VOGELVREUGD april 2016
EEN UITGAVE VAN DE ALGEMENE NEDERLANDSE BOND VAN VOGELHOUDERS
Voorop gezet vereniging codenummer vermelden. Verspreide leden kweeknummer vermelden. Telefonisch contact tussen 16.00-20.00 uur.
Algemene Nederlandse Bond van Vogelhouders Opgericht 20 april 1919 Goedgekeurd bij Koninklijk besluit 19 februari 1920 onder no.27 Ingeschreven bij de K.V.K. Veluwe en Twente onder nummer V 40408450 ISSN: 1384-718X
KEURMEESTERVERENIGING Secretaris Jack Heynen Magnoliastraat 1a 6101 KS Echt tel. 0475-211513 e-mail:
[email protected] Aanvragen wedstrijden en keurkontrakten Gerard Koenderink Elfersstraat 16 7496 AR Hengevelde Tel: 0547 – 333692 E-mail:
[email protected] GEWESTELIJKE SECRETARISSEN Gewest 1. R.E. Lokhorst Populierenstraat 29 9482 PV Tynaarlo Telefoon: 0592 - 541737 Emailadres:
[email protected]
POSTADRES EN BONDSBUREAU Elfersstraat 16 7496 AR Hengevelde Tel: 0547 - 388706 Email:
[email protected]
Gewest 2. Henk Rens Schapendonk 24 4942 CE Raamsdonksveer Telefoon: 06 - 33788007 E-mail:
[email protected]
Bestellingen bondsartikelen, betaling bondsartikelen IBAN: NL71 INGB 0005 3670 13, t.n.v. Algemene Nederlandse Bond van Vogelhouders te Hengevelde Internet: www.anbvv.nl
Gewest 3. Tonny Bielderman Verzetslaan 17 7231 GP Warnsveld Telefoon: 0575-523057 E-mail:
[email protected]
ERELEDEN Mw. R. te Winkel en P.Stijnen
Gewest 4. P. Ubachs Past. Haesenstraat 4 6181 HW Elsloo Telefoon: 046 - 4375741 E-mail:
[email protected]
LEDEN VAN VERDIENSTE J. v/d Beek, K. Bink, A. Castermans, A.J. Houtkooper, J. Kreijveld, H.W.J. v/d Linden, A. Mertens, H. van Seggelen, H. Wouwenaar, G. Koenderink, P. Sthijns, B.A.M. Horsting en J. Wijnhoven. DAGELIJKS BONSDSBESTUUR Voorzitter Rein Grefhorst Telefoon: 055 - 5414227 E-mail:
[email protected] Penningmeester Anne Houtkooper Telefoon: 0316 -265282 E-mail:
[email protected] Secretaris Bart Braam Telefoon: 0481 - 462507 E-mail:
[email protected] Bestuurslid Onno Bijlsma Telefoon: 055 - 3232390 E-mail:
[email protected] HOOFDREDACTEUR EN PR Henk Branje Hulder 9 5821 AS Vierlingsbeek Telefoon: 06 - 55876149 E-mail:
[email protected] LEDEN- EN RINGENADMINISTRATIE Tonny Bielderman Verzetslaan 17 7231 GP Warnsveld Telefoon: 0575 - 523057 E-mail:
[email protected] • Aanmelden nieuwe verenigingen, verspreide leden en abonnementen. • Aanvragen proefnummers "Vogelvreugd" • Informatie over ringen • Verenigingen bij correspondentie
146
Gewest 5. Wim (W. J.J.C.) Hanssen, Herdenkingsstraat 23 6551 CA WEURT Tel 024 6775038 e mail
[email protected] SECRETARIATEN SPECIAALCLUBS Het lidmaatschap van de speciaalclubs is voorbehouden aan alle natuurlijke personen. Voor informatie kunt u zich wenden tot de onderstaande personen. Harzers (LSH) en Timbrado’s B. Rhee Jachtvalk 58 7609 JA Almelo Tel:0546 - 825987 www.harzers.nl Zangprestatieboek B. Rhee Jachtvalk 58 7609 JA Almelo Telefoon: 0546 - 825987 Waterslagers. J. de Bruine Waakhoogte 10 8322 BT Urk Telefoon: 052 - 7688488 E-mail:
[email protected] Kleurkanaries J.J. van Bennekom Herenweg 37 1244PV Ankeveen 035-6562027 E-mail:
[email protected] Postuurkanaries A. Wijdemans Ledeackerstraat 52 5045 ZG Tilburg
Telefoon: 06 - 46617558 E-mail:
[email protected] Exoten en parkieten Henk Rens Schapendonk 24 4942 CE Raamsdonksveer Telefoon: 06 - 33788007 E-mail:
[email protected] Europese vogels en hybriden J.van Noort Dannenberg 42 7461 TL Rijssen Tel: 0548 - 520350 E-mail:
[email protected] ADVERTENTIES EN MEEPIKKERTJES AM-Creation Postbus 612 5900 AP Venlo Telefoon: 06- 34492511 IBAN: NL40 ABNA 0605 9101 46 t.n.v. Vogelvreugd E-mail:
[email protected] ADVERTENTIES WEBSITE J. Maus Zonegge 22-03 6903 HC Zevenaar Telefoon: 0316-524176
[email protected] VRAGEN STAAT VRIJ Bart Braam Telefoon: 0481 - 462507 E-mail:
[email protected] TT.COMMISSIE BONDSKAMPIOEN Secretariaat Rhienderensestraat 6 6971 LS Brummen Telefoon en Fax: 0575 - 564004 E-mail:
[email protected] CONTRIBUTIES EN ABONNEMENTEN Contributie verspreide leden binnenland € 30,72 per jaar, contributie verspreide leden buitenland € 35,76 per jaar. Abonnementen binnenland € 26,00 per jaar, abonnement België € 30,00 per jaar, overige abonnementen buitenland op aanvraag. Betalingen t.a.v. Alg.Ned.Bond van Vogelhouders Duiven, IBAN: NL25 INGB 0000 1065 61 VERANTWOORDELIJKHEID ARTIKELEN De verantwoordelijkheid van alle ingezonden artikelen in Vogelvreugd komen ter competentie van de auteurs. Overnemen van artikelen is slechts toegestaan met toestemming van de auteurs De A.N.B.v.V. kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor de inhoud van de aangeboden advertenties. UITVOERING Druk: Uitgeverij Smit van 1876 NOTA BENE: mailadres hoofdredactie:
[email protected]
HOOP DOET LEVEN Dat het verenigingsleven in de loop van de jaren die achter ons liggen flink is veranderd, weten we allemaal. Wat dat betreft kunnen we dicht bij huis blijven. Niet alleen dat de vergrijzing in onze hobby hard heeft toegeslagen en dat we dus te maken hebben met minder leden op alle niveaus, ook de intensiteit waarmee de vogelsport wordt bedreven verandert. Veel van onze verenigingen zijn voortgekomen uit “de kanaries”. Vaak zangkanaries en later steeds meer kleur- en postuurkanaries. Pas veel later wordt het allemaal breder. Dan komen de tropen erbij in al hun variatie en dan ook zien we de speciaalclubs ontstaan omdat de liefhebbers van een bepaalde vogelgroep daar meer vinden van wat ze zoeken. Als je om je heen kijkt dan is bij andere bonden en verenigingen vaak eenzelfde ontwikkeling te zien. Heel dicht bij huis kent iedereen wel de enorme teruggang van de duivensport. In de grote steden valt geen wedstrijdduif meer te bekennen, terwijl dat in de zestiger jaren nog heel gewoon was. Ook de modelspoorbaanverenigingen worden steeds kleiner want jongeren interesseren zich er niet meer voor. Ze lopen er niet warm voor en vrijwel geen van die verenigingen kent nog jeugdleden, iets dat voor ons heel herkenbaar is. Vorige week las ik ergens dat juist gespecialiseerde volksdansverenigingen weer flink groeien. Het is weer hip om je bezig te houden met bijzondere dansen, terwijl dat al heel wat jaren als uit de tijd werd beschouwd. Maar nu groeien de verenigingen weer. Wie weet is er ook nog hoop voor de vogelhobby. Als ik dit schrijf zitten we net voor half maart in een reeks van mooie dagen. Goed weer voor de tuin dus. Bij de eerste mooie dagen van het jaar is daar van alles te doen. Het is zoveel dat je eigenlijk niet weet waar te beginnen. Samen met mijn vrouw pak ik van alles aan, gadegeslagen door allerhande vogels. Het lijkt wel of ze weten dat er zo dadelijk
wat te halen valt nu de grond zo wordt omgewoeld. Behalve onze brutale huismussen zijn ook het winterkoninkje, het roodborstje, de merels en wat vinken present en tot mijn verrassing komt zelfs een groepje van zes staartmezen eens inspecteren of er wat te halen valt. Eigenlijk is dat de mooiste manier om vogels te leren kennen. Zo direct bij de hand en hun gedrag afgestemd op dat van de mens. Immers als we even zitten voor een kop koffie nemen zij bezit van de aangepakte perken en beginnen alles wat van hun gading is op te peuzelen. Ze weten dat zo lang we zitten er niets aan de hand is, maar zodra staan we op en de hele boel vlucht naar de bomen om vandaar te gaan kijken hoe we verder gaan. Maar vooral ook wanneer we weer ophoepelen. Immers wij hebben hun maaltijd onderbroken! Dezer dagen beginnen ook de gewestelijke vergaderingen, die leiden naar de finale beslissingsronde op het Bondscongres op 21 mei in Bennekom. Immers daar moet het definitieve besluit worden genomen als het gaat om het samen gaan met de NBvV. Het contact tussen beide bonden is momenteel zeer intensief en dat moet ook wel want heel wat zaken dienen de revue te passeren. Met name het juridische aspect vraagt veel aandacht en zolang de finale beslissing nog niet is genomen, kunnen allerhande zaken nog niet definitief worden gemaakt. Toch worden er wel voorzichtig wat stapjes gemaakt ter voorbereiding. Daarvan is het samenvoegen van beide bondsbladen een goed voorbeeld. Om daar een mooi, maar vooral goed blad van te maken is best een uitdaging. Niet voor even maar voor altijd met artikelen van niveau die een brede interesse garanderen. Over zoiets moet worden nagedacht. Dat doen we onder andere dus nú. Ik verwacht u op de gewestelijke vergadering. Onno Bijlsma
INHOUD april 2016 (96e jaargang) 147 148 152 154 156 160 163 164 166 168 172 174 176 179 180 182 184 186 187
Hoop doet leven / O.Bijlsma Het houden van vogels kent een lange historie / P.Roozendaal Vogels uit het paradijs / C.de Bruin Interessante feiten over kakariki's / H.Branje Catharinaparkiet, nog steeds heel populair / A.Huyghe De zwartkop (slot) / P. Oude Elferink Ei-genaardigheden 't Is maar dat u 't weet / Th.Vriends Factfile, driekleur papegaai amadine / C.de Bruin Vogelvoeding deel 3 / H.Branje De lutino valkparkiet onder de loep / E.v.Laar en P.Konz De spleetveer vruchtenduif / H.Naberban Genus forpus, een taxonomisch overzicht 11 / D.v.d.Abeele De memoires van James 007 / Betrand Leven op het randje van / GZ Berichten Voorbereiding op de kweek, deel 4 / W.v.Gils De nationale vogel van ......Finland /R. Meerema Op de koffie bij Job van Tol, curator van Artis / R.Meerema
Rode paradijsvogel / Walsrode press
147
ALGEMEEN
HET HOUDEN VAN VOGELS KENT EEN LANGE HISTORIE Er zijn schattingen dat slechts rond 2% van alle diersoorten die ooit hebben bestaan, vandaag de dag nog in leven zijn. Een andere negatieve schatting van onderzoekers is dat in de tropische regenwouden elk jaar 27.000 diersoorten gedoemd zijn uit te sterven. Dat zijn er elke dag 74, dus elk uur 3. Menselijke activiteiten hebben volgens deze onderzoekers dit proces tussen de duizend en tienduizend keer versneld. Maar de tegenstelling van deze sombere schattingen is de grote zekerheid dat de interesse van mensen in exotische dieren en met name het houden van vogels duizenden jaren terug gaat. Het begin van het vogel houden In het prille begin van deze lange en rijke geschiedenis werden veel vogelsoorten door de mens nog vooral gehouden om gebruikt te worden als voedsel. Maar door de eeuwen heen heeft de mens steeds grotere interesse in de schoonheid en het gedrag van vogels getoond. De eerste tekenen van interesse in de schoonheid van vogels gaan terug naar het Verre Oosten en begon reeds zo’n 4000 jaar voor onze jaartelling in China. De Chinese interesse is terug te vinden in afbeeldingen op schilderijen en porselein uit die periode; deze bevatten veel tekeningen van vogels waaronder ook die van papegaaien. Van de oude Egyptenaren is ook bekend dat zij al in de 15de eeuw voor onze jaartelling gezelschapsvogels hielden. In eerste instantie ging het hier vooral om het houden van roofvogels. Maar de hiëroglyfen tonen ook beelden van huisdiervogels met inbegrip van papegaaien. Hoezeer de Egyptenaren vogels bewonderden blijkt wel uit het feit dat als tweede na de kat, vogels het meest afgebeeld zijn in de oude Egyptische kunst. In dezelfde regio in het Midden oosten is via oude Perzische geschriften bekend geworden dat de Perzen in de vijfde eeuw voor Christus ook al het bestaan van huisdieren in de vorm van sprekende vogels kenden.
De eerste dier grootverbruikers Vanuit Griekenland verspreidde het houden van vogels en exotische dieren zich over de Romaanse wereld uit. Met dit verschil dat waar de Grieken vogels en dieren hielden om hun gedrag en uiterlijk te bestuderen, hielden de Romeinen ze voor de show en de sensatie. Vooral de grotere zoogdieren moesten het in een orgie van wreedheid en sensatie vergelden voor een kortstondig vermaak van de massa. In het begin werden er gevechten georganiseerd tussen dieren onderling zoals olifanten en leeuwen, luipaarden en beren. Maar de vraag door het publiek wed steeds bloeddorstiger. Zo organiseerde Julius Caesar eens een schouwspel van een groep ongewapende mensen tegenover 400 uitgehongerde leeuwen tegelijk. Maar de vraag naar sensatie door het volk bleef stijgen. Dus werden er steeds meer en steeds exotische dieren aangevoerd. Zo zijn er in de muren van het oude Colosseum stenen met opschrift gevonden waarop met trots vermeld wordt dat 3500 dieren het leven lieten waaronder neushoorns, giraffen, nijlpaarden enzovoort. Maar het grootste record werd gevestigd in het jaar 107 na Christus toen tijdens georganiseerde spelen 11.000 dieren het leven lieten. De enige vogels die in de arena’s het leven lieten waren struisvogels, maar met de aanvoer zendingen van exotische dieren kwamen ook exotische vogels waaronder papegaaien mee. Hierdoor werd
Halsbandparkiet
H.Branje
Oudst bekende afbeelding van een papegaai. De grote alexanderparkiet op een mozaïek uit Pergamon (2e eeuw voor Crhistus)
pegaaiachtigen: Psittacine.
De beroemdste leerling van Aristoteles was ongetwijfeld Alexander de Grote. Deze maakte later grote veldtochten naar India en stuurde van daar met ijlbodes levende dieren en vogels naar zijn oude leermeester. Op aanbevelingen van Alexander de Grote werd er ook gestopt met het gebruik van pauwen als voedsel. Hij verscheepte ze naar Griekenland om ze daar voor de sier te houden. Vanuit India bracht hij in de vierde eeuw ook de papegaaien naar Europa en met de naar hem vernoemde Alexanderparkiet wordt hij beschouwd als de ontdekker van de Halsbandparkiet en in de moderne vogelgeschiedenis wordt hij algemeen beschouwd als stichter van de Het eerste begin in Europa Vanuit het Midden Oosten komen we bij huidige avicultuur. de oude Grieken. Ook deze waardeerden papegaaien en hielden ze in kooien Er waren in die tijd in Griekenland meerdere geleerden die de die vaak van kostbaar metaal gemaakt papegaaien beschreven, bijvoorbeeld Plinius, Solinus en Auwaren. In het oude Griekenland is ook leius. De meeste van deze beschrijvingen lijken te duiden op de meer wetenschappelijke benade- de normale kleur van de Indische Halsbandparkiet of de Grote ring van vogels begonnen. Aristoteles Alexanderparkiet. ‘Zijnde volledig groen behalve een rood – groeide op dat gebied uit tot de grootste gouden band van veren die een kraag vormt rond zijn hals”. bioloog van de klassieke oudheid. Hij Ze gaan verder met ‘Zijn kop is even hard als zijn snavel en bezat ook een gezelschapspapegaai, als hij leert praten wordt hij daar met een ijzeren staaf op gegenaamd Psittace. De naam van deze slagen, anders voelt hij de klap niet; ook zijn ze gek op wijn’. vogel vormde later de basis voor de we- Papegaaien werden gehouden vanwege hun capaciteit om te tenschappelijke benaming voor alle pa- kunnen spreken maar ook als trouwe metgezellen; in die tijd 148
droegen Griekse soldaten de vogels met zich mee tijdens veldslagen als teken van het brengen van geluk.
Romeins mozaïek uit Keulen (3e eeuw na Christus)
149
zijn intrede als onderwerp van natuurstudie. Ontdekkingsreizen wakkerden de interesse voor onbekende soorten aan en in die tijd werden ook de eerste geïllustreerde manuscripten en encyclopedieën samengesteld. Weer later in de Hollandse zeventiende eeuw zijn vogels vaak in genrevoorstellingen te vinden. Veel zeventiende-eeuwse schilderijen hebben een dubbele betekenis of minstens sterke insinuatie. Ze staan bol van dieren, planten, kleuren, attributen enzovoort die als symbolen fungeren waarvan vele zelfs nu nog onbekend zijn. Schilderijen in de zeventiende eeuw zijn als rebussen waarin alledaagse zaken soms een dubbele betekenis hebben. In sommige gevallen zijn er ook woorden in de taal die een verborgen betekenis bevatten.
ook de belangstelling in het houden van papegaaien door de Romeinen gewekt. Papegaaien werden door hun beschouwd als luxe artikelen; ze hadden een grote waarde en werden zelfs gebruikt als ruilmiddel bij de aanschaf of de verkoop van slaven. Door de Romeinen werden ze gehouden in kooien van kostbare materialen zoals ivoor en schildpadschild en als voeding voor de vogels dienden amandelen, noten en papaverzaden. Vele rijke Romeinen bouwden later ook tuinvolières bij hun huis voor de huisvesting van allerlei exotische vogels en het was meestal de taak van een slaaf om de vogels te verzorgen en om ze spreken te leren. Het houden van exotische vogels versterkte niet alleen de status van hun huizen, maar het geluid van de vogels kondigde ook de komst van bezoekers aan.
