezeggenschapsraad in 2013
43
Rechtsbescherming Bij het loket Rechtsbescherming zijn zes meldingen binnengekomen. Drie kwesties zijn doorgeleid aan het College van Beroep voor de Examens, één brief betrof twee kwesties, waarvan de ene is voorgelegd aan de Examencommissie en de andere aan de Klachtenadviescommissie. De zesde kwestie is behandeld door het College van Bestuur en kon met een schriftelijke reactie worden opgelost. De drie beroepen op het College van Beroep voor de Examens zijn in twee gevallen geëindigd in een schikking vóór de behandeling. Eén beroep is behandeld en heeft geleid tot een uitspraak (ongegrond). De klacht bij de Klachtenadviescommissie is nog in behandeling. De Geschillenadviescommissie en de Klachtencommissie Ongewenste Omgangsvormen hebben geen zaken behandeld. Er zijn geen meldingen ingediend in het kader van de Klokkenluidersregeling.
Financiële ondersteuning studenten De Marnix Academie kent een Regeling Financiële Ondersteuning Studenten, zoals bedoeld in art. 7.51 WHW. De hierin voorgeschreven procedure kent twee onderscheiden aanvragen. De eerste is die van de erkenning van de aanspraak op financiële ondersteuning, zodra omstandigheden die daartoe zouden kunnen leiden zich voordoen. De tweede is het verzoek tot feitelijke toekenning van de ondersteuning. In 2013 is één gecombineerd verzoek tot erkenning en toekenning gedaan en ingewilligd.
Navolging Notitie Helderheid in bekostiging De notitie Helderheid in de bekostiging kent tien thema’s. Thema twee handelt over het investeren van publieke middelen in private activiteiten. De toepassing hiervan is dat de interne exploitatie-rekening van het Marnix Onderwijscentrum over 2013 is vastgesteld op door het CvB goedgekeurde grondslagen van interne verrekening. De interne grondslagen zijn in overeenstemming met het gestelde in de genoemde notitie en worden jaarlijks geëvalueerd. In 2013 zijn er geen publieke middelen aangewend voor private activiteiten. De overige negen thema’s zijn niet van toepassing op de hogeschool in 2013.
44
Treasurybeleid De treasurydoelstellingen van de Marnix Academie in termen van solvabiliteit, financieringsstructuur, liquiditeit en financiële risico’s zijn vastgelegd in een treasurystatuut. In 2013 is gewerkt volgens de vastgelegde methoden van liquiditeitsbeheer. Liquide middelen die niet direct nodig zijn worden op een korte termijn depositospaarrekening gezet bij ABN AMRO NV. In het kader van het risicomijdend beleggen en belenen maakt de Marnix Academie gebruik van een renteswap. Het renterisico betreft de verandering van het renteresultaat als gevolg van een stijging of daling van de geld- en/of kapitaalmarktrente en is een groot risico. De swap wordt ingezet om de variabele rente af te dekken met een vaste rente. De Marnix Academie maakt gebruik van kostprijs hedge accounting. Ultimo 2013 bedraagt de marktwaarde van de renteswap € 279.066 negatief. Er is geen sprake van overhedging.
45
Prestatieafspraken In 2012 hebben de instellingen voor hoger onderwijs, waaronder de Marnix Academie, prestatieafspraken gemaakt met de staatssecretaris van OCW ter verbetering van de kwaliteit van het onderwijs en het profileren van de instelling. De resultaten in 2013 op het punt van de kwaliteitsverbetering zijn opgenomen in deze tabel.
Uitval 1e jaar Bachelorrendement na 5 jaar Studentenoordeel (voltijdstudenten) Docenten met Master/PhD Onderwijsintensiteit (contacturen < 14) Ratio OP/OBP Tabel 20: Resultaten kwaliteitsverbetering
Nulmeting 2012
Realisatie 2013
Ambitie
31,3% 73,0% 83,7% 77,0% 0% 2,0
34,2% 71,5% 83,0% 84,0% 0% 2,0
30,0% 73,0 80,0% 82,0% 0% 2,0
Het terugdringen van de uitval van studenten in met name het eerste jaar wordt bemoeilijkt door het feit dat de eerstejaarsstudenten bij binnenkomst in de opleiding niet over het vereiste niveau beschikken. De aanscherping van de exameneisen in het voortgezet onderwijs en het mbo hebben vertraging opgelopen, waardoor hier op korte termijn ook nog geen effect op het uitvalpercentage is te verwachten. De oplopende cijfers voor uitval en het achterblijvende bachelorrendement zijn aanleiding tot maatregelen. In een benchmark in Interactumverband worden de cijfers en het effect van maatregelen vergeleken. Voor de uitvoering van plannen op het gebied van profilering heeft de Marnix Academie zich in het Center of Expertise Persoonlijk Meesterschap verbonden met andere instellingen op het terrein van lerarenopleidingen basisonderwijs. Daarnaast heeft de Marnix Academie activiteiten ontplooid om de plannen op het gebied van verdere profilering van de eigen instelling te realiseren.
46
In de prestatieafspraken is aangegeven dat er drie onderscheidende profielkenmerken van de instelling zijn te benoemen. Op elk van deze drie profielkenmerken heeft de hogeschool in het verslagjaar activiteiten verricht.
voortgaande professionalisering in het kader van leven lang leren verbinding met het beroepenveld de kwaliteit en identiteit
Het afgelopen jaar is het strategische beleidsplan opgesteld, getiteld Nieuwe Leer-kracht. Naast de medewerkers in de organisatie is het beroepenveld ook nauw betrokken geweest bij de formulering van het beleidsplan. Er hebben bijeenkomsten plaatsgevonden en het resultaat is besproken tijdens het overleg met de partnerscholen. In het afgelopen jaar is een nieuw deeltijdcurriculum ontwikkeld. Hierbij is gebruik gemaakt van de mogelijkheid een versneld traject met een studielast van 180 EC aan te bieden. De opleiding is specifiek bedoeld voor studenten die al een hbo- of wo-opleiding hebben afgerond. Dit programma komt tegemoet aan een vraag vanuit het werkveld. De verbinding met het beroepenveld is in het afgelopen jaar verder versterkt. Inmiddels maken 37 besturen met 327 scholen deel uit van het partnerschap. Voor de verdere versterking van het partnerschap is de subsidie Versterking samenwerking Lerarenopleidingen en scholen toegekend vanuit het ministerie. Deze subsidie zal worden ingezet om differentiatie in het partnerschap aan te brengen en een aantal specifieke onderwijsthema’s uit te diepen, waaronder ‘omgaan met verschillen’, begeleiding van beginnende leerkrachten etc. De Marnix Academie bouwt voortdurend verder aan het verder versterken van de kwaliteit van het onderwijsaanbod. In het verslagjaar zijn profielen ontwikkeld waar bachelorstudenten een keuze uit maken voor hun specialisatie. In een van deze profielen is specifiek de identiteit van de Marnix Academie opgenomen.
