VOLWASSENENONDERWIJS Organisatie:
modulaire opleiding
Onderwijsvorm:
Secundair onderwijs
Niveau:
TSO
Graad:
derde graad
Studiegebied:
TOERISME
Opleiding:
TOERISME EN ONTHAAL
Modules:
A Onthaal Aa Public relations Aa1 Etiquette en omgansvormen (60 lt) Aa2 Relationele vaardigheden (60 lt) Aa3 Verkooptechnieken (60 lt) Ab Communicatie Ab2 Franse communicatie en onthaal (60 lt) Ab3 Engelse communicatie en onthaal (60 lt) Ab4b Spaanse communicatie en onthaal 1 (60 lt) Ab5b Spaanse communicatie en onthaal 2 (60 lt)
B Administratie (120 lt) C Toerisme (240 lt) Nummer GO
2004/644M (vervangt 2003/608M)
Nummer Inspectie:
03-04/1127/G (vervangt 02-03/657/G)
Leerplan Toerisme en Onthaal Module “Onthaal” Submodules Aa Public relations Aa1 Etiquette en omgangsvormen (60 lt) Aa2 Relationele vaardigheden (60 lt) Aa3 Verkooptechnieken (60 lt)
Ab Communicatie Ab2 Franse communicatie en onthaal (60 lt) Ab3 Engelse communicatie en onthaal (60 lt) Ab4b Spaanse communicatie en onthaal 1 (60 lt) Ab5b Spaanse communicatie en onthaal 2 (60 lt)
1
Leertraject
2
MODULE Aa1 Etiquette en omgangsvormen (60 Lt) VISIE In de hedendaagse maatschappij zijn personen in een baliefunctie of een functie in het toerisme het eerste contact tussen de firma en het bedrijf. Veel van de afgestudeerden zullen in contact komen met personen die een bijzondere behandeling verwachten, bijvoorbeeld bekende personen, ambassadeurs en leden van de koninklijke familie. Op dat moment is het van cruciaal belang dat zij de juiste etiquetteregels en protocolregels toepassen om het vlotte verloop van dat bezoek te garanderen. In de module Etiquette en omgangsvormen ligt de nadruk op het aanleren van een aantal basisbegrippen en vaardigheden die moeten bijdragen tot een vlotte houding. Belangstelling voor waarden en cultuurgebonden elementen van anderen dienen centraal te staan. In deze studierichting is een openheid ten aanzien van anderen en de ontwikkeling van een technische bagage van groot belang.
BEGINSITUATIE Vermits de cursisten uit sterk uiteenlopende studierichtingen komen, wordt geen intrinsieke ‘technische’ voorkennis van etiquette en omgangsvormen verondersteld. Er mag wel op gerekend worden dat zij zich de nodige communicatieve ontvankelijkheid eigen gemaakt hebben en een bereidheid vertonen om een basisterminologie te verwerven. Vooraleer aan concrete toepassingen kan worden gedacht, moeten de cursisten dus eerst een theoretische kennis verwerven op het domein van etiquette en omgangsvormen. Indien de cursisten reeds voorkennis hebben omtrent het vak, volstaat een doelgerichte herhaling en kan men sneller anticiperen op de specifieke behoeften. De cursisten vertonen belangstelling voor zinvolle vrijetijdsbesteding en sociale contacten. Ze zijn flexibel qua mentaliteit en gedrag. De cursisten beschikken reeds over een elementaire kennis en ervaring in de omgang met andere volwassenen.
ALGEMENE DOELSTELLINGEN -
De cursisten kunnen zich in dagelijkse formele en informele situaties correct gedragen.
-
De cursisten vertonen vlotheid in stijl en voorkomen
-
De cursisten kunnen zich de in acht te nemen principes bij onthaal van mensen eigen maken.
-
De cursisten ontwikkelen een aantal concrete vaardigheden die hen in staat stellen in specifieke situaties onthaal vlot te organiseren en besteden daarbij aandacht aan een verzorgd uiterlijk en voorkomen.
-
De cursisten kunnen een aantal onthaaltechnieken in specifieke situaties toepassen
-
De cursisten behandelen buitenlandse gasten correct.
3
leerplandoelstellingen / leerinhouden - Aa1 Etiquette en omgangsvormen (60 Lt) BASIS OMGANGSVORMEN LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 1
het belang van omgangsvormen aantonen.
1 1.1
Typologie Belang van omgangsvormen
de verschillende omgangsvormen en relaties illustreren aan de hand van voorbeelden.
1.2
Binding van omgangsvormen met cultuur
de algemene regels en voorschriften van omgangsvormen en etiquette in het dagelijks leven gebruiken.
2 2.1
Introductievormen Kennismaking
op een gepaste manier zichzelf en de anderen voorstellen.
2.2
Begroeting
2.3
Verwelkoming
2.4
Voorstelling
2.5
Aanspreking
3 3.1
Voorkomen Lichaamsverzorging
3.2
Kleding
3.3
Accessoires
4 4.1
Houding en gedrag Tafelmanieren
verschillende omgangsvormen in verband brengen met verschillende culturen.
2
3
4
het belang van een goed voorkomen aantonen.
zich in bepaalde situaties op een gepaste manier gedragen.
4.2
Uitgaan
• •
Restaurant Culturele activiteiten
4
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 5
wijn op een gepaste manier proeven. een wijn uitkiezen bij een gerecht. de eigenschappen van verschillende aperitieven en digestieven opnoemen.
6
een passende ontvangst bij verschillende activiteiten organiseren.
5 5.1
Basis wijn en dranken Wijn
• • • 5.2
Wijnetiquette Wijndegustatie Wijntermen Aperitieven
5.3
Digestieven
6 6.1
Ontvangst Geschenken
6.2
Bloemen
6.3
Tafelschikking
5
OMGANGSVORMEN IN HET BEROEPSLEVEN LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 7
enkele professionele omgangsvormen toepassen. de juiste normen en beleefdheidsvormen hanteren.
7 7.1
Algemene professionele omgangsvormen Uitnodigen
7.2
Bedanken
7.3
Afzeggen
7.4
Verontschuldigen
8
de regels m.b.t. de netetiquette toepassen.
8
Netetiquette
9
klanten ontvangen en zakenbezoeken voorbereiden.
9 9.1
Klantenontvangst en zakenbezoeken Windowdressing
9.2
Organisatie balie
9.3
Kantoorinrichting
9.4
Recepties
9.5
Relatiegeschenken
10
tijdens diverse activiteiten gasten begeleiden.
10
Begeleiden van gasten / gidsen
11
de etiquette en de regels bij het ontvangen van de koninklijke familie aangeven.
11 11.1
Normbesef en regelbesef Hoffelijkheid
11.2
Protocol
• •
Préséance Koninklijke onderscheidingen
12 12.1
Beurzen en salons Inleiding
12.2
De algemene en jaarbeurzen
12.3
Officiële opening van beurzen en salons
12.4
Tips voor de onthaalbediende of hostess bij het uitvoeren van manifestatieopdrachten
de koninklijke onderscheidingen herkennen.
12
organisatorische vaardigheden aanwenden.
6
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 13
congressen en colloquia voorbereiden en uitvoeren.
13 13.1
Congressen en colloquia Definities
13.2
De voorbereiding
13.3
De uitvoering
7
OMGANGSVORMEN IN SPECIFIEKE SITUATIES LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 14
15
omgaan met diverse doelgroepen m.b.t. toerisme.
omgaan met verschillende omstandigheden m.b.t. toerisme.
14 14.1
Omgaan met specifieke doelgroepen Kinderen
14.2
Adolescenten
14.3
Volwassenen
14.4
Derde leeftijd
14.5
Partners
14.6
Zieken en gehandicapten
15 15.1
Omgaan met occasionele gelegenheden Rouwsituaties
15.2
Stresssituaties
15.3
Vieringen
8
METHODOLOGISCHE WENKEN PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN De leerkracht maakt de cursisten via doceermomenten vertrouwd met de basisbegrippen van etiquette en omgangsvormen. Naarmate de lessen vorderen, worden de cursisten meer en meer betrokken bij de theorie door gebruik te maken van het onderwijsleergesprek. Via rollenspelen wordt de theorie gekoppeld aan de mogelijke toekomstige werksfeer van de cursisten. Daarbij moet er wel op gelet worden dat gebruikgemaakt wordt van situaties die voor de cursist herkenbaar zijn. DIDACTISCHE HULPMIDDELEN In de klas dienen een bord en krijt aanwezig te zijn. De leerkracht brengt zelf de nodige materialen mee, bijvoorbeeld kostuums, bestek en servies. Het gebruik van video’s is aangeraden om het realiteitsgehalte van de lessen te verhogen. Ideaal is ook een uitstap, bijvoorbeeld naar een beurs of restaurant.
EVALUATIE 1
Algemeen
In de laatste decennia heeft zich een nieuwe ontwikkeling voorgedaan in het denken over evaluatie. Evaluatie mag niet meer als een afzonderlijke activiteit beschouwd worden die louter gericht is op de beoordeling van de leerling, maar moet verweven zijn met het leerproces. De didactische evaluatie is een inherent deel van leren en onderwijzen. Zij geeft informatie aan cursisten en docenten over het succes van het doorlopen leerproces en biedt zodoende de kans om het rendement van cursisten én docenten te optimaliseren. Een relevante evaluatie moet beantwoorden aan een aantal criteria. Validiteit, betrouwbaarheid, transparantie en didactische relevantie zijn criteria die bijdragen tot de kwaliteit van de evaluatie. De didactiek maakt een onderscheid tussen procesevaluatie en productevaluatie. De procesevaluatie heeft tot doel informatie te krijgen over de bereikte en niet bereikte leerdoelen en na te gaan of de gehanteerde werkvormen wel efficiënt waren in functie van de vooropgestelde doelstellingen. Zij is geen doel op zich, maar biedt een basis om remediërende acties te ondernemen en zo nodig voor andere werkvormen te kiezen. De procesevaluatie kan een aanleiding geven tot zelfevaluatie en eventuele bijsturing van het onderwijsproces van de cursist. De productevaluatie is gericht op de resultaatbepaling: ze spreekt een eindoordeel uit over de leerprestaties van de leerling. De bedoeling is na te gaan in hoeverre de onderwijsdoelen door de cursist bereikt zijn. 2
Specifiek
Op de het einde van de module wordt een schriftelijk of mondeling examen afgenomen.
9
Naast de cognitieve reproductievragen moet men zeker ook oog hebben voor inzichtvragen, persoonlijke meningsvragen en inzichtelijke toepassingen zodat attitudevorming en algemene persoonlijke evolutie kunnen beoordeeld worden.
BIBLIOGRAFIE BOEKEN De Groot, H., Protocol, vormgeven van bijeenkomsten, Amsterdam, L. J. V. Veen, 2000 de Wauters, M. De Prele, P. Remy, R. A., De regels van het spel. Etiquette, hoffelijkheid en omgangsvormen, Tielt, Lannoo, 1999 Herli, M. Te kijk staan: beurzen, congressen, evenementen en informatiecentra in bedrijfscommunicatie, Alphen aan den Rijn, Samsom, 1999 Holzhauer, F., Omgaan met mensen (+ docentenhandleiding), Houten, Stenfert Kroese, 1988 Klanker, D. J., De Vries, S, Het blauwe boekje: over manieren, eten, drinken, drinken en kleding, Utrecht, Bluebeard, 1999 Mastenbroek, W., Leren leven met groepen, Brussel, Samson, 1982 Panneels, Y, Jehaes, B. Protocol Praktisch, The house of books, 2002 Robson, M., Probleemoplossen in groepen, Utrecht, Het Spectrum/Marka, 1994 Schutter, J., Met elkaar; omgangskunde voor het middelbaar beroepsonderwijs, Zuphen, Thieme, 1993 Spoler, R. H. M., Van den Hombergh, Traject, sociaal-agogische vaardigheden, Nijgh en Van Ditmar Educatief, 1994 Van Eijk , I. V. Etiquette over moderne omgangsvormen, Amsterdam, Contact, 2000 Van Craen, W., Omgaan met anderen, een communicatiekunst, Leuven, Acco, 1990 Van den Boer, J, Etiquette: stijlvol door het leven, ’s-Gravenhage, 1996 Van Ditzhuyzen, Hoe hoort het eigenlijk? Becht/Haarlem, J. H. Gottmer, 1999 TIJDSCHRIFTEN Management assistent , Antwerpen, Kluwer
10
MODULE Aa2 relationele vaardigheden (60 Lt) VISIE Goed waarnemen en gericht observeren zijn vaardigheden die voor elke job belangrijk zijn. Zeker voor functies waarbij men veelvuldig contact heeft met personen en groepen zijn relationele vaardigheden van kapitaal belang. De communicatie tussen personen verloopt niet altijd vlekkeloos. de zender verwoordt zijn / haar boodschap niet goed, er wordt informatie achtergehouden, verbale en non-verbale communicatie spreken mekaar tegen. Als onthaalbediende, gids, receptionist, reisleider, is het belangrijk dat je goed kan waarnemen en observeren zodat je de mensen rondom jou begrijpt, ook al zijn er communicatiestoornissen. Zo kan je aanvoelen wat leeft in de groep, waar de problemen zijn en kan je tijdig ingrijpen. Elke groep heeft zijn eigen karakter. Maar alle groepen vertonen ook gemeenschappelijke kenmerken. Het is gemakkelijker om met groepen mensen te werken als je inzicht hebt in de dynamiek van de groep. Daarom besteden we aandacht aan de groepsvormen en groepskenmerken.
BEGINSITUATIE Vermits de cursisten uit sterk uiteenlopende studierichtingen komen, wordt geen intrinsieke ‘technische’ voorkennis van relationele vaardigheden verondersteld. Er mag wel op gerekend worden dat zij zich de nodige communicatieve ontvankelijkheid eigen gemaakt hebben en een bereidheid vertonen om een basisterminologie te verwerven. Vooraleer aan concrete toepassingen kan worden gedacht, moeten de cursisten dus eerst een theoretische kennis verwerven op het domein van relationele vaardigheden. Indien de cursisten reeds voorkennis hebben omtrent het vak, volstaat een doelgerichte herhaling en kan men sneller anticiperen op de specifieke behoeften. De cursisten vertonen belangstelling voor zinvolle vrijetijdsbesteding en sociale contacten. Ze zijn flexibel qua mentaliteit en gedrag. De cursisten beschikken reeds over een elementaire kennis en ervaring in de omgang met andere volwassenen. De cursisten beschikken over een initiële verbale taalvaardigheid en tonen bereidheid deze verder uit te werken.
ALGEMENE DOELSTELLINGEN De cursisten kunnen door middel van interne en externe communicatie in hun eigen omgeving, in het dagelijks leven en in het geheel van onthaalfuncties communicatieve processen toepassen. De cursisten kunnen via een multidisciplinaire benadering een vlotte benadering van problemen in hun eigen omgeving mogelijk maken.
11
leerplandoelstellingen / leerinhouden - Aa2 relationele vaardigheden (60 Lt) BASIS PUBLIC RELATIONS LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 1
2
3
aangeven wat PR betekent. de rol van een PR-functionaris omschrijven.
1 1.1
Inleiding Definities
het belang van PR en goede communicatie aantonen.
1.2
Taken
verschillende communicatiemodaliteiten en hun verbanden herkennen.
1.3
Doel
1.4
Geschiedenis
1.5
Plaats in bedrijf
het verschil aangeven tussen PR en reclame.
2 2.1
Vergelijking PR & andere communicatiedisciplines PR en marketing
het verschil aangeven tussen PR en voorlichting.
2.2
PR en reclame
het verschil aangeven tussen PR en lobbying.
2.3
PR en voorlichting
2.4
PR en lobbying
3 3.1
De klant is koning Prioriteiten
3.2
Beperkingen
het verschil aangeven tussen PR en marketing.
de prioriteiten van het klant-is-koning-principe opsommen. de beperkingen van het klant-is-koning-principe opsommen.
12
RELATIONELE VAARDIGHEDEN LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 4
5
aangeven wat waarnemen is.
4
Waarnemen
het waarnemingsproces analyseren.
4.1
Definitie
de factoren opnoemen die de waarneming beïnvloeden.
4.2
Analyse van het waarnemingsproces
4.3
Factoren die de waarneming beïnvloeden
4.4
Factoren uitgaande van de psychologische toestand van de waarnemer
5 5.1
Observeren Definitie
5.2
Het observatieproces
gepast reageren op een klacht.
6 6.1
Omgaan met individuen Klachten
onzekere klanten ontvangen en geruststellen.
6.2
Onzekere klanten
gepast reageren op emotionele en stresssituaties.
6.3
Emotionele en stresssituaties
fundamentele van nepklachten onderscheiden.
6.4
Onderscheid fundamentele en nepklachten
de kenmerken van de groep opnoemen. de dynamiek van de groep beschrijven.
7 7.1
Omgaan met groepen Kenmerken van groepen
de fasen in de groepsontwikkeling opsommen.
7.2
Normen en rollen in de groep
herkennen de verschillende leiderstypes.
7.3
De fasen in de groepsontwikkeling
7.4
Leiderschap van een groep
nagaan of iemand luistert.
8 8.1
Luisteren Inleiding
actief luisteren.
8.2
Het belang van goed luisteren
8.3
Functies en principes van actief luisteren
9
Feedback
het belang aangeven van een goede observatie in relaties. een medecursist observeren a.d.h.v. concrete observatieopdrachten.
6
7
8
9
eigen gedrag in functie van klachten evalueren.
het belang aangeven van goed luisteren.
in een gesprek feedbackregels hanteren.
13
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen
10
assertiviteit gedrag onderscheiden van agressief en subassertief gedrag.
9.1
Definitie
9.2
Diverse vormen
9.3
Het belang
determinerende factoren van assertief gedrag weergeven.
10 Assertiviteit 10.1 Definitie
op een assertieve wijze reageren.
10.2 Het belang van assertief reageren 10.3 Situaties waarin assertief reageren moeilijk kan zijn.
11
conflictsituaties op een zinvolle manier benaderen. bereidwillige houding tot onderhandelen aannemen.
11 Conflicten 11.1 Karakteristieken van een conflictsituatie 11.2 Verschillende visies op conflicten 11.3 Verschillende stadia in een conflict
12
een gesprek voorbereiden. gegevens overbrengen en registreren.
12 Gesprekken 12.1 Wat is een zakelijk gesprek 12.2 Soorten zakelijke gesprekken 12.3 De fases 12.4 De voorbereiding 12.5 Gespreksvaardigheden en -technieken
14
METHODOLOGISCHE WENKEN PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN De leerkracht maakt de cursisten via doceermomenten vertrouwd met de basisbegrippen van relationele vaardigheden. Naarmate de lessen vorderen worden de cursisten meer en meer betrokken bij de theorie door gebruik te maken van het onderwijsleergesprek. Via rollenspelen wordt de theorie gekoppeld aan de mogelijke toekomstige werksfeer van de cursisten. Daarbij moet er wel op gelet worden dat gebruik gemaakt wordt van situaties die voor de cursist herkenbaar zijn. DIDACTISCHE HULPMIDDELEN In de klas dienen een bord en krijt aanwezig te zijn. Het gebruik van video’s is aangeraden om het realiteitsgehalte van de lessen te verhogen.
EVALUATIE 1
Algemeen
In de laatste decennia heeft zich een nieuwe ontwikkeling voorgedaan in het denken over evaluatie. Evaluatie mag niet meer als een afzonderlijke activiteit beschouwd worden die louter gericht is op de beoordeling van de leerling, maar moet verweven zijn met het leerproces. De didactische evaluatie is een inherent deel van leren en onderwijzen. Zij geeft informatie aan cursisten en docenten over het succes van het doorlopen leerproces en biedt zodoende de kans om het rendement van cursisten én docenten te optimaliseren. Een relevante evaluatie moet beantwoorden aan een aantal criteria. Validiteit, betrouwbaarheid, transparantie en didactische relevantie zijn criteria die bijdragen tot de kwaliteit van de evaluatie. De didactiek maakt een onderscheid tussen procesevaluatie en productevaluatie. De procesevaluatie heeft tot doel informatie te krijgen over de bereikte en niet bereikte leerdoelen en na te gaan of de gehanteerde werkvormen wel efficiënt waren in functie van de vooropgestelde doelstellingen. Zij is geen doel op zich, maar biedt een basis om remediërende acties te ondernemen en zo nodig voor andere werkvormen te kiezen. De procesevaluatie kan een aanleiding geven tot zelfevaluatie en eventuele bijsturing van het onderwijsproces van de cursist. De productevaluatie is gericht op de resultaatbepaling: ze spreekt een eindoordeel uit over de leerprestaties van de leerling. De bedoeling is na te gaan in hoeverre de onderwijsdoelen door de cursist bereikt zijn. 2
Specifiek
Op de het einde van de module wordt een schriftelijk of mondeling examen afgenomen. Naast de cognitieve reproductievragen moet men zeker ook hebben voor inzichtvragen, persoonlijke meningsvragen en inzichtelijke toepassingen zodat attitudevorming en algemene persoonlijke evolutie kunnen beoordeeld worden.
15
BIBLIOGRAFIE BOEKEN Blake, R. R., Mouton, J. S., Allen, R. L., teamwork, het ontwikkelen van vaardigheden om succesvol in teams te werken, Utrecht, Marka, 1987 Birkenbihl., V. Communicatietraining, intermenselijke relaties succesvol vormgeven, Baarn, NTTO, 1995 Boosma, S., Interne marketing, hoe marketing effectief werkt in de eigen organisatie, Kluwer, 1991 Buelens, M., Musschoot, W., Samen werken: sociale vaardigheden, Brussel, Ced-Samsom, 1983 Coops, R., Van Empelen, P., Van Heugten, M., Middel R., communicatie werkt, Houten, Stenfert Kroese, 1990 Daelmans, R, Spreekuur: wegwijs in mondelinge vaardigheden, Wolters, 1997 De Roode, H, Public relations, interne en externe communicatie voor organisatie en beleid, Kluwer, 1991 De Vries, L. Geervliet, Samen werken: effectief en functioneel leren samenwerken in organisaties, Baarn, Nelissen, 1999 Gerritse Jaap J., Omgaan met elkaar naar een filosofische sociologie van de menselijke omgang, Den Haag, s.a. Hofstede, G., Allemaal andersdenkenden: omgaan met cultuurverschillen, Amsterdam, Contact, 1991 Holzhauer, F., Omgaan met mensen (+ docentenhandleiding), Houten, Stenfert Kroese, 1988 Hustings, A-L., Assertief gedrag.’n kunst om te leren. Een handleiding voor trainers en opleidingsadviseurs, Utrecht, Schouten en Nelissen, 2000 Koning, H, Van Meurs, R., Roest, H., Agressiemanagement: hoe organisaties omgaan met agressie van klanten, Schoonhoven, Academic Service, 2002 Kuipers-Bos, A. Onderhandelen en conflicthantering. 50 Tips, Alphen aan den Rijn, Samsom, 2001 Koster, A., Kooger, J, Relatietraining in het bedrijf of wat denk je er zelf van?, Deventer, Kluwer, 1979 Mastenbroek, W., Leren leven met groepen, Brussel, Samson, 1982 Parkinson, C. N, beter met mensen omgaan: hoe meer mensenkennis we hebben, hoe beter we met elkaar kunnen functioneren, Amsterdam, Omega, 1984 Rebel, G. Lichaamstaal, de sleutel tot meer succes in uw leven, Aartselaar, Zuidnederlandse Uitgeverij N.V., s.a. Remmerswaal, J, Groepsdynamica, 02, communicatie, Baarn, Nelissen, 1988 Robson, M., Probleemoplossen in groepen, Utrecht, Het Spectrum/Marka, 1994 Ruitenburg, A. J. Public Relations, Utrecht, Marka, 1989 Schutter, J., Met elkaar; omgangskunde voor het middelbaar beroepsonderwijs, Zuphen, Thieme, 1993 Spoler, R. H. M., Van den Hombergh, Traject, sociaal-agogische vaardigheden, Nijgh en Van Ditmar Educatief, 1994 Van Craen, W., Omgaan met anderen, een communicatiekunst, Leuven, Acco, 1990 16
Vos, M., Van plan tot uitvoering. Inleiding in voorlichting en public relations, Utrecht, Lemma, 1994 Willemsen ,F. ,Doelgericht communiceren, schrijven, gesprekken voeren, vergaderen, presenteren, telefoneren, Utrecht, Het spectrum, 1995 Wychers, L. TH, R, Management Testboek, de manager getoetst en getipt, Heemstede, Holland Business Publications, 2002
TIJDSCHRIFTEN Pub Magazine Diegem Bizz-Roularta Media Group NV Management Assistant Management Support.Kluwer.Deventer Communicatie-Tijdschrift voor massamedia en cultuur Departement communicatiewetenschap K.U.Leuven
17
MODULE Aa3 verkooptechnieken (60 Lt) VISIE Deze studierichting is een voorbereiding op een loopbaan in zowel de profit sector als de nonprofit sector. Met de module ‘Verkooptechnieken’ wordt het commerciële gebied benaderd. Er wordt aandacht besteed aan communicatieve vaardigheden in gesimuleerde verkoopsituaties. De module omvat twee delen: ‘Verkoop’ en ‘Etaleren’. Zoals de overige vakken uit de submodule ‘Public Relations’ wordt ook dit vak op een praktische en realistische wijze benaderd.
BEGINSITUATIE De meeste cursisten hebben ervaring in de sector of stromen door vanuit een studierichting Handel of Handel-talen. Ze hebben een ruime kennis aan vakterminologie en handelstechnieken. De cursisten die instromen vanuit het ASO zijn meer theoretisch geschoold. Met bijzondere aandacht vanwege de leraar zullen ze echter snel hun achterstand op technisch vlak kunnen inhalen. Anders is het gesteld met leerlingen die geen diploma secundair onderwijs behaald hebben en geen ervaring hebben in de sector. Voor hen moet er een intensief inhaalprogramma opgezet worden. Van hen wordt verwacht dat ze zelf ook een ernstige inspanning leveren om zo snel mogelijk, met de steun van de leraar, op het gemiddelde niveau van de klas te geraken.
ALGEMENE DOELSTELLINGEN Het doel is de cursisten nog meer kennis en inzicht te verschaffen in het economische mechanisme met zijn entiteiten en instellingen. De leerinhouden horen thuis in de wereld van handel en economie. Met deze module wordt beoogd de cursisten de beroepswereld van de verkoop diepgaand te leren verkennen. De cursisten moeten inzien dat een grondige artikelenkennis noodzakelijk is voor een goed verkoper. Het is ook essentieel dat de cursisten een basiskennis verwerven van etaleren. In het geheel van Toegepaste economie dienen de cursisten verder aan de volgende vaardigheden te werken: •
analytisch en kritisch vermogen
•
sociale en communicatieve vaardigheden
•
vaardigheid in het zien van details
•
doorzettingsvermogen
•
bereidheid eigen fouten te verbeteren
•
zelfwerkzaamheid en aanpassingsvermogen bij de toepassingen
•
zin voor afwerking, orde, netheid en nauwkeurigheid
In elk geval moeten zij bijzondere aandacht besteden aan correct taalgebruik. Van de cursisten wordt verwacht dat zij de volgende attitudes verder ontwikkelen en nastreven. 18
•
accuratesse: erop gericht zijn binnen de voorgeschreven tijd een taak nauwkeurig te voltooien
•
leergierigheid: actief zoeken naar situaties om zijn competentie te verbreden en te verdiepen
•
resultaatgerichtheid: gedreven naar einddoel van de activiteit toewerken
•
zelfstandigheid en zin voor initiatief: zelfstandig aan een taak kunnen werken en problemen durven aanpakken
•
zin voor orde, netheid en nauwkeurigheid: erop gericht zijn nauwkeurig, net en met zin voor orde te werken
•
zin voor samenwerking: willen bijdragen tot een leefomgeving en werkomgeving als gemeenschap van mensen
19
leerplandoelstellingen/leerinhouden - Aa3 verkooptechnieken (60 Lt) VERKOOP LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 1
het belang van de vestigingsplaats aantonen, bespreken en illustreren.
