VOGELVREUGD
EEN UITGAVE VAN DE ALGEMENE NEDERLANDSE BOND VAN VOGELHOUDERS
januari 2016
vereniging codenummer vermelden. Verspreide leden kweeknummer vermelden. Telefonisch contact tussen 16.00-20.00 uur.
Algemene Nederlandse Bond van Vogelhouders Opgericht 20 april 1919 Goedgekeurd bij Koninklijk besluit 19 februari 1920 onder no.27 Ingeschreven bij de K.V.K. Veluwe en Twente onder nummer V 40408450 ISSN: 1384-718X
GEWESTELIJKE SECRETARISSEN Gewest 1. R.E. Lokhorst Populierenstraat 29 9482 PV Tynaarlo Telefoon: 0592 - 541737 Emailadres:
[email protected]
POSTADRES EN BONDSBUREAU Elfersstraat 16 7496 AR Hengevelde Tel: 0547 - 388706 Email:
[email protected]
Gewest 2. Henk Rens Schapendonk 24 4942 CE Raamsdonksveer Telefoon: 06 - 33788007 E-mail:
[email protected]
Bestellingen bondsartikelen, betaling bondsartikelen IBAN: NL71 INGB 0005 3670 13, t.n.v. Algemene Nederlandse Bond van Vogelhouders te Hengevelde Internet: www.anbvv.nl
Gewest 3. Tonny Bielderman Verzetslaan 17 7231 GP Warnsveld Telefoon: 0575-523057 E-mail:
[email protected]
ERELEDEN Mw. R. te Winkel en P.Stijnen
Gewest 4. P. Ubachs Past. Haesenstraat 4 6181 HW Elsloo Telefoon: 046 - 4375741 E-mail:
[email protected]
LEDEN VAN VERDIENSTE J. v/d Beek, K. Bink, A. Castermans, A.J. Houtkooper, J. Kreijveld, H.W.J. v/d Linden, A. Mertens, H. van Seggelen, H. Wouwenaar, G. Koenderink, P. Sthijns, B.A.M. Horsting en J. Wijnhoven. DAGELIJKS BONSDSBESTUUR Voorzitter Rein Grefhorst Telefoon: 055 - 5414227 E-mail:
[email protected] Penningmeester Anne Houtkooper Telefoon: 0316 -265282 E-mail:
[email protected] Secretaris Bart Braam Telefoon: 0481 - 462507 E-mail:
[email protected] Bestuurslid Onno Bijlsma Telefoon: 055 - 3232390 E-mail:
[email protected] HOOFDREDACTEUR EN PR Henk Branje Hulder 9 5821 AS Vierlingsbeek Telefoon: 06 - 55876149 E-mail:
[email protected] LEDEN- EN RINGENADMINISTRATIE Tonny Bielderman Verzetslaan 17 7231 GP Warnsveld Telefoon: 0575 - 523057 E-mail:
[email protected] • Aanmelden nieuwe verenigingen, verspreide leden en abonnementen. • Aanvragen proefnummers "Vogelvreugd" • Informatie over ringen • Verenigingen bij correspondentie
2
KEURMEESTERVERENIGING Secretaris Jack Heynen Magnoliastraat 1a 6101 KS Echt tel. 0475-211513 e-mail:
[email protected] Aanvragen wedstrijden en keurkontrakten Gerard Koenderink Elfersstraat 16 7496 AR Hengevelde Tel: 0547 – 333692 E-mail:
[email protected]
Gewest 5. Wim (W. J.J.C.) Hanssen, Herdenkingsstraat 23 6551 CA WEURT Tel 024 6775038 e mail
[email protected] SECRETARIATEN SPECIAALCLUBS Het lidmaatschap van de speciaalclubs is voorbehouden aan alle natuurlijke personen. Voor informatie kunt u zich wenden tot de onderstaande personen. Harzers (LSH) en Timbrado’s B. Rhee Jachtvalk 58 7609 JA Almelo Tel:0546 - 825987 www.harzers.nl Zangprestatieboek B. Rhee Jachtvalk 58 7609 JA Almelo Telefoon: 0546 - 825987 Waterslagers. J. de Bruine Waakhoogte 10 8322 BT Urk Telefoon: 052 - 7688488 E-mail:
[email protected] Kleurkanaries J.J. van Bennekom Herenweg 37 1244PV Ankeveen 035-6562027 E-mail:
[email protected] Postuurkanaries A. Wijdemans Ledeackerstraat 52 5045 ZG Tilburg
Even somberen mag, maar niet te lang
Telefoon: 06 - 46617558 E-mail:
[email protected] Exoten en parkieten Henk Rens Schapendonk 24 4942 CE Raamsdonksveer Telefoon: 06 - 33788007 E-mail:
[email protected] Europese vogels en hybriden J.van Noort Dannenberg 42 7461 TL Rijssen Tel: 0548 - 520350 E-mail:
[email protected] ADVERTENTIES EN MEEPIKKERTJES AM-Creation Postbus 612 5900 AP Venlo Telefoon: 06- 34492511 IBAN: NL40 ABNA 0605 9101 46 t.n.v. Vogelvreugd E-mail:
[email protected] ADVERTENTIES WEBSITE J. Maus Zonegge 22-03 6903 HC Zevenaar Telefoon: 0316-524176
[email protected] VRAGEN STAAT VRIJ Bart Braam Telefoon: 0481 - 462507 E-mail:
[email protected] TT.COMMISSIE BONDSKAMPIOEN Secretariaat Rhienderensestraat 6 6971 LS Brummen Telefoon en Fax: 0575 - 564004 E-mail:
[email protected] CONTRIBUTIES EN ABONNEMENTEN Contributie verspreide leden binnenland € 30,72 per jaar, contributie verspreide leden buitenland € 35,76 per jaar. Abonnementen binnenland € 26,00 per jaar, abonnement België € 30,00 per jaar, overige abonnementen buitenland op aanvraag. Betalingen t.a.v. Alg.Ned.Bond van Vogelhouders Duiven, IBAN: NL25 INGB 0000 1065 61 VERANTWOORDELIJKHEID ARTIKELEN De verantwoordelijkheid van alle ingezonden artikelen in Vogelvreugd komen ter competentie van de auteurs. Overnemen van artikelen is slechts toegestaan met toestemming van de auteurs De A.N.B.v.V. kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor de inhoud van de aangeboden advertenties. UITVOERING Druk: Uitgeverij Smit van 1876 NOTA BENE: mailadres hoofdredactie:
[email protected]
VOOROP GEZET Even somberen mag maar niet te lang. En dan ineens schrijven we weer het jaar 2016. Dat 2015 ongemerkt voorbij geslopen is kunnen we moeilijk zeggen, maar zeker is wel dat het allemaal wel sneller lijkt te gaan. Natuurlijk is dat niet zo. Het is gewoon het gevoel dat het zo is en natuurlijk ligt het gewoon aan mij. In elk geval gaan we een vliegende start maken in 2016 want voor het eerst in de geschiedenis is er een gezamenlijke show van NBvV en ANBvV in Apeldoorn: het NK Vogel 2016. Daarmee mogen we onszelf en alle andere vogelhouders- en liefhebbers feliciteren. En zoals we meestal zeggen: een goed begin is het halve werk. Op dus op naar afronding van het samenwerkingsproces wat verder in het voorjaar. Van nature ben ik een optimistisch mens maar ik kan niet ontkennen dat ook ik soms wel eens wat somber de wereld in kijk. Niet zozeer vanwege alle wereldomvattende problemen waar iedereen elke dag via tv, radio, krant en social media kennis van neemt (soms kun je al die apparaten maar beter even uit zetten), maar vooral vanwege de dingen die gewoon dichtbij je gebeuren. Wat dat betreft was het aan het eind van het jaar voor de ANBvV wel raak. Zo werden we op de laatste dag van november geconfronteerd met het overlijden van Jef Craane, gerenommeerd lid van de ANPV en vrijwel tot de laatste dag daar actief. Er zijn weinig mensen in de wereld van de postuurkanaries die hem niet kennen. Voor de ANPV natuurlijk een heel verlies maar meer nog voor zijn dierbaren. En dan was er natuurlijk het heen gaan van ons oudbestuurslid Stephan Kerkhof, die overleed toen
december koud was begonnen. Ook hij was gekend door velen in de kanariewereld en dan vooral de afdeling kleur. Daar lag ook zijn hart en veel van zijn verdienste. Stephan had al langer grote medische problemen waardoor hij zijn bestuursfunctie niet meer kon uitoefenen, maar wij allen hoopten hem in een wat rustiger tempo nog lang bij ons te mogen hebben. Het heeft niet zo mogen zijn. Uitgerekend op de dag dat het bericht over Stephan ons bereikte, onderging onze voorzitter Rein Grefhorst in de kliniek in Zwolle een ingrijpende operatie. Niet alleen ingrijpend maar ook risicovol. Op het moment dat ik dit schrijf mag ik gelukkig zeggen dat het goed gaat. De operatie is goed verlopen, langs de risico’s is heen gelaveerd en voorlopig manifesteren zich alleen wat restproblemen die overwonnen kunnen worden. Daar is tijd voor nodig en vooral geduld. Laten we die hem dan ook geven want allemaal hopen we, dat we hem gezond en wel weer terug zien zoals we hem kennen: aan het hoofd van de tafel, energiek en vooruit kijkend. Al die dingen werpen je weer even terug op de werkelijkheid van alledag. Daarom is het goed te genieten van onze dierbaren en de mooie dingen om ons heen. In de wereld waarin wij actief zijn vormen vogels daarvan een onmisbaar onderdeel. Ik hoop u allen te ontmoeten op NK Vogel 2016. Onno Bijlsma
INHOUD januari 2016 (96e jaargang) Voorop gezet / O.Bijlsma
3 4 5 6 7 8 9 10 16 19 20 24 26 30 36 40 42 46
Op weg naar een nieuw broedseizoen / H.Branje In Memoriam Stephan Kerkhof / O.Bijlsma Wat brengt ons een lijst invasieve soorten? Nieuwsbrief nr 6 Voorbereiding op de kweek, deel 1 / W.v.Gils Onkruiden: straatgras / A.v.Mingeroet In de keuken van .... de Glinte bij Kampershoek / H.Branje Zeldzame kardinaal gekweekt / G.Brinkman De memoires van James, deel 3 / Bertrand Genus forpus, een taxonomisch overzicht 8 / D.v.d.Abeele De zwartkopwever / R.Meerema Ptilinopus vruchtenduiven, niet te versmaden / C.de Bruin Huismus heeft 't moeilijk / P. Oude Elferink De geelwangamazone, 4 prachtige ondersoorten / A.Huyghe Berichten De nationale vogel van .....Duitsland / R.Meerema De bleekmasker valkparkiet / E.v.Laan en P.Konz
Pracht vruchtenduif H.Branje
3
IN MEMORIAM
KLEURKANARIES
IN MEMORIAM STEPHAN KERKHOF
OP WEG NAAR EEN NIEUW BROEDSEIZOEN Iedereen heeft een eigen manier om z’n kanaries klaar te maken voor het broedseizoen. Eugène Lamée uit het Brabantse Boxmeer kweekt al jaren kleurkanaries en geeft zijn manier weer om z'n vogels optimaal voor te bereiden op de kweek
De voorbereiding voor het nieuwe kweekseizoen begint eigenlijk al met het beïendigen van heet voorgaande broedseizoen. Na de kweek wordt het licht teruggedraaid bij de vogels tot minimaal zo’n 11 uur. De vogels kunnen dan tot rust komen en zich klaar maken voor de rui. Onze kanarie komt oorspronkelijk van de Kanarische eilanden waar de vogels minimaal zo’n 10½ uur licht hebben. Vandaar dat de kanaries bij Laméé eveneens die hoeveelheid lichturen krijgen buiten het broedseizoen . Zo’n vier weken voor aanvang van de kweek wordt begonnen met het verlengen van de daglengte met zo’n half tot driekwart uur per week. Wanneer de vogels op zo’n 12 – 121/2 uur zitten worden de mannen apart gehuisvest en meteen op 14½ uur licht gezet. De poppen blijven nog elke week één uur licht er bij krijgen. Zeker wanneer de voeding aangepast wordt. Dat begint wanneer
Bruin geel schimmel
4
H.Branje
de vogels op zo’n 11 uur licht zitten. Er wordt dan extra nigerzaad, hennep en gebroken gepelde haver gevoerd. Nigerzaad en hennep stimuleren de broeddrift terwijl de gebroken gepelde haver (bevat veel vit. E) zorgt voor een betere bevruchten en méér eieren. Boven 12 uur licht beginnen de mannen broeds te worden; de poppen wanneer ze boven de dertien uur licht komen. Wanneer de vogels broeds worden krijgen de vogels enkele dagen wat minder zaad en daarvoor in de plaats gekiemde zaden met eivoer. Dit zal de vogels nog verder stimuleren door hun natuurlijk instinct. Poppen moeten minstens 10-11 maanden oud zijn willen ze ingezet worden voor de kweek; de mannen zet Eugène al vanaf een leeftijd van 9 maanden in. Er wordt gekweekt volgens de bioritme-systematiek. Wanneer een vogel 10x28 dagen oud is, dus 280 dagen, wordt de man er bij geplaatst. Één week eerder krijgt de pop een nest en nestmateriaal. Als alles ‘normaal’ verloopt, zal de pop binnen enkele dagen haar nest al af hebben en op dag 290 op eieren zitten. De eieren worden geraapt en wanneer de pop haar vierde ei gelegd heeft worden de andere eieren terug gelegd. Na 14 dagen kippen de jongen. De eerste drie dagen krijgen de oudervogels stukjes appel aangereikt (1 bij 1 cm); de vogels zijn verzot op appel en geven mét de appel extra vocht aan de kleintjes. Wel elke dag de ‘oude’ stukjes appel weghalen. Eventueel kun je wat biergist onder het eivoer mengen; het stimuleert de vogels om te gaan voeren. Wel opletten omdat biergist gauw bederft wanneer hij vochtig wordt. Dus alles goed schoon en rein houden. Het nest wordt het liefst op een lichte plaats opgehangen. Kanaries broeden graag in het licht en een nest dat op een donkerder plaats is aangebracht, is niet zo populair. Doe je dat tóch, dan loop je kans dat de pop haar eitjes voor in de broedkooi in een voerbakje legt….. Op dag 10 wordt het nest met jongen op de bodem van de broedkooi gezet en krijgt de pop een nieuw nest aangereikt met volop nestmateriaal. Dit om te voorkomen dat de pop haar jongen gaat plukken. De pop zal een nieuw nest gaan bouwen terwijl ze de jongen zal blijven voeren. Dat moment is eigenlijk weer het begin van de volgende ronde. Op de 22/23 dagen zal de pop weer op eieren zitten en kunnen de jongen van de eerdere ronde bij de oudervogel(s) weg gehaald worden en in een aparte kooi gehuisvest. Ze zijn dan ongeveer 14 dagen oud. Eventueel met de man er bij zodat die nog kan voeren. In principe moeten de jongen dan al zelfstandig kunnen eten. De jonge vogels krijgen volop voer, liefst met wat extra koolzaad / kiemvoer (bevat veel energie in de vorm van koolhydraten). Na 3 ½ maand stopt Eugène met de kweek en wordt het licht terug gezet. Het zal er normaliter toe leiden dat de vogels in de rui vallen. Mannen en poppen worden gescheiden en apart gehuisvest. De mannen valleen doorgaans wat sneller in de rui dan de poppen. Licht niet korter dan 10½ uur. En nu maar hopen dat de jonge vogels voldoen aan de hooggespannen verwachtingen van de kweker!
Voor het eerst ontmoette ik Stephan Kerkhof tijdens de Bondsshow in Zutphen toen ik nog maar pas bestuurder bij de ANBvV was. Al weer een paar jaartjes geleden dus. Hij viel me op door zijn doortastende en kritische manier van vragen. Hij was echt geïnteresseerd in allerlei zaken die met de vogelhobby verband hielden. Het duurde niet lang of ik kwam Stephan opnieuw tegen en wel als de financiële man van de tt-commissie. Daar bleek al snel dat hij wist waar hij over sprak en dat je afspraken met hem kon maken. Zijn inzet motiveerde de mensen om hem heen en dat was prettig. Maar nog fijner was zijn manier van denken. ”Doorbrekend”, past daar bij want als we er niet uit kwamen, kwam hij steevast met “als we nou eens……”en dan kwam er weer zo’n concrete suggestie waar je iets mee kon. Vaak stuurde hij me een mailtje als hij op internet weer eens iets gezien had, waarvan hij dacht dat wij er ons voordeel mee konden doen. Zo was hij ook de bedenker van de speciale Mondialpostzegel. Hij was een prettig mens om mee samen te werken, al gebiedt de eerlijkheid op te merken dat hij niet altijd even gemakkelijk was. Moeilijk van zijn standpunt af te brengen. Daar moest je heel goede argumenten voor hebben. Maar voor hem was een man, een man, een woord, een woord niet zomaar een kreet. Integendeel als hij iets toezegde dan kwam het ook en altijd op tijd! Dat gold ook voor de zaken waarvoor hij verantwoordelijk was zoals de financiën van de Bondsshow. Tot op de laatste cent en zo snel als maar mogelijk. Dat typeerde de mens Stephan Kerkhof, een perfectionist voor zichzelf en dus moest ook alles waar hij verantwoordelijk voor was aan een hoge standaard voldoen.