47
Verslag Raad van Toezicht De Raad van Toezicht bestaat uit zeven leden, die vanuit hun eigen maatschappelijke achtergrond een specifieke expertise inbrengen. Leden worden voor een periode van drie jaar benoemd, met de mogelijkheid van tweemaal verlenging met dezelfde termijn. Ten gevolge van de inwerkingtreding van de Code Goed Bestuur Hogescholen zal de benoemingsduur vanaf 2014 worden herzien. In verband met ziekte van de vicevoorzitter werd deze taak voor langere tijd waargenomen door Gerard Gerding. Aan het eind van het kalenderjaar hebben Geertjan Jellema en René van Harten afscheid genomen van de Raad. Vanuit de Raad is een auditcommissie gevormd, bestaande uit Geertjan Jellema en Gerard Gerding. De taken van een remuneratiecommissie worden binnen de Raad uitgeoefend door de voorzitter en vicevoorzitter. De leden van de Raad zijn onafhankelijk, zoals bedoeld in de Branchecode Governance HBO en de nieuwe Branchecode Goed Bestuur Hogescholen. De samenstelling van de Raad van Toezicht was in 2013 als volgt. Per
Naam
Aandachtsgedbied
Functie
2008 2007
Dhr. mr. drs. J.M. de Vries voorzitter Mw. A.A.B. Fischer vicevoorzitter
Overheidsbestuur Speciaal onderwijs / onderwijsachterstanden
2005
Dhr. G. Jellema MBA lid Auditcommissie
Financiën
Directeur MEE Nederland Bestuurder/directeur Stichting voor Christelijk Speciaal Onderwijs ’t Gooi e.o Portfoliomanager Syntrus Achmea
Dhr. R.C. van Harten MME
Onderwijsbestuur
Bestuurder/directeur Stichting Lek en IJssel
2011
Dhr. prof. dr. H.P. Meininger
2012
Dhr dr. G. Gerding lid Auditcommissie, wnd vicevoorzitter Mw. drs. A.W. Pastoor – van der Wijst
Levensbeschouwelijke identiteit Sociaal beleid en arbeidsverhoudingen Algemeen bestuurlijk / politiek
Emeritus bijzonder hoogleraar Godgeleerdheid VU Voorzitter Raad van Bestuur GemivaSVG
(tot en met 31-12-2013)
2007 (tot en met 31-12-2013)
2012
Tabel 21: Samenstelling Raad van Toezicht in 2013
48
Naam
Nevenfuncties
Dhr. mr. drs. J.M. de Vries
Lid raad van toezicht ROC Da Vinci College te Dordrecht Lid raad van toezicht NOS Lid raad van advies CAK Voorzitter raad van advies Stichting Meedoen Mogelijk Maken (Revalidatiefonds en Fonds Verstandelijk Gehandicapten) Vicevoorzitter Stichting ter bevordering van de christelijke pers in Nederland (dagblad Trouw) Bestuurslid Stichting Youth for Christ Nederland Voorzitter en jeugdouderling Hervormde Gemeente Goudriaan (PKN) Lid raad van advies Stichting Het Passion Lid raad van advies Wandafonds (stichting hulp aan Poolse spastische kinderen) Mw. A.A.B. Fischer Lid Raad van Toezicht Koninklijke Aurisgroep te Gouda Dhr. G. Jellema MBA Toezichthoudend lid Algemeen Bestuur Baarnsch Lyceum Baarn Dhr. R.C. van Harten MME Bestuurslid Nationaal Referentiecentrum Dyslexie (NRD) te Arnhem Bestuurslid Respo International te Zwolle Dhr. prof. dr. H.P. Meininger Bestuurslid Nationaal Referentiecentrum Dyslexie (NRD) te Arnhem Bestuurslid Respo International te Zwolle Dhr dr. G. Gerding Bestuurslid Coöperatie PGGM te Zeist lid Auditcommissie , Penningmeester Stichting Bestuur Wachtgeldverplichtingen, huurverplichtingen en wnd vicevoorzitter verplichtingen ESF te Utrecht Lid Raad van Toezicht Zonnehuisgroep Amstelland te Amstelveen lid Raad van Toezicht van Stichting Perspekt te Utrecht Mw. drs. A.W. Pastoor – van der Lid Raad van Toezicht Stichting Kennisnet Wijst Lid Raad van Toezicht Nationale Reisopera Tabel 22: Samenstelling Raad van Toezicht in 2013: nevenfuncties
Werkzaamheden In 2013 vergaderde de Raad van Toezicht zes keer met het College van Bestuur. In iedere vergadering is de Raad door middel van rapportages van het College van Bestuur geïnformeerd over ontwikkelingen in en rond de hogeschool. Belangrijke gespreksonderwerpen waren dit jaar: het strategisch Beleidsplan 2013/2016, de samenwerking met andere hogescholen, de kwaliteit van het onderwijs en onderzoek, nieuwe opleidingsvarianten in bachelor- en masteropleidingen, de Code Goed Bestuur Hogescholen en de implementatie daarvan, de geactualiseerde profielschets van de Raad van Toezicht en de invulling van het College van Bestuur ten gevolge van de langdurige ziekte van de voorzitter van het College Gerard Veerbeek. Zijn ziekte vroeg een extra inzet van Barbara de Kort, lid van het College van Bestuur. De Raad van Toezicht is haar daarvoor zeer erkentelijk. De Raad van Toezicht heeft in goed overleg met de
49
beide collegeleden wel gekozen voor een interim voorziening in de persoon van Joke Snippe. Barbara de Kort fungeert vanaf juni 2013 als waarnemend voorzitter van het College van Bestuur. De Raad heeft goedkeuring verleend aan de jaarrekening en het jaarverslag van 2012 en de begroting van 2014.