1 1.1
De gunstige koopsfeer: het winkelbeeld De vestigingsplaats – belang
het belang van het exterieur aantonen, bespreken en illustreren.
1.2
Het exterieur – belang
het belang van het interieur aantonen, bespreken en illustreren.
1.3
Het interieur
de toegevoegde waarde van kwalitatief personeel, een goede werksfeer en een eigen huisstijl aantonen.
• • 1.4
Belang Toegevoegde waarde van sfeer, personeel en huisstijl Betekenis van corporate image
het doel van de corporate image omschrijven en illustreren. 2
3
de taak van de verkoper omschrijven.
2 de noodzaak van een grondige opleiding naast de vereiste aanleg en 2.1 ervaring aantonen. 2.2 de eisen aangeven en bespreken. • • de recente ontwikkelingen in de verkoop beknopt aangeven en 2.3 bespreken. de verschillende doelgroepen opnoemen. het koopgedrag van de verschillende doelgroepen beschrijven.
Verkooppersoneel Verkopen een beroep Eisen aan het verkooppersoneel Fysische eisen Karaktereigenschappen Toekomstmogelijkheden en ontwikkelingen
•
Stijgend belang van service en klantgerichtheid
3 3.1
Doelgroepen Sekse
3.2
Koopkracht
3.3
Leeftijd
20
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 4
het belang aantonen van het beheersen van het verkoopgesprek.
4 4.1
Verkoopgesprekken Fasen
• • • • • • 4.2
De begroeting Het achterhalen van de wensen van de klant, de aangepaste vragen en antwoorden Het aanprijzen via tonen, demonstratie en adviezen Het noemen van de prijs De bijverkoop Het afsluiten en het afscheid nemen van de klant Verkoopargumentatie
• • 4.3
De stille (visuele) argumentatie De gesproken argumentatie Telefonisch verkopen – fasen
• • •
Voorbereiding Het verkoopgesprek Het afsluiten van de verkoop
de oorzaken van het ontstaan van klachten bespreken. de behandeling van klachten bespreken en illustreren.
5 5.1
Klachten Oorzaken van het ontstaan van klachten
het belang van het voorkomen van klachten aantonen.
5.2
Klachtenbehandeling
5.3
Voorkomen van klachten
de verschillende fasen in het verkoopgesprek aangeven en omschrijven. de verschillende vormen van verkoopargumentatie bespreken, illustreren en beoordelen. de fasen in het telefonisch verkopen aanduiden en bespreken van voorbereiding tot afsluiting.
5
21
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 6
6 6.1
Winkeldiefstal Begrip
6.2
Soorten diefstal – winkeldiefstal en inbraak
de aard van winkeldiefstallen verduidelijken.
6.3
Aard van winkeldiefstallen
de oorzaken van een winkeldiefstal duiden.
6.4
Oorzaken van de winkeldiefstal
de mogelijkheden ter voorkoming van winkeldiefstallen illustreren.
6.5
Maatregelen ter bestrijding
het optreden van het personen met een verdachte klant en met een winkeldief omschrijven.
6.6
Optreden van het personeel tegenover de verdachte klanten en winkeldieven
de types van winkeldieven kunnen onderscheiden (klanten, personeel, derden, enz.).
6.7
Types van winkeldieven
6.8
Technieken ter voorkoming van winkeldiefstal
de nieuwe technieken ter voorkoming van winkeldiefstal (sigarettenverdelers, source tagging, enz.) en toelichten.
• • •
Sigarettenverdelers Source tagging Andere vormen
7 7.1
De tussenhandel Groothandel
het begrip winkeldiefstal verklaren. het verschil aangeven tussen een winkeldiefstal en een gewone inbraak.
andere vormen van voorkoming van diefstal illustreren. 7
begrip en doel van de groothandel omschrijven. de kenmerken en de functies van de groothandel verduidelijken.
• de algemene ontwikkelingen en uitdagingen aangeven en bespreken. • • begrip en doel van de kleinhandel omschrijven. 7.2 de kenmerken van de kleinhandel verduidelijken. • • •
Begrip – doel Kenmerken – functies Algemene ontwikkelingen en uitdagingen Kleinhandel
het begrip e-commerce toelichten, typische kenmerken van deze wijze van verkoop verduidelijken en de veiligheid van het systeem evalueren.
7.3
Begrip – doel Kenmerken Bespreking van een aantal kleinhandelsvormen i.f.v. de marketing mix: vestiging, prijsbeleid, assortiment, wijze en omvang van reclame, personeel, klantenprofiel E-commerce
7.4
Tussenpersonen – functionering
het functioneren van volgende tussenpersonen (handelsvertegenwoordiger, handelsagent, makelaar, depothouder en commissionair) toelichten.
• • •
Handelsvertegenwoordiger Handelsagent en makelaar Depothouder en commissionair
de volgende kleinhandelsvormen omschrijven i.f.v. de marketing mix (vestiging, prijsbeleid, assortiment, wijze en omvang van reclame, personeel, klantenprofiel).
22
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 8
de verkoopsbevorderende activiteiten omschrijven en toelichten. de correcte prijsaanduiding herkennen en definiëren. de prijs correct aanduiden.
9
het begrip dienstverlening toelichten. onderzoek naar kwaliteit van dienstverlening duiden. een kleine enquête uitvoeren volgens het stappenplan. de doelgroep(en) van een enquête selecteren. vragen formuleren voor een enquête. de vragen via een proefenquête testen op hun waarde. de antwoorden verwerken, analyseren en interpreteren.
8 8.1
Verkoopsbevorderende activiteiten: reclame, publiciteit, promotie en service Taak – doel – betekenis
8.2
Wijze van beïnvloeding
8.3
Communicatiemiddelen
• • • • • • • • 8.4
Brochure Folder Advertentie Film TV Radio Pers Winkelpubliciteit - wet op de handelspraktijken prijsaanduidingen Budget
8.5
Controle van het rendement van de acties
9 9.1
Dienstverlening – Enquête Begrip
9.2
Onderzoek naar kwaliteit van dienstverlening
9.3
Enquête - stappenplan
• • • • •
Keuze van de doelgroep(en) Keuze van de vragen Testen van de vragen op hun waarde Verwerken, analyseren en interpreteren van de antwoorden Conclusie
de conclusie(s) van de enquête formuleren.
23
ETALEREN LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 10
de functie en het doel van een etalage aangeven
10
Inleiding
11
de verschillende stijlen opnoemen, herkennen en zelf realiseren.
11
Vormstudie
12
Kleurstudie
13
Compositiestudie
14
Etalagemateriaal
de verschillende vergrotingstechnieken opnoemen en toepassen. 12
de complementaire kleuren opnoemen en gebruiken in een etalage. de pastelkleuren opnoemen en gebruiken in een etalage. de verschillende functies van de kleuren opsommen. de basisprincipes van kleurmenging opsommen en toepassen. een etalagekalender opstellen.
13
het doel van een compositie definiëren. de verschillende soorten composities definiëren en uittekenen.
14
het etalagemateriaal kort bespreken. de veiligheidsaspecten opsommen.
24
METHODOLOGISCHE WENKEN PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Zowel bij het winkelexterieur als winkelinterieur is het van belang te wijzen op de invloed ervan op het winkelimago. Het winkelinterieur kan behandeld worden i.f.v. de diverse verkoopvormen en winkeltypes. De verkoopgesprekken kunnen via eenvoudige cases opgezet worden. Zo leren de cursisten geleidelijk omgaan met de klantentypes en verkoopsituaties en worden ze geoefend op assertiviteit. Elke cursist legt een documentatiemap (krantenknipsels, reclamefolders, catalogi postorderbedrijven) aan van de opgegeven thema’s. Aansluitend kunnen dan opdrachten gegeven worden waarbij de leerlingen beroep doen op de documentatiemap. Tijdens het lesverloop is het van belang de volgende didactische principes te concretiseren: -
peilen naar de voorkennis en mededelen van het doel van de les
-
inbouwen van duidelijke en evenwichtige lesfases
-
hanteren van de gepaste werkvormen in functie van de leerstof en de doelstellingen.
Een doordachte aanwending van didactische media (video, overheadprojector) maakt de lessen aanschouwelijker en versterkt de impact op het lesgebeuren. Bij het bordgebruik moet aandacht besteed worden aan een logische schikking en synthetisch overzicht.
DIDACTISCHE HULPMIDDELEN Inzake materiële elementen is er een uitgerust didactisch leslokaal met lesbord, prikbord, overheadprojector en kast (documentatie o.m. inzake handelsproducten). De winkeluitrusting omvat ook de volgende elementen: • tentoonstellingsmateriaal (toonbank, verkooptafel, vitrine, …); • telmachine, kasregister, markeertoestel, weegschalen, prijzentang, etikettennieter, …; • opberg- en uitstalmeubels; • klein winkelgerief. Daarnaast voorziet men een verscheidenheid aan documenten in verband met leerstofitems, een leerboek, werkschrift of cursus en een rekenmachine. De leerlingen leggen tevens een documentatiemap aan met praktische informatie. Het is wenselijk dat de leraar kan beschikken over (een) computer(s) in de klas. In elk geval hebben de leerlingen toegang tot een informaticalokaal met internetaansluiting.
EVALUATIE 1
Algemeen
In de laatste decennia heeft zich een nieuwe ontwikkeling voorgedaan in het denken over evaluatie. Evaluatie mag niet meer als een afzonderlijke activiteit beschouwd worden die louter gericht is op de beoordeling van de leerling, maar moet verweven zijn met het leerproces. De didactische evaluatie is een inherent deel van leren en onderwijzen. Zij geeft informatie aan cursisten en docenten over het succes van het doorlopen leerproces en biedt zodoende de kans om het rendement van cursisten én docenten te optimaliseren. Een relevante evaluatie moet beantwoorden aan een aantal criteria. Validiteit, betrouwbaarheid, transparantie en didactische relevantie zijn criteria die bijdragen tot de kwaliteit van de evaluatie. 25
De didactiek maakt een onderscheid tussen procesevaluatie en productevaluatie. De procesevaluatie heeft tot doel informatie te krijgen over de bereikte en niet bereikte leerdoelen en na te gaan of de gehanteerde werkvormen wel efficiënt waren in functie van de vooropgestelde doelstellingen. Zij is geen doel op zich, maar biedt een basis om remediërende acties te ondernemen en zo nodig voor andere werkvormen te kiezen. De procesevaluatie kan een aanleiding geven tot zelfevaluatie en eventuele bijsturing van het onderwijsproces van de cursist. De productevaluatie is gericht op de resultaatbepaling: ze spreekt een eindoordeel uit over de leerprestaties van de leerling. De bedoeling is na te gaan in hoeverre de onderwijsdoelen door de cursist bereikt zijn. 2
Specifiek
De documentatiemap wordt beoordeeld op basis van volledigheid, orde en inhoudelijke correctheid. Op het einde van de module wordt er ook een schriftelijk examen afgenomen.
BIBLIOGRAFIE Boeken De onderstaande titels zijn slechts als voorbeeld genoemd. Wie op de hoogte wil zijn van geschikte boeken of van de nieuwste uitgaven kan best de website van een uitgeverij raadplegen. Snyers, H. en Verberckt, F., Bedrijfsbeheer, De Sikkel (Uitgeverij De Boeck) Debbaut, D., De Troyer, W. en Van Hauwermeiren, D., Bedrijfsbeheer, Novum Smekens, K. en Van Caer, F., Bedrijfsbeheer, Standaard Wetenschappelijke Uitgeverij (Uitg. De Boeck) Van Elsen, W., Bedrijfsbeheer – Dossier 54, Uitgeverij Den Arend Snyers, H., Het HORECA-bedrijf, De Sikkel (Uitgeverij De Boeck) De Smet, R., De Rous, R., Kellens, M., Lavric, A., Mulkens, S., Strickaert, K., Waterschoot, D., Christiaen, H. (red.), Economie vandaag, Bedrijfsbeleid en recht I en II, De Sikkel (+ handleiding) BOP Winkelbediende , Brussel, VLOR, 1999. BEVERS, L., Handelswijs , Standard –MIM, Antwerpen, 1998. DRIES, L., GOOSSENS, L. en SMISMANS, L., Verkopen… je beroep 1 en 2 , Standaard, Antwerpen 1993 GOOSSENS, L., HAERS, C., en VAN DAELE, D., Topseller on line , Commerciële vorming 1, Standaard, Antwerpen, 2001. HAERS, CH., VAN DAELE, D., Verkoopkunde , Standaard-MIM, Antwerpen 1993. JANSSEN, D.T.C, WIJERS, G.F., Verkooppraktijk Leer- en werkboek , deel 1, 2 en 3 , B.V. Nijgh & Van Ditmar, Rijswijk, Nederland, 1991. Onderzoek naar de kwalificatiebehoeften voor winkelbediende , SERV, Brussel, 1997. ROMBOUTS, G., VERBERCKT, F., Didactiek van de handels- en economische wetenschappen , De Sikkel, 1996. 26
SNIJDER, H., Verkopen : Wat? Hoe? , Versluys uitgeversmaatschappij, Amsterdam, 1997. Streepjes en stress , SERV, Brussel, 1995. Technologie en arbeid in de supermarkt , SERV, Brussel, 1995. TER HAAR, W., VAN SCHALKWIJK,L., Verkopen, ja … maar hoe?, deel 1 en 2 , Thieme, Zutphen, NL. 1985 - 1992. VDV, Vademecum voor de voedingsdistributie , Brussel, Spastraat 8. VAN ROSSEM, H., Leren verkopen , De Sikkel, 1990. VAN ROSSEM, H., Verkooppsychologie , De Sikkel, 1974. VAN ROSSEM, H., Winkelinrichting en distributieleer , De Sikkel, 1998. VAN STRYDONCK, CH., Van verkoper naar topverkoper , Standaard – MIM, Antwerpen, 1988. VERBRUGGEN, L., e.a., Verkopen anders bekeken , Garant, Leuven 1997. Video’s TFC , Battelsesteenweg 445 D, 2800 Mechelen. Tijdschriften ZO Magazine – Het KMO-tijdschrift van de Unie van Zelfstandige Ondernemers Distributie vandaag – Belgisch Comité voor de Distributie Economische didactiek, IDEA/UFSIA, Antwerpen Didacta, EHSAL, Brussel Test-Aankoop – Magazine Websites http://mineco.fgov.be/redir.asp?loc=/enterprises/vademecum/home_nl.htm Ministerie van Economische Zaken – Vademecum voor de beginnende ondernemer www.destandaard.be De Standaard (krant) www.demorgen.be De Morgen (krant) www.knack.be Knack (tijdschrift) www.trends.be Trends (tijdschrift) www.vecon.nl Nederlandse vereniging voor leraren in de economische wetenschappen www.vev.be Vlaams Economisch verbond www.startersservice.be/ Unizo www.taxup.com/belgie_recht Webgids voor accountancy en fiscaliteit www.standaardedu.com/educatief/pagina.asp?metnaam=standaardeducatief Standaard Wetenschappelijke Uitgeverij (+ MIM) www.desikkel.be Uitgeverij De Sikkel www.deboeck.be Uitgeverij De Boeck (= Standaard Wetenschappelijke uitgeverij + De Sikkel) www.kluwer.nl Uitgeverij Kluwer www.denarend.be Uitgeverij Den Arend www.rago.be Gemeenschapsonderwijs www.vdab.be VDAB www.kbc.be KBC 27
www.fortis.be Fortis www.dexia.be Dexia www.abb-bvb.be/gen/nl Belgische Vereniging van Banken www.batimonde.be/particulier/adres_vl.htm Nuttige adressen www.bvvo.be Beroepsvereniging der Verzekeringsondernemingen www.digischool.nl/ec/eclok.htm Economielokaal van de digitale school www.gemeenschapsonderwijs.be/subpage_startpagina/bibliotheek/Url/index.htm Internetverwijzingen (op website van het Gemeenschapsonderwijs) www.unizo.be UNIZO – Unie van Zelfstandige Ondernemers www.digitheek.f2s.com/index.htm De digitheek – Links voor leraren en leerlingen www.bin.be Belgisch Instituut voor Normalisatie (BIN) www.cbd-bcd.be Belgisch comité voor de Distributie http://212.190.77.115/cgi/welcome.pl Het Belgisch Staatsblad www.touring.be/corporate/history1895/club4-nl.stm Touring Club http://www2.vereenvoudiging.fgov.be/inventaire/nl/pouvoirs.asp Inventaris van de officiële Belgische sites www.ping.be/~tori0060/Toerisme_Verkeer.htm Toerisme www.tib.be Dienst voor Toerisme en informatie van Brussel www.toervl.be Toerisme Vlaanderen www.belgie-toerisme.net Office de Promotion du Tourisme Wallonie-Bruxelles http://schoolweb.argo.be/cvo/brussel/links.htm Links naar interessante websites www.planetinternet.be/nl/reizen Planet Internet Portaalsite
28
MODULE Ab2 Franse communicatie en onthaal (60 lt) VISIE Toerisme is een groeisector en de expansie ervan houdt aan. De omzet en het aandeel van toerisme stijgen jaarlijks. In een richting waar mobiliteit en grensoverschrijdende contacten troef zijn, valt communicatie in een vreemde taal niet te onderschatten. Moderne vreemde talen in deze richting zijn dus duidelijk onontbeerlijk. De communicatievaardigheid in drie tot vier vreemde talen is van groot belang in deze sector. Het gaat niet enkel om spreekdurf en vlotheid; men moet ook weten hoe te reageren op klachten, hoe zijn taalgebruik aan te passen aan bepaalde doelgroepen enz. Het gaat om meer dan louter spreken en luisteren. Ook lezen en schrijven en aspecten van taalbeschouwing zijn nodig om deelgenoot te kunnen worden aan de culturele eigenheid van andere taalgebieden, om zakelijke en communicatieve redenen. De doelstelling van het vak Franse communicatie en onthaal is cursisten voor te bereiden op de arbeidsmarkt. De praktische beheersing van het Frans is bijzonder belangrijk zoniet onontbeerlijk met het oog op de toekomstige carrière. Hoe wordt de cursist “Toerisme en Onthaal” voorbereid op de toeristische sector? In de algemene zin gaat het over de toeristisch medewerker. Meer specifiek richt het vak Frans zich naar een vakoverschrijdende aanpak om te leiden naar een optimale praktische beheersing. Heel wat aandacht gaat onder meer naar een praktische beheersing van de situationele taalkennis: •
inkomend toerisme: baliebediende in toeristische diensten, carriers, toeristisch medewerker in hotels, vakantiecentra en recreatiecentra, animator, reisbegeleider, gidsen, standplaatshostess
•
uitgaand toerisme: baliebediende in het reisbureau, bepaalde aspecten van tour operating,
•
functies bij de carriers, reisbegeleider, vertegenwoordiger van de touroperator ...
BEGINSITUATIE Concrete beginsituaties verschillen van groep tot groep, van cursist tot cursist. Daarom worden ze het best telkens afgewogen. In de meeste gevallen mag de leraar een heterogene klassengroep verwachten, soms zelfs met volslagen beginners. Voor de cursisten “Toerisme en Onthaal” is een zakelijke beheersing van het Frans een wezenlijk aspect van de specialisatie. De cursisten beheersen het niveau 2e graad/P.K.1 of leggen met vrucht een toelatingsproef af. Dat houdt in dat de cursisten onder meer: •
een basiswoordenschat van ca. 1700 woorden beheersen;
•
elementaire spraakkunstregels kunnen toepassen;
•
communicatieve vaardigheden kunnen aanwenden.
Op het einde van de module moeten de cursisten bekwaam zijn om op voldoende en doeltreffende wijze te communiceren in omstandigheden waarin zij de Franse taal moeten gebruiken. De spreekvaardigheden en luistervaardigheden primeren.
29
ALGEMENE DOELSTELLINGEN 1. Spreekvaardigheid De cursisten: -
verwelkomen bezoekers: begroeten, aanmelden (telefonisch/persoonlijk)
-
doen bezoekers uitgeleide
-
kunnen door de bezoeker verstrekte informatie vertalen en doorgeven
-
kunnen toeristische informatie verstrekken
-
de telefoon gebruiken
-
standaardformules gebruiken in verband met doorverbinden en in de wacht zetten
-
gepaste reageren op klachten
2. Luistervaardigheid De cursisten: -
begrijpen persoonlijke informatie door de bezoeker verstrekt: namen, contactadressen of nummers, functies, ... (zowel persoonlijk als telefonisch)
-
begrijpen eenvoudige boodschappen, zodat ze na een correcte vertaling kunnen doorgegeven worden
3. Leesvaardigheid De cursisten: -
kunnen inkomende en interne correspondentie interpreteren
-
kunnen toeristische bronnen raadplegen
4. Schrijfvaardigheid De cursisten: -
kunnen eenvoudige boodschappen noteren en eventueel vertalen
-
kunnen namen en gegevens correct spellen
5. Attitudes De cursisten: -
tonen voldoende interesse en luisterbereidheid tegenover Frans gesproken taal
-
leggen voldoende spreekdurf aan de dag
30
leerplandoelstellingen/leerinhouden - Ab2 Franse communicatie en onthaal (60 lt) BASISDOELSTELLINGEN De cursisten moeten de Franse taal interactief, receptief en productief, mondeling en schriftelijk, als communicatiemiddel in relevante situaties kunnen gebruiken. LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 1
2
3
meer uitgebreide mededelingen en gesprekken die betrekking hebben op de actualiteit, het dagelijks leven en hun studiegebied volgen, begrijpen en er een standpunt bij innemen.
een luisterstrategie kiezen in functie van het luisterdoel.
de eigen luistervaardigheid beoordelen. een gepaste luisterhouding (en kijkhouding) ontwikkelen.
1 1.1
Tekstsoorten Reclameboodschappen
1.2
Aankondigingen/brieven
1.3
Telefoongesprekken (klanten/onthaal)
1.4
Verslagen van feiten, gebeurtenissen, belevenissen
1.5
Klachten, offertes, reservaties
2 2.1
Luisterstrategieën Voorspellend luisteren
2.2
Gericht luisteren
2.3
Globaal luisteren
3 3.1
Strategische vaardigheden Een mening formuleren
3.2
Kritische vragen stellen
3.3
Informatie vragen
3.4
Een appreciatie geven
3.5
Beelden interpreteren
31
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 4
5
6
7
een eigen standpunt over een actueel onderwerp formuleren.
deelnemen aan een gesprek en hun ideeën en mening confronteren met die van andere sprekers.
een spreekstrategie kiezen.
het eigen spreekgedrag beoordelen. spreekconventies in acht nemen. hun uitspraak verzorgen.
8
informatieve teksten die betrekking hebben op de actualiteit, op hun
4 4.1
Tekstsoorten Mededelingen
4.2
Reclameboodschappen
4.3
Krantenberichten
4.4
Telefoongesprekken
4.5
Klantenonthaal
4.6
Rollenspelen
5 5.1
Communicatie Afspraken maken
5.2
Reserveren
5.3
Klachten
6 6.1
Spreekstrategieën Compenserende strategieën
6.2
Sociale competentie
6.3
Lichaamstaal
6.4
Sleutelwoorden
6.5
Memofiches
6.6
Modelstructuren
7 7.1
Strategische vaardigheden Spreekconventies
• 7.2
Kritisch luisteren Uitspraak
• • • •
Toon Tempo Intonatie Accent
8
Tekstsoorten 32
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen dagelijks leven en hun studiegebied lezen, begrijpen en er een standpunt bij innemen.
9
10
een leesstrategie kiezen volgens het leesdoel.
andere dan informatieve teksten lezen. hun leeservaring verwoorden.
11
12
de eigen leesvaardigheid beoordelen.
een eenvoudige samenhangende tekst opstellen.
8.1
Handleidingen, voorschriften, reglementen
8.2
E-mail
8.3
Internet
8.4
Aankondigingen allerlei
8.5
Brieven, afsprakennota’s
8.6
Memo’s
9 9.1
Leesstrategieën Voorspellend lezen
9.2
Gericht lezen
9.3
Globaal lezen
10 10.1
Tekstsoorten Beeldverhaal
10.2
Dialogen
11 11.1
Strategische vaardigheden Opstellen aangepaste leesfiche
11.2
Appreciatie formuleren met sleutelwoorden
11.3
Een verhaal reconstrueren op basis van beeldmateriaal
11.4
Onderdelen van een verhaal in logische volgorde plaatsen
11.5
Een tekst of dialoog opvullen
12 12.1
Tekstsoorten Commerciële formulieren invullen
12.2
Een eenvoudige handelsbrief opstellen
12.3
Beschrijving aan de hand van visuele stimuli
12.4
Verslag
12.5
Uitnodiging 33
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 13
14
15
een schrijfstrategie kiezen in functie van het schrijfdoel.
de nodige aandacht besteden aan spelling en lay-out.
het eigen schrijfgedrag beoordelen.
13 13.1
Schrijfstrategieën Standaardmodellen
• • •
Aanmaning Herinnering Reservaties
14 14.1
Spellingsbewustzijn Zorg voor de lay-out
14.2
BIN-normen
14.3
Accenten in tekst via opmaakprofielen
15 15.1
Strategische vaardigheden Kritische beoordeling van hun schrijfopdracht
15.2
Gebruik van correctiemodellen
15.3
Zinvolle verbetering van teksten
15.4
Elementaire foutenanalyse
34
TAALHANDELINGEN De reeds aangeleerde functies worden voortdurend herhaald en ingeoefend, zodat ze geïntegreerd taalbezit worden. Om in een bepaalde situatie de vreemde taal te gebruiken, moet de cursist taaltaken kunnen omzetten in taalhandelingen. LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 16
sociale contacten leggen.
16 16.1
Etablir des relations sociales S’adresser à quelqu’un
16.2
Saluer, prendre congé
16.3
(Se) présenter, s’identifier
16.4
Prendre et donner des nouvelles
16.5
Remercier
16.6
S’excuser
16.7
Prendre rendez-vous
16.8
Accueillir
16.9
Proposer de l’aide/un service
16.10
Interpeller quelqu’un
16.11
Attirer l’attention
16.12
Prendre des nouvelles
16.13
Donner des nouvelles
35
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 17
informatie uitwisselen.
17 17.1
Echanger des informations Annoncer
17.2
Décrire un objet
17.3
Demander des informations sur quelqu’un, sur quelque chose
17.4
Donner des informations pratiques
17.5
Exprimer la quantité
17.6
Comparer
17.7
Indiquer le prix
17.8
Demander le chemin
17.9
Indiquer le chemin
17.10
Indiquer la possession
17.11
Indiquer l’heure, le jour, la date
17.12
(Se) situer dans le temps
17.13
(Se) localiser dans l’espace
17.14
Exprimer la manière
17.15
Exprimer le moyen
17.16
Exprimer la condition
17.17
Exprimer l’aptitude/l’inaptitude
17.18
Exprimer la possibilité/l’impossibilité
17.19
Exprimer l’intention
17.20
Demander ce qu’on (ne) peut (pas) faire
17.21
Dire ce qu’on (ne) sait (pas) faire
17.22
Dire ce qu’on (ne) veut (pas) faire
17.23
Dire ce qu’on va faire 36
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 18
gevoelens en attitudes omschrijven.