Al weten de insiders dat hij zelfs van huis uit nog allerlei zaken deed via de computer en internet. Gelukkig heeft hij nog gezien wat we hebben gedaan met z’n allen in Rosmalen en hoe het er allemaal uitzag. Maar tijdens het Bondscongres 2015 trad hij officieel terug. Vanaf dat moment werden al zijn activiteiten tot nul teruggeschroefd. Zijn eigen vogelhobby kon alleen kleinschalig en met hulp van goede vrienden een beetje in stand worden gehouden. Maar al de beperkingen die hem worden opgelegd, hebben niet kunnen voorkomen dat zijn lichaam het opgaf. Op de rand van de maand december kwam het fatale bericht dat onze vogelvriend Stephan niet meer bij ons was. Wij, zijn vogelvrienden, zullen hem zeer missen. Onno Bijlsma
Ergens midden 2014 trad Stephan toe tot het bestuur. Nog niet officieel omdat de spelregels nu eenmaal anders bepalen. Maar het maakte hem niet uit. Hij pakte van alles aan en was een van de drijvende krachten achter de monsterklus, die Mondial heette. Tijdens het Bondscongres in 2014 werd hij als a.i. bestuurslid bevestigd en weinigen wisten dat hij toen al grote problemen met zijn gezondheid had. Maar dat wuifde hij weg. “Zo lang het goed gaat, wil ik graag verder”, zei hij dan om meteen door te schakelen naar het volgende agendapunt. Meewerken in de organisatie van de Mondial vond hij geweldig. Daar bleek ook dat hij veel kennis had en heel wat mans was. Helaas was de realiteit ook dat hij teveel van zichzelf vergde en daar kreeg hij meermalen de rekening voor. Zijn lichaam legde hem steeds meer fysieke beperkingen op en op een gegeven moment stond hij voor de keus stoppen met vrijwel alles want anders kon het wel eens verkeerd aflopen. De Mondial moest hij dus, met pijn in het hart, laten voor wat het was.
H.Branje 5
NIEUWSBRIEVEN ANBvV - NBvV
WETGEVING
WAT BRENGT ONS EEN LIJST INVASIEVE SOORTEN De Europese Commissie heeft het plan opgevat om een begin te maken met het verbieden van plant- en diersoorten die invasief zouden zijn. U weet wel, soorten die van oorsprong niet in een bepaald gebied dan wel land thuis horen. Meest bekende voorbeeld in relatie tot onze hobby, de vogelhouderij, is wel de halsbandparkiet, die met name in Amsterdam al is uitgegroeid tot een flinke kolonie, maar die ook elders al groepen van enige omvang heeft gevormd. Bij de Europese Commissie gaat het om soorten waarvan verondersteld wordt dat ze na ontsnapping zich zouden kunnen vestigen en daarmee een bedreiging vormen voor de inheemse flora en fauna. Let wel, het gaat dus niet alleen om dieren (in dit geval vogels) maar ook om planten. De eerste stappen voor een aanpak zijn al gezet want momenteel ligt er een voorgestelde lijst van dertig soorten, waarover in december jongstleden een besluit is genomen. Het Platform Verantwoord Huisdierbezit (PVH) heeft besloten om actie hiertegen te ondernemen als de lijst inderdaad wordt aangenomen. Zij acht de kans op succes als het gaat om het verweer goed omdat de Europese Commissie dezelfde fout dreigt te maken als de Nederlandse overheid bij de samenstelling van de positieflijst(en) maakt. Waarom stelt de PVH zich hiertegen te weer? Tenslotte gaat het maar om een kleine lijst! De reden is simpel. Als deze lijst er eenmaal is en samengesteld kan worden op deze gronden dan is het heel goed denkbaar dat binnen niet al te lange tijd er enige honderden soorten op komen te staan. Er liggen dan ook al voorstellen om enige honderden soorten te verbieden. En verbieden betekent dan ook echt verbieden. Met andere woorden drastisch beëindigen. Dieren die reeds in bezit zijn kunnen weliswaar worden behouden maar zij worden onder een uiterst streng regime gebracht waarbij ontheffingen niet of nauwelijks worden verleend. Voor de soorten die nu op de lijst staan kan het verbod al deze maand (januari 2016) ingaan. Het gaat dan om de Indische huiskraai, de heilige ibis en de rosse stekelstaart (eend). Laat duidelijk zijn dat sommige van de soorten, waar aan gedacht wordt, voor de Nederlandse flora en fauna risico’s kunnen inhouden. Zo is er al actie ondernomen tegen de Indische huiskraai met name in Hoek van Holland op initiatief van de Partij voor de Dieren. Waar het om gaat is welke soorten nog meer op de lijst terecht kunnen komen en onder welke voorwaarden. Daarvoor zijn wettelijke spelregels opgesteld en een daarvan is dat er gedegen onderzoek moet zijn gedaan of deze soorten inderdaad gevaar opleveren voor het milieu en daar gaat het meestal fout. Is dergelijk onderzoek er niet dan mag zo’n soort niet op de lijst komen. Anders bestaat het gevaar dat de lijst van alles en nog wat kan gaan bevatten. Binnen de kortste keren kunnen er dan soorten op terecht komen die daar helemaal niet op thuis horen. Als we het eerder gegeven voorbeeld van de halsbandparkiet doortrekken dan zou die als een gevaar kunnen worden bestempeld als hij ontsnapt vanwege het feit dat hij bijvoorbeeld een bedreiging vormt voor kleinere inheemse vogelsoorten. In dat geval kan de soort dan helemaal verboden worden en 6
kunnen liefhebbers van deze parkieten het wel vergeten dat ze nog langer gehouden mogen worden. De PVH wil dus dat de spelregels ook hier worden nageleefd. En dat is de reden dat ook in dit geval actie is ondernomen. Momenteel wordt een actie voorbereid bij het Europese Hof van Justitie. Overigens niet een actie die op eigen houtje wordt gevoerd maar dat gebeurt in nauw overleg met zusterorganisaties in diverse andere Europese landen. Wat de uitkomsten zullen zijn, laten we u te zijner tijd weten, vooral ook omdat er een nauwe relatie bestaat tot de samenstelling van deze lijst met de voor ons veel ingrijpender positieflijst.
NIEUWSBRIEF NR 6 “Nieuwsbrieven inzake de voortgang samenwerkingsgesprekken tussen ANBvV en NBvV worden gepubliceerd op de site van de ANBvV. Het bestuur is echter gevraagd om deze brieven ook af te drukken in Vogelvreugd. Hierna vindt u derhalve de tekst van de reeds verschenen brieven. In het vervolg zullen deze nieuwsbrieven dus automatisch op de site en in Vogelvreugd verschijnen. Stand van zaken Bijna is het zo ver dat NBvV en ANBvV hun eerste proeve van bekwaamheid kunnen afleggen als het gaat om samenwerken. Want laten we eerlijk zijn, zo wordt ook wel een beetje aangekeken tegen NK Vogel 2016. In de voorbereidingen is het goed gegaan dus er is alle vertrouwen dat het ook in Apeldoorn wel goed komt. Eigenlijk wordt ook al een beetje gekeken naar de periode na de show. Immers dan zijn er nog maar net 4 maanden te gaan om voorstellen voor te bereiden die moeten worden voorgelegd die uiteindelijk moeten worden voorgelegd aan Algemene Vergadering en Bondscongres. De uitwerking van de vele gesprekken is al ver gevorderd. Zo is het 1e concept rapport neergelegd in de Projectgroep. Let wel: concept en ook nog de eerste keer dat werd gesproken over wat aan de besturen van beide bonden zou kunnen worden voorgesteld. Wat is haalbaar? Wat moet nu en wat kan later, zijn vragen die daarbij spelen. De komende weken wordt binnen de Projectgroep verder gestoeid met ideeën en teksten die dan in het eindrapport naar de besturen gaat. Vervolgens moeten ze dan in de eerste helft van februari worden voorgelegd aan Bondsraad en Raad van Advies. Pas als daar groen licht is gegeven, kan het verdere traject naar de achterban worden afgelegd. Eindpunt is dan zaterdag 21 mei bij AV en Bondscongres. Februari lijkt nog ver weg, maar als je in aanmerking neemt dat er nogal wat feestdagen aan komen en ook Vogel 2016 nog voor de deur staat, dan weten we dat er flink wat druk op staat. Statistiek van Vogel 2016 Als we op de cijfers afgaan wordt het een geweldige show in Apeldoorn met meer vogels dan vorig jaar. In totaal staan er maar liefst 13.727 vogels ingeschreven en dat is ten opzichte van 2015 maar liefst 30% meer! De vogels zijn verdeeld over 698 stammen en 1551 stellen. Daarbij komen dan nog 7833 enkelingen. Dat alles bij elkaar is ingebracht door maar liefst 1456 inzenders. Daarbij is Apeldoorn begin januari dus echt het Mekka van de vogelliefhebber. Ontbreken is dus geen optie. Vermeldenswaard is daarbij nog dat er ook meer zangkanaries present zijn in vergelijking met vorig jaar. In totaal gaat het om 447 zangers. Ook de verkoopklasse mag er weer zijn. Op de “bovenverdieping” staan maar liefst 2506 kooien bijeengebracht door 299 inzenders. Alle kans dus om een paar goede kweekexemplaren op de kop te tikken.
7
KANARIES
VOORBEREIDING OP DE KWEEK 1 Over het voorbereiden van onze kanarie op de kweek zijn al diverse artikelen geschreven. Toch komen er bij diverse kwekers nog steeds vragen over die voorbereiding en gaat het soms nog helemaal fout bij de voorbereiding op de kweek. Om die reden haalt Wout van GIls nog eens enkele zaken aan die iedereen zeker moet volgen om zijn vogels en zijn kweekruimte in orde te hebben op voor de aanstaande kweek. De kweekruimte : Alvorens aan te vangen met de kweek moeten de broedkooien goed worden uitgewassen en ontsmet. Dit is zeer belangrijk, zeker om eventuele ziektekiemen en ongedierte te doden wat er op dat moment nog zou kunnen in zitten. Men wast de kooien uit met warm water met bijvoorbeeld javel of dettol, ja er zijn meerdere producten die zeker goed zijn om de kooien goed zuiver te krijgen en te ontdoen van alle kiemen die er niet in thuis horen. Ook de omgeving in de kweekkooi, goed zuiver maken en indien mogelijk uitwassen, en/of uitwitten. Na enkele dagen een Koudijs rook ontsmetter gebruiken (zonder vogels in het verblijf) is zeer zeker een aanrader om te doen. Na een aantal weken later kan men de kooien gaan bestrijden met een product dat over een langere periode (maanden) de broedkooien zuiver moet houden van bloedluizen en ander ongedierte. Hiervoor zijn verschillende producten in de handel, al zijn er de laatste jaren goede producten uit de handel genomen. Maar er zijn gelukkig weer goede vervangers denk maar aan Home Shield, Baygon , Birdspray. Ieder heeft wel zijn product maar gebruik het wel. Voor meer informatie klik even door naar mijn artikel over ontsmetten en bestrijden. Ik wil nog even aanhalen dit goed door te lezen en weet dat dit twee aparte zaken zijn ,ie afzonderlijk moeten worden uitgevoerd , maar ook beide moeten gedaan worden. De kweekvogels : Bij de kweekvogels zijn de mannen en de poppen van elkaar gescheiden. Het beste is dat ze elkaar horen maar niet zien. Dit ,is geen must ,maar is te adviseren. Men zal snel zien als er bij de poppen nog een man zit en ook andersom, maar de mannen en de poppen zullen sneller in broedconditie komen wanneer ze elkaar horen maar niet zien Weet ook dat het beste is dat de leeftijd van de vogels zeker 9 tot 10 maanden moet zijn en gezond wanneer men de vogels opblaast. Men zegt wel ooit ze moeten botergeel zijn wanneer men ze opblaast en gerust voorzien van een vetlaagje. Uitgesloten moeten zeker vogels die darmlussen , vergrote lever, en/of mild laten zien. Ook bevuilde stuitveren vraagt om wat extra aandacht. Controleer ook tijdig op deze punten en let ook op de ogen van de vogels: deze geven ook veel aan over de gezondheid van de vogel. Waterige ogen en wat genepen ogen duidt aan dat de vogel niet 100 % in conditie is en misschien is het dan zeker raadzaam om zo'n vogel even te behandelen, bijvoorbeeld met een Baycox kuur. Houd ook enkele vogels als reserve aan; er kan altijd wel een vogel afvallen en/of zich
8
zodanig kwetsen dat deze niet inzetbaar is tijdens je eerste ronde. De verlichting Afhankelijk van de periode dat men wil gaan kweken zal men ook met het aantal lichturen moeten gaan werken. Hierover kun je meer lezen in mijn artikel Licht – lucht en zuurstof. De lichturen zijn erg belangrijk voor het in conditie brengen van de vogels. De hypofyse begint te werken als de lichturen worden opgedreven.Vroege kweek kan makkelijk bij het kweken van kanarievogels wanneer men zorgt dat de vogels de leeftijd hebben van +/- 9 à 10 maanden en dan de juiste instellingen van het licht. In mijn artikel Licht – lucht en zuurstof worden verschillende methoden beschreven. Ik zelf kies de methode om de lichturen langzaam op te voeren. Tegenwoordig heeft men daar schitterende tijdklokken met dimmers voor in de handel. Ik zelf gebruik er de Lichtautomatic van G&O voor. Hier kun je het licht langzaam laten aangaan en ook kan men de tijd per 5 minuten opvoeren. Het zelfde gaat met het uitgaan van het licht. Op deze manier heb je gezonde vogels binnen zo'n week of vijf tot zes prima in broedconditie. Toch wil ik een opmerking plaatsen dat bij welke methode die je ook kiest de mannen altijd wat meer tijd nodig hebben dan de poppen om in de juiste broed conditie te komen. Men moet daar
dan ook goed rekening mee houden, anders kunnen er wel eens diverse nesten onbevrucht blijven. De temperatuur : Het zal ook duidelijk zijn dat de temperatuur tijdens de voorbereiding en het geven van lichturen ook langzaam moet worden opgevoerd om de vogels goed en gezond in broedconditie te krijgen. Deze temperatuur hoeft niet zo hoog te zijn maar mag toch wel iets oplopen met de lichturen maar hoeft zeker niet hoger te zijn dan zo'n 14 of 15 graden Celsius. Op het moment dat de vogels de broedkooien in gaan kan de temperatuur zo'n graad of 18 zijn en dit is meer dan voldoende. Man heeft wat meer tijd nodig : Zoals hierboven beschreven heeft de man wat meer tijd nodig dan de poppen. Men weet dat ge-
woon en men moet hier dan ook rekening mee houden en er iets aan doen. Ik vang dit op de volgende manier op. Na ongeveer 5½ week plaats ik de manen in de broedkooien. Ik geef hierbij wat meer temperatuur en ik plaats enkele poppen tegenover deze mannen in een TT kooi. Op deze manier worden de mannen sneller feller ofwel gezegd goed in broedconditie en zullen daardoor ook goed bevruchten. De periode dat de mannen alleen zitten is afhankelijk van hoe ze reageren en gaan fluiten: ongeveer 1 ½ week. Wat betreft de voorbereiding op de kweek ,wat te doen met je voeding staat in het artikel Deel 2 E Mail
[email protected]
ONKRUIDEN
ONKRUIDEN Wanneer men in vogelliefhebberskringen spreekt over onkruiden, bessen en insecten, denkt bijna iedereen dat dit een aangelegenheid is voor liefhebbers van Europese vogels. Nochtans zijn bijna alle vogels verzot op deze lekkere dingen die de natuur hen biedt. En niet alleen Europese, maar ook vele exotische vogels en niet in het minst parkieten, duiven en hoenderachtigen
STRAATGRAS Familie: grassen
Wetenschappelijk: Poa annua Engels: Meadow grass Duits: Einjähriges Rispengras Frans: Paturin annuel Vindplaats: Straatgras kan men zowat overal vinden, vooral in tuinen, bermen, storten, braakliggende gronden en tot zelfs tussen de straat stenen. Vandaar ook de naam straatgras. Straatgras heeft de naam een echte cultuurvolger te zijn, want bijna over de gehele wereld waar mensen wonen, vindt men straatgras. Uitzicht: Straatgras behoort tot de kleine grassen met een hoogte die varieert van 5 tot 40 centimeter. Het heeft fijne blaadjes en dunne stengels met pluimachtige aren waarin zich de zaadjes vormen. Bloeitijd: Straatgras kan men nagenoeg het hele jaar door vinden, maar met een piek van april tot juni. Oogst: Men kan best de stengels laag bij de grond afsnijden en zo aan de vogels geven. Op die manier kan men de plant een hele zomer lang 'melken'. Welke vogels: kanaries, groenvinken, sijsjes, barmsijsjes, goudvinken, kneuters, fraters, cini's, edelzangers, prachtvinken, meesgoudvinken, safraanvinken, roodmussen, parkieten
Bijzonderheden: Straatgras is een fel onderschat kruid want bijna alle vogels zijn er verzot op. Vooral na de koudste wintermaanden biedt het een gezonde lekkernij. Nadat de vogels het zaad er uit gehaald hebben gebruiken ze het stratrgras grag als nestmateriaal. Straatgras zit vaak vol met bladluis, wat bij het plukken zeer kleverig aanvoelt, maar voor de vogels is het mede daardoor zeer interessant. Alois van Mingeroet 9
IN DE KEUKEN VAN ......