Naast reguliere agendapunten wordt regelmatig een thema besproken. In 2012 waren de thema’s: De digitale leer- en werkomgeving De wijzigingen in de Wet Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek
Op 26 april 2013 vond een gezamenlijke vergadering plaats van een afvaardiging van de Raad van Toezicht, het College van Bestuur en de Medezeggenschapsraad. Gespreksonderwerpen waren onder meer het Strategisch Beleidsplan, het e jaarverslag 2012 en het leren in de 21 eeuw. Dit jaar heeft de Raad een uitgebreide zelfevaluatie uitgevoerd. De bevindingen uit deze evaluatie zijn onder externe begeleiding besproken in de Raad en ook onderwerp van gesprek geweest met het College van Bestuur. De resultaten zullen ook worden meegenomen in de herziening van het Toezichtkader. Daarnaast heeft de Raad van Toezicht met instemming van het College van Bestuur en de Medezeggenschapsraad besloten tot het aanpassen van het profiel van de Raad. De Raad van Toezicht heeft er voor gekozen om daarin de koppeling van individuele leden aan een specifiek aandachtsgebied los te laten. De voor de Raad relevante aandachtsgebieden kunnen door een of meerdere leden van de Raad van Toezicht worden ingevuld. Daarnaast heeft de Raad van Toezicht besloten om slechts een van de twee vacatures op te vullen. De omvang van de Marnix Academie maakt het naar het oordeel van de Raad van Toezicht mogelijk om het aantal leden terug te brengen tot zes, wat ook de doelmatigheid ten goede komt. In de zomer van 2013 heeft de Raad meegewerkt aan een onderzoek naar het thema ‘Goed Bestuur’ van de Onderwijsinspectie. Dit onderzoek heeft geleid tot het rapport Intern toezicht op onderwijskwaliteit in het hoger onderwijs, een bijdrage aan de evaluatie van het wetstraject Versterking besturing, dat de Onderwijsinspectie eind 2013 heeft aangeboden aan de Tweede Kamer. De Marnix Academie heeft naar het oordeel van de Raad van Toezicht in 2013 op meerdere gebieden goede resultaten behaald. Opnieuw oordeelden onze studenten positief over ons onderwijs en vertaalde zich dat onder meer in een hogere instroom. De start van verschillende nieuwe post-hbo opleidingen is in de ogen van de Raad een uiting van de nauwe verbondenheid van de Marnix Academie met de beroepspraktijk. De studierendementen blijven voor de Raad
50
een belangrijk punt van aandacht. Dat is nodig om de financiële positie van de Marnix Academie gezond te houden. De continuïteit van de hogeschool is gebaat bij het periodiek herijken van de strategie. De Raad van Toezicht is daarom zeer tevreden over het nieuwe strategisch beleidsplan Nieuwe Leer-Kracht. Daarin toont de Marnix Academie visie op de toekomst van het beroep van de leerkracht en kiest de Marnix Academie voor een blijvend onderscheidend profiel. De Raad van Toezicht heeft veel waardering voor de wijze waarop het College van Bestuur tot het nieuwe strategisch beleidsplan is gekomen: in partnerschap, zoals al het onderwijs en onderzoek is ingericht. Het onderwijs en onderzoek van de Marnix Academie is een coproductie van studenten, medewerkers en samenwerkingspartners. De Raad van Toezicht dankt hen allen voor hun inzet en betrokkenheid in het afgelopen jaar.
Bezoldiging De inwerkingtreding van de Wet Normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector heeft niet geleid tot een wijziging van de bezoldiging van de leden van de Raad. De bedragen, die aan de leden van de Raad van Toezicht zijn uitbetaald, staan vermeld in de Jaarrekening.
51
Het jaar in cijfers
52
Kerncijfers Totale baten Totale lasten Exploitatieresultaat Eigen vermogen Totale vermogen Solvabiliteitsratio Currentratio Weerstandsvermogen Rijksbijdragen / totale baten Personele lasten / totale baten Materiële lasten / totale lasten Totale lasten / aantal studenten Personele lasten / aantal studenten Materiële lasten / aantal studenten Aantal studenten Totaal ingeschreven op 1 oktober Personeel in dienst Opleidingspersoneel Ondersteunend personeel Totaal fte Totaal aantal werknemers Tabel 23: Kerncijfers 2013
2013
2012
2011
2010
2009 (*)
2008 (*)
2007 (*)
13.847 13.846 1 4.537 11.244 40,3% 0.71 40,3% 63,1% 71,9% 28,1% 8.732 6.281 2.451
13.096 13.089 7 4.535 9.910 45,8% 0.57 45,8% 63,0% 69,5% 30,5% 10.258 7.134 3.124
12.807 12.506 301 4.528 11.266 40,2% 0.85 40,2% 62,5% 70,4% 29,6% 9.801 6.903 2.897
12.086 11.792 294 4.230 11.623 36,4% 0.75 36,4% 65,6% 71,0% 29,0% 9.904 7.028 2.876
12.697 13.086 -543 3.941 10.873 36,2% 0.62 36,2% 67,9% 65,6% 34,5% 12.196 7.995 4.201
12.762 12.723 39 4.386 11.955 36,7% 0.63 36,7% 71,2% 67,8% 32,2% 10.779 7.303 3.476
11.908 12.472 -564 4.541 12.170 37,3% 0.56 37,3% 66,6% 64,5% 35,5% 9.799 6.318 3.481
1.560
1.336
1.276
1.177
1.073
1.156
1.274
80,4 37,1
75,2 36,5
71,8 37,4
68,9 37,1
64,5 44,7
69,2 43,3
67,5 42,5
117,5 157
111,7 150
109,2 149
106,0 140
109,2 145
112,5 153
110,0 148
53
Balans per 31 december 2013 (na resultaatbestemming) x € 1.000
2013
1.2
Vaste activa Materiële vaste activa
2012
8.103
8.182 8.103
1.5 1.7
2.1
54
Vlottende activa Vorderingen Liquide middelen
Eigen vermogen Eigen vermogen
1.929 1.212
8.182
1.000 728 3.141
1.728
11.244
9.910
4.536
4.535 4.536
4.535
136
159
2.4
Voorzieningen
2.5
Langlopende schulden
2.088
2.204
2.6
Kortlopende schulden
4.484
3.011
11.244
9.910
Staat van baten en lasten over 2013 x € 1.000 Baten 3.1 3.2 3.3 3.4
Rijksbijdragen Collegegelden Baten werk i.o.v. derden Overige baten
2013
Begroting 2013
8.740 2.347 2.209 551
Totaal baten
2012
8.513 2.298 2.100 287
