VOGELVREUGD
EEN UITGAVE VAN DE ALGEMENE NEDERLANDSE BOND VAN VOGELHOUDERS
februari 2016
vereniging codenummer vermelden. Verspreide leden kweeknummer vermelden. Telefonisch contact tussen 16.00-20.00 uur.
Algemene Nederlandse Bond van Vogelhouders Opgericht 20 april 1919 Goedgekeurd bij Koninklijk besluit 19 februari 1920 onder no.27 Ingeschreven bij de K.V.K. Veluwe en Twente onder nummer V 40408450 ISSN: 1384-718X
GEWESTELIJKE SECRETARISSEN Gewest 1. R.E. Lokhorst Populierenstraat 29 9482 PV Tynaarlo Telefoon: 0592 - 541737 Emailadres:
[email protected]
POSTADRES EN BONDSBUREAU Elfersstraat 16 7496 AR Hengevelde Tel: 0547 - 388706 Email:
[email protected]
Gewest 2. Henk Rens Schapendonk 24 4942 CE Raamsdonksveer Telefoon: 06 - 33788007 E-mail:
[email protected]
Bestellingen bondsartikelen, betaling bondsartikelen IBAN: NL71 INGB 0005 3670 13, t.n.v. Algemene Nederlandse Bond van Vogelhouders te Hengevelde Internet: www.anbvv.nl
Gewest 3. Tonny Bielderman Verzetslaan 17 7231 GP Warnsveld Telefoon: 0575-523057 E-mail:
[email protected]
ERELEDEN Mw. R. te Winkel en P.Stijnen
Gewest 4. P. Ubachs Past. Haesenstraat 4 6181 HW Elsloo Telefoon: 046 - 4375741 E-mail:
[email protected]
LEDEN VAN VERDIENSTE J. v/d Beek, K. Bink, A. Castermans, A.J. Houtkooper, J. Kreijveld, H.W.J. v/d Linden, A. Mertens, H. van Seggelen, H. Wouwenaar, G. Koenderink, P. Sthijns, B.A.M. Horsting en J. Wijnhoven. DAGELIJKS BONSDSBESTUUR Voorzitter Rein Grefhorst Telefoon: 055 - 5414227 E-mail:
[email protected] Penningmeester Anne Houtkooper Telefoon: 0316 -265282 E-mail:
[email protected] Secretaris Bart Braam Telefoon: 0481 - 462507 E-mail:
[email protected] Bestuurslid Onno Bijlsma Telefoon: 055 - 3232390 E-mail:
[email protected] HOOFDREDACTEUR EN PR Henk Branje Hulder 9 5821 AS Vierlingsbeek Telefoon: 06 - 55876149 E-mail:
[email protected] LEDEN- EN RINGENADMINISTRATIE Tonny Bielderman Verzetslaan 17 7231 GP Warnsveld Telefoon: 0575 - 523057 E-mail:
[email protected] • Aanmelden nieuwe verenigingen, verspreide leden en abonnementen. • Aanvragen proefnummers "Vogelvreugd" • Informatie over ringen • Verenigingen bij correspondentie
50
KEURMEESTERVERENIGING Secretaris Jack Heynen Magnoliastraat 1a 6101 KS Echt tel. 0475-211513 e-mail:
[email protected] Aanvragen wedstrijden en keurkontrakten Gerard Koenderink Elfersstraat 16 7496 AR Hengevelde Tel: 0547 – 333692 E-mail:
[email protected]
Gewest 5. Wim (W. J.J.C.) Hanssen, Herdenkingsstraat 23 6551 CA WEURT Tel 024 6775038 e mail
[email protected] SECRETARIATEN SPECIAALCLUBS Het lidmaatschap van de speciaalclubs is voorbehouden aan alle natuurlijke personen. Voor informatie kunt u zich wenden tot de onderstaande personen. Harzers (LSH) en Timbrado’s B. Rhee Jachtvalk 58 7609 JA Almelo Tel:0546 - 825987 www.harzers.nl Zangprestatieboek B. Rhee Jachtvalk 58 7609 JA Almelo Telefoon: 0546 - 825987 Waterslagers. J. de Bruine Waakhoogte 10 8322 BT Urk Telefoon: 052 - 7688488 E-mail:
[email protected] Kleurkanaries J.J. van Bennekom Herenweg 37 1244PV Ankeveen 035-6562027 E-mail:
[email protected] Postuurkanaries A. Wijdemans Ledeackerstraat 52 5045 ZG Tilburg
Eerste Nederlandse Kampioen van Nederland
Telefoon: 06 - 46617558 E-mail:
[email protected] Exoten en parkieten Henk Rens Schapendonk 24 4942 CE Raamsdonksveer Telefoon: 06 - 33788007 E-mail:
[email protected] Europese vogels en hybriden J.van Noort Dannenberg 42 7461 TL Rijssen Tel: 0548 - 520350 E-mail:
[email protected] ADVERTENTIES EN MEEPIKKERTJES AM-Creation Postbus 612 5900 AP Venlo Telefoon: 06- 34492511 IBAN: NL40 ABNA 0605 9101 46 t.n.v. Vogelvreugd E-mail:
[email protected] ADVERTENTIES WEBSITE J. Maus Zonegge 22-03 6903 HC Zevenaar Telefoon: 0316-524176
[email protected] VRAGEN STAAT VRIJ Bart Braam Telefoon: 0481 - 462507 E-mail:
[email protected] TT.COMMISSIE BONDSKAMPIOEN Secretariaat Rhienderensestraat 6 6971 LS Brummen Telefoon en Fax: 0575 - 564004 E-mail:
[email protected] CONTRIBUTIES EN ABONNEMENTEN Contributie verspreide leden binnenland € 30,72 per jaar, contributie verspreide leden buitenland € 35,76 per jaar. Abonnementen binnenland € 26,00 per jaar, abonnement België € 30,00 per jaar, overige abonnementen buitenland op aanvraag. Betalingen t.a.v. Alg.Ned.Bond van Vogelhouders Duiven, IBAN: NL25 INGB 0000 1065 61 VERANTWOORDELIJKHEID ARTIKELEN De verantwoordelijkheid van alle ingezonden artikelen in Vogelvreugd komen ter competentie van de auteurs. Overnemen van artikelen is slechts toegestaan met toestemming van de auteurs De A.N.B.v.V. kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor de inhoud van de aangeboden advertenties. UITVOERING Druk: Uitgeverij Smit van 1876 NOTA BENE: mailadres hoofdredactie:
[email protected]
VOOROP GEZET Het probleem met het schrijven van een colum is de actualiteit. Eigenlijk kun je nooit actueel zijn omdat er teveel tijd zit tussen het schrijven van een artikel en het verschijnen van het blad. Dat geldt ook voor Vogelvreugd. Dat is dan ook de reden dat u in deze tekst eigenlijk weinig aantreft over het NK Vogel 2016 in Apeldoorn. Natuurlijk is dat jammer omdat het tenslotte gaat om de eerste keer dat de beide vaderlandse vogelbonden zo’ n geweldig evenement organiseren, dat met recht het nationaal kampioenschap mag worden genoemd. Uit de eerste hand dan de ervaringen van alle betrokkenen meenemen zou zeker leuk zijn. Maar het gaat niet vanwege die deadline en tegelijk zullen we maar denken: ”Wat in het vat zit verzuurt niet”. Via allerlei andere wegen zullen de ervaringen van Apeldoorn u in de komende weken ongetwijfeld bereiken, zo ze u nog niet bereikt hebben. Wat ik u wel kan vertellen zijn mijn eigen ervaringen in de voorbereidingen van het evenement. En, laat ik daar maar meteen duidelijk over zijn, die zijn zondermeer positief. Met zo’n 14000 vogels in de wedstrijdafdeling en ruim 2000 in de speciale verkoop mag je bijna spreken van een kleine Mondial. Die indruk maakt het ook echt, zeker wanneer je op de bovenomloop van de zaal liep en je keek naar beneden. Het riep bij mij herinneringen op aan Rosmalen een jaar geleden. Op de zondag was het een gekrioel aan mensen die allemaal hun vogels kwamen brengen, om de dag erna hetzelfde beeld
bevestigd te zien in de keuringsdag. Opnieuw een bijenkorf vol mensen die allen hun weg zochten. En eigenlijk is dat laatste woord niet helemaal terecht want er waren maar weinigen die echt zochten. Net als in een bijenkorf wist iedereen zijn weg en vooral zijn taak. Dat maakte dat ondanks alle drukte en de vele bewegingen in de zaal het allemaal een goed gecoördineerde indruk gaf. Dat gevoegd bij de relatieve rust die bij zo’n hectische dag eigenlijk hoort en de conclusie mag zijn, dat de keuringsdag een perfect verloop kende. Aan het eind van de dag werd alles in gereedheid gebracht voor de volgende slag die gemaakt moest worden. Het opbouwen van stands, zowel de eigen als de commerciële, en dat betekende dat de laatste rudimenten van de keuringsdag van de vloer verdwenen en een begin werd gemaakt met het uitzetten voor de opbouw van alles wat nog overeind gezet moest worden. En opnieuw ging dat allemaal keurig georganiseerd. Zo alles bij elkaar rechtvaardigt dat mijn positieve conclusie voorzover het gaat om de voorbereidingsdagen. Het verloop van de show vanaf donderdag en de evaluatie komt op een later moment wel aan de orde. Mocht er dan nog iets zijn dan komt het wel boven water. Mijn conclusie is dat dit eerste gezamenlijk georganiseerd nationaal kampioenschap naar meer smaakt. Onno Bijlsma
INHOUD februari 2016 (96e jaargang) 51 52 58 62 65 66 67 70 71 76 78 80 83 86 90 92 94
Voorop gezet De Kauw / P. Oude Elferink Genus forpus, een taxonomisch overzicht 9 / D.v.d.Abeele De geelwang valkparkiet onder de loep / E.v.d.Laar Onkruiden, vogelmuur / A.v.Mingeroet De memoires van James, deel 4 / Bertrand Natuurlijke setting Duits vogelpark / O.Bijlsma Voorbereiding op de kweek 2 / W.v.Gils Slangenhalsvogels zwemmen en fourageren onder water / B.Nys Lange neus .... / A.Huyghe Vogel 2016 Granada amazone in Europese dierentuinen / N.Rosseel De London Fancy, terug van weggeweest 1 / H.v.d. Grouw Vogelvoeding, deel 1 / H.Branje De nationale vogel van ... De Dominicaanse Republiek / R.Meerema De fluweelwever / Werkgroep ploceidae Berichten
Vogel 2016
51
EUROPESE VOGELS
DE KAUW Ik zag na het lezen van het artikel van kweek met de ekster een uitdaging om met kauwen te gaan kweken. De kweek met de kauw leek mij veel eenvoudiger dan die van de ekster en gaai. Kauwen zijn namelijk erg sociaal, broeden in kolonieverband en zijn erg verdraagzaam ten aanzien van hun partner. Algemeen. Status in Nederland: jaarvogel. (zeer) talrijke broedvogel; doortrekker in groot aantal en wintervogel in zeer groot aantal. Familie: Kraaien (Corvidae) Latijnse naam: Corvus monedula Nederlands: Kauw, torenkraai Duits: Dohle Engels: Jackdaw Frans: Choucas des tours Lengte: 33 cm Vleugellengte: 24 cm. Gewicht: 230 gram Ondersoorten en verspreiding De Kauw is in drie ondersoorten opgesplitst, te weten de (Westerse) Kauw Corvus monedula spermologus, Noordse Kauw C. m. monedula en Russische Kauw C. m. soemmeringii. Door Voous (1950) en Voipio (1969) wordt de Noordse Kauw gezien als de meest westelijke vertegenwoordiger van de westelijke uitbreiding van de soemmerringii-tak. Kort door de bocht gesteld zou dit inhouden dat de Noordse Kauw feitelijk de overgangsvorm is tussen de twee meest herkenbare vormen van de Kauw, te weten de Russische (soemmerringii) en de Westerse Kauw (spermologus). De Russische Kauw wordt door sommigen nog verder onderverdeeld in de vorm collaris in Zuidoost-Europa en ultracollaris in Centraal-Siberië en Mongolië (o.a. Cramp en Perrins, 1994, Glutz von Blotzheim & Bauer, 1991). De Noordse Kauw broedt in zuidoost Noorwegen, Zuid-Zweden en noord en Oost-Denemarken (Cramp & Perrins, 1994), met het grootste aandeel in zuid- en Midden-Zweden (Glutz von Blotzheim & Bauer, 1991). Kauwen die voorkomen in het gebied tussen c 10° en c 23° oosterlengte, zuidelijk tot Oostenrijk en Kroatië zijn in het verleden aangeduid als de vorm turrium (o.a. Voous 1950). Deze vorm is door sommigen in de spermologusgroep geplaatst maar verschilt hier dusdanig van dat deze het beste bij de ondersoort monedula geplaatst kan worden, waar deze ook het meest op lijkt (Cramp & Perrins, 1994). Dit houdt in dat de overgangszone van spermologus metmonedula in Europa in een brede zone ligt van Zuid-Denemarken, Noordwest-Duitsland, Oost-Nederland tot Noordoost-Frankrijk en Zwitserland, en dat de ondersoortmonedula zo bezien bij onze oostgrens al zou beginnen! In Zuid-Finland gaat de Noordse Kauw van west naar oost geleidelijk over in de Russische Kauw 52
(Voipio 1969). De overgangszone loopt verder van noord naar zuid over de Baltische Staten en OostPolen tot Oost-Roemenië en Kroatië (Cramp & Perrins, 1994). Het eigenlijke verspreidingsgebied van deze vorm bestaat uit een enorm gebied dat de gehele voormalige Sovjet-Unie omvat tot aan het Baikalmeer en Noordwest-Mongolië, met de zuidgrens in Turkije en Israël en oostelijker tot aan de Himalaya (Voous 1960, Cramp & Perrins, 1994, Madge & Burn, 1994). Variatie in zijn verschijning Vanwege de brede overgangszones tussen de diverse rassen en de daaruit voortvloeiende individuele variatie kan het op naam brengen van kauwen een hele opgave zijn. Specifiek onderzoek naar de variatie in een overgangszone tussen Noordse en Russische Kauw is gedaan door Voipio (1969) in ZuidFinland. Ook Voous (1960) heeft de variatie binnen Russische Kauwen beschreven. Vanwege het 136_Opmaak clinale karakter van08:05 het voorkomen van Adv Voliere 92,5x 1 19-12-14 Pagina 1 de lichte sikkel is de geografische variatie enorm. Een
Volièrebouw Nederland Onze specialiteit is topkwaliteit
duidelijke trend bij Noordse Kauw in Scandinavië is dat de sikkel van noord naar zuid geleidelijk donkerder en kleiner wordt en ook minder vaak voorkomt (Voipio, 1969). Daarnaast is de individuele variatie dusdanig, dat sommige vogels helemaal geen halsband vertonen of slechts een vage. Dit komt vaker bij Noordse dan Russische Kauwen voor en betreft relatief vaak vrouwtjes (Voous, 1960, Voipio, 1969). Bij onderzoek hiernaar door Voipio in Zuid-Finland bleek dat de gemiddelde grootte van de halsband van west naar oost toenam. De meest oostelijke onderzochte Kauwen hadden zelfs een twee keer zo grote gemiddelde halsband dan de westelijke. Ook werd de halsband van west naar oost witter. Hierbij moet aangetekend worden dat de vrouwtjes gemiddeld een "donkerder" halsband hebben dan mannetjes. Tenslotte ontbraken bij de oostelijke populatie de halsbandloze exemplaren (n=16). Voipio concludeerde hieruit dat de gehele Finse Kauwenpopulatie feitelijk een tussenvorm is tussen de Scandinavische en de noordwestelijke Russische populaties met alleen zuivere Russische Kauwen in het uiterste oosten. Voipio stelt tevens dat zelfs de meest zuidwestelijke populatie in Finland geen pure Noordse Kauwen zijn, vanwege de hoge graad van variatie van de halsband en het voorkomen van een intermediaire vorm van Noordse en Russische Kauw bij Uppsala. Dit betekent dat de overgangszone tussen Noordse en Russische Kauwen in noordoost Scandinavië zeker 270 km bedraagt. Bij onderzoek van Voous (1960) aan Kauwen uit het gebied van de rivieren de Boeg en de Njemen in Polen, waar de vormen turrium/monedula en soemmerringii elkaar treffen (Voous, 1950), werden uiterst gevarieerde broedpopulaties aangetroffen, die de indruk wekten bastaardpopulaties te zijn. Het betrof hier vogels met variërende of zelfs ontbrekende halsbanden (16%) en vogels met donkere wangen (16%) en onderdelen (8%), niet verschillend van Westerse Kauw. Mijn ervaring in het veld tot nu toe is dat de variatie bij Noordse Kauw inderdaad enorm is, maar niet meer dan in het onderdeel herkenning van dit artikel is beschreven. De meest verwarrende exemplaren zijn die met de witte vlek in de ondernek die vervolgens breed, (licht)grijs wegloopt naar achteren. Ook de Noordse Kauwen met een brede (licht) grijze sikkel vanaf hun ondernek naar hun achterhoofd kunnen in zonlicht veel op Russische Kauwen lijken. Het is uiteraard wel zo dat in het veld alleen de Russische/Noordse Kauwen met de meest uitgesproken halsbanden uit een vaak beweeglijke groep Kauwen gepikt worden en dat eerste winter vogels en de exemplaren
Twee kauwen achtervolgen een buizerd
Voorkomen in Nederland:
Vierkant achter kwaliteit in dierenverblijven www.volierebouw.com
Trend en aantal: Tijdens het uitkomen van de Atlas van de Nederlandse Broedvogels in 1979 broedden er 60.000 tot 120.000 kauwen in Nederland. In de periode 1998 - 2000 werden in Nederland 180.000 tot 220.000 paren berekend. Dat zijn er meer dan dertig jaar daarvoor, maar destijds werd een andere berekening gebruikt. Het precieze aantal verloop is daardoor niet helemaal goed aan te geven, maar
53
van een sterke afname is in ieder geval zeker geen sprake. De verspreiding in Nederland heeft zich fors uitgebreid; alleen in Zuid-Limburg, de Veluwe en het Flevosche landbouwlandschap komen nauwelijks kauwen voor. Zijn aanwezigheid in Zuidelijk en Oostelijk Flevoland beperkt zich tot Almere en Lelystad. Ook op de Veluwe is het aantal broedende kauwen laag. Deze is met zijn grote aan een gesloten bossen vrijwel ongeschikt als broedbiotoop. Zelfs in het waddengebied dat voornamelijk uit kwelder en duin bestaat komt de kauw voor. De hoogste dichtheden treffen we aan op de oostelijke en zuidelijke zandgronden, in de zeekleigebieden van Noord- Nederland en in verstedelijk gebied. Leefwijze De kauw is een uitgesproken broedvogel van cultuurlandschap. Kauwen nestelen in verschillende holtes. Het nesthol van de zwarte specht is een geliefde kauwen broedplaats. Ook wordt er gebroed in konijnenholen gelegen in de duinen, holtes en nissen van gebouwen, zoals schoorstenen en kerktorens, en onder bruggen en in loodsen. Ook worden er open nesten in coniferen gemaakt. Holtes worden volgestopt met takjes en de nestkom wordt bekleed met wol, haar en plantenvezels. In geschikte broedgebieden kunnen kolonies van een tiental tot wel honderd paren worden gevormd. Van belang is vooral het aanbod van nestgelegenheid. Het vinden van voedsel is in ons cultuurlandschap veelal een beperkende factor voor het voorkomen van kauwen. De kauw is een echte alleseter en het brede voedselspectrum bestaat uit zaden en vruchten, insecten, afval en eieren en jongen van kleine zangvogels. De broedtijd van de kauw begint begin eind april. Er worden vier tot zes eieren gelegd. De eieren zijn licht helderblauw en bezet met kleine vlekjes en spikkels in zwartachtige-bruin, olijfbruin en blauwgrijs. De afmeting is 35,7x25,5 mm. De broedduur bedraagt 17-18 dagen. De jongen zijn donzig. Het
54
zijn erg verdraagzaam ten aanzien van hun partner. In 1975 werden enkele nesten met jonge kauwen door mij uitgehaald. Deze nesten bevonden zich in knoteiken en essen in de uiterwaarden van de IJssel tussen Deventer en Zutphen. De kauw was toen het jaar rond bejaagbaar en met toestemming van de grondeigenaar en of gebruiker konden jonge kauwen legaal uit hun nest gehaald worden. Ik heb een twaalftal vogels uitgehaald die een dag of tien oud waren. Deze werden geringd met postduifringen. Deze ring is mijns inziens te groot voor een kauw. Ik kon de tien dagen oude jongen zonder probleem met deze ringen ringen. Omdat er geen uiterlijk geslachtkenmerken bij kauwen zijn heb ik de vogels laten sexen bij de vogelkliniek van G. Kaal aan de Kapelweg 58 te Amersfoort.