Vogelen, het houden of bestuderen van vogels, is een hobby die door veel mensen wordt beoefend. Maar de dubbele betekenis van het Nederlandse werkwoord vogelen in de zeventiende eeuw was copuleren. De seksuele betekenis van het woord ‘vogelen’ betekende toen dan ook vreemdgaan. Een vogel op schilderijen had vaak een erotische of seksuele betekenis. In het algemeen was dit het symbool van het verlangen om in hogere sferen te komen. Zo zijn de afbeeldingen van vogelvangers of jagers die vogels te koop aanbieden aan vrouwen of de afbeelding van een vogelkooi een favoriet detail bij erotische onderwerpen. De kooi betekent eenvoudig liefde, mannen die vrouwen als vogels in een kooi gevangen nemen;
De Romeinen worden ook gezien als de eerste vogelhandelaren van Europa welke in West Europa het houden van vogel als elitehobby introduceerden. In de eerste eeuwen van onze jaartelling was het houden van vogels een aristocratisch voorrecht, maar tijdens de Renaissance veranderde dat en werd de vogelliefhebberij ook geïntroduceerd bij een groter publiek. Papegaaien in de kunst. Spoedig namen de papegaaien ook hun plaats in de decoratieve kunst in, en zo zijn ze in de loop der tijden veelvuldig en om verschillende redenen afgebeeld. Als symbool, als versiering of als object voor de wetenschap. De symbolische betekenissen van de vogel verschillen per gebied en periode. Bij de Egyptenaren werd de ziel door een vogel voorgesteld. In middeleeuwse getijdenboeken hadden vogels een zuiver decoratieve functie en werden vaak in randversieringen verwerkt. Vanaf het begin van de zestiende eeuw deed de vogel 150
" Papageien auf Stamm', Meissner porselein, in 1741 gemaakt door Joachim Kaendler
een vogel in een kooi met het deurtje open betekende dan ook dat de man was vreemd gegaan. Maar een vogel in een gesloten kooi staat ook voor het beeld van de vrouwelijke maagdelijkheid; een open kooi met een gevlogen vogel betekende toen ook het verlies van maagdelijkheid. Papegaaien werden in die tijd vaak geassocieerd met de Maagd Maria of Eva en verder gebruikt als symbolen van luxe en dronkenschap. Veel mensen vergeleken een papegaai ook met kleinere kinderen. Deze imiteren immers ook zonder te beseffen wat zij doen. In die tijd was de gewone bevolking goed op de hoogte van de symbolische waardes van deze details. De meeste mensen konden immers niet lezen en schrijven en verhalen werden verteld aan de hand van afbeeldingen. Voor hen lieten in die tijd deze symbolen dan ook geen twijfel bestaan.
Tafereel met exotische vogels van Roelandt Savery (1628)
soorten mee. De Portugezen waren zo ook degenen die verantwoordelijk waren voor het introduceren van de kanarie in Europa. De sterke band die papegaaien met hun eigenaars opbouwden en hun capaciteit om te kunnen spreken zorgden ervoor dat het vogel houden in korte tijd zeer populair is geworden. In de achttiende eeuw begon het houden van gezelschapvogels de vorm aan te nemen zoals wij die vandaag de dag kennen. Voor voeding werden in die tijd niet specifiek zaden geteeld voor vogelvoer zoals dat tegenwoordig wordt gedaan, maar men gebruikte zaden die men had voor menselijk en andere diervoedergebruik, zoals mais, tarwe, gierst, haver en bood die de vogels aan. Zonder twijfel zal daarbij ook voeding gegeven zijn in de vorm van brood, koekjes, cake, koude gekookte graangewassen en wat er verder op tafel kwam. Kortom, een nieuwe hobby was geboren.
Het gevolg van de grote ontdekking Maar met de ontdekking van de Nieuwe Wereld komt al spoedig het vogel houden in een stroomversnelling. Het verhaal gaat dat op zijn eerste ontdekkingsreis een groep Wordt vervolgd, Piet Roozendaal over zee vliegende papegaai- en Columbus deed besluiten om van richting te veranderen en zuidwaarts te gaan varen en zo de Caribische eilanden ontdekte. Bij zijn terugkeer in Europa had hij een paar Amazonepapegaaien bij zich als gift voor Koningin Isabella van Spanje. Na de daar opvolgende ontdekking van het vasteland van Zuid Amerika reisden Portugese zeelieden steeds vaker en verder, zodat de aanvoer van exotische goederen en dieren vanuit landen uit deze regio steeds groter werd. Deze aanvoer was in het begin van de zeventiende eeuw de aanzet tot het houden van vogels bij de grote massa van Europa. Er voeren ook steeds meer schepen uit andere landen heen en weer en zeelui A.v.Mingeroet brachten steeds weer nieuwe De originele kanarie van de Kanarische eilanden: Serinus canarius
151
TROPISCHE VOGELS
VOGELS UIT HET PARADIJS.... Je zou het niet zeggen, maar paradijsvogels zijn familie van onze zwart gekleurde kraaien en roeken…… De familie van de paradijsvogels bestaat uit 17 soorten en de vogels komen voor op het eiland Nieuw Guinea, verschillende eilanden in de buurt en in Australië. Iedereen heeft wel eens een afbeelding of filmpje van een paradijsvogel gezien. Fantastisch gekleurde vogels met een ontzettend uitbundige bevedering uit de regenwouden van Nieuw Guinea en Australië. Vogels uit het paradijs? De eerste paradijsvogels die in Europa arriveerden waren geen levende vogels, maar balgen van in het wild door papoea’s geschoten exemplaren; hiervan waren de poten en de ingewanden verwijderd. Maar dat wist men in Europa niet. Men dacht dat de vogels gewichtloos waren en door de lucht zweefden. Daarom dacht men dat deze vogels geen poten nodig hadden. Zo’n uitbundige verenpracht had men ook nog nooit gezien. Het leek wel of ze uit het paradijs afkomstig waren. Vandaar de naam Paradisia apoda (apoda staat voor ‘zonder poten’). Er zijn monogame soorten en polygame soorten onder de paradijsvogels. Bij de monogame soorten zijn man en pop hetzelfde gekleurd terwijl de kleuren voornamelijk uit zwarte tinten bestaat. Bij deze soorten verzorgen man en pop samen het grootbrengen van de jongen. Bij de polygame soorten echter hebben de poppen camouflagekleuren en vertonen de mannetjes de meest exorbitante verenpakjes in de meest fantastische iriserende en/ of intensieve kleuren. De ene heeft extreem lange staartpennen, een andere heeft wimpers, weer een ander heeft een geweldige pluimstaart die tijdens de balts helemaal opgezet kan worden. Het ‘vorstelijke’ verenkleed van de polygame soorten was voor de ontdekkers vaak aanleiding om deze soorten te voorzien van een ‘vorstelijke’ naam: prinses Stephanie’s paradijsvogel, Keizer Wilhelm paradijsvogel en Victoria paradijsvogel. Bij de polygame soorten hebben alleen de mannetjes een uitbundig en kleurrijk verenkleed. De poppen hebben doorgaans een sober eenkleurig bruin-zwart pakje. Dat is ook wel logisch omdat de pop in haar eentje het broeden en grootbrengen van de jongen voor haar rekening neemt. Gelukkig leven paradijsvogels in een natuurlijke habitat waarin er volop voedsel (fruit, vruchten, insecten) voorhanden is zodat de pop het hele broeden en grootbrengen van de jongen zonder problemen in haar eentje kan opknappen. De meeste paradijsvogels zijn fruiteters; sommige soorten hebben relatief meer insecten op het menu staan of bladeren, bloemknoppen, bloemen en kleine geleedpotigen. Elke soort paradijsvogel heeft z’n eigen manier van baltsen. Doorgaans verzamelen de mannen van de polygame soorten zich op een gezamenlijke baltsplaats waar de mannetjes hun verenpracht en gedans vertonen in de hoop een pop te kunnen verleiden. De beste plaatsen van de baltsplaatsen worden ingenomen door de mooiste en sterkste mannetjes die vervolgens met de meeste vrouwtjes kunnen paren en hun genen doorgeven. Tekst: C.de Bruin
152
Kleine paradijsvogel Robert
Boven: koningsparadijsvogel (Doug Janson) Beneden: twaalfdraden paradijsvogel (Robert) Rechts: grote paradijsvogel (H.Branje)
Wilson's paradijsvogel Robert
153
PAPEGAAIACHTIGEN
INTERESSANTE FEITEN OVER KAKARIKI'S Kakariki's zijn in avicultuur geen onbekende parkieten. Er worden er volop gekweekt, ook in allerlei mutaties. Soms kom je in literatuur tóch nog wat interessante en nieuwe informatie tegen over vogels die je al heel lang kent. Toch altijd weer de moeite waard! 1. Kakariki’s leven in het wild op onherbergzame sub-antarctische eilanden en de ver af gelegen Kermadec eilanden, tussen Auckland en Tonga. De kakariki’s die deze streken bewonen leven er van graszaden, ongewervelde dieren en het vlees van dieren, inclusief aangespoelde dode pinguïns en de eieren ervan. 2. Kakariki’s zijn eilandhoppers. Ze vliegen in het wild van eiland naar eiland en overbruggen daarbij afstanden tot 60 kilometer op ’n dag waarbij ze onderweg wat tussenstops maken. 3. Gebroed wordt er doorgaans in de warmere maanden (oktober-december in het zuidelijk halfrond). Maar wanneer er voldoende voedsel is, broeden ze tot in de wintermaanden. 4. Vogels die in Nieuw Zeeland in avicultuur gehouden worden wegen zo’n 70 gram (mannetjes) en 55 gram (popjes). Een studie gaf aan dat vogels in het wild veel zwaarder zijn waarbij de mannetjes wel zo’n 82 gram wegen en de poppen 68 gram. Men denkt dat dit te maken heeft met de variatie in hun dieet in het wild 5. Om hun verenpakje in goede conditie te houden moeten kakariki’s dagelijks een bad nemen. Bij het verzorgen van hun natte verenpak eten de vogels in het wild de bladeren van manuka en kanuka die antibacteriële eigenschappen hebben en een natuurlijk insecticide bevatten dat leptospermon heet. Het insecticide helpt bij het bestrijden van parasieten wanneer ze het sap over hun veren wrijven. 6. Kakariki’s worden wel eens de clowns onder de parkieten genoemd: ze zijn heel wendbaar en acrobatisch tijdens het vliegen en kunnen zelfs achterwaarts opvliegen. Wanneer ze iets achter zich horen zullen ze eerder het kopje naar achteren gooien om achter zich te kjijken dan dat ze hun kopje draaien. En wanneer ze iets interessants zien, vliegen ze de lucht in om er een kijkje te gaan nemen. 7. De veren van kakariki’s zijn dunner en langer dan bij de meeste vogelsoorten. Waarschijnlijk omdat ze zich met zo’n langer verenpakje beter warm kunnen houden in het gure klimaat in hun natuurlijke leefgebied. Papegaaiachtigen in tropische streken en woestijnachtige leefgebieden hebben meestal kortere, meer afgeronde veren. 8. Kakariki’s hebben lange tenen en nagels die de vogels in staat stellen om, zonder hulp van de snavel, op grote snelheid langs het gaas van de volière naar boven te ‘rennen’ of tegen een verticale tak of stam op te lopen. 9. In het wild worden er meer poppen dan mannen waargenomen 154
10. De vogels zijn erg gevoelig voor schimmelinfecties (aspergillose). Waarschijnlijk omdat er in de koude temperaturen van Nieuw Zeeland weinig schimmels groeien en de vogels er in de natuur dus geen weerstand tegen hebben hoeven opbouwen.
11. Veel huiskamervogels vinden het fijn wanneer de stoppels door de vogelhouder worden opengewreven. De veren van een kakariki zijn echter erg gevoelig wanneer ze nog in de stoppels zitten en raken vlug beschadigd wanneer je er over wrijft. Met name de vleugel- en staartpennen zijn erg gevoelig. 12. In het wild wordt geen baltsgedrag waargenomen 13. Roodvoorhoofdkakari’s hebben grotere legsels dan de andere soorten; er worden tot twaalf eieren gelegd terwijl 5-9 stuks normaal is. 14. Kakariki’s zijn erg vreedzame vogels en ideaal in een gezelschapsvolière met verschillende andere soorten. Ze bemoeien zich niet met de nesten van andere vogels. Toch zijn de broedresultaten het beste wanneer ze als koppel gehuisvest worden. Doorgaans blijven de vogels af van het hout-
'De Vogelwereld' A.O.B.
Roodvoorhoofdkakariki
werk van een volière 15. Roodvoorhoofdkakariki’s bewonen relatief open leefgebieden in het wild, in en rond bossen; ze fourageren vaak op de grond in allerlei vegetatie inclusief grasland, struiken in kustgebied en bossen langs de kust. Geelvoorhoofdkakariki’s daarentegen geven de voorkeur aan dichte bosgebieden en struiken en komen op grotere hoogte voor dan roodvoorhoofdkakariki’s. Tekst en foto's H.Branje Bron: parrotmagazine
Het beste ornithologisch maandblad
Iedere maand 48 tot 64 bladzijden A4 formaat boordevol teksten en kleurenfoto's van de betere schrijvers en topfotografen. Een jaarlijks abonnement loopt van januari tot december. Stort 50 euro op onze Belgische rekening 22 0000 8635 4147 van 'De Vogelwereld' 1190 Brussel met vermelding van naam en adres. Verdere info en digitaal proefnummer: José Delfosse, Avenue des Champs Clairs te 1420 Ophain. E-mail:
[email protected] Geelvoorhoofdkakariki
155
155
PAPEGAAIACHTIGEN
DE CATHARINAPARKIET, NOG STEEDS POPULAIR Een tegenwoordig best populaire parkietensoort die in grote aantallen en inmiddels vele mutaties wordt gefokt. De catharinaparkiet is een vogel die vrij vlot tot broeden overgaat en dat meestal ook uitstekend tot een goed einde brengt. Rustig in gedrag; rustig in een tentoonstellingskooi. Een vogel die zowel voor een beginnend parkietenliefhebber geschikt is als voor een rot in het vak die zich met de mutatiekweek bezig wil houden. Engels: Lineolated parakeet, barred parakeet Duits: Katharinasittich Frans: Perruche Catherine Latijn: Bolborhynchus lineola Biotoop Catharinaparkieten zijn vooral bergbewoners die zich meestal ophouden in subtropische wouden tussen de 1500 en 2300 meter hoogte. Zelden zijn ze te vinden in hoger of lager gelegen gebieden. Meestal worden ze aangetroffen in kleine groepjes van rond twintig stuks. Meerdere waarnemers hebben het over groepen van meer dan honderd vogels die soms nog eens lange afstanden afleggen op zoek naar voedsel. Dit bestaat hoofdzakelijk uit zaden, vruchten, bessen, noten en waarschijnlijk ook bladknoppen en bloeisels. Op sommige plaatsen in hun verspreidingsgebied zijn ze talrijk, op andere dan weer zeldzaam. Volgens de waarnemingen van Ridgely in 1980 blijft de populatie van deze soort stabiel. Ondersoorten Van de catharinaparkiet worden twee ondersoorten onderscheiden: Bolborhynchus lineola lineola: verspreidingsgebied van Zuid-Mexico tot West-Panama. Bolborhynchus lineola tigrinus: verspreidingsgebied van het westen van Venezuela ver Columbia en Ecuador tot centraal Peru. Deze soort verschilt niet zoveel van de voorgaande, maar is wat donkerder van kleur met een zwaardere streeptekening. Geslachtsonderscheid Bij de catharinaparkiet biedt de staart het meeste onderscheid tussen man of pop. De poppen hebben namelijk bij de twee middelste staartpennen één of twee cm lange zwarte punten, tenminste dan toch in de meeste gevallen. Het kan namelijk ook gebeuren dat het zwart hier helemaal ontbreekt. Bij de mannetjes zijn de middelste staartveren zwart tot in de basis. Ook de zwarte vleugeltekening is bij de popjes meestal fijner dan bij de mannen en de vleugelbocht vertoont wat minder zwart. De stippen links en rechts op de flanken zijn bij de mannetjes grover dan bij de popjes. Het is ook bekend dat de poppen feller bijten dan de mannetjes. In avicultuur De eerste Catharinaparkiet die in Europa werd ingevoerd, belandde in de Zoo van Londen. De soort werd in het verleden regelmatig ingevoerd tot er een invoer156
Kopstudie groene catharinaparkiet
H.Branje
verbod kwam van vogels, onttrokken aan de natuur. De eerste kweek in Europa zou, voor zover bekend, plaats gevonden hebben bij M.Zeh in Frankfurt en dat in een kooi van een kubieke meter. Sindsdien werden hier en daar kweekmeldingen gemaakt en tegenwoordig kan men zeggen dat de Catharinaparkiet tot de veelgekweekte soorten behoort. De mutaties die bij deze soort ook zijn ontstaan, hebben de populariteit enorm doen toenemen. Hierbij moet worden opgemerkt dat het hier bijna altijd gaat over de nominaatvorm (B.l.lineola), daar de Bolborhynchus l.tigrinus veel minder voorkomt bij onze kwekers, dit door de zeer geringe importen in de voorbije jaren. De eerste kweek van bolborhynchus l.tigrinus zou op naam staan van mevrouw Spenkelink van Schaijk in1986.
