ECLI:NL:RBOVE:2015:4669 Instantie:
Rechtbank Overijssel
Datum uitspraak:
16-10-2015
Datum publicatie:
16-10-2015
Zaaknummer:
08/955379-14
Rechtsgebieden:
Strafrecht
Bijzondere kenmerken:
Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen:
Rechtspraak.nl
Uitspraak Rechtbank Overijssel Afdeling Strafrecht Zittingsplaats Almelo Parketnummer (P): 08/955379-14 Datum vonnis: 16 oktober 2015 Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1971 in [geboorteplaats] , wonende in [woonplaats] , [adres] . 1 Het onderzoek op de terechtzitting Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 26 juni 2015 en 2 oktober 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.Y. Huang en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. R. Oude Breuil, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht. 2 De tenlastelegging De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte: ontucht heeft gepleegd met zijn leerlinge. Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte (na wijziging van de tenlastelegging) dat: hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 mei 2013 tot en met 21 november 2013 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten en/of te Almelo, gemeente Almelo, (telkens) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , geboren op [geboortedag] 1995, immers heeft hij, verdachte, één of meermalen;
- zijn vinger(s) en/of penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of geduwd en/of - voornoemde [slachtoffer] zijn, verdachtes, penis doen vastpakken en/of vasthouden en/of (vervolgens) doen aftrekken en/of - voornoemde [slachtoffer] op/tegen de mond gezoend en/of getongzoend en/of - één of meerdere foto's van zijn, verdachtes, ontbloot geslachtsdeel en/of filmopnamen, waarbij verdachte zichzelf aan het masturberen was, gezonden aan die [slachtoffer] en/of - die voornoemde [slachtoffer] gevraagd en/of aangespoord (een) foto(‘s) en/of filmopnamen van haar (ontblote) lichaam te maken en/of aan hem, verdachte, toe te zenden. 3 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het tenlastegelegde wordt veroordeeld voor tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Daarbij dienen als bijzondere voorwaarden te worden opgelegd dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dat inhoudt een meldplicht en het meewerken aan een intake traject en, indien geïndiceerd, een behandeltraject bij Transfore of soortgelijke ambulante forensische zorg. Daarnaast dient de vordering van de benadeelde partij te worden toegewezen tot een bedrag van € 3.696,02, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging daarbij van de schadevergoedingsmaatregel. 4 De voorvragen De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. 5 De beoordeling van het bewijs Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. De rechtbank nummert omwille van de leesbaarheid de in de tenlastelegging voorkomende gedachtestreepjes van 1 tot en met 5. 5.1. Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie is van mening dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring van de gehele tenlastelegging te komen. Verdachte heeft ter zitting immers verklaard dat er in de tenlastegelegde periode sprake was van een affectieve relatie tussen hem en het slachtoffer waarbij hij naar eigen zeggen het slachtoffer twee maal heeft gezoend en er over en weer seksueel getinte foto’s en video’s werden uitgewisseld. Hoewel verdachte het tenlastegelegde onder de gedachtestreepjes 1 en 2 ten stelligste ontkent, acht de officier van justitie de verklaring van verdachte op dit punt ongeloofwaardig. De officier van
justitie heeft hierbij gelet op de aangifte, verklaringen van twee vriendinnen van het slachtoffer, de aanvankelijk leugenachtige verklaringen van verdachte waar het gaat om zijn omgang met [slachtoffer] en het feit dat verdachte bij het slachtoffer thuis is geweest terwijl haar ouders niet aanwezig waren. 5.2. Het standpunt van de verdediging De verdediging stelt zich op het standpunt dat de ontuchtige handelingen zoals omschreven onder de gedachtestreepjes 3, 4 en 5 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Verdachte heeft deze handelingen ook bekend. Verdachte heeft de ontuchtige handelingen zoals omschreven onder het eerste en tweede gedachtestreepje zowel bij de politie als tegenover de rechtbank stellig ontkend. De verdediging stelt zich voor wat betreft die ontuchtige handelingen op het standpunt dat er geen overtuigend bewijs is, zodat daarvoor vrijspraak moet volgen. Daartoe voert de verdediging aan dat er veel ontlastend bewijs is. Zo geeft [slachtoffer] details over de opslagruimte bij het metsellokaal die evident in strijd met de waarheid zijn, is er niet 1 appje in de telefoon van [slachtoffer] waaruit blijkt dat er daadwerkelijk seks is geweest tussen [slachtoffer] en verdachte, heeft [slachtoffer] diverse keren aantoonbaar tegenstrijdig dan wel leugenachtig verklaard en zijn er tenslotte ook opmerkingen te maken over de persoon van [slachtoffer] . 