VOLWASSENENONDERWIJS
Organisatie:
Modulair
Onderwijsniveau:
HOSP
Categorie:
Economisch
Opleiding:
BOEKHOUDEN
Totale aantal lestijden:
1440 lestijden
Module(s):
A Basistechnieken B Vennootschappen C Wetgeving en personenbelasting D Financiën E Controle F Management en organisatie G Projectwerk
Nummer GO:
2005/043M
Nummer Inspectie:
04-05/1437/G (vervangt 00-01/216/G)
INHOUDSOPGAVE
A1 BASIS DUBBEL BOEKHOUDEN (120 LT) .............................................................................. 3 A2 AANVULLEND DUBBEL BOEKHOUDEN (120 LT)............................................................. 10 A3 COMPUTERBOEKHOUDEN (60 LT)...................................................................................... 15 A4 B.T.W. (80 LT).............................................................................................................................. 19 B1 VENNOOTSCHAPSRECHT (60LT) .......................................................................................... 23 B2 VENNOOTSCHAPSBOEKHOUDEN (80 LT) .......................................................................... 29 B3 VENNOOTSCHAPSBELASTING (80 LT) ................................................................................ 34 C1 SOCIALE WETGEVING (80 LT)............................................................................................... 38 C2 PERSONENBELASTING (80 LT) .............................................................................................. 45 C3 BURGERLIJK RECHT, HANDELSRECHT EN ECONOMISCH RECHT (80LT) ............ 49 D1 BANK-EN BEURSWEZEN (80 LT)............................................................................................ 56 D2 FINANCIËLE ALGEBRA (60 LT) ............................................................................................. 61 E1 FINANCIELE ANALYSE (80 LT) .............................................................................................. 66 E2 AUDIT (60 LT) .............................................................................................................................. 70 E3 KOSTPRIJSBEREKENING (120 LT) ........................................................................................ 75 E4 CONSOLIDATIE (40 LT) ............................................................................................................ 81 F1 KOSTENBELEID EN BUGETTERING (60 LT)....................................................................... 85 F2 ORGANISATIE EN COMMUNICATIE (60LT) ....................................................................... 91 G1 PROJECTWERK (40LT) ............................................................................................................. 96
2
A1 BASIS DUBBEL BOEKHOUDEN (120 lt)
1. BEGINSITUATIE:
a) TOELATINGSVOORWAARDEN: De cursist moet voldoen aan de toelatingsvoorwaarden zoals omschreven in de artikelen 34, 35, 36 en 37 van het decreet volwassenenonderwijs van 2 maart 1999.
b) VEREISTE VOORKENNIS: Er is geen specifieke voorkennis vereist, wat betreft boekhouden.
2. DOELSTELLINGEN: a) ALGEMENE DOELSTELLING: Het vak Basis dubbel boekhouden betekent voor de cursist een eerste kennismaking met de registratietechnieken van de ondernemingsverrichtingen. Het uiteindelijk doel van het vak is de cursist het systeem van het dubbel boekhouden te leren toepassen. Inzicht en kennis in verband met de basiswet wordt verstrekt en de techniek van het dubbel boekhouden wordt geleidelijk aan aangeleerd. De cursist kent op het einde van deze module de boekingsregels en kan ze toepassen. Hij kan commerciële documenten begrijpen, opstellen en boekhoudkundig verwerken. In aansluiting op het Beroepsopleidingsprofiel van Hoofdboekhouder wordt van de cursist verwacht dat hij de volgende attitudes, die gericht zijn op de vereiste beroepshoudingen, ontwikkelt en nastreeft: (Zie studie 129 van de VLOR, beroepshoudingen blz. 21 en 22) -
accuratesse: erop gericht zijn binnen de voorgeschreven tijd een taak nauwkeurig te voltooien; resultaatgerichtheid: gedreven naar einddoel van de activiteit toewerken, zich niet laten afleiden door details; zelfstandigheid en zin voor initiatief: zelfstandig aan een taak kunnen werken en problemen durven aanpakken; discipline: zich willen houden aan de regels, procedures en afspraken; zin voor orde, netheid en nauwkeurigheid: erop gericht zijn nauwkeurig, net en met zin voor orde te werken volgens een efficiënt stappenplan zin voor samenwerking: willen bijdragen tot een leef- en werkomgeving als gemeenschap van mensen die iets voor elkaar betekenen en elkaar helpen (verantwoordelijkheid opnemen in geval van onopzettelijke fouten,
3
-
medewerkers in de groep willen opnemen, bemiddelen bij conflicten, kritiek geven en nemen, inspringen waar nodig) eerlijkheid en discretie: eerlijk zijn en vertrouwelijke gegevens ook als dusdanig behandelen; kwaliteitszorg: erop gericht zijn nauwkeurig en oplettend te werken, geen fouten in het werk te laten;
Vaardigheden die verworven moeten worden zijn: - analytisch en kritisch vermogen; - hanteren van de documenten; - reken- en cijfervaardigheid; - sociale en communicatieve vaardigheden; - vaardigheid in het zien van details; - correct taalgebruik.
b) LEERPLANDOELSTELLINGEN: Ad 1 - Het begrip boekhouden kunnen omschrijven en de noodzaak ervan kunnen toelichten. - De juridische aspecten van de boekhouding kennen (basiswet). - Ondernemingen kunnen indelen in kleine, middelgrote en grote ondernemingen (d.w.z. de wettelijke bepalingen van de categorieën van ondernemingen kunnen schetsen) en de boekhoudkundige verplichtingen kunnen bespreken. - De principes van de centralisatiemethode kunnen schetsen. - Het onderscheid tussen de dagelijkse methode en de centralisatiemethode kunnen aangeven. Ad 2 - De betekenis van de inventaris kunnen schetsen; een inventaris kunnen opstellen. - De aantekening en de aanwending van vermogen in de onderneming kunnen verduidelijken en hieruit het passief en actief kunnen afleiden. - De balans kunnen afleiden uit de inventaris; de vergelijking kunnen maken tussen beide. - De wijzigingen in actief en passief op de balans kunnen weergeven. - De balans kunnen rubriceren. - De beginbalans kunnen uitsplitsen in rekeningen; de grootboekadministratie kunnen bijhouden. - Het MAR begripsmatig kunnen omschrijven en structureren. - De werking met balansrekeningen kunnen toelichten. (Boekingsregels) - Het boekjaar volgens een opgegeven rekeningstelsel kunnen openen. - De rekeningen periodiek centraliseren en de eindbalans kunnen opstellen op basis van de rekeningen. - Het resultaat begripmatig kunnen invullen. - De werking van de resultaatrekeningen kunnen afleiden uit de werking van de rekening Kapitaal. - De resultaten kunnen groeperen volgens hun aard.
4
-
De werking met resultaatrekeningen kunnen toelichten. De rekeningen kunnen situeren in het MAR. De proef- en saldibalans kunnen opstellen en hanteren als controle-instrument en oorzaken van fouten kunnen opsporen. De functie van het journaal kunnen verklaren. Het journaal kunnen hanteren.
Ad 3 - De noodzaak en functie van de documenten kunnen aantonen. - De documenten kunnen herkennen, rangschikken en de voornaamste kunnen invullen en /of opstellen. - De terug te vorderen en te betalen BTW kunnen omschrijven en situeren in het MAR. - De aangegeven rekeningen kunnen verrekenen en boekhoudkundig verwerken. - Aankoopfacturen i.v.m. voorraden en kosten en inkomende creditnota’s kunnen controleren en boekhoudkundig verwerken. - Verkoopfacturen en uitgaande creditnota’s kunnen controleren en boekhoudkundig verwerken. - De aangegeven resultaatrekeningen kunnen omschrijven, situeren in het MAR en boekhoudkundig kunnen aanwenden. - Buitenlandse verrichtingen boekhoudkundig kunnen registreren. - De regularisatiewerkzaamheid ‘voorraadwijzigingen’ boekhoudkundig kunnen verwerken. Ad 4 - De rekeningafschriften kunnen controleren en boekhoudkundig kunnen verwerken. - De betalingen aan leveranciers kunnen uitvoeren en boekhoudkundig kunnen verwerken. - De aangegeven balansrekeningen kunnen omschrijven, situeren in het MAR en boekhoudkundig kunnen aanwenden. - Verrichtingen in valuta boekhoudkundig kunnen verwerken. Ad 5 - De uitbetaling van voorschotten op het loon van arbeiders boekhoudkundig kunnen verwerken. - De loon- en salarisstaat boekhoudkundig kunnen verwerken. - De factuur van het sociaal secretariaat kunnen ontleden en boekhoudkundig verwerken. Ad 6 - De verschillende tussenpersonen kunnen vergelijken wat betreft begrip, taak, opdrachtgever, vergoeding. Ad 7 -
Het begrip wisselbrief kunnen omschrijven. Het nut van een wisselbrief kunnen formuleren. De diverse vermeldingen op de wisselbrief kunnen verklaren. Een wisselbrief kunnen opstellen.
5
-
De courante verrichtingen i.v.m. wisselbrieven boekhoudkundig kunnen verwerken.
Ad 8 - De inhoud van de rubriek ‘vaste activa’ kunnen weergeven. - De oprichtingskosten, de immateriële en materiële vaste activa evenals de financiële vaste activa kunnen situeren in het MAR. - De aanschaffing en waardedaling van voornoemde activa boekhoudkundig kunnen verwerken. - De inhoud van de rubriek ‘vorderingen op meer dan 1 jaar’ kunnen weergeven. - Situering van voornoemde activa in het MAR. - Verrichtingen in verband met voorgaande activa boekhoudkundig kunnen verwerken. - De inhoud van de rubriek ‘Voorraden en bestellingen in uitvoer’ kunnen weergeven. - Situering van voornoemde activa in het MAR. - Verrichtingen in verband met voorgaande activa boekhoudkundig kunnen verwerken. - De inhoud van de rubriek ‘Vorderingen op ten hoogste één jaar’’ kunnen weergeven. - Situering van voornoemde activa in het MAR. - Verrichtingen in verband met voorgaande activa boekhoudkundig kunnen verwerken. - De inhoud van de rubriek ‘Geldbeleggingen’ kunnen weergeven. - Situering van voornoemde activa in het MAR. - Verrichtingen in verband met voorgaande activa boekhoudkundig kunnen verwerken. - De inhoud van de rubriek ‘Liquide middelen’ kunnen weergeven. - Situering van voornoemde activa in het MAR. - Verrichtingen in verband met voorgaande activa boekhoudkundig kunnen verwerken.
3. LEERINHOUDEN: 1. INLEIDING 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5.
2. 2.1. 2.2.
Het begrip boekhouden. Functies van de boekhouding. De wetgeving op de boekhouding. De verplichte boekhouding naargelang de categorie der onderneming. Het onderscheid tussen de dagelijkse en de centralisatiemethode.
HET SYSTEEM VAN HET DUBBEL BOEKHOUDEN De inventaris Het vermogen
6
2.3.
2.4.
2.5.
2.6. 2.7. 2.8.
De balans - Begrip - Indeling: actief – passief - Rubricering - Onderscheid inventaris - balans De balansrekeningen - Begrip - Boekingsregels - Afsluiting De resultaatrekeningen - Begrip - Indeling: kosten – opbrengsten - Boekingsregels Journaal en grootboek De proef- en saldibalans Het algemeen rekeningstelsel (M.A.R.)
3. STUDIE VAN DE COMMERCIELE ACTIVITEITEN 3.1.
3.2. 3.3.
3.4. 3.5.
Studie van de aan- en verkoopdocumenten: - Offerte - Bestelbon - Leveringsbon + Leveringsvoorwaarden (Incoterms) - Vrachtbrief - Aan- en Verkoopfactuur - Creditnota - Connossement - Warrant-Ceel De B.T.W. (enkel het boekhoudkundig aspect ook van de (maandelijkse) verrekening) Boekhoudkundige registratie van - aankopen van handelsgoederen - aankopen van diensten en diverse goederen - verkopen van handelsgoederen - handelskortingen (zowel bij aan- als verkoop) - aankoopkosten – verkoopkosten (al dan niet aan de klant doorgerekend) - financiële kortingen Aan en verkoop aan het buitenland Voorraadwijzigingen
4. STUDIE VAN DE FINANCIELE ACTIVITEITEN 4.1. 4.2. 4.3. 4.4.
Beschikbare waarden (Kas, Bank, Post) (o.a. Interne overboekingen) Ontvangen intresten op beleggingen en te betalen rente op leningen Financiële kortingen Vreemde valuta
7
5. STUDIE VAN DE PERSONEELSKOSTEN 5.1.
5.2.
Boekhoudkundige registratie van: - Bedienden - Arbeiders (o.a. voorschotregeling) De factuur van het sociaal secretariaat
6. STUDIE VAN DE TUSSENPERSONEN 6.1. 6.2. 6.3. 6.4. 6.5.
Commissionair Makelaar Concessionair Handelsvertegenwoordiger Handelsagent
7. STUDIE VAN DE WISSELBRIEF 7.1. 7.2. 7.3.
Betaal- en kredietinstrument Boekhoudkundige registratie van de Te Innen Wissel Boekhoudkundige registratie van de Te Betalen Wissel
8. STUDIE VAN DE ACTIVA 8.1. 8.2. 8.3. 8.4. 8.5. 8.6. 8.7.
Oprichtingskosten Immateriële vaste activa Materiële vaste activa Financiële vaste activa Vorderingen op meer dan één jaar Voorraden en bestellingen in uitvoering Vorderingen op ten hoogste één jaar (o.a. Dubieuze Debiteuren en niet-betaling van een wissel op de vervaldag) 8.8. Geldbeleggingen 8.9. Liquide middelen
4. METHODOLOGISCHE WENKEN: Het is niet de nodig het leerplan strikt verticaal te volgen. De leerstof wordt door de leerkracht aangebracht (ex cathedra). Dit gebeurt uiteraard op een concentrische wijze. D.w.z. via het eenvoudige naar het meer gecompliceerde. Bij de behandeling van de leerstof primeert het inzicht in het boekhoudkundig mechanisme en zijn werking. De T-vorm (balans en rekeningen) wordt als een permanent werkinstrument gehanteerd, om het overzichtelijk en snel boekhoudkundig verwerken te bevorderen. Het journaal wordt opgevat als de techniek om de boekhoudkundige betekenis van de verrichtingen schriftelijk vast te leggen. De cursisten moeten tot het inzicht gebracht worden dat de dagelijkse verrichtingen een centraliserend aspect moeten verkrijgen. Het gebruik van correcte rekeningnummers en -namen is een noodzaak. Steeds zal gewezen worden op fouten hiertegen. Het rekeningstelsel fungeert als leidraad. 8
Klassikaal wordt een voorbeeldoefening uitgewerkt. De inoefening gebeurt door talrijke oefeningen individueel of in groepjes. Minimale didactische benodigdheden: Een uitgerust leslokaal met bord + krijt of witbord + stiften en een overheadprojector. De cursisten beschikken over een handboek of cursus en hanteren een rekeningstelsel.
5. EVALUATIE: Tijdens het lesgebeuren wordt de leerstof d.m.v. talrijke oefeningen ingeoefend. Dit geeft de leerkracht de kans individueel vast te stellen waar elke cursist staat en eventueel bij te sturen. Tevens verdient het aanbeveling een reeks oefeningen te voorzien die niet klassikaal opgelost worden maar individueel door de cursist kunnen opgelost worden. De oplossingen van deze oefeningen kunnen ter beschikking gesteld worden van de cursist of hij kan de oefeningen ter verbetering afgeven aan de leerkracht. Op deze manier kan de cursist zelf zijn reeds bereikte kennisniveau evalueren. De vermelde vaardigheden worden tijdens de oefeningen procesmatig geëvalueerd en bijgestuurd. Op het einde van de module volgt een schriftelijk afsluitend examen. Dit bepaalt of de cursist al dan niet geslaagd is en verder mag naar een eventuele volgende module. Het spreekt vanzelf dat een basiskennis moet verworven zijn en vanuit die optiek is het geven van een ‘open boek’ examen dan ook af te raden.
6. BIBLIOGRAFIE: G. Van Liedekerke en G. Walraevens - Algemeen Boekhouden Nu 1 Antwerpen, Standaarduitgeverij MIM -
9
A2 AANVULLEND DUBBEL BOEKHOUDEN (120 lt)
1. BEGINSITUATIE:
a) TOELATINGSVOORWAARDEN: De cursist moet voldoen aan de toelatingsvoorwaarden zoals omschreven in de artikelen 34, 35, 36 en 37 van het decreet volwassenenonderwijs van 2 maart 1999.
b) VEREISTE VOORKENNIS: A1 Basis dubbel boekhouden.
2. DOELSTELLINGEN: a) ALGEMENE DOELSTELLING: Het vak Aanvullend Dubbel Boekhouden betekent voor de cursist een grondigere kennismaking met de uitgebreide registratietechnieken van de ondernemingsverrichtingen. Het uiteindelijk doel van het vak is de cursist de jaarrekening te leren opstellen. Hiertoe leert hij een dubbele boekhouding (grootboek + journaal) voeren. Inzicht en kennis in verband in met de verdere studie van de balans- en resultatenrekeningen en de verwerking van de eindejaarsverrichtingen zijn het doel. De cursist is op het einde van deze module in staat de jaarrekening op te stellen. In aansluiting op het Beroepsopleidingsprofiel van Hoofdboekhouder wordt van de cursist verwacht dat hij de volgende attitudes, die gericht zijn op de vereiste beroepshoudingen, ontwikkelt en nastreeft: (Zie studie 129 van de VLOR, beroepshoudingen blz. 21 en 22) -
-
accuratesse: erop gericht zijn binnen de voorgeschreven tijd een taak nauwkeurig te voltooien; leergierigheid: actief zoeken om zijn competenties te verbreden en te verdiepen, zowel op het werk zelf (on-the-job-leren) als daarbuiten (bijscholing, vervolmaking). De ontwikkelingen in de sector willen opvolgen en stappen willen zetten om nieuwe dingen te leren; resultaatgerichtheid: gedreven naar einddoel van de activiteit toewerken, zich niet laten afleiden door details; zelfstandigheid en zin voor initiatief: zelfstandig aan een taak kunnen werken en problemen durven aanpakken; discipline: zich willen houden aan de regels, procedures en afspraken;
10
-
-
zin voor orde, netheid en nauwkeurigheid: erop gericht zijn nauwkeurig, net en met zin voor orde te werken volgens een efficiënt stappenplan zin voor samenwerking: willen bijdragen tot een leef- en werkomgeving als gemeenschap van mensen die iets voor elkaar betekenen en elkaar helpen (verantwoordelijkheid opnemen in geval van onopzettelijke fouten, medewerkers in de groep willen opnemen, bemiddelen bij conflicten, kritiek geven en nemen, inspringen waar nodig) eerlijkheid en discretie: eerlijk zijn en vertrouwelijke gegevens ook als dusdanig behandelen; kwaliteitszorg: erop gericht zijn nauwkeurig en oplettend te werken, geen fouten in het werk te laten;
Vaardigheden die verworven moeten worden zijn: - analytisch en kritisch vermogen; - kunnen lezen van de jaarrekening; - reken- en cijfervaardigheid; - sociale en communicatieve vaardigheden; - vaardigheid in het zien van details; - correct taalgebruik.
b) LEERPLANDOELSTELLINGEN Ad 1 - De inhoud van de rubriek ‘eigen vermogen’ kunnen weergeven. - Situering van kapitaal, uitgiftepremies, herwaarderingsmeerwaarden, reserves, overgedragen winst of verlies en kapitaalsubsidies in het MAR. - Verrichtingen in verband met voorgaande passiva boekhoudkundig kunnen verwerken. - De soorten voorzieningen kunnen opsommen. - Situering van de rubriek in het MAR. - De wettelijke voorschriften i.v.m. het aanleggen van voorzieningen kunnen weergeven. - De boekhoudkundige verwerking van de voorzieningen kunnen weergeven. - De inhoud van de rubriek ‘schulden op meer dan één jaar’ kunnen weergeven. - Situering van de rubriek in het MAR. - De indeling kunnen geven. - De waardering en de boekhoudkundige verwerking kunnen weergeven. - De inhoud van de rubriek ‘schulden op ten hoogste één jaar’ kunnen weergeven. - Situering van de rubriek in het MAR. - De indeling kunnen geven. - De waardering en de boekhoudkundige verwerking kunnen weergeven. Ad 2 - De afsluiting van het boekjaar kunnen doen door regularisatie van de balansen resultatenrekeningen. - Het resultaat kunnen berekenen en verwerken. - De resultatenrekening en de eindbalans kunnen opstellen - De jaarrekening kunnen opstellen.
11
-
Verdere uitdieping van de juridische aspecten van de boekhouding. (Ub)
Ad 3 - De principes van voorraadbeheer kunnen omschrijven. - De voorraadwaarderingsregels kunnen toepassen en op hun gebruikswaarde evalueren. Ad 4 - De verschillende elementen van de jaarrekening kunnen opsommen. - Weten dat er een verkort en volledig schema bestaat en kunnen aangeven wanneer ze gebruikt worden. - Van de rubrieken van het actief respectievelijk de algemene waarderingsbasis kennen, de verschillende rubrieken kunnen omschrijven en per rubriek de afschrijving en de waardering kunnen toepassen. - De waarderingsregels betreffende de activa kennen en de waardecorrecties kunnen berekenen en boekhoudkundig verwerken. - Van de rubrieken van het passief de verschillende rubrieken kunnen omschrijven. - Orderrekeningen boekhoudkundig kunnen verwerken en bespreken, weten waar ze thuishoren in de jaarrekening. - Het begrip resultatenrekening kennen en de verschillende deelresultaten kunnen opsommen en hun opbouw verklaren. - De toelichting kunnen interpreteren en opstellen. - De sociale balans kunnen interpreteren en opstellen. Ad 5 - Zelfstandig de boekhouding kunnen voeren van een onderneming van bij haar oprichting tot en met de afsluiting van het boekjaar met als slot het opstellen van de jaarrekening.
3. LEERINHOUDEN: 1. STUDIE VAN DE PASSIVA 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. 1.6. 1.7. 1.8. 1.9.
Kapitaal Uitgiftepremies Herwaarderingsmeerwaarden Reserves Overgedragen winst (overgedragen verlies) Kapitaalsubsidies Voorzieningen voor risico’s en kosten Schulden op meer dan één jaar Schulden op ten hoogste één jaar
2. DE REGULARISATIE- EN AFSLUITWERKZAAMHEDEN 2.1.
De regularisatie van balansrekeningen - Het verbeteren van fouten - Het overboeken van wachtrekeningen
12
2.2. 3.3. 3.4. 3.5.