Huisvesting Catharinaparkieten zijn geschikte vogels voor iemand die zijn hobby in een zeer beperkte ruimte moet beoefenen. Maar al teveel liefhebbers die het met deze soort in een ruime volière wilden proberen, hebben moeten vaststellen dat, wanneer ze om een of andere reden opgeschrikt worden, ze gemakkelijk in volle vaart tegen het gaas vliegen en dit niet zelden met dodelijke afloop. Een broedkooi daarentegen (100 x 80 x 50 cm) is uitstekend geschikt en zelfs een kleinere kooi voldoet aan hun behoeften. Wel moet de kooi voldoende diepte hebben met een donkere hoek, dit in verband met hun stressgevoeligheid. In Weltvogelpark Walsrode is men er in geslaagd succesvol te kweken in groepsverband. Daar het hier om vogels gaat die ook in de natuur in groep en leven, wordt ook de broeddrift in gevangenschap waarschijnlijk gestimuleerd door de nabijheid van soortgenoten. Wat het broedblok betreft, wordt door veel kwekers een broedblok gebruikt dat niet te ruim is. Een blok van 16 x 16 cm en een hoogte van 25 cm is ruim voldoende. Dit heeft als voordeel dat de jongen hier dicht blij elkaar blijven en zich op die manier aan elkaar kunnen verwarmen. Ook wordt veel gebruik gemaakt van broedkasten met een sluipgang vooraan. Als nestmateriaal kan het beste gebruik gemaakt worden van houtkrullen. Die worden door de vogels helemaal fijn geknaagd en vormen op die wijze een zachte bodem in het hok. Voeding Voor wie er de voorkeur aan geeft een zaadmengsel zelf samen te stellen kan het volgende gebruikt worden: 3 kg verscheidene gierstsoorten; 2 kg witzaad; 2 kg haver; 1 kg rijst; 1 kg kardi; 1 kg negerzaad en 1 kg hennep. Hetzelfde mengsel kan ook als kiemvoer gebruikt worden. Dagelijks wat fruit of groenvoer mag niet ontbreken, ook tijdens de kweek. Dagelijks een goed opfokvoer. Buiten de kweek voldoet tweemaal per week. Anderen houden het liever bij een goed zaadmengsel uit de handel waar nog eens extra gebroken haver en trosgierst aan wordt toegevoegd. Sommige kwekers met jaren ervaring gebruiken als kiemvoer een mengsel van zonnepitten, katjang idjoe, millet, gierst en saffloerpitten. Over het gebruik van groenvoer lopen de meningen uiteen. Persoonlijk meen ik echter dat het verstrekken van groenvoer de kweek bevordert. Dit echter op voorwaarde dat men enkele regels in acht neemt wat betreft de hoeveelheid (niet te veel), de zuiverheid (absoluut zeker zijn dat het niet bespoten is) en vooral iedere dag de resten verwijderen. Groenvoer dat in aanmerking komt is herderstasje, vogelmuur en paardenbloem. Vanzelfsprekend zijn een gritmengsel en mineralen altijd aanwezig. En uiterst belangrijk, iedere dag vers drinkwater.
Van boven naar beneden: turqoise, lutino, grijsvleugel turquoise foto's P.v.d.Hooven
157
Aqua of turquoise Deze mutatie is rond de jaren tachtig ontstaan in Nederland en wordt meestal als blauw aangeduid. Door paring met een ino bleek duidelijk dat het hier niet om een zuivere blauwe ging, maar dat nog altijd een rest van de gele psittacine aanwezig was. Of het hier een mutatie is die aqua genoemd dient te worden dan wel turquoise, daarover zijn de meningen nog altijd verdeeld. In deze bijdrage gebruiken we verder de benaming ‘turquoise’. De intensiteit van het blauw kan sterk verschillen van vogel tot vogel. Deze mutatie vererft autosomaal recessief. Donkerfactor Eveneens ontstaan rond de jaren tachtig in België. In tegenstelling van wat wel eens gedacht wordt, is hier geen toename van de zwarte eumelanine, maar heeft de mutatie te maken met een verandering in breedte van de sponszone in de vederstructuur. Deze mutatie vererft ‘incompleet dominant’, wat wil zeggen dat men vogels heeft met één donkerfactor of met twee donkerfactoren. De eenfactorige noemde men vroeger donkergroen, nu is dat D groen. Vogels met twee donkerfactoren noemde men olijfgroen; nu is dat DD groen. Deze donkerfactor wordt veel ingekweekt in de turquoise. Men krijgt dan D turquoise (vroeger kobalt genoemd) en DD turquoise (vroeger mauve genoemd).
Boven: Catharinaparkiet groen. Beneden: Catharinaparkiet misty
foto's P.v.d.Hooven
SL Lutino Voor het eerst gekweekt door Lucien Windels in België rond 1990. Ook hier worden vogels verwacht die zeer intens geel zijn. Uit de combinatie met de zogeheten blauw bleek duidelijk dat men met een turquoise te maken had. Alle ino jongen hieruit geboren, waren niet wit, maar vertoonden een gele aanslag. Vroeger genoemd crème ino. Nu spreekt men van turquoise ino. De lutino vererft geslachtsgebonden. Cinnamon? Alhoewel af en toe de benaming cinnamon optreedt, toch is er nog geen enkel bewijs dat er een echte cinnamon bestaat. Volgens andere bronnen gaat het hier om een pastel die autosomaal recessief vererft. De grote sterfte onder de jongen maakt dat men met deze mogelijke mutatie nog niet verder staat. Grijsvleugel Deze mutatie is opgetreden rond 2003 bij R.v.d.Berghe en H.Coppejans en is met verschillende benamingen opgezadeld geweest: van ‘golden’, ‘pastel’ tot ‘gezoomd’. Na onderzoek door MUTAVI, research & Advice Group is men tot het besluit gekomen dat het hier gaat om een ‘SL incomplete greywing’’. Dus een geslachtsgebonden incomplete dominante grijsvleugel, wat wil zeggen dat er enkelfactorige en dubbelfactorige grijsvleugels bestaan. Het zou vast staan dat deze dominante mutatie geslachtsgebonden vererft wat zeer uitzonderlijk is. Eerder werd een geslachtsgebonden dominante mutatie vastgesteld bij de zwarte vorm van de Stella lori. Alfons Huyghe Van boven naar beneden: violet D-groen, violet D-turquoise grijsvleugel groen foto's P.v.d.Hooven
158
159
EUROPESE VOGELS was er dan nog niet bij. De jongen kropen dan door vegetatie.
DE ZWARTKOP slot De zwartkop is overwegend een zomervogel die in de eerste helft van april in Nederland arriveert. De eerste zwartkoppen trekken half augustus weg. Deze trek valt niet echt op omdat onze wegtrekkende zwartkoppen tot in oktober/november vervangen worden door Noord-Oostelijke zwartkoppen. De meeste zwartkoppen overwinteren in WestAfrika. De zwartkop als cultuurvogel. De zwartkop is een vogel die zeer geschikt is voor beginnende kwekers van Europese insecteneters. Het uitwendige geslachtonderscheid, de man heeft een zwarte koptekening en de pop een bruine, maakt het eenvoudig om een koppel samen te stellen. Ook stelt hij niet al te veel eisen aan zijn voedingspakket. In de rustperiode volstaat een mengsel van eivoer wat gemengd kan worden met een insectenpaté of gemalen eenden- of kalkoenenkorrels. Dit kan aangevuld worden met enkele bufflowormen en bessen zoals de vlierbes. Een zelfgemaakt opvoer wat ruim beproefd is en een goede basis voeding is voor de meeste inlandse insecteneters bestaat uit: • 10 hardgekookte eieren • 10 maatschepjes AVES opfok (in de winter ver vangen door AVES kracht) • 6 eetlepels Nutribird pallets (uni komplet) • beschuitmeel (niet te veel, het voer moet rul blijven) • 10 eetlepels Klaus universeel • 4 maatschepjes Mectom MSA (niet in winter) • 2 eetlepels Lundi eendenkorrel (niet in de winter) De kweek van de zwartkop door Robert Nijhuis De zwartkoppen en andere grasmussoorten worden in Zuid Duitsland al decennia gekweekt. De zwartkoppen die wij kweken zijn echte cultuurvogels want ze leven al veel langer dan drie generaties in het beschermde milieu bij de mensen. De mannelijke zwartkoppen werden in de vorige eeuw gevangen en als kooivogels gehouden om hun zang. In onze woonomgeving, Oost Twente en de Duitse grensstreek, is en was de zwartkop een redelijk algemene broedvogel. Het landschap in de grensstreek was in deze periode, zestig en zeventiger jaren van de vorige eeuw, zeer kleinschalig. In dit licht heuvelige landschap wisselden heidevelden, eikenhouten hakbosjes, heide, hoogveen, grasland en gerst en tarwepercelen elkaar af. Vele zandpaden doorkruisten dit gebied. Dit was het biotoop voor de zwartkop.
De voeding van mijn zwartkoppen. Ik voer het eerder beschreven eivoer Dit eivoer wordt samen opgediend met het insectpaté van Orlux. Ik meet gewoonlijk een koffielepeltje insectenpaté en een koffielepeltje eivoer per vogel en per dag. Als ze er niet of niet veel van eten komt doordat omdat ze (te) veel insecten krijgen. Alleen in het broedseizoen worden er onbeperkt insecten gevoerd. Meelwormen vormen het lievelingskostje van de zwartkop en vele andere insecteneters. Vanaf de rui in de zomer tot aan het vroege voorjaar worden mijn zwartkoppen verplicht veel insectpaté te eten. Gedurende de rustperiode wordt het basisvoedsel aangevuld met meelwormen, maximaal vier per vogel per dag. Veel kwekers laten de zwartkoppen het jaar rond zoveel meelwormen eten als ze willen; dat doe ik niet omdat dan bij de vogels mijns inziens een vitaminen en/of eiwit tekort kan ontstaan. Als er jongen zijn krijgen de zwartkoppen geen meelwormen omdat hun chitinepantser niet verteerbaar is voor jonge vogels en de vitamine A en D verhouding niet optimaal is.
Mannetje zwartkop
H.Branje
Het aantal broedparen van de zwartkoppen is in tegenstelling tot andere insecteneters die in deze periode bij ons vrij algemeen waren zoals de nachtegaal, gekraagde roodstaart, tapuit, veldleeuwerik en paapje niet in aantal achteruit gegaan. Het lied van de zwarkop is zeer kenmerkend en de man laat zijn zang veelvuldig horen. Meerdere malen vonden wij dan ook nesten van de zwartkop. De meeste nesten vonden we in braamstruiken die groeiden langs houtwallen of in braamstruiken op talduds van sloten. Ook jonge fijnspar opstanden en kerstdennen, waren geliefd als broedplaats. De gemiddelde hoogte waar de nesten gebouwd werden lag onder de meter. De jongen verlieten soms al op hun twaalfde levensdag hun nest. Vliegen
Buffalowormen worden buiten het broedseizoen niet elke dag opgediend zodat de zwartkoppen verplicht worden ook insectpaté te eten en men niet elke dag aanwezig moet zijn zodat ze dan volstaan met insect paté. In het voortplantingsseizoen krijgen ze insecten naar believen. Andere insecten zoals wasmotlarven, gedroogde kreeftjes, krekels en dergelijke worden óók gegeten. Door het ruime aanbod aan insecten in de handel kan de kweker naar believen een eigen voedselpakket samenstellen maar moet er wél voor zorgen dat hij gedurende heel de kweekperiode hetzelfde voedsel kan blijven aanbieden want het kan zijn dat de ouders bij gebrek aan voedsel dat ze gewend zijn, weigeren hun jongen verder te voeren. Huisvesting, territoriaal gedrag en kweek Zwartkoppen zijn van oorsprong solitaire vogels, die in het wild geen soortgenoot in hun territorium, anders dan zijn of haar partner, verdragen. De beste kweekresultaten worden dan ook behaald in een eigen afzonderlijke kweekbox. Anders dan bij de meeste andere soorten inheemse insectenVan boven naar beneden: vijf eitjes; broedende pop; mooi nest jongen (foto's Kaanen); pop zwartkop (H.Branje)
WITTE SPREEUWEN
Het meest gelezen Belgisch Ornithologisch tijdschrift, pagina’s boordevol informatie over vogels. Voor één jaarabonnement in Nederland gireert u € 35 via een Europese overschrijving bij de KBC bank. Het IBAN rekeningnr. BE33 7330 0642 3046 en BIC code = KREDBEBB t.n.v. KBOF - Van Paesschen François, Molenheide 8 te B-2870 Puurs. Alle leden ontvangen maandelijks het clubblad van de KBOF, "DE WITTE SPREEUWEN", pagina's boordevol informatie over vogels. Inschrijvingen en gratis proefnummer op aanvraag bij Achten Paul, Everlaarstraat 78, B 9160 Lokeren België. E-mail:
[email protected] - Bezoek onze website http://www.kbof.be
160
161
VREEMDE VOGELS eters is de zwartkop niet extreem territoriaal. Ze vechten niet of nauwelijks want ze voelen zich veilig thuis in de volière die hun territorium uitmaakt. Gekweekt wordt in een overdekte kweekbox van 1,50 x 1,50 en 1,90 m. hoog, waarvan de bodem bestaat uit cement. Dit om te voorkomen dat muizen of ratten in mijn vluchten komen. Hierop is een vijftiental centimeter potgrond aangebracht die beplant is met kattekruid, jacobsladder, diverse geraniumsoorten, kaasjeskruid en andere kruiden en grassen om dat deze insecten aan trekken. In de vlucht staat ook een fijnspar en/of een rode bes die periodiek gesnoeid wordt. Natuurlijke beplanting is geen noodzaak maar ik vind dit persoonlijk aantrekkelijker dan kunstgroen. Wanneer de beplanting Koppel zwartkoppen bij hun nest jongen Duif erg dicht wordt snoei ik deze behoorlijk terug. Wanneer de vogels zich constant kunnen verstoppen is mijn ervaring dat zij schuwer worden halmen van bloeiend gras aan, dierenhaar en kort geknipt bruin en dat de kans op broedsucces klei- kokosvezel. Mijn vogels accepteren vaak een nestkorfje in een struik. Ze gebruiken dit als ondergrond van hun nest. De zwartkop ner wordt. man en pop broeden beiden; soms zitten ze samen te broeden. Het Het broedseizoen in het wild loopt voeren en het ringen van de jongen gaat doorgaans goed. In tegen van eind april tot eind augustus. In stelling tot veel andere Europese insecteneters gooien de ouders het van gras gemaakte nest worden de jongen na het ringen niet uit het nest. Een voorwaarde is wel dat vier tot vijf, soms zes, eieren ge- om de ring een ventielslangetje zit. legd die na 12-13 dagen uitkomen. De jongen blijven twaalf tot vijftien Een kanttekening bij het kweken van de zwartkop is dat bij mij het dagen in het nest en zijn na nog regelmatig voorkomt dat de vogels onbevruchte eieren leggen of eens veertien dagen zelfstandig. slecht enkele eieren per broedsel produceren. Voor de rest is het Meestal hebben de zwartkoppen in één van de gemakkelijkst te kweken en te houden insecteneters. het wild twee broedsels per broed- De zwartkopjongen komen vrijwel zonder problemen door de jeugdseizoen. Mijn eerste ervaringen met rui. Voor en direct na de jeugdrui en tijdens de najaarstrek zijn zij zwartkoppen in de volière was eind nogal eens wild in hun vlieggedrag. Hierdoor is de kans op beschavorige eeuw. Wat mij verder opviel diging vlak boven de snavel in deze periode groot. Verschillende was dat de dieren behoorlijk tam Duitse kwekers plaatsen de pop en pas uitgevlogen jongen in een waren (handopfok ?), maar dat ze in ruime broedkooi. De jongen blijven tot hun zevende levensweek de loop van de tijd steeds schuwer in deze kooi. Hierna worden ze in een kleine vlucht geplaatst; aan werden. Op een gegeven moment de achterwand van de vlucht wordt een wedstrijdkooi opgehangen werden ze zó schuw dat ze de hele waar het deurtje uit verwijderd is. De jongen gaan spelenderwijs in dag teruggetrokken waren in de be- deze kooi en op hun eerste show zijn de vogels veel rustiger dan planting. Ik heb persoonlijk het liefst vogels die niet op de wijze worden 'voorbereid' zo tam mogelijke vogels. Niet alleen in verband met de kweek, maar Zwartkopmannen halen wanneer zij overjarig zijn gemakkelijk hun vooral ook omdat dat veel prettiger punten op een vogelshow en zijn een meerwaarde voor de show. is om naar te kijken en te verzorgen. Ik heb de vogels in een kleinere min- Gebruikte literatuur. der beplante vlucht geplaatst zodat Atlas van de Nederlandse broedvogels. zij zich niet de gehele dag kunnen Elsevier broedvogelgids. verstoppen. De zwartkop maakt in Thieme broedvogels atlas mijn vluchten vaak een vrij nest, Handboek voor alle Europese vogels. veelal in de fijnspar of rode-bessen Aantal ontwikkeling zwartkop S.O.V.O.N Nederland. struik. Ik ondersteun deze vrije nes- Vogels, 1992-1, van Aart Smit ten meestal door een kanarie touw- Vogels, 1994-6, door Frans van der Helm nestje onder het nest te plaatsen. Dit Robert Nijhuis en Paul Oude Elferink Speciaalclub Europese cultouwnestje maak ik met zwart ty-ribs tuurvogels. vast aan de struik. Als nestmateriaal bied ik kortgeknipte en gedroogde Paul Oude Elferink
162
EI-GENAARDIGE MATEN Het grootste ei dat door een vogel wordt gelegd is dat van de struisvogel, dat gemiddeld 16 cm lang en 13 cm in doorsnee is en ongeveer 1.5 kilo weegt, ongeveer 24 maal de grootte van een gemiddeld kippenei. Het duurt ongeveer 45 minuten om het hard te koken! Het grootste ei dat ooit werd gelegd was dat van de Reuzenstruisvogel van Madagaskar, waarvan het gewicht tot 12 kilo kwam en een afmeting van 38 x 30 cm had, ongeveer acht maal de grootte van een struisvogelei. Er wordt door sommige wetenschappers verondersteld dat het groter was dan enig ei van een dinosauriër. De vogels zijn uitgestorven omdat de eieren werden opgepeuzeld toen Madagaskar door de mens was ontdekt. Het grootste ei van een Nederlandse vogel is dat van een Knobbelzwaan, meet ongeveer 11.5 x 7 cm en heeft een gemiddeld gewicht van 300 gram. Het grootste ei ten opzichte van de lichaamsgrootte wordt gelegd door de Kleine grijze kiwi van Nieuw-Zeeland; het ei weegt ongeveer 250 gram, bijna een kwart van het lichaamsgewicht van het vrouwtje. In vergelijking met een kiwi-ei zoud dat van struisvogel 25 kilogram moeten wegen!