18 18.1
Exprimer des sentiments et des attitudes Exprimer la satisfaction
18.2
Exprimer le plaisir
18.3
Exprimer le mécontentement
18.4
Exprimer la surprise
18.5
Exprimer l’étonnement
18.6
Exprimer la douleur
18.7
Exprimer le chagrin
18.8
Exprimer la sympathie
18.9
Exprimer la peur
18.10
Exprimer l’espoir
18.11
Exprimer la déception
18.12
Exprimer l’admiration
18.13
Exprimer le regret
37
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 19
evalueren en een standpunt innemen.
19 19.1
Evaluer et prendre position Exprimer son accord
19.2
Exprimer le refus
19.3
Exprimer le doute
19.4
Exprimer la certitude/l’incertitude
19.5
Exprimer l’ignorance
19.6
Exprimer la préférence
19.7
Exprimer son intérêt
19.8
Exprimer la nécessité/l’obligation
19.9
Porter un jugement sur quelqu’un
19.10
Porter un jugement sur quelque chose
19.11
Exprimer l’impatience
19.12
Exprimer des reproches
19.13
Exprimer des protestations
19.14
Exprimer le regret
38
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 20
21
acties en reacties uitlokken.
de communicatie verifiëren.
20 20.1
Provoquer des actions et des réactions Promettre ou faire promettre
20.2
Conseiller, déconseiller
20.3
Avertir/prévenir/
20.4
Encourager/mettre en garde
20.5
Demander/donner la permission
20.6
Demander à quelqu’un de faire quelque chose
20.7
Demander à quelqu’un de parler moins fort/de se taire
20.8
Donner des indications, donner des instructions, des ordres
20.9
Dire à quelqu’un de faire quelque chose
20.10
Défendre/interdire
20.11
Faire une commande
20.12
Faire une proposition/suggestion
21
Vérifier et s’assurer de la communication
39
GRAMMATICA De cursisten kunnen hun functionele en grammaticale kennis omzetten in taalhandelingen. LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 22
23
24
hoeveelheden uitdrukken.
kwaliteit uitdrukken.
intensiteit uitdrukken.
22 22.1
L’expression de la quantité L’article
22.2
La mise au pluriel
22.3
La négation
22.4
L’adjectif numéral
22.5
L’adverbe
• • • 22.6
Beaucoup Très Énormément Le substantif
23 23.1
L’expression de la qualité L’adjectif qualificatif
23.2
La position de l’adjectif
23.3
L’adverbe
23.4
La comparaison
24 24.1
L’expression de l’intensité L’adverbe
24.2
La locution adverbiale
24.3
Préfixes
40
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 25
26
vergelijkingen uitdrukken.
de tijd uitdrukken.
25 25.1
L’expression de la comparaison L’adjectif
• 25.2
La même L’adverbe
• • 25.3
Bien Mieux Expressions
25.4
Plus ... que ...
25.5
Moins ... que ...
25.6
Aussi ... que ...
25.7
Le (la, les) plus (moins)
25.8
Rapide(s)
26 26.1
L’expression du temps L’adverbe
• 26.2
Toujours La préposition
• • 26.3
Depuis En Le substantif
• 26.4
Lundi de Pâques Certaines formes du lexique
• • 26.5
Année <-> an Soirée <-> soir Le gérondif
41
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 27
28
29
de plaats uitdrukken.
het doel uitdrukken.
de oorzaak uitdrukken.
27 27.1
L’expression du lieu L’adverbe
• • 27.2
Partout Dehors La préposition
• • 27.3
A Paris En France La locution prépositionnelle
• 27.4
Au milieu de Le pronom
• • 27.5
En Y Le pronom démonstratif
• • 27.6
Celui-ci Celle-là L’adjectif numéral ordinal
28 28.1
L’expression du but La préposition
•
Pour
29 29.1
L’expression de la cause La conjonction
• • 29.2
Parce que Puisque Le gérondif
29.3
La préposition
• •
Par A cause de
42
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 30
31
het gevolg uitdrukken.
de manier, het middel uitdrukken.
32
de restrictie uitdrukken.
33
de voorwaarde uitdrukken.
30 30.1
L’expression de la conséquence La conjonction/la locution conjonctive
• • 30.2
Donc Alors La ponctuation
•
:
31 31.1
L’expression de la manière, du moyen La préposition
• • 31.2
A pied En avion L’adverbe
• 31.3
Doucement Le gérondif
31.4
L’adjectif employé comme adverbe
•
Travailler dur
32 32.1
L’expression de la restriction La conjonction/la locution conjonctive
•
Mais
33 33.1
L’expression de la conjonction La conjonction “si”
33.2
Le gérondif
33.3
La préposition
43
WOORDENSCHAT De cursisten kunnen bij de uitvoering van de taaltaken de functionele kennis inzetten om de vorm, de betekenis en de reële gebruikscontext te beheersen van algemene en specifieke thema’s. LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 34
geschreven en gesproken tekst in verband met het bestaan begrijpen 34 en produceren.
L’existence
35
geschreven en gesproken tekst in verband met tijd begrijpen en produceren.
35
Le temps/la situation dans le temps
36
geschreven en gesproken tekst in verband met plaats begrijpen en produceren.
36
L’espace/la localisation dans l’espace
37
geschreven en gesproken tekst in verband met hoeveelheid begrijpen en produceren.
37
La quantité
38
geschreven en gesproken tekst in verband met kwaliteit begrijpen en produceren.
38
La qualité
39
geschreven en gesproken tekst in verband met relaties begrijpen en produceren.
39
La relation
44
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 40
geschreven en gesproken tekst in verband met transportmiddelen begrijpen en produceren.
40 40.1
Les moyens de transport Les horaires
40.2
Les prix
40.3
Les billets
40.4
Les formulaires
40.5
Les lieux de départ
40.6
La disponibilité de places
40.7
Les conditions particulières de transport
40.8
Les réservations
40.9
Les bagages
40.10
Les formalités
• •
Passeports Douane
45
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 41
geschreven en gesproken tekst in verband met hotels en restaurants begrijpen en produceren.
41 41.1
Hôtels et restaurants Accueil des clients
41.2
Réservations
• • 41.3
Fiche de réservation Planning Informations sur les restaurants
• • 41.4
Menus Recettes Informations sur l’hôtel et son environnement
• • • • 41.5
La présentation La localisation La valorisation L’animation Les conditions de paiement
41.6
L’addition
41.7
La facture
46
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 42
43
44
geschreven en gesproken tekst in verband met reisagentschappen begrijpen en produceren.
geschreven en gesproken tekst in verband met gidsen begrijpen en produceren.
42 42.1
Agence de voyages Les voyages
42.2
Les séjours
42.3
Les itinéraires
42.4
Les circuits
42.5
Les locations
42.6
Les pays et les villes
42.7
Les prix
42.8
Les conditions de vente
42.9
Les programmes
42.10
Les promotions
• • 42.11
Les dépliants Les annonces publicitaires Les réservations
42.12
Les précisions sur le voyage
42.13
L’hôtel
43 43.1
Guides Informations sur les villes
43.2
Les régions
• • •
Sites Monuments Plan de la ville
geschreven en gesproken tekst in verband met verschillende vormen 44 van toerisme begrijpen en produceren. 44.1
Différentes formes de tourisme Le tourisme culturel
44.2
Le tourisme d’affaires
44.3
Le tourisme d’aventure
47
METHODOLOGISCHE WENKEN PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Zoals al gesteld ligt de klemtoon op de praktische taalverwerving, waarbij de 4 vaardigheden duidelijk geïntegreerd worden. De leerkracht houdt rekening met de interesses van de cursisten. 1. Luisteren Luisterend begrijpen moet deel uitmaken van alle lesfasen. De leraar tracht zoveel mogelijk de doeltaal te gebruiken. De onderwerpen zijn vrij kort en hebben raakpunten met de beroepswereld en belevingswereld van de cursisten. Korte, qua moeilijkheidsgraad aangepaste mededelingen zijn aangewezen. De opdrachten moeten vooraf duidelijk gespecificeerd worden: globaal, selectief of intensief luisteren. Bij een goede luisteroefening komen steeds een beperkt aantal ongekende taalfeiten voor. Gerichte opdrachten kunnen de luistervaardigheid bevorderen (audition sélective >< audition globale). Het is aangewezen om geregeld andere stemmen dan die van de leraar laten beluisteren (les locuteurs natifs). Audiocassettes en videocassettes zijn uitstekende hulpmiddelen. Ook het visuele element kan degelijke ondersteuning bieden (video, strips, fotomateriaal, mimiek, ...) Essentieel is dat de cursisten spontaan luisterbereidheid tonen t.o.v. eenvoudige (aangepaste of authentieke) informatiebronnen over algemene onderwerpen. Ook luisterteksten bevorderen de spreekvaardigheid en gespreksvaardigheid. 2. Lezen Lezen blijft van essentieel belang bij kennisoverdracht, geleidelijke intellectuele en culturele vorming en verrijking. Daarbij moet lezen worden ontschoold en overkomen als een aangenaam tijdverdrijf. De onderwerpen zijn vrij kort en hebben raakpunten met de beroepswereld en belevingswereld van de cursisten. Er worden korte en eenvoudige teksten aangeboden. De cursisten leren voorspellend lezen door middel van titels, foto’s, afbeeldingen, ... Er wordt afgestapt van lineaire lectuur. De cursisten mogen niet blijven steken bij woorden of zinnen die ze niet begrijpen: ze moeten gericht leren lezen. Een tekst wordt concentrisch gelezen, in verschillende fasen, van globaal naar detail (holistische aanpak). De cursisten leren verschillende leesstrategieën. Ze nemen een tekst vlug door om een idee te krijgen van de inhoud, met bijzondere aandacht voor bepaalde mots of phrases clés (globale lectuur (skimming)). Ze zoeken naar bepaalde details van informatief belang of gaan na of een bepaald element behandeld is (selectieve lectuur (scanning)). Ze lezen gedetailleerd (intensieve lectuur). Cursorische lectuur gebeurt met behulp van aangepaste tijdschriften. Er worden actuele en utilitaire teksten behandeld (gebruiksaanwijzingen, weerberichten, spelregels, reclame, folders, ...).
48
Voor verhalende teksten kan de grille de Quintilien (qui, où, quand, quoi, pourquoi, comment ...) erg dienstig zijn. De leerkracht moet - teksten aanbieden die aansluiten bij de belangstellingssfeer/interessepunten van de cursisten; - van de actualiteit uitgaan; - inspelen op specifieke behoeften van de cursisten. 3. Spreken - gesprekken voeren Spontaan of voorbereid, alleen of in interactie het woord kunnen nemen is essentieel bij taalbeheersing. Dat gebeurt o.a. via oefeningen op het leren luisteren, samenwerken, op anderen reageren, samen efficiënt produceren en reproduceren. Uiteraard zijn uitspraak, spreekritme en intonatie van essentieel belang voor efficiënte communicatie. De uitspraak moet zo correct mogelijk zijn, maar zonder de spontaneïteit af te remmen: de spreekdurf moet voortdurend gestimuleerd worden (oser parler). Heel veel aandacht moet gaan naar duidelijke individuele opdrachten. De interactie moet optimaal aangemoedigd worden (cf. telefoongesprekken, rollenspel, simulaties, ...). Luisterbereidheid en spreekdurf stimuleren blijft essentieel. De bereidheid om naar elkaar te luisteren en om in communicatie te treden moet van bij het begin gestimuleerd worden. Bij het spreken speelt ook de niet verbale communicatie (houding, gelaatsuitdrukking, gebaren) een belangrijke rol. Daarom is het noodzakelijk dat gesprekken op een natuurlijke manier kunnen gevoerd worden (kring, groep, duo). In het begin is het raadzaam om eenvoudig communicatief materiaal te gebruiken. Bij de verwerking moet gestreefd worden naar progressie en differentiëring. Er moet aandacht besteed worden aan het juiste taalregister (de woordenschat en de zinsconstructie aanpassen bij de gesprekssituatie). 4. Schrijven De onderwerpen zijn vrij kort en hebben raakpunten met de beroepswereld en belevingswereld van de cursisten. Behalve doeltreffendheid krijgt de vormcorrectheid van de teksten veel aandacht (bvb. zakelijke brief). De juiste woordorde in een zin herstellen, ontbrekende woorden en/of uitdrukkingen uit een reeks mogelijkheden kiezen, B-replieken in een aangepaste dialoog schrijven ; het zijn allemaal stappen in de richting van autonoom schrijven. De cursisten kunnen eenvoudige fiches of formulieren invullen (zoals de reservatiebon, ...). Ze kunnen eenvoudige standaardbrieven opstellen (aan de hand van modellen, maar aangepast aan een persoonlijke situatie). DIDACTISCHE HULPMIDDELEN De school moet natuurlijk over de noodzakelijke uitrusting en didactisch materiaal beschikken. Dat houdt onder meer in : - een lokaal met gemakkelijk verplaatsbaar meubilair om interactieve werkvormen mogelijk te maken; - een degelijke geluidsinstallatie: cassetterecorder, geluidscassettes, cd-speler; - een aantal referentiewerken: woordenboeken ... ; - een overheadprojector, TV en videotoestel. 49
Om de link met reële beroepssituaties te leggen, is het aangewezen om de cursisten af en toe een computer(lokaal) met internetaansluiting ter beschikking te stellen.
EVALUATIE 1. Algemeen De wenken in verband met evaluatie zijn louter indicatief bedoeld, maar taalvaardigheid moet in elk geval primeren op taalkennis. In de loop van deze module worden de vaardigheden van de cursisten permanent geëvalueerd. Deze evaluatie moet gevolgd worden door bijsturing, remediëren en feedback, anders mist ze haar doel. De leerkracht heeft de vrije keuze om te beslissen of deze permanente evaluatie in rekening gebracht wordt voor het eindresultaat. 2. Examen Zowel voor het schriftelijk als voor het mondeling examen worden duidelijke afspraken gemaakt met de cursisten in verband met het verwachtingspatroon en het verloop van het examen. Gespreid over het schooljaar moeten de vier vaardigheden evenwichtig aan bod komen. De puntenverdeling mag aangepast worden aan het niveau van de groep cursisten. Wel moeten valide en kwaliteitsgerichte criteria gehanteerd worden, die recht doen aan de eisen voor elke doelstelling. 2.1. Luistervaardigheid De parameters zijn uiteraard afhankelijk van de vorderingsgraad en/of het moeilijkheidsniveau van het luistermateriaal: 1. Werd de boodschap volledig/gedeeltelijk begrepen? 2. Werden belangrijke details begrepen? 2.2. Leesvaardigheid 1. Is de tekst globaal begrepen? 2. Is de cursist in staat hoofdzaken (wie, wat, waarom, waar, wanneer, hoe) te herkennen? 3. Inferentievermogen: is de cursist in staat niet aangeleerde woorden of structuren af te leiden? 2.3. Spreekvaardigheid en gespreksvaardigheid De cursist voert een gesprek van 5 à 10 minuten. Met deze proef gaat de leerkracht na of de cursisten voldoende kunnen communiceren rond de behandelde thema’s. De proef kan eventueel in groepjes van 2 of 3, waarbij iedere cursist over complementaire informatie beschikt. Van deze mondelinge proeven moet per cursist bij de examenkopijen steeds een gestructureerd proces-verbaal bewaard worden, met de vragen en de beoordelingscriteria. 1. Komt de boodschap (volledig of gedeeltelijk) over? Hoe staat het met de fonetische, grammaticale en lexicale correctheid? 2. Vlotheid 3. Gepast woordgebruik, prime au risque (de cursist durft minder gemakkelijke woorden en structuren te gebruiken) 4. Correcte registerkeuze (vertrouwelijk, beleefd, plechtig, alledaags enz.) 2.4. Schrijfvaardigheid 50
Deze proef sluit nauw aan bij de in de loop van het jaar behandelde leerstof (functies, noties, woordenschat, grammatica, spelling, tekstinhouden). 1. Werd de opdracht uitgevoerd? Komt de boodschap over? 2. Zijn de zinnen/structuren lexicaal en grammaticaal correct?
BIBLIOGRAFIE Kuipers Carla en Verdaasdonk Diane, Le français du tourisme, 1992, Intertaal, Amsterdam / Antwerpen Chantelauve Chiari Odile, Corbeau Sophie, Dubois Chantal, Les métiers du tourisme, Cours de français, 1991, Hachette, Paris Descotes-Genon Christiane, Eurin Simone, Rolle-Harold Rosalba, Szilagyi Elisabeth, La voyagerie, Pratique du français du tourisme, 1992, Presses Universitaires de Grenoble Descotes-Genon Christiane, Eurin Simone, Rolle-Harold Rosalba, Szilagyi Elisabeth, Pratique du français de l’hôtellerie et de la restauration, 1993, Presses Universitaires de Grenoble
51
MODULE Ab3 Engelse communicatie en onthaal (60 lt) VISIE Door de explosie van communicatiemiddelen en -technieken en een steeds stijgende mobiliteit lijkt de wereld met de dag kleiner te worden. In de informatiemaatschappij en communicatiemaatschappij is meertaligheid een absolute noodzaak. Verder is kennis van vreemde talen van essentieel belang in een multiculturele samenleving. Bovendien is er in diverse beroepssectoren een stijgende vraag naar mensen met een grondige talenkennis. Het onderwijs van moderne vreemde talen neemt dus een prominente plaats in binnen het geheel van de vorming. In het spectrum van de moderne vreemde talen is het Engels toonaangevend geworden als internationaal communicatiemiddel. Als gevolg van de globalisering is er behoefte aan een ‘lingua franca’. Die rol wordt vervuld door het Engels, dat mondiaal is uitgegroeid tot de internationale voertaal in heel wat domeinen. Deze tendens wordt nog versterkt door het toenemend gebruik van het internet voor informatieverzameling en –uitwisseling. Engels leren is bijgevolg een belangrijk onderdeel van de totale persoonlijkheidsontwikkeling van jongeren.
BEGINSITUATIE Cursisten worden toegelaten tot het Secundair Onderwijs voor Sociale Promotie als zij voldoen aan één van de volgende voorwaarden: -ouder zijn dan 18 jaar; -aan de voltijdse leerplicht voldaan hebben, d.w.z. o
ofwel ouder zijn dan 16 jaar
o
ofwel ouder zijn dan 15 jaar en de eerste twee leerjaren van het voltijds secundair onderwijs gevolgd hebben.
ALGEMENE DOELSTELLINGEN Dit leerplan rust op de algemene doelstellingen van het onderwijs moderne vreemde talen geformuleerd door de Raad van Europa1. Op Europees niveau bestaat er een consensus over de visie op het onderwijs van moderne vreemde talen. Dit leerplan wil daarvan de concrete vertaling zijn. De Raad van Europa stelde de volgende algemene doelstellingen voorop: 1. kunnen communiceren met anderstaligen: Naar elkaar luisteren en met elkaar communiceren zijn essentiële vereisten op het brede terrein van de menselijke interactie. Om de verstandhouding tussen volkeren te bevorderen, om economische en sociale redenen, is het belangrijk dat mensen elkaar begrijpen en met elkaar communiceren. 2. moderne vreemde talen kunnen gebruiken voor praktische doeleinden: De prioriteit van het Europese taalonderwijs is wat cursisten met taal kunnen doen en niet wat ze erover weten. Kennis van woordenschat en grammaticale structuren is geen doel op zich, maar slechts een middel tot het verwerven van communicatieve vaardigheden. Realistisch taalgebruik in zinvolle communicatieve situaties moet in ons taalonderwijs dan ook primeren. 3. zich cultureel verrijken door contact met de anderstalige wereld:
52
Kennis van moderne vreemde talen draagt ook bij tot culturele verrijking want daardoor wordt contact met anderstaligen en hun cultuur mogelijk. Wie zich openstelt voor de socio-culturele eigenheid van anderstaligen krijgt ook een beter inzicht in de eigen cultuur. Communicatieve vaardigheden 1. Moderne vreemde talen receptief en productief, mondeling en schriftelijk effectief gebruiken als communicatiemiddel in relevante situaties. 2. In staat zijn het taalgebruik aan te passen aan het doel van de taaltaak. Functionele kennis 3. De functionele kennis beheersen die nodig is voor het uitvoeren van de taaltaak. 4. Via reflectie op de taaltaak de hierboven beschreven functionele kennis uitbreiden om de doeltreffendheid en de accuraatheid van de communicatie te verhogen. Strategieën 5. Leerstrategieën verwerven om de specifieke taaltaken efficiënter te kunnen uitvoeren. 6. Verbale en niet-verbale communicatiestrategieën aanwenden om aan de communicatieve behoeften te kunnen voldoen. Attitudes 7. Het belang inzien van en interesse hebben voor het leren van vreemde talen en gemotiveerd zijn om de taal ook buiten de klascontext te verwerven. 8. De gebruiksmogelijkheden van vreemde talen waarderen door gevoel te ontwikkelen voor effectieve communicatie en door plezier te beleven aan mondelinge en schriftelijke communicatie. 9. Luisterbereidheid en leesbereidheid, spreekdurf en zelfvertrouwen ontwikkelen. 10. Bereid zijn tot intercultureel contact. Van leerstofgericht naar cursist-gericht onderwijs De visie op het leren en het onderwijzen is de laatste jaren grondig gewijzigd. Naast het overbrengen van kennis wordt meer en meer de nadruk gelegd op het aanleren van vaardigheden, de vorming van attitudes en op het zelfstandig kunnen omgaan met kennis (leren leren). De doelstellingen van ons onderwijs evolueren naar het leren probleemoplossend denken, het zelfstandig of in groep leren werken en het kunnen omgaan met de enorme hoeveelheden aan informatie en kennis die ons onder meer door de diverse media worden aangeboden. In deze cursistgerichte visie verschuift het accent van onderwijzen naar zelfstandig leren met als consequenties: •
de gewijzigde rol van de leraar: van overdrager van kennis naar begeleider van het leerproces;
•
de keuze van een aangepaste didactiek met ruimte voor inductieve en interactieve werkvormen;
•
een taakgerichte aanpak: de cursisten ontwikkelen hun taalvaardigheid individueel of in groep aan de hand van concrete realistische taken.
53
leerplandoelstellingen/leerinhouden-Ab3 Engelse communicatie en onthaal (60 lt) LUISTEREN LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 1
2
3
4
5
het globale onderwerp bepalen, de hoofdgedachte achterhalen en relevante informatie selecteren in niet complexe teksten.
het globale onderwerp bepalen, de hoofdgedachte achterhalen, relevante informatie selecteren, een spontane mening/appreciatie vormen en de gedachtegang volgen in niet al te complexe, door beeldmateriaal ondersteunde informatieve teksten, prescriptieve teksten, narratieve teksten.
het globale onderwerp bepalen en een spontane mening/appreciatie vormen bij eenvoudige, door tekstmateriaal of beeldmateriaal ondersteunde artistieke en literaire teksten.
begrijpen wat een gesprekspartner aanbrengt om een niet al te complex gesprek te kunnen voeren.
de functionele kennis gebruiken die nodig is voor het uitvoeren van de luistertaak.
1 1.1
Tekstsoorten Mededelingen
1.2
Waarschuwingen
1.3
Publieke aankondigingen
1.4
Instructies
2 2.1
Tekstsoorten Een tv-nieuwsitem
2.2
Een gebruiksaanwijzing
2.3
Een reclameboodschap
2.4
Een reportage
2.5
Een filmfragment en feuilletonfragment
3 3.1
Tekstsoorten Een kortverhaal
3.2
Een song
3.3
Een eenvoudig toneelfragment of filmfragment
4 4.1
Tekstsoorten Rechtstreekse gesprekken
4.2
Telefonische gesprekken
5 5.1
Functionele kennis Vorm, betekenis en reële gebruikscontext van woorden en grammaticale constructies
5.2
Uitspraak, spreekritme en intonatiepatronen
5.3
De socio-culturele diversiteit binnen de Engelstalige wereld 54
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 6
7
8
9
bij de planning, uitvoering en beoordeling van hun luistertaak leerstrategieën toepassen die het bereiken van het luisterdoel bevorderen.
reflecteren over de eigenheid van de spreektaal.
communicatiestrategieën aanwenden.
de nodige luisterbereidheid opbrengen.
6 6.1
Leerstrategieën Relevante voorkennis i.v.m de inhoud inzetten en hun voorkennis tegelijkertijd uitbreiden
6.2
Hun functionele kennis inzetten en deze tegelijkertijd uitbreiden
6.3
Het luisterdoel bepalen
6.4
Zich niet laten afleiden als ze in een klankstroom niet alles begrijpen
7 7.1
Eigenheid van de spreektaal Elementaire omgangsvormen
7.2
Non-verbaal gedrag
7.3
Bedoelingen en emoties van de schrijver
8 8.1
Strategieën Zeggen dat ze iets niet begrijpen en vragen wat iets betekent
8.2
Gebruik maken van beeldmateriaal, context, redundantie
8.3
Vragen om langzamer te spreken, om iets te herhalen, iets aan te wijzen, iets te spellen, iets in andere woorden te zeggen
9 9.1
Luisterbereidheid Belangstelling voor wat de spreker zegt
9.2
Grondig en onbevooroordeeld luisteren
9.3
Respect voor luisterconventies
9.4
Inleving in de socio-culturele en emotionele wereld van de spreker
9.5
Openheid t.o.v. esthetische beleving
55
LEZEN LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 10
11
12
het globale onderwerp bepalen, de hoofdgedachte achterhalen, een spontane mening/appreciatie vormen, de gedachtegang volgen, relevante informatie selecteren en de tekststructuur en –samenhang herkennen bij niet al te complexe informatieve teksten;niet al te complexe prescriptieve teksten; niet al te complexe narratieve teksten; eenvoudige argumentatieve teksten.
het globale onderwerp bepalen, de hoofdgedachte achterhalen en een spontane mening vormen bij zeer eenvoudige artistieke literaire teksten.
de functionele kennis gebruiken die nodig is voor het uitvoeren van de leestaak.
10 10.1
Tekstsoorten Een nota
10.2
Een krantenbericht
10.3
Een jobadvertentie
10.4
Een brief
10.5
Een e-mail
10.6
Een hypertekst (een niet-lineaire elektronische tekst)
10.7
Een handleiding
10.8
Een gebruiksaanwijzing
10.9
Een veiligheidsvoorschrift
10.10
Een instructie
10.11
Een (reis)verhaal
10.12
Een lezersbrief
10.13
Een recensie uit een tijdschrift
11 11.1
Tekstsoorten Een gedicht
11.2
Een songtekst
11.3
Een kortverhaal
11.4
Een romanfragment of toneelfragment
12 12.1
Functionele kennis Vorm, betekenis en reële gebruikscontext van woorden en grammaticale constructies
12.2
Spelling en interpunctie
12.3
De socio-culturele diversiteit binnen de Engelstalige wereld 56
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 13
14
15
bij de planning, uitvoering en beoordeling van hun leestaken leerstrategieën toepassen die het bereiken van het leesdoel bevorderen.
reflecteren over de eigenheid van de schrijftaal.
communicatiestrategieën aanwenden.