- Het registreren van de juiste waarde einde boekjaar - Andere aanpassingen De regularisatie van resultaatrekeningen - Overlopende rekeningen Resultaatberekening en verwerking Opstellen van een jaarrekening Verdere uitdieping van de juridische aspecten van de boekhouding vooral in het licht van uitvoeringsbesluiten en internationale richtlijnen en standaarden. (Ub)
3. VOORRAADBEHEER EN VOORRAADWAARDERINGSREGELS 3.1. 3.2. 3.3. 3.4.
L.I.F.O. F.I.F.O. Voortschrijdende gemiddelde Maandgemiddelde
4. SAMENSTELLING VAN DE JAARREKENING 4.1.
4.2.
4.3. 4.4.
De Balans - Schema - Rubrieken van het actief - algemene waarderingsbasis - omschrijving van de rubrieken - per rubriek: afschrijving en waardering - Waardecorrecties van de activa - Rubrieken van het passief - omschrijving van de rubrieken - Orderrekeningen De resultatenrekening - Begrip - Opbouw vanuit deelresultaten De toelichting De Sociale balans
5. GEVALLENSTUDIE (Ub)
4. METHODOLOGISCHE WENKEN: Het is niet de nodig het leerplan strikt verticaal te volgen. In wezen dienen nieuwe rekeningen geïntegreerd te worden met de eerder bestudeerde. Tevens komen in de leerstof rubrieken voor van de vorige module. Het is daarbij geenszins de bedoeling dat deze volledig worden uitgediept. De leerstof wordt door de leerkracht aangebracht (ex cathedra). Dit gebeurt uiteraard op een concentrische wijze. D.w.z. via het eenvoudige naar het meer gecompliceerde. Bij de behandeling van de leerstof primeert het inzicht in het boekhoudkundig mechanisme en zijn werking. De T-vorm (balans en rekeningen) wordt als een permanent werkinstrument gehanteerd, om het overzichtelijk en snel boekhoudkundig verwerken te bevorderen.
13
Het journaal wordt opgevat als de techniek om de boekhoudkundige betekenis van de verrichtingen schriftelijk vast te leggen. De cursisten moeten tot het inzicht gebracht worden dat de dagelijkse verrichtingen een centraliserend aspect moeten verkrijgen. Het gebruik van correcte rekeningnummers en -namen is een noodzaak. Steeds zal gewezen worden op fouten hiertegen. Het rekeningstelsel fungeert als leidraad. Klassikaal wordt een voorbeeldoefening uitgewerkt. De inoefening gebeurt door talrijke oefeningen individueel of in groepjes. Afhankelijk van de beschikbare tijd en het niveau van de groep kan de gevallenstudie behandeld worden. In de leerstof aangeduid met Ub = Uitbreidingsleerstof. Minimale didactische benodigdheden: Een uitgerust leslokaal met bord + krijt of witbord + stiften en een overheadprojector. De cursisten beschikken over een handboek of cursus en hanteren een rekeningstelsel.
5. EVALUATIE: Tijdens het lesgebeuren wordt de leerstof d.m.v. talrijke oefeningen ingeoefend. Dit geeft de leerkracht de kans individueel vast te stellen waar elke cursist staat en eventueel bij te sturen. Tevens verdient het aanbeveling een reeks oefeningen te voorzien die niet klassikaal opgelost worden maar individueel door de cursist kunnen opgelost worden. De oplossingen van deze oefeningen kunnen ter beschikking gesteld worden van de cursist of hij kan de oefeningen ter verbetering afgeven aan de leerkracht. Op deze manier kan de cursist zijn reeds bereikte kennisniveau evalueren. De vermelde vaardigheden worden tijdens de oefeningen procesmatig geëvalueerd en bijgestuurd. Op het einde van de module volgt een schriftelijk afsluitend examen. Dit bepaalt of de cursist al dan niet geslaagd is en verder mag naar een eventuele volgende module. Het spreekt vanzelf dat een basiskennis moet verworven zijn en vanuit die optiek is het geven van een ‘open boek’ examen dan ook af te raden. 6. BIBLIOGRAFIE: G. Van Liedekerke en G. Walraevens - Algemeen Boekhouden Nu 1 Antwerpen, Standaarduitgeverij MIM L. Uytterschaut - De jaarrekening van de onderneming Antwerpen, Standaarduitgeverij MIM M.N. Hoogendoorn - Het belang van de jaarrekening Heverlee, Wouters Import - 1996 R. Frederix - Integrale gevallenstudie Boekhouden Antwerpen, Standaarduitgeverij MIM -
14
A3 COMPUTERBOEKHOUDEN (60 lt)
1. BEGINSITUATIE:
a) TOELATINGSVOORWAARDEN: De cursist moet voldoen aan de toelatingsvoorwaarden zoals omschreven in de artikelen 34, 35, 36 en 37 van het decreet volwassenenonderwijs van 2 maart 1999.
b) VEREISTE VOORKENNIS: A1 Basis dubbel boekhouden A2 Aanvullend dubbel boekhouden
2. DOELSTELLINGEN: a) ALGEMENE DOELSTELLING: Het vak Computerboekhouden betekent voor de cursist een concrete toepassing van de in de modules A1 en A2 geleerde technieken via de computer. Het uiteindelijk doel van het vak is de cursist te leren een volledige boekhouding te voeren aan de hand van een boekhoudpakket. Inzicht en kennis in verband met de werking van het pakket wordt verstrekt. De cursist kan op het einde van deze module de verschillende commerciële documenten boekhoudkundig verwerken via een boekhoudpakket. Tevens is hij in staat de eindejaarsverrichtingen uit te voeren en de wettelijk verplichte documenten (jaarrekening, BTW-aangifte, listing…) te laten afprinten. In aansluiting op het Beroepsopleidingsprofiel van Hoofdboekhouder wordt van de cursist verwacht dat hij de volgende attitudes, die gericht zijn op de vereiste beroepshoudingen, ontwikkelt en nastreeft: (Zie studie 129 van de VLOR, beroepshoudingen blz. 21 en 22) -
-
accuratesse: erop gericht zijn binnen de voorgeschreven tijd een taak nauwkeurig te voltooien; leergierigheid: actief zoeken om zijn competenties te verbreden en te verdiepen, zowel op het werk zelf (on-the-job-leren) als daarbuiten (bijscholing, vervolmaking). De ontwikkelingen in de sector willen opvolgen en resultaatgerichtheid: gedreven naar einddoel van de activiteit toewerken, zich niet laten afleiden door details; zelfstandigheid en zin voor initiatief: zelfstandig aan een taak kunnen werken en problemen durven aanpakken; discipline: zich willen houden aan de regels, procedures en afspraken;
15
-
zin voor orde, netheid en nauwkeurigheid: erop gericht zijn nauwkeurig, net en met zin voor orde te werken volgens een efficiënt stappenplan eerlijkheid en discretie: eerlijk zijn en vertrouwelijke gegevens ook als dusdanig behandelen; kwaliteitszorg: erop gericht zijn nauwkeurig en oplettend te werken, geen fouten in het werk te laten;
Vaardigheden die verworven moeten worden zijn: - analytisch en kritisch vermogen; - hanteren van de documenten; - vaardigheid in het werken met een computer; - vaardigheid in het zien van details;
b) LEERPLANDOELSTELLINGEN: Ad 1 - De bruikbaarheid van het pakket kunnen evalueren. Ad 2 - Basisbestanden kunnen aanmaken, uitbreiden, wijzigingen en verwijderen (klanten, producten, rekeningnummers, leveranciers,…) - Aan- en verkoopfacturen + creditnota’s kunnen invoeren (zowel binnenlandse als buitenlandse). - Bankuittreksel en kasdocumenten kunnen verwerken. - Diverse verrichtingen kunnen boeken (o.a. personeelsgegevens) - Het verband kunnen leggen met commercieel beheer (bestelbonnen, stockbeheer…) - Offertes, bestelbonnen, leveringsbonnen, facturen en creditnota’s via de computer kunnen aanmaken. - De ingevoerde documenten en overzichten kunnen raadplegen . - De BTW-aangifte kunnen doen. - De door de computer gemaakte aangifte kunnen controleren. - Wettelijke documenten kunnen afdrukken. - De afsluitwerkzaamheden van een bedrijf kunnen verrichten. - Het volgend boekjaar kunnen heropenen.
3. LEERINHOUDEN: 1. INLEIDING 1.1. 1.2. 1.3.
Voorstelling van het gebruikte pakket Bruikbaarheid Eerste kennismaking met de software
16
2. 2.1. 2.2.
2.3.
2.4. 2.5.
2.6. 2.7. 2.8.
2.9.
BASISBEWERKINGEN Parametreren van een dossier Basisbestanden (Klanten, Leveranciers, Rekeningstelsel, Producten…) - Aanmaken - Uitbreiden en wijzigen - Verwijderen Ingeven van verrichtingen - Aankoopfacturen - Verkoopfacturen - Creditnota’s - Bankuittreksels - Kasdocumenten - Personeelsgegevens - Buitenlandse handel - Stockgegevens - Inventaris - Diversen Maken van offerte, bestelbon, leveringsbon, factuur, creditnota. Raadplegen van - de ingevoerde documenten - de ingevoerde overzichten BTW- aangifte Afdrukken van wettelijke documenten Eindejaarsverrichtingen - Regularisatieboekingen - Afsluitingen - Resultaatbepaling - Winstverdeling Heropenen volgend boekjaar
4. METHODOLOGISCHE WENKEN: De leerkracht maakt de cursist wegwijs in het gebruik van het pakket. De inoefening gebeurt tijdens de lesuren. Bij de behandeling van de leerstof primeert het inzicht in het boekhoudkundig mechanisme en zijn werking. Het gebruik van correcte rekeningnummers en -namen is een noodzaak. Steeds zal gewezen worden op fouten hiertegen. Het rekeningstelsel fungeert als leidraad. Minimale didactische benodigdheden: Een uitgerust leslokaal met bord + krijt of witbord + stiften en een overheadprojector. De cursisten beschikken over een handboek of cursus en hanteren een rekeningstelsel. Een computerlokaal met zoveel mogelijk een P.C. per cursist
17
5. EVALUATIE: Tijdens het lesgebeuren wordt de leerstof d.m.v. talrijke oefeningen ingeoefend. Dit geeft de leerkracht de kans individueel vast te stellen waar elke cursist staat en eventueel bij te sturen. De vermelde vaardigheden worden tijdens de oefeningen procesmatig geëvalueerd en bijgestuurd. Op het einde van de module volgt een schriftelijk afsluitend examen. Dit bepaalt of de cursist al dan niet geslaagd is en verder mag naar een eventuele volgende module. Het spreekt vanzelf dat een basiskennis moet verworven zijn en vanuit die optiek is het geven van een ‘open boek’ examen dan ook af te raden.
6. BIBLIOGRAFIE: Afhankelijk van het gebruikte pakket zijn er diverse handboeken op de markt.
18
A4 B.T.W. (80 lt)
1. BEGINSITUATIE:
a) TOELATINGSVOORWAARDEN: De cursist moet voldoen aan de toelatingsvoorwaarden zoals omschreven in de artikelen 34, 35, 36 en 37 van het decreet volwassenenonderwijs van 2 maart 1999.
b) VEREISTE VOORKENNIS: Er is geen specifieke voorkennis vereist, wat betreft BTW.
2. DOELSTELLINGEN: a) ALGEMENE DOELSTELLING: Het vak BTW betekent voor de cursist een kennismaking met de principes van de BTW. Het uiteindelijk doel van het vak is de cursist praktische kennis in verband met de BTW te leren. Inzicht en kennis in verband met de BTW principes wordt verstrekt. De cursist kent op het einde van deze module de administratieve verplichtingen en kan ze vervullen. Hij kan de diverse BTW-formulieren invullen en toelichten. In aansluiting op het Beroepsopleidingsprofiel van Hoofdboekhouder wordt van de cursist verwacht dat hij de volgende attitudes, die gericht zijn op de vereiste beroepshoudingen, ontwikkelt en nastreeft: (Zie studie 129 van de VLOR, beroepshoudingen blz. 21 en 22) -
-
resultaatgerichtheid: gedreven naar einddoel van de activiteit toewerken, zich niet laten afleiden door details; leergierigheid: actief zoeken om zijn competenties te verbreden en te verdiepen, zowel op het werk zelf (on-the-job-leren) als daarbuiten (bijscholing, vervolmaking). De ontwikkelingen in de sector willen opvolgen en stappen willen zetten om nieuwe dingen te leren; zelfstandigheid en zin voor initiatief: zelfstandig aan een taak kunnen werken en problemen durven aanpakken; discipline: zich willen houden aan de regels, procedures en afspraken; eerlijkheid en discretie: eerlijk zijn en vertrouwelijke gegevens ook als dusdanig behandelen;
Vaardigheden die verworven moeten worden zijn: - analytisch en kritisch vermogen; - vaardigheid in het zien van details; 19
-
correct taalgebruik.
b) LEERPLANDOELSTELLINGEN: Ad 1 - Het begrip BTW kunnen omschrijven. - Het principe van de BTW kunnen verklaren. Ad 2 - Het toepassingsgebied van de BTW kennen. - De belastbare handelingen kunnen onderkennen. - Het begrip belastingplichtige kunnen omschrijven en in concrete gevallen kunnen aanduiden of iemand belastingplichtige is of niet en tevens kunnen aangeven waarom dit al dan niet het geval is. - Het begrip levering van goederen kunnen omschrijven. - In concrete gevallen kunnen aangeven waar en wanneer BTW verschuldigd is (plaats van handeling). - Weten wat volgens het BTW wetboek onder het begrip diensten wordt verstaan. - De begrippen invoer en intracommunautaire levering en verwerving kennen. - Weten welke regeling van toepassing is bij de intracommunautaire levering van nieuwe vervoermiddelen. - De BTW regeling kunnen aangeven die van toepassing is in geval van intracommunautaire levering met montage en installatie. - De BTW regeling kunnen aangeven die van toepassing is in geval van verkopen op afstand. - De maatstaf van heffing kunnen berekenen. - De verschillende BTW-tarieven kennen. - Op de hoogte zijn van de vrijstellingsregelingen. - Het principe van de aftrek van voorbelasting kunnen toepassen. - De administratieve verplichtingen in verband met de heffing van de BTW kennen en kunnen vervullen. - De diverse BTW-formulieren kunnen invullen en toelichten. - De boekhoudkundige verplichtingen kennen i.v.m. de BTW. - De regelingen i.v.m. teruggave van belasting kennen en kunnen toepassen. - Noties hebben van de controlemaatregelen i.v.m. de BTW-reglementering. - De bewijsmiddelen die toegelaten zijn kunnen opsommen. - Weten welke de verjaringstermijnen zijn i.v.m. de BTW. - Noties hebben van de vervolgingen en gedingen, rechten en voorrechten van de schatkist. Ad 3 - Toepassingen kunnen maken op: - het begrip belastingplichtige, - wanneer is BTW verschuldigd, wanneer niet? - belastbare handeling - vrijstelling - plaats van handeling - Zowel de kwartaal- als de maandaangifte in concrete situaties kunnen invullen.
20
-
De verschillende roosters kunnen bespreken.
3. LEERINHOUDEN: 1. INLEIDING 1.1. 1.2.
Begrip Principe
2. WETTELIJKE BEPALINGEN 2.1. 2.2. 2.3. 2.4. 2.5. 2.6. 2.7. 2.8.
2.9. 2.10. 2.11. 2.12. 2.13. 2.14. 2.15. 2.16. 2.17. 2.18. 2.19. 2.20.
Toepassingsgebied (geografisch) Belastbare handelingen Belastingplichtige Levering van goederen Diensten Invoer Intracommunautaire levering en verwerving Speciale gevallen: - intracommunautaire levering van nieuwe vervoermiddelen - intracommunautaire levering met montage en installatie - verkopen op afstand Maatstaf van heffing Tarieven Vrijstellingen Aftrek van voorbelasting Verplichtingen voor de heffing van de BTW Invullen van het BTW-formulier De boekhouding Teruggaaf van de belasting Controlemaatregelen Bewijsmiddelen (Ub) Verjaringen (Ub) Vervolgingen en gedingen. Rechten en voorrechten van de schatkist. (Ub)
3. GEVALLENSTUDIE
4. METHODOLOGISCHE WENKEN: De leerstof wordt door de leerkracht aangebracht (ex cathedra). Het verdient aanbeveling om met de wetteksten (het BTW-wetboek) te werken. Uiteraard moeten talrijke voorbeelden de leerstof verlevendigen. Oefeningen om de verworven kennis in te oefenen en te toetsen zijn eveneens onontbeerlijk. Afhankelijk van de beschikbare tijd en het niveau van de groep kan de leerstof aangeduid met Ub = Uitbreidingsleerstof behandeld worden.
21
Minimale didactische benodigdheden: Een uitgerust leslokaal met bord + krijt of witbord + stiften en een overheadprojector. De cursisten beschikken over een handboek of cursus en het BTW-wetboek.
5. EVALUATIE: Tijdens het lesgebeuren wordt de leerstof d.m.v. talrijke oefeningen ingeoefend. Dit geeft de leerkracht de kans individueel vast te stellen waar elke cursist staat en eventueel bij te sturen. De vermelde vaardigheden worden tijdens de oefeningen procesmatig geëvalueerd en bijgestuurd. Op het einde van de module volgt een schriftelijk afsluitend examen. Dit bepaalt of de cursist al dan niet geslaagd is en verder mag naar een eventuele volgende module. Wetteksten zijn toegelaten op het examen.
6. BIBLIOGRAFIE: BTW door F.R. Gilis, L. Van den Bruel en G. Schelfaut – Uitgegeven bij Standaard Uitgeverij – MIM BTW Almanak door Willie Dierick (Ernst & Young Tax Consultants) – Uitgegeven bij Standaard Uitgeverij De Nieuwe Praktische BTW Handleiding door Benoît Vanderstichelen – Uitgegeven door het Instituut der Accountants Fiscaal Wetboek – BTW – Uitgegeven door Ced. Samsom
22
B1 VENNOOTSCHAPSRECHT (60lt)
1. BEGINSITUATIE:
a) TOELATINGSVOORWAARDEN: De cursist moet voldoen aan de toelatingsvoorwaarden zoals omschreven in de artikelen 34, 35, 36 en 37 van het decreet volwassenenonderwijs van 2 maart 1999.
b) VEREISTE VOORKENNIS: Er is geen specifieke voorkennis vereist, wat betreft vennootschapsrecht. Een grondige kennis van de Nederlandse taal is nodig om met de wetteksten te kunnen werken.
2. DOELSTELLINGEN: a) ALGEMENE DOELSTELLING: De cursist krijgt inzicht in de juridische structuur van de verschillende vennootschapsvormen en raakt wegwijs in de wetgeving terzake. Inzicht en kennis in verband met de structuur, de organisatie en de werking van de meest voorkomende vennootschapsvormen wordt verstrekt en de nodige juridische kennis wordt bijgebracht. De klemtoon licht op het orderen, hanteren en interpreteren van die kennis. De cursist heeft op het einde van deze module een duurzame juridische woordenschat verworven. Hij kan juridische teksten begrijpen en raadplegen. In aansluiting op het Beroepsopleidingsprofiel van Hoofdboekhouder wordt van de cursist verwacht dat hij de volgende attitudes, die gericht zijn op de vereiste beroepshoudingen, ontwikkelt en nastreeft: (Zie studie 129 van de VLOR, beroepshoudingen blz. 21 en 22) -
-
leergierigheid: actief zoeken om zijn competenties te verbreden en te verdiepen, zowel op het werk zelf (on-the-job-leren) als daarbuiten (bijscholing, vervolmaking). De nieuwe richtlijnene in de sector willen opvolgen en stappen willen zetten om nieuwe dingen te leren; zelfstandigheid en zin voor initiatief: zelfstandig aan een taak kunnen werken en problemen durven aanpakken; discipline: zich willen houden aan de regels, procedures en afspraken; zin voor samenwerking: willen bijdragen tot een leef- en werkomgeving als gemeenschap van mensen die iets voor elkaar betekenen en elkaar helpen (verantwoordelijkheid opnemen in geval van onopzettelijke fouten,
23
-
medewerkers in de groep willen opnemen, bemiddelen bij conflicten, kritiek geven en nemen, inspringen waar nodig) eerlijkheid en discretie: eerlijk zijn en vertrouwelijke gegevens ook als dusdanig behandelen; kwaliteitszorg: erop gericht zijn nauwkeurig en oplettend te werken, geen fouten in het werk te laten;
Vaardigheden die verworven moeten worden zijn: - kritisch vermogen; - hanteren van wetteksten; - kunnen opzoeken van informatie (vb. via internet); - sociale en communicatieve vaardigheden; - vaardigheid in het zien van details; - correct taalgebruik.
b) LEERPLANDOELSTELLINGEN: Ad 1 - Het begrip vennootschappen kunnen omschrijven en toelichten. - De verschillende soorten vennootschappen kunnen opsommen. Ad 2 - De aard en benaming van de N.V. kunnen omschrijven en verklaren. - De wettelijke bepalingen i.v.m. de oprichting, de kapitaalverhoging, de kapitaalvermindering, de uitgifte van obligaties, de aandelen en de overdracht ervan kunnen verwoorden en verklaren. - Het begrip gedematerialiseerde effecten kunnen omschrijven. - Het bestuur, de controle en de algemene vergadering kunnen bespreken. - De regelingen i.v.m. de inventaris en de jaarrekeningen kennen. - Enige in de akte op te nemen vermeldingen kunnen opsommen. - De duur en de ontbinding van de vennootschap kunnen bespreken. Ad 3 - De aard en benaming van de B.V.B.A. kunnen omschrijven en verklaren. - De wettelijke bepalingen i.v.m. de oprichting, de kapitaalverhoging, de kapitaalvermindering, de uitgifte van obligaties, de aandelen en de overdracht ervan kunnen verwoorden en verklaren. - Het bestuur en de controle kunnen bespreken. - De duur en de ontbinding van de vennootschap kunnen bespreken. Ad 4 - De aard en benaming van de C.V. kunnen omschrijven en verklaren. - De oprichting van de coöperatieve vennootschappen in het algemeen kunnen bespreken. - De oprichting van de coöperatieve vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid kunnen bespreken. - De wettelijke bepalingen i.v.m. de kapitaalwijzigingen kunnen verwoorden en verklaren. - De uitgifte van obligatieleningen kunnen bespreken.
24
-
De verandering in de samenstelling van de vennootschap en in het maatschappelijk kapitaal kunnen bespreken. Maatregelen in het belang van derden kunnen verwoorden. De wijziging van de vorm van de coöperatieve vennootschap kunnen bespreken.