Grijsstuit tinamoe (Tinamotis solitarius) Weltvogelpark Walsrode
Het kleinste ei is waarschijnlijk van de Bijkolibrie, de kleinste vogel van de wereld; het ei is ongeveer 12.5 mm lang en 8.5 mm dik en weegt slechts een halve gram, ongeveer de helft van het gewicht van een paperclip. Er zouden 125 eieren van een bijkolibrie nodig zijn om het gewicht van een kippenei te krijgen en het ongelooflijke aantal van 3000 voor het gewicht van een struisvogelei. Het kleinste ei in verhouding tot het lichaamsgewicht is dat van de Keizerpinguin, met een gewicht van ongeveer 500 gram, slechts 1.5 procent van het volwassen lichaamsgewicht van 30-40 kg en van de struisvogel, waarvan het ei ook ongeveer 1.5 procent van het volwassen lichaamsgewicht bedraagt. De kleurrijkste eieren worden gelegd door de tinamoes. Tinamoes zijn niet verwant aan de hoendervogels, maar lijken er wél op. Ze worden door de ornithologen ingedeeld bij de struisvogelachtigen. Deze vogels, zo'n 47 soorten worden onderscheiden, komen voor in Zuid Amerika. De eieren zijn bijzonder kleurrijk, van turquoiseblauw tot egaal diep bruin en vertonen een prachtige porseileinglans. De reden voor het leggen van dergelijke opvallend gekleurde eieren is vooralsnog onbekend. Nieuw Zeelandse kiwi
H.Branje
163
VOEDING
'T IS MAAR DAT U 'T WEET Over grit en sepia wordt weinig verteld; natuurlijk, we weten dat we ze beide aan onze vogels moeten verstrekken, maar daarmee is dan ook alles gezegd. Immers, we weten dat het nodig is voor de spijsvertering en voor de aanvoer van kalk. En het laatste, kalk, vinden we terug in de eierschaal en ook, ondermeer, in het geraamte van elke vogel. Ja, we weten dat vooral jonge opgroeiende vogels een grote behoefte aan kalk hebben (geraamte). Bekijken we de antwoorden uit bovenstaande inleiding, dan kunnen we dus stellen dat een goed gritmengsel het aangewezen ‘middel’ is om de maagspieren te assisteren in het fijnmalen van bijvoorbeeld zaden en dat het aan het vogellichaam het noodzakelijke calcium levert. Sepia is voor onze vogels echter dé calciumleverancier. Natuurlijk is niet alle grit voor onze vogels geschikt. Het moet grit zijn dat door de sterke spijsverteringssappen niet te snel kan worden verteerd en/of opgelost. Desondanks moet het grit zodanig van aard zijn dat het geleidelijk wordt opgelost, zodat het vogellichaam er voortdurend calcium aan kan onttrekken. Er zijn verschillende gritmengsels in de handel. Dus zijn er goede, maar ook minder goede mengsels. Zo is grit uit ‘zeezand’ heel wel geschikt, of (mijn favoriet) fijngeslagen en gemalen vuursteen;
beide lossen in de maag niet direct op en voldoen dus als ‘maalstenen’ voor het klein maken van voedsel (zaad bijvoorbeeld), voor lange tijd, totdat ook zij na verloop van tijd natuurlijk klein zijn geworden, ‘versleten’, zou je kunnen zeggen. En dan via het darmstelsel worden uitgescheiden. Geeft u dus ‘zand’ als grit, dan is daar dus geenszins bezwaar tegen, ofschoon ik persoonlijk ‘duinzand’ te fijn vind en daarom dus minder effectief. Vanzelfsprekend wordt alle ‘zand’ eerst goed gewassen omdat het organisch materiaal dat er (eventueel) aan kan kleven, vergiftigingen en dergelijke teweeg kan brengen. Het in de volksmond bekende ‘Maaszand’ met korrels van verschillende afmetingen, vind ik zelf heel erg bruikbaar, maar ook hier (omdat dit zand vaak Het doel: een gezond stel jonge vogels
H.Branje
in de buitenlucht ligt opgeslagen) geldt weer: goed wassen en spoelen. U doet het zand in een emmer, zet er een zwakke straal water uit de tuinslang in en roer met uw handen door het zand. Giet het vuile water af en laat wederom water op het zand lopen; wederom met de handen goed roeren. Dit proces herhaalt u tot het water helder blijft wanneer u roert. Laat het zand vervolgens op platte (oven) platen drogen om bacterievorming en andere narigheid te voorkomen. Kleine vogels moeten fijner grit tot hun beschikking hebben dan grote vogelsoorten, maar het mag ook weer niet te verpoeierd zijn, want dan kunnen de korreltjes niet als ‘maalsteentjes’ dienen. Tevens geeft het de vogel wat omhanden. U zult zien hoe graag ze in het grit rondpikken en zoeken. Zo moeten grasparkieten ‘ruwer’ grit hebben dan kanaries en kleine exoten weer fijner materiaal dan kanaries. Ofschoon een goed gritmengsel dus belangrijk is, is het evenwel geenszins alleen zaligmakend. Een overdreven gebruik van grit door de vogels wijst gewoonlijk op het feit dat er een mineraalhonger bij de vogels bestaat. Men doet er in zo’n geval goed aan het totale menu van de vogels eens goed onder de loep te nemen en tekorten onmiddellijk aan te vullen. Ook willen vogels die onder stress verkeren (tentoonstelling, vervoer, broeden, rui, nieuwe behuizing) graag te veel grit opnemen hetgeen vervelende verstopping van het darmkanaal tot gevolg kan hebben. Daarom acht ik het verstandig om alle vogels, ongeacht de soort, slechts tweemaal per week, gedurende twee uur in de morgen, uit eigen beweging de gelegenheid te geven van grit gebruik te maken. Hebben de vogels behoefte aan grit, dan zullen ze dit ongetwijfeld gedurende deze tijd opnemen. Oestergrit, sepia, gesteriliseerde eierschalen zijn uitstekende calciumbronnen en lossen snel in het vogellichaam op; ze kunnen dan ook gedurende het gehele jaar worden verstrekt. Het echte’ grit echter slechts twee keer per week gedurende circa twee uur. Het kan noodzakelijk zijn om nieuwe vogels, waarvan u niet weet of voldoende weet wat ze als voedsel hebben gekregen, geruime tijd vóór
Kippengrit
Wikipedia
het broedseizoen begint, de beschikking te geven over een rijke mineralenkeuze, dit mede natuurlijk in verband met de juiste vorming van het ei in het vogellichaam. Ook tijdens het opfokken van de jongen is en blijft calcium erg belangrijk voor, zoals gezegd, ondermeer een goede vorming van het geraamte en de ontwikkeling van de spieren, een goede functie van het hart, voor bloed en zenuwstelsel. Soms worden in gritmengsels stukjes houtskool vermengd. Ik wil hier met klem afraden dergelijke mengsels te gebruiken, aangezien houtskool de vitaminen A, b2 en K uit de ingewanden bindt en derhalve een vitaminentekort bij het dier kan teweegbrengen. Dat houtskool verstrekt kan worden aan een vogel die lijdt aan diarree is een zaak waarover men het nog lang niet eens is in de kringen van dierenartsen en biologen. Diarree is slechts een verschijnsel dat er iets met het dier mis is. Dit kunnen bacteriën of virussen zijn, een gistinfectie, parasieten, schimmels of vergiften, om maar enkele mogelijkheden te noemen. Diarree kan zich als een secundair probleem aanmelden wanneer er iets ‘mis’ is met lever, nier of pancreas. Geloof me, houtskoolstukjes zullen uw vogel niet beter maken. U zult een juiste prognose moeten maken en twijfelt u, dan moet een dierenarts worden geconsulteerd en wel zo snel mogelijk om erger te voorkómen. Th.Vriends
D! ano basis W EU oreg
Maag-darmgezondheid
NI rlijk op R E V atuu
Veren & huid gezondheid
%N
Luchtwegen gezondheid
100
Algemene gezondheid
www.ropastore.com 164
Tel: +31 (0)75 614 41 43 E-mail:
[email protected]
165
TROPISCHE VOGELS
FACTFILE: DRIEKLEUR PAPEGAAIAMADINE In Nederland is de driekleur papegaaiamadine goed verkrijgbaar omdat hij relatief goed gefokt wordt. Het is een prachtig gekleurde prachtvink die op vogelshows hoge punten kan scoren met z'n actieve gedrag en prachtig strakke bevedering Sexen Het blauwe masker van het mannetje is wat uitgebreider dan dat van het popje; ook is het blauw bij het mannetje wat donkerder van kleur. Bij het mannetje zijn de groene en rode veervelden wat helderder van kleur. Ook is het mannetje doorgaans wat groter. Echter af en toe zijn er ook wel poppen die qua uiterlijk veel op een mannetje lijken. Mutaties Er zijn verschillende mutaties bekend. Er is een bonte driekleur papegaai amadine waarbij de normaal gekleurde veervelden ‘onderbroken’ worden door gele veerpartijen. De lutino mutant is geel op de plaatsen waar de veren normaal groen gekleurd zijn; het rood van de stuit is roze terwijl de donkerblauwe kopkleur wit ‘geworden’ is. Men dient er aan te denken dat de lutino mutant wat gevoeliger is voor veel licht en dus het liefst niet in het volle licht gehuisvest moet worden.
op de eilanden ten noorden van Australië inclusief Nieuw Guinea. Er worden daar verschillende ondersoorten onderscheiden. Verdraagzaamheid De vogels zitten nooit stil in kooi of volière en zijn soms best wel onstuimig. Het zijn zeker vogels die zonder problemen in een gezelschapsvoliere gehouden kunnen worden. Wanneer het broedseizoen aanbreekt kan hun onstuimig gedrag ten aanzien van de poppen andere, met name kleinere soorten, verontrusten en de stuipen op het lijf jagen. Broedwilligheid Op een schaal van 1 (gemakkelijk) tot 10 (heel moeilijk) kan men de blauwkop papegaaiamadine een score van 3 geven. Van de papegaaiamadines behoren ze tot de best fokkende soorten. Ze stellen geen zware eisen en gaan vrij gemakkelijk tot broeden over. Aankoop Het is vrij gemakkelijk deze vogelsoort aan te kopen in Nederland en België. Ze worden immers vrij goed gefokt.
Huisvesting Blauwkop papegaaiamadines hebben graag de beschikking over een zo groot mogelijk verblijf. Ook in kleinere vluchtjes kunnen ze goed gehouden worden. De ruimte mag echter zeVerspreiding Australië: in Northern Queensland (ten ker niet te klein zijn. In de eerste plaats omdat blauwkop paoosten van het schiereiland Cape York); pegaaiamadines erg actief zijn. In een te kleine ruimte loop je kans dat de vogels zullen vervetten met alle nadelige gevolgen vandien. Eivoer of groenvoer? Groenvoer kan bestaan uit verse graszaden tijdens het broedseizoen. Ander groenvoer: komkommer, vogelmuur, andijvie. Je mag betere broedresultaten verwachten wanneer de vogels kunnen beschikken over verse graszaden tijdens het kweekseizoen. Een goed eivoer is eveneens belangrijk tijdens de kweek. Uiteraard moeten de vogels het goed willen opnemen. Voeding tijdens en na het broedseizoen Het is niet perse noodzakelijk om deze papegaaiamadines levend voer te geven tijdens het broedseizoen. Toch zullen de resultaten doorgaans beter zijn wanneer ze kunnen beschikken over levend voer zoals meelwormen. Deze worden goed opgenomen wanneer de vogels jongen hebben.
Driekleur papegaai amadine
H.Branje
166
Broedseizoen Als voorbereiding op de kweek kun je beginnen met het voeren van wat extra levend voer zoals meelwormen en wat extra onrijpe zaden. Dit moet je langzaam opvoeren om te voorkomen dat de vogels aan de diarree komen doordat ze er meteen te veel van gaan opnemen. Wat onrijpe zaden betreft het liefst zaden waarvan de zaadkoppen halfrijp zijn. De vogels zijn al broedrijp op een leeftijd van acht maanden!
Het nest, nestmateriaal Deze papegaaiamadine heeft geen speciale voorkeur voor een bepaald soort nestkastje. Alle soorten nestmateriaal worden gebruikt. De binnenzijde wordt afgewerkt met zachter gras. Er worden nauwelijks veertjes gebruikt om het nest van binnen te bekleden. Voor het ‘skelet’ van het nest worden wat grovere materialen gebruikt. Baltsgedrag Het baltsgedrag is, zeker wanneer je het voor de eerste keer waarneemt, op z’n minst onstuimig te noemen: het mannetje jaagt continu achter het popje aan. Tenslotte, wanneer de pop uitgeput raakt zal het mannetje haar vast pakken in de nek waarna de copulatie volgt. Vóór dit jaaggedrag plaats vindt zal het mannetje vaak een baltsdansje opvoeren: het beweegt dan z’n kopje heen en weer en begint een dansje door op en neer te huppen op z’n zitplaats waarbij het soms een grassprietje in z’n bek heeft. Tijdens de copulatie laat het mannetje een luide triller horen. Broeden Doorgaans dertien tot veertien dagen; er worden vier tot zes witte eitjes gelegd. Het leeuwendeel van het broeden komt voor rekening van het popje. Overdag broedt het mannetje afwisselend met het popje, ’s Nachts broedt alleen het popje. Nestcontrole moet niet te vaak plaats vinden omdat je anders kans loopt dat de oudervogels het nest verlaten. Uiteraard dien je wel ’n keer te kijken om te ringen. De jonge vogels worden geringd op een leeftijd van zes tot acht dagen, uiteraard afhankelijk van de ontwikkeling in het nest. Ringen moet snel gebeuren om de oudervogels niet te lang te verontrusten. Uiteraard moet je ná het ringen de vogels in de gaten houden. Het kan namelijk gebeuren dat de oudervogels de ringen (inclusief jonge vogel) uit het nest gooien. Goede ervaringen zijn opgedaan met het overtrekken van de ringen met ventielslang van een fietsenband zodat de ringetjes niet zo opvallen. De jongen vliegen uit wanneer ze zo’n drie weken oud zijn. Wanneer het wat kouder is duurt het doorgaans ’n paar dagen langer. Het beste kan men de jongen bij de oudervogels laten tot ze zo’n vier weken oud zijn; ze zijn dan volledig zelfstandig en kunnen hun eigen kostje bij elkaar scharrelen. Wanneer de jonge mannetjes op kleur beginnen te komen moeten ze in ieder geval bij de ouders weggehaald worden omdat anders het mannetje vervelend zal gaan doen richting de jonge mannetjes. De gespeende jongen kunnen hetzelfde voer aangereikt krijgen als toen ze nog bij de ouders gehuisvest waren. Soms is het noodzakelijk om mannetje en popje van elkaar te scheiden. Bijvoorbeeld wanneer de vogels aan de gang blijven met nestelen waardoor met name de poppen oververmoeid kunnen raken. Ook een reden kan zijn dat het mannetje voortdurend blijft jagen achter de pop zodat deze er aan ten onder kan gaan wanneer je niet zou ingrijpen. Het rustseizoen moet toch minstens drie maanden bedragen.
Levensverwachting Onder ideale omstandigheden kunnen deze papegaaiamadines wel zes tot zeven jaar oud worden. Om een lange levensverwachting te mogen verwachten dient de liefhebber te letten op eventuele wormbesmettingen en bovendien de vogels niet te vet te laten worden. Papegaaiamadines hebben namelijk de neiging vrij snel te vervetten wanneer ze te weinig bewegingsvrijheid hebben. Driekleur papegaaiamadines foerageren veel op de bodem van kooi of volière. Een goed ontwormingschema is dan ook geen luxe. Het beste kun je de vogels niet ontwormen op hete dagen; daar hebben ze namelijk wat moeite mee. In Australië heeft men de ervaring opgedaan dat ze soms gevoelig zijn voor bepaalde wormmiddelen op basis van levamisol. Tentoonstelling Voor de tentoonstelling zijn het geen gemakkelijke vogels. In de eerste plaats moet de liefhebber er voor waken dat de vogels niet te vet worden; dit heeft immers gevolgen voor de beoordeling van de vorm. Bovendien zijn de vogels vaak onrustig in een wedstrijdkooi waardoor de bevedering vaak niet strak gedragen wordt of veren beschadigd raken zodat een goede puntenwaardering wel vergeten kan worden. Resumerend Een heel actieve prachtvink die zowel gehouden kan worden met wat grotere soorten vinken als met vogels van een wat kleiner formaat. C.de Bruin
Driekleur papegaai amadine
P.v.d.Hooven
167
VOEDING
VOGELVOEDING 3 Vogels vind je overal: in oerwouden, in bossen, in woestijnen, boven zeeën enzovoort. Vogels kunnen zich aan de meest uiteenlopende milieus aanpassen. Om dat te kunnen moeten ze zich ook kunnen aanpassen aan de meest uiteenlopende voedselbronnen. In avicultuur worden al die verschillende soorten vogels gehouden. Vogels die met name leven van vruchten, insecten, zaden, vlees enzovoort. In een aantal artikelen wordt per 'voedselspecialisatie' aangegeven hoe vogelliefhebbers succesvol hun vogels voeren en tot broeden brengen. VRUCHTEN- EN INSECTENETERS Vruchten- en insecteneters (Lammers Waalwijk): tangara's - Goed universeelvoer, vers fruit (allerlei soorten zijn geschikt) en af en toe levend voer zoals meelwormen of buffalowormen. Ook uitstekend geschikt universeelvoer voor vruchteneters Vruchteneters (Markus Neumann): neushoornvogels, toekans - Tovo universeelvoer (basisvoer voor insekten- en vruchten etende vogels, ijzerarm) en T16 Korrels van Versele laga (voeder voor toekans, toerako’s en fruitduiven). - Daarnaast dagelijks vers fruit: appel, peer, ananas, meloen, papaya, mango, druiven, kersen, allerlei soorten bessen en wat banaan (niet te veel). Blauwe bessen en kersen kunnen in de diepvries bewaard worden; andere vruchten worden
papperig bij het ontdooien.) - Dagelijks krijgen de vogels T16 Tovo en een fruitmengeling. Verder wat vitamines (AVIAN ) over het fruit. - Opletten met ijzerstapelingziekte! Dus alle voedingsmiddelen zo laag mogelijk in ijzer. Tropische spreeuwen (Gielen Venlo) Mengsel van Orlux unipaté premium en Orlux remiline patékorrel. Op het eind van de week krijgen de vogels, wanneer ze niet alles op hebben, weer nieuw voer. Elke dag krijgen de vogels een appel en buiten de kweek af en toe wat pinkies, een meelworm, krekel of wasmotlarve. Automatisch voeren: een ronde schijf met daarop 8 plastic pijpjes draait over een gat. De pijpjes wor-
den ’s morgens gevuld met meelwormen en bevroren pinkies of andere dierlijk voedsel. Elk uur draait de schijf ‘n achtste van 360 graden en komt een volgend pijpje boven het gat en valt de inhoud via een afvoerpijp in een plastic bak. Op die manier kunnen de vogels niet in één keer achter elkaar alle voer opeten. Automatisch voeren met behulp van een draaiende schijf is met name belangrijk wanneer de vogels jongen hebben. Wanneer de oudervogels in één keer alle levend voer verorberen en aan de jongen voeren hebben ze de rest van de dag niets meer te doen en gaan met name de mannen vervelend doen richting poppen.