IN DE KEUKEN VAN ..... DE GLINTE Deze keer geen bezoek bij een liefhebber aan huis, maar bij een groep liefhebbers op hun ‘werkplek’ in de natuur en wel een vogelringstation. Ik had een afspraak met vogelringer Hans Wagenaar en tref hem met drie collega’s aan op een natte zaterdagochtend in november, wanneer de heren net klaar zijn met het opzetten van de mistnetten. Dat doen ze het hele jaar rond, doorgaans op zaterdag en bij weer of geen weer. Nou ja, wanneer het écht heel slecht weer is wordt er dus niet gevangen, omdat de eenmaal gevangen vogels dan toch net even te kwetsbaar zijn voor de elementen. Jaarlijks trekken miljoenen vogels over de hele wereld. Door de gegevens van trekkende vogels te verzamelen krijgen we inzicht in het (eventueel wijzigend) trekgedrag van allerlei soorten vogels, hun reproductie en overleving. In Nederland zijn zo’n vijfhonderd ringers actief ten behoeve van het onderzoek aan Europese vogels. Per jaar worden zo’n 285.000 (!) vogels voorzien van een metalen knijpring, uitgegeven door het Vogeltrekstation te Wageningen. Vogelringstation ‘De Glinte’ is gelegen in natuurgebied de Kamperhoek, gelegen vlak bij de ketelbrug. De Kamperhoek is een voormalig zanddepot dat was ingericht ten behoeve van de aanleg van de Ketelbrug. Later is het ontwikkeld tot het eerste door de mens aangelegde natuurgebied in Nederland en dus zo’n soort voorloper geweest van de Oostvaarderplassen. Het is gelegen op een plaats waar het ten gevolge van stuwing van de trek van het noorden naar het zuiden een van de beste plekken voor vogeltrek is in Nederland. Het gebied is niet vrij toegankelijk voor publiek en mag slecht onder begeleiding van een gids worden betreden. De ‘Glinte’ staat voor de fuut in het Kampens dialect en was tevens de bijnaam van oprichter Gerrit Frank (Gait de Glinte) die het vogelringstation aldaar in 1982 is begonnen. Veel lezers van Vogelvreugd zullen de naam van de in 2011 overleden Gerrit Frank vaak hebben zien staan onder een van zijn vele artikelen over Europese vogels. In de loop van al die jaren zijn er op het ringstation tienduizenden vogels van een unieke ring voorzien en administratief verwerkt. Er is dan ook behoorlijk wat ervaring, kennis en kunde in huis. 52 zaterdagen per jaar Elke zaterdagochtend, zo’n anderhalf uur vóór zonsopgang, wordt begonnen met het opzetten van de mistnetten; er wordt vervolgens gevangen tot rond de middag. Meestal wordt er zo’n tweehonderd netten opgesteld; zijn er wat extra mensen op het ringstation, dan kunnen er nog meer netten gespannen worden. Je moet je ’n beetje richten op wat je denkt te kunnen vangen op een ochtend. Want alle vogels die in het net vliegen moeten wél zo vlug mogelijk uit het net gehaald worden en vervolgens ‘administratief’ verwerkt worden. Een vogel in een net is immers kwetsbaar; aan de ene kant is hij afhankelijk 10
Boven: vuurgoudhaantje, net voorzien van knijpringetje
van de weersomstandigheden waar hij zich niet of nauwelijks tegen kan verweren (wind, regen) en anderzijds hangt hij open en bloot in een net, waar hij tijdelijk een gemakkelijke prooi vormt voor eventuele predatoren als bijvoorbeeld de sperwer. Vogels vangen is in Nederland ten strengste verboden. De ringers dienen dan ook te beschikken over een speciale vergunning, waarin specifieke (vang)locaties en vangmiddelen staan omschreven. Aan een dergelijke vergunning gaat een pittige praktijkgerichte opleiding vooraf en bovendien dient een ringer aan periodieke bijscholingen te voldoen. Hans Wagenaar en Mervyn Roos zijn beiden ringvergunninghouder voor de locatie Kamperhoek en worden bijgestaan door een groep assistenten en betrokkenen, waarvan er enkele praktisch elke week aanwezig zijn en anderen bij gelegenheid het ringwerk ondersteunen.
Mistnetten Naast enkele andere vangmiddelen wordt er met name gevangen met mistnetten. Dat zijn netten die over een lengte van zo’n twintig tot vijftig meter gespannen worden tussen de natuurlijke begroeiing. Ze zijn zo’n drie meter hoog en dusdanig opgesteld dat de vogels die er eventueel in volle vlucht in vliegen zich niet beschadigen. Dat komt onder andere doordat de netten ‘mee veren’ wanneer een vogel er tegen aan vliegt. De vogel raakt vervolgens verstrikt in de mazen van het net en kan er vervolgens door de ringers of assistenten uit gehaald worden. Dat is een handigheid die volgens een zeker protocol plaats vindt en bovendien de nodige ervaring vereist. Heeft men die handigheid eenmaal onder de knie dan valt het ‘ uithalen’ van een vogel doorgaans wel mee, maar soms raakt een vogel dusdanig verstrekt dat het een heel karwei wordt om de vogel uit het net te bevrijden. En dat kan soms helemaal een crime worden wanneer er een bijvoorbeeld een vlucht spreeuwen in de netten terecht komt. De vogels met hun lange tenen, lange snavel en sterke lichaam raken helemaal verstrikt, zodat de vanger heel hard moet werken om de vogels uit de netten te krijgen. De vogel gaat echter altijd voor en in geval deze volgens routine niet snel genoeg uit het net kan worden bevrijd zal men niet schromen om het dier ten koste van het net los te knippen. Gelukkig behoren deze gevallen tot de uitzonderingen. Er wordt trouwens gevangen met verschillende maaswijdtes, welke kunnen worden ingezet op specifieke soorten in daartoe geschikte opstellingen. Hoe kleiner de maaswijdte, des te gemakkelijker het is om een vogel uit het net te bevrijden. Maar er bestaat dan ook meer kans dat de vogel zich zelf kan bevrijden of helemaal niet verstrikt raakt in het net. Bij de inzet van de vangmiddelen speelt de kennis en ervaring van de ringer dus een belangrijke rol.
Boven: Hans met net uit het net gehaald pimpelmeesje
Wat willen we weten van een gevangen vogel? Allereerst de soort. Het spreekt voor zich dat van een ringer mag worden verwacht dat hij elke voorkomende soort correct kan determineren. Indien mogelijk wordt vervolgens het geslacht en de leeftijd vastgesteld; dit gebeurt aan de hand van eventuele duidelijke kleurverschillen tussen man en pop; wanneer dit kleurverschil niet of nauwelijks aanwezig is wordt gekeken naar bepaalde kenmerken, zoals vleugellengte of andere minimale verschilletjes. Heeft de ringer
WITTE SPREEUWEN
Het meest gelezen Belgisch Ornithologisch tijdschrift, pagina’s boordevol informatie over vogels. Voor één jaarabonnement in Nederland gireert u € 35 via een Europese overschrijving bij de KBC bank. Het IBAN rekeningnr. BE33 7330 0642 3046 en BIC code = KREDBEBB t.n.v. KBOF - Van Paesschen François, Molenheide 8 te B-2870 Puurs. Alle leden ontvangen maandelijks het clubblad van de KBOF, "DE WITTE SPREEUWEN", pagina's boordevol informatie over vogels. Inschrijvingen en gratis proefnummer op aanvraag bij Achten Paul, Everlaarstraat 78, B 9160 Lokeren België. E-mail:
[email protected] - Bezoek onze website http://www.kbof.be
11
bepaalde kennis omtrent bijvoorbeeld een zeldzame vangst niet meteen paraat, dan is dat geen enkel probleem. Er is altijd een stapeltje met Duitse-, Franse- (!), Engelse- en Nederlandse vakliteratuur die minutieus de verschillen tussen man en pop, eenjarige of oudere vogels uit de doeken doet. Ook nog afhankelijk van de tijd van het jaar. Kennis volop dus. Behalve het geslacht en de leeftijd wordt het gewicht bepaald. De conditie wordt weergegeven met het schatten van het vetpercentage in een codering van 0 mager tot 5 vet. Verder gegevens van de vleugellengte. Gevangen vogeltjes Tijdens het bezoek op ‘de Glinte’ werden verschillende pimpelmeesjes gevangen. Enkele vogels van broedjaar 2015, maar ook volwassen exemplaren. De ringers nemen het pimpelmeesje uit het stoffen zakje leggen meteen een passende maat (knijp)ring aan om het pootje en schrijven het nummer op. Vervolgens wordt de onder- en bovenkant, vleugellengte, kleur van bovendekveren, vorm van de slagpennen beoordeeld. Wat spitsere uiteinden van vleugel- en staartpennen: jonge vogel (na de eerste rui van vleugel- en staartpennen komen deze terug met afgeronde uiteinden). Diepblauwe én grijzige vleugeldekveren: jonge vogel (bij oudere vogels zijn alle duimvleugels diep blauw). Wat gelig waas in de wangen: jonge vogel (oudere vogels hebben helder witte wangen). Routineus worden de kenmerken opgenoemd en door een ander genoteerd. Nog even het gewicht bepalen; en klaar is Kees, los naar buiten, volgende patiënt.
Er werd ook een matkop(mees) gevangen. Deze lijkt veel op de glanskop maar heeft een petje dat wat verder naar achteren loopt en een ‘warmer’ bruin verenpakje. Het postuur van de matkop toont een soort ‘bult’ in de nekstreek (stierennek). Er is ook nog sprake van lengteverschil tussen de kortste en langste staartpennen! Achter elkaar worden de kenmerken opgenoemd en dan lijkt het niet moeilijk om een vogel te determineren zou je denken, . . . maar probeer alles maar eens te onthouden! Daarna komen er nog ’n paar vuurgoudhaantjes in de netten terecht. Minuscule vogeltjes van slechts zo’n vijf gram! In de hand blijven ze mooi rustig zitten, alsof ze zich nergens druk over maken. Ook nu wordt alles wat men wil weten vlot genoteerd om vervolgens het vogeltje weer zo snel mogelijk los te laten. Een winterkoninkje ondergaat hetzelfde lot. Fascinerend om dat kleine vogeltje van zo dichtbij te bekijken. Bestuderen als het ware. Een klein bruin vogeltje met een fantastisch mooie subtiele streepjestekening. Mooi rustig wachtend op de dingen die komen gaan.
Boven: met zorg wordt de gevangen vogel uit het net bevrijd Beneden: zijaanzicht van mistnet met opbollende netten
Wat gebeurt er met de gegevens? Alle data van de gevangen vogels worden ter plekke op een formulier ingevuld en later, thuis, op de computer ingevoerd. De gegevens worden vervolgens opgestuurd naar de centrale administratie van het Vogeltrekstation in Wageningen. Met de gegevens kunnen trekbewegingen van vogels worden vastgesteld. Bijvoorbeeld van vogels die vanuit het noorden via Nederland naar het zuiden trekken om er te overwinteren. Ook kunnen de gegevens gebruikt worden om vast te stellen waar bepaalde vogels in Nederland vóórkomen. Ze kunnen meegenomen worden in allerlei ornithologisch onderzoek. Soms voert de ringgroep van ‘De Glinte’ op verzoek speciaal onderzoek uit. Bijvoorbeeld Een onderzoek in het kader van RAS (Retrapping Adults for Survival) aan oeverzwaluwen in het kader van een onderzoek naar de overlevingspercentages bij deze kwetsbare soort. Met behulp van de ringgegevens van de gevangen vogels kan de onderzoeker in beeld brengen hoe het een populatie oeverzwaluwen in de loop van een bepaalde (meerjarige) periode vergaat. De oeverzwaluwenkolonie in Kamperhoek is trouwens de grootste populatie van Nederland. Het afgelopen jaar zijn er bijna 1000 nesten geteld! De oeverzwaluwen broeden er in een speciaal voor dat doel aangelegde broedwand, waar de vogels ‘mannetje aan mannetje’ broeden. Hoewel de meeste vogels in hun eerste levensjaar sneuvelen kan een oeverzwaluw wel zo’n tien jaar oud worden. Dat is trouwens bij mezen nog veel extremer. Van de twintig jongen die er in enig jaar Van boven naar beneden: Toegangspad tot het vogelringstation; matkopmees; winterkoninkje; naambord van de ringershut
12
'Handvol' bokjes
geboren worden overleeft er gemiddeld slechts ééntje de winter! Mezen zijn echte ‘voedseldieren’ en verdwijnen dan ook in grote aantallen in de magen van allerlei predatoren. Conclusie In de keuken mogen kijken van een vogelringstation. Fascinerend, interessant. Het is prachtig om de gevangen vogeltjes van zo dichtbij te mogen bekijken. Ik kan me voorstellen dat mensen hier enthousiast van raken. En dat elke week bij weer en wind. De spanning van ‘wat zullen we vandaag weer vangen’. De krenten in de pap wanneer je ’n keer een zeldzame vogel in de netten aantreft. Zoals die keer dat ze op één ochtend in totaal zeven bokjes in hun netten vingen. Zeven bokjes, dat was de helft van wat er normaal in 'n heel jaar gevangen wordt in Nederland. De honderden verschillende soorten vogels en vogeltjes die je in de hand mag nemen en van dichtbij kunt bestuderen. Het brengt je dicht bij de natuur en laat je elke week beseffen hoe mooi het daar is! Het onderzoek aan Europese vogels is door het ministerie erkend als een activiteit ten behoeve van het algemeen belang (ANBI). Opmerkelijk genoeg dragen de ringers echter zelf de kosten van dit veldonderzoek, waaronder ook de aan-
14
foto Merwyn Roos
Vuurgoudhaantje;
koop van vangmiddelen en ringen. Om die reden is voortzetting van dit onderzoek mede afhankelijk van giften, donaties en of sponsoring. Voor meer informatie hieromtrent of als je meer wilt weten over de werkzaamheden van de ringers, neem dan contact op met Hans Wagenaar (
[email protected]). Heb je met je vereniging misschien interesse voor een excursie naar Kamperhoek kan dit eveneens via dit mailadres. Bezoek ook eens de site www.ketelbrug.nl. Tekst en foto's Henk Branje e.a. Links: pimpelmeesje, gevangen in het mistnet Boven: vaststellen van de leeftijd aan de hand van de staartvorm. Links de staartpennen met spitse uiteinden van jonge vogels; rechts die van vogels die al minstens één keer een nieuwe staart gekregen hebben. foto's P.v.d.Hooven
15
TROPISCHE VOGELS
ZELDZAME KARDINAAL GEKWEEKT Zwartkeelkardinalen (Paroaria gularis gularis) zijn familie van de veel meer bekende roodkuifkardinalen en dominicaner kardinalen. In avicultuur worden deze kardinalen slechts mondjesmaat gehouden. Des te interessanter dit kweekverslag van Gerrit Brinkman van zijn ervaringen met deze prachtige vogels. De Zwartkeelkardinaal, Paroaria gularis gularis. Beschrijving: Zwartkeelkardinalen zijn ongeveer 16 cm lang, ze hebben een geheel rode kopbevedering welke naar achteren doorloopt tot in de nek. Rond het oog een zwarte aftekening en ook de kin en keel zijn zwart, uitlopend in een punt op de borst. De schedelbevedering is wat langer dan normaal zodat er van een geringe kuifvorming sprake is, wat overigens vrijwel niet opvalt. De bovensnavel is zwart, de ondersnavel vanaf de basis veel lichter, neigend naar geel. Ze hebben een felle oogkleur. Het rugdek en de vleugels zijn vrijwel zwart van kleur. De borst en buikkleur zijn vuilwit van kleur. Mannen en poppen zijn erg moeilijk te onderscheiden. Ze komen voor in Colombia, Venezuela, Guyana, Ecuador, Peru en West-Brazilië. Vorig jaar augustus kwam ik in het bezit van een koppel Roodkuif kardinalen en een koppel Zwartkeelkardinalen. De roodkuifkardinalen waren een zeker koppel want er zaten sekspapieren bij. De zwartkeel kardinalen leken ook een koppel te zijn. De ene vogel waarvan ik dacht dat het de man was, was iets groter en had feller gekleurde irissen dan de pop. Voor de zekerheid toch maar wat bloed afgenomen en een DNA test uit laten voeren. Toen na twee weken de uitslag binnen kwam, bleek dat ik gelijk had gehad. Ik was in het bezit van een koppel. Ondertussen was ik informatie aan het zoeken over deze soort. Dat bleek nog niet mee te vallen. Er was bar weinig documentatie over deze vogelsoort te vinden. In Onze Vogels van 1992 vond ik een klein verslag over de Zwartkeelkardinaal. Maar de informatie die ik hier had gevonden bleek niet geheel juist te zijn. Kom ik nog wel even op terug. Wanneer ik nieuwe vogels in mijn hok krijg bied ik altijd verschillende soorten voer aan. Ik kwam er al gauw achter dat de Zwartkelen geen zaadeters waren zoals in het bovengenoemde verslag stond. Ze aten geen kruimel zaad, helemaal niets, nul komma nul. Maar goed dat ik ze ook voldoende eivoer en universeel had gegeven. Het zijn echte vruchten- en insecteneters en dan met de nadruk op insecteneters. Inmiddels had ik op Internet wat filmpjes gevonden waar roodkoppen in de natuur waren gefilmd; ook daar was te zien dat ze onder andere fruit aten. Ik had de vogels paarsgewijs in een binnenvluchtje van één bij één bij éen meter