Kauw
foto Jankees Schwiebbe
dons is rookgrijs. De binnenzijde van de bek is purperachtig-roze en de dikke snavelrand is lichtgeel. De jongen verlaten na ongeveer 32 dagen het nest. De cultuur kauw. Huisvesting. Midden vorige eeuw was de kauw een veel gehouden vogel. Nestjongen en pas uitgevlogen jongen werden uitgehaald of gevangen en groot gebracht met melk en brood en werden als zij zelfstandig waren meestal gevoerd met maaltijdresten. Een deel van deze kauwen werden gekortwiekt of vloog in de herfst weg. Mijn eerste kauw, Jeroen, vond ik toen ik tien jaar oud was. Het was een pas uitgevlogen kauw die een deel van de bovensnavel miste. Jeroen mocht overdag vrij rond vliegen en overnachtte in een vlucht waarin ook Europese eekhoorns waren gehuisvest. In de maanden oktober en november kwam Jeroen nog maar sporadisch in zijn hok om in het voorjaar geheel te verdwijnen. De daaropvolgende jaren zag ik hem of haar nog een enkele keer bij ons in de tuin. Jeroen kon ik namelijk goed herkennen aan zijn deels geamputeerde bovensnavel. Na Jeroen heb ik nog enkel jaren kauwen opgevoerd die net als Jeroen in de herfst of vroeg in de winter verwilderden. In 1973 of 1974 stond er in Onze Vogels een artikel over de kweek met de Europese eksters. Inmiddels had ik ook ervaring opgedaan met het grootbrengen van andere kraaiachtigen zoals de zwarte kraai, roek en Vlaamse gaai, de naam van deze kraaiachtige is inmiddels gewijzigd in gaai. Ik zag na het lezen van het artikel in de kweek met de ekster een uitdaging om met kauwen te gaan kweken. De kweek met de kauw leek mij veel eenvoudiger dan die van de ekster en gaai. Kauwen zijn namelijk erg sociaal, broeden in kolonieverband en
Ik heb drie koppels gevormd en deze vogels werden paarsgewijs gehuisvest in vluchtjes van 1.5 m breed, 1 m diep en 2 m hoog. Voorheen werden hierin de Europese eekhoorns gehouden. Ik ben toen gestopt met het fokken van eekhoorns mede omdat deze erg ziektegevoelig zijn. Wat opviel was dat na het koppelen de kauwen veel minder tam waren dan voorheen en dat de vogels steeds samen waren. De kauwen werden gevoerd met Claus insectenvoer, beokorrels van witte molen, meelwormen, gevangen sprinkhanen en mestpieren. Dit laatste is niet aan te bevelen omdat deze vaak besmet zijn met luchtpijpwormen. In het eerste kweekjaar werd er door één koppel genesteld en met succes twee jongen grootgebracht. Als nestgelegenheid had ik in elke vlucht een melkbus horizontaal opgehangen en deze gevuld met tabakstengels, en eiken en berken takjes. Alle drie koppels startten half april met de nestbouw. Als nestmateriaal voor de afbouw werd paardenhaar verstrekt. De kauwen werden na de eileg enorm agressief en ik heb tijdens het broeden geen nestcontrole uitgevoerd omdat bij controle de kauwen over de eieren gingen lopen. De kans van kapot trappen was bij controle zeer aannemelijk. Na het uitkomen werden er ééndagsmuizen, enorme hoeveelheden spanrupsen, meelwormen en pissebedden en duizendpoten gevoerd. Ook na het uitkomen van de eieren was nestcontrole niet mogelijk. Beide ouders verdedigden hun jongen zeer fanatiek. Ik heb de jongen niet geringd om het uit het nest gooien na het ringen te voorkomen. De jongen waren na het uitvliegen redelijk schuw. Het tweede kweekjaar werd er door alle drie de koppels genesteld echter ei leg vond alleen plaats bij het koppel dat ook in het eerste kweekjaar met succes broedde. De ouders lieten bij het benaderen van de vlucht constant hun alarmroep horen. De overige tweekoppels reageerden ook met deze roep. Na het tweede broedseizoen heb ik de drie oude koppels verkocht. De hoge kosten van het voer en de inspanning om spanrupsen te verzamelen en de geluidsoverlast van de kauwen in het broedseizoen en mijn specialisatie in de kweek met de vink, groenling, sijs en kneu heeft mede geleid tot het besluit om de kauwenkweek te beëindigen.
Standaardeis Kauw. Kauw (Corvus m. monedula) Algemene Informatie Verspreidingsgebied: geheel Europa, uitgezonderd het hoge Noorden en Noordoost Europa. In Nederland zeer algemeen. Karakteristieke kopvorm met hoog voorhoofd. Loopt met kop knikkend rechtop. Opvallend is ook de blauwgrijze tot witte oogkleur. De kauw is een koloniebroeder. Ondersoorten De twee ondersoorten zijn: Corvus m. spermologus: West- en Zuid Europa. Is geheel donkerder van kleur. Corvus m. soemmerringii: Noordoost Europa. Vooral in het najaar heeft deze ondersoort opvallende grijswitte vlekken beneden op de zijhals, tussenvormen met een lichte zijhals en achterhoofd komen ook voor. Erfelijkheid en veerstructuur In de bevedering van de kauw komt alleen eumelanine voor. Voor de vererving en het gevolg van de mutaties wordt verwezen naar de standaard erfelijkheid en veerstructuur. Van de kauw zijn de volgende mutaties bekend satinet, bruin en agaat. 55
Van deze mutaties zijn nog maar weinig vogels voorhanden, daarom zijn ze nog niet beschreven. Fysieke standaard Formaat: De kauw is 30- 34 cm lang, gemeten tussen de punt van de snavel en het uiteinde van de staart. Model: De kauw heeft een geblokt type. Van opzij gezien moet de borst- / buiklijn van voldoende volume zijn en regelmatig gebogen. Op rug moet vanaf de kop tot aan de punt van de staart een bijna rechte lijn vormen. Ook de nek is vol. De kop is karakteristiek te noemen met een hoog voorhoofd. Van voren gezien dient de borst vol en goed rond te zijn, maar niet vet. In het achterlichaam mag de Kauw niet de indruk maken uitgezakt te zijn. Houding: De kauw is een vrij rustige vogel en zal zich goed kunnen tonen tijdens de keuring. Hij hoort rechtop te zitten, het lichaam dient los van de stok te blijven. Hij toont daarbij een fiere en aandachtige houding. De vleugels dienen strak langs de romp gedragen te worden, waarbij de vleugelpunten sluiten bijna op het eind van de staart. Conditie: Een goede conditie is een eerste vereiste. Poten: De poten moeten recht en stevig zijn, zonder verruwing en of vergroeiingen. De tenen dienen op een natuurlijke wijze stevig om de stok te klemmen, waarvan drie tenen naar voren en één naar achteren, met aan elke teen een iets natuurlijk gekromde nagel. Ringmaat: 6 mm. Snavel: Relatief kort, maar erg stevig. Onder- en bovensnavel moeten goed op elkaar sluiten en onbeschadigd zijn. Bevedering: Een onbeschadigd verenpak dient strak en aaneengesloten gedragen te worden. Ook de staart heeft een enigszins afgeplat model. Bij de neusgaten zwarte borstelharen.
rebe: witbonte kauw; lbe: crèmekleurige kauw, in het wild gefotografeerd in Noordwijkerhout
Tekeningpatroon tekeningonderdelen van de kauw: Voorhoofdband: De voorhoofdband wordt gevormd door de kruin tot bovenop de schedel en loopt daarna achter het oog langs tot aan de borst. Deze tekening is een duidelijke kleurscheiding en zeer kenmerkend voor de kauw. Kleurstandaard: Kauw man en pop. Kleur: Kop, masker en achterhoofd Zilvergrijs, uitvloeiend naar de flank / borstlijn Borstelveren Zwart Borst, buik, flanken, dijen en aarsstreek Zwart Rugdek / mantel Zwart, met een blauwe waas Onderrug en stuit Zwart, met een blauwe waas Vleugels Zwart, met een blauwe waas Staartpennen Zwart, uiteinde afgerond Poten, nagels en snavel zwart Ogen Grijswit tot grijs, blauwe oogring. Pupil zwart Tekeningkleur: Voorhoofdband, kruin tot boven op de schedel zwart met een blauwachtige glans. Loopt strak achter het oog langs tot aan de borst. Keurtechnische aanwijzingen: Kauw man en pop
Algemeen Aangaande de samenstelling van de vleugelpennen van de kraaiachtige wordt opgemerkt, dat de eerste vleugelpen altijd korter is dan de tweede (ongeveer de helft). De tweede vleugelpen is altijd korter dan de derde. De twee langste slagpennen zijn de derde en de vierde. Wanneer we kraaiachtige vogels keuren, mag men nooit de opmerking plaatsen van buitenste pen niet compleet of te kort. Wildkleur Er dient op gelet worden dat de nekkleur zo helder mogelijk grijs is. Vaak zien we dat deze niet duidelijk genoeg is. De koptekening dient strak afgelijnd te zijn en mag geen onregelmatig verloop laten zien. De neusharen zijn regelmatig beschadigd, dit 56
is een bevederingfout, in zeer ernstige mate ook straffen bij conditie. De vleugelpennen zijn tamelijk lang, reiken bijna tot aan het uiteinde van de staart. Het model moet vol zijn. Geraadpleegde literatuur Elseviers Broedvogelgids Speciaal uitgave S.E.C. Thieme’s vogelatlas De Europese broedvogels Diverse publicaties S.O.V.O.N. Broedvogel atlas 1979 en 2002
Tekst: Paul Oude Elferink Foto's: Henk Branje
57
PAPEGAAIACHTIGEN
GENUS FORPUS, EEN TAXONOMISCH OVERZICHT 9 De leden van het genus (geslacht) Forpus zijn zeker geen onbekenden voor vogelliefhebbers. Er zijn acht soorten en volgens de recentste taxonomische inzichten zouden er 11 ondersoorten zijn. (Gill & Donsker, 2013) Deze kleine papegaaitjes zijn overwegend groen gekleurd met felblauwe veervelden, en bij één soort, Forpus xanthops, hebben de mannetjes een geel gekleurd masker. Afhankelijk van de soort zijn ze tussen de 12 en 15 cm groot (Del Hoyo, Elliott, Sargatal, & Cabot, 1997). Hun natuurlijk habitat is verspreid over Mexico en het overgrote deel van Zuid-Amerika. FORPUS CONSPICILLATUS (Lafresnaye) 1848 Oogringdwergpapegaai Forpus conspicillatus vinden we in het noordwesten van Zuid-Amerika verspreidt over delen van Colombia, Panama en Venezuela. Ondanks het vrij grote verspreidingsgebied dat toch meer dan 320.000 km² bedraagt (www.birdlife.org, 2014) is er van hun broedgedrag in de wildbaan vrij weinig geweten. Er werd wel onderzoek gedaan naar de manier waarop ze met elkaar communiceren (Garnetzke-Stollmann & Franck, 1991; Wanker, Apcin, Jennerjahn, & Waibel, 1998; Wanker, Bernate, & Franck, 1996; Wanker, Sugama, & Prinage, 2005; Wanker & Fischer, 2001; Wanker, 1999) en of ze de mogelijkheid hebben om voedsel welke aan een touw werd opgehangen binnen te halen (Krasheninnikova & Wanker, 2010), maar al deze onderzoeken werden uitgevoerd met vogels in avicultuur en leren ons dus niets over hun broedgedrag in de wildbaan. We vinden Forpus conspicillatus zowel terug in graslanden, tropische savannes en wouden. We kunnen dus wellicht ook van de veronderstelling uitgaan dat deze vogels net als alle andere Fopussoorten gebruik maken van nestholtes in bomen. Er zijn gelukkig ook geen indicaties dat deze soort in het wild bedreigt is.
Een overzicht van de ondersoorten: Nominaatvorm: Forpus conspicillatus conspicillatus (Lafresnaye) 1848 Oogringdwergpapegaai Deze Forpus conspicillatus conspicillatus werd gelijktijdig met Forpus passerinus viridissimus beschreven door Frédéric Armand André de Lafresnaye (1783-1861) in de elfde editie van 'Revue Zoologique, par la Societé Cuvierienne... Journal mensuel publié sous la direction de M. F. E. Guérin-Ménéville'. Lafresnaye noemde deze soort Psittacula conspicillata (Psittacule à lunettes). De beschrijving
58
Beschrijving nominaatvorm: De mannen zijn overwegend groen, het masker is een tint donkerder. Rond het oog is een blauwe ring van veren welke achter het oog op een punt samenkomt. Het achterhoofd en nek heeft een grijze waas. De rest van het lichaam heeft een lichtgrijze waas. De onderrug, stuit en primaire vleugeldekveren zijn donkerblauw/violetachtig. Vleugelbocht en ondervleugeldekveren zijn donkerblauw. Ogen zijn tweekleurig, bruine iris en zwarte pupil. Poten vleeskleurig en nagels hoornkleurig. Poppen missen de blauwe en violette veervelden. Rond het oog hebben ze een smaragdgroene ring. Lichaam is groen met gele waas. Kleur ogen, poten en nagels identiek als bij mannen. Deze Forpus conspicillatus conspicillatus vinden we hoofdzakelijk terug in het oosten van Panama en noord en west Colombia. Forpus conspicillatus caucae (Chapman) 1915 Cauca dwergpapegaai
Beschrijving Forpus conspicillatus Forpus conspicillatus is ongeveer 12 – 13 cm groot (Del Hoyo, Elliott, Sargatal, & Cabot, 1997; Forshaw & Cooper, 1973; Juniper & Parr, 1998). Ze zijn overwegend groen en de mannen hebben een blauwe ring rond het oog. Bij de poppen is deze vervangen door een smaragdgroene ring rond het oog. Bij de mannen is er een grijze waas waar te nemen op het lichaam. De onderrug is blauw. De poppen zijn overwegend groen met gele waas over het lichaam en missen zoals de meeste poppen bij Forpussoorten de blauwe veervelden. Deze kleuren kunnen wat variëren naargelang de ondersoort waar de vogels toe behoren. Van deze soort zijn er drie ondersoorten gekend: Forpus conspicillatus conspicillatus (Lafresnaye) 1848: nominaatvorm oogringdwergpapegaai Forpus conspicillatus caucae (Chapman) 1915: Cauca dwergpapegaai Forpus conspicillatus metae Borrero & Hernandez 1961: Meta dwergpapegaai
gebeurde, zoals het destijds veelal gebruikelijk was, in het Latijn, maar Lafresnaye voegde er ook nog een Franse vertaling aan toe. Ik geef hier een vrije vertaling: “Deze kleine soort onderscheidt zich gemakkelijk van 'de passerina' door haar meer donkere groene tint, bijna smaragdgroen op het voorhoofd en wangen zonder enige geelachtig groene schijn. Eveneens door de cirkel van blauwe veren rond de ogen. De bek en de poten lijken wit, of ten minste zeer lichtgeel. De vogel is ook een beetje kleiner dan de passerina” (Cuvierienne, 1848, p. 172). Hij vermeldde ook dat deze soort aangetroffen werd in Colombia. Toen Boie tien jaar later het genus Forpus determineerde werd het Forpus conspicillatus conspicillatus. Conspicillatus betekent zoveel als 'met opvallende markeringen aan het oog'.
