Vogelonderzoek Stappersven en omgeving
Door Bernd Willaert, Kevin van Sundert en Stijn Andries
1
Inhoudsopgave
Inleiding p.3 Materiaal en Methode p.3 Aantalverloop watervogels Beschrijving Stappersven+telmethode p.5 Eigen tellingen p.6 Algemene soorten p.7 Zeldzamere soorten p.14 Exoten p.16 Soorten rond het Stappersven Inleiding p.18 Werkwijze p.18 Vegetatiebeschrijving p.19 Besluit i.v.m. soorten rond het Stappersven p.25 Invloed van het weer Waarom? p.38 Methode p.38 Apparatuur p.39 De normale situatie p.40 Metingen p.41 Bibliografie p.53 Bijlagen p.54
2
Inleiding Toen we deze opdracht kregen, wisten we meteen dat we iets met vogels en de Kalmthoutse Heide gingen doen. In september zijn we verschillende keren gaan wandelen om te brainstormen over dit onderwerp. Een eerste idee kregen we na een gesprek met Jos Jacobs van de trektelpost van de Kalmthoutse Heide. Het idee was om beschermde soorten te onderzoeken in en rond het Stappersven. Doordat een groot aantal van deze soorten enkel in de zomermaanden in het gebied verblijven, bv. de nachtzwaluw, was dit onderzoek praktisch onmogelijk. Door deze beperking hebben we ervoor gekozen niet alleen beschermde, maar ook de meer algemene vogels rond het Stappersven te onderzoeken. Gedurende de daaropvolgende weken rijpte het idee om het onderzoek in drie verschillende takken op te splitsen. Een tak die zich bezig houdt met de soorten rondom het ven, een tak die de watervogels op het ven doorheen de winter beschrijft, en een laatste die de invloed van het weer op de soorten beschrijft.
Materiaal en methode Dit beschrijven we steeds in ieder hoofdstuk. Het heeft weinig zin om hier een algemene werkwijze voor te beschrijven want voor iedere tak is die verschillend.
3
Aantalverloop watervogels
4
Beschrijving Stappersven + telmethode Het Stappersven was in een niet zo ver verleden nog een groot weidegebied. Deze weilanden waren in de loop van de laatste honderd jaar gewonnen op de heide voornamelijk op natte heide. Herhaaldelijke overstromingen zorgde ervoor dat ze weinig productief waren. Uiteindelijk besloot men om het gebied terug te geven aan de natuur. Vrij snel liepen de weilanden onder en vormde er zich een ondiep ven. Doordat het ven zo ondiep is (op het diepste punt niet dieper dan 1,5 meter), is het minder geschikt voor vis. Ze kunnen zich namelijk niet in de diepte verschuilen voor predators. Voor algen en wieren is het ven des te meer geschikt. Deze groeien vlak onder het wateroppervlak waar ze veel zon krijgen. Vooral plantenetende soorten als de wilde eend worden hierdoor aangetrokken. Andere waterplanten zoals waterlelies ontbreken dan weer door de geringe diepte. Met hen ontbreken ook soorten die deze planten begrazen bijvoorbeeld de meerkoet. Een ander gevolg van de diepte van het ven is dat het bij langdurige vorst snel dichtvriest. Als we naar de topografische kaart van de regio kijken, lijkt het Stappersven een groot, aaneengesloten wateroppervlak. Dit is niet zo. In het ven liggen bijvoorbeeld enkele eilanden. Deze zijn begroeid met voornamelijk pijpenstrootje en een enkele den of berk. Ook zijn er langs de oever vele inhammen die een rustig onderkomen bieden aan de vele watervogels. De begroeiing rond het ven bestaat grotendeels uit pijpenstrootje. Enkel aan de noord – en oostkant van het ven grenst het Stappersven rechtstreeks aan de bosrand bestaande uit grove den en struiken zoals spork. De vele inhammen en de eilanden vormden een reëel probleem bij het tellen van de vogels. Daarom telde we van op een punt dat volgens ons de grootste waarnemingshoek bood. We telden steeds enkel vanaf dit punt om dubbeltellingen te voorkomen door vogels die van het ene deel van het ven naar het andere migreerden of door foute interpretaties door de verschillende waarnemingshoeken. Tijdens het tellen noteerde steeds een persoon terwijl een andere persoon constant de omgeving in het oog hield om te zien of er vogels zich verplaatsten, bijvoorbeeld van een geteld deel naar een niet geteld deel van het ven.
5
Eigen tellingen In totaal hebben we 8 tellingen uitgevoerd. De conclusies van ons onderzoek hebben we voornamelijk op deze tellingen gebaseerd vermits we soms grote periodes niet konden gaan tellen, hebben we voor deze periodes gebaseerd op tellingen van derden. Deze tellingen/waarnemingen kan je terugvinden in bijlage negen en tien.
soort
30/10/2010 4/11/2010 11/11/2010 22/12/2010 30/12/2010 5/01/2011 29/01/2011 5/03/2011
bergeend brilduiker grauwe gans grote Canadese gans kleine Canadese gans kleine zwaan kolgans krakeend krooneend nijlgans parkeend pijlstaart slobeend smient tafeleend wilde eend wintertaling totaal
0 1 0
0 0 0
0 0 0
0 0 0
0 0 18
0 1 1
1 3 32
0 6 81
32
0
1
0
11
0
234
38
0 0 0 1 0 0 4 8 18 11 5 292 0
0 0 0 3 1 0 4 4 7 7 7 305 5
0 0 0 18 0 0 7 9 26 38 8 215 3
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 67 0
0 8 0 6 0 6 2 0 0 6 0 252 0
0 0 0 26 0 3 2 2 0 20 0 387 0
1 0 1 0 0 4 2 2 0 31 8 201 2
0 0 0 0 0 0 3 0 8 93 0 103 16
375
346
329
67
309
443
554
356
Tabel 1
6
Algemene soorten Wilde eend Uit de gegevens van grafiek 1 blijkt duidelijk dat wilde eend procentueel de meest voorkomende soort is in het gebied. Gemiddeld maakte de wilde eend 65% van het aantal vogels op het Stappersven uit en in vorstperiodes kon de soort 100% van het aantal vogels vormen. Op het einde van de winter maakte de soort slechts 25% van de aantallen uit. Het gebied is zeer aantrekkelijk voor de soort. In onze regio is het Stappersven een van de belangrijkste overwinteringgebieden voor wilde eend. Andere belangrijke watervogelgebieden in de regio herbergden in dezelfde periodes meestal veel minder exemplaren. Zo werden er bijvoorbeeld in de laatste week van oktober 134 wilde eenden op de plas van De Kuifeend geteld en zaten er maar een twintigtal op de Ekerse putten tegen 292 exemplaren op het Stappersven op 30/10. 600 500
aantal
400 aantal w ilde eenden
300
aantal w atervogels a
200 100 0 1
2
3
4
5
6
7
8
telling
Grafiek 1
Het hoge aantal wilde eenden op het Stappersven valt te verklaren door zijn geringe diepte. Wilde eenden zijn grondeleenden. Dit wil zeggen dat de soort al grondelend (een soort van snorkelen) aan haar (plantaardig) voedsel komt. Door deze manier van voedsel verzamelen kunnen ze enkel aan voedsel vlak onder het wateroppervlak. Binnen het grenspark vindt er regelmatig uitwisseling plaats met andere vennen. In de eerste plaats met de Biezenkuilen en de Putse Moer hoewel op die laatste het gehele najaar bijna geen wilde eenden werden gezien. De uitwisseling met andere
7
vennen is de belangrijkste oorzaak voor het wisselende aantal wilde eenden binnen korte periode, het weer buiten beschouwing gelaten. In onze regio mag het Stappersven wel dan belangrijk zijn voor de wilde eend maar om internationaal belangrijk te zijn moet de 1% procent norm gehaald worden. Dit komt overeen met 1% van de totale populatie in het West-Palearctisch gebied die op 2.000.000 exemplaren wordt geschat. Dus wil het gebied internationaal voor deze soort beschermd worden moet ze regelmatig meer dan 20.000 exemplaren herbergen. Hier blijven we ruim onder. In de vorstperiodes was het grootste deel van het Stappersven bevroren. Er was slechts een klein wak dat door de eenden werd opgehouden. Hierdoor konden de dieren hun voedsel niet meer bereiken en vond er een massale uittocht naar ijsvrije plassen. Slechts een 50 tal eenden bleef ter plaatse. Deze dieren waren de enige die ter plaatse bleven. Alle andere soorten verlieten het gebied. Na de vorstperiode herstelde het aantal wilde eenden volledig. Er was zelfs een lichte stijging. Door de dooi was het voedsel terug beschikbaar waar ook andere watervogels zoals grauwe ganzen en kleine zwanen van profiteerden.
Smient De smient is in Vlaanderen een wintergast. Ook zo in de Kalmthoutse Heide. Het aantal smienten stijgt duidelijk doorheen de herfst . Ook al durven de aantallen te fluctueren door doortrekkers. Aan deze stijgende lijn komt abrupt een einde wanneer eind november het zowel dag en nacht blijft vriezen. Als gevolg hiervan trokken de smienten naar ijsvrije oorden en werden er tot begin januari (wanneer de dooi zich inzette) geen smienten meer waargenomen. De dieren vonden net als de wilde eenden geen voedsel meer en trokken naar ondiepe, ijsvrije wateren. Een bijkomende reden is dat het ven in bevroren toestand niet geschikt als rustgebied. Roofdieren, zoals de vos, kunnen dan over het ijs de vogels benaderen. Samen met het ontdooien van het ven, stijgen de aantallen weer. Samen met de beginnende terugtrek naar het noorden werden er in februari maximaal 118 smienten waargenomen. Het is dus duidelijk dat het aantal overwinterende smienten afhankelijk is van het weer. De aantallen blijven ruim onder de internationale 1% norm (15.000 exemplaren) maar ze behoren tot de grootste groep in de regio. Enkel op plassen, dokken en kanalen in en rond de haven van Antwerpen worden regelmatig nog grotere concentraties aangetroffen. Deze smienten gebruiken deze wateren als rustgebied en gaan in de omliggende polders en natuurontwikkelingsgebieden foerageren. Deze winter werden er lagere aantallen geteld dan in andere, zachtere winters. Dit valt te verklaren doordat op het moment dat de grote aantallen overwinteraars arriveerden, het hard begon te vriezen. Zoals eerder vermeldt, maakt dit het gebied ongeschikt voor de soort.
8
Binnen het grenspark is het Stappersven de belangrijkste overwinterplaats voor smienten. Op andere vennen zoals de Drielingvennen en de Biezenkuilen worden slechts sporadisch smienten waargenomen. Het gaat hier voornamelijk om doortrekkende exemplaren.