13 13.1
Strategieën Relevante kennis in verband met de inhoud inzetten en uitbreiden
13.2
Functionele kennis inzetten en uitbreiden
13.3
Het leesdoel bepalen
13.4
De tekstsoort herkennen
13.5
De lay-out interpreteren (bvb subtitels)
13.6
Zich niet laten afleiden als ze in een tekst niet alles begrijpen
13.7
Belangrijke informatie aanduiden
13.8
Hypothesen opbouwen over de inhoud of bedoeling van de tekst
14 14.1
Eigenheid van de schrijftaal Het onderscheid tussen verschillende tekstsoorten
14.2
Verschillende taalregisters
• • • 14.3
Formeel Informeel Vertrouwelijk taalgebruik Elementen van tekstopbouw
15 15.1
Strategieën De betekenis van ongekende woorden afleiden uit de context
15.2
Raadpleging van traditionele en elektronische hulpbronnen en gegevensbestanden
15.3
Gebruik van ondersteunend visueel materiaal
• • •
Foto’s Cartoons Tabellen 57
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 16
de nodige leesbereidheid opbrengen.
•
Schema’s
16 16.1
Leesbereidheid Onbevooroordeeld lezen en concentratie op wat ze willen vernemen
16.2
Inleving in de socio-culturele en emotionele wereld van de schrijver
16.3
Reflectie op eigen leesgedrag
16.4
Openheid t.o.v. esthetische beleving
58
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 17
het globale onderwerp bepalen, de hoofdgedachte achterhalen, een spontane mening/appreciatie vormen, de gedachtegang volgen, relevante informatie selecteren en de tekststructuur en –samenhang herkennen bij niet al te complexe informatieve teksten en niet al te complexe prescriptieve teksten.
17 17.1
Tekstsoorten Reisdocumenten
17.2
Toeristische correspondentie
• • • 17.3
Reservering Klacht Annulering Verzekeringsdocumenten
17.4
Advertenties voor reizen, hotels …
17.5
Artikels met toeristische info over landen, streken, steden …
17.6
Artikels over de rol en het belang van toerisme
17.7
Artikels uit toeristische tijdschriften
17.8
Reisbrochures (van toeristische diensten, touroperators …)
17.9
Artikels over de gewoonten in verschillende landen, over vooroordelen in verband hiermee
17.10
Reisgidsen
17.11
Routebeschrijvingen
17.12
Folders van hotels
17.13
Hotelgidsen/restaurantgidsen
17.14
Hotelinformatie op websites
17.15
Offertes (bijv. van reisbureaus, touroperators)
17.16
Dienstregelingen in verband met luchtvaart, spoorwegen, autobus, boot …
• • • 17.17
In boekvorm Cd-rom Internet Hotelvoorschriften
59
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 18
het globale onderwerp bepalen, de hoofdgedachte achterhalen, een spontane mening/appreciatie vormen, de gedachtegang volgen, relevante informatie selecteren en de tekststructuur en –samenhang herkennen bij niet al te complexe informatieve teksten.
18 18.1
Tekstsoorten Correspondentie
18.2
Formulieren
18.3
Een persmededeling
18.4
Een verslag (bijv. van een vergadering)
18.5
Artikels over reclame, organisatie van evenementen, manifestaties, tentoonstellingen, recepties, enz.
SPREKEN LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 19
20
informatie geven en vragen en een spontane mening geven over onderwerpen die tot hun interessesfeer behoren.
informatie geven en vragen bij documenten.
19 19.1
Informatie Persoonlijke informatie
19.2
Gezinssituatie
19.3
Leefsituatie
19.4
Hobby’s
20 20.1
Documenten Afbeelding
20.2
Formulier
20.3
Gebruiksaanwijzing
20.4
Prijsofferte
60
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 21
een spontane mening/appreciatie geven over beluisterde of gelezen teksten.
21 21.1
Tekstsoorten Tv-nieuwsitem
21.2
Gebruiksaanwijzing
21.3
Reclameboodschap
21.4
Reportage
21.5
Filmfragment en feuilletonfragment
21.6
Kortverhaal
21.7
Eenvoudig toneelfragment
21.8
Nota
21.9
Krantenbericht
21.10
Jobadvertentie
21.11
Brief
21.12
E-mail
21.13
Hypertekst (een niet-lineaire elektronische tekst)
21.14
Handleiding
21.15
Veiligheidsvoorschrift
21.16
Instructie
21.17
(Reis)verhaal
21.18
Lezersbrief
21.19
Recensie uit een jongerentijdschrift
21.20
Gedicht
21.21
Songtekst
21.22
Romanfragment
61
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 22
23
24
25
een korte beschrijving geven.
een niet al te complexe conversatie voeren.
een eenvoudig telefoongesprek voeren.
functionele kennis gebruiken die nodig is voor het uitvoeren van de spreektaak/gesprekstaak.
22 22.1
Beschrijvingen Handeling
22.2
Gebeurtenis
22.3
Ervaring
23 23.1
Conversaties Alledaagse situaties
• • • • 23.2
Winkel Hotel Restaurant Openbaar vervoer Studie, beroep, vrijetijdsbesteding
23.3
Actualiteit
24 24.1
Telefoongesprekken Inwinnen en verstrekken van inlichtingen
24.2
Bestelling
24.3
Reservering
24.4
Klacht
24.5
Afspraak
24.6
Uitnodiging
25 25.1
Functionele kennis Vorm, betekenis, reële gebruikscontext van woorden en grammaticale constructies
25.2
Uitspraak, spreekritme en intonatiepatronen
25.3
De socio-culturele diversiteit binnen de Engelstalige wereld
62
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 26
27
28
29
bij de planning, uitvoering en beoordeling van hun spreektaak / gesprekstaak leerstrategieën toepassen die het bereiken van het spreekdoel bevorderen.
reflecteren over taal en taalgebruik.
communicatiestrategieën aanwenden.
de nodige spreekbereidheid en spreekdurf opbrengen.
26 26.1
Strategieën Inzetten relevante voorkennis in verband met de inhoud
26.2
Inzetten en uitbreiding functionele kennis
26.3
Informatieverwerving en -verwerking, ook via elektronische weg
26.4
Taakverdeling, overleg, hulp, afspraken, samenwerking, presentatie
27 27.1
Taal en taalgebruik Elementaire omgangsvormen
27.2
Non-verbaal gedrag
• •
Tekens Lichaamstaal
28 28.1
Strategieën Non-verbaal gedrag
28.2
Zeggen dat ze iets niet begrijpen, vragen om langzamer te spreken, om iets te verhalen, iets aan te wijzen
28.3
Zelf iets herhalen om te verifiëren of hun formulering correct is
29 29.1
Spreekbereidheid Actief luisteren om tot goed spreken te komen
29.2
Het woord nemen en actief deelnemen aan een gesprek
63
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 30
31
informatie geven bij documenten.
een korte beschrijving geven.
30 30.1
Documenten Stadsplan
30.2
Reisbrochure
30.3
Folder
30.4
Toeristische wegenkaart
30.5
Boekingssysteem
30.6
Menu
31 31.1
Beschrijvingen Land, streek, stad
31.2
Reisroute
31.3
Bezienswaardigheid
31.4
Verblijfsmogelijkheden
31.5
Winkelaanbod
31.6
Uitgaansmogelijkheden
• • • 31.7
Restaurant Theater Discotheek Dienstverlening
• • • 31.8
Openbaar vervoer Bank Dokter Sportfaciliteiten
31.9
Gerechten
64
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 32
33
34
35
een niet al te complexe conversatie voeren.
een eenvoudig telefoongesprek voeren.
informatie geven en vragen en een spontane mening geven over onderwerpen die tot hun interessesfeer behoren.
informatie geven bij documenten.
32 32.1
Conversaties Inlichtingen aan de balie
32.2
Verkoopsgesprek
32.3
Interview
32.4
Gasten ontvangen en begeleiden
32.5
Groepen ontvangen en rondleiden
33 33.1
Telefoongesprekken Confirmatie
33.2
Annulering
33.3
Reactie op een klacht
33.4
Afzeggen van een afspraak
34 34.1
Informatie Mededeling op een vergadering
34.2
Presentatie van een product, van resultaten
35 35.1
Documenten Stadsplan
35.2
Wegenkaart
65
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 36
37
38
een korte beschrijving geven.
een niet al te complexe conversatie voeren.
een eenvoudig telefoongesprek voeren.
36 36.1
Beschrijvingen Verblijfsmogelijkheden
36.2
Winkelaanbod
36.3
Uitgaansmogelijkheden
• 36.4
Restaurants Culturele activiteiten
36.5
Dienstverlening
• • • 36.6
Openbaar vervoer Bank Dokter Sportfaciliteiten
36.7
Product
37 37.1
Conversaties Inlichtingen aan de balie
37.2
Verkoopsgesprek
37.3
Interview
37.4
Gasten ontvangen en begeleiden
38 38.1
Telefoongesprekken Confirmatie
38.2
Annulering
38.3
Reactie op een klacht
38.4
Afzeggen van een afspraak
66
SCHRIJVEN LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 39
40
41
42
voor hen functionele teksten invullen.
een mededeling schrijven in verband met hun eigen belevingswereld en onderwerpen van meer algemene aard.
een formele en een informele brief en een e-mail schrijven.
de functionele kennis gebruiken die nodig is voor het uitvoeren van de schrijftaak.
39 39.1
Tekstsoorten Formulier
39.2
Vragenlijst
40 40.1
Tekstsoorten Memo
40.2
Kattebelletje
40.3
Verslag
40.4
Commentaar
40.5
Artikel
• • 40.6
Schoolkrant Schoolwebsite Beschrijving
41 41.1
Brieven of e-mails Persoonlijk
• • 41.2
Uitnodiging Afspraak Zakelijk
• • • • •
Reservering Vraag om inlichtingen Inlichting Klacht Sollicitatie
42 42.1
Functionele kennis Vorm, betekenis en reële gebruikscontext van woorden en grammaticale constructies
42.2
Spelling en interpunctie
42.3
De socio-culturele diversiteit binnen de Engelstalige wereld 67
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 43
44
45
46
bij de planning, uitvoering en beoordeling van hun schrijftaken leerstrategieën toepassen die het bereiken van het schrijfdoel bevorderen.
reflecteren over de eigenheid van de schrijftaal.
communicatiestrategieën aanwenden.
de nodige schrijfbereidheid en –durf opbrengen.
43 43.1
Strategieën zoals Inzet relevante voorkennis in verband met de inhoud
43.2
Inzet en uitbreiding functionele kennis
43.3
Informatieverwerving en -verwerking, ook via elektronische weg
43.4
Afstemming op doelpubliek
43.5
Passende lay-out
44 44.1
Eigenheid van schrijftaal Schrijftaal is formeler en meer geordend dan spreektaal
44.2
De betekenis van spelling, interpunctie en lay-out
44.3
De opbouw van een geschreven tekst
45 45.1
Strategieën Raadpleging traditionele en elektronische hulpbronnen
45.2
Mogelijkheden van ICT
45.3
Model
46 46.1
Schrijfbereidheid Nalezen geschreven teksten op vorm en inhoud
46.2
Leren van fouten
46.3
Zorg voor presentatie van geschreven teksten
46.4
Opzoeken schrijfwijze van een woord
46.5
Belangrijke teksten laten nakijken door iemand die de Engelse taal beheerst
68
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 47
48
49
voor hen functionele teksten invullen.
een mededeling schrijven in verband met hun beroepswereld.
een formele en een informele brief en een e-mail schrijven.
47 47.1
Tekstsoorten Hotelrekening
47.2
Boekingsformulier
47.3
Ticket
47.4
Contract
• 47.5
Bij wagenverhuur Verzekeringsdocument
48 48.1
Tekstsoorten Beschrijving van een streek, een route
48.2
Planning
• • • • 48.3
Bezoeken Rondleidingen Vergaderingen Conferenties Telefonische boodschap
49 49.1
Brieven of e-mails van zakelijke aard Prijsaanvraag
49.2
Offerte
49.3
Bestelling
49.4
Bevestiging van reservatie
49.5
Annulering
49.6
Antwoord op een klacht
69
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 50
51
een mededeling schrijven in verband met hun beroepswereld.
een formele en een informele brief en een e-mail schrijven.
50 50.1
Tekstsoorten Folder
50.2
Brochure
50.3
Circulaire
50.4
Promotietekst
50.5
Persbericht
50.6
Overeenkomst (contract)
50.7
Agenda van een vergadering
50.8
Notulen van een vergadering
50.9
Artikel in het personeelsblad
50.10
Mededeling voor het prikbord
51 51.1
Brieven of e-mails van zakelijke aard Bevestiging van reservatie
51.2
Annulering
51.3
Antwoord op een klacht
70
FUNCTIONELE KENNIS LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 52
bij het uitvoeren van hun taaltaken hun functionele kennis met betrekking tot enkele noties inzetten.
52 52.1
Notions Spatial
• • • • • 52.2
Location Shape Relative position Motion Direction Temporal
• • • • 52.3
Point of time Period Frequency Other time references Quantitative
• • • • • • 52.4
Quantity Degree Measure Weight Size Volume Qualitative
• • • 52.5
Quality Colours Materials Personal identification
• • • • • • •
Name Address Telephone number Date and place of birth Age Sex Marital status 71
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen • • • • • • • • 52.6
Nationality Origin Occupation Family & relatives Religion Likes and dislikes Character, disposition, temperament Physical appearance House and home, environment
• • • • • • • • • 52.7
Types of accommodation Rooms Parts of a house Furniture, decoration Cost (e.g. rent, mortgage …) Services (e.g. electricity, heating …) Amenities Region and geographical features (e.g. countryside, forest …) flora & fauna Daily life
• • • • • 52.8
At home (daily routines) At work Income Schooling Prospects Free time & entertainment and pursuits
• • • • • • •
Leisure Hobbies and interests Radio, TV, etc. Cinema, theatre, concert, etc. Exhibitions, museums, etc Photography Intellectual and artistic pursuits (e.g. reading, painting …) 72
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen • • 52.9
Sports Press Travel
• • • • • • • • 52.10
Public transport Private transport Traffic Holidays Accommodation Luggage Entering and leaving a country Travel documents Relations with other people
• • • • • • • • 52.11
Relationship Invitations Correspondence Club membership Government and politics Crime and justice War and peace Social affairs Health & body care
• • • • • • 52.12
Parts of the body Personal comfort Hygiene Ailments, accidents Medical services Insurance Education
• • • 52.13
Schooling Subjects Qualifications and examinations Shopping
73
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen • • • • • • 52.14
Shopping facilities Foodstuffs Clothes, fashion Smoking Household articles Prices Food & drink
• • 52.15
Types of food & drink Eating & drinking out Services
• • • • • • 52.16
Post Telephone Telegraph Bank Garage Petrol station Weather
•
Climate and weather
74
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 53
54
bij het uitvoeren van hun taaltaken hun functionele kennis met betrekking tot grammatica inzetten.
bij het uitvoeren van hun taaltaken hun functionele kennis met betrekking tot uitspraak, spreekritme en intonatiepatronen inzetten.
53 53.1
Grammar Adjectives
53.2
Adverbs
53.3
Determiners
• • • • • 53.4
Indefinite article Definite article Some / any / no Much / many / a lot of (a) little / (a) few Nouns
53.5
Numbers
53.6
Pronouns
53.7
Prepositions
53.8
Verbs
53.9
Sentence patterns
• • • • • • • • • • • • •
Declarative sentences Negative sentences Interrogative sentences Imperative sentences Question tags Short answers Additions to remarks (so, neither, nor) Passive voice Reported speech Special finites and their use (may / must / should have …) Causative use of have and make Use of the gerund Gerund or infinitive?
54
Uitspraak, spreekritme en intonatiepatronen
75
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 55
bij het uitvoeren van hun taaltaken hun functionele kennis met betrekking tot spelling en interpunctie inzetten.
55
Spelling en interpunctie
56
hun functionele kennis omzetten in taalhandelingen.
56 56.1
Taalhandelingen Raad geven
56.2
Zeggen dat ze iets niet weten
56.3
Iemands mening vragen
56.4
Zijn mening uitdrukken
56.5
Iemand geruststellen
56.6
Iemand de groeten doen
56.7
Zeggen dat ze het eens of oneens zijn over iets
56.8
Vergelijken
57 57.1
Socio-culturele aspecten Elementaire geografische gegevens
57.2
Het dagelijks leven
57.3
De vrijetijdsbesteding
57.4
De levensomstandigheden
57.5
Sociale conventies
57
hun functionele kennis inzetten om inzicht te krijgen in de socioculturele realiteit van de Engelstalige wereld.
76
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 58
bij het uitvoeren van hun taaltaken hun functionele kennis inzetten.
58 58.1
Travel Geograpical names
58.2
Nationality words
58.3
Entering and leaving a country
58.4
Travel documents
58.5
Types of holidays
58.6
Foreign currencies
58.7
Methods of payment
58.8
Travel agency
58.9
Tour operator
58.10
Transport by air/sea/rail/road
58.11
Luggage
58.12
Cruises
58.13
Car rental
58.14
Types of accommodation
58.15
Hotel staff
58.16
Hotel facilities
58.17
Hotel services
58.18
Restaurant
58.19
Restaurant services
77
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 59
60
hun functionele kennis omzetten in taalhandelingen.
bij het uitvoeren van hun taaltaken hun functionele kennis inzetten.
59 59.1
Taalhandelingen Zich aan een groep voorstellen
59.2
Begroeten en onthaal van reizigers
59.3
Inlichtingen verstrekken
59.4
Reageren op een verzoek
59.5
Iemand wegwijs maken
59.6
Rondleiden van gasten
59.7
Afrekenen
59.8
Een afspraak maken
59.9
Een oplossing voorstellen
59.10
Hulp aanbieden
59.11
Raad geven
59.12
Uitleg geven
59.13
Vragen naar interesses
59.14
Vragen naar voorkeur
59.15
Iets aanprijzen
59.16
Omgaan met een klacht
59.17
Zich verontschuldigen
59.18
Een gesprek afronden
60 60.1
Public relations Publicity
60.2
Advertising
60.3
Marketing
60.4
Media
78
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen
61
hun functionele kennis omzetten in taalhandelingen.
60.5
Etiquette
61 61.1
Taalhandelingen Aanspreken
61.2
Begroetingsvormen
61.3
Een groep ontvangen
61.4
Voorstellen van zichzelf
61.5
Voorstellen van anderen
61.6
Uitnodigen
61.7
Bedanken
61.8
Afzeggen
61.9
Feliciteren
61.10
Argumenteren
• • 61.11
Formuleren van standpunten Weerleggen Samenvatten en besluiten trekken
61.12
Afronden
61.13
Een afspraak maken
61.14
Omgaan met klachten
61.15
Zich verontschuldigen
61.16
Een oplossing voorstellen
61.17
Iemand wegwijs helpen
61.18
Inlichtingen geven
61.19
Iets aanprijzen
61.20
Reageren op een verzoek
61.21
Raad geven 79
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 61.22
hulp aanbieden
61.23
Inlichtingen geven
61.24
Vragen naar interesses
61.25
Vragen naar voorkeur
80
METHODOLOGISCHE WENKEN
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN De vier vaardigheden De vier basisvaardigheden (luisteren, lezen, spreken/gesprekken voeren en schrijven) worden in dit leerplan afzonderlijk behandeld. Uiteraard kunnen veel communicatiesituaties alleen op een vrij kunstmatige wijze aan één van deze vaardigheidsdomeinen worden toegewezen. Zo zijn in een gesprek “luisteren” en “spreken” niet van elkaar te scheiden; een mondelinge synthese van een gelezen tekst is zowel een leesactiviteit als een spreekactiviteit. De cursisten moeten dus voldoende het geïntegreerd karakter van de vier vaardigheden ervaren. In de klassenpraktijk zal de leerkracht derhalve de verschillende aspecten van de taal harmonisch in elkaar laten vloeien. Een beluisterd fragment kan leiden tot spreken en schrijven. Een gelezen tekst kan leiden tot spreken of schrijven. ICT is bijzonder geschikt voor een efficiënte training van de communicatieve vaardigheden. Deze technologie biedt de leraar een vlotte toegang tot taalmateriaal in verschillende presentatievormen (tekst, beeld, geluid) en maakt het voor de leraar gemakkelijker om verschillende deelvaardigheden te combineren. 1.1. Luisteren o
Het is belangrijk dat de leraar tijdens de les consequent de doeltaal spreekt en daarbij bestendig zorg besteedt aan zijn eigen taalgebruik. Telkens hij het woord voert in het Engels wordt de luistervaardigheid van de cursisten geoefend.
o
De cursisten moeten echter geregeld ook met andere stemmen dan die van de leraar geconfronteerd worden. Zorgvuldig gekozen geluidsfragmenten of videofragmenten met native speakers kunnen bijzonder interessant materiaal opleveren om de luistervaardigheid en/of kijkvaardigheid te oefenen. Aan de hand van authentieke mondelinge boodschappen worden de cursisten vertrouwd gemaakt met het natuurlijk spreekritme van native speakers.
o
Bij de luistervaardigheidstraining streeft de leraar ernaar de verschillende luisterstrategieën aan bod te laten komen: voorspellend luisteren (voorkennis activeren om allerlei voorspellingen te doen over de beluisterde tekst) oriënterend luisteren (snel en selectief beluisteren van een tekst om een eerste globale indruk te verwerven) zoekend luisteren (specifieke informatie uit de tekst halen) globaal luisteren (hoofdzaken uit de beluisterde tekst halen) intensief luisteren (aandachtig luisteren om de tekst helemaal te begrijpen).
o
Het internet biedt heel wat interessant luistermateriaal in de vorm van geluidsfragmenten en / of beeldfragmenten (bvb. real-time uitzendingen van radiostations en tv-stations, soms met transcripties, en muzieksites en filmsites met fragmenten of trailers).
81
Training van luistervaardigheid kan ook op een efficiënte manier door de auditieve component van educatieve software. 1.2. Lezen o
Bij de opbouw van het programma zorgt de leraar ervoor dat de complexiteit van de teksten en de moeilijkheidsgraad van de oefeningen geleidelijk groter wordt. Eerst moeten de cursisten zicht krijgen op de grote lijnen en opbouw van een tekst vooraleer er sprake kan zijn van detailbegrip. Hij maakt zijn cursisten progressief vertrouwd met de verschillende leesstrategieën: voorspellend lezen (voorkennis activeren om allerlei voorspellingen te doen over de tekst) oriënterend lezen (snel en selectief doorlezen van een tekst om een eerste globale indruk te verwerven) zoekend lezen (gericht lezen om specifieke informatie uit de tekst halen: scannen) globaal lezen (diagonaal lezen om er de hoofdzaken uit te halen: to skim) intensief lezen (aandachtig lezen om de tekst helemaal te begrijpen).
o
Niet alle ongekende woorden in een tekst moeten uitgelegd worden. De cursisten moeten vertrouwd gemaakt worden met strategieën om woorden te raden. Zij moeten leren op welke manieren de vermoedelijke betekenis van een onbekend woord kan worden achterhaald. Dit kan onder meer door gebruik te maken van het globale begrip van de tekst en van de context waarin het onbekende woord staat of door uit de vorm van het woord zelf de betekenis af te leiden.
o
De keuze van het aangeboden tekstmateriaal moet zeer doordacht gebeuren: het mag niet te schools zijn. Lezen moet overkomen als een aangenaam tijdverdrijf. De leraar zal de leeshonger van de cursisten aanscherpen door teksten aan te bieden die aansluiten bij hun belangstellingssfeer of die inspelen op de actualiteit.
o
Schooltijdschriften kunnen een interessant middel zijn om cursisten aan het lezen te krijgen. Zij bieden het voordeel dat ze de actualiteit volgen en nadrukkelijk inspelen op de belangstelling en de leefwereld van de cursisten.
o
Het is belangrijk dat cursisten vaak toegang hebben tot authentiek leesmateriaal. Authentieke teksten zijn levensecht en motiverend voor de cursisten en brengen hen in contact met de realiteit van de Engelstalige gebieden.
o
Het internet is een onuitputtelijke bron van authentiek leesmateriaal. Zo hebben de meeste kranten en tijdschriften een goed uitgebouwde website, vaak met een archief, en bieden virtuele bibliotheken of gespecialiseerde websites een uitgebreide keuze aan literaire teksten.
82
o
Het zgn. ‘elektronisch lezen’ kan voor de cursisten een prettige en boeiende ervaring zijn die hen in staat stelt zelfstandig leestaken uit te voeren, waarbij zij getraind worden in het lezen van niet-lineaire elektronische teksten, zgn. hyperteksten. Bij het lezen van elektronische documenten beweegt de lezer aan de hand van hyperlinks direct van een punt in de tekst naar een ander, ofwel horizontaal ofwel verticaal, of naar een ander document of toepassing. Het is een meer verkennende manier van lezen waarbij de lezer beweegt naar eender welke plaats waar zijn interesse of nood aan informatie hem brengt. Deze manier van lezen vergt specifieke leesstrategieën en zoekstrategieën die bij cursisten moeten ontwikkeld worden.
o
Essentieel is wel dat de leraar de cursisten stuurt bij het surfen op het net. Het mag geen vrijblijvende activiteit worden maar een taakgerichte werkvorm met precieze opdrachten.
o
Huislectuur: De cursisten aanmoedigen tot lectuur blijft een belangrijke opdracht van de leerkracht. Door hen een aantal boeken te doen lezen wordt hun leesvaardigheid geoefend en komen ze in contact met de literatuur van de doeltaal en de sociale en culturele aspecten die daarmee samenhangen. Het is wenselijk dat de schoolbibliotheek beschikt over een voldoende aantal aangepaste en gevarieerde readers (fiction en non-fiction). Essentieel is wel dat de cursisten huislectuur niet ervaren als een schoolse verplichting. Dit kan door hen boeken te laten lezen waarvan de inhoud aansluit bij hun belevingswereld.
Het doel is de cursisten veel te doen lezen zonder dat de traditionele schoolopdrachten het leesplezier bederven. De huislectuur moet gekoppeld worden aan zinvolle opdrachten, waarbij de hulpmiddelen van ICT kunnen worden ingeschakeld (bvb. bij het zoeken van informatie over de auteur of de sociale en culturele achtergrond) en de verschillende vaardigheden worden geïntegreerd. Een leesproject gestoffeerd met creatieve opdrachten kan leiden tot schrijfvaardigheid (hierbij kan gelegenheid geboden worden om tekstverwerking te gebruiken) maar ook tot spreekvaardigheid (bvb. tijdens een mondelinge proef). 1.3. Spreken o
Bij ‘spreken’ onderscheiden we enerzijds gespreksvaardigheid en anderzijds spreekvaardigheid waarbij duidelijk één spreker op de voorgrond treedt. De gespreksvaardigheid is de communicatieve vaardigheid bij uitstek omdat zij leidt tot directe mondelinge interactie. De oefening ervan gebeurt het best door gebruik te maken van interactieve werkvormen, zoals groepswerk en het rollenspel. Door te werken in kleine groepen krijgen de cursisten meer spreekkansen. Bovendien bevorderen interactieve werkvormen hun spreekbereidheid en spreekdurf.
o
De bezorgdheid van de leerkracht voor de correcte uitspraak, spreekritme en intonatie moet permanent zijn. Er moet naar gestreefd worden dat de cursisten de meest opvallende afwijkingen in de uitspraak ten opzichte van het Nederlands beheersen (bv. ‘th’, aspiration, voiceless / voiced endings).
o
Fonetische en grammaticale correctheid mogen de spontaneïteit niet afremmen. Er moet een compromis gevonden worden tussen vlotheid en nauwkeurigheid in de expressie. De correctie van fouten mag geen storend of demotiverend element worden voor de vlotheid van de communicatie. Het spontane spreken mag niet negatief beïnvloed
83
worden door (herhaalde) onderbrekingen van de leraar. De cursist moet zich kunnen concentreren op de boodschap die hij wil overbrengen. Daarom is het aangewezen niet op elke fout te reageren en met de verbetering te wachten tot de cursist klaar is met spreken. Door de cursisten erop te wijzen dat het maken van fouten een essentieel onderdeel is van het leerproces kan de leraar hun vrees om fouten te maken wegnemen en de spreekdurf van de cursisten bevorderen. o
Het gebruik van een cassetterecorder of videocamera om het taalproduct van de cursist(en) te registreren kan een handig middel zijn om de mondelinge taalvaardigheid te oefenen en te beoordelen. Het confronteert de cursist met zijn eigen taalproduct, waardoor hij zijn eigen fouten kan detecteren en zijn eigen prestatie kan beoordelen. Bovendien geeft het de leraar meer tijd om achteraf feedback te geven en een evaluatiecijfer toe te kennen.