16
Zwartkeel kardinaal
keelkardinaal en je ziet ze heel vaak in de nabijheid van water. Ze hebben het in die buitenvlucht reuze naar hun zin. Ze fluiten dat het een lieve lust is. Ze zijn redelijk verdraagzaam tegenover elkaar, wat bij andere kardinaalsoorten kennelijk wel anders is; die gaan af en toe heftig met elkaar om. Binnen hadden de vogels inmiddels de weg naar de voerbak goed gevonden. Ze krijgen dagelijks eivoer/gekiemd zaad (wat ze trouwens wél opnemen), universeelvoer, pinky’s, buffalowormpjes, fijngesneden Tofu en een paar meelwormen. Fruit zoals appel, sinasappel en banaan eten ze maar mondjesmaat. Na enkele weken werd ik door ze verrast. Ze waren met nestmateriaal aan het slepen en hun keus was in de binnenvlucht op een halfopen nestkastje gevallen. Ze hadden binnen no time een nest gemaakt. Het nestkastje hing aan de voorzijde bovenin de vlucht. Ik kon dus nestcontrole uitvoeren zonder dat ik in de vluchtjes hoefde te komen. De vogels maakten een rond nest van vooral bruin kokosvezel en wat droog gras. Na een dag of twee vond ik ’s morgens het eerste ei. Het is iets kleiner dan van een merel, groen/bruin van kleur met bruine stipjes. Dat ik blij verrast was hoef ik u zeker niet te vertellen. In totaal werden er drie eieren gelegd. De pop bleef vanaf de eerste dag al op het nest zitten. De tweede verrassing was dat ik na 10!!! dagen broeden het eerste jong in het nest vond. De tweede en de derde dag kwamen ook de beide andere eieren uit. De jongen zijn erg donker bijna bij het zwarte af, ook anders dan in het bovengenoemde verslag waar geschreven staat dat ze roze van kleur zijn. De vierde dag moest er al worden geringd. Voor de zekerheid heb ik wel een stukje pleister om de ringen gedaan, om te voorkomen dat de ouders de ringen voor een poepje aan zou-
den zien, want ze houden het nest brandschoon. Omdat de jongen een donker grijze pootkleur hebben, heb ik dat stukje pleister met een potlood grijs gemaakt. De jongen groeiden als kool. Onvoorstelbaar, drie hard groeiende jongen in een relatief klein nest. Maar dat nest groeide gewoon met ze mee. Ze lagen er lekker strak met elkaar in. De derde verrassing was dat op de 20e!!!! dag na het leggen van het eerste ei, jong nummer één al uit het nest was. Dus op een leeftijd van tien dagen verlaten ze al het nest. Ze zijn dan nog maar voor driekwart bevederd, hebben een heel kort staartje en kunnen dus ook nog niet vliegen. Ze klauteren gewoon via het gaas en extra aangebrachte zitstokjes naar de zitstokken toe. Daar zitten ze heel rustig alles te bekijken. Je kunt ze gewoon zien groeien. Andere jonge vogels hoor je meestal luid bedelen om voer maar de kardinalen hoor je amper. Toen ze nog in het nest lagen heb ik ze af en toe horen bedelen. Maar zodra ze uitgevlogen zijn, hoor je ze niet meer. Op zich wel logisch natuurlijk, want ze zijn nog zo onhandig en als ze in de natuur gaan zitten roepen worden ze snel gepakt door hun vijanden. Het is werkelijk prachtig om te zien hoe zorgzaam de ouders zijn als de jongen uitgevlogen zijn. Ze pakken wat meelwormen of andere insecten in hun snavel, net zoals je buiten de merels en lijsters ziet doen, de hele snavel vol. Ze gaan vervolgens op een zitstok bovenin zitten en laten alles op de bodem vallen. Zoeken alles weer bij elkaar en hetzelfde tafereeltje herhaalt zich. Terwijl ze dit doen zie je de ouders steeds naar hun jongen kijken, net alsof ze willen zeggen, zie je goed wat ik doe? Als alles weer verzameld is gaan Zwartkeel kardinaal
P.v.d.Hooven
Nick Athanas
geplaatst. Na twee dagen mochten ze ook naar buiten. Beide koppels hebben een buitenvluchtje van ongeveer 2 bij 2 bij één meter, die begroeid zijn met onder andere diverse struiken, klimop en kamperfoelie. Buiten hebben ze natuurlijk de beschikking over badwater en daar maken ze dankbaar gebruik van, meerdere keren per dag zelfs. Op internet staan een aantal filmpjes over de Zwart-
17
ze met de volle snavel naast de jongen zitten die steeds nog geen kik gegeven hebben. De jongen zitten doodstil, met de gesloten snavel iets omhoog gericht. Ze zeggen nog steeds niets en vertonen geen bedelgedrag. Tótdat de oudervogel dicht naast het jong zit en dan wordt het gevoerd. Ik heb een aantal keren gezien dat de oudervogel naast het jong ging zitten en pas als tegen de zijkant van de kop van het jong werd getikt de snavel open ging. Vervolgens werd er van alles in gestopt. Als ze niet snel genoeg de snavel weer sloten en het aangebodene niet inslikten, haalde de oudervogel het voer er zo weer uit en gaf het aan het volgende jong. Dat heeft het kroost snel door want na een paar keer op deze manier gevoerd te zijn weten ze niet hoe snel ze het voer naar binnen moeten werken. Na een dag of wat zie je dat tegen de kop pikken niet meer en doen ze de snavel gewoon open. Na een paar dagen zag ik dat twee jongen achter bleven, de groei was eruit zo leek het wel. Geprobeerd om zelf bij te voeren maar dat lukte niet zo best. Kennelijk waren ze al teveel verzwakt. Jammer twee jongen dood. Maar ik had één jong op stok en dat was inmiddels zelfstandig. Ik denk dat ik de fout heb gemaakt te weinig insecten te geven. Ik gaf ze wel voldoende eivoer en universeelvoer, maar ze hadden kennelijk veel meer levend voer nodig. Ondertussen had de pop alweer twee eieren gelegd. Na weer een dag of 10 twee jongen. Ik had inmiddels geleerd en de ervaring opgedaan dat ik veel levend voer moest geven. Met levend voer bedoel ik pinky’s, buffalowormpjes, wasmotlarven, Tofu en miereneitjes en dit allemaal uit de diepvries. Verder gaf ik mondjesmaat levende meelwormen erbij. Ik had van een kweker van spreeuwen de tip gekregen Tafoe bij te voeren. Ik op zoek naar Tafoe, was nergens meer te koop. Op Internet gezocht en de naam van dat goedje was veranderd in Tofu. Tofu is een product van de Sojaboon en wordt gebruikt als vleesvervanger, er zitten veel eiwitten in. Het is te koop bij de supermarkt en kost ongeveer 1,50 euro. Het is een vierkant blok, zit in water verpakt in een plastic doosje. Ik laat het drogen, snij het aan reepjes en bewaar het in de diepvries. Ik haal dagelijks een paar reepjes er uit en nadat het ontdooid en droog gemaakt is, snij ik het in kleine stukjes en meng het door het eivoer. De vogels nemen het goed op, het is weer iets extra’s erbij en het scheelt heel wat levend voer wat toch een stuk duurder is. Inmiddels had de pop alweer twee eieren gelegd, maar ik durfde de jonge vogels er nog niet goed bij weg te halen. Aan de andere kant, ik was toch aan het experimenteren en had ze al zelfstandig zien eten, ik dacht alles gaat zo snel bij deze soort ik zet ze apart. Ik heb ze in een apart vluchtje geplaatst bij het eerste jong en dat ging prima. Ze aten zelfstandig, na precies 4 weken! Kennelijk was het nest toch wat verstoord door de jongen en was één ei kapot gegaan en het overgebleven ei lag in een half afgemaakt nest. Het ei geraapt en het nestkastje leeggemaakt. En echt waar, na vier dagen was het nest alweer klaar en was er alweer het eerste ei gelegd. Het eerste ei geraapt en vervangen door een kunstei. Maar dat 18
werd niet geaccepteerds: het kunstei lag er na een paar minuten alweer uit. Het echte ei maar teruggelegd. Er werden in totaal drie eieren gelegd. Ik heb het overgebleven ei erbij ingelegd. Ik kon dat herkennen aan een wit stukje op de schaal. De vogel zelf kennelijk ook want dat ei werd er tot drie keer toe uitgewerkt. Je houdt ze echt niet voor de gek heb ik gemerkt. Nu ik dit stukje schrijf heb ik jong nummer vier, vijf en zes alweer geringd. Nu zonder pleister om de ring en dat gaat prima. De jongen liggen zo strak naast elkaar in het nest, dat volgens mij de ouders de ringen niet eens kunnen zien. Maar dat je met het kweken van vogels en zeker deze soort(en) tegen teleurstellingen moet kunnen, werd me alweer snel duidelijk. Weer bleven de twee laatst uitgekomen jongen wat achter en werden niet meer gevoerd, ondanks het feit dat er meer dan voldoende voer voor handen was. Maar al met al zijn het zijn prachtvogels om in je hok te hebben. Ze zijn niet echt goedkoop maar ik heb er wel voor duizend euro plezier aan beleefd en dat maakt alles goed. Nu nog zien dat ik in contact kom met kwekers van deze bij ons toch wel weinig voorkomende vogels om ervaringen uit te wisselen en eventueel wat te kunnen ruilen om zo onverwante koppels te kunnen maken. Ik hoop met de tentoonstelling de zwartkeelkardinaal te laten zien.
Gerrit Brinkman
TWEEDE LIEFHEBBERSERVARING MET DE DE ZWARTKEELKARDINAAL De zwartkeelkardinaal komt, net als de andere paroariasoorten, voor in Zuid-Amerika en wel van Suriname tot aan Peru. Ofschoon deze kardinaal in avicultuur nauwelijks bekend is, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de roodkuifkardinaal, heeft de zwartkeelkardinaal van de paroaria-familie het grootste verspreidingsgebied. Het leefgebied bestaat uit vochtige gebieden, in moerassen, mangrovebossen en in de buurt van rivieren. De vogels leven er solitair of koppelgewijs. Mijn koppel vogels heb ik gekocht bij Jan van Waal ujit Poortvliet. Bij thuiskomst werden de kardinalen gehuisvest in een kweekbox van 150x50x50 cm. Na ongeveer ’n maand werden de vogels verhuisd naar een vlucht die 180 cm breed was, 100 cm hoog en 50 cm diep. De vlucht was aangekleed met een tweetal dennenboompjes. Er werden broedkastjes in de volière gehangen; eentje voor goudvinken en eentje voor postuurkanaries. Zo’n zes weken later zag ik het popje met nestmateriaal in de weer en tot mijn verbazing werd gekozen voor het goudvinkennestkastje. Na een week lag er het eerste ei; de vogels broedden ongeveer veertien dagen. Toen de jongen uitgekomen waren werden deze door zowel man als pop gevoerd. Reeds na 18 dagen vlogen de jonge kardinalen uit. In vergelijking met mantelkardinalen, waarvan de jongen na 10 tot 13 dagen uitvliegen, vliegen de jonge zwartkeelkardinalen veel later uit. De jonge vogels hebben een bruin hoofd en bruine keel, maar ze blijven wel vaak in de buurt van oudere vogels.
KANARIES
DE MEMOIRES VAN JAMES OO7, deel 3 James is een kleurkanarie en heeft in z'n relatief korte leven veel meegemaakt. In een aantal afleveringen laat hij ons zijn memoires na. Allerlei dingen die zijn voorgevallen in zijn 'loopbaan' als kleurkanarie Kees zei ik vind het de mooiste van mijn hele hok. Jac bekeek me heel kritisch, hij keek ook soms wel een beetje streng over zijn brilletje heen. Hij zei Kees het is ook je beste vogel die je gekweekt hebt. Daar was Kees wel trots op dat hij dat zelf ook gezien had. Jac zei betere zitten er niet bij ons, je gaat er hoge punten mee scoren. De lipochroom kleur is goed, de lengte van de bevedering is perfect, mooie vorm, goed formaat, mooie zwarte poten (we kregen ook wel bruidssluier Polygonum aubertii), prima houding zei Jac hij weet dat hij mooi is. Mijn dag kon alvast niet meer stuk. Maar, zei Jack, op regionaal en nationaal vlak doe je met James mee met de top. Maar om op internationaal vlak mee te draaien met de top moet het pigment op de rug en de flanken nog breder zijn. Kees was duidelijk tevreden want verder dan de plaatselijke show, het district en natuurlijk de Bondshow reikten Kees zijn ambitie(nog) niet. Langs de neus weg vroeg Kees waar kan ik nog betere vogels kopen? Jack zei Italië Kees, in Italië is te koop wat jij nog nodig hebt. Sparen jongen en eens naar de vogelbeurs in Reggio Emilia gaan, de moeder van alle vogelbeurzen. Marianne had het verhaal van Italië ook meegekregen en ze had er ook een mening over. Ik wil wel op vakantie naar Italië, maar we gaan niet naar Italië om vogels te kopen, daarvoor moeten we veel te hard werken. En Kees doet altijd wel een beetje stoer en speelt een beetje de baas. Maar als het er echt op aan komt is Marianne de baas. Dat was dus nog niet meteen in orde. De eerste tentoonstelling kwam er aan; ik werd ingezonden als enkeling, vier van mijn broers in stam en twee van mijn neefjes als stel. Nou dat hebben ze in de club wel geweten: driemaal goud. Op drie tentoonstellingen haalden we hoge punten en stonden steeds tussen de kampioenen. We waren driemaal door verschillende keurmeesters gekeurd dat is wel een referentie maar alle drie schreven ze op de keurbrief: bestreping op de rug en de flanken moet nog breder. Daaraan kan je ook wel zien dat de keurmeesters op één lijn zitten. Met andere woorden we zijn goed maar het moet nog beter. Reggio Emilia begon steeds meer in het hoofd van Kees te spelen, maar hoe Marianne te overtuigen?
Reggio Emilia is eind november. Als we nu eens een week vakantie nemen en we gaan samen naar Italië. Ja zei Marianne voor een week vakantie maar nee tegen een hele week voor die vogels. Kom op zei kees we gaan zaterdag en zondag naar de beurs en we vliegen een week eerder met Ryanair, dat is niet duur. Ik zou echt een super pop moeten hebben voor James. Hola zei Marianne nu zijn we meteen uitgepraat de duurste vogels gaan kopen en het goedkoopste reisje boeken en waarschijnlijk ook nog het goedkoopste hotel. Kees nog wat nagedacht en het poetsen was bijna gedaan. We konden net nog het ultieme voorstel horen. “Marianneke” ja Kees, een ander voorstel, we wonen al 10 jaar samen en zijn nog niet getrouwd. We rijden met onze eigen auto naar Italië. We vertrekken een week voor de beurs, doen een overnachting in Duitsland en rijden vervolgens naar Pisa. We blijven er een dag met overnachting, dan rijden we naar Venetië waar we twee dagen blijven. Daar gaan we met een gondel varen en vraag ik je ten huwelijk en de zaterdag en zondag gaan we naar Reggio Emilia. Ik rij en jij regelt de hotels en het kan me niet schelen wat het kost. Kees wat ben je toch een geweldige vent om mee te leven. Het was meteen geklonken, die dag hebben we Kees en Marianne niet meer gezien.
Wordt vervolgd, Bertrand
Op een zaterdag eind oktober waren Marianne en Kees samen onze kooien aan het poetsen. Want Kees en Marianne zijn een fantastisch koppel hoor, ze kroelen en kussen tussen het poetsen door. Opeens kreeg Kees een briljante inval. De beurs in
19
PAPEGAAIACHTIGEN
GENUS FORPUS, EEN TAXONOMISCH OVERZICHT 8 De leden van het genus (geslacht) Forpus zijn zeker geen onbekenden voor vogelliefhebbers. Er zijn acht soorten en volgens de recentste taxonomische inzichten zouden er 11 ondersoorten zijn. (Gill & Donsker, 2013) Deze kleine papegaaitjes zijn overwegend groen gekleurd met felblauwe veervelden, en bij één soort, Forpus xanthops, hebben de mannetjes een geel gekleurd masker. Afhankelijk van de soort zijn ze tussen de 12 en 15 cm groot (Del Hoyo, Elliott, Sargatal, & Cabot, 1997). Hun natuurlijk habitat is verspreid over Mexico en het overgrote deel van Zuid-Amerika.