13.847
8.122 2.312 2.062 600
13.198
13.096
Lasten 4.1 4.2 4.3 4.4
Personeelslasten Afschrijvingen Huisvestingslasten Overige lasten
9.798 852 743 2.341
Totaal lasten Saldo baten en lasten 5.0
Financiële baten en lasten
9.098 915 708 2.227
9.149 796 740 2.318
13.734
12.948
13.004
113
250
92
112
75
85
112
75
85
Resultaat
1
175
7
Nettoresultaat
1
175
7
55
Kasstroomoverzicht over 2013 Kasstroom uit operationele activiteiten x € 1.000 Saldo baten en lasten Gecorrigeerd voor: Afschrijvingen Mutatie bestemmingsreserve Mutatie voorzieningen Veranderingen in vlottende middelen Vorderingen Schulden
2013 113
92
851 -23
796 -33 941
-929 1.473
Kasstroom uit bedrijfsoperaties Ontvangen interest Betaalde interest
2012
544
63
1.485
918
4 -117
Totaal operationele activiteiten
855 385 -322
30 -115 -113
-85
1.372
833
Kasstroom uit investeringsactiviteiten Investering materiële vaste activa
-772
Totaal investeringsactiviteiten
-737 -772
-737
-772
-737
Kasstroom uit financieringsactiviteiten Aflossing langlopende schulden Mutatie liquide middelen
56
-116
-1.008 484
-912
Toelichting behorende bij de jaarrekening 2013 Juridische vorm en voornaamste activiteiten De organisatie is een stichting; de voornaamste activiteiten van de stichting bestaan uit kennisoverdracht aan studenten in het Hoger Beroepsonderwijs.
Toegepaste standaarden De jaarrekening is opgesteld volgens de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. In deze regeling is bepaald dat de bepalingen van Titel 9 Boek 2 BW en de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (in het bijzonder RJ 660 Onderwijsinstellingen) van toepassing zijn en met inachtneming van de daarin aangeduide uitzonderingen. De grondslagen die worden toegepast voor de waardering van activa en passiva en de resultaat-bepaling zijn gebaseerd op historische kosten.
Grondslagen voor de waardering van activa en passiva en de resultaatbepaling. Voor zover niet anders is vermeld, worden activa en passiva opgenomen tegen historische kostprijs. Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar de organisatie zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. De opbrengsten en kosten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben.
Gebruik van schattingen De jaarrekening wordt gepresenteerd in euro’s, de functionele valuta van de organisatie. Alle financiële informatie in euro’s is afgerond op het dichtstbijzijnde duizendtal. De opstelling van de jaarrekening vereist dat het management oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De
57
schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft.
Financiële instrumenten Financiële instrumenten Financiële instrumenten omvatten investeringen in vorderingen, geldmiddelen, leningen en overige financieringsverplichtingen, schulden en overige te betalen posten. Financiële instrumenten omvatten tevens in contracten besloten afgeleide financiële instrumenten (derivaten). Deze derivaten worden niet gesepareerd van het basiscontract en daarom in overeenstemming met het basiscontract verwerkt. Financiële instrumenten worden bij de eerste opname verwerkt tegen reële waarde. Indien instrumenten niet zijn gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening maken eventuele direct toerekenbare transactiekosten deel uit van de eerste waardering. Na de eerste opname worden financiële instrumenten op de hierna beschreven manier gewaardeerd. Overige financiële verplichtingen Financiële verplichtingen die geen deel uitmaken van een handelsportefeuille worden tegen geamortiseerde kostprijs gewaardeerd op basis van de effectieve rentemethode. Voor afgeleide instrumenten wordt kostprijs hedge accounting toegepast, waarbij eerste waardering plaatsvindt tegen reële waarde. Zolang het afgeleide instrument betrekking heeft op afdekking van het specifieke risico van toekomstige transactie die naar verwachting zal plaatsvinden, vindt geen herwaardering van dit instrument plaats. Zodra de verwachte toekomstige transactie leidt tot verantwoording in de winst-en-verliesrekening, wordt de met het afgeleide instrument samenhangende winst of het met het afgeleide instrument samenhangende verlies in de winst-enverliesrekening verwerkt. Indien de afgedekte positie van een verwachte toekomstige transactie leidt tot de opname in de balans van een niet financieel actief past de onderneming de kostprijs van dit actief aan met de afdekkingsresultaten die nog niet in de winst-en-verliesrekening zijn verwerkt.
58
Materiële vaste activa De gebouwen en terreinen, inventaris en apparatuur, andere vaste bedrijfsmiddelen, materiële vaste bedrijfsactiva in uitvoering en vooruitbetalingen op materiële vaste activa worden gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs verminderd met de cumulatieve afschrijvingen. De afschrijvingen worden berekend als een percentage over de aanschafprijs volgens de lineaire methode op basis van de economische levensduur. Op terreinen, materiële vaste bedrijfsactiva in uitvoering en vooruitbetalingen op materiële vaste activa wordt niet afgeschreven. De volgende afschrijvingspercentages worden hierbij gehanteerd: Gebouwen Renovaties Elektrische installaties ICT infrastructuur Inventaris en apparatuur ICT en audiovisuele middelen
2,5 6,67 6,67 10 10 20
Onderhoudsuitgaven worden slechts geactiveerd indien zij de gebruiksduur van het object verlengen. Voorts wordt een deel van de rente op schulden over het tijdvak van vervaardiging aan de vervaardigingsprijs toegerekend.