140 120 100 80 60 40 20 0 m aa rt
i
fe br ua ri
ja nu ar
no ve m be r de ce m be r
aantal smient
ok to be r
aantal
aantal smient
datum
Grafiek 2
Pijlstaart De pijlstaart komt net zoals de smient enkel in de wintermaanden in Vlaanderen voor. De aantallen van de soort liggen wel lager dan van deze laatste. Vanaf 22 september waren de eerste pijlstaarten aanwezig op het Stappersven. De aantallen bleven stijgen tot midden november. Het strenge winterweer zorgde net zoals bij de 2 voorgaande soorten dat de pijlstaart zijn voedsel niet meer kon bereiken en genoodzaakt was ijsvrije plassen op te zoeken. Het duurde tot begin januari vooraleer er terug pijlstaarten werden waargenomen. De aantallen stegen na de vorst terug maar door de terugtrek die tegen eind februari op gang kwam, werden er niet meer zo’n hoge aantallen bereikt als in november. De pijlstaart kan men als een schaarse maar regelmatige wintergast beschouwen in de Kalmthoutse Heide. De belangrijkste vennen voor deze soort zijn de Drielingvennen en het Stappersven. Door het strenge winterweer werden er deze winter maximaal slechts 43 op het Stappersven geteld. aantal pijlstaarten
Grafiek 3
50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0 m aa rt
fe br ua ri
i ja nu ar
de ce m be r
no ve m be r
ok t
ob er
aantal pijlstaarten
9
Slobeend Begin oktober zijn er al redelijk wat slobeenden present op het Stappersven. Dit gaat om lokale broedvogels die op de grotere, ondiepe plassen in de omgeving komen ruien. Deze plassen moeten groot genoeg zijn om veilig te zijn voor roofdieren en ondiep zodat de eenden aan voedsel raken. Het Stappersven voldoet aan beide voorwaarden. Vanaf midden oktober beginnen de aantallen stijgen. De stijging wordt vooral veroorzaakt door doortrekkende exemplaren. Omdat het grotendeels om doortrekkers gaat, fluctueren de aantallen in deze periode bijna constant. De ene dag kunnen grote hoeveelheden aanwezig kunnen zijn terwijl slechts enkele dagen later het ven bijna slobeendvrij is. Na midden november treffen we voornamelijk overwinterende slobeenden aan. Maximaal werden er een tachtigtal exemplaren waargenomen maar hier moet bij worden vermeld dat het hier om een schatting gaat. Door het strenge winterweer vond er ook bij de slobeend een massale uittocht plaats. Heel december werden er hierdoor ook geen slobeenden waargenomen. Met de dooi kwamen ook de slobeenden terug. Begin januari waren het er nog maar enkele maar tegen februari zijn de aantallen gevoelig gestegen. Binnen het grenspark vindt er geregeld uitwisselen plaats tussen de verschillende vennen voornamelijk met de Biezenkuilen maar het Stappersven is het enige ven waar grote concentraties voorkomen. aantal slobeenden 90 80 70 60 50
aantal slobeenden
40 30 20 10 0 oktober
november december
januari
februari
Grafiek 4
Wintertaling De wintertaling is de kleinste eend die in onze streken voorkomt. De soort komt het gehele jaar voor in België maar de grootste aantallen zijn, zoals de naam doet vermoeden, in het winterhalfjaar aanwezig. Ook zo in de Kalmthoutse Heide.
10
Lokale broedvogels komen vanaf augustus met een maximum in september op het Stappersven ruien. Vanaf november zijn grote aantallen overwinteraars aanwezig. Maximaal 300 deze winter. Met de vorst verdwijnt de wintertaling net zoals vele andere eendensoorten van het Stappersven om in januari en februari, na de vorst weer terug te keren. De wintertaling is een moeilijk te inventariseren soort. Dit komt door de geringe grootte van de vogels waardoor een exemplaar achter een eend of gans kan zitten zonder opgemerkt te worden. Ook het gedrag van de vogels bemoeilijkt het tellen. Wintertalingen zitten graag tussen de oevervegetatie of zitten in grote, compacte groepen op het midden van het ven waardoor men meestal slechts schattingen kan maken. aantal w intertaling 350 300 250 200
aantal w intertaling
150 100 50
m aa rt
fe br ua ri
i ja nu ar
de ce m be r
no ve m be r
ok to be r
0
Grafiek 5
Brilduiker Gedurende een groot deel van de winter werd deze soort waargenomen maar steeds in (zeer) kleine aantallen. Enkel tijdens de vorstperiode ontbrak de soort. Dit komt doordat de plas dan grotendeels bevroren was waardoor het dierlijke voedsel waar deze prachtige soort van leeft verborgen was. Het stijgende aantal brilduikers op het einde van de winter kan men linken aan het verzamelen voor de balts om dan vervolgens terug te trekken naar hun broedgebieden in het noorden. Het langdurig verblijven van brilduikers in het voorjaar en de verscheidene waarnemingen in de zomer bewijzen dat het gebied een potentieel broedgebied is. Dat de soort haar broedareaal nog steeds uitbreidt is zeker positief als men de soort als broedvogel op het Stappersven wil krijgen. Elders in het grenspark broedt de soort al. Zo vond het eerste geslaagde broedgeval van België, in 2009 plaats op de Putse Moer wat de geschiktheid van het gebied bewijst. Ook in 2010 broedde de soort weer op de Putse Moer. Tussen het Stappersven en De Putse Moer vindt heel wat uitwisseling plaats. Zo werden de jonge brilduikers van de Putse Moer ook op het Stappersven 11
waargenomen. We hebben geen enkele reden om te vermoeden waarom deze uitwisseling ook niet plaatsvindt bij de overwinteraars vermits er op de Putse moer ook “grote” aantallen brilduikers worden aangetroffen. aantal brilduikers 7 6 5 4
aantal brilduikers
3 2 1
m aa rt
fe br ua ri
i ja nu ar
no ve m be r de ce m be r
ok to be r
0
Grafiek 6
Grauwe gans De grauwe gans verbleef gedurende de winter regelmatig op het Stappersven. Trekkers gebruikten het ven als slaapplaats voor de nacht op hun lange weg naar het zuiden. Door de vorst midden november vroor het ven dicht waardoor ze haar nut voor de soort verloor. Pas wanneer de dooi zich inzet, kwamen de ganzen terug. Dit waren overwinteraars die het ven net zoals hun soortgenoten een maand eerder als slaapgebied gebruikten. Het verschil met de trekkers was dat de overwinteraars overdag zich over weiden in de omgeving verspreidden om te gaan foerageren. Kleine groepjes of zoals bij verstoring grote groepen kwamen ook overdag op het Stappersven rusten. aantal grauw e gans 100 80 60
aantal grauw e gans
40 20
m aa rt
i fe br ua ri
ja nu ar
no ve m be r de ce m be r
ok to be r
0
Grafiek 7
12
Tafeleend De tafeleend is een duikeend die men het gehele jaar in onze regio kan aantreffen, zij het steeds in zeer lage aantallen. Dit geldt ook voor het Stappersven. De soort was de hele winter aanwezig maar ontbrak tijdens de vorstperiode. De aantallen van de soort waren ook in de vorstvrije periodes nooit hoog (maximaal 12). Dit komt doordat de tafeleend een duikeend is en de geringe diepte van het ven is dan ook zeer nadelig. Binnen het grenspark is het Stappersven het belangrijkste ven voor de soort. Ze wordt ook soms waargenomen op de Putse Moer en de drielingvennen. aantal tafeleend
m aa rt
i ja nu ar
fe br ua ri
aantal tafeleend
no ve m be r de ce m be r
ok to be r
14 12 10 8 6 4 2 0
Grafiek 8
Krakeend
20 10
no ve m be r de ce m be r
ok to be r
0
m aa rt
30
i fe br ua ri
40
ja nu ar
50
De krakeend en dan voornamelijk het grotendeels bruine vrouwtje, lijkt sterk op de wilde eend. De mannetjes zijn met hun grijze mantel en borst dan weer iets makkelijker van de wilde eend te onderscheiden. In tegenstelling tot deze laatste komt de krakeend slechts in lage aantallen voor op het Stappersven. De eerste krakeenden arriveren op het Stappersven eind oktober waarna de aantallen gestaag stijgen om dan een piek te bereiken midden november. De aantallen waren vermoedelijk nog blijven stijgen als het niet was beginnen vriezen. In tegenstelling tot de wilde eend verliet de krakeend gedurende vorst het gebied aantal krakeenden volledig maar in vergelijking met soorten als de pijlstaart keerde de krakeend sneller terug. In januari stegen de aantallen terug maar ze bereikten niet aantal krakeenden meer de aantallen van november. Begin maart waren de overwinteraars al terug naar hun broedgebieden vertrokken en was het Stappersven krakeendvrij. Grafiek 9
13
Zeldzamere soorten Krooneend Verrassend was de waarneming van een vrouwtje krooneend op 4/11/10. Het gaat om de 2de waarneming op het Stappersven en de 3de voor het Belgische gedeelte van de Kalmthoutse Heide. De vorige waarneming dateert van oktober 2003 toen er een onvolwassen mannetje op het Stappersven verbleef. De eerste waarneming betreft maart 1984 en gaat om 10 krooneenden die op de Putse moer verbleven. Dit toont aan dat de krooneend een zeldzame soort is in de Kalmthoutse Heide. De waargenomen vogels betroffen steeds doortrekkers die afhankelijk van de tijd van het jaar naar broed – of overwinteringsgebieden trokken. De laatste jaren werden steeds meer vermoedelijke en recent ook een geslaagde broedpoging in België gemeld. Het is echter ijdele hoop de soort in de nabije toekomst als broedvogel te verwachten op het Stappersven. De soort prefereert namelijk (water)vegetatierijke plassen. Kleine zwaan Kleine zwanen werden tot deze winter nooit waargenomen op het Stappersven. De soort was al wel in de omgeving waargenomen (voornamelijk weilanden in de omgeving van Brecht) en verscheidene keren werden overvliegende exemplaren waargenomen op de trektelpost van de Kalmthoutse Heide (trektelpost “Muggenpiske”). De waarnemingen die deze winter op het ven werden verricht, gaan over een groep van 8 exemplaren pleisterend aan een wak op 30/12/10 en een enkel exemplaar dat op het ven zat op 8/01/11. Deze laatste waarneming is eerder vreemd voor kleine zwanen. Deze soort staat erom bekend dat ze de gehele winter in kleine, hechte familiegroepen doorbrengen. De mogelijkheid bestaat dan ook dat dit een gewond, achtergebleven exemplaar van de groep van 30/12 is. Knobbelzwaan De knobbelzwaan werd slechts een keer waargenomen deze winter op het Stappersven. Deze waarneming betreft doortrekkers die het Stappersven slechts als rustplaats gebruikten op hun weg naar het zuiden. Ondanks de grootte van het ven is het toch ongeschikt voor de soort. Knobbelzwanen eten dieper groeiende waterplanten waar zij, in tegenstelling tot andere watervogels dankzij hun lange nek wel bij kunnen. De geringe diepte van het ven verhindert deze manier van voedsel vergaren waardoor dit een ongeschikt gebied is voor een soort als de knobbelzwaan.
14
Kolgans De kolgans werd slechts eenmalig waargenomen. Het betrof een exemplaar dat in een groep grauwe ganzen op het ven zat. Kolganzen worden normaal gezien niet waargenomen op het Stappersven. Dit komt doordat de in onze regio aanwezige kolganzen slapen in het Verdronken Land van Saefthinge en overdag gaan grazen in weiden of foerageren op akkers. Het ven dient noch als slaapplaats noch als foerageergebied voor de kolgans en is dus voor deze soort niet belangrijk. Kolganzen werden wel waargenomen op de Steertse Heide (weidegebied in het NW van de Kalmthoutse Heide). De waargenomen kolgans betreft waarschijnlijk een exemplaar dat met de grauwe ganzen mee naar beneden gekomen is. Deze gebruiken het Stappersven wel geregeld als slaap- en rustplaats. Nonnetje Het nonnetje is de kleinste zaagbek van Europa. Ze komt in onze streken enkel in het winterhalfjaar voor. Op het Stappersven en de rest van de Kalmthoutse Heide is het een zeldzame verschijning met slechts enkele waarnemingen iedere winter. Deze winter werd er slechts een waarneming verricht op het Stappersven. Het betrof een koppel dat op 10 januari aanwezig was. In het naburige moerasgebied van De Nol werden meer waarnemingen verricht. Meerkoet De meerkoet is een van de algemeenste watervogels van België maar niet van het Stappersven. De soort wordt jaarlijks slechts een paar keer waargenomen. Deze winter was er slechts een waarneming (8/11/10). In de zomermaanden wordt de soort wel iets vaker waargenomen. De reden voor het “ontbreken” van de soort op het Stappersven moet gezocht worden in de geringe diepte van het ven. Meerkoeten verzamelen hun voedsel (plantaardig materiaal) namelijk al duikend wat op het Stappersven slechts in beperkte mate mogelijk is.