FORPUS MODESTUS (Cabanis) 1848
Zwartsnavel dwergpapegaai
De systematische positie van Forpus modestus binnen het genus Forpus was lang een groot vraagstuk. Uit recent DNA onderzoek (Smith e.a.; 2013) blijkt nu dat het de oudste soort binnen het geslacht is. Over de verspreidingsgebieden van deze soort zijn er toch heel wat twijfels. Deze habitats verschillen, in de beschikbare literatuur, duidelijk van elkaar. Elke auteur heeft er een aparte visie op. (Del Hoyo, Elliott, Sargatal, & Cabot, 1997; Forshaw & Knight, 2006; Juniper & Parr, 1998). Als we meest recente onderzoeken erbij nemen dan zou Forpus modestus modestus te vinden zijn in het zuiden van Venezuela via de Guiana's en het noorden van Brazilië. Het habitat van Forpus modestus sclateri zich zou over zuidoostelijk Colombia tot noordelijk Bolivia en een groot deel van centraal Brazilië uitstrekken. We vinden Forpus modestus zowel in de aanwezige wouden, als in de tropische grasvlakten. Hun voedsel zou hoofdzakelijk uit graszaden bestaan (Pacheco, Lentino, Mata, Barreto, & Araque, 2008). Beschrijving Forpus modestus Als we de diverse forpussoorten met elkaar vergelijken dan valt het wel op dat deze soort eigenlijk de 'meest donkergroene' van allemaal is. Ook kenmerkend voor deze soort is, net als bij Forpus xanthops, de bijna geheel zwarte bovensnavel. Dat wel met het grote verschil dat Forpus xanthops een duidelijk geel masker bij allebei de geslachten heeft terwijl het masker bij Forpus modestus bij de mannen eerder donkergroen is en bij de poppen slechts geelgroen. De mannen van Forpus modestus zijn overwegend
(donker)groen. De onderrug en stuit zijn donkerblauw. Vleugelranden en ondervleugeldekveren donkerblauw. De poppen zijn overwegend groen, maar lichter groen dan de mannen. Zij vertonen bovendien een geelgroen masker en bovenkop. Net als de mannen hebben ze een zwarte bovensnavel. Als we de beschikbare balgen nameten dan komen we aan afmetingen die zich ergens tussen 12 tot ongeveer 13 cm citeren. Deze afmetingen worden ook gehanteerd in diverse naslaggidsen. Er zijn twee ondersoorten: • Forpus modestus modestus (Cabanis) 1848: nominaatvorm zwartsnavel dwergpapegaai • Forpus modestus sclateri (Gray,GR) 1859: Sclaters zwartsnavel dwergpapegaai. De naam voor deze soort zal misschien wel voor wat verwarring zorgen. Dit alles heeft te maken met het feit dat deze soort jarenlang gekend was onder de naam Forpus sclateri sclateri en Forpus sclateri eidos. De ontdekking van Forpus modestus Forpus modestus modestus (Cabanis) 1848 Het was Jean Louis Cabanis (1816-1906) die Forpus modestus als eerste beschreef. Cabanis werkte als assistent van Gustav Hartlaub (1814 – 1900) voor het Museum van Berlijn. Zijn eerste beschrijving van Forpus modestus vinden we terug in het boek 'Reisen in Britisch-Guiana in den Jahren 1840-44. Im Auftrag Sr. Majestät des Königs von Preussen, ausgeführt von Richard Schomburgk. Nebst einer Fauna und Flora Guiana's nach Vorlagen von Johannes Müller, Ehrenberg, Erichson, Klozsch, Troschel, Cabanis und andern' uit 1948. Dit boek werd toen uitgegeven door Moritz Richard Schomburgk (1811 – 1891). Deze Duitse plantkun-
dige ging in 1844 op expeditie naar Brits Guyana en Brazilië. Schomburgk verzamelde tijdens deze expeditie heel wat studiemateriaal voor het museum van de Berlijnse universiteit. De expeditie werd geleid door zijn broer Robert en er werkten diverse onderzoekers aan mee. Één ervan was Jean Louis Cabanis. Hij beschreef in dit boek heel wat (nieuwe) vogelsoorten waaronder Forpus modestus. Hij beschreef ze als 'Nov. Spec' (nieuwe soort) onder de naam Psittacula modesta. Ik citeer hier uit zijn beschrijving: 276. P. modesta Cab. nov. spec. Een enkel exemplaar, als man getekend, helemaal zonder blauw, verschilt van de poppen van P. passerinus door iets grotere lichaamsafmetingen en in het bijzonder door een bredere snavel; voorhoofd en het voorste gedeelte van het hoofd zijn zoals de gehele onderzijde geelachtig groen. Het groen van de bovenzijde is minder levendig (krachtig), en donkerder (lijkt op P. tuipara); slagpennen zwart, onderrug, ondervleugeldekveren en buitenste randen van de grote slagpennen grasgroen; binnenrand van de slagpennen met een blauwgroene
'De Vogelwereld' A.O.B.
Forpus modestus sclateri , natuuropname, gemaakt in Braziliaanse Mato Grosso, Nick Athanas
waas. Bovensnavel donkerbruin, ondersnavel licht gekleurd. Gehele lengte: 5‘‘, 8‘‘‘, vleugel 3 1/4‘‘, staart 1‘‘ 8‘‘‘, middelste teen zonder nagel 6 ¾‘‘‘. Het is duidelijk dat Cabanis hier een pop beschreef. Richard Schomburgk voegde bij deze beschrijving toch nog volgende persoonlijke opmerking toe: “De heer Cabanis heeft deze soort als nieuw opgelijst, ofschoon ik erbij dezelfde bedenkingen heb als bij de vorige soort, gewoon omdat ik hun altijd tegelijk uit zwermen van P. passerinus afschoot. Schomb”. Met andere woorden, deze Forpus modestus was toen te vinden in vluchten samen met Forpus passerinus. In 1853 startte Cabanis samen met Hartlaub het “Journal fur Ornithologie”. Een wetenschappelijk tijdschrift waarvan hij meer dan veertig jaar lang, tot in 1894, de hoofdredacteur was. Daarna werd
Het beste ornithologisch maandblad
Iedere maand 48 tot 64 bladzijden A4 formaat boordevol teksten en kleurenfoto's van de betere schrijvers en topfotografen. Een jaarlijks abonnement loopt van januari tot december. Stort 50 euro op onze Belgische rekening 22 0000 8635 4147 van 'De Vogelwereld' 1190 Brussel met vermelding van naam en adres. Verdere info en digitaal proefnummer: José Delfosse, Avenue des Champs Clairs te 1420 Ophain. E-mail:
[email protected] 20
21
WWW.HOUTENKWEEKKOOIEN.NL
Kwaliteitskooien voor een betaalbare prijs! www.houtenkweekkooien.nl
Ook voor uw vogelvoer en benodigdheden -Apeldoorn-
hij door zijn schoonzoon, Anton Reichenow, opgevolgd. (BTW: Journal für Ornithologie bestaat tot op de dag van vandaag nog altijd en is nog steeds één van de meest toonaangevende in zijn vakgebied. Alleen is de naam nu vertaald naar het Engels en het daarom officieel “Journal of Ornithology”. Sinds 2004 wordt het uitgegeven door Springer Science+Business Media namens het 'Deutsche Ornithologen-Gesellschaft'. ) Forpus modestus sclateri (Gray,GR) 1859 De Engelsman George Robert Gray (1808-1872) was het hoofd van de ornithologische afdeling van het Natural History Museum in Londen. In deze hoedanigheid catalogeerde hij verschillende vogels en uiteraard een aantal nieuwe soorten. Één van zijn belangrijkste werken is ongetwijfeld 'The Genera of Birds 1844 – 1849'. Een imposant boekwerk, in verschillende delen, met prachtige illustraties welke niet minder dan 46.000 referenties en beschrijvingen van vogels bevat.
Zoology, van de Harvard Universiteit. Hij was ook voorzitter van de 'American Ornithologists Union' en voorzitter van de International Commission on Zoological Nomenclature. Tussen 1931 en 1952 publiceerde hij diverse volumes van zijn inmiddels wereldberoemde Check-list of the Birds of the World. In 1937 publiceerde Peters volume drie daarvan waarin hij ook de papegaaien behandelde. Daarin stelde hij dat modestus en sclateri ondersoorten van elkaar zijn, maar dat de naam modestus, eigenlijk niet gebruikt kon worden. Hij baseerde deze conclusie op het feit dat in 1845 door Fraser een parkiet onder de naam Palaeornis modestus beschreven werd, die later tot het geslacht Psittacula (edelparkieten) gerekend werd. Bij deze vogel ging het dus om een ondersoort of soort die nauw verwant is aan de langstaartparkiet, Psittacula longicauda, en die van het eiland Enggano bij Sumatra kwam. Omdat volgens hem modestus en sclateri ondersoorten van elkaar waren en Forpus sclateri volgens hem de enige tot dan geldig beschreven vorm was werd deze daarom de nominaatvorm Forpus sclateri sclateri en kreeg de ‘verkeerd’ beschreven vorm modestus de volgens hem correcte naam Forpus sclateri eidos, als nieuwe naam (nomen novum) voor Forpus modestus (Cabanis 1848). De naam eidos betekent trouwens zoiets als ‘oerbeeld’ of vroegste verschijningsvorm. (Peters, 1937).
In 1859 publiceerde hij deel drie van de boekenreeks 'List of the Birds in the British Museum'. In dit deel beschreef hij de parkieten uit de museumcollectie. Op pagina 86 beschreef hij als eerste Psittacula sclateri of 'The black-billed Passerine Parrot'. Het was een exemplaar welke afkomstig was uit de Collectie van een zekere Mr. Steven en was geschoten in de buurt van Rio Javari, Peru. Hij beschrijft de vogel ongeveer als volgt: 'Olijfachtig groen, meer helder groen op de bovenkant van het hoofd, wangen en voorlichaam. De onderrug, middenste dwarsdeel van de vleugels, ondervleugeldekveren en vleugelbochten, diep altramarijn blauw. Bovenbek zwart, onderbek wit'.
22
Maag-darmgezondheid
NI rlijk op R E V atuu
Veren & huid gezondheid ropapharm
%N
Luchtwegen gezondheid
100
Algemene gezondheid
www.ropastore.com
Tel: +31 (0)75 614 41 43 E-mail:
[email protected]
Deze stelling bleef onaangetast tot 2006. Toen gingen José Fernando Pacheco en Bret M. Withney op onderzoek en ontdekten dat de naam 'modestus' toch gebruikt kon worden. Want Fraser gebruikte deze naam in de combinatie Palaeornis modestus (nu Psittacula modesta of Psittacula longicauda modesta), dus voor een vogel die in een ander geslacht thuis hoorde en oorspronkelijk niet eens als Psittacula modesta beschreven werd. Pas veel later werd de combinatie Psittacula modesta ingevoerd en leek het daarom dat twee papegaaiachtige onder dezelfde naam beschreven werden. Maar feitelijk was dat dus niet zo. En na het opklaren van de juiste namen voor de twee geslachten (Forpus i.p.v. Psittacula en Psittacula i.p.v de toen gebruikelijke naam Palaeornis) was de naam modestus uiteindelijk toch wel beschikbaar voor de zwartsnaveldwergpapegaai (Fernando, 2006). Het gevolg kan u raden: Forpus modestus werd in eer hersteld en aangezien sclateri later beschreven was dan modestus werd deze op zijn beurt een ondersoort van Forpus modestus, dus Forpus modestus sclateri. (En de naam eidos wordt zo een synoniem voor Forpus modestus modestus.) Het feit dat beide inderdaad ondersoorten zijn van elkaar klopt wel degelijk en daar had Peters het wel bij het rechte eind. Dit werd in 2013 zelfs door DNA onderzoek bevestigd (Smith e.a., 2013).
scientific names of three Neotropical birds. British ik. Geraadpleegd van http://cluster.biodiversitylibrary.org/b/bulletinofbritis1263brit/bulletinofbritis1263brit.pdf#page=80 Forshaw, J. M., & Knight, F. (2006). Parrots of the world: an identification guide. Princeton University Press. Juniper, T., & Parr, M. (1998). Parrots: A Guide to Parrots of the World. Yale University Press. Pacheco, M. A., Lentino, M., Mata, C., Barreto, S., & Araque, M. (2008). Microflora in the crop of adult Dusky-billed Parrotlets (Forpus modestus). Journal of ornithology, 149(4), 621–628. Peters, J. L. (1937). Peters’s’ Check-List of Birds of the World’ (Vol. 3). Harvard University Press. Smith, B. T., Ribas, C. C., Whitney, B. M., HernÁndez-baÑos, B. E., & Klicka, J. (2013). Identifying biases at different spatial and temporal scales of diversification: a case study in the Neotropical parrotlet genus Forpus. Molecular ecology, 22(2), 483–494. Wordt vervolgd, Dick van den Abeele
Forpus modestus in avicultuur Hierover zijn de meeste liefhebbers het wel eens: Forpus modestus is met zekerheid niet aanwezig in avicultuur in Europa.
In deze lijst neemt hij ook Forpus modestus modestus op als Psittacula modesta. Hij was duidelijk de indruk toegedaan dat het hier om twee verschillende soorten ging. De nogal uiteenlopende verspreidingsgebieden zullen hier zeker niet vreemd aan geweest zijn. Naamverwarring Nadat Boie in 1858 de naam Forpus voor dit genus had voorgesteld werd door de jaren heen de naam Psittacula modesta en Psittacula sclateri vervangen door Forpus modestus en Forpus sclateri. In 1937 kwam daar verandering in. James Lee Peters (1889 – 1952) was een Amerikaans ornitholoog en curator van de ornithologische afdeling van het Museum of Comparative
D! ano basis W EU oreg
Literatuur Del Hoyo, J., Elliott, A., Sargatal, J., & Cabot, J. (1997). Handbook of the birds of the world (Vol. 4). Fernando, J. (2006). Mandatory changes to the
Forpus modestus sclateri
H.Müller
23
TROPISCHE VOGELS
DE ZWARTKOPWEVER Als lid van het Ploceus–geslacht, is ook dit een temperamentvolle vogel. De vogel is redelijk sociaal en vormt in de natuur broedkolonies. Ondanks dat de vogels in kolonieverband broeden, houden de mannen toch een grotere onderlinge afstand aan. Latijn: Ploceus melanocephalus Engels: Yellow–backed Weaver Uiterlijke kenmerken Deze middelgrote Ploceus–soort meet 14 cm. Voor de kenmerken verwijs ik naar de foto’s. Verspreidingsgebied en biotoop Deze soort komt alleen voor zuidelijk van de Sahara en heeft daar een redelijk groot verspreidings-gebied. Hij komt voor van Senegal tot Oeganda, in westelijk Kenia en noord–west Tanzania, alsook noordelijk Zambia. Deze soort is te vinden in waterrijke gebieden. Zo leeft hij in de omgeving van rivierdelta's, moerassen, meren en wordt hij zelfs gevonden in mangrovebossen! Binnen zijn verspreidingsgebied wordt de soort vertegenwoordigd met 5 ondersoorten. Ploceus m. melanocephalus Ploceus m. capitalis Ploceus m. duboisi Ploceus m. dimidiatus Ploceus m. fisheri Huisvesting De zwartkopwever vereist, zeker wanneer samengehouden met andere vogels, een ruimere volière. De mannen zijn zeer territoriaal naar andere vogels en kunnen andere vogels goed terroriseren. Ruimte is daarom dus geboden. De volière kan ingericht worden met grote takken. De volière beplanten heeft weinig zin aangezien de vogels deze zullen slopen. De volière moet ruim voorzien zijn van takken, om de nesten in te bouwen.
Mannetje zwartkopwever
Voortplanting De man bouwt zijn komvormige nest tussen, of aan, afhangende twijgentakken. De man bouwt zijn nest met de bladeren van onder andere grove grassen. Het nest wordt gebouwd in dode takken. Deze moeten dan ook ruim aanwezig zijn in de volière. Bij de balts hangt de man ondersteboven aan het nest en houdt zijn vleugels stijf. Als het nest af is, bekleedt de pop de binnenkant van het nest met zachte materialen als veertjes, wol of pluisjes. De pop voert de jongen nog gedurende ruim twee weken tot de jongen volledig zelfstandig zijn. De man helpt niet bij de verzorging van de jongen, maar is wel beschermend naar de jongen. Meerdere legsels per jaar zijn geen uitzondering en als er meerdere poppen per man gehuisvest worden, zal de man nesten bouwen voor meerdere poppen. Hij kan meerdere poppen tegelijk onderhouden. De vogels kunnen geringd worden met ringmaat 3.2
Sociale eigenschappen Als lid van het Ploceus–geslacht, is ook de zwartkopwever een temperamentvolle vogel. Hij is redelijk sociaal en vormt in de natuur broedkolonies. Ondanks dat deze wevers in kolonieverband broeden, houden de mannen toch een grotere onderlinge afstand aan. Hier moet dus ruimte voor worden geboden in de volière, om vechtpartijen in het kweekseizoen te voorkomen. Tijdens het broedseizoen zijn de mannen zeer actief en ronduit druk. De vogels zijn polygaam, dus het is wenselijk de man met meerdere poppen te huisvesten.