SCHERPE MAAGKIEZEL 1. voor kanaries - tropen - wildzang kleine parkieten etc. 2. voor grote parkieten - patrijzen kwartels - fazanten etc. 3. voor postduiven Uw vogels hebben geen tanden... Wel een spiermaag. Zorg dat er SCHERPE KIEZEL in zit... ! nu ook oesterschelpengrit VERKRIJGBAAR IN DIERENSPECIAALZAKEN Gratis monster en folder bij:
SPECIALIST IN SCHERPE MAAGKIEZEL Tel. (0485) 45 17 37 - Postbus 29 - 5450 AA Mill
168
Bruinkop tangara (Tangara gyrola)
H.Branje
Toerako’s, Tjeu Kessels Maasbree) In de eerste plaats fruit: appel en peer; verder banaan, druiven en af en toe wat kiwi. Rode bessen en andere bessoorten, waaronder de voor de mens giftige taxusbessen, worden met smaak gegeten. Ook zijn de vogels verzot op aardbeien. Citrusvruchten worden niet verstrekt omdat deze te veel ijzer bevatten. Net als beo’s en paradijsvogels zijn ook de vruchten etende toerako’s gevoelig voor voeding met een (voor deze vogelsoort) te hoog ijzergehalte. Naast het fruit krijgen de vogels T16 korrel (Versele). Dit vormt met name het basisvoedsel wanneer er jongen zijn. Verder lusten de vogels allerlei blaadjes en knoppen. Liguster schij
Purperkuif toerako (Tauraco porphyriolophus)
H.Branje
nen ze best wel lekker te vinden en ook allerlei knoppen, waaronder die van de wilde moerbei. Wanneer de vogels geen T16-korrel krijgen en wanneer ze lang binnen gehouden worden, worden ze wat bleker van kleur. In het wild worden de kleintjes gevoerd met vruchten en wordt het rantsoen aangevuld met ongewervelden, waaronder slakken. Neushoornvogels (van Frankenhuyzen Tricht): Vers fruit en vlees. De voeding bestaat voor tweederde uit fruit; met name appel en peer. Naast appelen en peren krijgen de vogels ook wat druiven, bessen, gekookte wortelen, meloen, kersen, pruimen en af en toe wat sinaasappel (van deze laatste niet te veel, in verband met het relatief hoge ijzergehalte). Want ook deze fruit etende vogels kunnen problemen krijgen met ijzerstapelingsziekte wanneer zij te veel ijzer via de voeding binnen krijgen. Een derde van het voer bestaat uit vlees in de vorm van kattenvoer uit blik en geweekte hondenbrokjes (Royal Canin) en lamshart. Verder Tovo universeelvoer (laag ijzer). Door het voer wordt ook gekookte rijst of macaroni gemengd. Tenslotte krijgen de vogels ook elke dag neushoornvogelbrok van 169
Versele laga. Dit voer is getest op het Loro Parque Tenerife. Bij de Tokken is de verhouding van het voer precies andersom: dus tweederde vlees en een derde fruit. Insecten- en vruchteneters (Kanen) Tangara’s, brilvogels, roodpoot honingzuiger, balispreeuwen, zwarte baardvogel Allereerst fruit: appel, peer, mango, papaja, kiwi. Altijd worden er appels, peren en kiwi’s verstrekt. De papaja kan in voorgesneden blokjes gekocht worden. Daarnaast hebben de tangara’s altijd de beschikking over een ijzerarm universeelvoer met vruchtenpaté. Een eigen eivoer wordt verstrekt en daarnaast nectar (poeder + water). De nectar wordt ’s morgens gevoerd en rond de middag verwijderd. Wanneer er jongen zijn krijgen de vogels dagelijks pinkies, buffalowormen en geknipte wasmotten met wat opfokvoer van Avian er over heen gestrooid. Dit wordt zo’n vijf keer per dag gevoerd. Elke drie uur dienen de vogels dus vers voer te krijgen. Eigen eivoer: 60 gram rusk, 120 gram koeskoes en 250 ml water worden onder elkaar gemengd en 60 seconden in de magnetron verwarmd. Daarna blijft het mengsel een half uur staan om af te koelen. Daarna worden er 6 rauwe eieren aan toegevoegd en er onder gemengd waarna het mengsel weer 7 minuten in de magnetron wordt opgewarmd (stand 900); er vormt zich dan een mooie cake. De cake wordt na afkoeling in een blender heel fijn gemalen. Het geheel wordt in zes porties verdeeld; aan elke portie wordt één schepje Aves opfokvoer toegevoegd en wat pinkies. Vervolgens verdwijnen de porties met eivoer in de vriezer. Wanneer eivoer nodig is wordt een portie ontdooid en gemengd onder Tovo ijzerarm universeelvoer en vruchten paté (Avian exotenmix). Menging: 2 delen Tovo (iets fijner gemalen), 1 deel Avian exotenmix, ½ deel nutribird (Uni complet) en ¼ deel eivoer + ’n blokje tofu (de laatste twee eerst gemixt in een blender.). Zoals gezegd wordt dit mengsel, wanneer de vogels jongen hebben, elke vier uur ververst. Wanneer er geen jongen zijn krijgen de vogels het eenmaal per dag gevoerd.
Wordt vervolgd, Henk Branje Driekleur glansspreeuw (Spreo superbus)
170
H.Branje
171
PAPEGAAIACHTIGEN ken dan zul je eigenlijk in de lijnen van je beoogde kweekkoppel een aantal generaties (minimaal twee) terug moeten gaan om te zien welke mutaties je kunt tegenkomen en valkparkieten met kale plekken of hele dunne bevedering achter de kuif uitsluiten van de kweek. Het kweken van lutino en lutino witmasker is een mooie uitdaging maar zeer zeker geen gemakkelijke en ook ligt het sterftecijfer van de lutino jongen de eerste veertien dagen iets hoger dan bij andere mutaties. Dit geldt overigens voor alle roodogen.
DE LUTINO VALKPARKIET ONDER DE LOEP De Lutino (Zino) is een van de oudste en populairste mutaties bij de valkparkieten en is voor het eerst beschreven in 1958 in de Verenigde Staten. Ino is de benaming van het gen op het Z-chromosoom. Alle geslachtsgebonden mutaties bevinden zich op dit Z-chromosoom, en de officiële benaming voor deze mutatie is Lutino. De lutino is een geslachtsgebonden mutatie en vererft recessief.
Lutino mutatie bij Valkparkieten
De populariteit van deze mutatie heeft er helaas toe geleid dat de kwaliteit van de meeste lutino’s veel te wensen over laat. Door de koppelingen lutino x lutino (roodoog x roodoog) en met name ook inteelt, is het formaat en de gezondheid erg achteruitgegaan en zijn kwekers nu weer bezig om deze mutatie weer te laten voldoen aan de standaard maar ook met het verbeteren van de gezondheid. Zoals bij alle roodogen, is het zicht slechter dan bij niet roodogen en met name in schemer en donker is dit goed te zien. De koppeling roodoog x roodoog dient dan ook te allen tijde te worden vermeden, wanneer men met deze mutatie tenminste een goede kwaliteit en goede gezondheid wil kweken. Dit geldt overigens voor alle roodogen, dus ook voor lutino x bronze fallow of pale fallow. Naast het slechte zien is een veel voorkomend probleem de kale plek achter de kuif die er eigenlijk nagenoeg niet uit te kweken is. Er zijn twee lutino mutaties bij valkparkieten, de “gewone” lutino, een geheel gele valkparkiet met
Lutino
A.Ganzevles
172
een oranje/ rode wangvlek en de lutino witmasker (welke in de volksmond wel albino wordt genoemd, maar dit is niet de juiste benaming!) een geheel witte valkparkiet. Bij zowel de lutino als de lutino witmasker gaat er iets “mis” met de eumelanine (grijze kleurstof) en dan met name in het vormen van de omhulsels waar de eumelanine korrels in zitten. Deze omhulsels ontbreken of zijn misvormd waardoor er visueel geen grijze kleurstof aanwezig is en er een geheel gele of witte valkparkiet ontstaat met rode ogen. Bij de lutino is de psittacine (rode kleurstof) niet “aangetast” waardoor deze wel de oranje/ rode wangvlek heeft. Bij de lutino witmasker is psittacine niet aanwezig en deze is dus geheel wit met rode ogen. Doordat er bij de vorming van de omhulsels van de eumelanine korrels iets “mis” gaat is het niet zo dat de eumelanine niet aanwezig is, het is alleen niet zichtbaar. Wanneer je een lutino of witmasker lutino combineert met cinnamon kunnen hierdoor bruinige vlekken ontstaan, met name op de slagpennen en staartveren. Het lijkt dan alsof de valkparkiet “vies” is. Dit kun je voorkomen door de cinnamon mutatie uit de kweekkoppels te houden en te kweken over witmasker. Voorbeeld Witmasker split x 1 of x2 lutino man met lutino (eventueel split witmasker) pop. De lutino en witmasker lutino zijn al direct na de geboorte te herkennen in het nest omdat zij dan felrode ogen hebben. Deze worden in de loop van de tijd wel wat donkerder maar zijn nog steeds te herkennen wanneer de valkparkiet volwassen is, zeker wanneer er een foto met flitslicht van de ogen wordt gemaakt. Een andere mutatie die een geheel gele of witte valkparkiet geeft is de clear pied. Dit is eigenlijk een bonte of witmasker bonte valkparkiet die geen enkel grijs meer laat zien maar deze heeft wel zwarte ogen. Ook worden cinnamon bronze fallow valkparkieten (ook geheel geel of wit, bij cinnamon witmasker bronze fallow) nog wel eens verkocht als lutino en voor de onervaren kweker is dit heel vervelend aangezien zij denken een lutino of lutino witmasker te hebben gekocht. Het onderscheid tussen mannelijke en vrouwelijke lutino en lutino witmasker valkparkieten is visueel niet te zien. Dit kan wel worden bepaald aan de hand van gedrag of geslachtsbepaling middels DNA testen. Lutino kan met opaline worden gecombineerd of met witmasker. De combinatie met opaline zorgt
© 2016 Evelien M. van Laar en Patrick Konz Meer weten over mutaties en meepraten of vragen stellen kunt u via onze facebookgroep: Dutch Cockatiel Mutation Breeders. U bent van harte welkom!
Lutino witmasker
Evelien M.v.Laar
ervoor dat het gele verendek van de valkparkiet wordt onderbroken door witte parels die als je goed kijkt, goed waarneembaar zijn. Ook wordt opaline in lutino gekweekt om de gele kleur donkerder te krijgen en het formaat en algeheel voorkomen te verbeteren. Zoals gezegd kun je beter geen cinnamon in de lutino of lutino witmasker kweken en eigenlijk het liefst over wildkleur en witmasker elke tweede generatie terug kweken. Voorbeeld : Wildkleur split x 2 lutino met wildkleur pop. Alle vrouwelijke nakomelingen zullen lutino zijn. Een lutino pop uit deze combinatie koppelen met een wildkleur of witmasker man split x 1 of x2 lutino. Mannelijk of vrouwelijk lutino jong uit deze koppeling weer terug op een wildkleur of witmasker van goede kwaliteit enzovoort enzovoort. Naast dat lutino x lutino (en roodoog x roodoog in het algemeen) problemen geeft met het zicht van de valkparkiet zijn er nog andere problemen die zich kunnen voordoen, bijvoorbeeld een veel te klein formaat en misvorming. Door de inteelt die in het verleden veel heeft plaatsgevonden is het dus erg belangrijk om de bloedlijnen en het terug kweken goed in de gaten te houden. Andere mooie combinaties naast witmasker en opaline met lutino zijn; geelwang en homozygoot bleekmasker. Hierdoor ontstaat een geheel gele valkparkiet. In de huidige populatie lutino’s en witmasker lutino’s komt ook veel bont voor aangezien je de bont mutatie niet ziet in deze mutaties. Echter wanneer je ermee gaat kweken komt het er zeer zeker uit en is er nagenoeg niet uit te kweken aangezien de bont mutatie op minimaal tien verschillende chromosomen aanwezig is en je niet kunt sturen wat er wordt doorgegeven. Ook bont is en wordt veel gebruikt om het formaat van de lutino en lutino witmasker te verbeteren en de kale plekken achter de kuiven te verbeteren. Wil je een goede lutino of lutino witmasker kwe
Lutino witmasker pop
Patrick Konz
173
DUIVEN
DE SPLEETVEER VRUCHTENDUIF Een prachtig geel met groen gekleurde vruchtenduif. In avicultuur nauwelijks aanwezig, behalve in een enkel vogelpark. Zo is er in Weltvogelpark Walsrode al jaren een koppel aanwezig. Algemeen De spleetveervruchtenduif is de enige vertegenwoordiger van het geslacht Drepanoptila. Deze duivensoort is endemisch op de tot Frans Overzees Gebied behorende eilanden New Caledonia en Isle of Pines. Die liggen ongeveer 1200 kilometer ten oosten van Australië. Het klimaat is daar dan ook tropisch. De eilanden kennen een warme periode en een iets minder warme periode. Tussen december en april loopt de temperatuur op tot een gemiddelde van 30 graden Celsius.Van juni tot december is het wat minder warm met een gemiddelde temperatuur van ongeveer 25 graden Celsius. het regenseizoen loopt van januari tot en met april. Het is er niet extreem nat. De totale populatie in het wild wordt op 140.000 vogels geschat. Maar gezien hete kleine verspreidingsgebied en dreigend habitatverlies wordt de soort als ‘gevoelig’ (Near Threatened) geklasseerd.
bomen en struiken. Bij observaties van de spleetveervruchtenduif in volièremilieu is gebleken dat het nest alleen door de duivin wordt gebouwd. In de natuur zou deze duif twee eieren per legsel leggen, wat ongebruikelijk is voor een vruchtenduif. In de volière leggen ze maar één ei. De eieren worden 21 dagen bebroed door de duivin die ook in haar eentje het kuiken groot brengt. Na wederom 22 dagen is het jong vliegvlug. De broedperiode in New Caledonia begint in juli en loopt door tot november Henri Naberman
Er bestaat niet veel informatie over de duif in volièremilieu omdat het een zeer zeldzame duif betreft die zelden gehouden wordt. De soort is echter vrij rustig van aard en doffer en duivin zijn goed uit elkaar te houden. Doffers hebben een gele buik waarmee zij zich onderscheiden van de duivinnen met hun groene buik. Bovendien heeft de doffer een duidelijke zwarte en witte streep op de borst welke bij de duivin wat minder zichtbaar zijn. Er zijn ook verschillen in grootte en gewicht tussen de twee geslachten. De doffer heeft een gemiddeld gewicht van 200-220 gram en meet ongeveer 32 cm terwijl de duivin een gemiddeld gewicht heeft van 160-180 gram en een gemiddelde grootte van ongeveer 28 cm. De afmetingen van deze duif zijn vergelijkbaar met die van een bronsvleugelduif. De spleetveervruchtenduif kan men hoofdzakelijk aantreffen in dichte bossen, open bos en in de savanne. Kweekinformatie Over het broeden van de spleeteveer vruchtenduif is niet veel informatie voorhanden omdat het in volièremilieu een zelden aangetroffen soort betreft. In hun natuurlijke habitat nestelen zij hoofdzakelijk in
WITTE SPREEUWEN
Het meest gelezen Belgisch Ornithologisch tijdschrift, pagina’s boordevol informatie over vogels. Voor één jaarabonnement in Nederland gireert u € 35 via een Europese overschrijving bij de KBC bank. Het IBAN rekeningnr. BE33 7330 0642 3046 en BIC code = KREDBEBB t.n.v. KBOF - Van Paesschen François, Molenheide 8 te B-2870 Puurs. Alle leden ontvangen maandelijks het clubblad van de KBOF, "DE WITTE SPREEUWEN", pagina's boordevol informatie over vogels. Inschrijvingen en gratis proefnummer op aanvraag bij Achten Paul, Everlaarstraat 78, B 9160 Lokeren België. E-mail:
[email protected] - Bezoek onze website http://www.kbof.be
174
175
PAPEGAAIACHTIGEN
GENUS FORPUS, EEN TAXONOMISCH OVERZICHT 11 De leden van het genus (geslacht) Forpus zijn zeker geen onbekenden voor vogelliefhebbers. Er zijn acht soorten en volgens de recentste taxonomische inzichten zouden er 11 ondersoorten zijn. (Gill & Donsker, 2013) Deze kleine papegaaitjes zijn overwegend groen gekleurd met felblauwe veervelden, en bij één soort, Forpus xanthops, hebben de mannetjes een geel gekleurd masker. Afhankelijk van de soort zijn ze tussen de 12 en 15 cm groot (Del Hoyo, Elliott, Sargatal, & Cabot, 1997). Hun natuurlijk habitat is verspreid over Mexico en het overgrote deel van Zuid-Amerika. FORPUS SPENGELI (Hartlaub) 1885 Spengels dwergpapegaai We vinden Forpus spengeli terug in het noorden van Colombia. Uit onderzoek weten we dat ze zich daar regelmatig te goed dan aan de vruchten van de Cecropiaboom (Janzen, 1969). Ze zouden zich daar hoofdzakelijk ophouden in half open bosgebieden. Over hun broedgewoonten in de wildbaan is zo goed als niets geweten. We vermoeden dat ze, net als alle andere Forpussoorten, in boomholtes broeden. Het parcours dat Forpus spengeli heeft afgewerkt om vandaag de dag (opnieuw) als zelfstandige soort beschouwd te worden is op zijn zachtst uitgedrukt indrukwekkend. Het was de Duitse natuuronderzoeker, zoöloog en arts Carl Johann Gustav Hartlaub (1814-1900) welke als eerste deze soort beschreef. (Twee jaar later werd dezelfde soort nog eens door Ridgway als Psittacula exquisita beschreven. Maar volgens de regels heeft natuurlijk de eerste naam het voorrecht.)