5.3 De bewijsoverwegingen van de rechtbank Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de ontuchtige handelingen zoals omschreven onder de gedachtestreepjes 3, 4 en 5 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden nu verdachte deze handelingen heeft bekend. Verdachte heeft bekend, de toen zeventienjarige [slachtoffer] , meermalen op de mond te hebben gezoend. Ook heeft verdachte via what’s app foto’s en video’s van zichzelf waarop verregaande seksuele handelingen staan afgebeeld naar het slachtoffer gestuurd en heeft hij het slachtoffer aangespoord soortgelijke foto’s en video’s van zichzelf naar hem te sturen. Voor wat betreft de ontuchtige handelingen zoals omschreven onder het eerste en tweede gedachtestreepje overweegt de rechtbank als volgt. Op 6 maart 2014 is door [aangeefster] , de consulent van [slachtoffer] bij ‘Mee Twente’ aangifte gedaan van seksueel misbruik van [slachtoffer] door haar stage- en leerlingenbegeleider [verdachte] . [slachtoffer] heeft op 11 maart 2014 bij de politie, tegenover een zedenrechercheur, een uitgebreide en gedetailleerde verklaring afgelegd. Zij heeft onder meer verklaard dat ze meermalen seks heeft gehad met verdachte, waarbij hij zijn penis in haar vagina bracht. Dat gebeurde zowel bij haar thuis als op school. Ook heeft hij haar gevingerd en heeft zij hem afgetrokken. Zij was zeventien jaar oud toen zij voor de eerste keer seks met hem had. De eerste keer vond plaats bij haar thuis, nadat zij op kamp was geweest. Ze gingen samen op de bank zitten zoenen en knuffelen. Daarna heeft zij hem afgetrokken en heeft hij haar gevingerd. Vervolgens zijn ze naar boven gegaan waar ze op haar slaapkamer op bed zijn gaan liggen en seks hebben gehad waarbij verdachte zijn penis in haar vagina heeft gebracht. [slachtoffer] heeft ook verklaard dat ze op school bij het metsellokaal in een hok bij het kantoor van verdachte seks hebben gehad. Zij verklaart dat ze daar bijna betrapt werden door drie jongens.
Ze verklaart over een krukje waarop de seks plaats vond, een matje waarop sperma terecht kwam, dat een deur op slot ging en het licht uit, waar ze stonden in het stagekantoor om niet gezien te worden, hoe de kleding van haar en verdachte zat ten tijde van de seksuele handelingen en over een keer dat verdachte bij haar thuis was en er iemand klopte waardoor verdachte schrok en overhaast de woning verliet. Ook verklaart ze over het feit dat ze zenuwachtig was toen ze op kamp gingen omdat hij haar appte over een privé hutje en over de app die ze verdachte stuurde kort voordat ze op school vertelde over haar relatie met verdachte. De verdediging heeft aangevoerd dat veel details waarover [slachtoffer] heeft verklaard evident in strijd met de waarheid zijn en dat zij op onderdelen leugenachtig heeft verklaard. De rechtbank begrijpt dit verweer aldus dat de verdediging zich op het standpunt stelt dat de verklaring van [slachtoffer] onbetrouwbaar is en niet voor het bewijs kan worden gebezigd. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] voor het bewijs kunnen worden gebruikt. De rechtbank overweegt daartoe dat [slachtoffer] in grote lijnen gedetailleerd en consistent heeft verklaard en haar verklaring op heel veel punten overeenkomt met de verklaringen van verdachte zelf. Zo heeft verdachte onder meer erkend dat hij de toen zeventienjarige [slachtoffer] , van wie hij stage- en leerlingbegeleider was, twee maal op de mond heeft gezoend en via what’s appberichten, seksueel getinte foto’s en video’s van zichzelf naar [slachtoffer] heeft gestuurd. Volgens verdachte gingen de what’s app berichten heel ver. Zo ver dat je de gekste dingen niet kunt bedenken. Het allerergste waren volgens verdachte de foto’s van lichaamsdelen, waaronder ook twee of drie foto’s van zijn geslachtsdelen. Verdachte heeft ook verklaard dat hij een filmpje waarop hij aan het masturberen is naar [slachtoffer] heeft verstuurd. Verdachte heeft [slachtoffer] aangespoord soortgelijke foto’s en video’s van haarzelf aan hem te sturen, hetgeen zij ook heeft gedaan. Verdachte heeft verklaard twee maal bij [slachtoffer] thuis te zijn geweest toen zij alleen thuis was. De eerste keer was