Ad 5 - Het begrip vennootschap onder firma kunnen omschrijven. Ad 6 - Het begrip commanditaire vennootschap kunnen omschrijven. - De begrippen stille en werkende vennoten kunnen omschrijven. - Het onderscheid tussen stille en werkende vennoten kunnen aangeven en de juridische gevolgen ervan bespreken. Ad 7 - Het begrip commanditaire vennootschap op aandelen kunnen omschrijven. Ad 8 - Het begrip vennootschap met een sociaal oogmerk kunnen omschrijven. Ad 9 - Noties hebben van de regeling i.v.m. de omzetting van vennootschappen. Ad 10 - De fusie door overneming kunnen bespreken. - De fusie door oprichting van een nieuwe vennootschap kunnen bespreken. - Andere met de fusie van vennootschappen gelijkgestelde verrichtingen kunnen aanhalen. Ad 11 - De splitsing door overneming kunnen bespreken. - De splitsing door oprichting van nieuwe vennootschappen kunnen bespreken. - De splitsing door overneming en door oprichting van nieuwe vennootschappen kunnen bespreken. Ad 12 - Het begrip inbreng van een algemeenheid of van een handelstak kunnen omschrijven. Ad 13 - De begrippen tijdelijke handelsvereniging en handelsvereniging bij wijze van deelneming kunnen omschrijven. Ad 14 - De wettelijke reglementeringen i.v.m. de verspreiding van de jaarrekening kunnen bespreken.
25
Ad 15 - Artikelen i.v.m. actuele problemen kunnen bespreken. - Wetteksten kunnen raadplegen en interpreteren.
3. LEERINHOUDEN: 1. INLEIDING 1.1. 1.2. 2.
Begrip vennootschappen Soorten NAAMLOZE VENNOOTSCHAPPEN
2.1. 2.2. 2.3. 2.4. 2.5. 2.6. 2.7.
Aard en benaming De oprichting De kapitaalverhoging De kapitaalvermindering Uitgifte van obligaties Aandelen en overdracht van aandelen Bepalingen betreffende de door naamloze vennootschappen uitgegeven gedematerialiseerde effecten 2.8. Bestuur en controle 2.9. Algemene vergaderingen 2.10. Inventaris en jaarrekeningen 2.11. Enige in de akte op te nemen vermeldingen 2.12. Duur en ontbinding 3. BESLOTEN VENNOOTSCHAPPEN MET BEPERKTE AANSPRAKELIJKHEIDVAN DE VENNOTEN 3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 3.5. 3.6. 3.7. 3.8.
Aard en benaming De oprichting De kapitaalverhoging De kapitaalvermindering Uitgifte van obligaties Aandelen en overgang van aandelen Bestuur en controle Duur en ontbinding
4. COOPERATIEVE VENNOOTSCHAPPEN 4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5. 4.6. 4.7.
Aard en benaming Oprichting van de coöperatieve vennootschappen in het algemeen Oprichting van coöperatieve vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Kapitaalwijzigingen Uitgifte van obligatieleningen Verandering in de samenstelling van de vennootschap en in het maatschappelijk kapitaal Maatregelen in het belang van derden
26
4.8.
Wijziging van de vorm van de coöperatieve vennootschap
5. VENNOOTSCHAPPEN ONDER FIRMA 5.1. Begrip 6. GEWONE COMMANDITAIRE VENNOOTSCHAPPEN 6.1. 6.2.
Begrip Stille en werkende vennoten
7. COMMANDITAIRE VENNOOTSCHAPPEN OP AANDELEN 7.1. Begrip 8. VENNOOTSCHAPPEN MET EEN SOCIAAL OOGMERK 8.1. Begrip 9. OMZETTING VAN VENNOOTSCHAPPEN 10. FUSIE VAN VENNOOTSCHAPPEN 10.1. Fusie door overneming 10.2. Fusie door oprichting van en nieuwe vennootschap 10.3. Andere met de fusie van vennootschappen gelijkgestelde verrichtingen 11. SPLITSING VAN VENNOOTSCHAPPEN 11.1. Splitsing door overneming 11.2. Splitsing door oprichting van nieuwe vennootschappen 11.3. Splitsing door overneming en door oprichting van nieuwe vennootschappen 12. INBRENG VAN EEN ALGEMEENHEID OF VAN EEN HANDELSTAK 12.1. Begrip 13. TIJDELIJKE HANDELSVERENIGING EN HANDELSVERENIGING BIJ WIJZE VAN DEELNEMING 13.1. Begrip 14. VERSPREIDING VAN DE JAARREKENING 15. GEVALLENSTUDIE (Ub) 15.1. Bespreking artikelen i.v.m. actuele problemen.
27
4. METHODOLOGISCHE WENKEN: De lessen in het recht dienen uit te gaan van de realiteit. De leerstof wordt door de leerkracht aangebracht (ex cathedra). Er wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van wetteksten. (Basis = de nieuwe wet van 7 mei 1999) Andere bronnen zijn: reële contracten, akten, het staatsblad, processen en vonnissen. Verder leveren de onderscheiden didactische tijdschriften interessante gevallenstudies op. De systematische aanknoping met de actualiteit en de realiteit creëert een toegevoegde waarde tot de lessen recht. Verder versterkt het gebruik van de didactische media (overheidprojector, video) de impact op de lessen. Transparanten kunnen aangemaakt worden voor de schematische voorstellingen. Afhankelijk van de beschikbare tijd en het niveau van de groep kan de gevallenstudie behandeld worden. In de leerstof aangeduid met Ub = Uitbreidingsleerstof. Minimale didactische benodigdheden: Een uitgerust leslokaal met bord + krijt of witbord + stiften en een overheadprojector. De cursisten beschikken over een handboek of cursus de nodige wetteksten. Desgevallend een videotoestel + televisietoestel of DVD-toestel.
5. EVALUATIE: Aan een begin van een les kan een (korte) herhaling voorzien worden. Dit geeft de leerkracht de kans individueel vast te stellen waar elke cursist staat en eventueel bij te sturen. Op het einde van de module volgt een schriftelijk afsluitend examen. Dit bepaalt of de cursist al dan niet geslaagd is en verder mag naar een eventuele volgende module. Wetteksten zijn toegelaten op het examen.
6. BIBLIOGRAFIE: -
Codex Vennootschappen – Uitgegeven door het B.I.B.F, 1995
28
B2 VENNOOTSCHAPSBOEKHOUDEN (80 lt)
1. BEGINSITUATIE:
a) TOELATINGSVOORWAARDEN: De cursist moet voldoen aan de toelatingsvoorwaarden zoals omschreven in de artikelen 34, 35, 36 en 37 van het decreet volwassenenonderwijs van 2 maart 1999.
b) VEREISTE VOORKENNIS: A1 Basis dubbel boekhouden A2 Aanvullend dubbel boekhouden
2. DOELSTELLINGEN: a) ALGEMENE DOELSTELLING: Het uiteindelijk doel van het vak is dat de cursist alle levensfasen van de vennootschappen boekhoudkundig kan verwerken. Inzicht en kennis betreffende de wettelijke vereisten worden summier door de leerkracht aangebracht (dit wordt uitgebreid behandeld in vennootschapsrecht). De cursist leert werken met nieuwe, specifieke rekeningen en is in staat de boekingen te doen. In aansluiting op het Beroepsopleidingsprofiel van Hoofdboekhouder wordt van de cursist verwacht dat hij de volgende attitudes, die gericht zijn op de vereiste beroepshoudingen, ontwikkelt en nastreeft: (Zie studie 129 van de VLOR, beroepshoudingen blz. 21 en 22) -
accuratesse: erop gericht zijn binnen de voorgeschreven tijd een taak nauwkeurig te voltooien; resultaatgerichtheid: gedreven naar einddoel van de activiteit toewerken, zich niet laten afleiden door details; zelfstandigheid en zin voor initiatief: zelfstandig aan een taak kunnen werken en problemen durven aanpakken; discipline: zich willen houden aan de regels, procedures en afspraken; zin voor orde, netheid en nauwkeurigheid: erop gericht zijn nauwkeurig, net en met zin voor orde te werken volgens een efficiënt stappenplan zin voor samenwerking: willen bijdragen tot een leef- en werkomgeving als gemeenschap van mensen die iets voor elkaar betekenen en elkaar helpen (verantwoordelijkheid opnemen in geval van onopzettelijke fouten,
29
-
medewerkers in de groep willen opnemen, bemiddelen bij conflicten, kritiek geven en nemen, inspringen waar nodig) eerlijkheid en discretie: eerlijk zijn en vertrouwelijke gegevens ook als dusdanig behandelen; kwaliteitszorg: erop gericht zijn nauwkeurig en oplettend te werken, geen fouten in het werk te laten;
Vaardigheden die verworven moeten worden zijn: - analytisch en kritisch vermogen; - vaardigheid in het zien van details; - correct taalgebruik.
b) LEERPLANDOELSTELLINGEN: Ad 1 - Kunnen aantonen dat er inzake kapitaalbehoeften en leiding, vennootschappen nodig zijn naast eenmanszaken. - De kenmerken van het vennootschapscontract bondig kunnen ontleden. - De verschillende vennootschapsvormen kunnen differentiëren. - Aan de hand van de juridische kenmerken de keuze van een - vennootschapsvorm bedrijfseconomisch kunnen verantwoorden. - De oprichtingsvoorwaarden van de verschillende vennootschapsvormen kunnen verklaren. Ad 2 - De oprichting van de N.V. en de B.V.B.A. kunnen registreren rekening houdend met inbreng in contanten, inbreng in natura en van een gehele of gedeeltelijke bestaande zaak, opvragingen van kapitaal en oprichtingskosten. - De betekenis van vervroegde stortingen en van aandeelhouders in gebreke kunnen verklaren en boekhoudkundig kunnen verwerken. - De openbare inschrijving als wijze van oprichting kunnen verklaren en boekhoudkundig kunnen verwerken. - De fusie van 2 of meer N.V.’s boekhoudkundig kunnen verwerken. - Wijzigingen in het maatschappelijk kapitaal van de N.V. kunnen verantwoorden, de diverse mogelijkheden kunnen verklaren en boekhoudkundig kunnen verwerken. - De betekenis van de obligatielening als bron van vreemd kapitaal kunnen verklaren. - De verschillen tussen obligaties en aandelen kunnen omschrijven. - Emissiekosten, commissieloon en aflossingspremie kunnen omschrijven en registreren. - De uitgifte van een obligatielening kunnen registreren. - De rente van een obligatielening kunnen berekenen en t.e.m. de uitbetaling kunnen registreren, met inbegrip van afwijkende coupondata t.o.v. het einde van het boekjaar. - De diverse terugbetalingsmodaliteiten van een obligatielening kunnen verklaren en boekhoudkundig kunnen verwerken. - De belastingen kunnen registreren.
30
-
Wettelijke bepalingen inzake de berekening en de verwerking van het resultaat kunnen omschrijven. De winstverdelingstabel kunnen opstellen. De berekening en verwerking van het resultaat kunnen registreren. De vereffening van een N.V. en een B.V.B.A. boekhoudkundig kunnen verwerken.
Ad 3 - Het financieel plan kunnen opstellen. Ad 4 - De eenvoudige jaarrekening kunnen opmaken. - De volledige jaarrekening kunnen opmaken. - De verplichtingen i.v.m. de neerlegging van de jaarrekening kunnen bespreken, zowel wat betreft de eenvoudige jaarrekening als de volledige jaarrekening. - Het begrip geconsolideerde jaarrekening kunnen omschrijven. Ad 5 - Recente wetswijzigingen kunnen bespreken en boekhoudkundig kunnen verwerken. 3. LEERINHOUDEN: 1. KEUZE TUSSEN EENMANSZAAK EN VENNOOTSCHAP 2. BOEKHOUDKUNDIGE VERWERKING IN DE N.V. EN DE B.V.B.A. VAN: 2.1.
2.2. 2.3. 2.4. 2.5. 2.6. 2.7. 2.8. 2.9.
Oprichting - directe oprichting - d.m.v. openbare inschrijving - inbreng in speciën en natura - inbreng van een reeds bestaande zaak - fusie van 2 of meer N.V.'s Opvragen van gelden Vervroegde stortingen Aandeelhouder in gebreke Verhoging van het kapitaal Vermindering van het kapitaal Obligatielening Winstverdeling Vereffening
3. OPMAKEN FINANCIEEL PLAN 4. DE JAARREKENING 4.1. Opmaken van: - Eenvoudige jaarrekening - Volledige jaarrekening
31
4.2. Neerlegging van: - Eenvoudige jaarrekening - Volledige jaarrekening 4.3. Geconsolideerde jaarrekening (begrip) 5. RECENTE WETSWIJZIGINGEN (Ub)
4. METHODOLOGISCHE WENKEN: In de modules A1 en A2 hebben de cursisten op een grondige en omstandige wijze de boekhouding van de éénmanszaak bestudeerd. Nu maken ze kennis met de specifieke boekhouding van de handelsvennootschappen. De leerstof is structureel opgebouwd rond de twee belangrijkste vennootschappen, namelijk de naamloze vennootschap en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid. In functie van een globale inzichtsverwerving in het verloop van het vennootschapsboekhouden kunnen volgende methodologische principes worden vooropgezet: - De techniek van de analogie, d.w.z. dat bij de studie van de N.V. gelijktijdig de overeenstemmende items van de B.V.B.A. kunnen worden behandeld. Dit levert het voordeel op dat op een systematische wijze de boekhoudkundige verschilpunten worden beklemtoond. - Het concretiseringsprincipe, nl. de boekhoudkundige verwerkingen zijn gebaseerd op concrete bedrijfseconomische feiten, omstandigheden en situatiebeschrijvingen. - De boekhoudkundige structurering, d.w.z. de schematisering via de Trekeningen staat centraal, waarbij echter het journaal niet verwaarloosd wordt. De leerstof wordt door de leerkracht aangebracht (ex cathedra). Dit gebeurt uiteraard op een concentrische wijze. D.w.z. via het eenvoudige naar het meer gecompliceerde. Bij de behandeling van de leerstof primeert het inzicht in het boekhoudkundig mechanisme en zijn werking. Het gebruik van correcte rekeningnummers en -namen is een noodzaak. Steeds zal gewezen worden op fouten hiertegen. Het rekeningstelsel fungeert als leidraad. Klassikaal wordt een voorbeeldoefening uitgewerkt. De inoefening gebeurt door talrijke oefeningen individueel of in groepjes. Hoewel traditionele leermiddelen aangewezen zijn voor inzichtverwerving, kan het gebruik van een software-pakket nuttig zijn voor specifieke items zoals het financieel plan bij de oprichting (vb. Proges). Afhankelijk van de beschikbare tijd en het niveau van de groep kan de leerstof aangeduid met Ub = Uitbreidingsleerstof behandeld worden. Minimale didactische benodigdheden: Een uitgerust leslokaal met bord + krijt of witbord + stiften en een overheadprojector. De cursisten beschikken over een handboek of cursus en hanteren een rekeningstelsel. Eventueel een softwarepakket voor het opstellen van het financieel plan. 32
5. EVALUATIE: Tijdens het lesgebeuren wordt de leerstof d.m.v. talrijke oefeningen ingeoefend. Dit geeft de leerkracht de kans individueel vast te stellen waar elke cursist staat en eventueel bij te sturen. Tevens verdient het aanbeveling een reeks oefeningen te voorzien die niet klassikaal opgelost worden maar individueel door de cursist kunnen opgelost worden. De oplossingen van deze oefeningen kunnen ter beschikking gesteld worden van de cursist of hij kan de oefeningen ter verbetering afgeven aan de leerkracht. Op deze manier kan de cursist zijn reeds bereikte kennisniveau evalueren. De vermelde vaardigheden worden tijdens de oefeningen procesmatig geëvalueerd en bijgestuurd. Op het einde van de module volgt een schriftelijk afsluitend examen. Dit bepaalt of de cursist al dan niet geslaagd is en verder mag naar een eventuele volgende module. Het spreekt vanzelf dat een basiskennis moet verworven zijn en vanuit die optiek is het geven van een ‘open boek’ examen dan ook af te raden.
6. BIBLIOGRAFIE: -
Vennootschapsboekhouden door Robert Vertonghen en Chris Lefebvre – Uitgegeven door Acco Leuven / Amersfoort
-
Algemeen Boekhouden Nu 2 – Praktisch vennootschaps-boekhouden van A. Chiau en J. Van den Bossche – Uitgegeven door Standaard Uitgeverij MIM
-
Financiële planning (over het financieel plan) van A. Popleu, G. Walraevens, C. Van Liedekerke, S. Vigoureux, D. Baeyens, W. Van Looy, D. Lambrechts en F. Van Antenhove
-
Kapitaalvorming in BVBA en NV (Dossier 14) van Cockaert L en Landuyt R uitgegeven door Den Arend, Bonheiden.
33
B3 VENNOOTSCHAPSBELASTING (80 lt)
1. BEGINSITUATIE:
a) TOELATINGSVOORWAARDEN: De cursist moet voldoen aan de toelatingsvoorwaarden zoals omschreven in de artikelen 34, 35, 36 en 37 van het decreet volwassenenonderwijs van 2 maart 1999.
b) VEREISTE VOORKENNIS: A1 Basis dubbel boekhouden A2 Aanvullend dubbel boekhouden B2 Vennootschapsboekhouden Een grondige kennis van de Nederlandse taal is nodig om met de wetteksten te kunnen werken.
2. DOELSTELLINGEN: a) ALGEMENE DOELSTELLING: De klemtoon ligt op de praktijkgerichte kennisverwerving, op het ordenen en toepassen van die kennis. Uiteindelijk verwerft de cursist de theoretische en praktische kennis op vlak van vennootschapsbelasting. Inzicht en kennis in verband met het domein van de vennootschapsbelasting wordt verstrekt. De cursist kan op het einde van deze module de belastingsaangifte van een vennootschap doen. Hij is eveneens in staat de verschuldigde belasting te berekenen. In aansluiting op het Beroepsopleidingsprofiel van Hoofdboekhouder wordt van de cursist verwacht dat hij de volgende attitudes, die gericht zijn op de vereiste beroepshoudingen, ontwikkelt en nastreeft: (Zie studie 129 van de VLOR, beroepshoudingen blz. 21 en 22) -
accuratesse: erop gericht zijn binnen de voorgeschreven tijd een taak nauwkeurig te voltooien; resultaatgerichtheid: gedreven naar einddoel van de activiteit toewerken, zich niet laten afleiden door details; zelfstandigheid en zin voor initiatief: zelfstandig aan een taak kunnen werken en problemen durven aanpakken; discipline: zich willen houden aan de regels, procedures en afspraken;
34
-
eerlijkheid en discretie: eerlijk zijn en vertrouwelijke gegevens ook als dusdanig behandelen; kwaliteitszorg: erop gericht zijn nauwkeurig en oplettend te werken, geen fouten in het werk te laten;
Vaardigheden die verworven moeten worden zijn: - analytisch en kritisch vermogen; - hanteren van de documenten; - reken- en cijfervaardigheid; - vaardigheid in het werken met een computer; - vaardigheid in het zien van details; - correct taalgebruik.
b) LEERPLANDOELSTELLINGEN: Ad 1 - Het begrip belastingplichtige kunnen omschrijven. Ad 2 - De grondslag van de vennootschapsbelasting kunnen omschrijven. - Het begrip fiscale winst kunnen verwoorden en verklaren. Ad 3 - De verschuldigde belasting kunnen berekenen op basis van de tarievenstructuur. Ad 4 - De fiscale voordelen van de vennootschapsvorm kunnen bespreken. Ad 5 - De fiscale aspecten bij oprichting en liquidatie kunnen bespreken. - De nodige berekeningen kunnen maken, gegeven concrete situaties i.v.m. de oprichting en de liquidatie. Ad 6 - De taxatie van bedrijfsleiders kunnen bespreken en de nodige berekeningen kunnen doen. - De taxatie van aandeelhouders kunnen bespreken en de nodige berekeningen kunnen doen. Ad 7 - De gevolgen van de verwerving of de wijziging van de controle van een vennootschap kunnen bespreken en toelichten. Ad 8 - De aangifte in de vennootschapsbelasting kunnen invullen.
35
Ad 9 - De verschuldigde belasting kunnen berekenen.
3. LEERINHOUDEN: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Belastingplichtigen Fiscale winst en vaststelling van de belastbare grondslag Tarief van de vennootschapsbelasting Fiscale voordelen van de vennootschapsvorm Fiscale aspecten bij oprichting en liquidatie Taxatie van bedrijfsleiders en aandeelhouders Gevolgen van de verwerving of de wijziging van de controle van een vennootschap 8. Invullen van de aangifte in de vennootschapsbelasting 9. Berekenen van de verschuldigde belasting
4. METHODOLOGISCHE WENKEN: De groeiende complexiteit en de permanente evolutie in de belastingswetgeving nopen de leerkracht tot een beheersbare aanpak. In het afgebakend kader van het curriculum dient gestreefd te worden naar een afweging tussen de praktijkgerichte benadering en de theoretische beschouwingen. Deze theoretische beschouwingen dienen bondig ingevuld te worden en leveren een bijdrage tot de oplossing van de concrete toepassingsgevallen. Het gebruik van didactische media zoals de overheadprojector ondersteunt de lespraktijk. Transparanten kunnen aangemaakt worden voor schematische voorstellingen en belastingsmechanismen. De leerstof wordt door de leerkracht aangebracht (ex cathedra). Na een voorbeeldoefening gebeurt de inoefening door talrijke oefeningen in groepjes. Minimale didactische benodigdheden: Een uitgerust leslokaal met bord + krijt of witbord + stiften en een overheadprojector. De cursisten beschikken over een handboek of cursus.
5. EVALUATIE: Tijdens het lesgebeuren wordt de leerstof voortdurend verduidelijkt d.m.v. voorbeelden en d.m.v. oefeningen ingeoefend. Aan een begin van een les kan een (korte) herhaling voorzien worden. Dit geeft de leerkracht de kans individueel vast te stellen waar elke cursist staat en eventueel bij te sturen. Tevens verdient het aanbeveling een reeks oefeningen te voorzien die niet klassikaal opgelost worden maar individueel door de cursist kunnen opgelost worden. De oplossingen van deze oefeningen kunnen ter beschikking gesteld worden van de cursist of hij kan de oefeningen ter verbetering afgeven aan de leerkracht. Op deze manier kan de cursist zelf zijn reeds bereikte kennisniveau evalueren.
36
De vermelde vaardigheden worden tijdens de oefeningen procesmatig geëvalueerd en bijgestuurd. Op het einde van de module volgt een schriftelijk afsluitend examen. Dit bepaalt of de cursist al dan niet geslaagd is en verder mag naar een eventuele volgende module. Wat het praktisch gedeelte betreft (de belastingsaangifte, de berekening van de belastingen,) kan een open boek examen overwogen worden. Getoetst wordt of de cursist in staat is documentatie te raadplegen en te gebruiken.