Psittacula cyanochlora uit Noord Brazilië, Psittacula cyanopyga van de Tres Mariaseilanden, Psittacula coelestis en Psittacula conspicillata en na het tevergeefs zoeken naar een beschrijving van deze vogel in de bestaande systematische literatuur denk ik dat het gerechtvaardigd is om deze Psittacula als nieuwe soort te beschrijven. Ik had deze graag genoemd naar mijn vriend Dr. W. Spengel, bekend zoöloog en directeur in het Museum van Bremen. Psittacula spengeli, (Nov. Spec)' Dan komt, zoals destijds voorzien in de regels van de taxonomie een beschrijving van deze vogel in
176
Psittacula spengeli lijkt op Psittacula cyanopyga wat betreft de turquoise kleur op de stuit; maar is kleiner van formaat en de bek is groter; en heeft op de binnenste vleugeldekveren een kobaltblauwe vlek, net als de gele binnenvlaggen van de staartveren. Bij Psittacula cyanochlora... lijken de binnenste vleugeldekveren goed op deze van Psittacula spengeli; maar de kleur van hun stuit is ... schitterend emerald groen, en de binnenvlaggen van hun staartveren zijn niet geel maar groen met een gele rand. Psittacula cyanochlora is in het geheel een grotere vogel en heeft een veel kleinere bek. De kobaltblauwe kleur die we zo opvallend aantreffen in de slagpennen bij Psittacula cyanochlora is totaal afwezig bij Psittacula spengeli. Zo ver ik weet is Psittacula spengeli de enige soort in dit genus die de zelfde kleur heeft van de binnenste vleugeldekveren als Psittacula passerina en een identieke kleur op de stuit heeft dan Psittacula cyanopyga.'... Einde citaat. U ziet dat Hartlaub een vrij uitgebreide beschrijving en heel wat argumenten gaf waarom het hier volgens hem over een aparte, nog niet beschreven soort, ging. Hij vergeleek de vogel uitvoerig met de toen gekende soorten (omdat deze oudere namen wat verwarrend kunnen overkomen zet ik er de hedendaagse soortnamen eens bij) Psittacula passerina = Forpus passerinus , Psittacula cyanochlora = Forpus passerinus cyanochlorus , Psittacula cyanopyga van de Tres Mariaseilanden = Forpus cyanopygius insularis, Psittacula coelestis = Forpus coelestis en Psittacula conspicillata = Forpus conspicillatus en gaf de duidelijke verschillen op met sommige van deze soorten. Hij plaatste er ook nog een vrij gedetailleerde tekening bij.
Hartlaub maakte na het beëindigen van zijn studies verschillende reizen waarbij hij heel veel vogels verzamelde. Deze balgen schonk hij aan het Museum der Naturhistorischen Gesellschaft in Bremen. Samen met zijn assistent Jean Louis Cabanis (welke ook Forpus modestus beschreef) richtte hij in 1852 het 'Journal für Ornithologie' op. Dit tijdschrift is nu het oudste nog bestaande ornithologische vaktijdschrift. Hij was heel actief en beschreef zo'n 169 nieuwe vogelsoorten (Gill & Donsker, 2013). In 'Proceedings of the Scientific Meetings of the Zoological Society of London' uit 1885 beschreef hij Forpus spengeli. Het werd een vrij uitgebreide beschrijving en ik geef een vrije vertaling van de belangrijkste passages in de tekst: 'In een kleine collectie balgen afkomstig van Baranquilla, welk kort geleden aan het Museum van Bremen is geschonken, vond ik een enkel exemplaar van een nogal typische Psittacula. Zo te zien geheel volwassen en waarschijnlijk een mannetje. Nadat ik deze kleine vogel had vergeleken met de aanwezige Psittacula's in onze collectie – Psittacula passerina uit Zuidoost Brazilië,
het Latijn, gevolg door een Engelse vertaling waaruit ik citeer: 'De kleur van het bovenlichaam is licht parkietgroen, helderder en puurder op het bovenhoofd en de wangen. Onderlichaam iets lichter gekleurd met een licht gele waas; stuit en bovenstaartdekveren een licht turquoise blauwe kleur (idem als bij Psittacula cyanopyga), grote vleugeldekveren hebben dezelfde kleur; slagpennen zijn zwart aan de binnenvlag; buitenvlag is groen; ondervleugeldekveren zijn aan de vleugelrand eveneens licht turquoise blauw; dichter bij het lichaam eerder licht blauw; staartveren lichtgroen, staartpennen hebben een gele vlek in het centrum, met een onduidelijke groene schijn; de onderstaartdekveren zijn zeer licht geelgroen; bek is groot en witachtig van kleur; poten vleeskleurig.
Forpus spengeli
H.Schipper
Toch klasseerde Peters deze soort in 1937 in de Checklist of Birds of the world (Peters, 1937) als een ondersoort van Forpus passerinus en noemde ze bijgevolg Forpus passerinus spengeli. In 1980 klasseerden Howard & Moore ze als een ondersoort van Forpus xanthopterygius en werd het Forpus xanthopterygius spengeli (Howard & Moore, 1980). In 1997 werd het volgens het Handbook of the birds of the world Forpus crassirostris spengeli (Del Hoyo, Elliott, Sargatal, & Cabot, 1997). Forpus crassirostris was een (niet geldige) naam die ook voor Forpus xanthopterygius gebruikt werd. Verwarrend?? ik dacht het niet .........
Forpus spengeli, rugaanzicht
H.Schipper
De meeste hobbykwekers hadden dan ook al jaren hun (terechte) bedenkingen bij het feit dat spengeli een ondersoort zou zijn van een bestaande Forpussoort en de discussies daarover waren niet te tellen. Gelukkig kwam in 2013 het verlossende antwoord dank zijn het DNA onderzoek van Smith (Smith, Ribas, Whitney, HernÁndez-baÑos, & Klicka, 2013). Er kan nu geen twijfel meer over bestaan: deze soort is zeker geen ondersoort van Forpus xanthopterygius, maar lijkt eerder een verder geëvolueerde Forpus passerinus. Niet te misverstaan: het is geen ondersoort van Forpus passerinus. Het onderzoek gaf ook aan dat Forpus xanthopterygius en Forpus passerinus ooit een gemeenschappelijke voorouder hadden en deze soorten (Forpus spengeli incluis) bij de jongsten van het genus horen. Met andere woorden Hartlaub had het bij het rechte eind: Forpus spengeli is wel degelijk een aparte soort. Dat is eigenlijk ook vrij logisch want het verspreidingsgebied van Forpus spengeli ligt tussen dat van Forpus conspicillatus (in het noorden van spengeli), Forpus passerinus (in het oosten van spengeli) en Forpus xanthopterygius (in het zuiden van spengeli). En ook de kleuren van spengeli liggen tussen deze drie soorten in. Dus in het geheel toch vrij zelfstandig. 177
KANARIES Forpus spengeli in avicultuur Deze soort zou beperkt aanwezig zijn avicultuur. Literatuur: Del Hoyo, J., Elliott, A., Sargatal, J., & Cabot, J. (1997). Handbook of the birds of the world (Vol. 4). Gill, F., & Donsker, D. (2013). IOC World Bird List (v. 3.5). Howard, R., & Moore, A. (1980). A complete checklist of the birds of the world. Academic Press Ltd. Geraadpleegd van http://www.cabdirect.org/ abstracts/19910506948.html Janzen, D. H. (1969). Birds and the ant$\times$ acacia interaction in Central America, with notes on birds and other myrmecophytes. Condor, 240– 256. Peters, J. L. (1937). Peters’s’ Check-List of Birds of the World’ (Vol. 3). Harvard University Press. Smith, B. T., Ribas, C. C., Whitney, B. M., HernÁndez-baÑos, B. E., & Klicka, J. (2013). Identifying biases at different spatial and temporal
DE MEMOIRES VAN JAMES OO7, slot James is een kleurkanarie en heeft in z'n relatief korte leven veel meegemaakt. In een aantal afleveringen laat hij ons zijn memoires na. Allerlei dingen die zijn voorgevallen in zijn ''leven" als kleurkanarie. In deze aflevering krijgt James z'n eerste jongen bij de Italiaanse schone Gabriella.
Forpus spengeli, uitgespreide vleugel
H.Schipper
scales of diversification: a case study in the Neotropical parrotlet genus Forpus. Molecular ecology, 22(2), 483–494. Wordt vervolgd, Dirk van den Abeele
ONKRUIDEN Wanneer men in vogelliefhebberskringen spreekt over onkruiden, bessen en insecten, denkt bijna iedereen dat dit een aangelegenheid is voor liefhebbers van Europese vogels. Nochtans zijn bijna alle vogels verzot op deze lekkere dingen die de natuur hen biedt. En niet alleen Europese, maar ook vele exotische vogels en niet in het minst parkieten, duiven en hoenderachtigen
HERDERSTASJE Familie: Kruisbloemigen
Wetenschappelijk: Capsella bursa Engels: Shepherd's purse Duits: Hirtentäschel Frans: Capselle bourse à pasteur Vindplaats: Herderstasje is een kruid dat men zowat overal kan vinden; toch heeft het een voorkeur vor braakliggende gronden, tuinen en bermen. Uitzicht: De bladeren zijn fel ingetand en vormen onderaan een rozetvorm. De zaadtasjes hangen aan dunne zaadstengels; de plant kan variëren wat de hoogte betreft van 20 tot 60 cm. De zaadtasjes hebben de vorm van een herderstas, vandaar ook de naam. Bloeitijd: Van maart tot december Oogst: Men kan de rijpende zaadtasjes van de stengels stropen tussen duim en wijsvinger. Omdat herderstasje zoveel voorkomt kan men de plant ook wel uittrekken en in de voliière plaatsen in een pot gevuld met water. Welke vogels: Kanaries, distelvinken, groenvinken, kneuters, goudvinken, roodmussen, botvinken, kepen, barmsijzen, sijzen, cini's, edelzangers, safraanvinken, meesgoudvinken, prachtvinken, parkieten, kwartels, patrijzen en duiven. Bijzonderheden: Herderstasje staat ongetwijfeld bovenaan de lijst van kruiden die het meest gegeven 178
worden aan volièrevogels. Het is gemakkelijk te vinden en de zaadtasjes bevatten vele zaadjes waarop de vogels verlekkerd zijn. Herderstasje is een wereldburger en komt nagenoeg overal voor. De gehele plant wordt sinds mensenheugenis in de medicatie gebruikt. Uitwendig worden de bladeren gebruikt in kompressen om wonden, eczeem en huidziekten te genezen. Inwendig werkt het urine afdrijvend, maar alleen onder medisch toezicht, daar te grote hoeveelheden giftig kunnen zijn. Alois van Mingeroet
Dat kanaries na een domesticatie van meer dan 500 jaar dat nog steeds doen zoals vogels in de natuur is toch eens te meer een wonder van de natuur. Hoe ik dat allemaal weet! ik heb je toch al gezegd dat Kees heel slim is. Hij leest “Vogelvreugd" en alles wat over vogels verschijnt en hij heeft een zetel staan in ons vogelhok en soms is hij zó enthousiast dat hij het luidop leest, maar soms valt hij ook wel in slaap in zijn zetel en dan lezen we stiekem mee. Onze eerste jongen groeiden als kool en na veertien dagen hing Kees een nieuw nestje erbij en voorzag ons ruim van nestmateriaal, zodat het niet zou opkomen bij ons om aan de veren van onze jongen te gaan trekken. Dat kan ik mij niet voorstellen maar het gebeurt toch. Maar Kees kweekt alleen groene (zwartgele) kanaries; die plukken bijna nooit, gelukkig maar. Kees had dat goed gezien want Gabriella begon aan een nieuw nestje. Toen was het even druk ik had geen tijd meer om te fluiten. Vijf hongerige bekjes voeren en tussendoor ook nog een potje vrijen want het volgende nestje was bijna klaar. Na 34 dagen nam Kees de jongen bij ons weg want ze waren helemaal zelfstandig. Onze oudste zoon die hadden we Francesco genoemd, nou die had strepen zeg! Ik vond ze super en wat was hij mooi. Maar dat vinden alle vaders van hun eigen kinderen. Het tweede nest bestond uit zes eieren en daar kwamen zes jongen uit, ons geluk kon niet op. Kees kweekte van 24 koppels 225 jongen, daar was hij wel heel trots op. En ik moet ook nog wat kwijt over Kees en Marianne: vier maanden nadat ze naar Reggio Emilia geweest zijn, zijn ze getrouwd. Een mooie trouwerij en we kregen die dag ook allerlei snoepjes. En geloof het of niet ik had al gezien dat Marianne een beetje dikker geworden was. En wat ik vermoedde kwam uit, begin augustus beviel Marianne van een tweeling nog wel. Wat zo een reis naar Reggio Emelia kan doen. Kees en Marianne getrouwd, een tweeling en ik heb Gabriëlla, de kanariepop van mijn leven. Toen alle jongen uitgeruid waren kwam Jack de keurmeester terug op bezoek. Eerst werd met veel trots de tweeling getoond, die kwamen nu altijd wel op de eerste plaats. Wij van onze kant hopen dat ze net als hun ouders echte vogelliefhebbers worden, wat zou dat mooi zijn.
kan ook wat beter. Maar zei Jack je bent echt op de goede weg om ook internationaal aan de top te komen. Keihard blijven selecteren, kweekkoppels samen zetten die elkaar aanvullen en Kees je gaat een fantastisch tentoonstellingseizoen tegemoet. Met die woorden was Kees wel heel blij. Een paar dagen later was Kees onze kooien aan het poetsen toen Marianne met haar kindjes een kijkje kwam nemen. De kinderwagen kon maar net door de deur. Kees moest nu alles alleen doen bij de vogels. Maar dat vond hij niet eens erg want hij fluit de hele dag, zijn geluk kan blijkbaar niet op. En zei Marianne, heb je wat kwaliteit gekweekt? Met grote trots toonde hij zijn mooiste jongen waaronder ook onze zoon Francesco. Kees zei als ik nog vijf jaar streng selecteer en als Jack me blijft helpen wordt ik wereldkampioen. Nou zei Marianne je hoeft geen vijf jaar te wachten, je bent mijn wereldkampioen en dat blijf je voor altijd. Nou daar werd Kees wel heel stil van en moest zelfs ik een traantje wegpinken. Een mens, of een vogel heeft niet veel nodig om gelukkig te zijn. De mooiste dingen in het leven kan je trouwens niet kopen: gezondheid, geluk, liefde en vriendschap. Zo dat was mijn verhaal over het wel en wee van een zwartgele kanarie 007 James. Ik hoop dat jullie er een beetje van genoten hebben en de bedoeling was dat er je ook wel iets kon van leren.. Bertrand. alias Alois Van Mingeroet
Zwart geel int. J.v.d.Maelen
Maar Jack kwam toch eigenlijk voor ons, de kanaries, zijn vrouw bleef bij Marianne en haar schatjes. Onze oudste Zoon Francesco werd met enige trots getoond door Kees. Wat vind je ervan, klonk het tegen Jack. Fantastische bestreping, wel een beetje op de limiet qua grootte en de lipochroom kleur
179
NATUURBELEVING
LEVEN OP HET RANDJE VAN....... ´Leven op het randje van ‘ betekent voor mijn, geboren en getogen op het Twentse platteland, het voorrecht te kunnen wonen aan de buitenzijde van woonwijk ´De Whee´ te Goor, het Twentse haagje; mijn overbuur is het platteland. Het ´voorrecht´ geef ik wel eens als volgt weer: aan de voorkant genieten van de natuur en tegelijkertijd áchter het gemak hebben van de stadsvoorzieningen. Het beeld van het landschap is typisch Twents, met zijn lager gelegen weilanden en slootjes, afgewisseld door hogere akkers met houtwallen. Ook het voorkomen van vrij veel loofbomen draagt er toe bij dat het geheel een grote verscheidenheid in de vogelstand geeft, waar ik het hele jaar door van kan genieten. Neem nu de winterdag- vanuit de luie stoel, met een kopje koffie erbij, kijken naar het voederhuisje dat nog geen twee meter van de voorruit hangt in het Prunus boompje )Japanse kers’. Voorwaarden voor een druk bezochte voerplaats zijn controle door en veiligheid voor vogels. In mijn woonsituatie zijn dat bosjes aan de overkant van de straat met verderop hogere bomen. Een paar vetbolletjes en aaneengeregen pinda´s, alsmede afvalvoer en zaad van mijn zangvogels zorgen voor onvoorstelbaar veel gasten. Koolmezen, pimpelmezen, glanskopmezen en af en toe staartmezen in groepjes. Winterkoninkjes, heggenmussen, mussen en roodborstjes, sijzen, groenlingen en vinken. Ja, teveel haast om ze op te noemen. Het meest opvallende is hierbij hun gedrag, maar vooral de voorrangsorde die geldt, zelfs bij de mezensoorten onderling. In de late herfst en de wintermaanden komen jaarlijks bij ons een koppel van zo´n honderd sijsjes, vrolijk zingend, zaadjes uit de elzenpropjes peuteren. In de weilanden maken in die tijd veel
Pimpelmees
Zootrotters
180
reigers zich nuttig met het vangen van mollen, welke tot hun voedsel dienen. Aangezien de reiger een vroege koloniebroedvogel is, wil het zich wel eens voordoen dat een koppel eendenkuikens op de Holtdijksbeek binnen een week gehalveerd is, weggepakt door de reigers als voedsel voor hun jongen. Ook het gedrag van de patrijs is een lust om waar te nemen. Opvallend is hierbij het snel heen en weer rennen van dit drukke baasje, onder het voortbrengen van zijn ´hanen´ geluid. Prachtig is ook het in V-vorm heen en weer trekken van de ganzen welke zich mee bewegen met de ´koudegrens´. Weet u dat ganzen mistig weer gebruiken om ook overdag flink te kunnen fourageren. Wat ik als heel bijzonder heb mogen ervaren is dat zich wat jaren terug bij een langere vorstperiode zo´n vijftig kepen als wintergasten plusminus drie weken ophielden tussen de bosjes aan de overkant van de straat. Dit mede als gevolg van het uitstrooien van zaadafval van mijn vogels, denk ik. Al heel vroeg in het voorjaar laat de grote zanglijster horen dat we de winter weer kunnen vergeten. De terug gekeerde kieviten beginnen al duikelend weer te ´jodelen´. Verlangend kijk ik dan weer in mijn achtertuin, welke met zo´n veertig meter lange Thuja haag is omzoomd. Een 25 jaar oude haag van een metertje breed en twee meter hoog, welke van binnen wat hol is. Een paar dagen knippen en opruimen per jaar heb ik er graag voor over in vergelijking tot het genot dat de vogels er mij voor terug geven. Een veilige rustplaats en verder winterbeschutting, maar vooral broedruimte voor allerlei vogels. Meerdere nesten van merels, waarbij dit jaar opviel, dat door bevriezing van eieren de eerste ronde slechts twee jongen per nest voortbracht. Verder zijn er jongen grootgebracht door de heggenmus, het roodborstje en het winterkoninkje. Tijdens het voeren van de jongen gaan de ouders nooit vlakbij het nest de heg binnen, maar vanaf een uitkijkpost enkele meters verderop. De kleine zanglijsters presteerden het uit te vliegen op nog geen twee meter van ons tuinzitje, zonder dat we wisten van hun broedplaats. Dat steeds meer vogels zich aanpassen aan de bewoonde wereld is waar te nemen door koerende houtduiven en zingende kleine zanglijsters op de daken van de huizen. Ook eksters en Vlaamse gaaien laten zich steeds dichterbij en in woonwijken zien. De Vlaamse gaai is overigens een verschrikkelijke rover onder de kleine zangvogels, trekt van bosje tot bosje en steelt eieren en jongen.