Volgende parameters kunnen gehanteerd worden: Uitvoering van de opdracht (task achievement) o
Werd de opgave volledig en efficiënt uitgevoerd? Heeft de cursist de gepaste inhoud voorzien om het onderwerp uit te werken? Heeft hij de juiste aspecten gekozen, heeft hij ze op een bevattelijke en voldoende gedetailleerde wijze uitgewerkt?
o
Is de gedachtegang logisch opgebouwd en samenhangend?
Vlotheid en interactie (fluency) o
Gebruikt de cursist de taal op een vlotte en natuurlijke wijze? (vloeiend? / aarzelend? / geremd? / veel onderbrekingen? / spreekangst?)
o
Beheert de cursist de interactie op gepaste wijze? (neemt het initiatief? reageert spontaan? wacht af?)
Nauwkeurigheid (accuracy) o
Is de inhoud weergegeven in een taal die duidelijk en correct is? In welke mate kan de cursist de reeds verworven kenniselementen correct gebruiken?
o
woordenschat (nauwkeurigheid, beperkte / brede waaier)
o
grammatica (morfologische / syntactische nauwkeurigheid, beperkte / brede waaier van structuren)
o
uitspraak (klanken, intonatie, zinsmelodie)
o
Is de keuze van zinsbouw, woordenschat, uitdrukkingen aangepast aan de communicatiesituatie? (stijl, register …)
1.4. Schrijven o
Om tot autonome schrijfvaardigheid te komen moeten de cursisten stapsgewijs, via tussendoelstellingen, naar het eigenlijke stellen geleid worden. Een planmatige progressie is dus noodzakelijk om ze tot autonoom, meer creatief schrijven te brengen.
84
o
Vooraleer de cursisten over een bepaalde schrijfvorm getoetst worden, moeten ze vertrouwd worden gemaakt met de specificiteit ervan aan de hand van een duidelijk model. De cursisten moeten de kans krijgen de getoetste schrijfvorm vooraf in te oefenen. Voorbeelden van mogelijke schrijfvaardigheidsoefeningen zijn: een formele / informele brief schrijven; een tekening of foto beschrijven; een verslag schrijven; een einde aan een verhaal schrijven; een ‘picture story’ uitschrijven; een persoonlijke mening formuleren.
o
Bij de correctie van een geschreven product besteedt de leraar niet enkel aandacht aan formele aspecten zoals grammatica en spelling, maar ook aan stilistische en inhoudelijke kenmerken van de geproduceerde tekst. Het is belangrijk de cursisten te wijzen op hardnekkige spelfouten (bvb. to/too, there/their, it’s/its) en steeds terugkerende grammaticale problemen, maar zij mogen bij de evaluatie niet overheersen. Ook hier geldt het principe dat een goed evenwicht moet gezocht worden tussen de vlotheid van de expressie en correctheid. Wel vormen de teksten van de cursisten interessante documenten om te komen tot een diagnose van het beheersingsniveau van hun functionele kennis. Zo kunnen fouten beschouwd worden als belangrijke indicatoren voor de noodzaak van bepaalde remediërende activiteiten.
o
Zoals bij de spreekvaardigheid en gespreksvaardigheid is het raadzaam voor de evaluatie van de schrijfvaardigheid duidelijke beoordelingscriteria te hanteren. Volgende aspecten kunnen daarvoor in aanmerking komen: inhoud (gedachtegang, lengte); taalcorrectheid (woordenschat, morfologie, zinsbouw, spelling, interpunctie); stijl (cohesie, adequate verwoording, register); structuur (tekstopbouw, paragraafstructuur, tekstconventies, lay-out).
Via e-mail is het gemakkelijk om teksten naar elkaar en naar de leraar door te sturen, ze geannoteerd terug te krijgen en zo te groeien naar autonoom schrijven. Voor de leraars bestaan programma’s die hen helpen bij het verbeteren en het geven van individuele feedback. Deze correctiesoftware genereert interactieve html-pagina’s zodat de cursist, als hij zijn gecorrigeerde tekst via e-mail terugkrijgt, foute woorden of zinsdelen kan aanklikken en zo gepaste hulp kan oproepen als hij niet direct de fout kan verbeteren. Functionele kennis Tijdens het uitvoeren van de taaltaken die voor elk van de vier vaardigheden in de leerplandoelstellingen werden beschreven bouwen de cursisten geleidelijk hun taalkennis op. De relatie tussen deze functionele
85
kennis en taalvaardigheid is geen eenrichtingsverkeer, waarbij kennis louter ondersteunend zou zijn voor de vaardigheid. Er is een wisselwerking tussen de kennis en de vaardigheden. Enerzijds zetten de cursisten bij het uitvoeren van een taaltaak hun kennis in, en anderzijds kunnen ze die onder begeleiding uitbreiden via reflectie op de ontvangen of geproduceerde tekst. De functionele kenniselementen bevinden zich vooral op het vlak van de woordenschat en de grammatica. Een aantal andere kenniselementen zijn te situeren op het fonetische en orthografische vlak. Een laatste kenniscomponent – belangrijk voor de groei naar interculturele competentie - is de sociale en culturele context van het Engels. 2.1. Grammatica o
In het moderne taalonderwijs kan de studie van de grammatica nooit een doel op zichzelf zijn. De grammatica is hier een functioneel hulpmiddel dat de communicatie ondersteunt. De functionele benadering van de grammatica vertrekt van een communicatieve situatie, waarbinnen de cursist zin heeft om taal te produceren en zelf bepaalt wat hij wenst te zeggen. De leraar staat hem bij door lexicale en grammaticale hulp aan te reiken.
o
Toch zijn er een reeks verschijnselen in de taal die steeds terugkeren. Vele cursisten voelen de behoefte om goed te begrijpen “waarom men zo iets zegt of schrijft”. Het herkennen van regelmatig voorkomende verschijnselen leidt tot een ruime toepasbaarheid in communicatieve situaties. Hieruit volgt dat het vaststellen en toepassen van een aantal regels, structuren en taalfenomenen noodzakelijk wordt. Het komt er dan op aan deze grammaticale fenomenen zoveel mogelijk op een communicatieve manier te presenteren en in te oefenen. De leraar volgt daarbij het best de inductieve leerweg: uitgaande van authentieke voorbeelden probeert hij de cursisten de systematiek achter bepaalde taalverschijnselen te laten ontdekken. De toepassingen die hij daaraan koppelt stellen niet de grammaticale structuur op zich centraal, maar wel de communicatieve situatie waarin de structuur wordt gebruikt. Deze communicatieve benadering leidt dan uiteindelijk naar de formulering van grammaticaregels die zo eenvoudig en eenduidig mogelijk zijn (bvb. in de vorm van formules of schema’s met goede typevoorbeelden). Het mag zeker nooit de bedoeling zijn om een volledig lesuur vol te proppen met grammaticale theorie en weinig motiverende toepassingen.
o
Er is reeds heel wat grammaticasoftware op de markt. Het gebruik ervan heeft het voordeel dat het meer flexibiliteit biedt, individuele vooruitgang en feedback geeft en de cursisten helpt evolueren naar autonome controle van de taal. Bij de keuze van grammaticasoftware moet echter even omzichtig omgesprongen worden als bij de gedrukte leerpakketten. De toepassingen moeten aansluiten bij het reële taalgebruik.
2.2. Woordenschat o
Voor woordenschat geldt hetzelfde principe als voor grammatica: zij is geen doel op zich, maar een belangrijk middel om tot communicatie te komen. Woordenschat wordt dan ook best ingeoefend in situaties waarin de cursist het nieuwe vocabularium nodig heeft om te kunnen functioneren (bvb. iets bestellen, afrekenen, …).
86
o
Woordenschatuitbreiding kan occasioneel gebeuren bvb. naar aanleiding van een leesactiviteit, maar het is ook zeer belangrijk om op een systematische en gestructureerde wijze aan woordenschatuitbreiding te doen door het aanbieden en exploreren van bepaalde noties. Bij zijn keuze uit de noties die in het leerplan vermeld staan, laat de leraar zich leiden door de reële communicatieve situaties waarin zijn cursisten de nieuwe woordenschat kunnen gebruiken. Om bij de woordenschatuitbreiding eentonigheid te vermijden is het wenselijk te streven naar een grote afwisseling van werkvormen.
o
Als nieuwe woordenschat wordt aangebracht in een leestekst, komt het erop aan het leesplezier van de cursisten niet te bederven door uitvoerige woordverklaring. De cursisten moeten ervan bewust gemaakt worden dat ze niet alle woorden moeten verstaan om een tekst te begrijpen. Zij moeten ook leren dat de betekenis van ongekende woorden kan afgeleid worden uit de context.
Cursisten leren werken met woordenboeken is een interessant hulpmiddel om hun autonome leervaardigheid te ontwikkelen. Naast de gedrukte edities bestaan van de meeste woordenboeken reeds elektronische versies en op het internet is een veelvoud van on-linewoordenboeken beschikbaar. Het voordeel van elektronische woordenboeken is niet zodanig dat ze gebruikers toelaten om de betekenis van woorden op een computer op te zoeken, maar dat ze voor nieuwe manieren zorgen om naar woorden te kijken en ermee te werken. Ze bieden de mogelijkheid om aan de cursisten verschillende soorten gerichte zoekopdrachten te geven. Ze laten in de meeste gevallen ook de uitspraak horen en bieden, in verschillende mate, grammaticale informatie, en exploiteren links tussen foto’s en woorden of hyperlinks binnen in de tekst. Bovendien kunnen via integratie met andere computertoepassingen woorden, definities en voorbeelden gekopieerd en geplakt worden in een document. 2.3. Kennis van land en volk o
Bij het uitvoeren van een taaltaak is het vaak noodzakelijk te beschikken over een zekere kennis van bepaalde sociale en culturele aspecten van de Engelstalige wereld. Deze component mag zeker niet verengd worden tot het belichten van een aantal geografische, historische of literaire gegevens die als typisch voor deze cultuur ervaren worden. Het onderwijs van ‘kennis van land en volk’ moet de cursisten inzicht verschaffen in de werking van de Engelstalige cultuur en moet bijdragen tot hun interculturele competentie. Respect voor de Engelstalige cultuur en de vaardigheid om ze aan hun eigen cultuur te relateren zijn daar de belangrijkste aspecten van.
o
Het gaat in het onderwijs van ‘kennis van land en volk’ minder om kennis dan om bewustmaking: inzicht in nut en belang, kennismaking met gewoonten en dagelijkse omgang in het besef van de overeenkomsten, maar ook van de verschillen.
o
Beperk deze component niet tot de Britse eilanden en de Verenigde Staten. Laat ook sociale en culturele aspecten van Canada, Australië, Nieuw-Zeeland, Zuid-Afrika, India en andere Engelstalige gebieden aan bod komen.
o
Het intercultureel aspect van het taalleren komt op een unieke manier aan bod op het internet. Het ‘world wide web’ biedt ideale kansen om echte communicatie over de nationale grenzen heen te realiseren en bevat een schat aan informatiebronnen met betrekking tot de culturele component van de landen waar het Engels als moedertaal
87
gebruikt wordt. Door de openheid van het web krijgen de cursisten de kans om interculturele waarden op authentieke manier te leren beleven. Differentiatie Klassen vormen zelden een homogene groep waardoor differentiatie en individualisering een noodzaak worden. Enerzijds mogen zwakke cursisten niet overbelast of ontmoedigd worden en anderzijds moeten meer begaafden extra gestimuleerd worden. Differentiatie en individualisering laten toe: o
oog te hebben voor verschillen in aanleg, werktempo, voorkennis en motivatie (interne differentiatie);
o
achterstand en lacunes weg te werken, ontoereikende assimilatie te remediëren en, tenslotte, begaafde cursisten de gelegenheid te bieden een taalkennis te verwerven die, in verhouding tot hun begaafdheid en hun inspanningen, verder reikt dan de in dit leerplan gestelde minimumeisen.
Er bestaat een groot aanbod van educatieve software met leerprogramma’s en oefenprogramma’s (‘courseware’) die aan de specifieke noden van de cursist aangepast zijn en dus bijzonder geschikt voor differentiatie binnen de klas. 3.1. Differentiatie van de didactische strategieën De werkvormen behoren gevarieerd uitgewerkt en aan het doelpubliek aangepast te worden. De cursisten krijgen de kans, indien zij de basisleerstof niet volledig beheersen, te herhalen. De anderen kunnen ondertussen de leerstof verder uitdiepen en overgaan tot een hoger gebruiksniveau van reproductieve over geleide tot autonome productie. Sterke cursisten uit het leerproces sluiten is niet verantwoord. Ze kunnen een meerwaarde betekenen voor de groep. 3.2. Differentiatie van de leeractiviteit Gezien in het licht van het opvoeden tot mondigheid moet elke cursist de kans krijgen een eigen leergedrag te ontwikkelen, en dit op basis van voorkennis en geaardheid. Variatie in de aangeboden activiteiten draagt hiertoe bij (receptief, productief, mondeling, schriftelijk, groepswerk). Hier stimuleren we de positieve interactie tussen de cursisten door de groepen heterogeen samen te stellen. 3.3. Differentiatie in de evaluatie Het is evident dat differentiatie moet gekoppeld worden aan een aangepast evaluatiesysteem. Het gedifferentieerde evaluatiesysteem moet geïntegreerd worden en blijven in een ruimer, meer algemeen evaluatiesysteem zoals in dit leerplan beschreven. We beogen steeds een maximaal rendement van elke individuele cursist in de groep. Differentiatie en remediëren zijn dus essentieel integrerende en / of reïntegrerende praktijken. Gebruik van het Nederlands De voertaal in de lessen is het Engels. De leraar gebruikt consequent het Engels en hij verwacht van zijn cursisten dat ze hun vragen en reacties ook in het Engels formuleren. Teruggrijpen naar het Nederlands mag slechts gebeuren als daardoor het verwervingsproces bevorderd wordt. Dit kan bvb. het geval zijn bij het verwerven van functionele kennis m.b.t. de grammatica. Bij de woordverklaring bepaalt het gezond verstand van de leerkracht of hij al dan niet een beroep doet op het Nederlands. Als een direct begrijpelijke formulering in het Engels niet kan, neemt hij zijn toevlucht tot vertalen. Soms kan het interessant zijn de cursisten te wijzen op taalverschijnselen die in het Engels verschillen van het Nederlands. Bij de behandeling van woordenschat mag niet nagelaten worden de ‘false friends’ onder hun aandacht te brengen. Ook het contrastief gebruik van grammaticale fenomenen (bvb. het gebruik van de tijden) moet binnen een zinvolle context aan bod komen. Tolerantie tegenover de fout
88
Er moet naar een evenwicht gezocht worden tussen vlotheid en nauwkeurigheid in de expressie. De correctie van fouten mag geen storend of demotiverend element worden voor de vlotheid van de communicatie. Vanuit een communicatief standpunt heeft de leraar een grote tolerantie tegenover de fout zodra hij de cursist begrijpt of de boodschap overkomt. Fouten zijn normaal en hoeven zeker niet steeds gesanctioneerd te worden. Ze dienen beschouwd te worden als noodzakelijk positieve stappen in een leerproces. Fouten verbeteren is uiteraard nodig, maar in een andere lesfase dan in het communicatieve praten, luisteren, lezen, schrijven. Door de verbetering collectief en los van het communicatief gebeuren aan te pakken, stelt men de maker van de fout gerust en verliest de fout haar verlammend effect. 6.1. Leerplan versus handboek De leerkrachten zijn vrij in de keuze van handboeken en materiaal. Het spreekt vanzelf dat ze vooraf de handboeken moeten onderwerpen aan een grondige analyse, waarbij de vraag wordt gesteld in hoeverre het handboek de doelstellingen van het leerplan realiseert. Niet het handboek, maar wel het leerplan heeft prioriteit. Een handboek is slechts een hulpmiddel om de doelstellingen te helpen realiseren. 6.3. Lesvoorbereidingen Het is zeer belangrijk dat de leraar voor elke les weet welke leerplandoelstellingen hij wil realiseren en hoe hij dat wil doen. Hij improviseert niet, maar stemt zijn didactisch handelen doelgericht af op de realisatie van het leerplan. Als hij zijn cursisten bovendien vooraf duidelijk maakt welke lesdoelstellingen hij wil nastreven verhoogt hij de transparantie van zijn onderwijs. Bij het maken van lesvoorbereidingen bezint de leraar zich over volgende punten: o
wat zijn mijn lesdoelstellingen? (met verwijzing naar het leerplan)
o
met welke leerinhouden wil ik mijn lesdoelstellingen realiseren?
o
welke didactische werkvormen zal ik daarvoor hanteren?
o
welke didactische hulpmiddelen zal ik daarvoor inschakelen?
Voor de lesvoorbereiding staan – dankzij de informatietechnologie en communicatietechnologie – allerhande informatiebronnen ter beschikking die het de leraar gemakkelijk maken geschikte thema’s, taalmateriaal in allerlei presentatievormen en voorbeelden te vinden. Via het internet is authentiek taalmateriaal in geschreven vorm, in gesproken vorm en met beeld vlot bereikbaar. 6.4. Jaarplan: een nuttig instrument voor een efficiënt tijdsgebruik Een jaarplan is geen louter administratief document, een in te leveren stuk dat enkel dient om voor te leggen aan inspectie of begeleiding. Het is een uitgewerkt ontwerp waarin de leerdoelen en leerinhouden die in dit graadleerplan beschreven staan, evenwichtig verdeeld worden over de twee leerjaren. Om te waken over de continuïteit van het leerplan en de horizontale en verticale samenhang te verzekeren worden jaarplannen het best opgesteld in samenspraak en overleg met de collega’s van de vakgroep. Een goed en werkzaam jaarplan dient gezien te worden als een duidelijke synopsis van de leerstof die binnen een schooljaar zal gerealiseerd worden. Het is een middel om het time management op jaarbasis op een oordeelkundig gestructureerde manier te organiseren. Bij het begin van het schooljaar fungeert dit document als ruggengraat voor de verdere ontwikkeling van een jaarvorderingsplan. Het afgewerkte jaarvorderingsplan biedt tevens een overzicht van de behandelde leerstof. De structurering veronderstelt enige flexibiliteit waarbij kan worden ingespeeld op de actualiteit, onverwachte omstandigheden, enz…. Het is raadzaam dat dit werkinstrument jaarlijks geëvalueerd en bijgestuurd wordt: een jaarplan is een dynamisch, geen statisch document. Dit leerplan wil geen expliciet model van jaarplan voorschrijven of opleggen. Het behoort tot de pedagogische vrijheid van de vakgroepen om een model te ontwerpen dat het beste aansluit bij hun visie op het leerplan.
89
Vakgroepwerking Het is essentieel dat binnen de school een goede vakgroepwerking wordt georganiseerd. Door horizontale en verticale coördinatie ontstaat een consistente opbouw van de leerstofpakketten doorheen de verschillende leerjaren en graden. Door overleg te plegen sluiten de leerstofpakketten beter op elkaar aan en worden leerstofhiaten vermeden. Opdat de vakgroepwerking efficiënt zou verlopen is het aangewezen om een vakcoördinator te kiezen, voor iedere vergadering een agenda op te stellen en de gemaakte afspraken in een formeel verslag vast te leggen. Dit leerplan wil de pedagogische vrijheid van de scholen respecteren en laat een aantal belangrijke opties (vooral in verband met evaluatie) over aan de vakgroepen. Het is de bedoeling dat de vakgroepen deze vrijheid aangrijpen om hun stempel te drukken op de concrete pedagogisch-didactische invulling van hun vak door – na gezamenlijk overleg – doordachte keuzes te maken m.b.t. o
het aantal en de aard van de projectopdrachten,
o
de puntenverdeling tussen de verschillende examenonderdelen,
o
evaluatiecriteria voor productieve vaardigheden,
o
de opmaak van het jaarplan.
Het spreekt vanzelf dat deze vrijheid niet mag leiden tot een minimalistische aanpak. De gemaakte keuzes moeten pedagogisch gefundeerd zijn en gemotiveerd worden in een formeel verslag en eventueel opgenomen worden in het schoolwerkplan en / of het schoolreglement. DIDACTISCHE HULPMIDDELEN Om dit leerplan in optimale omstandigheden te realiseren dient de school over de noodzakelijke uitrusting en didactisch materiaal te beschikken. Dit houdt in: o
een vaklokaal met gemakkelijk verplaatsbaar meubilair om interactieve werkvormen mogelijk te maken, met daarin: bord en overheadprojector, een degelijke geluidsinstallatie: cassetterecorder, cd-speler, TV en videotoestel (vast of mobiel),
Veiligheidsvoorschriften: Inzake veiligheid is de volgende wetgeving van toepassing: •
CODEX
•
ARAB
•
AREI
•
VLAREM.
90
EVALUATIE 1. Algemene principes In de laatste decennia heeft zich een nieuwe ontwikkeling voorgedaan in het denken over evaluatie. Evaluatie mag niet meer als een afzonderlijke activiteit beschouwd worden die louter gericht is op de beoordeling van de cursist, maar moet verweven zijn met het leerproces. De didactische evaluatie is een inherent deel van leren en onderwijzen. Zij geeft informatie aan cursisten en leerkrachten over het succes van het doorlopen leerproces en biedt zodoende de kans om het rendement van cursisten én leraars te optimaliseren. De Pedagogische Begeleidingsdienst onderschrijft deze nieuwe evaluatiecultuur en pleit voor een doorgedreven integratie van de evaluatie in het leerproces.
2. Criteria Een relevante evaluatie moet beantwoorden aan een aantal criteria. Validiteit, betrouwbaarheid, transparantie en didactische relevantie zijn criteria die bijdragen tot de kwaliteit van de evaluatie. 2.1. Validiteit De evaluatie is valide in de mate dat ze meet wat zij veronderstelt te meten. Om valide te zijn moet de evaluatie aan volgende voorwaarden voldoen: •
de opgaven moeten representatief zijn voor de ganse leerinhoud;
•
de toetsing moet aansluiten bij het onderwijs dat voorafgegaan is;
•
ze moet een aanvaardbare moeilijkheidsgraad hebben;
•
wat geëvalueerd wordt, moet ook voldoende ingeoefend zijn.
2.2. Betrouwbaarheid De evaluatie is betrouwbaar in de mate dat zij niet afhankelijk is van het moment van afname of correctie. Een hoge betrouwbaarheid wordt bekomen door: •
nauwkeurige, duidelijke, ondubbelzinnige vragen te stellen;
•
te verbeteren op basis van een duidelijk correctiemodel met puntenverdeling;
•
relatief veel vragen te stellen;
•
aan de cursist voldoende tijd te geven om de toets uit te voeren;
•
veel evaluatiebeurten te voorzien (zonder te veel tijd van de onderwijstijd in beslag te nemen!).
2.3. Transparantie en voorspelbaarheid De evaluatie moet transparant en voorspelbaar zijn: ze mag voor de cursisten geen verrassingen inhouden. Daarom moet ze aan volgende voorwaarden voldoen: •
ze moet aansluiten bij de wijze van toetsen die de cursisten gewoon zijn;
•
de beoordelingscriteria moeten door de cursist vooraf gekend zijn;
•
de cursisten moeten precies op de hoogte zijn van wat ze moeten kunnen en kennen. 4. Didactische relevantie
De evaluatie is didactisch relevant als zij bijdraagt tot het leerproces. De cursisten moeten uit de beoordeling iets kunnen leren. Daarom is het essentieel aan de cursist feedback te geven:
91
•
door een gecorrigeerde toets in de klas te bespreken: een goede toetsbespreking beperkt zich niet tot het geven van de juiste oplossingen maar leert de cursisten ook waarom een antwoord juist of fout is;
•
door de examenkopij te laten inkijken en klassikaal te bespreken.
3. Soorten De moderne didactiek maakt een onderscheid tussen procesevaluatie en productevaluatie. De procesevaluatie (bvb. dagelijks werk) heeft tot doel informatie te krijgen over de bereikte en niet bereikte leerdoelen en na te gaan of de gehanteerde werkvormen wel effectief waren in functie van de vooropgestelde doelstellingen. Zij is geen doel op zich, maar biedt een basis om remediërende acties te ondernemen en zo nodig voor andere werkvormen te kiezen. De procesevaluatie kan een aanleiding geven tot zelfevaluatie en eventuele bijsturing van het onderwijsproces van de leraar. De productevaluatie (bvb. de examens) is gericht op de resultaatbepaling: ze spreekt een eindoordeel uit over de leerprestaties van de cursist. De bedoeling is na te gaan in hoeverre de onderwijsdoelen door de cursist bereikt zijn.
3.1. De procesevaluatie Het dagelijks werk van de cursisten, een procesevaluatie, wordt permanent geëvalueerd. Het is de bestendige opvolging van het leerproces en de beheersingsgraad van de inhouden door de cursisten. De eindevaluatie van een rapportperiode is het resultaat van een redelijk aantal toetsen, waarbij de verschillende vakcomponenten op evenwichtige wijze aan bod komen. Een relevante procesevaluatie is een mix van gegevens over kennis, vaardigheden en attitudes. Toetsen zullen niet alleen naar de functionele kennis peilen, maar zeker ook naar de mate waarin cursisten de receptieve (lezen en luisteren) en productieve (schrijven en spreken) vaardigheden beheersen. Daarnaast houdt de leraar bij het vastleggen van een cijfer rekening met de evaluatie van attitudes. Naast vakgebonden attitudes zoals spreekdurf en luisterbereidheid selecteert hij een beperkt aantal vakoverschrijdende attitudes die hij bij zijn evaluatie aan bod laat komen. In de verschillende periodes van het jaar kan de aandacht verlegd worden naar andere attitudes.