Het was de Amerikaan Frank Michler Chapman (1864-1945) die in 1915 als eerste Forpus conspicillatus caucae onder de naam Psittacula conspicillata caucae - subsp. Nov. - (nieuwe ondersoort) beschreef in de 34ste editie van Bulletin of the American Museum of Natural History. Chapman was in 1908 als curator aangesteld op de afdeling vogels van het American Museum of Natural History. In deze hoedanigheid beschreef bij diverse nieuwe soorten. Hij vermeldde volgende aan het begin van zijn
foto H.Schipper
hoofdstuk Descriptions of proposed new birds from Central and South America : 'Dit document is in feite de vierde voorlopige publicatie over de collecties die het American Museum in de afgelopen jaren heeft ontvangen uit Colombia. De identificatie van dit materiaal leidde in sommige gevallen tot de ontdekking van ogenschijnlijk onbeschreven soorten...'. Met andere woorden, hij is nooit in het gebied geweest en heeft de vogels beschreven aan de hand van de beschikbare balgen in de collectie. Ik geef hier een vrije vertaling van zijn beschrijving: Psittacula conspicillata caucae subsp. nov. Lijkt op P. c. conspicillata van Lafresnaye uit de Bogota regio, maar is groter. De vleugels en de staart zijn wat langer. De bek is gemiddeld zwaarder. De blauwe veren van de stuit, boven- en ondervleugeldekveren zijn duidelijk meer blauw en minder paars of blauw-violet. Ze zijn afkomstig uit de tropische zone in de Cauca
WITTE SPREEUWEN
Het meest gelezen Belgisch Ornithologisch tijdschrift, pagina’s boordevol informatie over vogels. Voor één jaarabonnement in Nederland gireert u € 35 via een Europese overschrijving bij de KBC bank. Het IBAN rekeningnr. BE33 7330 0642 3046 en BIC code = KREDBEBB t.n.v. KBOF - Van Paesschen François, Molenheide 8 te B-2870 Puurs. Alle leden ontvangen maandelijks het clubblad van de KBOF, "DE WITTE SPREEUWEN", pagina's boordevol informatie over vogels. Inschrijvingen en gratis proefnummer op aanvraag bij Achten Paul, Everlaarstraat 78, B 9160 Lokeren België. E-mail:
[email protected] - Bezoek onze website http://www.kbof.be
Wildopname nominaatvorm
Nick Athanas
59
Hernandez 1961. De namen van de auteurs staan, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Forpus conspicillatus caucae (Chapman) 1915, niet tussen haakjes. Chapman beschreef F.c.caucae als Psittacula conspicillata caucae en deze ondersoort moest bijgevolg in een ander genus geplaatst worden. Vandaar dat hun naam tussen haakjes staat. Bij deze Forpus conspicillatus metae was dat niet nodig aangezien beide auteurs deze ondersoort meteen in het juiste genus plaatsten. De beschrijving gebeurde in het Portugees en was gebaseerd op de aanwezige balgen in het museum. Het werd een lijvig rapport waarin alle ondersoorten met elkaar werden vergeleken. Op deze manier toonden de auteurs aan dat de vogels die in het oosten van het verspreidingsgebied (Centraal Colombia, ten oosten van het Andesgebergte tot het westen van Venezuela) van deze soort voorkomen wel degelijk van de twee overige ondersoorten verschillen. Want aan de ene kant zijn ze net zo groot als de nominaatvorm (en dus kleiner dan F.c.caucae), maar aan de andere kant hebben ze net als de caucae slechts een blauwe lijn boven en achter het oog en missen dus de gesloten oogring van de nominaatvorm. Dit geldt net zo als bij de caucae ook voor de poppen die misschien ook iets lichter groen gekleurd zijn dan de nominaatvorm. - Benoemd werden deze vogels als Forpus conspicillatus metae naar de Rio Meta. Deze ontspringt in het departement Meta in Centraal Colombia en vloeit samen met de Orinoco rivier in de buurt van Puerto Carreño aan de grens met Venezuela. Daarmee loopt deze rivier door een groot deel van het habitat van deze ondersoort.
vallei en westwaarts over de San Antonio Pass naar de dorre stroomgebied van de bovenste Dagua Valley. Type-exemplaar nummer: 107.754 , American Museum of Natural History. Cali ( 3500 ft ), Cauca Vallei, Colombia, 21 december 1910 ; W. B. Richardson . Toelichting - . Deze vorm is gebaseerd op een reeks van twaalf mannen en drie poppen uit de regio Cauca, die caucae zijn. Ze werden vergeleken met elf mannen en zes poppen, uit de Magdalena vallei en Buena Vista, welke conspicillata zijn. De extreemste kleuren worden gevonden bij drie drie mannen van Caldas....... Daarbij geeft hij ook aan dat hij veronderstelt dat de vogel die Lafresnaye als Psittacula conspicillata beschreef waarschijnlijk afkomstig was uit de Bogota regio en hij stelde daarom voor de streek Honda aan de bovenste Magdalena rivier, aan de voet van het pad naar Bogota, als een geschikt type lokaliteit voor Psittacula conspicillata conspicillata te benoemen. De twaalf vogels welke hij gebruikte voor zijn beschrijving van Psittacula conspicillata caucae kwamen uit de regio van Caldas, San Antonio, Calin Palnira en Rio Frio. Het mag u nu duidelijk zijn dat hij deze soort vernoemde naar de Cauca vallei waar deze vogels voorkomen. We vinden vandaag de dag deze vogels hoofdzakelijk ten westen van het Andesgebergte in het zuidwesten van Colombia tot aan de grens van Ecuador. Opvallende bij de mannen bij deze ondersoort is wel het feit dat we bij hen de volledig gesloten blauwe ring rond het oog, zoals bij Forpus conspicillatus conspicillatus niet aantreffen. Bij Forpus conspicillatus caucae is er enkel een blauwe lijn boven en achter het oog. Ook is het blauw opvallend lichter dan bij conspicillatus en zijn de vogels wat groter. Van de poppen werd geen beschrijving gemaakt en dat komt waarschijnlijk omdat deze heel weinig verschillen vertonen met de poppen van Forpus conspicillatus conspicillatus. Opvallend verschil is dat ze enkel boven en achter het oog een smaragdgroene lijn hebben. En misschien mag gesteld worden dat ze iets lichter groen gekleurd zijn dan de nominaatvorm. Forpus conspicillatus metae Borrero & Hernandez 1961. Metae dwergpapegaai Tot nu toe is dat de laatst beschreven Forpussoort. Het was (pas) in 1961 dat José Borrero en Jorge Ignacio Hernández-Camacho Forpus conspicillatus metae beschreven in Novedades colombianas. Dit wetenschappelijk blad wordt uitgegeven door het 'Museo de Historia Natural de la Universidad del Cauca'. Dat deze auteurs de soort meteen in het juiste genus beschreven kan je merken aan de naam van deze soort: Forpus conspicillatus metae Borrero & 60
Forpus conspicillatus in avicultuur Deze soort is aanwezig in avicultuur maar over de aanwezige ondersoorten lopen de meningen grondig uiteen. Toch zien we alleen maar vogels van de nominaatvorm. Wanneer we de bronnen bij CITES er op naslaan dan zien we dat volgens hun gegevens er zeer vermoedelijk conspicillatus geïmporteerd werden, aangezien er al in 1986 export van nakweek was vanuit de EU. In de jaren 90 zijn er wel enkele exemplaren vanuit Brazilië (eenmaal 4 stuks en eenmaal 6 stuks) naar België geëxporteerd. Uiteraard belet niets dat deze vogels ook nog via andere wegen zijn ingevoerd. Geraadpleegde literatuur: Cuvierienne, S. (1848). Revue zoologique (Vols. 1-11, Vol. 1848). Revue zoologique. Del Hoyo, J., Elliott, A., Sargatal, J., & Cabot, J. (1997). Handbook of the birds of the world (Vol. 4). Forshaw, J. M., & Cooper, W. T. (1973). Parrots of the world. Lansdowne.
Garnetzke-Stollmann, K., & Franck, D. (1991). Socialisation tactics of the spectacled parrotlet (Forpus conspicillatus). Behaviour, 1–29. Juniper, T., & Parr, M. (1998). Parrots: A Guide to Parrots of the World. Yale University Press. Krasheninnikova, A., & Wanker, R. (2010). Stringpulling in spectacled parrotlets (Forpus conspicillatus). Behaviour, 147(5-6), 5–6. Wanker, R. (1999). Socialization in spectacled parrotlets (Forpus conspicillatus): how juveniles compensate for the lack of siblings. acta ethologica, 2(1), 23–28. Wanker, R., Apcin, J., Jennerjahn, B., & Waibel, B. (1998). Discrimination of different social companions in spectacled parrotlets (Forpus conspicillatus): evidence for individual vocal recognition. Behavioral Ecology and Sociobiology, 43(3), 197–202. Wanker, R., Bernate, L. C., & Franck, D. (1996). Socialization of Spectacled ParrotletsForpus conspicillatus: the role of parents, crèches and sibling groups in nature. Journal für Ornithologie, 137(4), 447–461. Wanker, R., & Fischer, J. (2001). Intra-and interindividual variation in the contact calls of spectacled parrotlets (Forpus conspicillatus). Behaviour, 138(6), 709–726. Wanker, R., Sugama, Y., & Prinage, S. (2005). Vocal labelling of family members in spectacled parrotlets, Forpus conspicillatus. Animal Behaviour, 70(1), 111– 118. www.birdlife.org. (2014, januari 30). Birdlife International. Wordt vervolgd, Dirk van den Abeele
61
PAPEGAAIACHTIGEN
wang wel de gelegenheid dienen te geven te broeden en het te “leren”. Met het risico dat de eieren dus niet uitkomen, of slechts één of twee jongen per jaar geboren worden. Wanneer je één of twee andere koppels erbij zet met een andere mutatie dan helpt dit ook omdat valkparkieten echt van elkaar leren. Let wel goed op dat je koppels erbij zet die niet dominant zijn. Ook met bijvoorbeeld een koppel bourke parkieten gaat het prima!
GEELWANG VALKPARKIET ONDER DE LOEP yc De geelwang (Z ) mutatie is een unieke mutatie uitsluitend voor valkparkieten en misschien wel de grootste uitdaging voor valkparkiet kwekers. Niet vanwege het formaat, kleur of kwaliteit maar omdat deze erg lastig zijn om te kweken. De geelwang staat bekend om het slechte broeden waardoor de eieren niet uit komen. Ook geeft de geelwang gemiddeld een iets lager aantal eieren per leg dan andere mutaties. Het is in mijn ogen wel één van de mooiste en grootste uitdagingen om te kweken. De geelwang mutatie is een geslachtsgebonden recessieve mutatie waarbij de rode psittacine uit de wangvlek is verwijderd of is omgezet in gele kleurstof. De geelwang mutatie is voor het eerst gekweekt door Bruno Rehm in Duitsland begin jaren '90 van de vorige eeuw. Helaas heeft hij geen administratie en is het dus niet precies vast te stellen wanneer de eerste geelwang mutatie door hem is gekweekt. In 1992 is de geelwang mutatie voor het eerst geïmporteerd in de Verenigde Staten door Elsie Burgin, Nancy Rocheleau en Dave Okura. De geelwang mutatie is nog steeds een zeldzame mutatie, vanwege het broedgedrag en heeft onder
Dit broedgedrag maakt de geelwang tot een mutatie waar je echt van moet houden om mee te kweken.
andere in de Verenigde Staten ook nog eens concurrentie van de veel gemakkelijker te kweken Dominant Yellowface mutatie, een mutatie die wij in Europa niet kennen en die er erg op lijkt. De geelwang mutatie heeft wel een zuiverdere gele wangvlek dan de Dominant Yellowface. De Dominant Yellowface vererft niet geslachtsgebonden zoals de geelwang mutatie
De geelwang valkparkiet is goed te combineren met bijna alle andere mutaties behalve witmasker en bleekmasker. Reden hiervoor is dat deze twee mutaties ook invloed hebben op de gele en rode kleurstof in de wangvlek en daarmee niet meer te zien is welke mutatie het is. Combinaties geelwang met witmasker of bleekmasker zijn dan ook niet gewenst op tentoonstellingen en dienen te worden vermeden. Beide zijn psittacine mutaties en deze mag maar eenmaal in een mutatie aanwezig zijn om als gevraagde vogel beoordeeld te worden op een wedstrijd en keurbrief
Zoals gezegd is de geelwang mutatie één van de vier geslachtsgebonden mutaties bij de valkparkieten, wat betekent dat wanneer een man, visueel of middels split de geelwang mutatie bezit , hij poppen voort zal brengen die visueel geelwang mutatie zullen zijn. Is de man zelf visueel geelwang Zyc of split Zyc x2, dan zullen alle poppen in zijn nest dus geelwang zijn en gemakkelijk in het nest te herkennen. Is de man split x1 geelwang dan komen er 50% geelwang poppen en 50% normale poppen statistisch als nakomelingen
Geelwang komt het meest voor in combinatie met cinnamon omdat je dan een hele mooie zacht gekleurde valkparkiet krijgt maar ook bijvoorbeeld geelwang met lutino is heel mooi en geelwang met opaline of bronze fallow.
Een geelwang pop kan alleen geelwang jongen voortbrengen als zij wordt gekoppeld aan een geelwang of split geelwang man en in het nest kunnen er dan zowel geelwang mannen als poppen voorkomen. De geelwang jongen zijn in het nest goed te herkennen want zodra de veren beginnen door te komen is de gele wangvlek al zichtbaar. Het kweken van de geelwang mutatie is lastig en zeker niet aan te raden voor beginnende kwekers vanwege het broedgedrag. Zoals gezegd broedt de geelwang mutatie slecht tot niet en is erg snel “afgeleid”. Wanneer de jongen eenmaal geboren zijn, dan zijn het prima ouders die de jongen goed groot brengen.
Geelwang cinnamon pop ek 2014, 3 maanden oud E.M.v.Laar
tatie of de split man het meest en gaat het meestal goed. Een split geelwang is altijd mannelijk, poppen kunnen aangezien de geslachtsgebonden mutatie nooit split voor geelwang zijn of welke andere geslachtsgebonden mutatie dan ook. Om het broedgedrag te verbeteren zul de geel-
In het verleden zijn er om deze reden ook veel geelwangen met de hand opgefokt waardoor sommige lijnen gedragsproblemen lijken te vertonen en als agressief worden bestempeld. Aangezien handopfok sinds 1-7-2014 is verboden in Nederland wordt dit hier dus niet meer gedaan.
Cinnamon opaline geelwang pop
62
D.v.d.Mark
Er is nog een reden waarom geelwang met cinnamon het meest voorkomt en dat is omdat de geelwang en cinnamon mutatie heel dicht bij elkaar liggen op het zelfde gen. Het Z gen waar alle geslachtsgebonden mutaties zich bevinden maar de cinnamon mutatie is bijna niet los te koppelen van de geelwang mutatie vanwege de ligging op het Z chromosoon (chromosoon waar alle geslachtsgebonden mutaties op aanwezig zijn). Deze beide mutaties liggen zeer dicht tegen elkaar aanliggen reversed crossing-over komt zelden voor. Reversed crossing-over betekent dat een mutatie plotseling uit een vogel verdwijnt door het delen en aankoppelen van het gen tijdens de bevruchting en kan alleen bij split x 1 vogels voor een geslachtsgebonden mutatie. Kan dus voorkomen bij Cinnamon, Geelwang, Lutino en Opaline De kans is dus erg groot dat je daarmee beide mutaties eruit kweekt. Op Crossing- over en reversed crossing over komen we in een apart artikel nog terug. Cinnamon is echter wel weer een hele moeilijke mutatie wanneer je mee wil doen aan tentoonstellingen maar daarover volgende maand meer.
De huidige kwekers van geelwangen proberen juist om het broedgedrag te verbeteren om deze mooie mutatie is stand te houden. Dit doen zij door bijvoorbeeld een geelwang te koppelen met een andere mutatie of een split geelwang. Dan broedt de partner met een andere mu-
© 2015 Evelien M. van Laar Meedenken en praten kan ook op onze facebookgroep Dutch Cockatiel Mutation Breeders.