Wat de ekster betreft het volgende. Op een morgen zegt mijn zoon, terwijl hij naar zijn werk wilde gaan: pa, het merelnest in de vuurdoorn tegen de muur naast de voordeur is helemaal leeg. Van de halfwassen jongen is niets meer te vinden. Zeker een kat bezig geweest. Neen, zei ik, een kat komt niet in de vuurdoorn, die prikt te veel. Tegen tienen wisten we wie de daders waren. Ziedaar, twee eksters zaten op de dakgevelpannen. Aan de achtermuur van de aangebouwde garage hangen twee nestkastjes, jaarlijks meestal beide in bezit genomen door een paartje kool- en pimpelmezen. Zo ook vorig voorjaar. Ik zie geen van beide mezen meer heen en weer vliegen. De reden bleek het feit dat ze op dezelfde dag waren gaan broeden. Dus ook op hetzelfde moment, na het broed- en opgroeiproces, het uitvliegen van beide koppels. Dit nam ongeveer een halve dag in beslag, waaraan beide ouders deelnamen. De een lokte de jongen stuk voor stuk uit het nestkastje, terwijl de andere de uitgevlogenen bij elkaar wist te houden in een boompje in de buurt. Dit deed mij denken aan het gebeuren op de boerderij vroeger. Bij het voor het eerst uitlaten van de melkkoeien, tegen de maand mei, haalde de een steeds weer een koe van de grupstal, terwijl de ander op de losgelaten koeien paste. Na een dagje rond het huis en op het dak vertoefd te hebben, verdwenen de mezenkoppels naar het grote bos, waar de jongen geleidelijk aan hun eigen voedsel weten te pakken. Met de winterkoning hebben we ook al eens iets geweldigs meegemaakt. Een nestje in de clematis aan de regenpijp bij de keuken. Niks bijzonders toch? Jawel, want hetzelfde koppel had nog een nestje, namelijk in de garage. Door het raam naar binnen, over de diepvrieskist en dan nestelen in de driehoekvormige zwabber die daar was opgehangen. Op een dag, terwijl we buiten zaten te eten, had een hommel het nestje vaan de regenpijp bezet. Dat paste de winterkoning niet. Na een heftig
Overvliegende ganzen
H.Branje
duel kreeg hij de hommel bijna ´knock-out´´ op de grond. Terwijl zijn luidruchtige overwinningsgezang ons ten deel viel. Wanneer je bij huis de koekoek zijn naam hoort roepen, in de zomer getrakteerd wordt op het gekoer van de echte (Hollandse) tortelduif en verder in de nazomer ’s avonds bij warm weer, tot het donker is, buiten kan zitten en het prachtig schouwspel van de vliegende gierzwaluwen kan gadeslaan, moet je concluderen dat de natuur het grootste voorbeeld en houvast is voor de mens in al zijn doen en laten. Adv Voliere 92,5x 136_Opmaak 1 G.Z.
19-12-14 08:05 Pagina 1
Volièrebouw Nederland Onze specialiteit is topkwaliteit
Vierkant achter kwaliteit in dierenverblijven www.volierebouw.com Overwinningsgezang
Andy Holt
181
BERICHTEN
BERICHTEN Berichten s.v.p. aanleveren vóór de 15e van de maand voorafgaande aan de gewenste verschijning in Vogelvreugd ACTIVITEITEN VERENIGINGEN Bennekom: vogelvereniging De Edelzanger organiseert op de volgende datums in 2016 vogelmarkten op de zaterdagen: 30 april , 24 September en 29 Oktober. Locatie clubgebouw van de Edelzanger gelegen aan de Laarweg 80a te Bennekom. Open van 09.30 – 12.00 uur. Toegang en verkoop van vogels is gratis. Vogels mogen alleen aangeboden worden in TT kooien en niet meer dan 2 vogels per kooi. Het aanbieden van vogels in lopers is niet toegestaan. Voor meer info: B.Vermeer, 0317-423357 of op de website ww.edelzangerbennekom.nl Meerlo: “De Gevleugelde Vrienden Wanssum e.o.” Vogelmarkten op elke vierde zondag van de maanden januari t/m mei en sept t/m december. Locatie: ‘t Brugeind, de Leeuwerik 33 te Meerlo. Open van 9.30 - 12.00 uur. Vogelmarkten In 2016: 24 apr, 28 aug, 25 sept, 23 okt en 27 nov.
MAILGROEP VOOR DUIVENLIEFHEBBERS
De laatste jaren zien we dat er steeds meer interesse komt voor het houden en gericht kweken voor tentoonstellingen van duiven en grondvogels. Zeker door het ontstaan van diverse mutaties zien we de belangstelling toenemen en zien we steeds vaker en in grotere aantallen, duiven en grondvogels verschijnen op tentoonstellingen. Ook steeds vaker krijgen we de indruk dat er behoefte is aan informatie betreffende het kweken richting de standaard en informatie over mutaties en kweekadviezen. Deze vraag komt niet alleen van de kwekers, maar ook van keurmeesters die de diverse soorten en hun mutaties moeten beoordelen. Daarom hebben we met een aantal personen de stoute schoenen aangetrokken en zijn we voornemens om een mailgroep op te richten. Wat houdt een mailgroep in? Een mailgroep houd in dat wij iedere twee maanden een mail laten uitgaan aan iedereen die zich aangemeld heeft, waarin artikelen zijn opgenomen die betrekking hebben op duiven en grondvogels. Deze artikelen zijn geschreven door ons en hebben als bedoeling om kennis over te dragen. Ook kunnen kwekers benaderd worden die informatie kunnen geven over het houden van, de kweek, selectie enzovoort van een bepaalde duivensoort of grondvogel. Maar ook kunnen het artikelen zijn ter herkenning van soorten of mutaties.
182
Waarom een mailgroep? Er is bewust gekozen voor een mailgroep omdat aan de hand van het aantal aanmeldingen het voor ons inzichtelijk wordt in hoeverre er behoefte is. Een ander punt is dat artikelen via een mail makkelijker op te slaan zijn en dus terug te vinden. Dit is een groot voordeel ten opzichte van een facebookgroep waar in principe de artikelen makkelijker verloren gaan.
en de daarbij behorende oorkonde uitgereikt. Ton nam trots, in aanwezigheid van zijn vriendin en kinderen en kleinkinderen, tijdens deze gezellige avond de oorkonde en speld in ontvangst. Links op de foto Ton Quaden, rechts Pierre Stijnen.
DE EINDSPRINT
Op de grond is de struisvogel de snelste vogel van de wereld, met een snelheid van gewoonlijk 45-50 km per uur. Over korte afstanden kan hij een snelheid van 70 km per uur bereiken, sneller dan de meeste vogels kunnen vliegen! Het snelste zoogdier is de Cheetah, die over korte afstanden meer dan 100 km per uur kan rennen. De snelste loper onder de vliegende vogels die de Grote renkoekoek, die liever loopt dan vliegt en een snelheid tot 40 km per uur kan behalen.
Dus iedereen die interesse heeft in duiven en grondvogels kan zich aanmelden door een mailtje te sturen met de tekst aanmelden mailgroep naar
[email protected] Op die manier wordt je opgenomen in de mailgroep en ontvangt u iedere twee maanden een mail met informatie over duiven en grondvogels. Aan het aanmelden en dus lid worden van de mailgroep zijn geen kosten verbonden.
JUBILARISSEN SPRANG CAPELLE
in onze vereniging Vogelvriend Sprang Capelle werden er dit jaar twee jubilarissen gehuldigd: 50 jaar lid: dhr. v.d. Hoven (links op onderstaande foto); 60 jaar lid: dhr Metzke (rechts). de vogelvriend Sprang-Capelle
.
IN MEMORIAM
Op 13 maart 2016 is ons zeer gewaarde lid Hennie Bosman overleden. Hennie was Lid in de Orde van Oranje-Nassau. Hennie heeft in het verleden aan veel gewestelijke wedstrijden deelgenomen en was vrijwel altijd present op de Bondskampioen in Zutphen. Ook was Hennie 61 jaar lid van de ANBvV en lid van Edelzang Hengelo. De leden van Edelzang Hengelo wensen zijn familie en bekenden veel sterkte met dit verlies.
IN MEMORIAM
JUBILARISSEN KAWITRO WESSEM
Op 26 februari, tijdens de eerste ledenvergadering van 2016, werd Ton Quaden van de Vogelsportvereniging Kawitro uit Wessem verrast. Ton is al meer dan 50 jaar lid van bond. Begonnen bij de vereniging Kleur en Zang uit Kerkrade, volgde Stiftkanarie uit Thorn, waarna hij in 1967 medeoprichter was van de vogelsportvereniging Kawitro uit Wessem. Voor het 50-jarig jubileum kreeg hij tijdens deze speciale gelegenheid uit handen van Pierre Stijnen, bestuurslid Gewest IV, een speldje
Op vrijdag 11 maart is ons lid, erelid en lid van verdiensten, Jan Heldoorn, na een kort ziekbed van ons heengegaan op de leeftijd van 84 jaar. Jan was 49 jaar lid en een fervent kweker van zijn geliefde harzers. Hij heeft ze tot op het laatst gehad. Hij is welbekend bij de harzerkwekers. Je mag hem wel de nestor van Vogelweelde noemen op dit gebied. Hij heeft veel voor onze club betekend, zo stond hij altijd klaar om als er een klusje was op houtgebied voor ons te maken. Ook verzorgde hij jarenlang, bij mijn weten wel zo`n 40 jaar lang, de bekers voor onze onderlinge vogelshow. Vandaar dat hij door sommige jeugdleden de naam kreeg: Jan de prijzen opa. Jan: we zullen je missen en altijd met mooie herinneringen aan je blijven terugdenken. Onze dank gaat uit naar de buren van Jan die hem in een moeilijke tijd terzijde hebben gestaan. Jan we zullen je missen. Rust zacht. Bestuur en leden Vogelweelde Kampen.
Rennende struisvogel
Zootrotters
AFCON KUNSTSTOF-GAAS transparant/zwart kunststof gaas 13x13
€ 1,50 p/m2
nu aanbieding 13x13 in rollen van 25m2 of 50m2
nu € 1,00 p/m
2
bestel via www.afcon.nl of tel.: 06-53 48 69 32
183
KANARIES
VOORBEREIDING OP DE KWEEK 4 Over het voorbereiden van onze kanarie op de kweek zijn al diverse artikelen geschreven. Toch komen er bij diverse kwekers nog steeds vragen over die voorbereiding en gaat het soms nog helemaal fout bij de voorbereiding op de kweek. Om die reden haalt Wout van GIls nog eens enkele zaken aan die iedereen zeker moet volgen om zijn vogels en zijn kweekruimte in orde te hebben op voor de aanstaande kweek. In dit artikel komen de jonge vogeltjes uit het ei In het vorig artikel hebben we het gehad over het broeden en we zijn er mee gestopt toen de jongen bijna uitkwamen. Hier wil ik de draad weer oppakken. Daags voordat de jongen uitkomen geven we de vogels drinkwater met daarin appelazijn. De hoeveelheid daarvan bedraagt 10 ml per liter water; dagelijks wel vers geven. Dit gedurende de eerste zes dagen geven. Daarna twee- tot driemaal per week. Weet wel, appelazijn halen in een goede bioform winkel,want er is ook daar veel verschil in. Tevens geeft men daags voor het uitkomen al wat eivoer en de eitjes nog even licht benevelen kan zeker geen kwaad. Ook het zaad wordt rijkelijk voorzien. En dan maar afwachten tot de jongen uitgekomen zijn. Wanneer de jongen uitgekomen zijn ziet men bij goed gezonde jongen de dons mooi wit recht overeind staan en meestal zit er in het kropje al een geel eivoer kropsap) streepje. Dit is schitterend hoe je dat kunt zien als een teken dat alles zeer goed verloopt. Vanaf dat moment geeft men indien mogelijk driemaal daags wat eivoer. Moet men nog uit huis gaan werken, dan kan tweemaal daags ook voldoende zijn. Sommige kwekers zweren bij groenvoer wanneer er jongen zijn ofwel kiemzaad.Ik zelf doe het niet en ben er ook geen voorstander van. Geef je wél groenvoer, dan de eerste levensdagen zeker niet; daarna niet meer dan wat de vogel binnen éé'n uur opgegeten heeft. Al wat je meer geeft, kan kans op darmstoornissen geven. Wanneer je kiemzaad geeft, zorg dan voor een zo klein mogelijke kiem. Grote kiemen vragen om grote problemen. En wanneer je groenvoer wilt geven, dan ook nooit 's avonds en ook niet bij erg warm weer. Maar nogmaals, ik geef aan de jongen in de kweekkooi geen groenvoer! Wanneer men met roodfactorige vogels kweekt is het aan te bevelen de ouders twee dagen voor het uitkomen van de eitjes roodstimulerende middelen te mengen onder het eivoer; dit zal de doorkleuring van de vleugel- en staartpennen zeker ten goede komen. Afhankelijk van de grootte van de nesten en de leeftijd van de jongen zal men wat meer eivoer moeten geven en ook zal er meer zaad nodig zijn. Blijf de ontlasting goed controleren en wanneer je dunne mest ziet, direct handelen. Maar met het geven van appelazijn en de producten die ik meng onder mijn eivoer (met name Megabactin - Winmix en Megabactol) zal dit weinig of niet voorkomen. Een periode van waakzaamheid is zeker geboden wanneer men de jongen gaat ringen. De meeste poppen zullen, wanneer de jongen geringd worden 184
en er voldoende ontlasting rond het nestje zit, de jongen niet uit het nest gooien. Dit om de eenvoudige reden dat de pop het nest niet meer zuiver maakt daar de jongen de ontlasting op de rand van het nest gooien. Maar bij sommige poppen is en blijft het opletten geblazen. Zij willen nog dikwijls het nest zuiver houden met alle gevolgen vandien. Dus met het ringen altijd blijven controleren. Dit voorkomt teleurstellingen. En gebeurt het tóch, gooi dan niet te snel het jong weg, maar houd het een tijdje in je handpalm en je zult zien dat er dikwijls weer beweging in komt.Tegen de tijd dat de jongen ongeveer zestien tot achttien dagen oud zijn, afhankelijk hoe de jongen gevoerd en gegroeid zijn, plaats ik de nesten op de bodem van de kooi en op dat moment geef ik ook weer een nieuw nest op de oude locatie. Vrij snel zal de pop overgaan tot het maken van een nieuw nest en ze zal ook gewoon de jongen blijven voeren. En meestal heeft de pop met deze methode het eerste ei gelegd wanneer de eerste jongen uit het nest springenl. Op deze manier is het veren pikken tot een minimum beperkt, al moet
ik bekennen dat ook dan nog wel eens verenpikken voorkomt. Het is dan wel ideaal als men babykooien heeft in de broedkooien, ofwel babykooien aan de kooi kan hangen ( voorzijde). De methode die ik hier boven beschreven heb is kweken per koppel. De laatste jaren is er ook een andere methode. Men kweekt per koppel maar na zo'n tien dagen wordt de man weggenomen. Dikwijls nog direct met het aanvangen van de broed. Men laat de pop de jongen alleen grootbrengen en wanneer de jongen zo'n achttien dagen oud zijn, gaan ze in een babykooi met verschillende nesten bij elkaar. De poppen komen samen voor de babykooi en ze voeren gezamenlijk de jongen tot deze zelfstandig zijn. Deze methode geeft weinig of geen geplukte jongen; je hebt geen last van te vette mannen aangezien die in de vlucht verblijven en dus minder onbevruchte eieren. En ook geen beschadiging van de eitjes of eitjes vol ontlasting wanneer men de jongen er bij laat zitten. Deze methode geeft veel voordelen maar het is even leren en wennen om op deze manier de jongen te laten grootbrengen. Wanneer de jongen zelfstandig zijn dan niet direct deze jongen in een volière zetten. Plaats ze eerst in een overgangskooi zodat ze daar goed op zaad komen en het drinken en eten goed kunnen vinden. Laten de vogels een voldoende V in de staart zien en zijn ze al ruim een week zelfstandig, dan mag men ze gerust overplaatsen zonder dat ze schade oplopen. Hopelijk heeft u er weer mooie jongen tussen . Succes. Wout van Gils E-Mail
[email protected] Foto's Henk Branje
185
ALGEMEEN
DE NATIONALE VOGEL VAN .....FINLAND Mensen hebben zich door de eeuwen met dieren geïdentificeerd. De ‘Nederlandse leeuw’, die we op ons wapenschild voeren staat symbool voor kracht. Op andere schilden komen we de adelaar tegen, als symbool van macht, schoonheid en onafhankelijkheid. We kiezen dieren waarmee we ons als groep, land of streek onderscheiden van anderen. Hiervoor kiezen we dieren die uniek zijn, bijzondere vaardigheden hebben, veel voorkomen of gewoon mooi zijn. ‘De nationale vogel van….’ laat u kennis maken met vogels die een officiële status hebben als nationale vogel en daarmee een representatief symbool zijn voor hun land.
DE WILDE ZWAAN Nederlands Wetensch. naam Engels Frans Duits
Wilde Zwaan Cygnus cygnus Whooper Swan Cygne chanteur Singschwan
De Wilde Zwaan van Finland In de mythologie van veel Scandinavische landen speelt de zwaan een rol. De knobbelzwaan is als nationale vogel van Denemarken in deze serie al eerder aan bod geweest. De Finnen kozen een zwaan met een meer noordelijker verspreidingsgebied, de wilde zwaan. Als totemdier staat de zwaan voor gratie, zuiverheid, kracht, liefde en trouw. De elementen water en lucht, die staan voor voelen en denken komen samen in de zwaan. De zwaan was het heilige dier van de Kelten. In de Indiase mythologie (van het hindoeisme) staat de ‘muziek’ die de zwanen met hun vleugels maken voor het in- en uitademen van de levensadem. Indianen brengen de zwaan in verband met de ontwikkeling van intuïtieve vermogens en met de veranderde staat van bewustzijn. De zwaan wordt verder als symbool van Luther (de kerkvernieuwer) gezien. Ook veel bedrijven en organisaties associëren zich met zwanen.