6. BIBLIOGRAFIE: -
Praktisch Fiscaal Recht van Etienne Angenon en Luc Taillieu – Uitgegeven door Standaard Uitgeverij MIM
-
Standaard Vennootschapsbelasting Almanak – Uitgegeven door Standaard Uitgeverij
-
Wetboek van de vennootschapsbelasting
-
Ministerie van Financiën, Brussel
37
C1 SOCIALE WETGEVING (80 lt)
1. BEGINSITUATIE:
a) TOELATINGSVOORWAARDEN: De cursist moet voldoen aan de toelatingsvoorwaarden zoals omschreven in de artikelen 34, 35, 36 en 37 van het decreet volwassenenonderwijs van 2 maart 1999.
b) VEREISTE VOORKENNIS: Er is geen specifieke voorkennis vereist, wat betreft sociale wetgeving. Een grondige kennis van de Nederlandse taal is nodig om met de wetteksten te kunnen werken. 2. DOELSTELLINGEN: a) ALGEMENE DOELSTELLING: De cursist krijgt een inzicht in de geldende reglementering en wederzijdse rechten en plichten van de werkgevers en werknemers en dit zowel bij de totstandkoming van de arbeidsovereenkomst als tijdens de lopende duur en bij de beëindiging van de overeenkomst. De cursist krijgt inzicht in de diverse sectoren van de sociale zekerheid. De klemtoon ligt op de praktijkgerichte kennisverwerving, op het ordenen en toepassen van die kennis. Praktijkgericht inzicht en kennis in verband met de essentie van de sociale wetgeving wordt aangeleerd. De cursist heeft op het einde van deze module een duurzame sociaal- juridische kennis i.v.m. het vakgebied verworven en kan deze toepassen. In aansluiting op het Beroepsopleidingsprofiel van Hoofdboekhouder wordt van de cursist verwacht dat hij de volgende attitudes, die gericht zijn op de vereiste beroepshoudingen, ontwikkelt en nastreeft: (Zie studie 129 van de VLOR, beroepshoudingen blz. 21 en 22) -
-
leergierigheid: actief zoeken om zijn competenties te verbreden en te verdiepen, zowel op het werk zelf (on-the-job-leren) als daarbuiten (bijscholing, vervolmaking). De nieuwe richtlijnen in de sector willen opvolgen en stappen willen zetten om nieuwe dingen te leren; zelfstandigheid en zin voor initiatief: zelfstandig aan een taak kunnen werken en problemen durven aanpakken; zin voor samenwerking: willen bijdragen tot een leef- en werkomgeving als gemeenschap van mensen die iets voor elkaar betekenen en elkaar helpen
38
-
(verantwoordelijkheid opnemen in geval van onopzettelijke fouten, medewerkers in de groep willen opnemen, bemiddelen bij conflicten, kritiek geven en nemen, inspringen waar nodig) eerlijkheid en discretie: eerlijk zijn en vertrouwelijke gegevens ook als dusdanig behandelen; kwaliteitszorg: erop gericht zijn nauwkeurig en oplettend te werken, geen fouten in het werk te laten;
Vaardigheden die verworven moeten worden zijn: - hanteren van de documenten; - sociale en communicatieve vaardigheden; - correct taalgebruik.
b) LEERPLANDOELSTELLINGEN: Ad 1 - De sociale wetgeving kunnen situeren in de dagelijkse bedrijvigheden van de mens. - De huidige toestanden kunnen verklaren op grond van de historische achtergronden. - De bedoelingen van de wetgever kunnen begrijpen. Ad 2 - Een algemeen overzicht van de vermelde organismen kunnen geven, met hun essentiële taken. - Het waarom, de inhoud en de gevolgen van de CAO’s kunnen uiteenzetten. Ad 3 - De noodzaak van de speciale bepalingen voor arbeidsovereenkomsten kunnen verklaren. - Het belang en het beschermend aspect van de arbeidsovereenkomsten kunnen aantonen. - De CAO nr. 36 van 06/12/83 en de wet van 13/0298 kunnen bespreken en voornaamste bepalingen kunnen opsommen. - De reglementering in verband met het proefbeding kennen en kunnen toepassen in concrete situaties. - De bepalingen in de overeenkomsten met onbepaalde duur kunnen verduidelijken, met nadruk op de schorsing en het einde van de overeenkomsten. - De uitzendarbeid kunnen situeren, omschrijven en de kenmerken ervan kunnen toelichten.
Ad 4 - De aspecten van de arbeidsreglementering kunnen aantonen en verklaren, meer in het bijzonder inzake het arbeidsreglement, de bescherming van het loon, de arbeidsduur (inbegrepen de wetgeving inzake nachtarbeid, zondagsrust en betaalde feestdagen), vrouwenarbeid en de gelijke behandeling van vrouwen en mannen.
39
-
-
Ad 5 -
-
-
-
Loonberekeningen kunnen uitvoeren gegeven concrete situaties. De documenten i.v.m. de loonberekening kunnen analyseren en invullen. De alternatieve systemen van tewerkstelling kunnen situeren in de toenemende personeelsflexibilisering, omschrijven en de kenmerken ervan kunnen toelichten. Het belang van de gezondheid, de veiligheid en de hygiëne bij het arbeidsproces kunnen aantonen. De rol van de technische en geneeskundige inspectie en van de voornaamste bepalingen inzake veiligheid en hygiëne in de werkplaatsen kunnen aantonen. De ontwikkeling kunnen toelichten naar een welzijnsbeleid in onderneming en bedrijf. Op de hoogte zijn van de reglementering in geval van sluiting van de ondernemingen.
Het ontstaan en de evolutie van de R.S.Z. kunnen toelichten. De algemene organisatie van de R.S.Z. schematisch kunnen weergeven. De voornaamste verplichtingen van de patroon inzake R.S.Z. kennen. De R.S.Z.-bijdragen door patroon en werknemer kunnen toelichten. In verband met arbeidsvoorziening en werkloosheid, de organisatie, de voorziene uitkeringen en de voorwaarden bondig, maar concreet, kunnen uiteenzetten en actualiseren in verband met solidariteit, de veranderende demografische toestanden en de financiële situatie in de R.S.Z.-sectoren. Gegeven concrete situaties de kinderbijslag kunnen berekenen. In verband met de ziekte- en invaliditeitsverzekering, de organisatie, de voorziene uitkeringen en de voorwaarden bondig, maar concreet, kunnen uiteenzetten en actualiseren in verband met solidariteit, de veranderende demografische toestanden en de financiële situatie in de R.S.Z.-sectoren. De voorwaarden om van rust- en overlevingspensioen te kunnen genieten kunnen opsommen. In verband met de jaarlijkse vakantie, de organisatie, de voorziene uitkeringen en de voorwaarden bondig, maar concreet, kunnen uiteenzetten en actualiseren in verband met solidariteit, de veranderende demografische toestanden en de financiële situatie in de R.S.Z.-sectoren. Het begrip beroepsziekten kunnen omschrijven. De regeling van de sociale zekerheid i.v.m. deeltijdse arbeid kunnen bespreken. De voorwaarden om recht te hebben op het bestaansminimum kunnen verwoorden.
Ad 6 - Het begrip arbeidsongeval kunnen omschrijven. - De verplichtingen van de werkgever i.v.m. arbeidsongevallen kunnen schetsen en de werking kunnen toelichten. - De vergoedingen in geval van arbeidsongeval kunnen berekenen.
40
Ad 7 - Het onderscheid tussen de begrippen arbeidsrechtbank en arbeidshof kunnen aangeven. - De samenstelling en de functie van de arbeidsrechtbanken en arbeidshof kunnen opgeven. Ad 8 - Het sociaal statuut van de zelfstandige schematisch kunnen vergelijken met dat van arbeider en bediende. - De belangrijkste sociale rechten en verplichtingen kunnen aangeven van de zelfstandige (in hoof- en bijberoep), helper, echtgeno(o)t(e) en help(st)er. - De diensten van een sociale verzekeringsmaatschappij kunnen omschrijven. Ad 9 - Noties hebben van de administratieve verplichtingen die de werkgever moet vervullen. - De verschillende documenten i.v.m. de administratieve formaliteiten van de werkgever kunnen analyseren, begrijpen en desgevallend invullen. Ad 10 - Het begrip sociaal secretariaat kunnen omschrijven. - De rol en de functie van het sociaal secretariaat kunnen onderkennen en bespreken. Ad 11 - De sociale balans kunnen lezen. - De sociale balans kunnen opstellen. 3. LEERINHOUDEN: 1. INLEIDING TOT DE SOCIALE WETGEVING 2. COLLECTIEVE ARBEIDSVERHOUDINGEN 2.1. 2.2. 2.3.
Nationale Arbeidsraad Paritaire Comités - Collectieve arbeidsovereenkomsten Ondernemingsraden - Syndicale afvaardiging
3. DE ARBEIDSOVEREENKOMST 3.1.
Arbeidsovereenkomst voor arbeiders/bedienden - Inleiding (o.a. soorten arbeidsovereenkomsten) - Verplichtingen van beide partijen. (Ub) - Proefbeding - Oorzaken van schorsing - Einde van de overeenkomst
3.2.
Tijdelijke arbeid, uitzendarbeid, ter beschikking stellen van werknemers
41
4. DE ARBEIDSREGLEMENTERING 4.1. 4.2.
Het arbeidsreglement Het recht van bezoldiging en de bescherming van het loon Loonberekening + documenten. De arbeidswet - De arbeidsduur - De nachtarbeid - De zondagsrust - Vrouwenarbeid - Gelijke behandeling van vrouwen en mannen De betaalde feestdagen Flexibele arbeidsregeling (Ub) Het betaald educatief verlof De veiligheid en de gezondheid van de werknemers Deeltijdse arbeid en arbeidsreglementering (Ub) Sluiting van de ondernemingen
4.3.
4.4. 4.5. 4.6. 4.7. 4.8. 4.9.
5. SOCIALE ZEKERHEID 5.1. 5.2. 5.3. 5.4. 5.5. 5.6. 5.7. 5.8. 5.9. 5.10.
Algemeenheden De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid Arbeidsvoorziening en Werkloosheid De Gezinsbijslagen De Ziekte- en Invaliditeitsverzekering Het Rust- en Overlevingspensioen (Ub) De Jaarlijkse vakantie Beroepsziekten Deeltijdse arbeid en sociale zekerheid (Ub) Het bestaansminimum
6. DE WET OP DE ARBEIDSONGEVALLEN 6.1. 6.2. 6.3.
Begrip Werking Vergoedingen
7. DE OPLOSSING VAN GESCHILLEN (UB) 7.1. 7.2. 8. 8.1. 8.2. 8.3. 8.4.
De Arbeidsrechtbank Het Arbeidshof HET SOCIAAL STATUUT DER ZELFSTANDIGEN (UB) Wettelijke basis Toepassingsgebied Verplichtingen van de zelfstandige De rechten van de zelfstandige en helpers
42
9. ADMINISTRATIEVE FORMALITEITEN VAN DE WERKGEVER (UB) 9.1.
9.2.
9.3. 9.4. 9.5. 9.6. 9.7. 9.8.
Bij de indienstneming van werknemers - Aansluiting van de onderneming - Documenten Periodieke formaliteiten - Bij elke betaling - Maandelijks - Per kwartaal - Jaarlijks Bij beëindiging van de overeenkomst Bij gebrek aan werk voor werklieden Bij het overlijden van de werknemer Bij ziekte of ongeval Bij moederschapsverlof Bij arbeidsongeval
10. HET SOCIAAL SECRETARIAAT 10.1. Begrip 10.2. Rol en functie 11. DE SOCIALE BALANS 11.1. Opstellen van de sociale balans (Ub)
4. METHODOLOGISHE WENKEN: De hoofdprincipes van ons sociaal recht – bescherming, zekerheid, solidariteit en overleg – vormen de basis van dit leerplan. Via heldere begripsbepalingen, concrete situatiebeschrijvingen en schematiseringen van structuren en organen worden de cursisten vertrouwd gemaakt met de essentiële aspecten van de ‘Sociale Wetgeving’. Hoewel de cursisten een eerder technische materie moeten verwerken, kan dit leervak op een boeiende wijze ingevuld worden. De leerstof wordt door de leerkracht aangebracht waarbij gebruik gemaakt wordt van de concrete situaties van de cursisten. Er wordt gebruik gemaakt van de wetteksten van de wet betreffende de arbeidsovereenkomsten van 3 juli 1978. Praktische toepassingen verduidelijken de wettelijke reglementeringen. Het gebruik van didactische media (video, overheidprojector) versterkt de impact op de lessen. Transparanten kunnen aangemaakt worden voor de schematische voorstellingen van structuren en sociale verzekeringsmechanismen. Afhankelijk van de beschikbare tijd en het niveau van de groep kan de leerstof aangeduid met Ub = Uitbreidingsleerstof behandeld worden. Het opmaken van de sociale balans wordt trouwens reeds behandels bij A2.
43
Minimale didactische benodigdheden: Een uitgerust leslokaal met bord + krijt of witbord + stiften en een overheadprojector. De cursisten beschikken over een handboek (met de wet betreffende de arbeidsovereenkomsten van 3 juli 1978) of cursus. Desgevallend een videotoestel + televisietoestel of DVD-toestel.
5. EVALUATIE: Tijdens het lesgebeuren wordt de leerstof waar mogelijk d.m.v. oefeningen ingeoefend. Aan een begin van een les kan een (korte) herhaling voorzien worden. Dit geeft de leerkracht de kans individueel vast te stellen waar elke cursist staat en eventueel bij te sturen. De vermelde vaardigheden worden tijdens de oefeningen procesmatig geëvalueerd en bijgestuurd. Op het einde van de module volgt een schriftelijk afsluitend examen. Dit bepaalt of de cursist al dan niet geslaagd is en verder mag naar een eventuele volgende module. Wetteksten zijn toegelaten op het examen, evenals cijfergegevens (tabellen).
6. BIBLIOGRAFIE: -
Praktisch sociaal recht van F. D’hertefelt en L. Laurysens – Uitgegeven door Standaard Uitgeverij – MIM (met als bijlage de wet van 3 juli 1978)
-
Beginselen van het Sociaal Recht van Prof. Dr. W. Van Eeckhoutte – Uitgegeven door Uitgeverij Novum
-
Berekeningen i.v.m. sociale wetgeving van L. Van Deyck - Uitgegeven door Natalis, educatieve vorming, Boom, 2000
-
Sociaal Commentaarboekje, Diegem, Ced. Samsom
-
De Sociale Zekerheid: overzicht van vijftig jaar – video, ASLK
-
De arbeidsongevallen – video, Centrum voor Informatie in Assuranties, Brussel
-
Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid, Dienst Publicaties, Brussel
-
Tijdschriften van vakverenigingen, mutualiteiten en middenstand.
44
C2 PERSONENBELASTING (80 lt)
1. BEGINSITUATIE:
a) TOELATINGSVOORWAARDEN: De cursist moet voldoen aan de toelatingsvoorwaarden zoals omschreven in de artikelen 34, 35, 36 en 37 van het decreet volwassenenonderwijs van 2 maart 1999.
b) VEREISTE VOORKENNIS: Er is geen specifieke voorkennis vereist, wat betreft fiscale wetgeving. Een grondige kennis van de Nederlandse taal is nodig om met de wetteksten te kunnen werken.
2. DOELSTELLINGEN: a) ALGEMENE DOELSTELLING: De klemtoon ligt op de praktijkgerichte kennisverwerving, op het ordenen en toepassen van die kennis. Uiteindelijk verwerft de cursist de theoretische en praktische kennis op vlak van personenbelasting. Inzicht en kennis in verband met het domein van de fiscale wetgeving wordt verstrekt. De cursist kan op het einde van deze module de belastingsaangifte doen en kan het aanslagbiljet controleren. Hij is eveneens vertrouwd met de desbetreffende software. In aansluiting op het Beroepsopleidingsprofiel van Hoofdboekhouder wordt van de cursist verwacht dat hij de volgende attitudes, die gericht zijn op de vereiste beroepshoudingen, ontwikkelt en nastreeft: (Zie studie 129 van de VLOR, beroepshoudingen blz. 21 en 22) -
-
accuratesse: erop gericht zijn binnen de voorgeschreven tijd een taak nauwkeurig te voltooien; leergierigheid: actief zoeken om zijn competenties te verbreden en te verdiepen, zowel op het werk zelf (on-the-job-leren) als daarbuiten (bijscholing, vervolmaking). De nieuwe richtlijnen in de sector willen opvolgen en stappen willen zetten om nieuwe dingen te leren; zelfstandigheid en zin voor initiatief: zelfstandig aan een taak kunnen werken en problemen durven aanpakken; discipline: zich willen houden aan de regels, procedures en afspraken;
45
-
zin voor orde, netheid en nauwkeurigheid: erop gericht zijn nauwkeurig, net en met zin voor orde te werken volgens een efficiënt stappenplan eerlijkheid en discretie: eerlijk zijn en vertrouwelijke gegevens ook als dusdanig behandelen; kwaliteitszorg: erop gericht zijn nauwkeurig en oplettend te werken, geen fouten in het werk te laten;
Vaardigheden die verworven moeten worden zijn: - analytisch en kritisch vermogen; - hanteren van de documenten; - reken- en cijfervaardigheid; - vaardigheid in het werken met een computer; - vaardigheid in het zien van details; - correct taalgebruik.
b) LEERPLANDOELSTELLINGEN: Ad 1 -
De fiscale wetgeving kunnen situeren in het geheel van het recht. Het begrip federale begroting kunnen omschrijven. Weten dat er een begroting is op het niveau van de Vlaamse Gemeenschap. Het begrip belasting kunnen omschrijven en de noodzaak ervan aantonen. Een overzicht kunnen geven van de diverse types van belastingen. Het onderscheid tussen directe en indirecte belastingen kunnen omschrijven.
Ad 2 - De algemene kenmerken van de personenbelasting kunnen omschrijven. - De diverse bronnen van inkomsten kunnen opsommen, kunnen omschrijven en toelichten. - De werking (aanslag en betalingswijze) van de verschillende voorheffingen kunnen schetsen. - De verschillende voorheffingen kunnen berekenen. - De belastingaangifte kunnen invullen. - De diverse aanslagstelsels concreet kunnen omschrijven en evalueren. - Het aanslagbiljet kunnen controleren in al zijn onderdelen (= berekenen)
3. LEERINHOUDEN 1. INLEIDING 1.1. 1.2. 1.3.
Verantwoording van de belastingen De begroting (begrip) (Ub) Indeling van de belastingen
2. BELASTINGSAANGIFTE EN BELASTINGSBEPALING 2.1. 2.2.
Bepaling Het systeem
46
2.3. 2.4.
2.5. 2.6. 2.7. 2.8. 2.9. 2.10. 2.11. 2.12. 2.13.
Studie de voorheffingen Beroepsinkomsten - Bezoldigingen van loon- en weddetrekkenden - Bedrijfsinkomsten van zelfstandigen - Bedrijfsinkomsten van beoefenaars van vrije beroepen - Voorafbetalingen Onroerende inkomsten Roerende inkomsten Diverse inkomsten Aftrekken die in mindering komen van het totaal netto-inkomen Uitgaven die recht geven op een belastingsvermindering Aanslagstelsels Berekening van de belasting Aangifte Gebruik van een software pakket
4. METHODOLOGISCHE WENKEN: De lessen moeten leiden tot een beter begrip, inzicht en kritische opstellen t.a.v. het domein van de ‘Fiscale Wetgeving’. De groeiende complexiteit en de permanente evolutie in de belastingswetgeving nopen de leerkracht tot een beheersbare aanpak. In het afgebakend kader van het curriculum dient gestreefd te worden naar een afweging tussen de praktijkgerichte benadering en de theoretische beschouwingen. Deze theoretische beschouwingen dienen bondig ingevuld te worden en leveren een bijdrage tot de oplossing van de concrete toepassingsgevallen. Voor het in detail behandelen van specifieke gevallen en uitzonderingen is er geen ruimte. Belangstelling en betrokkenheid van kunnen opgediept worden door het ingaan op individuele vragen. Het gebruik van didactische media zoals de overheadprojector ondersteunt de lespraktijk. Transparanten kunnen aangemaakt worden voor schematische voorstellingen en belastingsmechanismen. De leerstof wordt door de leerkracht aangebracht (ex cathedra). Na een voorbeeldoefening gebeurt de inoefening door talrijke oefeningen in groepjes. Afhankelijk van de beschikbare tijd en het niveau van de groep kan de leerstof aangeduid met Ub = Uitbreidingsleerstof behandeld worden. Minimale didactische benodigdheden: Een uitgerust leslokaal met bord + krijt of witbord + stiften en een overheadprojector. De cursisten beschikken over een handboek of cursus.
47
5. EVALUATIE: Tijdens het lesgebeuren wordt de leerstof voortdurend verduidelijkt d.m.v. voorbeelden en d.m.v. oefeningen ingeoefend. Aan een begin van een les kan een (korte) herhaling voorzien worden. Dit geeft de leerkracht de kans individueel vast te stellen waar elke cursist staat en eventueel bij te sturen. Tevens verdient het aanbeveling een reeks oefeningen te voorzien die niet klassikaal opgelost worden maar individueel door de cursist kunnen opgelost worden. De oplossingen van deze oefeningen kunnen ter beschikking gesteld worden van de cursist of hij kan de oefeningen ter verbetering afgeven aan de leerkracht. Op deze manier kan de cursist zelf zijn reeds bereikte kennisniveau evalueren. De vermelde vaardigheden worden tijdens de oefeningen procesmatig geëvalueerd en bijgestuurd. Op het einde van de module volgt een schriftelijk afsluitend examen. Dit bepaalt of de cursist al dan niet geslaagd is en verder mag naar een eventuele volgende module. Wat het praktisch gedeelte betreft (de belastingsaangifte, de berekening van de belastingen, het verklaren van het aanslagbiljet) kan een open boek examen overwogen worden. Getoetst wordt of de cursist in staat is documentatie te raadplegen en te gebruiken.
6. BIBLIOGRAFIE: -
Praktisch Fiscaal Recht van Etienne Angenon en Luc Taillieu – Uitgegeven door Standaard Uitgeverij MIM
-
Standaard Belasting Almanak van Willie Dierick (Senior Advisor Ernst & Young Tax Consultants) – Uitgegeven door Standaard Uitgeverij
-
Belastingsgids van Test Aankoop
-
Wegwijs in de fiscale wetgeving van Cockaert L en Landuyt R, - Uitgegeven door Den Arend, Bonheiden
-
Fiscaal Zakboekje, Deurne, Kluwer
-
Ministerie van Financiën, Brussel
48
C3 BURGERLIJK RECHT, HANDELSRECHT EN ECONOMISCH RECHT (80lt)
1. BEGINSITUATIE:
a) TOELATINGSVOORWAARDEN: De cursist moet voldoen aan de toelatingsvoorwaarden zoals omschreven in de artikelen 34, 35, 36 en 37 van het decreet volwassenenonderwijs van 2 maart 1999.
b) VEREISTE VOORKENNIS: Er is geen specifieke voorkennis vereist, wat betreft recht. Een grondige kennis van de Nederlandse taal is nodig om met de wetteksten te kunnen werken.