63
ONKRUIDEN
ONKRUIDEN Wanneer men in vogelliefhebberskringen spreekt over onkruiden, bessen en insecten, denkt bijna iedereen dat dit een aangelegenheid is voor liefhebbers van Europese vogels. Nochtans zijn bijna alle vogels verzot op deze lekkere dingen die de natuur hen biedt. En niet alleen Europese, maar ook vele exotische vogels en niet in het minst parkieten, duiven en hoenderachtigen
VOGELMUUR Familie:
Anjers
Wetenschappelijk: Stellaria media Engels: Chickweed Duits: Vogelmiere Frans: Mouron blanc,Mouron des oiseaux Vindplaats: Van alle kruiden is vogelmuur zeker het meest bekend bij de vogelliefhebbers. En mede daardoor is het ongetwijfeld het meest gegeven onkruid aan vogels in kooi of volière. Met vogelmuur heeft men ook nog het voordeel dat men het zowat overal vinden kan. Op stikstofrijke grond die goed bewerkt wordt, vormt de vogelmuur soms een groen tapijt. Wie in zijn tuin teveel kippen-, duiven-, of vogelmest gebruikt zal veel moeten wieden en harken om de vogelmuur de baas te blijven. Tenzij je liever vogelmuur voor je vogels kweekt dan groenten. Uitzicht: Vogelmuur groeit tegen de grond liggend in rozetvorm en fel vertakt. De bloempjes zijn klein en wit in de vorm van sterretjes; de blaadjes zijn eivorming. In extreme gevallen kan vogelmuur tot 30 cm hoog groeien, maar dat wijst in ieder geval in de richting van overbemesting zoals hierboven beschreven. Bloeitijd: Vogelmuur kan men het hele jaar door vinden, met een piekperiode van maart tot mei. In het heetst van de zomer verdrogen de planten terwijl ze in de winter weinig zaad dragen. Oogst: Oogsten om onmiddellijk aan de vogels te geven kan dus in het principe het hele jaar door. Zelf ben ik er voorstander van om vogelmuur in overvloed te geven. De ervaring heeft me geleerd dat vogels met jongen dan alleen het zaad voeren. Geef je vogelmuur in kleine hoeveelheden, dan worden blaadjes en stengels eveneens mee verorberd. Dit groenvoer bevat veel vocht en veel minder vitaminen. Men kan vogelmuur ook oogsten om er een zaadvoorraad mee aan te leggen. Best kiest men hiervoor een droge periode uit, in de maanden juni of juli. Vindt men nu een plaats waar men een grote hoeveelheid vogelmuur kan plukken dat rijp is, dus met veel zaad er in, dan is het zaak deze zo voorzichtig mogelijk te plukken. Thuis gekomen legt men de vogelmuur open op een zeil, laken of iets dergelijks. Na een dag in de volle zon te hebben gelegen valt reeds heel wat zaad uit de zaaddoosjes. 's Avonds doet men de vogelmuur in een jute zak en het reeds vrijgekomen zaad wordt gezeefd. Dit zaad is in geen geval droog. Het beste legt men dit open op onbedrukt papier, op
een droge plaats boven de ketel van de centrale verwarming of gewoon in de zon. Ook de resterende vogelmuur wordt de volgende dag opnieuw open gestrooid en verder te drogen gelegd. Tegen de avond doet men het hele zaakje in een dicht geweven jute of katoenen zak. Vervolgens slaat men met een stok of mattenklopper geruime tijd op de zak zodat het resterende zaad uit de zaaddoosjes valt. Het is van belang dat de vogelmuur rijp is en dat er een gunstige periode uitgekozen wordt met veel zon en geen regen. Anders wordt het moeilijk om het zaad droog te krijgen zonder schimmel. Welke vogels: Nagenoeg alle zaadetende vogels zijn verzot op vogelmuur. Het helpt in ieder geval heel wat jongen van Europese vogels naar de volwassenheid, maar ook parkieten en papegaaien, kwartels tot fazanten, duiven, exotische vogels en laten we vooral onze kanaries niet vergeten. Bijzonderheden: Er is een kruid dat veel gelijkenis vertoont met vogelmuur, namelijk guichelheil (Anagallis arvensis). Bladeren en stengels hebben op het eerste gezicht dezelfde groeiwijze, maar de bloemetjes zijn rood en er is nog een ondersoort (Anagallis coerulea). Beide zijn zeer giftig. Gelukkig komt guichelheil niet zoveel voor als vogelmuur, maar 'een verwittigd 'man is er toch nog altijd twee waard'. Alois van Mingeroet
Geelwang cinnamon pop ek 2014, 3 maanden oud E.M.v.Laar
64
65
KANARIES
DE MEMOIRES VAN JAMES OO7, deel 4 James is een kleurkanarie en heeft in z'n relatief korte leven veel meegemaakt. In een aantal afleveringen laat hij ons zijn memoires na. Allerlei dingen die zijn voorgevallen in zijn 'loopbaan' als kleurkanarie. In deze aflevering komt een Italiaanse schone op '' hok, afkomstig uit Reggio Emilia. De week daarop kwam de vader van Kees en ook de vader van Marianne op bezoek om een snelcursus 'kanaries verzorgen' te volgen. Kees voedert ons altijd gerantsoeneerd, dat is niet zo leuk voor ons, maar het verplicht ons dat we alles moeten opeten en gekoppeld dat Kees ons een perfecte zadenmengeling geeft, bezorgt ons een goede conditie en dat wil hij die mannen ook laten doen. Maar die mannen trekken zich daar niets van aan, ze voeren onze eetbakken propvol. Die twee oude rakkers spelen gewoon op zekerheid. Eten dat die ons geven, niet normaal. Het feest was snel voorbij. Kees en Marianne waren zoals gepland na een week terug. Ik weet niet wat ze ginder allemaal gesjouwd hebben, maar ze zagen er wel moe uit, maar ook heel gelukkig dat wel. Kees had er uiteraard vogels gekocht maar die kregen we niet meteen te zien. Nieuw aangekochte vogels gaan bij Kees altijd een week in quarantaine. Hij heeft schrik dat andere vogels ons ziek zouden maken. Slim baasje hebben wij. Na een week werden er twee grote broedkooien klaargemaakt. Dat was duidelijk voor de nieuwe aanwinsten. Ik was super benieuwd want tenslotte gaat het ook om mij want Kees wou een Italiaanse pop om tegen mij te zetten. Na tien dagen wachten in spanning werden ze in de kooien gezet: vier mannen en vier poppen. Sjonge wat hadden die strepen, groot waren ze niet en ik vond dat wij ook een mooiere lipochroomkleur hadden maar die strepen hé. Ik had alleen maar oog voor die meiden en hun strepen mochten er ook zijn. Eentje riep in mijn richting ciao, ik riep wat bedeesd! Hoi, ik ben Kees, ciao sono Gabriella, ik snapte er niet veel van maar wel dat ze zich Gabriella noemde. Ik was meteen en voor het eerst smoorverliefd op die mooie Italiaanse. Die andere drie Italiaanse meiden waren ook niet verkeerd hoor en mooie namen dat die hadden Sophia, Paola en Graciella, maar voor mij was de uitverkorene Gabriella. Dat was echt liefde op het eerste zicht. Maar er was nog werk aan de winkel. Kees had ons ingeschreven op het district en ook op de Bondsshow. Ik werd tweemaal kampioen en Kees liet het vaantje van de bondsshow aan mijn kooi hangen toen ik terug thuis op mijn plaatsje stond dat maakte duidelijk indruk op Gabriella want toen riep ze naar mij ciao champione Hollandia daar bloosde ik wel een beetje (veel) van. Ik denk dat ze ook wel een beetje verliefd was op mij, ik zong de hele dag uit volle borst. Begin maart werden de 24 mooiste poppen in de 24 broedkooien geplaatst. Kees en Marianne hadden het hele hok gepoetst, dat doen ze altijd als er hoog bezoek komt. En alle
66
VOGELPARKEN EN DIERENTUINEN
NATUURLIJKE SETTING DUITS VOGELPARK Ooit was het een klein park dat vrijwel alleen bij kenners bekend was, maar dat is het al lang niet meer. Inmiddels is Vogelpark Niendorf uitgegroeid tot een middelgroot vogelpark dat zeker niet meer alleen bekend is bij kenners maar juist bij vele vogelliefhebbers.
groene (zwartgeel) mannen, 36 in totaal, werden in tentoonstellingskooien gezet. 19 maart zou de grote dag worden. Gabriella zat in kooi nr 1, dat zag er alvast goed uit voor mij want ik was Kees zijn favoriet. Maar ik hoorde die mannen tijdens de shows dikwijls zeggen kampioen x kampioen geeft daarom nog geen kampioenen. Zegden ze dat om mij te pesten, weet ik niet, maar ik droomde alleen nog van Gabriella. Ook Jac de keurmeester werd erbij gehaald, om het nog wat spannender te maken. Jac de keurmeester had het steeds maar over, dat om kampioenen te kweken je vogels samen moet zetten die elkaar aanvullen. Niets werd aan het toeval over gelaten want de dure aanwinsten moesten renderen. Bijna alle poppen verwisselden nog van volgorde in de kooien, maar Gabriella bleef op nr 1. Toen was het de beurt om de mannen op nummer te zetten. Dat was ook wel spannend want er zijn 24 kooien maar er waren 36 mannen opgekooid. De hele namiddag gingen ze door tot er nog 24 overbleven. En dan werden de nummers op de kooien geschreven. Ik had de indruk dat Jac de keurmeester het door had dat ik bij Gabriella wou en hij plakte meteen nr 1 op mijn kooi. Ik viel bijna van mijn stokje maar toen ik wat bekomen was van de emotie, floot ik voor Jac mijn mooiste liedje, Jac zei hij kan nog mooi fluiten ook. Kees zei: James is mijn favoriet op alle gebied. Mijn dag kon alvast niet meer stuk. Maar ik die dacht dat we meteen naar de meiden mochten, ons geduld werd nog op de proef gesteld.
Wordt vervolgd, Bertrand
Geen wonder want het biedt een prachtige collectie vogels die bij iedere vogelliefhebber het hart sneller zal doen slaan vooral ook vanwege de natuurlijke setting waarin de dieren zijn ondergebracht. Het park ligt in Niendorf of beter nog aan het Timmendorfer strand onder de rook van Travemünde in de gemeente Lübeck. Ergens vlak tegen de Oostzee aan, in een gebied dat zich kenmerkt door de vele meertjes en hier en daar een wat veenachtige karakter. Niet naast de deur dus want eer je er bent staat er toch zo’n 450 kilometer op de teller maar als je toch op weg bent in het land van Mecklenburg Vorpommern, een uitgelezen mogelijkheid om eens even langs te gaan. Het park afficheert zich met “het meest natuurlijke vogelpark van Duitsland” en dat klopt ook wel. Geen prachtig aangelegde gazons of fraaie bloemenborders met keurig aangelegde wandelpaden
die je langs de standaard volières voeren. Nee, de volières zijn van eigen makelij en stuk voor stuk van natuurlijk materiaal gemaakt en de paden zijn weliswaar verhard maar zo aangelegd dat ze heel goed passen in het geheel. Daar komt nog bij dat de vogels zijn ondergebracht in volières die qua afmeting er mogen zijn. Desondanks zijn ze heel goed ingepast in het landschap. Daarbij is handig gebruik gemaakt van bestaande waterpartijen die in deze regio nu eenmaal veel voorkomen. De vogels kunnen vrijwel overal hun natuurlijk gedrag vertonen omdat op de ruimte nergens is beknibbeld. De ene keer is gewerkt met ruime volières en beplanting, een andere keer gaat het om enorme ruimtes, die overkoepeld zijn door speciaal op palen vastgezette netten. Met name de watervogels hebben dankzij de waterpartijen helemaal de ruimte gekregen en dat biedt een fraaie aanblik. Het park werd in de 80-er jaren overgenomen door de huidige eigenaar Klaus Langfeldt, die het gaandeweg steeds verder uitbouwde tot wat het nu is: een prachtig park geheel passend in het bestaande wat moerasachtige gebied. De 70.000 m2 die het park groot is wordt doorkruist door twee kilometer wandelpad dat verdeeld is in twee aparte routes. Wie zo’n route neemt, weet zeker dat hij langs alle verblijven komt. Een deel van de route voert zelfs door een klein gebied waar de dieren zich geheel vrij kunnen bewegen. Op die manier kun je makkelijk kennis nemen van alles wat er te zien valt. En dat is heel wat! Er zijn ruim duizend vogels in het park ondergebracht verdeeld over 250 soorten. Kraanvogels, reigers, ooievaars, pelikanen en vele andere moeras- en watervogels, maar ook vele papegaaien en parkieten, fazanten, condors, gieren, uilen en vele andere soorten roofvogels. Collectie Niendorf beschikt over een fantastische collectie uilen. Het gaat zelfs om één van de grootste levende collecties en telt maar liefst 38 soorten. Stuk Doorkijkje in het vogelpark
67
een gezien. Het is moeilijk om niet overal je fototoestel tevoorschijn te halen. Ooit kreeg ik 55 jaar geleden van mijn vader het uitgeblazen ei van een kasuaris. Ik had toentertijd nog nooit van het beest gehoord, maar toen ik dat ei kreeg - ik heb het nog steeds - heb ik natuurlijk meteen van alles erover opgezocht. Tegenwoordig gaat dat met internet veel makkelijker. Als ik dus in een park kom waar de vogel rondloopt, dan ga ik er altijd langs. Het beest heeft een speciaal plekje. In Niendorf hebben ze een koppel van deze veel op een struisvogel lijkende vogel, die vooral rond de kop over een prachtig kleurenpallet beschikt. Ook de imposante snavels van de reusachtige neushoornvogels zijn te bewonderen. Een tiental soorten heeft het park en hoewel er maar zelden in gevangenschap jongen worden geboren, is het in Niendorf al verschillende malen gelukt. Ronduit imponerend is de verschijning van de Goliathreiger. Het prachtige beest doet zijn naam alle eer aan, niet alleen door zijn lengte maar ook door zijn fraaie tekening. Ook in dit geval zijn er meerdere exemplaren aanwezig. Wie hem vergelijkt met de ons
Waterpartij, Virginisch oehoe; beneden Chinese bamboepatrijs
Goliath reiger
Kroonkraanvogel
voor stuk pracht exemplaren. De Indische dwergooruil, sneeuwuil, een scala aan oehoe’s, waaronder de Nepaloehoe, maar ook meer bij ons bekende soorten als de velduil en steenuil. Ik heb zelden zo’n prachtige collectie van deze fraaie dieren bij-
68
meer bekende blauwe reiger moet bekennen dat die van ons wel wat erg mager afsteekt tegen zijn Afrikaanse soortgenoot. De collectie van de ons meer bekende soorten is een stuk kleiner. Je zult er niet zoveel van de ons meer bekende exoten aantreffen alhoewel er, wonderlijk genoeg, een grote kooi te vinden is met een verzameling zebravinken. Eigenlijk passen die helemaal niet in het geheel! Wel zijn er ook aardig wat papegaaien en parkieten te vinden. Ook in dit geval een erg ruime behuizing voor de met prachtige kleuren getooide vogels. Opvallend is dat ze steeds weer erg veel bekijks trekken ondanks het feit dat ze over het algemeen veel minder bijzonder zijn dan tal van andere exemplaren in het park.