3.2. De productevaluatie Examens houden een productevaluatie in. Ze zijn bedoeld om na te gaan in hoeverre de belangrijkste doelstellingen van het leerplan bereikt zijn op het einde van een leerperiode of onderwijsperiode. De leerinhouden die essentieel zijn voor de leerstofopbouw in het volgend semester of schooljaar moeten aan bod komen. Organisatie van de examens Alle vaardigheden komen aan bod: •
Luisteren Begrijpen van gesproken taal. Beluisteren van een korte tekst die gelijkwaardig is aan in de klas behandelde en beluisterde teksten. Hierbij wordt enkel de receptieve vaardigheid getoetst. Vragen die productieve taalvaardigheid vereisen worden best vermeden. Meerkeuzevragen, waar/niet waar vragen, ja/neen vragen en vragen die een heel kort antwoord vereisen zijn het meest aangewezen.
•
Spreken Bij de beoordeling van de spreekvaardigheid en gespreksvaardigheid (zowel permanent als
92
tijdens de mondelinge proef) hanteert de leraar het best een aantal parameters die hij vooraf aan de cursisten meedeelt. •
Lezen Begrijpend stillezen van een tekst die gelijkwaardig is aan de in de klas behandelde teksten. Hierbij wordt enkel het begrijpen getoetst.
•
Schrijven De cursisten moeten, eventueel aan de hand van steunelementen (onder meer afbeeldingen, tekeningen, sleutelwoorden) een tekst neerschrijven die in de lijn ligt van in de klas ingeoefende schrijfvormen.
Bij de puntenverdeling is het noodzakelijk dat alle vakcomponenten op een evenwichtige wijze aan bod komen. Het is belangrijk dat er terzake overleg wordt gepleegd in de vakgroep, die een gemotiveerd voorstel moet formuleren. Teneinde de organisatie van de examens te vergemakkelijken en de taakbelasting van de leraar evenwichtiger te spreiden (alle vaardigheden worden immers tijdens beide proeven geëvalueerd) kan overwogen worden om sommige onderdelen op voorhand aan te bieden (zonder echter te veel van de onderwijstijd in beslag te nemen).
BIBLIOGRAFIE •
Baude, A., Inglesias, A. & Iniesta M., Ready to order, 2002, Pearson ESL
•
Garside, Tony & Garside, Barbara, Essential Telephoning in English, 2002, Klett
•
Grant, David, McLarty, Robert, Hughes, John, Hollett Vicky, Duckworth, Michael & Lang, Tim, Quick work, 2002, Cornelsen
•
Hollett, Vicky, Business Objectives, 1996, Oxford University Press
•
Irvine, Mark & Cadman, Marion, Commercially Speaking, 1999, Oxford University Press
•
Jacob, Miriam, & Strutt, Peter, English for International Tourism, 2002, Pearson ESL
•
Jones, Leo, Welcome!, 1998, Cambridge University Press
•
Jones-Macziola, Sarah & White, Greg, Getting Ahead, 2000, Cambridge University Press
•
Knight, Gareth & O’Neil, Mark, Business Explorer, 2002, Klett
•
Littlejohn, Andrew, Company to company, 2000, Cambridge University Press
•
Stott, Trish & Revell, Rod, Highly recommended, 1995, Oxford University Press
•
Taylor, Liz, Macfarlane, Mike & Wallwork, Adrian, International Express, 1995, Oxford University Press
•
Viney, Peter & Viney, Karen, Handshake, 1996, Oxford University Press
93
MODULES Ab4b en Ab5b Spaanse communicatie en onthaal 1 en 2 VISIE Toerisme is een groeisector en de expansie ervan houdt aan. De omzet en het aandeel van toerisme stijgen jaarlijks. In een richting waar mobiliteit en grensoverschrijdende contacten troef zijn, valt communicatie in een vreemde taal niet te onderschatten. Moderne vreemde talen in deze richting zijn dus duidelijk onontbeerlijk. De communicatievaardigheid in drie tot vier vreemde talen is van groot belang in deze sector. Het gaat niet enkel om spreekdurf en vlotheid; men moet ook weten hoe te reageren op klachten, hoe zijn taalgebruik aan te passen aan bepaalde doelgroepen enz. Het gaat om meer dan louter spreken en luisteren. Ook lezen, schrijven en aspecten van taalbeschouwing zijn nodig om deelgenoot te kunnen worden aan de culturele eigenheid van andere taalgebieden, om zakelijke en communicatieve redenen enz. Hoe wordt de cursist “Toerisme en Onthaal” voorbereid op de toeristische sector ? In de algemene zin gaat het over de toeristisch medewerker. Meer specifiek richt het vak Spaans zich naar een vakoverschrijdende aanpak. Na het volgen van deze module situeert de cursist zich op het overlevingsniveau. De taalgebruiker kan communiceren in eenvoudige routinetaken over vertrouwde onderwerpen die van persoonlijk/ professioneel belang zijn of betrekking hebben op zijn directe omgeving: -
inkomend toerisme: baliebediende in toeristische diensten, carriers, toeristisch medewerker in hotels, vakantiecentra, recreatiecentra, animator, reisbegeleider, gidsen, standplaatshostess …
-
uitgaand toerisme: baliebediende in het reisbureau, bepaalde aspecten van tour operating, functies bij de carriers, reisbegeleider, vertegenwoordiger van de touroperator ...
BEGINSITUATIE Cursisten worden toegelaten tot het Secundair Onderwijs voor Sociale Promotie als zij voldoen aan één van de volgende voorwaarden: -
ouder zijn dan 18 jaar;
-
aan de voltijdse leerplicht voldaan hebben, d.w.z. o
ofwel ouder zijn dan 16 jaar
o
ofwel ouder zijn dan 15 jaar en de eerste twee leerjaren van het voltijds secundair onderwijs gevolgd hebben.
De cursisten zijn geslaagd voor module 1 of richtgraad 1.1 of leggen een toelatingsproef af.
ALGEMENE DOELSTELLINGEN Op het einde van deze eenheid moeten de cursisten in staat zijn met elementaire taalmiddelen te communiceren in toerismeomstandigheden en onthaalomstandigheden waarin zij het Spaans moeten gebruiken. De luistervaardigheid, spreekvaardigheid en gespreksvaardigheid primeren. Er wordt wel aandacht gevraagd voor de taalfuncties die belangrijk zijn voor het opleidingsprofiel. Cf. gespreksvaardigheid.
94
leerplandoelstellingen / leerinhouden – Ab4b en Ab5b Spaanse communicatie en onthaal 1 en 2 SPREKEN LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 1
een instructie geven aan een bekende taalgebruiker. een uitnodiging, een voorstel en een oproep verwoorden en erop reageren. zijn beleving (zijn wensen, noden en gevoelens) verwoorden en vragen naar de beleving van zijn gesprekspartner. een afspraak maken en afzeggen. een probleem of klacht formuleren.
1 1.1
Beschrijvend niveau Verplichtingen
1.2
Uitnodigingen
1.3
Op restaurant
• • 1.4
Voorkeuren Smaken Spijt / Verontschuldigingen
1.5
Dankbetuigingen
1.6
Afspraken
1.7
Klachten
1.8
Het weer
1.9
Personen
• • • 1.10
Uiterlijk Karakter Kledij Vervoersmiddelen
• • • 1.11
De bus De trein Het vliegtuig Gewoontes
1.12
Culturele evenementen
95
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 2
informatie vragen en geven.
2 2.1
Structurerend niveau Zichzelf voorstellen
• • • • • • • 2.2
Naam Beroep Nationaliteit Leeftijd Burgerlijke staat Hobby’s Vrije tijd Mensen aan elkaar voorstellen
2.3
Plannen / intenties
2.4
Openingstijden
• • • 2.5
Uren Dagen Data Nummers
2.6
Hoeveelheden
2.7
Adressen met de afkortingen
2.8
Afstanden
2.9
Routebeschrijvingen
2.10
Telefoongesprekken
2.11
Reservaties
2.12
Toeristische dienst
2.13
Reisbureau
2.14
Station
96
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 3
4
de ondersteunende kennis gebruiken die nodig is om de spreektaak uit te voeren.
3 3.1
Ondersteunende kennis Woordenschat en grammatica/noties en functies
• 3.2
Europa: landen, inwoners, taal en afgeleide adjectieven Uitspraak en intonatie
3.3
Taalregister
• • 3.4
Formeel Informeel De socioculturele aspecten
• • • •
Spanje: geografie en talen Latijns-Amerika: landen met hoofdsteden Sociale conventies bvb begroetingsformules Gebruiken
bij de voorbereiding en de uitvoering van de spreektaak informatie verzamelen.
4 4.1
Strategieën Leerstrategieën
bij de voorbereiding en de uitvoering van de spreektaak een beroep doen op eerdere leerervaringen.
• • 4.2
Cognitieve leerstrategieën Metacognitieve leerstrategieën Communicatiestrategieën
5
Attitudes
bij de voorbereiding en de uitvoering van de spreektaak gebruik maken van niet-verbaal gedrag. vragen om iets te herhalen. vragen om trager te spreken. vragen om uitleg. bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie reflecteren over taal en taalgebruik. 5
bij de uitvoering van de spreektaak blijk geven van spreekdurf. bij de uitvoering van de spreektaak blijk geven van communicatiebereidheid. bij de uitvoering van de spreektaak blijk geven van bereidheid om de standaardtaal te benaderen.
97
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 6
teksten produceren die:
6
Tekstkenmerken
- betrekking hebben op concrete, eenvoudige, voorspelbare en vertrouwde inhouden; - zeer kort en eenvoudig gestructureerd zijn; - stereotiepe formuleringen en standaarduitdrukkingen bevatten; - aan een laag spreektempo uitgesproken worden; - met de medewerking van een gesprekspartner kunnen worden geproduceerd; - uitspraakfouten kunnen bevatten; - een zekere mate van foutief taalgebruik kunnen bevatten.
98
SCHRIJVEN LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 7
8
een formulier en een document met betrekking tot personalia invullen.
7 7.1
Beschrijvend niveau Zichzelf voorstellen
een korte informatieve tekst zoals een berichtje schrijven.
• • • • • • • 7.2
Naam Beroep Nationaliteit Leeftijd Burgerlijke staat Hobby’s Vrije tijd Andere personen
• • • 7.3
Uiterlijk Karakter Kledij Plannen / intenties
7.4
Dankbetuigingen
8 8.1
Structurerend niveau Openingstijden
• • • 8.2
Uren Dagen Data Nummers
8.3
Hoeveelheden
8.4
Adressen met de afkortingen
8.5
Afstanden
8.6
Routebeschrijvingen
8.7
Brieven
uit mondelinge en schriftelijke informatie eenvoudige, concrete gegevens noteren.
99
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 9
teksten schrijven die:
9
Tekstkenmerken
10 10.1
Ondersteunende kennis Woordenschat en grammatica/noties en functies
• 10.2
Europa: landen, inwoners, taal en afgeleide adjectieven Taalregister
• • 10.3
Formeel Informeel De socioculturele aspecten
• • • •
Spanje: geografie en talen Latijns-Amerika: landen met hoofdsteden Sociale conventies bvb begroetingsformules Gebruiken
bij de voorbereiding en de uitvoering van de schrijftaak relevante voorkennis oproepen en gebruiken.
11 11.1
Strategieën Leerstrategieën
bij de voorbereiding en de uitvoering van de schrijftaak een beroep doen op eerdere leerervaringen.
11.2
Compenserende strategieën
- onderwerpen behandelen die vertrouwd of van persoonlijk/ professioneel belang zijn; - qua taalgebruik zeer eenvoudig zijn en vooral bestaan uit korte zinnen met stereotiepe formuleringen en standaarduitdrukkingen; - fouten kunnen bevatten; - in een laag schrijftempo geproduceerd worden. 10
11
de ondersteunende kennis gebruiken die nodig is om de schrijftaak uit te voeren.
bij de uitvoering van de schrijftaak compenserende strategieën gebruiken om zich in zeer eenvoudige taal uit de slag te trekken. 12
bij de uitvoering van de schrijftaak enige correctheid in de formulering 12 nastreven.
Attitudes
bij de uitvoering van de schrijftaak blijk geven van schrijfdurf.
100
LEZEN LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 13
14
de informatie herkennen in teksten. relevante gegevens selecteren uit informatieve teksten.
13 13.1
Beschrijvend niveau Adressen met de afkortingen
alle gegevens in een eenvoudige instructie begrijpen.
13.2
Afstanden
13.3
Plannetjes
13.4
Belangrijke formulieren
13.5
Documenten
13.6
Alledaagse papieren
• • 13.7
Rijbewijs Identiteitskaart). Tabellen
13.8
Advertenties
13.9
Brochures
13.10
Garantiebewijzen
13.11
Schema’s die ten dienste van de bevolking geschreven zijn
14 14.1
Structurerend niveau Uitnodiging
14.2
Voorstel
14.3
Oproep
de informatie overzichtelijk ordenen in persuasieve teksten.
101
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 15
teksten lezen die:
15
Tekstkenmerken
16 16.1
Ondersteunende kennis Woordenschat en grammatica/noties en functies
• 16.2
Europa: landen, inwoners, taal en afgeleide adjectieven Spelling/interpunctie
16.3
Taalregister
• • 16.4
Formeel Informeel De socioculturele aspecten
• • • •
Spanje: geografie en talen Latijns-Amerika: landen met hoofdsteden Sociale conventies bvb begroetingsformules Gebruiken
- waar mogelijk authentiek of semi-authentiek zijn; - meestal betrekking hebben op de directe leefsituatie van de cursist; - meestal concreet, eenvoudig, voorspelbaar en vertrouwd zijn; - zeer kort en eenvoudig gestructureerd zijn; - visueel ondersteund kunnen zijn; - stereotiepe formuleringen en standaarduitdrukkingen bevatten; - in een traag tempo gelezen worden. 16
de ondersteunende kennis gebruiken die nodig is om de leestaak uit te voeren.
102
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 17
bij de voorbereiding en de uitvoering van de leestaak relevante voorkennis oproepen en gebruiken.
17 17.1
Strategieën Leerstrategieën
bij de voorbereiding en de uitvoering van de leestaak de tekstsoort herkennen.
• • 17.2
Cognitieve leerstrategieën Metacognitieve leerstrategieën Communicatiestrategieën
•
Compenserende strategieën
bij de voorbereiding en de uitvoering van de leestaak het leesgedrag afstemmen op het leesdoel. bij de voorbereiding en de uitvoering van de leestaak gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal. bij de voorbereiding en de uitvoering van de leestaak om hulp en verduidelijking vragen. 18
bij de uitvoering van de leestaak is zich concentreren op de leestaak. 18 18.1 bij de uitvoering van de leestaak zich inleven in de socioculturele wereld van de tekst.
Attitudes Weerbaarheid
bij de uitvoering van de leestaak zich niet laten afleiden als hij in een tekst niet alles begrijpt.
103
Luisteren LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 19
20
21
het globale onderwerp bepalen in informatieve teksten. het globale onderwerp bepalen in de beleving van een spreker.
19 19.1
Beschrijvend niveau Mededeling
het globale onderwerp bepalen in een klacht.
19.2
Gesprek
alle gegevens in een eenvoudige instructie begrijpen.
19.3
Advies
19.4
Wensen
19.5
Noden
19.6
Gevoelens
de informatie op overzichtelijke en persoonlijke wijze ordenen in een uitnodiging en een afspraak.
teksten beluisteren die:
19.7
Op restaurant
• •
Voorkeuren Smaken
20 20.1
Structurerend niveau Adressen met de afkortingen
20.2
Afstanden
20.3
Reservaties
20.4
Telefoneren
21
Tekstkenmerken
- waar mogelijk authentiek of semi-authentiek zijn; - betrekking hebben op concrete, eenvoudige, voorspelbare en vertrouwde inhouden; - zeer kort en eenvoudig gestructureerd zijn; - duidelijk geïntoneerd en gearticuleerd worden; - aan een laag tempo en in standaardtaal uitgesproken worden.
104
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 22
23
de ondersteunende kennis gebruiken die nodig is om de luistertaak uit te voeren.
22 22.1
Ondersteunende kennis Woordenschat en grammatica/noties en functies
• 22.2
Europa: landen, inwoners, taal en afgeleide adjectieven Uitspraak en intonatie
22.3
Taalregister
• • 22.4
Formeel Informeel De socioculturele aspecten
• • • •
Spanje: geografie en talen Latijns-Amerika: landen met hoofdsteden Sociale conventies bvb begroetingsformules Gebruiken
bij de voorbereiding en de uitvoering van de luistertaak het luisterdoel bepalen.
23 23.1
Strategieën Leerstrategieën
bij de voorbereiding en de uitvoering van de luistertaak relevante voorkennis oproepen en gebruiken.
• • 23.2
Cognitieve leerstrategieën Metacognitieve leerstrategieën Communicatiestrategieën
•
Compenserende strategieën
bij de voorbereiding en de uitvoering van de luistertaak hun luistergedrag afstemmen op het luisterdoel (skimmen en scannen). bij de voorbereiding en de uitvoering van de luistertaak gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal en aandacht hebben voor nietverbaal gedrag. bij de voorbereiding en de uitvoering van de luistertaak in een gesprekssituatie om uitleg vragen, vragen om te herhalen en trager te spreken.
105
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursisten kunnen 24
bij de uitvoering van de luistertaak grondig en onbevooroordeeld luisteren 24 24.1 naar wat de gesprekspartner zegt.
Attitudes Weerbaarheid
bij de uitvoering van de luistertaak zich inleven in de socioculturele wereld van de gesprekspartner. bij de uitvoering van de luistertaak zich niet laten afleiden als hij in een tekst niet alles begrijpt.
106
METHODOLOGISCHE WENKEN PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Dit leerplan is een concretisering van de opleidingsprofielen. De leerinhouden worden steeds gekoppeld aan de leerplandoelstellingen. De taalhandelingen kunnen aan verscheidene contexten en grammaticale items gekoppeld worden. Er is een duidelijke progressie merkbaar: het receptief taalaanbod is in het begin moeilijker dan wat cursisten productief aankunnen. Ze worden voortdurend geconfronteerd met geschreven of gesproken teksten die een zekere hoeveelheid taalelementen bevatten die ze zelf nog niet actief beheersen. Dit mag geen struikelblok vormen bij het zoeken naar relevante informatie, maar moet het gebruik van compenserende strategieën stimuleren. Cursisten moeten hierin getraind worden. De vier vaardigheden: luisteren, lezen, spreken en schrijven worden geïntegreerd aangeboden. Ze worden evenwichtig en in verband met elkaar ingeoefend zodat niet één specifieke vaardigheid het grootste deel van de tijd in beslag neemt. COMMUNICATIEF TAALONDERWIJS Taal is in de eerste plaats communicatie. Het moderne vreemdetalenonderwijs is dan ook communicatief en functioneel. De primaire doelstelling is het verwerven van communicatieve vaardigheid: elke praktische vaardigheid waarbij contact met anderstaligen of met een anderstalige cultuur tot stand komt. Het is dus ruimer dan interactieve gespreksvaardigheid en bevat elk van de vier vaardigheden: luisteren, spreken, lezen en schrijven. De cursisten zijn actief met de taal bezig en de opdrachten zijn zinvol, met andere woorden ze houden verband met reële communicatieve activiteiten. Er wordt zo snel mogelijk gebruikgemaakt van semiauthentiek of authentiek materiaal en de cursisten worden geconfronteerd met native speakers. De oefeningen weerspiegelen het reële taalgebruik. Er wordt een duidelijke progressie van gesloten naar meer open oefenvormen voorzien en van TTT (teacher talking time) naar STT (student talking time). De doeltaal wordt zo snel mogelijk als communicatiemiddel gebruikt. Cursisten leren de taal in de eerste plaats om ze zelfstandig en steeds doeltreffender te gebruiken. Zij evolueren hierbij van een niveau waarop de doeltaal gebruikt wordt om te overleven tot het niveau van de zelfredzame, autonome, competente of efficiënte taalgebruiker. De leerinhouden vormen letterlijk slechts ondersteunende kennis. Morfo-syntactische en lexicale elementen, fonologie en spelling zijn op zichzelf nooit einddoelstellingen en zijn slechts zinvol in de mate dat de cursist ze nodig heeft om communicatieve vaardigheden te verwerven. Ze dienen om het leerproces te ondersteunen. Dat heeft zijn weerslag op de evaluatie (zie hoofdstuk Evaluatie). TAAKGERICHT TAALONDERWIJS ALS REALISATIE VAN COMMUNICATIEF TAALONDERWIJS Het sociaal-constructivisme maakt duidelijk dat leren gezien moet worden als actieve kennisconstructie. Leren is met andere woorden een actief proces, leren is experimenteren, leren is doelgericht, leren is een sociaal proces, leren gebeurt het best in authentieke situaties, leren bouwt voort op reeds aanwezige (voor)kennis en leren is de zaak van de lerende. De kwaliteit van de leerresultaten die cursisten boeken is afhankelijk van de leeractiviteiten die zij ondernemen. Deze visie heeft uiteraard implicaties voor het lesgeven. De activiteit van de cursist staat in het middelpunt: hij stuurt in grote mate zelf zijn leerproces. De functie van het onderwijzen komt in een andere context te staan, juist ter wille van het leren van de cursist. De lesgever bezit uiteraard nog steeds de vakinhoudelijke deskundigheid, maar is eerder een begeleider, een ‘coach’. Het perspectief verschuift – voorzichtig en geleidelijk – van het aanbieden van leerstof en het drillen ervan via oefeningen naar het zelfontdekkend leren.
107
Het criterium voor goed onderwijs wordt voornamelijk bepaald door het leergedrag van de cursisten en de mate waarin de leeromgeving uitnodigt tot actief en zelfstandig leren. Het taakgericht onderwijs schotelt de cursisten systematisch realistische en betekenisvolle taken voor, waarin een uitdaging zit, een kloof tussen wat ze al met taal kunnen en wat niet. Die kennislacune moeten ze eerst zelf, of met de hulp van hun medecursisten (leren) opvullen. Dan pas komt de lesgever tussen, zonder evenwel een pasklare oplossing aan te reiken. Het leereffect van deze aanpak is groter dan die van de klassikale instructie door de lesgever. Uiteraard schept de lesgever het noodzakelijke theoretische kader, bijvoorbeeld na elke fase en gaat hij in op grammaticale regels, spelling, taalgebruik, …, maar altijd wanneer het functioneel is voor de uitvoering van de taak. Dit soort onderwijs biedt de mogelijkheid om de heterogeniteit binnen de groepen tot haar recht te laten komen. De cursisten leren vanuit hun eigen belevingswereld en referentiekader ervaringen, kennis, vaardigheden en verantwoordelijkheden met elkaar te delen en leren samen problemen op te lossen bij de taakuitvoering (coöperatief leren) en ontwikkelen leerautonomie (het zelfstandig leren van talen). Het veronderstelt bovendien een krachtige leeromgeving, een lessituatie waarin de cursisten op een zo efficiënt mogelijke manier de gewenste leerresultaten bereiken. Dat vergt van de lesgevers het nodige inzicht in de leerprocessen en in de wijze waarop ze de leerprocessen en denkprocessen van de cursisten kunnen beïnvloeden: - cursisten positief benaderen en voortdurend aanmoedigen - cursisten de gelegenheid geven om zelfontdekkend en probleemoplossend bezig te zijn - cursisten motiverende, uitdagende en realistische taken opleggen - cursisten de gelegenheid geven bij momenten zelf hun leertaken te kiezen en te plannen - authentieke documenten en bronnen ter beschikking stellen als hulpmiddelen voor de taakuitvoering - cursisten – indien mogelijk - aansporen tot het verrichten van opzoekwerk op internet Cursisten voeren autonoom gedifferentieerde taken uit die erop gericht zijn lacunes weg te werken (remediëring) of leerinhouden in te slijpen/ te verdiepen. Om tot een zelfstandig, zelfsturend leren te komen is een viervoudige kanteling nodig: - een verschuivende rolverdeling - aangepast leermateriaal - aangepast klasmanagement, aangepaste werkvormen en aangepaste evaluatie - ICT-ondersteuning en zelfs integratie van ICT (indien mogelijk) TAALONDERWIJS EN LEERSTIJLEN Niet alle cursisten leren op dezelfde manier. Elke cursist heeft zijn eigen leerstijl. Het is de unieke weg die elk individu volgt om informatie te verzamelen en te transformeren, de eigen manier om een leertaak aan te pakken. Leerstijlen zijn geen persoonlijkheidskenmerken, maar het resultaat van een ontwikkeling in leergedrag en als dusdanig veranderbaar. De lesgever kan dit sturen door het trainen in het effectief hanteren van strategieën. Het is een proces van levenslang leren. Leerstijlinformatie kan je verkrijgen door de cursisten naar hun voorkeuren te vragen in verband met informatieverwerking, cognitieve verwerking, leeromgeving, studieoriëntatie, opvattingen over leren, vaardigheden. Er bestaan daartoe vragenlijsten en tests. Rekening houden met die leerstijlinformatie kan leiden tot meer cursistgericht werken, tot de actieve deelname van alle cursisten aan het leerproces. 108
Ook de lesgever heeft zijn eigen doceerstijl. Het onderkennen hiervan is belangrijk voor de klaspraktijk. De leerkracht moet de vaardigheid bezitten andere werkvormen en media in het onderwijsleerproces te gebruiken en in te zetten dan die welke aan zijn eigen voorkeuren beantwoorden. TAALONDERWIJS EN VAKGROEPWERKING De vakgroepwerking is een organisatiemiddel om de doelstellingen van het leerplan en eventueel de missie van het CVO te verwezenlijken. Lesgevers worden aangespoord om vernieuwend te werken, om reflectief te handelen, om het eigen didactisch handelen in vraag te stellen en te toetsen aan dat van de anderen. Daartoe zijn vakwerkgroepen als overlegplatform essentieel. In de vakwerkgroepen wisselt men van ideeën en maakt men afspraken over leerinhouden, didactische aanpak, evaluatie, implicaties voor andere terreinen.
DIDACTISCHE HULPMIDDELEN De school moet natuurlijk over de noodzakelijke uitrusting en het nodige didactisch materiaal beschikken. Dat houdt onder meer in: - een lokaal met gemakkelijk verplaatsbaar klasmeubilair om interactieve werkvormen mogelijk te maken; - een degelijke geluidsinstallatie: cassetterecorder, geluidscassettes, cd-speler; - een aantal referentiewerken: woordenboeken ... ; - een overheadprojector, TV en videotoestel.