2. DOELSTELLINGEN: a) ALGEMENE DOELSTELLING: De cursist krijgt inzicht in de verschillende juridische aspecten uit het burgerlijk recht en het handelsrecht die betrekking hebben op het werkterrein van de boekhouder. Inzicht en kennis in verband met de wet wordt verstrekt en de nodige juridische kennis wordt bijgebracht. De klemtoon licht op het orderen, hanteren en interpreteren van die kennis. De cursist heeft op het einde van deze module een duurzame juridische woordenschat verworven. Hij kan juridische documenten begrijpen en desgevallend opstellen (contracten). In aansluiting op het Beroepsopleidingsprofiel van Hoofdboekhouder wordt van de cursist verwacht dat hij de volgende attitudes, die gericht zijn op de vereiste beroepshoudingen, ontwikkelt en nastreeft: (Zie studie 129 van de VLOR, beroepshoudingen blz. 21 en 22) -
-
leergierigheid: actief zoeken om zijn competenties te verbreden en te verdiepen, zowel op het werk zelf (on-the-job-leren) als daarbuiten (bijscholing, vervolmaking). De nieuwe richtlijnen in de sector willen opvolgen en stappen willen zetten om nieuwe dingen te leren; zelfstandigheid en zin voor initiatief: zelfstandig aan een taak kunnen werken en problemen durven aanpakken; discipline: zich willen houden aan de regels, procedures en afspraken; zin voor samenwerking: willen bijdragen tot een leef- en werkomgeving als gemeenschap van mensen die iets voor elkaar betekenen en elkaar helpen
49
-
(verantwoordelijkheid opnemen in geval van onopzettelijke fouten, medewerkers in de groep willen opnemen, bemiddelen bij conflicten, kritiek geven en nemen, inspringen waar nodig) eerlijkheid en discretie: eerlijk zijn en vertrouwelijke gegevens ook als dusdanig behandelen;
Vaardigheden die verworven moeten worden zijn: - kritisch vermogen; - hanteren van de documenten; - sociale en communicatieve vaardigheden; - vaardigheid in het zien van details; - correct taalgebruik.
b) LEERPLANDOELSTELLINGEN: Ad 1 - De huwelijksvermogensstelsels praktijkgericht kunnen bespreken (wettelijk stelsel, scheiding van goederen en uitbreiding van gemeenschap) - De te vervullen formaliteiten bij wijziging van het huwelijksstelsel kunnen omschrijven. Ad 2 - Het juridisch begrip goed kunnen omschrijven. - De indeling van de goederen kunnen schetsen en met voorbeelden kunnen illustreren. - Het belang van het onderscheid roerend en onroerend goed kunnen toelichten en met voorbeelden kunnen verklaren. - Het begrip eigendomsrecht kunnen verklaren. - De wijzen van verkrijging van eigendom kunnen opsommen en illustreren met voorbeelden. - De begrippen eigendom, bezit en vruchtgebruik kunnen onderscheiden en met voorbeelden toelichten. - Het nut van het vruchtgebruik kunnen aantonen. Ad 3 - Basisbegrippen van de wettelijk erfregeling kunnen omschrijven en toelichten. - Het erfrecht van de langstlevende echtgenoot kunnen schetsen in samenloop met o.a. afstammelingen. - De mogelijkheid van het al dan niet aanvaarden van een nalatenschap kunnen definiëren. - Het testament kunnen onderscheiden van de schenking (aandacht besteden aan het voorbehouden erfdeel en legaten). - De wettelijke regelingen i.v.m. testamenten kunnen omschrijven en toelichten. Ad 4 - Het begrip verbintenis kunnen omschrijven en met concrete voorbeelden kunnen toelichten. - De bronnen van verbintenissen bondig kunnen opsommen en met voorbeelden kunnen illustreren.
50
-
-
De indeling van contracten, de grondbeginselen, de geldigheidsvoorwaarden en het tenietgaan van contracten kunnen bespreken. De modaliteiten van de verbintenissen kunnen verklaren aan de hand van een voorbeeld. De gevolgen van verbintenissen kunnen bespreken en het belang van het niet-nakomen van een verbintenis kunnen illustreren aan de hand van voorbeelden. De oorzaken van het tenietgaan van een verbintenis kunnen opsommen en bespreken aan de hand van voorbeelden. De bewijsmiddelen in het burgerlijk recht kunnen opsommen en omschrijven; de waarde van deze bewijsmiddelen praktijkgericht kunnen bespreken.
Ad 5 - De indeling, geldigheidsvereisten en grondbeginselen concreet kunnen toelichten en schematisch behandelen. - Een gegeven koopcontract, praktijkgericht kunnen beoordelen (vb. op geldigheid) - Een gegeven huurcontract praktijkgericht kunnen analyseren. - De handelshuur en de pacht kunnen omschrijven. - Het begrip handelspand kunnen omschrijven. - De algemene begrippen i.v.m. verzekeringen kunnen opsommen en omschrijven en de verschillende soorten van verzekeringen kunnen onderscheiden. - Rechten en plichten van de verzekeringspartijen kunnen aangeven. - Het bestaan van speciale verzekeringsorganismen kunnen toelichten. - De verplichte en de niet-verplichte risicodekking binnen de brandverzekering kunnen toelichten. - De basis van de aansprakelijkheid van de gevolgen voor de eigenaars en de huurders aanhalen. - Het belang kunnen omschrijven van een B.A.-verzekering privé-leven: mogelijke dekkingen kunnen toelichten a.d.h.v. voorbeelden. - Het belang van de motorrijtuigenverzekering kunnen aangeven. - Eenvoudige contracten kunnen opstellen. Ad 6 - Het onderscheid kunnen aangeven tussen persoonlijke en zakelijke zekerheden. - De geldigheidsvereisten van de hypotheek kunnen opsommen. - de belangrijkheid van de openbaarheid van de hypotheek kunnen aantonen. - De gevolgen van een hypotheekcontract kunnen bespreken. - Kunnen aantonen waarom een borgstelling van een éénzijdig contract is. - Bij een praktijkvoorbeeld de rechten van de borg kunnen toepassen t.o.v. de schuldeisers. - Het begrip inpandgeving kunnen omschrijven en concrete voorbeelden ter illustratie kunnen aanhalen. - Het begrip voorrecht kunnen omschrijven. - Het verschil tussen voorrecht en hypotheek kunnen omschrijven.
51
Ad 7 - Kunnen preciseren dat faillissement een “bevoorrechte” behandeling is voor een handelaar die tegenslag heeft, in tegenstelling met de gewone burger met soortgelijke problemen. - Kunnen aantonen dat de oorzaken van een faillissement van diverse aard kunnen zijn (wanbeheer, onbekwaamheid, enz.) - De drie grondvoorwaarden kunnen geven waarop het openvallen van een faillissement steunt. - Het belang kunnen aantonen van de “bepaling van een verdachte periode”. - Aantonen dat een faillissement wordt uitgesproken door de Rechtban van Koophandel op basis van een vonnis (juridische procedure). - Kunnen aantonen hoe een bankbreuk ontstaat (eenvoudige en bedrieglijke bankbreuk met hun gevolgen). - Mogelijkheden kunnen aantonen om het faillissement (uitstel van betaling en gerechtelijk akkoord; voorwaarden, procedure en gevolgen) te vermijden. - De gevolgen van het faillissement voor de verschillende soorten schuldeisers en voor de persoon en het vermogen van de gefailleerde kunnen omschrijven. - De begrippen vereffening en sluiting kunnen omschrijven. - Het verloop van de vereffening kunnen schetsen. - De gevolgen van de sluiting van het faillissement kunnen toelichten. - Een omschrijving kunnen geven van de voorwaarden waaraan een gefailleerde moet voldoen om al zijn rechten terug te bekomen. Ad 8 - Het begrip handelaar kunnen omschrijven en toelichten. - Kunnen aangeven wie handel kan drijven (weten dat er adviezen steunmaatregelen zijn voor startende handelaars). - De daden van koophandel kunnen verklaren en van elkaar kunnen onderscheiden. - De plichten en rechten kunnen opsommen, omschrijven en toelichten. Ad 9 -
Het begrip consumentenrecht kunnen omschrijven en toelichten. Het toepassingsgebied kunnen bespreken. Een gegeven contract op afbetaling praktijkgericht kunnen analyseren. Het onderscheid kunnen maken tussen de verkoop of afbetaling en de huurkoop. Een gegeven huurkoopcontract praktijkgericht kunnen analyseren.
Ad 10 - Het nut van de Wet op de Handelspraktijken kunnen aangeven. - De betere bescherming van de consument kunnen toelichten met concrete voorbeelden). - De basisprincipes van de Wet op de Handelspraktijken kennen en toelichten met voorbeelden. Ad 11 - De vereisten i.v.m. de wetgeving op de handelsvestigingen kunnen opzoeken. - Weten dat er een speciale reglementering bestaat i.v.m. de openingstijden.
52
3. LEERINHOUDEN: 1. HUWELIJKSVERMOGENSTELSELS 1.1. 1.2.
Wettelijk stelsel Huwelijkscontract: soorten en gevolgen
2. ZAKENRECHT 2.1.
De goederen - Begrip - Indeling 2.2. De eigendom - Wijzen van verkrijging - Splitsing - Beperkingen 2.3. Het vruchtgebruik - Begrip - Nut 3. ERFRECHT 3.1. 3.2.
Het wettelijk erfrecht De testamenten
4. VERBINTENISSENRECHT 4.1. 4.2.
4.3. 4.4. 4.5. 4.6.
Begrip Bronnen van verbintenissen - Contracten - indeling - grondbeginselen - geldigheidsvoorwaarden - tenietgaan - Oneigenlijke contracten - Misdrijven en oneigenlijke misdrijven - De wet Modaliteiten van de verbintenissen Gevolgen van de verbintenissen Tenietgaan van de verbintenissen Bewijs van verbintenissen
5. GEBRUIKELIJKE CONTRACTEN 5.1. 5.2. 5.3. 5.4.
Het koopcontract De handelshuurovereenkomst Het verzekeringscontract Opstellen van eenvoudige contracten
53
6. ZEKERHEDEN 6.1. 6.2. 6.3. 6.4.
Borgstelling Inpandgeving Hypotheek Voorrechten
7. GERECHTELIJKE AKKOORD EN FAILLISSEMENT 7.1. 7.2.
Het gerechtelijk akkoord Het faillissement
8. WET OP DE KOOPHANDEL 8.1. 8.2.
8.3.
Begrip handelaar Daden van koophandel - Objectieve daden van koophandel - Subjectieve daden van koophandel Verplichtingen van de handelaar
9. CONSUMENTENRECHT 9.1. 9.2. 9.3. 9.4.
Begrip Toepassingsgebied De verkoop op afbetaling De huurkoop
10. WET OP DE HANDELSPRAKTIJKEN 11. VESTIGINGSWET 4. METHODOLOGISCHE WENKEN: De lessen in het recht dienen uit te gaan van de realiteit, van concrete en scherp gestelde situaties. De leerstof wordt door de leerkracht aangebracht (ex cathedra). Er wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van wetteksten ( Het burgerlijk wetboek, de wet op de handelspraktijken enz.). Andere bronnen zijn: reële contracten, akten, het staatsblad, processen en vonnissen. Verder leveren de onderscheiden didactische tijdschriften interessante gevallenstudies op. Aansluitend worden probleemstellingen, opdrachten en vragen gepresenteerd, die getoetst worden aan de theorie. De gevallenstudie stimuleert het denkwerk van de individuele cursist, maar lijkt tevens interessant voor het opzetten van een groepsdiscussie. Hierbij is het van belang dat de cursist de theorie kent en onder woorden kan brengen. De systematische aanknoping met de actualiteit en de realiteit creëert een toegevoegde waarde tot de lessen recht. Verder versterkt het gebruik van de didactische media (overheidprojector, video) de impact op de lessen. Transparanten kunnen aangemaakt worden voor de schematische voorstellingen.
54
Hoewel de praktijkgerichte benadering centraal staat bij het invullen van de leerstofinhouden, moet deze aanpak afgewogen worden tegenover de voortgang van de leerstof. Minimale didactische benodigdheden: Een uitgerust leslokaal met bord + krijt of witbord + stiften en een overheadprojector. De cursisten beschikken over een handboek of cursus en het burgerlijke wetboek. Desgevallend een videotoestel + televisietoestel of DVD-toestel.
5. EVALUATIE: Tijdens het lesgebeuren wordt de leerstof waar mogelijk d.m.v. oefeningen ingeoefend. Aan een begin van een les kan een (korte) herhaling voorzien worden. Dit geeft de leerkracht de kans individueel vast te stellen waar elke cursist staat en eventueel bij te sturen. De vermelde vaardigheden worden tijdens de oefeningen procesmatig geëvalueerd en bijgestuurd. Op het einde van de module volgt een schriftelijk afsluitend examen. Dit bepaalt of de cursist al dan niet geslaagd is en verder mag naar een eventuele volgende module. Wetteksten zijn toegelaten op het examen.
6. BIBLIOGRAFIE: -
Praktisch Burgerlijk Recht van J. Roodhooft – Uitgegeven bij Standaarduitgeverij MIM
-
Praktisch Handels- en Economisch Recht van G.Ghysels en J. Roodhooft Uitgegeven bij Standaarduitgeverij MI
-
Belgisch Burgerlijk Wetboek – Uitgegeven bij Marabout
-
Budget en Recht, Brussel
-
Centrum voor Informatie en Documentatie, Brussel
55
D1 BANK-EN BEURSWEZEN (80 lt)
1. BEGINSITUATIE:
a) TOELATINGSVOORWAARDEN: De cursist moet voldoen aan de toelatingsvoorwaarden zoals omschreven in de artikelen 34, 35, 36 en 37 van het decreet volwassenenonderwijs van 2 maart 1999.
b) VEREISTE VOORKENNIS: Er is geen specifieke voorkennis vereist, wat betreft bank- en beurswezen.
2. DOELSTELLINGEN: a) ALGEMENE DOELSTELLING: De cursist krijgt zicht op het economisch belang en de juridische omkadering van het Belgisch (en eventueel internationaal) bank- en beurswezen en verwerft kennis op het vlak van de verschillende betaalmiddelen, kredietvormen en beleggingsproducten. Inzicht en kennis in verband met het bank en beurswezen wordt verstrekt. De cursist kan de verschillende betaalmiddelen, kredietvormen en beleggingsproducten beoordelen en gebruiken. In aansluiting op het Beroepsopleidingsprofiel van Hoofdboekhouder wordt van de cursist verwacht dat hij de volgende attitudes, die gericht zijn op de vereiste beroepshoudingen, ontwikkelt en nastreeft: (Zie studie 129 van de VLOR, beroepshoudingen blz. 21 en 22) -
-
-
leergierigheid: actief zoeken om zijn competenties te verbreden en te verdiepen, zowel op het werk zelf (on-the-job-leren) als daarbuiten (bijscholing, vervolmaking). De ontwikkelingen in de sector willen opvolgen en stappen willen zetten om nieuwe dingen te leren; zelfstandigheid en zin voor initiatief: zelfstandig aan een taak kunnen werken en problemen durven aanpakken; zin voor samenwerking: willen bijdragen tot een leef- en werkomgeving als gemeenschap van mensen die iets voor elkaar betekenen en elkaar helpen (verantwoordelijkheid opnemen in geval van onopzettelijke fouten, medewerkers in de groep willen opnemen, bemiddelen bij conflicten, kritiek geven en nemen, inspringen waar nodig) eerlijkheid en discretie: eerlijk zijn en vertrouwelijke gegevens ook als dusdanig behandelen;
56
-
kwaliteitszorg: erop gericht zijn nauwkeurig en oplettend te werken, geen fouten in het werk te laten;
Vaardigheden die verworven moeten worden zijn: - analytisch en kritisch vermogen; - hanteren van de documenten; - sociale en communicatieve vaardigheden; - vaardigheid in het zien van details; - correct taalgebruik.
b) LEERPLANDOELSTELLINGEN: DEEL 1: HET BANKWEZEN Ad 1 - Het begrip bank kunnen omschrijven. - Het ontstaan en de ontwikkeling van de banken kunnen schetsen en toelichten. - Het ontstaan en de ontwikkeling van het geldwezen kunnen schetsen en toelichten. - De functies van de financiële instellingen kunnen verwoorden en toelichten. - De verschillende soorten rekeningen kunnen bespreken. - De indeling van de financiële instellingen overeenkomstig de Belgische institutionele structuur kunnen geven. - De begrippen publiekrechtelijke zakenbanken en de portefeuillemaatschappijen kunnen omschrijven en het onderscheid tussen beiden kunnen aangeven. - Van de zogenaamde institutionele beleggers (verzekeringsmaatschappijen, het wettelijk pensioenstelsel, de extra-legale pensioenen en de gemeenschappelijke beleggingsfondsen) achtereenvolgens het begrip kunnen omschrijven, hun doel en hun werking. - De monetaire overheden (de centrale bank, de commissie voor bank en financiewezen, het Belgisch-Luxemburgs Instituut voor de Wissel, het Rentefonds en de Belgische Vereniging der Banken) kunnen bespreken wat betreft begrip en taak. - De begrippen rendabiliteit, liquiditeit en solvabiliteit kunnen omschrijven. - De rendabiliteit, liquiditeit en solvabiliteit van de financiële instellingen kunnen berekenen. - De deelmarkten van de geldmarkt (de gewaarborgde daggeldmarkt, de markt voor schatkistcertificaten, de interbankenmarkt en de markt voor het privaat disconto) kunnen bespreken. - De verschillende lang en kortlopende kredieten kunnen bespreken en op hun bruikbaarheid evalueren. Ad 2 - Het begrip beurs kunnen omschrijven en toelichten. - De organisatie en werking van de Brusselse beurs (Euronext) kunnen schetsen en verklaren.
57
-
De openbare veilingen van niet-genoteerde aandelen en effecten kunnen bespreken. De verschillen tussen aandelen en obligaties wat betreft beursnotering kunnen geven. De technische parameters i.v.m. obligaties kunnen opgeven. Het rendement van een obligatie als beleggingsobject kunnen evalueren. De soorten obligaties kunnen bespreken, zowel van overheidslichamen als van ondernemingen. De vorming van de beursprijs van aandelen kunnen verklaren. Toepassingen kunnen maken met behulp van de ‘Gordon Shapire’ formule.
3. LEERINHOUDEN 1. HET BANKWEZEN 1.1. 1.2. 1.3. 1.4.
1.5. 1.6.
1.7. 1.8.
1.9.
Begrip Ontstaan en ontwikkeling van de banken Ontstaan en ontwikkeling van het geldwezen De functies van de financiële instellingen: - De intermediatiefunctie - De looptijdtransformatiefunctie - De betaalfunctie De verschillende soorten rekeningen Indeling van de financiële instellingen overeenkomstig de Belgische institutionele structuur - De positieverwervende en kredietverlenende financiële instellingen: - Instellingen die via risicodragend kapitaal participeren in ondernemingen: - de publiekrechterlijke zakenbanken - portefeuillemaatschappijen - De zogenaamde institutionele beleggers: - de verzekeringsmaatschappijen - het wettelijk pensioenstelsel - de extra-legale pensioenen - de gemeenschappelijke belegginsfondsen - De monetaire overheid: - de centrale bank (Europese Centrale Bank) - de commissie voor bank en financiewezen - het herdisconterings- en waarborginstituut - het Belgisch-Luxenburgs Instituut voor de Wissel - het Rentefonds - de Belgische Vereniging der Banken Rendabiliteit, liquiditeit en solvabiliteit in F.I. De deelmarkten van de geldmarkt: - de gewaarborgde daggeldmarkt - de markt voor schatkistcertificaten - de interbankenmarkt - de markt voor het privaatdisconto Kredietverlening door F.I. aan particulieren en vennootschappen: - kortlopende kredieten:
58
voorschotkredieten - kaskrediet - straight-loans - disconto-kredieten - cedentendisconto - leveranciersdisconto - acceptkredieten - persoonlijke leningen en kredieten op afbetaling langlopende kredieten in Euro - hypothecaire leningen - investeringskredieten - uitvoerkredieten -
-
2. 2.1. 2.2. 2.3.
DE BEURS Begrip De Brusselse Beurs: Euronext - openbare veilingen van niet-genoteerde aandelen en effecten (Ub) De beurswaarden: - de obligaties: - technische parameters (Ub) - het rendement van een obligatielening – belegging - soorten van obligaties - van overheidslichamen: - consortium - lineaire obligaties - volksleningen - premieleningen - lotenleningen - van ondernemingen: - winstgevende obligaties - converteerbare obligatieleningen - obligaties met warrant - toepassingen - de aandelen: - de beursprijs - de ‘Gordon Shapire’ formule (Ub)
4. METHODOLOGISCHE WENKEN: De groeiende complexiteit en de permanente evolutie in de financiële wereld nopen de leerkracht tot een beheersbare aanpak. Nadruk dient gelegd te worden op het gedeelte van het bankwezen vooral wat betreft de verschillende betaalmiddelen, kredietvormen en belegginsproducten. Het beurswezen dient louter bestudeerd te worden in zo verre de boekhouder in zijn praktijk hiermee in aanraking komt. Het gebruik van didactische media zoals de overheadprojector ondersteunt de lespraktijk. Transparanten kunnen aangemaakt worden voor schematische voorstellingen..
59
De leerstof wordt door de leerkracht aangebracht (ex cathedra). Afhankelijk van de beschikbare tijd en het niveau van de groep kan de leerstof aangeduid met Ub = Uitbreidingsleerstof behandeld worden. Minimale didactische benodigdheden: Een uitgerust leslokaal met bord + krijt of witbord + stiften en een overheadprojector. De cursisten beschikken over een handboek of cursus.
5. EVALUATIE: Aan een begin van een les kan een (korte) herhaling voorzien worden. Dit geeft de leerkracht de kans individueel vast te stellen waar elke cursist staat en eventueel bij te sturen. De vermelde vaardigheden worden tijdens de oefeningen procesmatig geëvalueerd en bijgestuurd. Op het einde van de module volgt een schriftelijk afsluitend examen. Dit bepaalt of de cursist al dan niet geslaagd is en verder mag naar een eventuele volgende module.