na de zomervakantie toen hij eigenlijk bij haar op stagebezoek wilde gaan maar bleek dat zij ziek was. Volgens verdachte heeft [slachtoffer] hem toen de hele woning laten zien, ook haar eigen slaapkamer. Verdachte was naar eigen zeggen heel gespannen toen hij bij [slachtoffer] in de woning was omdat hij wist dat het what’s-app verkeer tussen hem en [slachtoffer] verkeerd was. Toen hij weg ging hebben hij en [slachtoffer] elkaar bij de schouders vastgepakt en elkaar op de mond gekust. Ook op school is dat wel eens gebeurd. Volgens verdachte kuste hij haar alleen om haar gerust te stellen en ook alleen op het moment dat ze wegging. Ook gebeurde het heel vaak dat [slachtoffer] bij hem op kantoor zat en ze elkaar dan aanraakten door met de knieën tegen elkaar aan te zitten of elkaars handen aanraakten, waarbij [slachtoffer] vaak speelde met de zegelring van verdachte, wat hij wel spannend vond. De tweede keer dat hij bij [slachtoffer] thuis kwam was omdat zij een nieuw stagecontract moest hebben. Ter terechtzitting heeft verdachte te kennen gegeven dat hij de door [slachtoffer] beschreven situatie waarbij zij bijna betrapt werden door drie jongens, herkent, terwijl hij bij de politie ook verklaart over een keer dat hij bij [slachtoffer] thuis was en er plotseling iemand aan kwam, zoals door [slachtoffer] in haar verklaring beschreven. Verdachte heeft op dat moment snel de woning verlaten, omdat hij het gevoel had daar niet te horen. Ook beaamt verdachte dat hij en [slachtoffer] het voordat ze op kamp gingen al over hun fantasieën hadden, dat ze dan de hele avond bij elkaar zouden zijn en dan
wel wat zouden kunnen doen. Uit aanvullend onderzoek door de politie blijkt voorts onder meer dat er in de ruimte achter het kantoortje een matje heeft gelegen (verdachte heeft zelf ook over een matje verklaard), dat er een houten krukje aanwezig was en dat het kantoortje en het opslaghok afgesloten konden worden. Daar komt bij dat de verklaring van [slachtoffer] steun vindt in andere bewijsmiddelen, zoals de verklaringen die de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] hebben afgelegd. Getuige [getuige 1] heeft op 4 maart 2014 bij de politie verklaard dat zij voor haarzelf een verslag heeft gemaakt waarin ze weergeeft wat er volgens haar allemaal is gebeurd op 17 februari 2014, de dag dat haar collega [getuige 3] met [slachtoffer] bij haar kwam, omdat [slachtoffer] iets wilde vertellen. In dit verslag staat genoemd wat [slachtoffer] allemaal verteld heeft en wat er tussen hen besproken is. Bedoeld verslag is als bijlage aan het proces-verbaal getuigenverhoor toegevoegd. Uit het verslag blijkt onder meer dat [slachtoffer] tegenover [getuige 1] heeft verklaard dat ze seks heeft gehad met [verdachte] . Als [getuige 1] aan [slachtoffer] vraagt of alle dingen die ze gezegd heeft waar zijn omdat dit verhaal grote consequenties heeft, antwoord [slachtoffer] “het is waar”. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat [slachtoffer] haar heeft verteld dat [verdachte] heeft gezegd dat hij haar in juni op kamp “zou gaan verwennen, insmeren en dat soort dingen”. Ook had [slachtoffer] haar verteld dat ze ziek was geweest en dat verdachte haar stiekem ging opzoeken. [slachtoffer] heeft haar dingen laten lezen die zij en [verdachte] naar elkaar hadden geappt. Dat hij haar op kamp zou gaan insmeren met zonnebrandolie en dat ze samen zouden gaan douchen. Uiteindelijk vertelde [slachtoffer] haar dat ze aan [getuige 3] , de gymleraar zou gaan vertellen wat er gebeurd was tussen haar en [verdachte] . Nadat [slachtoffer] gesproken had met [getuige 3] heeft [slachtoffer] haar verteld dat ze ook seks met [verdachte] heeft gehad. [getuige 3] , een collega van verdachte, heeft als getuige tegenover de rechter-commissaris verklaard dat hij, naar de rechtbank begrijpt op 17 februari 2014, met [slachtoffer] heeft gesproken en [slachtoffer] tijdens dat gesprek zoiets zei van “dat er iets seksueels was gebeurd”. Toen [getuige 3] [slachtoffer] vroeg wat er was gebeurd liet ze hem haar telefoon zien en zag hij een scherm met what’s apps met de naam [verdachte] erboven. [getuige 3] zag onder andere dat [slachtoffer] had geappt “dat ze het moeilijk vond om alles voor zich te houden” en dat verdachte had geantwoord “dat ze het toch voor zich moest houden”. Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar en geloofwaardig is en voor het bewijs kan worden gebruikt. De verklaring van [slachtoffer] is gedetailleerd en consistent en wordt op belangrijke punten ondersteund door de verklaring van verdachte, terwijl de verklaring ook ondersteuning vindt in diverse getuigenverklaringen. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte verder is gegaan in de seksuele handelingen dan hij zelf wil toegeven en komt aldus ook tot een bewezenverklaring van de eerste twee gedachtestreepjes.