Grootte en uiterlijk De wilde zwaan is verwant aan de trompetzwaan (Cygnus buccinator), die in het noorden van Amerika voorkomt en van de kleine zwaan (Cygnus bewickii). De wilde zwaan is circa 150 centimeter lang met een spanwijdte die varieert tussen de 210 en 270 centimeter. De zwanen zijn volledig wit met zwarte poten en een zwarte snavel met een grote gele vlek aan de basis, die doorloopt in een gele ring rond het blauwgrijze oog.
Leefomgeving en verspreiding De wilde zwaan komt voor in Noord-Europa en het noordelijke deel van Azië. Ze zijn over het algemeen schuwer dan de bij ons meer voorkomende knobbelzwanen en geven de voorkeur aan een rustig territorium dat vooral bestaat uit moerassen en (rustige) agrarische gebieden met graslanden, maar altijd in de omgeving van meren en plassen. Ze overwinteren langs de west en zuidkust van Europa en Zuidoost Azië. In ons land zijn het wintergasten, die incidenteel in ons land broeden. Voedsel en leefwijze Wilde zwanen eten vrijwel alleen maar waterplanten. In de winter eten ze ook knollen, ontkiemend graan, gras en andere plantaardige materialen. Af en toe worden ook slakken gegeten. Wie in de winter bij ons wilde zwanen zoekt, zoekt vooral rond de randmeren en dan in de ondiepe delen, waar de zwanen bij de knollen van waterplanten kunnen. Rond half april vertrekken de wintergasten richting Scandinavië waar ze razendsnel hun jongen grootbrengen, om hier half oktober alweer te arriveren.
Kopstudie wilde zwaan
186
Rik Meerema
Koppel wilde zwanen
Jankees Schwiebbe
winter nog egaal grijs hoewel het steeds witter wordt. Het duurt tot in de tweede winter voor ze volledig op kleur zijn. Bijzonder De wilde zwaan wordt soms verward met de kleine zwaan. Deze heeft ook een zwart/gele snavel, hoewel er minder geel aan zit. Daarnaast is de kleine zwaan met ongeveer 127 centimeter ook aanzienlijk kleiner dan de wilde zwaan met 150 centimeter. Tekst Rik Meerema
Voortplanting Wilde zwanen zijn monogaam en de paren blijven hun leven lang bij elkaar. Ze maken hun nest vaak op eilandjes in moerassen of meren en hebben slechts één legsel, van drie tot zeven crème witte eieren per jaar. De eieren worden gedurende 36 dagen door het vrouwtje uitgebroed. De kuikens verlaten vrijwel direct het nest. Zoals eerder aangegeven komen keren de dieren alweer vroeg terug naar het zuiden. De jongen zijn in de eerste 187
OP DE KOFFIE BIJ ....
OP DE KOFFIE BIJ JOB VAN TOL..curator van Artis In 2016 bestaat Artis 178 jaar en is daarmee de oudste dierentuin van Nederland. Het Koninklijk Zoölogisch Genootschap Natura Artis Magistra, ofwel ‘De natuur is de leermeesteres van de kunst’. Deze naam werd in 1838 gegeven aan de voorloper van het dierenpark dat de meesten van ons tegenwoordig kennen als de Amsterdamse dierentuin Artis. Artis toen Vanaf de oprichting was Artis toegankelijk voor publiek, dat wil zeggen, voor de leden van het genootschap. De contributie was van een dusdanig niveau dat lidmaatschap alleen was voorbehouden aan de gegoede burgers. Het doel van het genootschap was ‘het bevorderen van de kennis der natuurlijke historie op eene aangename en aanschouwelijke wijze’. Naast het houden van de dieren werden daarom ook concerten, lezingen en tentoonstellingen gehouden. Het begin van de collectie werd gevormd door enkele herten, apen en papegaaien. Daarnaast werden in een museale afdeling skeletten en dieren op sterk water getoond. In 1839 werd de dierentuin fors uitgebreid door het overnemen van de volledige collectie van een kermisexploitant. Zo werden onder andere grote katachtigen, beren en een olifant aan de collectie toegevoegd. In de daaropvolgende decennia werden de regels beetje bij beetje aangepast, zodat steeds meer mensen de tuin konden bezoeken. Ook de tuin groeide door de aankoop van steeds meer grond in de Amsterdamse Plantage buurt. Tot het begin van de 19e eeuw vervulde Artis ook een belangrijke wetenschappelijke rol als onderzoekscentrum voor dierkunde. Deze rol werd overgenomen door de universiteiten, waardoor Artis zich genoodzaakt zag om haar poorten te openen voor een groter publiek om in de inkomsten te voorzien. Hierdoor werd Artis meer de publieksdierentuin die het tegenwoordig is. Artis nu Het Artis van tegenwoordig is een moderne dierentuin die hard werkt aan het moderniseren van het park, de verblijven en de faciliteiten voor dier en mens naar de huidige standaarden. Dat is een hele opgave. Door de lange geschiedenis is Artis niet alleen een dierentuin, maar ook een park vol erfgoed. Dat erfgoed, waaronder zo’n 25 rijksmonumenten, waaronder de Fazanterie en het Vogelhuis, geven de tuin haar charme, maar ze kunnen ook in de weg staan bij uitbreidingen en veranderingen. We stellen tegenwoordig totaal andere eisen aan de dierenverblijven dan toen in 1859 het eerste roofdierenverblijf werd gebouwd. Door het vergroten en moderniseren van de verblijven, de voor een dierentuin relatief kleine oppervlakte en de ligging midden in een grote stad, moet de dierentuin keuzes maken in de collectie dieren die wordt getoond. Ook de vogelverblijven en collectie zijn aangepast. Zo heeft het vogelhuis de laatste jaren een metamorfose ondergaan, waarbij de buitenkant van het pand onveranderd is, maar in het pand zijn klimaatzones gemaakt (regenwoud, kust en woestijn) waar de bezoeker ook deels door de verblijven kan lopen. Vogelverzorger Voor onze afspraak meld ik mij bij de hoofdingang van Artis. Job wordt door de behulpzame kassière al snel bereikt. Alle medewerkers hebben een portofoon om te kunnen overleggen of hulp in te roepen als dit nodig is. Vanaf de ingang lopen we door de tuin, onder het groter verblijf van de gieren door naar de
188
Voedsel verrijking voor kromsnavels
personeelskantine. Hier praat Job mij bij over wat het betekent om als vogelverzorger bij Artis te werken. Naast vogelverzorger heeft hij ook de savanne, met giraffen en zebra’s onder zijn hoede en daarnaast assisteert iedere verzorger waar dat nodig is. Dat Job zich veel met de vogels in het park bezig houdt is niet gek als je bedenkt dat hij, als enthousiast vogelliefhebber en opgeleid als bioloog, een flinke tijd in vogelpark Avifauna heeft gewerkt, voor hij voor Artis aan de slag ging. Ondertussen werkt hij alweer ruim zeven jaar met heel veel plezier als dierverzorger voor Artis. Je zou verwachten dat als je zoveel kennis hebt over een goede verzorging en een echte vogelenthousiasteling bent, je thuis ook wel een mooie collectie hebt. Dit is echter niet het geval. Hij heeft er heel bewust voor gekozen om van zijn hobby zijn werk te maken en de overige tijd te besteden aan andere zaken. Een
woning in de binnenstad van Amsterdam met weinig ruimte maakt deze keuze ook eenvoudiger. Dag routine Per dag zijn er drie verzorgers die zich vooral om de vogels in het park bekommeren. De verzorgers wisselen elkaar af tussen een aantal diergroepen. Hierdoor hebben verschillende verzorgers kennis van de specifieke verzorging van de dieren. Zo valt er geen gat als een verzorger ziek wordt of vakantie heeft. Een werkdag begint kort voor 8:00 uur en duurt tot 16:30 uur. Voor Job start iedere dag met de rapportoverdracht en het doorlezen van het rooster. Gedurende de dag worden steeds alle werkzaamheden per dier of verblijf vastgelegd. Hierdoor weten de verzorgers die de volgende dag dienst hebben precies wat er de dag (dagen) ervoor is gedaan. Vervolgens worden de taken voor de dag verdeeld. Na de start is het tijd voor de eerste van drie voerrondes. In deze ronde wordt alleen droogvoer gevoerd. Uiteraard worden in iedere voerronde de verblijven en dieren zoveel mogelijk gecheckt. Na de eerste voerronde is het tijd voor de schoonmaak. Vanuit een vaste structuur worden zo cyclisch het kleine en grote onderhoud en schoonmaak van alle verblijven gedaan. Halverwege de dag is het tijd voor de tweede voerronde. In deze ronde wordt vooral vers voer als vis, vlees, fruit of insecten gevoerd. De derde en laatste voerronde van de dag is tegen het einde van de dag. In deze aanvulronde wordt het voer waar nodig aangevuld voor het laatste deel van de dag en de nacht. Tijdens iedere voerronde wordt uiteraard scherp gelet op hygiëne en wordt gemorst voer verwijderd. Uiteraard worden alle werkzaamheden, voerhoeveelheden en afwijkingen genoteerd in de dagrapporten op basis waarvan de volgende dag gepland en gewerkt kan worden. Niet alle vogels worden drie maal per dag gevoerd. Job vertelt dat aaseters als de vale gieren slechts één of twee keer per week een kadaver krijgen. Iedere verzorger heeft één of twee keer per week sluitdienst en dan duurt de werkdag tot 18:30 uur. Nadat het publiek het park heeft verlaten, zorgt de sluitploeg ervoor dat dieren die ‘s nachts niet buiten mogen of kunnen blijven in de nachtverblijven worden opgesloten. Vanzelfsprekend krijgen dieren die broeden of jongen hebben wat extra aandacht. Voor Job is dit één van de mooie kanten van het werken bij Artis. Omdat de vogels vanuit alle windstreken en continenten komen is het hele jaar broedseizoen en is er steeds iets anders om naar uit te kijken. Voer Met een brede collectie aan vogels is er ook een breed scala aan voer dat moet worden klaargemaakt. Diverse zaadmengsels en losse zaden/noten, vis in verschillende maten, diverse soorten fruit, vlees, eendagskuikens, muizen, diverse insecten enzovoort. Iedere dag levert het Artis dienstencentrum de afgesproken soorten voer in de juiste hoeveelheid. Dit voer wordt afgeleverd bij de voederkeuken van de vogelafdeling. Hier wordt ook het droge voer bewaard. In de voederkeuken wordt het voer per soort of verblijf geportioneerd en klaar gezet. Bij het aanbieden van het voer is speciale aandacht voor de manier waarop het voer wordt aangeboden. Job en de andere verzorgers zoeken voortdurend naar manieren om het voer op een dusdanige manier aan te bieden dat het voor de vogels aantrekkelijk is, Van boven naar beneden: voerkeuken; eetbare tuin voor de ‘browse’. Job observeert de vogels van de kuststrook in het ; aangepaste vogelhuisl vake gier
189
maar dat ze er ook iets voor moeten doen. Op deze manier worden de vogels bezig gehouden, wat verveling en bijvoorbeeld stereotiep gedrag tegen gaat. Dit wordt verrijking van de omgeving genoemd. Een specifieke verrijking, die ook extra voedingswaarde heeft is ‘browse’. ‘Browse’ is de laatste jaren in de dierentuinwereld in zwang geraakt. Browse is een hoeveelheid vers gesneden planten en kruiden waar de dieren zich mee kunnen vermaken en waarvan wordt gegeten. Vanzelfsprekend worden zo insecten die zich tussen de planten bevinden aangeboden. Om het hele jaar voldoende verse ‘brows’ te hebben bevinden zich in het park plukstroken oftewel, eetbare tuinen. In deze tuinstroken zijn tientallen verschillende soorten planten neergezet waarvan Job en de andere verzorgers dagelijks een deel oogsten. Veel verschillende dieren in de tuin krijgen deze ‘browse’ en daarmee een nog meer gevarieerde maaltijd. Collectie Zoals hiervoor is aangegeven heeft Artis een uitgebreide collectie vogels. Regelmatig worden aan de collectie nieuwe soorten toegevoegd en verdwijnen andere. Vaak heeft dit te maken met herinrichting van een verblijf, waardoor het meer of minder geschikt wordt voor een soort, of past een soort meer of minder bij een thema van het park. De keuze welk dier/vogel aan de collectie wordt toegevoegd, of moet verdwijnen wordt gemaakt door de curator van de dierentuin. Verzorgers als Job en zijn collega’s maken uiteraard wel hun voorkeuren duidelijk, maar de eindbeslissing blijft bij de curator. In de dierentuinwereld is het niet gebruikelijk dat er voor dieren wordt betaald. Het overgrote deel van de dieren wordt geruild tussen de verschillende dierentuinen. Hierbij wordt nationaal en internationaal samengewerkt. Vrijwel alle Nederlandse dierentuinen zijn aangesloten bij de NVD (Nederlandse Vereniging van Dierentuinen) en bij EAZA (European Association of Zoos and Aquaria). Deze laatste vereniging is ook de motor achter de Europese fokprogramma’s in dierentuinen. Van vrijwel alle dieren die in de Europese dierentuinen worden gehouden is een fokprogramma. Dit moet voorkomen dat er inteelt plaatsvindt. Per diersoort beheert een dierentuin de stamboom en coördineert de uitwisseling van 190
Kolonie zwartvoet pinguïns
dieren. Ook wordt er, door de coördinerende dierentuin, specifieke kennis over het houden en verzorgen verzameld en onder andere tuinen verspreid. Zo coördineert Artis het fokprogramma van de ijsbeer, klipdas, zwartvoetpinguïn, kleine kantjil en de stierkophaai. Historische dieren - vogels Sommige dieren spreken bij het ‘grote publiek’ meer tot de verbeelding dan andere. Ook zijn dierentuinen vaak bekend vanwege een aantal specifieke dieren. Eén van de meest historische dieren die nauw verbonden is met Artis is de wisent, ook wel de Europese bizon genoemd. Artis heeft een cruciale rol gespeeld in het behoud van de wisent. Aan het begin van de vorige eeuw was het dier in het wild vrijwel uitgeroeid. Mede dankzij het fokprogramma van Artis is het dier eerst in dierentuinen bewaard gebleven en later succesvol weer uitgezet. Maar zelfs historische dieren moeten soms het veld ruimen. Recent is de laatste wisent in Artis dood gegaan en wordt de ruimte nu ingericht voor de Bennett wallabies. Tot de historische vogels van Artis rekent Job de ara’s, zwartvoetpinguïns en flamingo’s. Vroeger was vlak achter de ingang van Artis de Papegaaienlaan. Hier zaten papegaaien, vooral veel ara’s met een ketting vast in kale bomen. Deze manier van houden is gelukkig al lang verleden tijd, maar nog steeds bewonen een aantal soorten, in ruime volières, de dierentuin. Hetzelfde geldt voor de zwartvoet- pinguïn. Deze soort behoort ook al heel lang tot de collectie. Ook deze soort heeft de laatste jaren meer ruimte gekregen en de groep is zelfs uitgebreid tot zo’n 150 exemplaren. Zoals hiervoor is aangegeven is Artis coördinator van het Europese fokprogramma van deze soort. Er wordt dan ook van alles aan gedaan om tot succesvolle resultaten te komen. Zo is vorig jaar het verblijf overdekt met een net, zodat de veelvuldig aanwezige blauwe reigers en meeuwen niet meer de kans hebben om er met de vis vandoor te gaan en de pinguïns bij hun bezigheden te storen. Het net lijkt nu al succesvol te zijn. Het aantal succesvolle broedsels lijkt te stijgen. Dit laatste geldt ook voor de Chileense flamingo’s waar in
2015 voor het eerst sinds elf jaar weer een jong is groot geworden. De Chileense flamingo’s van Artis mogen rustig iconisch genoemd worden. Voor veel mensen die over de Plantage Middellaan naar Artis reizen is het Flamingoterras een eerste kijkje in het park. Toch was juist dat misschien wel de reden waarom de broedresultaten achterbleven. Te veel onrust aan alle kanten van het verblijf. Job vertelt met gepaste trots dat de verzorgers het idee hebben verzonnen om aan de achterzijde van het verblijf een lange spiegel te plaatsen. Enerzijds om aan die kant rust te creëren, anderzijds om de aanwezige flamingo’s het idee van een nog veel grotere groep te geven. Bij vogels die in kolonies leven geeft de omvang van een grote groep vaak zekerheid en hierdoor meer en betere broedresultaten. Of het door de spiegel komt of dat het toeval is zullen we waarschijnlijk nooit helemaal zeker weten, maar het eerst resultaat is in ieder geval prima. Een goede verzorging geeft resultaat Een echter voorkeur voor een specifieke soort of groep vogels heeft Job niet. Hoewel de kasuarissen en vooral de neushoornvogels wel een speciale plaats innemen. Van deze laatste groep is Artis bezig nieuwe kweekkoppels samen te stellen. Een ingewikkelde klus, omdat dieren elkaar niet altijd en zeker niet zomaar als partner accepteren. Hoewel er veel jonge koppels zijn, blijven ook hier de resultaten niet achterwege. Als verzorger zit voor Job hierin de uitdaging. Zoeken naar wat de
dieren nodig hebben om zich goed te voelen. Dat heeft te maken met het zo optimaal mogelijk inrichten van het verblijf, zorgen voor de juiste voeding en overige verzorging. Het maximale halen uit de mogelijkheden! Zo komen er ieder jaar nieuwe soorten bij die tot voortplanting overgaan. In 2015 werden voor het eerst edelpapegaaien en Incakakatoes in Artis geboren. Tot slot Na ons gesprek in de personeelskantine maken we een ronde langs de vogelverblijven van het park. Eén van de meest nieuwe vogelverblijven is de Hollandse Polder. Een monumentale volière met een stukje polder, inclusief weide, slootjes en knotwilgen midden in Amsterdam. De Hollandse Polder vormt de scheidslijn tussen Artis en het vrij toegankelijke Artisplein. De volière wordt bewoond door allerlei vogels die je in de polder tegenkomt: kievit, scholekster, tureluur, slobeend, lepelaar enzovoort. Ook de komende jaren zal weer een deel van de tuin op de kop gaan voor nieuwe verblijven. Na onze ronde door het park neem ik afscheid van Job en wens hem veel succes met deze nieuwe verblijven, met ongetwijfeld ook nieuwe bewoners en daarmee nieuwe uitdagingen voor de verzorgers. Tekst en foto’s Rik Meerema linksbeneden: woestijnzone van het vogelhuis; rechtsbeneden: nieuwe Hollandse polder
191