15
Bergeend De bergeend is een redelijke grote watervogel die vooral met rivieren, natuurontwikkelingsgebieden en slikken en schorren wordt geassocieerd. De soort broedt echter ook, zij het in wisselende aantallen, in konijnenholen in de duingebieden van de Kalmthoutse Heide. Er is zelfs een ven, het bergeendenven, naar de soort vernoemt. In de winter is de soort aan de kust en de grote rivieren te vinden. Eén exemplaar dacht er echter anders over en was op 29 januari aanwezig op het Stappersven. Dit kan een vroeg terugtrekkend exemplaar geweest zijn.
Exoten
Nijlgans De nijlgans komt sporadisch voor in de Kalmthoutse Heide. Het gaat vooral om vogels die komen foerageren op de vennen of op de Steertse Heide. De aantallen op het Stappersven wisselden het gehele jaar zonder een duidelijk verband met het weer. De vogels profiteren waarschijnlijk van gunstige plaatselijke voedselomstandigheden totdat deze waren opgebruikt.
Canadese ganzen Bijna alle Canadese ganzen aangetroffen op het Stappersven behoren tot de soort Branta canadensis oftewel grote Canadese gans. Kleine Canadese gans (Branta hutchinsii) werd slechts 1 keer aangetroffen. Ook in de rest van het grenspark wordt deze soort slechts sporadisch aangetroffen. Voornamelijk in de weilanden aan de rand van de Kalmthoutse Heide. Elk jaar broeden enkele koppels Grote Canadese ganzen op het Stappersven die vervolgens net zoals vele andere Canadese ganzen uit de regio, het ven gebruiken in augustus om te komen ruien. Waarnemingen in het begin van de herfst betreffen dan meestal ook vogels die zijn blijven hangen. Gedurende de herfst werden er geregeld groepen Canadese ganzen gezien op het Stappersven.
16
Net zoals zovele andere watervogels vonden zij in het Stappersven een geschikt rustgebied. Waarnemingen in de vorstperiode ontbreken. De meeste exemplaren zijn dan namelijk op weilanden (vb de Steertse Heide) in de buurt te vinden. Wanner het ven begin januari terug ontdooide, profiteerde grote aantallen Canadese (maximaal 234 exemplaren) ganzen van het vrijgekomen voedsel. Ook de terugtrek naar de broedgebieden zorgde in het voorjaar voor hogere aantallen. aantal grote canadese ganzen 250 200 150 aantal grote canadese ganzen 100 50 0 oktober
december
februari
Grafiek 10
Mandarijneend De mandarijneend is een Aziatische soort die in Europa vooral in waterwildcollecties wordt gehouden. Van hieruit ontsnappen geregeld exemplaren die verwilderen en zich (meestal weinig succesvol) gaan voortplanten. Op het Stappersven verbleef midden november een mannetje van deze soort. Parkeend Parkeend is de naam die men aan alle ontsnapte, gedomesticeerde eenden en hun nakomelingen geeft. Wij baseerden ons voornamelijk op afwijkingen in het verenkleed bij wilde eenden om parkeenden op te sporen. De parkeend wordt het hele jaar door waargenomen op het Stappersven maar steeds in lage aantallen. Het gaat waarschijnlijk om plaatselijke broedvogels die hier ook overwinteren. Door de grote individuele variatie in verenkleed bij parkeenden konden we vaststellen dat het steeds dezelfde exemplaren waren die op het Stappersven zaten. Zo was er een wit exemplaar die bij elke telling buiten in de vorstperiode werd waargenomen. De aantallen blijven ook heel de winter vrij constant wat wijst dat er geen influx van buitenaf optrad.
17
Soorten rond het Stappersven
Inleiding
Bij ons onderzoek over vogels rond het Stappersven, zijn we niet alleen geïnteresseerd in de vogels op het ven, maar ook in de vogels in de omliggende omgeving van het ven. We willen onderzoeken welke invloed vegetatie op het voorkomen van verschillende soorten vogels heeft. Met andere woorden: waarom komt een soort in het ene gebied nauwelijks voor, terwijl hij in het andere gebied altijd te zien is, en houdt dit verband met de vegetatie die er overheerst? Uiteraard is al lang onderzocht dat een kuifmees graag in naaldbomen zit, en dat een klapekster een wijd open terrein nodig heeft. Dit zijn maar enkele voorbeelden. Wij willen nu zien of dit beschreven gedrag en de hang naar bepaalde vegetatiesoorten ook het geval is bij de vogels die we tegenkomen in de omgeving van het Stappersven.
Werkwijze
Om dit te realiseren hebben we besloten om 7 keer een vaste wandeling ruim rond en langs het Stappersven te maken. Deze wandeling hebben we opgedeeld in 5 gebieden (zie kaart p 24). Met gebied bedoelen we alles wat we kunnen zien vanaf de wandelpaden, die in kleur zijn aangebracht op de kaart op pagina 24. Gebieden verschillen van elkaar door kleine of ingrijpende verandering van vegetatie. Zo kan bijvoorbeeld het enige verschil tussen twee gebieden zijn dat er meer naaldbomen bijkomen, tussen andere gebieden kan het verschil dan weer zo groot zijn dat er nauwelijks overeenkomsten in vegetatie zijn. Tijdens de wandeling noteerden we per gebied welke vogels we zagen en/of hoorden. Ook overvliegende vogels werden meegerekend tot de waargenomen vogels. Deze tellingen werden verwerkt in tabellen, zodat ze eenvoudiger te vergelijken zijn. Daarnaast hebben we ook de vegetatie beschreven. Hiermee bedoelen we een algemeen beeld van de vegetatie van de verschillende gebieden. Verwacht dus niet dat elke mos-en plantensoort die er ooit gezien is beschreven is. Het is zuiver de bedoeling om een link te leggen tussen de vogelsoorten en de algemene vegetatiesoort. Onze groep heeft een uitgebreide kennis van vogels en hun geluiden en kan terugvallen op goede documentatie en informatiebronnen.
18
Vegetatiebeschrijving
Gebied I Gebied I is een gemengd bos. Het eerste wandelpad, dat van noord naar zuid loopt, is omringd door veel grove dennen, met daarnaast vooral jonge ruwe berk en af en toe een jonge eik. Naarmate we meer naar het oosten gaan, neemt het aantal loofbomen toe. De loofbomen zijn groter en ouder. Naast berk, eik en den zijn ook boomsoorten als de douglasspar, de fijnspar en de Amerikaanse eik aanwezig. Deze komen echter maar in beperkte mate voor. Gebied I is omgeven door een aantal kleine grasweides. Sommige van deze weilandjes bevatten gewoon groen gras, andere zijn dan weer bedekt met pijpestrootje. Gebied I is zeer vochtig, en dan vooral de noordzijde, waar de meeste weilanden aanwezig zijn. De bodem in het bos is bedekt met bladeren en pijpestrootje. Er staan aanzienlijk wat braamstruiken, zeker aan de rand van het wandelpad. Er bevinden zich veel rhododendrons, maar voor de rest is er weinig sprake van struikgroei.
19
Gebied II is een grote laan omgeven door gemengd bos. De laan begint in het zuiden van het gebied en komt uit aan het Stappersven in het noordoosten van dit gebied. Loofbomen zoals eik en berk zijn wel aanwezig, maar in veel mindere mate dan in gebied I. Het is vooral de grove den die dit gebied domineert. Gebied II heeft veel meer struikgroei dan gebied I. Hulst is veel aanwezig en er zijn veel meer jonge boompjes. Rhododendron komt nog nauwelijks voor. Ook de grondvegetatie neemt aanzienlijk toe. In het zuiden van gebied II is de bodem bijna volledig bedekt met bosbes. Naarmate men meer naar het noordoosten gaat, nemen de bosbesplanten af en wordt hun plaats ingenomen door pijpestrootje. Op het meeste noord-oostelijke punt is de bodem volledig met pijpestrootje bedekt.
20
Gebied III Gebied III omvat de oevers van het Stappersven en een stuk bos. Langs de oostkant van de weg lopen de bossen van gebied II gewoon door. De grove den komt nog steeds dominant voor met maar af en toe een berk. Ook pijpestrootje is nog steeds veel aanwezig. Opvallend is wel dat bij vochtig weer dit gebied compleet onder water staat. De westkant, de oever van het Stappersven, bevat veel berken, met af en toe een grove en zelfs een Corsicaanse den. Vanaf de weg gezien krijgen we eerst de bomenrij, daarnaast een strook van 10 m pijpestrootje en dan het Stappersven. Bij vochtig weer staat deze strook pijpestrootje volledig onder water.
21
Gebied IV De weg en de begroeiing van het oosten naar het westen ten noorden van het Stappersven hebben we afgebakend als gebied IV. Gebied IV ligt langs het Stappersven, maar daar is niet veel van te zien vanaf het wandelpad. De grove den is nog steeds dominant in dit gebied, met af en toe een Corsicaanse den of een berk. In dit gebied komt meer dood hout voor dan in andere gebieden. De opvallendste plant in gebied IV is de rhododendron. Vooral aan de oostkant van gebied IV groeien de rhododendrons hoog en komen ze in grote aantallen voor. Naarmate men meer naar het westen gaat, nemen de rhododendrons in aantal af en groeien er meer varens en pijpestrootje. Het kleine bosje aan de overkant van de verbindingsweg hebben wij ook nog bij gebied IV toegevoegd. Hier groeien enkel dennen, en is de bodem bedekt met mossen en gras.
22
Gebied V Gebied V is een echt heidegebied. Het wordt afgebakend door de weg die ruim rond de Drielingsvennen loopt. Er groeit maar af en toe een den of berk. Soms staan er wel een aantal dennen bij elkaar. Er liggen hier en daar grote dode takken die boven de struiken uitsteken. Deze takken zijn nog overblijfselen van de grote heidebrand van 1996. Gebied V wordt overheerst door het pijpestrootje en de struikhei. Ze zijn in heel het gebied te vinden en groeien zelfs op het wandelpad. Bij hevige regen staat dit gebied op de meeste plaatsen tot aan de enkels onder water. De oevers van de Drielingsvennen zijn volledig bedekt met pijpestrootje.