De volières van de papegaaien en parkieten vormt het enige onderdeel dat niet in een eigen gemaakt behuizing zit. In dit geval is een groot blok van ruim 20 volières gebruikt dat meteen na de ingang is geplaatst. In die volières is het overal schoon. Opvallend schoon zelfs. Nergens is ook maar een spoor van verontreiniging te vinden. Ik heb het wel eens anders gezien. Wie plezier aan vogels beleeft moet zeker eens een bezoek aan Niendorf brengen. Zeker als hij zijn kennis wil verruimen want wie wil kan ook een rondleiding krijgen. Onno Bijlsma
69
TROPISCHE VOGELS
KANARIES
VOORBEREIDING OP DE KWEEK 2 Over het voorbereiden van onze kanarie op de kweek zijn al diverse artikelen geschreven. Toch komen er bij diverse kwekers nog steeds vragen over die voorbereiding en gaat het soms nog helemaal fout bij de voorbereiding op de kweek. Om die reden haalt Wout van GIls nog eens enkele zaken aan die iedereen zeker moet volgen om zijn vogels en zijn kweekruimte in orde te hebben op voor de aanstaande kweek. Wanneer men z'n kanarievogels gaat voorbereiden op de kweek zal er niet alleen met licht, warmte en zuurstof rekening gehouden dienen te worden, maar er zijn ook nog wat andere zaken waar de vogel wat extra’s van nodig heeft. En deze zaken mogen dan ook op geen enkele manier ontbreken in de dagelijkse behoeften van onze vogels. Zeer belangrijk is dat de vogels er goed en zuiver uit zien; regelmatig badwater is dan ook een must ook al is het wat koud. Gezonde vogels poedelen graag; doe in het badwater steeds iets badzout. Geef echter nooit 's avonds badwater. De vogels moeten volledig droog zijn wanneer de lichtdimmer aan gaat. Ook het eivoer moet worden opgevoerd. In de rustperiode hebben onze vogels op zaad moeten leven. Dit kan en moet ook zo zijn; de vogels zijn zaadeters en zij moeten alles uit een goede zaadmengeling kunnen halen om goed gezond de winter door te komen en te beginnen aan een goed voorbereiding van de kweek. Tijdens de rustperiode mag men ook wel wat eivoer geven maar niet meer dan twee maal per week en dan een hoeveelheid die opgegeten is binnen ongeveer drie uur. Regelmatig een stukje appel of wortel is zeker aan te bevelen. En wat te denken van een sneetje witbrood gedrenkt in melk. En uiteraard vergeet niet vogels met de recessief factor elke twee weken extra Vitamine A bij te geven. Maar op het moment dat we de vogels lichturen gaan geven ter voorbereiding op de kweek dan moet er ook wat extra's komen met de voeding. Men begint ook met het eivoer van twee naar drie keer per week te brengen. Geef om de twee dagen wat extra hennep zaad bij, en het kan zeker geen kwaad wat extra raapzaad en gepelde haver toe te voegen. Wat zeker niet vergeten mag worden is om wat tarwekiemolie toe te voegen aan het te geven eivoer. Al moet ik toegeven dat ik zelf de laatste vier jaar de tarwekiemolie weglaat en deze vervangen heb door de Fertibol van Comed. Hier zit alles in wat de vogels nodig hebben voor de voorbereiding op de kweek en ik wil het zeer zeker aanbevelen. Maar zoals met meerdere producten maakt hierin ieder zijn eigen keus. Maar bedenk wel dat extra vitaminen en sporenelementen niet weg te denken zijn bij de voorbereiding op de kweek. Dit samen met het aantal lichturen geeft het begin aan van een goede of minder goede kweek. Over de samenstelling en het nut van deze producten zijn de meeste kwekers wel overtuigd en ze zijn dan ook niet meer weg te denken uit onze kanariekweek. Ik blijf er bij: een goede ontwikkeling voor onze hobby. Deze producten zijn er voor 70
SLANGENHALSVOGELS zwemmen en fourageren onder water De wetenschappelijke familienaam anhingidae en de geslachtsnaam Anhinga is een klanknabootsing, afgeleid van ‘alina’ zoals de Braziliaanse Tupi-indianen in het Amazonegebied de slangenhalsvogels noemen of afgeleid van ‘ávinga’ of ‘avinga’ wat vertaald wordt als ‘devilbird’ (duivelsvogel). De naam van het geslacht veranderde in ‘anhingá’of ‘anhangá ‘ naar een vertaling uit het Tupi-Portugees. Taxonomie Orde: Pelecaniformes (pelikaanachtigen) Familie: Anhingidae (Reichenbach 1849) (slangenhalsvogels). Geslacht: Anhinga (Brisson. 1760) (slangenhalsvogel). Soorten: 1. De Afrikaanse slangenhalsvogel (Anhinga rufa) (Daudin 1802) 2. De Amerikaanse slangenhalsvogel (Ahinga anhinga). 3. De Australische slangenhalsvogel (Anhinga novaehollandiae) 4. De Indische slangenhalsvogel (Anhinga melanogaster)
gemaakt en gebruik ze dan er ook voor. Het zijn producten op basis van natuurlijke producten dus wat wil men nog meer. De producten die ik hiervoor gebruik zijn deze van Comed, met in de voorbereiding op de kweek Fertibol in het eivoer. En in het eivoer tijdens de kweek Megabactin, Winmix en Megabactol. En wanneer de jongen zelfstandig zijn af en toe wat jongeren olie onder het eivoer van deze jonge vogels. Ik voel me daar al vele jaren heel goed bij. Succes Wout van Gils E-Mail
[email protected]
Voorkomen De Amerikaanse slangenhalsvogel komt voor van Noord-Carolina in de Verenigde Staten, zuidwaarts door de kuststaten in Midden-Amerika tot in Argentinië. Hij heeft ook een vaste stek op de eilanden Cuba, Trinidad en Tobago en andere eilanden in de Caribische Zee. De winter wordt doorgebracht in de noordelijke gebieden zuidwaarts van Florida en Louisiana. De Afrikaanse slangenhalsvogel komt in Afrika voor vanaf het zuiden van de Saharawoestijn in het Midden-Oosten tot in de zuiderse landen van Afrika, namelijk Zimbabwe, het noorden en oosten van Botswana in Zuid-Afrika, links in Namibië en rechts in Mozambique de andere kant van ZuidAfrika. Hij komt ook voor op het eiland Madagascar en een kleine en geïsoleerde populatie in lager Mesopotamië, een gebied tussen de rivier de Eufraat en de Tigris in Irak). De Indische slangenhalsvogel leeft in Irak, Iran, Pakistan, India, Zuidoost Azië, Indonesië en Nieuw-Guinea. De Australische slangenhalsvogel komt voor in Australië vanaf de kust van Adelaide in ZuidAustralië, noordwaarts tot de Tennant creek in Northern Territory en tot Broone in West-Australië
'De Vogelwereld' A.O.B.
en in zuidwest-Australië van Perth tot Esperance. Hij komt ook voor in Nieuw-Guinea. Beschrijving De Amerikaanse slangenhalsvogel is 80 tot 100 cm groot met een vleugelwijdte van 120-130 cm en een gewicht van 1000 tot 1350 gram. Op zijn nek of hals, die 40 tot 56 cm lang is, of de helft van de totale lengte van zijn lichaam heeft hij in verhouding een dunne smalle kop. De man en pop hebben in de broedperiode een blauwe ring rond hun ogen. Beiden hebben een glanzend zwarte bevedering met een metaalachtige tot groene glans en lange brede vleugels met zilverwitte pluimen op de schouders. De veren op de kop, de nek en de hals van de man zijn grijs en hij kan ze rechtop zetten. Ze hebben ook lange zwartgrijze staartpennen, gele poten en een lange puntige gele snavel die tweemaal zo lang is als hun kop en die bij de man iets langer is dan bij de pop. Toch is de pop iets zwaarder dan de man. De kleuren van hun naakte lichaamsdelen variëren rond de jaarwisseling. Zodra de voortplantingsdrang zich laat gelden wordt de gele of geelgroene kleur van de naakte huid van hun gezicht turquoise. Ook de kleur van de keel verandert tijdens het broeden van bleekroze of geel naar zwart. Elk seizoen verandert de kleur van hun irissen in geel, rood of bruin. De Afrikaanse slangenhalsvogel is 95 cm groot en weegt circa 1400 gram; hij heeft een bruine kop met gele ogen en dito snavel. Zijn keel en rug zijn grijs en zijn poten zijn zwart. De man is glanzend donkerbruinzwart met een witte bestreping; de poppen en de onvolwassen jongen zijn bruiner. De Afrikaanse slangenhalsvogel verschilt vooral met de Amerikaanse door zijn dunne witte laterale streep op de voorkant van zijn roestkleurige hals. De Indische slangenhalsvogel is overwegend donker zwartbruin met een glanzende zwarte vleugelbevedering, wit, zilvergrijs en bruin gestreept en
Het beste ornithologisch maandblad
Iedere maand 48 tot 64 bladzijden A4 formaat boordevol teksten en kleurenfoto's van de betere schrijvers en topfotografen. Een jaarlijks abonnement loopt van januari tot december. Stort 50 euro op onze Belgische rekening 22 0000 8635 4147 van 'De Vogelwereld' 1190 Brussel met vermelding van naam en adres. Verdere info en digitaal proefnummer: José Delfosse, Avenue des Champs Clairs te 1420 Ophain. E-mail:
[email protected]
71
gestippeld. De nadrukkelijke knikkende of kronkelende nek heeft een witte of bleekbruine streep vanaf de snavel tot waar de kronkel van de nek of van de hals begint. De borst is roestbruin. De pop en de onvolwassen jongen hebben een grijsbruine bovenbevedering en een bleekgrijze tot witte borst, buik en aarsstreep en een witte nekstreep. Eigenheden De volgende eigenheden zijn eigen aan ieder van de vier soorten tenzij anders is vermeld. Z-vormige hals. Slangenhalsvogels danken hun naam aan de zeer lange en dunne Z-vormige hals, de smalle kop en de lange, op een dolk lijkende snavel die tijdens het zwemmen onder water boven de wateroppervlakte uitsteekt en aan een opgerichte zwemmende slang doet denken. De meeste slangenhalsvogels zijn standvogels en migreren niet; de populaties uit de koelste gebieden in Noord-Amerika echter migreren naar de warme streken in Midden-Amerika. Als zeer goede vliegers, en dit dankzij hun grote brede vleugels, stijgen ze dan de lucht in tot op grote hoogte en gedragen door de thermiek zweven ze dag na dag in de richting van hun winterverblijf tot 2000 km zuidwaarts. Aan land stappen ze met een hoge tred en gespreide vleugels om, zoals de pelikanen, niet alleen hun evenwicht te bewaren, maar meer om hun bevedering te laten drogen na een zwempartij.
Leeftijd Slangenhalsvogels zijn pas na twee jaar of soms zelfs iets later vruchtbaar. Ze leven gemiddeld negen jaar Toch zijn er uitzonderingen die maximaal zestien jaar oud worden. Ze hebben de gewoonte om in grote groepen te verzamelen; dit samen met reigers (familie Ardeida) en ibissen (familie Threskiornitidae) en ooievaars (familie Ciconiidae), maar zij aanvaarden niet dat deze daarbij hun nestplaats verstoren. Geen neusgaten De scherpe puntige snavel heeft zaagvormige zijkanten maar geen uitwendige neusgaten. Het gehemelte is ruw en geribbeld waardoor er een stevige grip op een prooi is. De zwemvliezen zijn zo groot als de tenen lang zijn wat bij alle watervogels niet het geval is. Ze hebben korte poten die ver naar achteren ingeplant zijn in het lichaam hetgeen de wendbaarheid in het water ten goede omen. Zwemvliezen Slangenhalsvogels zwemmen en fourageren meestal onder de wateroppervlakte; alleen hun kop en kleurige hals steken er een heel stuk bovenuit. Ze bewegen zich voorwaarts met hun krachtige poten, voorzien van grote zwemvliezen Indische slangenhalsvogel hangt z'n vleugels te drogen
Afrikaanse slangenhalsvogel met prooi
H.Branje
tussen hun lange tenen, waarbij hun kop met grote zwaaien van voor naar achteren schokt en terug naar voren. Aan de onderzijde van de achtste halswervel hebben ze een kam waaraan de spieren zijn vastgehecht. Het lijkt wel op een systeem van een scharnier waarbij door het plotse strekken van de Z-vormige hals het hoofd en daarbij de snavel vooruit kunnen doen schieten als een pijl uit en boog. Rudimentaire stuitklier Slangenhalsvogels hebben geen broedplek en ook, net als de aalscholvers, hebben ze slechts een rudimentaire stuitklier, of wat daar door de tijden heen nog van overblijft. Zij kunnen hun veren dus niet oliën en zo wordt hun bevedering volledig doordrenkt tijdens het duiken naar voedsel waardoor zij moeilijk, praktisch zelfs niet op het water kunnen drijven als een vlot, en nog enkel met moeite kunnen vliegen.
72
Luchtzakken. Om onder water gedompeld beter vooruit te komen drukken ze hun bevedering zo hard tegen hun lichaam aan dat er geen lucht mee tussen zit. Tevens kunnen zij de lucht wegpersen uit hun inwendige luchtzakken waarvan de wanden zo dun zijn als een vliesje. De luchtzakken zijn uitlopers van de longen, verspreid over gans hun lijf en spelen een zeer belangrijke rol in het ademhalingsstelsel bij vogels. Door deze kunstmatige verlaging van hun soortelijk gewicht, wat ook de fuut (Podiceps cristatus) kan, worden hun duikcapaciteiten dusdanig verhoogd dat zij onder water veel wendbaarder worden, nodig voor het vangen van vissen. Omdat ze na een duik door hun doordrenkte bevedering niet kunnen vliegen zoeken ze een veilige plaats op in de zon om hun bevedering met gespreide en wuivende vleugels te laten uitdruipen en opdrogen. Geluid Het geluid dat zij uiten bij het vliegen bestaat uit geklepper en geratel. In de kolonies houden ze contact door te kwaken, te knorren en te ratelen,
73
dit op een toonhoogte volgens de omstandigheden. Wanneer een mens hun nestplaats nadert, uiten ze snel achter elkaar een diep gukachtig geluid als alarmroep. Habitat Slangenhalsvogels zijn meestal in grote getallen te vinden in subtropische gebieden en nauwelijks in minder warme streken. Zij geven de voorkeur aan frisse zoetwatermeren die niet veel dieper zijn dan zestig centimeter, langzaam stromende rivieren met beboste oevers, moerassen en moerasvelden of broekland omzoomd me boomstronken. Ze fourageren in mindere mate langs de zeekust, in de brakke wateren van lagunen en baaien en in brede riviermonden met zeer traag vlietend water. Voeding Voeden doen deze vogels zich hoofdzakelijk met middelmatig grote vissen, maar ook met kikkers, salamanders, kreeftachtigen en grote waterinsecten en andere gewervelde of grote ongewervelde waterdiertje. Het zijn duikers die zich onder water met hun uitermate grote zwemvliezen tussen hun lange tenen, voortbewegen of vanuit een hinderlaag hun prooi spietsen met hun lange puntige snavel. Grote prooien vangen ze door ze te harpoeneren. Eerste bewegen ze zonder de prooi uit het oog te verliezen, hun kop en hals heen en weer zoals een speerwerper en op het geschikte moment strekken ze het Z-vormige gedeelte van hun hals waardoor de kop, met een snavel als een harpoen, bliksemsnel naar voren wordt geschoten en de prooi op de snavel wordt gespietst. Met de
vangst komen ze terug naar de oppervlakte en nemen deze mee naar een veilige plaats. Want ze zijn doornat en kunnen zoals gesteld, daardoor bijna niet meer vliegen. Ofwel keren ze met de prooi terug naar hun uitkijkpost om deze aldaar op te eten. Ze werpen hierbij de prooi in de lucht, vangen ze terug op en slokken ze op met de kop naar voren. Soms wordt een grote vis zo fel gespietst dat hij niet los komt van de snavel en tegen een boomstam of steen moet worden los geslagen. Kleine prooien worden onder water opgegeten. Met behulp van de harige laag waarmee de binnenkant van de maag is bekleed worden de onverteerbare graten van het vlees gescheiden en later uitgebraakt. Voortplanting Slangenhalsvogels leven monogaam en vormen een paar voor het leven. Is één van beide partners ten prooi gevallen aan een van hun vijanden, of gewoon gestorven, dan zoeken ze een nieuwe partner. Om een pop te veroveren strekken de mannen hun vleugels en wuiven er langzaam mee in een afwisselende wijze. Ze klakken met hun snavel en geven hun potentiële partner een twijgje of een blad. Ze broeden gewoonlijk in kleine kolonies in bomen, riet en/of struiken. De nesten bevinden zich dikwijls samen met die van reigers en ibissen in dezelfde boom of nestplaats, gewoonlijk op één meter boven het water. De Slangenhalsvogels die voorkomen in het uiterste noorden van hun verspreidingsgebied in Amerika of in koudere delen van hun leefgebied beginnen meestal rond mei of juni te broeden. In de warme of tropische streken wordt het hele jaar door genesteld,
Australische slangenhalsvogel Keasey
74
D! ano basis W EU oreg
Maag-darmgezondheid
NI rlijk op R E V atuu
Veren & huid gezondheid
%N
Luchtwegen gezondheid
100
Algemene gezondheid
www.ropastore.com
Tel: +31 (0)75 614 41 43 E-mail:
[email protected]
maar toch wordt het grootste aantal bewoonde nesten geteld van september tot eind november. Aan het begin van het broedseizoen zitten de mannen te baltsen op de resten van het nest van vorig jaar of jaren, verdrijven opdringerige rivalen en wachten op hun partner van vorig jaar … soms tevergeefs. Is het nest niet meer te herstellen, dan kiest de pop een nieuwe nestplaats en bouwt met het bouwmateriaal dat de man haar brengt in circa drie tot vier dagen een ander nest in een boomvork, één tot twee meter boven een wateroppervlakte of een rivier. Telkens wanneer de man haar daarbij nog een gevangen prooi aanbiedt wordt er gepaard. Om zijn evenwicht op de pop te bewaren tijdens de bevruchting, houdt de man zich met zijn snavel vast aan een tak of aan de snavel van de gedrukte pop. De ruwbouw van het nest wordt gemaakt met takken, twijgen en dood riet, de nestkom bekleden ze met bladeren. De pop legt drie tot vijf bleekblauwe, bruin gevlekte eieren met een tussentijd van drie dagen per ei. De pop van de Afrikaanse slangenhalsvogel legt twee tot zes glanzende kalkwitte eieren. Vanaf het eerste ei wordt er door de man en de pop om beurten gebroed. Om de eieren warm te houden bedekken de ouders ze met hun grote zwemvliezen, want zij hebben geen broedplek op de buik. Na 27 tot 30 dagen kipt een eerste jong en de volgende jongen, soms met een paar dagen verschil. Bij hun geboorte zijn de jongen blind en naakt, maar ze krijgen tamelijk snel een witte of geelbruine dons. Enkele dagen later zijn ze al gestoppeld en bij de oudsten zijn de toppen van de eerste pluimpjes al te zien. Het laatste jong dat kipt wordt verdrongen door de anderen en enkele dagen oudere jongen. Het sterft meestal van honger, zeker wanneer er weinig vissen gevangen worden. De jongen worden door beide oudervogels gevoerd met half verteerd voedsel dat de oudervogels opbraken in de open gesperde bekken. s‘Nachts houden de oudervogels de jongen warm en overdag wanneer de zon fel schijnt en het zeer heet is, dan spreiden ze na het zwemmen hun vleugels open boven de jongen om ze koelte te geven en storten uit hun snavel water in hun sperrende keel. Wanneer de jongen acht dagen oud zijn steken ze hun snavel diep in de keel van de oudervogel en slokken hun eten op. Ze verlaten het nest na circa vijfentwintig tot dertig dagen, maar komen er nog regelmatig in terug, want de oudervogels braken het nodige voedsel voor hen op in het nest. Na zes weken zijn ze volledig bevederd en kunnen ze al tamelijk goed vliegen. Ze worden nadat ze het nest hebben verlaten nog twee tot
drie maanden gevoerd door de oudervogels welke de jongen tussendoor de technieken van het voedselvangen aanleren. Nawoord De Amerikaanse slangenhalsvogel is beschermd door de Migratory Bird Treaty. Ook de Indische begint in sommige gebieden achteruit te gaan. De nodige maatregelen zijn in voorbereiding. De Afrikaanse slangenhalsvogels zijn als een ernstig bedreigde soort toegevoegd aan de Red List of Threatened Species (U.C.N.). De niet te stoppen inpalming van hun habitat en andere ingrepen van de mens, die voor zijn voortplanting een belemmering zijn, doen het aantal drastisch dalen. De twee voornaamste factoren daarbij zijn een ongebreidelde eierroof en de jacht, bijzonder in het zuiden van de Verenigde Staten waar hij ‘water turkey’ (waterkalkoen) wordt genoemd. Tevens zijn hun predatoren zeer talrijk ….en … beschermd. Enkele daarvan zijn de Afrikaanse zeearend (Haliaeetus vocifer), de kaalkopkiekendief (Polyboroides typus), de huiskraai (Corvus splendens) en de Australische raaf (Corvus coronoides) die het vooral op de nestjongen en de nestverlaters gemunt hebben. De volwassen vogels zijn de geliefde prooien van de steppenarend (Tawny Eagle), de Amerikaanse zeearend (Haliaeetus leucocephalus) en andere. Bernard Nys
75
PAPEGAAIACHTIGEN
ste onraad de hele buurt overhoop schreeuwen. Een eigenschap die door de buren vaak minder wordt geapprecieerd. Van nature vogels die veel op de grond scharrelen terwijl ze met hun lange snavel allerlei graswortels uit de grond halen, hebben ze ook in de volière de gewoonte veel op de grond te vertoeven. Het is dan ook aangewezen dat ze tenminste een gedeelte hebben in de volière dat niet uit betonbodem bestaat. Hier kunnen ze dan naar hartelust de bodem met hun lange snavel omploegen. Dit maakt de vogels bijzonder gevoelig voor worminfecties. Het is dan ook noodzakelijk regelmatig mest te onderzoeken op eventuele wormeitjes.