6. BIBLIOGRAFIE: -
Geld- en Financiewezen van M. Dombrecht, D. Heremans, S. Plasschaert en J. Vanneste – Uitgegeven door Standaard Uitgeverij MIM
-
Financiering en risicobeheer in de internationale handel (Theoretische en praktische handleiding voor exporteur en importeur) van W. Corluy – Uitgegeven door Standaard Uitgeverij MIM
60
D2 FINANCIËLE ALGEBRA (60 lt)
1. BEGINSITUATIE:
a) TOELATINGSVOORWAARDEN: De cursist moet voldoen aan de toelatingsvoorwaarden zoals omschreven in de artikelen 34, 35, 36 en 37 van het decreet volwassenenonderwijs van 2 maart 1999.
b) VEREISTE VOORKENNIS: Er is geen specifieke voorkennis vereist, wat betreft financiële algebra. Basiskennis algebra van niveau lager secundair onderwijs moet latent aanwezig zijn.
2. DOELSTELLINGEN: a) ALGEMENE DOELSTELLING: Inzicht en kennis in verband met elementaire wiskundige bewerkingen wordt herhaald. De cursist leert wiskundige formules toepassen in diverse financiële situaties. Hij kan tevens werken met een zakrekenmachine en een rekenblad. Het accent ligt op toepassen. In aansluiting op het Beroepsopleidingsprofiel van Hoofdboekhouder wordt van de cursist verwacht dat hij de volgende attitudes, die gericht zijn op de vereiste beroepshoudingen, ontwikkelt en nastreeft: (Zie studie 129 van de VLOR, beroepshoudingen blz. 21 en 22) -
accuratesse: erop gericht zijn binnen de voorgeschreven tijd een taak nauwkeurig te voltooien; resultaatgerichtheid: gedreven naar einddoel van de activiteit toewerken, zich niet laten afleiden door details; zelfstandigheid en zin voor initiatief: zelfstandig aan een taak kunnen werken en problemen durven aanpakken; kwaliteitszorg: erop gericht zijn nauwkeurig en oplettend te werken, geen fouten in het werk te laten;
Vaardigheden die verworven moeten worden zijn: - analytisch en kritisch vermogen; - reken- en cijfervaardigheid; - vaardigheid in het werken met een computer; - vaardigheid in het zien van details;
61
b) LEERPLANDOELSTELLINGEN: Ad 1 - Algebraïsche basisberekeningen kunnen uitwerken en vereenvoudigen. - De regel van drie kunnen toepassen. - Oefeningen in verband met percentberekeningen van - onder en boven het honderd kunnen maken. - Vergelijkingen met één onbekende kunnen oplossen. - De eigenschappen van machten kunnen opsommen en verklaren. - Het begrip logaritme kunnen omschrijven en toepassingen kunnen maken. - Merkwaardige producten kunnen berekenen. - Het principe van een rekentabel kunnen verklaren en toepassen. - De som van een meetkundige rij kunnen berekenen. Ad 2 -
Basisbewerkingen i.v.m. een rekenblad kunnen uitvoeren. De opmaak van een werkblad kunnen instellen. Werkmappen of werkbladen kunnen afdrukken. Grafieken kunnen opstellen en afdrukken Koppelingen kunnen maken en formules kunnen toepassen. De verschillende functies kunnen gebruiken. Databanken kunnen gebruiken. een draaitabel kunnen gebruiken. Informatie uit het werkblad kunnen halen. Macro’s kunnen opstellen. De koppeling met het internet kunnen maken. De leerstof van deze module (1 - 3 tot en met 7) kunnen toepassen (intrestberekening, opstellen van een aflossingsplan, een reconstitutiefonds e.d.)
Ad 3 - Enkelvoudige intrest kunnen betrekenen. - De samengestelde intrest kunnen berekenen. - Het onderscheid kunnen geven tussen enkelvoudige en samengestelde intrest. - I.v.m. de samengestelde intrest de tijd kunnen berekenen. - I.v.m. de samengestelde intrest het kapitaal kunnen berekenen. - I.v.m. de samengestelde intrest het intrestpercentage kunnen berekenen. - Toepassingen i.v.m. gelijkwaardige rentevoeten kunnen maken. Ad 4 - Disconto kunnen berekenen volgens de methode van het handelsdisconto. - Disconto kunnen berekenen volgens de methode van het wiskundig disconto. - Het onderscheid kunnen geven tussen het handelsdisconto en het wiskundig disconto kunnen geven. Ad 5 - De gemiddelde vervaldag kunnen berekenen. - De bepaalde vervaldag kunnen berekenen.
62
Ad 6 - Dadelijk ingaande postnumerando annuïteiten kunnen berekenen. - Dadelijk ingaande prenumerando annuïteiten kunnen berekenen. - Het onderscheid kunnen aangeven tussen een postnumerando en een prenumerando annuïteit. - Vervroegde en uitgestelde annuïteiten kunnen berekenen. Ad 7 - Het aflossingsplan van eenmalige leningen met terugbetaling van het kapitaal kunnen opstellen. - Het aflossingsplan van leningen met constante aflossing van het kapitaal kunnen opstellen. - Het aflossingsplan van leningen met constante termijnen kunnen opstellen. - Het aflossingsplan van leningen met vervroegde terugbetaling kunnen opstellen. - Een reconversietabel kunnen opstellen.
3. LEERINHOUDEN: 1. HERHALING WISKUNDIGE FORMULES 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. 1.6. 1.7. 1.8. 1.9.
Algebraïsch rekenen Verhoudingen (Regel van drie) Percentberekeningen (van, onder en boven het honderd) Vergelijkingen oplossen met één onbekende Eigenschappen van machten Logaritmen Merkwaardige producten Principe van een rekentabel Som van een meetkundige rij
2. REKENBLAD 2.1. 2.2. 2.3. 2.4. 2.5. 2.6. 2.7. 2.8. 2.9. 2.10. 2.11. 2.12.
Basisbewerkingen De opmaak van een werkblad instellen Werkmappen of werkbladen afdrukken Werken met grafieken Koppelingen en formules Functies Databanken gebruiken Een draaitabel gebruiken Het werkblad bekijken Macro’s De koppeling met internet Toepassen van de leerstof van de vorige hoofdstukken (intrestberekening, opstellen van een aflossingsplan een reconstitutiefonds e.d.)
63
3. INTRESTBEREKENING 3.1. 3.2.
3.3.
Enkelvoudige intrest Samengestelde intrest - Berekeningen van tijd - Berekeningen van kapitaal - Berekeningen van het intrestpercentage Gelijkwaardige rentevoeten
4. DISCONTOBEREKENING 4.1. 4.2.
Het handelsdisconto Het wiskundig disconto
5. GROEPEN VAN KAPITALEN 5.1. 5.2.
De gemiddelde vervaldag De bepaalde vervaldag
6. ANNUITEITEN 6.1. 6.2. 6.3.
Dadelijk ingaande postnumerando annuïteiten Dadelijk ingaande prenumerando annuïteiten Vervroegde en uitgestelde annuïteiten
7. LENINGEN 7.1. 7.2. 7.3. 7.4.
Leningen met eenmalige terugbetaling van het kapitaal Leningen met constante aflossing van het kapitaal Leningen met constante termijnen Vervroegde terugbetaling
4. METHODOLOGISCHE WENKEN: De leerstof wordt door de leerkracht aangebracht (ex cathedra). Dit gebeurt uiteraard op een concentrische wijze. D.w.z. via het eenvoudige naar het meer gecompliceerde. Bij de behandeling van de leerstof primeert het inzicht en het kunnen toepassen in financiële situaties die de boekhouder aanbelangen. Het gebruik van het rekenblad dient gedurende de hele module geïntegreerd te worden. Klassikaal wordt een voorbeeldoefening uitgewerkt. De inoefening gebeurt door talrijke oefeningen individueel of in groepjes. Minimale didactische benodigdheden: Een uitgerust leslokaal met bord + krijt of witbord + stiften en een overheadprojector. Een computerlokaal met zoveel mogelijk een P.C. per cursist De cursisten beschikken over een handboek of cursus.
64
5. EVALUATIE: Tijdens het lesgebeuren wordt de leerstof d.m.v. talrijke oefeningen ingeoefend. Dit geeft de leerkracht de kans individueel vast te stellen waar elke cursist staat en eventueel bij te sturen. Tevens verdient het aanbeveling een reeks oefeningen te voorzien die niet klassikaal opgelost worden maar individueel door de cursist kunnen opgelost worden. De oplossingen van deze oefeningen kunnen ter beschikking gesteld worden van de cursist of hij kan de oefeningen ter verbetering afgeven aan de leerkracht. Op deze manier kan de cursist zelf zijn reeds bereikte kennisniveau evalueren. De vermelde vaardigheden worden tijdens de oefeningen procesmatig geëvalueerd en bijgestuurd. Op het einde van de module volgt een schriftelijk afsluitend examen. Dit bepaalt of de cursist al dan niet geslaagd is en verder mag naar een eventuele volgende module. Het gebruik van formules op het examen kan toegelaten worden.
6. BIBLIOGRAFIE: -
Wiskunde voor de sector HEO van D.P.F.van As – Uitgegeven door Wouters Import
-
Realistische interestberekeningen (met toepassing van Excel) van Jan Wesseling & Alex van den Bergh – Uitgegeven door Wouters Import
65
E1 FINANCIELE ANALYSE (80 lt)
1. BEGINSITUATIE:
a) TOELATINGSVOORWAARDEN: De cursist moet voldoen aan de toelatingsvoorwaarden zoals omschreven in de artikelen 34, 35, 36 en 37 van het decreet volwassenenonderwijs van 2 maart 1999.
b) VEREISTE VOORKENNIS: A1 Basis dubbel boekhouden A2 Aanvullend dubbel boekhouden B2 Vennootschapsboekhouden
2. DOELSTELLINGEN: a) ALGEMENE DOELSTELLING: Het uiteindelijk doel is dat de cursist krijgt inzicht in de methoden om de in de jaarrekening opgenomen informatie te interpreteren en analyseren. Inzicht en kennis in verband met de analyse van de jaarrekening wordt geleidelijk aangeleerd. De cursist kan op het einde van deze module de verschillende financiële kengetallen berekenen en interpreteren. Hij is in staat voorstellen te formuleren indien het resultaat minder goed is. In aansluiting op het Beroepsopleidingsprofiel van Hoofdboekhouder wordt van de cursist verwacht dat hij de volgende attitudes, die gericht zijn op de vereiste beroepshoudingen, ontwikkelt en nastreeft: (Zie studie 129 van de VLOR, beroepshoudingen blz. 21 en 22) -
accuratesse: erop gericht zijn binnen de voorgeschreven tijd een taak nauwkeurig te voltooien; resultaatgerichtheid: gedreven naar einddoel van de activiteit toewerken, zich niet laten afleiden door details; zelfstandigheid en zin voor initiatief: zelfstandig aan een taak kunnen werken en problemen durven aanpakken; discipline: zich willen houden aan de regels, procedures en afspraken; zin voor orde, netheid en nauwkeurigheid: erop gericht zijn nauwkeurig, net en met zin voor orde te werken volgens een efficiënt stappenplan eerlijkheid en discretie: eerlijk zijn en vertrouwelijke gegevens ook als dusdanig behandelen;
66
-
kwaliteitszorg: erop gericht zijn nauwkeurig en oplettend te werken, geen fouten in het werk te laten;
Vaardigheden die verworven moeten worden zijn: - analytisch en kritisch vermogen; - hanteren van de jaarrekening; - vaardigheid in het zien van details; - relevante informatie kunnen opzoeken en beoordelen.
b) LEERPLANDOELSTELLINGEN: Ad 1 - Het begrip jaarrekening kunnen omschrijven. - De verschillende onderdelen van de jaarrekening kunnen opsommen. - Het onderscheid kunnen maken tussen interne en externe jaarrekening. Ad 2 - Het bedrijfsinkomen kunnen analyseren d.m.v. de economische productiviteit en de omsloopsnelheid. - De omloopsnelheid van het exploitatiekapitaal kunnen berekenen en interpreteren. - De omlooptijd van het exploitatiekapitaal kunnen berekenen en interpreteren. - De rendabiliteit in haar verschillende vormen kunnen berekenen (van het exploitatiekapitaal, van het eigen kapitaal en van het totale kapitaal). - De cash flow kunnen berekenen en interpreteren. Ad 3 - De vermogensbehoeften kunnen vaststellen van de vastgelegde middelen en de gepaste financieringsbron kunnen aangeven. - De vermogensbehoeften kunnen vaststellen van de vlottende middelen en de gepaste financieringsbron kunnen aangeven. - De theasauriecoëfficiënt kunnen berekenen en beoordelen. - De liquiditeitscoëfficiënt kunnen berekenen en beoordelen. - De globale financiering kunnen beoordelen. - De solvabiliteit kunnen berekenen en beoordelen - Het begrip financieringswinst kunnen omschrijven en toelichten. - De financieringswinst kunnen berekenen en interpreteren. Ad 4 - De jaarrekening kunnen analyseren en interpreteren. - Voorstellen ter verbetering van het resultaat kunnen formuleren.
3. LEERINHOUDEN: 1. DE JAARREKENING (Herhaling) (Ub) 1.1. Begrip 1.2. Indeling
67
2. AANWENDING VAN DE RATIO’S 2.1. 2.2. 2.3. 2.4.
2.5.
Economische productiviteit omloopsnelheid van het exploitatiekapitaal omlooptijd van het exploitatiekapitaal rendabiliteit van het kapitaal - van het exploitatiekapitaal - van het eigen kapitaal - van het totale kapitaal cash flow
3. FINANCIERINGSTECHNIEKEN 3.1. 3.2.
3.3.
De financiering van de vastgelegde middelen De financiering van de vlottende activa - thesauriecoëfficiënt - liquiditeitscoëfficiënt De totale financiering - solvabiliteit - financieringswinst
4. TOEPASSINGEN MET INBEGRIP VAN HET FORMULEREN VAN VOORSTELLEN TER VERBETERING VAN HET RESULTAAT
4. METHODOLOGISCHE WENKEN: In de modules A1 en A2 hebben de cursisten op een grondige en omstandige wijze de boekhouding van de éénmanszaak bestudeerd. In module B2 werd ingegaan op de specifieke boekhouding van de handelsvennootschappen. De jaarrekening werd reeds bestudeerd evenals het opstellen ervan. In deze module leert men de jaarrekening analyseren en interpreteren evenals voorstellen formuleren naar het beleid toe ter verbetering van het resultaat. De leerstof wordt door de leerkracht aangebracht (ex cathedra). Dit gebeurt uiteraard op een concentrische wijze. D.w.z. via het eenvoudige naar het meer gecompliceerde. De behandelde materie dient zoveel mogelijk te worden geconcretiseerd d.m.v. modelgevallen. Klassikaal wordt een voorbeeldoefening uitgewerkt. De inoefening gebeurt door talrijke oefeningen individueel of in groepjes. Het gebruik van didactische media (overheidprojector) versterkt de impact op de lessen. Transparanten kunnen aangemaakt worden met voorbeelden van jaarrekeningen en analyses. Afhankelijk van de beschikbare tijd en het niveau van de groep kan de leerstof aangeduid met Ub = Uitbreidingsleerstof behandeld worden.
68
Minimale didactische benodigdheden: Een uitgerust leslokaal met bord + krijt of witbord + stiften en een overheadprojector. De cursisten beschikken over een handboek of cursus en hanteren een rekeningstelsel.
5. EVALUATIE: Tijdens het lesgebeuren wordt de leerstof d.m.v. talrijke oefeningen ingeoefend. Dit geeft de leerkracht de kans individueel vast te stellen waar elke cursist staat en eventueel bij te sturen. Tevens verdient het aanbeveling een reeks oefeningen te voorzien die niet klassikaal opgelost worden maar individueel door de cursist kunnen opgelost worden. De oplossingen van deze oefeningen kunnen ter beschikking gesteld worden van de cursist of hij kan de oefeningen ter verbetering afgeven aan de leerkracht. Op deze manier kan de cursist zijn reeds bereikte kennisniveau evalueren. De vermelde vaardigheden worden tijdens de oefeningen procesmatig geëvalueerd en bijgestuurd. Op het einde van de module volgt een schriftelijk afsluitend examen. Dit bepaalt of de cursist al dan niet geslaagd is en verder mag naar een eventuele volgende module.
6. BIBLIOGRAFIE: -
De jaarrekening van de onderneming van L. Uytterschaut – Uitgegeven door Standaard Uitgeverij MIM
-
Wat zegt de jaarrekening? (Over jaarrekeningbeleid, financiële analyse en planning) van D.W. Feenstra, C.A. Huijgen & E.J. Stokking - Uitgegeven door Wouters Import
-
Balanslezen voor niet-ingewijden – Uitgegeven door de Studiedienst KBC Bank
-
Financiële analyse van A. Popleu, G. Walraevens, C. Van Liedekerke, S. Vigoureux, D. Baeyens, W. Van Looy, D. Lambrechts en F. Van Antenhove
-
Gids voor het financieel beleid van R. Frederix, F. Vanaken en J.P. Van Kerkhoven – Uitgegeven door Standaard Uitgeverij MIM
69
E2 AUDIT (60 lt)
1. BEGINSITUATIE:
a) TOELATINGSVOORWAARDEN: De cursist moet voldoen aan de toelatingsvoorwaarden zoals omschreven in de artikelen 34, 35, 36 en 37 van het decreet volwassenenonderwijs van 2 maart 1999.
b) VEREISTE VOORKENNIS: A1 Basis dubbel boekhouden A2 Aanvullend dubbel boekhouden B1 Vennootschapsrecht B2 Vennootschapsboekhouden B2 Vennootschapsbelasting C1 Sociale Wetgeving C2 Personenbelasting C3 Burgerlijk, handels- en economisch recht D1 Bank- en beurswezen D2 Financiële algebra E1 Financiële analyse
2. DOELSTELLINGEN: a) ALGEMENE DOELSTELLING: Het uiteindelijk doel is dat de cursist inzicht krijgt in de activiteiten die plaats hebben bij de uitvoering van de diverse auditaspecten binnen een onderneming Inzicht en kennis in verband met de verschillende te volgen stappen, de normen en technieken voor externe en interne controle evenals de deontologische principes terzake wordt aangebracht. De cursist kan controleprocedures opstellen en opvolgen. Hij kan een sluitende controle van de procedures van de jaarrekening van een eenvoudige onderneming uitvoeren, rekening houdend met de deontologische principes. In aansluiting op het Beroepsopleidingsprofiel van Hoofdboekhouder wordt van de cursist verwacht dat hij de volgende attitudes, die gericht zijn op de vereiste beroepshoudingen, ontwikkelt en nastreeft: (Zie studie 129 van de VLOR, beroepshoudingen blz. 21 en 22) -
accuratesse: erop gericht zijn binnen de voorgeschreven tijd een taak nauwkeurig te voltooien;
70
-
-
-
leergierigheid: actief zoeken om zijn competenties te verbreden en te verdiepen, zowel op het werk zelf (on-the-job-leren) als daarbuiten (bijscholing, vervolmaking). De ontwikkelingen in de sector willen opvolgen en stappen willen zetten om nieuwe dingen te leren; resultaatgerichtheid: gedreven naar einddoel van de activiteit toewerken, zich niet laten afleiden door details; zelfstandigheid en zin voor initiatief: zelfstandig aan een taak kunnen werken en problemen durven aanpakken; discipline: zich willen houden aan de regels, procedures en afspraken; zin voor orde, netheid en nauwkeurigheid: erop gericht zijn nauwkeurig, net en met zin voor orde te werken volgens een efficiënt stappenplan zin voor samenwerking: willen bijdragen tot een leef- en werkomgeving als gemeenschap van mensen die iets voor elkaar betekenen en elkaar helpen (verantwoordelijkheid opnemen in geval van onopzettelijke fouten, medewerkers in de groep willen opnemen, bemiddelen bij conflicten, kritiek geven en nemen, inspringen waar nodig) eerlijkheid en discretie: eerlijk zijn en vertrouwelijke gegevens ook als dusdanig behandelen; kwaliteitszorg: erop gericht zijn nauwkeurig en oplettend te werken, geen fouten in het werk te laten;
Vaardigheden die verworven moeten worden zijn: - analytisch en kritisch vermogen; - hanteren van de documenten; - reken- en cijfervaardigheid; - sociale en communicatieve vaardigheden; - vaardigheid in het zien van details; - correct taalgebruik.
b) LEERPLANDOELSTELLINGEN: Ad 1 - De deontologische principes kunnen opsommen. - De deontologische principes kunnen motiveren. - De deontologische principes kunnen hanteren bij de uitvoering van zijn taak. Ad 2 - De verschillende stappen van planningsfase tot verslaggeving kunnen opsommen. - De verschillende stappen van planningsfase tot verslaggeving kunnen toelichten. Ad 3 - De technieken van interne controle kennen. - De technieken van interne controle kunnen toepassen rekening houdend met de deontologische principes.
71
Ad 4 - De technieken van externe controle kennen. - De technieken van externe controle kunnen toepassen rekening houdend met de deontologische principes. Ad 5 - Procedureregels kunnen opstellen (om betalingslijsten op te stellen, om lijsten van openstaande handelsdebiteuren op te stellen, verkoopprocedures, om rekeningafschriften te controleren en te verwerken, om het boekjaar te openen, om de grootboekadministratie bij te houden). - Procedureregels kunnen opvolgen. - Procedureregels na het uittesten kunnen evalueren en eventueel bijsturen. - Kan een stappenplan voor het handelen bij niet-betaling opstellen. - Kan de betalingen door handelsdebiteuren opvolgen en bij niet-betaling navraag doen en de inningprocedure ingang zetten en opvolgen. Ad 6 -
De balans kunnen controleren. De resultatenrekening kunnen controleren. Kan het ondernemingsresultaat analyseren. Kan voorstellen formuleren voor resultaatverwerking.
Ad 7 - Het accountantsverslag kunnen opstellen. Ad 8 - De bijzondere controlewerkzaamheden bij een eerste of eenmalige controleopdracht kunnen opsommen. - De bijzondere controlewerkzaamheden bij een eerste of eenmalige controleopdracht kunnen toelichten - De bijzondere controlewerkzaamheden bij een eerste of eenmalige controleopdracht kunnen toepassen. Ad 9 - Een risicoanalyse kunnen uitvoeren. Ad 10 - De controledoelstellingen kunnen formuleren. Ad 11 - De controleomgeving kunnen afbakenen. - De controleomgeving kunnen bewaken. Ad 12 - Recente nationale en internationale ontwikkelingen kunnen schetsen. - Recente nationale en internationale ontwikkelingen kunnen verklaren. Ad 13 - De relatie kunnen leggen tussen controle en advies.