23
Kaarten
X: startpunt parking zuid, aan verbindingsweg +: telpost rood: gebied I blauw: gebied II geel: gebied III bruin: gebied IV groen: gebied V
24
Besluit i.v.m. soorten rond het Stappersven In dit besluit wordt bij elke vogel die we hebben waargenomen een korte bespreking gegeven. We bespreken waar de vogel volgens onze waarnemingen het meeste voorkomt, en of dit te maken heeft met bepaalde vegetatie. Wij vergelijken onze waarnemingen met de uitleg in het boek ‘ANWB Vogelgids van Europa’. Dit is naar onze mening het beste boek in zijn soort. In de bijlage staan de eigenlijke tellingen. Goudhaan Het goudhaantje kwam bij elke wandeling voor en steeds in een zeer bosrijke omgeving. Het is waargenomen in gebieden I, II en IV. Dit zijn drie volledig beboste gebieden. De goudhaan heeft een voorkeur voor gemengd bos en dan liefst nog met veel naaldbomen. Gebied I is het meest gemengde bos en aan de waarnemingen is dan ook te zien dat het goudhaantje hier altijd zat. Bij onze wandelingen kwam het vogeltje soms alleen en soms samen met een groep mezen voor. Vuurgoudhaan De vuurgoudhaan werd slechts één keer waargenomen, in gebied IV. Het zat hier samen met een groepje goudhaantjes in een aantal berken. Gebied I voldoet perfect aan de leefomgeving van een vuurgoudhaan door de ruime aanwezigheid van gemengd bos, met een groot aandeel loofbomen. Toch is het vogeltje hier niet waargenomen.
Tjiftjaf De tjiftjaf werd enkel bij de eerste wandeling waargenomen, vlak voor het vertrok naar de overwinteringsplaatsen in het zuiden. Het vogeltje werd gezien aan de oevers van het Stappersven (gebied III) waar het zat te zingen in de bomen.
25
Winterkoning Ook de winterkoning kwam bij elke wandeling voor. Het werd gezien in gebieden I, II, III en IV. Het vogeltje kwam dus steeds voor in gebieden met bos. Het vogeltje werd vaak gezien in de rand van een zandpad, bij een ontwortelde boom of in een braamstruik. Op deze plaatsen was het in de grond of in het bladerdek naar voedsel aan het zoeken. Volgens 'ANWB vogelgids van Europa' zijn dit typische foerageerplaatsen voor winterkoningen. Pimpelmees De pimpelmees leeft vooral in bebost gebied, met een voorkeur voor gemengd bos. Bij onze wandelingen werd hij bijna altijd in gebieden I, II en IV waargenomen. Dit zijn gebieden met veel bebossing. Sporadisch kwam hij ook voor in gebied III, en één keer zelfs in gebied V. Dit is echter een uitzondering op onze andere waarnemingen. De kans is groot dat dit vogeltje de heide overstak naar andere bosrijke gebieden. Pimpelmezen werden bijna altijd in groep waargenomen. Vaak in kleine groepjes van twee à drie individuen. Koolmees Net zoals de pimpelmees kwam de koolmees enkel voor in de bosrijke gebieden. Vaak kwam het ook op dezelfde plek als de pimpelmees voor. Ook de koolmees werd vaak in groepjes van twee à drie individuen waargenomen.
Staartmees Staartmezen werden steeds in groepen van ongeveer vijf individuen waargenomen. Ze kwamen voor in gebieden I, III en IV. Het is verwonderlijk dat ze door ons niet in gebied II werden waargenomen. Dit gebied biedt voldoende lage vegetatie en is ook gemengd bos. We moeten hierbij wel de opmerking maken dat staartmezen rondtrekkers zijn. Ze werden maar één keer in hetzelfde gebied waargenomen, en hier was dan nog eens een volledige maand tussen. De kans is dus klein dat het om dezelfde individuen gaat. Waarschijnlijk komen staartmezen wel in gebied II voor, maar in ieder geval niet tijdens onze wandelingen
26
Zwarte mees De zwarte mees broedt voornamelijk in naaldbossen, liefst met sparren. Het vogeltje is bij onze wandelingen waargenomen in gebieden I, II en IV. Deze gebieden bevatten veel naaldbomen waar de zwarte mees in kan leven. In deze gebieden is er echter nauwelijks sprake van sparren. Enkel in gebied I komt er af en toe een spar voor. In de Kalmthoutse heide prefereert de soort dus niet noodzakelijk sparren. Ze kunnen er ook perfect leven in gemengd bos. Kuifmees De kuifmees heeft een voorkeur voor oude naaldbossen of gemengde bossen met veel naaldbomen. Deze laatste komen voor in gebieden I, II, III en IV. De kuifmees werd redelijk vaak in deze gebieden waargenomen. We hebben de vogel ook twee keer waargenomen in gebied V. Daar werd het gezien in een kleine groepje grove dennen. Het vogeltje was vaak samen met een groep andere mezen, maar in gebied V werd hij steeds in zijn eentje gezien. Matkop De matkop werd bij drie wandelingen in gebied I en één keer in gebied II waargenomen. Matkoppen hebben de voorkeur voor vochtige loof- en gemengde bossen. Dit is in gebied I duidelijk het geval.
Ringmus De ringmus werd slechts één keer waargenomen, in gebied V. Het vogeltje houdt van open bebost terrein, maar werd bij ons in het heidegebied waargenomen. Tijdens andere wandelingen werd het vogeltje nooit waargenomen. Het vogeltje was daar waarschijnlijk enkel op doortrek.
27
Vink Vinken werden in alle gebieden waargenomen. Eind oktober/begin november werden ze in bijna alle gebieden gezien. Gedurende de winter zagen we de vink maar sporadisch. Dit is vreemd aangezien de vink perfect in bebost gebied kan leven, en veel vogels van NoordEuropa in West-Europa overwinteren.
Sijs Sijzen werden in alle gebieden waargenomen. Ze kwamen vaak in grote groepen voor, meestal overvliegend, zoals in gebied III waar ze over het Stappersven vlogen. Sijzen foerageren graag in elzen en berken. In onze gebieden zijn er geen elzen, maar wel veel berken. Zo zijn ze in gebieden II en IV waargenomen terwijl ze in berken zaten.
Kleine barmsijs De kleine barmsijs werd maar op één wandeling, van 30/10/10, waargenomen in gebieden II en IV. Het vogeltje verkiest berkenbomen en jonge naaldbomen. Deze zijn in gebieden II en IV ruimschoots aanwezig.
Kneu De kneu werd slechts één keer waargenomen, eind december. De kneu houdt van open terrein met dichte begroeiing. De hoge grassen en struikheide kunnen dus perfect dienen als leefomgeving van de kneu.
28
Keep De keep verkiest open naaldbossen met enkele loofbomen. Gebieden I, II, III en IV voldoen hier perfect aan. Toch werd de keep slechts bij één wandeling waargenomen, in gebieden II, IV en V. Vooral gebied I voldoet perfect aan de leefomgeving van de keep, maar werd daar toch niet waargenomen.
Groenling De groenling broedt in bosranden en terrein met struikgewas. Bij onze wandelingen werd de vogel waargenomen in gebied V. Dit gebied bevat lage vegetatie waar de groenling in zou kunnen leven. Groenlingen zijn echter geen heidevogels, dus waarschijnlijk gaat het om een doortrekkend exemplaar.
Appelvink en Goudvink Appelvink en goudvink werden beiden maar één keer waargenomen, in gebied II. Ze hebben een voorkeur voor gemengd bos. Dat is hier ruimschoots aanwezig. Het feit dat we ze niet meer hebben waargenomen is misschien te verklaren doordat de vogels redelijk schuw zijn. De wandelpaden die wij afwandelden zijn redelijk druk bezocht, vooral door mensen met honden. De kans is groot dat deze schuwe vogels dan wegvliegen. Roodborst Het roodborstje werd waargenomen in de bosrijke omgeving van gebieden I, II, III en IV. Het werd steeds solitair gezien. Het vogeltje leeft in bossen met dichte vegetatie en open plekken. Dit is vooral in gebied I en II het geval. Hier werd het dan ook regelmatig waargenomen.
29
Merel De merel werd op elke wandeling waargenomen. Steeds in de bosrijke omgeving van gebied I, II, III en IV. In gebied V was hij volledig afwezig. De merel werd door ons vaak laag over de grond vliegend waargenomen. Ook werd hij vaak gezien terwijl hij onder het bladerdek of in de sneeuw naar voedsel zocht.
Koperwiek Koperwieken leven in naald- en berkenbossen. Ze zijn vaak ook te zien terwijl ze op velden en weilanden naar voedsel zoeken. Ze zijn in alle gebieden waargenomen, maar het opvallendste waren ze in gebied V. In gebied V bevindt zich een stukje weiland waar regelmatig ganzen grazen. In dit veld zat een groep koperwieken te foerageren.
Kramsvogel De kramsvogel werd door ons waargenomen in gebieden I, III en V. Kramsvogels leven in beboste gebieden, zoals gebieden I en III. Bij vorst durven ze ook op open terrein foerageren. Toen er vorst was hebben wij geen kramsvogels waargenomen in gebied V, maar wel eind oktober. Toen schoten enkele exemplaren op uit de struikheide.
Zanglijster De zanglijster werd enkel tijdens de laatste wandeling waargenomen in de bossen van gebied I. Nochtans is de zanglijster een talrijke wintergast. Volgens ‘ANWB Vogelgids van Europa’ is de vogel redelijk tam. Wij vinden echter het tegenovergestelde. De bossen van onze gebieden zijn geschikt voor de zanglijster, maar toch heeft dit (naar onze mening) schuwe dier zich niet veel laten zien.
30
Boomklever De boomklever werd bij elke wandeling waargenomen. De vogel leeft in gemengd bos met oude eiken. Dit is te vinden in gebied I en II. De boomklever werd bijna altijd in deze gebieden aangetroffen. Daarnaast werd het nog regelmatig waargenomen in gebied IV. In dit gebied staan zeer weinig oude loofbomen, maar blijkbaar is dat geen probleem voor de boomklever.
Boomkruiper Ook de boomkruiper was steeds aanwezig. De boomkruiper leeft in gemengd bos. Bij onze wandelingen zat de vogel steeds over bomen te lopen. De vogel werd bijna nooit vliegend waargenomen.
Graspieper De graspieper leeft in open terrein zoals heide. Daarom werd hij ook hoofdzakelijk waargenomen in gebied V. Hij werd zowel overvliegend als zittend op een dode tak waargenomen. Eenmalig werd hij ook in gebied III waargenomen. Naast het Stappersven bevinden zich al stukjes beginnende heide waarin een graspieper perfect kan overleven. Waterpieper De waterpieper leeft in vochtige, open gebieden. Deze vogel werd dan ook waargenomen in gebied V. In gebied V bevindt zich een vochtig stuk weiland. Dit stukje grond staat regelmatig onder water en is dus de ideale omgeving voor een waterpieper.
31
Rietgors Rietgorzen leven in het riet en hoge gras langs de oevers van meren en vennen. De rietgors werd dan ook waargenomen in gebied III, waar er voldoende pijpestrootje te vinden is om zich in te verschuilen. De rietgors werd steeds solitair waargenomen.
Grote bonte specht De grote bonte specht werd bij elke wandeling herhaaldelijk waargenomen. Deze vogels hebben maar een redelijk klein territorium nodig, zeker in vergelijking met soorten als de kleine bonte specht en de groene specht. Deze specht werd waargenomen in gebieden I, II, III, IV. De vogel was goed te observeren en zeker niet schuw. Bij de laatste wandeling waren de spechten zeer talrijk aanwezig en in volle strijd om territorium. We hebben bij deze wandeling zelfs vijf grote bonte spechten bij elkaar gezien. Zwarte specht De zwarte specht verkiest oude bossen als leefomgeving. Bij onze wandelingen werd hij waargenomen in gebieden I, III en IV. Deze specht werd een aantal keer waargenomen in het klein bosje aan de overkant van de verbindingsweg (gebied IV). Dit bos is echter een jong bosje. Het is dus verwonderlijk, en een goed teken, dat de zwarte specht deze bossen kiest als leefomgeving.