LANGE NEUS... De langsnavelparkieten zijn samen met de smaragdparkieten de enige vertegenwoordigers van het geslacht Enicognathus. Het zijn zeldzaamheden en meestal alleen in vogelparken of dierentuinen aan te treffen. Wellicht is in het verleden de interesse te klein geweest voor deze parkietensoort. Reeds in 1836 kwamen de eerste langsnavelparkieten naar Europa. Daarna zijn nog enkele kleine importen geweest maar daarna bleef het stil rond deze soort. Pas rond 1975 werden opnieuw enkele exemplaren ingevoerd.
DE LANGSNAVELPARKIET Latijn: Enicognathus leptorhynchus Engels: Slender-billed conure Duits: Langschnabelsittich Frans: Perruche à long bec
Beschrijving De totale lengte is 40 cm terwijl zijn gewicht 230 gram bedraagt. Het is een overwegend groene vogel. Het voorhoofd, de teugel tot aan het oog zijn bruinrood. Ook de buik vertoont roodbruine bevedering. Opvallend is ook de bruinrode staart. De snavel is zwart; de iris is rood en de poten zijn grauw grijs. De bovensnavel die duidelijk langer is
heeft de vogel ook zijn naam bezorgd. Bij jonge vogels is het groen donkerder en is de snavel bleker en niet zo groot.
Alhoewel de kweek reeds gelukt is in een kweekkooi, is het toch raadzaam langsnavelparkieten in een volière onder te brengen. Een volière van 2.5 meter lengte. 0.8 meter breedte en 2 meter hoogte is prima geschikt. Een grotere volière kan natuurlijk ook, maar de ondervinding leert dat ze zich dan over het algemeen schuwer zullen gedragen en ook lukt de kweek dan niet zo goed. De volière kan het beste volledig in metaal gebouwd worden, want hun lange snavel kan een te duchten sloopwerktuig worden. Hierover zijn de meningen echter verdeeld. Terwijl sommigen de langsnavelparkiet ervaren als grote knager, zijn er weer anderen die menen dat het op dat punt nog best meevalt.
Vindplaats Het midden van Chili. Hun leefgebied zijn de wouden en halfopen landschappen. Ze worden aangetroffen tot op 2000 meter hoogte. Leefwijze Buiten de broedtijd worden ze meestal aangetroffen in groepen van 50 tot 300 vogels. Soms zelfs Langsnavelparkiet, Klaus-Dieter Perger, Weltvogelpark Langsnavelparkiet,
H.Branje
worden zwermen van rond de 2000 vogels aangetroffen. Het is een duidelijke groepsvogel met in de groep één leider. Tijdens het voedsel zoeken zitten steeds enkele vogels buiten de groep op de uitkijk. Bij het minste onraad alarmeren zij de groep. Wanneer in april en mei de winter zijn intrede doet verlaten de zwermen het gebergte om in lager gelegen gebieden op zoek te gaan naar voedsel. Hun voedsel bestaat voor een groot gedeelte uit knollen en wortelen van allerlei grassen die ze met hun lange snavel uitgraven. Ook vallen ze op de graan- en maïsvelden wat hen natuurlijk de woede van de plaatselijke landbouwers oplevert. Broedtijd In de natuur begint de broedtijd vanaf november. Het nest kan zowel bestaan uit een rotsspleet, een holte in een afgestorven boom of een holte in een termietenheuvel. Wanneer voldoende broedplaatsen aanwezig zijn, wonen meerdere paren in de omgeving bij elkaar. In de volière Zoals reeds eerder vermeld is de import eerder sporadisch gebeurd. Pas ingevoerde vogels zijn ook zeer gevoelig zodat de acclimatisatie zorgvuldig moeten gebeuren. Eenmaal ingeburgerd zijn het sterke vogels die best onze winterse temperaturen kunnen verdragen. Wel moet de vogels het hele jaar door een broedblok ter beschikking staan welk ze als slaapplaats gebruiken. Langsnavelparkieten zijn luidruchtige vogels en dat is iets waarmee in de eerste plaats rekening dient gehouden te worden. Het zijn bij wijze van spreken uitstekende waakhonden die bij het min76
Een dagelijkse mogelijkheid om te baden draagt er toe bij om ze in een uitstekende conditie te houden. De voeding kan zeker geen moeilijkheden geven: een goed parkietenmengsel met zonnepitten, aangevuld met opfokvoer en stukjes fruit voldoet prima. Ook het omschakelen op pellets geeft geen problemen. Natuurlijk moeten ook hier fruit en groenten in stukjes toegevoegd worden. Ook kunnen nu en dan walnoten gegeven worden. Af en toe een geweekt duivenmengsel kan het voedingspalet vervolledigen. Het duurt meestal tot april vooraleer de vogels hier in Europa tot broeden overgaan. Als broedblok kan gebruik gemaakt worden van een natuurblok en of een getimmerde nestkast. Aanbevolen maten zijn een grondvlak van 25 x 25 cm met een hoogte van 50 cm; het invlieggat moet een diameter hebben van 8 cm. Het is raadzaam er voor te zorgen dat de vogels gemakkelijk op de bodem komen door middel van een klimladdertje of stukjes horizontaal aangebrachte stukken hout. Dit belet dat er eieren verloren gaan doordat de pop zich te haastig op de bodem laat vallen. De algemene indruk is dat de kweek met deze soort nogal eenvoudig verloopt en ook de voeding geen abnormale moeilijkheden meebrengt. Wel maken sommige kwekers er ons attent op dat jonge langsnavelparkieten in het nest bijzonder gevoelig zijn voor te hoge temperaturen in het nest, op warme dagen. Ze raken al in een stresstoestand wanneer de temperatuur boven de 27 graden Celsius gaat. Een plotse hitte kan er de oorzaak van zijn dat broedende poppen het nest in de steek laten. A.Huyghe 77
Opening nationaal kampioenschap vogels vol symboliek. Mutjevol was de Matenzaal op de bovenverdieping van de Americahal tijdens de openingsbijeenkomst van NK Vogel 2016. Dat duidde eens temeer op het bijzondere karakter van deze vogelwedstrijdeditie. Immers het was de eerste keer dat de beide vogelbonden NBvV en ANBvV samenwerkten in het realiseren van één show, die gelet op het aantal inzenders meer dan terecht aanspraak mocht maken op het predikaat Nederlands Kampioenschap. Namens de beide bonden voerde voorzitter Henk van Hout het woord. Daarin gaf hij aan dat met deze samenwerking een lang gekoesterde wens van vele vogelliefhebbers in den lande in vervulling ging. Nu konden de winnaars in de verschillende klassen zich met recht Nederlands Kampioen noemen, een titel waar iedere vogelliefhebber maar wat graag aanspraak op maakt. Van Hout maakte duidelijk dat de hele opzet en realisatie met mensen
van zowel ANBvV als NBvV hem vervulde met trots. “Ik ben blij en het geeft me ook wel een bijzonder gevoel”, gaf de praeses aan om vervolgens te wijzen op de datum 21 mei 2016 als de bondsorganen een uitspraak moeten doen over een samenwerking, die nog veel verder gaat dan alleen maar de organisatie van een nationaal kampioenschap. “We zullen nog flink wat hobbels moeten overwinnen want tenslotte heeft een medaille altijd twee kanten. Ik zie echter vooral de lichte, de positieve kant en ga er vanuit dat het goed gaat komen”. Na het openingswoord begaf het hele gezelschap zich naar de zaal waar de openingshandeling werd verricht door middel van het verwijderen van twee zware stenen, waarna een tros ballonen omhoog steeg. De symboliek voor de toekomst was daarmee duidelijk. Een symboliek die ook al was aangegeven door twee uitgestoken handen verwerkt in het fraai binnentuingedeelte dat bij binnenkomst van de Americahal iedereen meteen een goed gevoel gaf.
PAPEGAAIACHTIGEN
GRANADA AMAZONE IN EUROPESE DIERENTUINEN De Granada-amazone of roodkruinamazone (Amazona rhodocorytha) is zonder twijfel één van de mooiere soorten uit het geslacht Amazona. Ze behoren tot de kleinere soorten en zijn op zich niet echt spectaculair gekleurd, maar de paar mooie kleurdetails die ze bezitten, maken ze tot ware schoonheden. In het eerste deel van de 20ste eeuw werden ze onder andere in Londen Zoo gehouden en ook de Zoo van Kopenhagen had ze in de collectie. Maar vanaf de jaren 90 ging het er zeker niet op vooruit voor deze soort. De dierentuin van Dresden had ze tot 1993 in haar collectie en in de Zoo van Neunkirchen verliet het laatste exemplaar de tuin in 1996. Dit dier, een vrouwtje, werd richting de dierentuin van Wuppertal gestuurd. Deze tuin heeft de soort nog steeds in de collectie. Al zijn ze de laatste drie jaar achter de schermen van de vogelafdeling gehuisvest.
bezat, was ook deze soort vertegenwoordigd. Bij een reorganisatie van de vogelafdeling verdwenen de palmkaketoes, zwarte roodstaart-, witstaart- en geelstaartkaketoes uit de collectie. De neuskaketoes, blauwoogkaketoes, roodoorara's, soldatenara's en meer van deze toch wel bijzondere soorten moesten plaats maken voor een nieuwe speeltuin en restaurant. De Granada-amazones bleven nog tot 2009 in de collectie en waren toen gehuisvest in een volière die verstopt stond in één van de hoeken van een serre.
Blijkbaar heeft het NOP te Veldhoven ze ook in de collectie gehad, maar zelf heb ik ze daar nooit gezien. Er werden daar toen wel meer soorten gehouden, al dan niet voor langere tijd en met wisselend succes... Hoogstwaarschijnlijk behoorden ze tot het deel van de collectie dat eigendom was van de AID, en verdwenen uit de collectie toen het Toen Diergaarde Blijdorp in Rotterdam nog park gesloten werd. Tot slot had de Zoo van Jihlava ze ook haar uitgebreide collectie kromsnavels in de collectie gedurende de jaren '90, alsook daar... helaas verdwenen uit de collectie. Maar waar kunnen we ze in Europa nog wel zien? Zoals gezegd heeft Wuppertal ze in de collectie, maar op dit moment zijn ze achter de schermen gehuisvest. In de Duitse vogelparken Dettenheim-Liedelsheim en Weltvogelpark Walsrode zijn ze wél te zien. Walsrode heeft sinds verschillende jaren een exemplaar in de collectie met een afwijkende staartkleur, met veel meer geel in de staart dan normaal het geval is. De laatste jaren zijn ze in 's werelds grootste vogelpark in het papegaaienhuis gehuisvest, waar ze het ene jaar een volière voor zichzelf hebben en het andere jaar deze weer delen met een andere soort. Het park kweekte met deze amazonepapegaaien voor de eerste keer in 1984. In Frankrijk kan je ze bewonderen in het ornithologische park van Bruz, en in Oostenrijk kan je terecht in drie vogelparken. Tiergarten Walding had in 2013 nog één pop in de collectie, niet echt bevorderlijk voor de kweek, maar hopelijk komt hier verandering in. Zoo Schmiding (voorheen Vogelpark Schmiding) heeft ze in de collectie sinds 2008, en ook Vogelpark Turnersee toont ze aan haar publiek. In het zuiden van Europa zijn ze te zien in de dierentuin van Lissabon en zoals je wel kon verwachten heeft ook Palmitos Park en Loro Parque ze in de collectie. Loro Parque kweekt ze op regelmatige basis, wat momenteel de enige tuin in Europa is... Of de toekomst van deze soort er rooskleurig uitziet in Europa weet ik niet, maar er zal toch meer moeite gestoken moeten worden in succesvolle kweek, willen we ze behouden in Avicultuur. Granada amazone
Nico Rosseel
80
Nico Rosseel
Kopstudie
H.Branje
81
POSTUURKANARIES
DE LONDON FANCY, TERUG VAN WEGGEWEEST 1 Vanaf het moment van zijn eerste bestaan, tot ver nadat het ras als uitgestorven werd beschouwd heeft de London Fancy de gemoederen der kanariefokkers altijd beziggehouden. Door velen is er zelfs getwijfeld of hij wel daadwerkelijk bestaan heeft. In oudere literatuur over kanaries wordt hij wel genoemd en afgebeeld, maar een afbeelding kan natuurlijk gebaseerd zijn op fantasie. Echter, één enkel exemplaar is bewaard gebleven (zie foto) en is daarmee het bewijs dat er in ieder geval kanaries hebben bestaan die voldeden aan het zo begeerde tekeningspatroon van de London Fancy. Dit exemplaar is rond 1850 geprepareerd door de in die tijd beroemde preparateur John Cooper uit Islington, London. In de Victoriaanse tijd was dit de gewoonte onder de rijkere kanariefokkers, en om London Fancies te bezitten moest je wel rijk zijn, om hun prijswinnende vogels, nadat deze waren doodgegaan, te laten opzetten.