Mannetje zwartkopwever
Rick Meerema (informatie afkomstig van: http://www.ploceidae. eu)
R. Meerema Juveniele zwartmaskerwevers
24
25
DUIVEN
VRUCHTENDUIVEN, NIET TE VERSMADEN Papegaaien staan bekend om hun prachtige bonte kleurencombinaties. Maar vlak de vruchtenduiven van de familie ‘ptilinopus’ niet uit. De ptilinopus soorten vertonen immers ook een een schitterend verenkleed in fel geel, rose, groen, rood, oranje. Met name de doffers laten een schitterend gekleurd verenkleed zien; de duivinnen zijn doorgaans veel minder fel gekleurd en vertonen meer een schutkleur. Dat is logisch omdat zij met name de eieren moeten bebroeden. Er worden zo’n vijftig soorten onderscheiden die in grootte variëren van 15 tot 48 cm. De kleinste is de dwergvruchtenduif, de grootste de Australische Wompoo vruchtenduif. The generic name Ptilinopus comes from the Ancient Greek words ptilon "feather," and pous, "foot."[5] Habitat De tropische duiven van de ptilinopus familie leven in de subtropen en de tropen waar het hele jaar rond altijd wel vruchten gegeten kunnen worden. De duiven houden zich met name op hoog boven in de
Rozeborst vruchtenduif (Ptilinopus porphyrea)
26
toppen van de grote bomen in de regenwouden. Ze komen met name voor in Nieuw Guinea en de eilanden daar rond heen, verder uitwaaierend naar de Filippijnen, Indonesië, Micronesië, Australië en over de Pacific richting Frans Polynesië. In de boomtoppen zijn ze ondanks, of misschien dankzij hun bonte kleurenpracht nauwelijks te zien. Alleen wanneer de duiven zich bewegen tijdens het zoeken naar voedsel of het verzorgen van hun bevedering verraden ze hun aanwezigheid. Als er gevaar dreigt blijven de duiven doodstil zitten. Komt een eventuele predator te dicht bij, dan vliegen ze er als een raket vandoor. Broeden De verschillende soorten vruchtenduiven bouwen, net als zoveel duivensoorten, een heel slordig nest van twijgjes en takjes. Vaak is de constructie zó eenvoudig dat je van onderen door het nest heen de eitjes kunt zien liggen. Dat is er doorgaans slechts eentje, af en toe twee en ’n heel enkele keer drie. De eieren worden zo’n twee weken bebroed waarbij beide ouders een gedeelte van het broeden op zich nemen. Na ’n kleine twee weken verlaten de jongen al het nest en houden zich doorgaans vlak bij het nest op. In het wild is de sterfte onder jonge duiven groot omdat ze slecht bestand zijn tegen lange en/of hevige regenperiodes. Iets waar je als liefhebber rekening mee moet houden, zou je zelf ooit jonge duiven mogen krijgen. Voedsel in het wild Vruchtenduiven heten niet voor niets zo. Het voedsel bestaat voornamelijk uit vruchten waarbij in het wild met name vijgen een hoofdbestanddeel vormen. Deze duiven zijn heel belangrijk voor de verspreiding van allerlei planten. Bij het eten van de vruchten nemen ze namelijk ook de zaden op; deze worden niet in het maagdarmkanaal van de duif verteerd, soms speciaal vóórverteerd en komen vervolgens in de ontlasting terecht. Omdat de duiven bij het zoeken naar voedsel niet op één plaats blijven, verspreiden ze via de ontlasting de zaden naar andere plekken en zorgen er op die manier voor dat planten zich in de natuur kunnen verspreiden. Ptilinopus duiven zijn echte boombewoners en komen zelden op de bodem, meestal enkel om te drinken. In het wild is ook waargenomen dat de duiven af en toe op de bodem op zoek zijn naar gevallen fruit. De vruchten die opgenomen worden zijn in verhouding soms heel groot; deze duivensoorten hebben echter een heel flexibele keel en kunnen daardoor veel grotere vruchten verorberen dan je op het eerste gezicht zou verwachten.
Wompoo Vruchtenduif (Ptilinopus magnificus)
Gedrag Ofschoon vruchtenduiven erg bont gekleurd zijn, zijn ze, zoals reeds opgemerkt, moeilijk in de bomen waar te nemen. In de afwisseling van schaduwplekken en fel door de zon verlichte plekken vallen de gekleurde veerpartijen van de duiven als het ware in het niet. Je hoort de duiven dan vaak ook al eerder dan dat je ze ziet. Vruchtenduiven zijn vrij agressief van natuur en kunnen er flink op los meppen met hun vleugels en achter elkaar aan jagen. Avicultuur In avicultuur worden Ptilinopus vruchtenduiven bijna enkel gehouden door gespecialiseerde liefhebbers. Het voeren van vruchteneters is voor de meeste liefhebbers waarschijnlijk te bewerkelijk. Elke dag moet je als liefhebber weer zorgen voor een gevarieerd menu van verschillende verse vruchten. Niet iedereen heeft of neemt daar de tijd voor. Het beste kan men deze vruchtenduiven koppelgewijs huisvesten in een goed beplante volière. Een mooi beplante volière geeft de duiven veel schuilmogelijkheden en is voor de liefhebber zelf natuurlijk een lust voor het oog. Een dichte begroeiing geeft de vogels ook de mogelijkheid om een plaatsje te zoeken om een nest te bouwen.
In een ruimere volière kunnen ze samen met andere vogelsoorten gehouden worden als vinkachtigen, insecteneters en kleine papegaaiachtigen. Ook worden de duiven wel in kolonies gehouden, maar dan wel in een grote volière. Broeden in avicultuur Zoals gezegd bouwen vruchtenduiven maar flodderige nesten die maar hatseflats in mekaar gefrot zijn met wat losse takjes. De liefhebber kan dan ook het beste de duiven wat helpen door zelf soorten onderstellen aan te brengen op verschillende plaatsen in de volière waar de vogels vervolgens hun takkennest op aan kunnen brengen zonder dat het bij het minste of geringste z’n eieren verliest. Platte constructies van hout of gaas zijn hier geschikt voor. Een Australische liefhebber wacht bijvoorbeeld tot de duiven op een bepaalde plek met twijgjes gaan slepen en brengt daar vervolgens z’n constructies aan. Voeding in avicultuur Allerlei soorten fruit zijn geschikt; liefst met wat variatie. Meloen, banaan, peer, appel, vijgen, bessen, gedroogde vruchten mix, uitgewassen rozijnen, noem maar op. Ook worden bevroren erwten en maiskorrels gevoerd die van tevoren geweekt en schoongespoeld zijn. Alles wordt in kleine stukjes gesneden, afhankelijk van de grootte van de duif. Het beste kan men het voer in niet te diepe schalen verstrekken. In een diepe bak zullen de vogels gaan scharrelen met hun kop en deze vervolgens vuil maken met het vruchtensap. De vogels dienen altijd te kunnen beschikken over schoon drinkwater ofschoon ze nooit veel zullen drinken. Ze krijgen immers nogal wat vocht binnen met de vruchten die ze opnemen. Tekst: C.de Bruin Foto's; H.Branje
Zwartnek vruchtenduif (Ptilinopus melanospila)
Karmijnkap vruchtenduif, (Ptilinopus pulchellus)
28
29
EUROPESE VOGELS
HUISMUS HEEFT 'T MOEILIJK Zelfs mensen die niets met vogels hebben, geven toe geschrokken te zijn van het nieuws dat de huismus hard achteruit gaat in Nederland. Huismussen horen zo bij het straatbeeld dat het zonder hen opeens opvallend steriel is. Nu is het niet zo dat de huismus opeens een bijzondere vogelsoort is geworden. Nog altijd kunnen huismussen op veel plaatsen worden aangetroffen. Hoewel huismussen typische zaadeters zijn, worden de jongen gevoerd met allerlei insecten, welke de noodzakelijke eiwitten voor de groei van de jongen leveren. Status van de huismus in Nederland: Jaarvogel, (zeer) talrijke broedvogel, standvogel. Familie: Passeriformes Latijnse naam: Paser domesticus Nederlands: Huismus Duits: Haussperling Engels: House Sparrow Frans: Moineau domestique Lengte: 15 cm Vleugellengte: 8 cm. Gewicht: 30 gram Ondersoorten en verspreiding De in Italië, Zuidoost-Frankrijk, Kreta en op Corsica voorkomende Italiaanse mus, Passer domesticus Italiae wordt beschouwd als een bastaardras dat ontstaan is door kruising van de huismus en de Spaanse mus. Het natuurlijk verspreidingsgebied van de huismus is Europa, Azië en Noord-Afrika. De huismus heeft zich mogelijk in de prehistorie verspreid door de uitbrei-
ding van de landbouw van de mens te volgen. In Noord-Amerika, Australië en in Nieuw-Zeeland is de huismus tussen 1850 en 1870 bewust op verschillende plaatsen uitgezet. In 1872 werden ze in Buenos Aires uitgezet en in 1953 in Peru. In 1890 werden huismussen in Zuid-Afrika uitgezet.
Voorkomen in Nederland: Trend en aantal: Tijdens het uitkomen van de Atlas van de eerste Nederlandse Broedvogels in 1979 broeden er in Nederland 1,5-2 miljoen paar mussen. Tijdens de broedvogel telling in 1998-2000 bleek dat de afname van het aantal broedpaar mussen ten minste 50 % bedroeg. Door deze enorme afname in een relatief korte tijd kwam de huismus als bedreigde soort op de laatste Rode Lijst van broedvogels terecht. Onlangs is bekend geworden dat het aantal huismus paren ook elders in Europa de laatste jaren is afgenomen. De mogelijke oorzaken voor de achteruitgang van de huismus zijn vooral de vermindering van het voedselaanbod en tekort aan nestgelegenheid. Uit de nieuwste stad broedvogel tellingen bleek dat de achteruitgang van de huismus in de afgelopen vijftien jaar tot staan is gekomen. Dit blijkt uit van gegevens van Sovon, die met ruim 750 MUS-tellers stadsvogels monitort. De huismus is aangetroffen in bijna 95 % van de atlas blokken van de Nederlandse broed vogelgids. Hierdoor behoort de huismus tot de meest verspreide broedvogels van Nederland. De huismus ontbreekt in Rottum,Griend,Maasvlakte en komt niet voor in dichte aaneengesloten bossen op de Veluwe. De huismus komt verder bijna overal algemeen voor. De gesloten bossen op de Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug vormen het meest markante gat in het verspreidingsgebied van de huismus. Naast deze gebieden waar de huismus ontbreekt zijn er nog enkele grote aan een gesloten natuurgebieden zoals Lauwersmeer, de kwelders van het waddengebied en schorren en duinen waar de mus in zeer lage dichtheden voorkomt. Het voorkomen van de huismus is dan ook voor een groot deel gekoppeld aan menselijke bebouwing.
30
In dun bevolkte gebieden zoals Noord en Oostelijk Groningen en Noordoost Drenthe waar minder dan 150 inwoners per 100 hectare voorkomen is de dichtheid van het aantal huismus broedparen relatief laag. Naast de dichtheid van bevolking/bebouwing blijkt de ouderdom van bebouwing ook invloed heeft op de huismus stand. Hoe ouder de bebouwing hoe hoger het aantal broedparen mussen. Zoals aangegeven is de afname van broedplaatsen, minder nestgelegenheid door renovatie en isolatie van oude woningen, vermindering van het voedselaanbod, minder braakliggende gronden door verdichting stedenbouw en snelle bouwtechnieken en omschakeling van telen, graan naar mais en graanopslag in graansilo”s een oorzaak van de sterke achteruitgang van de huismus. Ook de toename van de sperwer, vooral sperwers die in stedelijk gebied broeden hebben zich gespecialiseerd in de jacht op huismussen, en minder aanplanten van conifeer- en ligusterhagen, deze bieden schuilgelegenheid tegen kat en sperwer leidt tot een nog verder geslonken populatie. Leefwijze De huismus is een uitgesproken broedvogel van cultuurlandschap. De huismus is van oorsprong een steppebewoner en in de zomermaanden vormen de huismussen grote zwermen,die op graanakkers voedsel gaan zoeken. Huismussen nestelen in verschillende holtes en spleten. Ruimtes onder dakpannen, nestkasten, holtes in muren zijn geliefde nestplaatsen. Ook worden er open nesten in coniferen en klimplanten zoals klimop gemaakt. Holtes worden volgestopt met stro,plantenstengels en de nestkom wordt bekleed met wol, haar en plantenvezels. De man en de pop bouwen het nest, de man is duidelijk actiever en neemt een groot deel van de bouw van het nest op zich. In geschikte broedgebieden kunnen kolonies van een tiental tot wel honderd paren worden gevormd. Van belang is vooral het aanbod van nestgelegenheid. Het ontbreken van voedsel en nestgelegenheid is in ons kruidenarm cultuurlandschap veelal een beperkende factor voor het voorkomen van huismussen. De huismus is een echte alleseter en het brede voedselspectrum bestaat uit zaden,vruchten, insecten, en menselijk afval.