Kleine bonte specht De kleine bonte specht werd twee keer waargenomen. één keer in het bosje aan de overkant van de verbindingsweg (gebied IV) en één keer in gebied II, op de rand van het bos aan het Stappersven. Deze vogel heeft een veel groter territorium nodig dan de grote bonte specht en komt dan ook minder voor. Deze vogel wordt vaak gezien als een indicator voor een gezond bos. Ook bij deze vogel is het opvallend dat het kleine bosje van gebied IV gebruikt wordt als territorium. Dit stukje bos is eerder kaal, maar toch vinden we hier drie spechtensoorten.
32
Groene specht Ook de groene specht werd twee keer waargenomen, één keer aan de boomrand in gebied V en één keer in de bossen langs de oever van het Stappersven (gebied III). Net zoals de kleine bonte specht heeft deze vogel een groot territorium nodig. Daarom werd hij ook veel minder waargenomen dan bijvoorbeeld de grote bonte specht.
Vlaamse gaai De Vlaamse gaai werd waargenomen in gebieden I, II en III. Deze vogel was hoofdzakelijk aanwezig in gebied I. Dit komt omdat de gaai de voorkeur geeft aan gemengd bos met een aantal oude loofbomen zoals eik. Gebied I is het enige gebied waarin er aanzienlijk wat oude eiken voorkomen.
Klapekster De klapekster was op veel van onze wandelingen aanwezig in gebieden III en V. In gebied III zat hij steeds in een boom op het eilandje in het midden van het Stappersven. In gebied V werd hij steeds waargenomen op een dode tak of berk. De klapekster is een redelijk zeldzame vogel die de voorkeur geeft aan open terrein. Hij werd dan ook alleen maar waargenomen in gebieden III en V. Een typisch beeld is een klapekster die een muis op een doorn heeft gespietst en hem dan op eet. Dit hebben wij echter niet gezien, hoewel we deze klapeksters er toch aanzienlijk wat hebben gezien.
Kruisbek De kruisbek leeft in naaldbossen. Bij ons werd hij gehoord in gebieden II en IV, gebieden met zeer veel naaldbomen. De kruisbek werd steeds waargenomen toen hij overvloog. Waarschijnlijk is de vogel wel meer in deze gebieden verbleven, aangezien de bossen van gebieden II en IV uitstekend aan de eisen van een kruisbek voldoen.
33
Buizerd De buizerd werd waargenomen in gebieden I, II, III en V. In gebied III vloog hij over het ven, bij gebied V cirkelde hij boven de heide of zat hij op een dode tak, en bij gebied I en II cirkelde hij boven de bomen.
Ruigpootbuizerd De ruigpootbuizerd werd eenmalig waargenomen in gebied V. Deze vogel had een typische witte staartbasis en was aan het bidden. Dit is iets dat ruigpootbuizerden veel meer doen dan gewone buizerden. Deze roofvogel is zeer zeldzaam voor België, en komt hier enkel in de winter voor, in open terrein. Dit jaar zijn er echter over heel het land veel waarnemingen van ruigpootbuizerden. Sperwer De sperwer is een roofvogel die vooral in het bos jaagt. Bij onze wandelingen kwam hij voor in gebieden III, IV en V. Hier werd hij boven het ven, langs de rand van het bos en boven de heide gezien. Volgens onze waarnemingen is deze vogel, in de omgeving van het Stappersven, dus niet noodzakelijk een jager in het bos.
Torenvalk De torenvalk werd slechts één keer waargenomen, in gebied V. Hier was deze vogel boven de heide aan het bidden op zoek naar een prooi. Het is logisch dat deze vogel slechts één keer werd waargenomen aangezien hij overwintert in het zuiden.
34
Blauwe kiekendief twee keer werd een vrouwelijke blauwe kiekendief waargenomen, telkens in gebied V. Deze vogel is hier in België een wintergast en leeft in heidegebieden en vochtige open gebieden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de twee waarnemingen gebeurden aan het natte weilandje in gebied V.
Bosuil De bosuil werd één maal al roepend gehoord in gebied IV. Dit is raar aangezien bosuilen hoofdzakelijk ’s nachts actief zijn.
Veldleeuwerik De veldleeuwerik werd drie keer waargenomen in gebied III, waar hij overvloog, en één keer in de heide zelf. Allen bij de laatste wandeling, toen de leeuweriken al terug kwamen van hun overwinteringsgebieden in het zuiden. Zoals de naam zegt leven veldleeuweriken in open terrein zoals heide en velden. Gebied V is hier uitermate geschikt voor.
Boomleeuwerik Boomleeuweriken werden enkel bij de laatste wandeling waargenomen omdat ook zij al aan het terugkomen zijn uit het zuiden. Deze vogels werden waargenomen aan de bomenrand tussen gebied IV en V. Volgens ‘ANWB Vogelgids van Europa’ leven deze vogels in open bossen. In de Kalmthoutse heide leven ze echter vooral aan de boomrand.
35
Holenduif De holenduif werd 2 keer waargenomen, in gebied I. De holenduif leeft in bossen met oude loofbomen, en in de winter in de buurt van velden. Een combinatie van velden en oude loofbomen zijn alleen maar te vinden in gebied I. Toch is het verwonderlijk dat deze duif niet meer voorkwam aangezien gebied I een perfecte habitat biedt.
Houtsnip De houtsnip werd 1 keer gehoord, in gebied I, toen het verstoord werd door een groep mountainbikers. Gebied I biedt de ideale habitat voor de houtsnip. Het bos is relatief vochtig, omgeven door kleine, vochtige weilandjes, en er zijn voldoende bladerhopen en dichte begroeiing aanwezig om te schuilen. Bij andere wandelingen hebben we deze steltloper niet meer waargenomen.
Wulp Bij de laatste wandeling werd aan het Stappersven (gebied III) een wulp gehoord. deze vogel zat volledig in het riet en gras verstopt en was niet te zien. Ook deze vogel is al een vroege terugkomer van het zuiden.
36
Waarnemingen op de Drielingsvennen Slechts heel sporadisch werden vogels waargenomen op de Drielingsvennen. Enkel bij de laatste wandelingen waren er aanzienlijk wat soorten op het ven. De grote Canadese gans was met een twintigtal exemplaren aanwezig, daarnaast ook nog wilde eenden en dodaars. Overvliegende vogels Bij onze tellingen rekenden wij ook de overvliegende vogels mee. Met overvliegend bedoelen we dat deze vogels overvliegen, en weinig te maken hebben met de vegetatie die er heerst. Zo is een veldleeuwerik die voorbij vliegt geen ‘overvlieger’, want hij leeft in gebied V. De Canadese gans was bijvoorbeeld een overvlieger van gebied V. Deze ganzen kwamen van foerageerplaatsen en vlogen richting het Stappersven. De meeste overvliegers waren ganzen en één keer was er een waarneming van kleine zwanen. De volgende soorten vlogen over: -grote Canadese gans -grauwe gans -toendrarietgans -nijlgans -kolgans -kleine zwaan -wilde eend -fuut -spreeuw -zilvermeeuw -kleine mantelmeeuw -kemphaan -kievit De meeste van deze vogels vlogen over het heidegebied (gebied V). Sommigen kwamen ook over de bossen van gebied II, zoals bijvoorbeeld de kleine zwaan. De kemphaan en de kievit vlogen dan weer boven het Stappersven.
37
Invloed van het weer Waarom? Bij een onderzoek als dit, is het uiteraard van essentieel belang dat er rekening wordt gehouden met de omgeving waarin de (water)vogels zich bevinden. Een belangrijk facet hiervan zijn de weersomstandigheden. Door het bijhouden van meteorologische gegevens (niet alleen op de dagen van de tellingen, maar gedurende de gehele periode van het onderzoek, zijnde van eind oktober tot in februari) kunnen er mogelijke verklaringen gevonden worden voor eventuele anomalieën in het voorkomen van de vogelsoorten in aantal en/of aanwezigheid. Methode De weerkundige factoren die werden onderzocht zijn de temperatuur, hoeveelheid neerslag (regen/sneeuw), windrichting, windkracht en de bewolkingsgraad (in octa’s). De temperatuur en de neerslag werden (nagenoeg) dagelijks gemeten, waarbij er ook nog eens een onderscheid werd gemaakt tussen de minimum- en maximumtemperatuur. Op de dagen van de tellingen werd er ook gekeken naar de windrichting en –kracht en de bewolking. De metingen werden zelf uitgevoerd (tenzij anders vermeld). Hieronder zal ik een opsomming geven m.b.t. de benodigdheden en de manier van werken: -Temperatuur: m.b.v. een elektronisch weerstation in Kapellen (bij mij thuis) kan, op 0,1°C nauwkeurig, de temperatuur bepaald worden. De actuele buitentemperatuur valt er rechtstreeks op af te lezen. De minimum- en maximumtemperatuur worden (tijdelijk) in het geheugen van het toestel bewaard, wat toelaat om dit dagelijks bij te houden. Bovendien werd bij de bezoeken aan de Kalmthoutse Heide steeds de temperatuur genoteerd met 1°C nauwkeurigheid. Deze gegevens werden in een aparte map bewaard. Omdat de metingen in Kapellen werden gedaan en het onmogelijk is om tegelijkertijd op twee plaatsen te zijn, is dit slechts een benadering die echter wel een goede indicatie is. De minimum- en maximumtemperatuur kunnen dus ook licht variëren met de werkelijke waarden in het onderzoeksgebied, maar het gaat vooral om de schommelingen en de afwijkingen tegenover de normale temperatuur in een bepaalde tijd van het jaar. -Neerslag: *Regen: met een pluvio- of regenmeter is het eenvoudig om te bepalen hoeveel neerslag (regen) er in een bepaalde periode is gevallen. We verkozen om dit om de 24 uur te doen, waarbij de meting telkens gebeurde rond 20 uur. Het kan dus zijn dat er na 20 uur en voor middernacht nog neerslag valt en dat die wordt genoteerd bij de gegevens van de volgende dag. *Sneeuw: deze soort neerslag meten met een regenmeter is niet aangeraden omdat de hoek waarin sneeuw naar beneden dwarrelt sterk afhankelijk is van de wind. M.a.w., er zou vaak minder sneeuw in de
38