Vorderingen Vorderingen worden gewaardeerd op de geamortiseerde kostprijs onder aftrek van een voorziening voor oninbaarheid. Voorzieningen worden bepaald op basis van individuele beoordeling van de inbaarheid van de vorderingen.
Eigen vermogen Onder het eigen vermogen worden de algemene reserves en de bestemmingsreserves gepresenteerd. De algemene reserve bestaat uit de reserves die ter vrije beschikking staan van het Bestuur. Indien een beperktere bestedingsmogelijkheid door de organisatie is aangebracht, dan is het aldus afgezonderde deel van het eigen vermogen aangeduid als bestemmingsreserve.
59
Voorzieningen Onder de voorzieningen worden de personele voorzieningen en de overige voorzieningen gepresenteerd. Tenzij anders aangegeven worden de voorzieningen opgenomen tegen de historische kostprijs. Toevoegingen aan voorzieningen vinden plaats ten laste van de staat van baten en lasten. Uitgaven vinden rechtstreeks plaats ten laste van de voorzieningen. Een voorziening in verband met verplichtingen als bedoeld in artikel 2:374 lid 1, eerste volzin BW wordt uitsluitend opgenomen indien op de balansdatum aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: a. b. c.
de rechtspersoon heeft een verplichting (in rechte afdwingbaar of feitelijk); het is waarschijnlijk dat voor de afwikkeling van die verplichting een uitstroom van middelen noodzakelijk is; en er kan een betrouwbare schatting worden gemaakt van de omvang van de verplichting.
Langlopende schulden Schulden met een resterende looptijd van meer dan één jaar worden aangeduid als langlopend. Het aflossingsbedrag van het lopende jaar wordt onder de kortlopende schulden opgenomen. Schulden worden gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs.
Kortlopende schulden Schulden met een op balansdatum resterende looptijd van ten hoogste één jaar worden aangeduid als kortlopend. Schulden worden niet gesaldeerd met activa. Schulden worden gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs. Overlopende passiva betreffen vooruitontvangen bedragen (waaronder geoormerkte bijdragen) en nog te betalen bedragen ter zake van lasten die aan een verstreken periode zijn toegekend. Van bedragen die voor meerdere jaren beschikbaar zijn gesteld, wordt het nog niet bestede gedeelte op deze post aangehouden. Vrijval ten gunste van de staat van baten en lasten geschiedt naar rato van de besteding.
Personeelsbeloningen/pensioenen Pensioenregeling Voor de medewerkers van de organisatie is een pensioenregeling getroffen die kwalificeert als een toegezegde pensioenregeling. Deze pensioenregeling is ondergebracht bij een bedrijfstakpensioenfonds (ABP) en wordt – overeenkomstig de RJ – in de jaarrekening verwerkt als toegezegde bijdrageregeling. Dit betekent dat de over het boekjaar verschuldigde premies als kosten worden verantwoord. De risico’s van loonontwikkeling, prijsindexatie en beleggingsrendement op het fondsvermogen zullen mogelijk leiden tot toekomstige aanpassingen in de jaarlijkse
60
bijdragen aan het pensioenfonds. Deze risico’s komen niet tot uitdrukking in een in de balans opgenomen voorziening. Informatie over eventuele tekorten en de gevolgen hiervan voor Marnix Academie voor de pensioenpremies in de toekomstige jaren is niet beschikbaar. De dekkingsgraad van het ABP Pensioenfonds bedraagt per 31 maart 2014 106,1%.
Rijksbijdragen, overige overheidsbijdragen en -subsidies Rijksbijdragen, overige overheidsbijdragen en -subsidies uit hoofde van de basisbekostiging worden in het jaar waarop de toekenning betrekking heeft, volledig verwerkt als baten in de staat van baten en lasten. Indien deze opbrengsten betrekking hebben op een specifiek doel, dan worden deze naar rato van de verrichte werkzaamheden als baten verantwoord.
Collegegelden De collegegelden worden toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben, waarbij ervan uitgegaan is dat reguliere onderwijs- en onderzoekstaken gelijkmatig over het studiejaar zijn gespreid.
Baten werk in opdracht van derden Opbrengsten uit hoofde van werk in opdracht van derden (contractonderwijs, contractonderzoek en overige) worden in de staat van baten en lasten als baten opgenomen voor een bedrag gelijk aan de kosten indien zeker is dat deze kosten declarabel zijn. Een eventueel positief resultaat wordt genomen naar rato van het stadium van voltooiing van de transactie op verslagdatum (de zogeheten percentage of completion methode). Het stadium van voltooiing wordt bepaald aan de hand van beoordelingen van de verrichte werkzaamheden. Voor een eventueel verwacht negatief resultaat wordt een voorziening getroffen die is gepresenteerd als voorziening verlieslatende contracten.
Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld op basis van de indirecte methode.
Nummering in de jaarrekening De hoofdposten zijn doorlopend genummerd vanaf 1. De hoofdposten worden toegelicht in aparte hoofdstukken. De nummering van de hoofdstukken correspondeert met de nummering van de hoofdposten. Binnen de hoofdposten worden aparte regels toegevoegd. De nummering van deze financiële regels corresponderen met de nummering, zoals deze is voorgeschreven in het elektronische jaarverslag van het Ministerie van OCW.
61
Materiële vaste activa Het verloop van de materiële vaste activa is als volgt weer te geven: x € 1.000 Stand per 1 januari 2013: Aanschafprijs Cum. afschrijvingen
1.2.1 Gebouwen en terreinen
1.2.2 Inventaris en apparatuur
Totaal
13.043 5.573
4.991 4.278
18.034 9.851
7.470
713
8.183
Mutaties in de boekwaarde: Investeringen Desinvesteringen Afschrijvingen
240 -33 -602
565 -250
805 -33 -852
Saldo
-395
315
-80
13.283 6.208
5.556 4.528
18.839 10.736
7.075
1.028
8.103
Boekwaarde
Stand per 31 december 2013: Aanschafprijs Cum. afschrijvingen Boekwaarde
De actuele waarde van de bedrijfsgebouwen en -terreinen is door onafhankelijke taxateurs getaxeerd op € 13.800.000 (peildatum 23 mei 2008). In 2016 zal het pand opnieuw getaxeerd worden ten behoeve van de verzekerde waarde. De jaarlijkse indexering van de verzekerde waarde van de gebouwen en terreinen bedraagt 1,3% De verzekerde waarde van de gebouwen is € 14.957.216 (peildatum 01-01-2014). De OZB-waarde van de gebouwen en terreinen is € 5.219.000 (peildatum 01-01-2013). De investeringen in 2013 in apparatuur en inventaris betroffen voornamelijk vervangingsinvesteringen in IT middelen en software.