Boven: Italiaanse mus; beneden Spaanse mus (Jankees Schwiebbe)
De broedtijd van de huismus begint begin eind april. Er worden 3 tot 6 eieren gelegd. De eieren zijn wit en of zwak groenachtig en bezet met kleine vlekjes en spikkels in zwartachtig-bruin, purperachtig grijs. De afmeting is 22,5x15,7 mm. De broedduur bedraagt 13 dagen. De jongen zijn vrijwel kaal. De binnenzijde van de bek is roze/ geel en de dikke snavelrand is lichtgeel. De jongen verlaten na ongeveer 15 dagen het nest. Gemiddeld worden er drie broedsels groot gebracht. De cultuur Huismus. Als elfjarige ving ik regelmatig mussen in de tuin bij mijn ouders die ik soms een tijdje in mijn vluchten met vinken,sijzen, groenlingen en kneuen huis-
31
vestte. Tot broeden kwam het niet omdat ik voor aanvang van de broedtijd de mussen los liet omdat dat deze door hun onrustige gedrag de overige vogels stoorden in hun broedproces. In het voorjaar van 1986 kwam ik in tijdens het beoordelen van een vergunningaanvraag voor het afschieten van vossen met kunstlicht door de beheerder van de kinderboerderij van de stichting Sint Bavo te Noordwijkerhout “ in aanraking” met een koppel huismussen waar de man een normale wildkleur was en de pop een bruine mutant. Deze mussen had de beheerder in 1981 gevangen in een kippenhok. Ze waren samen met valk- en grasparkieten in een ruime vlucht met daarin een groot aantal broedblokken gehuisvest. Volgens de beheerder hadden de mussen nooit gebroed. Ondanks dat er geen broedsuccessen waren geweest kon ik ze niet kopen. Na een uur onderhandelen mocht ik de mussen toch voor een bedrag van honderd gulden meenemen. Ik woonde toen in een bovenwoning aan de Kerkstraat in Noordwijkerhout waar ik een tweetal slaapkamers omgebouwd had als vogelverblijfplaats. In beide kamers had ik zesvluchten gebouwd en een aantal broedkooien waar ik bruine en pastel sijzen en kleur afwijkende groenlingen kweekte. Ik heb het koppel mussen in een vlucht geplaatst en hier in een koolmezen nestkast met een iets uitgeboorde nest ingang opgehangen. Ik verwachte niet dat de vogels snel tot broeden zouden overgaan omdat ze erg schuw waren en als ik voor de vluchtstond de pop erg gestresst rond vloog. Tegen alle logica in legde de pop binnen een week haar eerste ei en bracht met succes een nest met 5, 3 en 4 jongen groot. De
1986 twee van heb gekregen. Beide vogels waren poppen. Een pastel kleurige en ik meen een phaeo koppelde ik aan twee jongen eigenkweek split bruine mannen. In de winter en het vroege voorjaar van 1987 besteedde ik minder tijd aan mijn vogels dan normaal. Dit omdat ik veel marathons op natuur- en kunstijs reed en door fiets en ijstraining veel van huis was ik niet instaat om de vogels voldoenden te observeren. Dit resulteerde tot uitval van de bruine pop en een wildkleurpop. De jonge mannen waren in tegenstelling tot de oude kweekman enorm fel en pikten de poppen de schedels in. Waarschijnlijk door een groot aanbod van levend en zachtvoer, en door elkaar op te hitsen, zang,leidde dit tot het doden van de poppen. Ik heb in 1987 uit de splitmannen een drietal bruine poppen gekweekt en een split man uit de phaeopop en twee splitmannen uit de pastelpop. In het najaar zijn de mussen verhuisd naar een drietal kwekers, in Oosterwolde, Hengelo, Overijssel, en Amsterdam. In 1988 zijn bij twee van de driekwekers jonge mutant mussen geboren. Mussen zijn echte graaneters. Een goede zaadmengeling bevat 5 kg. witzaad, 2 kg. parkietenzaden, 0,5 kg witte perilla en 0,5 kg gebroken haver. In de rusttijd wordt er geen gebroken haver aan de mengeling toegevoegd. Het eivoer/opfokvoer dat ik gebruik voor de jongen is zuiver eivoer. Het bestaat uit 30 gram beschuitmeel, een voedingssupplement en 1 hard gekookt kippenei. Dit wordt aangevuld met meelwormen, buffalo-
wormen en pinkies. In de rustperiode worden geen insecten gevoerd. Veel huismus kwekers, kweken met meerdere koppels in één vlucht. Bij een man worden drie poppen geplaatst. Als de vlucht ruim is, bijvoorbeeld 4 meter lang en 1,5 meter diep kunnen bij een drietal mannen en achttal poppen geplaatst worden. Omdat huismusmannen erg agressief kunnen zijn, niet alleen de poppen worden achtervolgd maar ook de jongen kunnen na het uitvliegen als concurrent worden gezien, kunnen enkele dakpannen schuin op de grond tegen de achterwand en aantal kunstkerstbomen als schuil/ uitwijkplaats dienen. Mussen nemen graag een zandbad en het plaatsen van bijvoorbeeld de onderbak van een hamsterkooi met speelzand is een must. Ondanks dat de mus een sterke vogel is is hij in zijn eerste levensjaar erg gevoelig voor cocidiose en hapziekte bij mussen komt veel voor. De standaardmus: Huismus (passer d. domesticus) De huismus behoort tot de sub-familie Passerinae, een tak van de grote familie Ploceidae. Ondersoorten; P.d. domesticus: Europa, Noord-Azië, Noord- en Zuid-Amerika, Zuid-Afrika en Australië. De naam is huismus. Juveniele huismus
jongen werden voornamelijk groot gebracht met vliegpoppen en vleesmaden. In het winter van 1986 heb ik viermannen en twee poppen ingestuurd op de district T.T. in Noordwijkerhout. Tot mijn teleurstelling behaalde de vogels, ondanks dat zij relatief rustig waren en erg goede t.t. conditie, geen hoge punten. In het najaar heb ik van een professionele huismussen vanger uit Zuid Limburg twee mutant mussen gekregen. In de zeventiger- en tachtiger jaren van de vorige eeuw werd ter voorkoming van vraatschade en bevuiling van graangewassen in Zuid Limburg nog mussen gevangen met mistnetten door mussenvangers in dienst van de provincie of het ministerie van Landbouw en Visserij. Ik verleende in die tijd de vangvergunning en was verantwoordelijk voor de registratie van het aantal gevangen huismussen. Elk jaar werden er een tiental huismusmutanten gevangen waar ik er in het najaar van
32
33
P.d. italiae: Zuid-Frankrijk, Italië, en Kreta. Italiaanse mus. Heeft een kastanjebruine schedel in plaats van de grauwgrijze. Is ook iets kleiner. P.d. hispaniolensis: Spanje, dwaalgast Zuid-Frankrijk en Corsica, Griekenland en de Balkan en Tenerife. Spaanse mus. Heeft een kastanjebruine schedel, als de Italiaanse mus, uitgebreider zwart aan keel en krop, zwarte strepen in de flank en op mantel en rugdek. P.d. tingitanus: Noord-Afrika. P.d. biblicus: Klein-Azië, Zuid-Arabië, Iran en de Kaukasus. P.d. hufufae: Oost-Arabië. P.d. niloticus: Noordoost-Afrika. P.d. rufidorsalis: Soedan. P.d. indicus: Zuid-Afghanistan, Pakistan, India, Birma en Bangladesh. P.d. hyrcanus: Transcasoia en Noord-Iran. P.d. bactrianus: Zuid Centraal-Azië. P.d. parkini: Himalaya-gebergte. P.d.hufufae: Arabië. P.d.transcaspius: Kaukasus, India en Iran Erfelijkheid en veerstructuur De bevedering van de huismus is nog niet op wetenschappelijke manier onderzocht, zodat niet per veer(veld) gezegd kan worden welke pigmenten zich daarin bevinden. Gelet op de verschijningsvormen van de mutanten kan met zekerheid worden gesteld dat de huismus in zijn bevedering zwart- en bruin eumelanine, roodbruin
phaeomelanine en geel carotenoïde heeft. Bij de huismus is een negental primaire mutaties bekend. De laatste jaren is het houden en tentoonstellen van Europese cultuurvogels in een stroomversnelling gekomen en vele bijzondere kleurslagen die tot voorheen voor onmogelijk zijn gehouden verschenen op de tentoonstellingen. Daarnaast zijn veel van deze, voor de meeste tot dan toe volkomen onbekende, kleurslagen uit het buitenland geïmporteerd. Deze mutaties zijn: bruin, agaat, ino, geslachtgebonden pastel, opaal, zwartborst, phaeo, eumo autosomaal isabel, Voor de vererving en de werking van deze mutaties wordt verwezen naar de algemene mutatie standaard. Formaat: De huismus moet een forse indruk maken en moet 15 cm lang zijn, gemeten tussen de punt van de snavel en het uiteinde van de staart. Model: Robuust, waarbij de onderlinge lichaamsverhoudingen niet storend op elkaar mogen inwerken. Van opzij gezien moet de borst-buik lijn vanaf de keel tot aan de onderstaartdekveren een regelmatig gebogen lijn vormen. Van voor gezien dient de borst vol en rond te zijn. Het achterlichaam mag niet de indruk wekken uitgezakt te zijn. De rug moet vanaf de kop tot aan de punt van de staart een bijna rechte lijn vormen. De kop moet een regelmatig gebo-
gen lijn vormen, met het oog centraal ten opzichte van de schedel. De schedel is iets afgeplat. Houding: De huismus dient rustig op stok te zitten. Ondanks de wat "gedrukte" houding dient het lichaam los van de stok te blijven. De vleugels dienen strak langs de romp gedragen worden, waarbij de vleugelpunten sluiten op de stuit. Conditie: Een goede conditie is een eerste vereiste. Poten: De poten moeten recht en stevig zijn, zonder verruwingen of vergroeiingen. De tenen dienen op een natuurlijke wijze stevig om de stok te klemmen, waarvan drie tenen naar voren en één naar achteren, met aan elke teen een iets gekromde nagel. Snavel: Spits, onder- en bovensnavel moeten goed op elkaar sluiten en onbeschadigd zijn. Ringmaat: 3,1 mm. Bevedering: Een onbeschadigd verenpak dient strak en aaneengesloten gedragen te worden. Bij een "ongetrainde" huismus zullen vooral de vleugel- en staartpennen beschadigd zijn. De tekening onderdelen van de Mus zijn: • Voorhoofdband, deze mist de pop. • Wenkbrauw bij de man en wenkbrauwstreep bij 34
Popje huismus
de pop. • Teugelstreep, deze mist de pop. • Kinvlek, deze mist de pop. • Lengtestrepen op de mantel, deze zijn bij de pop wat breder van vorm. • Omzoming van de mantel en alle vleugelveren. • Vleugelband, gevormd door de toppen van de middelste vleugeldekveren. • Vleugelband, gevormd door de toppen van de kleine vleugeldekveren. • Omzoming van de buitenvlaggen van de staartpennen. • Onderstaarttekening, die een V-vorm toont. Paul Oude Elferink Geraadpleegde literatuur Elseviers Broedvogelgids Speciaal uitgave S.E.C. Thieme’s vogelatlas De Europese broedvogels Diverse publicaties S.O.V.O.N. Broedvogel atlas 1979 en 2002 Standaard N.B.v.V.
35
PAPEGAAIACHTIGEN
4 PRACHTIGE ONDERSOORTEN Een prachtige amazone met een heel mooie koptekening. 'Verkrijgbaar in vier ondersoorten', de een nog mooier van kleurencombinatie dan de andere Latijn: Engels; Duits: Frans:
amazona autumnalis autumnalis red-lred amazon Gelbwangenamazone Amazone à joues orangées
De geelwangamazone bewoont ondersoorten Midden-Amerika noordwesten van Zuid-Amerika.
met en
Amazona a.salvini: de salviniamazone. Hier is het geel van de wangen vervangen door een lichtgroene kleur. Het rood op het voorhoofd is wat donkerder. Op de schedel zijn de blauwe zomen breder. Iets groter dan de nominaatvorm vier en wel 35 cm. Deze ondersoort komt voor van het Oost-Nicaragua, Oost- en Zuidwest Costa Rica, Panama, Noordwest Venezuela tot Zuidwest Colombia.
Beschrijving De geelwangamazone is een overwegend groene vogel, waarvan de teugel en het voorhoofd rood gekleurd zijn. De totale lengte bedraagt 34 cm. Onder de ogen vertonen ze een gele vlek die zeer onregelmatig is en aansluit tot tegen de bek. Die gele vlek kan per exemplaar zeer verschillend zijn in grootte en kan soms doorspekt zijn met rode veertjes. De groene veren op de kop, tot in de nek, zijn aan de rand lilablauw, waardoor de schedel een blauwachtige kleur krijgt. Op de vleugel zijn vijf armpennen rood gekleurd. De grote slagpennen zijn groen, naar de spits toe overgaand in donkerblauw. De vleugelrand is geelbruin. De bovensnavel is hoornkleurig aan de basis overgaand naar de rand en de punt naar donkergrijs. De ondersnavel is donkergrijs. De iris is oranje; man en pop zijn gelijk gekleurd. Aan het uiterlijk is het geslacht van deze amazones zeer moeilijk met zekerheid vast te stellen. Endoscopie of DNA-onderzoek is dan ook noodzakelijk. Jonge vogels laten minder geel en rood zien. De bek is donkerder dan bij volwassen vogels en de iris is donkerbruin.
Amazona a.lilacina: de ecuadoramazone. De naam verwijst hier duidelijk naar de lilablauwe kleur op de kop. De wangen zijn geelgroen. Het rood op het voorhoofd is matter en loopt meestal door tot boven de ogen. Het blauw op de schedel is soms gemengd met rood. De snavel is volledig zwart. Komt voor in het westen van Ecuador, in de provincies Guyas en Manati Amazona a.diadema: de diadeemamazone. Deze lijkt op de Salvini amazone; de schedel is lilablauw. De nekveren groen met lilablauwe zoom. Een sterk afgetekende rode voorhoofdsband. Deze ondersoort, die uiterst zelden in kwekerskringen te vinden is, komt voor in het noordwesten van Brazilië.
lbo: a.autumanlis; lbe:: salvini
rbo: lilacina;
rbe: diadema
Biotoop Geelwangamazones komen in hun natuurlijke biotoop nog veel voor, met uitzondering van de diadeemamazone die in nogal van elkaar verschillende gebieden voorkomt, gaande van mangrovemoerassen, tropisch woud en savannen, tot plantages en korenvelden. Doordat geelwangamazones een redelijk aanpassingsvermogen hebben voor de Ondersoorten veranderende milieuomstandigheden (met name Amazona a.autumnalis: de geelwangamazone. ten gevolge van het kappen van de wouden) zijn De A.a.autumnalis is de nominaatvorm. Deze ze nog vrij talrijk in Zuid Amerika. komt voor vanaf Tamulipas in Nooordoost Mexico, lngs de Caraïbische kust tot het oordoosten van Buiten de broedtijd trekken ze in grote groepen Nicaragua en op de eilanden Barbareta en rond, op zoek naar voedsel. Wanneer echter de Roatan voor de oostkust van Honduras. In voortplantingsperiode nadert rond februari, Nicaragua gaat de soort langzaam over in een trekken de paren zich in het dichte woud terug. andere ondersoort, namelijk de Salvini amazone. In de natuur bestaat de voeding uit allerhande Hierdoor worden in noordoost Nicaragua vruchten, zaden, bessen, noten, bladeren en verschillende tussenvormen aangetroffen. bloesems. Het komt veel voor dat de jongen uit de nesten worden gehaald om ze dan verder
36
37
met de hand te voeren. Op Costa Rica wordt hiervoor een brij gemaakt van banaan en mais, vermengd met papaja en mango. In oktober begint de voortplantingsperiode. De vogels maken gebruik van boomholten op verschillende hoogten. De hier aanwezige houtmolm wordt als nestmateriaal gebruikt. In de volière wordt naast een gevarieerd zaadmengsel, dagelijks fruit en groenten gegeven. Om aan de eiwitbehoefte te voldoen, kan gebruik gemaakt worden van gekookte vis en mager vlees (bijvoorbeeld kip). In de broedtijd kan het eivoer worden aangevuld met meelwormen. Oppassen met vetrijke zaden daar de vogels de neiging hebben om te vet te worden. Verschillende zaden kunnen gekiemd aangeboden worden, wat vooral tijdens de voortplantingsperiode van belang is. Vanzelfsprekend mag een goed kracht- of opfokvoer niet ontbreken. In avicultuur De geelwangamazone zou, althans volgens de beschikbare gegeven, voor het eerst naar Europa gebracht zijn in 1869 en te zien geweest zijn in de Zoo van Londen. Wat de kweek van deze soort betreft, is die maar eerder laat op gang gekomen. Zo zou de eerste geslaagde kweek van de A.a.autumnalis in Engeland dateren van 1957. Dit echter met het gebruik van een grijze roodstaart, die de eieren heeft uitgebroed. In Nederland ligt de eerste kweek van deze soort vermoedelijk rond 1985. Pas ingevoerde exemplaren moesten vooral in een warme ruimte ondergebracht worden en voorzichtig aan ons klimaat aangepast worden.
Zwolse Vogelmarkt IJsselhallen Zwolle Zaterdag 20 februari 2016 Rieteweg 4 8011AB Zwolle Voorverkoop toegangskaarten via www.volierevriend.nl Openingstijden bezoekers 8:30-14:00 uur
AFCON KUNSTSTOF-GAAS transparant/zwart kunststof gaas 13x13
€ 1,50 p/m2
nu aanbieding 13x13 in rollen van 25m2 of 50m2
nu € 1,00 p/m
2
bestel via www.afcon.nl of tel.: 06-53 48 69 32
Daar er reeds jaren een invoerverbod geldt voor Europa zijn alle hier aanwezige vogels reeds aangepast. Van de ecuadoramazone A.a.lilacina gebeurde de eerste kweek in 1946 in de Verenigde Staten. In Weltvogelpark Walsrode was men sinds 1976 in het bezit van twee paren. Na enkele mislukte kweekpogingen lukte voor eerst de kweek in 1985. Wie er aan denkt zijn kans te wagen met deze soort, moet toch met enkele regels rekening houden. Daar is vooreerst hun geluidssterkte die wel wat overlast kan bezorgen aan de buren. Ook voor de huisvesting moet men er rekening mee houden dat het grote knagers zijn; een metalen volière is dus aanbevolen. Als huisvesting voldoet een volière van drie tot vier meter lengte, een tot anderhalve meter breed en twee meter hoog, met aansluitend een nachthok waar gevoerd wordt en het nestblok wordt opgehangen. Als broedblok wordt gebruik gemaakt van een dikwandige nestkast met een grondoppervlakte van 30x30 cm; hoogte 75 cm; en een invlieggat van 10 cm doorsnede. Alhoewel deze amazones goed wennen aan hun verzorger, kunnen ze in de broedperkode zeer agressief worden en hun verzorger aanvallen. Het is dus aangewezen dat het voeren en eventuele nestcontrole van buitenaf kan gebeuren. Een legsel bestaat uit drie tot vijf eieren die ongeveer 25 dagen bebroed worden. De jongen verlaten na 56 tot 62 dagen het nest; het duurt dan nog zes tot acht weken vooraleer ze zelfstandig worden. A.Huyghe, foto's H.Branje
Reserveren mogelijk vanaf 15-01-2016 8:00 uur Reserveringen bij de marktmeesters
[email protected] 06-12570319 Inlichtingen en informatie via 06-11428424 tussen17-18 uur Plaatsreservering verplicht Voor meer informatie, het laatste nieuws en het reglement: www.volierevriend.nl De volgende markt is op zaterdag 19 september 2016
38
Amazona autumnalis salvini
39
JUBILARIS HEERLEN
BERICHTEN Berichten s.v.p. aanleveren vóór de 15e van de maand voorafgaande aan de gewenste verschijning in Vogelvreugd
ACTIVITEITEN VERENIGINGEN
Helden “Vogelvrienden Helden e.o.” Vogelmarkt op elke 3e zondag van de maanden september t/m mei. Locatie Dorpscentrum “Kerkeboske”Aan de Koeberg 3 te Helden Open 9.30-12.00 uur. Vogelmarkten 2015: Kerkrade 'Kleur en Vriendschap" Vogelmarkt op 4 okt. 2015, en 13 december. Voor meer info: W.Offermans, 045-8883231 htt;://kleurenvriendschap-85.jouwweb.nl Meerlo: “De Gevleugelde Vrienden Wanssum e.o.” Vogelmarkten op elke vierde zondag van de maanden januari t/m mei en sept t/m december 2011. Locatie ‘t Brugeind, de Leeuwerik 33 te Meerlo. Open van 9.30 - 12.00 uur. Vogelmarkten In 2016; 24 jan - 28 feb - 27 mrt - 24apr Utrecht, Eerste Utrechtse Kanarie Vereniging. De beurzen worden gehouden bij clubgebouw aan de Oregondreef 33 te Utrecht. Open van 10.00 tot 12.30 uur. Data: 17 jan, 21 feb, 30 mrt en 17 april Vogels dienen gebracht te worden in universeel TT kooien met niet meer als 2 vogels per kooi. De zogeheten lopers zijn niet toegestaan. De toegang is gratis. info: www.eukv.eu of tel. 030-2421782. Vogelbeurzen E.U.K.V. tot aan de zomervakantie. 17 jan - 21 feb - 20 mrt - 27 apr Weert, vogelvereniging Zang en Kleur. Elke 3e zondag van de maand van september t/m mei 2015. Van 9.00 tot 12.00 uur. Locatie: Café-zaal Jonas, beemdenstraat 10, Weert-Leuken
JUBILARISSEN BIJ EDELZANG
Week 47 staat bij de leden van Vogelvereniging Edelzang in Overdinkel vast in de agenda’s genoteerd omdat dan steevast de jaarlijkse show op het programma staat. Dit jaar vormde daarop geen uitzondering. Eendrachtige samenwerking had wederom gezorgd voor een fraai aangeklede show met kwaliteitsvogels. De keurmeesters konden maar liefst driemaal 94 punten toekennen en dat rechtvaardigt het predikaat uitstekende kwaliteit. Een fife fancy van ZG Bächler/Vadder kreeg 94 punten evenals een pastel Magellaansijs van B. Morshuis en een roodkeel nachtegaal van E. Stubener. De laatste twee werden meteen gekozen tot mooiste Exoot resp. mooiste Cultuurvogel van deze Euregioshow. Voorzitter Herman Notkamp kon dan ook met trots de show openen maar voor dat hij dit deed was het de beurt aan bondsbestuurder Onno Bijlsma om een viertal jubilarissen in het zonnetje te zetten. Hij reikte eremedailles spelden en oorkondes uit aan Andries Effing die maar liefst 60 jaar lid is en nog steeds samen met zijn zoon putters en sijzen kweekt (foto hier beneden). Aan Johan Suthof, 50 jaar lid, en gepassioneerd kweker van waterslagers evenals aan Roy Bossink, die 25 jaar lidmaatschap van bond en vereniging vierde. Ook voorzitter Notkamp zelf werd samen met zijn vrouw in de bloemetjes gezet vanwege het 25-jarig jubileum.