5.4. Kwalificatie
Kunnen de handelingen zoals tenlastegelegd als ontuchtig worden gekwalificeerd? Naar het oordeel van de rechtbank zijn de bewezen geachte handelingen aan te merken als handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Dat geldt niet alleen voor het fysieke contact tussen verdachte en [slachtoffer] maar ook voor het versturen van seksueel getinte foto’s en video’s, waarbij sprake was van interactie tussen verdachte en [slachtoffer] .
Was de minderjarige [slachtoffer] aan de zorg, opleiding of waakzaamheid van verdachte toevertrouwd? Verdachte heeft, evenals [slachtoffer] , verklaard dat hij in de ten laste gelegde periode werkzaam was als docent op het [school] , praktijkonderwijs te Rijssen en in die hoedanigheid stage- en leerling begeleider van [slachtoffer] was, die aldaar onderwijs volgde. Verdachte verklaart dat hij haar leerlingbegeleider is geweest, haar stagebegeleider, haar mentor en docent. In dat kader heeft verdachte persoonlijke gesprekken met haar gevoerd, haar begeleid naar en bij diverse stages, hulpverlening geregeld en is verdachte bij [slachtoffer] op ziekenbezoek geweest. Daaruit leidt de rechtbank af dat [slachtoffer] aan de opleiding van verdachte was toevertrouwd. Uit het voorgaande volgt dat het tenlastegelegde in zijn geheel wettig en overtuigend is bewezen. 5.4 De conclusie De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij in de periode van 1 mei 2013 tot en met 21 november 2013 te Rijssen, gemeente RijssenHolten en te Almelo, gemeente Almelo, (telkens) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , geboren op [geboortedag] 1995, immers heeft hij, verdachte, één of meermalen; - zijn vinger(s) en/of penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en - voornoemde [slachtoffer] zijn, verdachtes, penis doen vastpakken en vasthouden en doen aftrekken en - voornoemde [slachtoffer] op de mond gezoend en - foto's van zijn, verdachtes, ontbloot geslachtsdeel en filmopnamen, waarbij verdachte zichzelf aan het masturberen was, gezonden aan die [slachtoffer] en - die voornoemde [slachtoffer] gevraagd en aangespoord foto’s en filmopnamen van haar (ontblote) lichaam te maken en aan hem, verdachte, toe te zenden. De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad. De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 249 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: ontucht plegen met een aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd. 7 De strafbaarheid van de verdachte Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit. 8 De op te leggen straf of maatregel 8.1 De gronden voor een straf of maatregel Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking. Verdachte heeft ontucht gepleegd met een aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige, die leerling was op de praktijkschool waar verdachte werkzaam was en van wie hij de stage- en leerlingbegeleider was. Verdachte had er rekening mee moeten houden dat het slachtoffer, net als iedere zeventienjarige, op het gebied van seksualiteit kwetsbaar is. Daar komt bij dat de kwetsbaarheid van het slachtoffer mogelijk werd versterkt door haar beperkte intellectuele capaciteiten en persoonlijke problemen die zij met verdachte besprak. Verdachte heeft misbruik gemaakt van de kwetsbaarheid van het slachtoffer en gedurende langere periode de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden. Aldus heeft verdachte de bevrediging van zijn eigen seksuele gevoelens laten prevaleren boven de belangen van het slachtoffer. De rechtbank rekent dat verdachte zwaar aan. Door te handelen als verdachte heeft gedaan, heeft verdachte bovendien het in hem als leraar gestelde vertrouwen geschonden en de school in diskrediet gebracht. Bij de vaststelling van de op te leggen straf heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het over verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport van 16 april 2015, opgemaakt door mevrouw A.M.F. Smellink, reclasseringswerker. De rechtbank overweegt dat vanwege de ernst van het feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel passend is. De rechtbank zal echter vanwege de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals in voornoemd reclasseringsrapport beschreven een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op leggen en geen straf die een hernieuwde vrijheidsbeneming met zich brengt. Verdachte is ontslagen als docent, hetgeen financiële consequenties heeft. Hij is er echter in geslaagd ander werk te vinden, waardoor hij zijn gezin met 5 kinderen kan onderhouden. Het is voor gewezen verdachten, zeker zedendelinquenten, lastig om werk te vinden. Langdurige detentie zou er voor kunnen zorgen dat verdachte daarna vanaf het begin moet resocialiseren, terwijl hij inmiddels het