EVALUATIE Op het einde van de module wordt nagegaan of de eindtermen gerealiseerd zijn. Dit kan gebeuren op basis van een eindexamen of van permanente evaluatie. Beide evaluatievormen zijn evenwaardig. CRITERIA Een relevante evaluatie moet beantwoorden aan een aantal criteria. Validiteit, betrouwbaarheid, transparantie en didactische relevantie zijn criteria die bijdragen tot de kwaliteit van de evaluatie. Validiteit De evaluatie is valide in de mate dat ze meet wat zij veronderstelt te meten. Om valide te zijn moet de evaluatie aan volgende voorwaarden voldoen: - de opgaven moeten representatief zijn voor de volledige leerinhoud; - de toetsing moet aansluiten bij het onderwijs dat voorafgegaan is; - ze moet een aanvaardbare moeilijkheidsgraad hebben; - wat geëvalueerd wordt, moet ook voldoende ingeoefend zijn. Betrouwbaarheid De evaluatie is betrouwbaar in de mate dat zij niet afhankelijk is van het moment van afname of correctie. Een hoge betrouwbaarheid wordt bekomen door: - nauwkeurige, duidelijke, ondubbelzinnige vragen te stellen;
109
- te verbeteren op basis van een duidelijk correctiemodel met puntenverdeling; - relatief veel vragen te stellen; - gevarieerde opdrachten en instructies aanbieden, die rekening houden met de verschillende leerstijlen; - aan de cursist voldoende tijd te geven om de toets uit te voeren; - veel evaluatiebeurten te voorzien (zonder te veel tijd van de onderwijstijd in beslag te nemen!). Transparantie en voorspelbaarheid De evaluatie moet transparant en voorspelbaar zijn: met andere woorden ze mag voor de cursisten geen verrassingen inhouden. Daarom moet ze aan volgende voorwaarden voldoen: - ze moet aansluiten bij de wijze van toetsen die de leerlingen gewoon zijn; - de beoordelingscriteria moeten door de cursist vooraf gekend zijn; - de cursist moeten precies op de hoogte zijn van wat ze moeten kunnen en kennen. Didactische relevantie De evaluatie is didactisch relevant als zij bijdraagt tot het leerproces. De cursisten moeten uit de beoordeling iets kunnen leren. Daarom is het essentieel aan de cursist feedback te geven: - door een gecorrigeerde toets te bespreken en aan foutenanalyse te doen: een goede toetsbespreking beperkt zich niet tot het geven van de juiste oplossingen maar leert de cursisten ook waarom een antwoord juist of fout is; - door de examenkopij te laten inkijken en klassikaal te bespreken VISIE Evaluatie is zowel procesgericht als productgericht: via toetsen, observaties, gegevens over zelfevaluatie van de cursisten en gesprekken verzamelt de lesgever op systematische wijze gegevens over de leer – en ontwikkelingsvorderingen van de cursist. Evaluatie mag dus niet als een afzonderlijke activiteit beschouwd worden die louter gericht is op de beoordeling van de cursist, maar moet verweven zijn met het leerproces. De didactische evaluatie is een inherent deel van leren en onderwijzen. Het moderne onderwijs van vreemde talen is communicatief en functioneel. Het evalueert de communicatieve vaardigheden van de cursist en niet langer de kennis. De ondersteunende kennis wordt nooit apart, maar steeds geïntegreerd beoordeeld en is afgestemd op de reële noden van de communicatie. Elke evaluatie is taakgericht en contextueel. De functie van een evaluatie is begeleidend en er wordt gebruik gemaakt van nieuwe evaluatievormen: o.a. zelfevaluatie is in dit concept belangrijk. In het kader van coöperatief leren gebeurt de evaluatie gezamenlijk, met een gedeelde verantwoordelijkheid: de lerende wordt immers actiever. De rapportering is kwantitatief en kwalitatief. De evaluatie is een geïntegreerde fase binnen het onderwijsleerproces en kan er niet van losgekoppeld worden. Ze moet in elk opzicht motiverend voor de cursisten werken.
110
BIBLIOGRAFIE TAALSPECIFIEKE WERKEN Algemene taalspecifieke werken Didactisch materiaal Casanova L., Internet para profesores. Madrid. Edelsa, 1998 López Llebot, María Rosa, Hablemos en clase, Madrid, Edinumen, 1999 Miguel, L., Sans, N, De dos en dos. ejercicios interactivos de producción oral, Madrid, Difusión, 1992 Moreno, C, García Naranjo, J. y otros, Actividades lúdicas para la clase de español, Madrid, SGEL, 1999 Handboeken Español para el sector turístico, Wolters Plantyn, 1999 Caminos, Intertaal, 1996 GENTE ,ERNESTO MARTIN PERIS, NEUS SANS, Difusión, Barcelona, 1998 Para empezar, LOURDES MIQUEL, NEUS SANS, Edelsa, Madrid, 1983 Sueña , MARIA ANGELES ALVAREZ MARTINEZ, Anaya, Universidad de Alcala, 2000 Ven, español para extranjeros, Edelsa, Madrid, 1995 Woordenschat Woordenboeken Diccionario enciclopédico Espasa Calpe, Espasa Calpe, Madrid Diccionario Planeta de la lengua española usual, Marsá, Planeta, Barcelona Duden español, Diccionario por la imagen, Ed. Juventud, Barcelona Gran Diccionario de la lengua española, SGEL, Madrid Pequeño Larousse Ilustrado, Ediciones Larousse, París Van Dale Handwoordenboeken Nederlands-Spaans en Spaans-Nederlands, van Dale, Utrecht/Antwerpen Wolters vertalende woordenboeken Nederlands-Spaans en Spaans- Nederlands, WoltersNoordhoff, Groningen Lexicon Vocabulario básico del español, Listas temáticas, Delbeque & Buyse, Wolters, Leuven
111
Grammatica El arte de conjugar en español, diccionario de 12 000 verbos, collection Bescherelle, Hatier DE BRUYNE, Beknopte Spaanse Spraakkunst, De Sikkel, Malle DE BRUYNE, Spaanse Spraakkunst, De Sikkel, Kapellen Gramática comunicativa del español, NEUS SANS, Difusión Grammatica in gebruik, Intertaal Zo leer je Spaans, J.O. Luurs, Prisma-boeken, Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen Socioculturele aspecten van Dooren K. Spanje, handboek over land cultuur en bevolking, Thoth, Bussem,
2000
adressen Ministerio de Educación, Cultura y Deportes www.mec.es Consejería de Educación Bélgica www.sgci.mec.es/be Instituto Cervantes Av de Tervueren, 64 – 1040 Bruxelles www.cervantes.es A.E.L.F.E. Asociación española de lenguas para fines específicos www.upm.es/informacion/aelfe/ A.E.P.E. Asociación europea de profesores de español www.welcome.to/aepe Consejería de educación y ciencia en Bélgica Boulevard Bisschoffsheim 39 – 1000 Brussel
[email protected] uitgeverijen www.anayaele.com www.difusion.com
112
Leerplan Toerisme en Onthaal Modules “Toerisme” en “Administratie”
113
Visie Toerisme is een groeisector en de expansie ervan blijft duren. De omzet van deze sector en het aandeel van toerisme in het Bruto Binnenlands Product (BBP) blijven stijgen. Het is evenwel niet gemakkelijk om een zicht te krijgen op de evolutie van de activiteiten binnen de sector, noch om te zien welke nieuwe beroepen en functies er ontstaan. Wil men arbeidskrachten opleiden voor de toeristische sector, dan is dat nochtans onontbeerlijk. Het is immers de bedoeling dat cursisten uitstromen naar de toeristische arbeidsmarkt. Een inventaris van beroepen en taakomschrijvingen wordt meestal gemaakt door een organisatie die kan spreken in naam van de sector. Voor de toeristische sector ontbreekt dit helaas: er bestaat geen apart Paritair Comité dat sectorale akkoorden sluit, noch bestaat er een vormingsinstelling die de gelden beheert die van de brutoloonmassa worden afgehouden voor opleidings- en tewerkstellingsdoeleinden. Wil men tot een beroepen- en kwalificatiestructuur komen in de sector toerisme, dan zullen alle representatieve organisaties binnen de sector dienen samengebracht te worden. Een kwalificatiestructuur die bepaalt tot welke beroepen, functies of taken moet worden opgeleid, moet helderheid brengen. Binnen het toerisme onderscheiden we duidelijk drie subdomeinen: -
‘Incoming’ toerisme met onder meer de provinciale en stedelijke diensten voor Toerisme, het VVV, de carriers, de toeristische medewerker in een hotel, vakantie- of recreatiecentrum, de animator, de reisbegeleider, de gidsen…
-
‘Outgoing’ toerisme met onder meer het reisbureau, de touroperator, de carriers die het vervoer van personen organiseren, de animator, de reisbegeleider, de standplaatshost(ess)…
-
‘Inkeeping’ toerisme met een sterke relatie met de recreatiesector en de vrijetijdsbesteding.
Als finaliteit is deze deelopleiding gericht op de voorbereiding van de cursisten op het beroepsleven in de profit- en nonprofitsector, in casu de veelomvattende toeristische sector. Meer bepaald op uitvoerende, begeleidende of ondersteunende taken in de verkoop en uitvoering van reizen, het onthaal en de dienstverlening in de recreatieve centra en vormen van sociaal toerisme en het organiseren van activiteiten in het kader van de vrijetijdsbeleving. Hierbij gaat het zowel om loopbanen in binnen- en buitenland als om inkomend toerisme, uitgaand toerisme en het toerisme dat er op gericht is om de vakantieganger in het eigen land van dienst te zijn. Kennis en vaardigheid van geschiedenis en aardrijkskunde is nauw verbonden met de toeristische eigenheid. Bijzondere toeristische kennis en technieken laten de cursisten kennis maken met het toeristisch product in al zijn aspecten. Interactie tussen de verschillende eenheden is daarom onontbeerlijk. Enkel door een onderlinge afstemming van alle vakken van deze deelopleiding kan de cursist afdoend voorbereid worden op de veelzijdige eisen waaraan toeristische producten en werknemers in deze sector moeten voldoen. Concreet gezien kan deze afstemming bereikt worden door het maken van duidelijke afspraken tussen de verschillende vakleerkrachten, door het op elkaar afstemmen van de diverse jaarplannen en door een constant inspelen op de actualiteit van de behandelde onderwerpen. De eenheden praktische toepassingen en praktijk laten veel ruimte om de opgedane kennis te toetsen aan de realiteit. Deze componenten moeten zeer realiteitsgetrouw aangepakt worden. Cursisten komen in de eerste plaats niet naar de les voor encyclopedische kennis, maar wel om kennis, inzichten en vaardigheden te verwerven die onmiddellijk bruikbaar zijn in de toeristische sector. Theoretische onderbouw en praktische toepassingen moeten daarom sterk met elkaar verweven zijn. Sectorspecifieke informaticatoepassingen zijn hier onontbeerlijk en internet is uit de lessen niet meer weg te denken.
114
Situering modulaire beroepsopleiding
niveau
aantal lestijden
‘Toerisme’ en ‘Administratie’
TSO 3
360
De deelopleidingen ‘‘Toerisme’ en ‘Administratie’ dienen gesitueerd te worden binnen het studiegebied Toerisme en Onthaal. Deze opleidingen komen tegemoet aan de opdracht van het onderwijs voor sociale promotie om de cursist kennis, vaardigheden en attitudes bij te brengen voor het maatschappelijk functioneren, het deelnemen aan verder onderwijs of de uitoefening van een beroep. De deelopleidingen ‘Toerisme’ en ‘Administratie’ bestaan uit voor 6 modules en omvatten 360 lestijden. De modules zijn: Labo computer en besturingssystemen, Administratieve organisatie en documenten, Toeristische organisatie, Aardrijkskunde en geschiedenis van het toerisme, Praktijk en/of stage baliefunctie, Oefenpakket Basiscompetenties zijn doelen met betrekking tot de vaardigheden, kennis en attitudes binnen het specifiek gedeelte van een opleiding waarover een leerling/cursist beschikt om vervolgonderwijs aan te vatten en/of als beginnend beroepsbeoefenaar te kunnen functioneren. Voor het formuleren van de basiscompetenties werden de volgende criteria gehanteerd. Een basiscompetentie moet concreet, operationeel en controleerbaar zijn. Alle basiscompetenties werden geformuleerd in termen van vaardigheden (cognitief, psychomotorisch of affectief). Taalkundig werden basiscompetenties als volgt geformuleerd: “De cursist kan / inhoud / context (indien nodig) / één of meer operationele werkwoorden”. Aan elke module zijn een aantal sleutelvaardigheden gelinkt. Dit zijn cognitieve, psychomotorische of affectieve vaardigheden die tot de kern van een beroep behoren en die bovendien ruimer inzetbaar zijn dan in het beroep waartoe wordt opgeleid. Elke sleutelvaardigheid werd contextueel omschreven. Door aandacht te besteden aan de sleutelvaardigheden wordt tegemoet gekomen aan maatschappelijke en persoonsvormende doelstellingen. Alle modules worden geconcordeerd met de derde graad van het technisch secundair onderwijs. Eén module uit dit leerplan kan geconcordeerd worden met een module uit het leerplan Toepassingssoftware, te weten: Labo computer en besturingssystemen. Concordantie TOERISME EN ONTHAAL Te gebruiken op documenten Ba1
Benaming
Labo computer en besturingssysteme n
TOEPASSINGSSOFTWARE Staan vermeld op structuurschema’s MHAG100
Benaming
Initiatie in de Informatica
115
Beginsituatie Cursisten die de deelopleiding ‘toerisme’ en/of ‘administratie’ aanvatten, hebben doorgaans geen basiskennis daaromtrent. Wegens de economische, sociale en culturele impact van het toerisme op onze samenleving mag men ervan uitgaan dat de cursist die deze deelopleidingen kiezen reeds in belangrijke mate contact gehad heeft met een aantal aspecten van de sector, hetzij via eigen ervaringen, hetzij via de media.
116
Opleiding NAAM VAN DE OPLEIDING
TOERISME EN ONTHAAL, modules TOERISME en ADMINISTRATIE TSO 3 STUDIEDUUR
360 Lt
MODULES Naam
Aantal Lestijden
Code
Labo computer en besturingssystemen
60
Ba1
Administratieve organisatie en documenten
60
Bb1
Toeristische organisatie
60
C1
Aardrijkskunde en geschiedenis van het toerisme
60
C2
Praktijk en/of stage baliefunctie
60
C3
Oefenpakket
60
C4
117
Leertraject
118
Module “Administratieve Organisatie en Documenten” SITUERING VAN DE MODULE IN DE OPLEIDING In deze module leert de cursist algemene begrippen inzake de administratieve afhandeling van toeristische producten. Hij verwerft tevens inzicht en vaardigheden in de specifieke problematiek van de reisorganisatie en dossierbeheer.
INSTAPVEREISTEN Inhoudelijke vereisten: Geen Verplichte voorafgaande modules: Geen
STUDIEDUUR 60 Lt
ALGEMENE DOELSTELLINGEN De cursist kan: •
kan zelfstandig de verschillende taken eigen aan een organisatie binnen de toeristische sector uitvoeren.
•
heeft inzicht in de verschillende juridische aspecten eigen aan de toeristische sector.
SLEUTELVAARDIGHEDEN Accuratesse Erop gericht zijn binnen de voorgeschreven tijd een taak nauwkeurig te voltooien. Contactvaardigheid In staat zijn om contact te leggen en eventueel te onderhouden, ook in moeilijke situaties (onder meer met mensen met verschillende opvattingen en achtergrond). Een werkplan kunnen maken In staat zijn om op systematische wijze te beslissen welke stappen men bij de uitvoering van een taak zal zetten. Flexibiliteit In staat zijn om zich aan te passen aan wijzigende omstandigheden, onder meer middelen, doelen, mensen en procedures. Kunnen omgaan met informatie 119
In staat zijn om informatie te verzamelen, te verwerken en te verstrekken. Productieve taalvaardigheid Nederlands In staat zijn zich op een adequate wijze mondeling en schriftelijk in het Nederlands uit te drukken. Resultaatgerichtheid In staat zijn binnen een bepaalde tijd en budget een vooropgesteld resultaat te bereiken met in achtname van gedefinieerde kwaliteitsstandaarden. Zelfstandigheid In staat zijn om zelfstandig zonder hulp of toezicht gedurende lange tijd aan een taak te werken.
120
LEERPLANDOELSTELLINGEN EN LEERINHOUDEN MODULE "ADMINISTRATIEVE ORGANISATIE EN DOCUMENTEN" LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursist •
kan zelfstandig de post in een toeristische organisatie behandelen en het daarbij horende bureauticamateriaal functioneel gebruiken
Postbehandeling in een toeristische organisatie: •
Ingaande post
•
Uitgaande post
•
Posttarieven
•
Opstellen van een standaardbrief
•
Koerierdiensten
•
Bestellen van brochures
Bureauticamateriaal, o.m:
•
•
kan zelfstandig een klassement en een archief opmaken en beheren
kent het gebruik van de toeristische documenten
•
Personal computer en randapparatuur
•
Kopieerapparaat
•
Telefoon (-centrale), Fax
Klassement en archief •
Doel van het klassement
•
Methoden van klasseren
•
Vereisten van een goed klassement
Toeristische documenten, o.m: •
Identiteitskaart
121
•
•
kan de boeking van een reis administratief verwerken
heeft inzicht in de eigen verantwoordelijkheid en de verschillende juridische aspecten eigen aan de toeristische sector
•
Visum
•
Internationale reispas
•
Vervoersdocumenten
•
Rijbewijs
•
Gezondheidsattest
•
Krediet- en betaalkaarten
•
Vreemde munten
•
Verzekeringsdocumenten
Klantendossier, met o.m: •
Bestelbon
•
Bevestiging
•
Factuur
•
Reisdocumenten
Dienstverlening en Klachtenbehandeling: •
Rechten en plichten van de klant
•
Rechten en plichten van de reisagent en het agentschap
•
Rechten en plichten van de reisorganisator
•
Geschillencommissie
•
Garantiefonds
122
Module “Toeristische organisatie” SITUERING VAN DE MODULE IN DE OPLEIDING In deze module krijgt de cursist de nodige kennis en vaardigheden aangereikt om een toeristisch product samen te stellen, aangepast aan de verwachtingen en de eisen van de klant.
INSTAPVEREISTEN Inhoudelijke vereisten: Geen Verplichte voorafgaande modules: Geen
STUDIEDUUR 60 Lt
ALGEMENE DOELSTELLINGEN De cursist •
heeft inzicht in de verschillende transportmogelijkheden eigen aan de diverse toeristische componenten (openbaar vervoer, autocar, luchtvaart, spoor, …).
•
kent de verschillende verblijfsvormen en -mogelijkheden binnen de toeristische sector.
•
heeft theoretisch inzicht in de gangbare toeristische informaticapakketten.
•
kan de belangrijkste commerciële brochures en -folders gebruiken.
•
De cursist kan verschillende toeristische bronnen (reisgidsen, vaktijdschriften, internet, …) raadplegen en verwerken.
•
kent en heeft inzicht in de nationale en internationale instellingen/organisaties binnen de toeristische sector.
•
heeft inzicht in de opbouw van een ticket en tarief.
SLEUTELVAARDIGHEDEN Accuratesse Erop gericht zijn binnen de voorgeschreven tijd een taak nauwkeurig te voltooien. Beslissingsvermogen In staat zijn een standpunt in te nemen of tot een handeling over te gaan, en er ook de verantwoordelijkheid voor op te nemen. Commercieel inzicht Blijk geven van inzicht in de wijze waarop goederen en diensten gekocht en verkocht worden. Contactvaardigheid
123
In staat zijn om contact te leggen en eventueel te onderhouden, ook in moeilijke situaties (onder meer met mensen met verschillende opvattingen en achtergrond). Creativiteit In staat zijn om persoonlijke ideeën en oplossingen te bedenken en uit te voeren. Dienstverlenende vaardigheid In staat zijn om op vraag en proactief diensten of zorg te verlenen. Empathie In staat zijn zich in te leven in iemands situatie, er begrip voor op te brengen en er tactvol mee om te gaan. Flexibiliteit In staat zijn om zich aan te passen aan wijzigende omstandigheden, onder meer middelen, doelen, mensen en procedures. Imagobewustzijn In staat zijn om de impact van eigen gedrag en voorkomen in te schatten. Kunnen omgaan met informatie In staat zijn om informatie te verzamelen, te verwerken en te verstrekken. Kwaliteitsbewustzijn In staat zijn om in te schatten aan welke vereisten een product of dienst moet voldoen en in staat zijn om aan die vereisten tegemoet te komen. Resultaatgerichtheid In staat zijn binnen een bepaalde tijd en budget een vooropgesteld resultaat te bereiken met in achtname van gedefinieerde kwaliteitsstandaarden. Zin voor initiatief In staat zijn om problemen en taken aan te pakken zonder dat het gevraagd wordt of de omstandigheden ertoe dwingen.
124
LEERPLANDOELSTELLINGEN EN LEERINHOUDEN MODULE "TOERISTISCHE ORGANISATIE" LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursist: •
kent de economische betekenis van de reisindustrie, toerisme en recreatie
Het economisch belang van de toeristische sector: •
• •
kent en heeft inzicht in de nationale en internationale instellingen/organisaties binnen de toeristische sector.
tewerkstelling o
direct
o
indirect
aandeel in Bruto Binnenlands Product
Nationaal, o.m: •
Commerciële diensten: ABTO, VVR, FBAA, …
•
Overheidsdiensten: Toerisme Vlaanderen, OPT, Provinciale, regionale en gemeentelijke diensten voor toerisme, …
Internationaal, o.m:
• •
kan informatie verschaffen over de verschillende transportmiddelen kan reservaties uitvoeren in verband met de verschillende transportmogelijkheden
•
IATA
•
WTO
Transportmogelijkheden/reservaties: •
Luchtvaart
•
Scheepvaart
•
Spoorwegen
•
Autocar
•
Eigen wagen/huurwagen
125
•
Transportmiddelen/reservaties, o.m: kan adequaat advies geven over de verschillende verblijfsvormen en -mogelijkheden binnen de toeristische sector • hotel
•
kan een gekozen verblijfsvorm boeken
•
heeft theoretisch inzicht in de gangbare toeristische informaticapakketten
Verkenning van geactualiseerde versies van elektronische reservatiesystemen
•
kan verschillende toeristische bronnen raadplegen en verwerken
Diverse informatiebronnen, o.m
•
•
kan de belangrijkste commerciële brochures en -folders gebruiken
heeft inzicht in de opbouw van een ticket en tarief
•
huurwoningen
•
camping
•
reisgidsen
•
vaktijdschriften
•
catalogi
•
internet
Reisbrochures en folders •
van een touroperator
•
van een regio/stad
Ticket •
Lezen
•
Verklaren
•
Opzoeken juiste tarief
126
Module “Aardrijkskunde en geschiedenis van het toerisme” SITUERING VAN DE MODULE IN DE OPLEIDING In deze module krijgt de cursist inzicht in de ruimtelijke en cultuurhistorische componenten van het landschappelijk aanbod van een diversiteit aan toeristische producten.
INSTAPVEREISTEN Inhoudelijke vereisten: Geen Verplichte voorafgaande modules: Geen
STUDIEDUUR 60 Lt
ALGEMENE DOELSTELLINGEN De cursist •
kan toeristische en recreatieve bestemmingen situeren op een kaart
•
kan de bereikbaarheid, de ligging, het klimaat, het landschap, … van toeristische bestemmingen toelichten aan een klant.
•
kan de verschillende aantrekkingsfactoren van een toeristische bestemming omschrijven.
•
heeft inzicht in de verschillende aspecten van het toerisme naar andere cultuurgebieden (respect voor andere culturen, invloed van het toerisme op het milieu, overbezochte derde wereldlanden, elementaire omgangsvormen van een bepaalde cultuur, …).
•
kan vlot werken met verschillende informatievormen en de relevante informatie doorgeven aan een klant.
SLEUTELVAARDIGHEDEN Accuratesse Erop gericht zijn binnen de voorgeschreven tijd een taak nauwkeurig te voltooien. Beslissingsvermogen In staat zijn een standpunt in te nemen of tot een handeling over te gaan, en er ook de verantwoordelijkheid voor op te nemen. Commercieel inzicht 127
Blijk geven van inzicht in de wijze waarop goederen en diensten gekocht en verkocht worden. Contactvaardigheid In staat zijn om contact te leggen en eventueel te onderhouden, ook in moeilijke situaties (onder meer met mensen met verschillende opvattingen en achtergrond). Creativiteit In staat zijn om persoonlijke ideeën en oplossingen te bedenken en uit te voeren. Dienstverlenende vaardigheid In staat zijn om op vraag en proactief diensten of zorg te verlenen. Empathie In staat zijn zich in te leven in iemands situatie, er begrip voor op te brengen en er tactvol mee om te gaan. Flexibiliteit In staat zijn om zich aan te passen aan wijzigende omstandigheden, onder meer middelen, doelen, mensen en procedures. Imagobewustzijn In staat zijn om de impact van eigen gedrag en voorkomen in te schatten. Kunnen omgaan met informatie In staat zijn om informatie te verzamelen, te verwerken en te verstrekken. Kwaliteitsbewustzijn In staat zijn om in te schatten aan welke vereisten een product of dienst moet voldoen en in staat zijn om aan die vereisten tegemoet te komen. Resultaatgerichtheid In staat zijn binnen een bepaalde tijd en budget een vooropgesteld resultaat te bereiken met in achtname van gedefinieerde kwaliteitsstandaarden. Zin voor initiatief In staat zijn om problemen en taken aan te pakken zonder dat het gevraagd wordt of de omstandigheden ertoe dwingen. Veiligheid- en milieubewustzijn in staat zijn om actief en proactief in te staan voor de veiligheid en om situaties te voorkomen die mens en milieu kunnen schaden. Zin voor esthetiek en originaliteit in staat zijn unieke en esthetische elementen uit een aanbod op de voorgrond te brengen
128
LEERPLANDOELSTELLINGEN EN LEERINHOUDEN MODULE " AARDRIJKSKUNDE EN GESCHIEDENIS VAN HET TOERISME” LEERINHOUDEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN De cursist •
kan toeristische en recreatieve bestemmingen situeren op een kaart
•
kan de bereikbaarheid, de ligging, het klimaat, het landschap van toeristische bestemmingen toelichten aan een klant.
•
kan de verschillende aantrekkingsfactoren van een toeristische bestemming omschrijven
Topografische, geografische en cultuurhistorische basiskennis omtrent •
binnenlandse regio (minimaal Vlaanderen, Ardennen)
•
enkele belangrijke Europese/mediterrane bestemmingslanden
•
de belangrijkste Europese cultuurhistorische steden
•
enkele toeristisch belangrijke wereldregio’s
Tijdelijke en permanente aantrekkingsfactoren van een regio/land • •
•
heeft inzicht in de verschillende aspecten van het toerisme naar Invloed van het toerisme op de bestemmingslanden: andere cultuurgebieden • op de plaatselijke cultuur respect opbrengen voor multiculturele aspecten van een • op het milieu samenleving • op de plaatselijke economie
kan vlot werken met verschillende informatievormen en de relevante informatie doorgeven aan een klant.
Informatievormen: •
kaartmateriaal
•
reisgids
•
internet
Actuele informatie ivm: •
weer en klimaat 129
•
geopolitieke en sociale situatie
•
bereikbaarheid en infrastructuur
130
Module “Praktijk en/of stage baliefunctie” SITUERING VAN DE MODULE IN DE OPLEIDING In deze module implementeert de cursist op een systematische wijze eerder verworven basiskennis en -vaardigheden in een praktijkgerichte context.