Boven: Granada amazone (Henk Branje)
82
Beneden: London Fancy (Alois van Mingeroet)
19de eeuw Geschiedenis. Het is onbekend wanneer precies de eerste London Fancies opdoken, ook in de oude, 19de -eeuwse literatuur is hier niets met zekerheid over te vinden, maar ze waren zeker al wel aanwezig aan het begin van 1800. De London Fancy is ontstaan, als mutatie, uit de Lizard kanarie, die op dat moment het meest gehouden kanarieras was in de Britse hoofdstad. Ze zijn echter altijd zeldzaam geweest, en waren prijzig tot zeer prijzig, waardoor slechts een beperkt aantal liefhebbers ze kon houden. Mogelijk dat deze rijkere liefhebbers de prijzen kunstmatig hooghielden, maar feit is dat de te winnen prijzen met een London Fancy op de show ook hoger waren dan met de andere kanarierassen. Op de grote show in Crystal Palace in 1858 bijvoorbeeld waren voor de kanaries in elke klasse twee prijzen beschikbaar, en de eerste prijs per klasse was £1,. Voor de London Fancies echter waren er drie prijzen beschikbaar, en de eerste prijs was £2,- (zie foto). De London Fancy was toen erkend in zowel intensief als schimmel, en veel dieren hadden genetisch ook de cap zoals die aanwezig is in de Lizard. Deze cap echter was vrijwel onzichtbaar in een London Fancy. Het is dus niet bekend wanneer de London Fancy is ontstaan, en het is ook niet precies bekend wanneer hij was verdwenen. Begin 1900 schijnen er niet meer veel geweest te zijn, maar na 1907 was er weer een kleine opleving. Deze ‘moderne’ vogels echter behielden vaak nog enig gekleurde veren op de rug (‘spangled-backed’), mogelijk door het inkruisen met Lizards andere rassen. We kunnen er waarschijnlijk van uitgaan dat na 1920 de London Fancy was verdwenen. Fokkers toen wisten precies wat er gaande was met het tekeningspatroon. De genetische achtergrond van het patroon was natuurlijk toen nog onbekend, maar zij hadden de kennis om goede dieren te fokken. Nadat de London Fancy
was verdwenen zijn er pogingen ondernomen om ze te hercreëren, maar deze fokkers waren niet op de hoogte van de ware aard van het tekeningspatroon. Verdwenen. Sinds het verdwijnen van de London Fancy is het altijd een droom van enkelen geweest om een kanarie met dit typische kleurenpatroon terug te kweken. Er werd geprobeerd dit via de Lizard en de gele kanarie te doen. Dat levert wel bontgekleurde vogels op maar het bontpatroon ligt niet vast wat betekent, zoals men heeft ondervonden, dat het zo goed als onmogelijk is om de London Fancy via deze weg terug te kweken. Toch werd er af en toe een kanarie gekweekt die een beetje op de London Fancy leek maar alle pogingen uit die tijd zijn toch tevergeefs te noemen. Reden dat al deze pogingen op niets uitliepen is omdat het ‘bontpatroon’ in de London Fancy genetisch niets van doen heeft met het bontpatroon dat in andere kanarierassen wordt gevonden. Bont, in het Engels ‘variegated’ genoemd, is een vorm van leucisme. De gele veren (of witte veren) zijn het gevolg van de afwezigheid van melanine in die veren. En de afwezigheid van melanine is het gevolg van de erfelijke afwezigheid van melanineproducerende cellen in de huid waardoor de veren op die plaatsen geen melanine krijgen. Waar op het lichaam de pigmentvormende cellen dan afwezig zijn is afhankelijk van de (genetische) vorm van leucisme. De pigmentvormende cellen worden al in een zeer vroeg stadium van de ontwikkeling van de vogel gevormd in het ruggenmerg. Vervolgens, wanneer de vogel nog steeds een klein embryo in het ei is, verspreiden deze pigmentvormende cellen zich over de rest van het lichaam om zich te vestigen in de huid om daar later de veren te voorzien van melaninepigment. In vrijwel alle erfelijke vormen van leucisme zijn het vooral die delen van het lichaam die het verst zijn gelegen van het ruggenmerg die het eerst geen pigmentvormende cellen ontvangen: het gezicht, de poten, de vleugels en de buik. Een paar gele veertjes in het gezicht, een wit nageltje, een witte slagpen en/of een paar gele veertjes aan de buik geven vaak aan dat een gekleurde vogel toch een factor voor bont (leucisme) draagt. Omdat de slagpennen vaak als eerste wit worden als gevolg van leucisme, is het vrijwel onmogelijk om het tekeningpatroon van de London Fancy te creëren met bonte (variegated) kanaries. Een andere eigenschap van leucisme is dat het bontpatroon al aanwezig is in
83
het jeugdkleed (= het eerste verenkleed waarmee een vogel het nest verlaat), en dat het betreffende patroon niet verandert in het volwassen kleed. Mutatie. Het jeugdkleed van een London Fancy vertoont op geen enkele manier het kenmerkende patroon van het ras. De jonge dieren zien eruit als een normale zwartgele (groene) kanarie. Tijdens de eerste rui (= jeugdrui) echter komen alle nieuwe veren terug als geel, dus zonder het zwart (melanine). Kanaries, net als de meeste zangvogels, wisselen tijdens hun jeugdrui alleen hun lichaamsveren en kleine vleugeldekveren en niet hun vleugel- en staartpennen. Die gekleurde jeugdpennen blijven dus ongewijzigd aanwezig na de jeugdrui en dat geeft het typische patroon van de London Fancy. In hun tweede jaar, wanneer de vogels alle veren wisselen, dus ook hun oude, gekleurde jeugd vleugel- en staartpennen, verliezen ze ook het meeste melanine uit deze pennen en deze nieuwe veren zijn dan ook nagenoeg melanineloos. Een London Fancy kan daarom dus ook maar voor één cerende cellen in de huid. Indien er naast melanine ook (geel) seizoen geshowd worden. carotenoïde aanwezig is in een veer, dan zal het resultaat geel zijn en niet wit. De term werd echter het eerst gebruikt voor dit Mysterieus verschijnsel in zoogdieren, en witte haren gemengd met gekleurNiets nieuws. Dit klinkt allemaal erg de haren geeft een grijze haardos. Grijs haar bij oudere mensen mysterieus, maar er is eigenlijk niets is dus ook een vorm van Progressive Greying. Hoewel gecomplinieuws onder de zon. Immers, de ceerder, grijs worden bij mensen is ook (deels) erfelijk bepaald, in Lizard verandert ook na de jeugdrui sommige families worden mensen niet of nauwelijks grijs terwijl in als gevolg van pigmentverlies, en andere families de leden hun haarkleur al op vroege leeftijd verelke kweker weet dat een jonge liezen. Maar goed, terug naar de dieren. Progressive Greying is Lizard geen vleugel- of staartpen- helemaal geen onbekende mutatie. Het schimmelkleurige paard nen moet verspelen, want deze is wellicht het bekendste voorbeeld. De veulens worden zwart komen dan terug met onvoldoende geboren en met de jaren krijgen ze steeds meer witte haren wat pigment. En Lizards verliezen ook de grijze (schimmel) kleur bewerkstelligt. En ook in het konijn is steeds meer pigment met het ouder de mutatie bekend (verzilvering), en wel in de rassen Groot Zilver worden. Het is dan ook niet verwon- en Klein Zilver. Het eerste haar van deze dieren is zwart maar derlijk dat de mutatie die het London voordat ze een jaar oud zijn is hun vacht doorspekt met witte Fancy patroon bewerkstelligt als haren. Bij de gedomesticeerde duif zijn ook verschillende mutaeerste ontstond in de Lizard en ties bekend die vanaf de eerste rui een pigmentverlies laten zien beide vormen van pigmentverlies (verschillende vormen van schimmel en getijgerd). En de witte zijn waarschijnlijk genetisch nauw veren in het verenpak van het bonte diamantduifje zijn ook het verwant (allelen van elkaar). gevolg van Progressive Greying. In het jeugdkleed vertonen deze diamantduiven nog geen witte veren, maar met elke rui worden de Progressive Greying. Mutaties die dieren witter. Veel vormen van Progressive Greying zijn duidelijk het verliezen van pigment met het erfelijk. Van veel andere vormen is dat veel minder duidelijk. De ouder worden bewerkstelligen wor- witte veren die vaak worden gezien in bijvoorbeeld merels, huisden in de wetenschap aangeduid mussen en kauwen in het wild blijken geen éénvoudige, erfelijke met de term Progressive Greying oorzaak te hebben en de omgeving lijkt hierin ook een rol te spe(voortschrijdend grijs worden). In len. Echter, erfelijk of niet, het algemene kenmerk van Progressive feite is het niet ‘grijs worden’, maar Greying is dat een individu wordt geboren met een volledig bezit ‘wit worden’. En om meer precies te van pigmentvormende cellen, en daardoor dus in zijn jeugd norzijn, het is het verlies van melanine maal gekleurd is. Met het ouder worden echter verliezen steeds in veren (en haren) als het gevolg meer van deze cellen hun functie en verliest het individu dus ook van het verlies van pigmentprodu- de melanine in veren of haren. 84
Niet alleen bij kanaries. De combinatie van de mutatie Progressive Greying en de manier waarop kanaries hun jeugdrui voltooien is dus verantwoordelijk voor het typische patroon van de London Fancy. Dat dezelfde mutatie ook in andere zangvogels een ‘London Fancy patroon’ kan geven na de jeugdrui bewijst de goudvink op de bijgaande foto links. Zonder deze mutatie in de kanarie is het niet mogelijk een kanarie met dit patroon te fokken. Met het verdwijnen van de London Fancy leek de mutatie ook te zijn verdwenen. In ieder geval was deze verdwenen uit de Lizard. Echter, in andere rassen lijkt de mutatie te hebben voortbestaan zonder dat dit werd opgemerkt. Uit eigen ervaring (HvG) weten wij dat in de Irish Fancy een vorm van Progressive Greying aanwezig kan zijn. Sommige jonge vogels die met een bont verenpak (variegated = leucisme) het nest verlieten verloren alle gekleurde veren op het lichaam na de jeugdrui. De gekleurde jeugd-vleugelpennen kwamen na de daaropvolgende rui ook pigmentloos terug en de gehele vogel was dan geel. Vanzelfsprekend dat Progressive Greying in gele, of overwegend gele kanaries niet of nauwelijks opvalt. Veel fokkers zijn waarschijnlijk onbewust blij dat enigszins bonte vogels geheel geel opruien zonder hier veel aandacht aan te besteden. Maar zoals gezegd, binnen de Lizard leek de mutatie te zijn verdwenen, en daarmee ook de kanaries met het typische patroon van de London Fancy. Hein Van Grouw.
85
VOEDING
VOGELVOEDING 1 Vogels vind je overal: in oerwouden, in bossen, in woestijnen, boven zeeën enzovoort. Vogels kunnen zich aan de meest uiteenlopende milieus aanpassen. Om dat te kunnen moeten ze zich ook kunnen aanpassen aan de meest verschillende voedselbronnen. INLEIDING Vogels hebben de hele wereld veroverd. Er is bijna geen plek ter wereld te vinden of er leven niet een of meer vogelsoorten. Dat ze overal op de wereld kunnen leven, daar heeft het feit dat ze kunnen vliegen zeker toe bijgedragen. Maar daarnaast zeker ook hun grote aanpassingsvermogen om zich aan allerlei totaal verschillende milieuomstandigheden aan te passen. Vliegen kost veel energie. En voor die energie zal de voeding moeten zorgen die de vogels tot zich nemen. Hoe actiever een vogel, des te meer energie deze nodig zal hebben. Hoe kleiner een lichaam, des te meer energie dit lichaam in verhouding nodig heeft. Zo zal een struisvogel per gram lichaamsgewicht veel minder energie nodig hebben dan de uiterst actieve kolibri. Een het voedsel moet die energie leveren! De meeste energie wordt geleverd door vet (9000 kcal/kg). Echter slechts weinig vogels kunnen uit de voeten met enkel vet. Tot de soorten vogels die goed uit de voeten kunnen met vet behoren onder andere gieren en ijshoenders. Gieren nemen nogal wat vet tot zich bij het oppeuzelen van een karkas en ijshoenders doen zich te goed aan dode vetrijke walvissen. Koolhydraten en suikers leveren per kilogram zo’n 4000 kcal. Minder dan de helft van de energie van vet. Vogels die met name van heel licht verteerbare suikers leven zijn onder andere kolibri’s, nectarvogels en sommige soorten lori’s). Dergelijke vogels hebben een heel kort maagdarmkanaal en het voedsel passeert heel snel de darmen. Vuistregel: hoe lichter verteerbaar de voeding, des te korter het maagdarmkanaal! In de plantenwereld leveren zaden de meest geconcentreerde bron van energie en eiwitten. Dat is logisch, want zaden zijn immers jonge kiemen, voorzien van een voorraad aan voedingsstoffen die de kiem nodig heeft om te groeien. Die kiemen moeten immers met de energie en eiwitten en andere voedingsstoffen die ook in de zaden zitten een volwaardige plant gaan worden. Er zijn duizenden verschillende soorten zaden. Sommige zaden bevatten meer koolhydraten (gierst, millet, witzaad) en andere bevatten relatief meer vetten (raapzaad, hennep, lijnzaad). Hoe vetrijker een zaad is des te energierijker. Vlees en vis leveren een vergelijkbare hoeveelheid energie als zaden. Rundvlees bevat zo’n 3000 kcal/
86
bare bladeren. Bladeren bevatten veel ruwvezel en daarom heel weinig energie per gewichtshoeveelheid. De hoatzin heeft een maag met daarin miljarden bacteriën die helpen de ruwvezel af te breken. De verblijfduur van de bladeren is lang en de hoatzin moet grote hoeveelheden voedsel tot zich nemen om aan zijn energiebehoefte te voldoen. Andere vogelsoorten die vezelrijke voeding tot zich nemen zijn de grootpoothoenders als het korhoen, het auerhoen en de sneeuwhoenders. Deze hoenderachtigen eten onder andere naalden van naaldbomen en bladeren. Het zijn vrij forse vogels, doorgaans groter dan onze kip, die zich in het voor de meeste vogelsoorten onherbergzame milieu kunnen handhaven dankzij de miljarden bacteriën in hun darmstelsel. Het spijsverteringsstelsel van de duif Om de spijsvertering van een vogel uit te leggen gaan we uit van het voorbeeld van de duif. Het spijsverteringsstelsel van de duif bestaat uit zeven onderdelen die samenwerken om het voedsel te kunnen verteren. Het voedsel passeert deze zeven onderdelen als volgt: 2. De slokdarm 4. De krop 5. De kliermaag 6. De spiermaag 9. De darmen (dunne darm, dikke darm en twee blinde darmen) 11. De cloaca
Zwarte gier (Coragyps atratus)
Nick Athanas
kg en 16% eiwit. Knollen en wortels bevatten veel meer vocht en dus minder energie per kilo. Een erg energiearme voedingsbron wordt gevormd door bladeren en andere vezelrijke producten. Vezels zijn niet in een normaal darmkanaal met behulp van lichaamseigen enzymen af te breken. Om vezels af te kunnen breken tot verteerbare bestanddelen heeft het dier de hulp nodig van bacteriën. Deze bacteriën kunnen wél met hun enzymsysteem het vezelmateriaal afbreken tot voedingsstoffen die het dier via de darmwand kan opnemen.
De Snavel Het voedsel wordt opgenomen via de snavel, een puntvormige bek die bestaat uit een boven- en ondersnavel die zijn opgebouwd uit hoornstof. Door de snavel lopen talloze zenuwen en bloedvaatjes. Een vogel beschikt niet zoals een hond of kat over tanden. In de snavel wordt het voedsel dan ook niet kleiner gemaakt of fijngemalen. Het wordt in één keer doorgeslikt. Zaadeters pelen een zaadje waarbij het binnenste wél opeten en het dopje/
Hoatzin
Nick Athanas
schil op de grond laten vallen. Wanneer het voedsel klaar is om opgenomen te worden, wordt het opgepikt en doorgeslikt. In de snavel wordt verder geen speeksel aan het voedsel toegevoegd zoals dit bijvoorbeeld bij de mens gebeurt omdat een vogel geen speekselklieren in dit gebied heeft zitten. Bij kippen en andere vogels gebeurt het bevochtigen pas later in het spijsverteringsproces. De Slokdarm De slokdarm dient om het voedsel vanuit de bek verder het lichaam in te brengen. De slokdarm is een gespierde buis, die loopt van de keelholte naar de krop. De slokdarm bestaat (van buiten naar binnen) uit spieren, een laagje bindweefsel en een laagje slijmvlies. In het bindweefsel bevinden zich kliertjes die slijm produceren; dit slijm dient als glijmiddel. Het slijm zorgt er samen met de peristaltische bewegingen voor dat het voedsel naar de krop wordt vervoerd. Wanneer de slokdarm een peristaltische beweging maakt, trekken de spieren zich vlak boven het voedsel samen; hierdoor vernauwt de slokdarm zich op die plaats. Tegelijkertijd trekken andere spieren zich samen waardoor de slokdarm vlak onder het voedsel iets wijder wordt. Door deze samentrekkingen ontstaat een golvende beweging, waardoor het voedsel vooruit wordt geschoven in de richting van de krop. Het vervoer naar de krop is dus niet een kwestie van naar beneden vallen onder invloed van de zwaartekracht.
Vertering: het proces waarbij voedingsstoffen in de darmen tot kleine partikeltjes worden afgebroken en vanuit de darmen in de bloedbaan van een vogel terecht komen. Een bekend voorbeeld van de afbraak van vezels buiten de vogelwereld is onze melkkoe. Een koe eet gras en ander vezelrijk materiaal en beschikt voor de vertering hiervan over een viertal (!) magen. In de grootste van de vier magen, de pens, kan het dier zo’n 150 liter ruwvezelig materiaal en water opslaan. In die pens leven miljarden bacteriën die de ruwecelstof afbreken tot producten die de koe wél kan gebruiken voor haar energievoorziening. Bij vogels zijn de hoatzins, oervogels uit het stroomgebied van de rivier de Amazone in ZuidAmerika de tegenhanger van onze melkkoe. De hoatzin leeft met name van heel moeilijk verteer-
87
Het voedsel wordt echt naar de krop toe gebracht door middel van spierkracht en is een actief proces. De Krop De kip is erop ingesteld om in een zo kort mogelijke tijd zoveel mogelijk voedsel binnen te krijgen. Dit is zo gegroeid in de loop van de evolutie omdat de kip een prooidier is en daarom dus ook een vluchtdier. Als je altijd op de vlucht bent dan heb je geen tijd om even rustig te eten. Om toch voldoende voedsel binnen te krijgen is het van belang dat het voedsel zo snel mogelijk kan worden opgenomen. Het voedsel wordt daarom dus ook meestal zonder er eerst wat mee te doen, doorgeslikt. Wanneer je veel voedsel wilt opslaan heb je hiervoor natuurlijk ook de ruimte nodig. Hier komt de krop in beeld. Deze doet dienst als extra opslagorgaan naast de maag. In de krop wacht het voedsel op zijn beurt om de kliermaag te mogen betreden en ondertussen wordt het voedsel (in de krop) ook bevochtigd en gaan enkele verteringssappen aan het werk. De krop biedt de kip de mogelijkheid om al het benodigde voedsel snel op te nemen en dit later, als de kust veilig is, verder te verteren. Niet alle vogels hebben een krop. Insecten- en vruchtenetende vogels bijvoorbeeld hebben geen krop omdat ze deze niet nodig hebben. Duiven hebben een speciaal soort krop; in de krop van een duif wordt een speciaal soort substantie (duivenmelk) afgescheiden die als voedsel dient voor de jonge duiven.