72
Ad 14 - De interne beheerssystemen kennen. - De interne beheerssystemen kunnen toelichten. Ad 15 - De aangeleerde principes kunnen toepassen in een concrete situatie. 3. LEERINHOUDEN: 1. Deontologische principes 2. Van planningfase tot verslaggeving 3. Interne controle 4. Externe controle 5. Testen van de basisprocedure 6. Controle van de balans en de resultatenrekening 7. Het accountantsverslag 8. Bijzondere controlewerkzaamheden bij een eerste of eenmalige controleopdracht 9. Risicoanalyse 10. Controledoelstellingen 11. Controleomgeving 12. Recente nationale en internationale ontwikkelingen 13. Relatie controle en advies 14. Interne beheerssystemen 15. Gevallenstudie (Ub)
4. METHODOLOGISCHE WENKEN: De cursisten beschikken over een grondige basiskennis die in de loop van de verschillende (vereiste) modules verworven werd. Deze kennis wordt nu geïntegreerd. De leerstof wordt door de leerkracht aangebracht (ex cathedra). De systematische aanknoping met de actualiteit en de realiteit creëert een toegevoegde waarde tot de lessen audit. Verder versterkt het gebruik van de didactische media (overheidprojector) de impact op de lessen. Transparanten kunnen aangemaakt worden.. Afhankelijk van de beschikbare tijd en het niveau van de groep kan de gevallenstudie behandeld worden. In de leerstof aangeduid met Ub = Uitbreidingsleerstof. Minimale didactische benodigdheden: Een uitgerust leslokaal met bord + krijt of witbord + stiften en een overheadprojector. De cursisten beschikken over een handboek of cursus.
5. EVALUATIE: Op het einde van de module volgt een schriftelijk afsluitend examen. Dit bepaalt of de cursist al dan niet geslaagd is en verder mag naar een eventuele volgende module. 73
6. BIBLIOGRAFIE: -
Moderne accountantscontrole van Prof. dr. Arnold Schilder, prof. dr. Hans Gortemaker, prof. drs. Jaap van Manen en prof. Jelte Waardenburg (partners van Coopers & Lybrand NV – Uitgegeven door Wouters Import
-
Accountantscontrole in de praktijk van D. Van Vlaenderen – Uitgegeven door Standaard Uitgeverij MIM
-
Business control en auditing van H. den Boer & L.C. van Zutphen – Uitgegeven door Wouters Import
74
E3 KOSTPRIJSBEREKENING (120 lt)
1. BEGINSITUATIE:
a) TOELATINGSVOORWAARDEN: De cursist moet voldoen aan de toelatingsvoorwaarden zoals omschreven in de artikelen 34, 35, 36 en 37 van het decreet volwassenenonderwijs van 2 maart 1999.
b) VEREISTE VOORKENNIS: A1 Basis dubbel boekhouden A2 Aanvullend dubbel boekhouden
2. DOELSTELLINGEN: a) ALGEMENE DOELSTELLING: De cursist leert een analytische boekhouding voeren. Het uiteindelijk doel van het vak is dat de cursist inzicht krijgt in de opbouw van de kostprijs en toepassingen kan uit werken met behulp van een zakrekenmachine/rekenblad. Inzicht en kennis in verband met de typische begrippen (kostensoorten, kostenplaats…) en de techniek van de analytische boekhouding wordt geleidelijk aan aangeleerd. De cursist kent op het einde van deze module de analytische resultaatberekening en kan ze toepassen. Tevens kan hij voorstellen tot regularisatie formuleren. In aansluiting op het Beroepsopleidingsprofiel van Hoofdboekhouder wordt van de cursist verwacht dat hij de volgende attitudes, die gericht zijn op de vereiste beroepshoudingen, ontwikkelt en nastreeft: (Zie studie 129 van de VLOR, beroepshoudingen blz. 21 en 22) -
-
accuratesse: erop gericht zijn binnen de voorgeschreven tijd een taak nauwkeurig te voltooien; leergierigheid: actief zoeken om zijn competenties te verbreden en te verdiepen, zowel op het werk zelf (on-the-job-leren) als daarbuiten (bijscholing, vervolmaking). De ontwikkelingen in de sector willen opvolgen en stappen willen zetten om nieuwe dingen te leren; resultaatgerichtheid: gedreven naar einddoel van de activiteit toewerken, zich niet laten afleiden door details; zelfstandigheid en zin voor initiatief: zelfstandig aan een taak kunnen werken en problemen durven aanpakken;
75
-
discipline: zich willen houden aan de regels, procedures en afspraken; zin voor orde, netheid en nauwkeurigheid: erop gericht zijn nauwkeurig, net en met zin voor orde te werken volgens een efficiënt stappenplan eerlijkheid en discretie: eerlijk zijn en vertrouwelijke gegevens ook als dusdanig behandelen; kwaliteitszorg: erop gericht zijn nauwkeurig en oplettend te werken, geen fouten in het werk te laten;
Vaardigheden die verworven moeten worden zijn: - analytisch en kritisch vermogen; - reken- en cijfervaardigheid; - vaardigheid in het werken met een computer; - vaardigheid in het zien van details;
b) LEERPLANDOELSTELLINGEN: Ad 1 - Het doel van de analytische exploitatieboekhouding kunnen omschrijven. - Het onderscheid kunnen geven tussen kostprijsboekhouding en beleidsboekhouding. Ad 2 - De analytische boekhouding kunne situeren t.o.v. de algemene. - Het ontstaan van kosten kunnen verklaren en het begrip kostprijs kunnen omschrijven en toelichten. - De kosten kunnen indelen en het begrip kostensoort kunnen verklaren en toelichten m.b.t. de opbouw en analyse van het bedrijfsresultaat. - Het begrip kostenplaats kunnen verklaren en de betekenis en het belang ervan kunnen aanduiden en illustreren. - Het bedrijfsresultaat kunnen situeren t.o.v. het ondernemingsresultaat. - Het bedrijfsresultaat kunnen situeren t.o.v. het analytisch resultaat. - Weten dat B.T.W. slechts uitzonderlijk een kostprijselement vormt. Ad 3 - De belangrijkste technieken van analytische informatie kunnen opsommen en toelichten. - Het begrip extra-comptabel kunnen omschrijven. - De verschillende stappen in de extra-comptabele kostencalculatie kunnen geven en toelichten. - Het begrip kostenverdeelstaat kunnen omschrijven en toelichten. - De kostenverdeelstaat kunnen opstellen manueel en via een rekenblad. - Het verbijzonderen van kosten naar de kostenplaatsen, hulp-kostenplaatsen en kostendragers kunnen verklaren en toepassen. - De betekenis van de keuze van de kostenplaatsen kunnen aanduiden. - Het belang en de betekenis van het onderscheid tussen directe en indirecte kosten kunnen aantonen. - De werking en het gebruik van diverse omslagsleutels kunnen bespreken, evalueren en toepassen. - Het belang van de extra-comptabele berekening kunnen geven.
76
-
Het verband van de extra-comptabele berekening met de algemene boekhouding kunnen aanduiden. De werking van de kenmerkende rekeningen in de analytische exploitatieboekhouding kunnen verklaren en toepassen. Weten welke klassen van het rekeningstelsel voorbehouden zijn voor de analytische exploitatieboekhouding. Het rekeningstelsel kunnen aanpassen aan de noodwendigheden van de analytische boekhouding. De boekingen bij de aanvang van een nieuw boekjaar kunnen geven en verklaren. De boekingen tijdens de boekhoudperiode kunnen geven en verklaren. Belang en doel van de periodieke kostprijsberekening kunnen aantonen en de boekhoudkundige verwerking kunnen verklaren en toepassen. Het begrip geîntegreerde analytische boekhouding kunnen omschrijven.
Ad 4 - De waarde van bijproducten kunnen berekenen. - De waarde van afvalstoffen kunnen berekenen. - De waarde van goederen in bewerking kunnen berekenen. Ad 5 - De ondernemingen kunnen indelen volgens productiemodaliteiten. - De boekhoudkundige verwerking kunnen doen van ondernemingen die op voorraad werken in geval van productie van één fabrikaat. - De boekhoudkundige verwerking kunnen doen van ondernemingen die op voorraad werken in geval van productie van verschillende fabrikaten. - De boekhoudkundige verwerking kunnen doen van ondernemingen die op bestelling werken. - De boekhoudkundige verwerking kunnen doen van ondernemingen die in stadia werken. - De boekhoudkundige verwerking kunnen doen van ondernemingen waarvan de productie in bedrijfsafdelingen gebeurt. Ad 6 - Een kostprijsboekhouding kunnen voeren. - De kostprijs kunnen berekenen en verklaren. - Regularisatievoorstellen kunnen formuleren i.g.v. een slecht resultaat.
3. LEERINHOUDEN: 1. INLEIDING (o.a. doel) 2. ALGEMENE BEGRIPPEN 2.1. 2.2. 2.3. 2.4.
Vergelijking Algemene boekhouding – Analytische exploitatieboekhouding Kostensoorten Kostenplaatsen Bestemming van de kosten
77
2.5. 2.6. 2.7.
De begrippen kosten en kostprijs Bedrijfsresultaat A.B. = Exploitatieresultaat A. B.T.W. en de kostprijs
3. DIVERSE TECHNIEKEN VAN ANALYTISCHE INFORMATIE 3.1.
3.2.
3.3.
Extra-comptabele kostencalculatie - Algemene boekhouding en extra-comptabele kostencalculatie - De kostenverdeelstaat - Extra-comptabele berekeningen De autonome analytische boekhouding - Kenmerkende rekeningen van een kostprijsboekhouding - Het rekeningstelsel - Boekingen bij de aanvang van een nieuw boekjaar - Boekingen tijdens de boekhoudperiode De geïntegreerde analytische boekhouding
4. HET BEREKENEN VAN DE WAARDE VAN BIJPRODUCTEN, AFVALSTOFFEN EN GOEDEREN IN BEWERKING 5. AANPASSING VAN DE BOEKHOUDING AAN DE PRODUCTIEMODALITEITEN 5.1. 5.2.
5.3. 5.4. 5.5.
Soorten industriële ondernemingen Ondernemingen die op voorraad werken - Productie van één fabrikaat - Productie van verschillende fabrikaten Ondernemingen die op bestelling werken Productie in stadia Productie in bedrijfsafdelingen
6. GEVALLENSTUDIE 6.1. 6.2. 6.3.
Het voeren van een kostprijsboekhouding Kostprijsberekening Regularisatievoorstellen
4. METHODOLOGISCHE WENKEN: De analytische exploitatieboekhouding is die boekhouding waarin de kostprijs het centrale gegeven vormt. Het is van essentieel belang dat de cursist zich een goed beeld kan vormen van, en inzicht krijgt in de kostprijsconceptie. Pas dan kan de verwerking op de typische rekeningen van de kostprijsboekhouding aangeleerd worden. Het basisschema fungeert als leidraad en wordt bij de behandeling van de kostprijsfactoren stelselmatig uitgebouwd. bij de (voorbeeld)toepassingen wordt de algemene boekhouding als vertrekbasis genomen, daardoor wordt de specificiteit van de rekeningen (kostenplaatsen en spiegelrekeningen benadrukt.
78
Als synthese wordt na de behandeling van de kostprijsfactoren een geïntegreerde toepassing gemaakt. De techniek van de schematisering, in feite van de boekhoudkundige structuren, staat hierbij voorop. Een goede bordschikking is van groot belang. De aanwending van het journaal komt in tweede orde. Op de kostprijsboekhouding volgt de kostprijsstudie, met principes van periodiciteit in de kostprijsberekening en omslag van kosten. De leerstof wordt door de leerkracht aangebracht (ex cathedra). Dit gebeurt uiteraard op een concentrische wijze. D.w.z. via het eenvoudige naar het meer gecompliceerde. Klassikaal wordt een voorbeeldoefening uitgewerkt. De inoefening gebeurt door talrijke oefeningen individueel of in groepjes. Tenslotte worden volledige toepassingen behandeld, met parallelle boekingen in de algemene en analytische boekhouding. Waar mogelijk wordt via een rekenblad gewerkt (kostenverdeelstaat). Minimale didactische benodigdheden: Een uitgerust leslokaal met bord + krijt of witbord + stiften en een overheadprojector. Een computerlokaal met zoveel mogelijk een P.C. per cursist De cursisten beschikken over een handboek of cursus en bezitten een rekeningstelsel.
5. EVALUATIE: Tijdens het lesgebeuren wordt de leerstof d.m.v. talrijke oefeningen ingeoefend. Dit geeft de leerkracht de kans individueel vast te stellen waar elke cursist staat en eventueel bij te sturen. Tevens verdient het aanbeveling een reeks oefeningen te voorzien die niet klassikaal opgelost worden maar individueel door de cursist kunnen opgelost worden. De oplossingen van deze oefeningen kunnen ter beschikking gesteld worden van de cursist of hij kan de oefeningen ter verbetering afgeven aan de leerkracht. Op deze manier kan de cursist zelf zijn reeds bereikte kennisniveau evalueren. De vermelde vaardigheden worden tijdens de oefeningen procesmatig geëvalueerd en bijgestuurd. Op het einde van de module volgt een schriftelijk afsluitend examen. Dit bepaalt of de cursist al dan niet geslaagd is en verder mag naar een eventuele volgende module. Het spreekt vanzelf dat een basiskennis moet verworven zijn en vanuit die optiek is het geven van een ‘open boek’ examen dan ook af te raden.
79
6. BIBLIOGRAFIE: -
Cost accounting van A. Jorissen, C. Lefebvre, A. Popleu, F. Roodhooft, C. Van Liedekerke en G. Walraevens – Uitgegeven door Standaard Uitgeverij MIM
-
Analytisch boekhouden en kostencalculatie van W. Bruggeman, E. De Lembre, P. Everaert, W. Georges, R. Paemeleire en E. Van Geyt – Uitgegeven door Wolters Leuven
-
Kosten en resultaat van Robert S. Kaplan en Robin Cooper – Uitgegeven door Academic Service (Wouter Import)
-
Management Accounting van M. Erlingen, Deel 1 Cost Accounting - Analytisch exploitatieboekhouden - uitgegeven door Uitgeverij Den Arend, Bonheiden.
80
E4 CONSOLIDATIE (40 lt)
1. BEGINSITUATIE:
a) TOELATINGSVOORWAARDEN: De cursist moet voldoen aan de toelatingsvoorwaarden zoals omschreven in de artikelen 34, 35, 36 en 37 van het decreet volwassenenonderwijs van 2 maart 1999.
b) VEREISTE VOORKENNIS: A1 Basis dubbel boekhouden A2 Aanvullend dubbel boekhouden B1 Vennootschapsrecht B2 Vennootschapsboekhouden B3 Vennootschapsbelasting
2. DOELSTELLINGEN: a) ALGEMENE DOELSTELLING: Het uiteindelijk doel van het vak is dat de cursist de diverse aspecten m.b.t. consolidatie van een onderneming leert kennen. Inzicht en kennis in verband met de Belgische en Europese wetgeving m.b.t. consolidatie wordt aangeleerd. De cursist kent op het einde van deze module de verschillende consolidatiemethodes en kan ze toepassen. Hij kan een controle van een geconsolideerde jaarrekening uitvoeren. In aansluiting op het Beroepsopleidingsprofiel van Hoofdboekhouder wordt van de cursist verwacht dat hij de volgende attitudes, die gericht zijn op de vereiste beroepshoudingen, ontwikkelt en nastreeft: (Zie studie 129 van de VLOR, beroepshoudingen blz. 21 en 22) -
-
accuratesse: erop gericht zijn binnen de voorgeschreven tijd een taak nauwkeurig te voltooien; leergierigheid: actief zoeken om zijn competenties te verbreden en te verdiepen, zowel op het werk zelf (on-the-job-leren) als daarbuiten (bijscholing, vervolmaking). De ontwikkelingen in de sector willen opvolgen en stappen willen zetten om nieuwe dingen te leren; resultaatgerichtheid: gedreven naar einddoel van de activiteit toewerken, zich niet laten afleiden door details; zelfstandigheid en zin voor initiatief: zelfstandig aan een taak kunnen werken en problemen durven aanpakken;
81
-
discipline: zich willen houden aan de regels, procedures en afspraken; zin voor orde, netheid en nauwkeurigheid: erop gericht zijn nauwkeurig, net en met zin voor orde te werken volgens een efficiënt stappenplan eerlijkheid en discretie: eerlijk zijn en vertrouwelijke gegevens ook als dusdanig behandelen; kwaliteitszorg: erop gericht zijn nauwkeurig en oplettend te werken, geen fouten in het werk te laten;
Vaardigheden die verworven moeten worden zijn: - analytisch en kritisch vermogen; - hanteren van de documenten; - reken- en cijfervaardigheid; - vaardigheid in het zien van details; - correct taalgebruik.
b) LEERPLANDOELSTELLINGEN: Ad 1 - De wettelijke verplichtingen van een handelsonderneming i.v.m. consolidatie kunnen schetsen. - De wettelijke verplichtingen van een industriële onderneming i.v.m. consolidatie kunnen schetsen - De wettelijke verplichtingen van een financiële instelling i.v.m. consolidatie kunnen schetsen - De wettelijke verplichtingen van een portefeuillemaatschappij i.v.m. consolidatie kunnen schetsen - De wettelijke verplichtingen van een verzekeringsonderneming i.v.m. consolidatie kunnen schetsen. - Het onderscheid tussen global players en local players kunnen geven. - De internationale normen kunnen toetsen en vergelijken met de Belgische praktijk. - Op de hoogte zijn van de laatste adviezen van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen. Ad 2 - De organisatorische aspecten van een consolidatie kennen en kunnen toelichten. Ad 3 - De geconsolideerde jaarrekening kunnen controleren. - Het verslag van de geconsolideerde jaarrekening kunnen opstellen. - De aspecten van certificering kennen en kunnen toepassen. Ad 4 - Een financiële analyse kunnen uitvoeren van een geconsolideerde jaarrekening kunnen uitvoeren.
82
Ad 5 - Aan de hand van syntheseoefeningen een jaarrekening kunnen consolideren. - Aan de hand van syntheseoefeningen een jaarrekening kunnen controleren
3. LEERINHOUDEN: 1. WETTELIJK EN BOEKHOUDTECHNISCH KADER VAN EEN CONSOLIDATIE 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. 1.6. 1.7. 1.8.
De handelsonderneming De industriële onderneming De kredietinstellingen De portefeuillemaatschappijen De verzekeringsondernemingen Onderscheid tussen global players en local players Toetsing en vergelijking van de internationale normen met de Belgische praktijk Laatste adviezen van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen (Ub)
2. ORGANISATORISCHE ASPECTEN VAN EEN CONSOLIDATIE 3. CONTROLE VAN EEN GECONSOLIDEERDE JAARREKENING 3.1. 3.2. 3.3.
Controle Verslaggeving Certificering
4. FINANCIELE ANALYSE VAN EEN GECONSOLIDEERDE JAARREKENIG (Ub) 5. SYNTHESEOEFENINGEN (Ub)
4. METHODOLOGISCHE WENKEN: In het afgebakend kader van het curriculum dient gestreefd te worden naar een afweging tussen de praktijkgerichte benadering en de theoretische beschouwingen. Deze theoretische beschouwingen dienen bondig ingevuld te worden en leveren een bijdrage tot de oplossing van de concrete toepassingsgevallen. Het gebruik van didactische media zoals de overheadprojector ondersteunt de lespraktijk. Transparanten kunnen aangemaakt worden voor schematische voorstellingen. De leerstof wordt door de leerkracht aangebracht (ex cathedra). Na een voorbeeldoefening gebeurt de inoefening door talrijke oefeningen in groepjes. Afhankelijk van de beschikbare tijd en het niveau van de groep kunnen syntheseoefeningen gemaakt worden. In de leerstof aangeduid met Ub = Uitbreidingsleerstof. Minimale didactische benodigdheden: Een uitgerust leslokaal met bord + krijt of witbord + stiften en een overheadprojector. De cursisten beschikken over een handboek of cursus.
83
5. EVALUATIE: Tijdens het lesgebeuren wordt de leerstof d.m.v. talrijke oefeningen ingeoefend. Dit geeft de leerkracht de kans individueel vast te stellen waar elke cursist staat en eventueel bij te sturen. Tevens verdient het aanbeveling een reeks oefeningen te voorzien die niet klassikaal opgelost worden maar individueel door de cursist kunnen opgelost worden. De oplossingen van deze oefeningen kunnen ter beschikking gesteld worden van de cursist of hij kan de oefeningen ter verbetering afgeven aan de leerkracht. Op deze manier kan de cursist zelf zijn reeds bereikte kennisniveau evalueren. De vermelde vaardigheden worden tijdens de oefeningen procesmatig geëvalueerd en bijgestuurd. Op het einde van de module volgt een schriftelijk afsluitend examen. Dit bepaalt of de cursist al dan niet geslaagd is en verder mag naar een eventuele volgende module.
6. BIBLIOGRAFIE: -
Consolidatie van C. Rombaut – Uitgegeven door Standaard Uitgeverij MIM
84
F1 KOSTENBELEID EN BUGETTERING (60 lt)
1. BEGINSITUATIE:
a) TOELATINGSVOORWAARDEN: De cursist moet voldoen aan de toelatingsvoorwaarden zoals omschreven in de artikelen 34, 35, 36 en 37 van het decreet volwassenenonderwijs van 2 maart 1999.
b) VEREISTE VOORKENNIS: A1 Basis dubbel boekhouden A2 Aanvullend dubbel boekhouden E3 Kostprijsberekening
2. DOELSTELLINGEN:
a) ALGEMENE DOELSTELLING:
Het uiteindelijk doel van het vak is de cursist voorstellen te leren formuleren voor het financieel- en kostenbeleid van een eenvoudige onderneming. Inzicht en kennis in verband met het opstellen van budgetten wordt aangeleerd. Op het einde van deze module kan de cursist deze budgetten opstellen, toetsen en analyseren. In aansluiting op het Beroepsopleidingsprofiel van Hoofdboekhouder wordt van de cursist verwacht dat hij de volgende attitudes, die gericht zijn op de vereiste beroepshoudingen, ontwikkelt en nastreeft: (Zie studie 129 van de VLOR, beroepshoudingen blz. 21 en 22) -
accuratesse: erop gericht zijn binnen de voorgeschreven tijd een taak nauwkeurig te voltooien; resultaatgerichtheid: gedreven naar einddoel van de activiteit toewerken, zich niet laten afleiden door details; zelfstandigheid en zin voor initiatief: zelfstandig aan een taak kunnen werken en problemen durven aanpakken; discipline: zich willen houden aan de regels, procedures en afspraken; zin voor orde, netheid en nauwkeurigheid: erop gericht zijn nauwkeurig, net en met zin voor orde te werken volgens een efficiënt stappenplan zin voor samenwerking: willen bijdragen tot een leef- en werkomgeving als gemeenschap van mensen die iets voor elkaar betekenen en elkaar helpen (verantwoordelijkheid opnemen in geval van onopzettelijke fouten,
85
-
medewerkers in de groep willen opnemen, bemiddelen bij conflicten, kritiek geven en nemen, inspringen waar nodig) eerlijkheid en discretie: eerlijk zijn en vertrouwelijke gegevens ook als dusdanig behandelen; kwaliteitszorg: erop gericht zijn nauwkeurig en oplettend te werken, geen fouten in het werk te laten;
Vaardigheden die verworven moeten worden zijn: - analytisch en kritisch vermogen; - reken- en cijfervaardigheid; - sociale en communicatieve vaardigheden; - vaardigheid in het zien van details; - correct taalgebruik.
b) LEERPLANDOELSTELLINGEN: Ad 1 -
Het begrip bedrijfsdrukte kunnen omschrijven. De invloed van de bedrijfsdrukte op de kosten kunnen bespreken. Het onderscheid tussen vaste en variabele kosten kunnen geven. Het belang van het onderscheid tussen vaste en variabele kosten kunnen aantonen. Het onderscheid tussen directe en indirecte kosten kunnen geven. Het belang van het onderscheid tussen directe en indirecte kosten kunnen aantonen.