tijdsverloop tot aan de terechtzitting lijkt te hebben benut om daarmee reeds een begin te maken door weer enigszins mee te draaien in het maatschappelijk leven. Dat verdachte mogelijk een probleem heeft waarvoor hij hulp behoeft, volgt uit het reclasseringsrapport. Verdachte onderschrijft dat advies en wil een noodzakelijk geachte behandeling volgen. Verdachte is niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten, hij heeft een blanco justitiële documentatie. Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf onevenredig zware gevolgen voor verdachte zou hebben. Wel zal verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van flinke duur worden opgelegd, alsmede de maximale werkstraf. 9 De schade van benadeelden 9.1 De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] , wonende te [woonplaats] , aan de [adres] , heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 3.696,02, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten: - eigen risico € 196,--; - immateriële schade van € 3.500,--. Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 3.696,02, te vermeerderen met de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis. 9.2 De schadevergoedingsmaatregel De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde feit is toegebracht. 10 De toegepaste wettelijke voorschriften De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22b, 22c, 22d, 27 en 57 Sr. 11 De beslissing De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring - verklaart bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij; strafbaarheid - verklaart het bewezenverklaarde strafbaar; - verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: ontucht plegen met een aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd; - verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf - veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 10 maanden en drie dagen waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, - bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast: - omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit; - omdat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of omdat de veroordeelde geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden; - omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen; - omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd; - stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland; - stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich op door de reclassering te bepalen locatie, dagen en tijdstippen gedurende de proeftijd zal melden en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht; - stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde gedurende de proeftijd verplicht is om mee te werken aan een intaketraject en indien geïndiceerd een (ambulant) behandeltraject volgt bij Transfore of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven; - draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden; - bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; - veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 240 uren; - beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen;
schadevergoeding - veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 3.696,02, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
21 november 2013; - veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering; - legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 3.696,02, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 november 2013 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 46 dagen zal worden toegepast; - bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen; - veroordeelt verdachte tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt voor rechtsbijstand met betrekking tot deze vordering. De rechtbank begroot die kosten tot op heden op nihil. Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. J. Wentink en mr. C.C.S. Koppes, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Krooshof, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2015. Buiten staat Mr. Jordaans is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.