Voerende houtduif
foto: G.Duif
De Kliermaag De kliermaag is één van de twee magen waarover een kip beschikt. In deze maag vindt de chemische vertering plaats, net zoals bij de maag van ons mensen. Deze chemische vertering gebeurt door middel van zoutzuur. De pH waarde (=zuurgraad) van de kliermaag ligt tussen de 3 en 4. Naast zoutzuur wordt in de kliermaag het enzym pepsine afgescheiden; dit helpt mee bij de vertering van eiwitten (het breekt eiwit af tot kleinere partikeltjes). Voor zover mogelijk wordt het voedsel hier verteerd waarna het voedsel wordt doorgestuurd naar de spiermaag.
galblaas en de alvleesklier. Enzymen die specifieke voedselbestanddelen (eiwitten, koolhydraten, vetten) mee helpen verkleinen (afbreken). Eiwitten, koolhydraten en vetten worden met behulp van deze enzymen verkleind tot dusdanig kleine partikeltjes dat deze vanuit de darm kunnen worden opgenomen in het bloed. Deze opname van koolhydraten, vetten en eiwitten is een taak van de dunne darm en ook is de dunne darm verantwoordelijk voor het transport van de niet verteerde restanten van de darminhoud (de afvalstoffen) naar de dikke darm. Op de overgang van dunne darm naar dikke darm liggen de blinde darmen. De mens heeft slechts een rudimentair stukje blinde darm dat z’n functie verloren heeft; een kat heeft er eentje; kippen hebben twee blinde darmen. De blinde darmen nemen water op uit de darminhoud. Ook bevatten de blinde darmen, afhankelijk van de vogelsoort, kleine tot enorme aantallen bacteriën welke mee helpen bij de vertering van vezels. Vlees-, vruchten en nectar etende vogels hebben geen blinde darm. Hun voeding bevat geen vezels zodat de blinde darmen bij deze vogels in de loop van de evolutie kleiner zijn geworden dan wel helemaal verdwenen. Baltsende auerhaan (op achtergrond de hen)
H.Branje
De dikke darm De dikke darm is het laatste deel van het spijsverteringskanaal. Evenals in de blinde darm wordt in de dikke darm vocht uit de darmen opgenomen; ook worden er vitaminen uit het voedsel gehaald. In de dikke darm dikt de inhoud in en wordt deze darminhoud klaar gemaakt om het lichaam te verlaten. De endeldarm is het laatste gedeelte van de dikke darm; hier wordt de ontlasting opgeslagen tot er voldoende ontlasting is aangekomen en deze het lichaam kan verlaten. De cloaca De cloaca is multifunctioneel: de ontlasting verlaat het lichaam via de cloaca maar het ei doet dit ook en tevens speelt de cloaca een belangrijke rol bij de bevruchting (de eileider/zaadleider komt hier op uit). Bij de cloaca wordt de ontlasting (uit de darmen) vermengd met het urinezuur (uit de nieren). Een vogel heeft geen aparte uitgang voor urine. Het urinezuur wordt via de urineleiders aangevoerd die net zoals de eileider/zaadleider direct in de cloaca uitmonden.
Wordt vervolgd, Henk Branje
De Spiermaag De tweede maag van de duif is de spiermaag. Het voedsel komt hier terecht nadat het voor zover mogelijk chemisch is afgebroken in de kliermaag. Alles wat niet chemisch af te breken is, wordt in de spiermaag op een mechanische wijze verkleind. Verder deelt hij ook een functie met de krop, de opslagcapaciteit is namelijk vrij groot. Voorbeelden van voedsel dat hier terecht komt zijn: zaden, harde plantendelen en verschillende dierlijke elementen. Dit voedsel wordt in de spiermaag als in een keukenmachine vermalen door stevige spieren en de steentjes die een duif speciaal voor dit doel inslikt. De spiermaag beschikt verder over harde, leerachtige richels, soms zelfs hoornige platen. Daaromheen trekken zich voortdurend, hard aanvoelende spieren samen. En de steentjes maken het geheel af, simpel maar effectief. Gevuld met deze keitjes of het fijnere grit doet de spiermaag vrijwel doorlopend zijn werk. Ook bij een duif in schijnbare rust wordt er “gekauwd” in de spiermaag. De steentjes zijn als het ware de tanden van de duif omdat zij mee helpen het voedsel te verkleinen. Vlees-, nectar en vruchtenetende vogels hebben geen spiermaag omdat het voedsel dat zij opnemen niet verkleind hoeft te worden!
Geelrug molukkenlori; let op de borstelachtige tong H.Branje
88
De Darmen Meteen na de spiermaag komt de voedselbrij terecht in de zogeheten twaalfvingerige darm welk stuk darm zich tussen de maag en de dunne darm bevindt. Het is een heel specialistisch stuk van de dunne darm waar allerlei enzymen worden afgegeven door de
89
ALGEMEEN
DE NATIONALE VOGEL VAN DE ...DOMINICAANSE REPUBLIEK Mensen hebben zich door de eeuwen met dieren geïdentificeerd. De ‘Nederlandse leeuw’, die we op ons wapenschild voeren staat symbool voor kracht. Op andere schilden komen we de adelaar tegen, als symbool van macht, schoonheid en onafhankelijkheid. We kiezen dieren waarmee we ons als groep, land of streek onderscheiden van anderen. Hiervoor kiezen we dieren die uniek zijn, bijzondere vaardigheden hebben, veel voorkomen of gewoon mooi zijn. ‘De nationale vogel van….’ laat u kennis maken met vogels die een officiële status hebben als nationale vogel en daarmee een representatief symbool zijn voor hun land. De Palmtapuit Nederlands Wetensch. naam Engels Frans Duits
Palmtapuit Dulus dominicus Palmchat Esclave palmiste Palmschwätzer
De Palmtapuit van de Dominicaanse republiek De Dominicaanse republiek, voor velen een bekende naam, maar waar ligt het ook al weer? Een blik op de kaart van de Caraïben leert dat het op het eiland Hispaniola ligt. De Dominicaanse Republiek ligt aan de oostkant van het eiland en Haïti aan de west kant. Op 17 februari 1844 werd de republiek uitgeroepen, na een overwinning op de Haïtianen. Daarvoor was het Spaans en Frans. Hoewel het er iets beter gaat dan op de buurstaat Haïti, leeft ook de doorsnee inwoner van de Dominicaanse Republiek bepaald niet in luxe. Het parlement van de Dominicaanse Republiek heeft de op het eiland veel voorkomende palmtapuit vastgelegd als nationale vogel. Grootte en uiterlijk De palmtapuit is een 18 tot 20 centimeter lange vogel met een olijfkleurige bovenzijde en staart. De onderkant is vuilwit met olijfkleurige strepen. Hij heeft stevige zwarte poten en een stevige gele snavel die bij de punt enigszins oranjerood kleurt. De ogen zijn roodbruin met een zwarte pupil.
Leefomgeving en verspreiding De palmtapuit komt alleen voor op het eiland Hispaniola en het eilandje Gonave. Op de eilanden is het een algemene vogel die gebieden van zeeniveau tot 1500 meter hoog bewoont. Hij geeft de voorkeur aan palmsavannes en andere open gebieden met verspreide bomen en stuiken. De palmtapuit is een cultuurvolger en bewoont tegenwoordig ook parken en tuinen van steden en dorpen, als er tenminste fruitbomen in de nabijheid zijn. Voedsel en leefwijze De Palmtapuit komt zelden op de grond. Hij leeft van vruchten, bessen en bloemen. Ook de vruchten van palmen worden gegeten, waaraan deze vogel zijn naam ontleend. Als de vogel bloemen eet, geeft hij de voorkeur aan de bloemen van de inheemse orchideeën. Hoewel hij zich veel in het gebladerte ophoudt, maakt hij zijn aanwezigheid ruimschoots kenbaar door zijn luidruchtige gedrag. Het zijn zeer sociale vogels en ze worden over het algemeen in kleine groepen gezien. Ook rusten de vogels samen, waarbij diverse koppels dicht tegen elkaar kruipen.
Voortplanting het grote nest zijn eigen ruimte en ingang. Deze Het broedseizoen valt van mei tot juni. In deze pe- gezamenlijke nesten kunnen wel een doorsnede riode worden 2 tot 4 witte eieren met veel (paars) van twee meter bereiken. grijze vlekken gelegd. Rik Meerema Bijzonder Palmtapuiten maken gezamenlijk een groot nest. Met twee tot wel dertig paren worden flinke constructies gebouwd in de toppen van palmen, maar er wordt ook gebruik gemaakt van andere bomen en zelfs telefoonpalen worden gebruikt. Twijgen en bladeren worden aan elkaar gevlochten en daarna wordt er doorgebouwd. Ieder paar heeft in
AFCON KUNSTSTOF-GAAS transparant/zwart kunststof gaas 13x13
€ 1,50 p/m2
nu aanbieding 13x13 in rollen van 25m2 of 50m2
nu € 1,00 p/m
2
bestel via www.afcon.nl of tel.: 06-53 48 69 32
90
91
TROPISCHE VOGELS Links: juveniel
DE FLUWEELWEVER
SCHERPE MAAGKIEZEL
Als lid van het Ploceus–geslacht, is ook dit een temperamentvolle vogel. De vogel is redelijk sociaal en vormt in de natuur vaak broedkolonies met grote textorwevers (Ploceus cucullatus). Als de afmetingen van de volière het toelaten, kunnen deze soorten gecombineerd worden
1. voor kanaries - tropen - wildzang kleine parkieten etc. 2. voor grote parkieten - patrijzen kwartels - fazanten etc. 3. voor postduiven
Latijn: Ploceus nigerrimus Engels: Vieillot's Black Weaver
Uw vogels hebben geen tanden... Wel een spiermaag. Zorg dat er SCHERPE KIEZEL in zit... !
Uiterlijke kenmerken De man van de nominaatvorm (Ploceus n. nigerrimus) is gitzwart en heeft gele ogen. Zowel de veren als poten en snavel zijn zwart. De pop van de nominaatvorm is mat bruin met een lichte tekening, alleen op de vleugels. De ogen van de pop zijn eveneens geel, maar veel minder sprekend. De meest voorkomende ondersoort van de fluweel wever, Ploceus n. castaneofuscus, heeft een kastanjebruine rug en buik en is verder eveneens zwart gekleurd. De kleur van de ogen is eveneens geel. De fluweelwever is een forse vogel en meet 14 cm. Verspreidingsgebied en biotoop Deze soort komt alleen voor zuidelijk van de Sahara en zijn verspreidingsgebied is, vergeleken met andere Ploceus soorten, relatief beperkt. Hij is onder meer te vinden in Nigeria, noord Angola en westelijk Kenia. Zijn ondersoort (Ploceus n. castaneofuscus) is te vinden is westelijk Afrika, namelijk Nigeria en Senegal. Het is een echte savannebewoner, maar verkiest daarnaast ook bossen, bosranden en de omgeving van dorpen. Huisvesting Deze soort vereist, zeker wanneer samengehouden met andere vogels een ruimere volière. De volière kan ingericht worden met grote takken. De volière
Fluweelwever, vrouwtje
92
nu ook oesterschelpengrit VERKRIJGBAAR IN DIERENSPECIAALZAKEN Gratis monster en folder bij: gehuisvest worden, zal de man nesten bouwen voor meerdere poppen. Hij kan meerdere poppen tegelijk onderhouden. De vogels kunnen geringd worden met ringmaat 3.2 Soortbeschrijving opgesteld en gepubliceerd door Werkgroep voor Ploceidae (http://www.ploceidae.eu)
SPECIALIST IN SCHERPE MAAGKIEZEL Tel. (0485) 45 17 37 - Postbus 29 - 5450 AA Mill
Fluweelwever, kolonie
Fluweelwever, mannetje
beplanten heeft weinig zin aangezien de vogels deze zullen slopen. Sociale eigenschappen Als lid van het Ploceus–geslacht, is ook dit een temperamentvolle vogel. De vogel is redelijk sociaal en vormt in de natuur vaak broedkolonies met grote textorwevers (Ploceus cucullatus). Als de afmetingen van de volière het toelaten, kunnen deze soorten gecombineerd worden. Blijf echter waakzaam. Tijdens het broedseizoen zijn de mannen zeer actief en ronduit druk. De vogels zijn polygaam, dus het is wenselijk de man met meerdere poppen te huisvesten. Let echter wel op hybride kweek met de grote textorwevers. Dit kan voorkomen en is allerminst wenselijk. Voortplanting De mannen zijn gedurende de kweekperiode enorm druk en produceren in deze periode veel nesten. De man bouwt zijn nest met de bladeren van onder andere grove grassen. De vogel bouwt zijn nest in dode takken. Het nest is in vorm vergelijkbare met het nest van de grote textorwever. De ingang van het nest zit aan de onderkant. Als het nest af is, bekleedt de pop de binnenkant van het nest met zachte materialen als veertjes, wol of pluisjes. De 2-3 eieren zijn blauwgroenig gekleurd. Meerdere legsels per jaar zijn geen uitzondering en als er meerdere poppen per man
93
BERICHTEN
BERICHTEN Berichten s.v.p. aanleveren vóór de 15e van de maand voorafgaande aan de gewenste verschijning in Vogelvreugd
ACTIVITEITEN VERENIGINGEN
Helden “Vogelvrienden Helden e.o.” Vogelmarkt op elke 3e zondag van de maanden september t/m mei. Locatie Dorpscentrum “Kerkeboske”Aan de Koeberg 3 te Helden Open 9.30-12.00 uur. Vogelmarkten 2016: Kerkrade 'Kleur en Vriendschap" Vogelmarkt in 2016 op 21 feb; 2 okt; 13 nov (tijdens nationale TT); 11 dec; in 2017: 8 jan, 5 feb. locatie: Ejen Bouwerwei, Franciscanerstraat 44, 6462 CP Kerkrade (045-545.2852) Voor meer info: W.Offermans, 045-8883231 of
[email protected] Geopend van 10.00 uur t/m 12.30 uur Meerlo: “De Gevleugelde Vrienden Wanssum e.o.” Vogelmarkten op elke vierde zondag van de maanden januari t/m mei en sept t/m december 2011. Locatie ‘t Brugeind, de Leeuwerik 33 te Meerlo. Open van 9.30 - 12.00 uur. Vogelmarkten In 2016: 28 feb; 27 mrt; 24 april; 28 aug; 25 sept; 23 okt; 27 nov Urecht, Eerste Utrechtse Kanarie Vereniging. De beurzen worden gehouden bij clubgebouw aan de Oregondreef 33 te Utrecht. Open van 10.00 tot 12.30 uur. Data: 21 feb, 20 mrt en 17 april. Vogels mogen alleen aangeboden worden per twee in één TT-kooi en dienen in een goede gezondheid te zijn. Het is niet toegestaan uit de zogeheten lopers te verkopen. De toegang is gratis. info: www.eukv.eu of tel. 030-2421782.
IN MEMORIAM
Na een ziekbed van enkele jaren is ons zeer gewaardeerd lid Sjra Smeets in de leeftijd van 77 jaar. Sjra was een ontwikkelaar van de rode kanaries die hij vanaf 1960 had. In hem verliezen wij een zeer toegewijd lid. Afgelopen jaar is eveneens ons zeer gewaardeerd lid Jo Thijssen overleden. Jo Stond in het verleden zeer bekend met zijn postuurvogels. Wij Leden van De Gevederde Vriend wensen familie en kennissen van beide overledenen zeer veel sterkte met het verwerken van dit grote verlies.
JUBILIEA
Gevleugelde Zanger” Lichtenvoorde. Huldiging jubilarissen op de openingsavond van onze onderlinge Tentoonstelling. 94
Louis Hulshof was 50 jaar lid van de Bond en werd gehuldigd en toegesproken door dhr Anne Houtkooper van de A.N.B.v.V. Hij ontving een jubileumspeld en een oorkonde . Namens de vereniging bood onze voorzitter Dhr. Henri Groot-Zevert een attentie aan en ontving hij een mooie bos bloemen. Jos Hulshof en Frans Harbers 25 jaar Bondslid en verenigingslid. Gehuldigd middels een speld van de A.N.B.v.V. en toegesproken door voorzitter Henri Groot Zevert. Ook deze heren kregen een attentie van de vereniging aangeboden. En er waren bloemen voor de vrouwen. Daarna was het nog gezellig samen zijn.
wilde en hij het niet meer kon opbrengen om deze inspanning tot een goed einde te brengen. Niemand kon toen ook maar vermoeden dat het zo snel met zijn gezondheid achteruit zou gaan. Wij zullen Stephan enorm missen, niet alleen als bestuurder, maar ook als echte vogelvriend. Onze gedachte zijn bij zijn vrouw Bernadien, zijn kinderen en kleinkinderen. Wij wensen hen veel sterkte en kracht toe in deze moeilijke tijd. Tijdens onze Gewestelijke wedstrijd hebben wij een gedachtenis hoekje ingericht ter nagedachtenis aan Stephan. Bestuur en leden "Ons Ideaal" Boxtel e.o.
Louis Hulshof (r) ontvangt jubileumspeld van Anne Houtkoper
IN MEMORIAM STEPHAN KERKHOF
Maandagmorgen 1 december bereikte ons het droevige bericht van het onverwachte overlijden van ons zeer gewaardeerde lid en bestuurslid van onze vereniging, Stephan Kerkhof. Hoewel wij wisten dat het niet goed ging met de gezondheid van Stephan moesten wij te vroeg en veel te snel afscheid van hem nemen. Stephan voelde zich thuis bij onze vereniging, en toonde dat door zich met hart en ziel voor onze vereniging in te zetten. Vol goede moed en met een enorme inzet begon hij samen met ons aan de voorbereidingen van de Gewestelijke wedstrijd van Gewest 5 welke wij dit jaar organiseerde. Overal aan denkend en met de beste plannen om er een mooie tentoonstelling van te maken. Helaas heeft hij met pijn in het hart enkele weken terug aangeven dat het lichaam niet
Rechts: viertal foto's van de openingsdag in Apeldoorn.