62
Vorderingen 1.5.1 1.5.4
x € 1.000 Debiteuren Vorderingen op studenten
2013
2012
1.511 -
308 5 1.511
1.5.5
Overige vorderingen Vooruitbetaalde kosten
236 26
1.5.6 1.5.9
Overlopende activa Af: voorzieningen wegens oninbaarheid
177 -21
313 256 57
262
313 395 -21
156 374
374 627
1.929
1.000
Het verloop van de voorziening wegens oninbaarheid is als volgt: x € 1.000
1.5.9
2013
2012
Stand per 1 januari Onttrekking Dotatie Vrijval
21 0 0 0
19 -1 3 0
Stand per 31 december
21
21
63
Debiteuren Vanaf 2013 worden de termijnbedragen van de collegegelden als debiteurenvordering opgenomen. Ultimo 2013 bedroeg het studentendebiteurensaldo ruim € 1.100.000. Van de overige debiteuren stond € 50.000 langer dan 90 dagen open. Het resterende saldo van € 360.000 is minder dan 60 dagen oud.
Overige vorderingen en vooruitbetaalde kosten Onder de post overige vorderingen is € 236.000 opgenomen. Dit betreft het bedrag dat door het Steunfonds is toegezegd tot en met 2013. Deze post wordt in 2014 door het Steunfonds geheel afgelost. De vooruitbetaalde kosten betreffen voornamelijk crediteurenbetalingen in 2013 waarvan de kosten horen bij 2014.
64
Liquide middelen 1.7.1 1.7.2
x € 1.000
2013
2012
Kasmiddelen Tegoeden op bankrekeningen
0 1.212
1 727
1.212
728
De liquide middelen zijn vrij besteedbaar. Ultimo 2013 stond van de beschikbare liquide middelen € 107.275 op een ondernemers Top Deposito rekening bij de ABN AMRO NV., waarvan het saldo per dag opneembaar is. De current ratio bedroeg ultimo 2013 0,71 tegen 0,57 in 2012. De verbetering is het gevolg van de toegenomen vrij beschikbare liquide middelen en de afname van de kortlopende schulden. De current ratio beweegt zich daarmee tussen de signaleringsgrenzen van 0,5 – 1,5 die door de Commissie Don als acceptabel worden beschouwd. In 2014 zijn maatregelen genomen om de liquiditeit verder te verbeteren en daardoor zal de current ratio op het gewenste niveau van 1,0 komen.
65
Eigen vermogen Stand per 1 januari 2013
Resultaat
Overige mutaties
Stand per 31 december 2013
x € 1.000
2.1.2 2.1.3
Algemene reserve Algemene reserve Bestemmingsreserve Reserve tbv langdurige ziekte Reserve tbv student-voorzieningen Totaal
4.513
1
-200
4.314
-22
---
200 --
200 22
4.535
1
--
4.536
In 2013 is ten laste van de algemene reserve een bestemmingsreserve van € 200.000 gevormd voor vervanging in geval van langdurige ziekte. De grondslag voor de reserve is bepaald door het aantal langdurige ziektegevallen over de afgelopen vijf jaar te herleiden tot een percentage. Voor 2013 komt dit percentage uit op 2,5%. De bestemmingsreserve voor langdurige ziekte voor 2013 bedraagt daarom 2,5% van de totale personele last in 2013. De bestemmingsreserve studentvoorzieningen is gevormd ten behoeve van de studenten, die om moverende redenen een beroep doen op de reserve aangaande collegegeldverplichtingen. De reserve heeft een beperkte bestedingsmogelijkheid en wordt daarom aangemerkt als een bestemmingsreserve. In het eigen vermogen is het resultaat van 2013, vooruitlopend op de resultaatsbestemming over 2013, opgenomen in de algemene reserve, die daarmee uitkomt op € 4.311.794 na de vorming van de bovengenoemde reserve. Het aandeel van het eigen vermogen van de Stichting ten opzichte van het totale vermogen komt daarmee op 40,3% (2012: 45,8%). De teruggang van het percentage wordt geheel veroorzaakt door het toegenomen balanstotaal.
66
Voorzieningen Het verloop van de voorzieningen kan als volgt worden weergegeven: x € 1.000
2.3.1 2.3.3 Personeelsvoorzieningen Overige voorzieningen
Stand per 1 januari 2013 Dotaties Onttrekkingen
Totaal
159 25 -48
----
159 25 -48
136
0
136
Stand per 31 december 2013
Kortlopend deel < 1 jaar Langlopend deel >1 jaar
37 99
Personeelsvoorziening De personeelsvoorziening is gevormd voor jubilea van het personeel in de toekomst. De voorziening voor persoonlijke ontwikkeling is door veranderde afspraken met de cao partijen in 2013 opgeheven.
67
Langlopende schulden 2.4.3 ABN AMRO
Totaal
x € 1.000 Stand per 1 januari 2013 Aflossingen 2013
2.204 116
2.204 116
2.088
2.088
Stand per 31 december 2013
Looptijd < 1 jaar Looptijd 1-5 jaar Looptijd > 5 jaar Rentevoet
116 464 1.508 5,724%
De verstrekte zekerheden zijn toegelicht onder schulden aan kredietinstellingen onder kortlopende schulden.