Ad 2 - Het begrip variabele kostencalculatie kunnen omschrijven en toelichten. - De principes, mogelijkheden en beperkingen van direct-costing kunnen situeren. - De principes, mogelijkheden en beperkingen van direct-costing kunnen evalueren. - De principes, mogelijkheden en beperkingen van direct-costing kunnen toepassen. - De varianten van direct costing kunnen bespreken. Ad 3 - Het begrip kritische omzet techniek kunnen omschrijven en toelichten. - De principes, mogelijkheden en beperkingen van de kritische omzet techniek kunnen situeren. - De principes, mogelijkheden en beperkingen van de kritische omzet techniek kunnen evalueren. - De principes, mogelijkheden en beperkingen van de kritische omzet techniek kunnen toepassen.
86
Ad 4 - Het begrip differentiële kostencalculatie kunnen omschrijven en toelichten. - De principes, mogelijkheden en beperkingen van de differentiële kostencalculatie techniek kunnen situeren. - De principes, mogelijkheden en beperkingen van de differentiële kostencalculatie techniek kunnen evalueren. - De principes, mogelijkheden en beperkingen van de differentiële kostencalculatie techniek kunnen toepassen. Ad 5 -
Het begrip standaardkosten kunnen omschrijven en toelichten. Het principe van de standaardcalculatie kunnen verklaren. Het verschil tussen de werkelijke en de standaardkostprijs kunnen analyseren. De boekingen m.b.t. de standaardkostprijs en de standaardkostprijsverschillen kunnen verklaren en toepassen.
Ad 6 - Het begrip activity based costing kunnen omschrijven en toelichten. - De basisprincipes, mogelijkheden en beperkingen van activity based costing kunnen situeren. - De basisprincipes, mogelijkheden en beperkingen van activity based costing kunnen evalueren. - De basisprincipes, mogelijkheden en beperkingen van activity based costing kunnen toepassen. - Het financiële verslag i.v.m. de resultaten van een analyse i.v.m. activity based costing kunnen opstellen. Ad 7 - De begrippen planning en budgettering kunnen omschrijven en toelichten. - Het onderscheid tussen beide begrippen kunnen aangeven. - Het begrip bedrijfsbudgettering kunnen verklaren en de voordelen ervan kunnen bespreken. - Diverse systemen van budgettering kunnen toelichten en het verband tussen standaardkosten en budgettering kunnen aantonen. - De begrippen verkoop- en verkoopkostenbudget kunnen omschrijven. - Het onderscheid tussen beide begrippen kunnen aangeven. - Het verkoop- en verkoopkostenbudget kunnen opstellen. - De begrippen productiebudget en voorraadbudget gereed product kunnen omschrijven. - Het onderscheid tussen beide begrippen kunnen aangeven. - Het productiebudget en voorraadbudget gereed product kunnen opstellen. - Het begrip investeringsbudget kunnen omschrijven. - Het investeringsbudget kunnen opstellen. - Het begrip kostenbudgettering kunnen omschrijven. - De algemene benadering van de kostenbudgettering kunnen toelichten. - Het begrip materiaalbudget kunnen omschrijven. - Het materiaalbudget kunnen opstellen. - Het begrip personeelsbudget kunnen omschrijven. - Het personeelsbudget kunnen opstellen.
87
-
De begrippen indirecte productiekostenbudget, beheerskostenbudget en administratiekostenbudget kunnen omschrijven. Het indirecte productiekostenbudget kunnen opstellen. Het beheerskostenbudget kunnen opstellen. Het administratiekostenbudget kunnen opstellen. Het begrip liquiditeitenbudget kunnen omschrijven. Het liquiditeitenbudget kunnen opstellen. Het begrip gebudgetteerde jaarrekening kunnen omschrijven. De gebudgetteerde jaarrekening kunnen opstellen. De gebudgetteerde jaarrekening kunnen bespreken. Het begrip zero base budgetting kunnen omschrijven.
3. LEERINHOUDEN: 1. KOSTENGEDRAGINGEN 2.1. 2.2. 2.3.
Bedrijfsdrukte Vaste en variabele kosten Verdeling van indirecte kosten
2. VARIABELE KOSTENCALCULATIE - DIRECT COSTING 2.1. 2.2. 2.3. 2.4. 2.5.
Begrip Beoordeling Toepassingsmogelijkheden Varianten van direct costing Toepassingen
3. KRITISCHE OMZET TECHNIEK 3.1. 3.2. 3.3. 3.4.
Begrip Beoordeling Toepassingsmogelijkheden Toepassingen
4. DIFFERENTIËLE KOSTENCALCULATIE 4.1. 4.2. 4.3. 4.4.
Begrip Beoordeling Toepassingsmogelijkheden Toepassingen
5. STANDAARDKOSTENCALCULATIE 5.1. 5.2. 5.3. 5.4.
Begrip Analyse van de verschillen Boekhoudkundige verwerking Toepassingen
88
6. ACTIVITY BASED COSTING 6.1. 6.2. 6.3. 6.4. 6.5.
Begrip Basisprincipes Toepassingsmogelijkheden ABC-systemen en financiële verslaggeving Toepassingen
7. BUDGETTEN 7.1. 7.2. 7.3. 7.4. 7.5. 7.6. 7.7. 7.8. 7.9. 7.10. 7.11.
Planning en budgettering Verkoop- en verkoopkostenbudget Productiebudget en voorraadbudget gereed product Investeringsbudget Kostenbudgettering: algemene benadering Materiaalbudgetten Personeelsbudget Budget indirecte productie-, beheers- en administratiekosten Liquiditeitenbudget Gebudgetteerde jaarrekening Zero Base Budgeting
4. METHODOLOGISCHE WENKEN: In het afgebakend kader van het curriculum dient gestreefd te worden naar een afweging tussen de praktijkgerichte benadering en de theoretische beschouwingen. Deze theoretische beschouwingen dienen bondig ingevuld te worden en leveren een bijdrage tot de oplossing van de concrete toepassingsgevallen. Het gebruik van didactische media zoals de overheadprojector ondersteunt de lespraktijk. Transparanten kunnen aangemaakt worden voor schematische voorstellingen. De leerstof wordt door de leerkracht aangebracht (ex cathedra). Na een voorbeeldoefening gebeurt de inoefening door talrijke oefeningen in groepjes. Minimale didactische benodigdheden: Een uitgerust leslokaal met bord + krijt of witbord + stiften en een overheadprojector. De cursisten beschikken over een handboek of cursus.
89
5. EVALUATIE: Tijdens het lesgebeuren wordt de leerstof d.m.v. talrijke oefeningen ingeoefend. Dit geeft de leerkracht de kans individueel vast te stellen waar elke cursist staat en eventueel bij te sturen. Tevens verdient het aanbeveling een reeks oefeningen te voorzien die niet klassikaal opgelost worden maar individueel door de cursist kunnen opgelost worden. De oplossingen van deze oefeningen kunnen ter beschikking gesteld worden van de cursist of hij kan de oefeningen ter verbetering afgeven aan de leerkracht. Op deze manier kan de cursist zelf zijn reeds bereikte kennisniveau evalueren. De vermelde vaardigheden worden tijdens de oefeningen procesmatig geëvalueerd en bijgestuurd. Op het einde van de module volgt een schriftelijk afsluitend examen. Dit bepaalt of de cursist al dan niet geslaagd is en verder mag naar een eventuele volgende module.
6. BIBLIOGRAFIE: -
Management Accounting van A. Jorissen, C. Lefebvre, A. Popleu, F. Roodhooft, C. Van Liedekerke, G. Walraevens – Uitgegeven door Standaard Uitgeverij MIM
-
Budgettering van L. Van Haute en T. Versleegers – Uitgegeven door Standaard Uitgeverij MIM
-
Financieel Management van Cees van Alphen - Uitgegeven door Academic Service, Wouters Import
90
F2 ORGANISATIE EN COMMUNICATIE (60lt)
1. BEGINSITUATIE:
a) TOELATINGSVOORWAARDEN: De cursist moet voldoen aan de toelatingsvoorwaarden zoals omschreven in de artikelen 34, 35, 36 en 37 van het decreet volwassenenonderwijs van 2 maart 1999.
b) VEREISTE VOORKENNIS: Er is geen specifieke voorkennis vereist.
2. DOELSTELLINGEN: a) ALGEMENE DOELSTELLING: Het uiteindelijk doel van deze module is de cursist te leren een boekhoudafdeling te coördineren. Inzicht en kennis in verband met de verschillende technieken (klasseren, vergadertechnieken, opstellen van procedures, het voeren van functioneringsgesprekken…) wordt aangebracht. Op het einde van deze module kan de cursist deze technieken toepassen en evalueren. In aansluiting op het Beroepsopleidingsprofiel van Hoofdboekhouder wordt van de cursist verwacht dat hij de volgende attitudes, die gericht zijn op de vereiste beroepshoudingen, ontwikkelt en nastreeft: (Zie studie 129 van de VLOR, beroepshoudingen blz. 21 en 22) -
accuratesse: erop gericht zijn binnen de voorgeschreven tijd een taak nauwkeurig te voltooien; resultaatgerichtheid: gedreven naar einddoel van de activiteit toewerken, zich niet laten afleiden door details; zelfstandigheid en zin voor initiatief: zelfstandig aan een taak kunnen werken en problemen durven aanpakken; discipline: zich willen houden aan de regels, procedures en afspraken; zin voor samenwerking: willen bijdragen tot een leef- en werkomgeving als gemeenschap van mensen die iets voor elkaar betekenen en elkaar helpen (verantwoordelijkheid opnemen in geval van onopzettelijke fouten, medewerkers in de groep willen opnemen, bemiddelen bij conflicten, kritiek geven en nemen, inspringen waar nodig)
91
-
eerlijkheid en discretie: eerlijk zijn en vertrouwelijke gegevens ook als dusdanig behandelen;
Vaardigheden die verworven moeten worden zijn: - analytisch en kritisch vermogen; - sociale en communicatieve vaardigheden; - vaardigheid in het zien van details; - correct taalgebruik.
b) LEERPLANDOELSTELLINGEN: Ad 1 -
Ad 2 -
De plaats van de boekhoudafdeling in een organisatie kunnen aangeven. Een nieuwe medewerker wegwijs kunnen maken in de boekhoudafdeling. De verschillende klasseer- en archiveringssystemen kennen. De verschillende klasseer- en archiveringssystemen kunnen beoordelen en een klasseer- en archiveringssysteem kunnen kiezen. De principes van time-management en arbeidsorganisatie kennen en kunnen bespreken. De werkzaamheden binnen de afdeling naar prioriteit kunnen verdelen en kunnen coördineren. De principes van human resources management kunnen bespreken. De functieomschrijvingen en functie-eisen voor medewerkers van de boekhouding kennen. Een functieomschrijving voor medewerkers opstellen kunnen opstellen. Nieuwe tendensen kunnen volgen en de nood aan bijscholing kunnen onderzoeken. Een geschikte bijscholing kunnen zoeken. Een gevolgde bijscholing kunnen evalueren. Een werkoverleg kunnen plannen, organiseren, leiden en opvolgen.
Schriftelijk voorstellen kunnen presenteren. Schriftelijk kunnen rapporteren. Mondeling voorstellen kunnen presenteren. Mondeling kunnen rapporteren. Contacten met externe raadgevers kunnen onderhouden. De logische opbouw van een vergadering kunnen geven en bespreken. Medewerkers bij het uitvoeren van hun werkzaamheden kunnen begeleiden, stimuleren en motiveren. Instructies kunnen geven. Een functioneringsgesprek kunnen voeren. Feedback kunnen geven. Een evaluatiegesprek kunnen voeren. Voorstellen voor de promotie/het ontslag van medewerkers kunnen formuleren. De stappen bij het voeren van een sollicitatiegesprek kunnen opsommen en bespreken.
92
-
Sollicitatiegesprekken kunnen voeren en voorstellen tot aanwerving kunnen doen.
3. LEERINHOUDEN: 1. ORGANISATIE 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. 1.6. 1.7. 1.8. 1.9. 1.10. 1.11. 1.12. 1.13. 1.14. 1.15. 1.16. 1.17.
De plaats van de boekhoudafdeling in een organisatie. Een nieuwe medewerker wegwijs maken in de boekhoudafdeling. De verschillende klasseer- en archiveringssystemen. Een klasseer- en archiveringssysteem kiezen. Principes van time-management en arbeidsorganisatie. De werkzaamheden binnen de afdeling naar prioriteit. De werkzaamheden binnen de afdeling coördineren. Principes van human resources management. Functieomschrijvingen en functie-eisen voor medewerkers van de boekhouding. Een functieomschrijving voor medewerkers opstellen. Nieuwe tendensen en de nood aan bijscholing. Criteria voor een geschikte bijscholing. Het evalueren van een gevolgde bijscholing. Het plannen van een werkoverleg. Het organiseren van een werkoverleg. Het leiden van een werkoverleg. Het opvolgen van een werkoverleg.
2. COMMUNICATIE 2.1. 2.2. 2.3. 2.4. 2.5. 2.6. 2.7. 2.8. 2.9. 2.10. 2.11. 2.12. 2.13. 2.14.
Het presenteren van schriftelijke voorstellen. Schriftelijk rapporteren. Het presenteren van mondeling voorstellen. Mondeling rapporteren. Contacten met externe raadgevers . De logische opbouw van een vergadering. Het begeleiden, stimuleren en motiveren van medewerkers bij het uitvoeren van hun werkzaamheden. Het geven van instructies. Het functioneringsgesprek. Het geven van feedback. Het evaluatiegesprek. Het formuleren van voorstellen voor de promotie/het ontslag van medewerkers. De stappen bij het voeren van een sollicitatiegesprek. Het voeren van sollicitatiegesprekken en voorstellen tot aanwerving.
4. METHODOLOGISCHE WENKEN:
93
De leerstof wordt door de leerkracht aangebracht (ex cathedra). Waar mogelijk worden de verschillende technieken ingeoefend door vb. rollenspel (functioneringsgesprekken, evaluatiegesprekken, sollicitatiegesprekken, vergadertechnieken). Het gebruik van didactische media (video, overheidprojector) versterkt de impact op de lessen. Transparanten kunnen aangemaakt worden voor schematische voorstellingen. Minimale didactische benodigdheden: Een uitgerust leslokaal met bord + krijt of witbord + stiften en een overheadprojector. De cursisten beschikken over een handboek of cursus. Desgevallend een videotoestel + televisietoestel of DVD-toestel.
5. EVALUATIE: Tijdens het lesgebeuren worden de technieken d.m.v. talrijke oefeningen ingeoefend. Dit geeft de leerkracht de kans individueel vast te stellen waar elke cursist staat en eventueel bij te sturen. De vermelde vaardigheden worden tijdens de oefeningen procesmatig geëvalueerd en bijgestuurd. Op het einde van de module volgt een schriftelijk afsluitend examen. Dit bepaalt of de cursist al dan niet geslaagd is. Voor het gedeelte “gesprekken” (functioneringsgesprekken, evaluatiegesprekken, sollicitatiegesprekken), is een mondeling examen aangewezen.
94
6. BIBLIOGRAFIE: -
Gids voor management en organisatie van R. Frederix – Uitgegeven door Standaard Uitgeverij MIM
-
Organisatieleer van A. De Coen – Uitgegeven door Standaard Uitgeverij MIM
-
Professioneel schrijven van Ed Grubben & Jan Vriens - Uitgegeven door Academic Service, Wouters Import
-
Effectieve tweegesprekken van Marike van den Berg - Uitgegeven door Academic Service, Wouters Import
-
Professioneel personeel selecteren van Hofkes, Meekel - Uitgegeven door Academic Service, Wouters Import
-
Handboek management vaardigheden van Robert E. Quinn e.a. - Uitgegeven door Academic Service, Wouters Import
-
Trainen van interpersoonlijke vaardigheden van Stephen P. Robbins en Philip L. Hunsaker - Uitgegeven door Academic Service, Wouters Import
-
Basisboek bedrijfskunde van S.W. Douma - Uitgegeven door Academic Service, Wouters Import
-
Organisatietheorie en -ontwerp van Richard L. Daft - Uitgegeven door Academic Service, Wouters Import
-
Management van James A.F. Stover, R. Edward Freeman & Daniel G. Gilbert - Uitgegeven door Academic Service, Wouters Import
-
Moderne organisatietheoriën van G.W.J. Hendrikse - Uitgegeven door Academic Service, Wouters Import
-
Managementteams van R. Meredith Belbin - Uitgegeven door Academic Service, Wouters Import
-
Teamrollen op het werk van R. Meredith Belbin - Uitgegeven door Academic Service, Wouters Import
-
Organiseer uw werk anders van R. Meredith Belbin - Uitgegeven door Academic Service, Wouters Import
-
Diepgaande verandering van Robert E. Quinn - Uitgegeven door Academic Service, Wouters Import
-
Gedrag in organisaties van Stephen P. Robbins - Uitgegeven door Academic Service, Wouters Import
95
G1 PROJECTWERK (40lt) 1. BEGINSITUATIE:
a) TOELATINGSVOORWAARDEN: De cursist moet voldoen aan de toelatingsvoorwaarden zoals omschreven in de artikelen 34, 35, 36 en 37 van het decreet volwassenenonderwijs van 2 maart 1999.
b) VEREISTE VOORKENNIS: Er is geen specifieke voorkennis vereist. 2. DOELSTELLINGEN: a) ALGEMENE DOELSTELLING: In deze module wordt uitdrukkelijk de link met de praktijk gelegd. Het uiteindelijk doel is dat de cursist leert de in de opleiding verworven kennis praktisch toe te passen. Inzicht en kennis werd reeds verworven in al de voorgaande modules. De cursist kan deze kennis, het verworven inzicht en de aangeleerde technieken toepassen. In aansluiting op het Beroepsopleidingsprofiel van Hoofdboekhouder wordt van de cursist verwacht dat hij de volgende attitudes, die gericht zijn op de vereiste beroepshoudingen, ontwikkelt en nastreeft: (Zie studie 129 van de VLOR, beroepshoudingen blz. 21 en 22) -
-
accuratesse: erop gericht zijn binnen de voorgeschreven tijd een taak nauwkeurig te voltooien; leergierigheid: actief zoeken om zijn competenties te verbreden en te verdiepen, zowel op het werk zelf (on-the-job-leren) als daarbuiten (bijscholing, vervolmaking). De ontwikkelingen in de sector willen opvolgen en stappen willen zetten om nieuwe dingen te leren; resultaatgerichtheid: gedreven naar einddoel van de activiteit toewerken, zich niet laten afleiden door details; zelfstandigheid en zin voor initiatief: zelfstandig aan een taak kunnen werken en problemen durven aanpakken; discipline: zich willen houden aan de regels, procedures en afspraken; zin voor orde, netheid en nauwkeurigheid: erop gericht zijn nauwkeurig, net en met zin voor orde te werken volgens een efficiënt stappenplan zin voor samenwerking: willen bijdragen tot een leef- en werkomgeving als gemeenschap van mensen die iets voor elkaar betekenen en elkaar helpen (verantwoordelijkheid opnemen in geval van onopzettelijke fouten, 96
-
medewerkers in de groep willen opnemen, bemiddelen bij conflicten, kritiek geven en nemen, inspringen waar nodig) eerlijkheid en discretie: eerlijk zijn en vertrouwelijke gegevens ook als dusdanig behandelen; kwaliteitszorg: erop gericht zijn nauwkeurig en oplettend te werken, geen fouten in het werk te laten;
Vaardigheden die verworven moeten worden zijn: - analytisch en kritisch vermogen; - hanteren van de documenten; - reken- en cijfervaardigheid; - vaardigheid in het werken met een computer; - sociale en communicatieve vaardigheden; - vaardigheid in het zien van details; - correct taalgebruik.
b) LEERPLANDOELSTELLINGEN: De leerplandoelstellingen van alle voorgaande modules zitten hierin vervat. Het accent zal liggen op de attitudes en vaardigheden vermits kennis, inzicht en kunnen toepassen verondersteld wordt bereikt te zijn in de voorgaande modules. Ad 1 - Het zelfstandig kunnen maken van een casestudy. (Analyseren van de jaarrekening, audit, kostprijsberekening, opstellen van procedureregels….) Ad 2 - Schriftelijk kunnen rapporteren. - Kunnen evalueren en beoordelen.
Ad 3 - Nieuwe leerstof kunnen verwerken en schriftelijk kunnen rapporteren. Ad 4 - Toepassen van de aangeleerde kennis, inzichten en technieken in een concrete werksituatie. Ad 5 - Kunnen samenwerken in groepsverband aan een opdracht en deze tot een goed einde brengen. 3. LEERINHOUDEN: Afhankelijk van de jaarlijkse keuze van het centrum en/of de cursist an dit zijn: 1. Casestudies. 2. Bedrijfsbezoeken + verslaggeving. 3. Gastsprekers (rond actuele thema’s) + verslaggeving. 97
4. Stage. 5. Groepsopdrachten.
4. METHODOLOGISCHE WENKEN: De invulling van deze module kan van jaar tot jaar verschillen. Ze kan zelfs verschillen van cursist tot cursist (differentiatie). De cursist wordt begeleid bij de uitvoering van de opdrachten. Minimale didactische benodigdheden: Een uitgerust leslokaal met bord + krijt of witbord + stiften en een overheadprojector.
5. EVALUATIE: De vermelde vaardigheden worden tijdens de uitvoering van de opdracht procesmatig geëvalueerd en bijgestuurd. De evaluatie van de opdracht zal meteen ook de evaluatie van deze module betekenen. Afhankelijk van de gekozen opdracht zal de boordeling procesmatig zijn (stage) en/of of een evaluatie van het eindproduct (casestudy, verslag of groepswerkt) 6. BIBLIOGRAFIE: -
Verwezen wordt naar de literatuurlijsten van de voorgaande modules.
98