INSTAPVEREISTEN Inhoudelijke vereisten: Geen Verplichte voorafgaande modules: Geen
STUDIEDUUR 60 Lt
ALGEMENE DOELSTELLINGEN De cursist •
kan een volledig reisdossier samenstellen
•
kan een klant de nodige informatie verstrekken
•
kan een verkoopsgesprek voeren
•
heeft inzicht in de verschillende toeristische producten en brochures
•
kan de noodzakelijke toeristische informatiepakketten toepassen
•
kan een correcte prijsberekening opstellen
•
kan in alle mogelijke situaties (verkoopsgesprek, opvolging, klachtenbehandeling) correct, duidelijk, helder en gepast communiceren, en dit zowel schriftelijk als mondeling
SLEUTELVAARDIGHEDEN Accuratesse Erop gericht zijn binnen de voorgeschreven tijd een taak nauwkeurig te voltooien. Beslissingsvermogen In staat zijn een standpunt in te nemen of tot een handeling over te gaan, en er ook de verantwoordelijkheid voor op te nemen. Contactvaardigheid In staat zijn om contact te leggen en eventueel te onderhouden, ook in moeilijke situaties (onder meer met mensen met verschillende opvattingen en achtergrond). Creativiteit In staat zijn om persoonlijke ideeën en oplossingen te bedenken en uit te voeren. 131
Empathie In staat zijn zich in te leven in iemands situatie, er begrip voor op te brengen en er tactvol mee om te gaan. Flexibiliteit In staat zijn om zich aan te passen aan wijzigende omstandigheden, onder meer middelen, doelen, mensen en procedures. Kunnen omgaan met informatie In staat zijn om informatie te verzamelen, te verwerken en te verstrekken. Kwaliteitsbewustzijn In staat zijn om in te schatten aan welke vereisten een product of dienst moet voldoen en in staat zijn om aan die vereisten tegemoet te komen. Resultaatgerichtheid In staat zijn binnen een bepaalde tijd en budget een vooropgesteld resultaat te bereiken met in achtname van gedefinieerde kwaliteitsstandaarden. Zin voor initiatief In staat zijn om problemen en taken aan te pakken zonder dat het gevraagd wordt of de omstandigheden ertoe dwingen. Verantwoordelijkheidszin Aandacht hebben voor de consequenties van een taak en beslissingen nemen op basis van mogelijke consequenties ervan. Leergierigheid In staat zijn om actief te zoeken naar situaties om zijn competentie te verbreden en te verdiepen.
LEERPLANDOELSTELLINGEN EN LEERINHOUDEN MODULE "PRAKTIJK EN/OF STAGE BALIEFUNCTIE" De leerinhouden bij deze module, overeenkomstig de leerplandoelstellingen komen overeen met deze van de modules Ba1, Bb1, C1, C2 en C4.
132
Module Oefenpakket SITUERING VAN DE MODULE IN DE OPLEIDING Na deze module is de cursist in staat om met behulp van diverse elektronische informatiebronnen en reservatiesystemen zelfstandig of coöperatief de verworven kennis in te oefenen.
INSTAPVEREISTEN Inhoudelijke vereisten: Geen Verplichte voorafgaande modules: Geen
STUDIEDUUR 60 Lt
ALGEMENE DOELSTELLINGEN In het oefenpakket komen de verschillende praktische aspecten aan bod in functie van het boeken van een reis, dit in relatie tot de algemene doelstellingen van de modules Ba1, Bb1, C1 en C2.
SLEUTELVAARDIGHEDEN Accuratesse Erop gericht zijn binnen de voorgeschreven tijd een taak nauwkeurig te voltooien. Beslissingsvermogen In staat zijn een standpunt in te nemen of tot een handeling over te gaan, en er ook de verantwoordelijkheid voor op te nemen. Zelfstandigheid In staat zijn om zelfstandig zonder hulp of toezicht gedurende lange tijd aan een taak te werken. Creativiteit In staat zijn om persoonlijke ideeën en oplossingen te bedenken en uit te voeren. Leerbekwaamheid In staat zijn om, via geëigende leerprocessen, zijn competenties te verbreden en te verdiepen. Flexibiliteit In staat zijn om zich aan te passen aan wijzigende omstandigheden, onder meer middelen, doelen, mensen en procedures. Kunnen omgaan met informatie In staat zijn om informatie te verzamelen, te verwerken en te verstrekken. Kwaliteitsbewustzijn 133
In staat zijn om in te schatten aan welke vereisten een product of dienst moet voldoen en in staat zijn om aan die vereisten tegemoet te komen. Resultaatgerichtheid In staat zijn binnen een bepaalde tijd en budget een vooropgesteld resultaat te bereiken met in achtname van gedefinieerde kwaliteitsstandaarden. Zin voor initiatief In staat zijn om problemen en taken aan te pakken zonder dat het gevraagd wordt of de omstandigheden ertoe dwingen. Verantwoordelijkheidszin Aandacht hebben voor de consequenties van een taak en beslissingen nemen op basis van mogelijke consequenties ervan. Leergierigheid In staat zijn om actief te zoeken naar situaties om zijn competentie te verbreden en te verdiepen. Doorzettingsvermogen In staat zijn om, ondanks moeilijkheden, op een doel gericht te blijven.
134
LEERINHOUDEN MODULE "OEFENPAKKET " In het oefenpakket komen de verschillende praktische aspecten aan bod in functie van het boeken van een reis, dit in relatie tot de algemene doelstellingen van de modules Ba1, Bb1, C1 en C2.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De cursist: •
kennt de voordelen en noodwendigheden van een boekingssysteem
•
kan na demonstratie en inoefening met een boekingssysteem gegevens opzoeken en verwerken
•
•
•
kan na demonstratie en inoefenen met een reisdatabank gegevens opzoeken en verwerken
kuan via internet specifieke opdrachten uitvoeren en kritisch verwerken
kan specifieke kenmerken en belang van enkele CRSsystemen
Reservatie- en informatiesystemen Boekingssysteem •
Voordelen en noodwendigheden van boekingssystemen
•
Een boekingssysteem in de praktijk (bv: Belgian Travel Network)
Informatiesystemen •
Reisdatabanken: voor luchtvaartmaatschappijen (bv: Megatop), voor touroperatord (bv: Megatours)
•
Internet: kenmerken, basisvaardigheden, websites toerisme (bv: touroperators, vervoermaatschappijen, organisaties en plaatselijke instanties)
CRS-systemen •
Algemene kenmerken en types (bv: Amadeus, Galileo)
•
Uitwerking van een voorbeeld
•
kan de basisvaardigheden van een CRS-systeem op eigen tempo inoefenen onder begeleiding in een reisbureausituatie
o
Basisvaardigheden: encoding en decoding, timetables en availability, selling air segments, booking files ans supplemental data, fare displays, fare quotations
•
kan aantal bijkomende competenties realiseren onder
o
Uitbreidingsprocedures: ticket production, advance seat 135
begeleiding in een reisbureausituatie
reservation, client files, queues, hotel reservation, car rentals, travelscreen, timatic
136
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Binnen de modulaire structuur toerisme en onthaal is men sterk beroepsgericht bezig. Cursisten die deze opleiding volgen hebben duidelijk de intentie om in de reissector aan de slag te gaan. De vooropleiding is sterk uiteenlopend. De meeste cursisten beschikken over een diploma secundair onderwijs; een aantal volgde ook een hogere opleiding. Er wordt noodzakelijke ondersteunende kennis aangereikt; zo wordt er gestreefd naar bepaalde beroepshoudingen of -attitudes zoals alert zijn, dienstvaardig, gastvrij en klantvriendelijk, een persoonlijke stijl verwerven (passend bij die van de organisatie), het imago van Vlaanderen en België uitdragen. Waar cursisten zeker geen behoefte aan hebben is aan encyclopedische kennis. Wel hebben ze een historisch en ruimtelijk referentiekader nodig, waarbinnen zij alles kunnen situeren. Wij moeten cursisten systematisch leren denken en hen structuren bijbrengen: •
waarom zijn welke gebieden geprivilegieerd als kusttoeristisch gebied?
•
Welke elementen zijn historisch relevant om in toerisme te gedijen?
De cursisten moeten inzicht krijgen in de systemen van de verschillende toeristische vakken, ze structureren en ze gaandeweg op elkaar proberen te betrekken. Cursisten moeten leren economisch denken, uitgaande van vraag en aanbod en het streven naar rendement. Cursisten benaderen het toeristisch product vanuit de visie van de reisindustrie waarbij zowel inkomend als uitgaand als inkeeping toerisme aan bod komen. Pedagogisch-didactisch zal de werkvorm sterk systematisch zijn uitgaande van vragen zoals: •
de vraag en de behoeften van de consument
•
populaire toeristische bestemmingen in België, Europa en de wereld
•
het aanbod dat deze bestemmingen te bieden hebben: natuurlijk versus man made
•
bereikbaarheid
•
aanwezige infrastructuur: logiesvormen, recreatieve mogelijkheden, initiatieven, toegankelijkheid…
•
gevolgen van de toeristische activiteit: economisch, socio-cultureel en gevolgen voor het natuurlijk milieu
In deze boeiende opleiding wordt praktisch gericht gewerkt. Het is noodzakelijk dat het centrum voor de toeristische component beschikt over heel wat up-to-date reisbrochures, regionale folders, reisgidsen, kaartmateriaal… De informatica is uit deze opleiding niet meer weg te denken. Binnen afzienbare tijd halen de cursisten alle informatie van het scherm via het web of via cd-rom. Daarnaast is het aan te raden dat het centrum beschikt over toeristische pakketten zoals een CRS-systeem, een backoffice systeem, Megatop en Megatour, BTN tot de basiskennis van de opleiding. Ook het gebruik van internet is must in de lessen.
137
Een belangrijke werkvorm is het organiseren van seminaries met gastsprekers uit de toeristische sector: verzekeringen, cruises, autovakanties, brochureproductie… zijn maar een paar aspecten van het mogelijke aanbod die door gastsprekers kunnen belicht worden.
EVALUATIE •
De evaluatie binnen dit opleidingsdeel dient in overeenstemming te zijn met het evaluatiebeleid van het centrum.
•
De leerstof kan geëvalueerd worden via zowel proces- als productevaluatie. Beide hebben dan de vorm van een praktische proef, waarbij één of meer werkstukken moeten afgeleverd worden.
•
Permanente evaluatie spreidt de prestatiedruk en biedt mogelijkheden tot bijsturing indien nodig.
•
Het is evident dat er duidelijke afspraken met de cursist dienen gemaakt te worden met betrekking tot de vorm en het tijdstip van de proeven. Hierbij is het examenreglement van het centrum een belangrijk instrument in de openheid naar de cursisten toe. Om de zelfevaluatie van de volwassene te vergroten is het belangrijk dat de cursist weet op welke aspecten van de opdrachten de nadruk ligt.
•
Vermits vooral vaardigheden getest worden, moeten bij voorkeur de kennisinhouden beschikbaar gesteld worden (bijv. met gebruik van de cursus of de handleiding).
•
Elke opgave moet communicatief eenduidig zijn (slechts voor één interpretatie vatbaar, goed afgebakend en met zo weinig mogelijk kettingopdrachten). Indien de cursist bij een complexe oefening plots niet verder kan, moet de leraar hulp bieden.
•
Het spreekt vanzelf dat de cursisten op toetsen en examens enkel te maken krijgen met opgaven waaraan ze zich min of meer verwachten. De probleemstellingen moeten betrekking hebben op de kennis en vaardigheden die voor de leerstofvooruitgang onmisbaar zijn, die voor het opleidingsprofiel normaal functioneel zijn en die een normale instroomgroep haalbaar is.
•
De analyse van de antwoorden geven aanleiding tot bijsturingen en tot leeradviezen. De geëvalueerde werkstukken zijn ter inzage van de cursisten. Knelpunten worden klassikaal besproken.
MINIMALE MATERIELE VEREISTEN In deze opleiding wordt praktisch gericht gewerkt. Het is noodzakelijk dat in het leslokaal heel wat up-to-date reisbrochures, regionale folders, reisgidsen, kaartmateriaal, eventueel videoapparatuur, … aanwezig zijn. Omdat de informatica uit deze opleiding niet meer weg te denken is moet een pc met internetverbinding en eventueel bijhorend projectiesysteem ter beschikking staan. Daarnaast is het aan te raden dat elektronische reservatiesystemen toegankelijk zijn.
138
BIBLIOGRAFIE BOEKEN EN BROCHURES AALBERSBERG, P. (e.a.), 1992, Verre reizen en gezondheid: de functie van de reisgids, Almere: Primmed 19 p. AALBERSBERG, P. (e.a.), 1992, Verre reizen en gezondheid: de voorzorgsmaatregelen van reizigers naar de (sub)tropen. Almere: Primmed, 24 p. BECKERS, T., VAN DER POEL, H., 1990, Vrije tijd tussen vorming en vermaak, Stenfert Kroese, Leiden, 249 p. BOUWMAN, H. DE ROOI, A., 1992, Maak dat je wegkomt!: avontuurlijk reizen rond de wereld. Rainy Day Productions, Amsterdam, 159 p. CLAEYS, U., 1992, Toerisme in Vlaanderen: beleidsnota, Toerisme Vlaanderen, Grasmarkt 61 Brussel, 48 p CLAEYS, U. (ed.) 1993, Toerisme Vlaanderen, Acco, Leuven, 160 p. DE BOER, J., 1990, Bestrijding zwerfafval en toerisme, Den Haag, A.N.W.B., 67 p. DE BRABANDER, G., 1992, Toerisme en economie, Garant, Leuven-Apeldoorn, 252 p. DE GROOTE, P., 2000, Tratlas, Toeristisch-recreatieve atlas van België, Ravels, 107 p. DE GROOTE, P., MOLDEREZ, I., 1993, Ronde van België: toeristisch-geografische verkenning; deel 1: Kempen en Ardennen, Garant, Leuven, 231 p. DE GROOTE P., MOLDEREZ, I., 1993, Ronde van België: toeristisch-geografische verkenning; deel 2: Kust en achterland, Garant, Leuven, 231 p. DE KOK, H., HAEST, R., 1993, Gids van de Kempen, Brepols, Turnhout, 272 p. DIETVORST, A., JANSEN-VERBEKE, M.,1992, Toerisme, stad en milieu in: Vrije tijd en samenleving, Jg. 10 nr. 2-3, 112 p. DUHAMEL, P., SACARAU, 1998, Le Tourisme dans le Monde, Coll. Prepas, serie A. Colin, Paris, 224 p. DOORENBOS, C., 1993, Cultureel toerisme, 's-Gravenhage, Stichting Recreatie, 26 p. EPSKAMP, K., THOOLEN, R., 1991, Verre podia naderbij: educatief reizen of cultureel toerisme, Den Haag, Centrum voor de Studie van het Onderwijs in Ontwikkelingslanden, (C.S.0.O. paperback nr. 14), 159 p. HARRISON, D. (ed.), 1992, Tourism and the Less Developed Countries, Belhaven Press, London, JANSEN-VERBEKE, 1990, Toerisme in de binnenstad van Brugge: een planologisch visie in: Nijmeegse Planologische cahiers nr. 35, Nijmegen, 115 + 19 p. KLEYN, V., Toeristisch Lexicon, Wolters- Noordhoff, 297 p. KLEYN, V., Reiskunde: algemene reiskennis, vervoer en verblijf, Wolters-Noordhoff, 501 p. KNOPS, G., 1992, Wegwijs in de openbare ruimte: toeristische informatie, Kon. Boudewijnstichting, Brussel 26 p. KNOPS, G., 1992, Wegwijs in de openbare ruimte: Een taak voor de gemeente. Kon. Boudewijnstichting, Brussel 24 p. KNOPS, G., 1992, Wegwijs in de openbare ruimte: informatiepunten en plattegronden, Kon. Boudewijnstichting, Brussel 20 p. 139
KNOPS, G., 1992, Wegwijs in de openbare ruimte: Het straatnaambord, Kon. Boudewijnstichting, Brussel 24 p. KOSTERS, M.J., 1985, Focus op toerisme : inleiding op het toeristisch gebeuren, VUGA, 'sGravenhage, 608 p. KRIPPENDORF, J., 1990, The Holidaymakers, Heinemann Professional Publishing, Oxford, 160 p. LAWS, E., 1995, Tourist Destination Management, Routledge, London/ New York, 208 p. LOZATO-GIOTART, 1990, Méditerranée et tourisme, Masson, Coll. Géographie, Paris, 215 p. MAST, H. (e.a.), 1992, Handboek recreatie en toerisme, Bohn Staflen Van Loghum. METELKA, C.J., 1990, Dictionary of hospitality, travel and tourism, Merton House Publishing Company, Wheaton, 116 p. OOSTHOORN, R., 1993, Toerisme, milieu en duurzame ontwikkeling, Stichting Recreatie, 31 p. PIERCE, D., 1993, Tourism Today, Longman Scientific & Technical. REUVERS, P., RONHAAR, A., Reiskunde: toeristische geografie buitenland, Wolters Noordhoff, 276 p. RYAN, C.,1993, Recreational Tourism, Routledge, London and New York, 227 p. SEPP, J.C., 1992, Nieuwe geographische Nederlandsche Reise- en zak-atlas, Roba BV, Weesp. SOBCZAK, M., 1990, Vergader- en congresmarkt, Educaboek, Culemborg, 124 p. SOBCZAK, M., 1990, Toerisme en ondernemerschap, (+ werkboek), Educaboek, Culemborg, STEFFEN, R., (e.a.), 1992, Verre reizen gezondheid: de impact van voorlichting, Almere: Primmed, 28 p. VAN EECKHOUT, A., 1992, Structuur van de reisindustrie, V.V.R., Zedelgem-Loppem, VENEMA, M., 1990, Toeristisch woordenboek, Educaboek, Culemborg, VENEMA, M., 1991, Syllabus Toerisme deel 1 (+ handleiding), Educaboek, Culemborg, 240 p. VENEMA, M., 1993, SEPR oefenboek, Stenfert Kroese, Leiden VENEMA, M., 1990, Reisbureau-praktijk (+ uitwerkingen), Educaboek, Culemborg, VENEMA, M., 1991, Luchtvaart, een inleiding tot dienstregelingen, tarieven en ticketing (+ handleiding), Educaboek, Culemborg, 160 p. VENEMA, M., 1991, Syllabus Toerisme deel 2 (+ handleiding), Educaboek, Culemborg, 208 p. VENEMA, M., 1990, Toeristische geografie Buitenland, Educaboek, Culemborg, VENEMA, M., 1990, Toerisme voor receptionistes en informatrices (+ handleiding), Educaboek, Culemborg, WITT, S., BROOKE, M., BUCKLEY, P., 1991, The management of international tourism, Unwin Hyman, London, 209 p. X, 1991, Signalisatie van de plaatsen en instellingen van algemeen belang of van toeristische aard. Belgisch instituut voor de verkeersveiligheid v.z.w., Ministerie van Verkeer en Infrastructuur, 30 p. X, Informatiebrochure voor de logiesverstrekkende sector. Toerisme Vlaanderen YZEWIJN, D., DE BRABANDER, 1992, Toerisme, recreatie en economie: De provincie Antwerpen als voorbeeld, Garant, Leuven-Apeldoorn.
140
GIDSEN Nederlandstalige gidsen Agon Cultuurreisgidsen; Amsterdam Allert Delange reisgidsen: Info, Voordelig American Express reisgidsen; uitg. Het Spectrum, Utrecht ANWB-gidsen: Grote gidsen, Autotours, Keine reisgidsen; distributie: uitg. Lannoo, 8700 Tielt Artemis reis- en cultuurgidsen, uitg. Brepols, Turnhout Berlitz reisgidsen, Ed. Berlitz Cantecleer reisgidsen: Kunst-, Natuur-, Steden-, uitg. De Bilt, Utrecht (distrib. België: uitg. Westland, Schoten) Capitool Reisgidsen, Van Reemst Uitgeverij, Houten De leukste hotelletjes: De keuze van kenners, uitg. Mignus, Baarn Elmar: Reisgidsen, Reishandboek, Stedengidsen Elseviers reisgidsen: Cultuurreisgidsen, FTS-gidsen Geogids: Diriken, P., uitg. Georeto, Rozenstraat 1 3723 Kortesem Gottmer reisgidsen: Dominicus reeks, Amerika/Canada, Compact- Reisgidsen, Stedenwijzers, Reisatlassen; uitg. Gottmer, Becht, NL 2060 AD Bloemendaal Kosmos: Basisreisgidsen, Grote gidsen; Veen uitgeversgroep, Utrecht. Lannoo: Reisgidsen, Streekgidsen, Autoboeken, Dicht-bij-huisgidsen, Trotter-gidsen voor de wereldreiziger), Tielt Michelin: Logiesgidsen: rode gids voor hotels en restaurants, groene Camping-Caravan-gids voor Frankrijk Michelin: Toeristische groene gidsen "Neem nou...": uitgeverij Bruna, Utrecht Nelles: Nelles Verlag, distr. Het Spectrum, Antwerpen Odyssee, uitg. Odysee, Amsterdam Standaard Gidsen: Een stad komt tot leven in een boek; uitg. Standaard, Antwerpen Groene-wegen-gids, Test-aankoop, Hollandstraat 13, 1060 Brussel Thomas Cook reisgidsen, Veen uitgeversgroep Franstalige, Duitstalige en Engelstalige gidsen Guide Arthaud; Parijs Guide du Routard; uitg. Hachette, Parijs Guides Bleus, uitg. Hachette, Parijs Baedeker (Allianz Reiseführer, Allianz Taschenbücher) 141
Bild Atlas HB Du Mont Reise-Taschenbücher, DuMont Buchverlag, Köln HB Kunstführer Merian Polyglott (Der große Polyglott, Polyglott Reiseführer, Richtig Reisen Blue Guides Fodor reisgidsen Footprint handbooks, Bath, UK Insight (Guides, Cityguides, Pockets) uitg. Van Cambium, Contact N.V. Antwerpen Let's go Lonely Planet Nicholson's Guides Penguin Rough Guide
TIJDSCHRIFTEN EN REEKSEN Annals of Tourism Research, Pergamon journals, pergamon press LTD, Headington Hillhall, Oxford OX 3 OBW, Engeland Convention, Meeting and Seminar Guide to Belgium, 1992, BECIB, Grasmarkt 61, 1000 Brussel De Hoogvlieger, Mededelingsblad van de V.V.R.,postbus 35, 8000 Brugge Info Travel, Professioneel Magazine voor de Belgische reiswereld, maandelijks. Evolution Media Group, Vlassstraat 17, 8710 Wielsbeke KREO, uitg. vakantiegenoegens v.z.w., Wetstraat 121, 1040 Brussel Informatieblad van Toerisme Vlaanderen., Grasmarkt 61, 1000 Brussel Toerisme 1991, Jaarverslagen, Toerisme Vlaanderen, Grasmarkt 61, 1000 Brussel Monumenten en landschappen (tweemaandelijks), Ministerie van de Vlaamse gemeenschap, administratie van RO en leefmilieu, Belliardstraat 14-18, 1040 Brussel National Geographic, National Geographic Society, post office, box 16480 NL-2500 AV Den Haag Natuurpunt, Natuurreservaten/De Wielewaal, v.z.w. Kon. St. Mariastraat 105, 1030 Brussel Toerisme in cijfers, N.B.T. (Nederlands Bureau voor Toerisme), 1993, Leidschendam, 200 p. (jaarlijks uitgave) Recreatie en Toerisme: vaktijdschrift voor recreatie, toerisme, natuur en milieu, Uitg. ARKO, Newtonbaan 1, NL-3430 VB Nieuwegein Reiskrant, Wegwijzer v.z.w., Brugge (tweemaandelijks) Transport en Toerisme, Federatie van de Belgische Autobus en Autocarondernemers, Motestraat 41, 8800 Roeselare Travel express - Benelux, uitg. Traviscan bvba, Tervuursesteenweg 101, B-1820 Perk
142
Travel Trade Gazette, (TTG-Europe), Morgan Grampian House, Calderwood Street, U.K. Londen SE 18 69H Engeland Trekker, Vlaamse jeugdherbergen, Van Stralenstraat 40, Antwerpen Trendrapport Toerisme..., jaarlijkse uitgaven, N.R.I.T., Breda Uit-magazine, VTB-VAB, St. Jacobsmarkt 45-47, 2000 Antwerpen
STATISTIEKEN -
Toerisme Vlaanderen, Grasmarkt 61, 1000 Brussel
-
Westvlaams Economisch Studiebureau, Baron Rozettelaan 33, 8320 Brugge
-
Nationaal Instituut voor de Statistiek, Brussel/Antwerpen
-
Commissie van de Europese Gemeenschap, Voorlichtingsbureau, Archimedestraat 73, 1040 Brussel
-
Belsud uitgave OPT (Office de Promotion du Tourisme de la Communauté Française de Belgique), Joseph Stevensstraat 7, 1000 Brussel
-
World Tourism Organisation (WTO), Capitan Haya 42, E-28020 Madrid
WEBSITES Sectorale fiche Toerisme: http://www.rago.be/ond/csb/ondarb/toerisme/algtoer.htm Zoekmachines met toeristische pagina’s:
advalvas toerisme: http://www.advalvas.be/tourisme/ Altavista: http://be-nl.altavista.com/ Google: http://be-nl.altavista.com/ HotRate: http://hotrate.com/ Ilse. be: http://be.ilse.nl/ Lycos.be: http://www.lycos.be/ Microsoft: http://www.MSN.be Zoek.be: http://www.zoek.be/ ping.be: http://www.shoppingplanet.be/nl/reizen.html
Belgisch:
Bedrijvengids: http://www.in.be/ Belgische toeristische sites: http://toerisme.start.be/ Oost België: http://www.euregio.net/nindex.html toeristische onderwerpen: http://toerismebureaus.go2.be/ 143
Freesun, toerisme-industrie: http://www.freesun.be/ Toerisme Wegwijzer: http://www.wegwijzer.be/ Federale regering, Toerisme: http://belgium.fgov.be/abtb/nl_tourism.htm Office de Promotion du Tourisme (Brussel - Ardennen - Wallonië) : http://www.opt.be Toerisme Provincie Antwerpen : http://www.tourprovantwerp.be Toerisme Provincie Limburg : http://www.limburg.be/toerismelimburg Toerisme Oost-Vlaanderen : http://www.oost-vlaanderen.be/toerisme Toeristische Federatie van de Provincie West-Vlaanderen: http://www.westtoerisme.be Fédération touristique de la Province du Brabant wallon: http://www.brabantwallon.be/tourisme/ Fédération du Tourisme de la Province de Liège : http://www.ftpl.be Fédération touristique du Luxembourg belge: http://www.ftlb.be/ Fédération du Tourisme de la Province de Namur: http://www.ftpn.be/ Toerisme in de Oostkantons : http://www.dglive.be Belgische steden en gemeenten Ping, Toerisme en Steden: http://www.ping.be/~krigon/digitheek/ltoe.htm Belgian Travel Netwerk: http://www.trabel.com/ Taxistop: http://www.taxistop.be/ Thalys: http://www.thalys.com/ Varia:
learn2.com: travel: http://www.learn2.com/browse/channel.asp?ch_id=11 mediatheek NHTV Breda: http://www.nhtv.nl/nhtv/mediatheek/index.htm Expedia.com, USA: http://www.expedia.com Excite: http://travel.excite.com/ European Travel Network: http://www.etn.nl/ Travel Now: http://www.travelnow.com/ Reisbestemmingen: http://www.op-reis.com/ Hotelgidsen: http://all)hotels.com en http://www.hotelguide.com Vervoer:
De Lijn: http://www.delijn.be/ Federatie Belgische autobus- en autocarondernemers: http://www.fbaa.be/ Instituut voor autocar en autobus(ICB) : http://www.icb-transport.be Koninklijke Federatie Belgische Transporteurs: http://www.febetra.be/ Luchthaven Antwerpen: http://www.antwerpairport.be/index(nl).htm Luchthaven Brussel: http://www.brusselsairport.be/ Luchthaven Charleroi: http://www.charleroi-airport.com/ Luchthaven Liège: http://www.liegeairport.com/ Luchthaven Oostende: http://www.ostendairport.be/air/default.htm 144
Ministerie van Verkeer: http://vici.fgov.be/ NMBS: http://www.b-rail.be/N/ Vliegtuigticketten: http://flyaow.com Last-minute airtickets: http://www.airstop.be
145