68
Kortlopende schulden 2013
x € 1.000 2.6.1 2.6.3 2.6.4
Kredietinstellingen Crediteuren Verbonden partijen
116 638 --
2.6.6 2.6.7
Belastingen en premies sociale verzekeringen Schulden terzake van pensioenen
384 137
2012 116 444 33 754
2.6.8 2.6.9
Overige kortlopende schulden Overlopende passiva
593 408 120
521 152 3.057
528 546 1.344
4.484
3.011
Kredietinstellingen De stichting heeft bij ABN AMRO NV in 2006 een langlopende lening afgesloten van € 2.900.000. De looptijd van de lening is 25 jaar. Het rentepercentage van de langlopende lening is gebaseerd op het tarief van de 3-maands Euribor plus een opslag van 0,50%. Het renterisico is voor de periode 1 januari 2008 tot en met 2 januari 2018 afgedekt door middel van een renteswap, waarmee het rentepercentage van de lening uitkomt op 5,74% in 2013 (2012: 5,15%). De waarde van de renteswap bedraagt ultimo 2013 € 279.066 negatief (2012: € 326.610 negatief). De kortlopende schulden hebben betrekking op de volgende posten:
Vooruit gefactureerde omzet Marnix onderwijscentrum; Nog te betalen stagevergoeding aan partnerscholen ; Nog te betalen kosten over 2013; Rentekosten langlopende leningen 4e kwartaal 2013;
69
De overlopende passiva hebben betrekking op de volgende posten:
70
Nog te betalen vakantietoeslag; Niet opgenomen verlofuren; Vooruit ontvangen gelden van studenten; Ontvangen subsidiegelden; Vooruit ontvangen collegegelden studiejaar 2013 – 2014.
Niet in de balans opgenomen verplichtingen Financiële instrumenten Algemeen Voor de medewerkers van de organisatie is een pensioenregeling getroffen die kwalificeert als een toegezegde pensioenregeling. Deze pensioenregeling is ondergebracht bij een bedrijfstakpensioenfonds (ABP) en wordt – overeenkomstig de RJ – in de jaarrekening verwerkt als toegezegde bijdrageregeling. Dit betekent dat de over het boekjaar verschuldigde premies als kosten worden verantwoord. De risico’s van loonontwikkeling, prijsindexatie en beleggingsrendement op het fondsvermogen zullen mogelijk leiden tot toekomstige aanpassingen in de jaarlijkse bijdragen aan het pensioenfonds. Deze risico’s komen niet tot uitdrukking in een in de balans opgenomen voorziening. Informatie over eventuele tekorten en de gevolgen hiervan voor Marnix Academie voor de pensioenpremies in de toekomstige jaren is niet beschikbaar. De Stichting PC HBO Utrecht heeft bij de ABN AMRO NV in 2006 een langlopende lening afgesloten van € 2.900.000. De looptijd van de lening is 25 jaar. Het renterisico is voor de periode 1 januari 2008 tot en met 2 januari 2018 afgedekt met renteswaps, waarmee het rentepercentage van de lening uitkomst op gemiddeld 5% per jaar. De contractwaarde van deze swap is een indicatie van de mate waarin van financiële instrumenten gebruik wordt gemaakt en niet van het bedrag van de krediet- of marktrisico’s. De Stichting handelt niet in afgeleide financiële instrumenten. In het treasurystatuut van de Stichting zijn procedures opgenomen waaraan voldaan moet worden bij het aangaan van afgeleide financiële instrumenten. De omvang en marktwaarde van de swap zijn toegelicht bij 23.1 Kredietinstellingen. Kredietrisico De vorderingen bestaan grotendeels uit studenten, deelnemers en cursisten. De Stichting heeft regels en procedures opgesteld waaraan de studenten, deelnemers en cursisten moeten voldoen met betrekking tot betaling van college en cursusgelden. Renterisico Het renterisico is beperkt tot eventuele veranderingen in de marktwaarde van opgenomen en uitgegeven leningen. De opgenomen lening heeft een variabele rente waarvan het renterisico is afgedekt door middel van een renteswap. Marktwaarderisico De marktwaarde van de meeste in de balans verantwoorde financiële instrumenten, waaronder vorderingen, liquide middelen en kortlopende schulden benadert de boekwaarde ervan.
71
Meerjarige financiële verplichtingen Er zijn langlopende onvoorwaardelijke verplichtingen aangegaan ter zake van operationele leasing ten aanzien van de printers. De verplichtingen die hieruit voortvloeien bedragen voor 2013 € 48.200 (2012: € 94.449). De Stichting is eigenrisicodrager voor de WIA, hetgeen tot gevolg heeft dat het risico voor de lasten van de WGAuitkeringen gedurende een periode van 10 jaar het eigenrisicodragerschap door de Stichting wordt gedragen.