pluviometer vallen dan de werkelijke hoeveelheid. Daarom hebben we een alternatieve methode gevonden: op een aantal plaatsen, op een voldoende afstand van obstakels, werd de dikte van de sneeuwlaag gemeten met een lintmeter. Bij de eerste sneeuwval is dat dus gewoon de hoeveelheid sneeuw die er is gevallen. Daarna werd telkens de sneeuw op die plaatsen (met een voldoende grote oppervlakte) weggeruimd, zodat het gemakkelijk was om steeds opnieuw de dikte te meten. Indien we de totale dikte steeds hadden gemeten, hadden de waarden soms kunnen variëren t.o.v. de werkelijke hoeveelheid omdat de onderste (oude) laag bijvoorbeeld de vorige dag is beginnen weg te smelten alvorens er verse sneeuw op viel. -De windrichting werd bepaald door observatie ter plaatse. Ter controle zochten we ook naar officiële meetgegevens* en weerkaarten. -De windkracht werd achteraf bepaald met meetgegevens* van stations in de buurt. -De bewolkingsgraad werd in een eerste fase ruw geschat in achtsten, ook wel octa’s genoemd. Dit geeft weer in welke mate de hemel bedekt is met wolken. 0/8 betekent dat er geen enkele wolk is, 8/8 is een volledig bedekte hemel. Soms wordt er ook gebruik gemaakt van een negende eenheid (9/8) als de bovenlucht niet zichtbaar is, zoals bijvoorbeeld bij mist. Dit is vooral handig voor de luchtvaart. Zelf hebben we hier geen gebruik van gemaakt. Voor meer informatie, zie bijlage 11. Later werden onze waarnemingen telkens gecontroleerd*. *bron: www.weerdirect.nl, de meest gedetailleerde gegevens waren te vinden voor Antwerpen (Deurne). Uiteraard beseffen we dat dit zich op een redelijke afstand van het onderzoeksgebied bevindt, maar de windrichting, -kracht en bewolkingsgraad zouden normaliter ongeveer overeen moeten komen. Bovendien konden we steeds terugvallen op onze eigen waarnemingen ter plaatse. Apparatuur Om objectieve gegevens te verkrijgen is apparatuur noodzakelijk. Voor het bepalen van de minimum-, en maximumtemperatuur en de neerslag werd gebruik gemaakt van twee ‘toestellen’: -Voor de neerslag in vloeibare vorm werd gebruik gemaakt van de klassieke pluviometer (zie ook boven). Daarop staan strepen aangebracht waardoor het gemakkelijk is om de gevallen neerslag af te lezen. Belangrijk om op te merken is dat 1 mm (of 1 l/m²) in het toestel niet overeen lijkt te komen met een echte mm: 1 mm in de regenmeter is eigenlijk 3 mm lang. Waarom? Omdat de pluviometer bovenaan drie keer zo groot is als onderaan (in oppervlakte) en er dus ook drie keer ‘te veel’ regen invalt door die verbreding bovenaan. Er is dus een versmalling naar beneden toe. Indien de opening bovenaan dus dezelfde grootte zou hebben gehad als die onderaan, dan zou er slechts 1/3de invallen en dan zou men gewoon in mm moeten werken, maar dat verslechtert de leesbaarheid. -De sneeuw werd gemeten met een lintmeter. (zie bladzijde 38)
39
-De temperatuur werd dagelijks (ochtend: minimum afgelopen nacht, avond: maximum afgelopen dag) met een elektronisch weerstation gemeten. Het bevat een binnen- en een buitensegment: *Buitensegment: dit is een eenvoudig apparaat dat in de schaduw hangt op ongeveer 1,5 m hoogte. Het kan de luchtvochtigheid (defect) en de temperatuur bepalen en stuurt de gegevens door naar het binnensegment. *Binnensegment: dit deel van het elektronisch weerstation ontvangt de gegevens van het buitensegment en meet ook de temperatuur, de luchtvochtigheid en de luchtdruk in de omgeving waarin het zich bevindt. Het slaat de minimum- en maximumtemperatuur (zowel van binnen als buiten) op in het geheugen waardoor het eenvoudig is om de gemeten gegevens te bewaren. Het heeft ook andere functies, zoals radio, tijd, wekker en weersvoorspelling, maar die zijn van minder belang in dit onderzoek. De normale situatie
Grafiek 11 Grafiek 12
Bovenstaande figuren zijn klimatogrammen. Aangezien er geen officiële gegevens voor het onderzochte gebied bestaan, moeten we het stellen met deze. Grafiek 11 geeft de normale minimum- en maximumtemperatuur weer voor Brasschaat. Op grafiek 12 is dat voor Antwerpen (Deurne) het geval voor de gemiddelde temperatuur en ook de neerslag is er op weergegeven. Van Brasschaat zijn er nog geen gegevens i.v.m. de neerslag bekend omdat er nog geen 30 jaar officieel onderzoek naar is gedaan. Dit is een vereiste om over de klimatologische omstandigheden van een bepaalde plaats te kunnen spreken. De wind komt gewoonlijk uit het ZW en een windkracht van 2 à 3 beaufort is ongeveer het gemiddelde gedurende het gehele jaar. Met die gegevens, samen met de eigen metingen, konden we heel wat mogelijke verklaringen vinden voor afwijkingen in het aantal vogels en vogelsoorten. 40
Metingen Op de volgende bladzijden vindt u gegevens i.v.m. de weersomstandigheden tijdens de bezoeken aan het Stappersven. Bovenaan staan er bij elk bezoek het tijdstip van de tellingen en de temperatuur, bewolkingsgraad, windrichting en windkracht op dat moment. Verder is er steeds een symbool geplaatst dat de weersituatie weergeeft. De verklaringen ervan vindt u in bijlage 12. Een pijl naar rechts (Æ) duidt op een weersverandering. Onder de gegevens van de dag zelf staan er steeds twee grafieken, waarvan de bovenste telkens het verloop van de temperatuur weergeeft tijdens de afgelopen week. Daarbij geeft de onderste lijn van de curve steeds de minimumtemperatuur per dag weer en de bovenste de maximumtemperatuur. De onderste grafiek geeft ook informatie van de afgelopen week weer, maar dan voor de dagelijkse neerslag. Regen is steeds in het zwart aangeduid en sneeuw in het grijs. Merk hierbij op dat de hoeveelheid sneeuw eigenlijk in cm gemeten wordt. Maar omdat 1 cm sneeuw ongeveer 1 mm regenwater bevat*, heb ik verkozen om beide neerslagsoorten in dezelfde grafiek weer te geven. Onder die gegevens staat er per bezoek ook telkens een vergelijking van het weer van de periode rond dat moment met de situatie onder normale omstandigheden. Na dat alles staat er nog een overzicht met een verslag over de gehele periode van het onderzoek. *Om te bepalen of dat nu ook het geval was, hebben we een soort mini-experiment gedaan tijdens de winter (zie bijlage 13). Het gaat hierbij steeds om de hoogte van de sneeuw of het water in de pluviometer, vandaar dat we hier niet over volumes (cm³ en mm³), maar over lengtes (cm en mm) spreken.
41
Bezoek 1: zaterdag 30 oktober 2010, voormiddag -temperatuur: 12°C -bewolkingsgraad: 8/8 (lichte regen) -windrichting: ZW -windkracht: 2 -temperatuur afgelopen week (eigen metingen: Kapellen):
Temperatuur (°C)
Temperatuurverloop 16,0 14,0 12,0 10,0 8,0 6,0 4,0 2,0 0,0 30/10
29/10
28/10
27/10
26/10
25/10
24/10
23/10
Grafiek 13
-neerslag afgelopen week (bron: http://www.weerdirect.nl/Belgiee/Antwerpen.htm, Antwerpen):
neerslag (mm)
Neerslag per dag
30/10
29/10
28/10
27/10
26/10
25/10
24/10
23/10
15 14 13 12 11 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0
Grafiek 14
Vergelijking: Tijdens de week voorafgaande aan ons eerste bezoek waren de weersomstandigheden relatief normaal, zeker wat betreft de temperatuur. Wat wel opvalt, is het feit dat er op 5 van de 7 dagen neerslag viel.
42
Bezoek 2 (alleen Bernd): donderdag 4 november 2010 donderdag 4 november 2010 -temperatuur: 15°C -bewolkingsgraad: 8/8 -windrichting: ZWW -windkracht: 5 -temperatuur afgelopen week (eigen metingen: Kapellen):
Temperatuur (°C)
Temperatuurverloop 20 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0 4/11
3/11
2/11
1/11
31/10
30/10
29/10
28/10
Grafiek 15
-neerslag afgelopen week (bron: http://www.weerdirect.nl/Belgiee/Antwerpen.htm, Antwerpen + eigen metingen: Kapellen):
Neerslag (mm)
Neerslag per dag
4/11
3/11
2/11
1/11
31/10
30/10
29/10
28/10
15 14 13 12 11 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0
Grafiek 16
Vergelijking: Voorafgaande onze tweede uitstap viel er relatief weinig neerslag. De temperatuur lag gemiddeld ongeveer 3°C boven het normale.
43
Bezoek 3: donderdag 11 november 2010, voormiddag -temperatuur: 6°C Æ -bewolkingsgraad: 7/8Æ8/8 -windrichting: ZÆZW -windkracht: 3Æ6 -temperatuur afgelopen week (eigen metingen: Kapellen):
Temperatuurverloop
Temperatuur (°C)
20 15 10 5 0 11/11
10/11
9/11
8/11
7/11
6/11
5/11
4/11
Grafiek 17
-neerslag afgelopen week (eigen metingen: Kapellen):
Neerslag (mm)
Neerslag per dag
11/11
10/11
9/11
8/11
7/11
6/11
5/11
4/11
15 14 13 12 11 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0
Grafiek 18
Vergelijking: Tijdens de week voor onze derde telling veranderden de meteorologische omstandigheden drastisch. De minimum- en maximumtemperatuur daalde vrijwel elke dag, van hoge naar normale waarden voor de eerste helft van november. Ook viel er abnormaal veel neerslag. Op de dag van ons bezoek wakkerde de wind sterk aan.
44
Bezoek 4: woensdag 22 december 2010, voormiddag -temperatuur: 0°C -bewolkingsgraad: 8/8 -windrichting: NO -windkracht: 2 -dikte sneeuwlaag: 9 cm (smeltend) -temperatuur afgelopen week (eigen metingen: Kapellen):
Temperatuurverloop
Temperatuur (°C)
6 4 2 0 ‐2 ‐4 ‐6
22/12
21/12
20/12
19/12
18/12
17/12
16/12
15/12
Grafiek 19
-neerslag afgelopen week (eigen metingen: Kapellen):
Neerslag (mm)
Neerslag per dag
22/12
21/12
20/12
19/12
18/12
17/12
16/12
15/12
15 14 13 12 11 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0
Grafiek 20
Vergelijking: Voor 22/12 was er veel neerslag gevallen, vooral in de vorm van sneeuw. De situatie was dus totaal anders als voorheen. Door de aanhoudende vorst kon al de sneeuw die de afgelopen week was gevallen, blijven liggen. Uiteraard was het kouder dan normaal. De hoeveelheid neerslag was relatief hoog. 45
Bezoek 5: donderdag 30 december 2010, voormiddag -temperatuur: 2°C -bewolkingsgraad: 8/8 (mist)Æ1/8 Æ -windrichting: O -windkracht: 1 -dooi sinds 26/12/’10 -temperatuur afgelopen week (eigen metingen: Kapellen):
Temperatuurverloop 4 3 Temperatuur (°C)
2 1 0 -1 -2 -3 -4
30/12
29/12
28/12
27/12
26/12
25/12
24/12
23/12
Grafiek 21
- neerslag afgelopen week (eigen metingen: Kapellen):
Neerslag (mm)
Neerslag per dag
30/12
29/12
28/12
27/12
26/12
25/12
24/12
23/12
15 14 13 12 11 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0
Grafiek 22
Vergelijking: Op 26 december was de dooi ingezet, wat wil zeggen dat er bij ons bezoek al heel wat minder sneeuw lag als voorheen. Na een koude periode steeg de temperatuur, wat meteen de overgang aanduidde naar een periode met heel wat hogere temperaturen. Er viel weinig neerslag tijdens de periode voor de telling.
46
Bezoek 6: woensdag 5 januari 2011, voormiddag -temperatuur: 0°C -bewolkingsgraad: 2/8 -windrichting: Z -windkracht: 3 -temperatuur afgelopen week (eigen metingen: Kapellen):
Temperatuurverloop 7 6
Temperatuur (°C)
5 4 3 2 1 0 ‐1 ‐2 6/1
5/1
4/1
3/1
2/1
1/1
31/12
30/12
29/12
28/12
Grafiek 23
- neerslag afgelopen week (eigen metingen: Kapellen):
Neerslag (mm)
Neerslag per dag
5/1
4/1
3/1
2/1
1/1
31/12
30/12
29/12
15 14 13 12 11 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0
Grafiek 24
Vergelijking: De temperatuur gedurende de week voor de zesde telling was normaal. Wat opvalt, is dat er nauwelijks neerslag viel.