KOLLERCLUB
Op donderdag 29-10-15 jongstleden kreeg Gon Smits-Viehoff ,secretaris van Vogelvereniging Kollerclub 420 te Heerlen, haar speldje voor het 25 jarig lidmaatschap bij de bond overhandigd door dhr. P. Stijnen. Tevens kreeg zij van de Bond een bronzen speldje en oorkonde als teken van verdienste van de Bond. Dit laatste kwam als een grote verrassing voor haar. Als “mam” van de vereniging was ze in haar nopjes!
KEURMEESTERVERENIGING Adreswijziging: J.J.P. Heynen Magnoliastraat 1a 6101 KS Echt tel. 0475-211513 e-mail:
[email protected]
IN MEMORIAM
De heer W. Vrielink, lid van de Eerste Vriezenveense Kanarie Vereniging, E.V.K.V. Vriezenveen is op 20 november overleden. De heer Vrielink was zeer begaan met de E.V.K.V en heeft zich vele jaren met grote inzet verdienstelijk gemaakt.
IN MEMORIAM SJEF CRAANE
Op 1 december is overleden de heer Sjef Craane. Sjef was 20 jaar lid bij de Algemene VogelVereniging Tilburg. De meeste onder ons zullen Sjef kennen als penningmeester bij de ANPV, Hij werd daar in 1978 lid en was tot heden 23 jaar penning-
JUBILEA
In 2016 vieren de volgende verenigingen hun jubileum. Ver. 312 – Vogelver. “Vogelvreugd” 03-03-1976 40jaar.
meester. Sjef was niet alleen de penningmeester bij de ANPV, hij verzorgde het drukwerk en maakte samen met zijn vrouw het ANPV clubblad en tentoonstelling catalogus. Sjef was ook het bekende gezicht tijdens de bondsshow in Zutphen, geen enkele dag sloeg hij daar over. We hebben Sjef ervaren als een vrolijke en spontane verenigingsman. Sjef werd op 12 augustus 82 jaar. We zullen onze vriend Sjef Craane missen.
Beckum
Wij zullen zijn inzet en bijdrage aan de E.V.K.V gaan missen en wensen zijn vrouw en kinderen veel sterkte met dit verlies
DATUM VOGELBEURS VENLO
Veranderde beursdatum in Venlo van april naar januari. Wegens de veranderingen in de bedrijfsvoering van Jacobs Budgetplant is de Venlose Vogelvereniging genoodzaakt de beursdatum te vervroegen. Onze 1e grote Internationale Beurs van 2016 is nu op zondag 31 januari op het bekende adres van 09.00 tot 12.30 uur. Alle andere voorwaarden, condities en reserveringen zijn hetzelfde gebleven. Kijk daarvoor op www. vogelvenlo.nl of mail
[email protected]
Ver. 521 – Vogelver. “Vogelvreugd” Nistelrode 20-09-1966 50 jaar. Ver. 407 – Vogelver. “Zang en Kleur” 17-06-1956 60 jaar.
Neer
Het Bondsbestuur feliciteert deze verenigingen van harte met hun jubileum en wenst hen veel succes en voorspoed voor de komende jaren.
40
41
ALGEMEEN
DE NATIONALE VOGEL VAN ......DUITSLAND Mensen hebben zich door de eeuwen met dieren geïdentificeerd. De ‘Nederlandse leeuw’, die we op ons wapenschild voeren staat symbool voor kracht. Op andere schilden komen we de adelaar tegen, als symbool van macht, schoonheid en onafhankelijkheid. We kiezen dieren waarmee we ons als groep, land of streek onderscheiden van anderen. Hiervoor kiezen we dieren die uniek zijn, bijzondere vaardigheden hebben, veel voorkomen of gewoon mooi zijn. ‘De nationale vogel van….’ laat u kennis maken met vogels die een officiële status hebben als nationale vogel en daarmee een representatief symbool zijn voor hun land.
DE ZEEAREND Nederlands Wetensch. naam Engels Frans Duits
Zeearend Haliaeetus albicilla White-tailed Eagle Pygargue à queue blanche Seeadler
De Zeearend van Duitsland De arend siert heel veel wapenschilden. Niet zelden stonden in de geschiedenis twee strijdende partijen tegenover elkaar elk met een arend op hun wapen. Waarschijnlijk is er geen ander dier dat zoveel is geclaimd als de arend. Veel verschillende landen en organisaties gebruiken de arend als symbool. De Arend staat symbool voor macht, schoonheid en onafhankelijkheid. Het is een symbool van alle tijden. Zo zetten de Ptolemeïsche heersers van Egypte de arend op hun zegel en sierden ze de standaarden van de Romeinse legioenen. De arend (hoewel verschillende soorten) heeft een hoge symbolische waarde voor de Verenigde Staten, Panama, Montenegro, Polen, Servië, Roemenië, Rusland, Albanië en Duitsland. In Nederland wordt de arend minder vaak gebruikt, hoewel de “Friese adelaar” wel weer voorkomt op Noord-Nederlandse wapens. Onze gedachten bij de arend en Duitsland zal niet altijd even positief zijn en een associatie met de tweede wereldoorlog oproepen. Vooral de twee-
koppige adelaar werd door de nazi’s voor hun doeleinden misbruikt. Het gebruik van de tweekoppige adelaar gaat echter veel verder terug, tot aan het heilige Roomse Rijk. Ook in religie neemt de adelaar een belangrijke plaats in. Zo hoorde hij bij de Romeinen bij Jupiter. In het christendom is de arend het symbool van de evangelist Johannes. De symboliek is ook nog veel recenter doorgetrokken. Zo komt de arend voor in de logo’s van een aantal bekende voetbalclubs, als of niet toevallig uit het oosten van Nederland; Go Ahaead Eagles, SBV Vitesse en NEC Nijmegen. Vooral in Europa is de zeearend de op wapens afgebeelde adelaar. Grootte en uiterlijk Liefhebbers noemen de zeearend regelmatig vliegende deur. En dat is niet gek, voor een vogel met een spanwijdte van 200 tot 250 centimeter. Een volwassen zeearend heeft een lengte van 70 tot 92 centimeter en een gewicht van 3,1 tot maar liefst 7,5 kilo. De zeearend is donkerbruin met een opvallend
SCHERPE MAAGKIEZEL 1. voor kanaries - tropen - wildzang kleine parkieten etc. 2. voor grote parkieten - patrijzen kwartels - fazanten etc. 3. voor postduiven Uw vogels hebben geen tanden... Wel een spiermaag. Zorg dat er SCHERPE KIEZEL in zit... ! nu ook oesterschelpengrit VERKRIJGBAAR IN DIERENSPECIAALZAKEN Gratis monster en folder bij:
SPECIALIST IN SCHERPE MAAGKIEZEL Tel. (0485) 45 17 37 - Postbus 29 - 5450 AA Mill
42
grote gele snavel. Volwassen exemplaren hebben een witte staart. Leefomgeving en verspreiding Oorspronkelijk kwam de zeearend voor in heel Europa en noordelijk Azië. Tegenwoordig is hij in Midden- en Zuid- Europa verdwenen, hoewel hij met een stevige comeback bezig lijkt te zijn. In Europa is de laatste decennia het aantal broedparen van een paar
Zeearend, gefotografeerd in Duitsland Jankees Schwiebbe
duizend tot meer dan 10.000 toegenomen. Als leefomgeving geeft de zeearend de voorkeur aan open gebieden met veel water en verspreide bomen als nestgelegenheid. Voedsel en leefwijze Het voedsel van zeearenden bestaat vooral uit vis en watervogels als eenden, ganzen en meerkoeten. Ook schrikken ze er niet voor terug om andere dieren voedsel afhandig te maken. Het feit dat de zeearend sinds een aantal jaren weer in Nederland broedt heeft te maken met het feit dat hij voldoende broedgebied kan vinden, maar waarschijnlijk ook met de enorme toename van de hoeveelheid ganzen in Nederland. Vooral als er jongen zijn worden er veel ganzenpullen gegrepen. Voortplanting De zeearend is pas op een leeftijd van vier tot vijf jaar volwassen. In de voorgaande jaren wordt er al wel uitgekeken naar een partner. Zeearenden gaan een band voor het leven aan. Het toppunt van de balts is als het koppel samen opstijgt, om hoog in de lucht elkaars poten te pakken en ronddraaiend naar beneden te tuimelen, om elkaar vlak voor de grond elkaar los te laten. Op een klif, of in de top van een boom worden hun grote nesten gebouwd. Nesten gaan soms over van generatie op generatie. Er zijn nestplaatsen bekend die al 150 jaar in gebruik zijn. 43
Zeearenden worden zo’n 20 jaar oud, het nest is dan dus zeker al 8 generaties in gebruik. Ze bezetten een vrij groot territorium van zo’n 30 tot 70 vierkante kilometer. Is een paar eenmaal gesetteld, dan worden jaarlijks in maart/april één tot drie eieren gelegd, die 38 dagen door beide ouders worden bebroed. Het jong dat als eerste uitkomt is over het algemeen het meest dominant bij het voeren. In magere jaren is dit vaker het enige jong dat overleeft. Hoewel beide ouders jagen, neemt het vrouwtje het grootste deel van het voeren voor haar rekening. Na vijf tot zes weken weten de jongen zelf hoe ze met een prooi moeten omgaan. Na elf tot twaalf weken verlaten ze het nest, maar ze worden nog geruime tijd gevoerd door beide ouders. Bijzonder Nadat de zeearend sinds mensenheugenis niet meer in Nederland broedde, was er in 2006 een broedgeval in de Oostvaardersplassen. Vogelliefhebbend Nederland stond op de kop. Sindsdien is er jaarlijks succesvol gebroed in de Oostvaarderplassen. Daarnaast heeft zich in 2010 een paar gevestigd nabij het Zwarte Meer en ook in het Lauwersmeergebied is een broedpoging ondernomen. Ook De Biesbosch is ontdekt als broedgebied. Het lijkt erop dat de zeearenden zijn gekomen om te blijven. Rik Meerema Zeearend, net een vis uit het water geslagen Jan Branje
44
45
PAPEGAAIACHTIGEN
DE BLEEKMASKER VALKPARKIET De Bleekmasker mutatie van de valkparkiet is voor het eerst beschreven door Jim Hayward uit Engeland in 1992. Officieel is deze mutatie voor het eerst legaal geïmporteerd in Australië rond 1995 De naam van het gen van deze mutatie is Aqua en wordt aangeduid met (B) en heeft een speciale relatie met de witmasker als het om vererving gaat. Over de gehele wereld wordt de Bleekmasker ook wel Pastelface of Pastelmasker genoemd echter deze benaming klopt niet aangezien “Pastel” impliceert dat er een reductie van eumelanine (grijze kleurstof ) zou zijn en dit is niet het geval. Er is wel een reductie van ongeveer 50% van de psittacine (geel en oranje kleurstof) Deze reductie is vooral in de wangvlek en het masker te zien waardoor de wangvlek in vergelijking met bv wildkleur licht oranje of zacht geel is en het geel in het masker ook lichter dan bij de wildkleur. Bij de poppen is het nog wat moeilijker te zien omdat het masker grijs is en de wangvlek fletser dan bij de mannen. De donsveren van Bleekmasker en BleekmaskerWitmasker jongen zijn ook iets lichter dan die van bv wildkleur of opaline. Lutino cinnamon bleekmasker witmasker (heterozygoot)
D.v.d.Mark
Het onderscheid tussen Bleekmasker en Geelwang is dan ook moeilijk visueel waar te nemen. Bij de Geelwang is het masker niet lichter dan dat van een wildkleur maar de wangvlek is wel echt geel. Daarnaast vererft Bleekmasker recessief en is geen geslachtsgebonden mutatie zoals de Geelwang. Volgende maand meer over de Geelwang. Er zijn twee “vormen” visuele bleekmaskers: 1 )Homozygoot Bleekmasker: dit is een pure bleekmasker die wordt gekweekt door twee zuivere (homozygote bleekmaskers) te koppelen. De nakomelingen zullen dan ook 100% homozygote bleekmaskers zijn, zowel mannen als poppen. Er zijn ook andere mogelijkheden om een homozygote bleekmasker te kweken door bijvoorbeeld de combinatie Bleekmasker X Bleekmasker Witmasker of door twee wildkleur split Bleekmasker valkparkieten te koppelen. 2) Heterozygoot Bleekmasker: dit is een Bleekmasker Witmasker en draagt zowel het Bleekmasker als het Witmasker gen in zich. Het masker is dan iets donkerder dan bij een Homozygote Bleekmasker en de wangvlek neigt iets meer naar oranje. De Heterozygote Bleekmasker zal aan zijn nakomelingen ófwel het bleekmasker gen ófwel het witmasker gen doorgeven.
Zuivere (homozygote) bleekmasker pop A.Ganzevles
46
Dat witmasker een grote rol speelt in deze mutatie komt omdat witmasker en bleekmasker allelen zijn van elkaar. Er zitten dus twee verschillende eigenschappen (twee mutaties) in één gen en deze vererven co-dominant, hoewel de mutatie op zichzelf recessief vererft.
Bij een koppeling van deze twee mutaties zullen de jongen een visuele “mengkleur” laten zien. Dit is iets anders dan split voor bleekmasker zijn. De jongen met deze mengkleur noemen we dus Bleekmasker Witmasker en Heterozygoot . Naast Hetero en Homozygoot is er ook nog een split bleekmasker mogelijk. Deze ontstaat wanneer bijvoorbeeld een wildkleur wordt gekoppeld met een Bleekmasker (homozygoot). Combinatie Bleekmasker (homozygoot ) met BleekmaskerWitmasker geeft 50 % Bleekmasker en 50% BleekmaskerWitmasker als nakomelingen zowel bij mannen als poppen. Dit maakt het herkennen van de twee verschillende vormen in één nest nog moeilijker. De bleekmasker mutatie kan worden gecombineerd met vele andere mutaties als lutino, opaline, cinnamon, bronze fallow, pale fallow (ashen fallow) bont en gezoomd. Bleekmasker koppelingen met geslachtsgebonden geelwang en dominant yellow face (mutatie die in Europa niet voorkomt) dienen te worden vermeden, omdat dan uiteindelijk de mutatie niet meer valt te achterhalen aangezien deze drie mutaties allemaal reductie geven van minimaal de psittacine in de wangvlek. Zoals bij alle mutanten is het belangrijk om bij het kweken vooral de kwaliteit en de bloedlijnen in de gaten te houden en regelmatig via wildkleur en witmasker terug te kweken naar split bleekmasker of bleekmaskerwitmasker (heterozygoot). Het is een mutatie die niet echt kweekproblemen kent mits je uiteraard de juiste kwaliteit ouder koppels hebt. Het is wel van belang bij de aanschaf van één of meerdere valkparkieten van deze mutatie er zeker van te zijn dat ze “echte” homozygote, heterozygote of split vogels zijn. Ga daarom naar een goede kweker die ook een goede kweekadministratie bijhoudt. © 2015 Evelien M. van Laar en Patrick Konz Voor meer informatie en vragen bent u van harte welkom op de “Dutch Cockatiel Mutation Breeders” facebook groep.
Cinnamon opaline bleekmasker witmasker (heterozygoot) bont Dubbel factorig gezoomd bleekmasker
D.v.d.Mark
P.Konz
47