72
Rijksbijdragen 2013
Begroting 2013
2012
x € 1.000 3.1.1
Rijksbijdrage OCW
3.1.2
Overige OCW subsidies Geoormerkte OCW subsidies Niet-geoormerkte OCW subsidies
8.213
8.090
7.694
495 32
410 13
410 18
8.740
8.513
8.122
Kenmerk
Omschrijving
Datum
486050-01
Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen 2012-2013 Regeling tegemoetkoming kosten opleidings- scholen 2013 -2014 Regeling verankering academische opleidingsschool 2012-2016 Versterking samenwerking leraren- opleiding en scholen 2013
01-10-2012
€ 340
€ 170
€ 170
€ 340
€0
€0
01-10-2013
€ 510
0
€ 255
€0
€ 255
€ 255
26-03-2013
€ 70
€ 30
€ 70
€ 82
€ 18
€ 18
18-12-2013
€ 400
€0
€ 400
€0
€ 400
€ 400
€ 1.320
€ 200
€ 895
€ 422
€ 673
€ 673
486050-01
804AO – 38883
592752-1
Totaal
Bedrag toewijzing x € 1.000
Saldo 01-01-2013 X € 1.000
Ontvangst verslagjaar X € 1.000
Kosten in verslagjaar X € 1.000
Saldo 31-12-2013 X € 1.000
Nog te besteden ultimo 2013 X € 1.000
73
Collegegelden 3.3.3
x € 1.000
2013
Begroting 2013
2012
Collegegelden sector HBO
2.347
2.298
2.312
Baten werk in opdrachten van derden x € 1.000 3.3
2013
Contractonderwijs
Begroting 2013 2.209
2012
2.100
2.062
Overige baten x € 1.000 3.4.2 3.4.3 3.4.4 3.4.5 3.4.6 3.4.7 3.4.8
74
Verhuur Detachering personeel Bijdrage Steunfonds Opbrengst Lectoraat Overige subsidies Overige opbrengsten Eenmalige baten
2013
Begroting 2013
27 49 65 54 163 51 142
28 50 65 50 57 38 --
2012 48 12 60 73 167 41 199
551
287
600
De post overige subsidies bestaat uit ontvangen subsidies van Nuffic/Socrates van € 90.556, het Center of Expertise (Persoonlijk Meesterschap) van € 64.245 en enkele kleinere subsidies. Onder de post overige opbrengsten zijn naast de opbrengsten van het voortraject, ook de opbrengsten van de minor voor bewegingsonderwijs en de doorbelaste kosten aan Penta Nova. De éénmalige baten betreffen de eerste uitkering uit het Waarborgfonds van € 94.738, vrijval van de loonheffing uit december 2010 van € 38.159 en de terugbetaling van een IVA uitkering uit 2010 ter grootte van € 9.563
75
Personeelslasten x € 1.000 4.1.1 4.1.2 4.1.2
Brutolonen en salarissen Sociale lasten Pensioenpremies
2013 6.337 791 1.027
Lonen en salarissen Dotatie personele voorzieningen Personeel niet in Loondienst
4.1.3 4.1.4
76
Overige personele lasten Af: uitkeringen
Begroting 2013 6.075 818 975 8.155
2012 6.116 770 905
7.868
7.791
25
25
35
1.335
906
950
1.360 319 -36
931 334 -35
985 416 -42
9.798
9.098
9.149
Afschrijvingen op immateriële en materiële vaste activa x € 1.000 4.2
Materiële vaste activa
2013
Begroting 2013
2012
852
915
796
852
915
796
77
Huisvestingslasten x € 1.000
2013
Begroting 2013
4.3.1
Huur
26
4.3.2
Verzekeringen
24
21
20
4.3.3
Inventaris en apparatuur
276
240
305
4.3.4
Energie en water
136
125
114
4.3.5
Heffingen
4.3.6
Schoonmaakkosten
4.3.7
Overige huisvestingslasten
17
2012 16
30
33
29
194
173
157
57
100
100
743
708
740
In 2013 zijn de kosten en de opbrengsten van het bedrijfsrestaurant uitgesplitst over meerdere posten van de huisvestingslasten. Voor een goede vergelijking zijn de cijfers van 2012 daarom aangepast.
78
Overige instellingslasten x € 1.000 4.4.1 4.4.2 4.4.9 4.4.1 0
2013
Begroting 2013
2012
Administratie- en beheerskosten Onderzoek en ontwikkeling Studentvoorzieningen Dotatie voorziening
1.131 909 301 --
2.341
1.080 783 359
1.168 827 321
5
3
2.227
2.318
In de jaarrekening over 2013 zijn de kosten van onderzoek en ontwikkeling apart opgenomen. Tot en met 2012 vielen deze kosten onder de administratie- en beheerkosten. De cateringkosten voor de eigen organisatie in 2013 zijn opgenomen onder de administratie- en beheerskosten in plaats van onder de huisvestingskosten. De incidentele baten en – lasten zijn vanaf 2013 opgenomen onder de overige baten. De cijfers van 2012 zijn daarom voor vergelijkingsdoeleinden aangepast.
Financiële baten en lasten 2013
x € 1.000 5.1.1 5.2.1
Rentebaten Rentelasten
Begroting 2013
2012
-4 116
-25 100
-30 115
112
75
85
79
Honoraria van de accountant x € 1.000
Onderzoek van de jaarrekening Andere controleopdrachten Adviesdiensten op fiscaal terrein Andere niet controlediensten
80
KPMG Accountants N.V. 2013
KPMG Accountants N.V. 2012
53 17 0 0
40 7 0 0
70
47
Bezoldiging van bestuurders en toezichthouders Functie
Voorzitter CvB Lid CvB Lid CvB interim Voorzitter RvT Lid RvT, vicevoorzitter Lid RvT, lid fin. audit- commissie Lid RvT, lid fin. audit- commissie Lid RvT Lid RvT Lid RvT
Voorzitters clausule van toepassing Ja Nee Nee Ja Nee
Naam
Ingangsdatum dienstverband
Veerbeek, G.J. Kort de, B.E. Snippe, J. Vries de, J. Fischer, A.A.B.
01-06-2009 01-11-1994 01-09-2013 01-01-2008 01-01-2007
31-12-2015 31-12-2014
Nee
Gerding, G.
01-01-2012
Nee
Jellema, G.
Nee
Harten van, M.M.E. Pastoor, A.W. Meininger, H.P.
Nee Nee
Einddatum dienstverband
Omvang dienstverband
Bruto salaris in €
1,0 fte 1,0 fte n.v.t. n.v.t.
115.392 104.910 64.395 6.100 4.300
31-12-2019
n.v.t.
01-01-2006
31-12-2013
01-01-2007 01-01-2013 01-01-2013
Belastbare vaste en variabele onkostenvergoeding 3.750 3.750 --
Pensioen premie werkgever 23.838 18.481 --
Uitkering wegens beëindiging dienstverband n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
Motivatie overschrijding van de norm n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
4.300
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
4.300
n.v.t.
n.v.t.
31-12-2013
n.v.t.
3.400
n.v.t.
n.v.t.
31-12-2020 31-12-2020
n.v.t. n.v.t.
3.400 3.400
n.v.t. n.v.t.
n.v.t. n.v.t.
In verband met de langdurige ziekte van de voorzitter van het College van Bestuur heeft de Raad van Toezicht besloten om in 2013 mevrouw dr. J. Snippe MBA als interim lid toe te voegen aan het College van Bestuur. Mevrouw Snippe neemt de taken van de heer Veerbeek waar.
81
Verklaring van de accountant
82
Lerarenopleiding basisonderwijs Vogelsanglaan 1 Utrecht | Postbus 85002 3508 AA Utrecht 030 275 34 00 |
[email protected] | www.marnixacademie.nl