47
Bezoek 7: zaterdag 29 januari 2011, voormiddag -temperatuur: 0°C -bewolkingsgraad: 0/8 -windrichting: NO -windkracht: 2 -temperatuur afgelopen week (eigen metingen: Kapellen):
Temperatuur (°C)
Temperatuurverloop
8 6 4 2 0 ‐2 ‐4 ‐6 29/1
28/1
27/1
26/1
25/1
24/1
23/1
22/1
Grafiek 25
- neerslag afgelopen week (eigen metingen: Kapellen):
Neerslag (mm)
Neerslag per dag
29/1
28/1
27/1
26/1
25/1
24/1
23/1
22/1
15 14 13 12 11 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0
Grafiek 26
Vergelijking: De periode tussen ons 6de en zevende bezoek was kenmerkend door aanhoudend zachte temperaturen, die nauwelijks onder de 0°C zakten. Tijdens de week voor dit bezoek viel er weinig neerslag.
48
Bezoek 8: zaterdag 5 maart 2011, voormiddag -temperatuur: 0°CÆ5°C -bewolkingsgraad: 7/8 -windrichting: NO -windkracht: 2 -temperatuur afgelopen week (eigen metingen: Kapellen):
Temperatuurverloop 12 Temperatuur (°C)
10 8 6 4 2 0 ‐2 ‐4 5/3
4/3
3/3
2/3
1/3
28/2
27/2
26/2
Grafiek 27
- neerslag afgelopen week (eigen metingen: Kapellen):
Neerslag (mm)
Neerslag per dag
5/3
4/3
3/3
2/3
1/3
28/2
27/2
26/2
15 14 13 12 11 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0
Grafiek 28
Vergelijking: Tijdens de week voor onze laatste telling kwam de wind zowat de hele tijd uit het noorden tot noordoosten, met lage minima en weinig neerslag tot gevolg. Op grafiek 27 is duidelijk te zien dat vanaf 1 à 2 maart de minimumtemperatuur daalde tot onder het vriespunt en dat de maximumwaarden stegen. Vanaf toen was er dan ook sprake van een weersverbetering: er viel geen neerslag meer en er was veel zon.
49
Samenvatting en verband met voorkomen van vogels en vogelsoorten Temperatuurlimieten per dag 20,0 15,0
temperatuur (°C)
10,0 5,0 0,0 -5,0 -10,0
5/3
26/2
19/2
12/2
5/2
29/1
22/1
15/1
8/1
1/1
25/12
18/12
11/12
4/12
27/11
20/11
13/11
6/11
30/10
23/10
-15,0
Grafiek 29
Neerslag (mm)
Neerslag per dag
5/3 26/2 19/2 12/2 5/2
29/1 22/1 15/1 8/1 1/1
25/12 18/12 11/12 4/12 27/11 20/11
13/11 6/11 30/10 23/10
15 14 13 12 11 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0
Grafiek 30
50
Temperatuur (°C)
Temperatuurgemiddelde per week 16,0 14,0 12,0 10,0 8,0 6,0 4,0 2,0 0,0 ‐2,0 ‐4,0 ‐6,0
9 8 7 6 5 4 3 2 1 52 51 50 49 48 47 46 45 44 43 42
Grafiek 31
opmerking bij grafiek 31: de getallen onderaan geven het nummer van de week weer. (bijvoorbeeld: week 1 is die van maandag 3 t.e.m. zondag 9 januari)
Neerslag (mm)
Gemiddelde dagelijkse neerslag per week
9 8 7 6 5 4 3 2 1 52 51 50 49 48 47 46 45 44 43
15 14 13 12 11 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0
Grafiek 32
opmerking bij grafiek 32: de getallen onderaan geven het nummer van de week weer. (bijvoorbeeld: week 1 is die van maandag 3 t.e.m. zondag 9 januari) Tijdens de periode waarin ons onderzoek plaatsvond is het weer zeer variabel geweest. Uit grafieken 29 en 31 blijkt duidelijk dat de temperatuur eerst relatief hoog was, dan zeer laag en dan weer relatief hoog. Grafieken 30 en 32 laten ook nog eens duidelijk zien dat er tijdens die eerste warme periode veel neerslag is gevallen terwijl er tijdens de laatste al bij al redelijk weinig neerslag viel. Gedurende de koude periode viel er geregeld sneeuw en was het water in het Stappersven ook tijdelijk bevroren.
51
Heeft het weer nu invloed gehad op het aantal (water)vogels en vogelsoorten op het ven? Er is alleszins een duidelijk verband tussen het totaal aantal watervogels en het vriesweer (zie grafieken 29, 31 en 33): bij onze vierde telling op 22 december waren er slechts 67 vogels op het ven, dat licht dichtgevroren was. Tijdens de andere tellingen schommelde het totale aantal watervogels gemiddeld rond de 350 à 400. Ook i.v.m. het aantal vogelsoorten valt hetzelfde te besluiten (zie grafieken 29, 31 en 34): op 22 december waren er alleen wilde eenden, van een andere soort was er geen sprake. Bij de andere bezoeken daarentegen waren er steeds minstens 8 soorten. Nog een mooi voorbeeld is het stijgend aantal grauwe ganzen (zie grafiek 35), bij onze twee laatste tellingen. Wel moet er opgemerkt worden dat het weer in WestEuropa in z’n geheel in dit geval vermoedelijk belangrijker is dan het plaatselijke weer hier, want het gaat hier om dieren die teruggaan naar hun broedgebieden in het noorden. Ten slotte is ook de smient een mooi voorbeeld (zie grafiek 36), want ook van die soort is het aantal sterk gestegen bij onze laatste 2 à 3 tellingen. We kunnen dus besluiten dat de temperatuur een zekere invloed heeft op het aantal vogels en vogelsoorten, zeker wanneer het begint te vriezen. De neerslag had gedurende ons onderzoek geen aantoonbare invloed. Verloop van het aantal watervogels op het Stappersven
600
Verloop van het aantal soorten op het Stappersven
16 14 12 10 8 6 4 2 0
500 400 300 200 100 0
5 /3 2 6 /2 1 9 /2 1 2 /2 5 /2 2 9 /1 2 2 /1 1 5 /1 8 /1 1 /1 2 5 /1 2 1 8 /1 2 1 1 /1 2 4 /1 2 2 7 /1 1 2 0 /1 1 1 3 /1 1 6 /1 1 3 0 /1 0
5 /3 2 6 /2 1 9 /2 1 2 /2 5 /2 2 9 /1 2 2 /1 1 5 /1 8 /1 1 /1 2 5 /1 2 1 8 /1 2 1 1 /1 2 4 /1 2 2 7 /1 1 2 0 /1 1 1 3 /1 1 6 /1 1 3 0 /1 0
Grafiek 33
Grafiek 34 Verloop van het aantal smienten op het Stappersven
Verloop van het aantal grauwe ganzen op het Stappersven 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
5 /3 2 6 /2 1 9 /2 1 2 /2 5 /2 2 9 /1 2 2 /1 1 5 /1 8 /1 1 /1 2 5 /1 2 1 8 /1 2 1 1 /1 2 4 /1 2 2 7 /1 1 2 0 /1 1 1 3 /1 1 6 /1 1 3 0 /1 0
5/3 26/2 19/2 12/2 5/2 29/1 22/1 15/1 8/1 1/1 25/12 18/12 11/12 4/12 27/11 20/11 13/11 6/11 30/10
Grafiek 35
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
Grafiek 36
52
Bijlagen
bijlage 1 30/10/2010
vogel goudhaan winterkoning tjiftjaf pimpelmees koolmees staartmees zwarte mees kuifmees ringmus vink sijs kleine barmsijs groenling keep roodborst merel koperwiek kramsvogel boomklever boomkruiper graspieper waterpieper rietgors
I
II X X X X
III
X X
IV X X
V
X X
X
X X
X
X
X X X
X
X X X X
X X X X
X
X X X X X X X
X X
X X
X X X X
X
X X X
53
spreeuw grote bonte specht vlaamse gaai klapekster torenvalk blauwe kiekendief grote canadese gans grauwe gans nijlgans wilde eend veldleeuwerik bijlage 2: bezoek 1 11/11/2010
vogel goudhaan winterkoning pimpelmees koolmees staartmees zwarte mees kuifmees vink sijs roodborst merel koperwiek boomklever boomkruiper graspieper grote bonte specht groene specht vlaamse gaai klapekster ruigpootbuizerd grauwe gans grote canadese gans veldleeuwerik fuut bijlage 3: bezoek 3 22/12/2010
vogel goudhaan vuurgoudhaan winterkoning koolmees staartmees zwarte mees kuifmees roodborst merel boomklever
X X X X X X X X X X X
X
I X X X X X X X X X
II X X X X
III
X X
IV X X X
V
X
X X
X
X X X X
X X
X X X
X X
X
X
X
X
X
X X X X X X X X
I X
II
X X
X
III
IV X X X
V
X X X X X X
X X
X X
X X X
54
boomkruiper rietgors grote bonte specht zwarte specht vlaamse gaai klapekster kruisbek grauwe gans bosuil zilvermeeuw bijlage 4: bezoek 4 30/12/2010
X X
X X
X X
X X X X X X
vogel goudhaan winterkoning pimpelmees koolmees staartmees zwarte mees kuifmees vink kneu appelvink goudvink roodborst merel boomklever boomkruiper rietgors spreeuw grote bonte specht zwarte specht klapekster kruisbek buizerd sperwer toendrarietgans grote canadese gans grauwe gans kolgans kleine zwaan kleine mantelmeeuw bijlage 5: bezoek 5
I X
5/01/2011
I X
II X
X X
X X X X
Vogel goudhaan winterkoning pimpelmees koolmees zwarte mees kuifmees
X X X
II X X
X X X X X X
III
IV
V
X
X X X X
X X X X
X X X
X X X
X
X X X
X X X X
X
X X X X X
X X
X
X
III
IV X
V
X
X
X X X X
55
matkop merel kramsvogel boomklever boomkruiper grote bonte specht zwarte specht vlaamse gaai klapekster buizerd grauwe gans nijlgans bijlage 6: bezoek 6 29/01/2011
Vogels goudhaan winterkoning pimpelmees koolmees zwarte mees kuifmees matkop vink roodborst merel kramsvogels boomklever boomkruiper rietgors grote bonte specht zwarte specht kleine bonte specht vlaamse gaai buizerd nijlgans houtsnip holenduif bijlage 7: bezoek 7 5/03/2011
vogel goudhaan winterkoning pimpelmees koolmees kuifmees zwarte mees matkop vink sijs roodborst merel zanglijster
X X
X X
X X
X X X X X
X X X
X X X
X X X X X
I X X X X X X X X X X X X X
II
III
X
X
IV
V
X X
X
X
X
X
X X X
X X
X X X
X X X X X
I X X X X X X X
II X X X X X
X X X
III
X
X X
IV
V
X X X X
X
X
X
56
boomklever boomkruiper graspieper spreeuw grote bonte specht kleine bonte specht zwarte specht groene specht vlaamse gaai klapekster buizerd sperwer blauwe kiekendief grote canadese gans grauwe gans wilde eend dodaars veldleeuwerik boomleeuwerik holenduif wulp kemphaan bijlage 8: bezoek 8
X X
X
X
X X
X
X
X
X X
X X X X
X X
X X
X X X X
X X
X X X X X X
X
X X X
57
soortenverloop Smient 10/10/2010 30/10/2010 2/11/2010 4/11/2010 8/11/2010 11/11/2010 15/11/2010 22/11/2010 22/12/2010 30/12/2010 5/01/2011 4 11* 31 7* 51 38* 69 86 0* 6* 20*
29/01/2011 32*
15/02/2011 118
5/03/2011 93*
Wilde eend 18/09/2010 22/10/2010 30/10/2010 4/11/2010 11/11/2010 20/11/2010 22/12/2010 30/12/2010 5/01/2011 8/01/2011 29/01/2011 231 292* 305* 215* 153 67* 252* 387* 201* 150 650
12/02/2011 220
5/03/2011 103*
Pijlstaart 22/09/2010 22/10/2010 30/10/2010 4/11/2010 8/11/2010 11/11/2010 10/11/2010 15/11/2010 22/12/2010 30/12/2010 5/01/2011 2 4 8* 4* 16 11* 27 0* 0* 2* 43
29/01/2011 2*
15/02/2011 35
1/03/2011 19
Krakeend 30/10/2010 4/11/2010 8/11/2010 11/11/2010 15/11/2010 22/11/2010 22/12/2010 30/12/2010 5/01/2011 29/01/2011 12/02/2011 1* 3* 15 18* 13 0* 6* 26* 0* 6 46
1/03/2011 1
5/03/2011 0*
Slobeend 3/10/2010 30/10/2010 2/11/2010 8/11/2010 11/11/2010 15/11/2010 22/11/2010 22/12/2010 30/12/2010 5/01/2011 19/01/2011 34 18* 48 27* 61 0* 0* 0* 4 70 80
12/02/2011 51
1/03/2011 34
Wintertaling 22/10/2010 4/11/2010 10/11/2010 15/11/2010 22/11/2010 22/12/2010 30/12/2010 5/01/2011 6/02/2011 12/02/2011 5/03/2011 23 5* 51 0* 0* 0* 16 50 60 110 300
58
5/03/2011 8
Brilduiker 30/10/2010 10/11/2010 15/11/2010 22/12/2010 30/12/2010 5/01/2011 19/01/2011 29/01/2011 6/02/2011 13/02/2011 18/02/2011 1* 1 1 0* 0* 1* 2 3* 2 3* 4
21/02/2011 6
5/03/2011 6*
Grauwe gans 30/10/2010 0*
10/11/2010 44
20/11/2010 37
22/12/2010 0*
30/12/2010 18*
5/01/2011 1*
29/01/2011 32*
6/02/2011 2
5/03/2011 83*
Tafeleend 30/10/2010 4/11/2010 11/11/2010 15/01/2010 25/11/2010 22/12/2010 30/12/2010 29/01/2011 6/02/2011 12/02/2011 5/03/2011 5* 7* 8* 11 0* 0* 8 9 0* 12 12
Grote Canadese gans 30/10/2010 4/11/2010 11/11/2010 22/12/2010 30/12/2010 5/01/2011 29/01/2011 5/03/2011 32* 0* 1* 0* 11* 0* 38* 234*
Legende: schuin = onnauwkeurige telling, schatting Vet = wintermaximum * = telling door ons verricht bijlage 9: soortenverloop
59
Soorten die slechts een enkele keer werden waargenomen soort
aantal
kolgans knobbelzwaan kleine zwaan
datum
1* 4 8* 1 1* 1* 2 1 1 1 1*
bergeend krooneend nonnetje meerkoet mandarijneend kleine canadese gans bijlage 10: unieke soorten
29/01/2011 7/11/2010 30/12/2010 8/01/2011 29/01/2011 4/11/2010 10/01/2011 8/01/2011 10/11/2010 15/11/2010 29/01/2011
Legende: * = eigen telling
0 1 2 3 4
onbewolkt vrijwel onbewolkt licht bewolkt half bewolkt half bewolkt
5 6 7 8 (9)
half tot zwaar bewolkt zwaar bewolkt vrijwel geheel bewolkt geheel bewolkt (bovenlucht onzichtbaar)
Bijlage 11
symbool
verklaring zonnig
symbool
verklaring licht bewolkt
mistig, de zon is nog te zien
zwaar bewolkt met zeer af en toe zon
geheel bewolkt
geheel bewolkt met af en toe lichte regen
Bijlage 12
dag 17/12 19/12 20/12 26/12
temperatuur (°C) -2 -2 -4 -2
40 mm sneeuw bevat … mm water 6 5 5 7
Bijlage 13
ÆUit bijlage 13 blijkt dat 40 mm sneeuw ongeveer 6 mm water bevat, waaruit volgt dat 1 cm sneeuw 1,5 mm water bevat. Om de situatie niet moeilijker te maken en omdat de sneeuw die werd gebruikt voor de metingen er al een tijdje lag (waardoor de bovenste sneeuw op die daaronder drukt, wat de massadichtheid verhoogt), heb
60
ik besloten om bij de grafieken 1 cm sneeuw overeen te laten komen met 1 mm regen. minimumtemperatuur maximumtemperatuur neerslag dag (°C) (°C) (mm) sneeuw (cm) 23/10/2010 5,2 8,3 7 0 24/10/2010 6,1 11,2 3 0 25/10/2010 2,0 11,6 0 0 26/10/2010 1,0 9,7 4 0 27/10/2010 6,7 11,4 5 0 28/10/2010 8,4 14,0 1 0 29/10/2010 8,2 14,6 0 0 30/10/2010 11,9 13,7 2 0 31/10/2010 7,3 15,2 4 0 1/11/2010 6,3 10,7 0 0 2/11/2010 8,4 12,7 0 0 3/11/2010 12,3 15,6 0 0 4/11/2010 14,0 17,6 0 0 5/11/2010 13,0 15,1 2 0 6/11/2010 9,9 11,9 7 0 7/11/2010 6,2 8,4 1 0 8/11/2010 4,1 7,9 0 0 9/11/2010 4,7 8,8 5 0 10/11/2010 5,0 8,4 9 0 11/11/2010 3,8 11,2 12 0 12/11/2010 9,7 13,1 9 0 13/11/2010 9,4 11,0 12 0 14/11/2010 9,6 13,2 5 0 15/11/2010 4,8 9,8 0 0 16/11/2010 2,1 6,3 0 0 17/11/2010 3,3 6,1 0 0 18/11/2010 3,3 7,0 1 0 19/11/2010 6,2 9,2 0 0 20/11/2010 6,6 9,4 0 0 21/11/2010 2,3 5,6 0 0 22/11/2010 3,8 6,1 0 0 23/11/2010 2,1 6,3 1 0 24/11/2010 4,2 6,4 3 0 25/11/2010 2,3 3,3 7 0 26/11/2010 ‐0,3 3,1 1 0 27/11/2010 0,6 2,8 0 0 28/11/2010 ‐3,5 0,9 0 0 29/11/2010 ‐3,3 ‐1,1 0 0 30/11/2010 ‐2,8 0,1 0 2 0 1/12/2010 ‐5,4 ‐4,3 0
61
2/12/2010 3/12/2010 4/12/2010 5/12/2010 6/12/2010 7/12/2010 8/12/2010 9/12/2010 10/12/2010 11/12/2010 12/12/2010 13/12/2010 14/12/2010 15/12/2010 16/12/2010 17/12/2010 18/12/2010 19/12/2010 20/12/2010 21/12/2010 22/12/2010 23/12/2010 24/12/2010 25/12/2010 26/12/2010 27/12/2010 28/12/2010 29/12/2010 30/12/2010 31/12/2010 1/01/2011 2/01/2011 3/01/2011 4/01/2011 5/01/2011 6/01/2011 7/01/2011 8/01/2011 9/01/2011 10/01/2011 11/01/2011 12/01/2011 13/01/2011 14/01/2011
‐6,6 ‐8,7 ‐6,4 0,3 ‐0,9 ‐2,5 ‐1,2 ‐2,5 3,1 5,9 3,6 ‐4,7 ‐3,7 ‐5,5 ‐0,9 ‐1,2 ‐3,5 ‐2,7 ‐5,4 ‐5,0 ‐0,4 ‐1,8 ‐0,9 ‐3,2 ‐2,4 ‐1,0 ‐0,7 0,9 1,3 ‐0,9 2,9 ‐1,0 0,4 0,7 ‐0,4 1,4 2,9 8,0 3,9 ‐1,6 0,8 4,2 10,0 11,3
‐5,0 ‐3,5 0,7 3,2 0,7 ‐0,7 ‐0,1 4,8 6,1 7,9 7,6 0,2 ‐0,6 3,8 4,4 ‐0,3 ‐2,3 ‐0,2 ‐1,7 ‐0,3 0,2 0,1 ‐0,3 ‐0,6 2,6 0,1 1,3 3,4 3,2 3,4 5,8 4,6 3,5 2,7 5,4 10,4 10,2 12,2 6,3 5,9 6,7 10,1 11,6 11,7
0 0 0 11 0 0 0 3 3 0 0 0 0 0 7 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 0 0 0 0 0 1 0 0 9 4 2 0 0 1 10 6 3
4 0 2 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 2 3 8 0 2 0 0 4 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
62
15/01/2011 16/01/2011 17/01/2011 18/01/2011 19/01/2011 20/01/2011 21/01/2011 22/01/2011 23/01/2011 24/01/2011 25/01/2011 26/01/2011 27/01/2011 28/01/2011 29/01/2011 30/01/2011 31/01/2011 1/02/2011 2/02/2011 3/02/2011 4/02/2011 5/02/2011 6/02/2011 7/02/2011 8/02/2011 9/02/2011 10/02/2011 11/02/2011 12/02/2011 13/02/2011 14/02/2011 15/02/2011 16/02/2011 17/02/2011 18/02/2011 19/02/2011 20/02/2011 21/02/2011 22/02/2011 23/02/2011 24/02/2011 25/02/2011 26/02/2011 27/02/2011
8,8 8,4 7,3 7,2 3,9 0,6 ‐1,9 2,1 2,9 5,2 4,6 3,6 ‐0,3 ‐3,3 ‐4,0 ‐5,6 ‐1,9 ‐3,5 0,4 3,8 5,6 7,8 9,8 7,2 2,5 ‐0,5 5,1 9,1 8,6 2,7 6,4 3,1 3,4 1,3 1,4 2,4 1,8 0,4 ‐4,2 ‐1,4 1,8 6,6 8,2 5,9
10,6 13,2 10,1 8,0 5,9 5,4 2,8 6,8 7,1 7,2 6,8 6,1 3,0 ‐1,0 1,3 0,4 ‐1,6 1,0 4,8 8,8 11,7 11,9 11,6 10,7 10,1 10,3 10,1 10,9 11,7 9,1 9,0 9,2 11,5 11,9 2,7 6,7 4,1 3,4 6,6 4,3 9,6 9,5 9,7 7,4
0 0 0 5 1 0 0 0 1 0 1 1 0 0 0 0 0 0 3 0 0 0 0 0 0 0 3 5 6 0 2 1 0 0 0 3 1 0 0 2 5 1 5 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
63
28/02/2011 1/03/2011 2/03/2011 3/03/2011 4/03/2011 5/03/2011
2,4 3,0 ‐0,4 ‐1,3 ‐1,5 ‐0,9
3,8 6,3 10,2 8,7 8,6 7,3
2 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0
Bijlage 14
Getallen in het rood aangeduid zijn geen eigen metingen.
64